Media, Informatie en Communicatie
Presentatievormen voor collectieverhalen in musea
Afstudeeropdracht Annabelle van Oene RV404
e
:
P. Bosma
e
:
H. Pflug
1 begeleider 2 begeleider
Redactie en Mediaproductie 4 juni 2013
Voorwoord Voor u ligt het adviesrapport voor Het Spoorwegmuseum. Dit rapport dient als afstudeeropdracht voor de opleiding Redactie en Mediaproductie. Vóór mijn afstudeerperiode heb ik met veel plezier stage gelopen bij Het Spoorwegmuseum. Om deze reden heb ik ervoor gekozen om ook mijn afstudeeropdracht te schijven voor dit museum.
Graag wil ik een woord van dank richten tot Peter Bosma. Dankzij zijn begeleiding en kritische vragen heb ik dit onderzoek tot een goed einde kunnen brengen. Ook zonder de medewerking en begeleiding van Het Spoorwegmuseum had ik dit onderzoek niet kunnen uitvoeren, mijn dank hiervoor.
Ten slotte wil ik Wiet van Oene, Milou van Oene, Aline van der Spek en Nicky van der Graaf bedanken. Bedankt lieve familie en vrienden voor alle hulp doe jullie hebben geboden tijdens het schrijven van dit rapport!
Inhoudsopgave Management samenvatting
9
Executive summary
11
1
Inleiding
13
1.1
Aanleiding van het onderzoek
13
1.2
Probleemstelling
13
1.3
Doelstelling
13
1.4
Afbakenen van begrippen
14
1.5
Deelvragen
14
1.6
Opbouw rapport
14
2
Interne analyse
17
2.1
Ontstaansgeschiedenis
17
2.2
Huidige situatie
17
2.2.1 Visie van Het Spoorwegmuseum
18
2.2.2 Missie van Het Spoorwegmuseum
18
2.2.3 Presentatievormen
18
2.3
Conclusie
20
3
Bestaande presentatievormen
21
3.1
Oude media versus nieuwe media
21
3.2
Presentatievormen toegepast met oude media
22
3.2.1 Tekstborden/afbeeldingen
22
3.2.2 Film/geluidsfragmenten
22
3.2.3 Informatieflyers
22
Presentatievormen toegepast met nieuwe media
23
3.3.1 Qr codes
23
3.3.2 Location based services
23
3.3.3 Gameapplicaties
24
3.4
Best practice I
25
3.5
Best practice II
25
3.6
Best practice III
26
3.7
Conclusie
26
4
Transmedia storytelling
27
4.1
Transmedia storytelling
27
4.1.1 Ontstaansgeschiedenis
27
4.1.2 Transmedia storytelling in musea
28
Opties van Transmedia storytelling
28
4.2.1 Nationale Ballet
28
4.2.1 Efteling
29
Conclusie
30
3.3
4.2
4.3
5
Ontwikkelingen
31
5.1
Ervaringsmodel
31
5.2
Sponsoring vanuit het bedrijfsleven
32
5.3
Zijn musea doorgeslagen in virtuele vertellingen?
33
5.4
Conclusie
34
6
Doelgroepanalyse
35
6.1
Doelgroep van Het Spoorwegmuseum
35
6.2
Focusdoelgroep
37
6.2.1 Omvang focusdoelgroep
37
6.2.2 Mediagebruik focusdoelgroep
37
Museumbezoek focusdoelgroep
39
6.3.1 Wat zoeken gezinnen in musea?
39
6.3
6.3.2 Welke musea bezoeken gezinnen?
40
6.4
Conclusie
41
7
Methode en technieken
43
7.1
Onderzoeksmethodes
43
7.1.1 Onderzoeksmethode 1
43
7.1.2 Onderzoeksmethode 2
44
7.2
Operationalisatie van begrippen
45
7.3
Analyse methode
45
7.4
Evaluatie
46
8
Resultaten klachten bezoekers
47
8.1
Resultaten
47
8.2
Koppeling met het literatuuronderzoek
48
9
Resultaten expertpanel
51
9.1
Museummedewerkers
51
9.2
Museum expert
52
10
Conclusie
55
11
Aanbeveling
57
11.1 Advies
57
11.2 Mogelijkheden voor vervolgonderzoek
58
12
59
Evaluatie
12.1 Onderzoeksmethoden
59
12.2 Overige opmerkingen
60
13
Literatuurlijst
61
14
Bijlagen
65
Bijlagen I Interviews klagende bezoekers
65
Bijlage II Interviews expertpanel
70
Bijlage III E-mails
76
Bijlage IV Plan van Aanpak
78
[Afstudeeropdracht Annabelle van Oene]
9
Management samenvatting Het Spoorwegmuseum heeft er na haar heropening in 2005 voor gekozen om haar bezoekers informatie te bieden over de collectie door middel van vermaak. Daarom is er in het nieuwe museum plaats gemaakt voor vijf werelden die gebaseerd zijn op het belevingsconcept waarbij educatie op een actieve en belevende manier wordt gebracht. Er wordt gezocht naar andere manieren voor het benaderen van bezoekers dan via tekstborden. Omdat er hierdoor geen tekstborden bij de te bezichtigen treinencollectie in wereld 4 zijn en er daar ook geen andere presentatievorm aanwezig is, zijn er klagende bezoekers die meer informatie over de treinen willen.
Aan de hand van dit onderzoek wordt aan Het Spoorwegmuseum advies gegeven over welke vorm voor het presenteren van collectieverhalen; optimale beleving bij bezoekers creëert; past binnen het interne beleid (omtrent communicatie tussen collectie en bezoeker); binnen de museummuren kan worden toegepast op de collectie van wereld 4.
Voor dit onderzoek is naast literatuuronderzoek gebruik gemaakt van kwalitatieve onderzoeksmethodes. Er zijn in totaal vier bezoekers en drie experts over het onderwerp geïnterviewd.
In dit onderzoek zijn de voordelen, de nadelen en de mogelijkheden van de volgende presentatievormen onderzocht: location based services, QR codes, gameapplicaties, afbeeldingen, tekstborden, audio- en videofragmenten en informatieve flyers. Daarnaast is gekeken op welke manier transmedia storytelling toegepast kan worden in musea. Het is aan musea zelf de taak om te bedenken welke eisen zij aan een presentatievorm stellen om zo te beslissen welke presentatievorm het best past bij de te vertellen collectieverhalen.
Ook is er ingegaan op de ontwikkelingen in de maatschappij in het algemeen en de consequenties hiervan voor de museumsector. Door de overgang van de diensteneconomie naar de beleveniseconomie, is het volgens Gilmore en Pine van belang dat musea van een museumbezoek een ervaring maken. Om te kijken aan welke eisen een ervaring moet voldoen, wordt het ervaringsmodel besproken en toegepast op de museumbranche.
Daarnaast is onderzocht wat gezinnen verwachten van een museumbezoek. De literatuur stelt dat als gezinnen musea bezoeken, ouders het museumbezoek graag willen delen met hun kinderen. Om beleving te creëren, willen zij samen kijken of samen spelen. Eigen onderzoek wijst uit dat ouders níet alles in het museum samen willen doen met hun kinderen. Ouders willen ook graag zelf dingen lezen of bekijken. Hierbij willen zij aangesproken worden op hun eigen kennisniveau. Het is dus van belang om hier de juiste balans in te vinden.
[Afstudeeropdracht Annabelle van Oene]
10
Om de collectieverhalen binnen de muren van het museum te presenteren op een manier waarbij optimale beleving wordt gecreëerd bij bezoekers, moet worden gekozen voor een tekstbord in het museum zelf in combinatie met een video platform op de website. Hoewel dit afwijkt van het beleid, is hier toch voor gekozen. Dit onderzoek heeft aangetoond dat de informatie die de bezoeker wil krijgen tijdens een bezoek aan het museum, het duidelijkst te presenteren is door een stuk tekst. Daarnaast geven geïnterviewde bezoekers aan deze presentatievorm te prefereren.
Door de tekstborden creatief in te zetten, kan ook deze vorm beleving creëren bij de bezoeker. Het video platform biedt verdieping voor de bezoekers die hier geïnteresseerd in zijn. Dit zal besproken worden in het hoofdstuk Aanbevelingen van dit onderzoek.
[Afstudeeropdracht Annabelle van Oene]
11
Executive summary After reopening in 2005 the Dutch Railway Museum has chosen a new way of information supply to visitors. They have chosen to offer information through entertainment. That’s why the new museum is divided in five different worlds that are based on the experience concept in which education is brought to the visitors in an active and live experience. Because of this experience concept, the Railway Museum is looking for different ways to supply information other than text signs. Now there are complaints about the lack of text signs and information in the train collection of world four.
By means of this investigation there is an advice to the Railway Museum about which form of presenting collection stories to choose.
This form should; Create an optimal experience for the visitors. Fit within the internal policy (regarding communication between collection and visitor). Be able to, within the walls of the museum, be applied to the collection of world four.
For this investigation literacy research and qualitative research methods are both used. In total four visitors and three experts have been interviewed about this topic.
In this investigation the advantages, disadvantaged and the opportunities of the next mentioned presentation forms were researched. Location based services, QR codes, game applications, images, text signs, audio- and video fragments and informative leaflets. Besides this, there is investigated which way transmedia storytelling can be used in museums. It is up to the museum which demands they have for a presentation form, and to decide which form suits best for the collection stories.
In this report the developments in society in common and the consequences this has for the museum branch are researched. Because of the transition from service-economy to entertainment-economy, it is according to Gilmore and Pine, important that museums make a visit an experience. To see which demands an experience has to fulfill the experience model is discussed and applied to the museum branch.
Next to that, the expectations of families were investigated. The literature says that when families visit a museum, parents want to share the experience with their children. To create excitement they want to watch and play together. Own research shows that parents do not want to do everything together with their children. Parents want to look at things or read things themselves. They want to get information on their knowledge level. It is important to find a balance between those.
[Afstudeeropdracht Annabelle van Oene]
12
To present collection stories within the walls of the museum in a way that creates the optimal experience for visitors, text signs in the museum in combination with a video platform on the website of the museum should be chosen. Although this conflicts with the policy, it should be taken into consideration. This investigation shows that the information that a visitor wants during a visit is best presented in a piece of text. Also, interviewed visitors confirm that they prefer his way of information presentation.
By using text signs creatively, this form can create excitement by the visitor. The video platform offers intensification for visitors that are interested in extra knowledge. This will be discussed in the chapter ‘Recommendation of this investigation.’
[Afstudeeropdracht Annabelle van Oene]
1
13
Inleiding
1.1 Aanleiding van het onderzoek In de museumsector komen steeds meer presentatievormen voor om collectieverhalen te presenteren aan bezoekers. Om maar een voorbeeld te noemen kun je kiezen voor het presenteren van museumteksten via een bord, via een audiotour of via één van de vele mogelijkheden die nieuwe media biedt. Voorbeelden hiervan zijn gameapplicaties, Layar en QR codes (Femke Hameetman, 2010). Een andere presentatievorm waar musea voor zouden kunnen kiezen, is een vorm van transmedia storytelling. Hierbij wordt een verhaal over verschillende platformen verteld (Kaa, 2009). Een voorbeeld hiervan is het in 2009 ontwikkelde ‘We choose the moon’ van het Kennedy Library & Museum in Boston. Door middel van een transmediale verhalenwereld, werd de 40e verjaardag van de Apollo 11 maanlanding gevierd (Ward,2009).
Het Spoorwegmuseum heeft er na haar heropening in 2005 voor gekozen om haar bezoekers informatie te bieden over de collectie door middel van vermaak. Er wordt gezocht naar andere manieren voor het benaderen van bezoekers dan via tekstborden. Omdat er hierdoor geen tekstborden bij de te bezichtigen treinencollectie zijn en er ook geen andere presentatievorm aanwezig is, zijn er klagende bezoekers die meer informatie over de treinen willen (Bechtholt, S. [persoonlijk interview] november 2012). Het museum is zich bewust van dit tekort aan informatie en is daarom op zoek naar een nieuwe presentatievorm om de collectieverhalen over de treinen te presenteren aan bezoekers.
1.2 Probleemstelling Dit onderzoek moet antwoord geven op de volgende probleemstelling: ‘In welke presentatievorm kunnen collectieverhalen binnen de museummuren zo worden gepresenteerd dat optimale beleving bij de bezoekers wordt gecreëerd en dat dit past binnen het interne museumbeleid, in dit onderzoek toegepast op de collectie van wereld 4 van Het Spoorwegmuseum?’
1.3 Doelstelling Met de informatie die verkregen wordt uit dit onderzoek kan aan Het Spoorwegmuseum advies gegeven worden over welke presentatievorm voor het presenteren van collectieverhalen optimale beleving bij bezoekers creëert , past binnen het interne beleid (omtrent communicatie tussen collectie en bezoeker) en binnen de museummuren kan worden toegepast op de collectie van wereld 4.
[Afstudeeropdracht Annabelle van Oene]
14
1.4 Afbakenen van begrippen Collectieverhalen: Als het in dit onderzoek over collectieverhalen gaat, gaat het over de basisinformatie achter de collectie items. Dit zijn antwoorden op de vragen als wie, wat, wanneer, waarom en hoe. Hierbij moet je denken aan de verhalen die aan de bezoeker uitleggen waarom het item een stuk geschiedenis is en waar het item voor heeft gediend.
Presentatievormen: In dit onderzoek wordt met de presentatievorm de context bedoeld waarin de collectieverhalen worden gepresenteerd. Dit kunnen bijvoorbeeld rondleidingen of videobeelden zijn. Omdat het onderzoek zich beperkt tot binnen de van het museum, met inbegrip van het buitenterrein, vallen presentatievormen die niet binnen dit gebied voor iedereen te raadplegen zijn af. Beleving In dit onderzoek wordt voor het afbakenen van de term beleving de visie van Gilmore en Pine op dit onderwerp gebruikt. Zij stellen dat een belevenis zich voordoet wanneer consumenten zodanig geïnvolveerd raken dat zij een blijvende indruk opdoen. Een gebeurtenis wordt een beleving als hij memorabel en zeer persoonlijk is.
1.5 Deelvragen Interne analyse van Het Spoorwegmuseum Wat zijn de bestaande presentatievormen voor het presenteren van collectieverhalen? Wat zijn belangrijke ontwikkelingen die invloed hebben op de presentatievorm van collectieverhalen? Wat is transmedia storytelling? Doelgroepsanalyse
1.6 Opbouw rapport In dit rapport worden in de eerste hoofdstukken de verschillende deelvragen beantwoord door middel van literatuuronderzoek. Vervolgens komt het hoofdstuk methode en technieken aan bod. In dit hoofdstuk wordt uitgelegd welke onderzoeksmethodes er worden gebruikt, hoe deze onderzoeksmethodes worden uitgevoerd en hoe de resultaten hiervan worden verwerkt. In het volgende onderdeel worden de resultaten van het eigen onderzoek besproken. Hier wordt ook een koppeling gemaakt tussen het literatuuronderzoek en het eigen onderzoek. In dit onderdeel worden nog geen conclusies getrokken; dit wordt in het volgende hoofdstuk gedaan. Naar aanleiding van de resultaten wordt er een advies aan Het Spoorwegmuseum gegeven in het hoofdstuk aanbevelingen. In dat hoofdstuk worden ook mogelijkheden voor vervolgonderzoek besproken. Vervolgens wordt er in de evaluatie
[Afstudeeropdracht Annabelle van Oene]
15
gekeken hoe het onderzoek is verlopen. Het rapport wordt afgesloten met een literatuurlijst waar alle gebruikte bronnen in vermeld staan, gevolgd door de bijlagen.
[Afstudeeropdracht Annabelle van Oene]
16
[Afstudeeropdracht Annabelle van Oene]
2
17
Interne analyse
Het Spoorwegmuseum wil dat elk bezoek voor iedere bezoeker een ware belevenis is. Vandaar dat de slogan van het museum luidt: ‘Het Spoorwegmuseum, dat wil je beléven!’ In dit hoofdstuk wordt er gekeken naar de ontstaansgeschiedenis van het museum, naar de huidige situatie van het museum en met welke presentatievormen Het Spoorwegmuseum belevenis wil creëren bij haar bezoeker.
2.1 Ontstaansgeschiedenis Het Spoorwegmuseum zelf is opgericht in 1927, het idee is echter al veel ouder. Al in 1910 proberen de directies van de Hollandsche IJzeren Spoorwegmaatschappij (HSM) en de Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen tevergeefs een museum over de spoorwegen op te richten. Omdat dit hen niet lukt, verzamelt spoorwegambtenaar George Willem van Vloten op eigen initiatief alles wat te maken heeft met de geschiedenis van de spoorwegen. Als zijn woning hier uiteindelijk te klein voor wordt, mag hij een kamer van één van de hoofdgebouwen van de Nederlandse Spoorwegen als museum inrichten. In 1927 gaan Van Vloten en de directies van HSM en Staatsspoorwegen dan toch over tot oprichting van de Stichting Nederlandsch Spoorwegmuseum.
Onder leiding van de nieuwe directeur Henri Asselberghs wordt het museum nieuw leven in geblazen. Het bezoekersaantal stijgt van 3385 in 1929 tot ongeveer 7000 eind jaren dertig. Tijdens de oorlog moet het museum plaatsmaken voor de Duitse bezetter. Op 5 november 1954 opent het nieuwe moderne museum haar deuren in het Maliebaanstation. In de loop der jaren bereiden verschillende directeuren de collectie van Het Spoorwegmuseum verder uit.
Met de aankoop van het voormalige rangeerterrein van het Maliebaanstation, wordt er na 1987 veel meer mogelijk. Omdat het terrein zich nu ook goed leent voor evenementen, wordt er, ter gelegenheid van de viering van 150 jaar Spoorwegen in Nederland, totaal gemoderniseerd. In het jaar 2000 geeft de hoofddirectie van de NS groen licht voor nieuwbouwplannen om de collectie, die nu nog grotendeels buiten staat, onder ‘één dak’ te brengen en om het museum verder uit te bouwen tot cultuurattractie. Op 4 juni 2005 opent het museum haar deuren opnieuw en presenteert daarmee een heel nieuwe museumformule (Rooij, 2010).
2.2 Huidige situatie Na de heropening van het museum, is er gekozen voor andere manieren van informatieoverdracht dan via tekstbordjes. Er is gekozen voor manieren die meer op de beleving van de bezoeker inspelen. Zo vertelt hoofd exploitatie Paul van der Sijs: ‘Wij willen
[Afstudeeropdracht Annabelle van Oene]
18
het verhaal vertellen van de trein. Niet zozeer de technische details zoals hoeveel wielen de trein had en hoe hard hij reed, maar wel wat de trein teweeg heeft gebracht in onze samenleving’. Daarom is er in het nieuwe museum plaats gemaakt voor vijf werelden die gebaseerd zijn op het belevingsconcept waarbij educatie op een actieve en belevende manier wordt gebracht.
Het Spoorwegmuseum is een non-profit organisatie die wordt bestuurd vanuit een centraal kantoor aan de Maliebaan. Het museum ontvangt geen subsidies en is daardoor genoodzaakt haar eigen geld te verdienen. Deze inkomsten worden verkregen uit cultuurfondsen, door kaartverkoop, door zakelijk verhuur en door evenementen (SchrijfSchrijf, 2012).
Per jaar ontvangt Het Spoorwegmuseum gemiddeld 300.000 bezoekers waarvan 15% door de weeks en 85% in het weekend. In het tweejaarlijks merkenonderzoek, uitgevoerd door Hendrik Beerda Brand Consultancy, staat het Spoorwegmuseum momenteel op de vierde plaats in de top 10 van leerzame dagattracties (Hendrik Beerda Brand Consultancy, 2010). 2.2.1 Visie van Het Spoorwegmuseum Het Spoorwegmuseum is een cultuurattractie die de moderne consument educatie biedt in de vorm van vermaak op het gebied van de spoorwegen, met die van Nederland in het bijzonder (Rooij, 2010).
Op deze visie kan een aanmerking gemaakt worden. Het Spoorwegmuseum gaat namelijk vooral over treinen. Er wordt weinig aandacht besteed aan de spoorwegen opzich. In het museum kunnen bezoekers bijvoorbeeld niks terug vinden over de infrastructuur in de omgeving van en met betrekking tot het spoorwegnet in Nederland. 2.2.2 Missie van Het Spoorwegmuseum Het bijdragen aan de maatschappelijke samenleving door mensen te betrekken bij techniek, cultuur, educatie en geschiedenis door middel van creativiteit, uniciteit, kwaliteit en interactie (Meerjarenplan Het Spoorwegmuseum, 2010). 2.2.3
Presentatievormen
Het Spoorwegmuseum beschrijft zichzelf als een ‘attractiemuseum’ omdat informatie wordt aangeboden in de vorm van vermaak. Het museum is ingedeeld in vijf werelden waar bezoekers op verschillende manieren collectieverhalen gepresenteerd krijgen (Rooij, 2010). Presentatievorm collectieverhalen ‘wereld 1’
In wereld 1 reizen bezoekers terug naar de begindagen van de trein. De reis begint in een lift die bezoekers (zogenaamd) laat afdalen naar een mijnschacht anno 1800. Als zij uit de lift stappen, krijgen zij door middel van een audiotour een rondleiding door een Engels mijndorp. Het verhaal wordt op een speelse, kinderlijke manier verteld door de eerste treinmachinist van Nederland (Rooij, 2010).
[Afstudeeropdracht Annabelle van Oene]
19
Presentatievorm collectieverhalen ‘wereld 2’
Wereld 2 is het ‘Stoomtheater’, een theatrale wereld met een reisbureau als entrée. In het reisbureau wordt door middel van affiches de indruk gewekt van een plek waar vroeger dure en luxueuze reizen werden geboekt. Het theater bevindt zich achter het reisbureau. Hier worden door acteurs voorstellingen gegeven die gaan over hun avonturen met en in de Oriënt Express (Rooij, 2010). Presentatievorm collectieverhalen ‘wereld 3’
In wereld 3 vertellen museum objecten het verhaal over de spoorwegen tussen 1920 en 1950. Via speakers hoor je een opa tekst en uitleg geven aan zijn kleinzoon die zijn spreekbeurt over het spoor wil houden. Ook kun je hier instappen voor de dark-ride, een spannende tocht door een treinendecor in een karretje op rails (Rooij, 2010). Presentatievorm collectieverhalen ‘wereld 4’
In wereld 4 staat een wisselende collectie treinen uit de Nederlandse spoorgeschiedenis opgesteld. Sommige treinen zijn opengesteld voor bezoekers, andere zijn alleen vanaf de buitenkant te bezichtigen. Daarnaast zijn er simulatoren om te ervaren hoe het is om machinist te zijn. In deze wereld zijn, voor informatie over de collectie, EduTRAINers te vinden. Dit zijn museummedewerkers met kennis over de collectie om vragen te beantwoorden. De EduTRAINers geven bovendien op bepaalde momenten van de dag presentaties over bepaalde treinen (Rooij, 2010). Presentatievorm collectieverhalen ‘wereld 5’
Wereld 5 is de nieuwste attractie van Het Spoorwegmuseum. De wereld is gevestigd in een bijgebouw op het buitenterrein. Wereld 5 is een simulatieattractie die de bezoeker meeneemt door twee eeuwen spoorgeschiedenis. De bezoeker wordt door middel van videobeelden door vier verschillende ruimtes geleid, om vervolgens plaats te nemen in een stoomlocomotief om zelf een virtuele rit te maken. Tijdens deze rit kijk je naar een videoscherm, zit je op bewegende stoelen en wordt je gevraagd handelingen uit te voeren om de treinreis goed te laten verlopen. Hierdoor lijkt het als of je zelf de machinist bent tijdens een spannende treinrit (Spoorwegmuseum, 2012). Presentatievorm collectieverhalen ‘Buitenterrein’
Op het buitenterrein staan verschillende delen van de collectie opgesteld. Het grootste deel van de collectieverhalen wordt hier gepresenteerd door ‘depotbeheerders’. Dit zijn gele standbeelden die gaan spreken als je op een knop drukt. Zij vertellen op een speelse en kinderlijke manier waar de objecten voor gediend hebben. Daarnaast is er voor IOS gebruikers een applicatie te downloaden. Hiermee kunnen kinderen gemarkeerde punten fotograferen om hier vervolgens in spelvorm meer over te leren.
