Geschiedenis van Interactieve Media Interactieve Media, propedeuse 2010-2011, blok 1
Docenten: Sandra Toom Eva van den Eijnde Theo Ploeg Hein Bijvoet
Geschiedenis van Interactieve Media Interactieve Media, propedeuse 2010-2011, blok 1
Docenten: Sandra Toom Eva van den Eijnde Theo Ploeg Hein Bijvoet
Inhoud Deel I – Algemene zaken Voorwoord
pagina 5
Vakpresentatie
pagina 6
Museum Mess Up – de eindopdracht
pagina 9
Beoordelingscriteria museum
pagina 12
Deel II – Het programma Inleiding
pagina 14
Hoorcollege 1
pagina 15
Interactieve angst door Francisco van Jole
pagina 16
Werkgroep 1
pagina 20
Hoorcollege 2
pagina 21
De Mediarevoluties (inleiding en hoofdstuk 1) door Eva van den Eijnde
pagina 22
Werkgroep 2
pagina 24
Hoorcollege 3
pagina 25
De Mediarevoluties (hoofdstuk 2) door Eva van den Eijnde
pagina 26
Werkgroep 3
pagina 27
Hoorcollege 4
pagina 28
De Mediarevoluties (hoofdstuk 3, 4, 5) door Eva van den Eijnde
pagina 29
Werkgroep 4
pagina 34
Hoorcollege 5
pagina 35
Werkgroep 5
pagina 36
Hoorcollege 6
pagina 37
Werkgroep 6
pagina 38
Deel I
Algemene zaken
Voorwoord
Vooruit… achteruit! De beste manier om je toekomstvoorspellingen te laten uitkomen, is die toekomst zelf te creëren. Een fraai uitgangspunt voor een IAM-professional. Wij sluiten ons er dan ook van harte bij aan. Maar om die toekomst daadwerkelijk te creëren, is een dieper inzicht in de krachten die schuilgaan achter de talloze boodschappen die dagelijks op je afkomen een vereiste. Om dat inzicht te verwerven kunnen we er niet omheen: een blik in de geschiedenis van de (interactieve) media. In deze reader vind je een aantal artikelen en alle ins en outs van het vak. Van de onderwerpen van de hoorcolleges en de werkgroepen tot de opleverdata, het staat er allemaal in. Kanttekening: wanneer de situatie daartoe noopt, kunnen we de lesinhoud op detailniveau wijzigen. We veranderen beslist de eindopdracht niet en plotseling deadlines vervroegen, doen we ook niet. Naast deze syllabus, is het een advies het boek ‘De Media Explosie’ van Kees van Wijk aan te schaffen. De belangrijkste zaken uit dat boek komen in deze syllabus al naar voren in het artikel ‘De Mediarevoluties’. Maar als je een grondiger begrip nastreeft, is het boek van Van Wijk onontbeerlijk. Je rondt het vak af met een eindopdracht onder de werktitel ‘Museum Mess Up’. Een persoonlijk digitaal museum waarin je aantoont dat je begrip hebt van de wisselwerking tussen media enerzijds en de situatie in de samenleving anderzijds. Elk jaar weer een poel van frustratie, maar gelukkig hoofdzakelijk een bron van vermaak en voldoening. Gedetailleerde uitleg vind je verderop in deze syllabus. Over zes weken mag je jezelf conservator van je eigen museum noemen. Mediahistoricus ben je daarmee niet. Dat hoeft ook niet. Wat we wel van je verwachten is dat je de behandelde stof meeneemt in je gedachtegoed en toepast in je studie en je werk. Helemaal geslaagd in onze opzet zijn wij als de materie je boeit en je er thuis, op school en in de kroeg over discussieert en filosofeert. Als dat bij jou het geval is, kan het adagium uit de eerste zin niet uitblijven. Want alleen hij die zijn verleden kent, kan de toekomst vormgeven. Sandra Toom, Eva van den Eijnde, Theo Ploeg & Hein Bijvoet September 2010
5
Vak
Geschiedenis van Interactieve Media
Studiejaar Periode(s) Aantal studiepunten Docenten
Propedeuse Blok 1 3 Sandra Toom, Eva van den Eijnde, Theo Ploeg, Hein Bijvoet
Leerdoelen: • De student kent de theorie over de drie mediarevoluties. • De student kan interactieve mediaproducten in het verleden, heden en in de toekomst in de context van de theorie duiden. • De student ontwikkelt redactionele vaardigheden. • De student ontwikkelt vaardigheden op gebied van onderzoek en selectie. • De student ontwikkelt vaardigheden op het gebied van het lezen van een tekst. Plaats in het leerplan: Inzicht in de samenhang tussen media en de tijdgeest is een vereiste om als IAM-professional in de beroepspraktijk te functioneren. Daartoe is het noodzakelijk een blik in het verleden te werpen. Hoe heeft de (westerse) wereld zich onder invloed van media kunnen ontwikkelen zoals dat is gebeurd? Werkwijze: Wekelijks is er een uur hoorcollege over de geschiedenis van de (interactieve) media. De rode draad daarbij zijn de drie mediarevoluties (het fonetisch schrift, de boekdrukkunst en de elektronische media). Daarnaast is er een blokuur per week werkgroep, waarin op het hoorcollege wordt teruggeblikt en aan een persoonlijk digitaal museum (werktitel: Museum Mess Up*) wordt gewerkt. In dit museum toont de student aan begrip te hebben van de invloed die de mediageschiedenis op de hedendaagse media heeft en de (westerse) samenleving in het algemeen. * De werktitel Museum Mess Up refereert aan één van de onderdelen van het museum. Dit onderdeel bestaat uit een door de student bewerkte afbeelding van één van zijn objecten, waarmee hij zijn visie op de maatschappij weergeeft. Lesstof: • De drie mediarevoluties. • Redactionele vaardigheden. • Onderzoeks- en selectiemethoden. • Leesvaardigheid. Criteria • Het museum heeft een ‘eigen’ signatuur en een relevante naam, waarvoor verantwoording wordt afgelegd. • De keuzes voor de objecten/uitingen zijn verantwoord en geplaatst in de context van de tijd. • Maker/uitvinder, titel, jaartal en andere relevante informatie zijn verstrekt. • De objecten en/of uitingen zijn verbasterd zodat ze in het huidige tijdsgewricht relevantie hebben. • Het museum is verzorgd, compleet, gebruikersvriendelijk en getuigt van toewijding en betrokkenheid. • De student is betrokken, houdt zich aan deadlines en is aanwezig tijdens de werkgroepen. • De redactionele toevoegingen zijn geschreven in toegankelijk en foutloos Nederlands en bieden een copy-paste mogelijkheid. • Het museum is vastgelegd op een informatiedrager in een door de docent opgegeven extensie en formaat. Toetsing Bij aanvang van de zesde (laatste) werkgroep levert de student zijn museum op. Op basis daarvan ontvangt de student binnen tien dagen een rapport waarin een beoordeling door de docent wordt verantwoord. Als je werk aan de criteria voldoet, levert dit minimaal een voldoende op. Herstellen van het museum is mogelijk wanneer de student actief aan het programma heeft deelgenomen en een museum heeft opgeleverd. Deadline voor de herstelde eindopdracht is maandag 22 november 12.00 uur. Inleveren op een door de docent te bepalen plaats. 6
Lesmateriaal verplicht • Syllabus, door de opleiding verstrekt. • Additionele artikelen, door de opleiding verstrekt. Literatuur aanbevolen • Kunstgeschiedenis voor Dummies, Jesse Bryant Wilder, isbn: 978-90-430-1535-6. • De Media-explosie, Kees van Wijk, isbn 978-90-395-2526-5.
Lesprogramma Week 1 – GIAM – Laat je (niets) wijsmaken Hoorcollege • Introductie vak, relevantie voor IAM-prof en uiteenzetting eindopdracht. • Huiswerk: bestuderen syllabus tot en met artikel Interactieve angst van Francisco Van Jole. Werkgroep • Nabespreken hoorcollege en huiswerk. • Nieuwe media sinds 1994 in kaart brengen. • Opdracht 1: Zaal IV. • Huiswerk: afronden opdracht 1. Week 2 – Alfabet, ramp of zegen? Hoorcollege • De eerste mediarevolutie: het alfabet. • Criteria voor en tendensen van een mediarevolutie. • Huiswerk: bestuderen inleiding en hoofdstuk 1 van het artikel De Mediarevoluties. Werkgroep • Nabespreken hoorcollege en huiswerk. • Presenteren zaal IV. • Tips voor je redactionele content • Aan zaal I werken met behulp van de trendpiramide. • Huiswerk: afronden zaal I (inclusief mess up) en start maken museumomgeving. Week 3 – Van pannenkoek tot oliebol Hoorcollege • De tweede mediarevolutie: de boekdrukkunst. • Huiswerk: bestuderen hoofdstuk 2 van het artikel De Mediarevoluties. Werkgroep • Nabespreken hoorcollege en huiswerk. • Aan zaal II werken met behulp van de trendpiramide. • Presenteren zaal I. • Huiswerk: afronden zaal II (inclusief mess up) en werken aan museumomgeving. Week 4 – De mensheid op hol Hoorcollege • De derde mediarevolutie: de elektronische media. • Huiswerk: bestuderen hoofdstuk 3, 4 en 5 van het artikel De Mediarevoluties. Werkgroep • Nabespreken hoorcollege. • Aan zaal III werken met behulp van de trendpiramide. • Presenteren zaal II. • Huiswerk: afronden zaal III (inclusief mess up) en werken aan museumomgeving, bestuderen het artikel Interactieve angst van Francisco van Jole.
7
Week 5 – Mondige primaat of goddelijke tobber Hoorcollege • Navigatie en design ten behoeve van het museum (gastcollege van Bart-Jan Steerenberg). • Voortschrijdend inzicht: zaal IV opnieuw onder de loep met behulp van de trendpiramide. • Criteria voor de eindopdracht. Werkgroep • Nabespreken hoorcollege. • Aanstellen collector. • Trendpiramide ten behoeve van zaal IV. • Werken aan zaal IV, andere zalen en/of museumomgeving. • Laatste kans op feedback. • Presenteren zaal III. • Huiswerk: afronden hele museum. Week 6 – Blik op oneindig? Hoorcollege • Resumé alle lesstof. • Allerlaatste tips voor het museum. • Blik op 2030. • Food for thought: is er een vierde mediarevolutie op komst of zitten we er zelfs al midden in? Werkgroep • Opleveren museum. • Presenteren museum. • Vakevaluatie. Week 0 (Ideeontwikkeling) blok 2 (8-12 november) Hoorcollege • Feedback: de valkuilen bespreken ten behoeve van de herstelopdracht. Week 2 blok 2 • Maandag 22 november, 12.00 uur: deadline herstelde eindopdracht.
8
Museum Mess Up – de eindopdracht Creativiteit is een belangrijk wapen voor de IAM-student. Maar wat is dat eigenlijk, creativiteit? Tuurlijk, lekker knutselen met Photoshop en een gelikte website bouwen. En dat gaan we doen bij dit vak. Maar daarmee ben je er als toekomstig mediaprofessional niet. Creativiteit is namelijk óók -misschien wel voornamelijk- het oplossen van een vraagstuk. Om tot een oplossing te komen, is achtergrondinformatie essentieel. Waar wortelt het vraagstuk? Plat gezegd: waar komt het vandaan, hoe is het allemaal zo gekomen? Het antwoord daarop is het fundament van Geschiedenis van Interactieve Media. We schromen niet om je een heel eind mee terug in de tijd te nemen, zelfs naar ver voor de jaartelling. Dit is het intellectuele deel én het zwaartepunt van het vak. Het is ons bekend, sommige studenten krijgen al de bibbers bij het woord intellectueel. Maar houd moed, dit vak is voor iedereen te halen. Tenminste, als je de hoorcolleges en werkgroepen geconcentreerd volgt en consciëntieus aan de eindopdracht werkt. Hieronder staat exact beschreven wat de bedoeling is. O ja, is de relevantie van Geschiedenis van Interactieve Media je nog niet duidelijk? Lees dan nu het voorwoord!
