DAAROM IK EN NIET EEN ANDER
AUTOBIOGRAFISCHE AANTEKENINGEN met onder meer de Spirituele Oorsprong en Zin van een Lichamelijke Beperking
door
Yves Taffin Bijgewerkte en Geactualiseerde Versie 2012 ----------------------------------------------------------------------©: 2006:2012, Eigen Ebook Uitgave
Alle informatie over de auteur en zijn activiteiten vind je op: http://www.easywebshop.com/boekenvanyvestaffin www.yvestaffin.be http://users.skynet.be/yves.taffin/ E-mail:
[email protected]
«Cultiveer wat men u verwijt, want dat is uw eigenheid.» Jean COCTEAU (°Maison-Lafitte 1889 - +Milly-La-Forêt 1963)
voor wijlen mémé Irma, geboren Irma Esmée Cornelia DURY (°Aarsele 03-04-1898 - +Poperinge 13-12-1975) ---------------------------------------------------- 2 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
INHOUD
Verantwoording 01.
Waar Alles Begon
02.
De Eerste Keuzes
03.
Vlucht Vooruit
04.
Wandelende Trein
05.
Spaghetti uit de Kraan en Ander Dierenleed
06.
Plots werd het Ernst
07.
Beroep: Piano(s)temmer
08.
Van Afrika tot in Ukkel
09.
Het Epos van de Eenentwintig Rode Rozen
10.
Het Zwarte Gat
11.
Toen werd het Lente
12.
Het Ware Verhaal omtrent Radio Zuiderlicht
13.
Het Levenslot: een Perpetuum Mobile ?
14.
Verraad
15.
Hier ons Bloed…
16.
Literatuur: dat Vreemde Land
17.
Dief in de Nacht
18.
De Barst in de Golfbreker
19.
Toch nog een baan tot…
20.
Tenslotte dit
21.
Bibliografie
---------------------------------------------------- 3 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
VERANTWOORDING
Beste lezer(es), Het is mogelijk dat je mij van ergens kent: persoonlijk of van het internet. De kans is even groot dat dat niet het geval is. Kenmerkend aan mijn persoon is dat ik van bij mijn geboorte met een visuele beperking door het leven ga, en dat ik vanuit die vrij unieke achtergrond en ervaringswereld met schrijven bezig ben. Liever dan mij aan u voor te stellen als iemand met een handicap die schrijft, profileer ik me als een auteur die een beperking heeft, maar daar niet uitsluitend over schrijft. Aan een journalist van een regionale krant die me jaren geleden de op het eerste gezicht banale vraag stelde: «Waarom schrijft u?» antwoordde ik: «In zekere zin schrijf ik omdat ik op die manier in bewustzijn op plaatsen kan komen waar ik normaal gezien niet kan komen.» Ik flapte het er zomaar uit. Pas later begreep ik de diepere betekenis van deze woorden. Want laat het inderdaad zo zijn dat ik in het dagelijkse leven niet eens een auto kan besturen, in mijn verhalen kan ik desnoods een crashend straalvliegtuig veilig aan de grond zetten. Al zoek ik het meestal niet zover. Laat echter één ding duidelijk zijn: mijn ego is niet belangrijk. Ik gebruik de gebeurtenissen uit mijn leven enkel als een soort leidraad. Trouwens, zei wijlen auteur Willem Frederik Hermans het niet ongeveer als volgt: «Wij kopen toch ook geen auto’s om achter de biografie van de constructeur te komen.» Op het ogenblik dat ik deze herziene en bijgewerkte versie van mijn boek redigeer, ben ik de vijftig een paar jaar voorbij. Ik heb een ruime ervaring achter me, maar tegelijk verwacht ik nog één en ander van het leven. ---------------------------------------------------- 4 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
Anders dan de vorige generaties is de leeftijd waarop iemand tegenwoordig Abraham heeft gezien, nog niet de tijd om langzaam uit te bollen. Er is nu eenmaal nog zoveel te doen voor ons medioren. Al was het maar omdat onze levensverwachting alsmaar blijft stijgen. Mijn ervaring nemen ze mij niet meer af. Mijn enthousiasme en ambitie zijn, ondanks de tegenslagen en teleurstellingen die ik in de loop der jaren te verwerken kreeg, gelukkig voor een deel intact gebleven. De vaak pijnlijke ervaringen hebben mij niet zozeer verbitterd, al heb ik –dat geef ik toe –- ook mijn moeilijke momenten. Maar als zelfs de Boeddha zijn slechte dagen had… Het zal u misschien verbazen, maar ik geloof niet dat wat tot nu toe in mijn leven is gebeurd, zinloos is geweest. Het is mijn stellige overtuiging dat elke ervaring dient om ons iets bij te brengen en vooral: dat ze telkens kadert in een groter geheel van gebeurtenissen waar wij hier onmogelijk de reikwijdte van kunnen begrijpen. De gebeurtenissen zijn onze gids en leermeester, en ze zijn er om van te houden, want ze maken integraal deel uit van ons zijn. Ik wil jullie dan ook in de eerste plaats deelgenoot maken van mijn verworven inzichten. Want als er iets waardevols is in dit aardse bestaan, dan is het wel DAT! Los van alles wat je hier kunt vergaren of weer kwijtspelen: geld, huizen, een mooie baan, een royaal pensioen… In het licht van de eeuwigheid heeft dat allemaal niet het minste belang. Het zijn slechts perfecte illusies, die op een bepaald moment de staat van je bewustzijn weerspiegelen. Meer niet. Mijn handicap heb ik –- zoals zovelen in mijn geval, zeker? – jarenlang te vuur en te zwaard bestreden omdat ik er maar niet mee in het reine kon komen. Ik vond het een fundamentele onrechtvaardigheid: een onredelijk kruis om torsen dat ik, gelet op mijn intelligentie en verstandelijke vermogens, zeker niet had verdiend. Mijn visuele handicap legt me nu eenmaal beperkingen op en maakt mij veel zaken ontzaglijk veel moeilijker dan de niet-gehandicapte medemens, ja, zelfs onmogelijk. Sinds enkele jaren echter heb ik, dankzij onder andere de inzichten die ik ---------------------------------------------------- 5 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
in dit boek ga trachten te ontvouwen, ingezien dat ik mijn visuele beperking niet als een straf mag beschouwen, maar eerder als een restrictie en dus in wezen een geweldige kans op spirituele groei. Al geef ik toe dat het vaak nog gebeurt dat bepaalde situaties waarin ik omwille van mijn beperking het onderspit moet delven, mij onnoemelijk veel pijn bezorgen. Maar dat soort confrontaties maken nu eenmaal deel uit van mijn specifieke leven, waarin de ermee gepaard gaande emotie het aspect blijkt waar ik het het zwaarst mee te stellen krijg. Van de andere kant: de beperkingen die iemand met een handicap ondervindt, kunnen ook gouden kansen scheppen tot uitdieping van de mogelijkheden die die persoon WEL heeft, waardoor dan weer andere aspecten zich ontwikkelen (zoals dit boek bijvoorbeeld, dat anders nooit zou zijn geschreven). Het verhaal in het Nieuwe Testament over de Talenten illustreert dat ten overvloede. Je kunt een lichamelijke handicap ook beter zien als een loutering in plaats van een straf. Een loutering als gevolg van dingen die in een ver verleden anders zijn gelopen. In mijn leven is het ook zo dat los van die visuele beperking het meeste sowieso een moeilijk proces kent, zodat je gerust kan spreken van een karmische gesteldheid. De bij de meeste mensen die met een handicap geconfronteerd worden voor de hand liggende vraag ‘WAAROM IK EN NIET EEN ANDER?’, wil ik dan ook graag omkeren in een klaar en duidelijk antwoord: ‘DAAROM IK EN NIET EEN ANDER’. Velen klinkt dit misschien vreemd in de oren, ik weet het. Maar je verzetten tegen iets dat nu eenmaal is wat het is, brengt geen zoden aan de dijk. Integendeel, zo’n gevecht vergt enorm veel van je energie en valt hoe dan ook niet te winnen. Het is ook niet dat ik een zeker fatalisme predik. Wel integendeel! Hoe wij tegen een handicap aankijken is altijd al erg tijdgebonden geweest. Tot halverwege de vorige eeuw ging men ervan uit dat iemand met een ---------------------------------------------------- 6 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
‘gebrek’ zoals dat toen heette, dit maar had te aanvaarden als een straf van God. Midden de vorige eeuw kwam de wetenschap om het hoekje kijken. Vanaf dan sprak men van de handicap als natuurverschijnsel. God werd geruisloos van het toneel afgevoerd. Nu de wetenschap stilaan de rol van de godsdienst heeft overgenomen en niet alleen allesverklarend, maar ook allesoplossend moet zijn, gaat men ook steeds meer de schuld leggen bij die wetenschap als er bij een geboorte een handicap optreedt. De oppermachtige wetenschap had alles maar moeten voorzien. Het is de schuld van de gynaecoloog die de zwangerschap begeleidde, maar ook van het koppel dat onnadenkend heeft gevreeën, van de overheid die dit of dat heeft nagelaten, noem maar op. Terwijl de ware reden en oorsprong in wezen altijd en onveranderd dezelfde blijft. Toeval, zeg je? Maar toeval, wat is dat? Kijk eens naar het woord en proef het. Het woord toeval valt uiteen in twee begrippen: ‘toe’ en ‘val’ (van het werkwoord vallen). Het valt je toe! Er is dus enkel TOE-VAL; datgene dat je als gevolg van één of andere oorzaak toe MOET vallen. Het toeval uitgelegd zoals wij dat hebben geleerd, het zogenaamde mathematische toeval, overschot van een inmiddels achterhaald Cartesiaans wereldbeeld, bestaat gewoonweg niet. En wel hierom. Het Universum is een perfect werkend systeem waarin alles op alles reageert, en waar er dus geen plaats is voor zogenaamde toevalligheden. Wie nog gelooft in ‘toeval’ op de oude manier, kan net zo goed geloven dat het Internationaal Ruimtestation I.S.S. ‘bij toeval’ in elkaar is gezet.
De auteur
---------------------------------------------------- 7 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
1. WAAR ALLES BEGON
Ik werd geboren op donderdag 29 januari 1959, rond 14u30 op de kraamafdeling van het Mariaziekenhuis te Poperinge (Zuid-Westvlaanderen). Of dat het begin was? Volgens specialisten in de esoterie is wat wij het begin noemen eigenlijk het vervolg op gebeurtenissen die eraan vooraf gingen. Dus begint dat zogenaamd vervolgend begin ergens vlak voor je incarnatie, als je gidsen je in het hiervoormaals je leven aanbieden als logisch vervolg op je voorafgaande levens. Je weet dan ook perfect waarom je dit leven en geen ander krijgt. Je kiest er bewust voor omdat je daar en daar alleen de draagwijdte van je karma kent. Els de Schepper stelt het in haar boek ‘Het heeft Zin’ voor als een soort banket waar je, al naar gelang je op dat moment bekende behoefte, een beetje van elk aspect waar je in dit leven mee te maken zult krijgen, wordt aangereikt. Je feitelijke incarnatie zou zich voltrekken tegen de tijd dat je in de baarmoeder voor het eerst beweegt en niet bij je conceptie, zoals lang is gedacht. Ik was een te vroeg geboren baby van iets meer dan zeven maand, wat er kan op wijzen dat ik om een mij nu onbekende reden hier absoluut in dit aardse leven moest zijn. Ik woog amper 2kg700. Tezelfdertijd stelde de arts in het ziekenhuis vast dat ik een ernstige lichamelijke afwijking had, die -- zo zou later blijken -- zich vooral toespitste op mijn gezichtsvermogen. Of ik nu blind, dan wel slechtziende zou zijn, dat was vlak na mijn geboorte nog niet met zekerheid te zeggen. Wie of wat schetst de ontreddering van mijn ouders, twee brave, goedmenende mensen. Vader Arthur is garagist, een vak dat hij van zijn schoonvader zo’n beetje heeft MOETEN aanleren toen hij vijf jaar eerder met mijn moeder trouwde. Van opleiding was mijn vader net als zijn vader ---------------------------------------------------- 8 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
en broers, timmermanmeubelmaker, iets wat hem af en toe nog van pas zou komen in zijn verdere leven. Dat alles daar tussen ouders, kind en schoonkind niet altijd peis en vree was, mag blijken uit het feit dat mijn ouders enkele jaren later overwogen weg te trekken uit hun provinciestad om ergens in Oost-Vlaanderen een tankstation langs de toenmalige E3-snelweg (inmiddels E40) over te nemen. Bij die gelegenheid zijn ze met hun dilemma zelfs tot bij een kaartlegster geweest. Ik was toen een kind van een jaar of twee, drie. De kaartlegster zei: «Houd het nog een tijdje vol. Vader Jérome is ernstig ziek en heeft niet lang meer te leven (wat ook vrij snel is uitgekomen). Blijf voor moeder Irma (later nog meer over deze in vele opzichten markante vrouw). Zij zal u weldra nodig hebben en zij zal u geven waar ge recht op hebt.» Tenslotte vroegen mijn ouders, bezorgd als ze waren, naar het lot dat mij, hun enig kind, te wachten stond. Het weinige wat ze er mij later over vertelden, al kan het best dat er toen meer is gezegd wat niet voor mijn oren was bestemd (niet alle weten van de overkant is bedoeld om van haar bedekking te worden ontdaan), is het volgende: «Hij zal nooit iets te kort hebben.» In moeilijke momenten heb ik mij deze woorden vaak voor de geest gehaald. Eerst dacht ik: dat is geëikte rijkdom, niets te kort hebben. Waarom komt die rijkdom dan niet? Later, rijper geworden, leken de woorden mij vooral te willen zeggen: nooit iets te kort = nooit iets te veel. Een helderziende die ik later zelf consulteerde, vertelde me dat mijn vaak terugkerend materieel probleem te maken moet hebben met spilzucht in een vorig leven, waardoor in dit leven alles wat moeilijker is gemaakt dan voor de doorsnee mens, onder andere als gevolg van mijn visuele beperking. Mijn vermoeden dat er toen bij die kaartlegster meer gezegd is, leid ik af uit het zo korte citaat. Doorgaans geven kaartleggers, astrologen en dergelijke een veel weidsere uitleg. Het kan natuurlijk ook dat de kaartlegster ---------------------------------------------------- 9 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
over bepaalde zaken wijselijk heeft gezwegen; over dingen die mijn ouders anders te veel onnodig verdriet zouden hebben bezorgd. Die kaartlegster, een zekere Maria L. moet trouwens een straffe madam zijn geweest. In twee gevallen weet ik dat ze via haar krachten gestolen geld heeft laten terugkeren naar zijn rechtmatige eigenaar. Dat doen er haar niet velen na, me dunkt.
Toen ik het levenslicht zag, waren mijn ouders al bijna vijf jaar getrouwd. Vooral mijn vader, van zeer katholieke afkomst, wilde absoluut kroost. Mijn moeder moet dat een stuk minder hebben zien zitten, ook omdat alle pogingen om zwanger te worden telkens weer faalden. Maar de katholieke moraal schreef voor dat er absoluut diende te worden gestreefd naar nageslacht. Ik heb trouwens in de nalatenschap van mijn moeder destijds nog haar ‘Kerkelijk Huwelijksboekje (voor een gelukkig gezin)’ aangetroffen. Als je dat leest! Wij kunnen daar dan nu wel om lachen, maar ik stel me voor dat er in de vorige generaties veel mensen met serieuze gewetensproblemen moeten hebben rondgelopen. De Kerk had toen nog reële macht, en ze ge- en misbruikte die ook om aan eenieder goedschiks of kwaadschiks haar wil op te leggen. Mijn ouders dus maar proberen om een kind te verwekken, en dat iedere keer weer mislukken. Mijn moeder werd wel eventjes zwanger, maar telkens ging het om zogenaamde ophopingen van slechts enkele dagen tot een paar weken. Elke keer werd de vrucht afgestoten via een laat ons zeggen natuurlijk abortusproces. Mijn ouders togen naar allerlei dokters en specialisten, die de kwestie uiteraard beschouwden vanuit de toen gangbare visie. De mens als heerser en bedwinger van de natuur, zoals ze dat in de jaren vijftig nog zo voorbeeldig in onder andere Belgisch Kongo aan het doen waren. Een specialist die consultatie hield in Kortrijk had DE oplossing: een injectie om de vrucht op te houden. Mijn moeder raakte telkens zwanger, er waren geen geboorteafwijkingen noch in haar familie, noch in die van ---------------------------------------------------- 10 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
mijn vader, dus… de natuur moest dan maar een handje worden toegestoken. Dat de natuur aan de hand van die spontane abortussen via mijn moeder haar lichaam iets aan het duidelijk maken was, kwam niet op bij die arts. Toen werd ik geboren. De natuur sprak nu via mijn lichaam. Ik zou voor de rest van mijn leven het sprekende bewijs zijn dat de natuur zich door niets of niemand laat dwingen, tenzij daar een hoge prijs voor wordt betaald. In die tijd was er van genetica nog geen sprake. De precieze oorzaak van mijn afwijking is naderhand ook nooit onderzocht –- tot wat nut, overigens. Maar te veronderstellen is dat de genen van mijn beide ouders eenvoudig niet met elkaar matchten. In plaats van de dingen nuchter te zien: jammerden mijn ouders: Waarom moet dit ons overkomen? Wat hebben wij misdaan? Niets natuurlijk, in hun brave onwetendheid hebben zij gedaan wat zij dachten dat goed was. Kan daaraan iets verkeerd zijn?
Ik heb hier later vaak over nagedacht, en ik ben onder alle voorbehoud tot een nogal gewaagde hypothese gekomen. Pas op: wat ik nu schrijf is de vrucht van een jarenlange zoektocht naar inzicht. Inzicht krijg je via goddelijke inspiratie. Het is een gunst ze te mogen ontvangen. Ik bid er alle dagen voor. En soms, heel soms, wordt mijn gebed verhoord, en valt er mij een korreltje van die goddelijke wijsheid ten deel. Mijn voorzichtige veronderstelling: zou het kunnen dat de onbewuste onwil van mijn moeder om kinderen te krijgen, er de oorzaak van werd dat de materiële realiteit zich hierin schikte, en dus (genetische storing of geen genetische storing) steeds spontane abortussen opleverde? Het is geweten dat de onbewuste wil zo sterk kan zijn, dat ze mee de fysieke realiteit bepaalt. Net zoiets als mensen die schrik hebben voor kanker, er alles tegen doen, en uiteindelijk aan kanker sterven. Al kan je je van deze laatsten afvragen of ze soms niet anticiperen op een voor---------------------------------------------------- 11 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
gevoel. Het ene is waarschijnlijk complementair aan het andere. Ik weet: het is een delicate hypothese, en echt weten zal ik het nooit. Feit is dat ik verwekt en geboren ben, en het is zoals een oud Indisch spreekwoord zegt: eens de pijl is afgeschoten, is de koers ervan niet meer te veranderen. In de tussentijd van mijn vorig leven en dit leven heb ik dit leven aanvaard. Er zullen dus echt wel gegronde redenen zijn geweest daarvoor. Reïncarnatie is voor mij niet één of andere leuke spielerei, maar echt wel een ‘gnosis’: een hoger weten, dus. Veel mensen kunnen hier niet bij en zeggen: als ik vorige levens heb geleefd, waarom weet ik daar dan nu niets meer van? Het feit dat we noch van onze vorige, noch van onze toekomstige levens iets afweten, is er in de eerste plaats om ons te beschermen, en in de tweede plaats om ons de kans te geven vanuit een onbevooroordeeld vertrekpunt onze opties op betere, humanere en liefdevollere relaties aan te grijpen. Als we hier al voor iets zijn, dan is het daarvoor. Om dingen die in het verleden zijn misgelopen op te lossen, in liefde, verdraagzaamheid, onbaatzuchtigheid, etc. Christus zegt niet voor niets: het eerste gebod is de liefde. We zijn hier niet om carrière te maken, gelijk te krijgen en er desnoods oorlog voor te voeren. Hij die het zwaard opneemt, zal immers door het zwaard vernietigd worden. Sterker: van een ander kun je nooit winnen. Je kunt enkel verliezen van jezelf. Hoe duidelijk wordt dat niet vanuit het oogpunt van de reïncarnatielogica, die inderdaad als enige leer (als je ze tenminste zo mag noemen) een duidelijk, begrijpbaar antwoord geeft op al onze levensvragen. Je reïncarneert ook steeds binnen dezelfde kring mensen, al is het vaak in een andere verhouding. Bijvoorbeeld: je kind in dit leven kan in een vorig leven je moeder zijn geweest. De tegenwoordige echtscheidingsgolf zal daar niets aan veranderen; wel integendeel. Je kunt niet weglopen van een ander, want de ander komt steeds weer naar je toe. Al wat je op die ---------------------------------------------------- 12 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
manier doet, is weglopen van jezelf. Je zult het hoe dan ook ooit eens moeten oplossen. Is het niet nu, dan in 6085 of in 23.999. Wie zal het zeggen! Waar we in oorsprong vandaan komen, de totale harmonieuze eenheid, daar moeten we terug naartoe. Dat is nu eenmaal de wet van het Universum. Dat we dit doen met meer vallen dan opstaan, laat de wereldgeschiedenis ons maar al te duidelijk zien. Iemand heeft me ooit eens gezegd dat we nu zowat op het dieptepunt van de evolutie in de materie zijn aanbeland. Dat wil zeggen: dat we met zijn allen na talloze reïncarnaties het diepst in de materie zijn weggezakt, ver verwijderd van onze spirituele oorsprong. De weg die we achter ons hebben was er één van gestage neergang: steeds meer materie, steeds minder spiritualiteit. Je laten meedrijven met de stroom gaat vanzelf. Niets is verleidelijker en makkelijker. Maar nu moeten we de weg weer omhoog, en die is uiteraard veel moeilijker. Die is kronkelig en smal. Toch moeten we die gaan. We hebben geen keus.
Zoals de meeste mensen weet ik van mijn eerste levensjaren niet veel meer dan wat er mij later over is verteld. Ik was nog maar enkele maanden oud toen ik in observatie werd genomen bij de destijds vermaarde oogarts Dr. De Jaegher in Brugge. Zijn diagnose was dezelfde als die van de artsen in Poperinge. Ik was een albino en zou heel mijn leven last hebben van slechtziendheid en overgevoeligheid van vooral de huid, wegens het ontbreken van het pigment melanine. Albinisme is een neurologische aandoening die erfelijk is en berust op het ontbreken van een enzym. In het bijzonder het Y-chromosoom is beschadigd. Een klapei van een buurvrouw -– of liever gezegd: iemand die niet beter wist -- ging ondertussen vrolijk rondbazuinen dat mijn afwijking het gevolg was van het feit dat mijn vader bij zijn werk geregeld een lasapparaat gebruikte. ---------------------------------------------------- 13 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
Mijn ouders konden hier niet om lachen. Uit mijn vroegste jeugd dateert ook een voorval waarbij ik op een onnozele manier bijna het leven liet. Ik sliep in de kamer boven de woonkamer. Omdat van babyfoons nog geen of amper sprake was in die tijd, had mijn vader een roostertje in het plafond aangebracht, waardoor via een opening in het metselwerk van de schouw, de geluiden van die kamer boven, beneden konden worden gehoord. Dat nu werd mijn redding. Ik had me op een bepaald moment op mijn buik weten te manoeuvreren, zonder dat ik al voldoende kracht in mijn armpjes had om mijn lichaam weer op te richten. Zo kwam het dat ik aan het stikken was maar gelukkig toch nog voldoende geluid kon maken om mijn vader die in de woonkamer beneden zat te alarmeren. Nog net op tijd om me via hartmassage en mond-op-mond beademing weer tot de wereld der levenden –- ik zag al blauw –- terug te halen. Het had geen haar gescheeld. Stel je voor wat er zou zijn gebeurd, hadden mijn ouders een tv of radio luid aanstaan!
Mijn eerste echte herinnering dateert van mijn derde verjaardag. Ik zie mezelf nog zitten achter een bord roze yoghurt. Ik was enig kind en zou het blijven, en wel omdat mijn moeder zonder injectie niet meer zwanger geraakte. Wel herinner ik me rond mijn drie, vier jaar dat ze nog een ernstig miskraam doormaakte, waardoor ik een tijdje bij mémé Irma, haar moeder, logeerde. Die haar man, pépé Jérome (Rom Ford, zoals ze hem in Poperinge noemden), was een rare, wat eigenzinnige man maar met het hart op de juiste plaats. Hij maakte allerlei origineel speelgoed voor mij (soms al te gevaarlijk, naar het oordeel van mijn ouders), vertelde verhaaltjes (vertellinksjes, zoals hij ze noemde) en speelde spelletjes met mij, zijn enige kleinkind. Tijdens de oorlog was pépé Jérome verzetsman. Niet dat hij treinwagons ---------------------------------------------------- 14 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
met munitie opblies of van achter een hoek lafhartig Duitse dienstplichtigen neerknalde. Nee, pépé Jérome bevoorraadde ondergedokenen, bezorgde hen rantsoenbonnen en meer van dat gevaarlijk logistiek verzetswerk. Maar hij heeft er naderhand nooit een decoratie voor opgeëist. Hij was een ECHTE weerstander in mentaliteit en in daden! Ook deed hij niet mee aan de afrekeningen gedurende de septemberdagen van ‘44, omdat hij vond dat ieder maar in eer en geweten moest beslissen wat hij voor welke partij wilde doen of niet doen. Om nog een illustratie te geven van zijn zachte, maar onverbiddelijke aard: eens kwam er tijdens de Bezetting een Duitse officier bij hem en zei: «Mijnheer, teken een blanco document, en ik bouw u een geheel nieuwe, hypermoderne garage met woning en al!» Mijn grootvader echter stuurde hem diplomatisch, maar resoluut wandelen. Het is een houding waar ik uiteraard het meeste respect voor heb. Waarmee ik niet wil zeggen dat zij die voor dergelijke druk wel bezweken, daarom met alle zonden Israëls moeten worden beladen. Net als wijlen mijn grootvader ben ik van oordeel dat elkeen dat in eer en geweten voor zichzelf moet uitmaken. Alhoewel! Na de Bevrijding, toen ten volle duidelijk werd wat het naziregime in werkelijkheid had aangericht, was het wel tijd voor enige reflexie, vind ik. Helaas hebben velen die aan de verkeerde kant stonden, dat zelfs tot op vandaag de dag nog altijd niet goed begrepen. Getuige daarvan de huidige sterke opkomst van uiterst rechts, en het gemak en de nonchalance waarmee de schanddaden van het naziregime vaak worden vergoelijkt. Dat stemt echt wel tot zorg dezer dagen!
Pépé Jérome was een groot lawaai, maar hij had een klein hartje. Hij was een vrijdenker maar geen vrijhater. Toen de kat van mijn grootouders weer eens jongen had, vroeg mijn mémé aan haar man de jongen op te ruimen. ---------------------------------------------------- 15 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
De reactie van pépé: «Irma, ik kan geen nieuwe maken, dus doe ik geen jongen dood!» En ze moest het aan haar schoonzoon vragen. Pépé, die kreeg dat niet over zijn hart. Pépé Jérome was een zachte rebel, maar ook af en toe met bravoure. Toen hij eens door de politiecommissaris was betrapt tijdens nachtelijk wildplassen, kwam deze de dag erop aan huis en zei: «Luister Jérome, als ge zegt dat ge het nooit meer zult doen, dan zal ik het proces-verbaal seponeren.» Wat dacht je dat mijn grootvader zijn reactie was? Juist, liever nog dan een knieval te maken voor die paljas, betaalde hij zijn boete.
Mijn eerste keer naar de kleuterklas was in het eerste jaar na de paasvakantie. We hadden een lieve juf, juffrouw Andrea: ongetrouwd en een jaar of dertig. Ze is me zelfs een keer thuis komen ophalen met haar wagen, een gele Panhard. Niet zoveel later kwam ze om in een dramatisch verkeersongeval. Ik herinner me nog dat me dat toen bijzonder aangreep. De tweede en derde kleuterklas waren weer erg verschillend. Ik werd ’s morgens door mijn moeder naar school gebracht -- ik zie nog altijd de witte poort naar de kleuterschool -- en kwam ’s middags meestal naar huis aan de hand van Nelly, een buurmeisje dat in een hogere klas zat. Ik deed wat van me werd verwacht, maar voelde me allerminst geassimileerd met de andere kinderen. Kwam dat doordat ik thuis enig kind was? Of speelde mijn handicap al mee? Als klein kind ben je je nauwelijks bewust van wat dat is, een handicap. Je hoort wel zeggen dat je niet bent als de andere kinderen, maar wat betekent dat voor een kleuter van drie, vier jaar? Op de speelplaats had ik weinig vriendjes. Tot in de derde kleuterklas liep ik het liefst nog rondjes achter de surveillerende non, die -– vanwege de grote kap die ze droeg –- lange tijd niets in de gaten had. Tot ze zich eens enkele keren kort na elkaar omdraaide. ---------------------------------------------------- 16 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
Ze gaf me een standje en zei dat ik met de andere kindjes moest spelen en meer van die goedbedoelde raad. Ik liet het over me heen gaan, probeerde te doen wat ze me opdroeg, maar van harte ging het niet. Uit die tijd dateert ook een voorval dat mijn schijnbaar aangeboren afkeer voor geweld illustreert. Een kleine rosse belhamel, een dominant, dom, lastig kind en altijd haantje de voorste, was -– ik geloof dat het in de tweede kleuterklas was –- een gevecht aangegaan met een andere kleuter. Hoewel ik er niet bij betrokken was, had ik de twee van zeer dichtbij ZIEN vechten: het leek een gevecht op leven en dood. Dit had zo’n indruk op me gemaakt dat ik de volgende dag absoluut niet naar school wilde, allicht in een poging geweld te ontwijken. Maar de eerste keer dat ik echt werd geconfronteerd met mijn handicap, was toen er op de grote markt te Poperinge een poppenkast neerstreek. Ik ging er heen met mémé Irma, maar kon van het hele spektakel geen jota zien, en dat omdat we nogal ver achter in de zonovergoten menigte stonden. Dat voorval is me bijgebleven, omdat het zondermeer de eerste keer was dat ik mijn handicap VOELDE als een gemis, en ook de uitsluiting die er het gevolg van was. Van zeer jongs af aan moest ik ook een donkere bril dragen. Het feit wilde dat ik tijdens mijn veelvuldige doktersbezoeken de eerste maanden van mijn leven, een jeugdtrauma moet hebben opgelopen voor mensen in witte jassen. De opticien die me de donkere brillen aanpaste, moest eerst zijn witte jas wegbergen, voor hij wat met mij kon aanvangen.
Het laatste jaar van de kleuterklas was zeer zeker het aangenaamste. We zaten bij een uiterst actief en gedreven nonnetje: Zuster Hélène. Zij was moederlijk bezorgd om ons, zeer inventief en handvaardig bezig, zodat we ons geen ogenblik verveelden. Ze kon vertellen als geen ander en was altijd in de weer voor haar pupillen. Enkele jaren later ging ze met pensioen, en tot eind de jaren zeventig kwam ik haar nog af en toe tegen op straat. Jammer genoeg is ze dan wat verward geworden, waardoor ze ---------------------------------------------------- 17 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
haar levensavond in dementie heeft moeten doorbrengen. Arme zuster Hélène, heb ik vaak gedacht, want mijn hart brak bij de gedachte. Van de andere kant: is het voor veel mensen juist geen zegen dat ze zich, eens oud geworden, weer kunnen terugtrekken in volstrekte kinderlijkheid, alvorens zich van geen problemen meer bewust, vreedzaam te kunnen overgaan naar de andere wereld waar inmiddels reikhalzend op hun komst is gewacht? Ik troost mij met de gedachte dat dat voor Zuster Hélène allicht het geval is geweest.
---------------------------------------------------- 18 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
2. DE EERSTE KEUZES
De volgende stap in mijn jonge leven vond plaats toen ik in september 1965 naar het eerste leerjaar van het St.-Stannislascollege (later herdoopt tot Sint-Janscollege) te Poperinge trok. Het college, dat was de grote school. Tegelijk kwam nu ook mijn visueel probleem echt aan de orde. Ik was niet dom, zelfs bepaald intelligent en begaafd, maar er moesten aanpassingen gebeuren, wilde ik kunnen volgen in een klas met allemaal ziende kinderen. Tegenwoordig verloopt dat allemaal meer gestroomlijnd wanneer gehandicapte kinderen in een normale school terechtkomen. Destijds was de aanpak meer een kwestie van bereidheid en goede wil van de directie en het onderwijzend personeel. Daar had ik gedurende de vier jaar die ik op dat college school liep, gemiddeld genomen niet echt over te klagen, moet ik zeggen. Okay, er zijn wel eens problemen geweest, bijvoorbeeld met de onderwijzer van de derde klas, die op een bepaald moment obstinaat weigerde nog iets extra voor mij te doen. Toen echter puntje bij paaltje kwam, bleek dat het probleem niet bij mij lag, maar bij de man zelf, die in een emotionele crisis verkeerde, nadat zijn verloofde hem vlak daarvoor de bons had gegeven. Als acht-, negenjarig kind kun je een dergelijke situatie uiteraard niet inschatten. Je denkt dat jou schuld treft, terwijl je drommels goed weet dat je niets hebt gedaan waarvoor je zo’n straf verdient. Want dat is het voor je op dat moment: een vernederende straf. Vandaar dat ik toen erg kwaad op die man ben geweest. Ondertussen echter weet ik wat het is als alles je tegenzit en het erop lijkt of de hele wereld een complot tegen je heeft gesmeed. Die man was toen begin twintig, pril en onervaren, en waarschijnlijk betrof het nog eens zijn eerste echte liefde die hem ontglipte. Wist hij veel hoe hij daarmee om moest. ---------------------------------------------------- 19 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
Kwam daar nog bij zijn taak als onderwijzer. Dertig leerlingen in de klas en dan nog eentje die… Enfin, meester van destijds: als je dit leest, wees gerust, ik heb je al heel lang geleden vergeven. En… laat je dit een troost zijn, dat incident heeft ongewild de kiem gelegd voor de volgende, nog meer ingrijpende verandering in mijn jonge leven.
Zoals gezegd, waren er aanpassingen nodig om mij te kunnen laten volgen in dat St.-Stannislascollege. Dus liet de directie een speciale schoolbank construeren. Eentje waarmee ik mij vrij tussen de eerste rij andere schoolbanken en het bord kon bewegen. Ik maakte nu ook kennis met een vergrootglas. Gemiddeld waren we met vijfentwintig, dertig leerlingen in een klas. Ieder schooljaar telde een A- en een B-klas. Maar niettegenstaande dat werd er meestal voldoende rekening gehouden met mijn noden. Ik had ook het geluk dat ik een vlijtige leerling was, snel van aannemen, en omdat in de lagere klassen lessen leren nog niet echt aan de orde was, kon ik zonder veel moeite volgen. Ze moesten mij geen twee, drie keer iets uitleggen. Ik snapte het van de eerste keer ook wel.
In de loop van het tweede leerjaar werd grootvader van vaders kant ongeneeslijk ziek. Hoewel ik met die kant van de familie minder contact had –- ze woonden iets verder uit de buurt dan de ondertussen weduwe geworden mémé Irma, en er waren meerdere kleinkinderen –- toch greep het me aan, omdat ik een paar jaar eerder de dood al van zeer dichtbij had meegemaakt, toen pépé Jérome in het voorjaar van 1964 overleed. Grootvader Maurice van zijn kant was lange tijd bedlegerig -– ongeveer een jaar, als ik me goed herinner -– en werd thuis verzorgd. Omdat ze aan vaders kant met zeven kinderen waren, werd er een beurtrol ingesteld waarop de broers en zussen ’s nachts gingen waken bij hun vader. Eén keer in de week bracht mijn vader dus de nacht bij zijn zieke vader door. ’s Morgens aan de ontbijttafel hoorde ik dan de verhalen die hij daar ---------------------------------------------------- 20 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
vandaan mee bracht. Het moeten ten andere heel intense gesprekken zijn geweest die daar bij nacht werden gevoerd. Ik denk dat zowel mijn vader als zijn vader er heel veel aan hebben gehad, ondanks de ziekte van mijn grootvader. Uiteindelijk werd hij niet beter en stierf net als pépé Jérome. Wat ik daar als kind bij gedacht en gevoeld heb, weet ik niet meer precies. Maar het ging me toch erg vlug. Kwam daar nog bij dat pépé Maurice mijn dooppeter was, en die was ik nu amper acht jaar oud, al kwijt.