[Afstudeeropdracht Annabelle van Oene]
20
Presentatievormen in Het Spoorwegmuseum
Wereld 1
Audiotour
Wereld 2
Theatervoorstelling
Wereld 3
Audiofragmenten, achtbaan
Wereld 4
Presentaties
Wereld 5
Simulatieattractie
Buitenterrein
Audiofragmenten, gameapplicatie
Tabel 1. Presentatievormen van Het Spoorwegmuseum
2.3 Conclusie Na de heropening in 2005 heeft Het Spoorwegmuseum gekozen voor een belevingsconcept waarin het verhaal van de trein als groter geheel binnen de samenleving wordt verteld. Dit heeft geleid tot vijf verschillende werelden met vijf verschillende presentatievormen. Deze verschillende presentatievormen brengen de collectieverhalen op een manier waarbij volgens Het Spoorwegmuseum beleving wordt gecreëerd bij de bezoeker.
In het volgende hoofdstuk worden de mogelijkheden van verschillende presentatievormen besproken die musea kunnen inzetten bij het vertellen van collectieverhalen.
[Afstudeeropdracht Annabelle van Oene]
3
21
Bestaande presentatievormen
Een tentoonstelling moet de bezoeker niet alleen uitnodigen om te kijken naar de voorwerpen, ook de fantasie moet geprikkeld worden. De bezoeker moet geëmotioneerd en bij het onderwerp betrokken worden. Het inzetten van verschillende middelen kan hierbij helpen (museum en publiek, 2000). In dit hoofdstuk wordt er gekeken naar verschillende presentatievormen die musea kunnen inzetten bij het vertellen van collectieverhalen. Ook wordt er gekeken naar best practices omtrent het presenten van collectieverhalen in zowel binnen- als buitenland.
3.1 Oude media versus nieuwe media De uitdrukking ‘nieuwe media’ wordt al gebruikt sinds de jaren ’60. Met deze term worden dan eigenlijk digitale media bedoeld zoals het internet en het World Wide Web. Nieuwe media kenmerken zich onder andere doordat het voor verschillende toepassingen tegelijk gebruikt kan worden, terwijl oude media slechts voor één toepassing tegelijk gebruikt kunnen worden. Oude media zijn in deze definitie dan niet gedigitaliseerde media. Dit zijn dagbladen, fotografie, traditionele film/geluidsfragmenten en papieren advertenties (Dijkerman, 2006).
Volgens Manovich zijn er vijf principes waarin nieuwe media van oude media verschillen: 1.
De numerieke representatie
Nieuwe media zijn programmeerbaar doordat het ‘materiaal’ bestaat uit codes en formules. 2.
De modulariteit
Nieuwe media bestaan uit onafhankelijke elementen (bijvoorbeeld pixels, images en frames) die te combineren zijn tot een nieuw media object. Elk element kan apart worden behandeld en gebruikt in andere objecten. 3.
Automatisering
Door middel van de numerieke representatie en de modulariteit van nieuwe media, kan een deel van het proces geautomatiseerd worden. Volgens Manovich kan menselijke inbreng deels weggelaten worden in het creatieve proces. 4.
Variabiliteit
Nieuwe media kan in verschillende versies bestaan. Het is niet iets dat voor eens en altijd wordt gemaakt. 5.
De culturele transcoding
De culturele laag en de computer laag van nieuwe media, beïnvloeden en veranderen elkaar. (Sorapure, M. Five Principles of New Media: Or, Playing Lev Manovich z.j.)
Met de definitie van nieuwe media als digitale media die gebruikt kunnen worden in musea, wordt deze term in dit onderzoek afgebakend tot gameapplicaties, location based services
[Afstudeeropdracht Annabelle van Oene]
22
en QR codes. Oude media worden in dit onderzoek afgebakend tot niet digitale media zoals tekstborden, afbeeldingen, traditionele film/geluidsfragmenten en informatieflyers.
3.2 Presentatievormen toegepast met oude media 3.2.1 Tekstborden/afbeeldingen Musea kunnen er voor kiezen om hun collectieverhalen aan bezoekers te presenteren door middel van een tekstbord. De voordelen van tekstborden zijn dat het niet duur hoeft te zijn om deze te laten produceren en dat bezoekers de informatie makkelijk tot zich kunnen nemen. Nadeel is dat het op drukke dagen dringen kan zijn voor de tekstborden en dat bij veel informatie grote lappen tekst ontstaan (museumeducatie, 2011). Het grote voordeel van foto’s, dia transparanten, lijntekeningen, kaarten, schetsen en schilderijen zijn dat zij zonder tekstuele informatie veel vertellen. Foto’s en dia transparanten werken sterk, bezoekers hebben de neiging om fotografie als ‘waar’of ‘echt’ te beschouwen. Daarnaast werken foto’s sfeerverhogend. Foto’s mogen de voorwerpen echter niet overschreeuwen. Daarnaast moet de foto ook niet meer laten zien dan voor het verhaal noodzakelijk is, hierdoor kan de bezoeker namelijk afgeleid worden van het onderwerp. Diagrammen zijn geschikt om getalsmatige verhoudingen te visualiseren. Grote getallen zeggen bezoekers vaak weinig omdat ze het voorstellingsvermogen te boven gaan. Diagrammen maken in één opslag cijfers begrijpelijk (Museum en publiek, 2000). 3.2.2 Film/geluidsfragmenten Musea kunnen geluidsfragmenten gebruiken om collectieverhalen te presenteren. Om deze fragmenten te beluisteren krijgen bezoekers vaak een mobiele geluidsdrager mee. Een voordeel hiervan is dat zij de verhalen op eigen tempo en tijdstip kunnen beluisteren. Dit staat beter bekend als een ‘audiotour’. Om de menselijke factor in een tentoonstelling duidelijk te maken, zijn audiovisuele media geschikt. Hierbij kun je denken aan een korte reeks, op video vastgelegde, interviews met mensen die hun eigen levensgeschiedenis vertellen. Op deze manier kan een een tentoonstelling aansprekender gemaakt worden. Audiovisuele media kunnen ook van pas komen als teksten te omslachtig worden of als het menselijke oog te kort schiet. Door in te zoomen of te vergroten kan de beschikbare collectie nog dichter bij de bezoeker gebracht worden (Museum en publiek, 2000). 3.2.3 Informatieflyers Musea kunnen de informatie over de collectie ook aan bezoekers presenteren door middel van een informatie flyer of boekje. Voordelen hiervan zijn dat er geen ophopingen ontstaan bij de tekstborden. Ook geeft een informatie flyer de bezoeker de keus om zelf te bepalen hoeveel informatie hij wil opnemen en wanneer. Verder kan het een prwaarde hebben als de bezoekers de boekjes buiten het museum meenemen. Het laatste voordeel is dat het, makkelijker dan tekstborden, in verschillende talen te presenteren is.
[Afstudeeropdracht Annabelle van Oene]
23
Nadelen aan informatieflyers zijn dat het kostbaar is om ze te laten drukken en tijdrovend is om ze te laten schrijven en ontwerpen (museumeducatie, 2011).
3.3 Presentatievormen toegepast met nieuwe media 3.3.1 Qr codes QR staat voor Quick Respons (snel antwoord) en is een in 1994 ontwikkeld bepaald type tweedimensionale streepjescode waarin je informatie kwijt kunt. De code werd oorspronkelijk ontwikkeld om snel decodeerbaar te zijn en werd gebruikt voor het identificeren van auto-onderdelen. Tegenwoordig worden QR codes gebruikt om makkelijk meer informatie over allerlei zaken op kunnen te vragen. QR codes kunnen eenvoudig gescand worden met mobiele telefoons die voorzien zijn van een camera en van de juiste applicatie. Door het scannen van de code kun je doorgelinkt worden naar bijvoorbeeld een webadres, e-mailadressen of andere informatie. Er kunnen maximaal 7089 tekens worden aangeboden. Samengevat is een QR code het toevoegen van een link aan een object (marketingfacts, 2012). Musea zouden QR codes kunnen plaatsen op de collectiestukken. Hierdoor kunnen bezoekers, door de codes te scannen met hun mobiele telefoon, meer informatie over het collectiestuk vanaf hun eigen scherm tot zich nemen. Hiermee los je het probleem van drukte rondom de informatiebordjes op. 3.3.2 Location based services Location based services zijn applicaties die beschikbaar zijn op mobiele toestellen dankzij het mobiele netwerk en het gebruikmaken van de aardrijkskundige locatie van het toestel. Voorbeelden hiervan van zijn Foursquare, Google Maps en Layar (location based services, 2012). Layar zou voor musea geschikt kunnen zijn als presentatievorm, daarom wordt deze applicatie in dit onderzoek verder uitgelicht. Layar
Het originele idee van Layar is een digitale laag over de werkelijkheid plaatsen waardoor je met de Layar applicatie de omgeving waarin je bent kunt scannen. Door dit te doen ontvang je extra informatie over de omgeving. Oftewel; je staat op een bepaalde plaats, je richt je mobiel op een bepaald gebouw en op je scherm krijg je alle informatie over het gebouw (electronica.info.nl, 2012). Tegenwoordig kan Layar meer dan alleen informatie geven. Met de nieuwe Layar Vision zijn de mogelijkheden vergroot met bijvoorbeeld: het scannen van je omgeving waardoor je films op verkeersborden ziet verschijnen, het direct kunnen chatten met de VVV bij een stadsplattegrond of bij het zien van een bouwbord meteen kunnen reageren op de daarop geplaatste Facebook 'like' button. Layar werkt alleen op gebouwen en plaatsen waar een Layar laag aan toegevoegd is. In Nederland zijn bedrijven die al gebruik maken van Layar bijvoorbeeld Tempo-Team (vacatures) en Funda (huizen informatie). In totaal zijn er inmiddels 400 Layars in de applicatie.
[Afstudeeropdracht Annabelle van Oene]
24
Musea zouden Layar kunnen toepassen door het mogelijk te maken de collectie met de Layar applicatie te scannen. Hierdoor zouden bezoekers bijvoorbeeld de statische treinen in beweging kunnen zien door middel van filmbeelden. 3.3.3
Gameapplicaties
Allang niet meer worden spellen met elkaar in één ruimte gespeeld, gamen gebeurt steeds vaker op het internet met virtuele tegenstanders. Naast het feit dat spelen als leuk wordt ervaren, is het ook goed voor het sociale en mentale ontwikkelingsproces van kinderen (Janssen-Vos, 1989). Volgens een onderzoek van Henny Leemkuil & Ton de Jong kan de defintie van het woord game het best omschreven worden als: Games zijn competitieve, gesitueerde, interactieve (leer-)omgevingen gebaseerd op een set van regels en/of een onderliggend model, waarin, met in acht name van een aantal beperkingen, onder onzekere omstandigheden, een uitdagend doel nagestreefd wordt (games en gaming, 2004).
Games kunnen worden ingedeeld in vier groepen: action games, adventures, strategy games en simulation games.
Games worden gekenmerkt doordat er: een doel bereikt moet worden; een set regels en beperkingen aan gebonden zitten; een vorm van competitie inzit; interactie plaatstvindt; onzekerheid inzit of het doel bereikt zal worden; een context inzit die losstaat van de werkelijkheid. (game-research.com, 2005) De gameapplicatie ‘Angry Bird’ is wereldwijd een groot succes gebleken. Het is één van de meeste gedownloade spellen voor de smartphone (Consumentenbond, 2013). De succesfactoren van een goede gameapplicatie zijn volgens ontwikkelaar Rovio: 1.
Het moet een universeel spel zijn, iedereen moet er mee aan de slag kunnen.
2.
Het moet herkenbaar zijn.
3.
Het moet totaal ontwikkeld zijn voor de touchscreens van tegewoordig.
Daarnaast moet er geld gestoken worden in de marketing van de applicatie. (Essers, L, 2010)
Games zorgen voor beleving bij bezoekers, maar gameapplicaties zijn duur om te laten ontwikkelen. Ter illustratie: de eerste conceptversie van de gameapplicatie ‘Beestenboel’ voor het Universiteitsmuseum Utrecht was begroot op 40.000 euro (Alfrink, K. 2013). Om de kosten te drukken zijn games vaak niet voor alle besturingssystemen ontwikkeld. Zo is er na onderzoek besloten om de gameapplicatie voor Het Spoorwegmuseum alleen voor het besturingssysteem IOS (Apple) te ontwikkelen.
[Afstudeeropdracht Annabelle van Oene]
25
3.4 Best practice I ‘La ville qui respire’ is een stadswandeling met audiotour die je op een andere manier naar de stad en haar verhalen laat kijken. De stadswandeling is ontwikkeld door Rode Boom en Kurt Dermey, in samenwerking met HH Producties. ‘La ville qui respire’ is van origine een Belgische productie maar omdat hij ook te zien is geweest in Assen tijdens het Axis festival en het een originele manier van het inzetten van een audiotour is, wordt hij voor dit onderzoek benoemd tot best practice voor het presenteren van collectieverhalen waarbij gebruik is gemaakt van oude media in Nederland.
Vooraf aan de wandeling kun je met de groep zelf de route bepalen door straatnamen te kiezen. Het geluid uit de koptelefoons bestaat uit poëtische teksten, muziek, live stadsgeluiden en live stemmen van de acteurs. Tijdens de wandeling kom je onverwacht acteurs tegen die je vragen actief deel te nemen aan het ‘onderzoek’ naar de stad. Ook zegt de stem door de koptelefoon wat je moet doen, zoals een kaartje schrijven aan een onbekend persoon of voorwerpen zoeken op straat. De stadswandeling brengt het publiek naar onbekende hoekjes van de stad en laat het publiek verwonderd achter door alle toevalligheden tijdens de wandeling. Door op deze manier een audiotour vorm te geven, creëer je in grote mate beleving bij de bezoeker (Rode Boom, 2011).
3.5 Best practice II ARtours is een open source platform voor smartphones. Door middel van Augmented Reality kunnen verhalen op het gebied van moderne kunst en design gecreëerd en gedeeld worden. Dit is vernieuwend omdat audiotours zich hierdoor niet langer hoeven te beperken tot tours binnen het museum. ARTours is ontwikkeld door ontwerpbureau Fabrique, in samenwerking met het Stedelijk Museum. Door experts van Virtueel Platform is ARTours geselecteerd als beste en meest opvallende e-cultuur van Nederlandse bodem.
ARtours werkt met een locatieve mediatechniek waarmee visuele informatie over een live camera stream op het beeldscherm gevisualiseerd wordt. De informatie is gekoppeld aan een geografische locatie en kan op die plekken door middel van GPS of beeldherkenning gelokaliseerd worden. Deze combinatie van Augmented Reality en GPS maakt multimediale tours buiten de muren van het museum mogelijk. Met ARtours kan gedacht worden aan moderne kunsttentoonstellingen op het Museumplein of een Berlageklok uit de collectie van het Stedelijk museum gevisualiseerd op zijn oorspronkelijke locatie in het Binnenhuis aan de Amsterdamse Raadhuisstraat. Met ARtours is het Stedelijk Museum het eerste museum dat de mogelijkheden van Augmented Reality voor narratieve doeleinden onderzoekt en ontwikkelt. Tours gecreëerd door de curatoren van het museum vormen hiermee een innovatieve manier van kennisoverdracht tussen museum en het publiek (Kersssens, N. z.j.).
[Afstudeeropdracht Annabelle van Oene]
26
3.6 Best practice III Tate Trumps is een snel te spelen digitaal kaartspel met kunstwerken uit de Tate Modern collectie. De applicatie is voor iedereen te downloaden in de App Store. Het kaartspel is een project van design studio Hide & Seek. Het spel kan met maximaal drie spelers gespeeld worden en spelers kunnen hun eigen hand kaarten samenstellen door zeven werken te kiezen uit de collectie. Museum Mobile specialist Loic Tallon presenteerde tijdens een driedaagse workshop voor professionals uit de erfgoedsector, zijn ideeën over het gebruik van mobiele en technologieën in de museum- en galeriewereld. Omdat Tate Trumps onder zijn favoriete mobiele applicaties valt, wordt dit digitale kaartspel benoemd tot best practice voor het presenteren van collectieverhalen waarbij gebruik is gemaakt van oude media buiten Nederland. Het spel kan in drie modes gespeeld worden, namelijk in de ‘Battle mode’, ‘Mood mode’ en in de ‘Collector mode’. In de ‘Battle mode’ moet je jezelf bij het kiezen van je kaarten de vraag stellen: Hoe goed zal dit kunstwerk in een gevecht zijn als het tot leven komt? In de ‘Mood mode’ moet je opzoek naar kunstwerken die absurd of uitzonderlijk zijn. In de ‘Collector mode’ is het van belang kunstwerken te kiezen die beroemd, recentelijk geproduceerd of makkelijk te huisvesten zijn. Na het kiezen van de kaarten gaan de spelers de strijd met elkaar aan, daaruit zal moeten blijken wie van de spelers de meeste feeling heeft voor strategie en collectievorming.
Door de applicatie verandert je kijk op de collectie van Tate Modern. Daarnaast moet je de collectie goed bestuderen om ‘verborgen schatten’ te vinden omdat elk kunstwerk maar één keer geselecteerd kan worden (Tate.org, z.j.).
3.7 Conclusie Er zijn veel verschillende vormen voor het presenteren van collectieverhalen in musea. Er kan onderscheid gemaakt worden tussen presentatievormen waar gebruik is gemaakt van oude media, en vormen waar gebruik is gemaakt van nieuwe media. Met oude media worden in dit onderzoek niet digitale media bedoeld zoals tekstborden, afbeeldingen, filmfragmenten, geluidsfragmenten en informatieflyers. Nieuwe media zijn in dit onderzoek digitale media zoals location based services, QR codes en gameapplicaties.
Elke vorm heeft zijn eigen voor- en nadelen. Aan musea de taak om te bedenken welke eisen zij aan een presentatievorm stellen en welke presentatievorm het best past bij de te vertellen collectieverhalen.
Het volgende hoofdstuk gaat in op transmedia storytelling. Dit is een presentatievorm die musea kunnen kiezen om hun collectieverhalen over verschillende platformen te presenteren aan bezoekers.
[Afstudeeropdracht Annabelle van Oene]
4
27
Transmedia storytelling
Transmedia storytelling begint een ingeburgerd begrip te raken in onze samenleving. Het Virtueel Platform kwam daarom met een publicatie genaamd: 'Transmediaal werken in Nederland'. Deze publicatie wordt in dit hoofdstuk als leidraad gebruikt. In dit hoofdstuk wordt het begrip transmedia storytelling toegelicht en wordt er gekeken naar de ontstaansgeschiedenis hiervan. Ook worden er twee transmediale projecten uit Nederland uitgelicht.
4.1 Transmedia storytelling Transmediaal werken is volgens Truijen en Kuitenbrouwer (2012) een manier om door middel van diverse media een verhaal te creëren. Dit kan bijvoorbeeld met behulp van internet, films, boeken, games, televisie en tabletcomputers. Het publiek kan zelf aan het verhaal deelnemen, meestal in verschillende gradaties van intensiteit. Er bestaan zowel fictieve als non-fictieve transmediale producties. Elk platform heeft zijn eigen mediumspecifieke functie in het verhaal. Vaak is er één ‘driving platform’ waarop de verhaalwereld wordt geïntroduceerd. De andere media complementeren deze wereld met nieuwe karakters, subplots, andere locaties of achtergrondinformatie.
Transmedia verschilt van crossmedia. Waar transmedia over de tijd via diverse media een verhaallijn beschrijft, is crossmedia slechts het inzetten van meerdere kanalen om één en hetzelfde verhaal over te brengen. In een crossmediaal verhaal wordt dus exact hetzelfde verhaal verteld via verschillende kanalen. In een transmediaal verhaal vertelt elk kanaal zijn eigen unieke deel van het verhaal (Kaa, van der, 2009).
Kort samengevat is Transmedia storytelling dus het vertellen van één verhaallijn over verschillende platformen. 4.1.1 Ontstaansgeschiedenis Over het verschijnsel transmedia wordt door Henry Jenkins voor het eerst geschreven in zijn boek Convergence Culture dat in 2006 werd gepubliceerd. De cultuur die hij hierin beschrijft heeft te maken met ons veranderende mediagebruik. Transmedia storytelling speelt in op deze algemene ontwikkeling door via alle mogelijke media een geregisseerde verhaalwereld neer te zetten, waaraan het publiek kan deelnemen en vaak aan bij kan dragen door informatie toe te voegen. Starwars is één van de eerste echte voorbeelden van Transmedia storytelling. Met de film als hoofdplatform en daarnaast games, speelgoed en boeken die dezelfde tijdlijn aanhouden, voldoet dit aan de voorwaarden van transmediaal verhalen vertellen (Truijen, K. Kuitenbrouwer, K., 2012).
[Afstudeeropdracht Annabelle van Oene]
28
4.1.2 Transmedia storytelling in musea Femke Hameetman beschrijft zichzelf als kunsthistoricus en museumspecialist. In haar blog ‘Transmedia Storytelling ook voor musea’ gaat zij in op de manier waarop transmedia storytelling kan worden toegepast in musea.
Volgens Hameetman (2010) is het bij transmedia storytelling belangrijk dat het verhaal én de strategie duidelijk zijn. Het moet voor iedereen duidelijk zijn wat het verhaal is, wat de eigenschappen van de hoofdkarakters zijn en op welke plek het zich afspeelt. Daarnaast moet er één platform als hoofdplek zijn. Het is volgens Hameetman essentieel dat je weet hoe je per platform het verhaal aanbiedt en dit ook afstemt op de techniek of de aard hiervan.