Museum Mess UP Aansluitend op deze uitleg vind je een beoordelingsformulier voor het museum waaraan je dit blok werkt. Op dat formulier staan de zaken vermeld waaraan het museum moet voldoen voor een voldoende of hoger. Bestudeer dat formulier aandachtig en gebruik het als checklist. Uiterlijk tien dagen na de deadline (de laatste werkgroep) ontvang je een door de docent ingevuld exemplaar. Belangrijk en handig, maar de opdracht wordt er bepaald niet duidelijk van. Daarom hieronder minutieuze uitleg. Museum Mess Up is de werktitel die wij aan het museum hebben gegeven. Je zult wel merken waarom als je verder leest. De opdracht Deel 1 beknopt Creëer een digitaal museum dat bestaat uit een entree en vier zalen met in elke zaal vijf afbeeldingen van objecten uit het corresponderende tijdvak/onderwerp. Je voorziet alle objecten van relevante informatie. Per zaal licht je één object uit en je voegt daar redactionele content aan toe. Zie verder bij ‘uitleg deel 1’.
Deel 2 beknopt Verbaster de originele afbeelding van je uitgelichte object zodanig dat die jouw visie op de huidige maatschappij weergeeft. Dit is dus de zogenaamde mess up. Ook hier voeg je redactionele content aan toe. Zie verder bij ‘uitleg deel 2’. Uitleg deel 1 Elk van de hieronder genoemde tijdvakken/onderwerpen kun je beschouwen als een grote omwenteling in de menselijke (media)geschiedenis. (Hoewel, aan de laatste bullet zijn puntjes toegevoegd. Je gaat gedurende het vak wel begrijpen waarom.) Selecteer nu bij elk van de genoemde periodes vijf objecten die volgens jou duidelijk maken dat het daadwerkelijk gaat om een ‘scharnier’ in de geschiedenis. Je doet dit elke week van het behandelde tijdvak. Elke periode vertegenwoordigt in je museum een aparte zaal. • • • •
Prehistorie in samenhang met protohistorie, meer bepaald het fonetisch schrift: de eerste mediarevolutie. Middeleeuwen in samenhang met renaissance en de verlichting: de tweede mediarevolutie. 1870-1994: de derde mediarevolutie. 1994-heden: ………………………….?
NB: de tijdvakken staan hierboven in chronologische volgorde, maar let op: we starten met het laatste tijdvak en dan pas gaan we over op chronologie.
9
De objecten plaats je in je museum en je voegt bij alle afbeeldingen relevante informatie toe. Die informatie bestaat vermoedelijk uit zaken als naam, uitvinder/maker, jaartal, plaats, maar het kunnen ook andere zaken zijn. Denk goed na over wat relevant is om de keuzes voor je objecten te verantwoorden. Nu selecteer je één van de vijf objecten en die licht je uit. Je maakt die bijvoorbeeld groter, of je doet iets met een apart venster. Justus Sturkeboom, docent Internet Standaarden, kan je hierin adviseren. Je kunt het museum namelijk ook bij dat vak gebruiken. Vervolgens voeg je redactionele content toe bij je uitgelichte object. Hierin geef je de context in tijd en op plaats weer. Die tekst is minimaal 150 en maximaal 250 woorden per object. Wat bedoelen we met context in tijd en op plaats? In week 2 gaan we hier dieper op in met behulp van de trendpiramide. Hier alvast een schot voor de boeg. Met context bedoelen we de relatie tussen het object en de tijd en plaats van handeling. Het is het antwoord op vragen als: - Hoe sloot het gedachtegoed van de massa, of juist een select gezelschap, aan op het object? - Wat waren de heersende ideeën, waarden, levensbeschouwingen ten tijde van de vervaardiging van het object? - Waarom is dit object nu typisch een exponent van zijn tijd en plaats? Of waarom is het juist een vreemde eend in de bijt? Anders gezegd: neem ons mee naar de wereld die jouw object weerspiegelt! NB: vooral het uitgelichte object met de redactionele toevoeging toont aan of je inzicht hebt in de materie. Allemachtig! Object, context, trendpiramide, levensbeschouwingen… En dan volgt er nog een deel 2 ook. Als de moed je nu niet in de schoenen zakt…. Nee hoor, niet laten gebeuren. Gedurende het vak wordt het allemaal duidelijk. Tenminste, als je de hoorcolleges en werkgroepen geconcentr…. Oh, hadden we dat al geschreven?
Uitleg deel 2 (de mess up) Wekelijks selecteer je dus één object uit het behandelde tijdvak en je omkleedt dit object met redactionele content. Nu willen we dat je datzelfde object verbastert naar de huidige tijd. Dat wil zeggen dat je het object zo bewerkt dat het niet meer de wereld van toen, maar juist die van nu blootlegt. Het is jouw commentaar op de tijd waarin we leven en daarmee heb je een kunstwerk gecreëerd. Vergeet niet dat een beetje kunstwerk een sprekende naam draagt. Natuurlijk behoeft jouw mess up nog tekstuele uitleg. Daarin som je niet op wat je hebt veranderd aan de oorspronkelijke afbeelding. Je legt uit waaróm je dat hebt gedaan. Wat maakt jouw kunstwerk nu bij uitstek een product van de tijd waarin we nu leven. In werkgroep 2 krijg je tips over wat je op redactioneel gebied beter niet en juist wel kunt doen. Net als het origineel bestaat je tekst bij de mess up uit minimaal 150 en maximaal 250 woorden. NB: ook voor navigatie van en naar de mess up, kun je Justus raadplegen. Opmerkingen, suggesties en adviezen a. Spectrum De opdracht voorziet niet in een exacte omschrijving van het soort object. Je bent daarin dus vrij. Toch moedigen wij je aan om je spectrum niet te smal te houden. Een zaal vol met billboards, vinden wij wat laf. (Hoewel, zo’n thematische zaal heeft natuurlijk ook wel iets.) Maar dan moet je evengoed in je redactionele toevoegingen de tijdgeest uit betreffend tijdvak in verband brengen met jouw object. b. Vormgeving Je museum heeft een entree in de vorm van een homepage met vier ‘zalen’ daarachter. Op die homepage vinden we in elk geval je naam, klaskleur én… de naam van je museum. Verder is de vormgeving geheel vrij. Jij bent conservator van je eigen museum. Dat museum dient dus een persoonlijke signatuur te hebben. Wel willen we dat je keuzes een doel dienen. ‘Vinnikgewoonmooi’,
10
zeiden we vroeger, maar nu niet meer. Ook de keuze hoe je je objecten plaatst, is aan jou. Wil je het origineel naast je mess up positioneren of andersom, ons goed. Wil je met een muisklik een fraaie dissolve van het origineel naar de mess up maken, ook best. Wel vragen we dat je ook dit soort zaken overwogen doet. c. Software, structuur en navigatie Je maakt je museum in HTML. Justus Sturkeboom leert je de fijne kneepjes hiervan bij Internet Standaarden. Zoals al eerder vermeld, je kunt het museum ook voor de opdracht bij dat vak inzetten. Maak je museum overzichtelijk. Verwijs vanaf de homepage in één keer naar de verschillende zalen, zodat één muisklik altijd volstaat om de gewenste pagina te bereiken. In hoorcollege 5 krijg je over navigatie de nodige tips (zie onder e). d. Opleveren/deadline Je museum lever je (off line) in bij je docent voorafgaand aan de laatste werkgroep. Maar let op: elke klas levert één, zo nodig twee informatiedragers in (dvd is het handigst), waarop alle musea staan. Per klas wordt een inleververantwoordelijke aangesteld. Die moet dus al voor de deadline alle musea hebben ontvangen. Om het overzicht te waarborgen, staat ieders werk in een map die op onderstaande wijze is getiteld. NB: niet volgens deze wijze is geen beoordeling.
museum.klaskleur.achternaam.voornaam.voorvoegsel Voorbeeld: museum.ploeg.hein.vanden e. Andere vakken We zoeken bij IAM altijd naar samenhang tussen de vakken. Ook bij het museum is het aan te raden de stof die bij andere vakken aan bod komt, in te zetten. Over Internet Standaarden is genoeg gezegd. Maar ook UCD voor de gebruikersvriendelijkheid en Nederlands voor het tekstuele gedeelte zijn een welkome ondersteuning. Verder komt design- en interactiedocent Bart-Jan Steerenberg in hoorcollege 5 nog de nodige tips geven over vormgeving. f. Ten overvloede De afgelopen jaren hebben we tot vervelens toe adviezen, aanmoedigingen, dwingende raad, onvoldoendes, oorvijgen, zweepslagen en stenigingen gehanteerd. Het hielp, maar niet bij iedereen. Daarom schrijven we het nu maar eens op.
Museum Mess Up is géén knutselopdracht. Vormgeving kan je beoordeling opkrikken, maar compenseert nóóit een gebrek aan kennis, haperend inzicht en rammelende redactie.
11
Beoordeling Geschiedenis van Interactieve Media - Museum Mess Up Student: Docent:
Klaskleur: Eindcijfer:
Aan onderstaande voorwaarden moet zijn voldaan om een beoordeling te krijgen
1. Het museum is verzorgd, compleet, gebruikersvriendelijk en getuigt van toewijding en betrokkenheid. 2. Het museum is vastgelegd op een informatiedrager in een door de docent opgegeven extensie en formaat. 3. De student is betrokken, houdt zich aan deadlines en is aanwezig tijdens de werkgroepen. 4. Het museum heeft een ‘eigen’ signatuur en een relevante naam (Niet: Museum Mess Up) waarvoor verantwoording wordt afgelegd. 5. Maker/uitvinder, titel, jaartal en andere relevante informatie zijn verstrekt. 6. De keuzes voor de objecten/uitingen zijn verantwoord en geplaatst in de context van de tijd. 7. De objecten en/of uitingen zijn verbasterd zodat ze jouw visie op het heden tonen (mess up). 8. De redactionele toevoegingen zijn geschreven in toegankelijk en ‘foutloos’ Nederlands en bieden een copy-paste mogelijkheid.
Ja
nee
Ja
nee
Ja
nee
Ja
nee
Ja
nee
Ja
nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Wanneer je werk aan bovenstaande criteria voldoet, heb je minimaal een 5,5. Per zaal kun je maximaal 1 bonuspunt verdienen, wanneer je werk bovengemiddeld is op onderstaande facetten. Per markering in de onderstaande vakjes sprokkel je dus een half punt bovenop de 5,5. Lijkt ingewikkeld, wijst zich vanzelf. Intellectualiteit: inzicht / diepgang / visie
Zaal I + mess up
Zaal II + mess up
Zaal III + mess up
Zaal IV + mess up
Creativiteit: originaliteit / redactie
Zaal I + mess up
Zaal II + mess up
Zaal III + mess up
Zaal IV + mess up
De snelle rekenaar heeft het in de gaten. Je komt nog een half punt te kort voor een 10. Dat halve punt kun je verdienen wanneer je (ook) op onderstaande excelleert. Overig: verzorging / interactie / navigatie / design / extra’s / betrokkenheid
Hele museum en studiehouding Opmerkingen van de docent
12
Deel II
Het Programma
Alle registers open Zoals je kunt zien aan de plaatjes op de vorige pagina moet je van vele markten thuis zijn voor dit vak. Van hardcore programmeren tot filosoferen, van het betere stampwerk tot laat de geest maar waaien. Op de volgende pagina’s staat per week beschreven wat je kunt verwachten van ons en ook wat wij van jou verwachten. Dat biedt houvast bij een vak waar alle registers open moeten.
