Rapportage Audit
Interactieve Media (34092) Domein Media, Creatie en Informatie Variant: voltijd Bezoekdag 7 april 2011 Uitgevoerd door: Kwaliteit en Accreditatie Stafafdeling O2
Voorwoord Als voorbereiding op het traject naar een positieve accreditatiebeslissing door de NederlandsVlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO) per 1-1-2015 is conform de systematiek van de Hogeschool van Amsterdam in voorjaar 2011 een interne audit uitgevoerd bij de opleiding Interactieve Media (IAM). In deze auditrapportage is aangegeven hoe het kwaliteitsniveau op het moment van onderzoek zich verhoudt tot het accreditatieniveau. De audit is een momentopname in het proces van kwaliteitsverbetering, geeft inzicht in de stand van zaken en biedt aanbevelingen om de kwaliteit van de opleiding op accreditatieniveau te brengen dan wel te houden. Als referentiemodel is het kader van de beperkte opleidingsbeoordeling uit de ‘Beoordelingskaders ten behoeve van het accreditatiestelsel; d.d. 6 december 2010’ van de NVAO gebruikt. Per standaard is de beoordeling van het auditpanel aangegeven. Vervolgens worden de bevindingen en adviezen genoemd. De auditsystematiek met de nieuwe kaders van de NVAO in combinatie met de insteek dat de opleiding specifieke aandachtspunten/onderwerpen kan aandragen is nieuw voor de medewerkers van de stafafdeling O2|Kwaliteit & Accreditatie. Het studiejaar 2010/2011 wordt gebruikt om de praktijk van auditing in de HvA te versterken. We evalueren de ervaringen met deze vernieuwing met de direct betrokkenen. In de zomer van 2011 wordt de herziene interne auditsystematiek definitief vastgesteld en per 1 september 2011 in uitvoering genomen. Het auditpanel wil de opleiding hartelijk danken voor de open sfeer waarin zij haar werk heeft kunnen doen en de verzorging tijdens de dag. Het team heeft antwoord gekregen op de vragen die het naar aanleiding van de bestudeerde documenten en het documentenonderzoek had.
Het auditpanel: Voorzitter: René Kloosterman, directeur AeQui. Secretaris: Margo van Rotterdam, beleidsmedewerker O2, afdeling Kwaliteit & Accreditatie Leden:
Jann de Waal, CEO van Info.nl (full service internet bureau) en lid van de Onderwijsadviesraad Annechien Langevoord, onderwijskundige Domein Economie en Management
Amsterdam 22 juni 2011
Auditrapport: opleiding Interactieve Media (bachelor voltijd)
1
Inhoudsopgave
Samenvatting bevindingen en adviezen ................................................................................................. 3 Inleiding .................................................................................................................................................. 5 1.
Verantwoording werkwijze ............................................................................................................ 6
2.
Beoordeling .................................................................................................................................. 8 Algemene conclusie ..................................................................................................................... 8 Standaard 1: Beoogde Eindkwalificaties ...................................................................................... 8 1.1
Inhoud en aansluiting bij internationaal perspectief ............................................................ 8
1.2
Niveau en oriëntatie bachelor ............................................................................................. 9
Standaard 2: Onderwijsleeromgeving ........................................................................................ 10 2.1
Programma ....................................................................................................................... 10
2.2
Personeel.......................................................................................................................... 11
2.3
Opleidingsspecifieke voorzieningen ................................................................................. 12
Standaard 3: Toetsing en Gerealiseerde Eindkwalificaties ........................................................ 13 3.1. Toetsing............................................................................................................................... 13 3.2. Gerealiseerde eindkwalificaties ........................................................................................... 15 Bijlage 1: Programma interne audit 7 april 2011 .................................................................................. 17 Bijlage 2: Personalia leden auditpanel ................................................................................................ 19 Bijlage 3: Documentenonderzoek ........................................................................................................ 20
Auditrapport: opleiding Interactieve Media (bachelor voltijd)
2
Samenvatting bevindingen en adviezen Algemeen oordeel De opleiding is druk doende een grote stap te zetten. De richting waarin de stap gezet wordt, is door het panel als een goede bevonden. Men is er echter nog niet en de aanwezige energie zal gebruikt moeten worden om tijdig tot een implementatie van het nieuwe curriculum te komen. Op dit moment is het oordeel van het auditpanel niet op alle standaarden voldoende, maar met de geplande veranderingen heeft het auditpanel er onderaan de streep vertrouwen in dat de opleiding kan gaan voldoen aan de eisen gesteld in het accreditatiekader. Positieve bevindingen n.a.v. de bezoekdag en mede op basis van de onderliggende documentatie (verder niet opgenomen in dit rapport)
De beweging die met de invoering van het nieuwe curriculum is ingezet ziet het auditpanel als positief en wenselijk. Door te kiezen voor een ontwerpopleiding voor interactieve media geeft de opleiding duidelijk een richting aan die aansluit bij de ontwikkelingen in het werkveld, de vraag uit het werkveld en de verwachtingen van studenten en docenten. Het nieuwe curriculum is éénduidiger vormgegeven, waardoor diverse zorgpunten van het huidige programma, zoals in het documentenonderzoek beschreven, weggenomen kunnen worden. Het nieuwe curriculum inspireert, en heeft in zich om te leiden tot betere teamvorming. Het panel heeft tijdens de bezoekdag gesproken met gemotiveerde studenten die aangeven veel waarde te hechten aan de huidige persoonlijke en positieve sfeer binnen de opleiding. Docenten zijn en blijven goed benaderbaar ondanks de toegenomen studentenaantallen. De gesproken studenten zijn enthousiast over de wijze waarop het onderwijs is vormgegeven, namelijk met de nadruk op het toepassen van kennis en vaardigheden binnen opdrachten en projecten. Ook de plannen voor het nieuwe curriculum en daarbij de relatie met de beroepsrollen spreekt de studenten aan. Adviezen op basis van de bevindingen beschreven bij de drie standaarden. worden één op één overgenomen vanuit de tekst bij de drie standaarden na bespreking met de opleiding.
Adviezen t.a.v. nieuwe curriculum Deze adviezen zijn niet meegewogen in het oordeel van het panel. Het betreft ook alleen die aspecten waarvoor door de opleiding documenten beschikbaar zijn gesteld en/of waarover is gesproken tijdens de bezoekdag. - Het panel is positief over de werkwijze dat het ontwikkelen van nieuwe programmaonderdelen in teams gebeurt. Het is belangrijk dat in het gehele veranderingsproces alle docenten worden betrokken. Het zou aanbevelenswaardig zijn als ook de examencommissie in haar rol actief betrokken wordt (dan wel om advies gevraagd wordt) bij de voorgenomen veranderingen. - Het panel ziet als voorwaarde voor het slagen van de ingezette veranderingen dat het traject goed wordt (be)geleid. Dit vraagt om toegewijd leiderschap van teamcoördinatoren, domeinvoorzitter en ook van de nieuw aan te stellen opleidingsmanager. De opleiding zal ruimte moeten krijgen om zich te ontwikkelen in de specifieke richting, die het met het nieuwe curriculum is ingeslagen en die door het panel als kansrijk wordt gezien.
Auditrapport: opleiding Interactieve Media (bachelor voltijd)
3
- Binnen de opleiding is sprake van uiteenlopende visies op het vak van ontwerper. De opleiding heeft nog geen expliciete visie geformuleerd op de wijze waarop zij ontwerpers van interactieve media gaat opleiden (didactiek) en toetsen en beoordelen. Tijdens de gesprekken zijn wel goede voornemens en plannen genoemd, maar deze zullen dus nog meer expliciet gemaakt moeten worden en gedeeld met alle docenten. - Het auditpanel heeft geen bevindingen over de toetsing in het nieuwe curriculum, omdat er geen documentatie hierover beschikbaar was. Aangezien in het huidige curriculum de kwaliteit van de toetsing ook moeilijk te beoordelen is, wil het panel benadrukken dat het zeer wenselijk is om op korte termijn het toetsbeleid en de toetspraktijk goed te beschrijven en afspraken te maken met docenten over de wijze van toetsing. Bewaak daarbij de haalbaarheid en werkbaarheid van de toetsing ten opzichte van de studiebelasting voor de student en de werkdruk voor docenten.
Auditrapport: opleiding Interactieve Media (bachelor voltijd)
4
Inleiding Opleiding Interactieve Media De opleiding is op dit moment volop bezig met de voorbereidingen op de invoering van een nieuwe curriculum en nieuwe eindkwalificaties (beroepstaken en competenties) in het eerste en tweede studiejaar per september 2011. De huidige zes competenties van de opleiding zijn: 1. creërend en interactief denkvermogen 2. communicatief vermogen 3. omgevingsgerichtheid 4. productie en beheer bekwaam 5. multidisciplinaire samenwerking en managementvaardigheden 6. methodisch en reflectief denken en handelen In het nieuwe curriculum wordt gewerkt met vijf beroepstaken en daaraan gekoppeld vijf competenties, te weten: 1 Ontwerpen: De interactieve media ontwerper bedenkt en concretiseert een concept voor een kwalitatief hoogwaardige interactieve media toepassing. 2 Onderzoeken: De interactieve media ontwerper doet onderzoek ten behoeve van de ontwikkeling van een interactieve media toepassing. 3 Maken: De interactieve media ontwerper ontwikkelt op basis van een concept een (deels) werkende interactieve media toepassing. 4 Adviseren: De interactieve media ontwerper verkent met een opdrachtgever de ontwerpvraag en geeft advies over een oplossingsrichting. 5 Projectmanagen: De interactieve media ontwerper organiseert een interactief media project en stuurt de uitvoering aan. zowel de huidige competenties als de nieuwe beroepstaken zijn uitgewerkt naar drie niveaus; propedeuse niveau, verdiepingsniveau en afstudeerniveau. Zie voor nadere informatie over de opleiding het documentenonderzoek in bijlage 3. Samenvatting uitkomsten accreditatie De opleiding is in januari 2007 beoordeeld door de VBI Netherlands Quality Agency (NQA). De opleiding is op 11 van de 21 facetten met goed beoordeeld en 10 facetten kregen een voldoende als beoordeling (zie bijlage 2). Op basis hiervan heeft de NVAO een positief accreditatiebesluit genomen en de beoordeling door NQA integraal overgenomen. De accreditatietermijn loopt tot en met 31 december 2014. Specifieke aanbevelingen uit het besluit van de NVAO van 7 januari 2008 en de onderliggende rapportage van NQA zijn in het documentenonderzoek opgenomen bij de betreffende standaarden (zie bijlage 3). Specifieke aandachtpunten in de interne audit De opleiding heeft het auditpanel gevraagd specifieke aandacht te besteden aan de plannen rondom het nieuwe curriculum en de plaats van onderzoek daarin. De bevindingen van het panel op deze onderwerpen zijn opgenomen bij de drie standaarden.
Auditrapport: opleiding Interactieve Media (bachelor voltijd)
5
1.
Verantwoording werkwijze
Inleiding Als voorbereiding op het traject naar een positieve accreditatiebeslissing door de NederlandsVlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) per 1 januari 2015 is conform de systematiek van de Hogeschool van Amsterdam in het voorjaar van 2011 een interne audit uitgevoerd bij de opleiding Interactieve Media. Centraal in de audit staat het toetsen van de kwaliteit op basis van objectieve gegevens (documentatie) en de realisatie hiervan. Dus: wordt er in overeenstemming met de documentatie (beleidsdocumenten, procedures) gehandeld en handelen alle betrokkenen consistent. In deze auditrapportage is aangegeven hoe het kwaliteitsniveau van de opleiding op het moment van afname zich verhoudt tot het accreditatieniveau. De audit is een momentopname in het proces van kwaliteitsverbetering en geeft inzicht in de stand van zaken en biedt aanbevelingen om de kwaliteit van de opleiding op accreditatieniveau te brengen dan wel te houden. De opleiding heeft geen speciale activiteiten verricht ter voorbereiding op de audit. Als referentiemodel is het kader van de beperkte opleidingsbeoordeling uit de ‘ Beoordelingskaders ten behoeve van het accreditatiestelsel; d.d. 6 december 2010’ van de NVAO gebruikt. Per standaard is de beoordeling van het auditpanel aangegeven. Vervolgens worden de bevindingen en adviezen genoemd. Vertrekpunt van de audit is de beoordelingsrapportage van de Visiterende en Beoordelende Instantie (VBI) Netherlands Quality Agency (NQA) ten behoeve van de accreditatieaanvraag van de opleiding en het daarop volgende accreditatiebesluit van de NVAO. Complicatie bij het onderzoek naar de bestendiging van het VBI/NVAO oordeel is dat het beoordelingskader gewijzigd is, waardoor het beeld van de opleiding niet één op één vergelijkbaar is met de situatie ten tijde van de laatste accreditatie. In het documentenonderzoek (zie bijlage 3) zijn de inhouden van de beide kaders met elkaar in verband gebracht, waardoor er toch continuïteit in beeldvorming is. Documentenonderzoek Voorafgaande aan de bezoekdag is door de afdelingO2| Kwaliteit en Accreditatie in januari/februari 2011 een documentenonderzoek uitgevoerd. Voor het documentenonderzoek is uitgegaan van de documentatie die vereist is in het kader van de beperkte opleidingsbeoordeling van de NVAO. De uitkomsten van het documentenonderzoek geven een beeld van de sterktes en zwaktes van de opleiding op basis van de beschikbare documenten. De beschrijvingen in het documentenonderzoek zijn gecorrigeerd op feitelijk onjuistheden door de ad interim opleidingsmanager in samenspraak met een lid van het managementteam. Gesprekken met stakeholders De informatie uit het documentenonderzoek en een beperkt aantal documenten vormde voor het 1 auditpanel de basis voor de gesprekken van het auditpanel met management, docenten en studenten van de opleiding. Ter voorbereiding op de gesprekken hebben de onderwijskundige en secretaris een vragenlijst opgesteld, zodat de voorbereiding op de gesprekken doelgericht kon zijn. In de gesprekken tijdens de bezoekdag zijn onderwerpen, die in het documentenonderzoek naar voren zijn gekomen als mogelijke risicofactoren voor een positief accreditatieoordeel aan de orde gesteld. Aan het eind van de bezoekdag heeft de voorzitter van het auditpanel een mondelinge terugkoppeling gegeven naar aanleidingen van de bevindingen.
1
Deze documenten waren: brochure, studiegids, manual afstudeerfase incl. bijlage, een selectie van afstudeerproducten inclusief beoordelingsformulieren en programmaoverzicht.
Auditrapport: opleiding Interactieve Media (bachelor voltijd)
6
Rapportage In dit rapport zijn op hoofdlijnen de bevindingen van het auditpanel per standaard weergegeven. Het auditpanel geeft daarbij een onderbouwing op basis van het documentenonderzoek, de gesprekken met de vertegenwoordigers van de opleiding en het ter inzage liggende materiaal. Het accent in deze auditrapportage ligt op de verbeterpunten. Voor een uitgebreidere onderbouwing van de positieve punten verwijzen we naar de bevindingen uit het documentenonderzoek (zie bijlage 3). Per (sub)standaard wordt ‘cursief’ aangegeven welke concrete verbeterpunten het auditpanel aanbeveelt om te kunnen voldoen aan de accreditatie-eisen die door de NVAO in haar beoordelingskader (6 december 2010) worden gesteld, ofwel de kwaliteit verder te verhogen. Adviezen die alleen het nieuwe curriculum betreffen zijn door het auditpanel niet meegewogen in het oordeel, omdat het hier planvorming betreft en deze plannen nog niet volledig zijn uitgewerkt. Beoordeling 2 In de auditrapportage wordt per standaard een oordeel uitgesproken in de termen voldoende en onvoldoende. Het oordeel wordt gemotiveerd door een weging van de positieve en kritische elementen uit de bevindingen van het auditpanel. Het oordeel voor standaard 1 en 3 is automatisch onvoldoende als één of meer substandaarden onvoldoende scoort (en een verbeterplan ontbreekt). Nota bene: de kwalificatie ‘onvoldoende’ hoeft niet te betekenen dat de kwaliteit op de standaard als zodanig onder de maat is, maar dat: • de kwaliteit van de (onderdelen van) de desbetreffende standaard niet verifieerbaar is; • de borging van de kwaliteit niet goed is geregeld; • een plan van aanpak ter verbetering ontbreekt. De NVAO hanteert de beoordelingen (onvoldoende, voldoende, goed en excellent). Reden dat in deze interne audit niet conform de NVAO wordt beoordeeld ligt in het feit dat de weging van de oordelen voor de audit door O2|K&A op dit moment niet is geëxpliciteerd.
2
zie het beoordelingskader bestaande opleiding op: http://www.nvao.net
Auditrapport: opleiding Interactieve Media (bachelor voltijd)
7
2.
Beoordeling
Algemene conclusie De opleiding is druk doende een grote stap te zetten. De richting waarin de stap gezet wordt, is door het panel als een goede bevonden. Men is er echter nog niet en de aanwezige energie zal gebruikt moeten worden om tijdig tot een implementatie van het nieuwe curriculum te komen. Op dit moment is het oordeel van het auditpanel niet op alle standaarden voldoende, maar met de geplande veranderingen heeft het auditpanel er onderaan de streep vertrouwen in dat de opleiding kan gaan voldoen aan de eisen gesteld in het accreditatiekader.
Standaard 1: Beoogde Eindkwalificaties De beoogde eindkwalificaties van de opleiding zijn wat betreft inhoud, niveau en oriëntatie geconcretiseerd en voldoen aan de internationale eisen. Toelichting: De beoogde eindkwalificaties passen wat betreft niveau en oriëntatie (in dit geval bachelor en hbo) binnen de Nederlandse kwalificatieraamwerken. Ze sluiten bovendien aan bij de actuele eisen die in internationaal perspectief vanuit het beroepenveld en het vakgebied worden gesteld aan de inhoud van de opleiding.
Beoordeling: voldoende Voor onderbouwing wordt verwezen naar de substandaarden hieronder.
1.1
Inhoud en aansluiting bij internationaal perspectief
Oordeel: voldoende De onderbouwing van het voldoende oordeel staat beschreven in het documentenonderzoek in bijlage 3. Hieronder de meest in het oog springende bevindingen vanuit de gesprekken en het documentenonderzoek. Er is waar mogelijk een verbinding gemaakt tussen de huidige situatie en de plannen voor het nieuwe curriculum. onderzoekscompetentie In het huidige curriculum heeft de opleiding geen visie geformuleerd op de onderzoekscomponent van de opleiding. Onderzoek wordt niet expliciet genoemd als competentie en niet specifiek uitgewerkt naar de indicatoren. De nieuwe eindkwalificaties zijn vertaald in beroepstaken en bijbehorende competenties. Eén van de vijf beroepstaken is "Onderzoeken: De interactieve media ontwerper doet onderzoek ten behoeve van de ontwikkeling van een interactieve media toepassing." De opleiding geeft aan dat (Toegepast) onderzoek en testen een prominente plek gaat krijgen. Advies 1: onderzoekscompetentie Laat concreet zien hoe de visie op toegepast onderzoek en onderzoek toepassen vorm krijgt in het curriculum en hoe deze aansluit bij de onderzoekspraktijk in het werkveld. Maak de opbouw in complexiteit gedurende de studie zichtbaar en toon aan dat de student toewerkt naar het behalen van de onderzoekscompetentie op bachelor niveau. Dit sluit aan bij de plannen die er zijn om de rol van onderzoek te beschrijven in de inhoudslijn. beroep(sroll)en en beroepstaken/competenties In de plannen voor het nieuwe curriculum is op dit moment nog niet duidelijk geworden wat de opleiding verwacht t.a.v. specialisatie van de student in één of meerdere beroepsrollen. Uit het gesprek met de ontwikkelaars heeft het auditpanel begrepen dat een student zich in twee beroepsrollen verder verdiept en dat doel van de opleiding ook is dat studenten zich meer bewust zijn van de rollen.
Auditrapport: opleiding Interactieve Media (bachelor voltijd)
8
ontwerphouding Tijdens het gesprek met docenten is gesproken over de houding van studenten in relatie tot een hoger abstractieniveau dat verwacht wordt doordat in het nieuwe curriculum is gekozen voor een ontwerphouding. Op dit moment heeft de opleiding nog geen éénduidige visie op het ontwikkelen van een ontwerphouding door studenten en de daarvoor benodigde begeleiding door de docenten. Advies 2: ontwerphouding Ontwikkel met elkaar een visie en aanpak om studenten vanaf instroom, zich te laten ontwikkelen tot ontwerper met de gewenste houding. relatie met BICT en internationaal perspectief Bij de hbo-raad worden de CMD opleidingen gerelateerd aan het Bachelor of ICT domein. In de formulering van de nieuwe beroepstaken en competenties heeft het auditpanel geen verwijzingen aangetroffen naar deze BICT. Het ligt in de lijn van de ontwikkelingen om dit in het landelijk te ontwikkelen profiel te verantwoorden. Hetzelfde geldt voor de aansluiting bij het internationaal perspectief.
1.2
Niveau en oriëntatie bachelor
Oordeel: nu voldoende De onderbouwing van het voldoende oordeel staat beschreven in het documentenonderzoek in bijlage 3. Hieronder de meest in het oog springende bevindingen vanuit de gesprekken en het documentenonderzoek. Er is waar mogelijk een verbinding gemaakt tussen de huidige situatie en de plannen voor het nieuwe curriculum. gedeeld eindniveau Op basis van de documentatie en gesprekken heeft het auditpanel geen éénduidig beeld gekregen van het eindniveau dat de opleiding voor ogen heeft en realiseert, behalve bij de beschrijving van de competenties. Deze bevinding zal verder worden toegelicht bij standaard 3. aantoonbaarheid bachelorniveau in nieuw curriculum Voor de nieuwe beroepstaken/competenties zal de opleiding nog moeten aantonen dat deze voldoen aan de internationale afspraken over het niveau van een bachelor, bijvoorbeeld door de relatie te laten zien met de Dublin Descriptoren of het European Qualifications Framework.
Auditrapport: opleiding Interactieve Media (bachelor voltijd)
9
Standaard 2: Onderwijsleeromgeving Het programma, het personeel en de opleidingsspecifieke voorzieningen maken het voor de instromende studenten mogelijk de beoogde eindkwalificaties te realiseren. Toelichting: De inhoud en vormgeving van het programma stelt de toegelaten studenten in staat de beoogde eindkwalificaties te bereiken. De kwaliteit van het personeel en van de opleidingsspecifieke voorzieningen is daarbij essentieel. Programma, personeel en voorzieningen vormen een voor studenten samenhangende onderwijsleeromgeving.
Beoordeling: voldoende Voor onderbouwing wordt verwezen naar de substandaarden hieronder. 2.1
Programma
Oordeel: voldoende De onderbouwing van het voldoende oordeel staat beschreven in het documentenonderzoek in bijlage 3. Hieronder de meest in het oog springende bevindingen vanuit de gesprekken en het documentenonderzoek. Er is waar mogelijk een verbinding gemaakt tussen de huidige situatie en de plannen voor het nieuwe curriculum. kennisontwikkeling In de documentatie is niet vastgelegd wat de opleiding als de body of knowledge ziet. Zowel studenten, docenten als alumni geven in tevredenheidsonderzoeken aan dat meer aanbod van theoretische kennis wenselijk is. De opleiding geeft in het managementcontract aan dat er in het nieuwe curriculum meer aandacht zal zijn voor theorie en zelfstandige opdrachten. Het auditpanel heeft hiervan nog geen concrete (kwantitatieve) voorbeelden gezien. Op dit moment zijn er geen gerichte activiteiten om studenten te betrekken bij onderzoek dat wordt gedaan naar nieuwe media (bijv. via lectoraat netwerk cultures). Door de vormgeving van het programma, met de nadruk op opdrachten en projecten, ontstaat het risico dat het accent vooral komt te liggen op de praktijk van het werkveld en dat de theoretische en bredere blik op het vakgebied onderbelicht blijft. Advies 3: kennisontwikkeling Laat zien op welke wijze studenten de kennis die behoort bij het vakgebied eigen maken. Beschrijf wat gezien wordt als de body of knowledge, die alle studenten dienen te beheersen. zwaarte van de opleiding Door de gekozen werkvormen en toetsing is het sterk afhankelijk van de student wat deze uit de studie haalt en hoeveel tijd erin geïnvesteerd wordt. Studenten in het gesprek geven dit ook aan. Voor hen is het vanzelfsprekend om op eigen initiatief tijd te steken in onderwerpen waar men minder vanaf weet. zie voor verdere uitwerking standaard 3. samenhang Uit de studiegids, manuals e.d. is niet op te maken welke keuzes ten grondslag liggen aan de inrichting van het programma. Voor het auditpanel is daardoor niet direct duidelijk waarom bepaalde studieonderdelen bij elkaar binnen één periode worden aangeboden en hoe de samenhang in opvolgende periodes is. Dit is ook voor het nieuwe curriculum een aandachtspunt. Er wordt gewerkt met vier inhoudsgebieden waarvoor binnen ieder inhoudsgebied een duidelijke leerlijn over de studiejaren centraal staat. De samenhang tussen de verschillende inhoudsgebieden binnen een periode is daarmee nog niet persé gegarandeerd.