De belangrijkste tips die zij geeft voor toepassen van transmedia storytelling in musea zijn: Bedenk van te voren goed het verhaal, bijvoorbeeld de leerdoelstellingen van je tentoonstelling, en bepaal de strategie. Denk breed en zorg voor een klein stuk tekst dat de essentie voor iedereen begrijpelijk samenvat. Zorg voor herhaling op verschillende platformen. Beslis welke accenten van het verhaal je per platform vertelt of op welk platform je wat onthult. Ga ervan uit dat de meeste jonge mensen non-lineair denken, je leidt ze daardoor niet zomaar van A via B naar Z. Zij zijn gewend om hun informatie van verschillende platformen te halen. Vertel je verhaal op een een begrijpelijke en simpele manier. Kies een duidelijke hoofdboodschap en verschillende sub-boodschappen. Techniek kan helpen je verhaal spannender te maken, maar onthoud dat het belangrijk is dat het niets afdoet aan de kwaliteit van je verhaal. Dit zorgt ervoor dat mensen echt geïnteresseerd raken en je volgen.
4.2 Opties van Transmedia storytelling Transmedia storytelling kan door het zelf kiezen van verschillende platformen op veel manieren worden toegepast. Hierdoor zijn veel opties van transmedia storytelling mogelijk. Om een voorbeeld te geven worden in deze paragraaf twee projecten uitgelicht die zijn toegepast door de Efteling en door het Nationaal Ballet. Er is voor deze twee voorbeelden gekozen omdat de Efteling de begrippen ‘attractie’ en ‘verhalen vertellen’ met Het Spoorwegmuseum gemeen heeft, en het Nationale Ballet net als Het Spoorwegmuseum in de culturele sector valt. 4.2.1 Nationale Ballet Het Nationale Ballet besloot een ballet met gehandicapten en hun kleine Canta autootjes (het bekende rode maximaal 45 kilometer voertuig) te choreograferen. Dit resulteerde in het Nationale Canta Ballet. Het concept werd vormgegeven door zestig kleine autootjes die
[Afstudeeropdracht Annabelle van Oene]
29
synchroon op de vloer bewogen en daarmee cirkels vormden en figuren schreven. Rondom dit ballet werd een transmediaal project opgezet.
Gekozen platformen: Radio Op de radio werd de documentaire ‘Hunt for the little red car’ uitgezonden. Hierin werd over de totstandkoming van het project verteld en over de gelijknamige blog en fotopool op FlickR. Boek Het boek ‘De Benenwagen’ verscheen om de geschiedenis van de Canta te vertellen. Televisie Op televisie werd de vierdelige serie ‘De Canta Danst’ uitgezonden. Hierin werden de dansers van het Nationale Ballet en de Canta-rijders gevolgd. Ook de uitvoering van het Canta Ballet werd uitgezonden op televisie. Website De interactieve website van het Nationale Canta Ballet verbond alle onderdelen van het project (Hetnationalecantaballet.nl, 2012).
4.2.1 Efteling Bezoekers van de Efteling kunnen al meer dan zestig jaar oude en nieuwe verhalen beleven in onder andere Het Sprookjesbos. Behalve in het park zelf, wilde de Efteling het publiek ook via andere kanalen bij de verhalen betrekken. Daarom bedacht het park de stad Raveleijn. Raveleijn is onderdeel van een groot masterplan dat voorziet in nieuwe mogelijkheden voor het park om de zakelijke markt beter te kunnen bereiken.
Gekozen platformen: Boek Er werd een kinderboek geschreven en uitgebracht om het verhaal van de stad Raveleijn te vertellen. Theatervoorstelling Raveleijn heeft in de Efteling vorm gekregen in de vorm van een groot openluchttheater met horeca en kantoren waar elke dag de theatervoorstelling Raveleijn te zien is. (Heraut Media, 2013) Televisie Op RTL werd de twaalfdelige televisieserie Raveleijn uitgezonden. Bordspel/ Online game Door de spellen van Raveleijn te spelen kun je zelf de stad verkennen en in het verhaal meespelen. Sociale media Op het sociale media platform Hyves heeft elk karakter uit het verhaal een eigen profiel gekregen. Hier kunnen fans met de karakters in contact komen.
[Afstudeeropdracht Annabelle van Oene]
30
Website Raveleijn heeft een eigen website gekregen die alle onderdelen met elkaar verbindt, maar waar vooral de online game centraal staat (transmediaal werken in Nederland, 2012).
Beide transmediale projecten zijn een succes gebleken. De voorstelling van Het nationale Canta Ballet was genomineerd voor ‘Favoriete Dansvoorstelling 2012’ van de Dans Publieksprijs en sinds de opening van de stad Raveleijn in 2011 hebben bijna twee miljoen bezoekers de eerste parkshow bekeken. Daarnaast blijkt uit cijfers van de GFK Group dat het boek Raveleijn 10 weken in de kinderboeken top-15 stond en enkele weken in de Bestseller Top 60.
Het opzetten van een transmediaal project kost veel tijd. Het uitwerken van het idee voor het Nationale Canta Ballet heeft twee jaar geduurd. Ook kost het veel geld om een dergelijk project op te zetten. De kosten voor de bouw van de stad Raveleijn in de Efteling alleen al bedroegen 30 miljoen euro (Heraut Media, 2013).
4.3 Conclusie Transmedia storytelling is het vertellen van één verhaallijn over meerdere platformen. Elk platform heeft zijn eigen mediumspecifieke functie in het verhaal. Musea zouden een vorm van transmedia storytelling kunnen toepassen om hun collectieverhalen te presenteren. Het is dan van belang dat het hoofdplatform in het museum aanwezig is en dat dit voor iedereen te raadplegen is. Buiten de muren van het museum zouden bezoekers de andere platformen kunnen bezoeken voor accenten van het verhaal. Voorbeelden als Raveleijn en het Canta Ballet laten zien dat transmediale projecten succesvol kunnen zijn. Wel kost het veel tijd en geld om een dergelijk project op te zetten.
De ontwikkelingen van de economie hebben invloed op de manier van presenteren van collectieverhalen in musea. Het volgende hoofdstuk gaat verder op deze ontwikkelingen in.
[Afstudeeropdracht Annabelle van Oene]
5
31
Ontwikkelingen
De doelgroepen van musea zijn veranderd. Vroeger werkten musea voor een beperkte doelgroep die grotendeels bestond uit mensen met dezelfde culturele achtergrond en opleidingen als de conservatoren. De huidige doelgroepen zijn veel gevarieerder van samenstelling (Museum en publiek, 2000). Daarnaast heeft ook de beleveniseconomie zijn intrede gedaan. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de ontwikkelingen in de maatschappij in het algemeen en de consequenties hiervan voor de museumsector.
5.1 Ervaringsmodel Door de komst van internet en verdergaande automatisering, staat de diensteneconomie steeds meer onder druk. De klant krijgt hierdoor namelijk steeds meer mogelijkheden aangeboden om sneller en goedkoper te krijgen waarnaar hij op zoek is. Volgens Gilmore en Pine (1999) zitten we nu in de overgang van de diensteneconomie naar de beleveniseconomie, zoals we vijftig jaar geleden overgingen van de goedereneconomie naar de diensteneconomie. Om te kunnen blijven concurreren, gaan bedrijven zich steeds meer bezig houden met de totaalervaring die de klant opdoet bij het verkrijgen van een dienst. Gilmoren & Pine (1999) concluderen dat economische meerwaarde vooral gelegen is in de unieke ervaring die wordt verkocht bij de geleverde diensten of producten. Voor musea betekent dit dat het van belang is om van een museumbezoek een belevenis te maken, deze ervaring is de meerwaarde die zij bezoekers kunnen bieden bij het kijken naar tentoongestelde objecten.
Gilmore en Pine (1999) ontwikkelden een model waarin staat aan welke eisen een goede ervaring moet voldoen. Het ervaringsmodel bestaat uit vier elementen: entertainment, educatie, esthetiek en escapisme.
Figuur 1. Ervaringsmodel Gilmore & Pine (Musuem en Publiek, 2000)
[Afstudeeropdracht Annabelle van Oene]
32
Het model gaat ervan uit dat de deelnemer tijdens de ervaring de ene keer actief betrokken is (rechts op de horizontale as) en de andere keer juist passief (links op de horizontale as). Op het ene moment van de ervaring neemt hij vooral zintuiglijk waar (bovenaan de verticale as), terwijl er het andere moment meer sprake is van het haast spiritueel ondergaan van de ervaring (onderaan de verticale as). Met entertaining wordt in het model bedoeld dat iemand een pure, op amusement en ontspanning gerichte ervaring meemaakt. Hij doet dit in de regel passief en neemt zintuiglijk waar. Deze ervaring is te vergelijken met het lezen van een boek of het luisteren naar muziek. Een educatieve ervaring is gericht op ontwikkeling en opvoeding. Deze ervaring wordt ook zintuiglijk waargenomen maar vereist wel een actieve deelname. Een voorbeeld van een educatieve ervaring is het leren van een nieuw spel. Een esthetisch gerichte ervaring ondergaat iemand in de regel passief maar hij wordt wel opgenomen in een omgeving waar hij geen invloed op kan uitoefenen, hij ondergaat het. Zo een ervaring doe je bijvoorbeeld op in een kunsttentoonstelling. Iemand ondergaat een escapatische ervaring in een omgeving waar hij, in tegenstelling tot een esthetische ervaring, wel actief in participeert. Een voorbeeld hiervan is de ervaring die je opdoet in een themapark.
Gilmore en Pine (1999) zijn van mening dat in een ultieme ervaring al deze vier aspecten min of meer aan bod moeten komen. Educatie en esthetiek zijn de twee domeinen waar de museumwereld al bekend mee is. In toenemende mate worden ook escapatische ervaringen gecreëerd door te spelen met licht en geluid in tentoonstellingen. Met entertainment wordt nog het minst gedaan in musea (Museum en publiek, 2000). Musea zouden zich dus nog meer moeten richten op entertainment om de bezoeker een topervaring te kunnen bieden.
5.2 Sponsoring vanuit het bedrijfsleven De verandering van de diensteneconomie naar een beleveniseconomie zoals hierboven beschreven, maakt digitale innovatie in musea belangrijk. Zo stelt ook SNS REAAL dat veel musea door het veranderende landschap en de nadruk op beleving in onze cultuur behoefte hebben om expertise te ontwikkelen op dit terrein. Voor deze digitale innovatie in musea is geld nodig. Geld dat bedrijven uit de non-profit sector, zoals musea, zelf niet altijd hebben.
SNS REAAL speelde hier op in en lanceerde een nieuwe programmaregeling met als focus digitale innovatie in musea. Met deze programmaregeling wilde het fonds een innovatieimpuls geven aan de museale sector. Thema binnen de regeling was: het vertellen van verhalen in (cross)mediale vormen. De regeling bood tien musea de kans om een nieuw product voor het publiek te ontwikkelen, waarbij bestaande innovatieve technologieën werden gebruikt om kunst en cultuur op een andere manier te beleven. Musea konden binnen deze regeling tot maximaal €25.000 aanvragen specifiek
[Afstudeeropdracht Annabelle van Oene]
33
voor het ontwikkelen van de inhoud van een publieksproject (SNS REAAL Fonds, 2012). Het Spoorwegmuseum heeft geen aanvraag ingediend. In totaal werden ruim negentig aanvragen ingediend. Uiteindelijk is er een selectie van niet tien maar 13 aanvragen gemaakt die het beste bij de criteria van de regeling pasten en die in hun verscheidenheid een goed beeld gaven van de innovatie waar ook andere musea mee aan de slag kunnen. Voor de gehonoreerde aanvragen is er een studiemiddag georganiseerd waarbij zij met experts uit andere disciplines en mediamakers de ingediende concepten verder uit konden werken.
Uit deze middag kwamen vijf praktische tips voort om digitale innovatie in musea mogelijk te maken: Zoek naar een goede balans tussen de inhoud die je aan de orde wilt stellen en de interactie waar je je publiek toe uitnodigt. Houd het simpel. Kijk af, haak aan en werk samen. Zet interactieve media slim in, een toepassing moet niet afleiden van het verhaal dat je wilt vertellen. Begin vroeg met testen. (Virtueel Platform, 2013)
5.3 Zijn musea doorgeslagen in virtuele vertellingen? Waar goede kanten aan een ontwikkeling zitten, zijn ook altijd negatieve kanten te benoemen. In het artikel ‘Spektakel Cultuur’ dat in 2011 in de Volkskrant verscheen, belicht Rutger Pontzen kritiek van experts en van het publiek op de nieuwe presentatievormen in musea. ‘Niet zelden kreeg je vroeger de indruk dat een museum een uit de hand gelopen hobby van een museummedewerker was, die zijn passie wilde botvieren op het publiek. Dat er dus iets moest veranderen, was duidelijk. Want wie beweert dat hij jaren geleden wél alle schedels, gebedsriemen, kralen, bekertjes en scheepsmodellen bestudeerde, en begreep waar ze cultureel voor stonden,die liegt. Maar zijn musea niet doorgeslagen in hun virtuele vertellingen waarin geen plaats meer is voor de rust en concentratie waarin je vroeger nog iets kon bestuderen?’ (Pontzen, R. 2011)
Het Evoluon in Eindhoven was in 1996 het eerste museum dat een tentoonstellingsruimte opende waar geëxperimenteerd werd met nieuwe media en interactiviteit. Na een succesvol weekend, bleef het lange tijd stil in het museum. Het elektronicapaleis kreeg nergens in Nederland navolging.Volgens Rutger Pontzen kwam dit doordat museumdirecteuren hun staf niet zover kregen om alles wat ze in de loop van decennia hadden gecollectioneerd los te laten en zich te storten in het digitale tijdperk. Pas nu, bij een nieuwe generatie directeuren en conservatoren, lukt dat wel. Belangrijke impuls hiervoor was de inbreng van
[Afstudeeropdracht Annabelle van Oene]
34
‘expositieregisseurs’. Zij zorgden ervoor dat de collectie anders werd gepresenteerd. Niet als losse items, maar als alomvattend geheel. ‘Musea lijken niet meer weg te komen met een wetenschappelijk verantwoorde hoeveelheid artefacten. Beleving en emotie zijn tegenwoordig leidende begrippen. De bezoeker moet betrokken raken. Van passieve waarnemer naar een actieve onderzoeker’, aldus Rutger Pontzen (2011).
Maar niet iedereen is tevreden over deze nieuwe ontwikkeling. Zo liet een boze briefschrijver aan Het Parool weten: ‘Deze vertrutting, verkocht als nieuw museumconcept, is niets anders dan de stupide drang naar vermaak zonder zelf na te moeten (of te hoeven) denken’. Ook luidt de kritiek dat musea nu te veel gericht zouden zijn op vertier en ontspanning, een goed en gedetailleerd inzicht in elk getoond voorwerp of schilderij krijg je niet meer. Rutger Pontzen (2011) stelt dat de museale veranderingen van de laatste tijd eerder zijn ingegeven door angst voor vergrijzing en teruglopende inkomsten, dan door een onderliggende missie. Musea zouden daarnaast te over gedemocratiseerd zijn. Waar voor ieder wat wils is, maar voor niemand wat bijzonders. Waarin specifieke kennis is ingewisseld voor een algemene indruk, laagdrempelig en voor het hele gezin. Maar de vraag is: Wat zijn musea hiermee opgeschoten? Het publiek mag dan zijn verjongd, maar de ouderen laten het afweten (Pontzen, 2011).
5.4 Conclusie Door de veranderingen in de economie is het voor musea van belang om van een museumbezoek een belevenis te maken. Deze ervaring is de meerwaarde die musea bezoekers kunnen bieden bij het kijken naar het tentoongestelde. Volgens het ervaringsmodel van Gilmore en Pine zouden musea zich nog meer moeten richten op entertainment om de bezoekers een topervaring te kunnen bieden.
Volgens redacteur Rutger Ponzen is de museale verandering van de laatste tijd niet ingegeven door een onderliggende missie, maar door angst voor vergrijzing en teruglopende inkomsten. Een aantal van de museumbezoekers vindt dat musea zich door deze verandering tegenwoordig te veel richten op vermaak waardoor er geen gedetailleerd inzicht in de tentoongestelde objecten meer is.
Wie de bezoekers van Het Spoorwegmuseum zijn en wat zij verwachten van een museumbezoek, komt in het volgende hoofdstuk aan bod.
[Afstudeeropdracht Annabelle van Oene]
6
35
Doelgroepanalyse
6.1 Doelgroep van Het Spoorwegmuseum Directeur van het Het Spoorwegmuseum Paul van Vlijmen beschrijft de doelgroep van Het Spoorwegmuseum als volgt: ‘Dit is een museum voor mensen. Niet voor kenners, niet voor mannen, niet voor kinderen. Maar voor mensen. Daarom zijn wij zo succesvol’. (Het Spoorwegmuseum jaarverslag 2007-2011)
Toch is de gehele doelgroep wel in 4 verschillende groepen te onderscheiden, namelijk; primair: (groot)ouders met kinderen secundair: Educatieve groepen Zakelijke markt Senioren (Meerjarenplan Het Spoorwegmuseum, 2010)
Ouders met kinderen is de primaire doelgroep omdat de doorsnee bezoeker 34 jaar oud is en twee kinderen heeft (Bechtholt, S. 2012). Dit gegeven wordt bevestigd door de doorlopende doelgroep analyse van H. Beerda. Hieruit blijkt dat 37% van alle bezoekers in gezelschap is van partner en kinderen waarvan het jongste kind 12 jaar of jonger is. Samen zorgden al deze groepen voor een bezoekersaantal van ruim 300.000 in 2012 (bezoekersaantallen, 2013).
Het museum kent veel herhaalbezoekers. Van alle bezoekers die het museum jaarlijks ontvangt, komt 33% binnen drie jaar nog een keer. Daarnaast kent het museum een hoog waarderingscijfer van gemiddeld een 8 (Meerjarenplan Het Spoorwegmuseum, 2010).
[Afstudeeropdracht Annabelle van Oene]
36
alleen
met partner 1%
2%
8%
5%
6%
18%
met partner en (klein)kind(eren), waarbij het jongste kind 12 jaar of jonger is met partner en (klein)kind(eren), waarbij het jongste kind ouder dan 12 jaar is met (klein)kind(eren), waarbij het jongste kind 12 jaar of jonger is
21% met (klein)kind(eren), waarbij het jongste kind ouder dan 12 jaar is met vrienden en/of vriendinnen 37% 2% met collega's
anders
Grafiek 1. Gezelschap tijdens bezoek (H. Beerda, 2013)
60.000 50.000 40.000 30.000
2012
20.000
2011
10.000
2010
0
Grafiek 2. Bezoekersaantallen 2013 (Bezoekersaantallen Het Spoorwegmuseum, 2013)
[Afstudeeropdracht Annabelle van Oene]
37
6.2 Focusdoelgroep Voor dit onderzoek wordt er gekeken naar de primaire doelgroep, dus ouders met kinderen. Hiervoor is gekozen omdat dit de belangrijkste doelgroep is voor het museum. Vanaf nu zal er in dit onderzoek over focusdoelgroep gesproken worden als het over deze doelgroep gaat. Omdat de doorsnee bezoeker 34 jaar oud is, wordt er voor de ouders gekeken naar mannen en vrouwen in de leeftijd van 30 tot en met 45 jaar. Omdat het grootste aantal bezoekers kinderen heeft tot en met 12 jaar, wordt er voor kinderen gekeken in de leeftijd van 0 tot en met 12 jaar. 6.2.1 Omvang focusdoelgroep Het totaal aantal huishoudens met twee kinderen tussen de 0 en 12 jaar bedroeg in 2012 15.0061. Dit was 13,9% van het totaal aantal huishoudens met twee kinderen in 2012 (CBS, 2013). In vergelijking met vorige jaren waren dit minder huishoudens.
156000 154000
152000 150000 148000 146000 2010
2011
2012
Grafiek 3. Ontwikkeling huishoudens met twee kinderen tussen de 0 en 12 jaar (CBS, 2012) 6.2.2 Mediagebruik focusdoelgroep Per dag kijkt elke Nederlander vanaf 6 jaar gemiddeld 3 uur televisie (SKO,2012). Daarnaast wordt er door elke Nederlander vanaf 10 jaar gemiddeld 3 uur radio geluisterd. (Luisteronderzoek, 2013). Om het mediagebruik van de focusdoelgroep verder te onderzoeken, wordt de doelgroep gesplitst. Eerst wordt er gekeken naar het mediagebruik van kinderen, om vervolgens het mediagebruik van de ouders te bekijken. Kinderen
In opdracht van mediawijzer.net, heeft Stichting Mijn Kind Online het onderzoek ‘Iene Miene Media’ uitgevoerd. In dit onderzoek is er gekeken naar het mediagebruik van kinderen van 0 t/m 7 jaar. Hierbij ging het vooral om het gebruik van tv, pc en IPad, maar werd er ook gekeken naar papieren media (met name kinderboeken). Uit bovengenoemd onderzoek is gebleken dat kinderen steeds jonger in aanraking komen met digitale media. Ouders zien dat kinderen grote interesse hebben in digitale media en er daardoor ook wat van opsteken. Alhoewel 78% van de vier tot zeven jarigen al regelmatig een IPad gebruikt, blijft het voorleesboekje in deze groep met 95% toch het meest populair.
[Afstudeeropdracht Annabelle van Oene]
38
Kinderen gebruiken digitale media voor communicatiedoeleinde, voor spelletjes en voor het opzoeken van educatieve informatie. Communicatiedoeleinde zoals chatten en social media worden door de doelgroep weinig gebruikt. Kinderen spelen regelmatig een spelletje ter vermaak. Een interessant gegeven is dat jonge kinderen vaker een spelletje spelen om er iets van te leren. Pas als kinderen op hun zesde levensjaar beginnen met lezen en schrijven, beginnen ze met het tot zich nemen van educatief materiaal.
50 40 30 20 10 0 TV kijken
(voor)Lezen
DVD kijken
Ipad gebruiken
Grafiek 4. Aantal minuten mediagebruik per medium per dag van kinderen van 0 t/m 7 jaar (Iene,Miene,Media, 2013)
Het SPOT-onderzoek is een overzichtsstudie naar het gebruik van verschillende media op een gemiddelde dag van kinderen vanaf 6 jaar oud. Het SPOT-onderzoek wordt in dit onderzoek gebruikt om te kijken naar het mediagebruik van kinderen in de leeftijd van 6 tot en met 12 jaar.