* * *
In het meer dan voortreffelijke boek van Barbara Sher: Keuzes maken in je leven, schrijft ze dat het opvalt hoe de eerste keuzes in je leven doorgaans die van je ouders zijn. Slechts weinig kinderen komen uit onder die suggestie, en het is vaak pas op latere leeftijd dat je erachter komt. Zo ging het inderdaad ook bij mij. Omdat mijn vader door zijn huwelijk en zijn omscholing tot automecanicien onder andere ook een semi-professionele carrière als muzikant had laten staan, vestigden mijn ouders wat dat betreft onbewust hun hoop op mij, hun enig kind. Daarbij, de familie van mijn vader WAS zondermeer muzikaal, enfin, amateur-muzikaal dan toch. Mijn vader was een niet onbegaafd trompettist en ook met een accordeon kon hij aardig overweg. Dus werd er beslist dat ik muziek zou leren. Als kind was ik hierdoor uitermate geflatteerd. We spreken over de jaren zestig, de televisie was net zijn pionierstijd ontgroeid. Wat mij aan indrukken over muzikanten via het kleine scherm werd geopenbaard, kon tellen voor een kind van mijn leeftijd. Vooral het optreden van iets als het toentertijd erg populaire orkest van Francis Bay, impressioneerde mij mateloos. Stel je voor dat ik DAT zou bereiken! Het leek me inderdaad een bijzonder interessante roeping, en ik gebruik het woord ‘roeping’ hier in zijn zuiverste betekenis. Er liepen destijds programma’s als Tienerklanken en Canzonissima, het ---------------------------------------------------- 21 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
selectieprogramma voor het Eurovisie Songfestival, met telkens een heel geanimeerde jury. Het waren dus niet zomaar wat optredens, er werd ook toelichting gegeven bij die muziek. Niet moeilijk dat muziek heel veel jongeren beroert. Het geeft je als aankomend mens de mogelijkheid om op een podium te staan en je te onderscheiden van de massa. Kijk maar eens wat een impact vandaag de dag programma’s als Idool, Star Academy en Eurosong for Kids hebben op de massa. Muziek is universeel, dat in tegenstelling tot bijvoorbeeld literatuur. Overigens, welke Vlaamse zanger of muzikant droomt er niet heimelijk van om internationaal door te breken! Naast het feit dat ik dus geïntrigeerd was door muziek, wist ik vrijwel meteen welk instrument ik wilde bespelen: de piano. Maar daarvoor moet je natuurlijk eerst noten kunnen lezen. Met dat doel volgde ik vanaf mijn negende notenleer aan de plaatselijke muziekschool. Die leeftijd betekende voor mij het vierde studiejaar. Als gevolg van de problemen die gerezen waren in het derde leerjaar, was dit meteen ook het laatste jaar dat ik school zou lopen aan het Sint-Stannislascollege te Poperinge. Mijn ouders waren namelijk tot het besluit gekomen dat het tijd was voor een andere schoolomgeving. Ik mocht dan wel nog steeds goede cijfers halen (ik had altijd om en bij de negentig procent) en mits aanpassing mee kunnen, wat moest dat worden naar de toekomst toe! Mijn vader was garagist. Met mijn handicap was het uitgesloten dat ik later zijn beroepsbezigheid zou overnemen. En muziek? Alles goed en wel, maar was daar wel een serieuze boterham mee te verdienen? Nu, meer dan ooit, nu ik zelf in het volle leven sta, kan ik mij een voorstelling maken van de zorgen en de stress die mijn ouders rond deze problematiek moeten hebben gehad. Bovendien waren de onderwijs- en andere mogelijkheden voor visueel gehandicapten in die tijd zeker niet wat ze nu zijn. Daar kwam nog bij dat Poperinge in een dunbevolkte uithoek van het land lag, stiefmoederlijk ---------------------------------------------------- 22 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
van openbaar vervoer was voorzien, en dat de dichtst bijzijnde aangepaste school zich in Brugge –- op minstens twee uur openbaar vervoerreizen -- bevond. Nu wilde het zogenaamde toeval dat iemand van onze buren een familielid had dat in de politiek zat, wijlen BSP-Senator Armand De Rore uit Waregem. Deze joviale man die bij onze buren geregeld op familiebezoek kwam, wist mijn ouders te vertellen dat er in Brussel ook zo’n ‘speciale school’ was, en dat die –- in tegenstelling tot Brugge -– misschien wel interessanter kon zijn. Brussel was immers de hoofdstad en de ministeries… De idee om mij vanaf het volgende schooljaar naar Brussel te sturen, kwam mij eerlijk gezegd niet helemaal ongenegen. Hoewel… wist ik als tienjarig jongetje welke impact die verpotting op mij zou hebben! Het was meer uit een soort van vluchtdrang dat ik niet meteen neen zei. Buiten een paar vriendjes en wat herinneringen liet ik niet veel achter op het St-Stannislascollege. Ook was ik nog niet vergeten hoe ik een paar jaar eerder bij mijn dagelijkse tocht naar huis langs een afgezonderde kerkwegel geregeld werd opgewacht door een paar belhamels van de staatsschool, die er plezier in schepten mij verbaal en fysiek te bedreigen. Gewoon pestkoppen, dus. Toen dat op een bepaald moment de spuigaten uitliep, is mijn moeder zich eens tegen het einde van de schooldag verdekt gaan opstellen. Op het moment van de confrontatie sprong zij tevoorschijn, greep de grootste lobbes van het gezelschap bij zijn revers en gaf hem zijn vet, waarna ik niet meer werd lastiggevallen.
Ik heb mij later vaak afgevraagd of mijn overstap naar dat internaat in Sint-Lambrechts-Woluwe (Brussel) wel zo’n goede beslissing is geweest. Immers, het was niet eens mijn beslissing, maar net als die om muziek te studeren, één die door mijn ouders was genomen. Om mijn bestwil! Uiteraard! De vraag blijft echter wat er van mij zou zijn geworden (of niet geworden) als ik toen niet naar het Koninklijk Instituut in Sint---------------------------------------------------- 23 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
Lambrechts-Woluwe zou zijn gegaan. Het antwoord op deze vraag zal ik wel nooit weten. Allicht was het op dat moment de minst slechte en wellicht enig mogelijke beslissing. Er zijn er die beweren dat ons hele leven sowieso is vooruitgestippeld, en dat we alleen maar DENKEN dat we vrijheid van keuze hebben. Of zoals Carl Jung ergens zegt: «De vrije wil is de gave om met genoegen te doen wat je moet doen.» Ik weet niet goed wat ik hiervan moet denken. Al geloof ik nu ook weer niet dat we als mens VOLLEDIGE vrijheid hebben. We zitten tenslotte elk met ons eigen verleden, onze genen en… de dingen die we uit vorige levens meetorsen: ons karma. Ik veronderstel dat je een beperkte keuze hebt, maar dat de grote gebeurtenissen in je leven inderdaad onontwijkbaar zijn. Zo heb ik trouwens recent ontdekt dat volgens de numerologie, de meeste ingrijpende veranderingen in mijn leven zich voordeden in de zogenaamde éénjaren. Dat zijn de jaartallen die samengeteld met je geboortedag en maand tot een één te herleiden zijn. Geloof het of niet, maar 1969 was zo’n éénjaar voor mij. Wat ik ook met zekerheid weet is dat als je tracht je lot te ontlopen, je in een nog slechtere situatie terecht kunt komen. Het enige wat je in alle omstandigheden volgen moet, dat is je gevoel. Als je er een slecht voorgevoel bij hebt, laat het dan, los van alle verstandelijke overwegingen. Hoewel… een enkele keer (maar dat zijn uitzonderingen!) maak je de juiste keus door nu net dat voorgevoel te negeren, omdat aan de slechte kant van je lot, er een golden opportunity kan vastzitten om je taak in dit leven uit te voeren en misschien wel versneld karma af te lossen of tot spirituele groei te komen, zo je wilt. «Tenslotte,» schrijft Els De Schepper in haar eerder geciteerd boek: «krijg je nooit een zwaarder kruis dan je dragen kan». Ik weet: dit klinkt nogal cru, maar is het dat? Het lijkt me gewoon een andere manier om de situaties in je leven te benaderen. Echt een kwestie van perceptie dus. ---------------------------------------------------- 24 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
3. VLUCHT VOORUIT
Onder meer doordat ik enig kind was, ben ik opgegroeid tussen vrijwel uitsluitend grote mensen. Van jongs af aan had ik dan ook de praat van een volwassene, en klanten die bij ons over de vloer kwamen, hoorden mij gaarne resoneren. «Gij zijt ne slimme,» zeiden de mensen tegen mij. En tegen mijn ouders: «Hij zou eigenlijk advocaat moeten worden!» Ik wist niet eens wat dat precies was een advocaat. En… hoe word je advocaat als slechtziende? Om nog maar te zwijgen van een ander vrij beroep! Er is voor zover ik weet in België welgeteld ooit één blinde notaris geweest. Daarbij zijn er ook evenveel blinde advocaten! Misschien herinner je je de commotie een aantal jaren gelden toen een blinde jurist geweigerd werd om deel te nemen aan het examen voor auditeur bij de Raad van State, omdat hij zogenaamd in de onmogelijkheid was om deel te nemen aan het examen. Hoewel blinden en slechtzienden de dag van vandaag veel meer mogelijkheden hebben dan mijn lotgenoten en ik in de jaren zestig en zeventig, toch zie je daar op de werkvloer niet zo gek veel resultaten van. Zeker, een enkele visueel gehandicapte slaagt erin om door te stoten in het beroepsleven. Maar dan moet hij of zij bijzonder sterk in zijn/haar schoenen staan, en het is ook maar mogelijk met heel veel steun en goodwill uit zijn of haar omgeving en/of het betreffende milieu. Als je die om wat voor reden dan ook moet ontberen, dan kun je het door de band genomen wel schudden, vrees ik. Lees in dat verband het boek van Geertje De Ceuleneer ‘Ontmoetingen in het donker’, inzonderheid de laatste hoofdstukken. Of er op die manier niet onnoemelijk veel talent verloren gaat? Vanzelf---------------------------------------------------- 25 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
sprekend. Maar die vraag komt amper aan de orde in onze competitieve prestatiemaatschappij, waar alles in hoofdzaak draait om geld, persoonlijke netwerken en uiterlijke waarden. In dat plaatje past een blinde of slechtziende nu eenmaal heel slecht. Dat terwijl steun één van de belangrijkste wetten van het Universum is. Zonder dat kan iets niet groeien en tot wasdom komen. Enkel wanneer het volledige, onvoorwaardelijke steun krijgt, lukt het. Wij mensen hier in het Westen zijn daar niet erg in bedreven. We staan altijd klaar met kritiek en jamaars, terwijl we in wezen zelf ook alleen maar kunnen groeien als we de steun van anderen krijgen. Iemand steunen in zijn of haar doelen voelt ook altijd aan als een positieve energie (lees: liefde). Terwijl ons tegen iets verzetten, ons altijd een slecht gevoel geeft (lees: verzet). Liefde en verzet zijn ook de twee enige echte emoties. Sterker: het laatste is in wezen niets anders dan de blokkade van het eerste, zodat je rustig kan stellen dat er maar één echt en waarachtig gevoel bestaat: namelijk de liefde die wij uiten op zoveel verschillende manieren. Alles wat daar niet aan beantwoordt, bezorgt ons een oncomfortabel gevoel en blokkeert de liefde voor onszelf en voor de anderen, wat in wezen precies hetzelfde is. Controleer gewoon even bij jezelf hoe het voelt. Je hebt geen psychiater nodig, je bent je eigen psychiater. Iemand steunen in zijn of haar doelen hoeft niet eens in te houden dat je het met die persoon eens bent. Of zoals Voltaire ooit moet gezegd hebben: «Ik verafschuw uw mening, maar ik zal alles doen opdat u ze zou kunnen uiten.» Maar opgelet: er is één groot gevaar. Via je verzet kun je ook ongewild het omgekeerde bereiken van wat je beoogt. Je verzetten tegen iets houdt immers in dat je ongewild energie stopt in dat wat je niet wilt. Nog één van de belangrijke wetten van het Universum luidt dat waar je energie in stopt, ook groeit. Zo komt het dat nog nooit één actie tegen iets, op zich tot het gewilde ---------------------------------------------------- 26 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
resultaat heeft geleid. Vandaar dat alle betogingen, acties en zo meer, alleen maar leiden tot meer van wat men niet wil. Het Universum herkent nu eenmaal geen termen als ‘niet’ en ‘tegen’. Als jij gaat demonstreren tegen bijvoorbeeld de rassenhaat en het fascisme, waar stop je dan energie in? In de rassenhaat en het fascisme, want uit de slogan ‘Geen Rassenhaat’ en ‘Stop het fascisme’ verstaat het Universum alleen maar ‘rassenhaat’ en ‘fascisme’, en rassenhaat en fascisme zal zijn wat je krijgt. Het lijkt een controverse, maar het is zo simpel als pompwater. Als je even de wetmatigheden van de fysieke wereld gaat toepassen in de mentale wereld, dan begrijp je dat als je thee in een kopje schenkt je automatisch meer thee in het kopje krijgt. Als niet-thee in de materiële wereld niet bestaat, waarom zou een negatief begrip in de mentale wereld dan wel bestaan, als je weet dat de wetten van het Universum op alle niveaus (materie en geest) exact en onveranderlijk dezelfde zijn. Er moeten dus duidelijk andere wegen worden bewandeld om te verhinderen wat we niet willen.
Als kind was ik erg gevoelig, op het sentimentele af. Als er problemen waren op school, en ik reageerde daarop op mijn geëigende manier, dan luidde het steevast dat ik een overgevoelig kind (nu zou men zeggen een hooggevoelig kind) was. Maar als enig kind met zelden of nooit echte vriendjes, voel je je gauw alleen en gepasseerd. Je krijgt geen steun, omdat de grote mensen je niet willen of kunnen begrijpen. Dan is het ook niet verwonderlijk dat je je gaat afzonderen en je tenslotte vlucht in een fantasiewereld. Een tijdlang was ik bevriend met mijn overbuurmeisje, Viviane. Zij was bijna twee jaar ouder dan ik, en ook enig kind. Ik leerde haar kennen tijdens de kerstvakantie van het schooljaar vóór ik naar Brussel vertrok. Het had gesneeuwd en de straten lagen helemaal wit. Er was bijna geen verkeer, de kinderen uit de hele buurt kwamen buiten met sledes en er werden sneeuwmannen gemaakt. Viviane en ik praatten met elkaar en ---------------------------------------------------- 27 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
bleven elkaar daarna vaker zien. Omdat er in ons huis nu eenmaal meer plaats was dan in de kleine werkmanswoning die Viviane met haar ouders betrok, kwam zij meestal naar mij toe om te spelen. In de zomervakantie speelden we in de tuin, waar mijn vader een afgedankte kampeertent had opgesteld. Onze tuin lag eigenlijk ideaal: verscholen achter de werkplaats van mijn vader, en totaal aan het zicht onttrokken vanuit het huis. Was ik een beetje meer bij de pinken geweest toen, ik had er best van kunnen profiteren. Want ouderlijke controle hadden we daar niet te vrezen in die tent. Maar eerlijk gezegd wist ik toen nog van toeten noch blazen. Ik herinner me een voorval dat er -– achteraf gezien –- meer dan duidelijk op wijst dat zij wel degelijk meer verwachtte. Maar ik onnozelaar begreep de hint niet. Zo kwam het, denk ik, dat Viviane daarna vrij snel haar interesse in mij verloor, en me verder maar alleen liet zitten dromen in mijn tent. Ik weet nog goed dat ik er het hart van in was. Ik snapte gewoon niet waar het om draaide. In mijn grenzeloze naïviteit ging ik ervan uit dat liefde tussen man en vrouw iets vanzelfsprekends was, zoals ik merendeel van de uitgebluste volwassen mensen om me heen met elkaar zag omgaan. Kortom, een verstandszaak waarin geen plaats was voor geflikflooi en vuile manieren, zoals intimiteiten in die tijd nog neerbuigend werden genoemd. Zelf had ik trouwens voor mijn twaalfde ook nog geen aandrang tot wat dan ook. Dus, de manier waarop kindjes werden verwekt, ik had daar wel over gehoord, maar mijn Lego, elektrische trein en soldaatjes interesseerden me meer op die leeftijd. Ik dacht dat kindjes verwekken gewoon iets was wat volwassenen volgens afspraak regelden. Zoiets als: zullen we morgen eens de vitrage afnemen? Of dat de kindjes gewoon kwamen al naargelang Gods wil. Verre van dat ik daarbij dacht aan passie, geilheid of hartstocht. Want waren dat geen zaken voor onevenwichtige vieze tiesten? Om maar te zeggen wat een negatieve connotatie rond het vleselijke nog hing in die tijd! ---------------------------------------------------- 28 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
Kort na dit voorval verhuisden Viviane haar ouders naar de andere kant van de gemeente en papte mijn ex-buurmeisje aan met een ouder lief, dat de daaropvolgende jaren nogal eens werd ingeruild voor een ander exemplaar. Wat er van haar is geworden, en of ze gelukkig werd? Ik zou het bij God niet weten. Ik hoop alvast voor haar het beste.
Even terug naar de vakantie van 1969. Of liever: naar een week of wat ervoor. Nu de teerling was geworpen, werd er bij ons thuis besloten eens een kijkje te gaan nemen in dat internaat in Sint-Lambrechts Woluwe: dit op één van de laatste zondagen van juni. Bedoeling was dat ik dan zelf zou beslissen of ik al dan niet de stap wilde zetten. Wat ik daar in Brussel te zien kreeg, was zo overweldigend dat ik het niet zou hebben aangedurfd om te fulmineren, terwijl anderzijds mijn hart nu al schreeuwde van het te verwachten heimwee. De druk was gigantisch en ik voelde me als erdoor opgezogen. De zaken werden daar ook bijzonder mooi voorgesteld. En… er was -godbetert –- een heuse muziekafdeling waar als hoofdsinstrument, jawel piano werd onderwezen. Tot zover de mooie kant van de medaille. Verschrikkelijk voor mij was dat ik als tienjarig kind plots bijna zo goed als voor mezelf zou moeten instaan, aangezien ik ’s avonds uiteraard niet naar huis kon. Een hele week op internaat, het leek me onoverkomelijk! En wel omdat ik zoiets nog nooit in mijn hele korte leventje had meegemaakt! Dit buiten een enkele keer -– ik moet een jaar of vijf, zes zijn geweest -– toen mijn ouders me voor een paar dagen meegaven met een bevriend koppel van rond het Tieltse, die zelf twee oudere zonen hadden. Maar ik was er ontroostbaar, en de volgende dag al na het middageten moest de echtgenoot me weer naar huis rijden.
Mijn kinderhart zou hier breken, dat wist ik zeker. Niet dat ik een flauwerik was, want dat wilde ik niet gehoord hebben. Ik was gewoon te gevoelig voor zo’n plotse overstap. Ook het naderhand constant heen en ---------------------------------------------------- 29 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
weer worden geslingerd tussen twee zo enorm van elkaar verschillende werelden, lag mij hoegenaamd niet en zou mij ook nooit liggen. Het is zoals Wannes Van de Velde het in het boek ‘Captain Desaster’ heeft over Ferre Gregnards barst in zijn ziel. Wel, een dergelijke barst in mijn ziel heb ik daar toen opgelopen. Het is iets dat me voor de rest van mijn leven heeft getekend. Ik heb vanaf toen trouwens altijd wel in één of andere vorm van dualiteit geleefd. Telkens waren het andere omstandigheden, maar het gevoel was altijd hetzelfde. Volgens iemand die onder andere persoonsnamen analyseert, komt dit door het symbool van de eerste letter van mijn voornaam, namelijk de ‘Y’. Die zou duiden op een steeds weerkerende tweespalt in mijn ziel. Zou ik dan in de toekomst mijn voornaam beter schrijven met een ‘I’? Als ik wist dat dat zou helpen!
Aan het begin van de zomervakantie stond het definitief vast: in september zou ik naar Woluwe vertrekken. Maar september was nog veraf. Ik was absoluut van plan elke vakantiedag tot de laatste druppel uit te persen. Aan het nieuwe schooljaar wilde ik nog lang niet denken. Zoals het echter zo vaak gaat met dingen die je niet wil, ze komen maar al te snel op je af. Voor ik het goed en wel wist, was het 1 september.
---------------------------------------------------- 30 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
4. WANDELENDE TREIN
Die eerste september arriveerde ik pas laat in de middag op het blindeninstituut. Ik werd er pardoes de klas in gedropt, midden de les geschiedenis. Snel kwam ik erachter dat ik hier nagenoeg de enige West-Vlaamse leerling was. Kennelijk zaten de anderen allemaal in Brugge. Er liep hier nog wel een West-Vlaming rond: een wat slungelige jongen met een lichte mentale handicap. Met hem als enig voorbeeld gingen zowel leerlingen als personeel er hier gemakkelijkheidhalve van uit dat uit die hoek van het land niet veel goeds kon komen. Niettemin zaten er tussen hen toch ook enkelen die hun (verloochende?) wortels in West-Vlaanderen hadden, bleek later.
Overigens, de algemene miskenning van West-Vlamingen is bijzonder misplaatst en dom. Ik weet het, een tv-reeks als ‘Het Goddelijke Monster’ doet er zelfs vandaag de dag nog altijd geen goed aan. Zeker, er lopen zo’n mensen (of moet ik zeggen karikaturen?) rond in West-Vlaanderen: dom, arrogant, zelfingenomen. Maar ga eens naar Brussel, Gent of Antwerpen! Mensen zijn mensen, of het nu Israëli, Chinezen, Krimtartaren of Japanners zijn! West-Vlaams is zondermeer het mooiste en zuiverste Vlaamse dialect, en wel omdat het nog het dichtste aanleunt bij het oorspronkelijke Diets. Dat komt doordat het –- en dat hebben we nota bene te danken aan de dam die de Contrareformatie heeft opgeworpen –- gespaard bleef van de Hollandse invloed die het diftongeren in onze taal heeft gebracht. Wist je dat wij, historische Vlamingen, gedurende de Middeleeuwen het grootste heersende volk op aarde waren, en dat Diets –- in tegenstelling tot wat vaak uit onwetendheid wordt beweerd -– toen de diplomatentaal ---------------------------------------------------- 31 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
was? Pas midden de zeventiende eeuw verloor het historische Vlaanderen definitief zijn autonome status. En de factuur van die eeuwen vrijheid is ons naderhand vrijwel doorlopend gepresenteerd, tot en met de repressie na Wereldoorlog II. Ik citeer hier vrij naar… niet één of andere retorische, dweepzieke flamingant, maar naar Jef Geraerts, een auteur die je bezwaarlijk van uiterst rechtse sympathieën kunt verdenken. Het staat min of meer zo verwoord in de achtste brief in zijn ‘Tien Brieven rondom Liefde en Dood’ uit 1975. Een stukje letterlijk citaat: «Men neemt wraak op ons omdat wij eeuwenlang de macht op dit continent hebben uitgeoefend, maar de laatste weddenschap hebben wij verloren en er is niets meer aan te doen, wij zullen het moeten afleggen, zij geven ons ervan langs met welvaart en producten, wij moeten onze geest afstaan.» Ja, beste lezers(es), is dat niet het ergste wat een volk kan overkomen, dat het zijn geest moet afstaan? Trouwens, het historische Vlaanderen, wat schiet daar eigenlijk van over? Men heeft ons Zeeuws-Vlaanderen ontnomen, Frans-Vlaanderen is door de Fransen (die er niets mee doen dan het op alle mogelijke manieren uitpersen en bezoedelen) geannexeerd, en in ruil kregen we er een stuk van Brabant en van het Prinsbisdom Luik bij. Zwijgen we dan nog van de oorspronkelijk Vlaamse gebieden Henegouwen en Namen! Neen, beste vrienden, de jas die het Vlaanderen dat zich dezer dagen min of meer autonoom waant nu is, past ons echte Vlamingen bijzonder slecht; te kort vanonder en van boven, en te breed naar rechts uitgesmeerd. Op uitzondering van misschien de Koerden zijn wij Vlamingen wellicht het meest vernederde en het meest ontzielde volk. Men heeft onze eigenheid afgekocht met materiële welvaart, maar zeker niet met welzijn! We hebben zelfs geen recht meer op onze eigen cultuur, want alles dient tegenwoordig multicultureel te zijn. Toen midden jaren tachtig wijlen Hugo Schiltz in een Humo-interview erop wees dat wij in tegenstelling tot «de Ieren, die pummels» zelfs nooit een revolutie die naam waardig hebben gehad, zette dat veel kwaad bloed. ---------------------------------------------------- 32 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
Maar het is wel een feit waar niet omheen te laveren valt! Gedurende de twee wereldoorlogen is er door de Vlaamse beweging massaal gecollaboreerd, zowel politiek als militair, dit met het doel de eigen autonomie te heroveren. Tot twee keer toe was van in het begin duidelijk dat de Duitsers met hun zogenaamde flamenpolitik niets anders beoogden dan onvoorwaardelijke Vlaamse onderwerping. Het activisme (WOI) en de collaboratie (WOII) waren dan ook telkens misrekeningen die de Vlaamse beweging met recht en rede uiterst duur te staan zijn gekomen.
Behalve onderwijzers had je in zo’n internaat ook opvoeders. De respectieve leefgroepen waren uitsluitend ingedeeld op basis van leeftijd, waardoor wij (vandaag ondenkbaar) met zowel Walen als Vlamingen in eenzelfde groep terecht kwamen. De eerste weken waren voor mij een echte beproeving; in de eerste plaats emotioneel. Ik voelde mij ontheemd en ik had de grootste moeite om me aan te passen. Ik liet mijn ontreddering echter zo min mogelijk blijken. Ik wilde flink zijn en geen klein kind worden gevonden. Ik had het college in Poperinge achter mij gelaten zonder daar ook maar iemand over in te lichten. Mijn ouders hadden me dat op het hart gedrukt, omdat ze vreesden dat ik anders pas helemaal geviseerd zou worden. Dus veronderstelde ik, terugdenkend aan mijn weinige vriendjes, dat ze me daar nu wel enorm zouden missen. Terwijl er waarschijnlijk in werkelijkheid geen hond om me gemaald zal hebben. Er zal er wel eentje vreemd hebben opgekeken dat die met zijn speciaal bankske er niet meer bij was dit schooljaar, maar voor de rest… Zo gaat dat in het leven. Uit het oog is uit het hart. Als we weten dat iemand ons gaat verlaten, zijn we steevast vol goede voornemens om contact te houden. Maar wat komt daar in werkelijkheid van? Dat het geen slechte wil is, herken je aan die keren dat je zelf dure eden zwoer! Met slechts één jongen uit mijn klas in Poperinge heb ik daarna nog contact gehad. Het ging dan nog om iemand waar ik het niet van ---------------------------------------------------- 33 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
verwacht had. Dat is naar mijn gevoel ook de essentie van het leven. De dingen waarvan je het meeste verwacht, werken meestal niet, terwijl die waar je het minste op hebt ingezet dikwijls resultaten geven waar je versteld van staat. Het laatste zinnige dat ik hierover de laatste maanden gelezen heb, was van iemand die in een thriller, niet eens een literair meesterwerk schreef: «Verwacht in het leven steeds het onverwachte.»
Tegen het eind van de week kon ik gelukkig beginnen aan mijn pianolessen, wat de eerste tijd wel niet van een leien dakje liep. Na enkele maanden stond ik zelfs op het punt ermee te kappen. Echter, een paar weken daarop viel alles dan toch langzaam in de plooien. Ook hier weer zal het wel een kwestie van aanpassing zijn geweest. Het voordeel van zo’n internaat was dat er voor alles een vast uur en tijdstip was, waardoor je op de één of andere manier tot resultaten MOEST komen. Of ik nu werkelijk muzikaal talent had? Ik bezat en bezit een zekere muzikaliteit. Maar of dat voldoende zou zijn om het in die wereld ergens te brengen? Ik vrees ervoor. Om echt professioneel met muziek bezig te zijn, moet je bereid zijn hard, zeer hard en beestig hard te werken. Ik zal maar eerlijk zijn: dat zat er in het bijzonder vanaf mijn middelbare schooljaren niet echt in bij mij! Ik geloof stellig dat dat grotendeels het gevolg was van ‘de barst in mijn ziel’. Tot mijn tiende was ik een voorbeeldige leerling, vanaf mijn overstap naar Woluwe werd het plots veel moeilijker. In de eerste plaats omdat ik hier moest leren leren, en er zo goed als niemand was die zich op dat vlak om mij bekommerde. Ten tweede (en dat sluit nauw aan bij het vorige) was de mentaliteit er van aard dat het er allemaal niet veel toe deed of je hard werkte of niet. Wat nu mijn muzikaal talent betreft: jaren later heb ik daar ongevraagd ---------------------------------------------------- 34 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
het antwoord op gekregen van mijn ex-leraar notenleer en componist, wijlen Dhr. Jozef D’Hoir. Hij zei me: «Jouw tekort aan muzikaliteit werd ruimschoots gecompenseerd door je intellect, terwijl de anderen (mijn medeleerlingen) het meer van hun muzikaliteit zelf moesten hebben.» Wel, dat van zo iemand te mogen horen, zal ik de rest van mijn leven als een bijzonder compliment blijven koesteren. Mijn muzikale carrière is uiteindelijk op niets uitgedraaid. Goed, ik heb na mijn schooltijd nog wel wat gedaan in de muziek. Ondermeer les gegeven in het dag- en ander onderwijs! Maar een hoogvlieger ben ik niet geworden. Mijn opleiding heeft er wel voor gezorgd dat ik er een diepe liefde en ook wel wat kennis over muziek aan heb overgehouden. Dat op zich is natuurlijk al mooi meegenomen, vind ik. In normale omstandigheden was er voor mij misschien een loopbaan als musicoloog of leraar weggelegd. Destijds echter waren studies Musicologie ternauwernood haalbaar, zeker niet met de voorzieningen en beschikbare hulpmiddelen in de jaren zeventig.
Het markantste avontuur wat ik die eerste week nog moest doorstaan, was de reis vrijdags naar huis. Daarvoor werd broeder Jozef ingeschakeld, een kloosterling die zijn wortels in mijn streek (in Geluwe) had. Hij vergezelde me tot het station van Poperinge, eindstation van de trein, en spoorde daarna met dezelfde trein terug naar Brussel. Nu had ik als kind al enkele keren met het spoor gereisd, ook en meestal het traject Poperinge-Brussel en terug. Dat was toen ik een jaar of drie eerder door een plaatselijke oogarts contactlenzen kreeg voorgeschreven. Deze lenzen konden uitsluitend bij een firma in de Brusselse noordwijk worden gemaakt. Het hele avontuur is trouwens op een sisser uitgelopen, omdat bij mij niet enkel de ooglens, maar ook de oogbol door de contactlens bedekt moest worden. Dat kon enkel met harde lenzen (zachte bestonden nog niet), ---------------------------------------------------- 35 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
zodat je wel raden kan wat een kruisweg dat werd. «Laat maar,» zei de oogarts op den duur, «er komt een dag dat hij er zelf naar vraagt!» Tot dusver echter moet die dag nog aanbreken, hoor.
Het treinmaterieel dat eind de jaren zestig vanuit Brussel op de lijn naar Kortrijk en verder naar Poperinge werd ingezet, had veel weg van de trein die in Johan DAISNES korte roman ‘De trein der traagheid’ wordt beschreven. Ik geloof dat de rijtuigen bekend staan als die van de K-serie: grote, lange, met zichtbare klinknagelkoppen afgewerkte donkergroene wagons voorzien van verniste, houten banken met hoge rug. De dubbele handmatig te bedienen portieren bevonden zich aan de beide uiteinden van het rijtuig, en een groezelige wc vond je halverwege de wagon. Het hele interieur was van hetzelfde hout als de zitbanken, licht van kleur, en de verlichting bestond uit ronde peertjes in het midden van het crèmekleurige, boogvormige plafond. Karakteristiek waren verder de lichtgrijs gespikkelde loshangende gordijntjes voor de ramen. In het midden voor elk raam, dat met grote zwarte noppen naar beneden kon worden geschoven, zat een metalen plaatje dat was vastgeschroefd met speciale schroeven met onderbroken gleuf. Op het plaatje stond: ‘Ne pas se pencher enhors’ en eronder: ‘Niet naar buiten leunen’. Deze rijtuigen, die in principe als onverslijtbaar golden, heeft de NMBS zeker op die lijn nog gebruikt tot ergens begin de jaren tachtig van de vorige eeuw. Daarna zijn ze, net als de L-rijtuigen (die met lage bankjes), voorgoed van ons spoorwegnet verdwenen, om te worden vervangen door modernere, comfortabelere, maar veel minder robuuste exemplaren. Het schijnt dat die oude wagons (waarvan er trouwens eerder een groot aantal gemoderniseerd werd met simili-banken en grijze binneninrichting) tenslotte voor een habbekrats doorverkocht werden aan de Marokkaanse Spoorwegen. Wanneer ik nog eens een dergelijk rijtuig zie –- er zijn enkele eersteklas ---------------------------------------------------- 36 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
exemplaren bewaard ten behoeve van educatieve en toeristische stoomritjes -– dan krijg ik een krop in de keel, en wel omdat ze bij mij een ongelooflijk scala aan herinneringen en gevoelens oproepen. Was ik miljonair, ik had er eentje in originele staat gekocht om in mijn tuin te plaatsen!
Het ergste aan die wekelijkse tijdrovende verplaatsing was het vroege uur van vertrek de maandagochtend. Al om halfzeven vertrok de trein vanuit Poperinge. Het afscheid van huis en het aanvangen van de internaatsweek was voor mij telkens weer een zware dobber. Het gevoel was er één van verlatenheid, pijn en gemis. Niet zozeer het feit dat ik naar school moest, dan wel de complete omslag naar een haast andere cultuur, maakte het me zo zwaar. Ik kon hier ook zo goed als met niemand over praten. Ik voelde me dus bijzonder eenzaam. Niet dat ik op school geen vriendjes had, maar ze zaten op een andere golflengte. De meesten kenden elkaar al veel langer, waardoor ik geruime tijd het gevoel bleef houden een buitenstaander te zijn. Deze jongens hadden ook heel andere interesses dan ik. Sport en in het bijzonder voetbal om maar iets te zeggen. Ik kende daar hoegenaamd niets van, en het interesseerde me ook niet. Zelfs nu, zovele jaren later, is het een materie die me niet echt kan boeien. Brood en spelen, meer is het naar mijn gevoel nog altijd niet. Amusement met bijzonder grote financiële belangen! Ook wielrennen was daar in Woluwe een hele passie. Ofwel was je voor Merckx en haast een fransicillion, ofwel was je voor De Vlaeminck en… een goede Vlaming, zeker? What’s tenslotte in a name!
---------------------------------------------------- 37 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
5. SPAGHETTI UIT DE KRAAN EN ANDER DIERENLEED
Van af die tijd leerde ik ook een heel ander eetpatroon kennen. Het kwam erop neer dat er in het internaat veel brood en aardappelen werden voorgezet. Het eten was over het algemeen vet: dikwijls spek, eieren en iedere week één keer vettige frieten. Ook was er elke voormiddag en bij ieder vieruurtje voor elke leerling een kartonnetje volle melk, met om vier uur: vers gebak, net als het brood afkomstig van de eigen bakkerij. Het internaat beschikte ook over een kantine waar ongelimiteerd versnaperingen zoals suikerwafels, cola, chips en andere calorierijke tussendoortjes werden verkocht. Doordat heel wat van het gewone eten niet echt lekker was, was een hoge snoepconsumptie het gevolg. Het resultaat was dat ik die eerste tijd heel wat gewicht bijkwam. Ik wijt het dan ook voor een stuk aan deze ongecontroleerde inname van caloriebommen op jonge leeftijd, dat ik het daarna moeilijk bleef hebben met gewichtsbeheersing. Er gaat immers een theorie als zou je je vetcellen opbouwen in je jonge jaren, waardoor je de rest van je leven gevoelig blijft voor overgewicht. Er is de laatste decennia veel gezegd en geschreven over gezonde voeding. Maar gezonde voeding, wat is dat eigenlijk? Wat veertig jaar geleden gold als gezond, is vandaag ten strengste verboden en vice versa. Niettemin geloof ik dat je bent wat je eet. Om het maar eens met de woorden van Hippocrates te zeggen (ja, die van de eed): «Laat uw voeding uw geneesmiddel zijn.» Alle fitness- en lightproductenrages ten spijt, zijn er nooit eerder zoveel mensen geweest die lijden aan overgewicht en beschavingsziektes. Hoe zou dat komen! In de eerste plaats zijn wij westerlingen duidelijk slachtoffer van onze ---------------------------------------------------- 38 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
welvaart, lees: overvloedige (voedings)consumptie. Terwijl tweederden van de mensheid nagenoeg niets te eten heeft, eisen wij het meeste voedsel voor ons op. Daarbij zijn we nog niet kieskeurig ook. Zo willen we bijvoorbeeld groene bonen uit Kenia, omdat die zo lekker onder de Afrikaanse zon zijn gerijpt. De plaatselijke bevolking moet die voor ons maar telen en oogsten, terwijl ze er zelf niet in slagen in hun eigen voedselbehoeften te voorzien. Er is echter veel meer aan de hand.
Begin de jaren zeventig al deed toenmalig Paus Paulus VI een oproep om minder gewas te kweken ten behoeve van de veestapel, omdat hij dat -– terecht -– een gigantische omweg en verspilling vond. Beter gewas kweken rechtstreeks voor de mensen, luidde zijn devies. Maar als de paus iets zegt en het gaat niet over seksualiteit, dan is dat meestal niet interessant voor de media. Was Paus Paulus VI een ecologist of vegetariër, lang voordat dat mode werd? Ik geloof het niet. Ik denk dat Paus Paulus iemand was met visie. Want zie: zovele jaren later zijn voedingsexperts het er stilaan over eens dat dierlijke producten eigenlijk niet gezond zijn voor de mens. Kijk naar het aantal mensen dat tegenwoordig rondloopt met een allergie voor koemelk. Logisch: koemelk is in wezen niet geschikt om kinderen groot te brengen. In vergelijking met moedermelk bevat koemelk veel te veel eiwitten en vetten. Ze is specifiek bedoeld om op een jaar tijd van een klein kalfje een grote koe te maken. Voor niets anders. Dan maar paardenmelk? Want die leunt toch het dichtste aan bij moedermelk. Pas op… ook hier weer: het is en blijft een dierlijk product en het wordt (ingevroren of niet) rauw aangeboden. Dit houdt absoluut een ernstig risico in voor de volksgezondheid, omdat op die manier allerlei parasieten, micro-organismen en andere afkomstig van het dier op de mens kunnen worden overgedragen. Onbegrijpelijk dus dat de overheid toelaat dat rauwe paardenmelk op de goedgelovige consument wordt losgelaten, dat terwijl het procédé van de pasteurisatie al zo oud is. Okay, ---------------------------------------------------- 39 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
bij pasteurisatie zou een groot gedeelte van de goede eigenschappen van de paardenmelk verloren gaan. Maar is dat het risico waard? Rauwe paardenmelk drinken is eigenlijk zoiets als vrijen zonder condoom: duizend keer gaat het goed, en de duizend en eerste keer loop je een besmetting op. Net zomin is ook vlees geschikt voor menselijke consumptie. Het bevat weer al eens te veel eiwitten, verteert zeer moeilijk en is in zijn natuurlijke vorm niet eetbaar, wat in wezen de norm zou moeten zijn voor alle voeding: eetbaarheid in de natuurlijke staat. Het is dan ook een absolute fabel dat wij omdat wij omnivoren zijn vlees zouden nodig hebben. Vlees is niets anders dan reeds in ontbinding verkerend lijk, iets dat je hooguit eet in tijden van hongersnood, als het echt niet anders kan. Toen de prille mensheid wegens hongersnood is moeten overschakelen op het eten van vlees, heeft dat ontelbare levens gekost. Een groot gedeelte van de toen levende mensen verteerde gewoon geen vlees. Verder: wie geeft ons het recht een levend dier te doden, louter en alleen ter wille van onze (barbaarse) tafelgenoegens? «Gij zult niet doden,» staat er in De Schrift, en bij mijn weten is daarbij nergens onderscheid gemaakt tussen mens en dier. God heeft de dieren gegeven aan de mensen, zal men tegenargumenteren. Er staat echter nergens vermeld dat het was om ze op te eten. Zou het niet zijn om ze te beschermen? Ik weet, dit gaat ver: maar overtuigde veganisten (niet te verwarren met vegetariërs) gaan nog veel verder, en weigeren alle dierlijke producten in welke vorm ook, tot het dragen van leer, zijde en bont toe. Dit omdat ze (en geef ze eens ongelijk!) ervan uitgaan dat geen schepsel Gods het recht heeft een ander schepsel Gods, zoniet te doden, dan toch te beroven van zijn natuurlijke voortbrengselen. In dat verband spreken zij van roofproducten als het over dierlijke voortbrengselen gaat zoals bijvoorbeeld eieren, melk en wol. Zou jij het leuk vinden als ze bij jou als vrouw zonder je om toestemming te vragen, elke dag een apparaat op je tepels plaatsten om je melk af te ---------------------------------------------------- 40 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
kolven, terwijl er daar buiten jou om nog geld aan wordt verdiend? Dat terwijl je niet eens in de gelegenheid bent je eigen kind van moedermelk te voorzien, maar dat je bewaker (want dat is de veehouder voor zo’n dier) elke dag je kind komt voederen met opgeloste melkpoeder! Dat is tenminste wat ik als kind te zien kreeg toen ik met mijn grootmoeder eens op een boerderij op bezoek was. Terwijl de boer elke dag zijn van zijn koeien geroofde melk aan de straatkant zette voor de melkverwerkende industrie, haalde hij om vier uur in de namiddag een zak melkpoeder tevoorschijn en begon dat op te lossen in een emmer water ten behoeve van de kalveren op zijn bedrijf. Men was zeer verwonderd toen ik hier een vraag over stelde! Wat dacht die kleine wel om zijn neus te steken in de zaken van grote mensen! Het ging hier tenslotte toch maar over dieren! En wat dan nog? Nu de wetenschap meer en meer doordringt in de geheimen van onder andere de biogenetica, ontdekken wij gaandeweg hoe weinig de dieren in wezen van ons verschillen. Alleen in de uiterlijke vorm zijn ze anders (dat zijn gehandicapten vaak ook), en ook op het gebied van bewustzijn zijn zij -– naar ons idee tenminste –- bepaald inferieur. Maar dat beweerden de nazi’s ook over zigeuners, Joden en negers. De vraag is hoe lang deze redenering ten aanzien van dieren nog stand kan houden. Persoonlijk geloof ik -- en wees gerust: ik sta niet alleen met die overtuiging –- dat dieren net als wij mensen een ziel hebben, en in die zin al zeker niet inferieur KUNNEN zijn. De bevindingen van iemand als Rupert SHELDRAKE (al is hij dan in bepaalde kringen omstreden) zijn op zijn minst opzienbarend, waar het gaat over de zogenaamde morpho genetica. Zo stelt SHELDRAKE dat als één lid van een bepaalde soort iets aanleert, dat dan onbewust alle andere exemplaren van die soort dat overnemen. Het kan dus voor bepaalde diersoorten een kwestie van nog slechts één enkele stap in hun evolutionaire ontwikkeling zijn voor zij zich op een niveau verheffen dat verreweg gelijk is aan het onze. ---------------------------------------------------- 41 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
Iedereen weet onderhand dat evolutie niet noodzakelijk geleidelijk gaat, maar ook met een grote sprong kan gepaard gaan. Als zelfs de recent nog als allesomvattend beschouwde evolutieleer van Darwin al zo op losse schroeven staat. In deze ben ik dan ook geneigd, onder voorbehoud weliswaar, de kant van de creationisten te kiezen, als ze stellen dat alles zijn ontstaan te danken heeft aan een scheppingsdaad. Ik verketter Darwin niet zoals de Christen fundamentalisten dat doen, maar zie hem als een man van zijn tijd. Zonder hem zou de wetenschap niet staan waar ze nu staat. Maar als nieuwere inzichten zich aandienen, dan moeten wij ook daar voor openstaan, en niet alles a priori verwerpen omdat we het zogenaamd beter weten, zoals destijds toen iemand beweerde dat de wereld rond was.
