Opleidingsplan Instituut voor Interactieve Media
Vastgesteld in het MT november 2006
Colofon
Redactie
Emilie Randoe, Irene Sparreboom en Joke Kersbergen
Eindredactie
Rietje van Vliet
Vormgeving Druk
© Instituut voor Interactieve Media, 2006.
Hogeschool van Amsterdam Instituut voor Interactieve Media Gebouw Leeuwenburg Weesperzijde 190 1097 DZ Amsterdam T 020 - 595 18 55 F 020 – 595 18 40 E
[email protected] W www.interactievemedia.hva.nl
2 Opleidingsplan IAM versie 3 d.d. 21-10-2006
Facts & Figures Instituut gestart in
2002
Croho-nummer
34092
Studenten 2006-2007 Propedeuse Afstudeervariant Business & Organisatie Afstudeervariant Content & Communicatie Afstudeervariant Techniek, Design & Interactie
734
Aantal alumni
35
Aantal formatieplaatsen docenten
22,8
Aantal formatieplaatsen staf en management
5,2
Aantal aanvragen vanuit het bedrijfsleven voor stagiaires 2005-2006
169
Aantal stagiaires 2005-2006
185 ( slechts 20% hiervan maakt gebruikt van het stageaanbod. De overigen vinden zelf een stageplaats)
Diploma na 4 jaar cohort 2002
21%
Propedeuse na 2 jaar cohort 2004 Propedeuse na 1 jaar cohort 2005
60.6% 54%
290 75 147 222
Instituut voor Interactieve Media Een van de jongste instituten van de Hogeschool van Amsterdam is het Instituut voor Interactieve Media (IAM). Hiermee speelt de hogeschool in op de snelle ontwikkelingen op het gebied van interactieve media en de groeiende behoefte aan hoogopgeleide professionals binnen het beroepsdomein. Het Instituut voor Interactieve Media bestaat uit drie onderdelen. Allereerst is er de afdeling die de bacheloropleiding Interactieve Media verzorgt. Dan is er het Institute of Network Cultures (INC): het lectoraat dat onderdak biedt aan onderzoek, bijeenkomsten en (online) initiatieven op het gebied van internet en nieuwe media. Het Medialab is het derde instituutsonderdeel. Het biedt onderzoekende studenten van diverse opleidingen de mogelijkheid er innovatieve en interdisciplinaire afstudeerprojecten uit te voeren op het gebied van interactieve media.
3 Opleidingsplan IAM versie 3 d.d. 21-10-2006
Inhoudsopgave Colofon....................................................................................................................................................2 Inhoudsopgave........................................................................................................................................4
2.
3.
4.
6.
7.
1.1
Landelijk beroepsprofiel .............................................................................................................5
1.2
Opleidingsprofiel.........................................................................................................................6
Curriculum Interactieve Media .........................................................................................................9 2.1
Studieconcept IAM .....................................................................................................................9
2.2
Organiserend Beginsel.............................................................................................................10
2.3
Opbouw curriculum ..................................................................................................................12
2.4
Niveaus binnen het curriculum .................................................................................................13
Leerlijnen en didactische werkvormen...........................................................................................17 3.1
Didactische werkvormen ..........................................................................................................17
3.2
Docentrollen .............................................................................................................................17
3.3
Toetsen en beoordelen ............................................................................................................18
Externe oriëntatie en internationalisering.......................................................................................20 4.1
De buitenwereld binnenhalen...................................................................................................20
4.2
Internationalisering ...................................................................................................................21
5.1
Instroombeleid..........................................................................................................................22
5.2
Doorstroombeleid .....................................................................................................................22
5.3
Materiële voorzieningen ...........................................................................................................23
Personeelsbeleid ...........................................................................................................................24 6.1
Competentieprofielen docenten ...............................................................................................24
6.2
Kwaliteitszorg personeel ..........................................................................................................24
Sturen op kwaliteit en resultaten....................................................................................................26 7.1
Kwaliteitszorgsysteem..............................................................................................................26
7.2
Resultaten ................................................................................................................................26
8. Bijlage 1: Beroepsprofiel Interactieve Media
4 Opleidingsplan IAM versie 3 d.d. 21-10-2006
1. Van beroepsprofiel tot opleidingsprofiel Voor verdere informatie zie: • Landelijk beroeps- en competentieprofiel Communicatie- & Multimedia Design, versie 2.3 (okt. 2006) • Beroepsprofiel Interatieve Media, versie 4 (maart 2005) • Competentieprofiel Instituut voor Interactieve Media, juni 2006 • Jaaprogramma verdiepings- en afstudeerfase IAM, versie 11 (juni 2006)
Dit hoofdstuk beschrijft allereerst het landelijk gedeeld beroepsprofiel, opgesteld door het Landelijk Platform Communication & Multimedia Design. Hier komen de beroepscategorieën ter sprake, algemene kenmerken en het landelijke beroepscompetentieprofiel (1.1). Van dit landelijke beeld is een vertaalslag gemaakt naar het beroeps- en opleidingsprofiel Interactieve Media. Nadat eerst is aangegeven waar IAM haar eigen accenten legt binnen het landelijke profiel, volgt een overzicht van de kerncompetenties waar de opleiding naar toe werkt. Voorts wordt aangegeven welke drie uitstroomprofielen er bij de drie afstudeervarianten worden onderscheiden (1.2).
1.1
Landelijk beroepsprofiel
Er zijn momenteel zes geregistreerde opleidingen Communication & Multimedia Design, waarvan de opleiding Interactieve Media van de Hogeschool van Amsterdam er één is. Ze hebben zich verenigd in het Landelijk Platform CMD-opleidingen. Ze leiden allen specialisten op voor het nieuwe domein van interactieve media dat ontstaan is uit de voorheen gescheiden disciplines technologie, vormgeving, marketing, management & organisatie Gezamenlijk hebben ze een landelijk gedeeld beroepsprofiel opgesteld, dat mogelijkheden biedt tot het leggen van eigen accenten. Een beroepsprofiel geeft weer over welke kwalificaties studenten moeten beschikken aan het eind van de opleiding. Het geeft dus antwoord op de vraag: wat willen wij onze studenten meegeven in de opleiding zodat ze na afstuderen als startende professional goed beslagen ten ijs komen? Beroepscategorieën Het domein van communicatie en multimedia design is nog jong en nog volop in ontwikkeling. Bovendien vraagt de aard van het beroep om toekomstgerichtheid, nieuwsgierigheid en een grensverleggend vermogen. Daarnaast speelt mee dat IAM-professionals werken in een breed scala aan functies, die nog lang niet zijn uitontwikkeld. De Nomenclature Analytique du Multimédia Européen (NAME) onderscheidt zeven beroepscategorieën:
projectmanagement (projectmanager/producent, projectassistent); authoring (scriptwriter, auteur); grafische realisatie en design (art director, webdesigner, ontwerper, usability specialist); softwareontwikkeling (ontwikkelaar, integratiespecialist); website administratie (websiteadministrateur); webmarketing (web marketeer, audience developer); algemeen (netsurfer, moderator).
Kenmerken beroepsprofiel Ondanks het nog altijd sterk dynamische beroepsbeeld is het wel degelijk mogelijk met een aantal kenmerken het beroep te kenschetsen: •
‘Human driven’: niet de technologie staat centraal, maar de toegevoegde waarde van de communicatieoplossing voor de eindgebruiker of doelgroep. Daarbij gaat het om toepassingen 5
Opleidingsplan IAM versie 3 d.d. 21-10-2006
als mobiele media, interactieve televisie, driedimensionale interactieve omgevingen, games en animaties, gebruikersinterfaces in intelligente multimediatoepassingen. •
Multidisciplinaire samenwerking: interactieve media toepassingen worden in multidisciplinaire teams ontworpen en ontwikkeld. Het is voor individuele specialisten niet meer mogelijk de ICT te beheersen, concepten voor interactieve media toepassingen te bedenken, te ontwikkelen of zelfs in gebruikersomgevingen te implementeren.
•
Analyseren, ontwikkelen, ontwerpen, produceren en adviseren: als consultant, ontwerper of als ontwikkelaar vormt de professional een belangrijke schakel in het team. Persoonlijkheid, visie, verantwoordelijkheidsbesef, communicatieve vaardigheden, leiderschap en business‘acumen’ zijn sleutelbegrippen. Professionals kunnen een complex communicatievraagstuk analyseren en gaan voor de oplossing systematisch te werk.
•
Innovatief ondernemerschap: IAM-professionals zijn altijd op zoek naar nieuwe toepassingen voor interactieve media. Hun werkterrein bevindt zich in het hart van de ‘creative industries’. Innovatie gaat nauw samen met het zoeken naar nieuwe bedrijvigheid, nieuwe commerciële ondernemingen. Ondernemendheid versterkt uiteindelijk ook de slagkracht van het beroepenveld en draagt zelf ook weer bij aan product- en procesinnovaties.
Landelijk competentieprofiel Voor het landelijke beroepsprofiel zijn de volgende zes domeincompetenties vastgesteld: •
Beginnende multimediaprofessionals zijn in staat relevante en recente vakinhoudelijke (wetenschappelijke) kennis en inzichten te gebruiken bij het oriënteren op en analyseren en interpreteren van verschillende digitale communicatievraagstukken op betekenis en vorm binnen de relevante of gewenste context van gebruik.
•
Beginnende multimediaprofessionals zijn in staat op basis van oriëntatie en analyse creatieve en innovatieve oplossingen te concipiëren en te visualiseren voor digitale communicatievraagstukken die rekening houden met de behoeften en/of de context waarin deze worden gebruikt en die tegemoet komen aan de wensen van de opdrachtgevers.
•
Beginnende multimediaprofessionals kunnen binnen professionele werkomgevingen meewerken aan multimediaprojecten en kunnen multimediaobjecten produceren op basis van aangeleverde ontwerpspecificaties voor uiteenlopende communicatievraagstukken.
•
Beginnende multimediaprofessionals zijn in staat een multimediaobject te implementeren, te onderhouden en te beheren met als doel de kwaliteit van de communicatie met en tussen gebruikers te waarborgen.
•
Beginnende multimediaprofessionals kunnen adequaat samenwerken met anderen in een multiculturele, internationale en/of multidisciplinaire beroepsomgeving; ze kunnen meedenken over de doelen en inrichting van de (project)organisatie.
•
Beginnende multimediaprofessionals zijn in staat te reflecteren op hun eigen professionele ontwikkeling en beroepshandelingen.
1.2
Opleidingsprofiel
De opleiding Interactieve Media heeft in het landelijk vastgestelde beroepsprofiel de volgende accenten gelegd: • • • •
startende IAM-professionals kunnen voor opdrachten in het brede vakgebied van interactieve media effectieve oplossingen bedenken, ontwerpen, ontwikkelen en managen; ze kunnen opdrachtgevers adviseren over de business-, communicatieve, technologische, ontwerp- en culturele aspecten van interactieve media; ze hebben een multidisciplinair kernprofiel en een brede oriëntatie op het vakgebied; ze beheersen de zes IAM-specifieke kerncompetenties (zie hoofdstuk 3) en zijn in staat om te werken op operationeel, tactisch en strategisch niveau; 6
Opleidingsplan IAM versie 3 d.d. 21-10-2006
•
ze kunnen zich op de arbeidsmarkt richten op zowel de vraagzijde als aanbodzijde van IAMproducten en -diensten.
De zes competenties van IAM 1. Creërend en interactief denkvermogen: beginnende IAM-professionals zijn in staat om visie, ideeën, kennis en vaardigheden te combineren om tot effectieve en vernieuwende oplossingen voor IAM-vraagstukken te komen. 2. Communicatief vermogen: beginnende IAM-professionals zijn is in staat te communiceren over een visie, de ontwikkeling en productie/beheer van een interactieve mediaoplossing, zowel in een multidisciplinair team als met opdrachtgevers en eindgebruikers. 3. Omgevingsgerichtheid: beginnende IAM-professionals getuigen van een onderzoekende houding waarin zij op basis van oriëntatie en analyse op de hoogte zijn van relevante technische, professionele en maatschappelijke ontwikkelingen op het gebied van interactieve media. Zij kunnen deze kennis in de context van een opdracht plaatsen en houden daarbij rekening met de behoeften en de wensen van de opdrachtgever en eindgebruiker. 4. Productie- en beheerbekwaam: beginnende IAM-professionals kunnen een vakinhoudelijke bijdrage leveren aan interactieve mediaprojecten en kunnen multimediaobjecten produceren, implementeren en beheren op basis van aangeleverde ontwerpspecificaties. 5. Multidisciplinaire samenwerkings- en managementvaardigheden: beginnende IAMprofessionals kunnen samenwerken met anderen in een multiculturele, internationale en/of multidisciplinaire beroepsomgeving. Ze kunnen op startersniveau leidinggevende- en managementtaken uitvoeren. 6. Methodisch en reflectief denken en handelen: beginnende IAM-professional zijn in staat methodisch te werken en om op hun eigen professionele ontwikkeling en beroepshandelingen te reflecteren. Afstudeerprofielen Studenten die de opleiding IAM met succes hebben afgerond, hebben zich gespecialiseerd in één van de drie afstudeervarianten:
•
Afstudeervariant Business & Organisatie (BO) De afstudeervariant BO leidt studenten op tot professionals die zich in het beroepenveld ontwikkelen tot mondige allrounders op het gebied van nieuwe media. Met nadruk op ‘nieuw’, want BO’ers zijn continu op zoek naar nieuwe mogelijkheden voor het bereiken van doelgroepen, zowel met interactieve/mobiele, analoge nieuwe media, als met een combinatie daarvan. De focus binnen de afstudeervariant ligt op het ontwikkelen van zakelijke, organisatorische en management vaardigheden. BO’ers hebben in hun professionele leven een relatief zelfstandige functie. Hun belangrijkste taken betreffen de verantwoordelijkheid voor lopende projecten en het bieden van service aan klanten. Ze hebben affiniteit met concepten én techniek, geven op lopende zaken inhoudelijk advies en hebben een ruime kijk op het managen van online projecten. Hun werkzaamheden bestaan onder andere uit het onderhouden van contact met de klant, het beheersen van meerdere projecten, het maken en bewaken van planningen, begrotingen, statusrapporten, interne opdrachten en debriefings. Samen met de creatief directeur en het creatieve en technische team realiseren ze ambitieuze projecten op gebied van online communicatie, website development en mobiele applicaties. Na afstuderen gaan BO’ers aan het werk als junior-projectmedewerker, junioraccountmanager. Na enkele jaren liggen functies in het bereik als senior-projectmedewerker, senior-accountmanager, e-Marketeer, e-Business manager, CRM-manager. Op wat langere termijn (na zo’n acht jaar) bekleden BO’ers naar verwachting functies als brand director, brand strateeg, channel manager, of ondernemer. 7
Opleidingsplan IAM versie 3 d.d. 21-10-2006
•
Afstudeervariant Content & Communicatie (CC) De afstudeervariant CC richt zich op de communicatieve en conceptuele kant van interactieve media in allerlei communicatieprocessen. Vanuit de marketing- en communicatiestrategie leren studenten passende, interactieve concepten ontwikkelen, waarbij woord, beeld en geluid optimaal integreren. Tevens leren zij content ontwerpen en ontwikkelen, met name in copywriting, visual design en video. Studenten begeven zich hiermee op het snijvlak van vier kennisdomeinen: branding & design, visuele communicatie, conceptontwikkeling, en interactieve content (woord, geluid, beeld, bewegend beeld). CC’ers beheersen het vakgebied content en communicatie zodat zij als startende professionals een communicatiestrategie en effectieve interactieve oplossingen kunnen bedenken, ontwikkelen en managen. Bovendien kunnen zij opdrachtgevers adviseren over de communicatieaspecten van interactieve media. Hun functies variëren van communicatieadviseur nieuwe media, webredacteur, en conceptontwikkelaar tot content developer of bijvoorbeeld cross media specialist.
