Rapport ten behoeve van Accreditatie hbo bachelor opleiding Bouwkunde - BK, voltijd, deeltijd Hogeschool van Amsterdam Instituut Bouwkunde en Civiele Techniek
Rapport ten behoeve van Accreditatie hbo bachelor opleiding Bouwkunde - BK voltijd, deeltijd Hogeschool van Amsterdam Instituut Bouwkunde en Civiele Techniek
Hobéon Certificering BV Februari 2005 Auditteam: Drs. W.G. van Raaijen Prof.dr. A.C.J. Eekhout Ir. J.Dirksen Ing. B.J.A. Bresser Drs. R.F. Stapert
INHOUDSOPGAVE
1. 1.1. 1.2. 1.2.1. 1.2.2. 1.2.3. 1.2.4. 1.2.5. 1.2.6.
INLEIDING Bereik van de beoordeling Beoordelingsprocedure en werkwijze Vóórtraject: nul-meting Beoordelingsprocedure en werkwijze Beslisregels Auditteam Deelnemers visitatie Programma visitatie
2.
BEVINDINGEN EN BEOORDELING Onderwerp 1: Doelstellingen opleiding Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Facet 1.2. Niveau Bachelor Facet 1.3. Oriëntatie HBO Onderwerp 2: Programma Facet 2.1. Eisen HBO Facet 2.2. Relatie tussen Doelstelling en Inhoud Programma Facet 2.3. Samenhang Programma Facet 2.4. Studielast Facet 2.5. Instroom Facet 2.6. Duur Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Onderwerp 3: Inzet van personeel Facet 3.1. Eisen HBO Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Onderwerp 4: Voorzieningen Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Facet 4.2. Studiebegeleiding Onderwerp 5: Interne kwaliteitszorg Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Onderwerp 6: Resultaten Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Facet 6.2. Onderwijsrendement
6 6 10 13 15 15 18 20 22 24 26 27 29 31 31 33 34 36 36 37 39 39 41 42 43 43 45
SAMENVATTEND OORDEEL Oordeelschema Bouwkunde, voltijd Oordeelschema Bouwkunde, deeltijd Integraal oordeel/ advies aan NVAO
47 47 49
3. 3.1. 3.2. 3.2.
BIJLAGE I: Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaring externe auditoren BIJLAGE II: Programma visitatie 09 september 2004
1 1 1 2 4 5 5 5
50 52
1.
INLEIDING
1.1.
Bereik van de beoordeling
1.1.1. De Hogeschool van Amsterdam, in casu het Instituut Bouwkunde en Civiele Techniek, verzorgt de hbo bachelor opleidingen Bouwkunde, Civiele Techniek en Vastgoedkunde. 1.1.2. Het onderhavige rapport heeft betrekking op de opleiding Bouwkunde. De opleiding Bouwkunde wordt uitgevoerd als voltijd- en als deeltijdopleiding. 1.1.3. Hobéon Certificering heeft zijn oordeel over de voltijdopleiding Bouwkunde en de deeltijdopleiding Bouwkunde in één rapport samengevat omdat beide gericht zijn op dezelfde eindkwalificaties en binnen één gemeenschappelijk beleids- en uitvoeringskader aangeboden worden. Niettemin wordt in het rapport, daar waar nodig, het onderscheid tussen de twee varianten zichtbaar gemaakt. 1.1.4. De basis voor het onderzoek van Hobéon Certificering werd gevormd door de Management Review van de opleiding Bouwkunde (voltijd en deeltijd).
1.2.
Beoordelingsprocedure en werkwijze
1.2.1.
Vóórtraject: nul-meting
Ter voorbereiding op het traject leidend tot een accreditatiebeslissing door de NVAO met betrekking tot de bachelor opleiding Bouwkunde heeft Hobéon Certificering op verzoek van het Instituut Bouwkunde en Civiele Techniek op 11 maart 2004 een nul-meting uitgevoerd die met name was gericht op het door het Instituut gehanteerde kwaliteitszorgsysteem en de onderliggende processen. Inhoudelijke toetsing door vakspecifieke deskundigen maakte geen onderdeel uit van de nul-meting. Doel van de nul-meting was na te gaan of het het Instituut naar het oordeel van Hobéon Certificering voldoende was voorbereid op het feitelijke accreditatietraject. Uit de nul-meting concludeerde Hobéon Certificering, dat met betrekking tot enkele opleidingsaspecten het Instituut de wijze van kwaliteitsborging niet voldoende had gedocumenteerd. Het betreft hier zaken als ‘toetsen en beoordelen’, ‘stages’, ‘implementatie herontwerp deeltijdopleiding Bouwkunde’. Ter afsluiting van zijn voorbereidingen op het feitelijk accreditatieonderzoek heeft het Instituut de documentatie op deze punten aangevuld. De nul-meting werd verricht door Wienke Blomen en Willem van Raaijen, beiden respectievelijk als directeur en senior adviseur verbonden aan Hobéon Certificering. Als secretaris traden op Annegreet van der Ros en Robert F. Stapert, beiden eveneens verbonden aan Hobéon Certificering respectievelijk als adviseur communicatie en senior adviseur. Hierbij zij aangetekend dat conform de met de NVAO gemaakte afspraken de samenstelling van het auditteam in het kader van het accreditatie-onderzoek een grotendeels andere samenstelling had. Zie § 1.2.4.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HvA -BK versie 1.0 1
1.2.2.