Verder zijn er voldoende redenen om ons eens duchtig af te vragen waar we eigenlijk mee bezig zijn ten aanzien van de dieren. Als wij lieden als Hitler, Pol Pot en Saddam veroordelen, laat de VN-teams dan ook eens aantreden in onze massavernietigingslachthuizen, kippen-, varkens-, en runderkwekerijen! Wat ze daar zullen aantreffen? Genocide, verdrukking, miskenning van elementaire dierenrechten, onnodig geweld, kweek onder dwang tot de vernietiging erop volgt. Een paar voorbeelden: kippen worden in legbatterijen de snavel afgehakt om elkaar niet te kunnen verwonden. Kalveren worden doelbewust op bloedarmoededieet gezet om mooi, wit vlees voort te brengen, terwijl normaal kalfsvlees eigenlijk roze dooraderd moet zijn. Ganzen worden dan weer gedwongen overvoed, om een uitgezette lever te ontwikkelen, zodat ze de alom geroemde fois-gras kunnen voortbrengen. Gezellig met Kerstmis op de feesttafel, niet! Over de onverdoofde castratie van biggen, hebben de media al uitvoerig bericht. Maar dat is nog niet alles! Dieren worden uren, dagen en wekenlang op transport gezet in hun eigen ---------------------------------------------------- 42 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
uitwerpselen, in niet of slechtverluchte ruimtes, met veel te veel op elkaar gepakt, zonder drinken of eten. Ze krijgen stokslagen bij het in- en uitladen of… stroomstoten van de elektrische zweep! Inderdaad, je waant je in nazi-Duitsland bij de transporten naar de uitroeiingskampen. En, beste lezer? Smaakt uw biefstukje nog? Toegegeven, vroeger dacht ik over al deze dingen ook niet zo na. Tenslotte, redeneerde ik, kunnen wij er als individu niets aan veranderen. Als we nu eens allemaal, enzovoort, enzovoort. Nu echter besef ik dat dat drogredenen zijn. ‘Men’ moet maar! Nee, beste lezer, maak je geen illusies, zolang wij niet reageren, doet MEN niets! MEN doet alleen iets als MEN in zijn portemonnee wordt geraakt. En dat kunnen wij als consument door eenvoudig voor onszelf te bepalen wat wij tot ons nemen en wat niet. Zeker met het vorderen van de leeftijd wordt dat belangrijker. Je stapelt immers al dat vergif in je cellen op tot je… ja, tot je ziek wordt en veel te vroeg dood gaat met op je geweten: ik heb mee de dieren, mijn evennaasten, helpen mishandelen en vermoorden. Eigenlijk zou er wettelijk verplicht op verpakkingen van vlees en dierlijke producten, net als op de sigarettenpakjes, foto’s en slogans moeten staan die getuigen van de taferelen die ik hierboven beschrijf. En een wettelijk verbod om er zoiets als funboxen en andere verdoezelaars omheen te wikkelen, natuurlijk. Op het zakje van de slager kan dan naast een gruwelijke afbeelding van een gefolterd dier een slagzin staan als: ‘De hand aan deze draagtas heeft mede schuld aan de hedendaagse Holocaust.’ Praktisch gezien weet ik dat het nogal moeilijk is om strikt zonder dierlijke producten te leven. Van de andere kant: kijk eens naar de orthodoxe Joden met hun strikte, in onze ogen soms moeilijk te begrijpen voedselvoorschriften. Zij volgen die toch ook op onder andere in onze hoofdzakelijk onjoodse omgeving. Conclusie: waar een wil is, is altijd een weg. Persoonlijk probeer ik zo min mogelijk vlees te eten en zoveel mogelijk dierlijke producten te mijden, niettegenstaande ik mezelf geen vegetariër, ---------------------------------------------------- 43 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
laat staan een veganist durf te noemen. Geen koeienmelk, maar sojamelk. Geen boter, maar sojaminarine. Geen charcuterie maar bijvoorbeeld pindakaas. Zo min mogelijk dood voedsel ook, zoals gebak, ijskreem en zoute snacks. Het zijn immers allemaal dingen die je perfect kunt missen. Het probleem met de voedselindustrie is dat de consument, niettegenstaande hij gezonde voeding absoluut ziet zitten, toch steeds uitkijkt naar het goedkoopste product. Als je bedenkt dat een braadkip van een kilogram in de supermarkt amper twee Euro kost, dat terwijl die kip gedurende haar leven normaliter een veelvoud aan voeding zou moeten kosten! Vraag het maar aan iemand die voor zichzelf kippen kweekt! Ben je dan verwonderd dat men kippen voert met vis- en slachtafval en afgewerkte transformatorolie? En dan nog dit: verban tabak definitief uit je leven. Hoe verslaafd je ook bent, begin vandaag om af te kicken. Je verpest er niet alleen je eigen gezondheid mee, je maakt je tevens schuldig aan wat mij betreft vrijwillige doodslag op je evenmens die niet rookt: de zogenaamde passieve roker. Die vrijheid heb je als roker moreel gesproken niet. Bovenal, en dat is belangrijk voor de dames: met roken vernietig je gegarandeerd je natuurlijke schoonheid! Weg dus met die rommel! Zonder pardon of verwijl. Je hebt geen enkel excuus dat goed genoeg is! Met dank overigens aan het definitieve rookverbod in de horeca. En dat er nog veel van deze mogen volgen! Een klant van wijlen mijn vader, dominee van de plaatselijke Evangelische Kerk, stelde het als volgt: «Als God de mens had geschapen om te roken, Hij zou gezorgd hebben dat er een schoorsteentje op zijn hoofd stond.»
De voedingsindustrie, annex chemische industrie legt een geweldig zware tol op ons. Jaarlijks subsidiëren wij die met miljarden Euro aan onder andere landbouwsubsidies, verzekeringspremies, ziekenhuisrekeningen en wat al niet meer. Zo worden landbouwers hier gesubsidieerd om niets te telen, terwijl er aan de andere kant van de wereld miljoenen mensen ---------------------------------------------------- 44 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
omkomen van de honger. Honger blijkt ook een bijzonder gesofistikeerd wapen om bepaalde regimes in de (westerse) pas te doen lopen. Verder moeit de Europese Unie zich met alles wat maar in een winkelrek ligt. Bepaalde kazen mogen niet meer zus geproduceerd worden. De typische Geuze is in gevaar, omdat er niet langer mag gebrouwen worden op de traditionele wijze. Chocolade moet niet meer met echte cacao worden gemaakt, de pizza dient zus en zo te worden bereid, en ga zo maar door. Kortom, het enige streven van dat monster is kennelijk een Big Brotherstaat met eenheidsworst als enige toegelaten spijs. De volgende stap is dat Europa een product in de waterleidingen pompt dat ons doet hallucineren, en men kan ons dan rustig stront laten eten zonder dat we het proeven noch zien. Misschien overdrijf ik nu, maar wat ik zeggen wil is dit: we zitten gevangen in een systeem waar we waarschijnlijk nooit meer echt uit geraken. Het is dat of de hongerdood. Tenminste, dat houdt de voedingsindustrie ons voor! Wat we wel kunnen, is ons koopgedrag sturen en trachten voor onszelf te bepalen wat we wel en niet tot ons nemen. Of wilde je op termijn soms spaghetti uit de kraan? Ooit een ideetje van ene Cornelis BRACKE in het weekblad Humo. Dat wil toch geen mens! Toch komt dat er op de één of andere manier van als we de Europese Unie laten betijen. Eenheidsproducten dus ‘from coast to coast’, zoals dat in Verenigde Staten al een aantal decennia de regel is. En, beste lezer(es), heb ik je voldoende verontrust? Fantastisch! Dan is het nu tijd voor de actie. Of zoals Jezus het gebood: «Lamme, sta recht, pak je bed op en ga!»
---------------------------------------------------- 45 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
6. PLOTS WERD HET ERNST
De twee laatste jaren van de lagere school doorliep ik met vallen en opstaan. Mijn resultaten waren afwisselend goed en minder goed. Mijn studie van de muziek vorderde gestaag, met ups en met downs. Echt gestimuleerd werd ik niet, maar thuis gingen ze er toch van uit dat ik onder alle omstandigheden mijn best deed. Excuses werden niet op prijs gesteld. Mijn moeder zei steevast: «Ik WEET dat ge het kunt!» op die manier een einde stellend aan ieder pleidooi voor verzachtende omstandigheden. Aan het einde van het zesde leerjaar echter werd het plots ernstig. Samen met mijn zes of zeven klasgenoten kwam ik voor een belangrijke keuze. Er waren namelijk verschillende mogelijkheden wat betreft onze nakende middelbare studies. Dat zat ongeveer zo in elkaar. Van oudsher waren er in het Instituut twee beroepsopleidingen: een afdeling manden en stoelen vlechten, en de muziekafdeling, waar ook praktische vakken zoals pianostemmen en –herstellen werden onderwezen. Omdat blinden en slechtzienden werden verondersteld een superieur gehoor te hebben, kwamen de meesten in de muziekafdeling terecht. Konden ze dat om één of andere reden niet aan, dan werden ze mandenvlechter en/of stoelenbiezer. Tot voor enkele jaren waren dat de twee enige middelbare afdelingen, tot enkele jaren daarvoor het handelsonderricht werd ingevoerd. De meer begaafden werd vanaf dan met aandrang aangeraden om die afdeling te volgen. Daar gaf men namelijk modernere vakken zoals dactylografie en telefonie, vaardigheden die toch meer kansen boden op de toen al fluctuerende arbeidsmarkt. Tezelfdertijd werd een afdeling bakkerij opgericht, ook met het op zich lovenswaardige doel meer kansen te bieden aan voornamelijk slechtziende leerlingen. ---------------------------------------------------- 46 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
Plots waren er dus geen twee, maar vier afdelingen secundair onderwijs voor grosso modo evenveel leerlingen. Het was hier zo’n beetje zoals tegenwoordig in de media: hoe meer differentiatie, hoe moeilijker elke afzonderlijke tak het kreeg om te overleven. Als je een taart in twee snijdt, heb je namelijk geen twee taarten, zoals sommigen ons willen doen geloven! Ook de muziekafdeling onder leiding van wijlen broeder Alberick, trok vanaf dan veel minder leerlingen: nog enkel de specifiek artistiek begaafden en een paar vakgerichte pianostemmers. Dit met als gevolg dat deze ooit zo florerende afdeling in korte tijd veel van haar pluimen verloor. Elk jaar telde nog nauwelijks één, hoogstens twee leerlingen. Tijd dus om deze afdeling voor eens en altijd op te doeken, dachten sommigen daar in Woluwe. Helaas, dat was buiten die kleine, koppige West-Vlaming gerekend, die om de één of andere onpeilbare reden per sé muziek wilde studeren. Met alle middelen werd getracht mij van dat zogenaamd faliekante voornemen af te helpen. Maar zoals steeds: hoe meer energie er wordt gestopt in iets wat men niet wil, hoe sterker dat evenement zich manifesteert! Dus, ik liet me niet vermurwen, en koos zonder aarzelen voor de muziekafdeling.
Ook deze overgang bracht een hele verandering teweeg. Er waren een aantal vakken in het dagonderwijs die al dan niet dienden te worden gevolgd samen met leerlingen uit de beroepsafdelingen. Helemaal koosjer was dat zeker niet, maar het was nu eenmaal zo door de directie geregeld. Ik moest bijvoorbeeld Frans volgen met vlechters en bakkers, maar bakkers en muzikanten kregen meer theoretische lesuren dan vlechters. Waarom ons dan niet samen zetten met leerlingen van de handelsafdeling, we kregen min of meer toch hetzelfde diploma! Officieel omdat het organisatorisch niet te doen was. Officieus was het gewoon jennerij. Een soort vuile oorlog tegen dat handjevol muzikaal schorem dat nog ---------------------------------------------------- 47 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
overbleef. Deze attitude illustreer ik u graag aan de hand van volgend incident. Zo hadden wij muzikanten gevraagd om Engels te kunnen volgen, deels uit interesse en ook omdat dat vak wettelijk gezien op ons programma stond, maar niet werd onderwezen. Na lang aandringen werd broeder Jozef (ja, die van Geluwe) ingezet om die lessen dan maar op de vrije woensdagnamiddag te geven. Alles ging goed tot broeder Jozef in het voorjaar van 1973 vrij onverwacht overleed. Van de ene dag op de andere kregen wij muzikanten dus weer geen Engels meer. Dat was het dan. Tenminste… dat dacht de schooldirectie in Woluwe. Aan een sociale assistente van de Braille-Liga die tijdens de daaropvolgende zomervakantie op huisbezoek kwam, legde ik dat geval uit. Het schooljaar begon weer, en luttele dagen later ontving ik een brief van de Braille-Liga om hierover met hen contact te hebben op een woensdagmiddag, dit op hun hoofdzetel aan het Brusselse Zuidstation. Ik moest uiteraard de toestemming hebben om het internaat te verlaten hiervoor, en dus toog ik met die brief naar de broeder-overste, tevens directeur van de school. Het spreekt vanzelf dat hij erg verveeld zat met de zaak. En raad eens wat er toen gebeurde? In amper twintig minuten was alles geregeld opdat wij muzikanten vanaf de volgende dag al Engels konden krijgen samen met leerlingen van de Handelsafdeling. Een bezoek aan de Braille-Liga (niet echt een concurrent, maar in bepaalde opzichten wel een opponent van het Instituut) was meteen overbodig geworden. Moraal van het verhaal: als je de mensen met de juiste middelen op het juiste moment onder druk zet, dan plots kan wat een minuut daarvoor nog onbespreekbaar was. Ik moet hier eerlijkheidhalve aan toevoegen dat dit nooit echt mijn stijl is geweest. Maar à la guerre comme à la guerre, zeker?
Het meest vermeldenswaard uit mijn middelbare school- en internaatstijd ---------------------------------------------------- 48 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
is mijn vriendschap met Nico en Jan. Nico –- een door een medische fout blind geworden zoon van Griekse immigranten -- zat een jaar hoger dan ik. Jan was een slechtziende die een jaar lager zat. Een vreemde speling van het lot wilde dat hij op dezelfde dag van hetzelfde jaar geboren was als ik. Ondanks dat verschilden wij nogal wat van elkaar. Hoewel, als je het over een langere termijn bekijkt, stel ik vast dat er zeker merkwaardige parallellen zijn in ons beider levenslopen. Hoe dan ook, in die jaren (1972-1975) vormden Jan, Nico en ik een onafscheidelijk drietal, zodat het toen zo goed als ondenkbaar leek dat onze levens zich ooit van elkaar gescheiden zouden verder zetten. Echter, een waarzegster die in die tijd door Nico werd geconsulteerd, voorspelde het al wel. Zij voorzag een spoedig uiteengaan van ons drie, en ze voegde eraan toe: «Jullie zult alledrie rijk worden, zij het los van elkaar.» In haar laatste stuk van haar voorspelling heeft die dame gelijk gekregen. Dat wil zeggen: wat het ‘los van elkaar’ betreft. Het rijk worden echter… Wat er naderhand van Nico is geworden, weet ik op dit ogenblik niet. We zijn nog tot begin de jaren negentig van op een afstand contact blijven houden, maar daarna ben ik hem uit het oog verloren. Met Jan heb ik nog sporadisch contact. Wat ik hier nog aan toe wil voegen, jongens, als één van jullie dit onder wat voor vorm dan ook te lezen krijgt, weet dan dat de tijd die we samen hebben gehad mij als herinnering zeer dierbaar is. We hebben ontegenzeglijk tijdens onze cruciale persoonlijkheidsontwikkeling een grote invloed op elkaar uitgeoefend. Het kan dan ook moeilijk anders of we hebben in onze achtereenvolgende vorige levens onverbrekelijke karmische banden opgebouwd. Het zou me niet verbazen als we zelfs in dit leven nog wat met elkaar te stellen kregen. Is het niet in dit leven, dan allicht in een volgend. Feit is dat de vaak diepgaande emoties die wij in die weliswaar korte, maar intens beleefde en ook bewogen periode in ons leven met elkaar deelden, niet anders kunnen dan de basis vormen voor een verdergaan, ---------------------------------------------------- 49 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
zoals ik al zei, misschien later. Want het is het zogenaamde toeval dat ons samen bracht. Via Nico leerde ik ook de muziek van Aphrodite’s Child met o.m. de in die tijd erg populaire Demis Roussos kennen. Nu wil weer zo’n schijnbaar toeval dat die Demis Roussos een fervente aanhanger van de reïncarnatiegedachte is. Jaren later hoorde ik hem daarover in een interview op de Nederlandse televisie. Hij zei iets dat ongeveer als volgt ging: «ik ben niet bang voor de dood, want ik weet dat die niet het einde is. Maar ik ben wel bang voor mijn volgende leven, omdat ik niet weet waar ik dan terechtkom.» Afgaande op zijn gedachtegang, denk ik niet dat hij hiermee een absolute angst uitdrukte. Waarschijnlijk bedoelde Demis Roussos dat hij maar al te goed beseft dat hij in dit leven een zondagskind is, en dat het verdomd zal moeten meevallen als hij over pakweg zeventig, of honderd jaar terugkomt, om het dan nog eens zo goed te treffen. Immers, aan het einde van de eenentwintigste eeuw ziet het er voor de mensheid in haar geheel sowieso niet al te denderend uit. Je hoeft geen helderziende of trendwachter te zijn om dat in de gaten te hebben!
Wat mij destijds ook bijzonder aangreep, was de eerste oliecrisis (oktober 1973). Ik herinner me nog precies waar ik was en wat ik deed toen via de radio het nieuws werd bekendgemaakt dat de oorlog tussen Israël en Egypte was losgebroken. Die oorlog met zijn olie-embargo, met als gevolg dat we plots met een tekort aan olieproducten dreigden te vallen. De stemming rond de autoloze zondagen in de erop volgende winter, enzovoort… Het zit me alles diep in het geheugen gegrift, net als mijn eigen angsten toen. Plots heette het dat we moesten inleveren! Ik was een aankomende tiener. Ik had nog niets gehad, en ik moest al inleveren. Dat was gewoon niet eerlijk! En ja, hoor, de komende jaren ging het maar door: besparen was nu de alomtegenwoordige mantra. Het was of de politici en economen ---------------------------------------------------- 50 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
erop kickten. Precies of we hadden ons allemaal onrechtmatig verrijkt, terwijl ikzelf verdomme nog niets anders in mijn leven had moeten doen dan luisteren naar de grote mensen, en zelden of nooit echt krijgen waar ik om vroeg. Later, later, later… had men mij heel mijn kindertijd toegeschreeuwd. En nu leek het er plots op dat het allemaal één grote illusie zou zijn geweest! Was ik dan werkelijk te laat geboren? Het is inderdaad vanaf toen mis beginnen lopen hier in onze contreien. Eigenlijk is het, los van het paar korte periodes van economische voorspoed, sindsdien ook nooit meer echt goed gekomen. Heel mijn jeugd en volwassenleven heb ik niets anders gehoord dan crisis, inleveren, besnoeien, herstructureren en besparen! En het gaat maar door: beurscrisis, bankencrisis, economische crisis. Alsmaar sneller na elkaar overspoelen ze ons. Terwijl het toch in de menselijke (en algemene) aard ligt, te streven naar vooruitgang en expansie. Want naar mijn gevoel zijn niet de tekorten in onze wereld de grote uitdagingen, maar wel de gigantische overvloed waaronder ons Universum kreunt. Kijk maar in de lente naar een gemiddeld weiland. Zie jij daar tekorten? Tekorten zijn door de menselijke geest gecreëerd. Ze hebben, net als meer van dergelijke fenomenen, zeer snel de neiging zich te materialiseren, met alle gevolgen van dien. Het Universum vertrekt sowieso vanuit volledigheid. Alles is er: er is geen molecule te veel noch te kort. Er valt ook nooit iets van af en er komt ook nooit iets bij. Schaarste is dus eigenlijk onbestaand. Het enige wat een constante is, is de transformatie. Alles verandert gedurig in het Universum. Water verdampt, transformeert zich tot wolken en valt er weer ergens uit onder de vorm van water of sneeuw, waarna alles van voren af aan begint.
Nog een ingrijpende gebeurtenis in mijn jonge leven was het overlijden van mémé Irma op zaterdag 13 december 1975. Mémé Irma woonde al vele jaren bij ons in toen ik de nacht van vrijdag op ---------------------------------------------------- 51 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
zaterdag, de week voor haar overlijden, plots wakker werd door haar geroep. Ik sliep een verdieping hoger dan de andere huisgenoten, maar hoorde meteen dat er iets mis was. Ik sprong uit bed en wekte mijn ouders die niets hadden gehoord. Mémé werd daarop in allerijl naar het ziekenhuis gebracht, waar zij een week later op 77-jarige leeftijd overleed aan de gevolgen van een longoedeem. Het merkwaardige nu was: mémé hield enorm van sneeuw. Niet per sé dikke pakken, maar een laagje verse sneeuw was al voldoende voor haar; kwestie van de sfeer. Zo hoopte zij elk jaar steevast op een witte Kerstmis. Telkens het zo’n beetje sneeuwde, verzon zij wel een reden om haar mantel aan te trekken en nog gauw een boodschap te doen. Toen zij was overleden, de zusters van het ziekenhuis haar hadden ‘afgelegd’, zoals dat heet, en zij met haar de binnenplaats van het ziekenhuis overstaken om haar stoffelijk overschot naar het dodenhuisje te brengen, viel er zowaar als bij wonder… een beetje verse sneeuw uit de lucht. Een teken? Ik geloof het wel. Waarschijnlijk wilde zij daarmee van gene zijde aangeven: wees gerust, ik ben goed gearriveerd, het is volbracht. Volbracht was het. Tenminste, dat gevoel hadden we toch allemaal op dat moment. Mémé had geen gemakkelijk leven gehad. Als dochter van een bareelwachter te Abele (aan de Schreve, zoals de grens met Frankrijk daar heet) had ze samen met haar drie zussen en ouders tijdens de Eerste Wereldoorlog de streek moeten ontvluchten voor het fameuze Ieperiet (gifgas). Ze waren terecht gekomen in het Franse Limoges, waar ze niettegenstaande op de vlucht voor de Duitsers, nog werden uitgescholden voor ‘les salles Boches du Nord!’ Over racisme gesproken! Na de oorlog teruggekeerd en hun hele huisje van onder tot boven geplunderd gevonden. Zelfs de vensterruiten waren uitgegooid. Haar vader, die enkele jaren later veel te vroeg zijn vrouw verloor, bleef achter met vier kinderen en kon alles alleen oplossen. Geen schadevergoeding, geen hulp, niks. ---------------------------------------------------- 52 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
Later trouwde Irma met mijn pépé Jérome, een boerenzoon die via de mecaniciens van het Britse leger tijdens Wereldoorlog I het vak van automechanieker had geleerd en zich naderhand in Poperinge vestigde als één van de eerste zelfstandige garagehouders in zijn streek met vanaf 1928 een lokale Ford-concessie. Of ze gelukkig was met hem? Ik denk dat onder gewone mensen toentertijd die vraag niet als dusdanig aan de orde was. De mensen moesten in de eerste plaats zien materieel te overleven. Grote liefde en zo dat was iets voor liedjeszangers en romanschrijvers. Mémé Irma beviel twee keer van een jongetje dat telkens Georges werd genoemd. Het eerste kindje leefde slechts enkele dagen, het tweede werd vier jaar en stierf dan ook, echter niet zonder in zijn korte leventje zijn omgeving meermaals te hebben verbaasd met zijn intelligentie en vroege volwassenheid. Hij moet zowaar een geniaal kind, ja, een wonderkind zijn geweest. Verstandig, vroegrijp en pienter. Was de kleine Georges een avatar (=iemand die zijn laatste extra incarnatie doormaakt)? Ik weet het niet. Afgaande op de verhalen die er over hem circuleerden, kan het wel. Anders was hij iemand naar een andere incarnatie op zoek. Dat schijnt ook voor te komen. Tegenwoordig zou men zo’n jongen waarschijnlijk een Indigokind noemen. In ieder geval, je kunt je voorstellen wat een verdriet die twee kindersterftes mijn grootouders moeten hebben bezorgd. Maar in die tijd werd daar niet zo over doorgeboomd als tegenwoordig. Men beschouwde dergelijk gebeuren eenvoudig als de onpeilbare wil van de Almachtige: en wat vermocht een eenvoudig mens daar nu tegen? Was het een straf van Hem, of eerder een beproeving. Zij wisten het niet. En zij pijnigden zich er ook de hersenen niet over, omdat zij -– in tegenstelling tot de meeste mensen tegenwoordig –- nog de deemoed konden opbrengen om te buigen voor het mysterie. Eerlijk gezegd: misschien dat wij dat beter ook maar eens terug zouden leren. Er zouden hoe dan ook minder getraumatiseerde en getormenteerde zielen rondlopen. Als er één ding is dat ik zeker weet, dan is het dat ook mémé Irma en ik ---------------------------------------------------- 53 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
karmische banden hebben die veel verder reiken dan dit leven. Waarom anders draag ik dit boek aan haar op, denk je. Omdat ik er zeker van ben dat wij elkaar aan gene zijde weer tegenkomen. Lees in dat verband eens de passage die Els De Schepper over HAAR grootmoeder schreef in haar door mij eerder aangehaalde, onvolprezen boek ‘Het heeft zin’. Zij schrijft dat ze naar een medium toeging en dat die een vrouw naast haar zag staan, wier persoonsbeschrijving precies overeenstemde met die van wijlen haar grootmoeder met wie ze een bijzondere band had, en die overleed toen ze zelf nog te jong was om de diepere betekenis van hun lotsverbondenheid te begrijpen. Niettemin was het gevoel er altijd geweest en ging het met de jaren zeker niet weg. Toen ik die passage las, kwamen de tranen spontaan bij me op en ging er een schok van herkenning door mij. Ik wist: zo voel ik het nu al jaren, zonder dat ik het tot dusver een naam kon geven. Wees gerust, beste lezer, wat je voelt, vanuit het diepste van je hart, dat en dat alleen is de waarheid en dus jouw realiteit. Ook al lijkt het vanuit verstandelijk oogpunt misschien nog zo belachelijk. Ik ben wel niet zoals Els De Schepper naar een medium geweest, maar ik denk er wel aan het ooit te doen. Op dit moment ken ik niemand met deze gave, maar ik weet dat als dit op mijn levenspad moet komen, het ook ZAL komen. Waarschijnlijk
geserveerd als een
zogenaamd toe-val. Met
andere
woorden: ik ga geen medium zoeken via een advertentieblad, want dan is de kans groot dat ik bij de verkeerde persoon terecht kom. Immers, is er niet een spreekwoord dat zegt: «Als de leerling er klaar voor is, dan komt de leraar vanzelf opdagen»?
Tenslotte op 13 februari 1933 werd mijn moeder geboren. Mémé Irma was dan al vijfendertig, wat in die tijd niet meer zo jong was om nog een kind op de wereld te zetten. Hoewel het een moeilijke bevalling moet zijn geweest, en het er aanvankelijk naar uitzag dat ook dit kindje spoedig zou sterven, spartelde het er toch door. In mei 1940 was daar alweer een oorlog waarin het voor het gezin erg ---------------------------------------------------- 54 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
moeilijk werd. Toen het in de naoorlogse jaren weer wat beter ging, kreeg mijn grootvader een hartziekte en stierf in 1964. Het jaar daarop trok mémé definitief bij ons in. Mij zag mémé Irma heel graag. Ze deed alles wat in haar mogelijkheden lag om mij te helpen. Ook op financieel vlak sprong ze vaak bij, als ik iets nodig had of iets wilde kopen dat buiten mijn budget lag in verband met muziekinstrumenten of discobarmateriaal, waar ik toen al mee bezig was. Nu besef ik pas ten volle wat voor opoffering dat voor haar betekend moet hebben en vooral… hoe licht en vaak te weinig dankbaar ik daar toen overheen ben gegaan. Eerlijk gezegd, ik heb daar nu wel oprechte spijt van, maar ik kan op dit moment niets meer goedmaken. Vandaar dat ze voor mij te vroeg is heengegaan. Anderzijds geloof ik wel dat op dat moment haar levenstaak hier op aarde was beëindigd. Het was goed geweest zoals het was. Haar lichaam was ten andere ook totaal op. Ze kon zich dus beter terugtrekken in het land waar we eerst of laatst allen heen gaan. Het is inderdaad mijn vaste overtuiging dat we allemaal op deze wereld komen met een bepaalde opdracht. Oosterse mystici vergelijken dat met een touw waar je je hele leven aan voortbeweegt. Die opdracht kan van alles zijn: iets in de maatschappij verwezenlijken, maar het kan even goed betekenen dat je zorg draagt voor iets of iemand. Eens als die taak is afgerond, is het je vergund terug te gaan. Niet om eeuwig in vrede te rusten, zoals de Kerk ons vele eeuwen heeft voorgehouden. Maar om in de eerste plaats de balans van het voorbije leven op te maken en om ons te herbronnen voor de nieuwe taak die ons alweer in het volgende leven wacht. Wat mijn huidig leven betreft: zoals gezegd ervaar ik dat -- wellicht als gevolg van één of andere oorzaak uit een vorig leven -- als sterk beperkt. Ik hoop echter vurig dat ik in een volgend leven meer armslag krijg, waardoor ik dan in staat ben iets te verwezenlijken tot nut van heel veel mensen; ik denk aan het oplossen van een eeuwenoud technisch pro---------------------------------------------------- 55 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
bleem, een innovatie, een oplossing voor een specifiek probleem van bijvoorbeeld een groep gehandicapten, of iets van dien aard. Wie hier zijn taak volbrengt, gaat meestal in vrede, wie daar niet in slaagt, gaat dikwijls vol wroeging en kwelling, tenzij hij of zij doordrongen is van het inzicht dat het spijts alle pogingen niet anders kon. Maar wees gerust: er komt een nieuwe kans. Allicht nog meer dan één. Gods liefde (of de energie van het Universum) is immers onuitputtelijk en zal je telkens en telkens herladen tot het je vergund is de totale eenheid weer te vinden, waardoor opnieuw incarneren onnodig wordt.
Pijnlijk detail: de avond van mémé’s heengaan was er naar jaarlijkse gewoonte een diner bij de plaatselijke vrijwillige brandweer (uitvloeisel van de Sint-Barbara-viering), waarvan mijn vader sinds ruim een decennium officier was. Dat hij daar omwille van de omstandigheden zelf niet heenging, was evident. Maar, zoals ik al zei, ik was toen al bezig met een discobar, en mijn diensten waren besteld voor die avond. Na overleg werd besloten dat ik zou spelen. Immers, afzeggen was geen optie meer. Het was inmiddels namiddag. Een vervanger vinden zou niet meer lukken. Ik had dus geen enkele keus. Verre van mij om te beweren dat ik mij die avond geamuseerd heb –- iets wat vrijwel nooit het geval was als ik met de discobar werkte; je moet er immers de hele tijd je hoofd bij houden! Maar meer nog dan anders had ik voldoening van mijn werk. Ik wist immers dat mémé niet anders zou hebben gewild. Wat dat betreft, was en ben ik voor honderd procent met mezelf in het reine. Doen wat je doen moet, is nu eenmaal de essentie van je taak hier op aarde. Luidt een boeddhistisch gezegde niet: «Vrijheid is: je dagelijkse plicht MOGEN doen»?
---------------------------------------------------- 56 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
7. BEROEP: PIANO(S)TEMMER
De week na het overlijden van mémé Irma begonnen mijn kerstexamens. Maar met het oog op haar begrafenis bleef ik die hele week thuis. Nu waren ze op het instituut wel gewoon dat ik al eens afwezig was. Ik was in die jaren geregeld ziek, bevattelijk als ik was voor allerlei kiemen en virussen. Op zo’n internaat vliegen die vrolijk rond, natuurlijk. In diezelfde week moest ik ook piano-examen afleggen. Dat werd gezien de omstandigheden wel uitgesteld, maar… niet afgesteld. En ik stond er slecht voor. Met als gevolg dat ik er de week daarna weinig van bakte. Ik had wel een excuus, maar toch… Intussen was duidelijk dat er veel zou moeten gebeuren om van mij nog een pianovirtuoos te maken. Ik geef het eerlijk toe: al vanaf het tweede jaar van de middelbare school was de veer op het gebied van inzet en hard werken in mij gebroken. In de eerste plaats waren er veel invloeden van buiten het internaat en er waren de vrienden, die met van alles bezig waren behalve datgene wat met de opleiding te maken had. Plus dat ook het getouwtrek binnen het instituut beslist niet luwde. Zelfs binnen de afdelingen waren er permanent spanningen, ruzies en intriges. In de muziekafdeling had je bijvoorbeeld de vrij autonoom opererende afdeling pianostemmen –herstellen. De man die daar tot in 1973 de plak zwaaide, was op zijn zachtst gezegd nogal eigengereid. Hij promootte in de eerste plaats zijn eigen winkel onder het argument dat je met piano’s stemmen veel sneller geld kon verdienen dan met verder studeren. Tja, geld verdienen, welke puber heeft daar geen oren naar! Kwam daar nog bij dat wij erg opkeken naar onze leraar. Wat wij echter niet doorhadden, was dat hij nog slechts teerde op zijn oude glorie, die dan nota bene nog op een lichtelijk afwijkend vakgebied lag; een patent uit 1948 op een technische verbetering aan het muziekinstrument marimba. ---------------------------------------------------- 57 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
Wat zou na verloop van tijd blijken? Dat wij, vergeleken met andere plaatsen waar piano’s werden hersteld, technisch vrijwel nergens stonden. Een snaar monteren, een mechaniek uiteenhalen en schoonmaken, dat ging allemaal nog. Maar om echt professioneel met pianotechniek bezig te zijn, zou je eigenlijk even goed moeten zien als een horlogehersteller. Ik heb dat later maar al te vaak ondervonden bij mijn bezoeken aan pianoateliers overal in het land. Wat wij in Woluwe aanleerden, was hooguit voldoende om ergens als leergast te beginnen. En dan nog zou men breed moeten zijn! En wij, vol jeugdige overmoed, dachten dat we de geheimen van de kathedralenbouw in onze achterzak hadden. Vandaar onze stijgende minachting voor alle schoolse en op studie gerichte activiteiten. Met als gevolg dat de schoolresultaten dezelfde weg opgingen. Zeker, we werden af en toe de mantel uitgeveegd. En na elke preek van broeder Alberick of iemand anders, had ikzelf wel het voornemen om er weer in te vliegen. Maar tussen droom en werkelijkheid… Er was altijd wat dat onze aandacht afleidde. Aan het begin van de week smachtten wij al naar het weekend. Eens woensdag of donderdag merkten we dat we maar oh, zo weinig tijd meer hadden. Zo ging het week na week. Van de andere kant, ik vraag me af of het veel zou hebben uitgemaakt als we ons het vuur uit onze sloffen hadden gewerkt. Ik weet het: er zijn in een verder verleden meerdere blinde en slechtziende leerlingen geweest die in het conservatorium of Lemmensinstituut zijn geraakt, en er zelfs mooie diploma’s hebben behaald. Maar vergeet niet dat a) de mentaliteit betreffende onderwijs vroeger veel serieuzer was dan in onze tijd, en dat b) de afleiding (lees verleiding) toen ook veel minder was, gewoon omdat de mogelijkheden er niet waren. Als het niet goed gaat, ben je geneigd je op iets anders te storten. Dat je er op die manier alleen maar slechter komt voor te staan, dat heb je als ---------------------------------------------------- 58 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
adolescent niet eerder door dan wanneer het te laat is. Mij interesseerde het allemaal wel, zeker als het enthousiasmerend werd gebracht, al vrees ik dat ik net dat tikkeltje uitmuntend talent tekort kwam. Maar daar had ik het eerder al over. Wat mij ook verbaasde in dat instituut, was dat de aanpassingen voor ons slechtziende leerlingen zo miniem waren. Een beetje grootdruk, een schrift met dikke lijntjes, en dat was het! Beeldschermloepen, dictafoons en andere, ik zeg maar wat: optische apparatuur werd niet gebruikt, en was ook amper voorhanden, tenzij je er zelf mee op de proppen kwam, natuurlijk. De blinden daarentegen hadden hun brailleschrijfmachines, prikborden en brailleboeken. Waarmee ik uiteraard niet beweer dat zij te benijden waren. Integendeel. Omdat wij slechts een diploma lager middelbaar konden behalen, weliswaar aangevuld met een zekere specialisatie voor wat betreft de vakopleiding, was het nodig dat je buiten de school verder studeerde, wilde je een volledig secundair diploma. Een aantal leerlingen van de Handelsafdeling hebben dat ook gedaan. Ons muzikanten werd het niet eens voorgesteld. Trouwens, in mijn geval -- na het beëindigen van mijn studies keerde ik immers terug naar het verre Poperinge -- zou ik bij god niet hebben geweten hoe dat praktisch te regelen. En denk maar niet dat er vanuit het instituut hulp of faciliteiten werden aangeboden voor logies en dergelijke. Daar was men enkele jaren geleden om één of andere nooit achterhaalde reden definitief mee gestopt.