•
Afstudeervariant Techniek, Design & Interactie In de afstudeervariant TDI gaat het om concept en code, waarbij de gebruiker centraal staat. TDI’ers richten zich op het ontwerpen en realiseren van innovatieve en interactieve mediaoplossingen in een veranderende maatschappij. Ze zijn gewend in multidisciplinaire teams samen te werken en weten de laatste ontwikkelingen op waarde te schatten en toe te passen. Zij zijn de architecten van de interactieve media. Studenten die deze afstudeervariant hebben gekozen, hebben een ontwerpersprofiel. Sleutelbegrippen zijn hier innovatie, creatie, techniek, design, interactie, netwerken, denken & doen, probleemoplossend, flexibel. Zij zijn immers degenen die interactieve producten en oplossingen ontwerpen en ontwikkelen. TDI’ers zijn dan ook breed georiënteerd. Ze kunnen complete producten opleveren: ze zijn visueel, interaction en technisch ontwerper. TDI’ers werken voor uiteenlopende applicaties aan het daadwerkelijk ontwikkelen van interactieve media toepassingen. En voor uiteenlopende bedrijven: in de ict-sector maar ook bij de televisie. Dit doen ze als kleine zelfstandige, als ondernemer in een creatief team of in loondienst bij een bedrijf. In de eerste jaren van hun carrière zullen TDI’ers een meer uitvoerende rol innemen; na enkele jaren zal daar een adviserende functie bijkomen.
8 Opleidingsplan IAM versie 3 d.d. 21-10-2006
2. Curriculum Interactieve Media Voor verdere informatie zie: • Elly Mathijssen-Jansen, ‘Competentiegericht leren, uitgangspunten en pijlers’ (febr. 2004), op website HvA community onderwijsontwikkeling (www.cop.hva.nl) • Studie- en Beroepscoaching, visie en beleid (xxx) • Competentieprofiel Instituut voor Interactieve Media, juni 2006 • Jaarplan propedeuse 2005/6, versie 6 (28-09-2006) • Onderwijsprogramma verdiepings- en afstudeerfase IAM, versie 11 (01-06-2006) • Projectenbeleid 2006-2007 • Mariët Herlé en Thomas Hamer, Stagebeleid studiejaar 2005-2006, vastgesteld 3-11-2005 • Manual korte stage V1 – Blok 4, januari 2006 • Anneke van Bemmel, Manual Afstudeerfase afstudeerjaar 2006-2007, versie 1.0 (31-8-2006) • Onderwijsexamenreglement IAM (OER). Dit hoofdstuk is een concretisering van het opleidingsprofiel IAM zoals dat in het vorige hoofdstuk uiteen is gezet. Deze concretisering laat zien op welke manier het opleidingsprofiel is omgezet in een curriculum. Eerst wordt ingegaan op het studieconcept dat aan het curriculum ten grondslag ligt (2.1). Daarna komt het Organiserend Beginsel aan de orde: een alomvattend overzicht van hoe de opleiding met alle verschillende onderdelen is opgebouwd (2.2). De opbouw van het curriculum in een funderende lijn, een projectenlijn en studie- en beroepscoaching (SBC) wordt eveneens uiteen gezet (2.3). De niveaus binnen het curriculum worden vervolgens in kaart gebracht met aandacht voor het curriculum in een propedeuse, verdiepingsfase en een afstudeerfase. Daarbij wordt onder andere ingegaan op de stages, minors en verschillende projecten (2.4).
2.1
Studieconcept IAM
De opleiding Interactieve Media is een competentiegestuurde opleiding. Uitgangspunt is dat de beroepspraktijk centraal staat. Doelstellingen en eindkwalificaties zijn verwerkt in een beperkt aantal competenties (zie hiervoor hoofdstuk 1.2). Het studieconcept van IAM komt overeen met dat van de Hogeschool van Amsterdam. Een competentie is het zichtbare vermogen van professionals om kennis, houding en vaardigheden te integreren tot adequaat beroepsmatig handelen. De student moet iets van zichzelf kunnen laten zien in een situatie en context die voor de activiteit kenmerkend is. Aan het einde van de opleiding heeft de student zich op de zes competenties ontwikkeld op het niveau van een startende beroepsbeoefenaar. Pijlers studieconcept Alle leerprocessen binnen de opleiding zijn gericht op het verwerven van competenties. Competentiegestuurd opleiden heeft dan ook ingrijpende consequenties voor de inrichting van het onderwijsprogramma, de werkvormen, de inhoud van de opleiding, het aansturen van studenten en van docenten. Het concept rust op een zestal pijlers, die voor IAM essentieel zijn: • • • • • •
kernvraagstukken uit het beroep zijn vertrekpunt; studenten leren (zelfstandig) te leren; de opleiding faciliteert en begeleidt; geïntegreerde leer- en werkomgevingen; reflectieve en onderzoeksmatige activiteiten; transparante en gevarieerde toetsings- en beoordelingsprocedures.
9 Opleidingsplan IAM versie 3 d.d. 21-10-2006
Oriëntatie op wetenschap en beroepspraktijk Een logisch gevolg van het studieconcept is dat IAM-studenten zich vanaf het allereerste begin van de opleiding oriënteren op de beroepspraktijk. IAM heeft ervoor gekozen om hen te laten werken aan opdrachten voor externe opdrachtgevers. Ze werken steeds projectmatig en vanuit verschillende beroepsrollen in multidisciplinair verband samen aan de productie van interactieve mediaoplossingen. Het curriculum is per periode afgestemd op de fasering van het produceren van een interactieve mediaoplossing: van ontwerp tot en met implementatie. Naarmate de opleiding vordert, verschuift het accent van operationele werkzaamheden, maar tactische en strategische werkzaamheden (zie 2.2. Organiserend Beginsel). Deze permanente externe oriëntatie heeft twee belangrijke voordelen. Het ontwikkelen van de competenties wordt afgestemd op het werken in een dynamische omgeving en op de snelle veranderingen in het werkveld en beroepsprofiel. In de tweede plaats kunnen studenten zich tijdig oriënteren op het beroep en de beroepscontexten. Dit versterkt de ambities van de student en motiveert hen om in geval van twijfel al in een vroeg stadium te kiezen voor een andere studie. Bij het definiëren van de internationale bachelorcompetenties, en in Nederland de hbobachelorcompetenties, zijn tamelijk recent onderzoeksvaardigheden, met gebruikmaking van wetenschappelijke kennis, als belangrijk element benoemd. IAM maakt hiervoor ruimte in de vakken Research Lab en Future Lab en in de doorstroomminor Media, Cultuur & Filosofie.
2.2
Organiserend Beginsel
Het studieconcept en de competenties zijn vertaald naar het Organiserend Beginsel, dat ten grondslag ligt aan de ontwikkeling van het curriculum en de inrichting van alle vakken. Het organiserend beginsel maakt zichtbaar dat de projecten- en stagelijn de basis vormen van de opleiding en dat competenties een centrale rol spelen. Ook is te zien dat het niveau verschuift van operationeel, naar tactisch en strategisch en dat er sprake is van toenemende verantwoordelijkheid van de student.
10 Opleidingsplan IAM versie 3 d.d. 21-10-2006
Het Organiserend Beginsel omvat een aantal ontwerpcriteria sturen op rendementen; beperken van studievertraging; afwisselende begeleidings-, werk- en verwerkingsvormen; samenwerking en samenhang; efficiency in lesvormen en toetsing; aandacht voor uitdagingen; stimuleren en activeren; aandacht voor spreken, lezen en schrijven;
Input / uitgangspunten
Propedeuse
Positie in
Oriëntatie op
Beroepspraktijk
Verdieping 1 Externe oriëntatie in beroepspraktijk
interactieve media
Begeleiding
Ontwikkeling
Organiserende principes (gelden voor elk jaar)
Studenten Aantallen
Competenties
Projecten en stages
Extern werken
Netwerken
Posities verkennen
Relaties opbouwen
Afnemende sturing
Ambitie binnen interactieve media
Junior
Specialst / Teamplayer
Stroomvakken 15 pnt
Projecten 20 pnt Basis opbouw programma
Afstudeerjaar
Toenemende verantwoordelijkheid
Docentrol &
Student
Verdieping 2
Kernvakken 30 pnt
Kern 40 pnt
Str.vakken 16pnt Stage 15pnt
Wissels in aanbod vakken (2xp.j) Geoliede organisatie Aandacht voor diversiteit
Managen van herkansingen
Alle 6 competenties en basisvaardigheden, kennis en attitude
Operationeel
Niv 1
Minor 30 pnt
14 pnt Aandacht voor hoogvliegers
Startend professional
Stage 25
Project 25
Workshops 5
Afstudeersessie 5
Beperken van studievertraging
Sturing op rendement
Individuele coaching
Samenwerking en samenhang
Student aan het werk
BO 45
BO 25
BO 15
CC 75
CC 42
CC 28
TDI 80
TDI 58
TDI 64
Kern 200
Kern 125
Kern 105
Efficiency in lesvormen en toetsing
250 (oplopend naar 300/350)
Project & Kern
Assessment?
• • • • • • • •
Alle 6 de competenties aan bod
Operationeel + Tactisch
Niv. 2
Operationeel + Tactisch + Strategisch
Niv 3
Alle 6 de competenties
Operationeel + Tactisch + Strategisch
Schema 1: Organiserend Beginsel
11 Opleidingsplan IAM versie 3 d.d. 21-10-2006
2.3
Opbouw curriculum
Binnen IAM is veel aandacht voor de integratie van competenties van de studenten. Naast vakken, waarin theorie en (beroeps)vaardigheden worden aangeboden, zijn de projecten en reflectie belangrijk voor de ontwikkeling van de IAM-student. Naar mate hun studie vordert, worden de studenten meer aangestuurd op hun professionele gedrag en beroepscompetenties en minder op kennisontwikkeling. Binnen het onderwijsprogramma zijn de volgende onderdelen te onderscheiden: • • •
funderende lijnen: bedoeld om kennis en vaardigheden te verwerven die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening; projectlijn: bedoeld om de ontwikkelde vaardigheden en kennis toe te passen in een reële opdracht van een externe opdrachtgever; studie- en beroepscoaching (SBC): gericht op studievaardigheden, studieregie, algemene beroepsvaardigheden en persoonlijke ontwikkeling.
Funderende lijnen De basis van de opleiding bestaat uit een multidisciplinair kernprogramma waarin alle studenten relevante kennis en beroepsvaardigheden opdoen om zich te ontwikkelen tot een startende IAMprofessional. Dit programma start in de propedeuse en loopt door het afstudeerjaar. Het kernprogramma bestaat uit een reeks vakken die voor iedere student, ongeacht de afstudeervariant, van belang zijn. Het eerste studiejaar, de propedeuse, maakt in zijn geheel deel uit van het kernprogramma. De kennis die de student moet verwerven in de verdiepingsfasen is vastgelegd in de Body of Knowledge. Deze is besproken met de beroepenveldcommissie en vervolgens vastgesteld. De Body of Knowledge sluit aan op het propedeuseprogramma en bereidt voor op de afstudeerfase. Projectlijn Het werken aan realistische projecten voor echte externe opdrachtgevers neemt een belangrijke plaats in binnen de opleiding Interactieve Media. Het is een geschikte onderwijsvorm om werkprocessen, werkstijlen en disciplines binnen het vakgebied van Interactieve Media samen te laten komen. De studenten doorlopen in een team de projectfasen zoals die in de beroepspraktijk ook voorkomen: startfase, conceptfase, ontwerpfase, realisatiefase en implementatiefase. Projecten zijn daarmee het verzamelpunt van vakkennis en vaardigheden, jonge professionals (de studenten) en vakmensen (docenten en projectpartners). Er worden drie typen projecten onderscheiden: •
Propedeuseprojecten: studenten maken direct kennis met de beroepspraktijk en het werken in teamverband. Per projectpartner houden meerdere projectteams zich bezig met de uitwerking. Een projectpartner begeleidt dus ook meerdere projectteams. Aan het eind van de periode presenteren de projectteams hun uitwerkingen aan de projectpartner.
•
Verdiepingsprojecten: studenten krijgen hierin de gelegenheid om per afstudeervariant specifieke kennis en vaardigheden toe te passen en zich wat de beroepscompetenties betreft verder te professionaliseren. In het tweede studiejaar (Verdiepingsfase 1) werken de studenten aan een V1 Concept-project, in het derde studiejaar (Verdiepingsfase 2) staat het V2 Kern-project op het programma. Deze laatste projecten zijn multidisciplinair en specialistisch van aard.
•
Afstudeerprojecten: studenten kiezen individueel voor een afstudeerproject dat past in het kennisdomein van hun afstudeerrichting. Met dit project kunnen ze in de laatste fase van hun studie nog een extra accent aan hun afstudeerprofiel toevoegen. Soms komt zo’n project voort uit het werk in de minor of uit de afstudeerstage. Altijd moet een afstudeerproject strategisch van aard zijn.
12 Opleidingsplan IAM versie 3 d.d. 21-10-2006
Studie- en Beroepscoaching (SBC) In het programma Studie en Beroepscoaching (SBC) wordt de verbinding gelegd tussen (vak)kennis, beroepsvaardigheden en houding. De competentieontwikkeling van studenten staat centraal. Reflectie op wat ervaren en geleerd is, is een belangrijk aspect binnen een competentiegerichte opleiding. Het SBC programma ondersteunt, stimuleert en activeert dit vermogen tot reflectie. Studenten leren al in de propedeuse studieplannen te maken.
2.4
Niveaus binnen het curriculum
Studenten verwerven competenties op tal van manieren: door theoretische kennis, het werken in projecten, het schrijven van rapporten, het lopen van stages etc. De competenties zijn uitgewerkt naar drie niveaus, met ieder een eigen set indicatoren waarmee studenten en docenten kunnen vaststellen en in hoeverre studenten inderdaad over een bepaalde competentie beschikken. De niveaus zijn: • • •
Verdiepingsbekwaam (bij de start van de verdiepingsfase 1); Afstudeerbekwaam (bij de start van de afstudeerfase); Startend beroepsbekwaam (bij het behalen van het diploma).