Beoordelingsprocedure en werkwijze
1.2.2.1. Bij de beoordeling van de betreffende opleiding is uitgegaan van het door de NVAO vastgestelde “Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs”. Daarin staan de onderwerpen en facetten vermeld waarop een VBI zich bij de beoordeling van een opleiding moet richten. Voorts zijn daarin opgenomen de criteria aan de hand waarvan een VBI moet bepalen of de basiskwaliteit van de betreffende opleiding als voldoende kan worden beoordeeld. Om de beoordeling voor alle partijen inzichtelijk te maken heeft Hobéon Certificering bovengenoemd Accreditatiekader nader uitgewerkt in een checklist (“Checklist Accreditatie HBO Bachelor”) waarin de per facet gerubriceerde NVAO-criteria nader zijn gespecificeerd in zogeheten ‘deelvragen’. Voorafgaand aan het feitelijk accreditatieonderzoek heeft Hobéon Certificering de Hogeschool van Amsterdam (HvA) en het Instituut Bouwkunde en Civiele Techniek ervan op de hoogte gesteld, dat deze checklist bij de beoordeling van de hbo bachelor opleiding Bouwkunde (BK-opleiding) gehanteerd zou worden. 1.2.2.2. Met betrekking tot het opleidingsspecifieke referentiekader geldt het volgende: De BK-opleidingheeft zich zich voor wat betreft beroepsprofiel, doelstelling en opleidingscompetenties tenminste gebaseerd op het landelijk BK-beroepsprofiel en op de daaraan gerelateerde opleidingscompetenties, zoals vastgesteld in het landelijk overleg tussen verwante HBO-opleidingen enerzijds en het BK-beroepenveld anderzijds. (Zie onder facet 1.1.: “Domeinspecifieke Eisen”). Het auditteam heeft dit opleidingsspecifieke referentiekader beoordeeld en geconstateerd dat het in voldoende mate gespecificeerd is en passend is voor een BK-opleiding op HBO-niveau. Het auditteam heeft dit kader in zijn beoordeling betrokken. Zie voorts onder facet 1.1. 1.2.1.3. De beoordelingsprocedure van Hobéon Certificering kent twee hoofdmomenten: Documentanalyse Het gaat hier om een analyse en beoordeling van de door het Instituut en door de BK-opleiding (voltijd en deeltijd) aangeleverde schriftelijke informatie: (i) Management Review, (ii) de in het kader van de interne sturingscyclus opgeleverde managementrapportages en (iii) de onderliggende documentatie die betrekking had op bijvoorbeeld: strategische keuzen en de positie in de markt, interne organisatie, de (systematiek van) interne kwaliteitszorg en de daarmee samenhangende verbetermaatregelen, ontwikkelingen in het beroepenveld, beroeps- en opleidingsprofielen, (validatie) eindkwalificaties, curriculum en de interne en externe evaluatie daarvan, werkvormen, toetsing en beoordeling, kwantitatief en kwalitatief personeelsbeleid, externe relaties, internationalisering, instroombeleid, studiebegeleiding, rendement. Op basis van deze door het Instituut en de BK-opleiding (voltijd en deeltijd) aangeleverde documentatie, heeft het auditteam zich een beeld kunnen vormen van de primaire en secundaire processen van de BKopleiding. Het auditteam heeft dit beeld getoetst aan zaken als: ambitieniveau, toekomstgerichtheid, innovatief vermogen, kwaliteitsbewaking via interne en externe evaluatie, arbeidsmarktrelevantie, resultaatgerichtheid, continuïteit, studenten- en docentenbelangen. Voorafgaand aan de visitatie (zie hieronder) werd het management van het Instituut op de hoogte gesteld van de voorlopige bevindingen van het auditteam op basis van zijn documentanalyse.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HvA -BK versie 1.0 2
Audit De audit was gericht op een actieve ‘controle’ door middel van een ééndaagse visitatie1, uitgevoerd door een auditteam waarvan deel uitmaakten één externe onafhankelijke deskundige op het gebied van Bouwkunde, één externe onafhankelijke deskundige op het gebied van Civiele Techniek2, één student, één lead auditor vanuit Hobéon Certificering en één auditor (onderwijsdeskundige), eveneens vanuit Hobéon Certificering. Laatstgenoemde trad ook op als secretaris. Onder ‘controle’ moet hier worden verstaan dat het auditteam op verschillende niveaus (management, coördinatie, examencommissie, docenten, studenten, staf) heeft getoetst (i) of de in de documentatie beschreven beleidsvoornemens en de daaraan gerelateerde uitvoeringsprocessen zijn geïmplementeerd en (ii) of de overige in de documentatie vervatte informatie verifieerbaar is. Deze verificatie door het auditteam geschiedde enerzijds door hetzelfde onderwerp meerdere malen en met verschillende geledingen te bespreken en anderzijds aan de hand van additionele (tijdens de visitatie verstrekte) documentatie en -daar waar het de huisvesting en materiële voorzieningen betreft- ook door eigen waarneming. Hieronder volgen enkele voorbeelden van de door het auditteam tijdesn de visitatie geraadpleegde additionele documentatie: overzicht van de samenstelling van de werkveld-gremia waarmee de BK-opleiding overleg voert; verslagen van die bijeenkomsten met het werkveld; overzicht CV’s van (gast)docenten; netwerkoverzicht docenten; verslagen van de functioneringsgesprekken met docenten; verslagen van docentevaluaties; verslagen van studievoortgangsgesprekken met studenten; detailbeschrijving van modules, cases en de daaraan gekoppelde opdrachten; portfolio’s van studenten en de (schriftelijke weergave van de) beoordeling daarvan door docenten; stageverslagen en -beoordelingen; de zogeheten ‘beroepsproducten’ die gedurende de opleiding door studenten worden opgeleverd; de ‘eindproducten’ van studenten. Aldus had het auditteam voldoende instrumenten om zich op gedetailleerd niveau op de hoogte te stellen van inhoud, opzet, uitvoering en resultaten van het BK-opleidingsprogramma (voltijd en deeltijd) en van de daarmee samenhangende personele, organisatorische en materiële voorzieningen. Het auditteam heeft op deze wijze alle in het NVAO “Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs” vermelde facetten beoordeeld op basis waarvan een samenvattend oordeel per onderwerp werd gegeven. Een en ander werd vastgelegd in een conceptrapport dat aan het Instituut en de BK-opleiding werd voorgelegd voor een toets op eventuele feitelijke onjuistheden. Het voorliggende rapport is de weergave van het oordeel van het auditteam met daarbij de gronden waarop dat oordeel is gebaseerd.