Auditrapport: opleiding Interactieve Media (bachelor voltijd)
10
studeerbaarheid De opleiding heeft een grote groep studenten die al vijf jaar of meer staan ingeschreven (langstudeerders). Het management geeft aan dat een aantal docenten actief is in het activeren van langstudeerders om alsnog af te studeren. Er zijn voor deze studenten geen speciale trajecten of afspraken gemaakt. De opleiding heeft geen concrete maatregelen geformuleerd om de oorzaak van langstuderen te analyseren en deze weg te nemen. Door de huidige vormgeving van het programma is het voor de opleiding moeilijk om de studenten aan zich te binden in het laatste jaar. Dit is een aandachtspunt dat door het management, volgens eigen zeggen, wordt meegenomen in de ontwikkeling van de nieuwe afstudeerfase. Advies 4: studeerbaarheid Onderzoek wat de oorzaken zijn voor de grote groep langstudeerders en richt het nieuwe curriculum zodanig in dat het afstuderen binnen de tijd niet onbedoeld wordt belemmerd. keuzemogelijkheden en studiecoaching De opleiding leidt op voor een breed werkveld. De insteek, zowel qua context als qua fase van het ontwerpproces (strategisch tot aan realiseren van product), die een student kiest is op dit moment vooral ingegeven door de keuze van de afstudeervariant, maar laat ook veel ruimte voor eigen accenten. In het nieuwe curriculum heeft de student ook veel ruimte om zich te profileren, waarbij wordt aangesloten bij de beroepsrollen. De opleiding geeft aan dat de studieloopbaancoachingslijn (SLC) een belangrijke rol gaat spelen bij de keuzes die een student moet maken (bijv. voor specifieke beroepsrollen en verbreding of verdieping), maar ook bij het op koers houden van de student in de richting van de gekozen beroepsrollen. Het auditpanel heeft geen informatie ingezien over de wijze waarop de SLC-lijn is vormgegeven. De studenten geven tijdens het gesprek aan dat van hen de nadruk binnen het SBC/SLC programma meer mag liggen bij studiecoaching. Er is gesproken over het geven van meer individuele begeleiding en het door de opleiding zien waar een student goed in is. Dit zou nu niet onderdeel zijn van het SBC/SLC programma. Advies 5: keuzemogelijkheden en studiecoaching Ga met studenten in gesprek over wat zij verwachten van de studie(loopbaan)coaching en aan welke begeleiding behoefte is. flexibel curriculum en toewerken naar beroepstaken en competenties. In het nieuwe curriculum zal de opleiding moeten aantonen dat, ondanks de verschillende keuzemogelijkheden en beroepsrollen, alle studenten toewerken naar het voldoen aan de vijf beroepstaken en competenties. Aangezien het programma nog niet volledig is vormgegeven is op dit moment voor het auditpanel niet te beoordelen of het nieuwe programma alle studenten in staat stelt om de beoogde eindkwalificaties te bereiken. Wat het panel nog mist in de documentatie, is een visie van de opleiding op de didactiek die het beste past bij het opleiden van ontwerpers van interactieve media. Zie ook advies 2.
2.2
Personeel
Oordeel: onvoldoende Het oordeel van het auditpanel is gebaseerd op onderstaande bevindingen en overwegingen. personeelsbeleid Het auditpanel heeft geen personeelsbeleid ingezien. Hierdoor is niet te beoordelen wat de kwaliteiten van het personeel zijn en hoe deze kwaliteiten worden ingezet. Advies 6: personeelsbeleid Formuleer op korte termijn personeelsbeleid dat aansluit bij de plannen voor het nieuwe curriculum.
Auditrapport: opleiding Interactieve Media (bachelor voltijd)
11
ontwerper en ontwerphouding Tijdens het gesprek met docenten is gesproken over de houding van studenten, ook in relatie tot het niveau. De meningen zijn in meerdere of mindere mate genuanceerd, maar sluiten aan bij de lage uitkomsten van de MTM 2010 ten aanzien van de tevredenheid van docenten met het eindniveau van studenten. In het nieuwe curriculum verwacht men van studenten een ontwerphouding, wat juist een hoger abstractieniveau vereist. Er ligt voor de opleiding een grote uitdaging om docenten en programma zodanig op elkaar af te stemmen dat de studenten daadwerkelijk in staat worden gesteld om de ontwerphouding te ontwikkelen. Het auditpanel heeft begrepen dat er binnen de opleiding gewerkt wordt aan het stroomlijnen van de vele visies, opvattingen en methodes die worden gehanteerd, met name op het vlak van ontwerpen. Deze ontwikkeling wordt als zeer noodzakelijk gezien, vooral ook in het kader van teamvorming en afstemming. Advies 7: ontwerper en ontwerphouding Ter aanvulling op advies 2: Ontwikkel met elkaar één gedeelde visie en aanpak om studenten, vanaf de start van de opleiding, zich te laten ontwikkelen tot ontwerper met de juiste houding en het juiste niveau. Leg de afspraken vast en spreek elkaar aan op het consistent uitvoeren in de praktijk. Blijf als team in gesprek over het niveau van studenten en wat je daar als docent aan kunt bijdragen. afstemming en teamwork Het auditpanel constateert dat er op dit moment sprake is van vier praktijken in de opleiding (drie richtingen en propedeuse) en dat er weinig overkoepelend beleid is en daaraan verbonden gemeenschappelijke afspraken. Hoofdfase studenten zijn in de STM niet erg tevreden over de afstemming tussen docenten. Door de ontwikkeling van het nieuwe curriculum en een herverdeling van docenten over vier inhoudelijke leerlijnen heeft het management de verwachting dat de samenwerking en afstemming zal verbeteren. De inhoud van het nieuwe programma wordt altijd door docententeams ontwikkeld. Het management geeft aan dat hierdoor meer het gesprek wordt gevoerd over aanpak, inhoud en te gebruiken methodieken.
2.3
Opleidingsspecifieke voorzieningen
Oordeel: voldoende De onderbouwing van het voldoende oordeel staat beschreven in het documentenonderzoek in bijlage 3. Hieronder de meest in het oog springende bevindingen vanuit de gesprekken en het documentenonderzoek. Er is waar mogelijk een verbinding gemaakt tussen de huidige situatie en de plannen voor het nieuwe curriculum. ruimtegebrek Zowel in de tevredenheidsonderzoeken als gesprekken geven studenten aan dat er sprake is van ernstig ruimtegebrek. Dit wordt door het management bevestigd. Het ruimtegebrek leidt tot versnippering in roosters, verspreiding over diverse locaties en een uitloop van het rooster naar de avond. digitale voorzieningen Studenten zijn tijdens het gesprek erg te spreken over de digitale beschikbaarheid van roosters en lesmateriaal. "Het intranet is fantastisch." Niet alle gesproken studenten waren op de hoogte van de diverse communicatiemiddelen (bijv. roosterwijziging op twitter).
Auditrapport: opleiding Interactieve Media (bachelor voltijd)
12
Standaard 3: Toetsing en Gerealiseerde Eindkwalificaties De opleiding beschikt over een adequaat systeem van toetsing en toont aan dat de beoogde eindkwalificaties worden gerealiseerd Toelichting: Het gerealiseerde niveau blijkt uit de tussentijdse en afsluitende toetsen, de afstudeerwerkstukken en de wijze waarop afgestudeerden in de praktijk of in een vervolgopleiding functioneren. De toetsen en beoordeling zijn valide, betrouwbaar en voor studenten inzichtelijk.
Beoordeling: onvoldoende Op dit moment kan het auditpanel geen voldoende geven voor toetsing en gerealiseerde eindkwalificaties. Dit betekent niet persé dat de studenten niet voldoende zouden presteren, maar vooral dat de wijze van beoordelen onvoldoende is geborgd en er geen éénduidig beeld is over het eindniveau. Voor verdere onderbouwing wordt verwezen naar de twee substandaarden hieronder. 3.1. Toetsing Oordeel: onvoldoende Het oordeel van het auditpanel is gebaseerd op onderstaande bevindingen en overwegingen. toetsbeleid en praktijk De toetspraktijk is niet bewust afgestemd op het toetsbeleid en vice versa. De managers van de afstudeervarianten zijn verantwoordelijk voor het studeerbaar houden van het curriculum. Dit betekent ook dat zij de toetsmomenten bewaken. Het is in de manuals, OER en toetsbeleid echter niet duidelijk geworden hoe de opleiding de afstemming tussen de verschillende toets(vorm)en regelt en communiceert met de betrokken docenten en studenten. Advies 8: toetsbeleid en praktijk Laat zien dat toetsbeleid en toetspraktijk op elkaar aansluiten. Betrek daarbij de examencommissie, de docenten en studenten en borg dat alle betrokkenen geïnformeerd worden en zijn over de toetsing. niveau van de toetsen en beoordeling De studie is te makkelijk, zie ook standaard 2 over kennisontwikkeling en zwaarte van de opleiding. Studenten geven in het gesprek aan dat het vooral van henzelf afhankelijk is om de opleiding zwaarder te maken. Advies 9: minimale eisen Formuleer voor alle programmaonderdelen minimale eisen voor het behalen van een voldoende beoordeling en leg de lat daarbij hoger dan nu het geval is. Advies 10: eisen propedeuse Oormerk in de OER die vakken van de propedeuse waarvan de opleiding weet dat deze exemplarisch zijn voor wat van de student in de hoofdfase wordt verwacht en die een individuele prestatie van de student betreffen. Op dit moment kiest de opleiding voor een vorm van toetsing van opdrachten en projecten, waarbij de docent, met name in de hoofdfase, in gesprek gaat met de student over de beoordelingscriteria. Projecten sturen op verschillende contexten, waardoor een éénduidige wijze van toetsing volgens de opleiding niet mogelijk is. Studenten kunnen aangeven op welke aspecten ze extra beoordeeld willen worden, waardoor het mogelijk wordt om een hoger cijfer te halen. Het spreekt het auditpanel aan dat studenten aan het begin van de opdracht betrokken worden bij de wijze van beoordelen. Wel vraagt het panel zich af of deze werkwijze uitvoerbaar is bij de huidige studentenaantallen en het huidige aantal opdrachten. Studenten geven in het gesprek aan dat beoordelingscriteria in de manuals zijn opgenomen en dat deze voor hen duidelijk zijn.
Auditrapport: opleiding Interactieve Media (bachelor voltijd)
13
Advies 11: minimale eisen in manuals Koppel aan de beoordelingscriteria, in de manuals, ook de normering, zodat voor studenten duidelijk is welke minimale prestatie geleverd moet worden voor een voldoende, en geef ook aan hoe de student kan toewerken naar een hogere beoordeling. toetsdichtheid en docentbelasting De opleiding heeft het programma zodanig ingericht dat sprake is van een zeer arbeidsintensieve toetspraktijk voor docenten. Voor veel studieonderdelen (van 2 à 3 studiepunten) bestaat de toetsing uit meerdere toets(vorm)en en wordt vooral gewerkt met opdrachten op individueel niveau. Advies 12: toetsdichtheid en docentbelasting Maak duidelijke afspraken over de toetsing per studieonderdeel en bepaal met elkaar de hoeveelheid tijd die beschikbaar, danwel noodzakelijk is voor het ontwikkelen, uitvoeren en nakijken van de toets door de docent(en).Onderzoek vooraf welke toetsen het beste passen bij de leerdoelen van het studieonderdeel. begeleiden en beoordelen Om de toetsing en beoordeling te objectiveren geeft het auditpanel ter overweging om de beoordeling van (een deel van de) opdrachten te laten beoordelen door een andere dan de eigen docent. Dit bevordert ook het intercollegiale gesprek over inhoud en niveau. individuele beoordeling Op dit moment wordt er door de overheid en de HvA veel waarde gehecht aan het individueel beoordelen van studenten op geleverde prestaties. Dit betekent dat een opleiding niet meer kan volstaan met het geven van een gezamenlijk cijfer voor een teamproject. Ook het aanbrengen van individuele differentiatie in het cijfer van groep op basis van feedback medestudenten staat ter discussie. Advies 13: individuele beoordeling Maak zichtbaar hoe het individuele cijfer van de student bij groepswerk wordt bepaald en dat dit cijfer is gebaseerd op het behalen van de leerdoelen door de student. toetsen van kennis In de opleiding wordt in beperkte mate gebruik gemaakt van schriftelijke toetsing (tentamens). Dit betekent dat de kennisontwikkeling van studenten in veel gevallen getoetst wordt bij de opdrachten die studenten maken. Het is belangrijk dat zowel in toetsbeleid als in beoordelingscriteria duidelijk wordt welke visie de opleiding heeft ten aanzien van het toetsen van kennis. vervolg op V2 assessment Op geëigende momenten wordt er individueel met de student gesproken over de competentieontwikkeling. Het laatste gesprek is het V2-assessment halverwege het derde studiejaar. In dit ontwikkelingsgerichte assessment krijgt de student een advies van de twee assessoren, dat is gebaseerd op een zelfbeoordeling en gesprek met de assessoren. Aan de hand van het advies wordt de afstudeerfase door de student vormgegeven en bepaalt hij de leerdoelen voor de stage. Op dit moment krijgt het V2 assessment geen vervolg. Dat betekent concreet dat aan het eind van de studie niet nogmaals met de student wordt gesproken over de verdere ontwikkeling en het voldoen aan de eindkwalificaties. Het is dus aan de student wat hij doet met de uitkomsten van het V2 assessment. Het panel ziet het als een gemiste kans van de opleiding dat de uitkomsten van het V2assessment geen vervolg krijgen in de afstudeerfase Advies 14: vervolg op V2 assessment. Voer aan het einde van de studie met iedere student een afrondend gesprek over de eindkwalificaties op niveau van de startbekwame IAM-er. toetstevredenheid Wat opvalt in de tevredenheidsmeting van studenten (STM2011) is, dat studenten ruim tevreden zijn over de toetsing en dat deze tevredenheid het afgelopen jaar is toegenomen. 75% van de respondenten geeft aan dat het niveau van de toetsing precies goed is.
Auditrapport: opleiding Interactieve Media (bachelor voltijd)
14
schriftelijke feedback uit de STM2011 blijkt dat studenten een 3.4 (op schaal van 1 tot 5) geven voor de kwaliteit van de feedback die ze krijgen van docenten. Uit de door het auditpanel bekeken toetsen concludeert het panel dat deze feedback waarschijnlijk vooral mondeling en tijdens de lessen wordt gegeven. Schriftelijk blijft de feedback veelal beperkt en geeft het niet persé een verklaring voor het toegekende cijfer. Advies 15: schriftelijk feedback Bespreek met elkaar welke minimale schriftelijke feedback een student kan verwachten per toets(vorm). rol van examencommissie Uit het gesprek met de examencommissie signaleert het auditpanel dat de commissie in haar onafhankelijke oordeel en verantwoordelijkheid voor de borging van de toetskwaliteit mogelijk onvoldoende wordt gevoed en gehoord door het opleidingsmanagement. Het auditpanel heeft uit de verschillende gesprekken begrepen dat de werkgroep curriculumvernieuwing voorstellen doet over de toetsing in het nieuwe curriculum en dat de examencommissie daarop advies geeft en de haalbaarheid controleert. Dit was niet te verifiëren omdat de toetsing voor het nieuwe curriculum op moment van de audit nog niet concreet is uitgewerkt. Advies 16: rol examencommissie Maak duidelijk op papier en in de praktijk dat de examencommissie haar taken, zoals vastgelegd in de OER, naar behoren kan uitvoeren. Stem verwachtingen over en weer af. Betrek de examencommissie in een vroeg stadium bij de plannen rondom toetsbeleid en toetsing in het nieuwe curriculum, zodat zij actief de kwaliteit van de toetsing kan borgen. 3.2. Gerealiseerde eindkwalificaties Oordeel: onvoldoende Het oordeel van het auditpanel is gebaseerd op onderstaande bevindingen en overwegingen.
onduidelijkheid over eindniveau Over het eindniveau, en wat de betrokkenen zien als het eindniveau van studenten, heeft het panel geen eenduidig beeld gekregen. In het gesprek met het management is duidelijk geworden dat het eindniveau door hen als een zorgpunt wordt gezien. Er zijn diverse ideeën over hoe studenten meer uitgedaagd kunnen worden om zo het niveau te verhogen. Het blijft echter bij lokale initiatieven die niet leiden tot centraal beleid. Om te komen tot meer consistentie in de beoordeling van het eindniveau heeft de afstudeervariant TDI gesprekken met docenten georganiseerd om met elkaar te spreken over de beoordelingscriteria. In de MTM 2010 en 2008 is een sterke daling te zien van de tevredenheid van docenten met het eindniveau van vaardigheden van studenten (o.a. vakkennis toepassen, knopen doorhakken, relevante informatie vergaren). Dit niveau wordt op dit moment gewaardeerd rond de 3.0 (op vijfpuntsschaal). Tijdens het gesprek met docenten wordt dit beeld grotendeels bevestigd. Het auditpanel heeft ter voorbereiding diverse afstudeerstageverslagen en afstudeerprojecten (een beperkt aantal inclusief ingevuld beoordelingsformulier) ingezien en komt tot de conclusie dat beoordeling met hetzelfde cijfer niet altijd gelijksoortige kwaliteit van werk van de student laat zien. Advies 17: eenduidig beeld eindniveau Stel vast wat de opleiding als het eindniveau van de student ziet en beoordeel met elkaar of dit niveau wordt behaald aan de hand van concreet werk van studenten. Pas toetsing en beoordeling hierop aan. Het uitvoeren van toegepast onderzoek in de afstudeerfase is in de huidige situatie niet voor alle drie de afstudeervarianten in dezelfde mate vanzelfsprekend. Het management geeft aan dat het gebruik van uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek uitgebreid zou moeten worden. In de nieuwe eindkwalificaties is meer aandacht voor onderzoek. Onderzoek in het ontwerpproces wordt dan
Auditrapport: opleiding Interactieve Media (bachelor voltijd)
15
centraal gesteld, ook bij het afstuderen. De concrete uitwerking van deze plannen was voor het panel nog niet beschikbaar. Advies 18: versterken van de afstudeerfase Zet nu al de verbetering van de afstudeerfase in gang en zorg dat de huidige studenten ook al profiteren van de plannen. Het auditpanel vindt het onwenselijk als wijzigingen in de afstudeerfase pas bij invoering van het nieuwe curriculum zouden worden doorgevoerd. workshops als onderdeel van afstuderen Zoals de workshops nu zijn opgezet en worden gelegitimeerd is niet duidelijk welke bijdrage het onderdeel levert aan de competentieontwikkeling van de student. De opleiding geeft aan dat de workshops vooral ook tot doel hebben om de student zich nog verbonden te laten voelen in deze laatste fase van de studie, waarbij alle activiteiten individueel en grotendeels buiten de opleiding plaatsvinden. Advies 19: workshops Laat zien hoe de workshops bijdragen aan de competentieontwikkeling van de student in de laatste fase van de studie. afstudeerstage Het auditpanel heeft ter voorbereiding van de bezoekdag een aantal afstudeerstageverslagen bekeken. Daaruit kwam naar voren dat het mogelijk is om in deze fase van de studie nog een 'meeloopstage' te volgen en dat studenten zowel de eerste als de tweede stage bij hetzelfde bedrijf lopen. Voorkom dit soort situaties. e De twee 3 /4ejaars studenten die het panel heeft gesproken hebben aangegeven dat het zeer wenselijk is dat studenten in ieder geval één van de twee stages bij een groter bedrijf lopen. Het panel sluit zich daarbij aan. Het management geeft in het gesprek aan dat er voldoende stageplaatsen beschikbaar zijn. Hierdoor is er volgens het panel ruimte om op niveau te sturen en dus te selecteren op geschikte stageplaatsen. beoordeling afstudeerproject Studenten kunnen afstuderen met een scriptie of projectdocumentatie (die behoort bij een beroepsproduct). Het beoordelingsformulier is vooral gericht op de eisen die worden gesteld aan de opbouw van het eindrapport. Deze eisen sluiten veel beter aan bij een scriptie dan bij projectdocumentatie. Bij afstuderen met projectdocumentatie heeft het panel geconstateerd dat de documenten als één brij worden gerapporteerd. Uit de bekeken ingevulde beoordelingsformulieren is moeilijk op te maken hoe het oordeel van de externe professional is meewogen bij de totstandkoming van het oordeel. Advies 20: beoordeling afstudeerproject Evalueer aan de hand van de diverse aanbevelingen van het auditpanel de wijze van beoordelen van het afstudeerproject en de vastlegging ervan. eindniveau in nieuw curriculum Op dit moment heeft de opleiding nog niet vastgelegd op welke wijze de student dient aan te tonen aan de beroepstaken/competenties te voldoen. Hierdoor kan niet teruggeredeneerd worden of de reeds ontwikkelde programma's van het eerste en tweede studiejaar bijdragen tot het te realiseren eindniveau. Daarbij is ook belangrijk of er wel of niet een onderscheid gemaakt zal worden tussen de beroepsrollen. Centrale vraag waarop het panel nog geen concreet antwoord heeft gekregen is: Hoe gaat de opleiding toetsen en beoordelen dat de student een uitgebalanceerd ontwerper van interactieve media wordt/is?
Auditrapport: opleiding Interactieve Media (bachelor voltijd)
16
Bijlage 1: Programma interne audit 7 april 2011 opleiding Interactieve Media Ontvangstruimte: Raadzaal Auditruimte : Raadzaal Panelleden: René Kloosterman – voorzitter Jann de Waal – werkvelddeskundige Annechien Langevoord – onderwijskundige Margo van Rotterdam – secretaris Tijd
Activiteit
Gesprekspartners
8.30
Ontvangst door de opleiding
Raadzaal
8.45 – 9.15
Voorbereiding panel
9.15 – 10.25
Gesprek met opleidingsmanagement = opleidingsmanager en coördinatoren
Yvonne Opdam, opleidingsmanager a.i. Peter Buis, teammanager BO Koop Reynders, teammanager TDI Brit Wijnmaalen, teammanager Propedeuse
10.30 – 11.15
Gesprek met docenten
Marianne Meijer (CC) André Hoogendorp (BO) René Prinz (TDI) Shirley Niemans (TDI) Yuri Westplat (TDI) Sonja Rouwhorst (Propedeuse) Marie Meeusen (Propedeuse)
11.15 – 11.30
pauze
11.30 – 12.15
Gesprek met docenten die actief bezig zijn met de curriculumvernieuwing (incl. onderzoeksdocenten)
Marije ten Brink Charlie Mulholland Hein Bijvoet Robert van Boeschoten Anne Marleen Olthof
12.15 – 12.45
Gesprek met examencommissie (en toetsexperts)
Annett Huijbregts (vz. examen cie.) Annekee van Bemmel (lid examen cie.) Eva van den Eijnde (lid examen cie.)
12.45 – 13.30
Lunch en bestudering documentatie Eventueel opvragen aanvullende informatie bij management en/of docenten.
13.30 – 14.15
Gesprek met studenten 1 en 2 jaar (P en V1)
14.20 – 15.05
Gesprek met studenten 3 en 4 jaar (V2 en A)
15.05 – 15.45
Verdere oordeelsvorming en voorbereiding auditcommissie op schriftelijke eindrapportage
15.45 – 16.15
Terugkoppeling
e
e
David Oldenburger (Propedeuse) Jay Huliselan (Propedeuse) Johan Zandbergen (Propedeuse) Sandro Algra Barradas (Propedeuse) Floor Sonneveld (Propedeuse) Titus Wormer (Propedeuse) Chanury Lacroes (CC) Kevin Eersteling (lid opleidings cie., TDI) Jeffrey de Jong (lid opleidings cie., TDI)
e
e
Bas van der Lans (afstudeerder, BO) Lichai Cohn (afstudeerder, TDI)
Auditrapport: opleiding Interactieve Media (bachelor voltijd)
17
Auditrapport: opleiding Interactieve Media (bachelor voltijd)
18
Bijlage 2: Personalia leden auditpanel interne audit opleiding Interactieve Media Voorzitter: Ir. René .S. Kloosterman is oprichter en directeur van het evaluatiebureau AeQui, een sinds juli 2010 door het NAVO-bestuur erkende VBI. Kloosterman studeerde Technische Bedrijfskunde (TUE, 1991) en heeft daarna gewerkt voor het adviesbureau KPMG Consulting en grote projecten uitgevoerd in binnen- en buitenland. Sinds 1993 is hij actief als zelfstandig adviseur en interimmanager. In die rol werkte hij voor diverse opdrachtgevers, van 2008 tot en met 2010 was hij onder andere manger ICT bij de Politieacademie. Vanaf 2002 is hij actief op het gebied van onderwijsvisitaties, onder andere in zijn rol als directeur van Certiked (tot en met 2006). Zowel in het huidige stelsel als ook in de opzet van fase 2 van het visitatiestelsel heeft hij veel visitaties geleid. Werkvelddeskundige: Ir. Jann C de Waal is directeur en eigenaar van Info.nl, een full service internetbureau dat zich richt op het bedenken, bouwen en beheren van online diensten. Jann is afgestudeerd aan de TU Delft (Computer Science & Human Computer Interaction). Na zijn studie combineerde hij zijn twee passies als offshore wedstrijdzeiler en (freelance) ontwerper & programmeur van informatiesystemen. Met het ontstaan van het publieke internet koos hij voor de laatste en richtte onder andere Grey Interactive op. Als managing partner van dit onderdeel van de Grey Group bracht hij verschillende grote merken online. Sinds 1998 is Jann werkzaam bij Info.nl, een van de oudste full-service internetbureaus van Nederland. Als algemeen directeur houdt hij zich bezig met de ontwikkeling van het bureau en adviseert hij klanten over hun online strategie en propositieontwikkeling. Jann was medeoprichter en voorzitter van het Platform Internetbureaus Nederland (PIBN). Tegenwoordig behartigt hij de belangen van de branchevereniging als bestuurslid van de Federatie Dutch Creatieve Industries. Daarnaast is hij lid van de HvA IAM Opleidingsadviesraad en van de landelijke beroepenveld commissie CMD. Onderwijskundige: Drs. Annechien Langevoord werkt sinds 2004 als onderwijskundige bij het domein Economie en Management van de Hogeschool van Amsterdam..Zij begeleidt de deeltijd- en Internationale opleidingen bij onderwijsontwikkelingen,accreditatietrajecten en interne audits, met name op het gebied van toetsing en het HBO-niveau. In 2001 heeft zij haar opleiding Toegepaste Onderwijskunde afgerond, waarna ze als onderwijskundige aan de slag ging bij de Hogeschool ’s Hertogenbosch (Avans Hogeschool). In 2008 heeft zij de training voor auditoren bij K&A doorlopen. Sinds die tijd wordt zij regelmatig gevraagd als onderwijskundige auditor op te treden bij interne audits.