Deze indeling is ontleend aan het Organiserend Beginsel. Dit programma is zodanig opgebouwd dat de student in de beginfase vooral operationeel bezig is; tijdens de verdieping ligt het accent op tactische vaardigheden; in de afstudeerfase leert de student het strategische niveau beheersen. niveau 1
niveau 2
niveau 3
Onderwijsleerfase leidt tot verdiepingsbekwaam Jaar 1
Ontwikkelingsleerfase leidt tot afstudeerbekwaam
Integratieleerfase leidt tot startend beroepsbekwaam Jaar 4
Jaar 2
Jaar 3
Afgemeten begeleiding: - samenwerking - peer assessments - vakkennis
Zelfstandig werken: - aan IAM-oplossingen - Specifieke Stroomvakken - op stage
Professioneel werken - professionele beroepsproducten - innovatief / creatief - uit de professionele praktijk
- Kennismaken met - Beheersen van kernbegrippen, methoden kernbegrippen, en beroepsstandaarden methoden en - Uitvoeren van beroepsstandaaropdrachten a.d.h.v. den aangereikte standaarden - In teamverband & - Proberen met IAMzelfstandig technieken werken met standaarden - Werken met eigen geformuleerde criteria van beroepsproducten
-
Zelfstandig verworven en verdiepte kennis Kan vraagstukken analyseren en oplossingen met vakkennis onderbouwen Kan zelfstandig de juiste factoren en processen benoemen en selecteren
- Zelfstandig verworven kennis, inzicht en visie t.a.v. specifieke IAMvraagstukken - Beheerst allround kennis van IAM: strategisch, tactisch en operationeel - Toepassen van kennis en methoden in optimale vorm
- Bewustwording van - Gerichte kijk op noodzaak van proontwikkelingen, actieve, zelfstandige processen en werkhouding factoren in IAM - Ervaren & herkennen van - Kan creatieve & verschillende rollen, passende taken en werkwijzen (in oplossing voor een team) aangereikte - Leren reflecteren op vraagstukken houding, gedrag en ontwikkelen leerdoelen - Kan doelgerichte en effectieve oplossing bedenken
-
Kan pro-actief en multidisciplinair samenwerken Kan overtuigend adviseren over IAM- vraagstukken en oplossingen Kan professioneel communiceren in woord en schrift
- Zelfstandig en professioneel werken in multidisciplinaire teams en werkomgevingen - Werkt aan IAM oplossingen met een eigen aanpak, visie en persoonlijke signatuur -
Kenmerken Intensieve begeleiding in: onderwijs-aanbod - basiskennis & per niveau beroepsstandaarden - studie houding - vaardigheden Kenmerken van kennis en werkmethoden per niveau
Kenmerken van houding en vaardigheden per niveau
-
-
-
-
13 Opleidingsplan IAM versie 3 d.d. 21-10-2006
Schema 2: Uitwerking didactisch principe in de vier studiejaren. Propedeuse (niveau 1) De propedeuse maakt deel uit van het kernprogramma van de opleiding. Studenten krijgen een volledig beeld van de opleiding en het vakgebied als geheel en de specialiserende afstudeervarianten in het bijzonder qua inhoud, organisatie, werkvormen en toetsing. Ze maken kennis met en oefenen met diverse vaardigheden uit de verschillende domeinen binnen het vakgebied, maar juist ook met de verbinding daartussen. Alle onderwijsactiviteiten zijn gericht op het verwerven competenties op operationeel niveau (het doen). In elk vak is nadrukkelijk aandacht voor de aansluiting van de basistheorie en basisvaardigheden op de praktijk. Ze vinden plaats tijdens de introductie (Game on!), in februari (Verdiepingsdag), afronding projectwerk (Projectlancering) en jaarsluiting (Golden Dots Awards). Studenten voeren tijdens de propedeuse minimaal drie maal een gesprek met hun studie- en beroepscoach (SBC): • • •
kennismakingsgesprek na het introductieprogramma, aan de hand van het cv van de student; functioneringsgesprek halverwege het eerste jaar, aan de hand van een persoonlijk ontwikkelplan en het portfolio; eindejaarsgesprek aan het einde van het jaar, aan de hand van het portfolio en een jaarverslag.
In deze gesprekken blijkt onder andere wat de achtergronden zijn van ontbrekende studiepunten. Die kunnen dan tijdig worden herkanst. Wanneer desondanks aan het einde van de propedeuse blijkt dat de student niet aan het minimum van 40 studiepunten heeft voldaan, krijgt hij of zij een bindend negatief studieadvies. Een bindend negatief studieadvies betekent dat de opleiding verwacht dat de student in kwestie niet in staat is de opleiding binnen de geëigende termijn te voltooien. Bij een positief advies gaat de student naar de verdiepingsfase en kiest een van de drie specialiserende afstudeervarianten. Excellente studenten wordt aangemoedigd om bijzondere activiteiten te ontplooien (bijvoorbeeld in het Media Lab). Voor hen is er het speciale programmaonderdeel Toppers. Voor aanvang van het officiële studieprogramma in de propedeuse kunnen studenten die daar behoefte aan hebben, al dan niet op advies van hun studie- en beroepscoach, een aantal ondersteunende onderwijsprogramma’s volgen. Bijvoorbeeld ter ondersteuning bij het aanleren van applicaties of bij het aanleren van bepaalde technische vaardigheden vaardigheden (Tools ‘r’ us). Ook biedt IAM studenten die zwak zijn in Nederlands Remedial teaching. Tijdens het eerste jaar ontwikkelen de studenten een portfolio en stellen ze een persoonlijk ontwikkelingsplan op. Daarin geven ze aan naar welke afstudeervariant ze toewerken. Dit perspectief houden ze gedurende de rest van hun studie voor ogen. Na afloop leggen de studenten een portfoliotoets af en stellen ze een persoonlijk ontwikkelingsplan op. Daarin geven ze aan naar welke afstudeervariant ze toewerken. Verdiepingsfase (niveau 2) De nominale duur van de verdiepingsfase telt twee studiejaren: Verdieping 1 (V1) en Verdieping 2 (V2). In V1 zijn de onderwijsactiviteiten gericht op het verwerven van competenties op operationeel en tactisch niveau (denken en doen). In fase V2 verwerven de studenten competenties op operationeel en tactisch niveau en krijgen ze een doorkijkje naar het strategische niveau. Verdiepingsfase 1 (V1) De kernvakken liggen in het verlengde van de propedeuse en zijn gericht op het bereiken van het operationeel en tactisch niveau in de kerndisciplines van de IAM-professional. Kenmerkend voor de manier van werken is dat de studenten praktijkvoorbeelden en standaarden voor beroepsproducten krijgen aangereikt, waarmee ze op beschouwende en 14 Opleidingsplan IAM versie 3 d.d. 21-10-2006
analytische wijze aan de slag gaan: vaktermen, vaardigheden en beroepsproducten leren beheersen en tactisch kunnen toepassen. In feite staat de vraag centraal: ‘Hoe werkt iets in de praktijk en hoe doe ik dat?’ Aan het einde is een oriëntatiestage van acht en tot tien weken, waarin studenten zich oriënteren op de verschillende beroepsrollen binnen een professionele settting op IAM-terrein. Het doel is om te bepalen in welke richting zij zich verder willen bekwamen. Bij deze korte stage kan het om een concreet project of een opdracht gaan maar ook is het mogelijk dat de student wisselende werkzaamheden verricht en meeloopt met de dagelijkse werkzaamheden op een afdeling. De stagiairs formuleren vooraf hun persoonlijke leerdoelen en werken gedurende de stage aan drie observatieopdrachten in relatie tot de IAM-competenties. De stagebegeleiding kenmerkt zich door een coachende stijl. Tijdens of tegen het einde van de stageperiode vindt een functioneringsgesprek plaats met de docentbegeleider.
Verdiepingsfase 2 (V2) Het V2-kernprogramma bestaat uit projectwerk met tweewekelijkse projectcoaching en projectmanagement. Studenten werken gedurende twee vaste dagen per week in teams van vijf à zes personen aan een project waarin tactische vraagstukken centraal staan. De teams bespreken hun project- en teamvoortgang met een individuele teamcoach. Daarnaast neemt elk team deel aan een gezamenlijke werkgroep projectmanagement waarin de drie afstudeervarianten onder leiding van een docent ingaan op het samenwerken in en managen van een project. In het tweede semester van V2 volgen de studenten een minor. Ze hebben in principe onbeperkte keuzemogelijkheden uit het aanbod binnen én buiten de Hogeschool van Amsterdam. Voor acht minoren is geen toestemming vooraf nodig van de Examencommissie. Voor de overige minoren geldt dat studenten moeten aantonen dat tenminste vier van zes IAM-competenties aan bod komen. Interactieve Media heeft drie domeinspecifieke minoren (Content in Motion, De sociale kracht van Interactieve Media en Ondernemen). Daarnaast kunnen studenten de doorstroomminor (Media, Cultuur en Filosofie) kiezen, om na hun afstuderen aan het hbo zonder schakelprogramma te kunnen doorstromen naar de master Nieuwe Media van de Faculteit Geesteswetenschappen van de Universiteit van Amsterdam.
Afstudeerfase (niveau 3) Studenten worden toegelaten tot deze fase indien ze hun propedeuse hebben gehaald, de korte stage en het projectwerk hebben afgerond, het V2-assessment met goed gevolg hebben afgelegd én niet meer dan 10 studiepunten hoeven te herkansen. Daarnaast zijn er regels over vakken die nog op een herkansing wachten. In het afstudeerjaar verwerven studenten de op strategisch niveau. Iin dit jaar vindt de afstudeerstage plaats, doen de studenten een afstudeerproject en een afstudeerworkshop. De opleiding wordt afgesloten met de afstudeersessie.
Afstudeerstage Deze duurt 17 tot 22 weken. Studenten werken vijf dagen per week bij het stageverlenend bedrijf in een beroepsrol die past bij de gekozen afstudeervariant. Ze moeten zoveel mogelijk multidisciplinair te werk gaan. Er zijn terugkomdagen en de student heeft tenminste één begeleidingsgesprek met de stagebegeleider namens de opleiding bij het stageverlenend bedrijf en tenminste twee gesprekken op de opleiding. Er is sprake van een coachende stagebegeleiding. De beoordeling van de afstudeerstage is afhankelijk van het stageeindverslag en het eindgesprek.
Afstudeerproject In het afstudeerproject tonen de studenten aan bekwaam te zijn als startend IAM-professional. Ze kunnen kiezen tussen een onderzoek dat georiënteerd is op de beroepspraktijk, of een product als afstudeerproject. In alle gevallen is medewerking van een externe professional vereist. De projectperiode duurt minimaal veertien weken. Het is mogelijk een afstudeerproject uit te voeren in het verlengde van de stage. Gedurende de periode dat studenten aan hun 15
Opleidingsplan IAM versie 3 d.d. 21-10-2006
afstudeerproject werken, nemen ze deel aan afstudeerworkshops. Studenten doen van het resultaat van hun afstudeerproject verslag in een eindrapport en een mondelinge presentatie.
‘Onderzoekende’ studenten hebben de mogelijkheid hun afstudeerproject uit te voeren in Media Lab Amsterdam. Dit is een onderdeel van het Instituut voor Interactieve Media en is een samenwerking met de leerstoelgroep Media & Cultuur van de UvA. Het media lab is toegankelijk voor studenten én docent-onderzoekers van Informatica, Media en Informatie Management, Instituut voor Sociale en Culturele Beroepen en de Educatieve Hogeschool van Amsterdam en leerstoelgroep Media & Cultuur van de Faculteit Geesteswetenschappen van de UvA. Afstudeersessie De afstudeerfase wordt afgesloten met een afstudeersessie. Daarin presenteren de studenten zich als beginnend IAM-professional door de afstudeercommissie op metaniveau hun visie op interactieve media te tonen.
16 Opleidingsplan IAM versie 3 d.d. 21-10-2006
3.
Leerlijnen en didactische werkvormen
Voor verdere informatie zie Onderwijsprogramma Propedeuse ( Onderwijsprogramma verdiepings- en afstudeerfase IAM, versie 11 (01-06-2006) Toetsbeleid 2005-2006 Binnen het curriculum zijn leerlijnen te onderscheiden die van directe invloed zijn op de didactische werkvormen, de manier van toetsen en de wijze van beoordeling. Daarover gaat dit hoofdstuk. Allereerst wordt ingegaan op de didactische werkvormen (3.1) en de verschillende docentenrollen (3.2). Het hoofdstuk eindigt met een overzicht van het toets- en beoordelingsbeleid van het Instituut voor Interactieve Media (3.3).
3.1
Didactische werkvormen
De didactische werkvormen waarmee docenten hun studenten aan competenties laat werken, worden afgestemd op de leerdoelen en de daarbij behorende leeractiviteiten. Die zijn op hun beurt gerelateerd aan een leerlijn. Elke leerlijn heeft bijpassende rollen en activiteiten van studenten en docenten, groepering en toetsing. De leerlijnen en hun onderlinge samenhang zijn gebaseerd op het organiserend beginsel en vormen het raamwerk voor de organisatie van de verschillende vakken. De opleiding Interactieve Media onderscheidt, net als de overige opleidingen van de Hogeschool van Amsterdam, zes leerlijnen die, hoewel de grenzen niet altijd even scherp te trekken zijn, zijn terug te voeren tot de drie soorten programmaonderdelen: • •
•
Funderend onderwijs: o conceptuele leerlijn: werken aan kennis; o vaardighedenleerlijn: werken aan vaardigheden; Projectonderwijs: o integrale leerlijn: toepassen van kennis en vaardigheden door te werken aan beroepsvraagstukken; o praktijkleerlijn: werken aan competentieontwikkeling; Studie- en beroepscoaching: o reflectieleerlijn: reflecteren op competentieontwikkeling; o tonen van competentieontwikkeling.
De docenten beheersen daarom een basisrepertoire aan werkvormen, die erop gericht zijn om het zelfstandig en actief leren te stimuleren. Deze werkvormen zijn afgestemd op de IAM-ontwikkelingslijn van de studenten, dat wil zeggen de lijn waarop studenten in een steeds hogere mate van zelfstandigheid leren studeren en hun studie te monitoren.
3.2
Docentrollen
Per fase van de opleiding – propedeuse, verdiepingsfase en specialisatie/afstudeerfase – neemt de verantwoordelijkheid van studenten voor de sturing van hun eigen competentieontwikkeling toe. In overeenstemming hiermee variëren bij deze zes leerlijnen de docentrollen. Steeds meer komt het accent te liggen op het faciliteren van het plannen en monitoren van de studieloopbaan. Daarmee ontwikkelt de rol van de docent van begeleider via coach naar adviseur. Dit betekent dat docenten bij het Instituut voor Interactieve Media altijd verschillende rollen vervullen: 1. Vakdocent: docenten beschikken over relevante actuele kennis en vaardigheden uit het kennis- en beroepsdomein. Ze verzorgen vakken vanuit hun expertise op het bepaald vakgebied. Daarnaast treden ze op als inhoudelijk consultant voor de projectteams.
17 Opleidingsplan IAM versie 3 d.d. 21-10-2006
2. Teamcoach: de teamcoach begeleidt projectteams zowel inhoudelijk als procesmatig. Dit vindt met name plaats in de proljectenleerlijn. Zij begeleiden niet alleen de projectteams maar bewaken bovendien dat andere curriculumonderdelen goed aansluiten op het project in kwestie. Tot de taken van de teamcoach behoren daarom ook regelmatige afstemming en terugkoppeling met de collega’s die deze onderdelen verzorgen. 3. Studie- en beroepscoach: de SB-coach ondersteunt de student procesmatig bij het managen van diens (studie-)loopbaan. Studenten krijgen begeleiding bij het maken van onderbouwde keuzes in hun de (studie-)loopbaan. Ook worden ze gecoacht bij het stellen van hun persoonlijke leerdoelen, bij de planning, monitoring en sturing van hun studieactiviteiten en studievoortgang. De SB-coach begeleidt studenten bij het opstellen van hun Persoonlijk Ontwikkelplan, het voorbereiden op assessments, het verwerven van stageplaatsen en andere gelegenheden waarbij ze hun persoonlijke competentieprofiel van dat moment moeten tonen. Het portfolio speelt hierbij een belangrijke rol.
3.3
Toetsen en beoordelen
Bij competentiegestuurd onderwijs staan de studenten en hun toenemend niveau van professioneel denken en handelen centraal. Zij zijn gedurende de opleiding in staat om die competenties te ontwikkelen waarover een startbekwame Interactieve Media professional dient te beschikken. Om die reden staan in de toetsing steevast de beroepscompetenties centraal. De IAM-beroepspraktijk is dan ook het kernbegrip van iedere toets die studenten moeten afleggen. Toetsing is een integraal en richtinggevend onderdeel van het leerproces. Door een toets af te leggen bewijzen studenten of zij voldoen aan de toetseisen (bewijsfunctie). Bovendien leren ze van de voorbereiding, de toets zelf en de feedback erop (feedbackfunctie). De toetsmomenten beperken zich niet tot het eind van iedere onderwijsperiode. Immers, docenten geven feedback op gemaakte opdrachten, op uitgevoerde taken en op tussenproducten. Studenten toetsen zo hun eigen voortgang terwijl de docent inzicht krijgt in het leerproces van de student. Overigens kunnen ook extern deskundigen of de studenten zelf een rol spelen bij het geven van een beoordeling. Het uitgangspunt is dat de toetsvormen naadloos aansluiten bij de opleiding Interactieve Media en bij de fase van de opleiding. De keuze van de toetsvorm wordt bovendien bepaald door de leerlijn waarbinnen het vak, het project of het programma valt. De manier waarop studenten worden beoordeeld, individueel of groepsgewijs, is hierop afgestemd: Leerlijn
Toetsvormen
Beoordeling
Conceptuele leerlijn: Werken aan de body of knowledge (denken)
Kennistoets
Individueel
Practicum opdrachten
Individueel
Projectopdrachten Assessment Afstudeersessie
Individueel/ team Individueel Individueel
Kennis: college, werkgroep, tutorials Individuele en groepsopdrachten
Vaardighedenleerlijn: Werken aan vaardigheden Vaardigheden: training, practicum, simulatie Individuele en groepsopdrachten Integrale leerlijn: Werken aan beroepsvraagstukken (toepassen) Werkend leren aan de hand van opdrachten voor externe opdrachtgevers. De student vervult een beroepsrol in een multidisciplinair samengestelde projectgroep.