1
2
Visitatie heeft plaatsgevonden op 09 september 2004. Binnen dit traject heeft Hobéon Certificering ook de hbo bachelor opleiding Civiele Techniek beoordeeld. De neerslag van die beoordeling is vastgelegd in een afzonderlijk rapport: “Rapport ten behoeve van hbo bachelor opleiding Civiele Techniek, voltijd”.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HvA -BK versie 1.0 3
1.2.3.
Beslisregels
Met als uitgangspunt de Beslisregels Accreditatie zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader heeft Hobéon Certificering de volgende beslisregels toegepast. A. De scores op de per onderwerp gerubriceerde facetten leiden tot een score op het betreffende onderwerp en wel volgens de regels onder C. B.
Binnen de beoordeling van een facet is er ruimte voor een eigen afweging van het auditteam: • uitvoering/praktijk weegt zwaarder dan beleid/theorie; (beter een goed functionerende regeling die slecht is opgeschreven dan omgekeerd); • primaire processen wegen zwaarder dan secundaire.
C.
Van facetten naar onderwerp. Hier geldt het volgende: • een facet kan volgens de NVAO Beslisregels Accreditatie ‘onvoldoende’, ‘voldoende’, ‘goed’ of ‘excellent’ scoren; • een onderwerp kan volgens de NVAO Beslisregels Accreditatie slechts ‘onvoldoende’ of ‘voldoende’ scoren; • een onderwerp krijgt de score ‘voldoende’ indien alle facetten tenminste ‘voldoende’ hebben gescoord of indien één facet ‘onvoldoende’ en de overige tenminste ‘voldoende’ hebben gescoord, mits er een acceptabel verbeterplan beschikbaar is voor het facet met de score ‘onvoldoende’; • een onderwerp krijgt de score ‘onvoldoende’ indien één facet ‘onvoldoende’ heeft gescoord en er geen acceptabel verbeterplan voor dit facet beschikbaar is; • een onderwerp krijgt de score ‘onvoldoende’ indien meer dan één facet ‘onvoldoende’ heeft gescoord, ongeacht of er voor die facetten acceptabele verbeterplannen zijn.
D. Indien voor een onderwerp een hogere score dan ‘voldoende’ gerechtvaardigd is, dan wordt dat met inachtneming van de regels onder E, als ‘extra aantekening’ vermeld. E.
3
Met betrekking tot de ‘extra aantekening’ geldt het volgende: • een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘goed’ indien alle facetten van dat onderwerp ‘goed’ hebben gescoord of indien één facet ‘voldoende’ en de overige facetten ‘goed’ of ‘excellent’ hebben gescoord;3 • een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘excellent’ als alle facetten van dat onderwerp ‘excellent’ hebben gescoord of indien één facet ‘goed’ en de overige facetten ‘excellent’ hebben gescoord; • een onderwerp krijgt geen extra aantekening indien één van de facetten van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord.
Zie overigens de opmerking in voetnoot 7 bij facet 2.6.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HvA -BK versie 1.0 4
1.2.4.
Auditteam
Het auditteam was als volgt samengesteld: Voorzitter: Drs. W.G. van Raaijen, senior adviseur Hobéon Certificering. Leden: Prof.dr. A.C.J. Eekhout, president-directeur Octatube International bv; hoogleraar ‘Product Development’, Faculteit Bouwkunde, TU Delft; Ir. J. Dirksen, commercieel directeur en waarnemend manager Civiele Constructies en Installaties, Ingenieursbureau Amsterdam – IBA; Ing. B.J.A. Bresser, in 2003 afgestudeerd (Bouwkunde, Hogeschool van Utrecht), thans studerend aan de TU Delft (master opleiding Architectuur); Drs. R.F. Stapert, senior adviseur Hobéon Certificering. Secretaris: Drs. R. F. Stapert, senior adviseur Hobéon Certificering. Voor curricula vitae: zie Bijlage I.