14
Week 1 - GIAM – Laat je (niets) wijsmaken Hoorcollege 1 Tijdens het eerste hoorcollege zetten we de relevantie van het vak, de opdrachten en de lesstof uiteen. Waarom is het belangrijk dat je van de materie kaas hebt gegeten en wat is die materie dan? Dit alles komt slechts beknopt aan de orde, want het meeste kun je in deze syllabus lezen. In de aansluitende werkgroep is bovendien ruimte voor vragen over de ins en outs van dit vak. Verder stellen de vakdocenten zich aan je voor. Dat zijn Sandra Toom, Eva van den Eijnde, Theo Ploeg en Hein Bijvoet. In de werkgroepen tref je maar één van hen, maar de hoorcolleges kunnen door elk van hen worden gegeven. Het is dan belangrijk dat je weet wie die docent is en vooral waar hij of zij voor staat. Want in dat licht vertellen zij hun verhaal, op basis daarvan kiezen zij hun voorbeelden en illustraties. Op het opgeven van huiswerk na, houdt hier het eerste hoorcollege op. Volgende week nemen we je mee naar het voorchristelijke Mesopotamië. In deze oude beschaving tussen Eufraat en Tigris ontstond circa vijfduizend jaar geleden een fonetisch schrift: de aanzet tot de eerste mediarevolutie. We zullen ook zien hoe de oude Grieken aan de wieg stonden van het alfabet. Het alfabet dat we nog steeds gebruiken en dat tot op de dag van vandaag van ongelofelijke invloed is op denken en doen. O ja, het waarom van de titel van dit hoorcollege en de cartoon rechts, dringt vast tot je door als je goed oplet. Inhoud hoorcollege 1 • Uitleg van de opdrachten. • Voorstellen vakdocenten. • Encoderen – decoderen. • Vooruitblik. • Relevantie. • Aansluiting op het volgende college. • Uitreiken syllabus. Huiswerk voor werkgroep 1 • Leer de syllabus kennen (hoe is die opgebouwd, wat kan ik erin vinden en waar). • Bestudeer het hoofdstuk ‘Algemene zaken’. • Bestudeer het artikel ‘Interactieve angst’ van Francisco van Jole. • Lees de introductie op werkgroep 1. • Markeer belangrijke passages in het leeswerk. • Formuleer vragen over de syllabus en/of het hoorcollege (minimaal drie). • Wat verder tijdens het hoorcollege wordt opgegeven.
15
Interactieve angst [Uit Blvd nummer 5, april 1994] Nieuwe media scheppen nieuwe mogelijkheden die voor het gemak worden samengevat onder de term `interactiviteit'. Niettemin weet vrijwel niemand wat nu precies de kracht van deze techniek is. Kan een mens zich laten meeslepen door interactiviteit? Of blijft de toepassing steken op infantiele computerspelletjes en elektronische encyclopedieën? Door Francisco van Jole De opkomst van de nieuwe media wordt nogal eens vergeleken met de uitvinding van de boekdrukkunst om duidelijk te maken dat het gaat om een revolutionaire omwenteling. Boeken bleken in de loop der eeuwen een soort nieuw wapen en in staat om de bestaande cultuur en maatschappelijke verhoudingen compleet te vernietigen, dan wel door elkaar te schudden. Voor de nieuwe media zou dus ook zo'n rol weggelegd kunnen zijn. Maar hebben nieuwe media wel dezelfde kracht als hun gedrukte voorgangers? De revolutionaire kracht van het boek bestond, of bestaat, uit de onsterfelijkheid die het aan ideeën geeft. Vóór die tijd hadden machthebbers het relatief eenvoudig. Verkondigers van ongewenste ideeën werden opgeknoopt of op andere wijze omgebracht en met de dood van de verkondiger stierf over het algemeen ook de boodschap weg. Dankzij de boekdrukkunst leefden de ideeën echter voort. De gemiddelde boekenkast bevat meer titels van dode schrijvers dan levende. Daarnaast maakte het boek de mens onafhankelijk van tijd en plaats. Voor het eerst konden denkers en wetenschappers op redelijk grote schaal informatie uitwisselen zonder dat ze elkaar ook daadwerkelijk hoefden te ontmoeten. Kennisoverdracht werd losgekoppeld van fysieke aanwezigheid. Dankzij het boek werd kennis op elke plek op deze planeet toegankelijk, ongeacht het tijdstip. Het is opvallend dat die eigenschap nu exclusief wordt toegedicht aan de nieuwe media. Voorstanders van de nieuwe techniek roepen voortdurend dat er een maatschappelijke revolutie plaatsvindt omdat de informatietechnologie een einde maakt aan de beperkingen van tijd en plaats. Boeken deden dat dus al eerder. Het verschil is dat je bij nieuwe media het boek niet meer direct onder handbereik moet hebben om kennis te nemen van de inhoud. Om een voorbeeld te noemen: met een paar eenvoudige toetsaanslagen op een computer is het mogelijk om vanuit Nederland een boek uit de Verenigde Staten binnen twee minuten naar je toe te halen. Het boek hoeft namelijk niet meer fysiek aanwezig te zijn maar belandt in bits op de harddisk. En wat voor boeken geldt, gaat in het informatietijdperk ook op voor films en geluid. De computer is daarmee de beste ideeënverspreider die ooit door de mens is uitgevonden. Weliswaar is het apparaat altijd gezien als een instrument van Big Brother maar in de praktijk blijkt het minstens zo vaak de slinger van de kleine David. Computers zijn niet tegen te houden. Boodschappen kunnen in no time over de hele aardbol verspreid worden en geen machthebber die er iets tegen kan doen zonder zichzelf te isoleren. Als een boek een wapen is, dan is een computer een armada. Toch is dat niet de grote uitdaging van de nieuwe media. De techniek is immers alleen maar een verbetering van het bestaande. Nog sneller, nog handiger, dat kennen we inmiddels wel. Er is echter nog een aspect: interactiviteit. Interactiviteit is ongetwijfeld de luidste techno-modekreet van dit moment. En tegelijkertijd weet vrijwel niemand wat er mee bedoeld wordt. Het zou voor de jaren negentig wel eens kunnen zijn wat het existentialisme was voor de jaren vijftig: machtig interessant maar wat je er nu precies mee moet...
16
`De wereld onder handbereik vanuit je luie stoel,' zo definiëren de marketing- en reclamemensen de nieuwe mogelijkheid. Een mateloos irritante kreet. En heus niet alleen omdat de term `luie stoel' wel heel sterk erg doet denken aan het Berend Boudewijn-tijdperk van de jaren zeventig. Interactiviteit komt er grofweg op neer dat de gebruiker kan ingrijpen in de tijd en het verloop van gebeurtenissen. Om het simpel te houden: het is het verschil tussen een kegelbaan en een flipperkast. Bij een kegelbaan kun je de bal alleen maar gooien en verlies je daarmee de controle over het verder verloop. Dat is zoiets als nu bijvoorbeeld de televisie. Bij een televisie kun je kiezen wat je wilt zien, niet wat er te zien is. Bij een interactief apparaat kan dat wel. Je kunt - binnen bepaalde grenzen - sturen. Net als een bij een flipperkast. Die mogelijkheid is nieuw voor elektronische apparatuur. De vraag is alleen wat je er mee moet. De industrie komt niet verder dan het bedenken van toepassingen die reeds in een andere vorm bestaan. Video on Demand bijvoorbeeld, de mogelijkheid om op elk uur van de dag via de televisie te kunnen kiezen uit een groot aantal speelfilms die je tegen betaling kunt bekijken . Of Home Shopping waarbij de televisie gebruikt wordt om door een soort bewegende postorder-catalogus te bladeren. Die toepassingen zijn weliswaar nieuw maar niet revolutionair. Ze bestaan er uit dat ouderwetse vormen in een nieuw jasje worden gegoten. Het is zoiets als boeken voorlezen op de radio. Dat kan weliswaar aangenaam zijn maar met een radio is meer mogelijk. Om even bij het voorbeeld van de boekdrukkunst te blijven: het duurde lange tijd voordat als gevolg van deze techniek de roman werd uitgevonden. Maar zonder drukpers zou deze kunstvorm nooit bestaan hebben. Dan waren we vast blijven zitten aan rijmelarijen omdat de rijmvorm nu eenmaal een handige manier is om verhalen te onthouden en dus over te leveren. Overigens gaat die culturele injectie niet alleen op voor de boekdrukkunst. Film is net zo'n voorbeeld. En zonder uitvinding van de grammofoon was het waarschijnlijk nooit wat geworden met de rock `n' roll. De vraag is echter wat interactiviteit aan nieuwe artistieke uiting gaat opleveren. Het probleem daarbij is dat de grote kracht van het instrument meteen de zwakte is: de keuzemogelijkheid. Het sterke van de bestaande kunstvormen, als literatuur, film en muziek, is namelijk juist het ontbreken van die keuzemogelijkheid. De maker sleept je mee in zijn gedachtewereld. Die dwang is een van de belangrijkste ingrediënten. Het stelt de maker in staat de mens te betrappen op zijn gevoelens en juist dat maakt die kunstvormen zo aantrekkelijk. Het betrappen van de kijker, lezer of luisteraar geeft dergelijke kunst zogeheten zeggingskracht. Maar hoe moet je iemand betrappen als die persoon zelf kan kiezen? De enige `kunstvorm' die daar vooralsnog antwoord op geeft is het computerspel, of de hi-tech vorm daarvan: de interactieve video. Nu worden computerspelletjes over het algemeen gezien als een bezigheid voor kinderen. Maar in de praktijk blijken teveel volwassenen er evenzeer door gegrepen te worden om die opvatting staande te kunnen houden. Wel zijn computerspelletjes vaak kinderlijk van opzet. Verder dan denken of schieten gaat het meestal niet en in beide gevallen gaat het dus om behendigheid. Of dat nu met de vingers of de logica is. Toch zijn er uitzonderingen die - op een soms primitieve manier - laten zien dat interactiviteit wel degelijk de mogelijkheid heeft om je te betrappen. Op een manier die tot nu toe ongekend is. Het meest opvallende aan die uitzonderingen is dat het stuk voor stuk `verhalen' in de ik-vorm zijn. De speler ziet zichzelf niet maar kijkt als het ware echt in het rond. Dat maakt meteen duidelijk waarom de `verhalende' computerspelletjes die dat niet doen vervelend zijn. Je kunt je nu eenmaal moeilijk identificeren met een poppetje dat over het scherm beweegt. Anders dan bij film of literatuur blijkt de derde persoon enkelvoud niet te werken bij nieuwe media.