In 1976 –- ja, in die legendarische hete zomer –- studeerde ik af. Ik behaalde mijn diploma ‘Muziekinstrumenten A6A3 met specialisatie’ met onderscheiding op alle vakken. Maar wat ik nu ging doen? Ik had niet het flauwste idee. Pittig detail: toen maanden na het beëindigen van mijn studies, mijn diploma klaar was, stuurde de directie me dat onaangekondigd via de ---------------------------------------------------- 59 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
gewone post toe in een grote envelop weliswaar, maar… dubbel gevouwen. Het zegt genoeg over de appreciatie als men je bij zo’n gelegenheid niet eens opbelt en voorstelt het diploma eventueel zelf te komen afhalen, zeker?
Nico, Jan en ik hadden in Woluwe een muziekgroepje opgericht. Mijn vrienden lieten er geen twijfel over bestaan dat zij er mee door zouden gaan. Kun je je voorstellen hoe ik me voelde toen? Ik was uitgerangeerd, maar had het niet aan hen, noch aan mezelf, maar aan de stomme omstandigheden te wijten. Ik kon toch omwille van dat muziekbandje niet in Brussel blijven rondhangen! Er een kamer huren? Maar wat zou ik daar de godganse dag verder moeten uitvreten? Ik heb in extremis nog voorgesteld aan broeder Alberick om dan maar het vroeger gebruikelijke zesde extra specialisatiejaar aan te vatten, maar dat was omwille van besparingen kort geleden afgeschaft. Wat hij me aanraadde was mijn weg te zoeken als pianostemmer. Daar was volgens hem een behoorlijke boterham mee te verdienen, als je tenminste af en toe een tweedehandsinstrument kon opkalefateren en verkopen. Zo bouwde je een klantenkring op die je regelmatig kon terug opzoeken, enzovoort, enzovoort… In combinatie met mijn discobar viel daar misschien iets voor te zeggen. Er was alleen het eeuwig terugkerende probleem van de verplaatsingen. Voorlopig hielp mijn vader me daarmee nog. Wat dat betreft was ik niet onmiddellijk pessimistisch. Ik moest het allemaal nog aan den lijve ondervinden, zeker?
Hoewel! De grote vakantie en de erop volgende maanden werden voor mij toch één van de meest sombere en uitzichtloze periodes van mijn leven. Ik zat daar in Poperinge, teruggeworpen op mezelf, afgesneden van de laat ik maar zeggen ‘andere cultuur’. Na mijn zogenaamde wachttijd moest ik ook dagelijks gaan stempelen. ---------------------------------------------------- 60 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
Daar leerde ik weer andere verworpenen kennen. Geen mensen die me verder konden helpen of met wie ik wat kon opzetten. Ik las iedere week de Humo van voor naar achter en van achter naar voor, deed wat kleine boodschappen voor mijn moeder en hoorde het commentaar van mijn ouders en de klanten die bij ons over de vloer kwamen over de alsmaar verslechterende economische toestand en waar het allemaal naar toe moest met zoveel werklozen, enzovoort, enzovoort… Er was niet veel waar ik als slechtziende aan mee kon doen, er was alleen mijn muziek en mijn discobar. Verder waren het de absolute hoogtijdagen van Radio Mi Amigo die toen noodgedwongen een deel van de programma’s opnam in Spanje. Na het verdwijnen in 1974 van Radio Veronica en Radio Noordzee, was Mi Amigo trouwens de enige Nederlandstalige zeezender die overbleef. Alleen al daarom was ik er fan van. Al geef ik toe dat de muziek van Radio Caroline (album format jaren zeventig) me meer boeide dan het hitgeloei van Mi Amigo. Sinds juni 1976 had Caroline weer een dagservice, waar zeer wijze LP-tracks werden gedraaid die je hier zelden of nooit op de nationale zenders te horen kreeg, behalve bij enkele radiomakers zoals wijlen Rudy Sinia (Rudy’s Club) op BRT 2-Oost-Vlaanderen of Rik Moens, eveneens BRT2, maar dan Omroep Antwerpen. Ook de idee achter Caroline’s Loving Awareness sprak me destijds heel erg aan: love, peace and good Music. Meer moest dat niet zijn, zeker?
Over mijn discobarperiode even nog een pittige anekdote. Ooit liet ik me inlijven in de fameuze Diskjockeyclub van West-Vlaanderen, die dan op zijn beurt de bedoeling had om in het NVD (Nationaal Verbond van Diskjockeys) op te gaan. De voorzitter en vader van een diskjockey die veel in Noord-Frankrijk werkte, had me binnen gehaald omdat ik het goed kon uitleggen tijdens vergaderingen, en zo. Op een bepaald moment vergaderen we over het gegeven dat er toch zoveel door diskjockeys onder de prijs werd gewerkt, waardoor op den duur niemand meer behoorlijk zijn boterham verdiende. Afgesproken werd ---------------------------------------------------- 61 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
dat alle leden van de club voortaan hetzelfde minimumtarief van toentertijd vierduizend vijfhonderd oude Belgische Frank zouden vragen voor vijf uur optreden, hetzij van acht tot één, hetzij van negen tot twee. De uren daarna zouden hoe dan ook worden beschouwd als overuren, ook als je bijvoorbeeld werd gevraagd om van tien tot drie te spelen, dan werd dat laatste uur een overuur, dat zoals alle andere overuren diende aangerekend te worden aan zevenhonderd Frank. Goed, voor die tijd waren dat behoorlijke bedragen, maar je had dan ook je investerings- en verplaatsingskosten. Denk maar aan de wekelijkse platenfactuur! Zo gezegd, zo gedaan, de motie wordt eenstemmig aanvaard en een modelcontract wordt ter beschikking van de leden gesteld. Wie denk je nu die vanaf toen alle organisatoren van feesten ging afschuimen tegen een all-in vergoeding van amper tweeduizend achthonderd frank per avond? Juist, de zoon van de voorzitter van de Diskjockeyclub van West-Vlaanderen. Had die ons, zijn concurrenten, op deze manier natuurlijk mooi buiten spel gezet! Ja, beste lezer, achter zulke lieden liep ik, mij -– naïef als ik was -– niet van het minste kwaad bewust, toen aan, en helaas… nog al te dikwijls in mijn verdere leven.
---------------------------------------------------- 62 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
8. VAN AFRIKA TOT IN UKKEL
Net toen ik in 1976 Woluwe verliet, legde de toen al op leeftijd zijnde broeder Alberick zijn functie als directeur van de muziekafdeling neer. Om met pensioen te gaan? Beslist niet. Broeder Alberick zou eerlang afreizen naar het toenmalige Zaïre, met het doel daar in de hoofdstad Kinsjasa, een blindenschool uit de grond te stampen. Hij was namelijk gevraagd door een confrater die daar al langer aan de slag was. Het feit dat broeder Alberick allesbehalve gelukkig was met de neergang van zijn afdeling, zal zijn beslissing wel hebben vergemakkelijkt. Pionieren, ook al was het dan in hartje Afrika, was meer iets voor deze erudiete kloosterling, dan hier zitten wegkwijnen. Bij ons afscheid in juni 1976, merkte ik nog laconiek op: «Wel broeder, als u daar iemand nodig hebt, laat het me maar weten!»
Wie of wat schetst mijn verbazing toen ik in het voorjaar van 1977 een brief van Broeder Alberick in de bus aantrof. Hij was na een verblijf van negen maanden in Kinsjasa terug in België, en hij vroeg me op de man af of ik geïnteresseerd was om in september met hem mee af te reizen. Hij wilde ginder namelijk naast muziekonderricht ook een afdeling pianostemmen –herstellen opzetten. Het was de bedoeling dat ik die zou leiden. Nou, ik moest wel even slikken. Ik, op een moment dat de meeste van mijn leeftijdgenoten nog aan universiteiten en hogescholen zaten, en met mijn handicap! Gaandeweg werd ik over en weer geslingerd door tegenstrijdige gevoelens. Niet doen betekende misschien een mooie kans laten liggen. Van de andere kant: het was de periode van de eerste Shaba-opstand in onze voormalige kolonie. Maar Zaïre, was dat nu zo’n onveilig land? De buitenlanders werden toch altijd als eersten geëvacueerd, als het uit de hand dreigde te lopen. ---------------------------------------------------- 63 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
Daarbij, President Mobutu Cece Ceco leek –- gesteund door het westen en de Societé Generale –- de touwtjes nog altijd stevig in handen te hebben! Ik ging onder staatswaarborg en onder de auspiciën van de Broeders van Liefde. Wat had ik dan eigenlijk te vrezen? Maar wat als het ginder toch misliep! Afgesproken werd om samen met mijn ouders Broeder Alberick te gaan opzoeken in Brussel. De kwieke, vitale, opgewekte kloosterling die ik te zien kreeg, leek in niets op de levensmoeë ouderling van wie ik een maand of tien geleden afscheid had genomen. Broeder Alberick had een ware metamorfose ondergaan. Zou de lucht in Afrika zoveel beter zijn dan hier of… en dat zal wel dichter bij de waarheid zijn geweest: Broeder Alberick had ginder een nieuwe bestemming, een nieuw doel gevonden, letterlijk een missie: een drive, die ze hem hier met al hun regelgeving en besparingen (oh, wat klinkt dit weer actueel!) nooit meer hadden kunnen geven. En de bevlogen manier waarop hij over Zaïre, de zwartjes en de blanken ginder sprak! Want hoe slecht het de gewone Zaïrees ook ging, hij was gelukkig in zijn miserie omdat hij levensblij was, iets wat we hier in Europa trouwens toen ook al lang verloren waren. Ginder in Kinsjasa zou voor mij alles worden geregeld: een goed geëquipeerd huis, een boy en een huishoudster. Ik moest me om niets bekommeren, enzovoort, enzovoort. Hij duwde me het vijfjarenplan van het vak pianostemmen –herstellen in de hand en instrueerde me het te herschrijven naar drie jaar. Want dat was de duur van de opleiding die hij daar voor ogen had. Hij zei ook dat ik voldoende Frans kende voor ginder, en de plaatselijke taal –- zoals bekend het Linguala -- die zou ik vanzelf wel aanleren. Zo, dat leek dus geregeld. Mijn ouders blij, Broeder Alberick blij en ik…? Ik twijfelde nog, al deed ik nu mijn best om me zoveel mogelijk mentaal voor te bereiden op de nieuwe situatie die me wachtte. Per slot: wat liet ik hier achter? Mijn discobar? Geen echte vrienden die naam waardig, geen lief… En ---------------------------------------------------- 64 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
daarginds, tja, dat zou ik wel zien, zeker? Feit was: de opdracht in Zaïre zou me zowel hier als ginder een zeker aanzien geven. Nu was ik een gehandicapte, werkloze luis in de pels van de maatschappij. Vanaf dan zou ik iemand zijn! Toch waren er nog momenten dat ik God bad dat hij zou ingrijpen, dat Hij iets zou doen waardoor één en ander in de soep liep en ik afkwam van dat verschrikkelijke vooruitzicht om… Enfin, ik vrees dat ik toen nogal hard heb gebeden, want weldra zou God mij ter hulp snellen, dit op een manier zoals alleen Hij dat kan. Met andere woorden: zonder het minste gezichtsverlies voor wie dan ook. Wie naar Afrika vertrekt moet zich medisch laten onderzoeken, dit met het oog op de nodige inentingen. Enfin, jullie voelt de bui misschien al hangen! Eens het medisch onderzoek achter de rug liet de verantwoordelijke arts me bij zich komen. Hij stelde onomwonden dat hij het niet opportuun achtte dat ik me, gelet op mijn prille leeftijd, slechtziendheid en geboorteafwijking, onder de waarborg van Vadertje Staat aan een Zaïrees avontuur zou wagen. Met andere woorden: hij gaf geen toestemming. Als ik wilde gaan, dan was het op eigen risico. Daar lag dus de droom, ergens begin augustus 1977, definitief aan diggelen. Significant detail: voor mij ging het niet door, maar niettemin werd er gauw iemand anders gevonden die in mijn plaats zou gaan. Onvervangbaar was ik dus niet! Alhoewel, als puntje bij paaltje kwam is die vervanger ook niet gegaan. Broeder Alberick heeft het ginder uiteindelijk zelf moeten zien te beredderen. Trouwens, de blindenschool in Kinsjasa is er gebleven tot en met de val van Mobutu in 1997. Pas dan is broeder Alberick -– al een eind in de negentig -– definitief teruggekeerd naar België, om er een tijdje later in een rusthuis te overlijden. Waarschijnlijk omdat dat blindeninstituut onder bescherming stond van de echtgenote van de inmiddels op de vlucht geslagen roerganger zelf –- zij is er zelfs een paar keer op bezoek geweest -- hebben de opstandelingen ---------------------------------------------------- 65 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
(of bevrijders) zonder rekening te houden met wie of wat dan ook, de boel dan maar kort en klein geslagen.
Ondanks mijn aanvankelijke reserves, ervaarde ik dit débacle als een teleurstelling, een persoonlijke nederlaag, zo je wilt. Want hier bleek nu klaar en duidelijk dat ik geweigerd was op basis van iets waar ik zelf niets kon aan veranderen, namelijk mijn visuele handicap en de ermee gepaard gaande gevolgen. Ik had in de loop van het voorliggende jaar al heel wat pogingen ondernomen om aan werk te geraken. Telkens was het wel iets: ofwel te jong, geen juist of een onvoldoende hoog diploma, niet geschikt, en wat weet ik al meer. In mijn geboortestreek mocht ik het schudden. Daar was ik intussen wel achter. Vandaar dat ik de opportuniteit Zaïre toch wel ergens had zien zitten, al was het maar voor een beperkt aantal jaren, misschien. Maar nu zat ik weer op doodlopend spoor. Verder studeren had misschien een optie kunnen zijn, maar was omwille van mijn handicap in die tijd niet echt aan de orde. Op een bepaald ogenblik werd ik door de RVA (Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening) van het nabijgelegen Ieper uitgenodigd voor een oriëntatiegesprek, en het scheelde niet veel of ze bevolen mij aan op de plaatselijke beschermde werkplaats! Ondertussen volgde ik avondschool Engels en Frans in hetzelfde St.-Stannislascollege, waar ik de eerste vier jaar van de lagere school had school gelopen. Zoals het ging, ging het de omstandigheden in acht genomen, niet eens zo slecht. Al had ik het gevoel dat het zo niet veel jaren verder kon. Zo lang mijn ouders leefden en in goeden doen waren, was ik onder de pannen. Maar wat daarna?
Tot ik op een ochtend in het najaar van datzelfde jaar 1977 telefoon kreeg van de opvolger van broeder Alberick te Woluwe. Of ik in het kader van een vrijetijdsproject bereid was een paar avonden per week pianoles te ---------------------------------------------------- 66 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
geven in het instituut voor Visueel Gehandicapte Meisjes te Ukkel. Bijna zonder aarzelen zegde ik toe. Financieel was het wel zo goed als een nuloperatie, maar aan de slag geraken leek het allerbelangrijkste voor mij. En misschien, dacht ik, dat deze betrekking deuren kon openen naar iets beters en iets duurzamer. De betrekking, die een aanvang nam in januari 1978, stelde op zichzelf niet veel voor. Er stonden een paar wrakke piano’s op dat instituut, er waren een handvol leerlingen die zich hadden opgegeven, en dat was het. Al de rest, partituren, studiemateriaal, enzovoort, moest door mijzelf worden geregeld. De bedoeling was de leerlingen muziekles geven bij wijze van hobby. Maar hoe deed je dat als ze geen noot konden lezen zo hoog als een kerktoren! Het was dus dansen op het slappe koord. Ook het niveau van nogal wat leerlingen was erg zwak, zodat het me snel duidelijk werd dat hier maar weinig eer te rapen was.
Ik vertrok thuis ’s woensdags op de middag om ergens rond drie uur aan te komen op het instituut. Tegen halfvijf ging ik aan de slag tot halfacht. De dag erop, donderdag, was ik vrij overdag. Soms ging ik dan op bezoek in Woluwe, al was het maar om mijn dag te korten. Tegen halfvijf moest ik weer in Ukkel zijn, want dan had ik weer les tot halfacht. Om praktische redenen vertrok ik niet meer dezelfde dag, maar pas de vrijdag na het ontbijt met de bus naar het Zuidstation, en vandaar met de trein richting Poperinge.
De periode in Ukkel duurde alles bij elkaar twee en een half jaar, van januari 1978 tot en met juni 1980. De reden waarom er zoals dat heet een einde werd gesteld aan de samenwerking, was omdat op dat moment de katholieke blindenscholen in het Brusselse hun al lang aangekondigde fusieplannen eindelijk rond hadden. Er waren tot dan drie los van elkaar bestaande instituten: Woluwe voor de jongens, Ganshoren voor de meisjes en Ukkel, eveneens voor meisjes. ---------------------------------------------------- 67 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
Vanaf het schooljaar 1980-1981 -- schooljaar waarop ook het fameuze inmiddels allang weer afgevoerde Vernieuwde Secundair Onderwijs (VSO) zou worden ingevoerd -- kreeg iedere school die van dan af ook gemengd zou zijn, een specifieke groep leerlingen toebedeeld. Ganshoren werd de lagere school, Woluwe de middelbare, en naar Ukkel verhuisde het integrale Franstalige visueel gehandicaptenonderwijs. Ik heb nog geprobeerd om via de toenmalige personeelschef van Ukkel en via mijn connecties in Woluwe iets voor mij uit de brand te slepen, maar helaas… Door de fusie werd ik met mijn pianolessen overbodig, en een andere baan –- ik was al tevreden geweest met de meest bescheiden betrekking -– hadden ze zogenaamd niet voor mij. Kortom, ik werd hier mooi getrakteerd op een staaltje van christelijke barmhartigheid en edelmoedigheid. En dat het niet voor de laatste keer zou zijn, wordt in dit boek nog een paar keer duidelijk. Maar goed, nu lopen we eigenlijk op de zaken vooruit. Want los van dat lesgeven zijn er in die twee en een half jaar in Ukkel nog heel veel andere dingen gebeurd. Het was of mijn leven door het aanvaarden van die lesopdracht plots in een stroomversnelling kwam. Van de ene kant: dat mocht ook wel, want ik was het gedwongen nietsdoen meer dan beu. De gebeurtenissen in deze periode werden voor een stuk ook bepalend voor het verdere verloop van mijn leven. 1978 zou voor mij niet voor niets een volgende numerologisch éénjaar blijken te zijn.
---------------------------------------------------- 68 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
9. HET EPOS VAN DE EENENTWINTIG RODE ROZEN
De pianolessen in Ukkel werden ingericht door het jeugdhuis Karibu, dat weliswaar lag op het uitgebreide domein van het blindeninstituut, maar dat er wat haar werking betrof los van stond. Wel organiseerde het jeugdhuis geregeld activiteiten voor het internaat, waaronder een drukbezochte maandelijkse instuif op donderdagavond. Wat nu de praktische zaken betreft, kreeg ik het in hoofdzaak te stellen met het opvoedend personeel dat vrijwel uitsluitend bestond uit jonge vrouwen. En ja, het onvermijdelijke gebeurde: ik werd verliefd op één van de opvoedsters. Leen was een bijzonder persoontje. Ze was klein en tenger, maar ze had een vriendelijk gezichtje dat omkranst werd met lang, zwart haar. Ze was dan ook in veel opzichten mijn tegenpool. Leen straalde namelijk een mentaal evenwicht uit waar ik eerlijk gezegd jaloers op was. Ook hield ze zich bezig met dingen als macrobiotische voeding; beslist geen alledaagsheid aan het eind van de jaren zeventig. Wat mij nog het meest in haar aantrok, was ongetwijfeld haar erotiserende stem. Leen had namelijk een bijzonder lieflijke, ja, sensueel klinkend stemgeluid. De eerste maanden stond ze mee in voor een leefgroep in de lagere afdeling, waardoor ik haar ’s avonds en in de vrije uren vaak zag. Vanaf het daaropvolgende schooljaar echter verkaste ze naar een leefgroep in de hogere afdeling, die vertrekken betrok aan een heel andere kant van het domein. Dit was brute pech voor mij. En wel omdat ik haar nu veel minder te zien kreeg. Waarom ik aarzelde om haar mijn liefde te verklaren? Wel, ik woonde in Poperinge, nog onder het ouderlijke dak, zonder het minste uitzicht op een stabiele toekomst. Zij woonde bij haar ouders in ---------------------------------------------------- 69 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
het Vlaams-Brabantse Opwijk. Ons enige ontmoetingspunt was onze werkplek. Daarbij bleek zij goed geïntegreerd in haar gemeente (lees: honkvast). Ze had er zelfs een lief die op dat moment in het leger diende in de BSD (voormalige bezettingsmacht in Duitsland). In het najaar van 1978 was ik eindelijk zover dat ik al mijn moed bij elkaar had geraapt. Ik zocht naar een goede gelegenheid, maar zoals meestal met dat soort dingen: een echt geschikt moment deed zich niet voor. Tenslotte sprak ik haar aan -– het was in de periode vlak voor de Kerstvakantie. Ik zei haar dat ik haar iets belangrijks te vertellen had en dat ik haar graag onder vier ogen wilde zien. Afgesproken werd dat ik haar de maandag daarop zou opzoeken in haar leefgroep, waar op dat moment niemand anders aanwezig zou zijn. De decembermaand van 1978 was één van de koudste en besneeuwdste die ik me uit mijn jonge jaren herinner. Ik had een vroege trein genomen om zeker op tijd te komen. Omwille van de weersomstandigheden was de eerste aansluiting vanuit Kortrijk naar Brussel één via Aalst. Ik dacht: die gaat ook naar Brussel. Inderdaad, hij zou er ongeveer twee en een half uur over doen, via zowat alle stationnetjes en stopplaatsen van OostVlaanderen en Brabant. Toen ik tenslotte bij Leen aankwam, zonk de moed mij alweer in de schoenen. Ik ging tegenover haar zitten op één van de lichtkleurige, lage zetels en deed haar zo rustig mogelijk mijn verhaal. Even bleef het stil, tot zij doodkalm verklaarde… dat die gevoelens helaas niet wederkerig waren. Ik zat daar in die zetel, en het was of mijn benen van de ene seconde op de andere van gesmolten lood waren geworden. Wat kon ik zeggen? Wat kon ik doen? Ik stamelde een paar woorden van excuus en maakte dat ik wegkwam.
In de loop van 1979 koesterde ik nog hoop dat het misschien goed zou komen. Wie weet liet haar operettesoldaatje haar in de steek, en kwam ze ---------------------------------------------------- 70 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
tot inkeer, dacht ik naïef. Ik trotseerde de daaropvolgende harde winter eigenlijk alleen om harentwille. De apotheose kwam er op 7 juni 1979. Ze zou dan eenentwintig worden. Ik contacteerde een bloemist uit haar streek en liet op die bewuste dag een bos met eenentwintig rode rozen bij haar thuis afleveren. En dan maar bang afwachten… Wel, het werd een anticlimax. Behalve de week erop een plichtmatig dankjewel, een slap handje en een kus op de wang… niets. Ik kwam Leen de daaropvolgende maanden nog af en toe tegen en telkens brak mijn hart. De kwestie is echter nooit meer ter sprake gekomen. Niettemin…
Ik had in die tijd al belangstelling voor alternatieve zaken. Omdat ik toen ook een beetje sukkelde met mijn gezondheid -- verkoudheid, griepje, pijntje, je kent dat wel -- was ik in Roeselare bij een pendelaarhomeopaat beland. De man hield illegaal (hij was namelijk geen gediplomeerde arts) consult in de voorplaats van zijn kleine werkmanswoning. Ik legde hem op een alweer besneeuwde zaterdag in februari het hele geval voor, en gaf hem een foto van Leen. Hij pendelde erop, en even later keek hij me aan en zei op ernstige toon: «Zij houdt wel degelijk van jou. Maar ze wordt van thuis uit tegen gewerkt.» DAT was het dus! Haar ouders, die waarschijnlijk een erfenis en/of een stuk bouwgrond, zoals dat op den buiten nog wel eens gaat, te verdelen hadden, wilden kennelijk niet dat hun dochter met een gehandicapte naar huis kwam. Dat zij haar centen verdiende dankzij gehandicapten, kwam bij die mensen blijkbaar niet op. Ze hadden mij ten andere nog nooit ontmoet! Hoe konden zij dan oordelen? Maar ja, een vooroordeel is nu eenmaal een vooroordeel, en daar valt moeilijk iets tegen te in te brengen. Je kunt nu wel zeggen: dan was het ook geen echte liefde van Leen haar kant. Maar zo simpel ligt het naar mijn gevoel toch niet. Tenminste niet ---------------------------------------------------- 71 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
als je moet kiezen tussen levenslange ruzie met je gegoede ouders waar je tenslotte veel om geeft, en de liefde met grote L, annex een onzekere toekomst. Ik neem best aan dat er in een dergelijke situatie praktische bezwaren zijn en… onuitgesproken wetten. De attente lezer begrijpt allicht hoe pijnlijk dit alles voor mij is geweest. Hoewel ik het haar op dit ogenblik echt niet kwalijk meer neem dat ze toen voor de (al was het misschien schijn)zekerheid heeft gekozen. Ik tracht haar te vergeven vanuit het diepste van mijn hart, dit in de onfeilbare zekerheid dat we ook hier weer te maken hebben met bijzondere karmische banden, die veel en veel verder reiken dan dit ene, o zo onvolkomen leven! Ik heb sterk het gevoel dat het hier het vervolg op een ervaring uit een vorig leven betreft, waarin ik me allicht schaamteloos van haar vertrouwen heb bediend, wat zeg ik, er wellicht op ongeoorloofde wijze misbruik van heb gemaakt, en dat zij mij in dit leven is komen leren hoe dat voor het slachtoffer aanvoelt. Tegelijk weet ik zeker dat wij elkaar nog terug zien. Is het niet in dit, dan in een volgend leven. Daar wil ik de klok op gelijk zetten, Leen!
Zoals de lezer merkt: ik wacht me ervoor haar volledige identiteit te onthullen. De mensen die mij in die tijd hebben gekend, weten ongetwijfeld over wie het gaat. Dus, de kans dat ze mij hiervoor een proces aandoet, is eerder klein. Hoewel… wat gratis publiciteit voor dit boek is nooit weg, natuurlijk. Grapje! Wie mij wel ooit met een proces dreigde, was een collega van haar, waarvan de pendelaarhomeopaat me tussen neus en lippen had gezegd dat ze –- zonder het te willen toegeven –- verliefd op mij was. Een paar jaar later toen ik een brievenboek schreef (dat trouwens nooit gepubliceerd werd) koos ik haar als geadresseerde voor één van de brieven. Naïef als ik was, stuurde ik haar het betreffende tekstfragment toe, en ja, ---------------------------------------------------- 72 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
ik had dat onderwerp aangeraakt. Stuurde ze me daar geen aangetekende brief zeker, met dreigementen van hier en van daar! Niettegenstaande ik behoorlijk was geschrokken van die heftige reactie, wist ik het nu wel zeker: die pendelaar had het bij het rechte eind gehad. Rita was wel degelijk verliefd geweest op mij. Dat ze zo overreageerde, betekende alleen maar dat ze het ten alle prijze voor zichzelf wilde ontkennen. Leugens kunnen je op het eerste gezicht wel beschermen, ze bezorgen je op termijn alleen maar narigheid. Dat je de ander wil bedotten, tot daar aan toe, maar dat je jezelf voor de gek houdt… Hoe dwaas kan een mens toch zijn in zijn misplaatste ijdelheid.
Het enige goede dat uit heel de historie met Leen is voortgekomen, is dat ik op een bepaald moment één en ander van me af wilde schrijven. Echter, wist ik in die dagen wat literatuur inhield! Op school was ik er nauwelijks mee in aanraking geweest. Ah, nee: als muzikant kreeg ik, zoals eerder gezegd, mijn algemene vakken samen met vlechters en bakkers. Als er in Woluwe al iets als literatuur zou zijn onderwezen, dan toch uitsluitend in de Handelsafdeling, zeker! Dus was ik nu genoodzaakt mijn achterstand via zelfstudie in te halen. Ik contacteerde mijn dictieleraar uit mijn middelbare schooltijd. Hij adviseerde me dat ik zoveel mogelijk en vooral de Russen moest lezen, wat ik dan ook ben gaan doen. De gedichten die in die periode ontstonden, kregen uiteindelijk vorm in een dichtbundel met als titel ‘Als de zon schijnt en het regent’. Wat een ander kan, kan ik ook, redeneerde ik niet helemaal onterecht zeker? En ik toog ermee naar de toen al vrij bekende dichter Gwij Mandelinck; later beroemd geworden met zijn jaarlijkse ‘Poëziezomer van Watou’. Van hem had ik nota bene nog les gekregen in het avondonderwijs. Hij was meteen bereid de sprankelende flaptekst te schrijven, maar tegelijk waarschuwde hij me, zeggende: «Een uitgever zul je hier nooit voor vinden.» ---------------------------------------------------- 73 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
Nou, dan maar zelf aan de slag! Met de hulp van iemand die ik in één van mijn muziekgroepjes had leren kennen, kon ik gedaan krijgen dat er tweehonderdvijftig exemplaren tegen kostprijs werden gedrukt op de offsetpers van die gast zijn werk, een culturele instelling. De man van weer een andere opvoedster, een kunstschilder, zorgde tenslotte voor een handvol tekeningen en de coverpagina. En zo kwamen mijn gedichten dan nog vrij snel en goedkoop tot stand. De volgende stap was aan mij: zelf gaan leuren, verkopen en handtekenen. Hoe gek het misschien klinkt: die dichtbundels verkochten vrij vlot. Een paar jaar later was de hele oplage nagenoeg uitgeput. Ik weet het: de meeste mensen kopen zoiets alleen maar uit sympathie voor de persoon die het hen aanbiedt, maar toch… Het zou me niet verbazen als er ooit nog ergens een exemplaar van die dichtbundel opdook. Al moet ik zeggen dat ik zoveel jaar later liever niet meer geconfronteerd wordt met die jeugdzonde, ontstaan uit een gemis aan begrip, en geschreven vanuit jeugdige overmoed. Maar is het niet zoals Ward Ruyslinck ergens schrijft, dat er meer boeken worden geschreven uit geldingsdrang dan uit scheppingsdrang?
---------------------------------------------------- 74 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
10. HET ZWARTE GAT
In de loop van 1979 werd duidelijk dat het in Ukkel weldra zou zijn afgelopen. Ik zocht dan ook koortsachtig naar iets anders. Terug een muziekgroepje oprichten, leek me wel wat. Als gevolg van wat bescheiden adverteren kreeg ik enkele muzikanten bij elkaar. Weer via via kwam ik in contact met een zanger-gitarist die naar eigen zeggen enkele jaren eerder in Portugal op tournee was geweest als stand-in voor één van de leden van een begin jaren zeventig vrij succesvol Belgisch muzikaal duo Lester & Denwood. Maar muziek is een eigenaardige business waarin nogal wat opportunisten rondstruinen, gezegend met een sterk ego en soms ook (het moet gezegd) met talent. Het gevolg was dat weldra alles rond die zangergitarist draaide. Op zijn aanwijzen werd er materiaal gekocht, onder andere een zanginstallatie, microfoons, en zo meer. Ik herinner me niet meer precies waar het uiteindelijk op is spaak gelopen, maar toen we uiteen gingen, lapte hij ons, de overige leden van de groep, nog een vette factuur aan ons broek voor onkosten die hij zogenaamd had gemaakt omdat wij hem hadden geëngageerd. Dat was grof, en absoluut een verdraaiing van de feiten. Wij hadden hem uitgenodigd. Hij was daar vrijwillig op ingegaan. Niemand had hem gedwongen. En de split van een popgroepje is nu eenmaal altijd een in te calculeren risico. Maar al deze en andere overwegingen ten spijt betaalden wij, in de eerste plaats om zonder verdere poespas van die kerel af te komen. Pakweg een jaar later heb ik hem nog eens gehoord op de toenmalige BRT 2-radio met exact hetzelfde repertoire als toen hij bij ons speelde. Hieruit bleek duidelijk: het WAS inderdaad zijn bedoeling ons te gebruiken als aanhangwagen voor zijn persoonlijke muzikale ambities. Ik geloof wel niet dat hij daarna nog potten heeft gebroken. Ambitie is nu ---------------------------------------------------- 75 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
eenmaal een paard dat niet zelden zonder ruiter bij de eindmeet verschijnt, zoals het geëikte spreekwoord zegt. Wat ik van deze ervaring moest leren? Dat je te allen tijde op je hoede moet zijn, zeker? Hoe voorzichtig je ook te werk gaat: je kunt nooit op voorhand weten of men al dan niet van plan is je in de maling te nemen. Al zijn er soms wel sterke aanwijzingen. En die, beste lezer(es), leer je herkennen eens je een aantal keren bent beetgenomen. Waarom het steeds de brave mensen zijn die worden getild? Eenvoudig: een oplichter kun je moeilijk oplichten omdat hij dat zelf in zich heeft en dus meteen de signalen herkent! Wij onschuldige lieden gaan er steeds van uit dat de anderen even braaf zijn als wij, en dat blijkt wel eens een misrekening.
Tijdens mijn donderdagbezoeken aan Woluwe had ik eerder kennis gemaakt met een zekere Daniel. Hij woonde in Antwerpen en was door omstandigheden terechtgekomen in de nog steeds zieltogende en ondertussen voor een stuk uitgeholde muziekafdeling. Die Daniel bleek iemand met een geweldige fantasie: naast muziek was hij ook bezig met plastische kunst en zo. Dat klikte dus vrijwel meteen. Het gevolg was dat hij in die zomer van 1979 een paar weken bij ons logeerde, en ik daarna evenveel tijd bij hem in Antwerpen. Bij die gelegenheid doorkruisten we samen de stad en deden daarbij ook een rondgang bij de verschillende muziekwinkels, waar ik vrijblijvend mijn diensten aanbood als pianostemmer. Dit was een hachelijke onderneming, dat wist ik. Maar een halfjaar later resulteerde ze wel in een concreet aanbod.
Op een maandagmiddag in februari 1980 werd ik namelijk opgebeld door één van die bezochte zaakvoerders, een zekere Wouter. Hij had sinds afgelopen zomer een muziekwinkel in de Isabellalei. Zijn zaken kwamen in een stroomversnelling, en omdat hij alles niet meer alleen aankon, zocht hij dringend een pianostemmer, zij het voorlopig op losse basis. Ik hapte ---------------------------------------------------- 76 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
meteen toe. Deze beslissing maakte dat ik de eerste helft van 1980 een heel hectisch leven leidde. Op maandagochtend spoorde ik naar Antwerpen. Kort na de middag begon ik te werken, ofwel in de winkel of bij klanten, en ’s avonds nam ik de bus naar Mortsel, waar ik logeerde bij de ouders van Wouter. De dinsdag werkte ik ook de hele dag voor Wouter, net als de woensdagvoormiddag. Kort na de middag spoorde ik naar Brussel, om daar mijn lessenprogramma van woensdag en donderdag af te werken. In plaats dat ik op vrijdagmorgen weer naar Poperinge terugkeerde, maakte ik nog een ommetje langs Antwerpen, om pas ’s avonds rond een uur of vier de trein huiswaarts te nemen. Het was een drukke tijd, maar mij hoorde je niet klagen. Ik verdiende voor het eerst behoorlijk, en ik had weer een zeker perspectief. Ik wist dat mijn opdracht in Ukkel afliep, maar via Wouter zou alles veranderen. Tenminste, dat verzekerde hij me toch. Hij zou me immers eerlang voltijds inschakelen. Tegen de zomer huurde Wouter een herenhuis in Oud-Berchem, waarvan hij mij, met toestemming van de eigenaar, de bovenste verdieping in onderverhuring aanbood. Ik moest niet lang nadenken om dit aanbod aan te nemen. Begin juni nam ik daar mijn intrek. Niet dat ik echt wegging in Poperinge, maar in het Antwerpse een optrekje hebben, zou voortaan toch makkelijker zijn. Ik kocht wat elementair tweedehandsmeubilair, en op een zaterdag reed mijn vader met een van een klant geleende camionette naar Berchem, Dewittestraat 49. Alles goed beschouwd was deze dakverdieping één van de gezelligste appartementjes die ik ooit bewoonde, al was het niet echt comfortabel. De vorige bewoner, die het geheel recent nog mooi had geschilderd en behangen, had er een zo goed als nieuw vasttapijt achtergelaten, dat ik samen met de gaskachel van hem zou overnemen. Echter, een rare speling van het lot -– weer eens zo’n toe-val! -- zorgde ervoor dat ik dat geld uiteindelijk niet moest uitgeven. Gelukkig maar, bleek kort daarop. ---------------------------------------------------- 77 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
Want niettegenstaande alle grootse plannen, bleek met het verstrijken van de zomer dat Wouters winkel toch niet het verhoopte succes werd. Daarnaast kreeg hij last met allerlei instanties en ook met klanten die niet wilden betalen. Enfin, het gewone liedje voor een kleine zelfstandige. En als die, zoals Wouter, financieel op zijn tandvlees zit, dan wordt het snel een minder leuk verhaal, natuurlijk. Van werk was er plots nauwelijks nog sprake, laat staan dat hij me voltijds in dienst zou kunnen nemen. Langzaam kwam ik tot het besef dat ik er –- zonder dat dat allicht de bedoeling was – weeral eens was ingelopen. Wanneer plots in verband met Wouters zaak de term ‘gerechtelijk akkoord’ opdook, begon er bij mij een alarmlicht te pinken. Gesteld dat hier op een mooie dag een deurwaarder neerstreek, dan was het aan mij om te bewijzen dat ik de verdieping huurde. Het ergste scenario, dat mijn meubels weldra met die van Wouter op de Antwerpse Vrijdagse Markt zouden belanden, ervoer ik als behoorlijk ondraaglijk. Vandaar dat ik besloot naar iets ander uit te kijken. Toen ik het Wouter vertelde, deed hij niet eens de moeite om me tegen te houden. Hij zou wel iemand vinden voor die dakverdieping, zei hij. Waarmee hij allicht ook op een galante manier te kennen gaf dat hij blij was zich niet meer aan mij verplicht te moeten voelen, zeker! Ik dus op zoek naar een geschikte woning; beslist geen sinecure voor iemand met een visuele beperking! De eerste appartementen die ik bezocht waren letterlijk afknappers. Tot mijn aandacht werd getrokken door een gebouw op de drukke Grote Steenweg. Carl, de man die zo’n beetje instond voor dat gebouw, toonde me de te huur staande appartementen. Meteen stond ik voor een dilemma. de twee ruimste appartementen waren onderkomen en volledig zuid- en zongericht, niet onmiddellijk wat ik met mijn lichtgevoelige ogen zocht. Terwijl het kleinere appartement wel netjes was, maar gesitueerd aan de voorkant van het gebouw, waar de ---------------------------------------------------- 78 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
drukke steenweg lag met zijn tram 7 en 15 vlak voor de deur. Na wikken en wegen nam ik uiteindelijk het kleine, propere appartement. Hier had tot voor kort een Nederlandse dame, een zekere juffrouw Vreugde gewoond. Met zo een naam kon het niet stuk, zeker? Enfin, met de hulp van Carl –- ik beschouw zijn verschijnen toen echt als door God gezonden -- ben ik eind september 1980 in enkele dagen naar het betreffende appartement verhuisd. Carl was iemand die van alle markten thuis was en voor alles oplossingen wist. Gordijnen, verlichting: hij toverde het allemaal uit een voorraad die vertrokken huurders hadden achtergelaten, zodat ik binnen de kortste keren vrij behoorlijk geïnstalleerd was. Verder waren er mijn ouders die af en toe langs kwamen en al eens dingen meebrachten, net als kennissen die geregeld naar Antwerpen afzakten en dan zaken ter plaatse brachten die ik echt niet met de trein kon meenemen. Als je als visueel gehandicapte absoluut geen hulp hebt, dan ben je een sukkelaar. Laat ik je dat zeggen! Al heb ik sterk de indruk dat onbaatzuchtige hulp vinden in die tijd makkelijker was dan nu. Toen deden mensen sneller spontaan iets voor elkaar. Tegenwoordig is de meeste hulpverlening geprofessionaliseerd, waardoor het spontane initiatief niet meer zo vanzelfsprekend is. Het probleem is naar mijn gevoel ook dat mensen vaak niet inzien dat ze door anderen te helpen ook zichzelf helpen. Het risico dat er van je geprofiteerd wordt, moet je er maar bijnemen. Maar blijf dan wel zo alert om als het echt de spuigaten uitloopt, resoluut de streep te trekken, hoe hard dat ook aankomt. Eén iets positiefs heeft het altijd, en dat is dat je door consequent te handelen op jouw beurt een leermeester voor die ander wordt.