1.2.5.
Deelnemers visitatie
Het auditteam heeft tijdens de visitatie gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers vanuit de verschillende geledingen van de BK-opleiding (voltijd en deeltijd): management, coördinatoren, docenten, studenten en staf. Voor een volledig overzicht van de deelnemers aan de visitatie: zie bijlage II.
1.2.6.
Programma visitatie 09 september 2004
Zie Bijlage II.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HvA -BK versie 1.0 5
2.
BEVINDINGEN EN BEOORDELING
Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Dit onderwerp kent drie facetten: 1. domeinspecifieke eisen; 2. niveau bachelor; 3. oriëntatie hbo.
Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Criterium Het facet ‘Domeinspecifieke Eisen’ van het onderwerp ‘Doelstellingen Opleiding’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk)?
Bevindingen Onderstaande bevindingen hebben betrekking op zowel de voltijd- als de deeltijdopleiding. 1.1.1. Alle hbo bachelor opleidingen Bouwkunde (BK) en Civiele Techniek (CT) zijn verenigd in de “Hoger Onderwijs Groep Bouw en Ruimtelijke Ordening” (HOG-B&R), voorheen het Clusteroverleg Bouwnijverheid. Dit Clusteroverleg heeft meegewerkt aan de totstandkoming van de kernkwalificaties Bouwkunde, die in 1997 op landelijk niveau door het beroepenveld zijn gevalideerd en vastgesteld. Deze kernkwalificaties beschrijven de functie (Bouwkundig ingenieur), de eindtermen en de belangrijkste studieonderdelen van de BK-opleiding. 1.1.2. In 2003 is in het kader van het zogeheten project Competent HTNO deze set van eindkwalificaties, in opdracht van HOG-B&R , omgezet naar competenties. Daarbij is een indeling gemaakt in een viertal competentie-gebieden: (i) zelfsturende competenties, (ii) sociaal-communicatieve competenties, (iii) algemene HBO ingenieurscompetenties en (iv) beroepsspecifieke competenties. Deze landelijk ontwikkelde competenties zijn tot standgekomen in nauw overleg tussen de betreffende HBO-opleidingen binnen de HOG-B&R enerzijds en tussen HOG-B&R en het beroepenveld anderzijds. Op het niveau van de opleiding zijn deze landelijk ontwikkelde competenties gevalideerd door de Instituuts Adviesraad –IAR. (Zie § 1.1.5.) De beroepsspecifieke competenties hebben betrekking op (i) ontwikkelen projectdefinitie, (ii) ontwerpen, (iii) bestek- en indieningsgereed maken van projectinformatie, (iv) organiseren van contractvorming, (v) voorbereiden van de realisering, (vi) handhaven, bewaken en bijsturen van het uitvoeringsplan , (vii) evalueren en terugkoppelen van de projectgegevens en (viii) beheren van gebouwen. Om de samenhang tussen de afzonderlijke competenties van elk van de vier hierboven genoemde competentiegebieden te versterken, heeft de BK-opleiding (voltijd en deeltijd) ze in een BK competentiematrix onderling met elkaar in verband gebracht en geoperationaliseerd. Telkens wordt daarbij een relatie gelegd tussen de zelfsturende, sociaal-communicatieve en algemene HBO-ingenieurscompetenties enerzijds en de algemene BK- en specifieke BK-competenties anderzijds.4
4
Algemene BK- competenties zijn die waarover alle bouwkundig ingenieurs moeten beschikken. Specifieke BK-competenties zijn uitgesplitst naar (i) stedenbouwkundig ontwerpen, (ii) architectonisch ontwerpen, (iii) bouwtechnisch ontwerpen, (iv) constructief ontwerpen en (v) bouwmanagement. (Zie ook: § 1.1.4.)