Secretaris: Drs. Margo van Rotterdam is sinds oktober 2006 werkzaam als beleidsmedewerker bij de stafafdeling Kwaliteit & Accreditatie. Daar is zij o.a. belast met de uitvoering van interne audits binnen de Hogeschool van Amsterdam en het begeleiden van accreditatietrajecten. Hiervoor was zij werkzaam als onderwijskundige bij de afdeling OrO, vooral op het terrein van toetsing. Ze is van 1994 tot 2006 werkzaam geweest bij het Amsterdam Fashion Instituut (onderdeel van de HvA) als docent, propedeusecoördinator, onderwijskundige, kwaliteitszorgmedewerker en voorzitter van de examencommissie.
Auditrapport: opleiding Interactieve Media (bachelor voltijd)
19
Bijlage 3: Documentenonderzoek
Documentenonderzoek t.b.v. interne audit Interactieve Media3 (Communication and Multimedia Design)
Uitgevoerd door afdeling O2|Kwaliteit en Accreditatie Onderzoeker: Margo van Rotterdam Datum: 18 maart 2011 Versie: definitief Toelichting documentenonderzoek Inleiding De opleiding zal zich bij de komende accreditatie opnieuw moeten verantwoorden of de opleiding voldoet aan de basiskwaliteit. De NVAO heeft in het kader van het nieuwe accreditatiestelsel, dat per 1 januari 2011 in werking treedt, nieuwe beoordelingskaders vastgesteld. Deze wijken af van de oude kaders. Vanaf 1 januari 2011 wordt onderscheid gemaakt tussen een beoordelingskader voor een beperkte en een uitgebreide opleidingsbeoordeling. Het beperkte beoordelingskader geldt als de HvA de instellingtoets met een positieve beoordeling van de NVAO afrond. Het College van Bestuur (CvB) heeft de HvA aangemeld voor de instellingstoets. Dit betekent dat de HvA onder een overgangsregeling valt en alle opleidingen van de HvA vanaf 1 januari 2011 vallen onder het beperkte regime. Het documentenonderzoek dient voor zowel de auditoren als de te toetsen opleiding als voorbereiding op de bezoekdag van de interne audit. In het documentenonderzoek wordt op basis van door de te auditen opleiding geleverde documenten gesignaleerd op welke punten de opleiding (wat haar documentatie betreft) wel of niet aan de standaarden van het beoordelingskader van de beperkte opleidingsbeoordeling van de NVAO voldoet. Het beoordelingskader NVAO omvat drie standaarden waarop de opleiding beoordeeld wordt. Daarbij worden de volgende vragen gesteld: 1. Wat beoogt de opleiding? 2. Hoe realiseert de opleiding dit? 3. Worden de doelstellingen bereikt? De focus in het documentenonderzoek ligt uiteraard op de aantoonbaarheid. Gebruikte signalen In het onderzoek worden voor de waardering van de toetspunten de signalen groen, oranje en rood gebruikt. Doelstellingen, wijze van realisatie van de doelstellingen, de beoogde en gerealiseerde resultaten zijn • consistent en aantoonbaar in de documentatie è Groen • zijn onvoldoende of niet gedocumenteerd è Rood • niet consistent en/of niet volledig aantoonbaar è Oranje Leeswijzer: • De drie onderwerpen van het beperkte beoordelingskader van de NVAO staan in een gearceerde balk: 1. Beoogde eindkwalificaties, 2. Onderwijsleeromgeving en 3. Toetsing en gerealiseerde eindkwalificaties. • In de gearceerde rij daaronder staat de NVAO standaard met daaronder de toelichting op de standaard. • De drie standaarden zijn onderverdeeld in een aantal variabelen: 1. Beoogde eindkwalificaties 3
formatversie van 7-12-2010 – status is concept
Auditrapport: opleiding Interactieve Media (bachelor voltijd)
20
•
•
• •
• • •
1.1. Eisen HBO 1.2. Niveau Bachelor 1.3. Oriëntatie HBO 2. Onderwijsleeromgeving: 2.1. Programma 2.2. Personeel 2.3. Voorzieningen 3. Toetsing en gerealiseerde eindkwalificaties 3.1. Toetsing 3.2. Gerealiseerde eindkwalificaties De variabelen, die door de HvA (O2/K&A) zijn uitgewerkt in criteria, zijn operationaliseringen van 4 de NVAO-standaarden mede op basis van de uitgangspunten in het HvA-brede beleid . De criteria zijn genummerd naar standaard en criterium De criteria doorlopen in principe steeds de pdca-cyclus: - Visie, uitgangspunten, doelstellingen, beleid, procedures, instrumenten (P) - Uitvoeringsbeleid en aantoonbaarheid van realisatie doelen (D) - Evaluatie en verbetermaatregelen (C, A) De beoordeling per standaard eindigt met het criterium “borging van de kwaliteitszorg’, inclusief resultaten van NSE en het onderzoekshuis in relatie tot opleidingsdoelen en – beleid. Ter voorbereiding van het auditpanel is in de algemene inleiding en bij 2.1 Programma algemene informatie opgenomen die de context waarbinnen het domein- en/of opleiding zich beweegt, weergeeft. De vetgedrukte signalen zijn samenvattende signalen op criteriumniveau. In de toelichtende tekst onder de criteria is de stand van zaken volgens de documentatie weergegeven Bij elk criterium zijn door middel van nummering de geraadpleegde documenten aangegeven; een overzicht van de geraadpleegde documenten is opgenomen als bijlage 2.
Gehanteerde afkortingen: ATM CMD(A) DMCI ETM HvA IAM OAR OC OER MT MTM NSE R&A plan SBC STM TNO VAR
4
AlumniTevredenheidMonitor Communication and Multimedia Design (Amsterdam) Domein Media, Creatie en Informatie ExitTevredenheidMonitor Hogeschool van Amsterdam Interactieve Media OpleidingsAdviesRaad Opleidingscommissie Onderwijs- en examenregeling managementteam MederwerkersTevredenheidMonitor Nationale Studenten Enquête Resultaten- en activiteitenplan Studie- en BeroepsCoaching StudentenTevredenheidMonitor Toets nieuwe opleiding Veldadviesraad
zie: https://intra.hva.nl/index_bp.xml
Auditrapport: opleiding Interactieve Media (bachelor voltijd)
21
Inleiding Hieronder een eerste kennismaking met de opleiding Interactieve Media. Uitgebreide toelichting is te vinden bij de betreffende onderwerpen beschreven bij de drie standaarden. 1 Opleiding De voltijd opleiding Interactieve Media bestaat uit drie fasen: de propedeuse, de verdiepingsfase en de afstudeerfase. Tijdens de opleiding volgen alle studenten het kernprogramma. Daarnaast wordt in het huidige programma in het tweede studiejaar een afstudeervariant gekozen. De opleiding richt zich met het kernprogramma en de drie afstudeervarianten op zeven kennisdomeinen: IAM en de gebruiker, ontwerpen, communicatie, techniek, management, IAM en de samenleving, IAM in de praktijk. De afstudeervarianten zijn: Business & Organisatie (BO), Content & Communicatie (CC) en Technologie, Design & Interactie (TDI). De opleiding is in september 2002 gestart met een instroom van 165 studenten (bron:pijplijn). De eerste studenten zijn afgestudeerd in 2005. In september 2011 start de opleiding met de invoering van een nieuw curriculum in de propedeuse en het tweede jaar. 2. Landelijke samenwerking opleidingen en ontwikkelingen De opleiding, die Communication and Multimedia Design als formele naam heeft, is lid van de INCMD (International Network CMD), voorheen landelijk platform CMD. Dit is een overleg van 8 CMD opleidingen, met als doel samenwerking, één gezicht naar werkveld en ontwikkeling van landelijke beroepscompetenties. 3. Aanbod van de opleiding Voltijd opleiding Communication and Multimedia Design Vanaf het tweede jaar volgen studenten naast een kernprogramma ook studieonderdelen binnen één van de drie afstudeervarianten. 4.a Administratieve gegevens van de opleiding naam opleiding zoals in CROHO: Communication and Multimedia Design oriëntatie en niveau opleiding: hbo-bachelor aantal studiepunten: 240 EC’s afstudeervarianten: 1. Business & Organisatie (BO) 2. Content & Communicatie (CC) 3. Technologie, Design & Interactie (TDI) locatie: Rhijnspoorplein 1, Amsterdam variant(en): voltijd registratienummer in CROHO: 34092 4.b Kwantitatieve gegevens over de opleiding Op 1 september 2010 staan er 967 studenten ingeschreven.
Omvang propedeusecohort Vooropleiding mbo (in % van propedeusecohort) Vooropleiding havo (in % van propedeusecohort) Vooropleiding vwo(in % van propedeusecohort) Vooropleiding overig (in % van propedeusecohort)
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
137
188
220
286
236
287
376
0,0%
42,0%
42,3%
32,2%
21,6%
31,0%
34,6%
58,4%
47,3%
44,1%
53,5%
63,6%
56,4%
54,3%
10,2%
9,0%
9,1%
11,5%
13,1%
9,1%
8,2%
6,6%
1,6%
4,5%
2,8%
1,7%
3,5%
2,9%
Auditrapport: opleiding Interactieve Media (bachelor voltijd)
22
Omvang hoofdfasecohort Vooropleiding mbo (in % van hoofdfasecohort) Vooropleiding havo (in % van hoofdfasecohort) Vooropleiding vwo(in % van hoofdfasecohort) Vooropleiding overig (in % van hoofdfasecohort)
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
108
106
126
178
224
158
207
17,6%
26,4%
45,2%
42,1%
39,7%
22,8%
29,0%
61,1%
54,7%
40,5%
43,8%
46,0%
61,4%
53,1%
13,9%
12,3%
11,1%
9,0%
11,6%
15,2%
11,6%
7,4%
6,6%
3,2%
5,1%
2,7%
0,6%
6,3%
Personeel (najaar 2010): Docenten: Ondersteunend personeel en management: Verhouding docenten vast/tijdelijk: Opleidingsniveau docenten:
34 fte (47 personen) 7 fte 56% vast,44% tijdelijk. 54% master, 46% hbo-bachelor
1. instroomgegevens van de laatste 6 cohorten Op basis van de instroomgegevens van de HBO-raad kan geconcludeerd worden dat IAM samen met de opleiding aan de Hogeschool Arnhem en Nijmegen (HAN) marktleider is (van de acht hogescholen die de opleiding CMD aanbieden). Het aantal ingeschreven studenten voor IAM en de opleiding aan de HAN is vergelijkbaar en was in 2009 rond de duizend studenten. Instroomgegevens vanuit de pijplijninformatie van de HvA: 2006- 289 2007- 236 2008- 287 2009- 381 2010- 348 2. gerealiseerde docent-student ratio: 34 fte voor 967 studenten geeft een ratio van 1:28,5. 3. gemiddeld aantal contacturen per fase van de studie (een fase kan bijvoorbeeld aangegeven worden in reguliere studiejaren, de stage en de afstudeerperiode). Door de opzet van het programma loopt het aantal contacturen per periode sterk uiteen. In de propedeuse hebben studenten gemiddeld 14 contacturen (van 50 minuten) per week.
5. Organisatie van de opleiding
Auditrapport: opleiding Interactieve Media (bachelor voltijd)
23
Door de grote toename van het aantal studenten is het docentenbestand vergelijkbaar gegroeid. Van 8 medewerkers in 2002 naar 47 docenten in 2010. Zeer recent heeft het domein managementteam besloten dat, mede ingegeven door vertrek van de toenmalige opleidingmanager, de opleiding per 1 september 2011 zal worden aangestuurd door de opleidingsmanager die ook verantwoordelijk is voor de opleiding Informatica en Technische Informatica. Tot die tijd wordt de functie waargenomen door een ervaren manager uit het domein. In de documentatie (en dit documentenonderzoek) wordt regelmatig gesproken over het lectoraat en het medialab. Op dit moment maken beide geen deel uit van de organisatie van de opleiding. Er wordt geen beleid op gevoerd. 6. Samenvatting uitkomsten vorige accreditatie De opleiding is in januari 2007 beoordeeld door de VBI Netherlands Quality Agency (NQA). De opleiding is op 11 van de 21 facetten met goed beoordeeld en 10 facetten kregen een voldoende als beoordeling (zie bijlage 2). Op basis hiervan heeft de NVAO een positief accreditatiebesluit genomen en de beoordeling door NQA integraal overgenomen. De accreditatietermijn loopt tot en met 31 december 2014. Specifieke aanbevelingen uit het besluit van de NVAO van 7 januari 2008 en de onderliggende rapportage van NQA zijn in dit documentenonderzoek opgenomen bij de betreffende standaarden. 7. Extra aandachtspunten voor de interne audit De voormalige opleidingsmanager van IAM heeft het auditteam verzocht extra de focus te leggen op de plannen voor het nieuwe curriculum en daarmee samenhangend de onderzoekscomponent binnen het programma. Als aanleiding voor de veranderingen in het curriculum geeft de opleiding aan: • Aansluiting houden met de dynamische interactieve media sector • Door domeinvorming is een duidelijke positionering nodig • Meerdere CMDs in Nederland, dus sterke positionering vereist Stand van zaken: - Alle communicatie over het nieuwe curriculum gebeurt onder de werktitel CMD Amsterdam - De documentatie van de vernieuwing is gebundeld op één website - Op dit moment zijn de vakgroepen bezig met het vastleggen van de opzet van de vier vaklijnen (interactie & Cultuur, Interactie & Design, Interactie & Strategie, Interactie & Techniek). Volgens de planning zouden de titels en onderwerpen voor de modules (vakken) vast moeten liggen per 1 februari, maar deze zijn niet aangetroffen in de documentatie. De projectonderwerpen zijn wel bepaald en ingevoerd in het programmaoverzicht (zie standaard 2). - In de informatie is geen overkoepelende planning opgenomen waaruit blijkt dat de opleiding zowel inhoudelijk als organisatorisch en didactisch op tijd klaar is voor de start. Er is alleen een planning voor het aanleveren van beschrijvingen van de inhoud voor studiegids en manuals. - Er is een opzet van een opleidingsplan (versie 26 mei 2010), maar daarin ontbreekt nog belangrijke informatie over onderwijsconcept (incl. toetsing), organisatiestructuur en kwaliteitszorg. - Niet duidelijk is welke ‘beslissingen’ er zijn genomen en welke ontwikkelingen nog de status van concept hebben. 8. Evaluatie-instrumenten In het kader van de interne kwaliteitszorg kent de opleiding een uitgebreid evaluatie-instrumentarium op programmaniveau. Studieonderdelen worden aan de hand van een vaste vragenlijst geëvalueerd door de betrokken docenten. Studenten wordt middels een digitale vragenlijst gevraagd naar hun bevindingen. Op opleidingsniveau worden onderzoeksinstrumenten als NSE 2010, STM 2010, MTM 2008, ETM 2010 ingezet. Bij evaluaties worden zowel interne als externe stakeholders betrokken.
Auditrapport: opleiding Interactieve Media (bachelor voltijd)
24
Respondenten onderzoekshuis en NSE Aantal respondenten van instrumenten onderzoekshuis jaar van afname studenten totale opleiding medewerkers totale opleiding alumni studenten propedeuse studenten hoofdfase (evt. uitgesplitst naar jaar 2,3,4) onderwijzend personeel (OP) uitvallers
STM 20010 357
2009 389
MTM 2008 221
154
184
130
203
205
91
ATM
2008
2006
24
36
?
2010
2009
24
16
ETM
NSE
2009-2010
2010 251
24 39
STM 2010: de respons is 38% van de ingeschreven studenten per 1-10-2009. MTM 2008: De respons bij de MTM in 2008 is niet exact berekend, maar komt uit op rond de 50%. De afname van MTM 2010 heeft plaatsgevonden en de uitkomsten zijn zeer recent beschikbaar gekomen. Het was niet mogelijk om deze nog te verwerken in het documentenonderzoek. Het auditteam zal de uitkomsten van de MTM wel meenemen in de voorbereiding op de bezoekdag en de verdere oordeelsvorming. ETM 2009-2010: de rapportage betreft de respons van 39 studenten. Omdat het hier zowel uitvallers in propedeuse als hoofdfase betreft is moeilijk na te gaan om welk responspercentage het gaat. Opvallend aan de respondenten van de ETM 0910 is: 53% heeft als laatst genoten opleiding MBO en 42% HAVO. NSE 2010 Wat opvalt is dat de opleiding landelijk rondom het gemiddelde scoort op vrijwel alle aspecten. Als alleen wordt vergeleken met het gemiddelde van de randstedelijke hogescholen, dan zijn de negatieve uitschieters de studiefaciliteiten (IAM-HvA=3.0 gem.=3.2) en de studieomgeving (IAMHvA=3.1 gem.=3.4). Bij studiefaciliteiten zijn de studenten niet positief (score tussen 2.1 en 2.9) over geschiktheid onderwijsruimten, geschiktheid werkplekken, beschikbaarheid werkplekken, bibliotheek/mediatheek en ICT faciliteiten.
Auditrapport: opleiding Interactieve Media (bachelor voltijd)
25
1: Beoogde eindkwalificaties Standaard 1:
Nr. 5 doc.
Signaal
De beoogde eindkwalificaties van de opleiding zijn wat betreft inhoud, niveau en oriëntatie geconcretiseerd en voldoen aan de internationale eisen
Toelichting: De beoogde eindkwalificaties passen wat betreft niveau en oriëntatie (in dit geval bachelor en hbo) binnen de Nederlandse kwalificatieraamwerken. Ze sluiten bovendien aan bij de actuele eisen die in internationaal perspectief vanuit het beroepenveld en het vakgebied worden gesteld aan de inhoud van de opleiding
1.1 Eisen aan opleiding vanuit vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk 1.1.1 Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het desbetreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk)? • • • •
Visie op het beroep, beroepsprofiel (bijv. in een opleidingsprofiel) Visie op internationalisering in beroep Visie op wetenschappelijke oriëntatie/toepassing in beroep Visie op diversiteit/multiculturaliteit in het beroep
Nr. doc. 1, 4, 2, d06
Signaal nu: oranje
nieuw: oranje
uit NVAO besluit: Het panel is van mening dat de opleiding haar oriëntatie breed en actief toetst aan de diverse betrokken partijen en eventuele uitkomsten serieus bespreekt, analyseert en omzet in gerichte verbeteringen in het onderwijsprogramma. De huidige zes competenties van de opleiding zijn: 1. creërend en interactief denkvermogen 2. communicatief vermogen 3. omgevingsgerichtheid 4. productie en beheer bekwaam 5. multidisciplinaire samenwerking en managementvaardigheden 6. methodisch en reflectief denken en handelen Beroepsprofiel In het opleidingsplan, en het daaraan toegevoegde beroepsprofiel, is beschreven welke toekomstige ontwikkelingen de opleiding ziet. In het accreditatierapport van 2007 wordt vermeld dat de opleiding aangeeft dat in de toekomst de nadruk steeds vaker zal liggen op interactieve media als integraal onderdeel van een product of dienst. Dit sluit aan bij de koerswijziging die wordt ingezet met het nieuwe curriculum. Beginnend beroepsbeoefenaar De opleiding heeft in het opleidingsplan per afstudeerrichting functies geformuleerd op verschillende niveaus van ervaring. Deze komen grotendeels overeen met wat in de studiegids staat beschreven: Business & Organisatie: Als je afstudeert in deze variant begin je in veel gevallen als junior projectmanager, junior marketer of junior consultant en groei je door naar business consultant, producer of ondernemer. Content & Communicatie: functies variëren van communicatieadviseur nieuwe media, webredacteur en conceptontwikkelaar tot content developer of bijvoorbeeld cross media specialist. Techniek, Design & Interactie: TDI-ers werken voor uiteenlopende applicaties en bedrijven aan het daadwerkelijk ontwikkelen van interactieve media toepassingen. Dit doen ze als kleine zelfstandige, als ondernemer in een creatief team of in loondienst. De eerste jaren zal dit in een meer uitvoerende rol zijn. Na enkele jaren zal daar een adviserende functie bijkomen. Internationalisering Ten tijde van de accreditatie was er recent een internationaliseringsplan opgesteld. Het beleid was nog in ontwikkeling en in opbouw. De opleiding geeft aan dat in april 2011 het plan zal worden aangepast. De opleiding geeft in het opleidingsplan aan dat men verwacht dat de vraag zal groeien naar mensen die alle activiteiten in de keten – van managen tot ontwerpen – adequaat kunnen uitvoeren in een internationale context. Het internationaliseringsbeleid richt zich op internationalisering van het curriculum, internationalisering van studenten, internationalisering van medewerkers en internationalisering van de organisatie. Zie voor de uitwerking van beleid paragraaf 2.1.1 onderdeel internationalisering in het curriculum. Praktijkgericht onderzoek In de documentatie, die betrekking heeft op het huidige curriculum, heeft de opleiding geen visie geformuleerd op praktijkgericht onderzoek. In een aantal competenties wordt gesproken over het gebruiken van actuele kennis om
5
zie bijlage 2: geraadpleegde documenten
Auditrapport: opleiding Interactieve Media (bachelor voltijd)
26
bijvoorbeeld interactieve mediatoepassingen te ontwikkelen. Er wordt in het huidige competentieprofiel echter nergens gerefereerd aan bijvoorbeeld toepassen van recente wetenschappelijk inzichten. Diversiteit/multiculturaliteit In de documentatie wordt geen specifieke aandacht gegeven aan diversiteit en multiculturaliteit. Bij competentie 5. Multidisciplinaire samenwerking en managementvaardigheden geeft de opleiding aan dat van studenten wordt verwacht dat ze in multidisciplinaire en/of multiculturele groepen kunnen samenwerken. nieuwe curriculum: Landelijk is het aangepaste/nieuwe beroeps-‐ en competentieprofiel nog niet vastgesteld, maar in het landelijk overleg zijn inmiddels wel de kaders geschetst. Niet bekend is hoe internationale aspecten, waar bij accreditatie in het nieuwe stelsel meer nadruk is komen te liggen. daarin worden meegenomen. Tijdens het gesprek met de OAR geeft de opleiding het volgende aan: Landelijk is er voor CMD-‐opleidingen nog geen opleidingsprofiel vastgesteld. Als dit in de toekomst gebeurt is een dergelijk profiel bindend voor alle hbo-‐opleidingen. De marge voor een eigen profilering is dan beperkt. Voordeel van een landelijk profiel is herkenbaarheid voor aankomende studenten en voor het afnemend werkveld. CMD-‐Amsterdam (zoals de opleiding per augustus 2011 gaat heten) wil het voortouw nemen bij het ontwikkelen van het landelijk profiel. Het vernieuwde competentie-‐profiel is daar een goed startpunt voor. De HBO-‐raad geeft op haar website aan dat de CMD opleidingen behoren tot het Bachelor ICT domein. Niet bekend is op welke wijze de bijbehorende domeinbeschrijving van de BICT wordt vertaald naar het landelijk CMD profiel en het profiel van IAM. Als visie en positionering geeft de opleiding in ‘competenties en niveau’ aan: CMDA leert studenten alles over het ontwerpen van genetwerkte interactieve media. Dit betekent het begrijpen, bedenken en maken van interactieve media zoals websites, mobiele applicaties en interactieve televisie. Bij het ontwerpen van interactieve media staat de mens centraal. Niet alleen als eindgebruiker van een toepassing maar ook in de context van zijn leefomgeving. Studenten doen toegepast onderzoek en leren hun ontwerpen te testen op usability, gebruikersbehoefte en meetbare eindresultaten. Ze leren werken in multidisciplinaire projectteams aan opdrachten voor echte projectpartners uit Amsterdam. De vakken gaan over interactie & strategie, -‐design, -‐techniek en -‐cultuur. In de vakken leren studenten te denken en te handelen als een ontwerper. Hiervoor leren ze naast 'ontwerpen' ook 'maken', 'onderzoeken', 'projectmanagen' en 'adviseren'. Studenten kunnen met behulp van profileringsvakken, stages en minoren zelf richting geven aan hun opleiding. CMDA leidt op tot interactieve media ontwerper. Na hun afstuderen komen studenten te werken in de creatieve industrie, gericht op de sector 'nieuwe media'. Het werkveld waarin de interactieve media ontwerper zich begeeft is sterk in ontwikkeling. CMDA houdt hier rekening mee met een flexibel curriculum, door met (keuze)vakken en projecten in te springen op nieuwe ontwikkelingen. De opleiding loopt vooruit op de landelijke ontwikkelingen door het nieuwe curriculum te ontwerpen op basis van een nieuwe set competenties. De competenties en niveaus zijn door de opleiding vastgesteld in december 2010. De opleiding geeft aan dat “de competenties zijn geformuleerd op basis van een aantal onderscheidende taken die de interactieve media ontwerper uitvoert. Met deze beroepstaken denken we een goed indelingsprincipe te hebben gevonden. In de praktijk zullen afgestudeerden zich kunnen toeleggen op één of meerdere beroepstaken, in de opleiding ontwikkelen zij zich breed en leggen voldoende basis voor een eventuele latere specialisatie.” De vijf beroepstaken en bijbehorende competenties zijn: 1 Ontwerpen: De interactieve media ontwerper bedenkt en concretiseert een concept voor een kwalitatief hoogwaardige interactieve media toepassing. 2 Onderzoeken: De interactieve media ontwerper doet onderzoek ten behoeve van de ontwikkeling van een interactieve media toepassing. 3 Maken: De interactieve media ontwerper ontwikkelt op basis van een concept een (deels) werkende interactieve media toepassing. 4 Adviseren: De interactieve media ontwerper verkent met een opdrachtgever de ontwerpvraag en geeft advies over een oplossingsrichting. 5 Projectmanagen: De interactieve media ontwerper organiseert een interactief media project en stuurt de uitvoering aan. Deze beroepstaken zijn uitgewerkt naar de drie niveaus; propedeuse niveau, verdiepingsniveau en afstudeerniveau. In de informatiebrochure (en opleidingsplan) geeft de opleiding aan dat je de opleiding het beste kunt omschrijven als :’een creatieve ontwerpopleiding voor interactie gericht op de mens en zijn omgeving’. CMD Amsterdam leert studenten te kijken naar de menselijke kant van interactieve media. De student ontwikkelt inzicht in de wisselwerking tussen mens en technologie, door het ontwerpen van interactieve toepassingen, diensten en software in een sociaal maatschappelijke context. Hierbij staat de eindgebruiker van deze toepassing altijd centraal.