100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
6-9 jaar 10-12 jaar
Grafiek 5.Tijdsbesteding aan media door kinderen in minuten per dag (SPOT,2010)
[Afstudeeropdracht Annabelle van Oene]
39
Waar jonge kinderen nog geen gebruik maken van de communicatietoepassingen van digitale media, doen oudere kinderen dat wel. Ook blijkt uit het onderzoek dat naarmate kinderen ouder worden, de leesfrequentie sterk afneemt. Boeken moeten dan plaats maken voor muziek, computers en internet.
nooit 9 t/m 12 jaar
7%
43%
27% 14% bijna elke dag een of twee dagen in de week
7 t/m 9 jaar
3%
0%
61%
23% 9%
een of twee dagen in de maand
20% 40% 60% 80% 100%
Grafiek 6. Frequentie boek lezen (SIOB, 2012) Ouders
Tegenwoordig zijn in 56% van de gezinnen de ouders in het bezit van een smartphone. In 2012 maakte 99% dagelijks gebruik van een computer, dit is net zoveel als in voorgaande jaren. Van de doelgroep maakte 91% ook dagelijks gebruik van het internet (CBS, 2012). Per week wordt gemiddeld 1 uur van de vrije tijd besteed aan het lezen van boeken. Daarnaast wordt er 1,6 uur besteed aan het lezen van dagbladen en tijdschriften. (SIOB, 2012).
6.3 Museumbezoek focusdoelgroep Er zijn verschillende soorten musea. Volgens het Centraal Bureau voor Statistiek kunnen musea ingedeeld worden in vijf verschillende groepen: musea voor beeldende kunst, voor geschiedenis, voor natuurlijke historie, voor volkenkunde en voor bedrijf en techniek (musea per soort museum, 2011). Het Spoorwegmuseum zou in deze indeling vallen onder bedrijf en techniek. 6.3.1 Wat zoeken gezinnen in musea? Het is echter niet de groep waarin een museum valt dat bepaalt of het museum geschikt is voor gezinsbezoek. Wat belangrijk is, is dat het het museum een verhaal vertelt (Wat zoeken gezinnen in een museum, 2010).
[Afstudeeropdracht Annabelle van Oene]
40
Ouders willen het museumbezoek delen met hun kinderen, in feite willen ze het museum gebruiken als een groot ‘voorleesboek’. Er is daarom behoefte aan gezamenlijke beleving. Er zijn verschillende niveaus van gezamenlijke beleving mogelijk, namelijk; Samen kijken Bij het beleven van het tentoongestelde moet er een heldere kinderlaag zijn en eventueel extra informatie voor ouders. Samen spelen De gezamenlijke beleving kan worden bereikt door interactie tussen ouders en kind. (wat zoeken gezinnen in een museum, 2010) 6.3.2 Welke musea bezoeken gezinnen? Om erachter te komen hoe kinderen musea beleven, heeft de Museumvereniging de ‘Museuminspecteurs’ in het leven geroepen. Dit is bedoeld voor kinderen die in gezinsverband musea bezoeken, dus niet in schoolverband. Kinderen kunnen zich aanmelden als Museuminspecteur om vervolgens na een bezoek aan een museum op de site van de Museuminspecteurs te vertellen wat zij van het museum vonden. In 2012 hebben 1794 kinderen zich aangemeld als Museuminspecteur. Gezamenlijk hebben zij over 4223 bezoeken aan musea inspectierapporten ingezonden. Als uitkomst hiervan werd het Continium in Kerkrade in 2012 ‘kidsproofmuseum’ van het jaar (Evenementen via scholen en gezinnen, 2012).
Momenteel ziet de Top 20 er als volgt uit: 1. Nemo 2. Archeon 3. Museon 4. Kinderboekenmuseum 5. Natuurmuseum Brabant 6. Militaire Luchtvaar Museum 7. Beeld en Geluid 8. Continium 9. Zuiderzeemuseum 10. CORPUS 11. Geldmuseum 12. Nationaal Gevangenismuseum 13. Het Spoorwegmuseum 14. Madurodam 15. Nederlands Openluchtmuseum 16. Naturalis 17. Muiderslot 18. Nederlands Watermuseum 19. Universiteitsmuseum Utrecht 20. Tropenmuseum
[Afstudeeropdracht Annabelle van Oene]
41
6.4 Conclusie Het merendeel van de bezoekers van Het Spoorwegmuseum zijn in gezelschap van partner en kinderen. De primaire doelgroep van het museum is dan ook ouders met kinderen.
Kinderen komen steeds jonger in aanraking met digitale media. Bij de jongste doelgroep blijft echter (voor)lezen toch favoriet. Kinderen ouder dan zes jaar kijken het liefst televisie. Waar jonge kinderen nog geen gebruik maken van de communicatietoepassingen van digitale media, doen oudere kinderen dat wel. Ook blijkt uit het onderzoek dat naarmate kinderen ouder worden, de leesfrequentie sterk af neemt. Boeken moeten dan plaats maken voor muziek, computers en internet. Ouders lezen gemiddeld 2,6 uur per week dagbladen en boeken. Daarnaast maken zij bijna allemaal dagelijks gebruik van de computer en het internet.
Ouders willen een museumbezoek delen met hun kinderen, hierdoor is er behoefte aan gezamenlijke beleving in musea. Dit kan ingevuld worden door samen te kijken of door samen te spelen.
[Afstudeeropdracht Annabelle van Oene]
42
[Afstudeeropdracht Annabelle van Oene]
7
43
Methode en technieken
7.1 Onderzoeksmethodes Om de probleemstelling van dit onderzoek te kunnen beantwoorden is er gekozen voor een vorm van kwalitatief onderzoek, namelijk interviews. De deelvragen worden beantwoord door middel van deskresearch. Er is voor deze manier van onderzoek gekozen omdat de probleemstelling niet cijfermatig te beantwoorden is, er moet worden gekeken naar meningen en ideeën. De interviews vinden plaats aan de hand van een half gestructureerde vragenlijst. Hiervoor is gekozen omdat er zo ruimte blijft voor eigen inbreng van de geïnterviewde. Hierdoor kunnen er spontane antwoorden en ideeën ontstaan waar eerder nog niet aan gedacht was. 7.1.1 Onderzoeksmethode 1 Voor het eerste deel van het onderzoek worden de klachten van de bezoekers geïnventariseerd. Daarnaast wordt hen gevraagd in welke presentatievorm zij de verhalen achter de collectie graag gepresenteerd krijgen. Klachten zijn bij het museum bekend dankzij het klachtenbestand. In dit klachtenbestand zijn alle klachten vanaf 2010 tot en met 2012 opgenomen. Overige gegevens zijn ontleend aan de uitkomsten van een extern doorlopende doelgroep analyse, uitgevoerd door Hendrik Beerda Brand Consultancy (merkadviseur). Maandelijks worden hier de resultaten van bekend gemaakt. Uit beide documenten blijkt het tekort aan informatievoorziening in het museum.
Doelgroep analyse In januari dit jaar hebben 846 respondenten meegewerkt aan dit onderzoek. Van deze respondenten gaf 16% als verbeterpunt ‘de informatievoorziening in het museum’ aan. In februari waren dit 859 respondenten en 15%. In deze maanden waren er respectievelijk 31.199 en 21.089 bezoekers.
Klachtenbestand In het klachtenbestand van Het Spoorwegmuseum zijn over de periode 2010-2012 tweehonderdvijftig klachten geregistreerd. In deze periode hebben 956.074 bezoekers Het Spoorwegmuseum bezocht. Van de tweehonderdvijftig klachten betreffen er 15 specifiek een tekort aan informatie over de collectie. Andere klachten gaan over allerlei uiteenlopende zaken. Uitvoering
Het eigen onderzoek zal plaatsvinden aan de hand van het klachtenbestand van Het Spoorwegmuseum. Hiervoor is gekozen omdat bij deze klachten ook contactgegevens zijn achtergelaten. Deze mensen kunnen, in tegenstelling tot de respondenten uit de doelgroep analyse, benaderd worden door middel van e-mail of telefoon. In goed overleg met Het
[Afstudeeropdracht Annabelle van Oene]
44
Spoorwegmuseum wordt besloten met welke inleidende tekst de mensen benaderd worden. Om een goed beeld te krijgen van de klachten, worden er van de geregistreerde klachten over een tekort aan informatie vijf mensen benaderd met de vraag of zij willen meewerken aan het onderzoek. Door 1/3 van de klagende bezoekers te benaderen, blijft er ruimte in het onderzoek voor het geval mensen niet willen meewerken aan het onderzoek. De andere 10 klachten dienen dan als reserve. Welke topics/onderwerpen?
De bezoekers worden gevraagd naar hun klacht ten aanzien van de informatievoorziening betreffende de collectie van Het Spoorwegmuseum. Wat vinden zij van de overige vormen van informatievoorziening in het museum? Hoe zouden zij graag de collectieverhalen over de treinen gepresenteerd zien? Hebben zij een voorbeeld van een interessante vorm uit andere musea die zij bezochten? 7.1.2 Onderzoeksmethode 2 Voor het tweede deel van het onderzoek wordt een panel van experts samengesteld. Het panel bestaat uit twee medewerkers van Het Spoorwegmuseum te weten hoofd exploitatie Paul van der Sijs en hoofd educatie Yolanda Garcia. Het panel wordt aangevuld met een expert uit de museumbranche: Femke Hameetman. Er is voor deze twee specifieke medewerkers uit Het Spoorwegmuseum gekozen omdat zij het interne beleid omtrent de communicatie tussen collectie en bezoeker hanteren in het museum. Om het onderzoek in een breder perspectief te plaatsen, is ervoor gekozen om het panel aan te vullen met een museum expert van buitenaf. Op deze manier wordt er met dit onderzoek niet alleen naar de mogelijkheden voor Het Spoorwegmuseum gekeken, maar ook naar mogelijkheden voor musea in het algemeen. Uitvoering
De medewerkers uit Het Spoorwegmuseum worden via de telefoon benaderd voor het maken van een afspraak van ongeveer één uur. Deze afspraak zal plaatsvinden in het museum. Als hier geen tijd voor is, wordt er een telefonisch interview afgenomen. Femke Hameetman wordt gevraagd naar haar kijk op het exposeren van museumteksten in het algemeen. Zij wordt benaderd voor het onderzoek via haar e-mail adres dat op haar blog vermeld staat. De afspraak zal of op locatie of telefonisch plaatsvinden, de keus hiervan zal bij haar liggen. Topics/onderwerpen
De medewerkers van Het Spoorwegmuseum worden gevraagd naar het heersende interne beleid voor het presenteren van museumteksten. Wat zijn de afspraken die nu in het museum gelden omtrent het presenteren van museumteksten? Waar is dit beleid op gebaseerd? Waarom is er voor de huidige vormen van presenteren gekozen? Welke manieren willen ze überhaupt niet in het museum? Wat voor presentatievorm zouden zij passend vinden voor de verhalen achter de te bezichtigen treinen?
[Afstudeeropdracht Annabelle van Oene]
45
Femke Hameetman wordt gevraagd naar hoe zij denkt dat collectieverhalen momenteel het best gepresenteerd kunnen worden. Op welke manier creëer je het meeste beleving bij de bezoeker? Waarop heeft zij haar ideeën gebaseerd? Wat zou zij (na uitleg van beleid en museum) passend vinden voor het presenteren van collectieverhalen over treinen? Wat vindt zij goede en slechte voorbeelden uit de museumwereld?
7.2 Operationalisatie van begrippen Presentatievorm
In dit onderzoek wordt met de presentatievorm de context bedoeld waarin de collectieverhalen worden gepresenteerd. Dit kunnen bijvoorbeeld rondleidingen of videobeelden zijn. Omdat het onderzoek zich beperkt tot binnen de van het museum, met inbegrip van het buitenterrein, vallen presentatievormen die niet binnen dit gebied voor iedereen te raadplegen zijn af. Oude en nieuwe media
De uitdrukking nieuwe media wordt gebruikt sinds de jaren ’60. Met deze term worden eigenlijk digitale media bedoeld zoals het internet en het Word Wide Web. Nieuwe media kenmerken zich onder andere doordat ze voor verschillende toepassingen tegelijk gebruikt kunnen worden, terwijl oude media slechts voor één toepassing tegelijk gebruikt kunnen worden. Met de definitie van nieuwe media als digitale media wordt deze term in dit onderzoek afgebakend tot gameapplicaties en location based services. Oude media worden in dit onderzoek afgebakend tot niet digitale media zoals tekstborden, afbeeldingen, traditionele film/geluidsfragmenten en informatieflyers (Dijkman, 2006). Transmedia storytelling
Met dit begrip wordt bedoeld dat je een verhaal met een begin en een eind over verschillende platformen vertelt. Dit begrip verschilt van crossmedia. Waar transmedia over de tijd via diverse media een verhaallijn beschrijft, is crossmedia slechts het inzetten van meerdere kanalen om een verhaal over te brengen. In een crossmediaal verhaal wordt dus exact hetzelfde verhaal verteld via verschillende kanalen. In een transmediaal verhaal vertelt elk kanaal zijn eigen unieke deel van het verhaal. (Kaa van der, 2009)
7.3 Analyse methode Omdat de uitkomst van de interviews geen cijfermatig materiaal bevat, is het niet nodig om een verwerkingsprogramma als SPSS of Excel te gebruiken. De interviews die telefonisch of op locatie worden afgenomen, worden opgenomen en op cd gezet. Daarnaast worden de interviews teruggeluisterd en in een verkorte versie uitgewerkt in een Word bestand. Dit zal gebeuren in Q/A vorm. Al deze bestanden worden toegevoegd in de bijlage van dit rapport. Interviews die via de e-mail zijn afgenomen, worden ook samengevat in een Word bestand. Ook deze bestanden worden samen met de originele e-mails toegevoegd in de
[Afstudeeropdracht Annabelle van Oene]
bijlagen van dit rapport. Vervolgens worden alle uitkomsten met elkaar vergeleken om op basis daarvan conclusies te trekken.
7.4 Evaluatie Het was moeilijk om bezoekers te vinden die wilden meewerken aan het onderzoek. Daarom zijn er uiteindelijk maar vier mensen geïnterviewd in plaats van vijf. Daarnaast hebben twee bezoekers hun mening via een e-mail gegeven, zij wilden niet telefonisch geïnterviewd worden. Dit heeft geen invloed gehad op de resultaten van het onderzoek. In het hoofdstuk Evaluatie wordt hier verder op ingegaan.
46
[Afstudeeropdracht Annabelle van Oene]
8
47
Resultaten klachten bezoekers
8.1 Resultaten In dit hoofdstuk worden de belangrijkste bevindingen uit de interviews met bezoekers besproken. De vier geïnterviewde bezoekers en de twee bezoekers die via een e-mail hun mening over het onderwerp hebben gegeven, hadden allemaal een klacht ingediend over de informatievoorziening na hun bezoek aan Het Spoorwegmuseum. Klachten
Bezoekers klagen over een tekort aan informatie over de treinen in wereld 4. Ze willen graag de basisvragen over de treinen beantwoord krijgen. Het gaat hierbij om vragen als; waarom de trein een collectie item is, waar de trein heeft gereden, met welk doel de trein heeft gereden en wie er met de trein hebben gereisd. De EduTRAINers zijn volgens de geïnterviewde Angelo Saraber wel bereidwillig, maar ze moeten er maar net zijn als je ze een vraag wilt stellen. Daarnaast wordt er terecht gesteld dat het niet haalbaar is om voor elke vraag een EduTRAINer te benaderen als je van alle treinen wat wilt weten. Meer dan de helft van de geïnterviewde bezoekers heeft kritiek op de mate van beleving waarmee informatie wordt geboden. Zo stelt Willemien Troelstra: ‘In het algemeen vind ik dat musea de laatste tijd soms erg veel dingen ‘opleuken’ met computerschermen en ingewikkelde technische gadgets die dan regelmatig storingen hebben. Ik houd ervan om gewoon te kijken en wat te kunnen lezen/uitleg te krijgen als ik meer wil weten.’ Ook zou Het Spoorwegmuseum te veel op kinderen gericht zijn waardoor het voor de ouders van deze kinderen en andere volwassenen minder interessant is. Overige presentatievormen binnen het museum
De geïnterviewde bezoekers vinden de presentatievormen in de andere werelden van het museum over het algemeen goed. Vooral de audiotour in wereld 1 valt goed in de smaak. Zo vertelt Rinske Wolters: ‘De audiotour was heel leuk omdat het actief was. Dat je een bewegende lift instapt en dat er vervolgens een stem vertelt wat er gebeurt voelt echt als een avontuur.’ Op wereld 2 kwam dezelfde opmerking als op wereld 4, namelijk geen uitleg bij de tentoongestelde items. Zo stelt Angelo Saraber dat er door een te grote focus op beleving diepgang ontbreekt. Opvallend is ook dat alle geïnterviewde bezoekers niet wisten dat er op het buitenterrein audiofragmenten te beluisteren zijn. De gele ‘depot beheerders’ vallen dus niet goed op. Er wordt geen gebruik gemaakt van de applicatie op het achterterrein, bezoekers weten niet dat deze bestaat. Presentatievormen voor wereld 4
Oude media vallen het meest in de smaak bij bezoekers. Het liefst lezen zij de tekst van een flyer of van een tekstbord. Video zou de informatie volgens de bezoekers ook kunnen vertellen, maar het liefst samen met een tekstbord. Nieuwe media is geen goede optie
[Afstudeeropdracht Annabelle van Oene]
48
omdat het merendeel van de bezoekers zegt dit niet te zullen gebruiken. Alleen Rinske Wolters geeft aan QR codes te scannen als deze aanwezig zouden zijn in het museum. Inspirerende voorbeelden uit andere musea
Drie bezoekers wisten interessante voorbeelden uit andere musea te noemen. Het Escher Museum in Den Haag laat bezoekers gezichtsbedrog voelen. Zij hebben een experience ruimte gecreëerd waar bezoekers lijfelijk kunnen ondergaan wat gezichtsbedrog is. Rinske Wolters stelt dat het leuk zou zijn als Het Spoorwegmuseum ook dingen te doen zou hebben voor volwassenen. Angelo Saraber vindt het van Gend & Loos deel uit het Openluchtmuseum in Arnhem een goed voorbeeld. Hier zijn allemaal videobeelden te zien waarin oude van Gend & Loos medewerkers in interviews vertellen hoe het werk vroeger ging. Dit zou in Het Spoorwegmuseum verteld kunnen worden door een oude machinist of conducteur. Joost van der Heide vindt het Haags Historisch Museum een goed voorbeeld omdat hier bij elk object een basic tekstbordje hangt met achtergrondinformatie.
8.2 Koppeling met het literatuuronderzoek In het literatuuronderzoek zijn zes verschillende presentatievormen onderzocht. In deze paragraaf wordt gekeken welke presentatievormen het best aansluiten op de wensen van de bezoekers van Het Spoorwegmuseum. Deze resultaten zijn gebaseerd op de uitkomst van de interviews die zijn gehouden met bezoekers.
Tekstborden sluiten verreweg het best aan bij de wensen van de bezoeker. Door een bord bij elke trein te plaatsen kan de bezoeker zelf bepalen wanneer en welke informatie hij tot zich wil nemen. Echter, op deze borden moet veel gebruik gemaakt worden van afbeeldingen want bezoekers willen geen lange stukken lezen. Hetzelfde geldt voor informatieflyers. Filmfragmenten zijn na tekstborden de beste optie. Het liefst zien bezoekers dit samen met een tekstbord zodat ze niet verplicht een hele film moeten kijken om informatie te krijgen. Dit zou namelijk niet handig zijn als het druk is in het museum. Audiofragmenten zouden ook gebruikt kunnen worden, maar bezoekers geven de voorkeur aan bewegend beeld bij het verhaal. De bezoekers hebben aangegeven geen gebruik te zullen maken van nieuwe media waarbij zij hun smartphone nodig hebben. Alleen van QR codes zou een enkeling gebruik maken. Gameapplicaties en Layar zijn hierdoor geen goede optie.
[Afstudeeropdracht Annabelle van Oene]
Tabel 2. Mate waarin presentatievorm aansluit op de wensen van de doelgroep
49
[Afstudeeropdracht Annabelle van Oene]
50
[Afstudeeropdracht Annabelle van Oene]
9
51
Resultaten expertpanel
In dit hoofdstuk worden de belangrijkste bevindingen uit de interviews met het expertpanel besproken. Het panel bestaat uit twee medewerkers van Het Spoorwegmuseum, namelijk hoofd exploitatie Paul van der Sijs en hoofd educatie Yolanda Garcia. Het derde panellid is museum expert Femke Hameetman.
9.1 Museummedewerkers Het Beleid
Paul van der Sijs stelt dat er na de heropening van het museum in 2005 is gekozen voor een ‘bordjesloos’ museum. ‘Wij hebben gekeken naar andere manieren om informatie over te brengen, manieren die meer op beleving inspelen. Wij willen het verhaal van de trein in een bredere context vertellen. Niet zozeer de technische dingen zoals het aantal wielen en de snelheid van de trein moeten aan bod komen, maar wel wat de trein teweeg heeft gebracht in de samenleving. Er is voor dit beleid gekozen omdat dit een brede doelgroep bedient.’ Yolanda Garcia stelt dat het museum voor dit belevingsconcept is ingedeeld in vijf werelden. ‘Voor elke wereld is een presentatievorm gekozen die past bij het verhaal dat de wereld moet vertellen en die anders is dan de andere presentatievormen in het museum. Door een grote variatie aan presentatievormen te gebruiken in het museum blijft het overal leuk en spannend voor de bezoeker.’
Doordat er voor dit beleid is gekozen zijn er bezoekers die de technische verhalen van de treinen missen in het museum. Paul van der Sijs: ‘Het is logisch dat bezoekers deze informatie hier verwachten. Als ze het hier niet kunnen krijgen, waar dan wel? Er moet dus gekeken worden naar een manier waarop ook deze informatie gepresenteerd kan worden aan de bezoeker.’ Presentatievormen in het algemeen
Bij het bedenken van nieuwe presentatievormen is het volgens Yolanda Garcia belangrijk om goed je doelgroep in de gaten te houden, je moet je blijven afvragen wat je wil vertellen en voor wie. Daarnaast moet het een toegevoegde waarde hebben voor het museum en mag het verhaal nooit ondergeschikt raken aan de vorm.
Omdat musea met gelimiteerde budgetten moeten werken, moet ook gekeken worden wat haalbaar is om te laten ontwikkelen voor het museum. Paul van der Sijs stelt dat er budget is voor presentatievormen want ook het management-team van het museum ziet in dat de desbetreffende informatie in wereld 4 te kort schiet. Maar een nieuwe vorm mag niet te duur zijn in aanschaf want zegt Paul van der Sijs: ‘De kosten van aanschaf zijn altijd maar een deel van de kosten inverhouding tot het goed bijhouden’.