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HvA -BK versie 1.0 6
Elke competentie is beschreven volgens een vast stramien: de context, de situatie, het beroepsdomein, het resultaat, de prestatie-indicatoren, de rol, de kenmerkende taken & activiteiten en de kritieke situaties / dilemma’s. 1.1.3. De BK-opleiding (voltijd en deeltijd) heeft de landelijk overeengekomen competenties, zo heeft het auditteam aan de hand van bovengenoemde competentie-matrix kunnen waarnemen, onverkort in haar eigen opleidingsprofiel opgenomen. 1.1.4. Vanuit haar visie dat afgestudeerde HBO bouwkundig ingenieurs voor een groot deel werkzaam zijn in het beroepsdomein ‘ontwerpen’, legt de opleiding een extra accent op dit domein. Iets wat blijkt uit het feit , dat zij de ‘ontwerp-competentie’ nader heeft uitgewerkt in: (i) stedenbouwkundig ontwerpen, (ii) architectonisch ontwerpen, (iii) bouwtechnisch ontwerpen, (iv) constructief ontwerpen, (v) uitvoeringstechnisch ontwerpen en (vi) ‘integraal ontwerpen’. Het concept ‘integraal ontwerpen’ is het belangrijkste inhoudelijke uitgangspunt van waaruit het BKopleidingsprogramma is ontworpen, in nauwe samenwerking overigens met de opleiding Civiel Techniek. Dit blijkt onder meer uit het feit dat (i) de 2e helft van het 2e studiejaar (in termen van de opleiding: de blokken 7 en 8) alsmede het 4e studiejaar in inhoudelijk programmatisch opzicht geheel gericht zijn op het verwerven van de voor ‘integraal ontwerpen’ noodzakelijke kennis, inzicht en competenties. Het auditteam is daar zeer positief over. 1.1.5. Zowel de landelijk overeengekomen en landelijk gevalideerde competenties als de “Amsterdamse” toevoegingen (zie § 1.1.4.) zijn voorts gevalideerd door de Instituuts Adviesraad (IAR). Deze Adviesraad bestaat uit externe deskundigen uit het Bouwkunde-werkveld (architectenbureaus en BNA), uit vertegenwoordigers van de stagebiedende organisaties en uit alumni. Uit de samenstelling van de IAR, waar het auditteam inzage in heeft gehad, blijkt dat het BK-werkveld goed is vertegenwoordigd in termen van positie en ervaring van de betreffende leden. Voorts blijkt uit de IARsamenstelling dat de inbreng vanuit de regio Groot Amsterdam geborgd is. 1.1.6. Naar het oordeel van het auditteam heeft de BK-opleiding op deze wijze een helder, goed uitgewerkt, samenhangend en werkvelddekkend referentiekader voor haar programma (voltijd en deeltijd) ontworpen. Het auditteam is daar zeer positief over. Bovendien doet dit referentiekader recht aan het hoge functie-niveau waarop de bouwkundig HBOingenieur werkzaam is: bouwtechnisch ontwerper, opzichter, projectleider, adviseur bouwkundige regelgeving, adviseur bouwfysica, hoofd bedrijfsbureau, bouwplaatsmanager. 1.1.7. Analyse van het huidige curriculum en van de modulebeschrijvingen daarbinnen, laat zien dat alle onderdelen van dit referentiekader expliciet de grondslag vormen voor het BK-opleidingsprogramma, voltijd en deeltijd. (Zie ook onder facet 2.) 1.1.8. Met betrekking tot internationalisering geldt (o.a.) het volgende. a. De BK-opleiding participeert actief in de European Association of Architectural Education. Dat zij actief participeert, blijkt ondermeer uit het feit dat de opleiding het initiatief heeft genomen tot het opzetten van een Intensive Programme (IP) ‘Exploring the public city’. Partners in dit programma zijn: Technische Fachhochschule Berlin, Robert Gordon University te Aberdeen, Kobenhavns Tekniske Skole en Polytechnika Krakowska.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HvA -BK versie 1.0 7
b.
Voorts participeert de opleiding in het Alfa project ‘Aurora’ (thema: Architecture and Urban Development); een project gericht op uitwisseling van studenten en docenten. Partners zijn: Technische Fachhochschule Berlin, Pontificia Universidad Catolica de Chile, Santiago, Universidade Federal do Rio de Janeiro, Politecnico di Milano, Universidad de Alicante en Instituto Superior Politecnico J.A. Echeverria in Havana.
c.
De BK-opleiding is ook betrokken bij de ontwikkeling van een tweejarige internationale master opleiding (Urban Agglomerations) samen met de Fachhochschule Frankfurt am Main, University Malmö en University Aveiro in Portugal.
d.
Met ingang van het studiejaar 2005-2006 start de BK-opleiding een international classroom voor Nederlandse en buitenlandse studenten.
e.
Voor wat betreft het opleidingsprogramma zelve, is de opleiding gestart met een analyse van haar programma met name gericht op de internationale aspecten van het BK-beroep.
De uitkomsten van deze analyse alsmede de ervaringen opgedaan (bijvoorbeeld via het inschakelen van buitenlandse gastdocenten) in bovenstaande netwerken en projecten zullen met ingang van het studiejaar 2005-2006 , zo blijkt uit de nota “Internationalisering Opleiding Bouwkunde”, leiden tot versterking van de internationale dimensie binnen het opleidingsprogramma. Het aan het Instituut verbonden Lectoraat Meervoudig Intensief Ruimtegebruik – MIR zal daarbij ook een belangrijke rol spelen; bijvoorbeeld door het organiseren (o.a. in april 2005) van internationale workshops. 1.1.9. Samenvattend is het auditteam van oordeel dat de eindkwalificaties van de BK-opleiding goed aansluiten op de eisen van het werkveld. De (in 2003) in gang gezette actualisering van deze eindkwalificaties naar competenties, wordt gedegen aangepakt en mede in internationaal perspectief geplaatst. De ‘Amsterdamse’ profilering op het gebied van integraal ontwerpen heeft een sterk innovatieve dimensie waarmee de opleiding niet alleen laat zien goed op de hoogte te zijn van de ontwikkelingen in het werkveld (Built Environment), maar ook dat zij daar in programmatisch opzicht expliciet op anticipeert.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HvA -BK versie 1.0 8
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert het facet ‘Domeinspecifieke Eisen’ voor de BK-opleiding (voltijd en deeltijd) als goed en wel op grond van de volgende observaties:
de eindkwalificaties van de opleiding sluiten rechtstreeks aan bij de eisen die op landelijk niveau door vakgenoten binnen het BK-domein worden gesteld aan de betreffende opleiding; de eindkwalificaties sluiten direct aan bij de eisen die op landelijk niveau door de BK-beroepspraktijk aan de betreffende opleiding worden gesteld; zij zijn ook door de IAR gevalideerd; de ‘Amsterdamse’ profilering op het gebied van integraal ontwerpen betekent een belangrijke en voor het werkveld zeer relevante innovatie van de opleiding; de hierboven bedoelde op landelijk niveau overeengekomen en door het werkveld gevalideerde beroepscompetenties zijn, naar het oordeel van het auditteam, een goede afspiegeling van (i) de ontwikkelingen binnen het BK-domein en (ii) het hoge functieniveau waarop de bouwkundig ingenieur geacht wordt te opereren; de actieve participatie van de opleiding in diverse internationale projecten laat zien, dat de opleiding zich ook uitdrukkelijk richt op internationale ontwikkelingen en deze in haar programma wil incorporeren.