Auditrapport: opleiding Interactieve Media (bachelor voltijd)
27
De start van het vernieuwingstraject is geweest het schrijven van een visie en positioneringsverhaal(Prelude). Daarbij refereert de opleiding aan de landelijke ontwikkelingen. Het visieverhaal is verder uitgewerkt in het nieuwe opleidingsplan. Dit plan wordt op dit moment verder ingevuld. Over internationalisering in het nieuwe curriculum zegt de opleiding het volgende: Internationalisering is een belangrijk onderwerp in HBO. CMD Amsterdam geeft invulling aan dit onderwerp door zich nadrukkelijk te richten op het (internationale) werkveld dat is gevestigd in Amsterdam. Het werk-‐ en beroepenveld van interactieve media is sowieso grensoverschrijdend, dat wil zeggen: de interactieve toepassingen die worden ontwikkeld zijn ‘open’ en voor de hele wereld toegankelijk. Afhankelijk van de doelstellingen van een project wordt hier bewust gebruik van gemaakt. Internationalisering kan ook vorm krijgen doordat de opleiding zich richt op internationale studenten. We moeten er dan voor zorgen dat ons curriculum wordt aangeboden in het Engels. CMD Amsterdam wil zich beperken tot het (eventueel) aanbieden van minoren in het Engels, nadat goed onderzocht is of er voor deze specifieke minor animo is bij studenten uit het buitenland. Het Medialab biedt op dit moment al mogelijkheden voor buitenlandse studenten. Tenslotte zouden we meer ruimte kunnen bieden aan ‘internationale’ thema’s binnen ons curriculum, bijvoorbeeld in de vorm van keuzevakken (bij Interactie & cultuur) over mogelijkheden met en van interactieve media in China of Afrika. De opleiding geeft aan dat (Toegepast) onderzoek en testen een prominente plek krijgt. In het nieuwe opleidingsplan is aangegeven dat het inbedden van toegepast onderzoek en testen ervoor zorgt dat de focus op ‘de gebruiker als mens’ in een sociaal-‐maatschappelijke context zichtbaar wordt bij de student. Studenten ontwikkelen een onderzoekende houding en zijn instaat om grenzen te verleggen. Hoe het onderzoek in het curriculum zichtbaar wordt is niet uit de documentatie op te maken. Ook is niet duidelijk welke verandering men op dit terrein verwacht van de afgestudeerden, en daarmee van het eindniveau van de opleiding en de daarmee samenhangende beoordeling. De opleiding geeft als toelichting dat bijvoorbeeld in de propedeuse in de projecten gestart wordt met onderzoek naar de doelgroep en gebruiker. Daarbij komen methodes als deskresearch en interviewen aan de orde. 1.1.2 Zijn de eindkwalificaties van de opleiding mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties? • • • •
7, 1, d06
Aansluiting bij beroeps- en opleidingsprofiel zoals vastgesteld door het landelijk overleg opleidingen Aansluiting van competentieprofiel bij het (inter)nationale competentieprofiel Profilering van de opleiding t.o.v. vergelijkbare opleidingen Legitimatie van competentieprofiel door het (internationale) beroepenveld
nu: groen
nieuw: oranje
De competenties zijn afgeleid van het landelijk beroepsprofiel dat is opgesteld door het Landelijk Platform van CMD-opleidingen. Niet bekend is waarom de hbo-raad aangeeft dat de CMD opleidingen tot de bachelor of ICT (BICT) behoren. Op dit moment blijkt uit de documentatie niet dat de opleiding een relatie legt met de domeinbeschrijving van de BICT. Andersom is deze relatie met de CMD-opleidingen er wel. In het opleidingsplan en accreditatierapport van 2007 wordt aangegeven dat de opleiding specifieke accenten legt bij: - het kunnen bedenken, ontwerpen, ontwikkelen en managen van effectieve oplossingen in het brede vakgebied van interactieve media; - het kunnen adviseren over business-, communicatieve, technologische, ontwerp- en culturele aspecten van interactieve media; - een multidisciplinaire kernprofiel en een brede oriëntatie op het vakgebied; - het werkzaam kunnen zijn op operationeel, tactisch en strategisch niveau; - het werkzaam kunnen zijn bij zowel de vraagzijde als de aanbodzijde van interactieve media producten en – diensten. Deze specifieke accenten krijgen verder vorm in de drie afstudeerrichtingen: Business & Organisatie, Content & Communicatie en Techniek, Design & Interactie. De opleiding positioneert zich door de keuze voor een brede oriëntatie vanuit een multidisciplinair perspectief, gecombineerd met een specialisatie in een of meer beroepsrollen binnen een van de drie afstudeervarianten. Validatie door het beroepenveld Uit het accreditatierapport 2007 blijkt dat de huidige competenties zijn gevalideerd door het werkveld. In het accreditatierapport van 2007 wordt aangegeven dat het management van de opleiding gericht overleg heeft met zowel MBO als WO over het gewenste niveau van studenten en de mogelijkheden om de doorstroom te bevorderen. Uit de documentatie wordt niet duidelijk of dit overleg nog plaats vindt. De opleiding geeft als toelichting aan dat er wel contacten met het MBO zijn. Nieuwe curriculum: De opleiding geeft aan dat men voorbereidt op vijf mogelijke beroep(sroll)en (in brochure nog zes): Front end developer,
Auditrapport: opleiding Interactieve Media (bachelor voltijd)
28
Visual designer, Interaction designer, Contentmanager en Projectmanager. Naar verwachting zullen afgestudeerden meerdere beroepsrollen meester zijn. In het opleidingsplan wordt aangegeven dat er tussen de beroepen functionele overlappingen kunnen zijn. Zeer recent is het competentieprofiel besproken met de adviesraad van de opleiding. Deze geeft diverse adviezen over het aanscherpen en vervolmaken van het profiel. Een belangrijk dilemma dat door alle aanwezigen wordt geschetst is: een afgestudeerde zou op basis van het voorliggende competentieprofiel een alles-‐kunner zijn. Dat is echter niet realistisch en het is niet te verwachten dat zo’n alleskunner direct een senior-‐positie kan innemen. Voor een junior-‐positie zou je echter iets specifieks heel goed moeten kunnen. Studenten zouden dan ook tijdens hun opleiding niet alleen de 5 competenties in de breedte moeten ontwikkelen, maar zouden er ook voor moeten zorgen ergens in te excelleren. Dit zou hun startpositie op de arbeidsmarkt versterken. Er is geen verband gelegd tussen de beroepsrollen enerzijds en de competenties anderzijds. In het opleidingsplan wordt gekeken naar de positionering van de opleiding binnen het domein, ten opzichte van de andere CMD opleidingen en de positionering in het werkveld. Op basis van deze analyse worden aanbevelingen gedaan: • CMD Amsterdam is een ontwerpopleiding die studenten opleidt om te denken als een ontwerper bij het ontwikkelen van interactieve toepassingen; • Bij CMD Amsterdam staat de gebruiker centraal, niet alleen als eindgebruiker van een ontwikkelde toepassing maar ook als mens met sociaal-‐maatschappelijke context; • CMD Amsterdam is een flexibele opleiding en die flexibiliteit stelt ons in staat om voorop te lopen bij de snelle ontwikkelingen in het veld en geeft studenten de kans om zichzelf te ontwikkelen op een manier die aansluit op de interactieve media sector en hun persoonlijke aspiraties en interesses.
1.2 Niveau Bachelor 1.2
Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor? •
•
Visie van de opleiding op Hbo-niveau Verantwoording van bachelorniveau aan de hand van de relatie tussen competentieprofiel en Dublin discriptoren en/of Hbo-kernkwalificaties en/of Nederlands Kwalificatie Kader
Nr. doc.
Signaal nu: groen
1, 4,d06 nieuw: rood
De verantwoording voor het niveau aan de hand van externe en internationaal geaccepteerde beschrijvingen is niet in de documentatie aangetroffen. De huidige competenties zijn gelijk aan hetgeen in 2007 aan het accreditatiepanel is gepresenteerd. Dit leidde toen tot het oordeel goed. De opleiding heeft het hbo-niveau vertaald naar het niveau startend beroepsbekwaam. Dit niveau bereikt de student bij het behalen van het diploma. Er zijn twee tussenniveaus gedefinieerd. Het eerste, verdiepingsbekwaam, bereikt de student met het behalen van de propedeuse. Het tweede, afstudeerbekwaam, bereikt de student bij de start van het afstudeerjaar. Nieuwe curriculum: In het document Competenties en niveaus wordt geen relatie gelegd met het bachelorniveau. 1.3 Oriëntatie HBO 1.3
Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij het niveau van een beginnende beroepsbeoefenaar in het relevante beroepenveld waarvoor de desbetreffende opleiding vereist of dienstig is?
Nr. doc. 1, 13, 16, d06
Signaal nu: groen nieuw: groen
uit NVAO besluit: Het panel is van mening dat de opleiding haar oriëntatie breed en actief toetst aan de diverse betrokken partijen en eventuele uitkomsten serieus bespreekt, analyseert en omzet in gerichte verbeteringen in het onderwijsprogramma. De Alumnitevredenheidsmeting (ATM) bevraagt recent afgestudeerden naar de aansluiting van de opleiding met het werk als beginnend beroepsbeoefenaar. Er wordt o.a. gevraagd naar de mate van relevantie van de zes competenties voor een goede uitvoering van de huidige functie en de mate waarin de opleiding aan de competentieontwikkeling heeft bijgedragen. Uit de uitkomsten van 2010 blijkt dat alumni zeer positief zijn over de relevantie van de zes beroepscompetenties voor de huidige functie. Wel zijn ze iets minder positief over de mate van ontwikkeling in de opleiding, maar nog altijd ruim tevreden (tussen 3.4 en 3.9). De opleiding heeft een opleidingsadviesraad (OAR) die bestaat uit 12 personen die samen het brede werkveld
Auditrapport: opleiding Interactieve Media (bachelor voltijd)
29
van IAM vertegenwoordigen op met name strategisch niveau. Uit recente notulen blijkt dat de OAR wordt bevraagd op de aansluiting met de beroepspraktijk. De OAR komt één keer per jaar bijeen. Nieuwe curriculum: Zie opmerking OAR bij 1.1.2 De opleiding geeft aan dat, in de voorbereiding van het nieuwe competentieprofiel, gekeken is naar advertenties en de huidige functies van alumni en hoe deze zich verhouden tot de ‘nieuwe koers’. 1.4 Borging kwaliteitszorg (pdca, evaluatie en verbeterbeleid) •
•
Evaluatie: onderzoekshuis, NSE, module-evaluaties etc. PDCA: domein- en opleidingsconvenant of R&A-plannen, PBO-rapportages, periodieke opleidingsrapportages etc.
Evaluatiegegevens: Benchmark De opleiding hanteert de HBO-keuzegids als benchmark. In de keuzegids 2010 (uitgave najaar 2009) scoort IAM op de meeste indicatoren gemiddeld en staat men op plaats vier van de acht CMD opleidingen. De totaalscore is een 6.2. De keuzegids van 2011, waarin opgenomen de NSE uitkomsten van 2010, laat een negatiever beeld zien. Studenten zijn met name ontevreden over baanvoorbereiding en de faciliteiten. Wat ook meeweegt is het percentage studenten dat tijdig het diploma behaald. De totaalscore is dit jaar 5.4. Dat betekent een gedeelde vijfde plaats met Hogeschool Utrecht. Resultaten Onderzoekshuis uitkomsten Onderzoekshuis HvA*
ATM
vraag 11 Welk opleidingsniveau werd door uw werkgever voor deze functie minimaal vereist
2010
MBO 5%
HBO 91%
HBO/WO 0
WO 0
ander 5%
2009
0
100
0
0
0
* overzicht van aantal respondenten per instrument per jaar en evt. per specifieke groep staat in de inleiding
uitkomsten Onderzoekshuis HvA
ATM
vraag 12 Welke opleiding werd door uw werkgever voor deze functie vereist
geen specifieke opleiding een geheel andere dan mijn opleiding mijn eigen of verwante opleiding uitsluitend mijn eigen opleiding
2010
2009
totaal
totaal
43% 0 57% 0
44% 0 56% 0
Verbetermaatregelen: In het managementcontract geeft de opleidingsmanager aan dat de vernieuwing van het curriculum meer tijd vergt dan aanvankelijk gedacht. Men heeft de invoering met een jaar uitgesteld en start nu in september 2011 met zowel een nieuw propedeuseprogramma en nieuwe tweede jaar. In de documentatie is geen informatie aangetroffen, behalve het managementcontract, waarin zichtbaar wordt wat de prioriteiten van de opleiding zijn en welke plannen en resultaten men voor ogen heeft.
Auditrapport: opleiding Interactieve Media (bachelor voltijd)
30
2: Onderwijsleeromgeving
Nr. doc.
Signaal
Standaard 2: Het programma, het personeel en de opleidingsspecifieke voorzieningen maken het voor de instromende studenten mogelijk de beoogde eindkwalificaties te realiseren. Toelichting: De inhoud en vormgeving van het programma stelt de toegelaten studenten in staat de beoogde eindkwalificaties te bereiken. De kwaliteit van het personeel en van de opleidingsspecifieke voorzieningen is daarbij essentieel. Programma, personeel en voorzieningen vormen een voor studenten samenhangende onderwijsleeromgeving.
2.1. Programma
Nr. doc.
Signaal
Algemene informatie programma:
De voltijd opleiding Interactieve Media bestaat uit drie fasen: de propedeuse, de verdiepingsfase en de
Auditrapport: opleiding Interactieve Media (bachelor voltijd)
31
afstudeerfase. Tijdens de opleiding volgen alle studenten het kernprogramma. Daarnaast wordt in het huidige programma in het tweede studiejaar een afstudeervariant gekozen. De opleiding richt zich met het kernprogramma en de drie afstudeervarianten op zeven kennisdomeinen (ook wel thema's genoemd): IAM en de gebruiker (Human Factors), Ontwerpen, Communicatie, Techniek, Management, IAM in de samenleving, IAM in de praktijk. In het organiserend beginsel (opgenomen in het opleidingsplan) heeft de opleiding de uitgangspunten voor het curriculum en de inrichting van de vakken beschreven. Het organiserend beginsel maakt zichtbaar dat de projecten- en stagelijn de basis vormen van de opleiding en dat competenties een centrale rol spelen. Ook is te zien dat het niveau verschuift van operationeel, naar tactisch en strategisch, en dat er sprake is van toenemende verantwoordelijkheid van de student. Kernprogramma en afstudeerrichtingen (tekst uit studiegids) Om het voor de studenten mogelijk te maken multidisciplinair te denken en werken, draagt de opleiding zorg voor een aanbod van brede algemene IAM vakken en projectgestuurd onderwijs. Dit basisprogramma heet de kern. Het kernonderwijsaanbod is relevant voor alle IAM studenten en overstijgt de afstudeervarianten. Het kernprogramma loopt (in afnemende mate) van propedeuse tot en met afstuderen. De propedeuse valt helemaal onder de kern. In de verdiepingsfase (jaar 2 en 3) wisselen kern- en afstudeervariantvakken elkaar af. De afstudeerfase is bijna altijd gericht op de afstudeervariant met ondersteuning vanuit het kernprogramma. Het kernprogramma is een programma waarin alle studenten kennis en beroepsvaardigheden opdoen om zich te ontwikkelen tot een startende IAMprofessional. Het programma biedt hiervoor verdieping in de IAM theorie, behandeling van actuele (internationale) IAM ontwikkelingen en praktijkgerichte opdrachten en projecten in samenwerking met de IAM beroepspraktijk. De IAM-professional is in staat om kansen voor interactieve media producten te signaleren, interactieve mediaproducten of diensten te bedenken, te ontwerpen en te ontwikkelen en dit proces te begeleiden. Bovendien kan hij opdrachtgevers adviseren in diverse vakgerelateerde aspecten van interactieve media. Het kernprogramma heeft een brede oriëntatie op het beroepenveld van interactieve media en is gericht op het snijvlak van de zeven IAM thema’s waar alle vakken onder vallen: IAM en de gebruiker, ontwerpen, communicatie, techniek, management, IAM en de samenleving, IAM in de praktijk. De IAM beroepspraktijk vereist dat een startende IAM-professional verschillende ‘talen’ spreekt en complexe vraagstukken kan oplossen waarin business, technologie en communicatie een rol spelen. Via de afstudeervariant ontwikkelt de student zich tot specialist op een bepaald terrein. Middels het kernprogramma leert de student samenwerken met de verschillende disciplines. Studieregiepunten (tekst uit studiegids) Elke student moet in het propedeusejaar drie studiepunten behalen door het verwezenlijken van persoonlijke leerdoelen. Dat kan bijvoorbeeld door het volgen van facultatieve lesprogramma’s. Deze zogenaamde blokbreaks zijn er op gericht om studenten extra te ondersteunen, de persoonlijke interesses te stimuleren, het onderlinge contact tussen studenten en docenten te versterken en voor afwisseling in werkvormen en toetsing te zorgen. In het tweede studiejaar (V1) worden twee studiepunten gereserveerd voor studieregie activiteiten. Speciale programma's Versnellen: De opleiding biedt de mogelijkheid de studie in drie in plaats van vier jaar af te ronden (zie studiegids p. 95). Het niveau blijft exact hetzelfde maar door onderdelen te combineren in bepaalde perioden is het mogelijk tijd te winnen. Dat betekent dat de studiebelasting gemiddeld veertig procent hoger ligt dan in de gewone route. Dit stelt hoge eisen aan de student op het gebied van organisatie, zelfstandigheid en vraagt een zeer actieve studiehouding. Een student in de versnelde route start in de V1 samen met studenten in de reguliere route. Delen van het programma lopen immers geheel gelijk. De studenten in de versnelde route hebben afhankelijk van het programma vanaf blok 1 of vanaf blok 3 wel een eigen SBC programma. Vanuit deze SBC lessen worden de extra onderdelen gecoördineerd, zoals stages en projecten. De versnelde route is toegankelijk voor studenten die: hun propedeuse in één jaar halen; en positief advies hebben voor de beroepsrollen die zij kiezen; kunnen aantonen dat zij beschikken over de ervaring, vaardigheden en talenten die een plek in de versnelde route rechtvaardigen; kunnen aantonen dat zij veertig procent hogere studiebelasting aankunnen; een sterke motivatie hebben om de versnelde route te volgen. Het programma voor de versnelde route is opgenomen in de Onderwijs en Examenregeling. Er maken maar zeer weinig studenten gebruik van deze mogelijkheid. MBO instroom: Studenten met één van de volgende MBO-niveau 4 diploma’s van het media college Amsterdam: Mediavormgever (crebo nummer 90400); Mediamanagement (crebo nummer 90600); Mediatechnologie (crebo nummer 90610) kunnen een doorstroomprogramma volgen zoals beschreven in het convenant van de Hogeschool van Amsterdam en het Mediacollege Amsterdam van 2007. Bij succesvolle afronding van dit doorstroomprogramma ontvangt de student een certificaat waarmee hij of zij is vrijgesteld van het afleggen van alle toetsen van de propedeutische fase, mits de bezitter met zijn of haar hbo-studie uiterlijk 15 maanden na dagtekening van het certificaat is gestart. Het betreft ongeveer drie studenten per jaar. Minorenaanbod De opleiding biedt zelf één minor aan: Content in Motion. Daarnaast heeft de student de mogelijkheid om uit een groot aanbod te kiezen. Er is ook een doorstroomminor voor studenten die willen doorstuderen bij de UvA. Uit een overzicht van gekozen minoren in studiejaar 2009-2010 blijkt dat 27 studenten kiezen voor de IAM-minor. 16
Auditrapport: opleiding Interactieve Media (bachelor voltijd)
32
studenten kiezen voor de minor Game Design van de opleiding Informatica. 10 studenten hebben gekozen om een uitwisselingsprogramma in het buitenland te volgen. De overige 63 studenten kozen voor 32 andere minoren. Nieuwe curriculum: tekst uit de studiegids: Vernieuwen van het onderwijsprogramma In het studiejaar 2010-‐2011 werken docenten aan een nieuw onderwijsprogramma. Dit betekent dat vanaf studiejaar 2011 het programma er vooral voor de nieuwe propedeuse studenten en de dan tweedejaars anders uit gaat zien. De grootste verandering is dat wij er voor kiezen om niet meer een indeling te maken in drie afstudeervarianten, maar uit te gaan van een multidisciplinair kernprogramma en een op meer individuele basis in te vullen route gebaseerd op zes beroepsrollen. Als je in 2010 instroomt als propedeusestudent, dan maak je in de loop van het studiejaar alvast kennis met deze beroepsrollen, zodat je er vanaf het tweede jaar mee verder kunt. De beroepsrollen zijn nog in ontwikkeling, maar de volgende zes geven een goede indruk: visual interface designer, interaction designer, front end developer, projectmanager interactieve media, producer interactieve media en business analist interactieve media. De vernieuwde opleiding richt zich specifiek op het ontwerpen van interactie. De gebruiker en zijn omgeving staan nog meer centraal. Het onderzoeken van de mens in zijn omgeving en het testen van ideeën en uitwerkingen van interactieve media krijgen een zichtbare rol in het onderwijsprogramma. Het programma voor het nieuwe curriculum (versie 30 maart 2011) is toegevoegd als bijlage 3. 2.1.1 Vindt kennisontwikkeling van studenten plaats via vakliteratuur, in de beroepspraktijk ontwikkeld studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek? • • •
•
Visie op kennisontwikkeling (body of knowledge, relatie met beroepspraktijk, opbouw) Kennisontwikkeling vindt plaats via: Gebruik van actuele nationale en internationale (vak)literatuur Gebruik van aan de beroepspraktijk ontwikkeld studiemateriaal (gastlessen, betrokkenheid werkveld bij ontwikkeling lesmateriaal)
nu: oranje 1, 10, 2, 17, 3, 18, d05, d06
nieuw: oranje
Uit NVAO besluit: Het panel stelt vast dat de interactie met de beroepspraktijk de kern vormt van het curriculum en dit is terug te zien in het programma. Vanaf de propedeuse tot en met afstuderen staan projecten en stages centraal bij het bereiken van de competenties, het ontwikkelen van de kennis en beroepsvaardigheden. Studenten werken aan echte projecten van echte opdrachtgevers. Daarbij doorlopen studenten projecten op een reële wijze, zoals die in de beroepspraktijk voorkomt. Uit NVAO besluit: Het panel acht het belangrijk dat studenten de theoretische kaders goed krijgen aangereikt. Het panel is van mening dat hiertoe in de literatuurlijsten goede bronnen worden aangedragen. In de stage-evaluaties 2005-2006 oordeelt het werkveld positief over het niveau van theoretische kennis en beroepsvaardigheden. In het accreditatierapport 2007 wordt aangegeven dat de Body of Knowledge per studiefase in een jaarplan is beschreven. In de documentatie is geen informatie aangetroffen over wat de opleiding als de inhoudelijke kern van de opleiding ziet. De opbouw in kennisontwikkeling maakt de opleiding duidelijk door te werken van operationeel niveau, via tactisch naar strategisch niveau. Kennisontwikkeling via interactie met de beroepspraktijk De belangrijkste pijler van het studieconcept van IAM is dat kernvraagstukken uit het beroep vertrekpunt zijn. Dit betekent dat studenten veelal werken met vraagstukken en opdrachten die rechtstreeks uit het werkveld worden gehaald of daaraan zijn gerelateerd. In de studiegids en studiehandleidingen staan de opdrachten toegelicht. Docenten zijn, of waren tot voor kort, werkzaam in de beroepspraktijk en brengen hun ervaringen in. Kennisontwikkeling via (vak)literatuur Studenten geven in de STM 2010 met een score van 3.4 aan dat er voldoende aandacht is voor theoretische kennis (zie 2.1.10), maar tegelijkertijd vindt 42% van de ouderejaars dat er te weinig aandacht voor is. Alumni geven aan dat het aanbod aan theoretische kennis onvoldoende is (2.8). Docenten zijn in de MTM ook ontevreden (2.8). Internationalisering in het curriculum in het opleidingsplan is hierover de volgende ambitie opgenomen (p. 21): De eindtermen weerspiegelen de internationale beroepsvereisten. Daarnaast zijn er meer algemeen vormende doelen in termen van bijvoorbeeld talenkennis, interculturele samenwerking en cross culturele vaardigheden. Dit wordt bereikt door programmaonderdelen in het Engels te verzorgen, internationale literatuur verplicht te stellen en casuïstiek te zoeken uit een internationale context. In het managementcontract heeft men de volgende uitgangspunten geformuleerd ten aanzien van internationalisering van het curriculum:
Auditrapport: opleiding Interactieve Media (bachelor voltijd)
33
-
De eindtermen van de opleiding weerspiegelen zowel de internationale beroepsvereisten als meer algemeen vormende doelen m.b.t. internationalisering (bijvoorbeeld talenkennis, interculturele samenwerking etc.). Naast leerdoelen op vakinhoudelijk gebied, staan in het curriculum doelstellingen vermeld die betrekking hebben op de multiculturele samenleving, cross culturele vaardigheden, het beheersen van de Engelse taal. De minor CIM wordt in studiejaar 2010-2011 in het Engels gegeven. Er bestaat een mogelijkheid om een Engelstalige module te volgen (naar keuze). Hiervoor kunnen studenten studieregiepunten krijgen. Literatuur en cases uit een internationale context maken deel uit van het curriculum. Studieonderdelen met een internationale dimensie maken een integraal onderdeel uit van het curriculum en behoren tot de reguliere studielast.