In 1980 was de sociaal economische situatie in ons land verre van rooskleurig. Ene Wilfried Martens struikelde om de haverklap met zijn regering, maar krabbelde keer op keer weer overeind. De inkt van het ene ---------------------------------------------------- 79 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
herstelplan was nog niet droog, of er verscheen alweer een nieuwe besparingsronde aan de horizon. Met als gevolg een algemeen gevoelen van onbehagen, malaise en defaitisme. Hoewel de toestand van toen en nu niet echt te vergelijken is, zijn er toch parallellen: vooral in de mentaliteit en de angstgevoelens bij de mensen. Ikzelf werkte in die periode nog maar sporadisch voor Wouter. Ik beleefde een periode van financiële achteruitgang en zag iets in die dagen dat nogal sterk geleek op zwarte sneeuw. Hier zat ik dan. En wat nu? Mijn activiteit in Ukkel was ik kwijt, en Wouter had zijn beloftes niet kunnen waarmaken. Ik zat duidelijk in de hoek waar de klappen vielen. De mogelijkheden op de arbeidsmarkt voor iemand met een visuele beperking waren en zijn nu eenmaal bijzonder beperkt. Een ziende persoon die zonder werk valt, kan zeggen: ik ga een tijdje met de taxi rijden of ik meld me aan bij een interim-kantoor voor eender welk werk. Je levensvervulling is het niet, maar je kunt er voorlopig van leven, zonder een beroep te hoeven doen op het infuus van de sociale zekerheid. Maar wat kan iemand met een handicap? Alleen hetgeen waar hij of zij voor werd opgeleid, en dan nog moeten ze hem of haar een kans willen geven. Het punt is naar mijn gevoel ook dat veel honderd procent valide mensen hun neus optrekken voor vuil werk of werk onder hun niveau. Ze zoeken niet zozeer naar werk, maar eerder naar een makkelijk baantje om in hun levensonderhoud te voorzien, waarnaast hun echte leven (hobby’s, uitgaan, reizen, …) zich dan afspeelt. Op zich is daar niets op tegen, maar zo zitten zij ons, mensen met een lichamelijke beperking, ongewild maar niettemin letterlijk in de weg op onze zoektocht naar een betrekking die aan onze beperktere mogelijkheden voldoet. Draai en keer de zaken hoe je wilt: de eerste stap naar integratie is zonder twijfel tewerkstelling. Het is de beste garantie op een stabiel inkomen en een gewaardeerde plaats binnen de maatschappij.
---------------------------------------------------- 80 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
Ondertussen informeerde ik me links en rechts en kwam zo uit bij een vergelijkend examen niveau 4 voor de officiële omroep, de toenmalige BRT. Ook voor mij gold: de job van mijn leven zou het allicht niet zijn, maar dan kom ik tenminste uit de werkloosheid weg en het is een vaste betrekking op termijn. Ik dus op een zondag naar Brussel voor het eerste, schriftelijke gedeelte van het examen. Een tijdje later kreeg ik bericht dat ik geslaagd was met een respectabel aantal punten. Een paar weken daarna volgde de mondelinge proef: een gesprek met de jury. Van toen ik het examenlokaal betrad, voelde ik meteen de vijandigheid. En die leden van de jury maar doordrammen over mijn handicap, en of ik wel dit zou kunnen en dat zou kunnen, enzovoort, enzovoort. Maar goed, ik had niet echt moeite om me eruit te praten. Dus daaraan zou het niet liggen. Toen ik echter de uitslag van het mondelinge examen kreeg toegestuurd, bleek dat ze me slechts met de hakken over de sloot hadden laten slagen. Het gevolg was dat ik een ongunstig volgnummer op de rancking kreeg. Eerlijk was het zeker niet, maar wat vermag je te doen tegen zo’n discriminatie? Het is en was trouwens geweten dat de mondelinge proef bij dat soort examens vooral tot doel heeft het delibereren van zwakke kandidaten met een kruiwagen, en het wandelen sturen van sterkere kandidaten zonder. Ik was maanden later de hele zaak eigenlijk al een beetje uit het oog verloren, toen er plots een telegram uit Brussel kwam dat ik me op die dag en dat uur moest aanmelden bij de medische dienst van de BRT op de Reyerslaan. Mogelijke uitleg voor het feit dat ik toch nog werd opgeroepen kon zijn dat vele andere kandidaten intussen interessanter werk hadden gevonden, en wel omdat ze aan meerdere examens tegelijk deelnamen. Eind de jaren zeventig wierf de overheid massaal staatsambtenaren aan, dit als ultiem wapen tegen de werkloosheid. Je kunt je bedenkingen hebben bij dit systeem, maar het getuigde toch van een zekere bekommernis vanwege de overheid ten overstaan van die werkzoekenden die anders moeilijk of helemaal niet aan de bak kwamen. ---------------------------------------------------- 81 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
Ik dus die bewuste dag naar Brussel. Ik werd grondig onderzocht en van de hoofdgeneesheer naar de personeelsdienst gezonden. Daar vertelde men me boudweg dat ik, gelet op de resultaten van het medisch onderzoek, toch niet in aanmerking kwam voor de vacatures die nu vrij waren. Ik antwoordde dat ik toch duidelijk in mijn briefwisseling had aangegeven dat ik een handicap had. Waarop de aangesprokene: «Ja maar, wij kunnen toch niet weten welke handicap.» Het dossier lag voor zijn neus. Ik wees hem op de documenten met hoofding van de ‘Braille-Liga’, zeggende dat iedereen toch weet dat dat een organisatie is die staat voor visueel gehandicapten. Mijn tegenwerping gleed echter af als water van olie en maakte niet de minste indruk op die ‘ambetantenaar’! Ook het argument dat er op de betreffende dienst –- het ging concreet om de postdienst van de openbare omroep -– nog andere visueel gehandicapten werkten, bracht geen aarde aan de dijk. Wel integendeel! Het zou de dienst alleen maar overbelasten, heette het, als daar nog een visueel gehandicapte bij kwam. Meer dan dertig jaar geleden kon zoiets nog. Het zou nu met de verplichte aanwervingquota en de recente antidiscriminatie wetgeving allicht moeilijker zijn om openlijk een persoon met een handicap te discrimineren. Tenminste, dat hoop ik toch!
Tot zover mijn ervaring met het aanwervingsysteem van de openbare omroep. Waar het in wezen over ging, was dat ik daar geen kruiwagen KON inschakelen. In die tijd was namelijk ene intussen wijlen Paul Vandenbussche Administrateurdirecteur-generaal, en je moest -– in tegenstelling tot wat altijd over de BRT is beweerd -– geen rode, maar wel een CVP-kruiwagen hebben. Waarschijnlijk ‘omdat mensen belangrijk zijn’ (CVP-verkiezingsslogan uit 1974) werd ik gewipt ten gunste van één of ander zoontje of dochtertje van een partijhorige. Omdat bepaalde mensen belangrijk zijn, zal men wellicht hebben bedoeld! ---------------------------------------------------- 82 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
11. TOEN WERD HET LENTE
In het voorjaar van 1981 was ik zowat voltijds bezig met het zoeken naar een oplossing voor mijn op het eerste gezicht uitzichtloze situatie. Ik liep van hier naar daar, sprak allerlei mensen aan, enzovoort. Ten einde raad opende ik een handelsregister (toen kon dat zonder formaliteiten) om mij te vestigen als zelfstandig pianostemmer. Echter, al snel bleek de onhaalbaarheid van dit project, zodat ik dat handelsregister snel weer afsloot nog voor het actief was geweest. Op een middag kreeg ik een bode van de Socialistische Mutualiteiten over de vloer. Uit puur idealisme, zonder dat ik daar iets voor in de plaats had gekregen of me iets in het vooruitzicht was gesteld, was ik een paar maand eerder overgestapt van de Katholieke naar de Socialistische Mutualiteit en Vakbond. Dit omdat ik oprecht geloofde dat de Socialisten het verschil konden maken en dus echt konden bijdragen aan een betere samenleving. De meeste mensen aan wie je dit vertelt, schudden meewarig het hoofd en denken: onnozelaar, wie doet nu zoiets! Ik geraak dus met die bode aan de praat, en vertel hem dat ik maar geen werk kan vinden, hoewel ik ondermeer tot nog geen jaar geleden les heb gegeven. Hij raadt me aan contact op te nemen met de echtgenote van de toenmalige Socialistische Minister van Nationale Opvoeding (nu Minister van Onderwijs). Zij had namelijk een advocatenkantoor bij mij in de buurt. Ik dus met die dame getelefoneerd. Eerst was ze niet erg happig, tot ik haar vertelde dat ik was aanbevolen door die bode, en ik terloops de naam van senator De Rore liet vallen. Meteen vroeg ze me mijn geval op papier te zetten en kopieën van mijn diploma’s mee te sturen. Zo gezegd, zo gedaan. ---------------------------------------------------- 83 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
Ik was het hele geval alweer zo’n beetje vergeten, toen ik begin mei werd opgebeld door een kabinetsmedewerker van Nationale Opvoeding. Hij had een interim-job voor me tot het eind van het schooljaar, zo bleek.
Mei en juni 1981 was ik dus tijdelijk leraar (LSO en HSO) Muzikale Opvoeding, respectievelijk aan het Atheneum van Diest en het RISO te Herentals. Pittig detail: op het atheneum schrokken ze zich een hoedje. Zelf hadden ze een kandidaat voorgedragen die over de nodige diploma’s beschikte, terwijl ik... Wat kwam ik hier dan doen? Simpel: de administratie van het ministerie mocht voorgedragen krijgen wie ze wilde, uiteindelijk werd er op het ministerieel kabinet en nergens anders beslist wie de plaats kreeg. Ik hield me (voor één keer verstandig) van den domme en zei dat ik het niet wist, maar -– en dat was waar –dat ze me hadden opgebeld met de mededeling me die dag daar aan te melden. Niettegenstaande me in Diest meteen werd verteld dat ik een collega kwam vervangen die met een zenuwinzinking thuis zat, bewaar ik aan die paar maanden toch de beste herinneringen. Het was niet de makkelijkste opdracht uit mijn leven, maar wel een zeer leerrijke periode voor mij, jonge man van amper tweeëntwintig die nu plots les gaf ondermeer aan leerlingen die in een hogere klas zaten dan waarin ik zelf ooit gezeten had. Alleen, wisten ZIJ dat niet! Ik had trouwens het geluk de eerste dagen een oudere, bezorgde collega te treffen die me in een notendop vertelde hoe ik die vrij rumoerige leerlingen het best aanpakte. In het atheneum had ik namelijk uitsluitend klassen van de afdeling Menswetenschappen. Die afdeling werd gemeenzaam de vuilnisbak van de school genoemd, omdat er nogal wat leerlingen in verzeilden die van alles hadden geprobeerd en tenslotte niet meer wisten welke richting te volgen. Plus dat daar ook de belhamels en de raddraaiers in meeliepen. ---------------------------------------------------- 84 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
Van meet af aan haalde ik de oproerkraaiers die meestal met tweeën opereerden letterlijk uit elkaar, plaatste de leerlingen die spontaan op de achterste rij schoolbanken plaatsnamen op de eerste bankenrij, zodat ik het crapuul extra in de gaten kon houden. Muziek was sowieso het speeluurtje, tenminste dat vonden zij. Maar niet met mij! Ik kon het me niet permitteren hier af te gaan, vandaar dat ik resoluut koos voor de harde aanpak. Verzachten kon altijd. Als je meegaand begon, had men mij ingeprent, kon je bezwaarlijk nog strenger uit de hoek komen. Ze droegen je buiten als je dat probeerde. Ik had geen volledig uurrooster in de twee scholen samen, maar ik was wel een hele week in het getouw, lamentabel als onder andere de treinverbindingen in dat deel van het land destijds waren. Het probleem is niet dat je als visueel gehandicapte nergens geraakt, het probleem is dat je geen vrije keuze hebt van vervoermiddel, en dat is toch een serieuze surplushandicap, als je het mij vraagt. Zeker wanneer je wat ouder wordt en kwalen ontwikkelt eigen aan je leeftijd. Vergelijk het met een valide persoon die een mobiliteitsprobleem krijgt. Die neemt zijn kruk, sukkelt naar zijn auto, vloekt eens dat hij ginds of daar niet dicht genoeg kan parkeren, maar het grootste stuk van zijn verplaatsing kan hij toch zelfstandig met de auto afleggen. Stel dat iemand met een visuele beperking dit voorkrijgt, dan zit hij plots met een dubbel probleem. Hinken naar de dichtstbijzijnde openbaar vervoerhalte, daar staan koekeloeren of het wel de juiste bus of tram is die daar aankomt, dan met veel moeite op de bus of tram klauteren, … We spreken nog niet over het veel moeilijker en tijdrovender overstappen waarmee zo iemand geconfronteerd wordt. «Er gaat veel aan ons (visueel gehandicapten) voorbij,» zei ooit mijn vriend Jan, over wie ik het eerder had. Inderdaad, dit geldt voor heel veel, zoniet alle vlakken van ons leven. Door de moeilijkheden eigen aan je visuele beperking ben je snel geneigd een aantal kansen en mogelijkheden te laten voor wat ze zijn; tenslotte is het niet zo leuk om altijd op de toppen van je tenen te moeten leven! ---------------------------------------------------- 85 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
Dat dit sterk gepolitiseerde Rijksonderwijs een mijnenveld was, werd me snel duidelijk. Zo maakte ik eens een blunder van formaat. Het was examentijd en we zaten met een aantal leraren in de lerarenkamer, elk bezig met zijn of haar werk. Komt plots de secretaris van de school binnen. Hij zegt dat een bepaalde klas leerlingen zonder toeziend leraar zit en vraagt of er iemand van ons vrijwillig in die klas wil gaan zitten. Je hoeft niets te doen, alleen maar aanwezig zijn. Niemand reageert. Ik zeg dus spontaan: «Okay, zal ik het doen!» Heb ik achteraf één en ander mogen horen! Ik had een stilzwijgend mij onbekend embargo tegen dergelijk Chinees vrijwilligerswerk doorbroken. Zouden zij (syndicalisten) daar het slachtoffer van zijn, als ik allang weer weg was. Dat terwijl zowel zij als ik daar toch maar zaten te zitten! Was dit het socialisme dat zij voorstonden? Achteraf kan ik er om lachen, maar later heb ik dit soort situaties al te vaak meegemaakt. Ik die dacht dat socialisme solidariteit betekende, heb meermaals moeten vaststellen dat het veelal platte postjesjacht is, in het beste geval ongebreideld groepsegoïsme. En dat is jammer: in de eerste plaats voor het socialisme zelf, dat toch een stap verhevener is dan het wilde, nietsontziende kapitalisme. Nu begrijp ik ook dat iemand als Louis Paul Boon naderhand zo ontgoocheld was in het socialisme, waarvan hij -– oh, naïeve kloot -- dacht dat het de ‘nieuwe mens’ zou voortbrengen! Niettemin blijf ik er heilig van overtuigd dat onze materialistisch egoïstisch denken en handelen op de één of andere manier dient te worden gestopt. Dit soort ‘Eigen Belangen Eerst’ leidt echt tot niets, en is op termijn zelfs nefast voor ons voortbestaan als menselijke soort. We hebben elkaar nodig, of we dat nu willen of niet. In zijn boek ‘Het boek der Geheimen’ van Chopra Deepak wordt de vergelijking gemaakt met onze lichaamscellen. De stelling is dat als onze cellen ---------------------------------------------------- 86 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
zich maar een ogenblik zouden gedragen als wij mensen, we als functionerend geheel binnen de kortste keren serieus in de (gezondheids)problemen zouden komen, en eerst of laatst het loodje leggen. Onze cellen helpen en steunen elkaar niet alleen, ze offeren zich te allen tijde onvoorwaardelijk voor elkaar op en doen dit zonder verpinken met hun leven. Kun je het je al voorstellen dat wij mensen op die manier zouden handelen? Zonder het minste ego, zwart, wit, rood of bruin: allen aan elkaar gelijk, en bereid op elk moment ons leven te geven als vaststaat dat we er een ander die dit leven meer nodig heeft (bijv. omdat die jonger en sterker is) dienstig mee kunnen zijn. Deze voorstelling is misschien wat overdreven, ze houdt toch een belangrijke levensles in en is ook uitgangspunt van een al even belangrijke natuurwet. Die luidt dat er, in tegenstelling tot wat je geleerd hebt, tussen ons mensen niet de minste differentiatie is. Wij zijn allen gelijk aan elkaar en de ander is eigenlijk slechts een projectie van onszelf. Wat jij ziet als de ander is jouw beeld of idee van die ander. Jouw zien speelt zich af tussen je oren en niet daarbuiten. Via onze intelligentie die als geen andere intelligentie (want er bestaan nog andere vormen) in staat is ideeën te formuleren, hebben wij geleerd dat ik ik ben, en jij jij. Maar dat zijn slechts illusies of een soort geloof. En ieder geloof wordt realiteit. Als de hele wereldbevolking gelooft dat de aarde plat is, dan lijkt het er voor iedereen echt op dat de wereld plat is. Wat is realiteit dan, vraag je je nu af! De realiteit is niets meer of niets minder dan een perfecte illusie, gecreëerd vanuit ons gemeenschappelijk (wereld)beeld. Dat wordt ook duidelijk aan de hand van de wetenschappelijke zoektocht naar de bouwstenen van het Universum. De kleinste deeltjes zijn quarkjes, aan en uit floepende deeltjes. Als je die verder gaat analyseren kom je uit op…. niets meer, dat wil zeggen: energie. Zelfs grote natuurkundigen zijn het hier over eens, de dag van vandaag. Als wij bijvoorbeeld in de woestijn komen, zien we alleen maar zand. De ---------------------------------------------------- 87 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
nomaden die er leven hebben geleerd heel iets anders te zien. Hetzelfde voor de Noordpool. De Eskimo’s daar hebben een heel ander beeld dan dat van een monotone sneeuwvlakte. Gelukkig voor hen, want anders zouden ze er niet overleven. Ik zei ook ‘perfecte’ illusie. Nog iets dat de meesten van ons maar moeilijk begrijpen: wij starten als mensen in ieder geval vanuit volledigheid, en in die zin zijn wij dan ook perfect, ja, zelfs met al onze gebreken. Want als het Universum –- en het kan niet genoeg worden benadrukt –- een perfect systeem is, waarom zouden wij mensen die deel uitmaken van dat geweldige Universum, daar dan een uitzondering op vormen? Het antwoord is dat wij alleen die perfectie kunnen verlaten via ons alom vervormend denken. Onze enige binding met ons zogenaamde hogere zelf (noem het ziel of bron) is ons gevoel. En aan elk gevoel koppelen wij automatisch een gedachte, die wij dan weer projecteren op de ander. Terwijl er in wezen maar twee gevoelens bestaan: enerzijds vreugde, de enige echte emotie via welke je afstemt op het Universum, en anderzijds al het andere, het verzet, in wezen de angst, die alles blokkeert. Weet ook dat elk van onze emoties zonder uitzondering zelf gecreëerd is. De ander doet mij dit of dat niet aan. Dat gebeurt alleen als ik hem of haar die macht geef. Als ik dus aanvaard dat alle gebeurtenissen op de keper beschouwd objectief zijn, dan begrijp ik dat ik elke emotie eromheen zelf ontwikkel. Vanaf nu vat ik dan ook de clou van het leven en waar het werkelijk om draait, namelijk het gevoel, de enige graadmeter van mijn leven.
In 1981 was de weg naar een vaste aanstelling in het toenmalige Rijksonderwijs zo doordrenkt van partijpolitieke intriges dat (rode) kleur bekennen een absolute noodzaak was. Nu was dat voor mij niet het probleem. Het punt was echter dat het socialistische bastillion duchtig aan het wankelen was, waardoor wedden op dat paard na die zomer een riskante onderneming werd. Er was in de zomer de kortstondige regering Mark Eyskens die het Waalse ---------------------------------------------------- 88 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
staal moest saneren en daar absoluut niet in slaagde. Zodoende werd deze regering de voorbereider van alweer een volgende Martens-regering, maar deze keer… zonder de socialisten. Wie herinnert zich niet de ‘bocht van Martens’ eind dat jaar en de eerste zaak Daniël Buyle, die er een rechtstreeks gevolg van was. Mijn intuïtie bleek me niet te hebben bedrogen. In plaats van me in september andermaal kandidaat te stellen voor een wankele interimbetrekking in het Onderwijs, had ik me de voorafgaande zomervakantie ingeschreven bij het S.B.C.V., het herscholingscentrum van de Braille-Liga te Brussel. Je kon je daar als visueel gehandicapte bekwamen in vaardigheden specifiek gericht op de arbeidsmarkt, terwijl je er in die tijd nog behoorlijk voor vergoed werd ook.
Op 7 september 1981 begon ik aan een maximaal tweejarige opleiding telefoniedactylografie; als je ondertussen werk vond, kon je zonder formaliteiten de opleiding stopzetten. Ook dit werd weer een leerrijke ervaring, vooral op menselijk vlak. Ik leerde nu wat het was om met een dozijn of wat collega’s dag in dag uit te moeten samen zitten. De dagelijkse plagerijtjes, intriges, … net als in waarschijnlijk heel wat kantooromgevingen. De tv-reeks ‘De Collega’s’ was toen net van het scherm, maar ze leefde nog sterk bij het publiek. Aan de hand van wat ik hier meemaakte, kan ik jullie verzekeren dat de tv-reeks beslist niet overdreef! Uit die periode dateren ook een paar mooie vriendschappen. Met enkele van de mensen van toen heb ik nog sporadisch contact.
---------------------------------------------------- 89 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
12. HET WARE VERHAAL OMTRENT RADIO ZUIDERLICHT
Vanaf september 1981 was het weer behoorlijk druk. Ik vertrok ’s morgens in Berchem rond kwart voor acht, nam de trein naar Brussel-Zuid en keerde tegen vijf uur terug om zonder obstakels even na zessen weer thuis te zijn. Metro, boulot, dodo, dus. Tegelijk gebeurde in die periode nog van alles.
Kort daarvoor in de maand augustus was wijlen Aurel, de broer van Daniel, gestart met uitzendingen voor een vrije radio: Radio Antigoon. Mij werd gevraagd een testprogramma te maken. Maar de beheerder van die zender zag het niet zitten dat wij met die uitzendingen een eigen koers zouden varen. Dus dat ging even niet door. Tot Aurel een paar maanden later contact kreeg met een zekere Roger uit Deurne die daar een klein illegaal -– alle vrije radio’s waren dat toen –stationnetje exploiteerde van op de hoogste verdieping van het appartementsgebouw waar hij woonde. Het heette Radio Kamina, genoemd naar de legendarische Congoboot van weleer. Wij daarheen samen met een zekere Pierre, een ex-stadswerker, die over een camionette beschikte en zich zou bezighouden met pr en fundraising voor de zender. Aurel, Roger en ik zouden programma’s maken van en voor gehandicapten. Eerst werden die live uitgezonden vanuit Roger zijn woonkamer, later nam ik mijn eigen programma’s op voorhand op. Dat ging als volgt: eens om de twee weken bracht ik een weekend bij mijn ouders door. Rechtstreeks per spoor de vrijdag van Brussel naar Poperinge en de zondagavond terug naar Berchem. In de luttele vrije tijd die ik tijdens die weekenden had, nam ik twee radioprogramma’s op (op C-120 audiocassettes) van telkens twee uur. ---------------------------------------------------- 90 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
Maandagavond bracht ik de tapes naar Aurel en hij gaf me de eerder uitgezonden cassettebandjes terug. Aurel zorgde dan dat de programma’s tijdig bij Roger geraakten, die er de volgende zaterdagavond al de eerste van uitzond. Liep het mis, dan zond Roger gewoon een tape van een week eerder uit. Het klinkt allemaal erg romantisch, en je waant je in de tijd van de zeezenders, toen banden met gammele bootjes naar al even gammele roestbakken op de Noordzee werden gebracht, vanwaar ze dan –- als tenminste de zendmast niet wegwaaide -– min of meer op het juiste tijdstip werden uitgezonden. Maar we voelden ons nog wel een beetje piraat in die dagen. Vandaag de dag is alles heel anders in vrije radioland. Nu is het het grote geld en de commercie die de plak zwaaien. Als je als lokale zender niet in dat plaatje wil passen, dan heb je het verdomd moeilijk of ze drummen je er gewoon uit. De romantiek is verder weg dan ooit. Laat staan de vrijheid!
Tegen het jaareinde van dat turbulente 1981 kwam er onverhoopt ruzie op de vrije radio. Ik weet niet meer waar het op spaak is gelopen, maar feit is dat Aurel zijn broer Daniel en ik bij zich riep. Hij wilde nu kost wat kost een eigen radio beginnen. De naam Radio Kamina konden we natuurlijk niet meer gebruiken. We moesten een nieuwe naam verzinnen die ons in ieder geval onderscheidde en ons ook duidelijk profileerde ten aanzien van alle andere vrije radio’s. Wij hadden immers een missie: de gehandicapten in het algemeen en de visueel gehandicapten in het bijzonder. «Het moet gaan over visueel gehandicapten, en gelinkt zijn aan de locatie van waar we uitzenden,» zei Aurel. (Het Antwerpse Zuid, dus.) Ik dacht even na. Het woord Zuid moest dus in de naam zitten. En als het over blinden gaat, dan heeft men het toch zo graag over licht. Zo is er een blindenvereniging die ooit op de hoes van een grammofoonplaatje dat ten voordele van deze organisatie werd uitgegeven, liet drukken: ‘La musique ---------------------------------------------------- 91 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
c’est leur lumière.’ Je hebt ook ‘Blindenzorg Licht & liefde’, enzovoort. Dus, die twee gegevens zuid en licht trok ik samen en ik kwam uit op… «Maak er dan Zuiderlicht van,» zei ik. Ik legde uit hoe ik aan die naam kwam. «Okay,» zei Aurel, «het wordt Zuiderlicht. Radio Zuiderlicht.» Radio Zuiderlicht is het geworden en gebleven tot ergens diep in de jaren negentig toen de zender ermee stopte. Dat en dat alleen is het ware verhaal over de naamgeving aan Radio Zuiderlicht.
Ik poneer dat hier zo nadrukkelijk omdat er later nog veel te doen is geweest rond die naam, en wie er uiteindelijk de auteur van was. Ik was natuurlijk zo nonchalant om die niet te laten registreren. Wie had toen overigens kunnen voorzien dat Radio Zuiderlicht een zodanig succes zou worden! Op een bepaald moment was er op de Waalse Kaai zelfs een café dat zich Café Zuiderlicht noemde. Okay, veel van de latere uitbouw van deze markante vrije radio is absoluut niet mijn verdienste geweest. Anderzijds: had ik er me vanaf het begin wat intenser mee beziggehouden, er waren zeker een aantal onfrisse figuren niet aan te pas gekomen. Maar erger dan de gemankeerde auteursrechten vind ik het feit naderhand opzij gezet te zijn door mensen die zich eerst mijn vrienden noemden. Het enige wat ik wilde, was een beetje erkenning, meer niet. Van de andere kant: ik besef maar al te goed dat ik het slachtoffer ben geworden van mijn onnavolgbare naïviteit. Ik had op tijd moeten inzien dat er in zaken helaas geen vrienden bestaan. Vandaar allicht dat een artiest die in zaken gaat, maar zelden een succes is. Of hij moest Howard HUGHES heten! Ongetwijfeld heb ook ik in de loop van mijn leven mensen pijn of tekort gedaan en/of teleurgesteld. Er is echter één verschil: in de mij bekende gevallen heb ik berouw getoond en steevast geprobeerd iets goed te maken, terwijl zij die mij hebben gekwetst en opgelicht… Daar is er bij ---------------------------------------------------- 92 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
mijn weten nooit één van teruggekomen om het goed te maken! Naar Aurel of iemand anders trap ik niet. Aurel heeft inmiddels het tijdelijke voor het spreekwoordelijke eeuwige verwisseld, zodat ik ervan uitga dat hij intussen voldoende inzicht heeft gevonden, slachtoffer als hij tenslotte zelf werd van het hele geval.
In tegenstelling tot wat veel mensen denken is het hiernamaals niet een plaats, maar een geestesgesteldheid waar het facet van ons bewustzijn dat in dit leven geïncarneerd is geweest, zich weer samenvoegt met de rest van onze persoon. We zijn dus veel meer dan dit ene facetje dat we hier in dit leven vertegenwoordigen. Het verhaal van de tunnel en het licht blijkt te kloppen. Eens je het licht bereikt, word je opgewacht door je gidsen, geestelijke entiteiten die je zult herkennen, en ontmoet je ook je reeds voorgegane dierbaren uit dit leven weer. Je ziet ze zoals jij je hen herinnert. Je steekt dan een soort demarcatielijn over die je definitief van dit leven scheidt. Anders word je daar tegengehouden en teruggestuurd, als je hier nog een taak hebt in je afgebroken leven. We spreken in zo’n geval van een Bijna Dood Ervaring. Laat er ons echter van uitgaan dat je taak er hier op aarde op zat en dat je over bent gegaan. Dan krijg je daar bij aankomst je afgelopen leven gepresenteerd, en bij wijze van zelfstudie zul je leren ontdekken wat je goed en fout hebt gedaan, al wil ik opmerken dat dat zwaar beladen termen zijn omdat het Universum niet functioneert volgens de criteria goed en kwaad. Het is ook niet zo dat er ginder een soort procureur zit die je voor een rechtbank brengt. Dat gebeurt allemaal puur in bewustzijn. Je zult dan ook de links met je eerdere levens begrijpen. Je krijgt eindelijk het inzicht waarnaar je misschien je hele leven hebt gesnakt. Een blinde of slechtziende kan iemand zijn die in een vorig leven in bepaalde opzichten ziende-blind was. Iemand die bijvoorbeeld ondanks alles niet heeft WILLEN zien. De loutering kan er dan in bestaan te leren wat niet MOGEN zien betekent in de fysieke toestand. Het voorbeeld van mijn relatie met Leen is illustrerend, denk ik. Het lijkt ---------------------------------------------------- 93 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
erop dat de mensen die je in dit leven teleurstellen, je iets komen leren, waarvan jij moet ervaren hoe het voor die ander in een gemeenschappelijk vorig leven is geweest. Ik heb haar daar blijkbaar te kort gedaan, zij komt mij die ervaring in dit leven teruggeven. Attent van haar, niet? Zo ontstaan ook de zogenaamde karmische banden. Wij mensen ontmoeten elkaar voortdurend in opeenvolgende levens, zij het in de aangepaste vorm en verhouding nodig voor de ervaring die we moeten opdoen. Al worden we geboren aan de andere kant van de wereld, onbewust en dikwijls schijnbaar bij toeval vinden we elkaar, als het varken de truffel die een halve meter onder de grond zit. Hoe dikwijls zeg je niet: ik ken die mens precies van ergens, terwijl je goed weet dat je hem nooit eerder ontmoette. Liefde op het eerste gezicht werkt ook zo. Wij worden magnetisch naar elkaar toegetrokken, omdat de ervaring die we met elkaar te delen hebben zo belangrijk is. Het feit bijvoorbeeld dat ik niet naar het toenmalige Zaïre kon, illustreert naar mijn gevoel duidelijk dat niemand ginder met wie ik afspraak heb in dit leven op me wachtte. Was dat wel het geval geweest, dan was ik er ongetwijfeld heen gegaan; desnoods als verstekeling in het ruim van een vrachtschip. Eens je de loutering van het hiertussenmaals hebt doorlopen, ben je klaar voor een volgende incarnatie. Hoe dat in zijn werk gaat, heb ik een aantal pagina’s geleden al uitgelegd.
Een handicap mag dus niet enkel beschouwd worden als een te torsen kruis –- al weet ik hoe verleidelijk die zienswijze is -– maar in de eerste plaats als een ‘golden opportunity’. Als ik naar mijn eigen leven kijk, weet ik –- los van alle opstandigheid die ik ten aanzien van mijn handicap en de ermee gepaard gaande beperkingen en ongemakken nog af en toe koester –- dat ik zonder die handicap niet zou zijn wie en waar ik nu ben. Ik zou veel meer een man van de daad, dan één van het woord zijn geworden. Ik zou niet met dezelfde intensiteit over de dingen hebben nagedacht en er ---------------------------------------------------- 94 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
verslag van hebben gedaan. Mijn leven zou zeer zeker heel anders zijn gelopen. Die handicap was duidelijk nodig om mij deze voor mij onvermijdelijke weg op te sturen. Jij die op mijn weg komt en mijn mogelijke vraag naar hulp en mededogen aanhoort, hebt twee keuzes. Of erop ingaan en doen wat je op deze manier via mij in je leven wordt aangereikt. Of het onder allerlei voorwendsels niet doen en dus weglopen van de geboden mogelijkheid tot innerlijke groei. In het eerste geval los je karma af, in het tweede geval bouw je karma op. Objectief gezien is het één niet eens zoveel beter dan het andere. Er is geen morele dwang. Je kiest zelf. Het resultaat zal zijn in overeenstemming met de desbetreffende natuurwet. Ik wil hier niet zeggen dat gehandicapten sukkelaars zijn die maar lijdzaam hun lot moeten ondergaan. Gehandicapten zijn veel meer een soort leraren (zoals volgens het Boeddhisme alles en nog wat een leraar kan zijn), en zeker ook mensen die naast hun handicap dikwijls over vaardigheden beschikken waar veel zogenaamd valide mensen een puntje aan kunnen zuigen. Het is je misschien al opgevallen dat ik vrijwel nergens het afschuwelijke woord mindervaliden gebruik, omdat ik er echt van overtuigd ben dat veel gehandicapten niet minder- maar in bepaalde opzichten juist meer-valide zijn. Het is een term die komt van de Gerechtelijk Directeur van de Federale Politie te Brussel, Dhr. Glen AUDENAERT -- ere wie ere toekomt -wanneer hij het destijds had over de wenselijkheid om blinden en slechtzienden in te schakelen bij het politioneel afluisteren van telefoons. Deze man heeft het begrepen: door de noodzaak hun gehoor beter te gebruiken, hebben visueel gehandicapten het ook beter ontwikkeld, wat niet betekent dat wij beter horen dan goed zienden, maar wel dat wij aandachtiger luisteren. Op die manier zijn blinden en slechtzienden dus voor dat afluisterwerk duidelijk meer-valide dan de doorsnee valide politieman. Het probleem met veel gehandicapten echter is dat zij over vaardigheden beschikken die op de arbeidsmarkt niet worden gevraagd en dus moeilijk ---------------------------------------------------- 95 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
of zelfs helemaal niet te verzilveren zijn. Vanuit mijn tijd op het S.B.C.V. heb ik bijvoorbeeld zeer goed brailleschrift leren lezen en schrijven. Maar wat moet ik daarmee in het bedrijfsleven? Al ooit een personeelsadvertentie gelezen waarin als vereiste werd gesteld: onze secretaresse moet in het bijzonder vlot braille lezen en schrijven? Of het moest zijn dat een instelling voor blinden en slechtzienden een vacature heeft. Maar dan nog komt het zelden voor dat die specifieke vaardigheid als aanwervingsvoorwaarde geldt. Stel je voor dat men op die manier ziende kandidaten zou discrimineren. Dat zou pas dramatisch zijn!
---------------------------------------------------- 96 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
13. HET LEVENSLOT: EEN PERPETUÜM MOBILE ?
Soms lijkt het in het leven of een onzichtbare hand je leidt. Illustrerend hiervoor waren de gebeurtenissen in het voorjaar van 1982; de schijnbare toevallen en de manier waarop ze tot stand kwamen. Niet voor niets komen ze aan bod in Hoofdstuk Dertien, terwijl ik het er (erewoord) niet eens op heb aangelegd!