17
De interactieve videofilm Voyeur is uitgebracht op cd-i. Het is in feite niet meer dan een variatie op de filmklassieker Rear Window van Alfred Hitchcock waarin een door een gebroken been aan zijn stoel gekluisterde fotograaf getuige is van een moord bij zijn overburen. Bij Voyeur is de speler in het bezit van een videocamera waarmee hij een mansion kan bespieden. Het pand wordt bewoond door een louche presidentskandidaat, gespeeld door Robert Wagner, die er een handje van heeft zijn medebewoners om te brengen. De speler moet het bewijsmateriaal van de voorbereidingen daartoe vastleggen op video en het slachtoffer voortijdig waarschuwen. Of als dat te laat is het materiaal overhandigen aan de politie. De factor tijd speelt een belangrijke rol in dit spel. De speler moet steeds kiezen op welk moment hij een bepaald raam wil begluren. Als hij dat doet kan er tegelijkertijd ergens anders iets gebeuren wat hij dan dus niet te zien krijgt. Voyeur biedt daarbij uitzicht op erotische scènes. En de bedoeling is duidelijk: wie daar de aandacht naar laat uitgaan, loopt gerede kans andere belangrijke gebeurtenissen te missen. Het spel vereist dus weerstand tegen verleidingen en betrapt in die zin de speler op zijn eigen gevoelens. In die zin is Voyeur een min of meer geslaagde poging het computerspel zeggingskracht te geven. Maar zoals Karel ende Elegast in geen verhouding staat tot de moderne roman, zo is Voyeur ook duidelijk nog een primitief experiment met de nieuwe mogelijkheden. Het op zo'n dwingende manier inbrengen van de factor tijd bijvoorbeeld lijkt op zichzelf een vondst maar is juist in strijd met het principe van interactiviteit: zelf bepalen wat en wanneer je iets wilt doen. Dat maakt de spanning die zo opgebouwd zou moeten worden bij Voyeur kunstmatig. Voor een deel heeft dat ook te maken met de uitgangspositie van het spel. De kijker is gluurder. Leuk, maar gluren is wel een passieve bezigheid. Terwijl het begrip interactief juist staat voor een wisselwerking. Om bij de vergelijking met de kegelbaan te blijven: Het is natuurlijk aardig als je de bal ook van achter de kegels kan zien aankomen rollen maar het is veel spannender om de bal te kunnen sturen. Sommige computergame-ontwerpers hebben dat beter begrepen. Daar krijgt de speler de vrijheid die hij in de gewone wereld ook heeft. Of in ieder geval een acceptabel surrogaat daarvan. Het zijn spelen die grenzen aan virtual reality. Maar rondwaren door een niet-bestaande wereld is nog geen voorwaarde voor aansprekelijkheid. Anders kun je net zo goed een wandeling maken door de echte wereld. Ook is het niet voldoende als het spel mogelijkheden biedt die in werkelijkheid niet kunnen. Door een muur heenlopen is de eerste keer misschien nog verbazingwekkend maar na tien minuten heb je het wel gezien. Bovendien heeft een goed spel geen gebruiksaanwijzing nodig. De meeste computerspelletjes gaan vooraf door lange inleidingen die duidelijk moeten maken wat er aan de hand is. Dat is onzin. Als je naar een film gaat, moet je ook niet eerst een boek lezen. Een goed spel laat de speler handelen op een manier die confronteert. Je moet iets doen wat je eigenlijk nooit zou doen. De meeste primaire vorm daarvan is natuurlijk moorden. Succesvolle spelletjes zijn niets anders dan kill, kill, kill. Ik ken genoeg vredelievende volwassenen die dagenlang -enigszins beschaamd maar wel geobsedeerd - bezig zijn met het op redelijk realistische manier afschieten van Duitse SS-ers. Het spel Wolfenstein was tijdenlang een van de meest gevraagde games. De speler is daarbij een krijgsgevangene die uit een nazi-cellencomplex moet ontsnappen. Gewapend dien je je een weg te banen door een doolhof. Overal loert het gevaar. Het is doden of gedood worden. Naast reactiesnelheid moet je ook inzicht hebben in de manier waarop het complex in elkaar zit.
18
De geluidseffecten zijn zeer realistisch. Deuren slaan open in stereo-effect. Kogels vliegen door de kamer en de soldaten roepen smartelijk `Mein Leben!' als ze eenmaal geraakt bloedend ter aarde storten. Daarbij zijn de gebruikte grafische effecten ook nog van een hoge kwaliteit. Het spel is om drie redenen fascinerend. Ten eerste moet je tegen je geweten in handelen. Mensen doden is immers slecht. Ten tweede is er het morele bezwaar tegen de vormgeving. Het hele gevangenenkamp hangt vol met nazi-symbolen en Hitler-portretten. Ook niet iets dat je graag aan je vrienden laat zien. Ten derde bekruipt je tijdens het spel onmiskenbaar een zekere angst. Dat is voor nietspelers moeilijk voor te stellen maar echt waar. Die angst is nog sterker in de opvolger van Wolfenstein dat van dezelfde makers komt: Doom, op dit moment de absolute tophit onder PC-computergames. De situaties zijn veel beangstigender maar het morele dilemma is veel minder. De aanvallers bestaan nu uit monsterachtige figuren. Weliswaar mag je die ook met een kettingzaag doormidden klieven en vloeit het bloed nog rijkelijker maar het uiteindelijke effect is toch minder. Het is dus wel degelijk mogelijk interactief geroerd te worden. Het wachten is nu op auteurs die in staat zijn nog andere emoties aan te spreken dan oerinstincten. Bij de boekdrukkunst duurde dat een paar eeuwen. Maar zoveel geduld heeft waarschijnlijk niemand meer. Francisco van Jole
19
Werkgroep 1 De eerste werkgroep bestaat deels uit het behandelen van de vragen naar aanleiding van het huiswerk en het hoorcollege. Ook geven we je het nodige filosofeerwerk mee over het begrip tijd, zonder tijd immers geen geschiedenis. Dit is de opmaat naar een introductieopdracht, waar we in deze werkgroep de meeste tijd aan besteden. We beperken ons in die opdracht tot de recente mediageschiedenis. Om precies te zijn: van 1994 tot heden. Niet voor niets is ons ijkpunt 1994, dat was het jaar waarin Francisco van Jole het artikel schreef dat je hebt bestudeerd. Is er nadien nog wat gebeurd? Deze opdracht vormt de basis voor zaal IV van je museum. Die werk je thuis uit. Maar eeh, waarom eigenlijk Pinokkio onderaan de pagina? Inhoud werkgroep 1 • Vragen naar aanleiding van het huiswerk en het hoorcollege. • Wat is een tijdbalk, hoe duiden we de geschiedenis? • Introductieopdracht: Tijdbalkenbrij. NB: er zijn prijzen te verdienen! Huiswerk voor hoorcollege 2 • Lees de introductie op hoorcollege 2 en markeer belangrijke zaken. • Wat verder in de werkgroep wordt opgegeven. • Hoewel pas vereist voor werkgroep 2, is het aan te raden alvast de inleiding en hoofdstuk 1 van het artikel ‘De Mediarevoluties’ te bestuderen (zie hieronder). Het volgen van het hoorcollege is dan gemakkelijker. Huiswerk voor werkgroep 2 • Lees de introductie op werkgroep 2 en markeer belangrijke zaken. • Bestudeer de inleiding en hoofdstuk 1 van het artikel ‘De Mediarevoluties’ van Eva van den Eijnde en markeer belangrijke zaken. • Formuleer vragen naar aanleiding van het huiswerk en het hoorcollege. • AVV moment (aan voorwaarden voldaan): vervaardig museumzaal IV. Dus vijf objecten uit de behandelde periode, waarvan één uitgelicht, inclusief mess up. Vergeet niet de redactionele content. (Periode: 1994-heden).* • Wat verder in de werkgroep wordt opgegeven. * Je plaatst je werk in één of meerdere HTML-pagina’s. Een deel van je uiteindelijk museum dus. Je neemt dit werk mee naar de volgende werkgroep. Dan gaat er een usb stick rond waarop de zalen van jou en je klasgenoten worden verzameld. NB: twee keer AVV gemist is automatisch herkansing. De naam van je document: zaal 4.klaskleur.achternaam.voornaam.voorvoegsel. Niet zo benoemd geldt als niet ontvangen.
20
Week 2 - Alfabet, ramp of zegen? Hoorcollege 2 Vorige week hebben we het vak en de docenten leren kennen. Wie weet zijn je gedachten al volop met je op de loop en is er al iets van een visie op het vakgebied ontstaan. Herken je jezelf hier niet in, geen nood. Deze week komt er wellicht iets op gang, wanneer we je meenemen naar de wortels van onze beschaving. Naar de plaats waar het schrift zich ontwikkelde, het schrift dat de oude Grieken zo dankbaar bewerkten tot het alfabet. Hoe ontstond dat alfabet en vooral: wat heeft het teweeggebracht? Veel, immens veel, durven we te stellen. We spreken niet voor niets van de eerste mediarevolutie. Tja, maar wannéér spreek je exact van een mediarevolutie. Waaraan moet zo’n geval voldoen? Is er een definitie voor? Zijn er wetmatigheden te ontdekken? Op deze vragen krijg je in dit hoorcollege een antwoord. In het artikel ‘De mediarevoluties’ van Eva van den Eijnde staan deze zaken nauwkeurig omschreven. Maar dat is pas aan het begin van hoofdstuk 5 en daar ben je nog niet aan toe. Het staat je natuurlijk vrij om het vast eens op te slaan. Het is namelijk essentiële kost voor dit vak en je ontwikkeling als mediaprofessional. We gaan met zevenmijlslaarzen door de tijd, want ook de middeleeuwen komen aan bod. Een spannende tijd die je niet mag bagatelliseren. Toch besteden we er maar summier aandacht aan. Dit omdat er voor ons vakgebied en voor de eindopdracht niet zo veel te vinden is. Maar om het verband met het onderwerp van volgende week te kunnen overzien, staan we wel stil bij de duizend donkere jaren. Volgende week landen we namelijk in de vijftiende eeuw, meer bepaald: de renaissance. Dit is de periode waarin de tweede mediarevolutie plaatsvond. Op het opgeven van huiswerk na, houdt hier het eerste hoorcollege op. Inhoud hoorcollege 2 • Prehistorische grotschilderingen. • Vroege protohistorie. • Het fonetisch schrift (eerste mediarevolutie). • Gevolgen van de eerste mediarevolutie. • Criteria en tendensen van een mediarevolutie. • De wording van het alfabet. • De middeleeuwen ter aansluiting op volgende week. NB: het huiswerk voor werkgroep 2 staat vermeld bij de inleiding op werkgroep 1.
21
De Mediarevoluties We leven in een tijd waarin media constant toenemen en veranderen. Er is een ware explosie van communicatieve mogelijkheden. In onze moderne informatiemaatschappij is communicatie noodzakelijk om alle ontwikkelingen te kunnen volgen. Massamedia zijn hierbij onmisbaar. De samenleving is ingrijpend veranderd. Allerlei trends en issues maken duidelijk dat media een steeds belangrijker rol in ons leven krijgen. Het bestuderen van het medialandschap van de eenentwintigste eeuw heeft veel weg van een ontdekkingstocht. Bekende patronen zijn verouderd, nieuwe inzichten volgen elkaar in rap tempo op, waardoor het bijna onmogelijk is er een eenduidig beeld van te schetsen. Kennis van de mediageschiedenis maakt het iets makkelijker om de enorme groei aan mediamiddelen en mediaboodschappen in onze tijd te kunnen plaatsen. Door Eva van den Eijnde In De Media-explosie, trends en issues in massacommunicatie uit 2003 beschrijft Kees van Wijk de mediageschiedenis vanaf de eerste prehistorische rotstekeningen tot en met de opkomst van internet. Aangezien wij in dit vak proberen te doorgronden hoe de wereld van de media zich heeft kunnen ontwikkelen zoals dat is gebeurd, is een goed overzicht van de mediageschiedenis essentieel. Van Wijk verdeelt de geschiedenis in drie mediarevoluties: 1. de wording van het schrift 2. de uitvinding van de boekdrukkunst 3. de ontwikkeling van de elektronische media en de toepassing van informatietechnologie Hoewel over deze indeling flink gediscussieerd kan worden, levert het wel een overzichtelijk beeld op van de mediageschiedenis. Laten we beginnen bij de eerste mediarevolutie:
Hoofdstuk 1 – De eerste mediarevolutie: de uitvinding van het schrift Voor de uitvinding van het schrift waren alle contacten met anderen gebaseerd op interpersoonlijke mondelinge communicatie. In een orale cultuur is er sprake van massacommunicatie in voor iedereen openbare ruimtes, zoals markten en kermissen. De enige manier om iets te leren is door te imiteren en te memoriseren. Het culturele kapitaal bestaat in de hoofden van priesters, medicijnmannen en kruidenvrouwtjes, die de maatschappelijke kennis beheren. Veranderingen worden niet makkelijk toegestaan. Gevoelens en gedachten konden uitgedrukt worden in visuele tekens. Die vinden we terug op rotstekeningen uit de prehistorie. Langzamerhand werden tekens steeds verder geabstraheerd en aangebracht op vaste materialen als kleitabletten. Men sprak af waar de beeldtekens voor stonden, zodat duidelijk was waar naar verwezen werd. De hoeveelheid informatie die op kleitabletten opgeslagen kon worden was eindeloos in vergelijking met de beperkte ruimte in het menselijk geheugen. Rond tweeduizend voor Christus evolueerde het pictografische beeldstelsel in het spijkerschrift. De tekens duiden dan geen voorwerpen meer aan, maar klanken. Daarmee begon de eerste mediarevolutie. Een volgende revolutionaire stap was het combineren van beeldtekens en lettertekens. Rond 1500 voor Christus werd in Syrië en Palestina een alfabetisch stelsel zonder klinkers uitgewerkt. Om en nabij 700 voegden de Grieken daar klinkers aan toe. Zij legden de grondslagen voor ons huidige alfabet. Orale cultuur berustte op gelijktijdige communicatie met veelal bekende ontvangers. Door het ontstaan van schriftelijke communicatie maakten mensen zich los van hun directe omgeving. Niet het gehoor, maar het gezichtsvermogen komt dan centraal te staan. De banden tussen mensen worden losser. Machtsverhoudingen verschuiven: de macht van het gesproken woord werd gebroken, want door de uitvinding van het alfabet kun je op eigen kracht teksten bestuderen. Orale cultuur was in de ogen van alfabeten minderwaardig en legde het af tegen de nieuwe schriftcultuur. Het culturele kapitaal zit niet meer in het hoofd, maar is opgeslagen in handgeschreven documenten. Zij vormen het collectieve geheugen van de cultuur. De schriftcultuur heeft geleid tot een transformatie van denkprocessen. Cognitieve vaardigheden, als abstract redeneren, categoriseren en analyseren, worden gestimuleerd. Geschriften kunnen buiten de
22
eigen kring gelezen worden. Door het schrift kunnen we leren van de ervaring van diegenen die voor ons geleefd hebben. Vanuit het oogpunt van abstract denken is de uitvinding van het schrift de meest revolutionaire van alle menselijke technologieën. De alfabetisering leidde tot een zeer ingrijpende technische, sociale en culturele communicatieverandering, die tot op de dag van vandaag doorwerkt. Met de eerste mediarevolutie van de alfabetisering is de absolute afhankelijkheid van mensen van het gesproken woord gebroken. Communicatie is niet langer per definitie gelijktijdig. De ontvanger van een brief krijgt de boodschap meestal op een later moment.