18 Opleidingsplan IAM versie 3 d.d. 21-10-2006
Praktijkleerlijn: Werken aan de competentieontwikkeling
Praktijkopdracht/ stage Assessment
Individueel
Reflectieleerlijn: Reflecteren op competentieontwikkeling (denken, doen en toepassen)
Procesevaluatie POP Studieregie
Individueel/team Individueel Individueel
Tonen van competentieontwikkeling Borging van de niveau’s hoofdfasebekwaam, afstudeerbekwaam en startend beroepsbekwaam
Assessment
Individueel
Project
Individueel/team
Afstudeerproject / stage
Individueel
Werkgroep, coachingsbijeenkomst, in groepsverband of individueel
Individueel
Schema 3: Overzicht van leerlijnen en bijbehorende toetsvormen.
19 Opleidingsplan IAM versie 3 d.d. 21-10-2006
4.
Externe oriëntatie en internationalisering
Voor verdere informatie zie • •
Internationalisering IAM, september 2006 (conceptversie). Alumnibeleid IAM 2006-2007.
De opleiding Interactieve Media ontleent haar eindkwalificaties aan het beroepsprofiel en de beroepscompetenties die door of met het beroepenveld zijn opgesteld. Al het onderwijs is erop gericht om de student uit te dagen en hun ambities aan te sturen met opdrachten die een reële afspiegeling zijn van vraagstukken uit de beroepspraktijk. Dit is alleen mogelijk wanneer er sprake is van een externe oriëntatie op het beroepenveld. Eerst geven we aan op welke manieren de opleiding de buitenwereld binnen haar schoolmuren haalt (4.1). Daarna wordt een beeld geschetst van het internationaliseringsbeleid, als verbijzondering van de externe oriëntatie van de opleiding (4.2).
4.1
De buitenwereld binnenhalen
Met het stage- en projectbeleid richt de opleiding zich nadrukkelijk op de buitenwereld, maar ook in de funderende lijn (kennis- en vaardighedenonderwijs) staat de beroepspraktijk centraal (zie hiervoor onder andere hoofdstuk 2). Voor de externe oriëntatie van de opleiding is een outside in-mentaliteit nodig. Dat wil zeggen dat IAM het beroepenveld wil betrekken bij het onderwijs en bij de activiteiten van het instituut. Dit levert input over de actuele ontwikkelingen in het werkveld. Bovendien waarborgt deze mentaliteit de actualiteit van de competenties. Een derde voordeel is dat het curriculum op deze manier automatisch tegen het licht wordt gehouden en zonodig herzien. De buitenwereld wordt verder op diverse manieren naar binnen gehaald: 1. Beroepenveldcommissie: deze commissie is een belangrijke gesprekspartner van de opleiding. Hierin nemen plaats vertegenwoordigers van de wetenschap, kenners van de internationale ontwikkelingen en beroepsbeoefenaars die binnen het beroepsdomein vooral van de bureau- en opdrachtgeverszijde werken. Onderwerp van gesprek zijn de aansluiting met de beroepspraktijk, en de inhoud en het niveau van de opleiding. 2. Raad van Advies: IAM-professionals uit diverse branches – de mediawereld, ict-branche, de overheid en de cultuursector – nemen hierin plaats. Onderwerp van gesprek zijn de ontwikkelingen in de markt. De adviezen van de raad leiden tot actualisering van het onderwijsaanbod. 3. Gastdocentschappen en lezingen: experts uit het beroepenveld verzorgen regelmatig gastlessen. Het Institute of Network Cultures (INC) verzorgt als lectoraat van de opleiding IAM wekelijks lezingen over nieuwe media. 4. Bedrijfsbezoeken: coördinatoren en docenten bezoeken toonaangevende bedrijven en instellingen, maken afspraken met branche- en beroepsorganisaties, en verzamelen beroepsproducten. 5. Alumni: ieder jaar worden afgestudeerden ondervraagd over de opleiding en de wijze waarop die aansluit op hun huidige beroepssituatie. Dit onderzoek wordt IAM-specifiek uitgevoerd, naast het hogeschoolbrede onderzoek onder afgestudeerden. Daarnaast worden alumni actief ingezet als ambassadeur. Ze worden onder andere betrokken bij studentwerving, gastdocentschappen en projectopdrachten. Als extern deskundige kunnen ze ook een rol spelen bij het begeleiden van senior-studenten of pas-afgestudeerden. 6. Evenementen: samen met het beroepenveld worden diverse evenementen georganiseerd. Zoals de jurydagen van de SPIN Awards, de Cross Media Week en de uitreiking van de Golden Dot. 20 Opleidingsplan IAM versie 3 d.d. 21-10-2006
7. Docenten: het kernteam van docenten heeft zitting in diverse adviesorganen en besturen waardoor zij participeren in het beroepenveld en de ontwikkelingen op de voet kunnen volgen. 8. Lectoraat: dit is een belangrijk ankerpunt voor de opleiding, omdat het lectoraat de koppeling maakt tussen actuele issues in de beroepspraktijk en vooruitstrevend (en internationaal) academisch onderzoek via de methode van Public Research.
4.2
Internationalisering
Externe oriëntatie betekent ook internationalisering. Doordat het productiewerk in de toekomst steeds meer zal worden uitbesteed naar lagelonenlanden, zal de vraag groeien naar mensen die alle activiteiten in de keten – van managen tot ontwerpen – adequaat kunnen uitvoeren in een internationale context. IAM heeft internationalisering daarom hoog op de agenda staan. Het lectoraat van de opleiding, het Institute of Network Cultures (INC) biedt studenten eveneens de mogelijkheid om internationale ervaring op te doen. Vrijwel alle onderzoekstrajecten en events van het lectoraat hebben een internationaal karakter. Het internationaliseringsbeleid in wording is het logische gevolg van de externe oriëntatie van de opleiding. Bij internationalisering zijn verschillende invalshoeken gekozen: •
Internationalisering curriculum De internationale invulling van het curriculum staat centraal en een internationale oriëntatie is voor alle afstudeervarianten vereist. Dit betekent dat de eindtermen de internationale beroepsvereisten weerspiegelen. Daarnaast zijn er meer algemeen vormende doelen in termen van bijvoorbeeld talenkennis, interculturele samenwerking en cross culturele vaardigheden. Dit wordt bereikt door programmaonderdelen in het Engels te verzorgen, internationale literatuur verplicht te stellen en casuïstiek toe zoeken uit een internationale context.
•
Internationalisering studenten Het gaat om de mobiliteit van studenten: buitenlandse studenten die studeren aan IAM, en IAM-studenten die een deel van hun programma in het buitenland volgen. Uitgangspunt is dat een verblijf in het buitenland wegens de studie geen enkele studievertraging hoeft op te leveren. Doel van de studentenmobiliteit is dat afgestudeerden in een internationale arbeidsmarkt moeten kunnen functioneren. Studenten die in het buitenland stage lopen, kunnen zij een beroep doen op Bureau Internationalisering van de Hogeschool van Amsterdam. Het instituut zelf benadert actief mogelijke buitenlandse stagebedrijven en zet jaarlijks een markt op voor buitenlandstages.
•
Internationalisering medewerkers Om studenten goed te kunnen voorbereiden op de internationale aspecten van de beroepspraktijk en op internationale studieonderdelen moeten voldoende medewerkers competent zijn op dit gebied. Dit komt tot uiting in de selectie van personeel en in de scholing en de faciliteiten die medewerkers worden geboden.
•
Internationalisering organisatie Rondom internationalisering vindt een aantal ondersteunende activiteiten plaats. Deze richten zich in het bijzonder op organisatie en beleidsontwikkeling.
21 Opleidingsplan IAM versie 3 d.d. 21-10-2006
5. Instroom- en doorstroombeleid Voor verdere informatie zie Projectplan Propedeuse (xxx)
Om studenten in staat te stellen de opleiding binnen de daarvoor gestelde tijd af te ronden, heeft het Instituut voor Interactieve Media een instroombeleid ontwikkeld waarbij nauwkeurig is gedefinieerd aan welke instroomvereisten eerstejaars studenten moeten voldoen (5.1). Daarnaast is er een doorstroombeleid dat erop gericht is de studenten alle faciliteiten te bieden om binnen de gestelde kaders de studie te voltooien (5.2). Van belang hierbij zijn tevens de aanwezige materiële voorzieningen (5.3).
5.1
Instroombeleid
Het onderwijsprogramma sluit in vorm en inhoud aan op de kwalificaties van studenten met een havoof vwo-diploma (ongeacht welk profiel), een middenkader- of specialistenopleiding (WEB). Ook kunnen studenten die niet aan dit instroomprofiel voldoen, via een toelatingsonderzoek worden toegelaten tot de opleiding. Dit leidt tot een studentenpopulatie met uiteenlopende eigenschappen. De opleiding streeft dan ook naar diversificatie van haar programma: er zit immers grote variatie in de kennis, vaardigheden en houding van de studenten. Het streven is steeds de juiste student op de juiste plaats. De opleiding Interactieve Media zet diverse instrumenten in om de kwaliteit van de instroom van studenten te bewaken. Daarbij maakt ze gebruik van hogeschoolbrede instrumenten, zoals het taal- en schakeljaar, de webklassen, oriëntatiedagen en bijvoorbeeld studentmentoren. Deze zijn met name gericht ter verbetering van de aansluiting voortgezet onderwijs en hbo. De opleiding streeft ernaar om studenten met een diploma van een verwante mbo’opleiding te doen instromen in het tweede studiejaar. Samen met het Media College Amsterdam begint in 2007 de pilot ‘Doorstroom mbo-leerling naar hbo-student’. De inzet is om mbo-leerlingen die in het vierde jaar gaan afstuderen tegelijkertijd de gelegenheid te geven deel te nemen aan het onderwijsprogramma van de propedeuse van IAM. Hiervoor wordt een speciaal programma ontwikkeld.
5.2
Doorstroombeleid
De opleiding Interactieve Media biedt haar studenten een programma aan dat tegemoet komt aan de individuele leerwensen en de eerder verworven competenties van de student. Enerzijds is er nadrukkelijk aandacht voor studenten die deficiënties moeten wegwerken. En anderzijds kunnen studenten die daarvoor in aanmerking komen, de mogelijkheid om hun studietempo te versnellen. De nauwe samenwerking met de Universiteit van Amsterdam maakt het mogelijk voor studenten om al tijdens hun hbo bachelor programma een doorstroomminor te volgen, die hen vrijstelt voor het schakelprogramma naar de master Nieuwe Media. Er is actief beleid om studenten bij wie de studieresultaten achterblijven of die een verkeerde studiekeuze hebben gemaakt, eventueel via de studentendecaan, door te verwijzen naar een andere opleiding van de Hogeschool van Amsterdam. Studenten die aan het einde van het eerste jaar onvoldoende resultaten hebben geboekt, krijgen een bindend afwijzend studieadvies. Zij hebben wel de mogelijkheid om aan een andere HvA-opleiding verder te studeren. Specifiek voor het Instituut voor Interactieve Media gelden de volgende instrumenten:
Ter verbetering van de aansluiting op het hbo: de introductie genaamd Game on! in de propedeuse bedoeld om studenten intensief kennis te laten maken met de inhoud en de vorm van de opleiding. Vooral in de propedeuse is aandacht voor Studie- en Beroepscoaching
22 Opleidingsplan IAM versie 3 d.d. 21-10-2006
(SBC). Met het media College Amsterdam wordt samengewerkt ten behoeve van een betere aansluiting mbo-hbo.
Wegwerken van deficiënties: het programma Onthand Intellect om studenten meer computervaardigheden bij te brengen. Ook is er een programma ter ondersteuning van studenten die moeite hebben met het Nederlands (Zwak in Nederlands).
In een hogere versnelling: het programma Toppers biedt studenten die verder zijn in hun ontwikkeling, de kans om zich breder te ontplooien en om studieonderdelen op alternatieve wijze af te ronden. Het programma Sneller is voor studenten die de opleiding in drie jaar afronden.
Na de opleiding kunnen studenten doorstromen naar een universitaire master. Meestal is een schakelprogramma een jaar verplicht. Door te kiezen voor de speciale doorstroomminor Media, Cultuur & Filosofie, kan het schakelen naar de universitaire master worden versneld. De minors maken het voor studenten mogelijk om in hun studie eigen accenten te leggen. Door aan te sluiten op hun persoonlijke wensen en ambities wordt hun studiemotivatie verhoogd, hetgeen de doorstroom bevordert. Minors draaien in het derde studiejaar. Het zijn samenhangend keuzeprogramma’s die een half jaar duren.
5.3
Materiële voorzieningen
Het Instituut voor Interactieve Media faciliteert de studenten in het leerproces door goed geoutilleerde ruimtes aan te bieden die geschikt zijn voor de verschillende onderwijsvormen die de opleiding kent. Ook draagt het instituut zorg voor voldoende en adequate voorzieningen voor het werken in projecten, printen, kopiëren en toegang tot informatiebronnen. Ook voor de medewerkers wil het instituut prettige en goed uitgeruste werkruimtes. Waar nodig worden professionele werkruimtes extern ingehuurd. Het instituut is momenteel gehuisvest in de HvA-locatie Leeuwenburg. De bereikbaarheid van deze locatie is optimaal, dankzij haar ligging direct naast het NS- en metrostation Amstel. Studenten en medewerkers kunnen er gebruik maken van centrale voorzieningen als het restaurant, een boekhandel en de bibliotheek/mediatheek. De openingstijden zijn afgestemd op zowel de voltijd- als deeltijdopleidingen. In de loop van 2007 verhuist de opleiding naar de nieuwbouw aan de Wibautstraat. De werk- en studieruimtes zullen daar afgestemd zijn op de specifieke behoeftes van IAM-studenten en IAMpersoneel. Ook heeft IAM daar de beschikking over state of the art-computerapparatuur. Het Medialab is een essentiële voorziening van het Instituut voor Interactieve Media. Het is een creatieve en interdisciplinaire werkplaats waar high potential hbo- en wo-studenten samenwerken aan innovateve toepassingen van interactieve media. Ook studenten uit andere instituten dan IAM kunnen voor projecten hier terecht.
23 Opleidingsplan IAM versie 3 d.d. 21-10-2006
6.
Personeelsbeleid
Voor verdere informatie zie: Connie Johannes, Inspirerend werken, (november 2006).
Het Instituut voor Interactieve Media is als onderdeel van de Hogeschool van Amsterdam een professionele, flexibele en betaalbare educatieve organisatie. In dit hoofdstuk wordt aangegeven welke inspanningen het IAM verricht ten aanzien van het personeel om de kwaliteit van de opleiding te waarborgen. In het kort worden de drie competentieprofielen van docenten weergegeven (6.1), gevolgd door een overzicht van de instrumenten die de opleiding aanwendt om de kwaliteit ten aanzien van het personeel te waarborgen (6.2).