Over dertien gesproken! Zaterdag 13 februari 1982 werd de eerste dominosteen in deze reeks van opeenvolgende gebeurtenissen. Mijn moeder is geboren op die bewuste dag. Net op die datum maakte ik kennis met Jeannine, mijn toekomstige echtgenote. Blijkt naderhand dat het huis waar ik twee jaar eerder in Mortsel bij de ouders van Wouter logeerde, vlak naast dat van haar grootvader staat, en dat haar grootvader Wouter indertijd mee heeft opgeleid tot pianostemmer. Je mag geloven wat je wilt, of helemaal niets geloven (in het laatste geval proficiat, want dan geloof je meer dan ik!), maar voor mij staat vast dat het lot toen op een onvoorstelbaar subtiele wijze aan het werk is geweest: blijkbaar al van in 1979, toen ik schijnbaar toevallig bij Wouter aanliep. De wegen van de Oneindige Intelligentie (noem het God, Allah, Krishna, Boeddha, …) zijn ondoorgrondelijk, maar werken als een natuurwet daar waar het onze lotsbestemming en –verbondenheid betreft. Laat me nog even verder gaan, want het verhaal is nog niet ten einde. Een paar weken na die 13de februari word ik opgebeld door de moeder van Daniel en Aurel. Blijkt dat op de derde verdieping in hun gebouw aan de gedempte zuiderdokken, Leuvenstraat 32, (later afgebroken voor de bouw van het MUKHA), een appartement vrij komt. Of ik niet geïnteresseerd ben? ---------------------------------------------------- 97 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
Eigenlijk zit ik goed hier. Maar dan wordt er op mij ingepraat door Aurel en Daniel. Ik zou vlakbij de radio zijn, we zouden zoveel kunnen ondernemen, enzovoort. En ook, hoewel het gebouw, in tegenstelling tot dat aan de Grote Steenweg, niet over een lift beschikt, zijn de appartementen er heel wat ruimer en… een stuk goedkoper! Ik zwicht, hoewel niet van harte. Er bekruipt mij een niet te definiëren voorgevoel… Toch moet ik het dit keer negeren, ook dat voel ik, en waarom? Dat wordt enkele weken later duidelijk! Tijdens één van mijn weekends thuis gaat het erover dat mijn ouders willen stoppen met hun garagebedrijfje. De milieu- en andere reglementeringen worden alsmaar stringenter en moeilijker toepasbaar voor kleine ondernemers, zeker als hun bedrijf zich zoals dat van mijn ouders in een gemeentecentrum situeert. Daarnaast zijn mijn ouders pas geplaagd door zes maanden durende wegenwerken. Veel klanten zijn weggebleven en mijn vader en moeder hebben –- niet zonder reden, zo zal binnenkort blijken -- angst voor de toekomst. Mijn vader –- op dat moment vierenvijftig -– ziet het niet meer zitten, vooral omdat hij geen opvolger heeft en al hun geld in die garage en gebouwen zit. Mijn moeder droomt hardop van ergens een baan als conciërge -- ze moeten toch iets doen, ze zijn en voelen zich nog te jong om met pensioen te gaan –- en ze vraagt mij eens te kijken in de ‘Gazet van Antwerpen’. Okay, als zij dat willen! Ik dus die zaterdagochtend naar de krantenwinkel om de GVA (die kon je toen nog tot in de verste uithoeken van het land vinden). Valt mijn oog daar niet op een advertentie van een firma in onder andere auto-onderdelen die net op zoek blijken naar een conciërge-echtpaar, de man bij voorkeur mechanieker! Gesneden brood voor mijn ouders. Ik heb hen nog geholpen met het opstellen van de sollicitatiebrief. Een week of wat later kwam er al bericht: mijn ouders mochten zich aan---------------------------------------------------- 98 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
bieden en… werden uiteindelijk weerhouden uit een tiental kandidaten.
Nu werd duidelijk waarom ik zonodig dat appartement in de Leuvenstraat moest huren. Omdat het ouderlijke huis moest worden leeggemaakt voor de verhuis van mijn ouders, was het nodig geweest dat ik naar een groter appartement verhuisde om al mijn spullen die nog in Poperinge stonden te kunnen onderbrengen. Ik had het niet geweten toen ik de beslissing moest nemen. Het Universum daarentegen…
Nog was de cirkel van de elkaar opvolgende gebeurtenissen niet rond. Op de dag van ons huwelijk, zaterdag 9 oktober 1982, kreeg mijn vader last van iets dat leek op het begin van een verkoudheid. Niet verwonderlijk voor de tijd van het jaar, zou je zeggen. Dus hij maakte zich niet meteen zorgen. Een paar weken later echter werd hij door zijn huisarts naar het ziekenhuis verwezen voor een kijkoperatie. Bleek dat mijn vader leed aan een al vergevorderde vorm van longkanker. Bijna dag op dag zes maanden nadat hij het nadelige zelfstandigenstatuut had ingeruild voor het veel interessantere werknemersstatuut, werd hij ziek om uiteindelijk op 5 juni 1983 op amper vijvenvijftigjarige leeftijd te overlijden. Het werd duidelijk dat al de voorafgaande gebeurtenissen precies in elkaar haakten. Het was nodig geweest dat ik verhuisde. Het was nodig geweest dat mijn ouders van werk veranderden opdat mijn achterblijvende moeder niet in één slag geruïneerd zou worden, wat zeker haar lot was geweest als mijn ouders op dat ogenblik nog in hun garage hadden gewerkt. Verder was hun verhuizing nodig geweest omdat mijn moeder na het overlijden van mijn vader niet alleen achter zou blijven in Poperinge. Ik ben nu wel een beetje op de feiten aan het vooruit lopen. In het licht van de snel op elkaar volgende gebeurtenissen kon ik niet anders dan de synchroniciteit even geweld aandoen.
De dingen zijn gelopen zoals ze moesten lopen. Ze hebben als het ware ---------------------------------------------------- 99 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
een cluster van gebeurtenissen gevormd, waar wij stervelingen nooit de precieze zin van zullen begrijpen. Waarom mijn vader zo jong moest sterven is ook mij nog altijd een raadsel. Zoals ik het nu zie was de hem toegemeten taak in dit leven afgelopen en was het om wat voor ondoorgrondelijke reden ook nodig dat mijn moeder de laatste jaren van haar leven (zij overleefde mijn vader dertien jaar) alleen doorbracht. Ik weet: het klinkt absurd, maar mijn moeder kennende, kan dat nog niet eens zover naast de waarheid zijn. De dingen gebeuren altijd zoals ze moeten gebeuren. En op de één of andere manier komt alles altijd goed. Op het moment dat dit of dat ons overkomt, roepen we vaak vertwijfeld: waarom ik? Pas later zien we de samenhang van de dingen en kunnen we alleen uitroepen: oh, ja… daarom dus! Dat het cartesiaanse toeval een absolute wetenschappelijke dwaling is, mag uit de gebeurtenissen hierboven wel duidelijk zijn. Het kan niet genoeg herhaald worden: toeval is wat je toe-valt, en daar zit meestal een niet mis te verstane boodschap achter, ook al openbaart die zich vaak slechts veel en veel later. Als er al één vraag belangrijk is, dan is het wel deze: wat is de les die mijn ziel in dit leven komt opdoen?
Wat en hoeveel mijn vader precies voor mij heeft betekend, kan ik nu, zovele jaren na zijn dood nog altijd moeilijk onder woorden brengen. De les die hij me nog dagelijks over de denkbeeldige grens van het graf heen aanreikt, staat al gebeiteld in het bidprentje dat naar aanleiding van zijn overlijden werd opgesteld. Ik geef de tekst hier gaarne ter overweging:
Lieve man en papa, jij stelde geen hoge betrachtingen in dit leven. Jij was tevreden met wat het leven bood voor ----------------------------------------------------100 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
jezelf. Jij wist nochtans het geluk te benaderen door zelf te geven wat je bezat: je arbeid en je hart. De vreugde die jij daardoor anderen verschafte, was voor jou meer dan genoeg. Iedereen die je kent, heeft het mogen ervaren.
Om af te ronden nog even dit. Ik weet dat er terecht heel veel mensen zijn die hun vader verafgoden. Toch kan ik met betrekking tot de mijne met de hand op het hart zeggen dat ik hem nooit, maar dan ook nooit iets heb weten doen alleen en uitsluitend voor zichzelf. Altijd deed hij het ofwel voor mijn moeder en/of voor mij, of voor iemand anders die hij een plezier wilde doen. Nooit zuiver en alleen voor zichzelf. Eigenbelang en eigen pleziertjes, dat was mijn vader totaal vreemd. In die zin is hij, hoe onbekend en vergeten hij vandaag misschien is, absoluut een lichtend voorbeeld voor ons allen.
Zal ik je eens wat zeggen? Ook nu nog mis ik mijn vader: alle dagen dat ik leef.
----------------------------------------------------101 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
14. VERRAAD
Terwijl het voorgaande allemaal plaatsgreep, was ik nog volop bezig aan mijn opleiding op het S.B.C.V. te Brussel. Gedurende het tweede en laatste jaar moesten wij ook twee stages lopen. Eén voor telefonie en één voor dactylografie, telkens drie weken. In principe mocht je, als je dat wilde, zelf je stageplaats uitkiezen. Omdat ik tijdens mijn bezoeken aan de kantoren in de Ommeganckstraat in Antwerpen gezien had dat daar een telefooncentrale stond, nam ik contact op met het ABVV met de vraag of ik bij hen mijn telefoniestage kon komen doen. Dat bleek geen probleem. Volgde dan een bezoek samen met de lerares die het vak telefonie onderwees. Begin februari 1983 ging ik aan de slag. Het werk op zich was niet zo moeilijk. Uiteraard was het even inwerken onder andere om het organigram van de instelling onder de knie te krijgen. Maar eens dat voor elkaar, was het gauw een baan die je bij wijze van spreken vanuit je bed kon doen. Ik kon met iedereen vlot overweg, en ik deed steevast mijn uiterste best om ook in moeilijke omstandigheden kalm te blijven en de bellers zo goed mogelijk te helpen. Daar aan de telefooncentrale van het ABVV was ik hoofdzakelijk op mezelf aangewezen. De vaste telefoniste deed alles zoals ik had geleerd het niet te doen, en als zij er niet was, placht men de conciërge –- een brave man, daar niet van – in te schakelen. Ik meen dus wel dat ik met mijn professioneel optreden daar heb aangetoond dat ik mijn stageplaats meer dan waard was. Aan het einde van mijn telefoniestage werd ik samen met mijn lerares bij de grote baas geroepen, en inderdaad, hij was vol lof over mijn werk en aanpak. Hij vroeg ons gelijk of het niet mogelijk was dat ik drie weken langer bleef. De sociale verkiezingen stonden voor de deur, en men kwam sowieso handen te kort op de vakbond. ----------------------------------------------------102 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
Wat mij betrof geen probleem. Of ik nu hier zat of in Brussel. Financieel bleef dat voor mij hetzelfde, en ik werkte dichter bij huis. In ruil voor een paar overuren op woensdagavond, had ik de vrijdag vanaf twaalf uur vrij. Dus waarom niet. Bij die gelegenheid werd door de baas beloofd dat ik mijn tweede stage –die van dactylo -– ook op het ABVV zou kunnen doen, en… dat er een betrekking in het verschiet lag eens mijn opleiding achter de rug. Het zou een baan worden waarbij ik deels als telefonist en deels als dactylo zou worden ingezet. Ik dus tevreden. Ik werkte nog drie weken naar best vermogen en kreeg aan het eind een zeer mooi stageverslag.
De volgende maanden liepen de dingen echter lichtjes anders dan voorzien. In de maand mei kregen wij op het opleidingscentrum namelijk het bericht dat de toenmalige vzw. Atelier Helen Keller, een via de Vlaamse Blindenbibliotheek aan de Braille-Liga gelieerde organisatie, enkele mensen zocht voor het leiden van opnames van gesproken lectuur. Op dat verhaal kom ik in het volgende hoofdstuk nog uitgebreid terug. In het kort kwam het erop neer dat ik begin juni, vóór het einde van de SBCV-opleiding, werd aangeworven met een stageovereenkomst om dan vanaf 1 september officieel in het Derde Arbeidscircuit te werken. Loyaal als ik altijd tracht te zijn, liet ik dat meteen weten aan het ABVV. Ik schreef dat ik hierdoor wel niet in de mogelijkheid was die tweede stage te doen, maar dat aangezien ik hier gevraagd was in een Derde Arbeidscircuit -– tenslotte een nepstatuut waar de vakbonden altijd zo tegen fulmineerden –- ik nog altijd beschikbaar bleef voor de beloofde betrekking. Een oorverdovende stilte was wat hierop volgde. Niet het kleinste kattebelletje of standaardbrief als reactie. Was het hemdje dan toch nader dan het rokje? Per slot hadden ze bij het ABVV toch geen reden tot klagen. Ik had tijdens mijn eerste stage volle zes weken mijn botten afgedraaid! ----------------------------------------------------103 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
Was dit de manier waarop de belangenverdedigers van de minstbedeelden, ons gehandicapten behandelden? Eerlijk, ik was er het hart van in toen! Hoe zwaar te verteren ook, ik was maar wat blij dat ik door die DAC-job aan te nemen voor één keer eieren voor mijn geld had gekozen. Stel je voor dat ik in blind vertrouwen gerekend had op de mij beloofde betrekking op het ABVV! Later is mij duidelijk geworden dat ik mijn débacle allicht te wijten had aan het feit dat ik geen ‘geboren’ socialist was. Ik behoorde niet tot een bepaalde entourage, was niet in nauw contact met één of andere mandataris die een baronie leidde binnen het Socialistische Antwerpen van toen.
Wie nu denkt dat hiermee de kous af is, heeft het mis. Zegt een spreekwoord immers niet: het zijn maar de bomen die elkaar nooit ontmoeten? Ik maak nu een sprong in de tijd van iets meer dan twintig jaar naar de vroege zomer 2003. Na mijn tweede Oostendse periode, ben ik al enkele maanden terug in Antwerpen. Ik lees in de krant een personeelsadvertentie waarin het ABVV Regio Antwerpen onder meer een “Opleidingsverantwoordelijke Verkoopsopleidingen’ zoekt. Op zich niets bijzonders, ware het niet dat de advertentie uitdrukkelijk vermeldt: ‘mensen van allochtone afkomst en personen met een arbeidshandicap worden uitdrukkelijk uitgenodigd om te solliciteren.’ Nu heb ik ondertussen al wat watertjes doorzwommen. Ik HEB wel degelijk de gevraagde ervaring, ik schreef zelfs een beknopte cursus (later een e-book) voor het opleiden van telemarketeers. Mijn wedervaren van twintig jaar geleden indachtig neem ik de telefoon en bel naar de mevrouw die vermeld staat als diegene die inlichtingen geeft over die vacature. Ik vraag haar uitdrukkelijk of die frase over ‘Mensen van allochtone afkomst, enzovoort…’ of dat nu werkelijk gemeend is, of het slechts een zinnetje ter opsmukking van de advertentie betreft. In het laatste geval zou ik er niet over gedacht hebben te solliciteren, natuurlijk! «Nee, nee,» zegt zij vol overtuiging, «in uw geval zou ik zeker mijn kandidatuur stellen.» ----------------------------------------------------104 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
Ik dus naar het betreffende e-mailadres mijn kandidatuur plus cv. gestuurd. Ik vermeld gedetailleerd mijn carrière met de pluspunten voor de betrekking waarvoor ik solliciteer. Ik verheel ook mijn handicap niet, en geef zelfs de verschillende overheidssteunmaatregelen op waarvoor de vakbond als werkgever in aanmerking komt. Ik stip ook de ABVV-stageperiode uit 1983 aan en dat ik toen een bijzonder goed stageverslag kreeg, waarvan ik trouwens nog altijd mijn kopie heb bewaard. Tenslotte zeg ik in het postscriptum dat voor het geval ik niet in aanmerking kom voor deze baan, ik altijd geïnteresseerd ben in andere werkaanbiedingen uitgaande van de vakbond, zelfs indien het om een tijdelijk contract zou gaan, enzovoort. Andermaal geef ik jullie te raden wat de reactie hierop is.
Ik word niet uitgenodigd voor welk gesprek dan ook. Ik krijg een van de betreffende satelliet-vzw Kopa uitgaand schrijven, met het bericht dat ze een eerste selectie hebben doorgevoerd op basis van het profiel en de schriftelijke kandidatuurstelling. Tot hun spijt (hoe aandoenlijk!) melden ze dat ze mijn kandidatuur voor deze functie niet kunnen weerhouden. Nog een beleefdheidsfrase om af te ronden. Eronder staat (je gelooft je ogen niet): met kameraadschappelijke groeten. Zullen ze die oubollige retoriek dan nooit afleren, vraag ik me verbijsterd af. Tenslotte ondertekend: Dirk, en een in Antwerpse socialistische vakbondsmiddens bijzonder bekende familienaam. Zoon van Marcel? Neefje van Staf? Over nepotisme gesproken! Geen letter over de informatie uit mijn brief. Ik vraag me trouwens af of ze die wel hebben gelezen, en of ze niet eerst hun ledenlijst zijn gaan checken. Maar wat dan nog? Staat er niet: «Er zal meer vreugde zijn voor één die weer tot het huis van de Vader komt, dan voor honderden die dagelijks hun plichten doen»?
Op hetzelfde tijdstip woedde in Antwerpen het fameuze VISA-schandaal, ----------------------------------------------------105 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
waarbij ook en niet het minst socialistische mandatarissen betrokken waren. Wat mij daarbij vooral stoorde, was de arrogantie waarmee die lieden uithaalden naar iedereen die hen maar durfde met de vinger wijzen. Het was allemaal de schuld van degene die de kat de bel had aangebonden, natuurlijk. Intussen heeft het (oude) socialisme in Vlaanderen veel van zijn pluimen verloren, waardoor de boegbeelden van vandaag vanzelf wat nederiger in het leven staan. In bepaald opzicht is dat een goede zaak, in een ander opzicht is dat ronduit rampzalig. Want rechts, hoe verdeeld ook nog, spint daar ontegensprekelijk garen van. Het socialisme leidt dezer dagen aan dezelfde ziekte als de Kerk in Vlaanderen. De leidende Kerk is onder druk van de omstandigheden aan het evolueren naar een dienende kerk, en zo zou het socialisme zich ook moeten opstellen. Tenminste, tot het terug in staat is behoorlijk wat electoraal gewicht in de politieke schaal te leggen. Alleen op die manier kan de opmars van rechts in het algemeen en het nationalisme in het bijzonder tot stilstand worden gebracht en liefst ook zoveel mogelijk teruggedrongen. Het is inderdaad op zijn zachtst gezegd een merkwaardig fenomeen dat onder de permissieve maatschappij vrijgevochten burgers nu plots kiezen voor partijen die juist de burgerlijke vrijheden willen inperken! Het altijd gedoodverfde ondemocratische Vlaams Belang moet inboeten ten gunste van het zogenaamd wel democratische NVA, al heb ik daar mijn twijfels over. Als je ziet hoe het NVA-partijbestuur de zaak Kim Gijbels destijds heeft aangepakt, dan vraag je je af of en waar hier van democratische besluitvorming sprake is. Bart De Wever is een bijzonder bevlogen man, zeer intelligent (dat hebben we gezien ten tijde van het programma ‘De Slimste Mens’) en met een enorm charisma, op het gevaarlijke af. De NVA dat is de Wever. Zonder De Wever zou er geen NVA zijn die naam waardig. Zo’n beetje als met Pim Fortuin in Nederland indertijd. ----------------------------------------------------106 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
Geef de Vlaamse Socialisten een voorman als Bart De Wever, en ze staan verder dan waar ze stonden ten tijde van Steve Stevaert! Dat is zeker. Bij Bart De Wever moet je vooral luisteren naar wat hij niet zegt, waterdrager als hij is van VOKA, VEV en andere rechts georiënteerde studiediensten. Mij interesseren de nerds en chicklits niet die voor NVA in het parlement zetelen, wel wie er aan de touwtjes trekt in die partij. Bart De Wever zegt niet dat hij tegen migranten en asielzoekers is, dat hij de vakbonden wil muilkorven, dat hij de gehandicapten en minstbedeelden gaat viseren. Hij heeft het over besparingen en doet alsof dat allemaal vanzelf gaat plaatsgrijpen. De nare boodschappen laat hij over aan zijn medestanders of coalitiepartners (Vlaamse Regering). Hij zwijgt vooral op tijd, want De Wever is een strateeg van het zuiverste water. Net dat maakt hem zo gevaarlijk voor onze democratie. De andere partijen (CD&V die hem nota bene groot gemaakt heeft op kop) trachten hem min of meer te vriend te houden omdat ze drommels goed weten dat hij als geen ander de politieke agenda bepaalt. Over het naar mijn gevoel verdoken neofascisme van de NVA kraait geen haan, terwijl als Filip de Winter precies hetzelfde (zij het iets botter) als de Wever zegt, hij meteen wordt gekreten voor alles wat lelijk is! Trouwens, nergens in Europa, noch in de rest van de wereld heeft nationalisme al ooit tot vreedzaam samenleven geleid, wel altijd tot confrontatie en uiteindelijk bloedvergieten. Het begint altijd met het propageren van verongelijktheid, opruiende bijeenkomsten en tenslotte het gewapende conflict als orgelpunt! De voorbeelden zijn legio: Noord-Ierland, ex-Joegoslavië, Baskenland, Koerdistan. Overal in deze oorden tiert het nationalisme welig en evenredig daarmee het geweld en de terreur. Ben ik dan de enige in Vlaanderen die dit gevaar ziet?
----------------------------------------------------107 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
15. HIER ONS BLOED...
In mei 1983 kregen wij op het SBCV dus bericht dat het productiecentrum Atelier Helen Keller vzw. van wat toen nog de Vlaamse Blindenbibliotheek heette, nood had aan twee nieuwe medewerkers, één voor een extra opnamestudio te Laken, en één voor de bestaande studio in Mechelen. Vanuit mijn achtergrond kon ik moeilijk anders dan mijn kandidatuur stellen. Bovendien had ik al wat literaire bagage en in Woluwe volgde ik zelfs dictielessen aan de plaatselijke muziekacademie. Daar kwam nog bij dat het ging om een baan die je -- toch voor wat betreft de locatie Mechelen -- in ruime mate zelfstandig moest organiseren. Het was dus in vele opzichten een kolfje naar mijn hand. Eén nadeel: het ging om een betrekking in het zogenaamde D.A.C. (Derde Arbeidscircuit). Pluspunt, maar daarin school ook een gevaar, was dat je een contract van onbepaalde duur kreeg. Je kon erin, maar wanneer geraakte je er zonder financiële kleerscheuren weer uit? Als je een andere, volwaardige baan vond, was de regel. Op een middag gingen we met drie kandidaten naar Laken om kennis te maken met de toenmalige directrice. De meest dringend in te vullen vacature bleek die van de studio in Mechelen. Daar was men al een tijdje op de sukkel wat de continuïteit betrof. Nu zat daar een hoogzwangere vrijwilligster die enkel wachtte om afgelost te worden. Maar voor die betrekking was ik niet de enige kandidaat. Een medecursist uit het Gentse ging er ook voor. Omdat hij een blauwe maandag godsdienstwetenschappen had gestudeerd en die directrice een uitgetreden kloosterlinge bleek, slaagde hij er makkelijk in haar voor zich te winnen. Dus dat was een uitgemaakte zaak. Na een korte opleiding in de studio van Leuven – vertrok hij naar Mechelen. Maar al na een paar dagen gaf hij er de brui aan. Hij schijnt het ----------------------------------------------------108 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
er moeilijk mee gehad te hebben dat hij er helemaal alleen voor stond, gewoon als hij was aan constante sociale feedback. Nu werd ik opgebeld met de vraag of ik vooralsnog bereid was de draad op te nemen. Ik zei ja, en ik kon de volgende dag al aan mijn opleiding beginnen. Dat ik in deze feitelijk tweede keus was, hinderde me niet. Het resultaat was wat telde.
Uitgerekend die week kwam mijn vader in het ziekenhuis. In zoverre dat hij de erop volgende zondag overleed. Vrijdag, twee dagen voor zijn dood, werd ik in Mechelen geïnstalleerd.
Om de gevoeligheden te begrijpen, moet je weten dat de jaren tachtig en negentig uiterst woelige jaren waren voor de lectuurvoorziening voor visueel gehandicapten. Nooit waren er voldoende middelen en altijd was er wel iets of iemand die stokken in de wielen stak. Bovendien veranderden de structuren constant. De job zelf beviel me wel. Gesproken boeken werden toen nog op achttien centimeter magneetbanden opgenomen (waarna gekopieerd op audio-cassettes), en zoals nu nog steeds voorgelezen door vrijwilligers in een daarvoor geïnstalleerde inleescabine. Als studiomeester (zo heette de functie) moest je erop toezien dat de in hoofdzaak door de bibliotheek aangevraagde boeken binnen een redelijke termijn werden gerealiseerd, dit via opnamesessies van telkens een klein uur. De inlezers zelf waren en zijn vrijwilligers die eerder een stemproef hebben afgelegd, en nu een boek a rato van één of twee opnamesessies afwerkten, al dan niet op een vast tijdstip van de week. Ook kwamen er geregeld auteurs eigen werk inlezen, net als mensen van theater, radio en TV. De meeste inlezers echter waren nobele onbekenden; mensen die zich belangeloos week-in, week-uit inzetten. Absoluut een pluim daarvoor. Op die manier kreeg ik natuurlijk ook al die boeken te horen, zij het fragmentarisch, gemiddeld twintig tot dertig bladzijden gedrukte tekst per ----------------------------------------------------109 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
leessessie. Ik moest alleen ingrijpen als er zich een verspreking of een ander oponthoud voordeed. De band stoppen: terugspoelen, laten horen en op het juiste moment inpikken. Zo ontstaat dan een montage waaruit niet af te leiden mag zijn dat er in de loop van de lectuur enkele tot vele keren is ingegrepen. Maar naast dit opnamewerk waren er ook andere, bijvoorbeeld administratieve taken. Zo moesten de banden van een uniform etiket worden voorzien, zowel in braille als in ziendenschrift, diende er elke maand een gedetailleerd verslag te worden opgemaakt, de agenda bijhouden, inlezers moesten worden gecontacteerd, onderhoud van de lokalen, geïnteresseerde buitenstaanders ontvangen en te woord staan, enzovoort. In zekere zin een verantwoordelijke baan voor een bijzonder nobel doel waar de behoeften steeds vele malen groter zijn dan het aanbod. Jaren geleden heeft de toenmalige voorzitter eens laten uitrekenen dat van alles wat toen in gedrukte vorm verscheen, er met moeite vier procent ter beschikking van blinden en slechtzienden kwam. Of dat er in het internettijdperk veel op verbeterd is, valt te betwijfelen. Voor die visueel gehandicapten die over de nieuwste technologie beschikken, is veel tekst wel beter toegankelijk geworden. Maar niet alle websites zijn voldoende toegankelijk voor blinden en slechtzienden. Uit die bekommernis ontstond trouwens het anysurferlabel dat websites honoreert waar aan de toegankelijkheid voor visueel gehandicapten is gedacht.
Deze baan heb ik meer dan dertien jaar uitgeoefend. Op bepaalde momenten was het leuk, veel hing immers af van de mensen waarmee je mocht werken. Op andere momenten was het minder leuk, bijvoorbeeld in de jaren drie- en vierennegentig toen de gesproken afdeling zowaar aan de rand van de afgrond stond omdat er nu echt geen geld was om boeken te produceren. Niet veel later is er gelukkig een kentering gekomen. De Mechelse studio is in die dertien jaar twee keer verhuisd. De eerste keer in het voorjaar van 1986, toen de lokalen aan de Brusselsesteenweg werden afgebroken voor de bouw van een nieuw parochiaal centrum. Op ----------------------------------------------------110 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
dat moment kwam de Stad Mechelen ter hulp met een leegstaand appartement in de Moensstraat. Vanaf toen werd er ook gewerkt met een echte akoestische cabine, zoals bij de oorarts. De Moensstraat was de beste en fijnste locatie die de Mechelse studio gehad heeft: in het centrum, dicht bij openbaar vervoer, bibliotheek en Post. Enig nadeel was dat er zoals in de meeste binnensteden een chronisch parkeerprobleem was, voor veel inlezers vaak een beproeving. Later, in 1996 was het andermaal verhuizen geblazen, ook weer omdat er zou worden afgebroken, dit keer voor de uitbreiding van de Mechelse Stedelijke Openbare Bibliotheek. Niettegenstaande ik er toen alles aan probeerde te doen om niet het stadscentrum uit te moeten, heeft het niet mogen zijn. De studio verhuisde naar een voormalig kantoor van de NMBS in de buurt Nekkerspoel. Hoewel ruimer van behuizing vond ik dit toch de minst aangename werkomgeving. Buiten het centrum, geen winkels in de buurt, met een drukke en uiterst gevaarlijke toegangsweg zonder voetpad. Op mistige dagen was het Russische roulette spelen met je leven. Vandaar dat nagenoeg iedereen er met de wagen naartoe kwam. Daar was dan weer parkeerplaats zat.
De geringe waardering voor dit werk, heb ik altijd als een pijnlijke zaak ervaren. Er was in de eerste plaats het loon, dat zeker in de beginjaren bedroevend laag was. Er was ook de constante onzekerheid. Je wist met dat Derde Arbeidscircuit nooit waar je aan toe was. Zo kwam het dat ik eind 1996 een burnout beleefde. Kort daarvoor was mijn moeder overleden, en dat had een veel grotere impact op mij dan ik had verwacht. Ik moest er even tussenuit. Ik vroeg aan de directie een maand verlof zonder wedde, wat om onbegrijpelijke redenen niet werd toegestaan. Ik moest loopbaanonderbreking nemen. Hoewel dat in die tijd financieel erg oninteressant was, besloot ik het toch te doen. De minimumtermijn was drie maand. Daarna zag ik wel. Ondertussen gebeurden er weer andere dingen, waar ik in de volgende ----------------------------------------------------111 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
hoofdstukken verder op inga. Mijn loopbaanonderbreking werd nog een paar keer verlengd, om uiteindelijk in 1999 uit te monden in een tewerkstelling in een totaal andere branche. En toen is er iets gebeurd dat niet had mogen gebeuren. Slecht geïnformeerd, nam ik wanneer ik halfweg 1999 begon te werken voor de firma Loyalty Partners mijn ontslag in mijn D.A.C.-statuut. Dat bleek niet erg slim. Want wie in de oude regeling loopbaanonderbreking nam, kon binnen de vijf jaar terugkeren in zijn functie, zelfs als hij ondertussen ander werk vond en dat bijvoorbeeld maar tijdelijk deed. Wat ik toen niet kon voorzien, was dat die tewerkstelling bij Loyalty Partners inderdaad maar tijdelijk zou zijn; al was ze me heel anders voorgespiegeld! De firma geraakte namelijk in moeilijkheden als gevolg van het faillissement van de Continental Printing bedrijvengroep waartoe Loyalty Partners sinds kort behoorde.
Enkele jaren geleden is er de grote omschakeling naar digitale luisterboeken geweest. Nadat begin 2004 in Nederland de lectuurvoorziening overstapte van het gebruik van audiocassettes naar het digitale DAISYboek, was het begin 2006 de beurt aan Vlaanderen. Tot dan kreeg de lezer van aangepaste lectuur dozen vol cassettes (daarvoor zelfs spoelenbanden) in de bus. Een roman van gemiddelde lengte kon algauw acht tot tien cassettes of banden beslaan. Maar het analoge tijdperk was afgelopen. Magneetbanden en audiocassettes werden alsmaar moeilijker verkrijgbaar, en afspeelapparatuur vond je nog slechts in een beperkt aantal modellen, enkel nog in speciaalzaken. Deze evolutie zat er al langer aan te komen. Vandaar dat reeds in de jaren negentig wereldwijd een aantal innovatieve blindenbibliotheken het DAISY-consortium oprichtten. De daaropvolgende jaren zijn deze bibliotheken bezig geweest een internationale standaard te ontwikkelen voor digitale productie, opslag, distributie en weergave van aangepaste lectuur. Deze standaard sluit ook aan bij de standaarden die uitgevers, de industrie en de internetwereld gebruiken (ondermeer MP3 gelinkt). ----------------------------------------------------112 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
Het letterwoord DAISY staat voor Digital Accessible Information System. De voordelen zijn niet min. De geluidskwaliteit van een DAISY-cd-rom is veel beter en stabieler dan die van een audiocassette, en bij correct gebruik treedt er geen slijtage op. Tijdens de productie van DAISY-lectuur wordt er ook een navigatiesysteem aan toegevoegd, waardoor je makkelijk in het boek of de tekst kan bladeren (onmisbaar voor cursussen, naslagwerken en andere non-fictie). Tijdens het beluisteren kunnen door de lezer/luisteraar ook zogenaamde bladwijzers worden aangebracht. Verder is er de compatibiliteit en de mogelijkheid om de geschreven tekst in digitale vorm toe te voegen. De volgende stap, en daar zijn we inmiddels aan toe, is dat de boeken rechtstreeks worden gedownload van het internet, zonder enige materialisering en/of verzending van wat dan ook. Dit kan zowel via streaming als via downloading. Ofwel via de PC of met behulp van een daisyspeler die daisybestanden van het internet haalt. Kennelijk voltrekt deze evolutie zich sneller in de wereld van de gebruikers met een leeshandicap, dan in de laat ons maar zeggen ‘gewone wereld’ waar het e-book toch maar traagjes doorbreekt (sic), ondanks dat veel mensen vandaag al beschikken over een smartphone en/of een tabletcomputer waarmee e-books makkelijk kunnen worden gehanteerd.
Of ik persoonlijk nog iets in deze sector kan betekenen, laat ik in het midden. Ik wijs wel even op de bijzonder interessante combinatie aan vaardigheden die ik in de loop der jaren heb ontwikkeld. Ik heb ervaring als opnameverantwoordelijke, ik ben zelf auteur, schreef naast boeken en verhalen ook tijdschriftartikels en boekrecensies, en last but not least: ik heb na mijn tewerkstelling bij Atelier Helen Keller (tegenwoordig de vzw. Progebraille Helen keller) nog een erg waardevolle commerciële ervaring opgedaan. Deze is misschien niet onmiddellijk inzetbaar in de branche van gesproken lectuur, maar kennis of knowhow is nooit overbodig. Ik denk maar aan iets als fundraising, waar bij mijn weten nog geen ----------------------------------------------------113 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
enkele visueel gehandicaptenorganisatie in Vlaanderen ooit serieus werk van heeft gemaakt. Als dit een suggestie mag zijn…
----------------------------------------------------114 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
16. LITERATUUR: DAT VREEMDE LAND
Dat ik eind de jaren zeventig op een bepaald moment de behoefte voelde om te schrijven is voor een deel het gevolg van de gebeurtenissen met Leen. Al twijfel ik er niet aan dat zonder dat, ik waarschijnlijk ook tot schrijven zou zijn gekomen. Die eerste creatieve opwelling resulteerde vrij snel in de in eigen beheer uitgegeven dichtbundel: ‘Als de Zon Schijnt en het Regent’. We kunnen hier rustig spreken van een bescheiden succesje.
Het eerste prozawerk van een beetje omvang dat ik hierna schreef was een brievenboek. Het droeg de niet ontoepasselijke titel ‘Weliswaar ben ik geen vijftiger’, waarmee ik me in jeugdige overmoed afzette tegen de toenmalige kliek van elk jaar één doorslagje van zichzelf afscheidende en in zelfgenoegzaamheid zwelgende Vlaamse schrijvers. Ik had een boek geschreven, dus was het de taak van een uitgever om het uit te geven, redeneerde ik. In die tijd KON het waarschijnlijk nog om van uit het niets de arena te betreden. Tegenwoordig gelden er heel andere wetmatigheden in de wereld van de literatuur. Nu moet je om zo te zeggen eerst BV (Beroemde Vlaming) zijn en dan VRAGEN ze je een boek te schrijven. Maar hoe word je BV? Wel, je heet Sofietje Vanoverdewaere, je hebt mooie, lange benen en bent bij voorkeur Arisch blond, of een variant daarop. Je wiebelt met je bips en verkoopt wat flauwekul, lees show. Ah, ja, ook liefst een beetje preuts overkomen. Dat wekt altijd sympathie onder Vlaanderens klokkentorens. Ik zeg niet dat je preuts moet zijn! Integendeel, een smeuïg liefdeleven is nooit weg. Als ze je vragen waarom je meedoet aan de miss patattenverkiezing, dan vertel je in onvervalst verkavelingsvlaams doorspekt met je eigen dialecttongval, dat je mama of je vriendje je heeft ingeschreven. ----------------------------------------------------115 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
Maar dat je zeker gaat voor de keinijge uitdaging (lees: de eerste prijs die toevallig een flitsende cabrio is). Als ze je dan vragen wat je denkt van de poespas in het Midden-Oosten en de rol van de Amerikanen daar of elders in de wereld, dan zeg je maar dat ze dat best aan je manager vragen. Misschien word je dan miss of eredame of… misnoegde afvaller. Je duikt daarop met een journalist (van de regionale pers) in bed en zet de dag erop je onnutte verhaal op dictafoon. Die gozer vermaalt alles tot een keitof boek met een paar net niet blootfoto’s erin en waarachtig: begin november zit je te signeren op de Antwerpse Boekenbeurs. Nog wat onwennig, maar goed, ook dat hoort bij het métier. Zeg nu zelf, wie had dat in jou gezien! Je bent verdorie auteur!!! Elke aap in een broek had het je kunnen voordoen, maar ala, jij bent Sofietje Vanoverdewaere. En dat meisje heeft heel wat in haar mars! Zie: daar loeren de vleespotten van de tv-wereld al! Presentatrice om te beginnen, dan gastvrouw in een talkshow die jouw naam draagt, en daarna actrice in een Vlaamse soap. Acteursopleiding, zeg je? Waar is dat voor nodig! Relaties meneer! Die bieden veel meer perspectief dan zo’n flutdiploma dat hoogstens goed is voor een carrière in de werkloosheid!
Akkoord, nu maak ik er een karikatuur van. Maar feit is dat al die zogenaamde mediaboeken (en nu zijn daar nog die vermaledijde kookprogrammaboeken bij gekomen) te veel aandacht opzuigen, waardoor ontegensprekelijk minder en minder echte auteurs aan de bak komen. Een paar gelukkige uitzonderingen niet te na gesproken, natuurlijk. Mijn probleem was en is niet dat ik geen talent heb. Het punt is dat ik niet gepistoneerd word door één of ander invloedrijk clubje. Een uitgever vraagt zich in de eerste plaats af: krijg ik er hier voldoende en liefst nog zeer veel van verkocht. Wie is die vent met zijn manuscript? Heeft hij voldoende aanhang? Lees: een ‘kerk’ waaraan hij zijn ideeën kan slijten, en dus ook zijn boeken? Of heeft hij relaties die ervoor gaan zorgen dat hier snel een ‘kerk’ wordt gecreëerd? ----------------------------------------------------116 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
Een Vlaamse uitgever die ik dit manuscript voorlegde, zei het me onomwonden: «Mijnheer, u kunt zonder twijfel schrijven, maar hier krijg ik er geen vijfduizend van verkocht. Sorry, ik doe het niet!» Objectief beschouwd kan je beter je moeite sparen. Als je weet dat de krantenverkoper om de hoek dertig procent van de verkoopprijs van je boek opstrijkt, terwijl jij als auteur in het beste geval een schamele tien procent zult vangen. Dan mag je uitgever niet failliet gaan, zoals die van mij in 1999! Je kunt beter gaan werken als ober in het weekend, of voor mijn part afwassen in een restaurant. Uitgerekend in vergoeding per uur, weet ik wie het beste betaald wordt! Auteurssubsidie, zeg je? Geldt hier helaas niet het alom gekende adagium ‘Eigen (schrijf)volk eerst’? Ettelijke keren heb ik auteurssubsidie aangevraagd en telkens kreeg ik het deksel op de neus. Voor auteurssubsidie geldt een kwaliteitsnorm. Maar nooit is de vraag beantwoord: welke?
In 1984 kwam ik dan met ‘De Steen in de Kikkerpoel’, een deels autobiografisch boek. Het werd enkel onder ingelezen vorm verspreid. De uitgevers wilden er niet aan. Al zijn er toen enkelen geweest die het ernstig hebben overwogen. Maar duizend keer bijna gewonnen is nog geen prijs, natuurlijk! De rest van de jaren tachtig wijdde ik mij aan minder ambitieuze projecten, met wisselend succes overigens. Een eenaktertje, een verhaaltje, een artikeltje, ...