23
Werkgroep 2 We maken er een gewoonte van om het hoorcollege en het huiswerk na te bespreken. Daar starten we mee in deze werkgroep. Dus als je vragen hebt, stel ze! Ook gaan de eerste museumzalen open voor publiek. En jij bent de gids. Dat wil zeggen dat je aan een medestudent zaal IV en de bijbehorende mess up presenteert. Aansluitend reiken we je wat tips aan, waarmee je je redactionele content kunt opwaarderen. Want tekst, zo hebben we in het hoorcollege kunnen ontdekken, is altijd van onschatbaar belang geweest in de communicatie tussen mensen. Het wordt een drukke bijeenkomst, want we introduceren een handig gereedschap: de trendpiramide. Met dit model kun je je keuzes voor je museum aan jezelf en anderen verantwoorden. Als je de trendpiramide in de vingers hebt, is het een bijzonder nuttig hulpmiddel. En dat beperkt zich niet tot dit vak. Als er tijd resteert, besteden we die aan het ontwikkelen van zaal I van je museum. Is er geen tijd over, dan maak je zaal I thuis. NB I: je hebt je laptop nodig tijdens de werkgroepen. Niet vergeten! Inhoud werkgroep 2 • Vragen naar aanleiding van het huiswerk en het hoorcollege. • Rondleiding door zaal IV (duo-opdracht). • Tips voor je redactionele content. • Uitleg van de trendpiramide. • De trendpiramide voor zaal I. • Werken aan zaal I (mits tijd). Huiswerk voor hoorcollege 3 • Lees de introductie op hoorcollege 3 en markeer belangrijke zaken. • Wat verder in de werkgroep wordt opgegeven. • Hoewel pas vereist voor werkgroep 3, is het aan te raden alvast hoofdstuk 2 van het artikel ‘De Mediarevoluties’ te bestuderen (zie hieronder). Het volgen van het hoorcollege is dan gemakkelijker. Huiswerk voor werkgroep 3 • Lees de introductie op werkgroep 3 en markeer belangrijke zaken. • Bestudeer hoofdstuk 2 van het artikel ‘De Mediarevoluties’ van Eva van den Eijnde en markeer belangrijke zaken. • Formuleer vragen naar aanleiding van het huiswerk en het hoorcollege. • AVV moment (aan voorwaarden voldaan): vervaardig museumzaal I. Dus vijf objecten uit de behandelde periode, waarvan één uitgelicht, inclusief mess up. Vergeet niet de redactionele content. (Periode: prehistorie naar fonetisch schrift).* • Maak een start met de entree en de vormgeving van je museum. • Wat verder in de werkgroep wordt opgegeven. * Je plaatst je werk in één of meerdere HTML-pagina’s. Een deel van je uiteindelijke museum dus. Je neemt dit werk mee naar de volgende werkgroep. Dan gaat er een usb-stick rond waarop de zalen van jou en je klasgenoten worden verzameld. NB: twee keer AVV gemist is automatisch herkansing. De naam van je document: zaal 1.klaskleur.achternaam.voornaam.voorvoegsel. Niet zo benoemd geldt als niet ontvangen.
24
Week 3 – Van pannenkoek tot oliebol Hoorcollege 3 Zoals we in hoorcollege 1 en 2 hebben gezien, stond het leven van de middeleeuwse mens in het teken van één allesomvattend verklaringsmodel: de Bijbel. Alle wetenschap werd daarin geïntegreerd. Daar komt in de vijftiende eeuw, in het noorden van Italië verandering in. Vooral de stad Florence is een bolwerk van artistiek en wetenschappelijk rumoer. Het roemruchte klassieke verleden komt weer onder de aandacht. Het is alsof de mens ontwaakt uit een eeuwendurende slaap. De middeleeuwen zijn voorbij, de renaissance begint. Kunst en wetenschap komen tot bloei en er ontstaat onder de artistieke, zakelijke en intellectuele elite een zekere ontspanning ten aanzien van het geloof. God geeft de mensheid als het ware wat meer ruimte, de almachtige wordt wat milder. Zou hij hebben overzien dat die mildheid op termijn ook zijn almacht aantastte? Niet voor niets wordt juist in deze periode een uitvinding gedaan die voor het eerst massacommunicatie mogelijk maakt: de boekdrukkunst. Stel je eens voor wat een effect dit op de samenleving moet hebben gehad. Voorheen waren monniken dag in dag uit bezig handschriften in minieme oplages te dupliceren. Met de introductie van de boekdrukkunst werd het ineens mogelijk geschriften in oplages van duizenden te maken. Door de renaissance was er een explosie van ontdekkingen. Hieruit kwam de politieke en filosofische beweging van de verlichting voort. Kenmerkend voor de verlichting is het onvoorwaardelijke geloof in de rede. Daarnaast verminderde de verlichting vooroordelen, bijgeloof en onderworpenheid aan traditioneel gezag. De democratische vrijheden die wij als modern beschouwen, stammen voor het grootste gedeelte uit deze tijd. De invloed van de boekdrukkunst is dus ongekend. Die staat aan de basis van onze staatsinrichting en alle verworvenheden op wetenschappelijk en sociaal gebied. Volgende week nemen we een volgende ingrijpende periode onder de loep. De industriële revolutie en de grote emancipatiebewegingen die daaruit voorkwamen. De derde mediarevolutie speelde hierin een bepalende rol. Hoe ontstond daaruit (weer) een nieuwe wereldorde? NB: het huiswerk voor werkgroep 3 staat vermeld bij de inleiding op werkgroep 2. Inhoud hoorcollege 3 • De moraal van de middeleeuwen. • De renaissance. • De uitvinding van de boekdrukkunst (tweede mediarevolutie). • Gevolgen en implicaties van de tweede mediarevolutie. • De verlichting. • Aansluiting op het volgende tijdvak.
25
De Mediarevoluties Hoofdstuk 2 – De tweede mediarevolutie: de uitvinding van de boekdrukkunst Dankzij de uitvinding van de drukpers in de vijftiende eeuw konden teksten makkelijker vermenigvuldigd worden. Drukkers maakten een zetsel van loden letters waarmee net zoveel afdrukken gemaakt konden worden als gewenst. De goedkope en snelle productiewijze zorgde ervoor dat de markt van kopers veel groter werd. Het collectieve geheugen ging bestaan uit boeken, tijdschriften en dagbladen. De uitvindingen op het gebied van schrift en boekdrukkunst stimuleerden het analytische en kritische denken. Lezen gaat om het rationeel en analytisch verwerken van de boodschap. Van de schrijver wordt verwacht dat hij iets zinvols te melden heeft. De boekdrukkunst vormt de technologische motor van de modernisering van de maatschappij. Het is een voorwaarde voor de boekenindustrie en maakt het persmedium mogelijk. Voor het eerst is massacommunicatie op grote schaal mogelijk. De uitvinding van de boekdrukkunst maakte veel angst los. Met name afdrukken van afbeeldingen werden beoordeeld als negatief. De verlokkingen van het gemakzuchtige, ordinaire plaatjes kijken werd door menig filosoof of priester veroordeeld. In de Nederlanden zag men al snel in dat er aan dit nieuwe printmedium commercieel te verdienen viel. Vanwege het tolerante klimaat van de Nederlanden konden auteurs hier hun mening geven over allerlei maatschappelijke kwesties. Rond 1650 werd de helft van de totale wereldproductie aan boeken in Holland gedrukt. In de begintijd van de tweede mediarevolutie kon slechts een klein gedeelte van de bevolking lezen en schrijven. Wie tot het geletterde publiek behoorde had dankzij de kennis van het geschreven woord veel macht. Door de massale verbreiding van onderwijs, boeken en bladen veranderde dit langzaam. Pas in de twintigste eeuw zorgde het taalonderwijs ervoor dat alfabetisme weggelegd werd voor de hele bevolking. Vanaf 1800 werden, dankzij de industriële toepassing van stoommachines, producten van de gedrukte media op ongekend grote schaal toegepast. Er ontstond een actieve en onderzoekende pers. Het onafhankelijk najagen en onderzoeken van verifieerbare feiten werd ‘big business’. Dankzij gestegen advertentie-inkomsten konden goedkopere kranten voor een massapubliek gemaakt worden. Journalisten ontleenden hun beroepsidentiteit aan hun streven zo objectief en eerlijk mogelijk nieuws te maken. De pers ging fungeren als een waakhond om misbruik van macht tegen te gaan en het algemene belang van de burgers te vertegenwoordigen. Toch speelde ook de amusementsfunctie in de media altijd al een grote rol in de berichtgeving. In Nederland had de verzuiling een grote rol in de ontstaansgeschiedenis van de dagbladen. De verzuiling was oorspronkelijk het resultaat van het emancipatiestreven van protestanten, katholieken en socialisten. De dagbladen speelden in grote mate in op de politieke democratisering van de eigen bevolkingskring. Gereformeerde, katholieke en socialistische organisaties kregen allemaal hun eigen dagbladen en tijdschriften. De Nederlandse maatschappij raakte opgedeeld in afzonderlijke, maatschappelijke ‘zuilen’. Was je katholiek dan ging je naar de katholieke school, je haalde brood bij de katholieke bakker en in je vrije tijd ging je naar de katholieke voetbalclub of zangvereniging. Iedere zuil had een herkenbare identiteit. De persmedia werden ingezet om deze te bewaken. In de jaren vijftig werden radio en televisie in rap tempo populair. Met hun nationale berichtgeving braken zij de regionale geslotenheid van de verzuiling open. In het ontzuilde Nederland gingen moderne persbedrijven steeds meer uit van trends, interesses, hobby’s en vooral van de koopkracht van publieksgroepen. Maar nu zitten we al diep in de derde mediarevolutie, die midden negentiende eeuw op gang komt. Dus even pas op de plaats. Wil je toch verder? Het vervolg van dit artikel vind je na de introductie op hoorcollege 4.