[Afstudeeropdracht Annabelle van Oene]
52
Daarnaast moeten presentatievormen in het museum ‘hufterproof’ zijn en makkelijk aan te passen aan de wisselende collectie. Ook moet een presentatievorm niet te onderhoudsgevoelig zijn. Kortom, er moet iets bedacht worden dat operationeel ook goed werkt. Geen geschikte presentatievormen voor wereld 4
Paul van der Sijs zegt snel af te haken als het probleem opgelost moet worden door voor elke trein een computerscherm te plaatsen. ‘Dit is te onderhoudsgevoelig en niet goed voor het buitenterrein te gebruiken’, aldus Paul van der Sijs. Ook moet dit probleem volgens Paul van der Sijs en Yolanda Garcia niet opgelost worden met iets waar je een smartphone voor nodig hebt. Hierdoor maak je het niet voor iedereen toegankelijk. Geschikte presentatievormen voor wereld 4
Paul van der Sijs vindt dat er iets moet komen wat op elke trein makkelijk te bevestigen is of voor elke trein kan worden neergezet. Dit zou op voorhand gemaakt moeten worden voor alle treinen die in het bezit zijn van Het Spoorwegmuseum zodat het makkelijk aan te passen is als de collectie wisselt. Daarnaast zouden de hoofdlijnen zoals de verschillende soorten treinen, op centrale punten in het museum moeten worden toegelicht. Omdat deze informatie in het museum voor iedereen toegankelijk en makkelijk tot zich te nemen moet zijn, geeft Paul van der Sijs toch de voorkeur aan een tekstbord. ‘Je wijkt dan wel af van je beleid, maar dat is ook niet heilig. Er is nou eenmaal behoefte aan deze informatie. Dan kun je er wel heel veel om heen bedenken maar een tekstbord blijft het effectiefst’, aldus Paul van der Sijs.
Ook Yolanda Garcia is van mening dat je niet ontkomt aan het plaatsen van teksten als je alle bezoekers wilt bedienen en over alle treinen informatie wilt geven. Om lange stukken tekst te vermijden zouden deze borden dan wel gevuld moeten worden met veel afbeeldingen.
9.2 Museum expert Collectieverhalen presenteren in het algemeen
Er zijn verschillende manieren voor het presenteren van collectieverhalen. Femke Hameetman stelt dat het bij tekstbordjes belangrijk is dat er geen jargon wordt gebruikt en dat de zinnen niet te lang zijn. Anders is het moeilijk te begrijpen voor bezoekers. Om dit te voorkomen moeten teksten geschreven worden vanuit de bezoeker, niet vanuit de aanbieder. Als er film gebruikt wordt moet dit niet te lang zijn. Ook haken mensen af als de film niet zittend te bekijken is of als de ruimte waarin hij wordt afgespeeld benauwd is.
Wat Femke belangrijk vindt, is dat je met de informatie die je krijgt dingen in de tentoonstelling gaat zien die je anders niet had gezien. Je moet kijkprikkels krijgen en
[Afstudeeropdracht Annabelle van Oene]
53
kunnen refereren aan je eigen belevingswereld. Ook moet het niet te veel zijn en moet het op zo een manier gemaakt zijn dat je het goed tot je kunt nemen. Iemand met verstand van het onderwerp, zoals een conservator of een wetenschapper, moet een hoofddoel stellen. Dit is de informatie die bezoekers minimaal moeten hebben onthouden als zij het museum verlaten. Dit moet een vrij algemeen doel zijn wat voor iedereen te begrijpen is. Daarnaast moeten er subdoelen gesteld worden voor mensen die meer willen weten over het onderwerp. Dit noemt men de ‘multi gelaagdheid’ van een tentoonstelling. Belangrijk om te onthouden is dat wat je leest en leert altijd gekoppeld moet zijn aan wat je ziet. Laatst belangrijk punt is dat de teksten die je gaat gebruiken bij een tentoonstelling, altijd eerst getest moeten worden bij de leeftijdsgroep. Transmedia storytelling in musea
Transmedia storytelling zou in musea toegepast kunnen worden. Dit kan door het gestelde hoofddoel tijdens het museumbezoek aan de bezoeker aan te bieden en de subdoelen op andere manieren. Deze zouden kunnen worden verwerkt in een spel of boek dat je kunt kopen. Geschikte presentatievormen voor wereld 4
Kinderen blijven het volgens Femke Hameetman leuk vinden om een simpel speurtochtje te doen. Dit helpt ze namelijk richting te vinden in de tentoonstelling. Nadat Femke zelf moeder is geworden, heeft zij gemerkt dat je niet alles in het museum samen wilt doen met je kinderen. ‘Als volwassene wil je soms zelf ook wat lezen en dan aangesproken worden op je eigen kennisniveau, er moet balans tussen zitten’. Femke zou voor het presenteren voor collectieverhalen in wereld 4 denken aan het weggeven van boekjes.
Bezoekers willen de 'eregalerij' en de 'Nachtwacht' van het museum zien, je moet ze dus de topstukken uit de collectie laten zijn. Er zijn verschillende soorten bezoekers die verschillende soorten informatie willen. De verhalen zouden daarom ook in verschillende thema’s kunnen worden aangeboden. Bezoekers kunnen dan zelf kiezen welke informatie ze willen krijgen door zelf een thema te kiezen en te volgen. Als het goedkoop moet zou Femke tekstborden maken en deze voor de treinen plaatsten. 'Dit is wel ouderwets, maar op deze manier is de tekst wel voor iedereen beschikbaar.' Het is wel belangrijk om dan veel beeld te gebruiken. Ook kan er worden gedacht aan ‘op de foto met’. Hiervoor zouden plekken in het museum moeten worden aangegeven waarvandaan foto’s kunnen worden gemaakt met topstukken uit de collectie. ‘Als je thuis bent kun je dan zeggen dat je op de foto staat met de ouste trein van Nederland bijvoorbeeld, dit vinden bezoekers leuk’, aldus Femke Hameetman. Ongeschikte presentatievormen voor wereld 4
QR codes blijken vaak niet te werken. Het is lastig om snel de goede applicatie te vinden om de codes te kunnen scannen. Een audiotour is voor Het Spoorwegmuseum ook niet geschikt omdat je niet van object naar object loopt.
[Afstudeeropdracht Annabelle van Oene]
54
Passende voorbeelden uit de museumwereld
Bij de tentoonstelling Glorie van Rome is ervoor gekozen om de teksten dubbel te maken. Er waren teksten speciaal voor families en teksten voor volwassenen. Daarnaast is er een speurtocht uitgezet waardoor de kinderen op een speelse manier nog meer te weten konden komen over de Romeinen.
[Afstudeeropdracht Annabelle van Oene]
55
10 Conclusie Musea kunnen tegenwoordig uit tal van mogelijkheden kiezen om hun collectieverhalen te presenteren aan bezoekers. Omdat elke presentatievorm zijn eigen voor- en nadelen heeft, moet er gekeken worden welke vorm het best past bij het te vertellen verhaal. Door verschillende vormen te combineren kan het verhaal ook over meerdere platformen verteld worden, dit heet transmedia storytelling. Als musea hiervoor kiezen, is het van belang dat het hoofdplatform in het museum zelf aanwezig is en dat dit voor iedereen te raadplegen is.
Uit het literatuuronderzoek is gebleken dat als gezinnen musea bezoeken, ouders het museumbezoek graag willen delen met hun kinderen. Om beleving te creëren, willen zij samen kijken of samen spelen. Eigen onderzoek wijst uit dat ouders níet alles in het museum samen willen doen met hun kinderen. Ouders willen ook graag zelf dingen lezen of bekijken. Hierbij willen zij aangesproken worden op hun eigen kennisniveau Het is dus van belang om hier de juiste balans in te vinden.
Door de overgang van een diensteneconomie naar een beleveniseconomie is het, om te kunnen blijven concurreren, volgens Gilmore en Pine van belang dat van een museumbezoek een belevenis wordt gemaakt. Dit is de meerwaarde die musea aan bezoekers kunnen bieden bij het kijken naar het tentoongestelde.
Musea moeten zich niet te veel focussen op vermaak, dan missen bezoekers namelijk gedetailleerd inzicht in de tentoongestelde museum items. Dit is het probleem dat zich momenteel voordoet in Het Spoorwegmuseum. Het Spoorwegmuseum heeft na haar heropening in 2005 gekozen voor een ‘bordjesloos’ museum en een belevingsconcept. Dit heeft geleid tot vijf verschillende werelden met vijf verschillende presentatievormen die educatie bieden door middel van vermaak. De presentatievorm in wereld 4 schiet tekort in de wensen van de bezoekers. De bezoeker mist informatie over de treinen die in deze wereld opgesteld staan. Beantwoording probleemstelling
Het Spoorwegmuseum moet kiezen voor een presentatievorm die de basisinformatie over de treinen presenteert. Omdat de treinencollectie geen vaste opstelling is, moet de vorm makkelijk aan te passen zijn als de collectie wisselt. Ook stellen museummedewerkers de eis dat het gebruiksvriendelijk, onderhoudsvriendelijk en ‘hufterproof’ is. Daarnaast moet het zowel voor kinderen als voor volwassenen te gebruiken zijn. Met hufterproof wordt bedoeld dat het niet makkelijk kapot te maken is.
Vormen met nieuwe media waarbij je een smartphone nodig hebt, zijn op zichzelf niet geschikt voor Het Spoorwegmuseum. Ten eerste omdat bijna alle geïnterviewde bezoekers aangaven dit niet te zullen gaan gebruiken en ten tweede omdat je de informatie op deze
[Afstudeeropdracht Annabelle van Oene]
56
manier niet voor iedereen toegankelijk maakt. Ook voor bezoekers zonder smartphone moet de informatie beschikbaar zijn. Het museum zal het daarom alleen kunnen inzetten in combinatie met een andere vorm die wel voor iedereen toegankelijk is.
Om de collectieverhalen binnen de muren van het museum te presenteren op een manier waarbij optimale beleving wordt gecreëerd bij bezoekers, moet worden gekozen voor een tekstbord in het museum zelf in combinatie met een video platform op de website. Dat er door toch te kiezen voor een tekstbord wordt afgeweken van het beleid, mag volgens hoofd exploitatie Paul van der Sijs worden gezien als een stuk voortschrijdend inzicht. De informatie die de bezoeker wil krijgen tijdens een bezoek aan het museum, is nu eenmaal het duidelijkst te presenteren door een simpel stuk tekst. Door een tekstbord creatief in te zetten, kan ook deze presentatievorm beleving creëeren bij bezoekers. De manier waarop de presentatievormen zouden moeten worden ingezet, wordt in het hoofdstuk Aanbevelingen beschreven.
[Afstudeeropdracht Annabelle van Oene]
57
11 Aanbeveling
11.1 Advies Het Spoorwegmuseum kan bezoekers de informatie bieden die zij zoeken door middel van kaarten bij de opgestelde treinen en kaarten in een kaartenbak. Dit kan gecombineerd worden met een video platform op de website. Dit idee is slechts een concept, vervolgonderzoek zal moeten aantonen op welke manier het idee het best binnen de mogelijkheden van het museum kan worden vormgegeven. Tekstborden
Het idee is er dat op of voor elke trein die in het museum opgesteld staat, een grote kaart bevestigd zit. Op voorhand moet er voor elke trein die opgesteld kan worden in Het Spoorwegmuseum een kaart gemaakt worden. Deze kaart moet door middel van tekst en veel beeld de basisinformatie over de trein vertellen. Elke kaart moet dezelfde soort informatie bevatten en hetzelfde zijn vormgegeven zodat, als bezoekers niet alles willen lezen, zij bij elke trein makkelijk de informatie kunnen vinden die zij zoeken. De kaarten van de treinen die niet in het museum aanwezig zijn, moeten worden bevestigd in een bak. Het idee hiervan is dat bezoekers de kaarten uit de kaartenbak wel kunnen lezen, maar niet kunnen meenemen omdat deze aan de bak bevestigd zitten. Als de collectie treinen wisselt, kunnen de kaarten omgewisseld worden vanuit de bak naar een trein of andersom. Op deze manier is alle informatie over alle treinen altijd te vinden in het museum.
Voor kinderen kan er een speels element worden toegevoegd aan de presentatievorm. Op elke kaart kan een vraag worden gezet waarvan het antwoord te vinden is door goed naar de trein te kijken of in de trein zelf op zoek te gaan. Op deze manier wordt er bij gezinnen beleving gecreëerd door samen te spelen en samen te kijken, maar kunnen volwassenen ook zelf de tekst lezen en zo op hun eigen kennisniveau de informatie tot zich nemen. Kinderen worden door op zoek te gaan naar antwoorden, spelenderwijs betrokken bij de collectie. Video platform
Op de bestaande website van het museum kan een video platform gemaakt worden waar videomateriaal te bekijken is. Op dit platform zou in ieder geval voor elke trein één filmpje te zien moeten zijn waarin andere informatie verteld wordt dan op de kaarten in het museum te lezen is. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan interviews met oud conducteurs of machinisten over hoe het werken op de trein vroeger was.
Op de kaarten in het museum kan een QR code geplaatst worden. Door het scannen van deze QR code kom je in de videotheek van de website en kun je het filmpje van de trein waar je voor staat bekijken. Dit filmpje bevat verdiepende informatie die niet op de kaart te
[Afstudeeropdracht Annabelle van Oene]
58
lezen is. Voor bezoekers zonder smartphone zijn deze videobeelden thuis te bekijken door de website te bezoeken. Je houdt de beelden op deze manier voor iedereen toegankelijk.
Het video platform zou ook gebruikt kunnen worden om videobeelden beschikbaar te stellen die in tentoonstellingen te zien zijn geweest. Bezoekers bied je hiermee de kans om als ze in het museum niet alles hebben kunnen zien, na het museumbezoek thuis alle beelden nog eens rustig te kunnen bekijken.
11.2 Mogelijkheden voor vervolgonderzoek Tijdens dit onderzoek is gebleken dat er in Het Spoorwegmuseum budget is voor een nieuwe presentatievorm. Dit onderzoek heeft zicht echter alleen gericht op de mogelijkheden van verschillende presentatievormen, niet op de kosten hiervan. Daarom raad ik Het Spoorwegmuseum aan om nog een onderzoek te doen naar de kosten voor het laten ontwikkelen en het introduceren van een nieuwe presentatievorm. In dat onderzoek kunnen ook de de kosten en de meest geschikte uitwerking van bovenstaand idee onderzocht worden.
Naast een onderzoek naar de kosten, zijn er meerder vervolgonderzoeken denkbaar voor Het Spoorwegmuseum.
In dit onderzoek is gezocht naar een presentatievorm om dezelfde basisinformatie over alle treinen te presenteren aan bezoekers. Over elke trein kan echter veel meer verteld worden dan alleen deze informatie. Omdat daar in dit onderzoek geen plaats voor was, adviseer ik Het Spoorwegmuseum om educatieve plannen te schrijven waarin onderzocht wordt wat er precies allemaal verteld kan worden over de verschillende treinen, wat bezoekers graag willen weten over de verschillende treinen en in welke vorm deze informatie verteld kan worden. Over de restauratievoertuigen zou er bijvoorbeeld verteld kunnen worden wat er allemaal in besteld kon worden en hoe dat in zijn werk ging.
Daarnaast is er in het Spoorwegmuseum nu niet duidelijk terug te vinden wat de topstukken uit de collectie zijn. Het museum zou daarom kunnen denken aan het samenstellen van een ‘master collectie’. Hier zouden bijvoorbeeld de oudste trein en de meest bijzondere trein van het museum in opgenomen kunnen worden. Vervolgens moet er onderzocht worden op welke manier deze ‘master collectie’ gepresenteerd kan worden aan bezoekers. Dit zou bijvoorbeeld kunnen door ze naast elkaar op te stellen op een vaste plaats in het museum of door bezoekers bij binnenkomst een flyer te overhandigen.
[Afstudeeropdracht Annabelle van Oene]
59
12 Evaluatie
12.1 Onderzoeksmethoden Literatuuronderzoek
De deelvragen zoals opgesteld in het Plan van Aanpak bleken tijdens het literatuuronderzoek niet allemaal even relevant. Tijdens het onderzoek is er daarom besloten om sommige deelvragen te veranderen. De laatste deelvraag over de inventarisatie van mogelijke presentatievormen die aansluiten op de wensen van de doelgroep, is verplaatst naar het hoofdstuk resultaten. Hiervoor is gekozen omdat er voor deze deelvraag literatuuronderzoek met eigen onderzoek gekoppeld moest worden. Omdat het hier deels eigen onderzoek betreft, past dit beter in het hoofdstuk resultaten. Daarnaast is er voor gekozen om waar kan, de deelvragen in het rapport een kernwoord als titel te geven in plaats van een vraagzin. Dit houdt het rapport overzichtelijker. Methode 1
In de onderzoeksopzet is besloten om in eerste instantie vijf bezoekers te interviewen. Hiervoor is gekozen omdat dit één derde is van bezoekers die een klacht hebben achtergelaten over het onderwerp. Het was moeilijk om bezoekers te vinden die wilden meewerken aan het onderzoek. Daarom zijn er uiteindelijk maar vier mensen geïnterviewd. Na het interviewen van deze personen deden zich geen nieuwe inzichten meer voor, er trad saturatie op. Uit dit feit kan aangenomen worden dat vier personen interviewen ook genoeg is geweest. Dat er één iemand minder is geïnterviewd dan oorspronkelijk de bedoeling was, heeft dus geen invloed gehad op de resultaten.
De manier waarop de bezoekers zijn geïnterviewd, is niet helemaal gegaan zoals in de onderzoeksopzet is beschreven. Een overgroot deel van de bezoekers wilde niet telefonisch geïnterviewd worden. Twee bezoekers wilden hun mening alleen via een e-mail geven. Uiteindelijk zijn vier personen telefonisch geïnterviewd en hebben twee personen hun mening over het onderwerp in zijn algemeen via een e-mail gegeven. De bezoekers die hun mening via een e-mail hebben gegeven, hebben niet op alle topics uit de vragenlijst hun reactie gegeven. De topics over de algemene presentatievormen in het museum zijn hierdoor niet door vier verschillende personen beantwoord. Doordat de hoofdvragen wel door iedereen zijn beantwoord, heeft het weinig invloed op de resultaten.
In de probleemstelling wordt gesproken over bezoekers van Het Spoorwegmuseum. De vier geïnterviewde personen zijn afkomstig uit de verschillende segmenten van deze doelgroep. Er zijn 50+ bezoekers zonder kinderen, alleenstaande bezoekers, bezoekers met kinderen en bezoekers met een technische achtergrond geïnterviewd. Wat dat betreft geven de geïnterviewden een goed beeld van de doelgroep weer. Echter, het merendeel van de
[Afstudeeropdracht Annabelle van Oene]
60
doelgroep van Het Spoorwegmuseum bestaat uit ouders met kinderen. Het onderzoek had dus nog beter generaliseerbaar geweest als er meer bezoekers met gezinnen geïnterviewd waren. Toch zie je in de resultaten van de interviews dat alle geïnterviewde personen ongeveer dezelfde mening hebben over de verschillende onderwerpen. Er zit geen groot verschil tussen de ideeën van mensen met kinderen en mensen zonder kinderen. Methode 2
De interviews met de leden van het expertpanel zijn goed verlopen. De interviews met de medewerkers van Het Spoorwegmuseum zijn op locatie afgenomen. Het interview met museum expert Femke Hameetman is telefonisch afgenomen. In eerste instantie zouden alle interviews op locatie afgenomen worden, maar omdat Femke Hameetman het erg druk had kwam het voor haar beter uit om er een telefonisch interview van te maken. Dat het interview niet op locatie afgenomen is, heeft geen invloed gehad op de resultaten. Al mijn vragen zijn aan bod gekomen en beantwoord. Omdat Femke zoveel informatie over het onderwerp kon geven, was het achteraf gezien beter geweest om haar eerder tijdens mijn onderzoek te interviewen. Dan hadden haar ideeën en tips nog in het literatuuronderzoek meegenomen kunnen worden.
12.2 Overige opmerkingen Ik had niet verwacht dat het zo veel moeite zou kosten om bezoekers te vinden die wilden meewerken aan dit onderzoek. Omdat de desbetreffende bezoekers al een klacht hadden achtergelaten bij het museum, was ik er van overtuigd dat zij graag wilden meewerken aan een oplossing voor het probleem. Dit bleek dus niet zo te zijn. Uiteindelijk heb ik de laatste bezoeker pas in de laatste week van mijn onderzoek telefonisch kunnen interviewen. Daarentegen wilden de leden uit het expertpanel graag meewerken. De interviews met de medewerkers van Het Spoorwegmuseum heb ik kunnen afnemen in de weken die hiervoor gepland stonden. Het interview met museum expert Femke Hameetman is later afgenomen omdat zij heel druk was met haar werk.
De conclusie van dit onderzoek vind ik opvallend. In mijn onderzoek heb ik veel aandacht besteed aan nieuwe media. Ik had dan ook nooit verwacht dat uiteindelijk tekstborden het probleem het best zouden oplossen.
[Afstudeeropdracht Annabelle van Oene]
61
13 Literatuurlijst Avest, ter J. & Boersma, B. & Hamerlijnck, D. & Lammers, E. & Land, H. & Smit, R. & Straalen, B. (2000). Museum en Publiek. [syllabus]. Stichting Landelijk Contact van Museumconsulenten.
Beerda, H. (2013). Doorlopende doelgroep analyse [onderzoek]. Hendrik Beerda, Brand Consultancy.
Boijmans museum. Kitsa Pechlivanidis (2011) Wireless stories in het museum van de toekomst. Geraadpleegd op 7 februari 2013, van: http://www.boijmans.nl/nieuweeducatie/2011/03/wireless-stories-in-het-museum-van-detoekomst/
CBS statline (2002) Bezit en gebruik PC en internet. Geraadpleegd op 1 mei 2013, van: http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?DM=SLNL&PA=60055NED&D1=29118&D2=6&VW=T
CBS statline (2011). Musea per soort museum. Geraadpleegd op: 12 maart 2013, van: http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?DM=SLNL&PA=7408MUS&D1=07,13,16&D2=a&D3=l&VW=T
CBS statline (2013). Huishoudens; kindertal, leeftijdsklasse kind, regio. Geraadpleegd op: 12 maart 2013, van: http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?DM=SLNL&PA=71487NED&D1=2&D2=a&D3=0,5 -16&D4=9-11&VW=T
Dans Publieksprijs (2012). Genomineerde 2012. Geraadpleegd op 20 maart 2013, van: http://www.danspubliek.nl/genomineerden-Dans-Publieksprijs-2012.html
Dijkman, F. (2006) Het medialandschap (deel 1). Geraadpleegd op 27 februari 2013, van: http://www.frankwatching.com/archive/2006/10/14/het-medialandschap-deel-1/
Electronica.info.nu.nl (2009) Layar voor op je mobiele telefoon: Wat is het? Geraadpleegd op: 9 maart 2013, van: http://electronica.infonu.nl/telecom/40901-layar-Layars-voor-op-jemobiele-telefoon-wat-is-het.html
Essers, L. (2010). Angry Birds. Geraadpleegd op 26 maart 2013, van: http://webwereld.nl/nieuws/67835/angry-birds--we-zijn-waanzinnig-winstgevend-.html
[Afstudeeropdracht Annabelle van Oene]
62
Femke Hameetman (30 oktober 2010). Transmedia Storytelling voor musea, of hoe Starwars een inspirirend voorbeeld kan zijn om een tentoonstelling te maken. Geraadpleegd op 15 januari 2013, van: http://museumblogger.blogspot.dk/2010/10/transmedia-stoytelling-ook-voor-musea.html
Fokker, P. (2010). Museummedia; initiatief uit de lage landen; Een museumbezoek heeft iets sacraals. In Museumtijdschrift. Oktober/November 2012, p.69
Frankwatching.com.(2011) De museumervaring begint steeds vaker online. Geraadpleegd op 15 januari 2013, van: http://www.frankwatching.com/archive/2011/10/12/demuseumervaring-begint-steeds-vaker-online/
Hendrik Beerda Brand Consultancy. Brandalchemy model, dagattracties. Geraadpleegd op 12 maart 2014, van: http://www.hendrikbeerda.nl/brandalchemy-model/dagattracties
Heraut Media (2013). Raveleijn. Geraadpleegd op 20 maart 2013, van: http://www.vijfzintuigen.nl/efteling/GEO/Attracties/Raveleijn#
Het Spoorwegmuseum (2013). Bezoekersaantallen.