6.1
Competentieprofielen docenten
Om de individuele kwaliteiten van docenten volledig tot hun recht te laten komen, is het personeelsbeleid gericht op talentontwikkeling, competentiemanagement, resultaatverantwoordelijk management en een flexibel arbeidsvoorwaardenbeleid. Dit laatste heeft te maken met de verschillende competentieprofielen van docenten. De HvA onderscheidt voor docenten:
een onderwijs+ profiel: docenten met speciale kennis en taken op het gebied van onderwijsontwikkeling een onderzoeks+ profiel: docenten met speciale kennis en taken op het gebied van onderzoek een werkveld+ profiel: docenten met een actieve praktijk in het beroep
Samen met de individuele docent wordt in het kader van de loopbaanontwikkeling bepaald welk profiel het meest bij hem of haar past.
6.2
Kwaliteitszorg personeel
Het Instituut voor Interactieve Media is een klassieke lijn-staf organisatie waarin de managers van de afstudeervarianten en de propedeuse verantwoordelijk zijn voor het maken en realiseren van resultaatafspraken met de docenten in hun team. Daarbij staan stafmedewerkers hen terzijde met het uitvoeren van onderzoek, beleidsontwikkeling, bij de implementatie en opzet en uitvoering van evaluaties. Het instituut investeert in de kwaliteiten van de medewerkers. Centraal staat hierbij de vraag: wat moeten zij meer, beter of anders doen om de gestelde organisatiedoelen te bereiken? IAM ziet het dan ook als zijn taak om docenten met hiaten in hun didactische kennis of in hun organisatorische vaardigheden, op deze onderdelen bij te scholen. De jaarlijkse cyclus van personeelsgesprekken waarborgt de individuele kwaliteiten van de IAMmedewerker. Bovendien wordt onder de studenten ieder studiejaar de tevredenheid over de docenten gemeten. De vijf parameters van dit tevredenheidsonderzoek zijn: de didactische kwaliteit van docenten, hun actuele kennis over de beroepspraktijk, hun vermogen om studenten uit te dagen tot zelfstandig leren, de bereikbaarheid en de afstemming van docenten onderling. Bovendien wordt hogeschoolbreed om het jaar een medewerkerstevredenheidsonderzoek, eventueel gevolgd door een panelgesprek onder een aantal stakeholders (MTM). Het personeelsbeleid van IAM laat zich samenvatten door de volgende sleutelbegrippen:
Introductiebeleid Een goed geïntegreerd introductiebeleid is een belangrijk instrument om medewerkers te binden aan een organisatie. Iedere nieuwe medewerker krijgt dan ook gedurende een jaar 24
Opleidingsplan IAM versie 3 d.d. 21-10-2006
een introductieprogramma aangeboden. De begeleiding is erop gericht de docent in kwestie verlenging van het contract aan te bieden.
Personeelsgesprekken Een jaarlijkse cyclus van drie personeelsgesprekken, bedoeld om de persoonlijke doelstellingen of resultaten voor het komende jaar af te spreken (resultaatafspraakgesprek), vervolgens om het functioneren van de medewerker te monitoren (functioneringsgesprek), en ten slotte om vast te stellen in hoeverre de doelstellingen zijn bereikt (beoordelingsgesprek). Op basis van de beoordeling wordt bepaald of de jaarlijkse periodiek op het salaris kan worden toegekend
Scholingsbeleid Docenten hebben verschillende mogelijkheden om te werken aan hun eigen doelstellingen. Het scholingsbeleid kent drie trajecten: het ‘newbees-traject’ voor docenten voor wie het lesgeven in het hbo en/of het lesgeven bij de opleiding Interactieve Media nieuw is; het ‘hbobevoegdheidstraject’ voor docenten die een officiële hbo-docentbevoegdheid gaan halen; en het ‘specialisatietraject’ voor docenten die zich willen ontwikkelen in een van drie docentcompetentieprofielen. Alle docenten zijn 2,5 uur per week vrijgeroosterd voor scholing.
Doorgroeimogelijkheden Daarnaast zijn er – weliswaar beperkte – mogelijkheden om door te groeien naar coördinerende of managementfuncties. Bij het IAM richten de vakbazen, de coördinatoren, het onderwijs in van ‘hun’ afstudeervariant. Zij sturen de docenten inhoudelijk aan en bewaken in velerlei opzichten de kwaliteit van het onderwijs. Zij onderhouden de contacten met het beroepenveld. De fasecoördinatoren bewaken de samenhang, kwaliteit en het rendement binnen het studiejaar en zijn verantwoordelijk voor de logistiek. Zij zijn de functioneel leidinggevende van de docenten.
Medezeggenschap De deelraad Interactieve Media is sinds november 2006 operationeel. Er wordt gestreefd naar vijf vertegenwoordigers in de personeelsgeleding en vijf in de studentengeleding. Zij hebben instemmingsrecht bij onder meer het instellingsplan, de vormgeving van het kwaliteitszorgsysteem (inclusief accreditatie), vrijwel het gehele instituutseigen gedeelte van de onderwijs- en examenregeling (OER) en de instituutsbegroting. Daarnaast hebben de medewerkers via de deelraad adviesrecht bij belangrijke uitbreidingen, of inkrimpingen, van de werkzaamheden van het instituut, bij onderwerpen waarover het college van bestuur van de hogeschool instituutsspecifieke adviezen wenst.
25 Opleidingsplan IAM versie 3 d.d. 21-10-2006
7.
Sturen op kwaliteit en resultaten
Voor verdere informatie zie Meerjaren kwaliteitsbeleidplan IAM
Kwaliteitszorg is een continu en cyclisch proces dat deel uit maakt van alle processen en activiteiten van het instituut. Kwaliteitszorg maakt het mogelijk dat het Instituut voor Interactieve Media zich als lerende organisatie profileert. Dankzij de proces- en productevaluaties is het instituut in staat verbetermaatregelen uit te voeren. Dit bevordert de kwaliteit van de kernactiviteit van het instituut: het onderwijs. Dit laatste hoofdstuk gaat over de manier waarop IAM stuurt op kwaliteit (7.1) en resultaten (7.2).
7.1
Kwaliteitszorgsysteem
Systematisch opgezette kwaliteitszorg betekent dat er helder omschreven doelstellingen en meetinstrumenten zijn waarmee de verbeteracties kunnen worden geëvalueerd. Kwaliteitszorg is niet de verantwoordelijkheid van één medewerker maar van het docententeam en de staf als geheel. Ook studenten hebben hierin hun verantwoordelijkheid. Het kwaliteitszorgsysteem van IAM is ingericht volgens de kwaliteitscirkel Plan–Do-Check–Act. Bij het evalueren en bespreken van de resultaten in de check-fase worden alle stakeholders van de opleiding betrokken. Op instituutsniveau speelt het resultaten- en activiteitenplan (R&A) een centrale rol. Dit bevat een overzicht van de resultaten van het voorgaande kalenderjaar en de verbeterpunten. Voor de interne kwaliteitszorg krijgt IAM ondersteuning van de stafafdelingen Kwaliteit en Accreditatie, en Bestuurlijke Informatie. Deze laatste afdeling verzorgt de periodieke, hogeschoolbrede evaluaties onder studenten en docenten. Deze evaluaties nemen in het systeem van kwaliteitszorg een belangrijke plaats in. Vooral de Studenten Tevredenheids Meting (STM) is van belang. Het instituut zelf verzorgt eveneens kwaliteitsmetingen, waarbij alle stakeholders zijn betrokken:
onder medewerkers in de vorm van de jaarlijkse cyclus personeelsgesprekken en de Medewerkers Tevredenheids Monitor (MTM) bij ‘werkgevers’ van stages in de vorm van jaarlijkse evaluaties bij studenten na afloop van onderwijsperiodes, projecten, de gekozen minor, de stages en eventueel na voortijdig beëindigen van de studie bij afgestudeerden in de vorm van panelgesprekken; op termijn neemt de opleiding deel aan de jaarlijkse hogeschoolbrede Alumni Tevredenheids Meting (ATM) het werkveld is bij de kwaliteitszorg betrokken via de beroepenveldcommissie en de Raad van Advies. Beide gremia bewaken de aansluiting van de opleiding op de ontwikkelingen in de beroepspraktijk.
De Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO) is verantwoordelijk voor de externe kwaliteitszorg. Een onafhankelijke visiterende en beoordelende instantie houdt de opleiding iedere zes jaar tegen het licht, om vervolgens de NVAO te kunnen adviseren over de toe te kennen accreditatie. Alternerend vindt eveneens om de zes jaar vanuit de HvA een audit plaats. De directeur van het Instituut voor Interactieve Media legt jaarlijks aan het College van Bestuur verantwoording af over de al dan niet bereikte streefdoelen die in het managementcontract zijn geformuleerd.
7.2
Resultaten
In het onderwijs gaat erom of de gerealiseerde eindkwalificaties van de afgestudeerde studenten overeen komen met de eindkwalificaties die de opleiding heeft nagestreefd. Hebben de studenten na 26 Opleidingsplan IAM versie 3 d.d. 21-10-2006
afloop van hun studie voldoendeniveau? Is hun beroepsoriëntatie wel de juiste en voldoen ze aan de eisen die opgaan voor het domein van communication & multimedia design? Wat dat laatste betreft: IAM realiseert zich dat er door het pionierskarakter van het werkveld nog nauwelijks gesproken kan worden van een vastomlijnd domein. Werkgevers combineren bestaande functieprofielen tot uitdagende combinaties van werkzaamheden op operationeel, tactisch en strategisch niveau. Dit bemoeilijkt de resultaatgerichte aanpak, maar mede dankzij het landelijk ontwikkelde competentieprofiel zijn de resultaten wel in overeenstemming te brengen met de beroepscompetenties. Daarnaast overlegt het management van de opleiding tenminste viermaal per jaar met de Beroepenveld Commissie. De beroepenveldcommissie is nauw betrokken bij het vaststellen van het curriculum, de eindcompetenties en de onderwijs- en examenregeling (OER). De Raad van Advies adviseert op tactisch niveau over actuele ontwikkelingen in de beroepspraktijk. Ook de alumni spelen hierbij in de toekomst hopelijk een belangrijke rol. De resultaatgerichte aanpak betekent binnen de Hogeschool van Amsterdam dat studenten naarmate hun studie vordert steeds meer verantwoordelijkheid moeten nemen voor hun eigen leerproces. De opleiding IAM is dan ook dusdanig van opzet dat studenten competenties ontwikkelen van een operationeel via tactisch naar een strategisch niveau. Van het niveau van doen, van denken naar dat van vooruitdenken. Dit Organiserend Beginsel is in hoofdstuk 2 uitgewerkt. Deze aanpak betekent bovendien dat de opleiding alles in het werk stelt om de studenten zo adequaat mogelijk door hun studie heen te loodsen. In de eerste fase van de opleiding is het bindend afwijzend studieadvies een belangrijk instrument. De opleiding spreekt daarmee al dan niet het vertrouwen uit dat de student de opleiding binnen de toegemeten tijd met succes kan beëindigen. Eenmaal toegelaten tot de hoofdfase worden de studieresultaten nauwlettend gevolgd en grijpen docenten in als deze langdurig onder de maat zijn. Resultaten per studiefase De eindkwalificaties van de opleiding zijn vastgelegd in een competentieprofiel. Hierin zijn de internationaal afgesproken Dublin-descriptoren, de generieke hbo-bachelorkwalificaties en de domeincompetenties gestroomlijnd. De drie fasen van de opleiding – propedeuse, verdiepings- en afstudeerfase – worden afgesloten met een assessment (respectievelijk portfoliotoets, V2-assessment en afstudeersessie). Hiermee bewijzen de studenten dat ze over de competenties die voor de volgende fase noodzakelijk zijn. Het assessment aan het einde van de verdiepingsfase bestaat uit een integrale toets en sollicitatieprocedure. Bij goed gevolg worden ze toegelaten tot een van de drie afstudeervarianten. Studenten bewijzen tevens dat ze afstudeerbekwaam zijn. Het assessment ter afsluiting van de afstudeerfase bestaat uit de afstudeerstage, het afstudeerproject en de afstudeersessie. De student wordt geacht de competenties op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar te beheersen.
27 Opleidingsplan IAM versie 3 d.d. 21-10-2006
BIJLAGE EEN Beroepsprofiel Interactieve Media professional
Gegevens Document Naam:
Beroepsprofiel
v3
Auteur:
Emilie Randoe
Datum:
5 februari 2005
Versie document versie 1:
18 december
versie 2:
10 januari 2005
versie 3:
5 februari 2005
versie 4:
16 maart 2005
Status 18 december: versie 1 concept 10 januari:
versie 2 concept
5 februari:
versie 3 concept
16 maart:
versie 4 definitief
Toelichting In dit document worden de ontwikkelingen in het beroepenveld op een rij gezet en de belangrijke parameters voor het beroepsprofiel voor de Interactieve Media Professional geïdentificeerd.
28 Opleidingsplan IAM versie 3 d.d. 21-10-2006
Besproken met versie 1:
Management Team Interactieve Media, 19 december
versie 2:
Beroepenveld commissie, rondgestuurd aan medewerkers
versie 3:
op 22-2 in ontwerpdag met coördinatoren
versie 4
Inhoudsopgave 1.1
Inleiding ......................................................................................................................................31
1.2
Interactieve Media: historie en ontwikkelingen...........................................................................31
1.2.1
Definitie...................................................................................................................................31
1.2.2
Internet en het ontstaan van netwerkcultuur...........................................................................32
1.2.3
Interactieve media en het publiek domein ..............................................................................33
1.2.4
Een nieuw paradigma .............................................................................................................34
1.2.5
Kenmerken van de kenniseconomie.......................................................................................36
1.2.6
Leerfuncties in de kenniseconomie ........................................................................................36
1.2.7
De rol van interactieve media .................................................................................................37
1.2.8
Europees beleid: de rol van de publieke sector......................................................................38
1.3
Ontwikkelingen in het beroepsdomein .......................................................................................38
1.3.1
Inventie en innovatie vs efficiency en effectiviteit ...................................................................38
1.3.2
Outsourcing en Offshoring......................................................................................................39
1.4
De arbeidsmarkt .........................................................................................................................40 29
Opleidingsplan IAM versie 3 d.d. 21-10-2006
1.4.1
Organisatie van de nieuwe media functie...............................................................................41
1.4.2
Een nieuw type professional...................................................................................................43
1.4.3
Uitstroommogelijkheden .........................................................................................................44
1.5
Profiel afgestudeerden ...............................................................................................................45
30 Opleidingsplan IAM versie 3 d.d. 21-10-2006
HOOFDSTUK 1 - BEROEPSPROFIEL
Inleiding Het beroepsprofiel beschrijft de hoofdkenmerken van het beroep, de positionering van het beroep in de samenleving en de contexten waarin het beroep wordt uitgeoefend. Voor het beroepsprofiel van de Interactieve Media professional zijn de behoeften en eisen die het werkveld stelt aan de startbekwaamheid van de beginnende beroepsbeoefenaar geformuleerd in competenties. Deze vormen de basis voor competent professioneel handelen in kritische beroepssituaties. Het beroepsprofiel is tot stand gekomen op basis van gesprekken met vertegenwoordigers in het beroepenveld, een arbeidsmarktanalyse, een literatuurstudie en een analyse en van toekomstige ontwikkelingen in de maatschappij en in het werkveld. Het beroepsprofiel van de Interactieve Media professional betreft een nieuw interdisciplinair beroepsprofiel. Het is goedgekeurd door de beroepenveld commissie van het Instituut voor Interactieve Media. Het beroepsprofiel is geënt op de pré-ambule van het document Domeincompetenties Communication & Multi Media Design van het Landelijk Platform CMD Opleidingen1. Het profiel wordt tweejaarlijks getoetst door een panel van deskundigen.2
In
dit
hoofdstuk
is
omschreven
wat
de
opleiding
verstaat
onder
interactieve
media,
en
wat
hun
karakteristieken
zijn.
Daarna
volgt
een
overzicht
van
de
ontwikkelingen
in
het
werkveld
van
de
interactieve
media,
gevolgd
door
de
visie
van
de
opleiding
op
het
beroep.
Vervolgens
worden
de
uitstroomprofielen
en
de
eindkwalificaties
van
afgestudeerden
beschreven.