Tot er zich begin de jaren negentig een voorzichtige kentering aftekende. Ik kwam in contact met het toneel en schreef de niet onverdienstelijke eenakter ‘Eva’s Erotische Telefoonlijn’, die door één toneelfonds totaal werd gekraakt en door een ander auteursbureau de hemel in werd geprezen. Een volkomen tegengestelde mening over exact hetzelfde werk. ----------------------------------------------------117 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
Wie sprak er daar van objectieve criteria bij het bepalen van kwaliteit? Ik heb wel niet tot mijn vijfendertigste gestudeerd, maar ik weet onderhand wel dat er zoiets bestaat als intertekstualiteit. Wat onder andere betekent dat een tekst gecreëerd wordt door diegene die hem leest, meer dan door diegene die hem schrijft. Dit omdat tekst via het lezen beeld- en gevoelsassociaties oproept, waarvan de schrijver onmogelijk kan inschatten welke dat bij de lezer zullen zijn. Een voorbeeld: het simpele woordje ‘kast’ roept waarschijnlijk evenveel verschillende beelden van een kast op dan er lezers zijn. De ene ziet een witte keukenkast, de andere een IKEA-kleerkast, weer iemand anders ziet een donkere eiken kast, een grote kast, een kleine kast, een lage, een hoge kast, en ga zo maar door. Als jij dus een bepaalde tekst slecht vindt, dan betekent dat dat die tekst in jou iets wakker maakt dat je niet graag onder ogen ziet. Je kunt daar onmogelijk de auteur de schuld van geven. Een tekst lezen is hem creëren met behulp van de associaties die jij kent. Je kunt nooit objectief zijn hierin! Het gaat namelijk over een abstractie. Niet over een pot mayonaise, al verschillen de smaken ook wat dat betreft, natuurlijk.
En dan was er Kris, een man die zich project manager noemde van een vzw. die zou optreden als een soort interim-kantoor voor audiovisueel talent. Met de komst van de commerciële televisie in Vlaanderen was er bij auteurs, acteurs e.a. een enorme verwachting gewekt, waarvan het reeds midden de jaren negentig duidelijk werd dat die onmogelijk kon worden ingelost. Niettegenstaande studeerden er toen drommen ambitieuze jonge mensen af aan filmscholen en acteursopleidingen allerhande, die uiteraard elk een plaatsje onder de zon wilden. Daar zou die Kris nu eens voor zorgen, zie. Ook zou zijn vzw. zelf producties gaan maken, in de eerste plaats mijn eenakter ‘Eva’s Erotische Telefoonlijn’, die met dat doel werd omgewerkt ----------------------------------------------------118 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
naar het kortfilmscenario ‘Innocent Call’. Om een lang verhaal kort te maken: Kris zette iedereen aan het werk, maar eens puntje bij paaltje, kwam hij met niets over de brug. Het klinkt misschien wat vreemd voor de buitenstaander, maar het maken van een tekst en/of scenario vergt veel van een auteur. Als hij dan een bureau of agent vindt die zijn tekst wil verdelen (ALMO in mijn geval) en een producent dient zich aan, dan hoort deze laatste de rechten voor de reproductie af te kopen. Zonder dat mag een producent wettelijk gezien niets met zo’n (beschermde) tekst ondernemen. Het intellectuele eigendomsrecht berust immers tot zover steeds bij de auteur of zijn afgevaardigde. Zo mag je als onderwijzer niet zomaar een jeugdboek transponeren naar schooltoneel zonder toestemming van de houders van het copyright. Er zijn helaas nog al te veel mensen die wat dat betreft eerst handelen en daarna pas informatie inwinnen (als ze dat al doen). Dit met alle gevolgen van dien. Kris liet in de pers oproepen verschijnen voor castings en gebruikte vrolijk mijn naam en die van anderen, zonder dat daar één frank voor werd betaald. Ik weet dat ze er bij ALMO toen alles aan hebben gedaan om de zaak geregeld te krijgen, maar plots liet die Kris zich niet meer horen. Het was duidelijk: hij had mij enkel gebruikt, lees misbruikt, mij in het geloof gehouden dat hij mijn werk zou realiseren en ik was de pineut, overigens samen met de man die de toneeltekst in scenariovorm had gegoten. Kris liet hem trouwens een heel paasweekend opdraven voor het maken van castingshots, alles voor niks, voor nop. Laat dan maar eens een loodgieter komen! En toch verdiende dit project een eerlijke kans. Dat blijft alvast mijn mening tot op vandaag! Trouwens, de oorspronkelijke eenakter werd in 1999 uiteindelijk gecreëerd door Toneelkring OSEA uit Antwerpen. Een actrice, niet de minste overigens want bekend van onder andere ‘Wittekerke’ en later ‘Spoed’, had volgens Kris al toegezegd voor de ----------------------------------------------------119 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
hoofdrol van ‘Innocent Call’. Maar toen die zag dat er niets van de balk viel, trok ze zich natuurlijk wijselijk terug. God weet hoe is onze ‘project manager’ het haar gaan uitleggen. Een tijd geleden las ik dat hij recent in de kijker liep met een lowbudget Vlaamse speelfilm waarvoor hij zelfs geselecteerd werd voor het Cannes Independent Filmfestival, zeg maar het kleine broertje van het grote festival. In een interview beweerde hij bij hoog en laag dat iedereen die aan de film meewerkte behoorlijk is vergoed. Des te beter voor die mensen, zou ik zeggen. Het staat wel in schril contrast met mijn wedervaren destijds.
Maar al te vaak wordt ervan uit gegaan dat auteurs en andere kunstenaars bewust kiezen voor een leven in bittere, maar inspirerende armoede, of ergens wel een luiemansbaantje zullen hebben waar ze in ieder geval van kunnen leven en meer van die onzin! Een auteur is in de eerste plaats iemand die in totale eenzaamheid werkt. Hij moet alles op zijn eentje organiseren, veel tijd en geld investeren om zijn werk te kunnen maken. Als hij niet bekend is, is hij er helaas vaak aan voor zijn moeite. De zogenaamd gevestigde producenten en uitgevers –- hoewel ze aanhoudend leuteren dat ze steeds op zoek zijn naar nieuw talent -– keuren je werk meestal geen blik waardig, wat zeg ik? Ze beantwoorden dikwijls niet eens je correspondentie. En als dat toch gebeurt, ontvang je door de band enkel een standaardbrief: “Tot onze spijt…” Dan is het onvermijdelijk dat je in de armen valt van charlatans, profiteurs en dromenbrouwers. Je zou met enige nuance kunnen zeggen dat het voor een stuk die grote producenten en uitgevers zelf zijn die ervoor verantwoordelijk zijn dat zoveel getalenteerde mensen worden bedot en uiteindelijk alle hoop laten varen. Enkele jaren geleden las ik een interview met Mike Verdrengh -- toch niet de minste -- waarin hij zondermeer stelt dat het door de al te voorzichtige houding van de commerciële maar ook de openbare omroep komt, dat ----------------------------------------------------120 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
recent een hele generatie talentvolle tv-makers de mist zijn ingegaan! En wat doen die mensen nu?
In 1996 schreef ik een bijzonder knap jeugdboek ‘Daphnes Drama’, wat als eerste in Vlaanderen handelde over een familiedrama in een doorsnee gezin, en oorspronkelijk was bedoeld voor de jeugdreeks Vlaamse Filmpjes van Averbode (De Goede Pers). Een half jaar eerder had ik de redactie van Vlaamse Filmpjes in contact gebracht met mijn werkgever omdat ik het een interessant idee vond wanneer hun jeugdverhalen ook konden verspreid worden in gesproken vorm voor de vele visueel gehandicapte jongeren, die tenslotte de volwassen lezers van morgen zijn. Dit contact was uitgemond in een samenwerking. Hoewel ik daarvoor zelfs nooit maar een bedankje kreeg, ging ik er van uit dat de Vlaamse Filmpjes als blijk van waardering tenminste eens iets van mij zouden willen publiceren, zeker als het iets goeds was zoals dit. Maar edoch… ik herschreef het verhaal dan maar tot een kort, maar volledig jeugdboekmanuscript (zeg nog dat ik niet positief ben ingesteld), waarna ik het naar een aantal uitgeverijen stuurde. Ik kwam daarbij in contact met iemand die een soort loondrukuitgeverij runde. Hij had inmiddels zowel jonge auteurs als gevestigde namen in zijn fonds, en bood mij zijn diensten aan tegen drie vierden van de drukkosten, met welk bedrag hij ook de promotie zou doen. Ik betaalde drieënzestigduizend zeshonderd oude Belgische frank (zo’n 1.600 Euro) voor zevenhonderdtwintig afgewerkte boeken die grotendeels door zijn uitgeverij D.K.S. zouden worden verspreid. Artikel twaalf van het contract stelde ondubbelzinnig dat de boeken die deel uitmaakten van de overeenkomst het eigendom waren en bleven van de auteur. Dat, zo zei de uitgever, voor in geval van faling. Het daaropvolgende jaar verhuisden wij naar Oostende en pas tegen het einde van de zomer zag ik de man terug met de tekeningen en het coverontwerp. Het moet gezegd: het illustratiewerk van Luc Vernimmen ----------------------------------------------------121 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
zag er prima uit. We haalden zelfs op de valreep de Boekenbeurs 1997, waar ik een paar dagen op de stand mijn boek signeerde. Nu zal je zeggen: eindelijk! Wel ja, daar leek het toch op. Maar niets bleek achteraf minder waar. Van promotie merkte ik de daaropvolgende maanden helemaal niets, zodat ik noodgedwongen de koe zelf en op eigen kosten bij de hoorns vatte. De uitgever beloofde altijd, maar voerde kennelijk geen klap uit. Ik bemachtigde gelukkig een aantal van mijn eigen boeken (wat ook al geen sinecure was) en schreef en sprak iedereen aan die het horen wilde. Ik stuurde zelf mijn eigen recensie-exemplaren rond, waardoor ik uiteindelijk aan een goede pers geraakte bij het misschien eerder als sektarisch geldende literaire tijdschrift Tijdsein. In nr. 27 lees je: «Het (Daphnes Drama, dus) leest vlot, terwijl het niettemin moeilijke thema’s behandelt». Een mooier compliment kon en kan men mij niet maken. De plaatselijke (middenkust)pers contacteerde ik eveneens zelf. En ook daar kreeg ik telkens een mooi artikeltje met foto. Jammer genoeg leverde het zo goed als geen extra verkoop op. Ondertussen ging ik ervan uit dat mijn boek zoals afgesproken volop circuleerde in de boekhandel, al leverden eigen steekproeven zelden resultaat op. De aangesproken boekhandelaren kenden het van verre (of zeiden ze dat om mij te plezieren?), maar ze konden mij geen exemplaren laten zien. Anderhalf jaar later, in het voorjaar van 1999, kwam de aap uit de mouw. Ik woonde inmiddels weer voor een tijd in Berchem en kreeg onverwacht een schrijven van de curator gelast met de afhandeling van jawel… het faillissement van de uitgeverij D.K.S. Ik antwoordde hem wat ik had betaald en dat de uitgever op geen enkel punt zijn verplichtingen was nagekomen. Ik ging er zondermeer van uit dat ik minstens mijn boeken of een gedeelte van mijn geld zou terugkrijgen. ----------------------------------------------------122 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
Tegen het einde van dat jaar nam de curator weer contact op. Hij vertelde me boudweg dat de clausule (art. 12 van het contract) tot vrijwaring van mijn eigendom niet geldig was juist omwille van een bepaling in de faillissementswetgeving. Hij had, zo zei hij, mijn boeken opgespoord, en was bereid ze me –- mede als delging van de andere schulden –- te herverkopen voor dertig oude Belgische frank per exemplaar. Ik dacht dat ik het in Keulen hoorde donderen en weigerde dit resoluut. Ik HAD al betaald, zelfs voor diensten waarvan niets in huis was gekomen, en nu moest ik voor een tweede keer mijn eigen boeken inkopen. Dat was toch je reinste afzetterij! Ik schreef nog enkele brieven (aangetekende en andere) naar die curator waarin ik zonder omwegen mijn eigendom opeiste, maar het leverde niets op. De clou kwam toen hij me op 4 april 2000 –- ik woonde toen weer een langere periode aan de kust –- antwoordde dat er nog onbetaalde boeken van mij bij de drukker moesten liggen, maar dat hij die zelf niet had, en me dus niet kon geven wat niet in zijn bezit was. De drukker reageerde zogenaamd niet op zijn brieven. Mij moest die lorejas geen smoelen leren trekken. Uit wat hij mij voorgaand mondeling had verklaard, wist ik dat hij mijn boeken wel degelijk had (gestolen) en er waarschijnlijk samen met die drukker een (zwart) handeltje van had gemaakt buiten het (aangegeven) faillissement om. Let wel: het ging niet enkel over mijn boeken, maar over die van misschien nog wel twintig andere auteurs. Het merkwaardige is dat we daar nooit iets via de pers over te horen kregen, terwijl er toch bekende gedupeerden in die zaak waren. Welke machinaties zijn daar aan het werk geweest?
In oktober 2002 werd ik dan onverwacht aangeschreven door een oude bekende, de verantwoordelijke van PC-boek, een project dat al bijna tien jaar eerder was opgestart met als doel boeken op digitale wijze te verspreiden. Daarmee was en is Pc-boek de enige echte pionier op gebied ----------------------------------------------------123 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
van e-books in Vlaanderen. Ik was er ja ja reeds in 1994 bij gekomen en had enthousiast een bijdrage van zo’n tien e-books bij elkaar geschreven; erotische, maar ook literaire titels. Zo bijvoorbeeld een verhalenbundel ‘De boodschap van de Spiegel’. Omdat er toen wat verwikkelingen waren, onder andere met de verkoop van de boeken, destijds nog onder de vorm van diskettes, werd het initiatief noodgedwongen stilgelegd. Groot was mijn verbazing toen ik de vraag kreeg of ik mijn erotische werken weer ter beschikking wilde stellen. PC-boek zou voortaan een uitgeverij via het internet zijn en een keur aan erotische werken aanbieden, enzovoort, enzovoort. Waarom zou ik neen zeggen? De boeken waren er. Ik had niets te verliezen. Bovendien kon ik op eigen tempo blijven verder werken aan mijn oeuvre. Wat weer eens begon als een veelbelovend project, raakte echter de komende twee, drie jaar niet van de grond, niettegenstaande er van alles werd geprobeerd. De e-books werden afgeprijsd tot gratis weggegeven. Er werd een leesclub opgericht, etc. Alles met als resultaat: amper tot geen verkoop. Enfin, ik heb tenminste nooit een cent gezien. Wat de oorzaak van dit débacle ook is, zichtbare promotie bleek de achillespees van dit concept, toen nog een absolute must voor al wat zich op de miljoenen sites op het internet afspeelde. Wie onder andere geen traditionele promotie voerde of wegens gebrek aan financiële middelen niet kon voeren voor zijn site, was eraan voor zijn moeite. Zelfs nu het internet zoveel beter is ingeburgerd, is het nog altijd niet makkelijk. Als je het moet hebben van de whizzkids, gasten die urenlang achter hun computers zitten en alle sites ter wereld afschuimen, kan je het wel schudden. Wie voor zijn website geen promotie voert buiten het internet, kan net zo goed zijn reclamebord in de kelder zetten en jammeren dat er geen klanten naar zijn winkel komen. Alleen de allergrootsten blijken in staat dankzij gerichte publiciteit en doorgedreven emailmarketing van de ----------------------------------------------------124 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
grond te komen. Denk aan sites als Easy.be, Kapaza of 2dehands.be, en dan nog is het een verhaal van veel geduld en het vooral lang kunnen uitzingen. Ook het gerucht als zou je via affiliates veel geld kunnen genereren op het internet lijkt in negenennegentig procent van de gevallen bullshit. Zeker als het e-books betreft, eenvoudig omdat affliates zich niet inlaten met producten goedkoper dan vijftig, zestig euro. Zeg nu zelf, wie geeft zoveel geld aan een e-book! Zelfs nu het e-book al wat beter ingeburgerd is, ken ik er nog altijd geen die er bewezen rijk mee zijn geworden, al zijn er die lullen als Bierman dat ze dit en dat hebben bereikt met de verkoop van hun e-books. Dit soort lieden (ik noem bewust geen namen) heeft maar één doel: jou hun zogenaamde kennis verkopen en wat houdt die in? Precies hetzelfde verhaaltje doorverkopen aan andere lichtgelovigen: eigenlijk niets anders dan piramide(lucht)verkoop. Verder was het in het geval van PC-boek ook zo dat talloze erotische sites hun verhalen gewoon gratis aanboden. Dat plus het feit dat betalen via het internet (ook al gebeurt het via een betrouwbare partner zoals Paypal of Banksys) nog niet echt ingeburgerd was toen, waardoor het wantrouwen bij de potentiële klant groot bleef. Intussen is PC-boek volgens eigen berichtgeving in de zomer van 2005 gestopt als uitgeverij. Ze zouden zich voortaan toeleggen op het promoten van Nederlandstalige sciencefiction, horror en fantasy. Dat was het laatste wat ik erover vernam.
Hoewel het PC-boekavontuur andermaal uitliep op een sisser, heb ik geleerd dat je van tegenvallers ook iets kunt opsteken. Wat is trouwens een tegenvaller? Een tegenvaller of mislukking is alles wat niet volgens ons plan verloopt of niet de vooraf verwachte resultaten oplevert. Wat daar nu van te leren valt? Ten eerste: als je doel niet wordt bereikt op de ene manier, probeer dan ----------------------------------------------------125 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
een andere manier. Ten tweede: gedetailleerde plannen maken en verwachtingspatronen naar voor schuiven is niet altijd de juiste weg. Kijk naar een businessplan. Iedere bankier en ondernemer geilt erop en zonder zo’n science fictionverhaal kun je het wel schudden bij de bank. En toch… hoeveel van die zogenaamde objectieven worden in werkelijkheid gehaald? Plannen maken is niets anders dan jezelf opsluiten in de voor jezelf gecreëerde gevangenis, deur stevig op slot en de sleutel nog het liefst door de tralies zo ver mogelijk naar buiten geworpen! Als we voor de verandering eens zouden stoppen met plannen maken, dan kunnen onze plannen ook niet meer mislukken. Ik heb hieruit alvast geleerd wat mijn schrijverschap betreft enkel nog een zo breed mogelijk doel te formuleren. Dat houdt me open voor alles wat het Universum op mij afstuurt, en dan kan er zich binnen mijn doel letterlijk van alles voordoen. Ik laat het op me afkomen en zie wat er gebeurt.
Kort na het stopzetten van PC-boek schreef ik de eerste versie van dit boek dat zoals bekend in 2007 als papieren titel werd uitgegeven door deze Nederlandse Uitgeverij Gigaboek uit Heerhugewaard. De respons was niet overweldigend, maar er bleek toch een zekere interesse voor de boodschap in dit boek, die vandaag trouwens nog altijd dezelfde is. Ik heb de tekst weliswaar grondig herwerkt. Na vijf jaar was dat merkwaardig genoeg echt wel nodig. Dat is volgens mij het bewijs dat je als mens en als auteur veel sneller evolueert dan je denkt. Melancholisch mijmeren over gebeurtenissen uit het verleden doe je kennelijk niet als de persoon die je toen was. Dat vergeten wij wel eens. Als ik iets kan zeggen over deze nieuwe uitgave dan is het dat bij herlezing van mijn teksten, ik gemerkt heb dat veel van waar ik toen van wakker lag, intussen aan emotionele lading heeft ingeboet. Daarmee lijk ik er in geslaagd heel wat van me af te schrijven. Ik ben dan ook oprecht blij dat dat proces zover gevorderd is. ----------------------------------------------------126 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
Ongeveer in dezelfde periode als dit boek voor het eerst verscheen, zag ook mijn website het levenslicht, en ook via die weg kwam er interesse voor de dingen waarmee ik bezig ben.
In 2009 verscheen bij dezelfde uitgever mijn verhalenbundel ‘De Laatste Zomer’. Kortverhalen boeien helaas niet zoveel mensen, heb ik tot mijn verbazing ondervonden. Nochtans is het één van de moeilijkste genres. In de eerste plaats omdat ieder kortverhaal in feite een hele roman in zich herbergt. In de tweede plaats omdat je in een uiterst kort bestek veel moet zeggen met weinig woorden. Verder is het voor de lezer de manier bij uitstek om snel kennis te maken met een auteur. Wel zijn er van dat verhalenboek meer verkocht aan mensen buiten mijn familie-, vrienden- en kennissenkring. En dat geeft natuurlijk weer hoop op een verdere verspreiding van mijn werk. Nieuw werk staat op stapel of is al uitgegeven als je dit leest, dus… het gaat allemaal rustig verder zijn gangetje.
Wat de toekomst brengt, weet ik niet. Misschien schrijf ik nog vijfentwintig boeken, misschien niet één meer. Wat maakt het uit tenslotte! Zelfrelativering leert me dat de wereld echt niet wakker ligt van een boek meer of minder! Met betrekking tot een auteur, geldt natuurlijk hetzelfde.
Over het schrijfproces zelf wil ik nog even het volgende kwijt. Door te doen wat we graag doen, ontdekken wij mensen onze bestemming in dit leven. Voor mij is dat zondermeer schrijven. Hoe moeizaam het proces soms ook verloopt, en hoezeer mijn visuele beperking mij hierbij parten speelt, ik heb altijd al gevoeld (en herinner je, als er één ding betrouwbaar is, dan is het ons gevoel) dat schrijven voor mij mijn echte en enige roeping is, los van het feit of dat nu succesvol is of niet. Let wel: we hebben het hier niet over mijn ----------------------------------------------------127 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
levenstaak, want dat is heel iets anders. Echt uitleggen kan ik het niet, maar vanaf het ogenblik dat ik een idee krijg, mij achter de PC zet en begin te schrijven, dan voel ik als het ware hoe er een luik in mijn ziel wordt opengezet en mij met de zuivere Kosmische Energie in verbinding brengt. Het is of letterlijk een soort hartstocht bij mij binnen waait. Ja, dat is de ware betekenis van hartstocht, denk ik. Niet een knagend verlangen, maar een puur onversneden bestemmingsgevoel. Ruimte en tijd vervagen tot iets in de marge. Ik kom werkelijk in de wereld die ik beschrijf (zoals ik al aangaf in de verantwoording van dit boek) en de tijd… die vliegt gewoon. Het is wat Dr. Wayne W. Dyer uiteenzet in zijn onvolprezen lezing ‘De Kracht van Intentie’ (op DVD verkrijgbaar). Hij beschrijft die flow als een soort kracht die letterlijk naast ons staat en waarzonder niets mogelijk is. Noem het de levenskracht, in het oosten ook wel als chi omschreven.
Het feitelijke schrijfproces verloopt bij mij als volgt. Ik krijg een idee, en maak daar een aantekening van, meestal in handschrift. Ik moet steevast oppassen dat ik in mijn enthousiasme een beetje leesbaar schrijf, want het zou de eerste keer niet zijn dat ik naderhand mijn eigen geschrift niet meer kan ontcijferen. Dan komt de fase van het bruut of al wat verfijnder vormgeven. Zoals Damon Knight in zijn voortreffelijke standaardwerk ‘Hoe schrijf ik een goed verhaal?’ suggereert, stuur ik de materie, voor zover er zich nog problemen qua plot en dergelijke stellen, door naar mijn onderbewuste met de vraag mijn bewuste een seintje te geven als het daar tot rijping is gekomen. Dat duurt doorgaans van enkele uren tot soms wel enkele maanden. Als ik dan iets doorkrijg, noteer ik dat onmiddellijk en als het uitgewerkte idee me voor laat ons zeggen 80% af lijkt, schrijf ik het synopsis met behulp van de computer. Als het een langer verhaal of novelle betreft maak ik gelijk ook een treatment -– dat heb ik geleerd van de scenarioschrijvers, die zonder nooit aan de slag gaan –- met per hoofdstuk of onderdeel een beschrijving van het verloop, eventueel ----------------------------------------------------128 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
aangevuld met persoonsbeschrijvingen en dergelijke. Dat wordt allemaal opgeslagen en dan komt het erop aan het verhaal zelf te beginnen uitschrijven. Op dat moment is het belangrijkste werk (de compositie) eigenlijk voltooid. Niet het meeste werk. Dat volgt nu. Het uitschrijven zelf verloopt ook nog in fases. Gek genoeg, je mag alles vooraf zo goed hebben geregisseerd, het verhaal kan soms nog een heel andere weg opgaan dan je had voorzien, alsof het een eigen leven gaat leiden. Enfin, geen nood, als het maar goed op zijn pootjes valt. De laatste fase is dan de afwerking, en dat is de meest lastige, wat mij betreft. Meestal verbeter ik een tekst eerst verscheidene malen op het scherm (een beetje zuinig met uitprints is meegenomen voor het milieu en voor de portemonnee). Maar eens ik voel dat mijn tekst volwassen wordt, dan maak ik een uitdraai. Elke volgende versie verbeter ik dan in twee fases: de eerste met blauwe balpen, de tweede met rode. Net zolang tot er nog slechts hooguit één of twee verbeteringen per pagina opduiken en de tekst echt loopt als een naaimachientje wordt er verbeterd en geschaafd dat het een lieve lust is en… vooral ook geschrapt. Wie zei ook weer dat schrijven schrappen is? Reken maar van yes! Heel soms, wanneer ik het onbestemde gevoel blijf houden dat er nog iets aan mankeert maar ik weet niet wat, gaat de tekst voor onbepaalde tijd de la in, tot… ja, tot ik weer wat doorkrijg of tot ik het gevoel heb: vooruit nu, en nogmaals begint er dan een proces van schaven, schaven en nog eens schaven. Je ziet, beste lezer, ook schrijven is veelal niet wat het lijkt. Het is niet omdat je een tekst leest die in één ruk geschreven lijkt, dat het ook zo is. Grosso modo zijn er twee categorieën schrijvers, zij die inderdaad alles in één ruk maken en de schavers. Een beetje ongelukkigerwijs behoor ik tot de laatste categorie. Ik zeg: ongelukkigerwijs, omdat dat alsmaar blijven verbeteren inderdaad een enorme belasting is voor mijn restvisus. En ----------------------------------------------------129 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
ook: op die manier ben ik maar in staat een beperkt oeuvre bij elkaar te schrijven gedurende mijn leven. Ik heb dan ook van alles geprobeerd om het schrijfproces te vergemakkelijken en de belasting te verminderen, maar niets wil werken. Nog een geluk dat we vandaag de dag zo’n goede tekstverwerkingsprogramma’s hebben en sinds kort ook grote flatscreens die de ogen minder belasten. Zo zie je, elk probleem wordt weer goedgemaakt door een oplossing. Inderdaad, de technologische evolutie is ons slechtziende en blinde auteurs goed gezind geweest de laatste decennia. Waarvoor oprechte dank, oh onvolprezen Universum! Niettemin blijft schrijven wat mij betreft: werken, werken en nog eens werken. Maar het is de enige manier en het is de moeite meer dan waard. Tenminste toch voor mij.
----------------------------------------------------130 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
17. DIEF IN DE NACHT
In de periode voor de publicatie van ‘Daphnes drama’ gebeurde er iets dat een grote impact op mijn leven zou hebben. Zoals eerder gezegd was mijn vader dertien jaar eerder al overleden. Mijn moeder, ondertussen even lang weduwe, sukkelde niettegenstaande pas drieënzestig, geregeld met haar gezondheid; niets levensbedreigends weliswaar. Vandaar dat ik wel even schrok toen die dinsdagavond 21 mei 1996 rond halfelf twee politieagenten bij ons aanbelden. Toen ze boven kwamen, zei één van hen als reden van hun bezoek dat er iets met iemand van de familie was. Waarop ik vroeg of het mijn familie, dan wel de familie van mijn vrouw betrof. «Uw familie,» zei de agent. Op dat moment WIST ik het. Ik reciteerde letterlijk wat me werd doorgegeven: «Mijn moeder. Ze is dood.» Inderdaad: mijn moeder bleek overleden aan de gevolgen van een hartstilstand, niettegenstaande ze enkele maanden eerder nog uitgebreid was onderzocht in het Academisch Ziekenhuis. De buren hadden haar van achter haar gesloten appartementdeur om hulp horen roepen, waarop ze meteen de hulpdiensten alarmeerden. Te laat, mijn moeder had inmiddels het tijdelijke voor het eeuwige ingeruild. Men had haar stoffelijk overschot meteen daarop overgebracht naar het mortuarium van het Stuyvenbergziekenhuis. Nu was het aan mij om de nodige schikkingen te treffen.
Het spreekt vanzelf dat mijn vrouw en ik die nacht niet veel hebben geslapen. Een hele film ontrolt zich voor je in die nachtelijke uren. Hoewel ik –ik geef het grif toe -- met mijn moeder altijd een moeilijke relatie heb gehad, wil dat absoluut niet zeggen dat ik niet van haar hield. ----------------------------------------------------131 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
Ik kende haar laatste wilsbeschikking op mijn duimpje, en zou alles doen om die nauwkeurig uit te voeren. Vreemd was wel dat zij de voorgaande jaren geregeld had gezegd: wij zullen allemaal nooit oud worden en het jaar tweeduizend zullen we beslist niet zien. Voor haar was die profetie alvast in vervulling gegaan. Blijft de vraag of ze deze feiten werkelijk heeft voorvoeld, of, of het feit dat ze dit steeds als een mantra herhaalde de gebeurtenissen als het ware naar zich toe heeft gemagnetiseerd. Met haar drieënzestig bereikte mijn moeder een leeftijd waarop veel mensen tegenwoordig bij wijze van spreken pas beginnen te leven! Geboren op een dertiende in het jaar dat in Duitsland Hitler aan de macht kwam, en dertien jaar na mijn vader overleden. Kennelijk was haar taak op aarde beëindigd en was zij geroepen naar waar vele van haar kennissen en familie haar al waren voorgegaan. Met die gedachte ben ik mij altijd blijven troosten, ook en vooral in moeilijke momenten. Hoe je het draait of keert, het wegvallen van je laatste ouder slaat een bres. Zeker als je zoals ik, geen (oudere) broers of zussen hebt. Het betekent dat je je vanaf dat moment zelf op de speerpunt van het leven bevindt.
Nadat mijn moeder in 1986 met weduwenpensioen was gegaan, had zij haar conciërgewoning op de hoek van de Jan Van Rijswijcklaan en de VIIde Olympiadelaan ingeruild voor een bescheiden flatje in de wat mistroostige Lange Kievitstraat 25, boven de herenkapper daar. Tegen alle verwachting is ze er op haar manier nog redelijk gelukkig geworden. Tenslotte was zij alleenstaande, en ze heeft daar in die Lange Kievitstraat een sociaal netwerk gevonden van ook allemaal mensen die een beetje verloren waren gelopen in het leven. Het is des te merkwaardiger omdat de buurt daar als de typische Antwerpse Jodenbuurt geldt, maar dat stoorde mijn moeder allerminst. Ik bewonder haar daar eigenlijk om, want minder dan ik had zij als puur ----------------------------------------------------132 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
West-Vlaamse de broodnodige sociale vaardigheden om zich binnen een vreemde gemeenschap te integreren.
Die dagen leefde ik als een automaat. Ik moest familie en oude kennissen van mijn moeder contacteren, maar bij alles wat ik deed had ik sterk het gevoel dat zij over mijn schouder meekeek en vaak zelfs aanwijzingen gaf bij kleine, maar cruciale dingen. Net in die periode verhuisden wij van de Groenenborgerlaan, waar wij vijf jaar (oh, vergissing) boven een benzinestation woonden, naar een appartement in een hoogbouw vlak aan de Antwerpse Ring. De belangrijkste reden was de nabijheid van spoorwegstation Berchem. Deze verhuizing betekende een belangrijke inkorting van de dagelijkse reistijd naar Mechelen. Bovendien was en is de buurt redelijk voorzien van winkels, iets waar wij met een visuele beperking altijd rekening mee moeten houden. Wij zijn dan ook steeds veroordeeld te wonen in of vlakbij een centrum, met alle nadelen van dien. Wij kunnen ons niet permitteren ergens een optrekje op de buiten te kiezen, ook al is dat onze diepste wens. Dat plus het ontbreken van de mogelijkheid tot autorijden, is meer beperkend dan de handicap zelf, vind ik. Aan de laatste pas je je aan. Aan het eerste kan je je niet aanpassen, omdat je voor je verplaatsingen steeds bent aangewezen op anderen.
Aangezien de meeste familieleden uit Poperinge en omgeving kwamen, had de begrafenisondernemer voorgesteld de crematie –- mijn moeders absolute wil –- een paar dagen voor haar uitvaart op dinsdag 28 mei, te laten doorgaan. Dat bleek een prima keuze, en ik kan het alle nabestaanden warm aanbevelen. Het feit dat de kerk dan niet opgesmukt wordt met een lugubere lijkkist, schept een veel serener en intimistischer sfeer, vind ik. De urne met de as wordt in een soort houten kistje met de naam van de overledene erop gedurende de dienst vooraan in de kerk geplaatst, als een soort stille getuige. Eens de kerkdienst beëindigd, werd het kistje de ----------------------------------------------------133 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
kerk uitgedragen en met de lijkwagen naar het Schoonselhof gebracht, waar de as dan werd uitgestrooid. Ik weet dat velen het nog moeilijk hebben met het uitstrooien van as. Nu zoveel mensen kiezen voor crematie, kunnen ze er zich niet van weerhouden de essentie van de lijkverbranding toch weer met voeten te treden. Ze laten de urne inbouwen in een muur of een berg waar ze telkens naartoe willen kunnen komen. Net als een zerk op een begraafplaats. Of nog erger: ze nemen de as mee naar huis. «Uit stof en as zijt gij gekomen,» staat er in De Schrift, «en tot stof en as zult gij wederkeren.» Eens ons leven hier is voltooid, heeft het mijn inziens geen zin om dat te willen vereeuwigen in een monument, zuil, pilaar of wat ook. Goed, de mensen willen hun overledenen eren op een welbepaalde locatie. Maar waarom eigenlijk? Is het hoofd en het hart niet de beste plaats daartoe? Ikzelf heb als aandenken van mijn moeder slechts enkele foto’s, het vuurvaste steentje dat tijdens de crematie mee in de oven heeft gelegen, en tenslotte het gegraveerde naamplaatje dat op het houten kistje rond de urne heeft geprijkt. Ik vind dat voldoende. Ik heb absoluut niet de behoefte om deze of gene plaats op te zoeken. Als ik bij mijn moeder wil zijn, neem ik even het steentje in de palm van mijn hand, druk het met de andere hand goed aan, terwijl ik haar aankijk op haar foto. Wat meer heb ik nodig? Zegt Paulus immers niet: «Er zal een tijd komen dat de mensen God in hun hart zullen aanbidden». Dat kan net zo goed gelden voor onze dierbare overledenen, want net als wijzelf vertegenwoordigen zij ook een stukje van het goddelijke, toch! Voor mensen die absoluut een plaats willen om hun overledenen te gedenken: richt een ruimte in uw huis in. Een hoekje in de woonkamer, op uw schoorsteenmantel, … Plaats er een foto, een kaars, een bloemstukje, wat persoonlijke spullen van de overledene. Niemand verplicht je een ander monument dan dat op te richten. Christus gaat zelfs nog verder en zegt: ----------------------------------------------------134 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
«Laat de doden hun doden begraven.» Dit is geen kwestie van oneerbied voor de doden, het geeft enkel aan dat we hen moeten loslaten; dat is niet hetzelfde als vergeten. Zij toeven immers in een staat waar het veel beter is dan hier. Roep ze enkel aan als je echt in de puree zit. En dan misschien, zullen ze daadwerkelijk iets voor je kunnen betekenen. Gebruik daarbij het beste nog een tussenpersoon: je Engelbewaarder bijvoorbeeld. Dat is de geestelijke entiteit (een overleden iemand uit dit of uit een vorig leven die deze missie heeft aanvaard) die je sinds het grootste deel van je huidige leven begeleidt en ervoor zorgt dat je bijvoorbeeld net niet in dat open keldergat trapt, of… gered wordt door de bel, of iets anders dat zich openbaart als een zogenaamd toe-val. Wees gerust: je Engelbewaarder bestaat. Je ziet: niet alles wat de nonnetjes je hebben geleerd, was onzin.
Persoonlijk heb ik een overlijdensverzekering en ik heb daarin laten vastleggen dat ook ik gecremeerd wens te worden en uitgestrooid over zee. Het is de meest eenzame teraardebestelling die er bestaat, ik weet het. Eens per maand worden de urnen hier in België met de Franlis, jawel, datzelfde bootje dat ’s zomers in Oostende vanaf de pier toeristische rondvaartjes op zee en in de haven aflegt, meegenomen en op volle zee overboord leeggeschud. Ik heb dit zo gewild omdat ik het de meest logische manier vind om na mijn overlijden stoffelijk weer één te worden met ons aller moeder die de zee uiteindelijk is, en dus ook het Universum. Eén van de muziekfragmenten die ik gevraagd heb voor de plechtigheid is een nummer van Niel Diamond: ‘I’ve been this way before’. Dit als ultieme boodschap voor de nabestaanden. Allen zijn we deze weg reeds gegaan en allen zullen we deze weg waarschijnlijk nog herhaalde keren afleggen. Het zijn nu eenmaal de wetten van karma en darma, zoals de Boeddhisten zeggen. Dood gaan is niet zo erg. Tenminste, dat is toch waar ik van overtuigd ben. Iemand schreef dat de dood de meest fantastische grap is die het ----------------------------------------------------135 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
leven voor ons in petto houdt. Het moet zoiets zijn als ’s avonds na een vermoeiende dag je hoofd mogen te rusten leggen. Oef, gedaan, licht uit. Meer is en kan het naar mijn gevoel niet zijn. Wat wij de nacht noemen is de geestestesgesteldheid die ons in het hiertussenmaals brengt, waar we weer andere avonturen meemaken (dromen), om jaren later te ontwaken in een nieuw, stoffelijk leven, lees: een nieuwe dag.
Na het overlijden van mijn moeder volgden er verwarrende maanden. Haar appartement moest worden leeggemaakt en meer van die praktische beslommeringen. Tenslotte kwam ook het afhandelen van de nalatenschap, wat een verre van plezierige zaak was. Het ouderlijke huis bijvoorbeeld, werd veel hoger geschat dan ik het kon verkopen, waardoor ik serieus door de fiscus ben gerold. Alhoewel, achteraf beschouwd heeft de koper er ook wel duchtig van geprofiteerd. Het was de periode vlak voor de oprichting van de fiscale rechtbanken en ook net vóór de eerste betekenisvolle vermindering van de successierechten. Ik ving dus op beide vlakken bot. Bovendien had ik op dat moment niet echt de moed om de degens te kruisen met welke administratie ook. Ik was door alle heisa rond mijn moeders overlijden en de andere problemen die ik in die periode ondervond, er een beetje onderdoor. Vandaar dat ik tegen het jaareind mijn werkgever vroeg om een maand vakantie zonder wedde. Zoals ik eerder aangaf, kon dat zogenaamd niet. Ik nam dus loopbaanonderbreking, de voorloper van het huidige tijdskrediet, maar dan aan veel slechtere financiële voorwaarden.