26
Werkgroep 3 Je hebt nu de laatste en de eerste zaal van je museum afgerond. En je entree staat in de steigers. Het geheel krijgt zowaar contouren. Dat willen we natuurlijk zien van elkaar. Maar af is de eindopdracht nog niet. In deze werkgroep gaan we door naar zaal II, die in het teken van de tweede mediarevolutie staat. Eerst maar weer een trendpiramide als leidraad voor de keuze van je objecten. Uiteraard niet voordat we weer de vragen naar aanleiding van het huiswerk en het hoorcollege hebben behandeld. Het zij al gezegd, maar we kunnen er niet genoeg op hameren: in de werkgroepen is ruimte voor verheldering van de lesstof. Maak daar gebruik van. NB I: je hebt je laptop nodig tijdens de werkgroepen. Niet vergeten! Inhoud werkgroep 3 • Vragen naar aanleiding van het huiswerk en het hoorcollege. • Rondleiding door zaal I (plenair). • De trendpiramide voor zaal II. • Werken aan zaal II (mits tijd). Huiswerk voor hoorcollege 4 • Lees de introductie op hoorcollege 4 en markeer belangrijke zaken. • Hoewel pas vereist voor werkgroep 4, is het aan te raden alvast hoofdstuk 3, 4 en 5 van het artikel ‘De Mediarevoluties’ te bestuderen (zie hieronder). Het volgen van het hoorcollege is dan gemakkelijker. • Wat verder in de werkgroep wordt opgegeven. Huiswerk voor werkgroep 4 • Lees de introductie op werkgroep 4 en markeer belangrijke zaken. • Bestudeer hoofdstuk 3, 4 en 5 van het artikel ‘De Mediarevoluties’ van Eva van den Eijnde en markeer belangrijke zaken. • Formuleer vragen naar aanleiding van het huiswerk en het hoorcollege. • AVV moment (aan voorwaarden voldaan): vervaardig museumzaal II. Dus vijf objecten uit de behandelde periode, waarvan één uitgelicht, inclusief mess up. Vergeet niet de redactionele content. (Periode: middeleeuwen in samenhang met renaissance en verlichting).* • Werk verder aan de entree en de vormgeving van je museum. • Wat verder in de werkgroep wordt opgegeven. * Je plaatst je werk in één of meerdere HTML-pagina’s. Een deel van je uiteindelijke museum dus. Je neemt dit werk mee naar de volgende werkgroep. Dan gaat er een usb stick rond waarop de zalen van jou en je klasgenoten worden verzameld. NB: twee keer AVV gemist is automatisch herkansing. De naam van je document: zaal 2.klaskleur.achternaam.voornaam.voorvoegsel. Niet zo benoemd geldt als niet ontvangen.
27
Week III – De mensheid op hol Hoorcollege 4 De Boekdrukkunst heeft een spoor van verandering teweeggebracht. En ook de oprukkende industriële revoluties van de negentiende eeuw, zijn er schatplichtig aan. Hoe had anders al die kennis verspreid kunnen worden? De fabrieken schieten in de grote steden in Europa en de Verenigde Staten als paddenstoelen uit de grond. Hordes landarbeiders migreren naar de stad voor een betere toekomst. Ze vinden er slechts misère. Dit is het moment waar we instappen en verklaren hoe in dit decor grote emancipatiebewegingen wel móesten gedijen. En dan was er in de tweede helft van de negentiende eeuw nog een fenomeen dat de (westerse) wereld compleet op zijn kop zette. De opkomst van de elektronische informatieverspreiding, begonnen bij de telegraaf. Ofwel: de derde mediarevolutie. Welke gevolgen en implicaties had dat voor de mensheid van toen? En die van nu? Inhoud hoorcollege 4 • De industriële revolutie. • Aanzet tot de derde mediarevolutie. • De uitvinding van de telegraaf (de derde mediarevolutie). • Gevolgen en implicaties van de derde mediarevolutie. • Media in samenhang met de zich bevrijdende mens. • Aansluiting op het volgende college. NB: het huiswerk voor werkgroep 4 staat vermeld bij de inleiding op werkgroep 3.
28
De Mediarevoluties Hoofdstuk 3 – De derde mediarevolutie: de elektronische informaticarevolutie De derde mediarevolutie bestaat uit twee series uitvindingen die in een reeks van jaren steeds meer toepassingsmogelijkheden kregen. De eerste serie uitvindingen draait om het ontwikkelen van systemen waardoor elektriciteit gebruikt kon worden voor communicatie. De uitvindingen van telegraaf, telefoon en fotografie maakten voor het eerst in de geschiedenis telecommunicatie mogelijk. Communicatie kon uitgewisseld worden ongeacht de geografische afstand tussen zender en ontvanger. De tweede reeks uitvindingen is gebaseerd op de grootschalige toepassing van elektronica en elektronische middelen. De telegraaf was voor de binnenlandse nieuwsverspreiding van groot belang, maar verbeterde ook internationale communicatielijnen. Vanaf 1870 was er sprake van een wereldwijd netwerk van telegraafverbindingen. De telegrafie was de eerste grootschalige toepassing van elektriciteit op communicatiegebied. Door de uitvinding van de telefonie in 1880 was voor het eerst gemedieerde interactiviteit tussen zender en ontvanger mogelijk. Het was gelijktijdige communicatie in optima forma. De signalen van telegrafie en telefoon werden oorspronkelijk via koperen kabels doorgegeven. De uitvinding van de radiotelegrafie maakte draadloze straalverbindingen mogelijk. In de eerste helft van de negentiende eeuw werd al geëxperimenteerd met de inwerking van licht op chemische stoffen. De fotografie schokte de Nederlandse bevolking, omdat foto’s een nauwkeurige en gedetailleerde gelijkenis met de realiteit lieten zien. Met fotografie kun je letterlijk zicht krijgen op een werkelijkheid die buiten onze waarneming ligt. Denk aan foto’s vanuit satellieten van de aarde. De film ontstond toen men er in slaagde fotografische beeldjes met zo’n snelheid te projecteren dat het menselijk oog de foto’s zag versmelten tot een levensechte beweging. Film gaf een getrouwer beeld van de werkelijkheid dan welk ander medium ooit gedaan had. Er waren grote investeringen nodig voor het maken van een lange film. Helemaal na de komst van de geluidsfilm. Filmproductie, filmdistributie en bioscoopvertoning concentreerde zich in Hollywood, waar vijf grote bedrijven de dienst uitmaakten. Typisch voor de Amerikaanse benadering van het filmpubliek was het overstijgen van etnische tegenstellingen en klassenverschillen. Amerikaanse films werden trendsetters voor mode en consumentengedrag en droegen het ideaal van vrijheid en democratie wereldwijd uit. Toen de televisie in de jaren vijftig bij grote publieksgroepen zijn intrede had gedaan, liep het bioscooppubliek plotseling terug en moest de film zijn dominantie in medialand opgeven. Voor de opkomst van de televisie werd de radio in de jaren twintig ongekend populair. Amerikaanse omroepbedrijven konden alleen commercieel overleven als goedkoop reclamemedium. Amusement werd daardoor de belangrijkste mediafunctie, want dat leverde de meeste luisteraars op. In Europa betaalde de luisteraar, en later de kijker, kijk- en luistergeld aan de overheid. Hiervan werden de omroepen gefinancierd. Dit zorgde ervoor dat de overheid veel invloed had op de inhoud van de uitzendingen. Tot in de jaren zestig bleven de Europese radio en televisie vrij van commerciële invloeden. Afwijkende politieke meningen en populaire cultuurvormen werden door overheidsbemoeienis geweerd. Aan de andere kant was er wel veel aandacht voor nieuws en cultuuroverdracht. In Nederland had iedere zuil naast zijn eigen dagblad ook zijn eigen omroep. Programma’s werden gefinancierd met lidmaatschapsgelden van de aangesloten leden. Na de Tweede Wereldoorlog steeg het aantal mensen met een radioaansluiting gestaag. Hierdoor gingen omroepverengingen zich steeds meer richten op een groter publiek en minder op de eigen afgebakende groep. Het succes van de televisie als massamedium was net als bij films gebaseerd op entertainment voor een groot publiek. Het doorgeven van politieke en godsdienstige overtuiging was van ondergeschikt belang geworden. In 1961 was de verkoop van tv-apparaten de miljoen gepasseerd, en dat bij een aanbod van slechts dertig uur op één enkele zender! Nederlandse radioprogramma’s werden gekenmerkt door moralistische bevoogding en afwijzing van lichamelijke en emotionele prikkels. Een nationale controlecommissie zag er op toe dat radiouitzendingen geen gevaar opleverden voor de openbare orde, goede zeden of de veiligheid van de
29
staat. Met de intrede van de televisie kwam een einde aan deze betutteling. Nog meer dan film en radio was televisie een globaliserende en zuildoorbrekende vernieuwing. Eind twintigste eeuw rukten commerciële omroepen op. De inkomsten van de commerciële zenders zijn afhankelijk van de adverteerders, die anders omgaan met commerciële zenders dan ideologisch getinte organisaties. Binnen de publieke omroepen neigt men er steeds meer toe de oude identiteitsjas van de afzonderlijke omroep te verruilen voor de nieuwe identiteit van de afzonderlijke zenderkleuring. De tv-zender Nederland 1 is redelijk ver gevorderd in het aanbieden van een informatieve familiezender met een eigen niet-zuil-gebonden kleur. Een nieuwe trend die waar te nemen valt, is het doorbreken van taboes op televisie. De media waren voorheen bijzonder terughoudend in hun verslaglegging en beeldtaal. Waar vroeger over gevoelige zaken gezwegen werd, is er in het informatietijdperk volop tijd en ruimte voor het openbaar bespreken hiervan. De wijze waarop menselijk leed in beeld wordt gebracht, is de laatste halve eeuw ingrijpend veranderd: het leed wordt heel direct, open en bloot getoond. Dankzij televisiebeelden komt het menselijk leed van de hele wereld direct de huiskamer binnen en wordt daar onderwerp van gesprek. Ook dat is een gevolg van de derde mediarevolutie. Televisiebeelden zeggen meer dan duizend woorden. De bewegende beelden van het televisiescherm zijn direct en toegankelijk. De emotionele impact van beelden is erg groot. Snelle montage, inzoomende shots en verrassende geluiden kunnen in onze hersenen een geconditioneerde reflex oproepen. Het is moeilijk je hoofd af te wenden van het beeldscherm. Televisiekijken is allesbehalve ontspannend, maar de instinctieve reflexen verklaren wel de aantrekkingskracht van het televisiemedium. Bij grote (overheids-) campagnes speelt het televisiemedium een dominante rol, die vroeger door de printmedia werd uitgeoefend. Via massamedia als radio en televisie doen kopers en kiezers telkens andere indrukken op. Wie zou zonder de door de televisie uitgezonden verkiezingsdebatten een beeld hebben gekregen van Balkenende, Halsema of Bos? Wie zou zonder televisie weet hebben van de oorlog in Irak? De audiovisuele media bepalen samen met de printmedia op uiteenlopende en specifieke manieren de beeldvorming over publieke issues. De verkiezingsstrijd wordt via de audiovisuele media gevoerd. Daarmee is de opkomst van de beeldcultuur van invloed op het politieke klimaat. Tegelijkertijd wordt de kiezer meer en meer als consument aangesproken. Emotionele stemmingen en indrukken worden steeds belangrijker. Scoren bij het publiek is essentieel om de verkiezingen te winnen. De vrijetijdsbesteding komt in ons informatietijdperk steeds meer onder druk te staan, omdat we steeds meer willen doen met onze vrije tijd. Om aandacht te trekken worden serieuze boodschappen steeds meer gegoten in de vorm van infotainment. In een entertainmentsamenleving overleef je als politicus alleen, wanneer je de kiezers ervan weet te overtuigen dat je boodschap leuk, spannend of onderhoudend is. Over de samenhang tussen plezier en burgerschap wordt in de politiek weinig nagedacht. Toch verdient deze relatie veel meer aandacht en serieus onderzoek. Het oorspronkelijke doemscenario dat televisie gebruikt zou worden om kijkers te manipuleren is niet uitgekomen. Het respect voor politici lijkt eerder te zijn afgenomen. Er gaat een democratiserende werking uit van televisie. Televisiekijkers willen meerdere kanten van een conflict zien en nemen niet meer automatisch het standpunt van de regering over. Morele autoriteit krijg je voor het oog van de camera niet zomaar, die moet je in het tijdperk van de media-explosie verdienen. De toepassing van digitale technieken heeft radio en televisie nieuwe mogelijkheden geboden, zodat programma’s sneller en over een groter gebied uitgezonden kunnen worden. Met de opkomst van de pc drong het werken met computers door tot alle hoeken en gaten van de samenleving. Tegenwoordig krijgt vrijwel iedereen op zijn werk met computers te maken. Overal wordt informatie digitaal vastgelegd en bewerkt. Door de computertechnologie te koppelen aan telecommunicatie is gelijktijdige communicatie over grote afstanden mogelijk. De meeste reproductietechnieken veranderen van analoge in digitale systemen. Alle vertrouwde massamedia, als film, fotografie, radio en televisie zijn van gedaante aan het verwisselen. Eén constante: ook in het digitale televisietijdperk blijven kijkcijfers en sponsorbelangen de dienst uitmaken. Voor de televisiekijker van de toekomst zal het aanbod steeds groter en onoverzichtelijker
30
worden. Kijkers zullen dus zelf keuzes moeten maken. De inhoud van de boodschap en het moment van kijken zullen steeds meer toegesneden worden op de persoonlijke voorkeuren van de kijker. Internet is de voorlopig laatste tak aan de elektronische stam. De technologische grondslagen ervan werden zo’n dertig jaar geleden door het Amerikaanse leger gelegd, in samenwerking met universitaire onderzoekscentra. Academici gebruikten het voor het versturen van wetenschappelijke berichten. Door het samenvoegen van verschillende netwerken ontstond internet. Internet is een wereldomvattend netwerk van onderling verbonden computers, die door een gemeenschappelijk stelsel van regels en afspraken zorgen voor verspreiding van informatie. Sinds de komst van het World Wide Web is het aantal gebruikers exponentieel toegenomen. Internet onderscheidt zich op vier manieren van andere massamedia: 1. Het is een open elektronische omgeving: iedereen die met een computer, modem en telefoonlijn aangesloten is op het systeem, kan contact maken met alle andere aangesloten computers. 2. De gemedieerde interpersoonlijke communicatie: internet kan het sociaal isolement doorbreken. Het eenrichtingsverkeer tussen zender en ontvanger is vervangen door terugkoppeling. Gemedieerd houdt in dat de communicatie verloopt via een medium. Internet verenigt de kenmerken van klassieke massacommunicatie met gewone interpersoonlijke communicatie. 3. Het plaatsonafhankelijk gebruik van een altijd beschikbaar aanbod: internet is niet afhankelijk van een plaats en moment. Internet is overal en is er altijd. Tussen zender en ontvanger is geen geografische afstand en geen tijdsbarrière. 4. Het multimediaal aanbod: vlak voor 2000 werd het mogelijk om geluid en beeld in bits om te zetten. Hierdoor kan de combinatie van beeld, tekst en geluid in een enkel digitaal gevoed medium samengevoegd worden.