Dit
document
maakt
deel
uit
van
het
leerplan
en
is
bedoeld
voor
het
management
van
de
opleiding,
de
docenten,
de
stafmedewerkers,
de
opleidingcommissie
en
het
accreditatiepanel.
Interactieve Media: historie en ontwikkelingen Definitie
Een
medium
kan
beschreven
worden
als
een
kanaal
of
middel
van
communicatie
tussen
een
bron
(hier
‘systeem’
genoemd,
waar
mensen
onderdeel
van
uitmaken)
en
een
doel
(hier
de
‘eindgebruiker’
genoemd,
welke
tevens
systemen
kan
omvatten).
Een
interactief
medium
faciliteert
of
stimuleert
de
uitwisseling
van
gegevens
tussen
een
informatie‐
en/of
communicatiesysteem
en
de
gebruiker,
en
stelt
gebruikers
zo
in
staat
om
1
Dit is nog steeds niet klaar, maar wel voor voorjaar 2005 gereed
2
Ik zou ervoor zijn om eens in de twee jaar een sessie te organiseren met projectpartners en belangrijke spelers in de sector om het beroepsprofiel te toetsen.
31 Opleidingsplan IAM versie 3 d.d. 21-10-2006
actieve
deelnemers
te
zijn
in
het
communicatie
proces.
In
tegenstelling
tot
niet‐interactieve
media,
waar
een
zender
een
statische
“boodschap”
of
product
communiceert
naar
de
eindgebruiker,
is
er
bij
interactieve
media
sprake
van
een
wijziging
van
de
toestand
van
de
boodschap
of
het
geleverde
product
door
de
handelingen
van
de
gebruiker.
Er
is
niet
langer
sprake
van
een
vaste
rolverdeling
tussen
een
zender
en
een
ontvanger,
maar
van
een
dynamische
rolwisseling,
afhankelijk
van
de
fase
in
het
proces.
Een
bijzonder
aspect
van
interactieve
media
is
dat
het
voor
gebruikers
relatief
eenvoudig
is
voor
om
zelf
nieuwe
toepassingen
van
technologie
te
ontwikkelen
en
daarmee
nieuwe
communicatie
en
informatie
in
de
wereld
te
zetten.
Daarmee
is
internet
het
eerste
massamedium
waarin
voor
de
gebruiker
ook
een
rol
als
ontwikkelaar
en
mediaproducent
is
weggelegd.
Niet‐digitale
media
kunnen
zowel
interactief
zijn
(een
“mechanische”
commerciële
koffie
automaat)
of
niet‐interactief
(een
traditioneel
telegrafeersysteem).
Op
dezelfde
wijze
kunnen
digitale
media,
terwijl
ze
meer
mogelijkheden
bieden
voor
interactie
door
de
gebruikers,
zowel
niet‐interactief
(een
bord
met
aankomst‐
en
vertrektijden
op
een
vliegveld)
of
interactief
(een
zoek‐
en
boekingssysteem
voor
hotels
op
het
internet)
zijn.
Het
kritische
aspect
is
dus
niet
de
toestand
van
het
medium
(i.e.
digitaal
of
niet‐digitaal),
maar
de
mogelijkheid
van
de
eindgebruiker
tot
deelname
in
het
communicatieproces
om
het
resultaat
ervan
te
beïnvloeden
en
te
verkrijgen.
Internet
en
het
ontstaan
van
netwerkcultuur
Toen Bob Moyce en Gordon Moore in 1971 de uitvinding van de micro chip door hun bedrijfje Intel wereldkundig maakten, kon niemand bevroeden dat zij daarmee aan de wieg stonden van de 5de technologische revolutie: het tijdperk van informatietechnologie en telecommunicatie. De micro chip maakte de ontwikkeling van de personal computer mogelijk, in eerste instantie een digitaal productie-apparaat voor geschreven media. De pc gaf een impuls aan interne communicatie omdat elke handige secretaresse vanaf dat moment technisch in staat mocht worden geacht om tegen lage kosten een interne nieuwsbrief te produceren. Maar ook andere organisaties ontdekten de kracht van de pc in combinatie met Desktop Publishing. Zo ontstond eind jaren ’80 een bloeiend clubcircuit in de popmuziek, omdat iedereen die dat wilde professioneel ogende fanzines, posters of flyers kon maken tegen lage kosten. Een tweede belangrijke doorbraak begin jaren ’80 was het beschikbaar komen van internettoepassingen als e-mail en Gopher op de consumentenmarkt. Was deze technologie tot die tijd voorbehouden aan medewerkers van universiteiten en overheidsinstellingen, in 32 Opleidingsplan IAM versie 3 d.d. 21-10-2006
1985 maakte in California ‘The Well’ als eerste ‘Freenet’ inbelpunt het internet publiek toegankelijk.3 The Well startte in 1985 toen het internet nog louter uit tekst bestond en een modem nog een zuignap was waarin de telefoonhoorn werd vastgeklikt. Rheingold beschrijft in zijn boek hoe de leden van The Well een virtuele gemeenschap vormen, waarbinnen niet alleen allerlei praktische zaken geregeld worden, zoals het vinden van een oppas of iemand vinden die een lekkende kraan kan repareren, maar ook tot politieke actie wordt gekomen in zogenaamde grassroot groups. De leden van The Well zijn zeer actief in de milieupolitiek en weten honderden actiegroepen te organiseren op het gebied van onder andere abortus, burgerrechten, daklozen, gezondheidszorg, huiselijk geweld, sexueel misbruik, walvisvaart etc. (Rheingold 1993, p. 262) Nederland volgde in 1994 als één van de eerste Europese landen met de oprichting van De Digitale Stad door Hacktick, De Balie en de Gemeente Amsterdam. Bewoners van de Digitale Stad konden e-mail versturen, een aantal catalogi van bibliotheken bezoeken, nieuwsgroepen lezen en er berichten aan toevoegen, en kregen toegang tot informatie van de Gemeente Amsterdam4. Vele Digitale Steden volgden. Zo ontstonden in ook Nederland de eerste ‘virtual communities’, waarin mensen langs digitale weg en geografische en sociale grenzen overschrijdend, vorm gaven aan hun eigen leven en zich konden organiseren met geestverwanten. De derde belangrijke doorbraak vond plaats in 1995 met de hypertekst en het ‘world wide web’. Vanaf dit moment was ook de interesse van het bedrijfsleven gewekt en begon de aanloop naar de internethype. Anno 2005 is het internet volledig ingeburgerd in onze economie en samenleving. E-mail is gemeengoed geworden, evenals complexe database gestuurde websites en geavanceerde zoekmachines. Chatten is een belangrijk onderdeel van de jeugdcultuur, en veel websites bevatten tegenwoordig een weblog. Documenten worden gedeeld via ‘collaborative workspaces’ en mensen maken gebruik van Wiki’s om kennis uit verschillende disciplines bij elkaar te brengen. Bandbreedte en computercapaciteit zijn de afgelopen tien jaren enorm toegenomen en maken nieuwe toepassingen mogelijk, zoals bijvoorbeeld de distributie van audio en video, en on-line gamen. Een belangrijke ontwikkeling zijn de W-LANs en virtual private networks. Van niet te onderschatten betekenis is het gegeven dat netwerk technologie tegenwoordig uit het computerscherm breekt en mogelijk wordt op mobiele platforms, waarvan de belangrijkste de mobiele telefoon is. Dit heeft tot gevolg dat mensen het internet overal en altijd onder handbereik hebben, en alles en iedereen 24 uur per dag bereikbaar is. Ubiquitous computing, het alomtegenwoordige informatie- en communicatieweb, is een feit.
Interactieve
media
en
het
publiek
domein
Hackers, kunstenaars en activisten introduceerden het internet in Nederland en creëerden daarmee een culturele en maatschappelijke context die uniek is in de wereld5. In vergelijking met het buitenland kent Nederland daardoor een rijke traditie op het gebied van publieke diensten en toepassingen van interactieve media in het publiek domein. Deze vormen een interessante bron voor nieuwe interactieve media toepassingen en de ontwikkeling van nieuwe businessmodellen. Een aantal voorbeelden: 3
Howard Rheingold, The Virtual Community, homesteading on the Electronic Frontier, New York 1993.
4
Strategische Conferentie Digitale Steden, De Digitale Stad 1995, p 8.
5
Tien jaar ICT en Samenleving, interview met Marleen Stikker, blz 20, Stichting Nederland Kennisland, Amsterdam 2004
33 Opleidingsplan IAM versie 3 d.d. 21-10-2006
Ouders Online, een community voor jonge ouders, heeft een redactionele database ontwikkeld die hen in staat stelt om met weinig mensen het hoofd te bieden aan de ontwikkelingen binnen een grote community. Vragen worden automatisch beantwoord. Het systeem genereert automatisch rapportages over de onderwerpen waar jonge ouders zich bezig mee houden. Deze rapportages worden verkocht aan adverteerders en instanties. Zo kan Ouders Online zich financieel bedruipen zonder afhankelijk te zijn van adverteerders.6 Geluid.net in Noord-Holland meet via een fijnmazig netwerk van private meetpunten de geluidsoverlast van Schiphol. Dit stelt bewoners in staat hun eigen metingen te verrichten, waardoor ze niet langer zijn van door Schiphol betaalde bedrijven. De bewoners van het gebied kunnen nu beter onderhandelen met Schiphol, de technologie en het organisatiemodel blijken ook te werken voor stankoverlast en luchtvervuiling7. Architectenbureau BBVH in Rotterdam dat veel met stadsvernieuwingsprojecten te maken kreeg, ontwikkelde een game waarmee bewoners en bedrijfsleven actief kunnen participeren in de ontwikkeling van plannen voor de Rotterdamse tuinsteden Pendrecht en Zuidwijk8. Het architectenbureau leverde het instrument aan acht verschillende steden. De Amsterdamse Waag Society lanceerde onlangs ‘Pilotus’, software waarmee mensen met een verstandelijke beperking o.a. kunnen e-mailen, tekenen, foto’s maken en uitwisselen, en tekst in spraak omzetten. Met deze software kunnen verstandelijk gehandicapten communities vormen met vrienden en familie, waardoor communicatie met de omgeving een stuk gemakkelijker (en leuker) wordt9. Omdat de productiekosten van interactieve media in feite tot nul zijn gereduceerd, kan iedereen dit zich daartoe geroepen voelt, technologie ontwikkelen om een prangend probleem op te lossen. In zijn studie ‘The Origin and Evolution of New Businesses’, laat Amar Bhide zien hoe belangrijk het publieke domein is als inspiratiebron voor professionele ontwikkelaars. Veel nieuwe succesvolle bedrijven blijken hun wortels te hebben in het publieke domein. Bhide schetst in zijn boek het voorbeeld van onder andere E-bay, dat ontstond omdat de echtgenote van de ontwikkelaar de vrolijke houders voor Pez snoepjes spaarde en contact zocht met andere Pez-adepten om houdertjes te kunnen ruilen.10 In Nederland ontstonden bijvoorbeeld Marktplaats.nl en internetprovider xs4all op dezelfde manier.
Een
nieuw
paradigma
De Argentijnse econome Carlota Perez maakt in haar boek ‘Technological Revolutions and Financial Capital, the dynamics of bubbles and golden ages’ 11 een analyse van de geschiedenis van technologische doorbraken en hun impact op de kapitaalstromen in de economie. In haar studie toont zij aan dat alle technologische inventies sinds de uitvinding van de stoommachine in 1698 hetzelfde pad volgen.
6
ICT in Nederland, beschrijving van projecten, blz 84, Stichting Kennisland Nederland, Amsterdam 2004
7
Idem, p.80.
8
Zie de website http://www.baasopzuid.nl/index.html
9
Zie de website http://www.pilotus.nl
10
Amar Bhide, The Origin and Evolutiuon of New Businesses, Oxford Univerity Press 2003.
11
Carlota Perez, Technological Revolutions and Financial Capital, the dynamics of bubbles and golden ages, Cheltenham (UK) 2002.
34 Opleidingsplan IAM versie 3 d.d. 21-10-2006
De eerste jaren na de inventie staan in het teken van de disruptie van het oude paradigma. De nieuwe technologie wordt door ‘early adaptors’ in gebruik genomen, maar er is nog geen brede consensus over het nut en de meerwaarde van de nieuwe technologie. Na verloop van tijd, als de nieuwe technologie een kritische massa van gebruikers heeft verworven – ook de volgers zijn nu overstag-, ontstaat een hype. Die hype leidt tot overproductie en een ineenstorting van de (aandelen)markt. Dat resulteert in ‘panic’, zichtbaar in een economische crisis. Deze ‘paniek’ wordt gevolgd door een keerpunt waarin de nieuwe technologie daadwerkelijk op brede schaal wordt geïmplementeerd.12. Perez komt in haar studie tot de conclusie dat elke technologische golf zo’n 75 jaar in beslag neemt van inventie tot inventie.
Figuur 1: De relatie tussen financieel kapitaal en product kapitaal, Perez 2001.
Het model van Perez is voor de vormgeving van de opleiding van belang, omdat het aangeeft dat het beroepenveld zich anno 2005 bevindt aan het begin van een relatief stabiele periode van 25 tot 30 jaar, waarin informatie- en communicatie technologie zich volledig kunnen ontwikkelen tot volwassen de dragers van de informatiesamenleving en de kenniseconomie. Kenmerkend voor deze levensfase van ‘tot wasdom komen’ is dat de aandacht verschuift van ‘technology push’ van nieuwe technologie naar ‘demand pull’, het
12
zie schema Carlota Perez, figuur 1.
35 Opleidingsplan IAM versie 3 d.d. 21-10-2006
ontwikkelen van interactieve multimedia toepassingen vanuit het perspectief van de beoogde gebruikers.
Kenmerken
van
de
kenniseconomie
Ontstond in het tijdperk van massaproductie vooral waarde door de combinatie van de factoren kapitaal, arbeid en grondstoffen, in de kenniseconomie voegt de factor kennis die in het product is toegepast, de meeste meerwaarde toe.13 Typische kenmerken van de kenniseconomie zijn: - Vraagsturing: persoonlijk maatwerk in plaats van massaproducten - Korte levenscyclus van goederen en diensten - Diensten (veelal digitaal) als toegevoegde waarde van een product - Collective engineering (klanten + toeleveranciers worden reeds in een vroeg stadium betrokken bij de ontwikkeling van goederen en diensten) - Integraal
ontwerpen
(het
uiteindelijke
product
en
de
onderhouds‐
en
gebruikseisen
staan
centraal
in
het
ontwerp
en
ontwikkelproces)
- Korte ‘time to market’: snelle koppelingen tussen inventie – innovatie – disseminatie - Open
Innovatie
(innovatie
door
succesvol
combineren
van
zaken
die
al
bestaan
in
een
samenwerking
tussen
verschillende
bedrijven)
- Globalisering,
Off‐shoring
&
Outsourcing:
afstand
en
tijd
worden
overbrugd
door
digitale
netwerken,
waardoor
er
mogelijkheden
ontstaan
om
delen
van
het
productieproces
of
de
dienstverlening
naar
een
ander
land
te
verhuizen
Om in deze omgeving te kunnen opereren wordt kennisproductiviteit (het vermogen van organisaties om relevantie informatie te signaleren, te verzamelen en te interpreteren om vervolgens op basis hiervan nieuwe kennis te genereren en deze tot slot toe te passen in het stapsgewijs verbeteren van producten, diensten en werkprocessen) een kerncompetentie van elke onderneming, instelling of organisatie. Dit wordt over het algemeen gezien als een creatief proces, waarin out-of-the-box kunnen denken een belangrijke kritische voorwaarde is voor succes. Er gaan dan ook stemmen op om niet langer te spreken over de kenniseconomie, maar over de creatieve economie14
Leerfuncties
in
de
kenniseconomie
De veranderingen in de kenmerken van de economische productie in Nederland hebben leiden betekent ook dat er behoefte ontstaat aan anders opleide werknemers. Kessels en Keursten (2001) brachten zeven kritische leerfuncties in kaart die van belang zijn voor elke kenniswerker: - Materiedeskundigheid: domein-specifieke kennis die rechtstreeks gerelateerd is aan de doelstellingen van het werk; - Probleemoplossend vermogen: materiedeskundigheid kan pas productief worden als deze gekoppeld wordt aan het vermogen om nieuwe oplossingen te vinden voor nieuwe vraagstukken die zich voordoen; - Reflectieve vaardigheden en metacognities: noodzakelijk om als organisatie, als team en als individu, wegen te vinden voor het ontwikkelen en benutten van nieuwe kennis. Het
13
Joseph Kessels en Paul Keursten: Opleiden en leren in een kenniseconomie: Vormgeven aan een corporate curriculum, Handboek Human Resource Development, jaargang 31, nr 6, pp.679-709.