Hetspoorwegmuseum.nl (2012). De vuurproef. Geraadpleegd op: 8 maart 2013, van: http://spoorwegmuseum.nl/het_museum/de_vuurproef.html
Kaa, van der, Hille.(2009) Transmediastorytelling: trend of tool? Geraadpleegd op 27 februari 2013, van: http://www.frankwatching.com/archive/2009/06/15/transmediastorytelling-trend-of-tool/ Kerssens, N. (z.j.) Artours. Geraadpleegd op 29 april 2013, van: http://virtueelplatform.nl/best-practice/artours/
Layar.com (2012) Developer documentation. Geraadpleegd op 26 maart 2013, van: http://www.layar.com/documentation/browser/
Leemkuil, H. De Jong, T. (2004) Games en gaming. Geraadpleegd op 9 maart 2013, van: http://users.gw.utwente.nl/leemkuil/OL%20Games%20Leemkuil%20en%20De%20Jong%20 2004.pdf
Letty Ranshuysen. (2009). Museummonitor 2009. [ Rapport]. Onderzoeksbureau Letty Ranshuysen. Marketingfacts (2012). Print is dood, lang leve Layar. Geraadpleegd op 9 maart 2013, van: http://www.marketingfacts.nl/berichten/print-is-dood-leve-layar
[Afstudeeropdracht Annabelle van Oene]
63
Meerjarenplan Het Spoorwegmuseum, 2010.
Metropolis.com. Erik van Tuijn (2010). Museum Apps. Geraadpleegd op: 27 december 2012, van: http://metropolism.com/magazine/2010-no6/museum-apps/
Museuminspecteurs.nl (2013). Inzendingen. Geraadpleegd op: 12 maart 2013, van: www.museuminspecteurs.nl/inzendingen
Museumvereniging.nl (2012). Evenementen via scholen en gezinnen.Geraadpleegd op: 12 maart 2013, van: http://www.museumvereniging.nl/projectenonderzoek/kinderenenmuseumbezoek/5eveneme ntenviascholenengezinnen.aspx
Nationaal Luisteronderzoek. (2012). Luistercijfers. Geraadpleegd op 29 april 2013, van: http://www.nationaalluisteronderzoek.nl/luistercijfers.html
Pine, J. & Gilmore, J.H. (2012). Belevingseconomie. Academic Service.
Pontzen, R. (2 december 2011). Analyse de nieuwe museum belevenis. De Volkskrant. Kunst p. 2-3-4
Rooij, de, E. (2011). Oog voor detail. Utrecht: Branding grafisch ontwerp Bno.
Schrijf-Schrijf (2012) Gansch het raderwerk. Utrecht: Studio Maaike Klijn i.s.m. Jan Treffers, bno
Sectorinstituur openbare bibliotheken (SIOB)(2012). Tijdbesteding aan boeken lezen. Geraadpleegd op 29 april 2013, van: http://www.siob.nl/bibliotheekmonitor/trends-mediainformatie/boeken/tijdbesteding-aan-boeken/item96
SNS reaal fonds (2013) Innovatie in musea. Geraadpleegd op 15 januari 2013, van: http://www.snsreaalfonds.nl/programmaregeling/digitale-innovatie-in-musea
Sorapure, M. (2011). Five Principles of New Media: Or, Playing Lev Manovich. [rapport]. Texas Tech University. Stichting Kijkonderzoek (SKO)(2012). Kijkcijfers.Geraadpleegd op 29 april 2013, van: http://www.kijkonderzoek.nl/kijkcijfers/
Sybesma, W.(z.j.) Tentoonstellingstekstboekjes. Geraadpleegd op: 8 maart 2013, van: http://www.museumeducatie.nl/images/PDF-files/Tekstboekjes.pdf
[Afstudeeropdracht Annabelle van Oene]
Tate.org (z.j.) Tate trumps iPhone app. Geraadpleegd op 26 maart 2013, van: http://www.tate.org.uk/context-comment/apps/tate-trumps
The museum of the future. Jasper Visser (2012) Digital storytelling that stands out in the digital age. Geraadpleegd op 7 februari 2013, van: http://themuseumofthefuture.com/2012/10/11/digital-storytelling-how-to-tell-a-story-thatstands-out-in-the-digital-age/
Truijen, K. Kuitenbrouwer, K. (2012) Transmediaal werken in Nederland. Amsterdam: WVDV.
Verhoeven, N. (2007). Wat is onderzoek. Boom onderwijs.
Virtueel Platform (2013). Vijf praktische tips voor musea om digitale innovatie mogelijk te maken. Geraadpleegd op 3 mei 2013, van: http://virtueelplatform.nl/kennis/vijf-praktischetips-voor-musea-om-digitale-innovatie-mogelijk-te-maken/
64
[Afstudeeropdracht Annabelle van Oene]
65
14 Bijlagen
Bijlagen I Interviews klagende bezoekers Angelo Saraber
Angelo Saraber is 48 jaar en heeft samen met zijn vrouw 3 jonge kinderen. Met het hele gezin bezoeken zij regelmatig verschillende musea. Aan Het Spoorwegmuseum wordt gemiddeld 1 keer per 2 jaar een bezoekje gebracht. Angelo vindt het erg jammer dat er weinig extra informatie over de treinen te lezen is in Het Spoorwegmuseum. ‘Misschien is dat de generatie hoor, maar ik wordt moe van alle audiotours. Ik wil gewoon op mijn gemak lezen, net zoals ik een krant lees’ Wat vindt u van de bestaande vormen van informatievoorziening in Het Spoorwegmuseum? Wereld 1: De audiotour door het oude Engelse mijnwerkersdorpje. ‘De audiotour door het mijnwerkersdorpje vind ik verschrikkelijk goed, hij leidt je op een hele speelse manier door de geschiedenis. Daarnaast kun je je tijdens het verhaal behoorlijk goed inleven. Ook vind ik de stem en de uitspraak van de persoon die het vertelt heel goed gekozen. ’
Wereld 2: De theatervoorstellingen en het reisbureau ‘Laat ik eerlijk zijn, het reisbureau vind ik pover. Als je er binnenkomt hangen er prachtige, oude bijna stillevens waarna je in het reisbureau komt, de beleving die hierdoor onstaat is goed maar er ontbreekt diepgang. Je ziet dat tegenwoordig steeds meer, doordat alles overgaat op beleving en meer gefocust is op het kind dan op de volwassenen, mis je de mogelijkheid om een niveau dieper te gaan. Ik kan wel naar die prachtige stillevens kijken, maar ik word er niks wijzer van. De voorstelling die je er kunt bekijken is knap gemaakt, daar kan ik echt wel van genieten. Naar mijn idee is er over het algemeen te veel beleving en te weinig kennis’ Wereld 3: De audiofragmenten en de achtbaan ‘Hier ben ik nog nooit binnen geweest. Ik wist eerlijk gezegd niet eens dat het er zat.’
Wereld 4: Presentaties van de EDUtrainers ‘De EDUtrainers zijn wel bereidwillig, maar ze moeten er ook maar net zijn. Als ik met het gezin door het museum loop willen de kinderen rondlopen en in de treinen. Als ouder wil je dan ook wel soms gewoon een bordje waar wat technische feiten en wat andere dingen op staan. Om even wat uit te kunnen pikken om te lezen. De EDUtrainers zijn ook wel weer een beetje een drempel, maar zoals ik al zei moeten ze er ook maar net zijn en als het een beetje druk is moet je maar zien of je ze te pakken krijgt. Daarnaast lijkt het mij een beetje
[Afstudeeropdracht Annabelle van Oene]
66
onhaalbaar om als je over alle locomotieven wat wilt weten de hele tijd voor elke vraag achter de EDUtrainers aan te gaan. De oude Nederlandse stoomlocomotief haalde een enorme snelheid, het is echt een knap stukje techniek. Dat soort informatie zou gewoon vermeld moeten worden. Hetzelfde geldt voor het kolenverbruik, hoeveel kolen verbruikte zo’n locomotief tijdens een rit en als je dat zou omrekenen één op hoeveel zou hij dan rijden? Er is heel veel over te vertellen en dat ontbreekt allemaal en dat vind ik gewoon erg jammer. ‘
Wereld 5: De simulatieattractie ‘Ik heb de attractie nog niet bezocht, mijn kinderen wel en die vonden hem erg leuk. Ik kan je er verder dus nog weinig over vertellen’
Buitenterrein: Audiofragmenten en gameapplicatie ‘Ik moet eerlijk zeggen dat ik dat nog nooit heb gedaan. Ik ben niet zo met dat soort dingen bezig, ik wil gewoon lezen’ Hoe zou u de collectieverhalen over de treinen graag gepresenteerd zien? ‘Ik zou het het liefst op een bord of op een informatieflyer lezen. Zoals je dat soms ook in dierentuinen ziet, die hebben vaak een slim opgezette kaart met een aantal karakteristieke eigenschappen van dieren. Zo zou je dat met die treinen ook moeten doen, er zijn altijd een aantal kerngetallen die bij elke trein terug komen. Daarnaast zou je het moeten combineren wat wat opmerkelijke feiten die het leuk maken. Wat betreft nieuwe media, je zou het ook en/en kunnen doen want je zal een deel hebben dat wil lezen en een deel dat met hun smartphone aan de slag wil, maar dat is natuurlijk een kwestie van geld.
Hoe zou u de collectieverhalen over de treinen absoluut niet gepresenteerd willen zien? ‘Nou dat kan ik je wel zeggen, te kinderlijk. Wat ik een beetje irritant vind is dat sommige musea zich gigantisch op de kinderen richten. Ten eerste vind ik dat je kinderen best de grens mag laten verleggen, ze mogen er best een beetje moeite voor doen. Het hoeft niet allemaal hapklaar te zijn. Ten tweede heb je daarnaast ook nog de volwassen doelgroep, het mag daarom ook wel op volwassenen gericht zijn. Je mag de bezoekers wel een beetje uitdagen om informatie te begrijpen en tot je te nemen. Soms word je gewoon een beetje moe van alle informatie op kinderniveau hoor.’ Bent u bekent met de term ‘Transmedia storytelling’? Zoja, zou u dit een optie vinden voor Het Spoorwegmuseum? ‘Ik kan mij er niet zo veel bij voorstellen wat ik daarvan moet vinden. Ik kan mij voorstellen dat mensen dat leuk vinden, maar ik heb daar niet zo veel mee. Ik ben een beetje van de oude stempel wat betreft dat met musea.’
[Afstudeeropdracht Annabelle van Oene]
67
Heeft u een interessant voorbeeld van een presentatievorm uit andere musea die u bezoekt? ‘Ja, het van Gend & Loos deel uit het Openluchtmuseum. Daar zijn allemaal videobeelden te zien waarin oude van Gend & Loos medewerkers in interviews vertellen hoe het werk vroeger ging. Zo zou je dit in Het Spoorwegmuseum ook kunnen doen met een oude machinist of conducteur. Audiofragmenten zijn ook een optie, maar ik vind het leuker om er ook echt zo’n oude kop bij te zien’. Heeft u verder nog tips voor Het Spoorwegmuseum? ‘Het zou leuk zijn als er een mediatheek op de website zou zijn waar je videobeelden kunt bekijken. Wij hebben met veel plezier de tentoonstelling Sporen naar het Front bezocht, ik zou het leuk vinden om bijvoorbeeld de filmbeelden van deze tentoonstelling nog eens te kunnen bekijken. Ook zouden daar andere filmbeelden van de spoorwegen op geplaatst kunnen worden.’ Rinske Wolters
De 50 jarige Rinske Wolters bezoekt samen met haar man regelmatig musea. Het Spoorwegmuseum is twee jaar geleden voor het laatst aan de beurt geweest. Rinske mist informatie over de tijden van de activiteiten in het museum en informatie over de treinen. ‘Zodra ik lange lappen tekst moet gaan lezen haak ik af.’ Wat vindt u van de bestaande vormen van informatievoorziening in Het Spoorwegmuseum? Wereld 1: De audiotour door het oude Engelse mijnwerkersdorpje. ‘De audiotour was heel leuk omdat het actief was. Dat je zo’n bewegende lift instapt en dat er dan een stem vertelt wat je ziet en wat er gebeurd vond ik toch een soort avontuur.’
Wereld 2: De theatervoorstellingen en het reisbureau ‘Deze voorstelling heb ik door gebrek aan informatie dus helaas gemist, het was voor mij niet duidelijk hoe laat de voorstellling was.’
Wereld 3: De audiofragmenten en de achtbaan ‘Het gaf een soort spookhuiseffect, ik vond het leuk.’
Wereld 4: Presentaties van de EDUtrainers ‘De presentaties van de EDUtrainers heb ik niet meegekregen.’
Buitenterrein: Audiofragmenten en gameapplicatie ‘Deze heb ik helemaal gemist, gewoon voorbij gelopen denk ik. Ik weet wel dat er een kindertreintje reed en dat je er koffie kon drinken op het terras, maar het is mij niet opgevallen dat er iets informatiefs was.’
[Afstudeeropdracht Annabelle van Oene]
68
Hoe zou u de collectieverhalen over de treinen graag gepresenteerd zien? ‘Een video lijkt mij leuk, dat je door de bewegende beelden het verhaal meer ziet leven. Je moet er dan wel de tijd voor nemen om het te kijken. Als het druk is loop je hier misschien snel voor bij en is geschreven tekst ook wel handig. ‘Hoe zou u de collectieverhalen over de treinen absoluut niet gepresenteerd willen zien? ‘Als het heel veel tekst is. Dan begin ik met lezen en haak ik halverwege af omdat ik geen zin meer heb om verder te lezen. Het is makkelijker tot je te nemen als er plaatjes bij staan.’ Bent u bekent met nieuwe media en loopt u met uw smartphone door een museum? ‘Ik ben wel bezig met twitter en facebook. Sinds kort heb ik ook een smartphone dus volgende keer dat ik het museum bezoek heb ik hem bij me. Ik zou hem dan ook wel gebruiken als ik QR codes zou kunnen scannen. Vooral als het druk is en je niet allemaal voor het bord kan staan is het handig als je het op je eigen scherm kan lezen. Als er een spelletje zou zijn dat ik op mijn telefoon kan spelen zou ik dat ook leuk vinden om te doen.’
Heeft u een interessant voorbeeld van een presentatievorm uit andere musea die u bezoekt? ‘Het Escher Museum in Den Haag. Op de bovenste verdieping onderga je lijfelijk hoe gezichtsbedrog werkt. Wat je ziet in de schilderijen van Escher beleeft je dan zelf. Dit is leuk nadat je op de onderste verdieping de schilderijen hebt bekeken. Je bent dan niet alleen aan het denken en aan het kijken maar je kunt er ook wat doen’ Heeft u verder nog tips voor Het Spoorwegmuseum? ‘Het is jammer dat het museum voor volwassenen niet een beetje dingen te doen heeft. Wij zijn een 50-plus stel zonder kinderen dus Ik hoef geen conducteur te spelen in een sprinterkop maar iets leuks voor volwassenen zou wel leuk zijn om te doen.’ Dick Melkers
Dick Melkers is samen met zijn echtgenote twee jaar geleden voor het laatst in Het Spoorwegmuseum geweest. Binnenkort staat er weer een bezoekje aan het museum gepland. Dick mist informatie over de treinen.
Wat vindt u van de bestaande vormen van informatievoorziening in Het Spoorwegmuseum? ‘De bestaande informatievoorzieningen uit andere werelden kan ik mij niet meer heel goed herinneren, volgens mij vond ik het allemaal leuk om te doen.’ Hoe zou u de collectieverhalen over de treinen graag gepresenteerd zien? ‘Ik zou het visueel maken door er een bordje bij te plaatsen. Er staan allemaal hele mooie dingen maar als je dan niet weet wat het was of waar het voor diende, dan blijft het allemaal
[Afstudeeropdracht Annabelle van Oene]
69
een beetje vaag. Als er een beeldscherm zou staan waar opnames op te zien zijn die het een en ander verduidelijken over het object, lijkt mij dat ook prima.’ Hoe zou u de collectieverhalen over de treinen niet gepresenteerd willen zien? ‘Ik zou hier geen antwoord op kunnen geven.’ ‘Bent u zelf bezig met nieuwe media en wat zou u daarvan vinden voor in het museum?’ ‘Ik ben zelf wel bezig met nieuwe media, maar ik heb geen smartphone. In het museum zou ik daarom niks kunnen doen waar ik een smartphone of iets dergelijks voor nodig heb.’ Heeft u een interessant voorbeeld van een presentatievorm uit andere musea die u bezoekt? ‘Ik kan dit zo even niet oplepelen, volgens mij niet nee.’ Joost van der Heiden
De 36 jarige Joost van der Heiden heeft vorig jaar met een groep vrienden Het Spoorwegmuseum bezocht. Het stelde hem teleur dat hij in het museum niks wijzer kon worden over de oorsprong van de te bezichtigen treinen. ‘Ik ben niet per se een treinenliefhebber, maar ik vind het leuk om wat te leren bij een bezoek aan een museum.’ Wat vindt u van de bestaande vormen van informatievoorziening in Het Spoorwegmuseum? Wereld 1: De audiotour door het oude Engelse mijnwerkersdorpje. ‘Deze audiotour heb ik niet gedaan’ Wereld 2: De theatervoorstellingen en het reisbureau ‘De voorstelling vond ik veel te veel gericht op kinderen’ Wereld 3: De audiofragmenten en de achtbaan ‘Deze wereld heb ik niet bezocht’ Wereld 4: Presentaties van de EDUtrainers ‘Ik heb geen presentaties van EDUtrainers gevolgd’
Buitenterrein: Audiofragmenten en gameapplicatie ‘Nee sorry, ook hier heb ik geen gebruik van gemaakt’ Hoe zou u de collectieverhalen over de treinen graag gepresenteerd zien? ‘Via een bordje, zo als je in veel andere musea ook ziet. Hier wil ik onder andere op kunnen lezen wanneer de trein heeft gereden en wie er gebruik maakte van deze trein. Omdat er
[Afstudeeropdracht Annabelle van Oene]
70
ook veel ouders in het museum komen, moet er voor volwassenen te lezen zijn waar je nou eigenlijk naar kijkt.’ ‘Hoe zou u de collectieverhalen over de treinen absoluut niet gepresenteerd willen zien? ‘Ik vind dat een tekstbord wel de basis moet zijn, dat het ook zonder audiotour of video te lezen is.’ Heeft u een interessant voorbeeld van een presentatievorm uit andere musea die u bezoekt? ‘Ik vind het Haags Historisch Museum een goed voorbeeld, hier hebben ze bij elk object een duidelijke omschrijving. Dit is heel basic een bordje met wat achtergrondinformatie. In de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag hebben ze ook goede voorbeelden. Hier hebben ze bij elk item een beschrijving op een beeldschermpje in plaats van op een bordje. Ook het Amsterdams Historisch Museum heeft zijn beschrijvingen op bordjes en schermpjes.’ Heeft u verder nog tips voor Het Spoorwegmuseum? ‘Bij de kleine modeltreintjes staat helemaal geen informatie, dit vind ik wel heel erg jammer. Ik vind dat hier ook wat zou moeten komen.’
Bijlage II Interviews expertpanel Paul van der Sijs, hoofd exploitatie
Wat is het beleid dat Het Spoorwegmuseum voert wat betreft de presententatievormen voor informatievoorziening over collectie? / Wat zijn de afspraken die nu in het museum gelden omtrent het presenteren van collectieverhalen? ‘Na de heropening van het museum is er gekozen voor een ‘bordjesloos’ museum. Wij hebben gekeken naar andere manieren om informatie over te brengen, manieren die meer op beleving inspelen. Wij willen het verhaal vertellen van de treinen. Niet zozeer de technische dingen zoals hoeveel wielen de trein had en hij hard hij reed, maar wel wat de trein teweeg heeft gebracht in de samenleving. Daarom is er gekozen om het museum te verdelen in werelden, hierin vertellen we hoe de trein tot stand is gekomen en wat er mogelijk werd door de komst van de trein.’
Waarom is er voor dit beleid gekozen en waar is dit beleid op gebaseerd? / Waarom is er voor de huidige manier van presteren van museumtekst gekozen? ‘Er is voor dit beleid gekozen omdat dit een breed publiek bedient. Het is nu niet alleen leuk voor de treinfanaten, maar ook voor de vrouwen en kinderen die met hun meekomen.’
[Afstudeeropdracht Annabelle van Oene]
71
Maar door dit gekozen beleid zijn er nu wel mensen die vinden dat er informatie mist in het museum, wat vindt het museum hiervan? ‘Ja, tegen dit probleem lopen wij nu aan. Wij hebben toentertijd de EDU-trainers als tussenoplossing bedacht, zij weten ook veel van de technische feiten. Maar de EDUtrainers weten niet precies hoe sterk de treinen zijn en wat voor motor erin zit, dus deze oplossing schiet te kort. Dit is allemaal informatie die toch het best weer te geven is door middel van een tekstbord op de trein zelf. Wij hebben in het begin wel tekstborden gehad, maar met het wisselen van de treinen in de collectie kwam het vaak voor dat de helft van de treinen wel voorzien was van een bord en de andere helft niet. We zoeken nu naar een oplossing die makkelijk aan te passen is als de collectie aangepast wordt.
Hoezo is er toen toch wel gekozen voor borden, dit valt toch buiten het beleid? ‘Hiervoor is gekozen omdat wij wel door hadden dat de puur technische feiten niet goed in een verhaal te vangen zijn en toch het best gewoon via een bord op de trein aangeboden kunnen worden.’ Hebben jullie toentertijd niet nagedacht over een andere oplossing die wel in het beleid past? ‘Nee eigenlijk niet, we hebben ook wel een ander systeem gehad dat erg onderhoudsgevoelig was. We hebben een tijd een televisie gehad met bepaalde knopjes waar je op kon drukken en dan werd er een verhaald verteld over een bepaalde trein die in het museum stond. Maar dat was allemaal heel erg gebaseerd op vaste opstelling dus na een tijd klopten de verhaaltjes niet meer. Er moet dus iets bedacht worden dat operationeel ook lekker loopt.’ Zijn er door dit beleid presentatievormen die absoluut niet gekozen kunnen worden? ‘Je kunt dus niet overal bordjes ophangen. Het moet vrij bescheiden zijn wat betreft lappen tekst in ieder geval. Dat bordjesbeleid gaan ver, we willen niet alleen geen lappen tekst bij collectie, maar ook niet overal bordjes met wat je allemaal niet mag zoals niet klimmen op treinen. Wij zoeken altijd naar andere vormen van mensen benaderen.’