De opleiding verwacht onderstaande streefcijfers te kunnen realiseren: Key Performance Indicator(s) Aantal Engelstalige programma onderdelen % Internationale studenten % studenten dat een programmaonderdeel in het buitenland volgt Aantal internationale samenwerkingsafspraken % internationaal georiënteerde cases
Waarde studiejaar 2010-2011 IAM minor: Content in Motion 15 in de minor 8% 5 20%
Met de volgende instituten zijn internationale samenwerkingsafspraken: - Fachhochschule Vorarlberg, Vorarlberg, Oostenrijk - Mid Sweden University, Sundsvall, Zweden - Universidad Europea de Madrid, Spanje - School of Communication and Media Studies, Lissabon, Portugal - Kyushu University, Fukuoka, Japan Studenten wordt de mogelijkheid geboden om in het buitenland stage te lopen, een uitwisselingsminor te volgen en/of af te studeren. Studenten IAM volgen een minor in Zweden, Oostenrijk, Spanje, België en Brazilië. Studenten lopen stage in Thailand, India, Spanje, Canada, de VS en Engeland. Op dit moment is, op basis van de studiegids en handleidingen, moeilijk te beoordelen waar de internationaliseringsuitgangspunten op het gebied van internationaal georiënteerde cases precies zichtbaar worden. Er is geen aparte aandacht voor het beheersen van de Engelse taal. Het lectoraat biedt studenten de mogelijkheid om internationale ervaring op te doen (uit opleidingsplan p.21). Niet bekend is in welke vorm en omvang dit gebeurt. Kennisontwikkeling via toegepast onderzoek Op dit moment heeft de opleiding geen specifiek beleid geformuleerd t.a.v. het onderzoek. In het programma is op verschillende momenten aandacht voor het doen van onderzoek. Het betreft dan met name onderzoek ten behoeve van de uitvoering van een opdracht. Niet bekend is of er sprake is van een opbouw in complexiteit en of er gebruik wordt gemaakt van wetenschappelijke inzichten. Het lectoraat en MediaLAB maken organisatorisch geen deel meer uit van de opleiding. Dit was wel het geval ten tijde van de accreditatie. Het lectoraat Netwerk Cultures is ondergebracht in Create-IT, het kenniscentrum van het domein MCI. Ten tijden van de accreditatie gaf de opleiding aan dat het lectoraat de schakel vormt tussen HvA en UvA, er is sprake van interdisciplinaire projecten van studenten van HvA en UvA en ontwikkelingen die het lectoraat signaleert worden gekoppeld aan de praktijk van het ontwerpen en ontwikkelen van de opleiding (bron: NVAO besluit). Het lectoraat heeft een eigen instituut dat verbonden is aan de UvA. Het lectoraat werkt mee aan het programma voor de minor Content in Motion. Deze stond afgelopen jaar in het teken van Screen Culture. Het lectoraat werkt volgens de methode van public research. (opleidingsplan p.21) Docenten van het lectoraat zijn actief in de opleiding. De opleiding geeft aan dat op dit moment het lectoraat ver staat van de IAM studenten. Er zijn geen gerichte activiteiten om studenten te betrekken bij onderzoeksactiviteiten naar nieuwe media. In het MediaLAB werken studenten en onderzoekers interdisciplinair samen aan innovatieve, interactieve mediaproducten. Samen met externe projectpartners wordt toegepast onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek richt zich op de manier waarop digitale interactieve producten bijdragen aan nieuwe toepassingen voor zowel de publieke als private sector. Niet bekend is hoeveel studenten van IAM hieraan deelnemen. Nieuwe curriculum: managementcontract: De opleiding is zich bewust van de lage tevredenheid ten aanzien van aandacht voor theoretische kennis en geeft aan dat in het nieuwe curriculum meer aandacht zal zijn voor theorie en zelfstandige opdrachten. In de beschikbare documentatie is dit niet nader gekwantificeerd.
Auditrapport: opleiding Interactieve Media (bachelor voltijd)
34
De visie op opleiden en leren is door de opleiding nog niet uitgewerkt in het nieuwe opleidingsplan. De opleiding heeft vijf kernwaarden geformuleerd en deze vertaald naar het curriculum (opleidingsplan p.27/28) 1. Leren denken als ontwerper Dit betekent voor de inhoud: • Per semester staat er één project centraal. Hierdoor ervaart de student het volledige ontwerpproces van realistische toepassingen en de gereedschappen die daarbij horen zoals: onderzoeksvaardigheden (naar vraag, gebruikers en context), het ontwerp kunnen testen (usability), maar ook ontwerpspecifieke skills (ontwerpen, ontwikkelen en het leiden van een ontwerpproces) horen daarbij. • Vakken staan ten dienste van het project. In de vakken ligt de nadruk op het oefenen van specifieke vaardigheden en het vergroten van kennis, nodig voor het goed uitvoeren van het project. • Ontwerpmethodieken zijn een vast terugkerend onderdeel van de vakken. Met ‘eigen’ ontwerpmethodieken kunnen wij ook ‘smoel’ geven aan CMD Amsterdam. 2. Betrokken bij mens en maatschappij Dit betekent voor de inhoud: • Onderwijs wordt ingericht rond realistische projecten, die actuele sociale en maatschappelijke thema’s onder de aandacht brengen. • Opdrachten worden gekoppeld aan onderzoek of onderzoekvakken, waarin specifiek het ‘umfeld’ in de opdrachtuitvoering wordt betrokken. • Specifieke ‘mens en maatschappij’ vakken worden een vast onderdeel van het curriculum; mens en maatschappij zijn belangrijk in de beeldvorming van de opleiding. De vraag is of dit aparte vakken moeten zijn, of dat het juist in elk vak over mens en maatschappij gaat. 3. Onderzoekend Dit betekent voor de inhoud: • Toegepast onderzoek en testen is ingebed in het onderwijs; het is een lijn binnen het curriculum door alle vier de jaren heen. • Een interactieve toepassing staat nooit op zichzelf. Het is geen doel maar een middel en wordt altijd in een context gebruikt. Bij het ontwerp wordt deze context meegenomen. Een goede en relevante interactieve toepassing past in zijn context en studenten van CMD Amsterdam worden geleerd om deze context te onderzoeken en te beschrijven. (Methode Rhijnspoorplein ) • Het gaat bij het beoordelen van een ontwerp om de kwaliteit van de interactie in een specifieke context. Dit betekent dat bij een demonstratie of presentatie van een product niet alleen het product zelf wordt gepresenteerd, maar ook de interactie met de gebruiker. Dit kan door middel van bijvoorbeeld een gebruikerstest van een (video-‐)prototype. Het usabilitylab speelt daarin een belangrijke rol. • Relatie kenniskring en lector 4. Flexibiliteit in het curriculum Dit betekent voor de inhoud: • Het curriculum biedt de mogelijkheid om jaarlijks / halfjaarlijks nieuwe actuele thema’s of technieken onder de aandacht van de student te brengen, door de nadruk op projecten, keuzevakken en minoren. 5. Talentontwikkeling Dit betekent voor de inhoud: • Het curriculum biedt zowel studenten als docenten keuze-‐ en ontwikkelmogelijkheden die aansluiten bij persoonlijke aspiraties en interesses. Uit de ontwikkelopdracht die is verstrekt aan de vier inhoudslijnen blijkt dat de volgende zaken moeten worden opgeleverd om de inhoudslijn nader te specificeren: METHODIEKEN: Ontwerpmethodieken en –modellen die relevant zijn voor deze inhoudslijn: PRODUCTEN: (Tussen)producten die relevant zijn voor de inhoudslijn: THEORIE: Theorie die relevant is voor deze inhoudslijn ONDERZOEK: Beschrijf de rol van onderzoek in de inhoudslijn. Beschrijf hoe het ontwerpen van interactie (middels genetwerkte media) vorm krijgt in de inhoudslijn. Beschrijf hoe het contact met de gebruiker/de mens vorm krijgt in de inhoudslijn (focus van de opleiding). Beschrijf de aansluiting met de projectenlijn. Ook vraagt men de relatie met de competenties aan te geven. nu: oranje
2.1.2 Waarborgt het programma de ontwikkeling van beroepsvaardigheden • •
•
Visie op ontwikkeling beroepsvaardigheden Ontwikkeling beroepsvaardigheden in het programma (oefenen) Ontwikkeling beroepsvaardigheden in interactie met de (internationale) beroepspraktijk (opdrachten uit de beroepspraktijk, stages, afstuderen)
2, 10,
nieuw: rood
Studenten werken aan opdrachten van externe opdrachtgevers. Daarbij wordt een projectmatige aanpak gehanteerd en werken studenten vanuit verschillende beroepsrollen in multidisciplinair verband samen aan de
Auditrapport: opleiding Interactieve Media (bachelor voltijd)
35
productie van interactieve mediaoplossingen (opleidingsplan p.10). Door deze aanpak oefenen studenten continu de benodigde beroepsvaardigheden. Tijdens de stages komt daar de dimensie van de beroepspraktijk ook nog bij. Uit de STM blijkt dat een grote groep studenten, en dan met name de ouderejaars, vindt dat er te weinig aandacht is voor de training van beroepsvaardigheden. Nieuwe curriculum: Voor ontwikkelen beroepsvaardigheden is in de documentatie geen specifieke aandacht. De opleiding geeft als toelichting dat het afgelopen jaar meer aandacht is besteed aan de beroepsvaardigheden bij de nieuwe opzet van SBC. 2.1.3 Heeft het programma aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk? • • •
•
Visie op relatie van het programma met de beroepspraktijk Interactie met de beroepspraktijk (stage, werkveldopdrachten, etc.) Aansluiting programma bij actuele ontwikkelingen in de (internationale) beroepspraktijk Interactie met de beroepspraktijk (stage, werkveldopdrachten, etc.)
nu: groen 19, nieuw: oranje
Interactie met de beroepspraktijk vormt de kern van het curriculum. Dit is zichtbaar in de project- en stagelijn, maar blijkt ook uit de verschillende opdrachten die studenten maken binnen de 'vakken'. Aan het einde van het studiejaar organiseert de opleiding IAM de Golden Dot Awards. Hier wordt het beste studentenwerk van het afgelopen studiejaar beloond door een vakjury uit het werkveld. Meer informatie: www.goldendotawards.nl Uit het werk dat studenten daar presenteren blijkt dat ze ook de samenwerking zoeken met studenten van andere opleidingen en disciplines, bijvoorbeeld voor de vormgeving. Om het werkveld in hun vraag naar IAM-stagiairs te ondersteunen organiseert de opleiding IAM twee keer per jaar het event “Stagediving”. Tijdens deze stagemarkt op de opleiding kunnen bedrijven via korte ‘speed-dates’ kennis maken met IAM-studenten die interesse in hun stagevacature hebben. Meer informatie: www.iamcore.nl/stagediving Gedurende het studiejaar worden diverse gastcolleges gegeven door professionals uit het IAM-werkveld aan de studenten. Regelmatig wordt een vak afgesloten met een presentatie door de studenten van het gemaakte studentenwerk. Naast de docent van dit vak wordt experts uit het werkveld gevraagd of zij hierbij aanwezig willen zijn en feedback willen geven op de presentaties. Vanuit het bedrijfsleven / werkveld wordt zeer regelmatig een oproep gedaan voor assistentie van IAM-studenten rondom evenementen, projecten of specifieke producten. Als deze niet binnen de stage/projectenlijn vallen (door specifieke periode of inhoud) worden deze opdrachten aangeboden als Studieregiepunt (SRP). De docentengroep van de opleiding IAM bestaat voor een groot deel uit parttime docenten die naast hun functie bij de HvA ook elders in het werkveld actief zijn. Dit kan als zelfstandig ondernemer of bij een andere organisatie. Hierdoor houdt de opleiding IAM feeling met (de ontwikkelingen in) het snel veranderende medialandschap. Nieuwe curriculum: Per periode wordt één project centraal gesteld. Deze projecten zijn realistisch. Door flexibilisering van het curriculum verwacht de opleiding nog beter te kunnen aansluiten bij de ontwikkelingen in de beroepspraktijk. 2.1.4 Heeft het programma aantoonbare verbanden met de actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline? •
•
Gastdocentschap, onderzoek, lectoraat, kenniscentra, kenniskring, samenwerking internationaal, samenwerking universiteit, etc. (Toegepast) onderzoek (onderzoekslijn, lectoraat, kenniscentra, etc.)
rood
In de documentatie maakt de opleiding geen onderscheid tussen actuele ontwikkelingen in het werkveld en ontwikkelingen in het vakgebied/ de discipline. Zie verder informatie hiervoor beschreven. Nieuwe curriculum: Ook in het nieuwe curriculum lijkt er geen onderscheid te worden gemaakt tussen werkveld en vakgebied.
Auditrapport: opleiding Interactieve Media (bachelor voltijd)
36
RELATIE DOELEN EN PROGRAMMA
Nr. doc.
2.1.5 De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de beoogde eindkwalificaties te bereiken. • • • •
Is het programma een adequate concretisering van de eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen? Formele verantwoording van programma in relatie tot competentieprofiel (in leerplanschema, competentiematrix, e.d.) Zijn de eindkwalificaties adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma? Relatie tot en bijdrage van: - binnenschoolse programmaonderdelen aan de competentie-ontwikkeling - stage aan de competentieontwikkeling - minoren, differentiaties en afstudeeropdrachten aan competentieontwikkeling en de persoonlijke profilering van de student
Signaal
nu: oranje
1, 4, 3, 20, nieuw: rood
uit NVAO besluit: Het panel constateert dat de opleiding zeer structureel werkt aan de vertaling van de IAM competenties naar de lesinhoud en toetsing van de verschillende programmaonderdelen. De leerdoelen per programmaonderdeel zijn helder afgeleid van de competenties en niveaudefinities. Het programma biedt met deze concrete opzet de mogelijkheden tot het bereiken van de gestelde eindcompetenties. Het panel vindt het didactisch uitgangspunt goed overeenkomen met de doelstellingen en vindt dat deze op een heldere wijze zijn ingebracht in het programma en de keuze van de werkvormen. Voor alle studenten is er een brochure waarin de competenties staan beschreven. Daarbij is er een uitsplitsing gemaakt naar de drie niveaus in de opleiding (verdiepingsbekwaam, afstudeerbekwaam, startend beroepsbekwaam) en een uitwerking in indicatoren. In de studiegids wordt over de competenties het volgende aangegeven: De competenties zijn opgebouwd uit drie niveaus die overeenkomen met de drie studiefasen van de opleiding: Propedeusebekwaam de student heeft kennis gemaakt met de competenties. Verdiepingsbekwaam de student kan de competenties onder begeleiding toepassen Afstudeerbekwaam de student past de competenties zelfstandig toe uit accreditatierapport: Het programma kent een opbouw van vakken, projecten en stages, en SBC. De opbouw van vakken is beschreven in de studiegids en in de manuals en beschrijft de ontwikkeling van operationeel naar strategisch niveau: van verdiepingsbekwaam, via afstudeerbekwaam naar beroepsbekwaam. Naarmate de student de hierbij behorende competenties ontwikkelt, neemt de begeleiding in het programma af en wordt toegewerkt naar een toenemende zelfstandige werkhouding en naar een zelfstandige professionele werkhouding. IAM heeft een kwalitatieve definitie van studiesucces geformuleerd: “Het organiseren van onderwijs en voorlichting zodanig dat we studenten binnenhalen die een goed beeld hebben van de mogelijkheden en onmogelijkheden van de opleiding. Deze studenten bieden wij een motiverend traject aan, dat ze uitdaagt en binnen 4,5 jaar tot professionals opleidt, zodat ze na hun afstuderen aantrekkelijk zijn voor de arbeidsmarkt en binnen twee maanden een passende functie vinden binnen het IAM werkveld.” De studiegids bevat beschrijvingen van alle studieonderdelen. Leerdoelen zijn bekend en ook de literatuur, werkwijze en toetsing worden naar studenten gecommuniceerd. Ieder studieonderdeel is gekoppeld aan een thema. Er wordt in de propedeuse geen link gelegd met de competenties. Deze verbinding is er wel in de studiehandleidingen van de hoofdfase. Per studieonderdeel staat aangegeven aan welke competenties wordt gewerkt. In het SBC-V1 programma wordt een duidelijke koppeling gemaakt tussen de ontwikkeling van de student en de IAM-competenties. De studiehandleidingen van de propedeuse bevatten een competentiematrix, waarbij per studieonderdeel wordt aangegeven aan welke competenties, en bijbehorende indicatoren op het niveau van verdiepingsbekwaam, wordt gewerkt. De stagehandleidingen laten zien dat van studenten wordt verwacht dat tijdens de stage de competenties verder worden ontwikkeld. Ook formuleren studenten daarvoor persoonlijke leerdoelen. De oriënterende stage in het laatste blok van het tweede jaar is bedoeld om studenten te laten kennismaken met de beroepsrollen in een professionele setting, met als doel te bepalen in welke richting de student zich verder wil bekwamen. Tijdens de afstudeerstage werkt de student in een gekozen beroepsrol die past bij de afstudeerrichting. Daarbij verwacht de opleiding dat de student zo multidisciplinair mogelijk te werk gaat. Nieuwe curriculum: Met de huidige documentatie is niet te bepalen hoe de competenties (beroepstaken) samen gaan met de inhoud van de studieonderdelen en het ontwikkelen in één of meer beroepsperspectieven. SLB en projectenlijn zijn verder uitgewerkt, maar niet beschikbaar gesteld voor de audit.
Auditrapport: opleiding Interactieve Media (bachelor voltijd)
37
2.1.6
Is het studieprogramma inhoudelijk samenhangend? • •
•
Horizontale samenhang tussen verschillende onderwijseenheden (bijv. toelichten leerlijnenstructuur) Verticale samenhang (bijv. aanbod en toetsing in oplopende moeilijkheidsgraad per studiefase, per leerlijn) Samenhang binnen- en buitenschools curriculum (voorbereiding op stage, aansluiting theorie-praktijk, afstemming interne en externe begeleiding, etc.)
nu: oranje 2, 18, 20, d06
nieuw: oranje
De opleiding heeft het onderwijs vormgegeven langs drie lijnen: Funderende lijnen: bedoeld om kennis en vaardigheden te verwerven die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening Projectlijn: bedoeld om de ontwikkelde vaardigheden en kennis toe te passen in een reële opdracht van een externe opdrachtgever Studie- en beroepscoaching: gericht op studievaardigheden, studieregie, algemene beroepsvaardigheden en persoonlijke ontwikkeling Het programma is ingericht in drie niveaus:
De opleiding werkt naast de studiegids met studiehandleidingen per blok (voor de propedeuse) en per jaar voor de hoofdfase. Deze handleidingen bevatten uitgebreidere beschrijvingen van de verschillende studieonderdelen. In geen van de bekeken handleidingen wordt een inhoudelijke samenhang aangebracht tussen de verschillende onderdelen binnen een blok. In de documentatie is weinig informatie aangetroffen waaruit blijkt hoe studieonderdelen in verschillende blokken met elkaar samenhangen, behalve dan dat men gebruik maakt van dezelfde literatuur en dat in de handleiding zeer kort wordt aangegeven wat de plaats van het vak is in het leerplan. De opleiding geeft als toelichting dat er in de praktijk wel sprake is van samenhang binnen een blok, bijvoorbeeld door bij de vakken aandacht te besteden aan aspecten van het project en vakdocenten de begeleiding van het project te laten verzorgen. Samenhang binnen- en buitenschools curriculum De voorbereiding op de stage gebeurt in het SBC programma van het tweede jaar (V1).