Naar het oordeel van het auditteam heeft de BK-opleiding -in samenspraak met het beroepenveld- een helder, goed uitgewerkt, samenhangend, werkvelddekkend èn innovatief referentiekader voor haar programma ontworpen.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HvA -BK versie 1.0 9
Facet 1.2. Niveau Bachelor Criterium Het facet ‘Niveau Bachelor’ van het onderwerp ‘Doelstellingen Opleiding’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor?
Bevindingen Het auditteam heeft de eindkwalificaties van de BK-opleiding (voltijd en deeltijd) geanalyseerd om te bepalen of deze kwalificaties beantwoorden aan het niveau ‘bachelor’ zoals weergegeven in de zogeheten Dublin Descriptoren. In de Dublin Descriptoren worden de volgende dimensies onderscheiden, bij elk waarvan hieronder een beschrijving wordt gegeven in relatie tot de BK-eindkwalificaties. Voor zover het sectoroverstijgende kwalificaties betreft, zijn de BK-eindkwalificaties aantoonbaar gebaseerd op de 10 generieke kwalificaties zoals door de commissie Franssen vastgelegd in haar rapport Prikkelen, presteren en profileren. (Deze worden binnen de HTNO-sector aangeduid met de termen ‘Algemene HBO ingenieur competenties’, ‘sociaal communicatieve competenties’ en ‘zelfsturing competenties’.) Kennis en inzicht De eindkwalificaties waarop de BK-opleiding (voltijd en deeltijd) zich richt, zijn zodanig dat zij niet verworven kunnen worden zonder gedegen kennis en inzicht in bijvoorbeeld : (i) architectonische, bouwtechnische, constructieve en uitvoeringstechnische concepten en ontwerpmethodieken, (ii) bouwfysica, bouwtechniek, constructie en toegepaste mechanica, (iii) computer-aided drafting , (iv) bouwplaatsmanagement, (v) calculatie, (vii) ontwikkelingen binnen aanpalende disciplines als Civiele Techniek en Planologie. In de BK competentie-matrix wordt deze dimensie van de Dublin Descriptoren expliciet geplaatst in het perspectief van ‘brede professionalisering’: vakoverstijgend denken gericht op integratie van kennis, inzicht en vaardigheden in uiteenlopende professionele situaties. Daarmee laat de opleiding zien, dat zij deze Dublin Descriptor uitdrukkelijk als referentie heeft gehanteerd. In de programmabeschrijving zijn deze en andere kennisgebieden vertaald in blokken en daarbinnen in modulen, zodat niet alleen op het niveau van de eindkwalificaties, maar ook op programmaniveau dit element van de Dublin Descriptoren zichtbaar wordt. Toepassen Kennis en inzicht De beroepsspecifieke (deel)competenties zijn alle gericht op het uitvoeren van de kerntaken van de bouwkundig ingenieur. Iets wat zichtbaar gemaakt wordt in de beroepsproducten die studenten tijdens de opleiding geacht worden te maken. Bijvoorbeeld: (i) technische specificaties in de vorm van tekeningen, berekeningen en beschrijvingen, (ii) architectonisch, bouwtechnisch, constructief en uitvoeringstechnisch ontwerp, (iii) uitvoeringsplannen, (iv) nacalculaties, (v) beheer- en onderhoudsplannen. In de beroepsspecifieke (deel)competenties wordt expliciet naar deze en andere beroepsproducten verwezen. De vermelde ‘producten’ impliceren een professionele toepassing door de student van zijn verworven kennis en inzicht.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HvA -BK versie 1.0 10
In de BK competentie-matrix wordt deze dimensie van de Dublin Descriptoren expliciet geplaatst in het perspectief van ‘probleemgericht werken’, ‘(wetenschappelijke) toepassing’ en ‘complexiteit in het professioneel handelen’. Daarmee laat de opleiding zien, dat zij deze Dublin Descriptor uitdrukkelijk als referentie heeft gehanteerd. Omdat het BK-programma is opgebouwd rond aan de praktijk ontleende projecten, is het verwerven van kennis en inzicht vanaf het eerste tot en met het laatste jaar gericht op het ontwikkelen van beroepsproducten en -dus- op ‘toepassing’. Oordeelsvorming Zowel de (algemene) hbo competenties als de beroepsspecifieke (deel)competenties behelzen het hele spectrum van (i) analyse/probleemdefinitie, (ii) projectdefinitie, (iii) structuurontwerp, voorlopig ontwerp, definitief ontwerp: functioneel, technisch, financieel, (iii) uitwerking: bestek, prijsvorming, (iv) realisering: werkvoorbereiding, uitvoering, oplevering, (v) beheer en gebruik, (vi) evaluatie. De daarmee verband houdende vaardigheden zijn expliciet gericht op het maken van keuzen. Dit vooronderstelt dat de student in staat is problemen te analyseren en mogelijke oplossingsstrategieën tegen elkaar af te wegen, uit te (laten) voeren en daarna