Hoofdstuk 4 - Mediatrends Momenteel is er een aantal mediatrends waarneembaar waarvan we de aard en omvang nog niet volledig kunnen duiden. Helder is wel dat ze voor grote veranderingen in het medialandschap kunnen zorgen: De telecomputer Momenteel maken de publieke omroepen een enorme culturele crisis door. De identiteiten van de publieke omroeporganisaties zijn aan het vervagen. Het medialandschap in Nederland is met de komst van de commerciële zenders breder geworden. Er wordt voorspeld dat de televisiemarkt in de eenentwintigste eeuw een gigantische ‘telecomputermarkt’ wordt, waar om de gunst van de consument gestreden wordt. Of dit uiteindelijk ook echt gebeurt is uiteindelijk toch afhankelijk van de gebruiker. Het verdwijnen van de gedrukte pers Het dagblad is in de twintigste eeuw het meest populaire medium van de gedrukte pers geworden. Veel mediaspecialisten hebben voorspeld dat het dagblad in zijn huidige vorm binnenkort niet meer zal bestaan. Het is waar dat iedere ingrijpende communicatieverandering een herschikking van mediafuncties met zich meebrengt, maar of dat ook het einde van het dagblad betekent is nu nog niet te voorspellen. De afzet van gedrukte media loopt terug, advertentievolumes dalen en de persconcentratie blijft voortgaan. Aan de andere kant is de ordenende functie van de journalist, juist bij het enorm gegroeide aanbod aan informatie, van grote waarde. Journalisten kunnen moeilijke kwesties ophelderen en een afgewogen overzicht bieden. Digitale media brengen nieuwe conventies met zich mee. Er ontstaan nieuwe onderhandelingsruimtes tussen journalisten en hun lezers, waarbij de multimediale vormgeving van het nieuwsaanbod aan belang zal winnen. Het gedrukte woord tegenover het televisiebeeld Bij televisie speelt de mediafunctie ‘amusement’ een hoofdrol. Bij persmedia gaat het hoofdzakelijk om het geven van nieuws en van achtergrondinformatie. Voorstanders van het medium televisie geloofden in de democratiserende en opvoedende werking van het medium, terwijl tegenstanders de kijker als willoos slachtoffer van manipulatie en vermaak afschilderden. Nu, vijftig jaar na de invoering is televisie het meest verspreide massamedium in onze maatschappij en zijn beide posities flink genuanceerd. De mediatisering van de wereld heeft geleid tot een andere mediabeleving van ons als
31
mediagebruikers. Het onderscheid tussen werkelijkheid en media is aan het verdwijnen in onze beleving. We kijken als publiek naar mensen zoals wij en we worden meer dan ooit bekeken door anderen. We kijken naar onszelf en anderen als mediabeelden. Denk maar aan het succes van realitytv als Big Brother. Gedrukte versus interactieve media Computers bieden de mogelijkheid de klant weer tot een herkenbaar en bekend persoon te maken. Klanten kunnen tegen relatief lage kosten op het juiste moment en op een persoonlijke manier benaderd worden. Producten kunnen gekoppeld worden aan voorkeuren, waardoor marketing een enorme impuls krijgt. De redactieformule van een website is niet zozeer gebaseerd op het leveren van commentaar als wel op het bieden van een aantrekkelijke informatieomgeving waarin de gebruiker zelf zijn eigen weg kan zoeken. De informerende en opinievormende functie van een kwaliteitskrant kan in het informatietijdperk belangrijker worden. De informatieovervloed zorgt ervoor dat de lezer behoefte heeft aan een baken. Een redactie die in een dagelijks verse, relevante versie van het heden voorziet. Lessen van de mediageschiedenis Massamedia zijn voortdurend aan verandering onderhevig. De reusachtige groei van de audiovisuele media heeft de relatie tussen journalist en samenleving flink door elkaar geschud. Aan de ene kant is het publiek bevrijd van het verkleurende filter van de journalistiek. Aan de andere kant is de democratische waakhond – de journalist – in zijn schulp gekropen. Het wegvallen van het mediafilter tussen zender en kijker is een belangrijke mediatrend. De dominantie van de beeldtaal neemt nog steeds toe. Live instortende Twin Towers, tsunami’s, het zijn de beelden die onze herinnering bepalen in het tijdperk van de derde mediarevolutie. De rol van beeld en geluid zal via het multimediale internet alleen maar toenemen. Voor de toekomst kunnen we nog allerlei multimediale toepassingen verwachten die onze menselijke ervaringswereld op zijn kop zullen zetten. Denk maar aan experimenten met virtuele driedimensionale ruimtes. Het is zeer moeilijk om lessen uit de mediageschiedenis te trekken. Wil je je toch op dit terrein begeven dan moet je kijken naar de patronen die zich bij de mediarevoluties voordeden. Zij kunnen als leidraad dienen om technologische vernieuwingen een plaats te geven: De veranderende invulling van mediafuncties Het duurt geruime tijd voordat een nieuw medium is ingeburgerd en een eigen vorm en inhoud heeft. In eerste instantie wordt een nieuw medium naar een bestaand medium gemoduleerd. De feitelijke werking blijkt steeds anders uit te pakken dan oorspronkelijk verwacht werd. Ingeburgerde media verdwijnen niet, maar gaan de bestaande mediafuncties anders invullen. Denk bijvoorbeeld aan het verdwijnen van de nieuwsfunctie van bioscopen na de invoering van de televisie. Of aan dagbladen die zich meer zijn gaan richten op het geven van achtergrond informatie, cultuuroverdracht en opinievorming. De elitaire verguizing van de massa In de pioniersfase wordt een nieuw medium vaak verketterd. Drukwerk viel ten prooi aan censuur of werd op de index van de katholieke kerk geplaatst. Films zouden de goede zeden van de brave burger bederven. Negatieve geluiden zijn meestal afkomstig van vertegenwoordigers van publieksgroepen die vast willen houden aan vertrouwde communicatievormen en belang hebben bij het handhaven van de status quo in het medialandschap. Cultuurcritici voorspelden dat radio en televisie mensen tot willoze consumenten zou maken of tot een makkelijke prooi voor machtsbeluste leiders. In de praktijk blijken mensen echter alleen maar minder respect voor politiek leiders of bedrijfsreclame te hebben. Wanneer een medium breder onder de samenleving verspreid is, blijkt het met de negatieve kanten wel mee te vallen en er naast nadelen ook voordelen te bespeuren zijn. De professionalisering van de mediaorganisaties In de pioniersfase van een nieuw medium is het vaak een kleine groep die de mogelijkheden wil uitproberen. Men denkt nog weinig na over de het gebruik door grote publieksgroepen. Op het moment dat meer mensen met het medium in aanraking komen gaat commercie een rol spelen. Communicatiedeskundigen gaan zich bezighouden met het professionaliseren van de mediatechnologie en de publieksrelaties. Bij de invoering van nieuwe media zie je hoe de mediafuncties iedere keer anders ingevuld worden en hoe na verloop van tijd mediaorganisaties dankzij een professionelere insteek het meeste succes boeken.