Auditrapport: opleiding Interactieve Media (bachelor voltijd)
38
Onder begeleiding van de SBC docent gaat de student in de V1 bewust focussen op de ontwikkeling van de IAMcompetenties die gekoppeld zijn aan de vakken die worden aangeboden en aan de voorbereiding op de stage in blok 4 (bron: SBC-V1 manual). De wijze waarop dit gebeurt wordt niet duidelijk in de handleiding. Op het intranet van IAM staat een aparte pagina voor de stages. Deze bevat praktische informatie en de stagehandleiding. Stages In de stagehandleiding voor de korte stage (in tweede jaar) en de handleiding voor de afstudeerfase (afstudeerstage) staan de eisen die worden gesteld aan stagebedrijf, begeleiding e.d. duidelijk beschreven. Het stagebedrijf en het door de student opgestelde stageplan moeten door de opleiding goedgekeurd zijn voordat een student met de stage kan beginnen. Voor de korte stage gelden onderstaande eisen: • De organisatie heeft een professionele werkomgeving; • De organisatie bestaat langer dan één jaar; • De organisatie telt minimaal vijf medewerkers (bij voorkeur ook professionals op interactieve media gebied); • De organisatie heeft een IAM-professional (rolmodel) beschikbaar als stagebegeleider; • De medewerkers uit de organisatie kunnen tijd vrij maken voor ondersteuning van de student bij het uitvoeren van werkzaamheden; • De organisatie kan een werkpakket samenstellen; • De stagebegeleider van de organisatie speelt een rol bij de beoordeling en evaluatie van de stagiair en zijn/haar werk; • De organisatie is bereid deel te nemen aan bijvoorbeeld een workshop of seminar waarin studenten en begeleiders ervaringen uitwisselen. Tijdens de korte stage heeft de student te maken met twee begeleiders: 1. De rol van de IAM stagedocent is om de werkzaamheden van de student in relatie tot de opleidingseisen te monitoren, ondersteunen en beoordelen. 2. De rol van de praktijkbegeleider is om de werkzaamheden van de student op inhoud en proces in het stageverlenende bedrijf te ondersteunen en beoordelen. De stagedocent neemt in ieder geval tweemaal telefonisch contact op met het stageverlenende bedrijf. De eerste keer in de tweede week van de stage om te informeren of alles naar wens verloopt. De tweede keer aan het einde van de stage om de eindbeoordeling door te spreken met de stagebegeleider. Gedurende de korte stage komt de stagedocent in principe niet langs bij het stagebedrijf. Wanneer daarvoor ruimte is kan daar per individuele situatie natuurlijk een afspraak gemaakt worden. Het is belangrijk dat je dit communiceert naar het stagebedrijf, zodat zij weten hoe het contact vanuit de opleiding geregeld is. Tijdens de korte stage volgt de student een intervisieprogramma waarin aandacht is voor de eerste stage- en werkervaringen en gesproken wordt over samenwerken en conflicthantering. Voor de afstudeerstage gelden onderstaande eisen: 1. Duur stage: minimaal 17 weken, 5 dagen per week T.a.v. het stageverlenende bedrijf geldt dat het: 2. een bedrijf, organisatie of een afdeling is dat representatief is voor de interactieve media sector3. 3. een professionele werkomgeving biedt 4. meer dan één jaar bestaat 5. tenminste vijf medewerkers telt. Bij minder dan vijf medewerkers: alleen dan als stagebedrijf aantoonbaar samenwerkingsverbanden heeft met andere bedrijven. 6. bij voorkeur een multidisciplinaire omgeving biedt 7. een logisch verband biedt tussen de beroepsrol die op de stageplek vervuld wordt en de stroming die de student heeft gekozen. 8. iemand beschikbaar heeft voor de begeleiding van de stagiair Tijdens de afstudeerstage komt de afstudeerbegeleider twee maal op bezoek. In het eerste gesprek (functioneringsgesprek) gaat het erom de afstudeerbegeleider een indruk te verschaffen van de gang van zaken, het signaleren van knelpunten en advisering. In het tweede gesprek (eindgesprek en beoordeling) staat de mate waarin de student als beginnend beroepsbeoefenaar in de praktijk heeft gefunctioneerd centraal. Bij beide gesprekken is de bedrijfsbegeleider aanwezig. Nieuwe curriculum: Bij de ontwikkelopdrachten voor de inhoudslijn wordt gevraagd naar de samenhang met de projecten. Niet bekend is hoe de opleiding de samenhang ziet tussen verschillende inhoudslijnen binnen één periode. In het opleidingsplan wordt over projecten en vakken het volgende aangegeven: Projecten: De projecten zorgen voor verbreding; zij bieden een actueel thema om te onderzoeken en een concrete vraagstelling die vertaald moet worden naar een interactieve toepassing. Er is nadrukkelijk gekozen voor een sterke projectenlijn in het curriculum, omdat dit helpt om up-‐to-‐date te blijven met het steeds veranderende werkveld (één van
Auditrapport: opleiding Interactieve Media (bachelor voltijd)
39
onze kernwaarden is flexibiliteit). Tevens bieden projecten een realistische blik op het werkveld: echte opdrachten voor echte opdrachtgevers voor echte gebruikers. Tenslotte past het functioneren in een project heel goed bij de realiteit van de Interactieve Media professional: multidisciplinair werken, samenwerken, gefaseerd werken. Vakken: De vakken zorgen voor verdieping; hier worden specifieke vaardigheden en kennis aangeleerd in korte cycli met oefeningen. Vakken staan ten dienste van de projecten die in dat blok of semester worden aangeboden. De projecten vormen een goede inhoudelijke context voor de theorie en oefeningen in de vakken. Vanuit de projectorganisatie is een aparte projectgroep belast met de ontwikkeling van de projecten en coachingslijn. 2.1.7 De vormgeving van het programma zet aan tot studeren en maakt het studenten mogelijk de beoogde eindkwalificaties te bereiken. •
• • •
•
Het onderwijsconcept omvat een visie op: - competentiegericht onderwijs (bijv. in opleidingsprofiel) - leren en didactiek Het onderwijsconcept sluit aan bij kenmerken van het beroep en instroom van de opleiding Het didactische concept is in lijn met de beoogde eindkwalificaties De werkvormen sluiten aan bij het didactische concept De werkvormen zijn per leerlijn (type onderwijseenheid) uitgewerkt
nu: groen
2
nieuw: niet te beoordelen
In het opleidingsplan heeft de opleiding beschreven hoe het curriculum eruit ziet en vanuit welke visie dit is ingericht (zie hiervoor). Op basis van de documentatie blijkt dat het competentiegericht opleiden duidelijk is terug te zien in het programma. Hetzelfde geldt voor de pijler dat kernvraagstukken uit het beroep vertrekpunt zijn. Bij vrijwel alle studieonderdelen wordt gewerkt met opdrachten. De funderende vakken hebben veelal een theoretisch deel dat in hoorcollege vorm wordt aangeboden en werkcolleges waarin studenten begeleid worden bij het uitvoeren van de opdrachten. Nieuwe curriculum: Het onderwijsconcept en de leeromgeving zijn nog niet uitgewerkt in het opleidingsplan. 2.1.8 Het programma sluit aan bij de kwalificaties van de instromende studenten • •
•
•
De toelatingseisen zijn realistisch met het oog op de beoogde eindkwalificaties Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten (vrijstellingen, deficiëntieonderwijs, versnellingsmogelijkheden, honoursprogramme) Beleid komt tot stand in samenwerking met toeleverende scholen Toelatingsonderzoek en EVC-beleid
nu: groen 1, 17, 14, d03
nieuw: niet te beoordelen
Uit NVAO besluit: Het panel constateert dat de opleiding diverse activiteiten onderneemt om de aansluiting op de vooropleiding van studenten te versterken en daarmee studenten met juiste kennis en studiehouding aan te trekken. De opleiding heeft vanaf het begin (2002) te maken met een toename van de instroom. Deze was in 2009 extreem met 381 startende studenten. Uit het managementcontract blijkt dat het afgelopen jaar vooral in het teken heeft gestaan van het oplossen van problemen die daarmee samenhangen, zoals ruimtegebrek en het aantrekken van nieuw personeel. Streefcijfer voor instroom 2010 was 350 studenten. Uiteindelijk zijn 348 studenten aan de opleiding begonnen. De opleiding heeft in 2010 voor het eerst intakegesprekken gevoerd met alle studenten die zich aanmelden. Wat de uitkomsten van deze gesprekken zijn en wat het effect is op instroom en doorstroom kan op dit moment nog niet beoordeeld worden. De studiekeuzegesprekken lopen als volgt: - Het invullen door de aanmelder van een online vragenlijst - Een risicoanalyse naar aanleiding van de antwoorden in de Pontifex vragenlijst - Een thuis te maken praktijkopdracht - Een individueel gesprek door een ouderejaars student en docent waarin de risicoanalyse en de praktijkopdracht besproken worden - Een vervolg en monitoring in de studieloopbaanbegeleiding De opleiding geeft aan dat deze werkwijze als bijkomend voordeel heeft, dat gegevens over studenten en uitval systematischer kunnen worden bijgehouden. Ook komt het de sociale en inhoudelijke integratie van studenten ten goede. De uitkomst van het gesprek is een advies, want formeel is niet geregeld dat de opleiding mag selecteren. In verband met de toelatingsgesprekken geeft de opleiding aan dat inschrijven kan tot 1 mei (formeel tot 1 oktober). De opleiding doet niet mee met het project Sturen op Studiesucces, dat breed in de HvA wordt uitgerold. In de ETM 2009-2010 geven de studenten die zijn gestopt met de opleiding als belangrijkste redenen aan:
Auditrapport: opleiding Interactieve Media (bachelor voltijd)
40
1. wist eigenlijk niet goed wat ik wilde 2. andere opleiding interessanter 3. niet goed nagedacht of de opleiding bij me past De uitvallers zijn over het algemeen tevreden over de opleiding (vraag 15). Opvallende afwijking daarin vormt de studiebegeleiding (zie tabel bij 2.3.4). In de propedeuse werkt de opleiding met studieregiepunten (3 studiepunten). Deze kunnen door de student ingezet worden voor het volgen van ondersteunende vakken of het juist om te werken aan uitdagende persoonlijke leerdoelen. Ook in het tweedejaar zijn twee studiepunten hiervoor gereserveerd. Talentvolle studenten krijgen de mogelijkheid om een aanvullend programma te volgen binnen het domein. Dit gebeurt onder de noemer Studium-Excellentie. De start is in periode 4 van de propedeuse en het programma loopt door tot en met periode 2 van het tweede studiejaar. De extra studiebelasting is vijf à zes uur per week. Studium Excellentie is extracurriculair. Twee docenten van IAM zijn bij dit programma betrokken. Verder staat in het opleidingsplan (p.14) dat excellente studenten in de hoofdfase wordt aangemoedigd bijzondere activiteiten te ontplooien, bijvoorbeeld in het honoursprogramma dat start in 2011. Studenten hebben ook de mogelijkheid om de studie te versnellen. Hiervoor is een apart programma opgenomen in de OER. Studenten met een universitaire ambitie volgen de doorstroomminor Digital Media die in samenwerking met de UvA wordt aangeboden. Deze minor in combinatie met een extra programma biedt toegang tot de master Media & Cultuur. Het extra programma bestaat uit twee studieonderdelen die voorafgaand aan de master (kan al in vierde studiejaar) moeten worden afgerond: Wetenschapsfilosofie (10 ECTS) en Digitale Praktijken (10 ECTS). Het afgelopen studiejaar hebben drie studenten de doorstroomminor gevolgd. Voor MBO studenten met een verwante vooropleiding is er de mogelijkheid om de studie sneller af te ronden (zie inleiding van deze standaard). Informatie over honours- en excellentietrajecten is niet in de studiegids opgenomen. Ook op het intranet is hierover weinig documentatie gevonden. De opleiding geeft als toelichting dat de communicatie rondom het excellentietraject via berichten op intranet verloopt en via gerichte e-mails naar studenten. Nieuwe curriculum: De opleiding geeft aan dat een aangescherpte invulling van de opleiding kansen biedt aan het instroommanagement. Dit is in het opleidingsplan niet verder uitgewerkt. 2.1.9 Het programma is studeerbaar • • • • •
•
Visie op studeerbaarheid Factoren, die betrekking hebben op het programma en die de studievoortgang belemmeren, worden zoveel mogelijk weggenomen Verantwoording gemiddeld aantal contacturen per fase van de studie (bv. per studiejaar, stage en afstudeerperiode) van de studie. Verantwoording contacturen vt, dt en du (college, project, practicum, individuele begeleiding, toetsing, stage) in relatie tot de werkvormen Studiebelasting totaal (aantal sbu) en studiebelasting per onderwijseenheid Studeerbaarheid in relatie tot planning, organisatie en informatievoorziening (structuur per semester/blok, organisatie toetsing / herkansing, studievoortgangadministratie, onderwijs- en stagebureau, SLB, etc.)
nu: oranje
1, 17, 15, 21, 10
nieuw: niet te beoordelen
In het accreditatierapport van 2007 constateert het panel: dat de opleiding de vinger aan de pols houdt aangaande de studielast en studievorderingen van studenten en gerichte maatregelen neemt ter verbetering van de doorstroming van studenten. De studielast is recentelijk verbeterd. De precieze effecten van deze verbetermaatregelen zullen de komende jaren verder moeten blijken om te bepalen of hier sprake is van een positieve doorgaande lijn. Derhalve komt het panel tot het oordeel voldoende. Ieder blok rapporteren de teammanagers over de blokrendementen (slagingspercentages per studieonderdeel) en de bevindingen van docenten en studenten over het betreffende blok. De opleiding geeft in het managementcontract aan dat het bespreken van evaluaties, het formuleren van actiepunten en het omzetten naar daadwerkelijke acties een punt van aandacht blijft. De opleiding heeft volgens de pijplijngrafieken op dit moment 66 studenten die langer dan vijf jaar staan ingeschreven. In de documentatie is geen informatie aangetroffen die wijst op specifiek beleid om deze groep alsnog te laten afstuderen. Ook zijn er geen maatregelen geformuleerd om het langstuderen tegen te gaan. De opleiding geeft als toelichting dat er docenten actief bezig zijn met het activeren van de langstudeerders, zodat ze alsnog afstuderen.
Auditrapport: opleiding Interactieve Media (bachelor voltijd)
41
de opleiding verwacht onderstaande streefcijfers te realiseren ten aanzien van de uitval: Key Performance Indicator(s) % studenten, dat uitvalt in het eerste studiejaar % studenten, dat uitvalt in de hoofdfase na 1 jaar % studenten, dat uitvalt in de hoofdfase na 2 jaar * % studenten, dat uitvalt in de hoofdfase na 3 jaar * % studenten dat nog in opleiding is na 5 jaar * % studenten dat nog in opleiding is na 6 jaar * % studenten dat nog in opleiding is na 7 jaar of meer * * = cumulatief
propedeuse cohort 2010 Hoofdfasecohort 2010 Hoofdfasecohort 2009 Hoofdfasecohort 2008 hoofdfase cohort 2006* hoofdfase cohort 2005 hoofdfase cohort 2003
Streefcijfer per31-8-2011 30% 10% 15% 25% 12% 10% 5%
Het Bindend Afwijzend Studieadvies (BAS) wordt aan studenten gegeven als zij minder dan 40 studiepunten hebben behaald in het eerste jaar van de studie of indien de student wel minstens 40 studiepunten heeft behaald maar niet alle hierna genoemde onderwijseenheden van het propedeutische examen te weten: a. Team project blok 3 (6 studiepunten) en b. Individueel project blok 4 (6 studiepunten) . De opleiding stelt verder de volgende voorwaarden (in OER): - Stageverslag verdiepingsfase V1 kan pas behaald worden na het behalen van het propedeutisch examen of 90 studiepunten in totaal - De afstudeerfase mag gestart worden na het behalen van alle studiepunten in het 2e en 3e jaar met een totaal van minimaal 110 studiepunten - Deelname aan de afstudeersessie mag na het behalen van alle studiepunten van de postpropedeutische fase (minimaal 178 studiepunten). Niet bekend is of de opleiding het effect van deze drempels op de doorstroom en studeerbaarheid van het programma analyseert. In het managementcontract 2010-2011 geeft de opleiding aan dat met de groeiende instroom het rendement in de propedeuse afneemt. Er komen meer ongemotiveerde studenten binnen. De opleiding geeft als oorzaken van het te verwachten lage rendement onder andere het gebrek aan persoonlijke aandacht door hoge werkdruk, chaos door ruimtegebrek en veel nieuwe onervaren docenten. Het effect van de studiekeuzegesprekken was bij verschijnen van het contract nog niet bekend. De opleiding geeft aan dat een positief effect van de gesprekken is, dat meer docenten bewust zijn van het instroomniveau. De opleiding werkt in alle studiejaren voornamelijk met opdrachten als toetsvorm. Uit de studiehandleidingen blijkt niet dat er afstemming tussen de verschillende vakken plaatsvindt over het aanleveren van de diverse opdrachten waaraan de student gelijktijdig werkt. De teammanager is verantwoordelijk voor de studeerbaarheid binnen een blok. De opleiding geeft als toelichting dat de teammanagers in de jaarplanning ook de studeerbaarheid meenemen. Deze jaarplannen zijn niet ingezien. Tussen de teammanagers vindt overleg en afstemming plaats over de spreiding van toetsen. Uit de STM blijkt dat studenten rond de 33 uur per week aan de studie besteden. Nieuwe curriculum: Studeerbaarheid van het nieuwe curriculum is nog niet uitgewerkt. Door flexibiliteit als kernwaarde te definiëren verwacht de opleiding beter te kunnen aansluiten bij specifieke groepen en bijvoorbeeld EVC trajecten. 2.1.10 Borging kwaliteitszorg (evaluatie , pdca en en verbeterbeleid)
Evaluatiegegevens: Onderwijsevaluaties: Studieonderdelen worden volgens een vast format door de betrokken docenten geëvalueerd aan de hand van zes vragen: 1. In hoeverre zijn de vooraf door jou/jullie gestelde leerdoelen in de lessen aan bod gekomen en behaald? 2. Hoe heb je de door jou gebruikte werkvormen en materialen ervaren? 3. Hoe kijk je achteraf terug op de toetsvorm die je hebt gebruikt? 4. Geef een evaluatie van je eigen vak. Neem hier in mee je eigen ervaring, de studentenevaluatie uit Questback en de rendementsgegevens. 5. Wat zou je de volgende keer dat je dit vak geeft willen veranderen ten aanzien van de gebruikte werkvorm, de toetsvorm of inhoud (leerdoelen) van het vak? 6. Heb je verder nog opmerkingen of suggesties ter verbetering van de organisatie van het onderwijs of de faciliteiten? Uit de bekeken evaluaties blijkt dat docenten goed reflecteren op de uitkomsten en goede suggesties doen voor verbetering van inhoud/toetsing/organisatie. Aanbeveling die worden gedaan naar aanleiding van de ervaringen van stagebedrijven, stagiairs en stagedocenten over de stages in het studiejaar 2009 – 2010 (zowel korte stage als afstudeerstage):
Auditrapport: opleiding Interactieve Media (bachelor voltijd)
42
• • • • •
Stagebegeleiding vanuit de opleiding aanscherpen: Studenten en stagebedrijven vragen naar naam stagedocent als ze daar (positief of negatief) iets over willen melden. Stagebestand van de opleiding nog gebruiksvriendelijker maken: Studenten adviseren eerst in de stages te zoeken die bij de opleiding zijn aangeboden. Daarna pas zelf gaan oriënteren. Kwaliteit aangeboden stages bij de opleiding verhogen: Voorwaarden aan stagebedrijven aanscherpen Geïnteresseerde stagebedrijven in contact met studenten brengen: Stagemarkt “Stagediving” voor V1 en V2 blijven organiseren Doorvragen bij studenten over ervaring met stage: Tijdens SBC-lessen de evaluatie vast onderdeel maken
eisen hbo vraag aansluiting programma op de beroepspraktijk aandacht voor theoretische kennis werken aan projecten gebruik resultaten toegepast onderzoek in onderwijs inhoudelijke kwaliteit van het studiemateriaal aansluiting studiemateriaal op beroepspraktijk aandacht internationale ontwikkelingen in beroepenveld gebruik internationale vakliteratuur in buitenland studieonderdeel/stage volgen kwaliteit van stageplekken voorbereiding op stage* aansluiting geleerde vaardigheden en stagewerk oordeel stage totaal actuele kennis docenten over de beroepspraktijk leert te weinig (oordeel ouderejaars) aandacht training beroepsvaardigheden te weinig (oordeel ouderejaars) aandacht theoretische kennis te weinig (oordeel ouderejaars) niveau opleiding “te laag” (gemiddelde) mate van gebruik studiemateriaal in opleiding**
vrg nr,
uitkomsten Onderzoekshuis HvA*
STM
MTM
2010 2009 2008
2008 2006
12c
3.6
3.6
3.7
12d 12e
3.4 3.8
3.4 3.8
3.3 3.8
12f
3.3
3.3
3.3
12g
3.4
3.4
3.3
12h
3.5
3.5
ATM 2010
2009
19c
4.1
4.1
16f
3.5
3.5
19h
2.9
2.9
16i
2.5
2.8
3.4
19i
3.9
3.7
16g
3.4
3.0
19j
3.0
3.1
16h
2.4
2.5
19l
3.8
4.4
12j
3.1
3.1
3.3
12k
3.4
3.3
3.2
12l
3.4
3.4
3.4
16a
3.0
3.0
3.3
16c
3.2
3.2
3.2
16
3.1
3.1
3.1
15b
3.7
3.9
4.0
13b
54% 66%
13b
43%
50
66% 36
13b
42%
44
56
22a
31%
31
30
18f
3.0
2.9
2.8
* Wat opvalt is de ontevredenheid van tweedejaars studenten over de stage. Zij lopen in het vierde blok een korte stage. De afname van de STM is aan het einde van blok 2. ** tweede en vierdejaars zijn met name ontevreden
relatie doelen en programma 2010 2009 2008 12a 3.6 3.7 3.7
12
3.5
3.5
3.5
deel III
6.8
7.0
7.0
2008 3.6
19a
vr g nr .
Rapportcijfer
MTM
vr g nr .
tevredenheid met onderwijsprogramma (schaalscore)
STM
vrg nr,
uitkomsten Onderzoekshuis HvA vraag inhoud van de opleiding aanbod aan vaardigheidstraining aanbod aan theoretische kennis
2006 3.9
16a
ATM
2010 2009 3.3 3.8
16c
3.1
3.5
16d
2.8
3.3
18
6.5
6.8
samenhang 2010 2009
2008
Auditrapport: opleiding Interactieve Media (bachelor voltijd)
MTM
2008
vr g nr .
STM
vr g nr .
vrg nr,
uitkomsten Onderzoekshuis HvA vraag
2006
ATM
2010 2009
43
de samenhang tussen de programmaonderdelen aansluiting stage en opleiding aansluiting geleerde vaardigheden en stagewerk afstemming docenten onderling* voorbereiding op stage**
12b
3.5
3.5
3.6
19b
3.4
3.1
16b
3.3
3.3
3.4
19k
3.7
3.4
16c
3.2
3.2
3.2
15e
3.0
3.1
3.2
16b
3.1
3.5
16a 3.0 3.0 3.3 * Ouderjaars geven in 2010 gemiddeld een 2.7 voor de afstemming.
** tweedejaars zijn ontevreden (2.8)
studielast STM
vrg nr,
uitkomsten Onderzoekshuis HvA
vraag 2010 2009 2008 18a verdeling studielast over eerste half jaar* 3.0 3.1 3.3 18b aantal uren aan de studie besteed 3.2 3.2 3.2 18d voorbereidingstijd tussen toetsen en herkansingen 3.2 3.5 3.5 18g tijdige beschikbaarheid studiemateriaal* 3.0 3.2 2.9 18h tijdige beschikbaarheid informatie les en toetsroosters** 3.0 3.3 3.2 hoeveel uur per week gemiddeld in eerste half jaar aan de studie 21 34.0 33.3 33.5 besteed*** * tweedejaars zijn ontevreden (2.7 - 2.9) ** tweede en derdejaars zijn ontevreden (2.8) *** loopt van 35 uur in propedeuse tot 29.4 uur in het vierde jaar (afstudeerstage)
afstemming vormgeving - inhoud uitkomsten Onderzoekshuis HvA
propedeuse
vraag 13 a en 13b STM aandacht voor training beroepsvaardigheid
aandacht voor theoretische kennis
werken in projecten
aantal (zelfstudie)opdrachten
aandacht reflectie eigen leerproces
2010 2009 2008 2010 2009 2008 2010 2009 2008 2010 2009 2008 2010 2009 2008
te precies weinig goed 29% 69 35 61 30 69 18 66 12 78 26 68 7 76 8 63 5 73 18 68 20 68 16 73 13 70 13 57 12 64
19d 19e 19f 19g
te precies weinig goed 43 52 50 42 36 49 42 49 44 49 56 42 13 70 14 62 7 70 18 66 29 53 26 59 13 46 18 52 18 51
MTM 2008 2.8 3.8 3.7 3.0
2006 3.3 3.9 4.2 3.7
vrg nr.
vraag aandacht voor theoretische kennis aandacht voor training in beroepsvaardigheden werken aan projecten mate waarin onderwijs studenten uitdaagt tot zelfstandig leren de mix van verschillende onderwijsvormen
vrg nr.
uitkomsten Onderzoekshuis HvA
hoofdfase te veel 2 3 1 17 10 6 16 29 22 14 13 12 16 29 24
16e
te veel 5 7 14 9 7 2 17 25 24 17 17 15 41 30 31 ATM 2010
2009
3.3
3.4
Verbetermaatregelen: De opleidingsmanager stelt in het managementcontract 2010-2011 dat een belangrijk doel is het op orde krijgen van ‘onze zaken’ om zo het huidige curriculum goed af te ronden en een optimale start te maken met het nieuwe curriculum. De opleiding is zich bewust van de lage tevredenheid ten aanzien van aandacht voor theoretische kennis en geeft aan dat in het nieuwe curriculum meer aandacht zal zijn voor theorie en zelfstandige opdrachten.
Auditrapport: opleiding Interactieve Media (bachelor voltijd)
44
2.2. Personeel
Nr. doc.
Signaal
17, 1, 2, 6, d06
oranje
2.2.1 De opleiding beschikt over een doeltreffend personeelsbeleid • • •
• •
•
Het teamprofiel beschrijft de voor de realisatie van het programma benodigde kwalificaties, scholing, en omvang van het personeel. De opleiding hanteert competentieprofielen voor haar personeel (taak- en functieprofiel Hay systematiek). Kwantiteitseisen voor de inzet van personeel per expertisegebied (personeelsplan) zijn beschreven: docent-student ratio (hieronder vallende taken: onderwijs, ontwikkeling begeleiding, scholing, overleg). Beleid is gebaseerd op een vlootschouw t.a.v. kwalificaties : HBO, WO, Phd, didactische scholing, onderzoek, binding met de beroepspraktijk, etc. Beleid is gericht op de verbinding van docenten met de beroepspraktijk (stagebegeleiding, OAR, docentstages, kenniscentra). De opleiding beschikt over een adequaat scholingsbeleid (op individueel en teamniveau)
In het managementcontract 2010-2011 geeft de opleidingsmanager aan dat in het najaar 2010 een nieuw personeelsplan zal worden gemaakt. Dit plan is nog niet verschenen. In het accreditatierapport 2007 wordt gesproken over vergaande inhoudelijke samenwerking met de UvA in de vorm van personele inzet en uitwisseling. Dit is niet gerealiseerd, maar wel zijn twee docenten werkzaam die ook bij de UvA werken. In het opleidingsplan wordt ook gesproken over personeelsbeleid. Hierin geeft de opleiding aan dat men er naar streeft om de individuele kwaliteiten van docenten volledig tot hun recht te laten komen. Het personeelsbeleid is gericht op talentontwikkeling, competentiemanagement, resultaatverantwoordelijk management en een flexibel arbeidsvoorwaardenbeleid. Het personeelsbeleid zoals beschreven in het opleidingsplan is niet gebaseerd op een vlootschouw en de noodzakelijke kwalificaties van docenten voor het realiseren van het onderwijs nu en in de toekomst. De opleiding geeft aan dat de meeste docenten in het werkveld werkzaam zijn of waren. Hierdoor heeft men vooral behoefte aan scholing op didactisch kennis en organisatorische vaardigheden (opleidingsplan). In het scholingsbeleid geeft de opleiding aan dat belangrijke pijlers zijn, de didactische deskundigheid en de koppeling met de beroepspraktijk. De HvA onderscheidt drie competentieprofielen waarin docenten zich verder kunnen ontwikkelen: - onderwijs+ profiel: docenten met speciale kennis en taken op het gebied van onderwijsontwikkeling deze docenten hebben een grotere aanstelling en kunnen na behalen van didactische bevoegdheid in vaste dienst komen. - onderzoeks+ profiel: docenten met speciale kennis en taken op het gebied van onderzoek deze docenten verdiepen zich in onderzoek dat gekoppeld is aan de behoefte van de organisatie. de docenten zijn voor langere tijd verbonden aan de opleiding - werkveld+ profiel: docenten met een actieve praktijk in het beroep deze docenten brengen vanuit de eigen beroepspraktijk actuele deskundigheid in. Deze docenten zijn per definitie tijdelijk verbonden aan de opleiding en hebben een kleine aanstelling Deze profielen zijn in het loopbaan en scholingsbeleid 2007-2010 verder uitgewerkt. Het personeelsplan kenmerkt zich door de volgende sleutelbegrippen (uit opleidingsplan): - introductiebeleid voor nieuwe docenten met als doel binden en ondersteunen - personeelsgesprekken in de vorm van jaarlijks functionerings-, beoordelings- en resultaatafsprakengesprek. - scholingsbeleid uitgesplitst naar traject voor beginnende docenten, traject van didactische bevoegdheid en traject van specialisatie in één van de competentieprofielen. - doorgroeimogelijkheden naar beperkt aantal coördinerende of managementfuncties - medezeggenschap Het scholingsbeleid heeft zeven aandachtsgebieden: 1. de ontwikkeling van de diverse rollen van de docent (o.a. coach, collega, ontwikkelaar, auteur) 2. de overgang faciliteren van een klein pionerend instituut naar een instituut van een behoorlijke omvang binnen het domein 3. didactische deskundigheid c.q. bevoegdheid 4. actuele vakinhoudelijke deskundigheid 5. de koppeling met de beroepspraktijk 6. ondersteuning van management en staf 7. gerichte competentieontwikkeling
Auditrapport: opleiding Interactieve Media (bachelor voltijd)
45
Nieuwe curriculum: In het managementcontract geeft de opleiding aan dat men naar verwachting per 1 november 2010 in de nieuwe organisatievorm gaat werken. Dit is nog niet gerealiseerd. Het nieuwe personeelsplan is nog niet verschenen. De kernwaarden zijn ook vertaald naar de organisatie (opleidingsplan p.31): Leren denken als ontwerper Dit betekent voor de organisatie: • De 6 beroepsrollen zijn de basis van ons onderwijs. Een helder curriculum biedt voldoende verdieping om je te bekwamen in meerdere beroepsrollen. • Docenten moeten in het vakgebied werken en/of aansluiting hebben en houden bij het werkveld • Kwaliteit wordt gegarandeerd door een goede mix van onderwijs+, werkveld+ en onderzoek+ docenten. Betrokken bij mens en maatschappij Dit betekent voor de organisatie: • Onderwijs wordt ingericht rond realistische projecten met sociale-‐ en/of maatschappelijke relevantie. Voor de organisatie betekent dit dat vakdocenten jaarlijks betrokken zijn en aansluiten bij wisselende thema’s. • Een flexibele instelling van docenten en betrokkenheid bij het werkveld. Onderzoekend Dit betekent voor de organisatie: • Studenten kunnen zich verdiepen in het doen van toegepast onderzoek. Dit betekent voor de organisatie samenwerking met bijvoorbeeld het Kenniscentrum i.o. voor projecten en stages. Flexibiliteit in het curriculum Dit betekent voor de organisatie: • Een deel van het curriculum wisselt of wordt aangepast per jaar. Daarvoor is een solide en goed georganiseerd fundament nodig en specifieke aandacht voor handhaven van het niveau. • De actuele thema’s en technieken worden op regelmatige basis in kaart gebracht, door een vastgestelde groep docenten en externen. De momenten waarop dit gebeurt worden opgenomen in de jaarplanner en in de formatie. Talentontwikkeling Dit betekent voor de organisatie: • SBC wordt SLC en begeleidt studenten in het inzichtelijk maken en kiezen van een bepaalde beroepsrol(len) • De organisatie heeft een menselijke maat, voor zowel studenten als docenten. 2.2.2 Is de omvang en continuïteit van de personele inzet geborgd? • •
•
Wordt er voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen? Gerealiseerde docent-student ratio ? Continuïteit (vacatures, ziekteverzuim en vervanging)
17
oranje
Niet bekend is welke docent-student ratio de opleiding nastreeft. Op dit moment is dit ongeveer 1:28,5 In het managementcontract wordt aangegeven dat men streeft naar een flexibele schil van docenten die maximaal drie jaar verbonden zijn aan de opleiding. Het betreft hier 40% van het aantal fte. Nieuwe curriculum: niet bekend of nieuw curriculum zal leiden tot andere streefcijfers. 2.2.3
Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. • • • • • •
•
De expertise van het personeel sluit aan bij de eisen gesteld aan een professionele (hbo) opleiding: kwalificatieniveau HBO, WO. didactische scholing, onderzoek, binding met beroepspraktijk, etc. De kwalificaties van het personeel sluiten aan bij de competentieprofielen?. Personeel is didactisch gekwalificeerd voor het uitvoeren van het programma(onderdelen) Docenten onderhouden een professioneel (internationaal) relatienetwerk Onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk (percentage docenten werkzaam in beroepspraktijk) Docenten zijn deskundig t.a.v. onderzoek (percentage docenten betrokken bij onderzoek)
2, 17, 19, 22
oranje
In het opleidingsplan wordt aangegeven (p.21) dat het kernteam van docenten zitting heeft in diverse adviesorganen en besturen, waardoor zij participeren in het beroepenveld en de ontwikkelingen op de voet kunnen volgen. Coördinatoren en docenten bezoeken toonaangevende bedrijven en instellingen, maken afspraken met branche- en beroepsorganisaties en verzamelen beroepsproducten (opleidingsplan p.20). In de documentatie is geen informatie aangetroffen over de daadwerkelijke contacten van docenten met de beroepspraktijk en de deskundigheid ten aanzien van onderzoek. De opleiding geeft aan dat docenten en management gestimuleerd worden om netwerkbijeenkomsten, beurzen en congressen te bezoeken en contacten te leggen. Hierachter zit geen beleid of structuur.