Is er budget beschikbaar voor nieuwe presentatievormen? ‘Is er wel budget voor presentatievormen, want wij zien ook in dat de desbetreffende informatie in wereld 4 te vinden moet zijn. Maar een nieuwe vorm mag niet te duur in aanschaf zijn want de kosten van aanschaf zijn altijd maar een deel van de kosten in verhouding tot het goed bijhouden’.
Even iets heel anders, is misschien het imago van het museum verkeerd? Dat mensen denken dat ze in dit museum technische feiten over de treinen te weten kunnen komen terwijl dit eigenlijk niet het doel is van het museum? ‘Dat denk ik niet. Want als je kijkt naar onze bezoekers, zie je dat het overgrote deel inziet dat wij inspelen op beleving en op het brede verhaal eromheen . Maar dat andere stukje
[Afstudeeropdracht Annabelle van Oene]
72
moeten wij wel oppakken, het is terecht dat mensen die informatie hier verwachten want waar zouden zij het anders moeten vinden? Daarnaast denk ik ook niet dat het zo’n grote moeite hoeft te zijn om dit de bezoekers te bieden.’ Wat zou u een geschikte presentatievorm vinden voor wereld 4? ‘Ik zou de treinen voorzien van iets wat op elke trein makkelijk te bevestigen is of voor elke trein kan worden neergezet. Hier moet deze specifieke trein op worden toegelicht. Ik zou dat op voorhand maken voor alle in onze bezit zijnde treinen zodat het heel makkelijk aan te passen is als de collectie wisselt. Daarnaast zou ik mij kunnen indenken dat op een aantal centrale punten in het museum de hoofdlijnen worden uitgelegd zoals de indeling tussen dieseltreinen, elektrischetreinen en stoomtreinen. Dit zou kunnen met afbeeldingen of filmpjes op computerschermen. Of het nu met oude of nieuwe media wordt gedaan maakt mij niet zoveel uit, zolang het maar voor iedereen toegankelijk is. Daarnaast moet het ‘hufterproof’ en goed beheersbaar zijn. Je ziet vaak dat als er elke keer derde partijen aan te pas moeten komen als er iets veranderd of aangevuld moet worden, dat het niet meer bijgehouden wordt. Zoals ik al eerder zei moet de technische informatie in Het Spoorwegmuseum te vinden zijn. De informatie moet makkelijk toegankelijk zijn, eenvoudig zijn en je moet het de bezoeker kunnen garanderen dat het er altijd is. Nieuwe media biedt leuke nieuwe methodes, en het is absoluut nutig om te kijken of het als museum voor jou werkt. Maar om nu gelijk alles met nieuwe media te willen gaan doen daar ben ik niet zo van. Deze informatie is zo basaal, dat moet je ook basaal vertellen. Ik zie daarom toch eigenlijk ook gewoon een heel klassiek bordje voor me voor dit soort informatie. Dan moet je een beetje van het beleid afwijken, maar dit is tenslotte ook niet heilig. Er is nou eenmaal behoefte aan duidelijk informatie over die treinen.’ Wat zou u geen geschikte presentatievorm vinden voor wereld 4? ‘Ik haak vrij snel af als je voor elke trein een comuterscherm wilt plaatsten. Dit is te onderhoudgevoelig en niet buiten te gebruiken. Ook denk ik dat het iets moet zijn wat je snel tot je kan nemen. Daarom zou ik kiezen voor iets dat vrij schematisch in elkaar zit met een strakke indeling zodat je de informatie makkelijk kunt vinden. Dit verhaal moet je helemaal niet willen oplossen met smartphones. De bezoekers die naar de technische informatie op zoek zijn, zijn vaak niet de mensen die met hun smartphone door het museum lopen.
Uit een interview met een bezoeker kwam naar voren dat je een soort kaartenbak zou kunnen maken met van elke trein een kaart waar technische informatie over de trein op te vinden is, wat vind jij hier van? ‘Dit kan ik mij goed indenken. Dat de kaarten aan de treinen hangen als deze treinen in het museum zijn, en dat de kaarten van de treinen die er niet staan in een kaartenbak te vinden zijn. Dit hoeft dan niet per se met allemaal tekst want je kunt deze kaarten ook vullen met afbeeldingen.
[Afstudeeropdracht Annabelle van Oene]
73
Yolanda Garcia, hoofd educatie
Waarom is er juist voor de presentatievormen die er nu zijn gekozen? ‘Ik ben niet bij het proces van kiezen geweest, ik weet daarom niet precies waarom er specifiek voor deze presentatievormen is gekozen. Ik weet wel dat er na de verbouwing inderdaad voor is gekozen om verhalen door middel van beleving te vertellen. Om deze reden is het museum opgedeeld in verschillende werelden. Voor elke wereld is onderzoek gedaan om te bepalen welke verhalen er waar verteld moeten worden. Vervolgens is er een presentatievorm gekozen die past bij het gekozen verhaal en die anders is dan die van de andere werelden. Door steeds voor andere vormen te kiezen in de verschillende werelden wil het museum het leuk en spannend houden voor de bezoeker.’ Hoe worden nieuwe presentatievormen ontwikkeld? ‘Een nieuwe presentatievorm bestaat uit het idee dat er van iets in het museum niet voldoende is. Er is dan een presentatievorm die niet goed werkt of informatie wordt door de bezoeker gemist. Wij als museum bedenken dan wat het verhaal is dat verteld moet worden. Vervolgens gaan wij hier mee naar een vormgever. Hij presenteert dan aan ons wat hij denkt dat de beste vorm is om het verhaal in te vertellen. Het kan zijn dat wij het er dan gelijk mee eens zijn, het kan ook zijn dat wij uit drie vormen moeten kiezen of dat wij het plan helemaal niks vinden. Dan wordt het plan weer aangepast door de vormgever tot er uiteindelijk een plan is waar iedereen zich in kan vinden. Het verhaal verzinnen wij intern dus, de vorm verzinnen de vormgevers’ Wat is belangrijk om te onthouden bij het bedenken van een nieuwe presentatievorm voor het museum? ‘De doelgroep is heel belangrijk, je moet goed bedenken voor wie je het maakt. Niet alle presentatievormen zijn voor alle doelgroepen geschikt. Daarnaast moet het ook een toegevoegde waarde hebben voor het museum. Ook is het heel belangrijk dat het verhaal niet ondergeschikt raakt aan de vorm. Het mag dus niet zo zijn dat je een applicatie gaat maken waar maar plek in is voor 3 regels terwijl dat niet genoeg ruimte is om het hele verhaal in te vertellen. Wij kijken dus altijd of de vorm past bij het verhaal en bij de inhoud. Het is belangrijk om je van te voren af te vragen wat je precies wil gaan vertellen en voor wie. Daarna moet je gaan kijken naar welke vorm het publiek aanspreekt en wat haalbaar is om te ontwikkelen voor het museum, daarbij de budgetten in ogenschouw nemend.
Wat zou u een geschikte presentatievorm vinden voor wereld 4? ‘Het aller simpelste zou zijn om teksten te plaatsen. Mensen kunnen zo zelf bepalen welke informatie ze tot zich willen nemen. Het is natuurlijk wel heel traditioneel dus minder passend bij ons museum. Ik hou zelf heel erg van een manier waarin je zelf kunt ontdekken. Dat je door zelf een handeling te verrichten kunt zien wat de gevolgen daarvan zijn. Ik zou dan ook graag een opengewerkte stoomlocomotief hebben staan waar je aan een hendeltje kunt draaien om vervolgens precies te zien wat er binnen in zo’n locomotief gebeurt en waarom hij gaat rijden. Het voordeel hiervan is dat er geen tekstbordje of EDU-trainer aan te
[Afstudeeropdracht Annabelle van Oene]
74
pas hoeft te komen. Nadeel is dat dit vaak hele kostbare dingen zijn en dat je hiermee nog steeds niet informatie biedt over alle treinen. Als je alle bezoekers wil bedienen en over alle treinen informatie wilt geven ontkom je bijna niet aan tekstborden. Tijdens de tentoonstelling Royal Class hebben wij gewerkt met heel veel verschillende manieren van informatieoverdracht. Bezoekers kregen een informatiekrantje, er stonden tekstborden bij de treinen en er liepen acteurs rond. Bezoekers kregen dus op heel veel verschillende manieren informatie aangeboden en dat werd als heel prettig ervaren. Dit komt denk ik omdat je heel veel verschillende soorten mensen hebt. Je hebt bijvoorbeeld mensen die thuis wat meer willen lezen, je hebt mensen die alle tekstborden willen lezen en je hebt mensen die graag naar iets willen luisteren. Wij wilden dat wij de doelgroep die wij met deze tentoonstelling zouden aantrekken, elk wat wils kunnen bieden.’ Wat zou u geen geschikte presentatievorm vinden voor wereld 4? ‘Alles heeft zijn voordelen en zijn nadelen, ik zou daarom niet per defintie zeggen dat er een ongeschikte manier is. Als je dingen gaat ontwikkelen waar je een medium zoals een smartphone voor nodig hebt om het te kunnen gebruiken, dan moet je het ook niet erg vinden dat het dan niet voor iedereen toegankelijk is. Wij als museum kunnen namelijk geen iPad of smartphones gaan uitdelen. Wij hebben met de tentoonstelling ook met QR codes gewerkt, wij merkten dat dit niet echt gebruikt werd.’ Femke Hameetman
Femke Hameetman beschrijft zichzelf als museum expert. Voor mijn onderzoek vroeg ik haar naar haar kijk op de huidige manieren van het presenteren van collectieverhalen in musea. Omdat Femke Hameetman met haar eigen zoontje wel eens Het Spoorwegmuseum bezoekt, kan zij als expert en als ervaringsdeskundige spreken. Hoe denkt u over de huidige manieren voor het presenteren van collectieverhalen in het algemeen? ‘Ik vind tekstbordjes heel goed kunnen werken, ik vind ze vaak alleen geschreven vanuit de aanbieder. Vaak wordt er jargon in de teksten gebruikt wat maakt dat het soms moeilijk te bregrijpen is voor bezoekers. Daarnaast vind ik de vormgeving vaak slecht en zijn de zinnen meestal veel te lang. Je hebt ook veel plekken waar je met een film begint, dit maakt dat je even beter gaat kijken, maar deze films zijn vaak veel te lang waardoor je het niet afkijkt. Daarnaast kun je ook niet altijd zitten of is het benauwd in de ruimte. Wat ik belangrijk vind, is dat je met de informatie die je krijgt dingen in de tentoonstelling gaat zien die je anders niet had gezien. Je moet kijkprikkels krijgen en kunnen referen aan je eigen belevingswereld. Het moet niet te veel zijn en het moet op zo een manier gemaakt zijn dat je het goed tot je kunt nemen. Ik denk dat het goed is als iemand met veel verstand van het onderwerp zoals een conservator of een wetenschapper, bepaalt wat een bezoeker van een tentoonstelling minimaal moet hebben onthouden als hij het museum verlaat. Dit moet dan een vrij algemeen doel zijn. Daarnaast moeten er subdoelen zijn voor de mensen die meer willen weten. Als je dit naar Het Spoorwegmuseum zou vertalen zou je kunnen denken aan
[Afstudeeropdracht Annabelle van Oene]
75
het algemene doel dat bezoekers weten wat de trein heeft betekend voor de ontwikkeling van Nederland. Subdoelen zouden dan kunnen zijn dat je de oudste trein van Nederland hebt gezien en dat je weet hoe passagiers vroeger reisden. Het algemene doel moet voor iedereen te begrijpen zijn, de subdoelen zijn voor mensen die meer willen weten. Dit noemen ze de multigelaagdheid van een tentoonstelling. Belangrijk is dat wat je leest en wat je leert gekoppeld is aan wat je ziet. De teksten die je gebruikt moet je altijd testen bij de leeftijdsgroep waar je het voor maakt. Naast deze ouderwetse vormen heb je natuurlijk nog meer vormen. Je kunt ook aan games denken. ’ Waarop heeft u uw ideeën gebaseerd? ‘Dit is deels op literatuuronderzoek maar deels ook op eigen ervaring. Ik heb heel veel tentoonstellingen gemaakt. Ik heb ook veel gelezen over bijvoorbeeld talenten, dat zijn wat meer pedagogische sociale begrippen zoals hoe nemen mensen dingen tot zich. Ook heb ik online cursusen gevolgd, heel veel teksten geschreven en ben ik op scholen geweest. Ook het krijgen van kinderen heeft mij heel veel nieuwe inzichten gegeven. Hoe moet je collectieverhalen tegenwoordig niet meer presenteren? ‘Musea willen veel met QR codes gaan werken, ik vind dit eigenlijk niet werken. Ik ben zo iemand die de hele dag met zijn smartphone in zijn handen loopt en ik gebruik het toch niet want ik kan er de goede applicatie niet zo snel voor vinden en daar heb ik dan allemaal geen zin in. Een audiotour lijkt mij in Het Spoorwegmuseum ook heel lastig omdat het geen museum is waar ja van object naar object loopt.’ Wat zou u een geschikte manier vinden om de collectieverhalen van de treinen te presenteren? ‘Een oplossing zou ik zo snel niet kunnen bedenken. Wat ik wel weet is dat kinderen een simpel speurtochtje altijd heel leuk blijven vinden. Het kan ze helpen om een beetje richting te vinden binnen de tentoonstelling. Nadat ik zelf kinderen heb gekregen heb ik ook gemerkt dat je als ouder niet alles samen met je kind wilt doen. Je wilt ook soms zelf wat lezen en dan wil je aangesproken worden op je eigen kennisniveau. Er moet balans tussen zitten. Ik zou denken aan kleine boekjes die je kunt meegeven. Bezoekers hebben vragen als waarom is dit item geschiedenis? Wat is de oudste trein die in het museum staat? Je moet bezoekers laten zien wat de ‘Nachtwacht’ en de eregalerij van het museum is. Je moet meer vanuit de bezoeker gaan denken. Je zou de verhalen in bepaalde thema’s kunnen indelen die bezoekers kunnen volgen in het museum. Er zijn namelijk verschillende soorten bezoekers die verschillende soorten informatie willen lezen. Als ik Het Spoorwegmuseum was zou ik nu een ‘best of’ maken en voor de toekomst educatieplannen schijven om de diepere laag in de tentoonstelling te kunnen maken. Als het op zijn allergoedkoopst moet zou ik voor nu tekstbordjes maken met een goed smeuige tekst. Dit is wel ouderwets maar dan is de tekst wel altijd voor iedereen beschikbaar. Het is wel belangrijk dat er dan veel beeld bij zit. Je kunt ook denken aan ‘op de foto met’.
[Afstudeeropdracht Annabelle van Oene]
76
Heb jij een voorbeeld van een manier vanuit de museumwereld die zou passen bij deze collectie? ‘Bij de tentoonstelling de Glorie van Rome hadden wij een onderdeel over de Romeinen in Nederand aan de tentoonstelling toegevoegd. Wij hebben hier geprobeerd iets voor kinderen te doen maar ook voor volwassenen. Wij hadden daarom de teksten dubbel gemaakt, zowel voor volwassen gezelschappen als voor families . Daarnaast hadden wij ook een speurtocht waardoor de kinderen nog meer te weten konden komen over de Romeinen.’ Hoe past transmedia storytelling in musea? ‘Je kunt transmedia storytelling niet één op één vertalen naar musea. Wel kun je jezelf een belangrijk doel stellen dat bezoekers in het museum mee moeten krijgen. De subbdoelen kun je verwerken op andere manieren zoals in boekjes of in een spel dat je in de museumwinkel kunt kopen.’
Bijlage III E-mails Willemien Troelstra [
[email protected]] 26 April 2013 20:54 Beste Annabella van Oene,
Het is al weer enige tijd geleden dat ik in het museum was, dus het totale beeld is al weer flink weggezakt. In het algemeen vind ik dat musea de laatste tijd soms wel erg veel dingen 'opleuken' met computerschermen en ingewikkelde technische gadgets die dan regelmatig storingen hebben. Ik hou ervan om gewoon te kijken en wat te kunnen lezen/uitleg te krijgen als ik meer wil weten. En, als me dan zaken duidelijk worden die zorgen dat ik de informatie kan plaatsen in een groter plaatje (andere ontwikkelingen uit die tijd, uitvindingen) blijft het beter hangen.
Wat ik bedoelde was volgens mij wat achtergrondinformatie waarmee je snapt waarom deze trein het bewaren waard is/een stuk geschiedenis vertelt, dingen zoals: Wanneer en waar reed deze trein? Wat is het verschil tussen deze trein en die andere die hier staan opgesteld? Waar werd de trein voor gebruikt en hoe kun je dat zien? Waarom werd hij afgedankt? Wie/wat reisde ermee?
Ik heb op dit moment geen zin in een interview hierover. Ik hoop dat bovenstaand antwoord al een deel van uw vragen beantwoord. Succes met uw onderzoek.
[Afstudeeropdracht Annabelle van Oene]
77
Ik ben trouwens geen treinenfreak, maar heb wel een beetje een technische achtergrond.
Met vriendelijke groet, Willemien Troelstra
J.H. Tak [
[email protected]] 29 April 2013 11:49 Goede morgen, Graag geef ik mijn reactie per e-mail. Per telefoon wil ik niet.
Bij ons bezoek aan het museum was het rommelig omdat de ijsbaan werd opgebouwd en er veel horeca ruimte was gereserveerd voor besloten groepen. Tevens werkte de attractie (soort achtbaantje) niet. Diverse treinen waren naar buiten verplaatst. Kortom: rommelig. Na onze opmerkingen daarover kregen we van het museum vrijkaartjes om nog eens te komen.
Het is ons opgevallen dat er weinig tot geen feitelijke informatie over de locomotieven, wagons, treinen etc. was aangeven. Zelf ben ik treinen liefhebber en lees spoorweg tijdschriften.
Bezoekers aan het spoorwegmuseum kun je volgens mij grofweg in 2 groepen verdelen: - mensen die het gewoon leuk vinden, al dan niet met kinderen. Speelse factor is van belang - trein geïnteresseerden
Ik beperk mij tot die laatste categorie.
Deze bezoekers gaan naar het museum omdat ze daadwerkelijk geïnteresseerd zijn in het tentoongestelde materieel. Behalve de fraaie aanblik van de treinen willen ze feiten weten:
- wanneer, waar en door wie gebouwd - wanneer en waar ingezet - met welk doel ingezet - afmetingen, gewicht etc. - vermogen van de motoren (diesel, elektrisch, dieselelektrisch, stoom) - etc. etc.
Kortom, een stuk geschiedenis en feitelijkheden.
[Afstudeeropdracht Annabelle van Oene]
78
De presentatie kan natuurlijk eigentijds met beeldschermen etc. maar gewoon een duidelijk stuk tekst kan ook voldoen. Ook zou een gratis lijst met betreffende gegevens verstrekt kunnen worden.
Volgens ons moet een museum in ieder geval zoveel mogelijk feitelijke informatie verschaffen. Om meer publiek te trekken worden vanzelfsprekend aantrekkelijke, speelse mogelijkheden benut. Het Spoorweg museum moet daar naar onze mening echter niet in doorschieten.
Ik hoop dat u iets aan onze opmerkingen heeft.
Met vriendelijke groet, Erik Tak
Bijlage IV Plan van Aanpak Inhoud plan van aanpak afstudeeropdracht Media, Informatie en Communicatie Student Naam student: Annabelle van Oene
Profiel: RMP
Studentnummer: 500546272
Groep: R404
E-mailadres:
[email protected] Telefoonnummer:0640946494 Naam eerste begeleider: P. Bosma Naam tweede begeleider: H. Pflug Datum: Gegevens opdrachtgever: Bedrijf:
Het Spoorwegmuseum
Naam begeleider vanuit het bedrijf:
Sandra Bechtholt
Functie: Hoofd marketing en communicatie
Hoofd marketing en communicatie
Probleemsituatie: Wat:
is de aanleiding?
Wie:
is de opdrachtgever of wie kan iets met de resultaten?
Wanneer:
is het probleem ontstaan?
Waarom:
is het een probleem?
Waar:
doet het probleem zich voor?
Hoe/waardoor:
is het probleem ontstaan?