32
Hoofdstuk 5 - Wanneer spreek je van een mediarevolutie? Anders dan bij een maatschappijrevolutie (zoals de Russische revolutie in 1917), verandert een mediarevolutie de samenleving niet van de ene op de andere dag. De maatschappelijke invoering van revolutionaire technologieën gaat juist heel geleidelijk. Een mediarevolutie verandert mettertijd wel bestaande cultuurpatronen en sociaaleconomische structuren. Uiteindelijk verandert zowel de inrichting van de samenleving, als het gedrag en denken van grote groepen mensen in die samenleving drastisch. Maar als het dan geleidelijk gaat, waarom spreken we dan van een revolutie en niet van een evolutie? Dat is omdat de bron van de (geleidelijke) verandering aanwijsbaar is. Je kunt de oorsprong aanwijzen en de implicaties zijn weliswaar immens, maar ook begrensd. Deze redenen maakt dat het woord revolutie te verkiezen is boven evolutie. De drie mediarevoluties laten een geweldige toename van menselijke communicatie zien. Wanneer je ze achter elkaar plaatst, wordt een aantal tendensen duidelijk: de tijdsintervallen tussen de revoluties krimpen (de revoluties volgen elkaar steeds sneller op) en het bereik van de massa neemt bij iedere revolutie minder tijd in beslag. Ter overweging… Een waarheidsgetrouw beeld van het verleden schetsen is op zichzelf al moeilijk genoeg. Nog moeilijker is het de implicaties te overzien van de situatie waar je middenin staat. Er valt veel voor te zeggen om, zoals Van Wijk deed, de geschiedenis van de media te ijken middels de drie revoluties. Alledrie stonden ze aan wieg ven een verandering in het collectief denken en doen. Niemand kan ontkennen dat de uitvinding van het schrift een van de meest revolutionaire van alle menselijke technologieën is geweest. Ook de enorme vernieuwing die gepaard ging met de ontwikkeling van de boekdrukkunst is onmiskenbaar. De invloed die het lezen en schrijven van boeken en bladen op het rationeel denken gaf, is zonneklaar. Ook de derde mediarevolutie lijkt plausibel. De mens is zich als gevolg van de elektronische media substantieel anders gaan gedragen en de denkpatronen van de moderne mens lijken in de verste verte niet meer op die van een negentiende-eeuwer. Toch is het lastig de elektronische (derde) mediarevolutie in zijn volle omvang te beschouwen, we zitten er volgens van Wijk nog midden in. Of toch niet? Zitten we wellicht al in een vierde mediarevolutie? Daarover kun je redetwisten. Essentieel is of je vindt dat de nieuwe media en onze huidige manier van communiceren op kortere of langere termijn de vertrouwde cultuurpatronen en sociaal-economische structuren op hun kop zetten. Anders gezegd: of het gedrag en gedachtegoed van het collectief zo ingrijpend verandert dat het de inrichting van de samenleving compleet overhoop haalt. We zijn in vogelvlucht door de mediageschiedenis gegaan. Van rotstekening, spijkerschrift en het eerste alfabet, via boekdrukkunst, telefoon, telegraaf, film, radio en televisie naar de wereld van bits, glasvezel en multimedia. Tot zover de communicatiegeschiedenis. Wat ons te wachten staat is vooralsnog een vraagteken. Maar wel een dun gedrukt vaagteken, want wie de geschiedenis goed interpreteert is ten minste voorbereid op wat komen gaat en anticipeert doeltreffender op toekomstige scenario’s. Scenario’s waarover je als interactieve mediaprofessional beslist dient na te denken, discussiëren en filosoferen. Om daarmee een start te maken de volgende punten ter overweging: 1. Bevinden we ons in een vierde mediarevolutie? 2. Bieden de media ondanks de huidige communicatietechnologieën vooral meer van hetzelfde in een nieuw jasje, zoals Francisco van Jole in 1994 beweerde? 3. Wanneer je zeker bent dat de moderne media geen revolutie hebben ontketend en ook niet de eigenschappen hebben dat te gaan doen, wat is er dán nodig voor een vierde mediarevolutie? NB I: baseer je ideeën op bovenstaand artikel. Meer bepaald: gebruik de karakteristieken van de drie eerdere mediarevoluties als sjabloon bij het vormen van je mening. Een mening die je uiteraard altijd mag en moet bijstellen. Zweven is dus toegestaan, maar je dient wel iets te vinden over de genoemde vragen. Dat zul je wel merken wanneer we in blok 4 van dit studiejaar zijn aanbeland. Bij het vak Maatschappij & Media komen we er namelijk nadrukkelijk op terug.
33
Werkgroep 4 Zaal II is open. En daar zijn natuurlijk prachtige objecten te zien die de tijdgeest van de renaissance en/of de verlichting blootleggen. Uiteraard willen we meer weten van de achtergrond van jouw keuzes en je mess up. Dat doen we dit keer maar eens via een officiële presentatie. Wie weet doen anderen er nog inspiratie uit op. Natuurlijk is er weer ruimte voor vragen en natuurlijk gaan we ook weer aan het werk. De laatste zaal alweer. We halen de trendpiramide weer van stal. Is je museum nu klaar? Nog niet. Je moet waarschijnlijk de entree nog afronden, het nodige designwerk doen en de links maken. En…. we nemen volgende week zaal IV nog eens onder de loep. Maar daarover meer bij volgende week. NB: je hebt je laptop nodig tijdens de werkgroepen. Niet vergeten! Inhoud werkgroep 4 • Vragen naar aanleiding van het huiswerk en het hoorcollege. • Presentatie zaal II (plenair). • De trendpiramide voor zaal III. • Werken aan zaal III (mits tijd). Huiswerk voor hoorcollege 5 • Lees de introductie op hoorcollege 5 en markeer belangrijke zaken. • Bestudeer nogmaals het artikel ‘Interactieve angst’ van Francisco van Jole. • Wat verder in de werkgroep wordt opgegeven. Huiswerk voor werkgroep 5 • Lees de introductie op werkgroep 5 en markeer belangrijke zaken. • Formuleer vragen naar aanleiding van het huiswerk en het hoorcollege. • AVV moment (aan voorwaarden voldaan): vervaardig museumzaal III. Dus vijf objecten uit de behandelde periode, waarvan één uitgelicht, inclusief mess up. Vergeet niet de redactionele content. (Periode: 1870-1994).* • Werk verder aan de entree en de vormgeving van je museum. • Wat verder in de werkgroep wordt opgegeven. * Je plaatst je werk in één of meerdere HTML-pagina’s. Een deel van je uiteindelijke museum dus. Je neemt dit werk mee naar de volgende werkgroep. Dan gaat er een usb stick rond waarop de zalen van jou en je klasgenoten worden verzameld. NB: twee keer AVV gemist is automatisch herkansing. De naam van je document: zaal 3.klaskleur.achternaam.voornaam.voorvoegsel. Niet zo benoemd geldt als niet ontvangen.
34
Week 5 – Mondige primaat of goddelijke tobber Hoorcollege 5 Vorige week hebben we het gehad over de implicaties van de derde mediarevolutie. Grote migratiestromen, global village en de emancipatiebewegingen van de negentiende en begin twintigste eeuw. Heeft die emancipatie gewerkt? Daarover kun je twisten. Duidelijk is dat grote groepen mensen participeren in de verworvenheden van de moderne tijd. Media zijn massaproducten geworden. De godganse dag word je bestookt met media-uitingen. Nog iets om over te twisten: is het leven er eenvoudiger op geworden en zijn we er gelukkiger van geworden? Is na alle informatie die we op je hebben afgevuurd je inzicht over de laatste periode (1994-heden) veranderd? Waarschijnlijk wel. Daarom nemen we zaal IV opnieuw onder de loep. Zou je die zaal nu anders inrichten dan een maandje geleden? Vast wel. Dat is dan ook de bedoeling komende week. Wordt je museum daar beter van? Zeker wel. Vooral als je dit hoorcollege je oren nog eens extra wijd openspert. Een deel van het college wordt verzorgd door docent Bart-Jan Steerneberg. Hij geeft later in dit jaar de vakken Human Computer Interaction en Media Design. Bart-Jan reikt je adviezen aan die je museum op gebied van vormgeving en interactie opwaarderen. Niet het zwaartepunt van GIAM, maar het kan je beoordeling wel beïnvloeden. En zeg nou zelf, het is toch te gek om een gelikt museum aan je netwerk te kunnen presenteren. Inhoud hoorcollege 5 • De kleine renaissance in Nederland. • De kleine renaissance in de westerse wereld. • Zaal IV onder de loep. • Criteria voor de eindopdracht besproken. • Adviezen van Bart-Jan Steerenberg op gebied van design en interactie. NB: het huiswerk voor werkgroep 5 staat vermeld bij de inleiding op werkgroep 4.
35
Werkgroep 5 Je museum is in een vergevorderd stadium, maar zaal III hebben we nog niet bewonderd van elkaar. Er wordt dus weer gepresenteerd. In deze werkgroep is bovendien tijd ingeruimd voor een laatste feedbackronde. Maak daarvan gebruik, maar doe dat door gerichte vragen op te stellen. NB: je hebt je laptop nodig tijdens de werkgroepen. Niet vergeten! Inhoud werkgroep 5 • Vragen naar aanleiding van het huiswerk. • Aanstellen collector. • Presentatie zaal III. • De trendpiramide voor zaal IV • Feedback op het museum. • Werken aan museum (mits tijd). Huiswerk voor hoorcollege 6 • Lees de introductie op hoorcollege 6 en markeer belangrijke zaken. • Wat verder in de werkgroep wordt opgegeven. Huiswerk voor werkgroep 6 • Rond je museum af. NB: gebruik het beoordelingsformulier als checklist. • Lever je museum (ruim op tijd) in bij de collector*. • Wat verder in de werkgroep wordt opgegeven. * De musea worden per klas verzameld door een collector. Die zet de musea van de hele klas op een informatiedrager (DVD is het handigst) en levert die drager vóór aanvang van de werkgroep in bij de docent. NB: de afzonderlijke documenten voor je museum zijn in een map geplaatst met onderstaande betiteling. Exact zo (dus ook punten als in het voorbeeld hieronder).
museum.klaskleur.achternaam.voornaam.voorvoegsel Voorbeeld: museum.grijs.ploeg.hein.vanden
36
Week 6 – Blik op oneindig? Hoorcollege We hebben de afgelopen weken een blik geworpen op de mediageschiedenis. Het streven was dat je enigszins bevat hoe de maatschappij zich heeft ontwikkeld onder invloed van vernieuwingen in de menselijke communicatie. Ook hopen we dat de lesstof een (ontluikende) visie bij je heeft losgeweekt. We bedoelen dat je door kennis van de ontwikkelingen uit het verleden, een gooi durft te doen naar hoe de toekomst er uitziet. Dat is handig, want jij bent de vormgever van die toekomst. Om je visie een laatste boost te geven, doen de docenten in dit hoorcollege een paar overwogen toekomstverwachtingen. Pin ons er niet op vast, want als de geschiedenis ons één ding leert, is het dat de toekomst zich niet laat voorspellen. Toch bestaat er zoiets als selffulfilling prophecy. En dan zijn we terug bij het adagium uit het voorwoord: de beste manier om je toekomstvoorspellingen te laten uitkomen, is die toekomst zelf te creëren. Zonder visie zal je bedrogen uitkomen, maar daarvan ben je nu gevrijwaard. Tenminste, als je de hoorcolleges en werkgroepen geconcentreerd hebt gevolgd en consciëntieus aan de eindopdracht hebt gewerkt. Bovenstaande lijkt verdacht veel op een slotwoord, maar helemaal zijn we er nog niet. In dit hoorcollege doen we ook nog een paar allerlaatste aanbevelingen om een onvoldoende te ontlopen. Want wij begrijpen heus ook wel dat al die goedbedoelde woorden je in het heetst van de studiestrijd nogal hoogdravend voorkomen. Inhoud hoorcollege • Resumé alle lesstof. • Allerlaatste tips voor het museum. • Blik op oneindig. • Food for thought: is er een vierde mediarevolutie op komst of zitten we er zelfs al midden in? NB: het huiswerk voor werkgroep 6 staat vermeld bij de inleiding op werkgroep 5.
37
Werkgroep 6 Je museum is klaar, gereed, af. Dat willen we zien natuurlijk. Dus we zetten allemaal de deuren open zodat we je zalen vol objecten kunnen bewonderen. Natuurlijk moet je er wel iets zinnigs over kunnen zeggen. Want je bent niet alleen conservator geworden, maar ook gids. Hieronder vind je een lijstje met vragen die je minimaal moet kunnen beantwoorden. 1. 2. 3. 4. 5.
Je entree. Waarom ziet die er uit, zoals die er uit ziet? Wat voor museum is het? Heeft het een thema? Waaraan herkennen we jouw gedachtewereld? Wat heeft de keus voor je objecten bepaald? Waarom de mess up zoals je die hebt gemaakt? Kun je uitleggen waarom jouw keuzes in het licht van het vak relevant zijn?
Aan het slot van dit vak kunnen we er niet omheen: hoe is het je bevallen? Was het peentjes zweten of ging je helemaal op in de stof? Hoe vond je de docenten, waren ze helder in hun uitleg of snapte je er geen jota van? Dat soort zaken bespreken we plenair aan het eind van de laatste bijeenkomst. Want tja, ook een docent kan niet zonder feedback, en wie kan die beter geven dan de student? NB: je hebt je laptop nodig tijdens de werkgroepen. Niet vergeten! Inhoud werkgroep • Inleveren musea door collector. • Rondleiding door musea (presentaties). • Evaluatie van het vak.
38