----------------------------------------------------136 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
18. DE BARST IN DE GOLFBREKER
Het zou de titel kunnen zijn van een boek dat ik ooit wilde schrijven tijdens mijn eerste en tweede periode in Oostende (1997-2003). Een soort human interestreportage over wat men noemt de ‘aangespoelden’ aan onze kust, gebaseerd op een aantal markante verhalen die ik mocht optekenen van mensen die vanuit het binnenland aan de kust zijn komen wonen. Veel mensen die ik in het binnenland ontmoet, dromen ervan ooit aan zee te gaan wonen. De redenen zijn voor de hand liggend: rust, gezonde lucht, gevoel van vrijheid en doorlopend vakantie. Wie spreekt over gezonde lucht, zegt af te willen van slechte lucht. Wie spreekt over rust, zegt drukte en lawaai te willen ontlopen. Wie spreekt over vrijheid en vakantie, zegt dat hij zich nu onvrij voelt en onder het juk uit wil. Het probleem is dat veel mensen vertrekken vanuit weg-van waarden, in plaats vanuit naartoe-waarden. Dat is niet echt een goed uitgangspunt. Wie aan zee wil gaan wonen, moet zich in de eerste plaats realiseren dat de kust in West-Vlaanderen ligt, en dat -– in tegenstelling tot wat je misschien denkt -– de ontwikkeling van het massatoerisme er niet heeft gezorgd voor een sterk veranderde mentaliteit bij de lokale bevolking. Met wat ik nu weet zou ik bijna durven zeggen: maar goed ook. Er is in dit land al zoveel geofferd aan de schijnvooruitgang en -welvaart zonder dat er welzijn voor in de plaats kwam. De nabij gelegen Westhoek bijvoorbeeld, die moest zonodig ontsloten worden en ondertussen zie je de gevolgen van dat ‘kluts-alles-maar-bij-elkaar-beleid’.
In Oostende, met recht nog altijd de ‘Koningin der Badsteden’ word je grosso modo ingedeeld in drie categorieën. Ten eerste de toeristen. Daar is de lokale handelaarbevolking tuk op. ----------------------------------------------------137 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
Geen kwaad woord over de toeristen. Doorgaans geen lastige klanten, ze geven vlot geld uit en ze lopen niet al te lang voor hun voeten. Na een weekend of weekje vakantie verdwijnen ze weer en worden ze afgelost door een volgende lading toeristen. Ten tweede is er het eigen volk. Nergens anders in het huidige Vlaanderen ben ik een sterkere ‘Eigen Volk Eerst’-mentaliteit tegengekomen dan in Oostende. Een mooie illustratie? Toen
eind
jaren
negentig
El
Simpatico
Jean-Marie
Pfaff
door
de
flamboyante, maar aimabele en ook al niet van de kuststreek afkomstige voorzitter van KV Oostende, werd binnengehaald om de lamentabele prestaties van de kustploeg op te krikken, hoorde ik tijdens een straatinterview een Oostendse opmerken: «Hij past hier niet!» Dan te bedenken dat het overgrote deel van de bevolking er Socialist stemt! Zo komen we bij de laatste categorie burgers: de aangespoelden. Daar kijken ze in Oostende nog het argwanends naar. De pejoratieve term duidt op lieden die van geen hout meer pijlen weten te maken en op een blauwe maandag letterlijk zijn aangespoeld. Dat terwijl de realiteit vaak heel anders is. Immers, heel wat gegoede en zelfs gefortuneerde Belgen en ook anderen (o.a. Fransen en Duitsers) kiezen na hun pensionering doelbewust om hun levensavond in de inderdaad veel gezondere zeelucht aan onze kust door te brengen. Je moet de dag van vandaag trouwens behoorlijk in de slappe was zitten, wil je je er nog een behoorlijk optrekje kunnen veroorloven. Aan zee is het altijd een beetje vakantie. Op zon- en feestdagen zijn veel handelszaken open, en wanneer je ook maar de behoefte voelt, kun je altijd even tot aan het open water lopen. Aan zee heb je –- behalve in de parken –- amper last van de door veel allergielijders zo gevreesde pollen. Ze zijn er wel, maar de vochtige, zilte zeelucht slaat ze onmiddellijk neer. Ook hoor je er nooit over ozonvervuiling, en de mist stinkt er niet. Je kunt ze -– geloof me op mijn erva----------------------------------------------------138 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
ringsdeskundigheid -– rustig en vrij inademen zonder de dag erop wakker te worden met een pijnlijk ontstoken keel, iets dat in het geïndustrialiseerde binnenland wel even anders is. De zee is voor mij ook metafoor van volledigheid: absoluut ‘één-zijn’, en een geweldige inspiratiebron voor de creatieve geest. In de moeilijkste momenten heb ik altijd een onverklaarbare behoefte om even naar de zee te lopen, en in gebed en meditatie mijn zorgen aan haar toe te vertrouwen. Ebbe en vloed volgen elkaar immers op met een ongelooflijk exacte timing, zodat zij wel de sterkste uitdrukking moet zijn van het hogere: de Universele Intelligentie, de grote geest tout court.
Als aangespoelde kom je er niet zo makkelijk aan te pas. Als je al eens een opmerking maakt, hoor je ze hardop denken: wat veroorlooft die zich eigenlijk dat hij ons hier de les komt spellen. Dat terwijl de echte, authentieke Oostendenaars allang een minderheid zijn in eigen stad. Wist je dat een echte Oostendenaar nooit op de zeedijk woont. Die is wel wijzer! Dat pleit dan weer voor zijn boerenverstand (of zou het vissersverstand zijn?). Zoals nu eenmaal op zoveel plaatsen, blijkt de aankomende generatie met een sneltreintempo uit te zwermen naar stedelijke gebieden zoals Brugge, Gent en verderop, zoals ze dat daar met enig ontzag uitdrukken. Naast het probleem van de aangespoelden en de snelle vergrijzing, ligt er onder de kust naar mijn gevoel een nog veel dreigender tijdbom, namelijk die van de toenemende toevloed van Franstaligen. Nogal een geluk dat het om een erg gedifferentieerde gemeenschap gaat afkomstig uit Brussel, Henegouwen, Namen, de Ardennen, plus nog een deel uit NoordFrankrijk, of je had algauw het gedonder in de glazen. Want gesteld dat er morgen een Happart onder hen opstaat die hun koppen gaat tellen en taalkundige (lees: politieke) rechten opeist voor deze in toenemende mate belangrijker wordende minderheid! Dan komt er na enig poeha een vertegenwoordiger van de Raad van Europa een onderzoek instellen met als voor de hand liggende conclusie: de Franstali----------------------------------------------------139 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
gen aan de Vlaamse kust worden gediscrimineerd! Wat zullen de Vlaamse politici dan vertellen? Het is een beetje als met de migranten: geen haar op hun hoofd dat eraan denkt om terug te keren naar Brussel, Luik of Charleroi! Het contrast met de verziekte en vervuilde omgeving die ze ginder achterlaten is namelijk te groot. In plaats van daarover te mopperen, zouden wij Vlamingen er beter fier over zijn dat het bij ons aangenamer leven is dan in bepaalde streken van Wallonië.
Ik denk dat het met de zee een beetje moet zijn als met Afrika: eens je er hebt vertoefd, heb je er je hart verloren, en blijf je altijd de hang ernaar behouden. Het is zoals ik
Bart
Van
Den
Bossche
(een
geboren
Oostendenaar) ooit hoorde zeggen: «Als je bij de zee staat, en er is veel volk, heb je tenminste altijd nog één kant waar geen mensen zijn.» Om het nog krachtiger met Leopold II te zeggen: «Een land dat aan de zee grenst, is nooit klein.» Koning Leopold II, aan wie Oostende haar vooraanstaande plaats aan onze kust te danken heeft.
De mens wikt, en God beschikt. Zo was ook mijn lot toen ik in 1997 in het Oostende torengebouw Europacentrum een studio aankocht met als oorspronkelijk doel deze in te richten als vakantieverblijf. Dat bleek inderdaad een fascinerende bezigheid, waardoor ik genoodzaakt was verlenging van loopbaanonderbreking aan te vragen. Van het ene kwam het andere, en weldra besloten we er onze tenten blijvend op te slaan. Hoe ik elke dag naar Mechelen zou geraken? Met de trein zeker? Maar eerlijk: ik was in die voorzomer van 1997 beslist niet in the mood om daaraan te denken. Ik dacht: ik vind hier wel iets of tenminste een activiteit die ik van hieruit kan doen, zodat ik niet terug hoef! Ik richtte in ----------------------------------------------------140 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
hetzelfde gebouw mijn eigen kantoor in. Voortaan zou ik uitsluitend van daaruit opereren. Dat was althans mijn absolute bedoeling! Een paar keer was het bijna zover. Ik kreeg voorstellen allerhande, het één al interessanter en haalbaarder dan het andere. Alles werd gewogen, maar meestal toch te licht bevonden. Tot die keer dat ik een voorstel kreeg om een relatiebureau, een eizona op non-actief staande eenmanszaak, over te nemen. Relatiebemiddeling was een materie die me al langer intrigeerde. Nu had ik de mogelijkheden en Oostende Centrum als locatie leek me niet slecht, temeer omdat er op dat moment geen concurrerende bureaus in de buurt waren. Op het eerste gezicht zag het er allemaal niet slecht uit. en de vraagprijs leek niet onoverkomelijk. Niettegenstaande de administratie een puinhoop was, en de echtgenoot van de zaakvoerster veel minder bonafide leek dan zij, denk ik dat ik daar een mooie kans heb laten liggen door het uiteindelijk niet te doen. Zij wilden ervan af omdat de vrij eenvoudige wetgeving rond huwelijksbureaus toen op kantelen stond. De Groenen en de toenmalige CVP wilden immers relatiebemiddeling in de welzijnssector onderbrengen, en dat betekende onvermijdelijk gedaan met het mooie, ook als het eerlijk verdiende geld betrof. Bovendien zou je volgens die wet als uitbater een Hoger Diploma moeten hebben, en diende je een psycholoog in te schakelen bij het engageren van leden, en meer van die onzin. Wat ik toen niet wist, was dat het de laatste maanden waren dat je zonder formaliteiten een Handelsregister kon aanvragen. Maar buiten dat is er sindsdien wel niets meer veranderd in de wetgeving rond huwelijksbureaus. Conclusie: ik was weer te voorzichtig geweest. Die overname zou me zeker de eerste jaren geen windeieren hebben gelegd. En… het zou me mijn broodnodige verankering in Oostende hebben bezorgd. Wie zei ook weer dat men meer spijt heeft van de dingen die men niet doet, dan van die die men wel doet!
----------------------------------------------------141 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
Het lijkt er dan ook sterk op dat ik de volgende jaren een bijzonder zware tol heb betaald voor mijn niet-handelen. Velen zouden spreken van ‘falen’, maar het is mijn overtuiging dat je het in een ander perspectief moet zien. Dit omdat je nooit op voorhand kunt weten wat het resultaat van een beslissing zal zijn. Er zijn alleen maar resultaten: goede, dan worden de verwachtingen ingelost en dan spreken we van succes, of minder goede en dan spreken we van falen. Eigenlijk bestaan zelfs problemen niet eens. Deze voor ons zwaar beladen term blijkt afgeleid van het Griekse woord ‘problema’, wat onder andere letterlijk betekent: dat wat voor je staat. Het leven is zoiets als autorijden met een zwartgeschilderde voorruit. Je kunt niet vooruit kijken. Er is alleen het eeuwige nu. En alleen daarin schuilt je kracht. Al de rest is afleiding en in feite tijdverlies. Het enige wat je hebt als leidraad is je ervaring en… je intuïtie. Je ervaring kan je als gevolg van moeilijk verteerde eerdere tegenvallers behoorlijk misleiden. Je intuïtie bedriegt je nooit. Het is enkel zaak de signalen te herkennen en ze correct te interpreteren. Makkelijker gezegd dan gedaan, als je het mij vraagt.
De daaropvolgende jaren zijn voor mij behoorlijk chaotisch verlopen. De ene keer woonde ik in Oostende, een jaar later weer in het binnenland om daarna weer naar zee te trekken. Ik ga hier nu niet verder over uitweiden, omdat het op zich niet veel belang meer heeft. Pas sinds het voorjaar 2003 ben ik min of meer definitief terug in het binnenland komen wonen om een reden die ik op dat ogenblik onmogelijk kon bevroeden. Zeker, ik hoopte op een betere toekomst, maar… er was als gevolg van nine-eleven weer maar eens een economische crisis, die veel ondernemers en consumenten kopschuw maakte. Dus er kwam niet meteen beterschap in mijn persoonlijke situatie.
De reden waarom ik uiteindelijk zonodig naar het binnenland moest verhuizen begin 2003, werd me op een schokkende wijze geopenbaard ----------------------------------------------------142 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
eind juli van dat jaar, toen mijn vrouw plots ziek werd. Een tot dusver nooit eerder door ons geconsulteerde arts verwees haar onmiddellijk naar een vaatchirurg, die meteen (de dag van haar verjaardag) de diagnose intraveneuze trombose stelde: diagnose die haar arts aan de kust waarschijnlijk nooit op tijd zou hebben gesteld, temeer daar ze hem een paar maand eerder al met dezelfde klachten die toen spontaan waren overgegaan, geconsulteerd had. Zonder twijfel had het niet ontdekken van haar ziekte haar gewisse dood betekend. De laatste maanden in Oostende zei zij steevast: «Mijn dokters zitten in Antwerpen.» Deze woorden nu bleken profetisch. Zo zie je hoezeer de mens zijn toekomst in zich draagt zonder er zichzelf bewust van te zijn.
Dit verhaal dat veel mensen de haren ten berge doet rijzen, illustreert weer eens hoe sterk ons levenslot ons doen en laten bepaalt. En het is zoals het gedicht over ‘De tuinman en de dood’ het stelt: het lot is niet te ontlopen. Het enige wat je kunt doen is de energie van je hart volgen in de hoop dat je intuïtie, je enige brug met je ‘Hogere Zelf’, je de kracht en de energie geeft de voor jou meest geschikte weg te volgen. Illustrerend op dat vlak zijn alvast de enkele woorden op het gebedsprentje van mijn in 1996 overleden moeder. Nee, ik heb ze niet zelf geschreven. Ze zijn erop gekomen op suggestie van de begrafenisondernemer. Lees zelf maar.
De mens kent niet het uur, noch de plaats of de wijze waarop hij de dood zal vinden. Het leven is zo broos, het is als een net, van zijdedraad geweven, ----------------------------------------------------143 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
laat ons daarom leren steeds bereid te zijn.
Of ik ooit nog behalve om er uitgestrooid te worden naar de kust terugkeer, vraagt de aandachtige lezer zich af. Ik geloof van wel. Want dat er daar voor mij een diepere zielsverbondenheid ligt, dat is wel zeker. Wat er de komende maanden en jaren op dat vlak gebeurt, hangt af van zoveel factoren. Gezondheid, mogelijke (beroeps)engagementen, financiële situatie, alles speelt mee. Ik heb wel, toen ik begin 2003 nog geregeld enkele dagen in Oostende verbleef, een duidelijke ingeving gekregen die me zei: geniet hier nog van zoveel je kunt, want het zal naderhand lang duren voor je terug kunt komen. Het gebeurde tijdens een ochtendwandeling op de pier of het staketsel. Er hing nevel en er was een dunne lijn daar waar de lucht het water raakte. Een rustige stem in mijn hoofd sprak me plots toe. Een heel bevreemdende ervaring was dat. Het was zoals toen ik doorkreeg dat mijn moeder gestorven was. Wel, beste lezer, dat ‘lang duren’ is nu toch al een aantal jaren bezig! Ik heb sterk het gevoel dat nu meer dan ooit het einde van de tunnel in zicht komt. Ik weet het, bij de meeste mensen stellen dergelijke problemen zich niet. Zij worden ergens geboren en getogen, lopen er school, worden verliefd op iemand uit hun omgeving, gaan dan studeren, soms voor een tijdje buiten hun regio, keren terug om zich te settelen, verhuizen naderhand wel nog één of hoogstens twee keer: huisje, kindje, boompje… en dat is het dan. Dergelijk zielsevenwicht is mij kennelijk niet gegund. En ook die permanente onrust zal wel te verklaren zijn vanuit gebeurtenissen uit vorige levens, denk ik.
Sowieso heb je een bestemming, dat lijkt me nu wel vast te staan. Er komen zal je. En voor alles wat je zelf niet kunt, daar heb je het toe-val ----------------------------------------------------144 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
voor om je te helpen. Zeg nu zelf: is dat niet prachtig? Die absolute zekerheid!
----------------------------------------------------145 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
19. TOCH NOG EEN BAAN TOT…
Voor de volledigheid dit nog. Enkele jaren later, toen de eerste versie van dit boek al was verschenen, kwam ik in contact met een zekere René uit Brugge. Hij startte net een groothandel in professionele toiletpapierwaren en onderhoudsproducten en bleek dat hij iemand zocht voor telemarketing om in hoofdzaak onderwijsinstellingen, horeca en rusthuizen te prospecteren. Hoeveel makkelijker zou dit niet geweest zijn, had ik nog in Oostende gewoond, bedacht ik melancholisch. Maar met wat goede wil van beide kanten lukte het me vrij aardig om bellend van huis uit een bescheiden klantenbestand uit te bouwen en een vertegenwoordiger van afspraken te voorzien. Al was het niet altijd makkelijk, vooral omdat in die branche van oudsher een bikkelharde concurrentie woedt, die in het bijzonder door de ‘grote jongens’ niet altijd even correct wordt gespeeld, en dan druk ik me nog zacht uit! Een aantal maanden ging alles min of meer goed. Tot begin 2009! Onder andere als gevolg van de eerste bankencrisis begonnen de zaken gaandeweg vierkant te draaien. Te weinig bestellingen, wisselende vertegenwoordigers, en… wanbetalers, de ergste der kwalen voor een jong bedrijf als CMP-Products. Immers, als nieuwe onderneming trek je automatisch wanbetalers aan: eenvoudig omdat ze op een ander niet meer welkom zijn en het dan maar bij die nieuwe proberen. Eind oktober, begin november tenslotte belde mijn werkgever me met de mededeling dat hij de boeken zou neerleggen. Hoewel ik de bui al een tijdje had zien hangen, kwam deze mededeling toch als een donderslag bij heldere hemel. Op mijn vraag of hij niet beter een gerechtelijk akkoord aanvroeg, zei hij: «Er zitten er te veel aan mijn vel!” allicht doelend op onder andere de plaatselijke fiscus die hem kort daarvoor op weinig diplomatische wijze ----------------------------------------------------146 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
een tijdje financieel geblokkeerd had.
Op 9 november 2009 legde de BVBA CMP-Products uit Sint-Andries de boeken neer en werd er door de Brugse Handelsrechter een curator aangesteld die mij enkele dagen later per aangetekend schrijven mijn ontslagbrief toestuurde. Wat er dan door een mens gaat… Je hangt compleet in de touwen! Hoewel ik maar al te goed wist geen millimeter schuld te hebben aan dit faillissement, zat ik toch met iets van: had ik niet beter mijn best moeten doen, dan had misschien dit of dat… Maar da’s natuurlijk onzin. Zulke dingen overkomen je nu eenmaal en je kunt niet veel anders dan ze ondergaan. Enfin, ik heb het helemaal in mijn eentje moeten verwerken! Op zo’n ogenblikken zie je niemand opdagen die vraagt: kunnen wij iets voor u doen? Je kunt dan wel aanspraak maken op een werkloosheidsvergoeding. Alles bij elkaar is dat toch maar een mager beestje. Dan volgde er nog de afhandeling van het faillissement: dat wil zeggen de administratieve rompslomp. Zowel de mensen van de vakbond als die van het Fonds voor Sluiting van Ondernemingen hebben prima hun best gedaan, moet ik zeggen. Ze verdienen absoluut een pluim hiervoor. Een geluk dat ik bij CMP-Products als werknemer aan de slag was, zodat ik nog iets recupereerde. Was ik zelfstandige geweest, ik had allicht geen rooie cent meer gezien van dat faillissement!
Ik heb sindsdien veel en vaak gesolliciteerd, maar tot dusver steeds met hetzelfde resultaat: ofwel geen antwoord of: «Tot onze spijt…» en bla, bla. Niemand zegt het je in je gelaat, maar eens de vijftig voorbij ben je blijkbaar te oud (en vooral te duur) voor de arbeidsmarkt. De bijzonder interessante loonsubsidiëringregeling die in mijn geval ervoor zorgt dat de werkgever uiteindelijk minder betaalt dan het nettoloon, maakt de werkgevers –- negatief gefocust als velen onder hen zijn -– eerder wantrouwig ----------------------------------------------------147 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
dan enthousiast. Iemand met zoveel loonsubsidie op zijn rug, daar moet toch iets serieus aan mankeren, redeneren ze. Verder, wie zegt subsidie, zegt ook controle. Voor de meeste (kleinere) bedrijven brengt dat veel te veel administratieve poespas met zich. Plus, extra controlerende instanties op hun dak, daar hebben ze echt geen zin in. Bovendien, ze hebben keuze zat aan jonge, goedkopere, volgzame werkkrachten, meneer. Als men mij dus komt vertellen dat werklozen in dit land te veel en te lang uitkering krijgen om niets te doen, dan is mijn reactie: «Neem dan meteen een werkloze in dienst, meneer of mevrouw.» «Jamaar, dat gaat niet, ik heb geen bedrijf,» krijg je dan meestal als antwoord. «Oké en te horen naar uw uitleg was u zelf nooit eerder een lange periode werkloos?» «Euh, nee.» «Wel met uw permissie, dank alle dagen dat u leeft de Gekruisigde Heer op uw blote knieën daarvoor, en denk in het vervolg twee keer na voor u zich zo lichtzinnig uitlaat over iets waar u kennelijk geen verstand van hebt. Want u weet niet wat het is om uw hand te moeten ophouden, mooie woorden te spreken (alstublieft en dankuwel) en desondanks telkens toch weer het deksel op de neus te krijgen.» Werklozen activeren, was het modebegrip een paar jaar geleden. Mij zul je niet horen zeggen dat er geen werklozen zijn die niet willen werken, maar heeft iemand zich ooit afgevraagd hoe dat zo komt? Soms zijn mensen zo ontmoedigd dat ze er gewoon niet meer toe komen om nog werk te zoeken. Als je telkens dezelfde mantra van afwijzing over je heen krijgt. Verder, mensen zijn mensen. Op alle niveaus en in iedere branche zitten er profiteurs. Neem dat van mij aan! Zo heb ik eens een werkgever gekend die de gewoonte had twee, driemaal per week om half twaalf ’s middags op zijn kantoor te vertrekken, op kosten van het bedrijf een zogenaamde zakenlunch met intimi in een ----------------------------------------------------148 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
bevriend klasserestaurant te nuttigen, en dan pas tegen halfvier, vier uur met een vlieg in zijn oog terug op het bedrijf te verschijnen om er dan verder niets behoorlijks meer uit te voeren. Hoe noem je dat anders dan profiteren?
Mij wil men nog enkel aanwerven als ik bereid ben op zelfstandige basis (wat tegenwoordig met een eufemisme ‘freelance’ heet) te werken en dan nog meestal uitsluitend op commissieloon. Dikwijls gaat het niet eens om een degelijke broodwinning, maar om baantjes van acht of twaalf uur per week. Betaal daar als zelfstandige je patronale bijdrage en ziekenfonds maar eens van! Mij als werkloze moet je dus niet activeren, wel die werkgevers die er nog maar durven aan denken op zo’n flagrante wijze de sociale wetgeving te ontduiken. Dit is natuurlijk ook de fout van een laks beleid dat de laatste jaren de sociale wetgeving op dat vlak alsmaar verder heeft uitgehold. Een kennis van me die bij de Sociale Inspectie werkt, zegt dat de auditeur bij vaststelling van schijnzelfstandigheid nooit zal overgaan tot daadwerkelijke vervolging, omdat de wetgeving (dank u, liberalen, absolute vrijheidsbepleiters!) al te onduidelijk is geworden. Met andere woorden: het is de werkgever in dit land zondermeer toegestaan te shoppen in de sociale statuten. Hij hoeft niet eens zwartwerkers aan te nemen. Via de fiscale fiche legaliseert hij zijn dubieuze prestatie-uitgaven die hij dan ook nog eens keurig in mindering brengt van zijn bedrijfsresultaat. De ‘werknemer’ die blijft achter met de schillen en de dozen. Want door het aan elkaar koppelen van de diverse gegevensbanken, komt de administratie er snel achter wanneer je al is het maar kort hebt gewerkt als nepzelfstandige. Als je dat dan zoals zovele argelozen niet hebt aangegeven, niet bent aangesloten bij een kas van zelfstandigen en geen BTWaangifte hebt gedaan, zul je het snel geweten hebben! Strijd tegen de sociale fraude, heet dat. Of liever gezegd: de grote vissen laten zwemmen en de kleintjes doen bloeden.
----------------------------------------------------149 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
We moeten wel met freelancers werken omdat de loonkosten nu eenmaal te hoog zijn in België, argumenteren de werkgevers in koor. Zij vergeten er echter bij te zeggen dat onder de regeringen Verhofstadt I & II (19992006) de werkgeversbijdragen achtereenvolgens verschillende keren zijn verlaagd. Als deze zonodig nog moeten dalen, dienen de werkgevers te zorgen voor een alternatieve broodnodige financiering van de sociale zekerheid. Willen we misschien beginnen met een vermogensbelasting of een eerlijke belastingaanslag op de werkelijk verkregen huurinkomsten, in plaats van de nu minieme belasting op het schimmige Kadastraal Inkomen van een verhuurd pand? Wij minder gegoeden zeggen hier alvast geen neen op!
Ik maak me hier behoorlijk druk over, dat is waar. Het komt omdat ik het als een schrijnende onrechtvaardigheid ervaar dat iemand als ik (en velen met mij) met capaciteiten, knowhow en werkwilligheid, geen eerlijke kansen meer krijgt op de arbeidsmarkt louter omdat hij visueel gehandicapt en over de vijftig is. Dan te bedenken dat ons van overheidswege ingehamerd wordt dat we met zijn allen in de toekomst langer moeten werken. In welke baan dan, als ik vragen mag? Of is dat alles misschien slechts een schaamlap om ons straks een behoorlijk pensioen te ontzeggen? Ik begin te vrezen dat dit laatste niet zover naast de waarheid ligt.
Laatst sprak ik met een ex-vakbondsafgevaardigde. Hij zei: «We zijn nu toch op een punt beland dat we zowat alles voor de werkman hebben bereikt. Wat kunnen we nog meer verwachten?» Het was duidelijk dat die man het niet begrepen had. Ja, biefstukken, elektronische toestellen en betaalde vakantie, dat hebben we verworven. Maar hoe zit het met de economische democratie? ----------------------------------------------------150 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
Nu gaat het niet meer over één man, één stem, maar over hoe verwezenlijken we de echte basisdemocratie! Het communisme is misschien niet alles zaligmakend gebleken, het kapitalisme evenmin. Vooral de laatste jaren met de achtereenvolgende banken- en economische crisissen, zie je tot wat een puinhoop dat systeem heeft geleid. Het kan toch niet dat onze maatschappij constant in de greep zit van casinokapitalisten en schimmige ratingbureaus. Wie duizend aandelen heeft, heeft minstens duizend keer meer te zeggen dan wie er geen heeft. Het is nu net dat, beste vakbondsman, dat dringend moet veranderen!
----------------------------------------------------151 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
20. TENSLOTTE DIT
Hier, beste lezer(es), eindigt voorlopig mijn relaas. Niet dat ik geen stof meer heb om nog een aantal bladzijden door te gaan. Maar eens moet er een punt achter dit boek worden gezet, niet het minst omdat alweer nieuwe uitdagingen wachten, zeker? Waar mijn leven vandaan komt, dat heb ik hier uitgebreid verteld. Waar het naartoe gaat, dat is koffiedik kijken. Als mens hopen wij natuurlijk altijd het beste voor de toekomst, terwijl dat in feite niets anders is dan een spelletje sciencefiction. Wat de toekomst brengt, zul je (gelukkig maar) nooit weten. Je kunt alleen maar hopen, en jezelf een instelling aanmeten die je open houdt voor ieder nieuw idee, voorstel of wat ook dat je weg kruist. Immers, de gevoelens die een lafaard en een held in een bepaalde situatie ondergaan, zijn precies dezelfde. Het verschil zit hem in de respectieve manier waarop beiden reageren en omgaan met de situatie. Hoewel, voor mensen met een zintuiglijke beperking liggen de zaken toch wat ingewikkelder, heb ik de indruk. Er is zoveel dat we zouden willen doen, maar tussen droom en werkelijkheid ligt in ons geval de weg nogal eens vaker opgebroken dan voor iemand anders. Al blijf ik ervan overtuigd dat wij eerder meervalide dan mindervalide zijn. Alleen, dat verkocht krijgen aan de overwegend valide wereld is nog wat anders. Daar zouden wij eigenlijk een soort pr-bureau voor moeten hebben (kijk, alweer een idee!). Een combatieve belangenorganisatie die er tweehonderd procent voor gaat, zou het moeten zijn. De bestaande gehandicaptenverenigingen schieten wat dat betreft duidelijk te kort, en dat is bijzonder jammer. Ontstaan als zij veelal zijn vanuit een behoefte aan ‘salve mater’, moeten zij in deze tijd dringend omgevormd tot heuse belangenorganisaties: drukkingsgroepen, professionele lobbyisten ten dienste van ons, hun cliënteel, acties organiserend met als ----------------------------------------------------152 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
belangrijkste doelen: het leven voor ons aangenamer maken en vooral de samenleving sensibiliseren. Want daar is inderdaad nog heel veel werk aan de winkel. Voor zover ik weet is er nu slechts één organisatie die een beetje in die richting komt, en dat is de vzw. GRIP (Gelijke Rechten voor Iedere Persoon met een Handicap). Grip is wel geen traditionele gehandicaptenvereniging, maar een burgerrechtenbeweging. Het probleem met de conventionele gehandicaptenbonden is dat zij nog steeds vanuit paternalisme opereren, ook al beweren ze het tegendeel. Er spelen bij hen ook altijd andere dan alleen onze belangen. In hun raden van beheer zitten wel enkele gehandicapten, maar dan dikwijls als sorryneger of excuus-Truus. Om het met een boutade te zeggen: «Wij hebben geen koffiekoeken nodig, maar… handgranaten!» Ik stel het nu wat cru, maar anders wordt de boodschap niet begrepen, vrees ik! Van de andere kant: wij gehandicapten moeten ook bereid zijn ZELF onze verantwoordelijkheid op te nemen. Niet altijd wachten tot anderen iets doen. Pas dan maken we kans het zo gewenste respect te verdienen en groeit ook ons zelfrespect. En… je staat versteld van de resultaten dat dat oplevert!
Tot slot wil ik hierbij definitief mijn verleden laten voor wat het is. De enige tijd die echt bestaat is het eeuwige heden: het verleden is voorbij, de toekomst is er nog niet, en bestaat evenmin. Ik maak mee van de gelegenheid gebruik om allen die mij in het recente of verre verleden bewust of onbewust tekort hebben gedaan, hebben gekwetst of geschaad, te vergeven of (laten we niet schijnheilig doen) het tenminste te proberen. Hoewel zeker niet altijd makkelijk, streef ik ernaar, en wel omdat vergiffenis het krachtigste medicijn is dat de getormenteerde ziel ter beschikking heeft. In tegenstelling tot revanche bijvoorbeeld, betekent vergeven loslaten. Alles wat je loslaat, creëert ruimte voor ----------------------------------------------------153 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
iets nieuws, iets dikwijls veel beters en mooiers dan in je stoutste dromen. Het is niet dat ik die mensen stuk voor stuk ga opzoeken en hen om de nek ga vliegen met de woorden: «Moet je ‘ns horen… dit en dat…» Neen, dat vergeven gebeurt puur in bewustzijn. Ik wil in deze context wel nog even verwijzen naar wijlen de Amerikaanse President J.F. Kennedy die ooit zei: «U moet uw vijanden vergeven, maar u mag hun namen niet vergeten.» «L’enfer c’est les auttres,» zei de Franse filosoof Jean-Paul Sartre, maar moet het niet zijn: «L’enfer c’est moi même »? Slachtoffer van onze focus, zijn we helaas maar al te dikwijls onze eigen vijand. Zo maken we ook de meeste van onze zogenaamde vergissingen. Zeker wanneer een verkeerde soort emotie ons onbewust drijft. Hoewel ze bij ons zeggen: een ezel stoot zich geen twee keer aan dezelfde steen, zie ik er velen – mijzelf incluis, dat geef ik toe -– die dat wel doen. Maar misschien is dat juist de charme en in zekere zin de luxe van het leven: stommiteiten KUNNEN en MOGEN doen! Of zoals wijlen mijn grootoom eens tegen mij zei, toen ik me erover beklaagde dat ik weer eens had geblunderd: «Hopelijk doe je nog veel stommiteiten, want het betekent dat je onder de levenden bent.» Tja, beste lezer, daar had ik natuurlijk niet van terug. Het heeft me in elk geval tot nadenken gestemd. Voor jou hoop ik alvast van harte hetzelfde.
© : de auteur Berchem: september 2003 – maart 2006 / oktober – december 2011
----------------------------------------------------154 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
21. BIBLIOGRAFIE
Barten, Pieter, Reïncarnatie & Levenslot, Uitg. Strengholt, Naarden, 1992 (vijfde druk 1995) Byrne, Rhonda, The Secret, Het Geheim van Voorspoed & Geluk, Uitg. Kosmos, Utrecht/Antwerpen, 2007 (Zie ook de gelijknamige DVD, TS-Productions 2006/2007) Bijbel (de), vertaling 1951, Nederlands Bijbelgenootschap Haarlem, Uitgave 1996 Cayner Jonathan, Hulp uit het Universum, Zuidnederlandse Uitgeverij NV., Aartselaar, 2008 Chopra, Deepak, Het Boek der Geheimen, Wie ben ik? Waar kom ik Vandaan? Waarom ben ik hier? Uitg. Servire (Kosmos Z&K Uitgevers, Utrecht, 2004) Cortens, Theolyn, De Energie van Engelen, Zuidnederlandse Uitgeverij NV., Aartselaar, 2010 Daisne, Johan, De trein der traagheid, Uitgave Het laatste Nieuws, 2003, ©: Uitg. Manteau, Standaard Uitgeverij Diamond, Harvey & Marylin, Een leven lang fit, Uitg. De Kern, Baarn ©: 1987 Nederlands taalgebied, 42ste druk, mei 2002 Dyer, Dr. Wayne, W., De Kracht van Intentie, Live Lezing op Dubbel-DVD, Ned. Ondertiteld Uitg. Palaysia 2011, www.sunshineforthesoul.nl Geeraerts, Jef, Tien brieven rondom liefde en dood, Uitg. Manteau, Brussel & Den Haag, 1975, vierde druk 1977 Grabhorn Lynn, Ga voor het Leven! De wonderbaarlijke Kracht van Gevoelens, Uitg. Het Spectrum, 2001
----------------------------------------------------155 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
Hamilton-Parker, Graig, Wat te doen als je dood bent, een Gids voor het Hiernamaals, Uitg. Forum, Amsterdam, © Nederlandse vert. 2003 Hanna, Paul, Geluk & Succes, je hebt het zelf in handen, Zuidnederlandse Uitgeverij, Aartselaar, 2003 Knight, Damon, Hoe schrijf ik een goed verhaal? Uitg. Het Spectrum, Antwerpen/Utrecht, 1985 Bewerkt door Fons Eickholt & Lidy Gijsen Losier, Michael, De Wet van de Aantrekkingskracht, hoe je The Secret in de Praktijk Kunt Toepassen, Uitg. Forum, Amsterdam, 2008 Martiny, Anita, Ontdek de Kracht van uw Zesde Zintuig, Zuidnederlandse Uitgeverij NV., Aartselaar, 2006 Morh, Bärbel, Bestellingen bij het Universum, Gids voor de Kunst van het Krijgen, LezersPoort Uitgevers, Haarlem, 2006 Poorter, Jo de, Succes in 100 Dagen, Uitg. Kwagga, 2009 Postma, Annemarie, Liefde maken: de zeven geheimen van eigenwaarde, Uitg. Aspect, Soesterberg, 2003, © bij de auteur 1997 Plouvier, Bart & Lierde Wigbert van, Captain Disaster, leven en lijden van Ferre Grignard, Uitg. Nijgh & Van Ditmar, Amsterdam, Antwerpen 2002 Ridder, Willem de, Handboek Spiegelogie + Spieglogie CD Uitg. De Zaak, Groningen, 2000 (voor het boek 5de druk 2004) Schepper, Els de, Het heeft zin: in oorsprong is het altijd goed, Uitg. Andromedia 2002, 1ste druk Seattle, Hoe kun je de lucht bezitten? Een Indiaanse Visie op het Beheer van de Aarde. Toespraak van Chief Seattle uit 1854 http://www.odeon-nijmegen.nl/leviagro/modules.php?name=News&file=print&sid=8
Sebes, Paul, Bestseller, Wat Elke Beginnende Schrijver moet Weten, Uitg. Tomas Rap, Amsterdam, 2008 Segers, Frank, Impact, het Materialiseren van je Innerlijke Kracht, Uitg. Van Halewijck, Leuven, 2010 ----------------------------------------------------156 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander
Sergeant Ingeborg TM, Het Antwoord, De Weg naar Geluk, Standaard Uitgeverij, Antwerpen, 2009 (met meditatie-cd) Sher, Barbara, Keuzes maken in je leven, Uitg. Kosmos Z&K, Utrecht/Antwerpen ©: 1994 by Barbara Sher Stolp, Hans, Het Engelenboek, voor alle Kinderen van 10 tot 100 Jaar, Uitg. Ten Have Baarn, 2003 Vooren, Erik Van, Succes zit Tussen je Oren, 7 “G”efbomen voor Persoonlijk Succes Roularta Books, Roeselare, 2001 Zeezenders in Woelig Water, Radio Veronica, Radio Noordzee, Radio Caroline, DVD Uitgeverij Strengholt Multimedia, Oorspr. Tros-documentaire 1974
OOK DIT EVEN LEZEN ? In de huidige maatschappij is het gebruikelijk eerst voor boeken te betalen, en ze pas dan te lezen. Voor dit boek geldt een ander systeem. Je leest het boek en stelt achteraf vast wat je er in geldwaarde tegenover wilt stellen. Dat hoeft echt geen groot bedrag te zijn. Je kunt je vrijwillige bijdrage voor dit boek overmaken op rekeningnummer: IBAN: BE60 0357 43828070 – BIC: GEBABEBB Ten name van: Yves Taffin, Berchem-Antwerpen Hierbij alvast mijn dank voor uw bijdrage.
----------------------------------------------------157 © Yves Taffin: Daarom ik en niet een ander