[Afstudeeropdracht Annabelle van Oene]
79
In de museumsector komen steeds meer presentatievormen voor om collectieverhalen te presenteren aan bezoekers. Om maar een voorbeeld te noemen: kun je kiezen voor het presenteren van museumteksten via een bord, via een audiotour of via een van de vele mogelijkheden die nieuwe media bieden. Voorbeelden hiervan zijn gameapplicaties, Layar en QR codes. (Femke Hameetman, 2010) Een andere presentatievorm waar musea voor zouden kunnen kiezen, is een vorm van transmedia storytelling. Hierbij wordt een verhaal over verschillende platformen verteld. (Kaa, 2009) Een voorbeeld hiervan is het in 2009 ontwikkelde ‘We choose the moon’ van het Kennedy Library & Museum in Boston. Door middel van een transmediale verhalen wereld werd de 40e verjaardag van de Apollo 11 maanlanding gevierd. (Ward,2009) Het Spoorwegmuseum wil zijn bezoeker informatie bieden over de collectie door middel van vermaak. Na de heropening van het museum is daarom gekozen voor een ‘bordjes loos’ museum, tekst wordt dus niet gepresenteerd door teksten op bordjes. (Bechtolt, S. [persoonlijk interview] november 2012) Het museum is ingedeeld in vijf verschillende werelden met verschillende presentatievormen om de collectieverhalen te presenteren. Wereld 1 is een oud mijnwerkersdorp waar je door middel van een audiotour doorheen geleid wordt. Wereld 2 is een theater waar de informatieoverdracht plaatsvindt door middel van een voorstelling, wereld 3 is een achtbaan door een treinendecor, wereld 4 is de grote centrale hal met treinen en verschillende soorten collectiestukken en wereld 5 is een simulatieattractie met videobeelden. Op het buitenterrein wordt informatie gepresenteerd door geluidsfragmenten en een te downloaden applicatie voor iphones. (Evertjan de Rooij, 2005) Het probleem doet zich voor dat de verhalen achter de collectie in wereld 4 (de treinen) niet duidelijk zijn voor de bezoekers. Omdat er geen bordjes bij de collectie hangen, en er verder geen andere vorm is van informatieoverdracht zoals deze in andere werelden wel is, zijn er klagende bezoekers die meer informatie willen. (Bechtolt, S. [persoonlijk interview] november 2012) Dit onderzoek gaat niet over de content, maar over de context van de collectieverhalen. Het gaat dus niet over op welke manier je de teksten interessant kunt schrijven, maar over in welke vorm je ze aan de bezoeker presenteert. Probleemstelling (het WAT van het onderzoek). In welke presentatievorm kunnen collectieverhalen binnen de museummuren zo worden gepresenteerd dat optimale beleving bij de bezoekers wordt gecreëerd en dat dit past binnen het interne museumbeleid, in dit onderzoek toegepast op de collectie van wereld 4 van Het Spoorwegmuseum? Doelstelling (het WAAROM van het onderzoek)
[Afstudeeropdracht Annabelle van Oene]
80
Met de informatie die verkregen wordt uit dit onderzoek kan aan Het Spoorwegmuseum advies gegeven worden over welke presentatievorm voor het presenteren van collectieverhalen optimale beleving bij bezoekers creëert , past binnen het interne beleid (omtrent communicatie tussen collectie en bezoeker) en binnen de museummuren kan worden toegepast op de collectie van wereld 4. Deelvragen Voor de deelvragen in het rapport staat de inleiding van het onderzoek. Hier worden de begrippen en termen die in dit onderzoek worden gebruikt afgebakend. Dit zijn de begrippen oude en nieuwe media, presentatievormen en transmedia storytelling. Door deze begrippen in de inleiding af te bakenen is het duidelijk binnen welke grenzen het onderzoek verloopt. Deelvraag 1: Interne analyse van Het Spoorwegmuseum 1.1 Wat is de ontstaansgeschiedenis van Het Spoorwegmuseum? 1.2 Wat is de visie van Het Spoorwegmuseum? 1.3 Wat is de missie van Het Spoorwegmuseum? 1.4 Presentatievorm collectieverhalen in wereld 1 1.5 Presentatievorm collectieverhalen in wereld 2 1.6. Presentatievorm collectieverhalen in wereld 3 1.7 Presentatievorm collectieverhalen in wereld 4 1.8 Presentatievorm collectieverhalen in wereld 5 1.9 Presentatievorm collectieverhalen buitenterrein 1.9.1 Depotbeheerders 1.9.2 Applicatie Deelvraag 2 : Wat zijn de bestaande presentatievormen voor het presenteren van collectieverhalen? 2.1 Wat wordt er bedoeld met oude media? 2.1.2 Wat voor presentatievormen kun je toepassen met oude media? 2.2 Wat wordt er bedoeld met nieuwe media? 2.2.2. Wat voor presentatievormen kun je toepassen met nieuwe media? 2.3 Wat is de best practice omtrent het presenteren van collectieverhalen in Nederland binnenland waar gebruik is gemaakt van oude media? 2.4 Wat is de best practice omtrent het presenteren van collectieverhalen in Nederland waar gebruik is gemaakt van nieuwe media? 2.5 Wat is de best practice omtrent het presenteren van collectieverhalen in het
buitenland?
Deelvraag 3: Wat zijn belangrijke ontwikkelingen die invloed hebben op de presentatievorm van collectieverhalen? 3.1 Welk ontwikkeling heeft het gedrag van de museumbezoeker doorgemaakt? 3.2 Wat voor sponsering is er vanuit het bedrijfsleven voor digitale innovatie in musea? Deelvraag 4: Transmedia storytelling 4.1 Wat is transmedia storytelling?
[Afstudeeropdracht Annabelle van Oene]
81
4.2 Wat zijn de mogelijkheden van transmedia storytelling? Deelvraag 5: Doelgroepsanalyse 5.1 Wat is de gehele doelgroep van Het Spoorwegmuseum? 5.2 Welk deel van de doelgroep wordt gekozen voor dit onderzoek? (focusdoelgroep) 5.3 Wat voor media gebruikt de focusdoelgroep? 5.3.1 Hoe vaak maakt de focusdoelgroep gebruik van nieuwe media? 5.3.2 Hoe vaak maakt de focusdoelgroep gebruik van oude media? 5.4 Wat voor soort musea bezoekt de focusdoelgroep? 5.4.1 Wat zoekt de focusdoelgroep in een museum? Deelvraag 6: Inventarisatie van mogelijke presentatievormen aansluitend op wensen doelgroep 6.1 Welke presentatievormen sluiten het beste aan bij de wensen van de doelgroep?
Verantwoording methode van onderzoek 2.1 Deskresearch Voor het literatuuronderzoek wordt gebruikt gemaakt van boeken, dagbladartikelen, rapporten, onderzoeken, websites en syllabi. Voor informatie wordt gezocht op termen als beleving, storytelling in musea, presenteren van tekst, en informatieoverdrachtsvormen in musea. Een belangrijk begrip uit het literatuuronderzoek is transmedia storytelling. Voor informatie over dit begrip wordt gezocht op termen als transmedia storytelling, transmedia storytelling in musea, transmedia storytelling opties. Door middel van de bronnen uit gevonden literatuur zal er verder gezocht worden, het zogenoemde sneeuwbaleffect. Voor informatie voor de interne analyse van Het Spoorwegmuseum kan ik in eerste instantie van de volgende museumbronnen gebruik maken: Doelgroep analyse, het boek ‘Oog voor detail’ en de jaarverslagen. Verder kan ik met al mijn vragen contact opnemen met Het Spoorwegmuseum, zij beantwoorden mijn vragen of voorzien mij van de juiste interne bronnen. Voor informatie over de doelgroep zal gebruik gemaakt worden van de website van het CBS. Hier zijn allerlei verschillende gegevens over de doelgroep te vinden zoals: de omvang, mediagebruik en museumbezoeken. Overige gegevens worden op internet en in databases gezocht op termen als museumbezoek gezinnen. Ook hier zal door middel van het sneeuwbaleffect verder gezocht worden. 2.2 Onderzoeksmethode 1 Voor het eerste deel van het onderzoek worden de klachten van de bezoekers geïnventariseerd. Daarnaast wordt hen gevraagd in welke presentatievorm zij de verhalen achter de collectie graag gepresenteerd krijgen. Klachten zijn bij het museum bekend door middel van het klachtenbestand. In dit klachtenbestand zijn alle klachten vanaf 2010 tot en met 2012 opgenomen. Overige gegevens zijn bekend door middel van een
[Afstudeeropdracht Annabelle van Oene]
82
extern doorlopende doelgroep analyse door Hendrik Beerda (merkadviseur). Maandelijks worden hier de resultaten van bekend gemaakt. Uit beide documenten blijkt het tekort aan informatievoorziening in het museum. Doelgroep analyse In januari dit jaar hebben 846 respondenten meegewerkt aan dit onderzoek, 16% hiervan gaf als verbeterpunt aan ‘de informatievoorziening in het museum’. In februari waren dit 859 respondenten en 15%. In deze maanden waren er respectievelijk 31199 en 21089 bezoekers. Klachtenbestand In het klachtenbestand van Het Spoorwegmuseum zijn over de periode 2010-2012 momenteel 250 klachten geregistreerd. In deze periode hebben 956.074 bezoekers Het Spoorwegmuseum bezocht. Van de 250 klachten gaan er 15 specifiek over een tekort aan informatie over de collectie. Andere klachten gaan over allerlei uiteenlopende zaken. Het eigen onderzoek zal plaatsvinden aan de hand van het klachtenbestand van Het Spoorwegmuseum. Hiervoor is gekozen omdat bij de klachten ook contactgegevens zijn achtergelaten, deze mensen kunnen benaderd worden door middel van e-mail of telefoon. (Bij respondenten uit de doelgroep analyse is dit niet het geval). In goed overleg met Het Spoorwegmuseum wordt besloten met welke inleidende tekst de mensen benaderd zullen worden. Het interview zal plaatsvinden aan de hand van een half gestructureerde vragenlijst. Hiervoor is gekozen omdat er zo ook nog ruimte blijft voor eigen inbreng van de geïnterviewde. Om een goed beeld te krijgen van de klachten worden er van de geregistreerde klachten over een tekort aan informatie 5 mensen benaderd met de vraag of zij willen mee werken aan het onderzoek. Door 1/3 van de klagende bezoekers te benaderen, blijft er ruimte in het onderzoek voor het geval mensen niet willen meewerken aan het onderzoek. De andere 10 klachten dienen dan als reserve. Welke topics/onderwerpen? -
Wat is precies uw klacht ten aanzien van de informatievoorziening betreffende de collectie in Het Spoorwegmuseum? Wat vindt u van de overige vormen van informatievoorziening in Het Spoorwegmuseum? Hoe zou u graag de collectieverhalen over de treinen gepresenteerd zien? Heeft u een interessante voorbeeld uit andere musea die u bezocht heeft?
2.3 Onderzoeksmethode 2 Voor het tweede deel van het onderzoek wordt er een panel van experts samengesteld. Dit zijn mensen die werkzaam zijn in Het Spoorwegmuseum als hoofd exploitatie, hoofd educatie plus een expert van buitenaf uit de museumbranche, Femke Hameetman. Er is voor deze twee specifieke medewerkers van Het Spoorwegmuseum gekozen omdat zij het interne beleid omtrent de communicatie tussen collectie en bezoeker hanteren in het museum. Om het onderzoek in een breder perspectief te plaatsen, is er gekozen om het panel aan te vullen met een museum expert van buitenaf. Op deze manier wordt er met dit onderzoek niet alleen naar de
[Afstudeeropdracht Annabelle van Oene]
83
mogelijkheden voor Het Spoorwegmuseum gekeken maar ook naar mogelijkheden in het algemeen. De medewerkers uit Het Spoorwegmuseum worden via de telefoon benadert om een afspraak te maken van ongeveer één uur. Deze afspraak zal plaats vinden in het museum. Als hier geen tijd voor is wordt er een telefonisch een interview afgenomen. De medewerkers van Het Spoorwegmuseum worden geïnterviewd over het interne beleid omtrent communicatie vanuit de collectie naar de bezoeker. Dit zal plaats vinden aan de hand van een gestructureerde vragenlijst. Er is gekozen voor een kwalitatief onderzoek omdat het om meningen en belangen gaat, niet om cijfers. De medewerkers van het museum wordt gevraagd naar het heersende interne beleid voor het presenteren van museumteksten. Zoals eerder al vermeld wil Het Spoorwegmuseum informatie bieden door middel van vermaak. Wat zijn de afspraken die nu in het museum gelden omtrent het presenteren van museumteksten? Waar is dit beleid op gebaseerd? Waarom is er voor de manieren van museumtekst presenteren zoals die nu in het museum zijn gekozen? Welke manieren willen ze überhaupt niet in het museum? Wat voor presentatievorm zouden zij passend vinden voor de verhalen achter de te bezichtigen treinen? Femke Hameetman beschrijft zichzelf als kunsthistoricus en museumspecialist. Voor dit onderzoek wordt zij gevraagd naar haar kijk op het exposeren van museumteksten. Zij wordt benaderd voor het onderzoek via haar e-mail adres dat op haar blog vermeld staat. De afspraak zal of op locatie of telefonisch plaatsvinden. De keus hiervan zal bij haar liggen. Het interview zal plaatsvinden aan de hand van een half gestructureerde vragenlijst. Hiervoor is gekozen omdat er zo ook nog ruimte blijft voor haar eigen inbreng blijft. Femke Hameetman wordt gevraagd hoe zij denkt dat museumteksten momenteel het best gepresenteerd kunnen worden? Op welke manier creëer je het meeste beleving bij de bezoeker? Waarop heeft zij haar ideeën gebaseerd? Wat zou zij (na uitleg van beleid en museum) passend vinden voor het presenteren van collectieverhalen over treinen? Wat vindt zij goede en slechte voorbeelden uit de museumwereld? Operationaliseren van begrippen - presentatievorm In dit onderzoek wordt met de presentatievorm de context bedoeld waarin de collectieverhalen worden gepresenteerd. Dit kunnen bijvoorbeeld rondleidingen of videobeelden zijn. Omdat het onderzoek zich beperkt tot binnen de muren van het museum, vallen presentatievormen die niet binnen de muren van het museum voor iedereen te raadplegen zijn af. -Oude en nieuwe media De uitdrukking nieuwe media wordt gebruikt sinds de jaren ’60. Met deze term worden eigenlijk digitale media bedoelt zoals het internet en het Word Wide Web. Nieuwe media kenmerken zich onder andere doordat ze voor verschillende toepassingen tegelijk gebruikt kunnen worden, terwijl oude media slechts voor één toepassing tegelijk gebruikt kunnen worden. Met de definitie van nieuwe media als digitale media wordt deze term in dit onderzoek afgebakend tot game applicaties en location based services.
[Afstudeeropdracht Annabelle van Oene]
84
Oude media wordt in dit onderzoek afgebakend tot niet digitale media zoals tekstborden, fotografie, traditionele film/geluidsfragmenten en informatieflyers. (Dijkman, 2006) -Transmedia storytelling Met dit begrip wordt bedoeld dat je een verhaal met een begin en een eind over verschillende platformen vertelt. Dit begrip verschilt van crossmedia. Waar transmedia over de tijd via diverse media een verhaallijn beschrijft, is crossmedia slechts het inzetten van meerdere kanalen om een verhaal over te brengen. In een crossmediaal verhaal wordt dus exact hetzelfde verhaal verteld via verschillende kanalen. In een transmediaal verhaal vertelt elk kanaal zijn eigen unieke deel van het verhaal. (Kaa van der, 2009)
Belang van het onderzoek binnen de branche Teksten in musea verschaffen de bezoeker toegang tot wat hij ziet. In sommige musea leeft nog het traditionele idee dat kunst voor zichzelf spreekt. Dat er onder museumbezoekers echter een grote behoefte bestaat aan teksten bij collectie blijkt uit verschillende onderzoeken van Temme en van Megen et al (1985). Museumteksten hebben drie functies: 1. de functie om het publiek te informeren over de getoonde werken 2. de functie om de samenhang tussen de getoonde werken te tonen 3. de functie om de overkoepelende invalshoek van de tentoonstelling te belichten (Torringa, J. 2000) Het belang van het presenteren van collectieverhalen aan bezoekers is dus bekend. Op de vraag in welke vorm de bezoekers de verhalen gepresenteerd willen hebben, is geen eenduidig antwoord. Dit onderzoek moet de museumbranche inzicht bieden in de manieren waarop musea collectieverhalen kunnen presenteren aan bezoekers en wat de ontwikkelingen op dit gebied zijn.
Concept hoofdstukindeling Titelblad Voorwoord Managementsamenvatting Hierin komt een samenvatting van het onderzoek. Samenvatting Engels Hierin komt een samenvatting van het onderzoek in het Engels. Inhoudsopgave Inleiding In dit hoofdstuk komt een inleiding van het onderzoek met daarin de aanleiding van het onderzoek en de probleem- en doelstelling. Ook zullen hier de gebruikte termen en begrippen afgebakend worden. 1.
Interne analyse van Het Spoorwegmuseum
[Afstudeeropdracht Annabelle van Oene]
85
Hierin wordt uitgelegd wat de missie, visie en ontstaansgeschiedenis van het museum is. Ook wordt er gekeken naar de al bestaande presentatievormen van collectieverhalen in de verschillende werelden van het museum. 2.
3.
Inventarisatie van bestaande presentatievormen voor het presenteren van de collectieverhalen Hierin wordt uitgelegd wat er al voor presentatievormen zijn voor het presenteren van collectieverhalen. Ook zullen hier goede en minder goede voorbeelden vanuit andere musea geanalyseerd worden. In dit hoofdstuk wordt er ook buiten het interne beleid van Het Spoorwegmuseum gekeken. Belangrijke ontwikkelingen die invloed hebben op de presentatievorm van collectieverhalen Hierin wordt uitgelegd wat voor ontwikkelingen er plaatsvinden in de communicatie tussen collectie en bezoeker en wat voor ontwikkelingen er zijn op het gebied van presentatievormen voor het presenteren van collectieverhalen.
4.
Transmedia storytelling Hierin wordt gekeken naar de definitie, de opties en concrete toepassingen van transmedia storytelling.
5.
Doelgroep analyse Hierin wordt uitgelegd wie de doelgroep van het museum is en wie de focusdoelgroep voor dit onderzoek is. Ook worden er verschillende soorten gegevens van de focusdoelgroep besproken.
6.
Samenhang onderzochte presentatievormen en wensen van de doelgroep Hierin wordt een inventarisatie gemaakt van de onderzochte presentatievormen om vervolgens te beschrijven welke het beste aansluiten bij de wensen van de focusdoelgroep.
7.
Resultaten eigen onderzoek bezoekersklachten Hierin worden de resultaten uit het eerste deel van het eigen onderzoek beschreven.
8.
Resultaten eigen onderzoek expertpanel Hierin worden de resultaten van het tweede deel van het eigen onderzoek beschreven.
9.
Conclusie Hierin worden de verschillende resultaten met elkaar vergeleken om vervolgens conclusies te trekken.
10. Advies Hierin wordt een advies gegeven over wat de presentatievorm is waarin Het Spoorwegmuseum haar collectieverhalen over de te bezichtigen treinen aan de bezoekers kan presenteren. 11. Evaluatie Hierin wordt beschreven hoe het onderzoek is verlopen, wat er goed ging en wat er minder goed is gegaan. 12. Literatuurlijst 13. Bijlagen Advies/eindproduct Het onderzoek zal resulteren in een rapportage met daarin de resultaten van het onderzoek. In deze rapportage zal een hoofdstuk ‘aanbevelingen’ opgenomen worden. Hierin zal advies gegeven worden over in welke presentatievorm Het Spoorwegmuseum haar collectieverhalen uit wereld 4 aan de bezoeker kan presenteren.
Tijdsplanning Deadline plan van aanpak: 5 maart inleveren Na de goedkeuring van het plan van aanpak zal direct contact opgenomen worden met de leden van het expertpanel om af te spreken wanneer de interviews plaats kunnen vinden. Deskresearch: Week 10: deelvraag 1, 2, 3 beantwoorden Week 11: deelvraag 4,5,6 beantwoorden Onderzoek: -
Week 12: Opstellen topiclijst en inleidende tekst in samenspraak met Het
Spoorwegmuseum.
[Afstudeeropdracht Annabelle van Oene]
86
Afnemen interviews klagende bezoekers -
Week 13: voorbereiden interviews expertpanel afnemen interviews expertpanel
Week 16: uitloop Uitwerken resultaten : Week 17, 18 Schrijven conclusie en aanbevelingen Week 19 Afronden Week 20 Inleveren concept: - Week 21, maandag 20 mei Aanpassen na concept controle: - Week 22 Inleveren rapport: 4 juni (week 23) Afstudeermoment : 28 juni Afspraken over de begeleiding -
Elk hoofdstuk na afronding toesturen per e-mail om hier feedback op te krijgen. Per maand een afspraak inplannen om te bespreken hoe het onderzoek verloopt. Bij overige vragen mailen. Concept laten lezen voor inleverdatum.
Bronnen Boijmans museum. Kitsa Pechlivanidis (2011) Wireless stories in het museum van de toekomst. Geraadpleegd op 7 februari 2013, van: http://www.boijmans.nl/nieuweeducatie/2011/03/wireless-stories-in-het-museumvan-de-toekomst/ CBS-statline. http://statline.cbs.nl/StatWeb/dome/?LA=NL Dijkman, F. (2006) Het medialandschap (deel 1). Geraadpleegd op 27 februari 2013, van: http://www.frankwatching.com/archive/2006/10/14/het-medialandschap-deel-1/ Dille, Sirin. Bos, Sjors (2012). Transmedia storytelling: de ontvanger als onderdeel van het verhaal. Geraadpleegd op: 2 maart 2013, van: http://www.frankwatching.com/archive/2012/07/16/transmedia-storytelling-deontvanger-als-onderdeel-van-het-verhaal/ EM-museaal (2012) Volop nieuwe kansen met games in de erfgoedsector. Geraadpleegd op 7 februari 2013, van: http://nieuws.museaal.em-cultuur.nl/p/2844947921/volop-nieuwe-kansen-met-games-in-deerfgoedsector Femke Hameetman ( 30 oktober 2010). Transmedia Storrytelling voor musea, of hoe Starwars een inspirerend voorbeeld kan zijn om een tentoonstelling te maken. Geraadpleegd op 15 januari 2013, van: http://museumblogger.blogspot.dk/2010/10/transmedia-stoytelling-ook-voor-musea.html Fokker, P. (2010). Museummedia, initiatief uit de lage landen; Een museumbezoek heeft iets sacraals. In Museumtijdschrift. okt/nov 2012, p. 69 Frankwatching.com.(2011) De museumervaring begint steeds vaker online. Geraadpleegd op 15 januari 2013, van: http://www.frankwatching.com/archive/2011/10/12/de-museumervaring-begint-steeds-vakeronline/
[Afstudeeropdracht Annabelle van Oene]
Kaa, van der, Hille. (2009) Transmediastorytelling: trend of tool? Geraadpleegd op 27 februari 2013, van: http://www.frankwatching.com/archive/2009/06/15/transmedia-storytelling-trend-of-tool/ Metropolis.com. Erik van Tuijn (2010). Museum Apps. Geraadpleegd op: 27 december 2012, van: http://metropolism.com/magazine/2010-no6/museum-apps/ Rooij, de, E. (2005). Oog voor detail. Utrecht: Branding grafisch ontwerp Bno. SNS reaal fonds (2013). Innovatie in musea. Geraadpleegd op: 15 januari 2010, van: http://www.snsreaalfonds.nl/programmaregeling/digitale-innovatie-in-musea/thema The museum of the future. Jasper Visser (2012) Digital storytelling that stands out in the digital age. Geraadpleegd op 7 februari 2013, van: http://themuseumofthefuture.com/2012/10/11/digitalstorytelling-how-to-tell-a-story-that-stands-out-in-the-digital-age/ Rijksoverheid. (2012) Belastingmuseum. Geraadpleegd op 7 februari 2013, van: http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/toespraken/2012/06/07/20120607belastingmuseum.html Jan Toringa (2000). Tekst bij beeld. [Wetenschappelijk onderzoek]. Letty Ranshuysen. (2009). Museummonitor 2009. [ Rapport]. Onderzoeksbureau Letty Ranshuysen. Manovich, Lev. (2001), The Language of New Media – MIT Press, Cambridge Pine, J. & Gilmore, J.H. (2012). Belevingseconomie. Academic Service. Museumconsulenten(2000). Basiscursus Museum en Publiek. [Syllabus]. Pontzen, R. (2 december 2011). Analyse de nieuwe museum belevenis. De Volkskrant. Kunst p. 2-3-4 Verhoeven, N. (2007). Wat is onderzoek. Boom onderwijs. Ward, Erik. (2009). JFK Presidential Library Launches WeChooseTheMoon.org to Mark 40th Anniversary of the Moon Landing. Geraadpleegd op: 2 maart 2013, van: http://www.urlwire.com/news/061809.html
87
[Afstudeeropdracht Annabelle van Oene]
88