Auditrapport: opleiding Interactieve Media (bachelor voltijd)
46
Ongeveer 70% van de docenten is op dit moment werkzaam in de beroepspraktijk (bron: managementcontract). Er is één docent met een Ph.D en één docent is bezig met een promotietraject. 30% van de docenten heeft een WO master behaald. Iedere nieuwe docent volgt het newbee-programma (interne descundigheidsbevordering) dat door één van de IAM-docenten wordt aangeboden. Het afgelopen studiejaar heeft de opleiding extra de nadruk gelegd op het behalen van de didactische bevoegdheid door docenten. Op dit moment zijn 19 docenten bezig met het behalen van deze bevoegdheid. Eenzelfde aantal docenten heeft de bevoegdheid reeds behaald. Van de docenten zijn er 10 die geen bevoegdheid hebben en hiervoor geen scholing volgen. De opleiding geeft aan dat er in gezamenlijke interne deskundigheidsbijeenkomsten aandacht is voor toetsen en beoordelen, coaching en didactiek. Van docenten wordt inzet verwacht op verschillende rollen (bijvoorbeeld als toetser, SBC-er, afstudeerbegeleider e.d.) Ouderejaars studenten en alumni geven aan ontevreden te zijn met de afstemming van docenten onderling. Uit de evaluatie bij SBC blijkt bijvoorbeeld dat niet alle docenten het programma uitvoeren zoals afgesproken. Door het grote aantal studenten is bij vrijwel alle vakken sprake van meerdere docenten die samen het onderwijs verzorgen. Uit managementcontract: Teammanagers en opleidingsmanager bespreken - in overleg met P&O - ieder studiejaar een vlootschouw op basis van de informatie die zij hebben gekregen uit de gesprekken met hun medewerkers. Met iedere medewerker 6 wordt een beoordelingsgesprek(BO) , een resultaatafsprakengesprek (RAG) en een functioneringsgesprek (FG) gehouden. Scholings- en ontwikkelwensen worden in RAG’s en FG’s besproken. In BO’s wordt besproken of iemand in aanmerking komt voor onderzoek+, onderwijs+ of werkveld+ en vervolgens wat de mogelijkheden zijn om zich hierin te ontwikkelen. De opleiding verwacht dit jaar onderstaande verdeling van expertises te realiseren: onderwijs+ 50%, onderzoeks+10%, werkveld+ 40%: Niet bekend is hoe de opleiding omgaat met het groot aantal docenten dat een hoge tot zeer hoge werkdruk ervaart (bron:MTM). Wel geeft men als toelichting dat dit jaar de formatieplanner is aangepast en dat men beter controleert of de toegekende tijd realistisch is. Nieuwe curriculum: geen nadere informatie
6
Het IAM beleid voor Beoordelingsgesprekken is vastgelegd in ‘Informatie beoordelingsgesprekken’ en wordt jaarlijks voorafgaand aan de BO’s aan alle medewerkers gestuurd.
Auditrapport: opleiding Interactieve Media (bachelor voltijd)
47
2.2.4
Borging kwaliteitszorg (evaluatie, pdca en en verbeterbeleid)
Evaluatiegegevens: opleiding/ dt-vt/ richting/groep
uitkomsten Onderzoekshuis HvA vraag 6 MTM Ik vind mijn werkdruk gemiddeld genomen
2010 2009 2008
te hoog
veel te hoog
2008
0
0
28.6%
50
21.4
2006
0
0
25
54.2
20.8
MTM
ATM
vrg nr.
vrg nr.
STM
vrg nr,
uitkomsten Onderzoekshuis HvA vraag didactische kwaliteit van docenten actuele kennis van docenten over beroepspraktijk docenten dagen studenten uit tot zelfstandig leren bereikbaarheid van docenten afstemming docenten onderling* stage-/werkplekbegeleiding vanuit de opleiding begeleiding door stagebegeleider uit instelling / bedrijf individuele begeleiding mentor / studieloopbaanbegeleider mogelijkheden docenten tot contact met beroepspraktijk
docenten
veel precies te laag te laag goed
2008 2006
2010 2009
15a
3.4
3.4
3.5
21a
3.3
3.5
16p
3.3
3.3
15b
3.7
3.9
4.0
21b
4.1
4.2
16q
3.6
3.7
15c
3.3
3.3
3.4
16r
3.1
3.7
15d
3.1
3.3
3.4
15e
3.0
3.1
3.2
16s
2.6
2.8
16d
3.0
3.1
3.0
16e
3.4
3.3
3.4
17f
3.2
3.3
3.3
21c
3.1
3.4
21d
3.4
3.7
* Ouderejaars zijn ontevreden (2.7)
vraag schaalscore van oordeel over direct leidinggevende houdt mij voldoende op de hoogte van belangrijke zaken geeft voldoende aan wat van mij verwacht wordt is goed in staat om de kwaliteit van mijn werk te beoordelen schaalscore van oordeel over management van de opleiding schaalscore van oordeel over samenwerking onderwijzend en ondersteunend personeel (OP en OBP) schaalscore van oordeel over beleid schaalscore van oordeel over personeelsbeleid voldoende scholings/opleidingsmogelijkheden voldoende mogelijkheden tot verdere ontwikkeling in mijn functie
MTM
MTM
7 7a 7b 7f 9
2008 OP OBP 3.8 3.9 3.9 4.0 3.7 3.7 3.4 3.7 2.9 3.8
2006 OP OBP 3.8 4.1 3.9 4.0 3.8 4.2 3.3 3.8 3.4 3.9
11
3.4
3.6
3.6
3.8
12 14 14d 14e
2.7 3.1 3.4 3.4 92.9 % 3.3
3.1 3.5 3.8 3.7
3.5 3.5 3.7 3.7
3.6 3.6 3.8 3.4
vrg nr,
uitkomsten Onderzoekshuis HvA
ik heb jaarlijks tenminste een functioneringsgesprek (ja) tevreden over wat met uitkomsten laatste func. gespr. is gedaan
14g
90%
X
X
3.5
4.2
4.3
Verbetermaatregelen: De opleiding verwacht dat in het nieuwe personeelsplan meer helderheid wordt gegeven over de loopbaan en scholingsmogelijkheden van medewerkers.
2.3. Voorzieningen 2.3.1
De huisvesting en de materiële voorzieningen zijn toereikend voor de realisatie van het programma •
Materiële en ruimtelijke voorzieningen zijn toereikend (incl. mediatheek, computervoorziening, practicumlokalen, e-learningfaciliteiten etc.) in relatie tot de doelstellingen van de opleiding
Nr. doc.
Signaal
10, 11
oranje
Uit tevredenheidsmetingen (STM en NSE), evaluaties en managementcontract blijkt dat de opleiding grote problemen heeft met de ruimtelijke voorzieningen. Door de grote groei zijn er onvoldoende faciliteiten om het
Auditrapport: opleiding Interactieve Media (bachelor voltijd)
48
onderwijs in het eigen pand te verzorgen. Ook is er voor studenten geen mediatheek beschikbaar en zijn er weinig plaatsen om zelfstandig te werken. Deze situatie heeft o.a. geresulteerd in een daling in de keuzegids. Als oplossing maakt men gebruik van alternatieve ruimtes in andere HvA gebouwen en wordt er op drie avonden tot 20.40 uur lesgegeven. Voor zover bekend zijn er geen grote problemen met de 'practica' ruimtes. Al geven studenten in NSE en STM wel aan dat ze ontevreden zijn over ICT faciliteiten/ beschikbaarheid van computers. Nieuwe curriculum: Er zijn geen nieuwe faciliteiten nodig voor de uitvoering van het curriculum. 2.3.2 De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten bevorderen de studievoortgang en sluiten aan bij de behoefte van studenten. •
• • •
Er is een beschrijving van doelstellingen, kwaliteitseisen en inrichting van SLB t.a.v. het deel studieloopbaanplanning en –voortgang (studievolgsysteem, boom online, procedure bij vertraging, etc. Er is een beschrijving van doelstellingen, kwaliteitseisen en inrichting van SLB t.a.v. het deel oriëntatie op het beroep, ontwikkeling competenties, e.d. (incl. functie portfolio) Er is een beschrijving van doelstellingen, kwaliteitseisen en inrichting van de informatievoorziening (OER, studiegids, roosters, intranet, nieuwsbrief, etc.) Studiebegeleiding en informatievoorziening sluiten aan op de behoefte van de studenten
10, 3, 23,
oranje
Studiebegeleiding Uit de STM blijkt dat studenten het afgelopen jaar minder tevreden waren over studieloopbaanbegeleiding (SBC). De opleiding geeft aan dat het programma is geëvalueerd en dat er een actieplan is voor 2010-2011. Daarbij is er meer aandacht voor persoonlijke ontwikkeling. In de studiegids geeft de opleiding aan: Studie- en Beroepscoaching is de lijm binnen het propedeusejaar. Het ondersteunt studenten bij de reflectie op de persoonlijke ontwikkeling en stimuleert persoonlijk initiatieven en interesses. De opleiding werkt met SBC handleidingen. Hierin is voor de propedeuse ook opgenomen de informatie over de studieregiepunten, POP-gesprekken en het eindejaarsgesprek (zie ook 3.1). Het SBC programma in de hoofdfase bestaat uit een persoonlijke coaching lijn en een programma gericht op de beroepsvoorbereiding. (zie verder bij programma) Mede naar aanleiding van de STM uitslagen is het SBC programma in het tweedejaar (V1) geëvalueerd. Verklaring van de betrokken docenten voor de ontevredenheid van studenten bij begeleiding inrichting portfolio is: veel gehoorde klacht is dat er weer iets nieuws gemaakt moet worden in plaats van dat de eindproducten aansluiten bij de propedeuse. Voor studenten ontbreekt de logica. De opgelegde reflectie verwerken in het portfolio, plus het SMART maken van leerdoelen, is te dwingend. Op basis van de evaluatie is het programma aangepast. Informatievoorziening Het intranet van de opleiding vormt de basis voor alle informatie over studieonderdelen en mededelingen van de opleiding/docenten. De opleiding heeft ervoor gekozen om het intranet niet af te schermen, waarmee het dus voor iedere belangstellende toegankelijk is. Het rooster is online beschikbaar en op diverse manieren te raadplegen. De opleiding geeft aan dat er altijd wijzigingen mogelijk zijn en dat van studenten wordt verwacht dat ze regelmatig het rooster checken. In het rooster zijn ook toetsmomenten opgenomen. Nieuwe curriculum: In de documentatie wordt aangegeven dat SBC verandert in SLC. Welke inhoudelijke consequenties dit heeft is niet bekend. Het programma voor SLC is nog niet uitgewerkt.
Auditrapport: opleiding Interactieve Media (bachelor voltijd)
49
2.3.4 Borging kwaliteitszorg (evaluatie, pdca en verbeterbeleid)
Evaluatiegegevens: Voorzieningen STM
vrg nr.
vrg nr,
uitkomsten Onderzoekshuis HvA
vraag 2010 2009 2008 e 19 beschikbaarheid computers 2.6 2.5 2.4 17p kwaliteit van de les- en projectruimten 19p beschikbaarheid ruimten 2.3 2.0 2.1 17q 19q klimaat ruimtes 3.2 3.2 3.3 19i dienstverlening studentenadministratie 3.3 3.3 3.3 19j bereikbaarheid studentenadministratie 3.2 3.3 3.3 * opleiding was nog gevestigd in Leeuwenburg
MTM (docenten) 2008 2006* 2.5 1.3
2.4 1.8
Studiebegeleiding en informatievoorziening 2010 2009 2008 17a
3.0
3.2
3.2
17b
3.3
3.3
3.4
17c
3.2
3.3
3.4
17d
2.9
3.1
3.3
e
2.9
3.0
3.1
17f
3.2
3.3
3.3
18i
3.3
3.3
3.3
18g
3.0
3.2
2.9
18h
3.0
3.3
3.2
17
MTM (docenten) 2008 2006
22a
3.4
22b
22c
vrg nr.
Tijdige beschikbaarheid studiemateriaal**** tijdige beschikbaarheid informatie les en toetsroosters* * tweede en derdejaars ontevreden (2.9) ** tweedejaars ontevreden (2.7) *** alle ouderejaars ontevreden (2.8) **** tweedejaars ontevreden (2.9)
vrg nr.
vraag begeleiding bij het plannen van de studie* begeleiding bij evalueren studievoortgang begeleiding bij leren reflecteren op eigen ontwikkeling begeleiding bij inrichting portfolio** begeleiding bij voorbereiding op loopbaan beroepspraktijk*** individuele begeleiding mentor/studieloopbaanbegeleider**** individuele begeleiding van decaan
STM
vrg nr,
uitkomsten Onderzoekshuis HvA
ATM
ETM
2010 2009
0910
0809
3.7
15q
2.9
2.8
3.7
3.5
15r
2.9
3.3
3.1
3.3
15s
2.9
2.8
3.7
16t
3.4
3.3
3.9
16u
3.4
3.8
16v
Verbetermaatregelen: De opleidingsmanager stelt in het managementcontract 2010-2011 dat het belangrijk is om de faciliteiten en organisatie op orde te krijgen (door o.a. verbetering roostering, hopelijk voldoende ruimte en focus op de organisatie) om zo het onderwijs weer centraal te kunnen stellen en niet de randvoorwaarden. De opleiding geeft aan dat uit de digitale evaluaties van dit studiejaar blijkt dat studenten meer tevreden zijn over de voorzieningen.
Auditrapport: opleiding Interactieve Media (bachelor voltijd)
50
3: Toetsing en gerealiseerde eindkwalificaties Standaard 3:
Nr. doc.
Signaal
De opleiding beschikt over een adequaat systeem van toetsing en toont aan dat de beoogde eindkwalificaties worden gerealiseerd
Toelichting: Het gerealiseerde niveau blijkt uit de tussentijdse en afsluitende toetsen, de afstudeerwerkstukken en de wijze waarop afgestudeerden in de praktijk of in een vervolgopleiding functioneren. De toetsen en beoordeling zijn valide, betrouwbaar en voor studenten inzichtelijk.
3.1. Toetsing
Nr. doc.
3.1 Wordt door de beoordelingen, toetsingen en examens adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd? • •
•
• • • • • •
Visie t.a.v. toetsing en beoordeling (toetsplan) gerelateerd aan de doelstellingen Borging van de kwaliteit van toetsbeleid - Vastgelegde organisatie, taken en functies, procedures (o.m. examen- en toetscommissie) - Geformuleerde kwaliteitseisen instrumenten van toetsing en beoordeling - Gespecificeerde bekwaamheid van docenten in toetsconstructie en beoordeling Borging kwaliteit van toetspraktijk: Monitoring van de uitvoering beleid Validiteit, betrouwbaarheid, transparantie, uitvoerbaarheid Consistentie van toetsvormen, leerdoelen en werkvormen Onderscheid in formatieve en summatieve toetsing Kwaliteitsborging toetsing stage; betrokkenheid van en communicatie met externe begeleider/beoordelaar Idem afstudeerproduct(en): zie 3.2 Competentiegerichte toetsing, assessments, rol portfolio, etc. Beleid t.a.v. probleem meeliften Feedback door docenten
Signaal
nu: oranje
1, 24, 18, 23, 20, 5 nieuw: rood
uit NVAO besluit: Het panel constateert dat de opleiding externe vertegenwoordigers nadrukkelijk betrekt bij de toetsing van de praktijkopdrachten. Het panel heeft goede assessments gezien in het derde jaar (V2), waarin het praktijkelement een belangrijke rol speelt bij de beoordeling of studenten afstudeerbekwaam zijn. Het accreditatiepanel constateert in 2007 dat de indicatoren, die zijn geformuleerd bij de competenties, ook worden gehanteerd bij de toetsing van studenten. Het toetsbeleid van de opleiding is gedateerd op 2005-2006. Niet bekend is of de inhoud nog actueel is. In het toetsbeleid geeft de opleiding aan: Toetsing is een integraal en richtinggevend onderdeel van het leerproces. Studenten bewijzen door middel van het afleggen van toetsen of zij aan de toetseisen voldoen (bewijsfunctie) en leren van het voorbereiden en maken van de toets en de feedback achteraf (feedbackfunctie). Toetsen is een activiteit die zich niet beperkt tot een toetsmoment aan het eind van iedere periode. Toetsen vinden plaats op meerdere momenten gedurende een vak of project. Docenten geven feedback op gemaakte opdrachten, op uitgevoerde taken en op tussenproducten. De student toetst zijn eigen voortgang en de docent verwerft inzicht in de stappen die de student al heeft gezet en in het niveau waarop de student het onderwijsonderdeel beheerst. In het toetsbeleid stelt de opleiding de volgende kwaliteitseisen aan alle toetsvormen: 1. De doelen/competenties van het betreffende studieonderdeel zijn de basis voor de toets. 2. De toets is consistent met de voorafgaande ‘leerstof’ dan wel met de betreffende competenties. 3. Transparantie: de beoordelingscriteria zijn duidelijk en vooraf bekend. 4. De toetsvragen/opdrachten zijn tevoren gescreend op duidelijkheid en toepasbaarheid. 5. Criteria worden helder geformuleerd, d.w.z. specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdgebonden (SMART) en voor één uitleg vatbaar. Studenten krijgen in toenemende mate verantwoordelijkheid voor het formuleren van criteria en kwaliteitseisen waaraan producten moeten voldoen. Het geven van feedback is onderdeel van de toetsing. Feedback is een integraal onderdeel van het onderwijs. In het toetsbeleid wordt aangegeven dat in iedere manual (Studiehandleiding per blok) een overzicht staat van het totaal aan toetsen in de betreffende periode. Deze zijn niet aangetroffen, met uitzondering van de propedeuse manuals. Wel is er per studieonderdeel een uitgebreide beschrijving van de toetsen/opdrachten inclusief beoordelingscriteria. Het is, met uitzondering van de propedeuse, moeilijk te bepalen of er binnen een blok sprake is van een evenwichtige verdeling van toetsmomenten en toetsvormen.
Auditrapport: opleiding Interactieve Media (bachelor voltijd)
51
Uit de beschreven toetsen in de studiegids blijkt dat de opleiding kennistoetsen relatief weinig inzet, bijvoorbeeld vijf in de propedeuse, bovendien wordt er ook altijd een opdracht binnen hetzelfde studieonderdeel gegeven. In de studiegids wordt aangegeven dat de examencommissie het toetsbeleid van de opleiding controleert. Niet bekend is in welke vorm dit gebeurt. De examencommissie stelt jaarlijks het toetsbeleid bij en bespreekt de aanpassingen met het MT, de coördinatoren en docenten.(bron: toetsbeleid 2005-‐2006). Controleren van toetsbeleid en zelf bijstellen van het beleid lijken tegengestelde verantwoordelijkheden. In het toetsbeleid staat dat de opleiding beoordeelt in de vorm van letters (onvoldoende, voldoende, goed e.d.). Inmiddels is deze praktijk veranderd en wordt er zoveel mogelijk in cijfers beoordeeld. Gekoppeld aan de niveau-indeling vinden tussentijdse competentiebeoordelingen plaats. Deze toetsing wordt in de SBC-lijn voorbereid en uitgevoerd. 1. Eindejaarsgesprek in propedeuse uit SBC programmaoverzicht propedeuse: In het propedeusejaar kom je in aanraking met de verschillende aspecten van het vakgebied: cultuur en media, techniek, design, marketing, schrijfvaardigheid… In je project heb je je kennis en vaardigheden samen met je team toegepast. → Om ook je individuele vermogen om je kennis, vaardigheden en gedrag in een beroepscontext toe te kunnen passen te toetsen, voer je aan het eind van het propedeusejaar een eindejaarsgesprek. Het eindejaarsgesprek bestaat uit een gesprek tussen een commissie bestaande uit twee docenten van de opleiding Interactieve Media, de assessoren, en jij als student. De context voor het eindejaarsgesprek is dat je moet bewijzen dat jij succesvol de opleiding als geheel en de keuzes in de verdiepingsfase kunt afronden op basis van jouw ontwikkelingen in het propedeusejaar en de evaluatie in je jaarverslag. Het gesprek sluit inhoudelijk aan op deze evaluatie. De assessoren evalueren en beoordelen je eindejaarsgesprek aan de hand van de criteria. De bevindingen en de beoordeling worden met je besproken. Ter voorbereiding van het gesprek maken studenten in blok 4 een portfolio als onderdeel van het POP. Het portfolio bevat ‘documenten’ die de ontwikkeling en ambities zichtbaar maken en is de etalage waarin de student kwaliteiten en capaciteiten tentoonstelt. Er wordt bij het eindejaarsgesprek nog niet gesproken over competenties en competentieontwikkeling. 2. Portfoliotoets in 2e jaar (bron: SBC-V1 manual): In blok 3 vindt de portfoliotoets plaats waarbij de SBC-docent de beoordelaar is. De inhoud van de portfoliotoets is gerelateerd aan de reflectie in de coachings- en Beroepsvaardighedenlessen. Uit de documentatie wordt niet duidelijk hoe de beoordeling er concreet uit ziet en waarop studenten worden beoordeeld. In de handleiding staan wel de leerdoelen van het SBC-V1 programma vermeld. In het SBC-V1 programma wordt een duidelijke koppeling gemaakt tussen de ontwikkeling van de student en de IAM-competenties. 3. V2 Assessment: Het V2-assessment instrument bestaat uit 3 onderdelen: 1. de student maakt vooraf een zelfbeoordeling volgens een vastgesteld format (waarin de student per competentie op niveau van startend beroepsbekwaam twee vragen beantwoord: In hoeverre beschik jij over deze competentie en waaruit blijkt dat? en Welke knelpunten en uitdagingen zijn er? 2. de student heeft met 2 assessoren een criterium gericht interview (CGI =een gesprek) over zijn zelfbeoordeling 3. de student ontvangt per mail het advies van de assessoren Het is een ontwikkelingsgericht assessement. Studenten kunnen er niet voor slagen of zakken maar moeten wel aan de voorwaarden voldoen voordat het CGI (gesprek) wordt gevoerd. De opleiding stelt zich tot doel (in het toetsbeleid) dat een toets, voordat deze wordt ingeleverd bij de examencommissie, is besproken met een aantal collega’s en de stroomcoördinator. Informatie over toetsing en beoordelingscriteria in de manuals (studiehandleidingen) wordt gecontroleerd door de betreffende coördinator. Een aantal onderwerpen die op dit moment van belang zijn voor accreditatie komt onvoldoende in beleid/praktijk naar voren. Het gaat dan om: - Hoe zorgt de opleiding voor een uniforme beoordeling bij opdrachten die door meerdere docenten worden nagekeken? - Heeft de examencommissie, met de nieuwe verantwoordelijkheden door de wet versterking besturing, voldoende kwaliteit in huis om de wettelijke taken uit te kunnen voeren? - Geeft de opleiding daadwerkelijk een individuele beoordeling bij groepsopdrachten? Stages: De toetsing van de stages is duidelijk beschreven in de betreffende handleidingen. Beoordelingsformulieren zijn opgenomen en taakverdeling is bekend. Beoordeling van de korte stage is als volgt: Uiterlijk in de laatste week van de stageperiode hebben de student en de stagedocent een afrondend
Auditrapport: opleiding Interactieve Media (bachelor voltijd)
52
beoordelingsgesprek. Dit gesprek vindt plaats op de opleiding. Het stage eindverslag is het vertrekpunt voor dit gesprek en dient daarom een week vooraf te worden ingeleverd. Een belangrijk onderdeel tijdens de bespreking is het competentieformulier; ingevuld door student en door de begeleider van het stagebedrijf. In dit formulier worden jouw ‘scores’ t.a.v. de eindcompetenties Interactieve Media in kaart gebracht. De student vult eerst zelf het competentieformulier in en vervolgens laat je het formulier door de stagebegeleider van het stagebedrijf invullen. De uitkomsten interpreteer je in je eindverslag. De stagebegeleider vanuit het stageverlenende bedrijf heeft een raadgevende rol in de beoordeling. De uiteindelijke beoordeling berust bij de opleiding. Beoordeling van de afstudeerstage vindt plaats op de werkplek in de vorm van een eindgesprek. Voorafgaand hieraan levert de student het stage eindverslag en feedbackformulieren aan. De stagebegeleider van het bedrijf wordt gevraagd feedback te geven en indien noodzakelijk de afstudeerbegeleider te adviseren. De afstudeerbegeleider geeft de uiteindelijke beoordeling. Uit de documentatie wordt niet goed duidelijk wat de opleiding doet om het meeliften terug te dringen. Studenten, docenten en alumni zijn hierover niet tevreden. Wel geeft men als toelichting dat gewerkt wordt met individuele beoordelingscomponenten in de projecten. In de propedeuse heeft dat bijvoorbeeld de vorm van een uitgebreide teamevaluatie, waaruit de coach signalen oppikt. Voor dit documentenonderzoek zijn geen toetsen, antwoordmodellen en gemaakte opdrachten van studenten inclusief beoordeling bekeken. Deze worden tijdens de bezoekdag ingezien en beoordeeld. Nieuwe curriculum: Er is geen visie op toetsen geformuleerd en ook zijn er geen centrale afspraken gemaakt, bijvoorbeeld over het aantal toetsen in een periode en de kwaliteit van de toetsing. Niet bekend is of en hoe studenten op de competenties zullen worden getoetst.