14
Peter van der Wel, PVDI http://www.pvdi.nl.
36 Opleidingsplan IAM versie 3 d.d. 21-10-2006
-
stelt mensen in staat om greep te krijgen op hun eigen denk- en leerprocessen en deze te sturen en te verbeteren; Sociale en communicatieve vaardigheden: het voertuig dat toegang verschaft tot de kennis en het kennisnetwerk van anderen; Zelfregulatie van motivatie en affectie: nodig om momenten van stagnatie te kunnen overbruggen; slimheid en creativiteit zijn sterk gebonden aan persoonlijke motivatie en interesse.15
De
rol
van
interactieve
media
Diensten en middelen om langs digitale weg tot kennisproductie te komen en deze kennis te kunnen inzetten voor innovatie, vormen een belangrijk element binnen de kenniseconomie. De relatie tussen producent en consument van producten en diensten is klant- en vraaggericht; interactieve media applicaties ondersteunen dit. In de kenniseconomie gaat het in de dienstverlening deels om vervanging van face-to-face diensten door gemedieerde en interactieve on-line communicatie, met als doel lagere kosten en hogere effectiviteit. Bijvoorbeeld on-line intake en advies, bestelling en betaling, etc. Daarnaast gaat het om de ontwikkeling van nieuwe diensten en producten, die een aanvulling zijn op het reguliere aanbod. In de zorg ontstaat een scala aan mogelijkheden op het gebied van e-health, bijvoorbeeld webapplicaties voor huisartsen en on-line diagnose, tot en met on-line therapie16. In het onderwijs en bij bedrijfsopleidingen wordt gebruik gemaakt van applicaties die op verschillende manieren individuele en collectieve leerprocessen mogelijk maken. Het marketingvak wordt verrijkt met mogelijkheden voor ‘event driven’ marketing17, waarbij het juiste aanbod op het juiste moment bij de juiste klant terecht moet zien te komen. In het openbaar bestuur wordt gewerkt aan digitale loketten, waardoor ondernemers in één klap allerlei zaken op het gebied van vergunningen digitaal kunnen afhandelen. Consumenten vormen via het internet inkooporganisaties die korting bedingen op zaken als huishoudelijke apparatuur en benzine. Developers vormen communities waarop allerhande vragen gepost worden, die door anderen beantwoord kunnen worden. Vraagsturing heeft een geheel eigen dynamiek. Was het hebben van een website aan het eind van de jaren ’90 nog een ‘satisfier’ op zich, aan het begin van de 21ste eeuw is er sprake van een ‘dissatisfier’ op het moment dat de bezoeker geen antwoord vindt of krijgt op zijn vraag. Een technisch en functioneel hoogwaardige applicatie ontwikkelen is dus niet meer voldoende: hij moet beantwoorden aan de latente behoeften en verwachtingen van de gebruiker. Het gaat dus niet om de technologie, maar om de mate waarin de behoeften en verwachtingen van gebruikers worden bevredigd. Dit betekent dat niet technische mogelijkheden, maar het gedrag van gebruikers in hun sociale en economische context de sleutel is tot het ontdekken van nieuwe toepassingsmogelijkheden. Interactieve Media bieden daarmee een potentieel voor innovatie in alle sectoren van de maatschappij.
15
Joseph Kessels en Paul Keursten: Opleiden en leren in een kenniseconomie: Vormgeven aan een corporate curriculum, Handboek Human Resource Development, jaargang 31, nr 6, pp.679-709.
16
Zoals inTherapy, een website voor online psychologische hulp: http://www.interapy.com/.
17
Egbert Jan van Bel, Event Driven Marketing, 2004: http://www.eventdrivenmarketing.nl.
37 Opleidingsplan IAM versie 3 d.d. 21-10-2006
Europees
beleid:
de
rol
van
de
publieke
sector
In 2001 maakten de regeringsleiders van de landen van de Europese Unie afspraken over de ambities tot 2010. Deze werden neergelegd in de Lissabon Agenda. De komende 10 jaar zullen alle leden van de Europese Unie zich inzetten om Europa een leidende positie te bezorgen in de wereldwijde kenniseconomie. De regeringsleiders kiezen voor een ‘inclusive’ strategie: niemand mag worden uitgesloten van de kenniseconomie. Volledige werkgelegenheid wordt benoemd als belangrijkste doelstelling van het economische en sociale beleid. Informatie en Communicatie Technologie wordt gezien als het belangrijkste middel om de Lissabon doelstellingen te bereiken. In het beleid ligt niet langer de nadruk op het realiseren van exponentiële groei door nieuwe radicale businessmodellen. Er wordt gefocused op het verbeteren van ‘business performance’ van bedrijfsprocessen, zowel in de private sector als in de publieke sector18. De taakstelling voor organisaties in de publieke sector is het bereiken van volledige werkgelegenheid en participatie in de samenleving. Er is op Europees niveau alleen al elf miljard Euro vrijgemaakt om de doelstellingen van de Lissabon Agenda te bereiken. Hiermee wordt de positie van het onderwijs, de culturele sector, het openbaar bestuur en organisaties in zorg en welzijn als ‘ontwerpers’ van de informatiesamenleving gewaarborgd.
Ontwikkelingen in het beroepsdomein Inventie
en
innovatie
vs
efficiency
en
effectiviteit
Uit
het
voorgaande
kan
vastgesteld
worden
dat
er
een
relatief
lange
min
of
meer
stabiele
periode
aanbreekt,
waarin
interactieve
media
geaccepteerd
zijn
als
instrument
voor
goederen
of
diensten
in
elke
sector
van
de
economie,
en
in
elke
branche
binnen
de
primaire
processen
en
ter
ondersteuning
van
bedrijfsdoelstellingen.
Voor
zowel
de
private
als
de
publieke
sector
kan
dus
een
toename
van
de
investeringen
en
exploitatieruimte
voor
nieuwe
media
worden
verwacht.
Anders
dan
eind
jaren
’90,
toen
snel
winst
maken
via
beursgang
vaak
het
enige
doel
was,
gaat
het
in
de
komende
jaren
om
het
organiseren
van
inventie
en
innovatie
enerzijds
en
het
verbeteren
van
de
efficiency
en
effectiviteit
van
primaire
en
bedrijfsprocessen
anderzijds.
Alexander
Loudon
stelt
in
‘Webs
of
Innovation19’
dat
dit
twee
heel
verschillende
processen
zijn,
die
op
een
andere
manier
georganiseerd
worden.
Inventie
en
innovatie
is
het
zich
organiseren
rond
een
concept,
waarin
de
meerwaarde
voor
de
eindgebruiker
centraal
staat.
Het
ontwerp‐
en
ontwikkelproces
van
innovatie
is
een
sterk
iteratief
proces
en
moet
anders
worden
ingericht
dan
het
ontwerp‐
en
ontwikkelproces
van
efficiency
en
effectiviteit20.
Waar
bij
het
verbeteren
van
efficiency
en
effectiviteit
het
probleem
van
één
enkele
organisatie
centraal
staat,
draait
het
bij
inventie
en
innovatie
om
de
uitwerking
van
een
nieuw
concept.
18
Rethinking the European ICT-Agenda, Ministerie van Economische Zaken, Den Haag 2004, p. 19.
19
Alexander Loudon, Webs of Innovation, the networked economy demands new ways to innovate, Pearson Education Limited, London 2001.
20
Idem, p. 19.
38 Opleidingsplan IAM versie 3 d.d. 21-10-2006
Hiervoor
ontwikkelen
bedrijven
consortia,
waarin
klantenbestanden,
leveranciers
en
concurrenten
worden
samengebracht.
Het
voordeel
van
deze
benadering
is
dat
er
enerzijds
verschillende
technologieën
worden
samengebracht
en
er
anderzijds
groter
potentieel
aan
toekomstige
klanten
wordt
gegenereerd.
Bij
elke
participant
in
het
netwerk
zijn
zowel
de
marketingafdeling,
als
de
afdeling
Research
&
Development
als
de
productieafdeling
betrokken.
Volgens
Loudon
gaat
de
gedachte
dat
een
bedrijf
zichzelf
moet
versterken
om
de
concurrent
ten
val
te
brengen,
dus
niet
langer
op21.
Opvallend
is
dat
in
deze
inventie‐
en
innovatienetwerken
wordt
samengewerkt
door
grote
gevestigde
bedrijven
en
kleinere
nieuwe
bedrijven.
Bij
innovatie
en
inventie
staat
de
gebruiker
centraal
in
ontwerp
en
ontwikkelprocessen.
Hier
neemt
de
rol
van
‘technology
push’
af
ten
gunste
van
‘demand
pull’.
Dit
betekent
dat
gegevens
als
culturele
en
sociale
context
van
gebruikers
een
belangrijker
rol
gaan
spelen
bij
het
vaststellen
van
de
ontwerpeisen.
Outsourcing
en
Offshoring
Bovenstaande ontwikkelingen vinden plaats binnen mondiale arbeidsverhoudingen. Werk dat niet past binnen de kern competentie van een bedrijf, en dat elders goedkoper en net zo goed gedaan kan worden, verdwijnt uit de organisatie. Ging het in eerste instantie uitsluitend om activiteiten op het gebied van beheer en onderhoud, tegenwoordig worden ook taken als ontwerpen, ontwikkelen, testen en onderzoek, kortom taken op het gebied van inventie en innovatie uitbesteed22.
Gevolg van outsourcing en off-shoring is dat in de organisatie van de opdrachtgever / inkoper aandacht ontstaat voor kwaliteitsbewaking en procesgang. Om werk te kunnen laten uitvoeren door derden is het immers belangrijk dat de vereisten goed in kaart worden gebracht, er een duidelijk concept is, functionaliteit adequaat beschreven is en er een testplan is overeengekomen23. Aan
de
kant
van
de
opdrachtgever
/
inkoper
ontstaat
behoefte
aan
projectleiders
die
het
hele
traject
van
idee
tot
beheer
kunnen
overzien,
in
staat
zijn
tot
het
managen
van
creativiteit
en
kwaliteit,
en
het
inkoopproces
goed
kunnen
inrichten,
mensen
die
in
staat
zijn
om
de
ontwerpeisen
boven
tafel
te
krijgen,
conceptontwikkelaars
en
informatiearchitecten,
die
in
staat
zijn
om
een
functioneel
ontwerp
te
beschrijven.
Uitvoerend
werk
zal
in
veel
gevallen
verdwijnen
in
Nederland,
al
spreekt
het
vanzelf
dat
het
voor
kleine
projecten
niet
loont
om
werk
uit
te
besteden.
21
Idem, p. 28.
22
Computable in bedrijf: Offshore is gouden kans, http://www.computable.nl/artikels/archief4/d17ms4sw.htm
23
Ibidem
39 Opleidingsplan IAM versie 3 d.d. 21-10-2006
De arbeidsmarkt Wat betekenen al deze ontwikkelingen voor de arbeidsmarkt van interactieve media professionals? Het is bijzonder lastig om hierover harde uitspraken te doen. Functies op het gebied van interactieve media zijn bijzonder moeilijk terug te vinden in arbeidsmarktonderzoeken. De verklaring hiervoor is dat de banen zich zowel aan de kant van de opdrachtgevers of inkopers bevinden als aan de kant van de producenten en aanbieders, en wel in alle sectoren van de economie. Bij deze organisaties worden kennis en vaardigheden op het gebied van interactieve media opgenomen worden in traditionele functies als communicatiemanager of marketeer. Maar er ontstaan ook nieuwe functies als webcoördinator en contentmanager. De werkgelegenheid in de sector van interactieve media producenten en aanbieders zijn moeilijk terug te vinden omdat ze verdeeld zijn over SBI codes24 als ICT/nieuwe media, media en entertainment en creatieve zakelijke dienstverlening. Samen zijn deze sectoren goed voor 15% van de werkgelegenheid in de regio groot-Amsterdam (75.000 banen). Ruim 7.000 banen, vooral bij ‘content producenten’ (omroep, video, uitgeverij, reclame) bevinden zich in de overlap tussen deze sectoren. Daarbij moet aangetekend worden dat de sector ICT/nieuwe media zeer uiteenlopende bedrijven bevat: van uitgeverijen van adresboeken tot en met financiële leasing en journalisten.25 In zijn boek ‘The Rise of the Creative Class’ beschrijft de Amerikaanse hoogleraar Richard Florida hoe de trend van off-shoring en outsourcing leidt tot de totstandkoming van de ‘creatieve klasse’, verdeeld in een supercreatieve kern bestaand uit de echte voortrekkers en een grotere meer ondersteunende en uitvoerende groep. Hij tekent daarbij aan dat ‘het niet om (het hebben van) kennis gaat, maar om het vermogen om iets helemaal nieuws te doen met beschikbare kennis26. De creatieve klasse vormt een creatieve industrie, bestaand uit veelal eenmanszaken en andere kleine bedrijven, die netwerken vormen om de expertise bij elkaar te brengen om de opdracht tot een goed einde brengen. Niet alle banen in de creatieve industrie zijn echter banen in de nieuwe media sector. De Amsterdamse wethouder Huffnagels constateerde tijdens de afsluiting van de eerste ANMI Summerschool in augustus 2004 dat in de periode 1996-2001 een kwart van de groei van de werkgelegenheid te danken is aan ICT en Nieuwe Media. Eind 2003 werkte 10 procent van de beroepsbevolking in deze sector, in ruim 7000 bedrijven. Van opkomend belang is de contentsector: de eerdergenoemde contentproducenten vertegenwoordigen een kwart van de banen in het cluster. Wie het Amsterdamse telefoonboek opslaat telt ruim 150 vermeldingen onder de categorie ‘interactieve media’ en ruim 400 onder de categorie ‘internetbedrijven’. Gezien de ontwikkelingen in de ICT en nieuwe media sector wordt een verdere groei verwacht. In de regio groot Amsterdam27 en op landelijk niveau wordt er beleid ontwikkeld 24
De Standaard Bedrijfsindeling (SBI) is een systematische hiërarchische indeling van economische activiteiten van het Centraal Bureau voor de Statistiek.
25
Jos Rutten, De creatieve industrie in Amsterdam en de regio, TNO STB-04-29, blz 51.
26
Richard Florida, The Rise of the Creative Class, New York 2002, http://www.creativeclass.org.
27
In een poging zicht te krijgen op het economische belang van de creatieve industrie voor de regio Groot-Amsterdam heeft TNO onlangs in opdracht van de afdeling Economische Zaken onderzoek 40 Opleidingsplan IAM versie 3 d.d. 21-10-2006
om de het innovatiepotentieel van deze creatieve klasse te waarborgen. Landelijk gebeurt dit via het sleutelgebied Creatieve Industrie van het Innovatieplatform, in de regio Groot Amsterdam is het initiatief genomen tot de Amsterdamse Innovatie Motor (AIM).