te evalueren. In de BK competentie-matrix wordt deze dimensie van de Dublin Descriptoren expliciet geplaatst in het perspectief van ‘methodisch en reflectief denken en handelen’ en ‘besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid’. Daarmee laat de opleiding zien, dat zij deze Dublin Descriptor uitdrukkelijk als referentie heeft gehanteerd. Deze op oordeelsvorming gerichte competenties komen in het BK-programma in elk onderwijsblok systematisch terug, zo blijkt uit de blokbeschrijvingen waar het auditteam inzage in heeft gehad. Communicatie In de competenties waar de BK-opleiding zich op richt, is ‘communiceren’ als afzonderlijke competentiegebied van de bouwkundig ingenieur opgenomen en in een drietal deelcompetenties uitgewerkt: communiceren, leidinggeven en samenwerken. In de BK competentie-matrix wordt deze dimensie van de Dublin Descriptoren expliciet geplaatst in het het perspectief van ‘sociaal-communicatieve bekwaamheid’ (overleggen, vergaderen, presenteren, informeren, adviseren e.d.) en ‘basis managementbekwaamheid’ (leiding geven, organiseren, delegeren, stimuleren). Daarmee laat de opleiding zien, dat zij deze Dublin Descriptor uitdrukkelijk als referentie heeft gehanteerd. Blijkens de blokbeschrijvingen waarin telkens de leerdoelen zijn aangegeven, komt het element ‘communicatie’ prominent aan de orde in termen van mondelinge presentaties, schriftelijke rapportages, overleg voeren, verschillende gesprekstypen. Uit deze blokbeschrijvingen en uit de projectwerkvorm die in het programma een belangrijke plaats inneemt en waarin het aspect ‘samenwerken’ wordt geoperationaliseerd, blijkt dat de competentie ‘communicatie’ niet alleen op het niveau van de eindkwalificaties, maar ook op programmaniveau zichtbaar is.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HvA -BK versie 1.0 11
Leervaardigheden Voor de BK-opleiding geldt, dat de te verwerven competenties een aantal metavaardigheden van de studenten veronderstellen die expliciet op het eigen leren zijn gericht opdat de student in staat is (i) zich tijdens de beroepsuitoefening verder te professionaliseren en (ii) vervolgstudies op een hoger niveau te doorlopen. Deze metavaardigheden staan in de competenties vermeld in termen van ‘zelfverantwoordelijk werken, en leren’. In de BK competentie-matrix is deze dimensie van de Dublin Descriporen expliciet geplaatst in het perspectief van ‘kennistransfer, brede inzetbaarheid en professionalisering’: ontwikkelen van cognitieve vaardigheden. Daarmee laat de opleiding zien, dat zij deze Dublin Descriptor uitdrukkelijk als referentie heeft gehanteerd. Op het niveau van het opleidingsprogramma wordt dit zichtbaar in de op kennisontwikkeling gerichte modulen en -vooral- in de projectopdrachten die een groot beroep doen op het zelflerend vermogen van de student.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert het facet ‘Niveau Bachelor’ voor de de BK-opleiding (voltijd en deeltijd) als goed en wel op grond van de volgende observaties:
de eindkwalificaties van de BK-opleiding bevatten alle elementen waar de Dublin Descriptoren betrekking op hebben en wel met een bereik en diepgang die overeenkomen met het niveau waar de Dublin Descriptoren naar verwijzen; de BK-opleiding heeft (in haar competentie-matrix) de Dublin Descriptoren zorgvuldig uitgewerkt naar deelcompetenties; de BK-opleiding heeft de Dublin Descriptoren en de nadere uitwerking daarvan in deelcompetenties, aantoonbaar in een rechtstreeks verband gebracht met het opleidingsprogramma en de daarbinnen gehanteerde werkvormen.
Sterk punt acht het auditteam, dat de BK-opleiding (voltijd en deeltijd) elke afzonderlijke Dublin Descriptor aantoonbaar als referentiepunt hanteert, waardoor alle BK-opleidingskwalificaties direct herleidbaar zijn tot de internationaal geaccepteerde bachelor-kwalificaties. Iets, wat bovendien op programma-niveau zichtbaar wordt gemaakt, zo blijkt uit de blokbeschrijvingen. Anders gezegd, de internationaal geaccepteerde bachelor-kwalificaties zijn ook in het programma zelve verankerd.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HvA -BK versie 1.0 12
Facet 1.3. Oriëntatie HBO Criteria Het facet ‘Oriëntatie HBO’ van het onderwerp ‘Doelstellingen Opleiding’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: • Zijn de eindkwalificaties van de opleiding mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties? • Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor de betreffende opleiding vereist of dienstig is?