3.2. Gerealiseerde eindkwalificaties 3.2
Nr. doc.
Zijn de gerealiseerde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen (zie standaard 1) in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties? • • • • • • • • • •
Visie, procedure, organisatie en inrichting afstuderen (bijv. in afstudeerhandleiding). Beschrijving onderdelen afstuderen Verdeling taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Rol examencommissie Kwaliteitsborging toetsing afstudeerfase; betrokkenheid van en communicatie met externe begeleider/beoordelaar Borging van kwaliteit eindbeoordeling (o.a. validiteit en betrouwbaarheid) Normering Realisatie van eindkwalificaties volgens nagestreefde eindkwalificaties, qua inhoud, bachelorniveau en HBO-oriëntatie. Betrokkenheid werkveld 4-ogenpricipe ( let op: minimumeis!)
Signaal
nu: oranje
1, nieuw: nog niet te beoordelen
uit NVAO besluit: Ten tijde van de visitatie was voor het panel de opzet van de afstudeerfase en beoordeling ervan niet geheel duidelijk in de tien afstudeerwerken (van de eerste afstudeerlichting) die het panel ter inzage vooraf heeft bestudeerd. Het niveau van de afstudeerwerken was niet altijd direct overtuigend. Aangezien het hier een eerste lichting afgestudeerden betrof, is na de visitatie aan de opleiding gevraagd hierover nadere informatie te verschaffen. De opleiding heeft vervolgens een aantal afstudeerproducten aangeleverd van alle vier de afstudeeronderdelen. In de eerste lichting afstudeerwerken waren een aantal verslagen niet sterk in taalgebruik, literatuurgebruik en bronvermelding. De opleiding heeft hiervoor de procedures aangescherpt. Bestudering van de bijkomende bestuurde afstudeerproducten zijn overtuigend voor het behalen van het hbo-bachelorniveau en het bereiken van de IAM-competenties door studenten. Het panel is van mening dat de opleiding zich goed positioneert tussen wo en mbo onderwijs. De opleiding heeft het gehele vierde studiejaar gedefinieerd als afstudeerfase. Daarin zijn de volgende vier onderdelen gedefinieerd: 1. afstudeerstage van 26 studiepunten (is hiervoor al besproken) in blok 1 en 2 2. afstudeerworkshop van 6 studiepunten in blok 3 en 4 3. afstudeerproject van 26 studiepunten in blok 3 en 4 4. afstudeersessie van 2 studiepunten ter afsluiting van de studie Er is een overkoepelende handleiding waarin de vier onderdelen staan beschreven inclusief de beoordelingscriteria, formats en feedbackformulieren.
Auditrapport: opleiding Interactieve Media (bachelor voltijd)
53
Het afstudeerproject is een individuele opdracht waaraan de volgende criteria zijn gesteld: • Het afstudeerproject is integratief: verschillende IAM disciplines binnen een stroming, zoals deze in het IAM curriculum aan bod zijn gekomen, zijn in de afstudeeropdracht met elkaar in samenhang gebracht. • Het afstudeerproject is praktijkgeoriënteerd: concrete onderwerpen, problemen, oplossingen en/of toepassingen uit de actuele praktijk van interactieve media komen ter sprake. • Het resultaat van het afstudeerproject is op enigerlei wijze bruikbaar en relevant voor de beroepspraktijk. • Het afstudeerproject geeft blijk van een eigen visie en expertise van de student op het onderwerp dat aan de orde is gesteld. • Het afstudeerproject geeft blijk van een zekere originaliteit en creativiteit; het gaat niet alleen om het bundelen en ordenen van wat al bekend is. • De student toont d.m.v. een gedegen PvA, resulterend in een goed gedocumenteerd proces en goed gedocumenteerd eindresultaat en suggesties voor vervolgonderzoek en/of verbetering van het product, te beschikken over het vermogen tot methodisch en reflectief denken en handelen. • De student getuigt d.m.v. een presentatie over het afstudeerproject te beschikken over diepgaande kennis en inzichten in het onderwerp. Het afstudeerproject resulteert in een eindrapport dat bestaat uit een scriptie of projectdocumentatie. Als bewijs levert de student ook aan: een schriftelijk oordeel van de externe professional, die de student heeft gevraagd om als persoonlijke externe begeleider te fungeren en de beoordeling (minimaal V) van het product door het betrokken bedrijf. Niet duidelijk is of bij het aanleveren van projectdocumentatie ook het concrete beroepsproduct wordt bedoeld. De eisen die worden gesteld aan de opbouw van het eindrapport (p. 25 manual afstudeerfase) laten zien dat er sprake is van een onderzoek. Daarbij wordt bij het onderdeel gebruikte theorie aangegeven, dat het ook kan gaan over verslag van bevindingen of totstandkoming en implementatie van het product. Het lijkt als of de opleiding hier op twee gedachten hinkt. Het opleveren van een beroepsproduct en daaraan gestelde eisen is niet helder geformuleerd. Als voldaan is aan de criteria (zie hiervoor) krijgt de student een zes. Er wordt geen feedback gegeven op de kwaliteit. Voorafgaand aan het inleveren van het rapport zijn er verschillende go/nogo momenten. Uit ingevulde beoordelingsformulieren van het afstudeerproject wordt niet goed duidelijk hoe het oordeel van de externe professional is meegewogen. Er wordt aangevinkt of het wel/niet aanwezig is en het oordeel wordt meegenomen bij de vaststelling van de hoogte van het cijfer, maar er is geen toelichting van de beoordelaars op de wijze van meewegen. Er is ook vrijwel geen toelichting van de docenten op het uiteindelijke oordeel. Voor de vaststelling van het cijfer hanteert de opleiding de volgende punten: o Een 7 indien de student daarnaast zelfstandig is en zelf de kwaliteit van zijn werk bewaakt. Bij het zichzelf presenteren, het plan van aanpak en de planning heeft deze student nog begeleiding nodig o Een 8 indien de student er blijk van heeft gegeven professioneel te zijn in wijze van presenteren, het plan van aanpak en de planning. o Een 9 of 10 indien student een uitzonderlijke prestatie heeft geleverd. Dat wil zeggen een buitengewoon product of onderzoek heeft opgeleverd dat buiten de gebaande paden is geproduceerd. Resultaten van de laatste afstudeerprojecten laat zien dat de beoordeling varieert van cijfer zes tot tien. e
Bij de start van het afstudeerproject zijn de afstudeerbegeleider en 2 beoordelaar verantwoordelijk voor het geven van toestemming voor het gekozen onderwerp en de goedkeuring van het plan van aanpak. De afstudeersessie wordt beoordeeld door een afstudeercommissie bestaande uit de afstudeerbegeleider, een 2 docent en een externe IAM professional. Ook voor deze sessie is duidelijk waarop de student beoordeeld zal worden.
e
Wat niet helder wordt na het lezen van de afstudeerhandleiding is het doel van de workshops. De leerdoelen zijn moeilijk te beoordelen en niet duidelijk is wat het studieonderdeel nog bijdraagt aan de competentieontwikkeling van de student. De opleiding geeft aan dat de gedachte achter de afstudeerworkshop is: Belangrijkste taak van ons als opleiding is om IAM professionals op te leiden, die voldoen aan de wensen en eisen van het IAM beroepenveld. Dat beroepenveld bevindt zich namelijk in een vakgebied dat nog altijd in hoog tempo in ontwikkeling is. Door zoveel mogelijk contacten te onderhouden met externe IAM professionals, bedrijven en organisaties, zorgen we ervoor dat we een vinger aan de pols hebben in dit dynamische vakgebied. En zo kunnen we peilen of onze opleiding voorziet in de wensen van het vakgebied, of dat er aanpassingen nodig zijn. Jij als afstudeerder zit, als het goed is, nu midden in het IAM werkveld. Een uitgelezen kans voor ons als opleiding om daarvan bij het bouwen van ons netwerk gebruik te maken. Tegelijkertijd kan je ook zelf contacten en inspiratie opdoen, wat weer goed is voor jou in de aanloop naar de arbeidsmarkt. Bovendien kan het samenwerken in een team voor jou een welkome afwisseling zijn, naast het afstudeerproject dat veelal een individuele en daardoor wellicht eenzame onderneming is.
Auditrapport: opleiding Interactieve Media (bachelor voltijd)
54
Realisatie van eindkwalificaties Bij de beoordeling van de afstudeerstage zijn de competenties onderwerp van gesprek en opgenomen in het feedbackformulier. Bij de beoordeling van het afstudeerproject is er geen relatie met de competenties, wel worden criteria gehanteerd die zijn afgeleid van het bachelorniveau (en hbo-kernkwalificaties). De opleiding heeft een aantal eindrapporten van het afstudeerproject aangeleverd inclusief beoordeling. De rapporten zullen door de panelleden vooraf worden doorgenomen en de (inhoudelijke) kwaliteit zal onderwerp van gesprek zijn tijdens de bezoekdag. Nieuwe curriculum: De opleiding begint de vernieuwing in de propedeuse en het eerste jaar van de hoofdfase. De programmaonderdelen van de andere twee studiejaren worden in outline ontwikkeld. In de documentatie is nergens aangegeven hoe men gaat aantonen dat de competenties door studenten worden behaald. Wel is duidelijk dat er inhoudelijke verschillen zullen zijn tussen studenten, omdat ze andere keuzes maken binnen het flexibele programma. Niet bekend is of studenten zich gaan richten op een specifieke beroepsrol (vergelijkbaar met de afstudeerrichting van nu), of er verplicht aan meerdere rollen wordt gewerkt of dat flexibiliteit ook tot andere, niet door de opleiding gedefinieerde, beroepsrollen kan leiden. Kortom; niet bekend is hoe de opleiding gaat bewaken dat de gerealiseerde kwalificaties van de student overeen komen met de nagestreefde kwalificaties zoals vastgelegd in het document ‘competenties en niveaus’.
3.3
Borging kwaliteitszorg (evaluatie, pdca en en verbeterbeleid)
Evaluatiegegevens: V2- Assessment is afgelopen jaar vernieuwd (pilot) en grondig geëvalueerd. Belangrijke maatregelen om het assessment te laten slagen zijn: • Er moet een profiel komen voor zowel de SLB-er als de assessor. • Voorbereidingen treffen om het V2-assessment in te bedden in de organisatie van het studiejaar 2011-2012 gedurende studiejaar 2010-2011. Er is ook vraag vanuit de assessoren om een hele lijn uit te zetten en al te starten in V1 of zelfs de propedeuse. Het zijn dure instrumenten die goed benut moeten worden. Nadenken over competentiegericht werken en toetsen. Er moet een goed plan geschreven worden over SBC/SLB en e toetsen en beoordelen. Voorbereidingen op het V2-assessment in het 3 jaar verbeteren door al aan het begin van het jaar te starten een vorm van zelfbeoordeling. • Nadenken om alle SBC-gesprekken, van jaar 1 tot en met 4, in assessmentstijl toe te passen? • Assessments uitschrijven en vormgeven. à opnemen in het toetsbeleid. Er moet nagedacht worden hoe toetsen en beoordelen volgens assessment-stijl kan worden ingezet in de opleiding. Het is ook een uitdaging om bepaalde toetsen niet te doen in plaats van een extra toetsvorm erbij. • Nadenken hoe het advies aan het einde van de afstudeerfase terug moet komen in de afstudeerfase en hoe afstudeerbegeleiders worden ingestrueerd. • Indien nodig: volgende groep assessoren trainen • Rendementsverwachtingen managen, door meer competentie cq. assessmentgericht te toetsen: à opnemen in het managementcontract. in 2010 is er een evaluatie onder de afstudeerders (en langstudeerders) gehouden. De uitkomsten daarvan zijn voor een buitenstaander moeilijk te interpreteren. Wat wel duidelijk is: • de tijdsinvestering voor het afstudeerproject ligt voor bijna 70% van de studenten onder de dertig uur per week • dat studenten vaker een afspraak willen met de begeleider • dat studenten inhoudelijke hulp van de begeleider en regelmatig feedback belangrijk vinden • dat niet alle studenten de workshops belangrijk vinden • een aantal studenten geeft in de open antwoorden aan dat er te weinig aandacht is voor onderzoeksvaardigheden Voor evaluatie van de afstudeerstage zie 2.1.10 toetsing MTM 2008 2006
vrg nr.
STM 2010 2009 2008
vrg nr.
vraag inhoud toetsen sluit aan op voorafgaand onderwijs heldere beoordelingscriteria van toetsen juiste toepassing criteria resultaten toetsen met docent bespreken
vrg nr,
uitkomsten Onderzoekshuis HvA
ATM 2010 2009
14a
3.3
3.4
3.3
20a
3.5
3.7
16l
3.5
3.4
14b
3.2
3.4
3.3
20c
3.4
3.3
16m
2.9
3.2
14c
3.3
3.3
3.3
20d
3.2
3.5
14d
3.3
3.3
3.2
Auditrapport: opleiding Interactieve Media (bachelor voltijd)
55
kwaliteit feedback van docenten voorkomen van meeliften Aansluiting toetsen op leerdoelen programma
14e 14f
3.3 2.8
3.3 2.9
3.3 2.9
20e
2.7
3.4
20b
3.5
3.9
16n 16o
3.3 2.6
3.7 2.5
* overzicht van aantal respondenten per instrument per jaar en evt. per specifieke groep staat bij 1.3.4
uitkomsten Onderzoekshuis HvA
2010
2009
te hoog
precies goed
te laag
te hoog
precies goed
te laag
15
69
17
9
68
23
Propedeuse
32
65
3
11
80
9
Tweedejaars
2
73
24
9
62
28
Derdejaars
2
73
24
5
58
38
Vierdejaars
0
59
41
4
50
46
vraag 22b STM oordeel over niveau (moeilijkheidsgraad) van de toetsen
gerealiseerd niveau
wat is je oordeel over het niveau (moeilijkheidsgraad) van de opleiding
22a
Oordeel niveau te laag 22a
(veel) te hoog precies goed (veel) tel laag Propedeuse Tweedejaars Derdejaars Vierdejaars
2010 7% 63 31 10 42 51 55
2009 7 62 31 15 28 58 63
2008 5 65 30 12 38 71 50
24
MTM (docenten) 2008 2006 0 0 57.1% 63.6 42.8% 35.3
vrg nr.
vraag
vrg nr.
STM
vrg nr,
uitkomsten Onderzoekshuis HvA
17
ATM 2010 6% 56% 38%
2009 0 42 58
In de MTM zijn ook vragen over het eindniveau van vaardigheden van studenten (vraag 27) opgenomen. De meest opvallende onderwerpen worden hieronder genoemd. vrg nr,
uitkomsten Onderzoekshuis HvA Vraag 27 Knopen doorhakken Hoofd- van bijzaken onderscheiden Relevante informatie vergaren en benutten Mensen met andere achtergronden/opvattingen begrijpen Professioneel handelen in internationale context
27e 27g 27h 27n 27p
MTM 2008 2.9 2.8 2.2 2.9 2.7
2006 3.8 3.7 3.2 3.4 nvt
Docenten geven als belangrijkste drie kwalificaties voor de voorbereiding van de student op de arbeidsmarkt (MTM 2008): 1. Nieuwe ideeën en oplossingen bedenken 2. Creatief inspelen op onverwachte situaties 3. kennis uit relevante disciplines toepassen
vraag 13
ATM
vrg nr,
uitkomsten Onderzoekshuis HvA
2010 mate waarin huidige functie of vervolgopleiding aansluit op de 13a opleiding wat betreft opleidingsrichting 2009
mate waarin huidige functie aansluit op de opleiding wat betreft niveau
13b
2010 2009
zeer slecht
slecht
redelijk
goed
zeer goed
4
0
26
48
22%
0 4 0
0 0 0
21 43 21
50 39 57
29 13 21
ATM 2010 Vraag 14 In hoeverre zijn de kwalificaties relevant voor een goede uitvoering van uw huidige functie. In welke mate heeft uw opleiding bijgedragen aan de ontwikkeling van deze algemene kwalificaties Voor vrijwel alle algemene kwalificaties geven de alumni aan dat deze zeer relevant zijn (3.8 of hoger). Minder relevant zijn 'het vermogen om relevante wetenschappelijke kennis te vergaren en te benutten (3.2) en 'het vermogen om mensen met andere (culturele) achtergronden of met andere opvattingen te begrijpen (3.1). Over de mate van ontwikkeling in de opleiding zijn de alumni ook positief, maar in vergelijking met de relevantie is het oordeel op vrijwel alle kwalificaties iets lager. Meest opvallend is het verschil bij 'het vermogen om professioneel te functioneren in een internationale context. Relevantie is 3.8 , maar mate van ontwikkeling 2.8.
Auditrapport: opleiding Interactieve Media (bachelor voltijd)
56
Vraag 15
In hoevere zijn de genoemde competenties relevant voor een goede uitvoering van uw huidige functie In welke mate heeft uw opleidiing bijgedragen aan de ontwikkeling van deze algemene competenties Alumni zijn zeer positief over de relevantie van de zes beroepscompetenties voor de huidige functie. Ook hier is men iets minder positief over de mate van ontwikkeling in de opleiding, maar nog altijd ruim tevreden (tussen 3.4 en 3.9).
Verbetermaatregelen: niet aangetroffen
Auditrapport: opleiding Interactieve Media (bachelor voltijd)
57
Bijlage 1: Geraadpleegde documentatie nr. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27
titel NVAO accreditatiebesluit Opleidingsplan Instituut voor Interactieve Media studiegids 2010-2011 competenties IAM professional manual afstudeerfase 2010-2011 Loopbaan en scholingsbeleid 2007-2010 BICT - Bachelor of ICT domeinbeschrijving schematisch programmaoverzicht keuzegids 2011 STM 2010 en STM 2011 NSE 2010 MTM 2010 ATM 2009-2010 ETM 2009-2010 pijplijngrafieken peildatum 31-8-2010 notulen OAR Managementcontract 2010-2011 studiehandleidingen (manuals) CMDA expertise gebieden docenten stagehandleidingen Onderwijs en examenregeling 2010-2011 (OER) Newbee cursus voor nieuwe docenten SBC handleidingen Toetsbeleid 2005-2006 werk van studenten in de vorm van rapportage van afstudeerstage en afstudeerproject Blokevaluaties Notulen van overleggen: Oc, Examencommissie, Management, docenten
datum januari 2008 november 2006 juni 2007 juni 2010 september 2007 2009
2009-2011
digitale documentatie: d01 Intranet van de opleiding http://intra.iam.hva.nl/content/ d02 Feiten en cijfers van de HBO-raad (bekeken februari 2011) http://www.hbo-raad.nl/hboraad/feiten-en-cijfers/cat_view/60-feiten-en-cijfers/63-onderwijs d03 Studium Excellente http://www.studium-excellentie.info/ d04 rooster: http://rooster.hva.nl/2010sm2nl/Default.aspx d05 Link naar lectoraat: http://networkcultures.org/wpmu/portal/ d06 informatie over het nieuwe curriculum http://cmdamsterdam.blogs.dmci.hva.nl/
Auditrapport: opleiding Interactieve Media (bachelor voltijd)
58
Bijlage 2 Totaaloverzicht van accreditatiebeoordeling op facet- en onderwerpniveau Onderwerp/Facet Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding 1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Niveau bachelor 1.3 Oriëntatie HBO bachelor Totaaloordeel Onderwerp 2 Programma 2.1 Eisen HBO 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud 2.8 Beoordeling en toetsing Totaaloordeel Onderwerp 3 Inzet van Personeel 3.1 Eisen HBO 3.2 Kwantiteit personeel 3.3 Kwaliteit personeel Totaaloordeel Onderwerp 4 Voorzieningen 4.1 Materiële voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding Totaaloordeel Onderwerp 5 Interne kwaliteitzorg 5.1 Evaluatie resultaten 5.2 Maatregelen tot verbetering 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld Totaaloordeel Onderwerp 6 Resultaten 6.1 Gerealiseerde niveau 6.2 Onderwijsrendement Totaaloordeel
Auditrapport: opleiding Interactieve Media (bachelor voltijd)
Opleiding Interactieve Media Goed Goed Goed Positief Goed Goed Goed Voldoende Voldoende Voldaan Goed Voldoende Positief Goed Goed Voldoende Positief Voldoende Goed Positief Voldoende Goed Voldoende Positief Voldoende Voldoende Positief
59
Bijlage 3 Programma nieuwe curriculum (versie 30-3-2011)
CMDA 2011- 2012 Versie 30 maart 2011 Propedeuse Blok1 Projecten leerlijn Conceptuele leerlijn
Blok 2
Blok 3
I am ON Buurt & stad Medium
5
Play & Learn Onderwijs & Opvoeding Medium
Internet standaarden (T)
3
Taal in context (C)
3
Understanding design (D)
3
Programmeren(T)
UCD (S)
3
Vormgeving (D)
Reflectie leerlijn
Blok 4 10
Kunst in de stad Kunst & Cultuur Vrij
5
Maatschappij & media (C)
3
DfI: Humans & Computers (D)
3
3
Marketing (S)
3
Media geschiedenis (C)
3
3
Plug & Play (T)
3
Business mapping (S)
3
2
SLC – Studieloopbaancoaching Hier ben ik
Dit leer ik
Dit onderzoek ik
Dit ben ik
+ SRP 1 studiepunt + Domeinweek 1 studiepunt Groen = BAS-vak
Auditrapport: opleiding Interactieve Media (bachelor voltijd)
60
V1 (jaar 2) Blok 1
Blok 2
Projecten leerlijn
Alle hens aan dek Sport en beweging of Privacy en Veiligheid Medium/small
Conceptuele leerlijn
Informatie architectuur (S)
3
Onderzoek voor ontwerp (D)
3
Blok 3
Blok 4
9
The proof of the icecream Sport en beweging of Privacy en Veiligheid Medium/small
6
DfI: Models & processes (D)
3
Trendanalyse (T)
3
Strategische media (S)
3
Mediasociologie (C)
3
Korte Stage 12
Front end (T) Evidence based design (D)
Cultuur & media (C)
3
ServerSideScriptin g (T)
3
Online Marketing (S)
Storytelling (S)
Interculturele bewustwording (C)
Prototyping (D)
Vorm & interactie (D)
Storage (T)
3
3
Copywriting (S) Visuele communicatie (C) Reflectie leerlijn
2
SLC – Studieloopbaancoaching Dit ga ik doen
+ SRP 1 studiepunt
Dit kan ik
Dit wil ik
Ik zoek & vind
Blok 3 en 4 spiegelen
Auditrapport: opleiding Interactieve Media (bachelor voltijd)
61
V2 (jaar 3) Blok 1
Blok 2
Blok 3
Projecten leerlijn
7
Amsterdam geneest Ziekte en gezondheid Vrij
Conceptuele leerlijn
Bedrijfsstrategie (S)
3
DfI: complex interaction (D)
3
Ubicomp (T)
3
Financieel management (S)
3
Blok 4 3 0
Minor City discourse (S) Mobiele interactie (T) Hack scripting (T)
Interactief scenario (C) Meer dan GUI (D) Vorm en beweging (D)
3
Realtime Data Visualisatie (T)
Ondernemen (S)
Interactie in context (D)
Media literacy (C)
Plausible prophecy (C)
Frameworks (T)
3
3
Service Design (S) Onderzoek 2.0 (D) Reflectie leerlijn
SLC – Studieloopbaancoaching
2
Afstudeerfase
Auditrapport: opleiding Interactieve Media (bachelor voltijd)
62