Organisatie
van
de
nieuwe
media
functie
De ‘strategische functie typologie’ van Martin Simon28 biedt aangrijpingspunten om de mogelijkheden van afgestudeerde Interactieve Media Professionals nader te ordenen. Simon onderscheidt vier ideaaltypen van organisaties, te weten: de taak/product organisatie, de taak/capaciteit organisatie, de markt/product organisatie en markt/capaciteit organisatie. Onder welke categorie een bedrijf of instelling valt, is afhankelijk van de output van de organisatie (verkoopt het bedrijf een product of capaciteit om iets tot stand te brengen) en van de status (wordt de organisatie – of een onderdeel daarvan- aangestuurd door een hoger beleidsorgaan dat bijvoorbeeld ook de tarieven voor huisvesting bepaalt of beschikt het over de mogelijkheden om zelf de kostprijs te bepalen). In welk kwadrant van de matrix een organisatie valt, is zeer bepalend voor de besturing ervan en bepaalt de rol van het management en de inrichting van de research & development functie. -
In
de
taak
/
product
organisatie
worden
producten
gemaakt
naar
eigen
ontwerp,
de
gebruiker
neemt
deze
producten
af
op
basis
van
de
eigenschappen
van
het
product
/
productconcept.
In
dit
type
bedrijf
gaat
het
om
het
verbeteren
van
de
exclusiviteit
van
producteigenschappen.
De
exclusiviteit
van
de
kenmerken
van
het
product
/
productconcept
is
dus
van
belang.
Een
taakorganisatie
wordt
aangestuurd
door
een
hoger
beleidsorgaan,
dat
tevens
zorgdraagt
voor
het
budget.
-
De markt / product organisatie ontwerpt en exploiteert producten naar eigen inzicht, voor de continuïteit is de organisatie afhankelijk van de exclusiviteit van die producteigenschappen in relatie tot de vraag naar die productfunctie. Het bedrijf verwerft inkomsten uit verkoop en beschikt vrij over de bestemming ervan.
-
De taak / capaciteit organisatie is afhankelijk van een door een hoger beleidsorgaan vastgesteld beleid, en levert capaciteit als output. Het hogere beleidsorgaan zorgt voor het budget. De leiding van deze organisatie eenheid moet zich concentreren op de exclusiviteit van de organisatie eigenschappen. Die maken het immers aantrekkelijk om juist bij dit bedrijf capaciteit in te kopen.
-
De markt / capaciteit organisatie bevindt zich in het onderste kwadrant. Deze organisatie eenheid is voor haar continuïteit afhankelijk van de exclusiviteit van haar organisatiekenmerken in combinatie met de vraag naar deze specifieke capaciteitsfunctie29 Het bedrijf verwerft inkomsten en is vrij in de bestemming ervan.
gedaan op basis van gegevens uit 2002. De conclusies uit dit onderzoek: Met 6,9 procent van het aantal banen behoort de creatieve industrie tot de middelgrote sectoren in de regio ‘groot Amsterdam’. De bedrijfstak van de producenten en aanbieders van ICT en Nieuwe Media tekent voor 10% van de banen (ruim 40.000). Opvallend kenmerk van de structuur van de arbeidsmarkt is dat er sprake is van een heel groot aantal heel kleine bedrijven in de categorie 1 tot 5 medewerkers. 28
Martin Simon, De Strategische Functie Typologie, functioneel denkraam voor het management, Kluwer 1989.
29
Idem, p. 83 –84.
41 Opleidingsplan IAM versie 3 d.d. 21-10-2006
Het belang van Simons studie voor de nieuwe media sector is zijn constatering dat bedrijven in grote problemen raken wanneer –vaak ongemerkt – de functies vermengen. Binnen een onderneming die bijvoorbeeld opstartte met een markt / capaciteitsfunctie in de nieuwe media, bijvoorbeeld een consultancy of een maatwerkbedrijf, gaat het na een aantal jaren kriebelen. Er moeten bijvoorbeeld telkens dezelfde modules gebouwd worden voor authenticatie of sessiecontrole. De stap naar productontwikkeling ligt voor de hand. Dit is het moment dat de functievermenging optreedt. Productontwikkeling is immers een heel andere functie en vraagt om een heel andere organisatiestructuur en financiering dan het oorspronkelijke markt / capaciteitsbedrijf. Dit functioneerde immers op basis van ‘ uurtjefactuurtje’, terwijl voor productontwikkeling grote investeringen nodig zijn om alle stappen te doorlopen van eerste idee tot een op alle platforms functionerende applicatie. Een vermenging van functies is volgens Simon mogelijk, maar moet beperkt worden tot maximaal 15 % van de omzet. De afgelopen jaren zijn in de sector ICT en Nieuwe Media zeer veel bedrijven in de problemen gekomen door functievermenging. Het vermengen van functies is voor het management verleidelijk: een markt/product organisatie heeft een hogere status dan een markt/capaciteits bedrijf. In onderstaande tabel is het bijzonder brede beroepenveld van de Interactieve Media Professional geordend naar strategische functie. output/ status
Taak
markt
Product
taak/product functie
markt / product functie
Rijksmusea
Google
Scholen
Lycos
Ministeries
Microsoft
Gemeenten
Eigen bedrijf dat een product verkoopt
Koepelorganisaties
Endemol
Sanoma New Media Center
Sanoma Uitgevers
Gemeente Amsterdam
Eyeworks tv
Humanitas
Imagine IC
Kamer van Koophandel
ANWB
De Nederlandsche Bank
Dagbladconcern
Afdeling ICT van de HvA
Icatt WaagLabs Dokters van de Wereld
Capaciteit
taak / capaciteit functie Publieke Omroep Ziekenhuizen Zorginstellingen
markt / capaciteit functie Consultancy Multimedia design maatwerk bedrijven Reclamebureaus 42
Opleidingsplan IAM versie 3 d.d. 21-10-2006
Syntens
Een eigen bedrijf dat capaciteit verkoopt Submarine Icatt WaagSociety Stichting Kennisland WoutersPrice Code66
Zoals uit het overzicht blijkt, heeft de positie in de strategische functie typologie matrix (SFTmatrix) dus niets te maken met de indeling in private of publieke sector, en zijn sommige bedrijven, al dan niet via verschillende afdelingen, in meer dan één kwadrant actief. Bepalend is hoe een organisatie inkomsten verwerft (uit de markt of via een budget toegekend door een hoger beleidsorgaan) en met welke activiteit (door een product te verkopen of capaciteit te verhuren om goederen of diensten te produceren). Sanoma uitgevers bijvoorbeeld is een typische markt / product organisatie. Maar binnen deze onderneming opereert ook een afdeling New Media Center, die voor alle tijdschrifttitels internet toepassingen ontwikkelt. De activiteiten van de nieuwe media afdeling worden aangestuurd door een hoger beleidsorgaan. Het New Media Center heeft binnen Sanoma dan ook een taak / product functie.
Een
nieuw
type
professional
IAM-professionals zijn in diverse beroepsrollen werkzaam in alle sectoren van de economie en in elk denkbare branche. De interactieve media professional is in staat om kansen voor interactieve media producten te signaleren, interactieve mediaproducten of diensten te bedenken, te ontwerpen, dit proces te managen en om opdrachtgevers op dit gebied deskundig te adviseren. Zij zijn daarmee de ‘ontwerpers’ van de gereedschappen van de informatie-samenleving en de kenniseconomie.
In vacatures valt op dat de taken in dit nog jonge beroepenveld nog niet uitgesplitst zijn naar strategisch, tactisch en operationeel niveau. Van deze professionals wordt enerzijds verwacht dat ‘de mogelijkheden van interactieve media gesignaleerd worden en op creatieve wijze worden geïmplementeerd’, anderzijds is deze functionaris ook ‘ten alle tijde verantwoordelijk voor het oplossen van problemen welke gerelateerd zijn aan de website’30. Ook de webcoördinator bij ISBW heeft een strategische taak in het ‘vertalen wat er in de organisatie leeft naar internetuitingen’ en is tegelijkertijd operationeel verantwoordelijk voor ‘verzorgen van de technische realisatie en de
30
Vacature webmaster Nickolodeon, januari 2005, monsterboard
43 Opleidingsplan IAM versie 3 d.d. 21-10-2006
verzending van emails en elektronische nieuwsbrieven en de coördinatie van de opvolging van reacties.’
Om alle taken op operationeel, tactisch en strategisch niveau tot een goed einde te brengen, heeft deze professional een breed werkgebied, dat zich bevindt zich op de snijvlakken van de kennisdomeinen communicatie, cultuur, marketing, design en technologie. Vanuit elk van deze domeinen wordt een bijdrage geleverd aan interactieve media oplossingen. Dit betekent dat de interactieve media professional zicht moet hebben op de taken en rollen en de meerwaarde van experts in alle domeinen. In de huidige beroepspraktijk moeten professionals met heel verschillende oriëntaties en beroepsculturen samen werken. Elk domein heeft een eigen blik op de werkelijkheid, een eigen taal en begrippenkaders, eigen concerns en belangen, een eigen aanpak, etc. De afstand tussen de domeinen is vaak erg groot, wat een negatieve impact heeft op de kwaliteit, kosten effectiviteit en oplossend en innovatief vermogen van de gezamenlijke inspanning. Daarnaast moet de interactieve media professional flexibel kunnen schakelen tussen werkzaamheden op operationeel, tactisch en strategisch niveau. Dit brengt hem in verschillende rollen. De strateeg adviseert, de tactisch verantwoordelijke cooördineert , bewaakt en managet, operationeel verantwoordelijken doen het uitvoerende werk. Al deze rollen worden in vacatures vaak gecombineerd in één functie.
Uitstroommogelijkheden
Gezien de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt, ontstaan voor de Interactieve Media Professionals op bachelorniveau de volgende mogelijkheden: -
Eigenaar, manager of medewerker van een bedrijf dat interactieve media producten en diensten ontwikkelt en exploiteert (content, applicaties) Eigenaar, manager of medewerker van een bedrijf dat maatwerk op het terrein van interactieve media verricht (content, interface design, demodesign, prototypes, applicatieontwikkeling, advies op dit gebied) Manager of medewerker binnen een organisatie die interactieve media applicaties of content inzet als product in het primaire proces of in het bedrijfsproces Freelancer of zelfstandige zonder personeel in de rol van opdrachtnemer bij elk van bovenstaande bedrijfstypen.
44 Opleidingsplan IAM versie 3 d.d. 21-10-2006
Uitgewerkt
naar
verschillende
rollen:
-
-
-
-
De
opdrachtgever
/
ondernemer.
Deze
stuurt
de
samenwerking
aan
binnen
de
eigen
onderneming
tussen
marketing,
R&D
en
de
productie‐afdeling
en
ontwikkelt
het
netwerk.
Dit
kan
vanuit
verschillende
rollen,
die
al
bekend
waren
in
de
oude
economie,
zoals:
marketingmanager,
communicatiemanager,
productontwikkelaar.
Adviseurs,
zowel
extern
(consultants)
als
intern
(beleids‐en
stafmedewerkers)
De
projectleider
nieuwe
stijl
stuurt
niet
alleen
op
tijd
en
geld,
maar
is
ook
in
staat
om
binnen
het
team
een
sfeer
te
creëren
waarin
creativiteit,
een
noodzakelijke
voorwaarde
voor
innovatie,
kan
gedijen.
Naast
managementkwaliteiten
worden
dus
ook
leiderschapskwaliteiten
belangrijk
in
deze
functie.
Coördinatoren:
zij
zorgen
voor
een
adequate
afstemming
tussen
verschillende
afdelingen
die
input
moeten
leveren
voor
ontwerp,
ontwikkeling
en
het
beheer
van
een
interactieve
media
applicatie.
In
vacaturebeschrijvingen
in
vaak
sprake
van
cross‐overs
tussen
disciplines.
Concept‐ontwikkelaars:
deze
zijn
afkomstig
uit
verschillende
disciplines
en
hebben
als
belangrijkste
kwaliteit
dat
ze
goed
kunnen
samenwerken
met
andere
disciplines.
Ze
zijn
in
staat
om
vereisten
te
onderzoeken
en
te
beschrijven.
Daarbij
staan
niet
langer
het
belang
van
de
institutie
en
de
inrichting
van
het
primaire
proces
en
de
belangen
van
bedrijfsprocessen
centraal,
maar
de
mogelijke
innovatie
vanuit
het
perspectief
van
de
toekomstige
gebruiker
centraal
in
het
licht
van
culturele,
maatschappelijke,
sociale
en
economische
ontwikkelingen.
Het
resultaat
kan
een
rapport
zijn,
maar
ook
een
demodesign
of
een
prototype.
Dit
draagt
immers
bij
aan
de
mogelijkheid
om
al
in
een
vroeg
stadium
bij
de
eindgebruikers
te
toetsen
of
de
oplossing
klopt
bij
de
vraag.
Content‐ontwikkelaars:
dit
zijn
mensen
die
zich
op
uitvoerend
niveau
bezighouden
met
de
inhouden
ontwikkelen
voor
nieuwe
toepassingen.
Zij
hebben
verstand
van
time‐based
media
zoals
video
en
animatie,
beeld
(information‐design),
interactie
en
navigatie
(interaction
design
en
interface
ontwerp,
redactie
(formatontwikkeling,
tekst
en
beeld,
en
redactionele
organisatie)
Profiel afgestudeerden De opleiding Interactieve Media speelt in op de vraag vanuit het werkveld, door de nadrukkelijke keuze voor een afstudeerprofiel dat een combinatie is van een kernprofiel gebaseerd op brede oriëntatie vanuit een multidisciplinair perspectief, gecombineerd met een specialisatie in een of meer beroepsrollen binnen een bepaalde stroming. Afgestudeerden met dit profiel hebben een hoge toegevoegde waarde voor het werkveld en de ontwikkeling van de sector in verschillende beroepscontexten. Zij beschikken enerzijds over noodzakelijke generieke competenties, waardoor zij onder meer multidisciplinair kunnen samenwerken bij ontwerp, productie en implementatie van een interactieve media productie. Daarnaast zijn ze gespecialiseerd in bepaalde resultaatgebieden, behorend bij de door hen gekozen stroming.
45 Opleidingsplan IAM versie 3 d.d. 21-10-2006
Zowel binnen de kern als binnen de stromingen is aandacht voor de verschillende beroepshandelingen en beroepsproducten op operationeel, tactisch en strategisch niveau.
De startende Interactieve Media Professional beschikt over de competenties om in verschillende beroepsrollen te kunnen functioneren in de organisatie die gebruikt maakt van interactieve media als dienst of product of in de organisaties die producten verkopen of diensten verlenen aan dergelijke bedrijven. Interactieve Media professionals zijn vanuit diverse beroepsrollen werkzaam in alle mogelijke sectoren in de samenleving, met zowel commerciële als niet-commerciële opdrachtgevers. De opleiding Interactieve Media profileert zich op beroepscontexten in de publieke sector zoals educatie, kunst en cultuur, zorg en welzijn en openbaar bestuur en laat zich inspireren door de ontwikkelingen binnen het publieke domein. De
Interactieve
Media
Professional
bekwaamt
zich
vanuit
een
interdisciplinaire
aanpak
tijdens
de
opleiding
in
vijf
clusters
van
kennisdomeinen:
Techniek,
Design
en
Interactie,
Projectmanagement
en
procesmanagement,
Marketing
en
Ondernemen,
Communicatie
en
Content,
Media
&
Cultuur.
Gedurende
zijn
opleiding
kan
hij
kiezen
uit
drie
specialisatie‐ mogelijkheden
(stromen)
en
twee
minors.
De
Interactieve
Media
Professional
kan
werken
in
verschillende
functies
(projectmanager,
projectleider,
accountmanager,
designer,
developer,
redacteur)
en
binnen
een
organisatie
verschillende
rollen
vervullen
(projectleider,
manager,
coördinator,
adviseur,
uitvoerder).
De
werkzaamheden
geschieden
in
één
van
de
vier
typen
organisaties,
te
weten
taak/product,
taak/capaciteit,
markt/product
en
markt/capaciteit.
46 Opleidingsplan IAM versie 3 d.d. 21-10-2006