Bevindingen “Oriëntatie hbo” kent twee dimensies. Hoger onderwijs enerzijds, beroepsonderwijs anderzijds. Hoger Onderwijs 1.3.1. Het beroepsprofiel en de daarmee samenhangende beroepscompetenties van de BK-opleiding (voltijd en deeltijd) beschrijven een hoog niveau van beroepsuitoefening (zie onder facet 1.1.) en sluiten aantoonbaar aan (zie onder facet 1.2.) bij de beschrijving van het bachelor niveau in de Dublin Descriptoren. Daarmee is aangegeven dat de BK-opleiding gerekend kan worden tot het hoger onderwijs. De BK-opleiding heeft de Dublin Descriptoren rechtstreeks in verband gebracht met het programma en met de daarin gehanteerde werkvormen. Via de BK competentie-matrix wordt dit verband expliciet en inzichtelijk gemaakt. Op deze wijze heeft de opleiding (voltijd en deeltijd) de dimensie hoger onderwijs aantoonbaar in haar programma verankerd. Beroepsonderwijs 1.3.2. De competenties van de BK-opleiding (voltijd en deeltijd) zijn geformuleerd in termen van beroepscompetenties die aantoonbaar (zie 1.1) in samenspraak met het BK-beroepenveld zijn opgesteld en door dat beroepenveld zijn gevalideerd zowel landelijk als (via de IAR) regionaal. Daarmee is op het niveau van opleidingsdoelstellingen de oriëntatie op het voor de bouwkundig ingenieur relevante werkveld geborgd. Anders gezegd: de BK-opleiding is een beroepsopleiding. Voorts betekent de keuze voor ‘integraal ontwerp’ (zie § 1.1.4.) een substantiële innovatie die goed aansluit op één van de belangrijkste actuele ontwikkelingen binnen het BK-domein (en binnen het domein van Civiele Techniek). Voor een nadere uitwerking van de relatie tussen de BK-eindkwalificaties en het BK-programma: zie facet 2.1.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HvA -BK versie 1.0 13
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert het facet ‘Oriëntatie HBO’ voor de BK-opleiding (voltijd en deeltijd) als goed en wel op grond van de volgende observaties:
de BK-opleiding heeft de eindkwalificaties rechtstreeks, volledig en op zorgvuldige wijze ontleend aan de door het relevante beroepenveld opgestelde BK-beroepsprofiel. (Zie onder facet 1.1.);
in de van dit beroepsprofiel afgeleide opleidingsspecifieke kwalificaties en competenties wordt ook het niveau van de beginnende beroepsbeoefenaar geformuleerd;
de BK-opleiding heeft de relatie tussen enerzijds inhoud, bereik en niveau van de eindkwalificaties en anderzijds het programma en de daarbinnen gepositioneerde blokken en gehanteerde werkvormen volledig en inzichtelijk in kaart gebracht en daaruit blijkt, dat de opleiding (voltijd en deeltijd) het landelijk overeengekomen BK-beroepsprofiel in haar programma heeft verankerd en daarbij ook het beroepenveld (IAR) heeft betrokken. Meer nog, zij heeft er een sterk innovatieve (en actuele) dimensie aan toegevoegd door het concept ‘integraal ontwerpen’ als uitgangpunt te nemen.
SAMENVATTEND OORDEEL “DOELSTELLINGEN OPLEIDING”: VOLDOENDE Het auditteam beoordeelt het Onderwerp ”Doelstellingen Opleiding” voor de opleiding Bouwkunde (voltijd en deeltijd) als voldoende.
De BK-opleiding heeft goed zicht op de ontwikkelingen in het BK-domein en zij heeft haar inzicht qua bereik, thematiek en diepgang op voortreffelijke wijze vertaald naar opleidingsdoelstellingen (en naar programma-onderdelen!) waarbij zij het BK-werkveld uitdrukkelijk heeft betrokken.
Tevens anticipeert de BK-opleiding door haar gerichtheid op ‘integraal ontwerpen’ uitdrukkelijk op een van de belangrijkste ontwikkelingen in het (brede) werkveld ‘Built Environment’.
Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel alle facetten van het onderwerp “Doelstellingen Opleiding” als goed. Dit rechtvaardigt (zie § 1.2.3. onder D en E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam deze kwalificatie als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HvA -BK versie 1.0 14
Onderwerp 2: Programma Dit onderwerp kent acht facetten: 1.eisen hbo; 2. relatie tussen doelstellingen en inhoud; 3. samenhang programma; 4. studielast; 5. instroom; 6. duur; 7. afstemming tussen vormgeving en inhoud; 8. beoordeling en toetsing.
Facet 2.1. Eisen HBO Criteria Het facet ‘Eisen HBO’ van het onderwerp ‘Programma’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAOcriteria: • Vindt kennisontwikkeling van studenten plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontwikkeld studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek? • Heeft het programma aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline? • Waarborgt het programma de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft het aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk?
Bevindingen 2.1.1. De programmabeschrijving van de opleiding laat zien dat de opleidingsstructuur veel openingen biedt naar de BK-beroepspraktijk:
In elk onderwijsblok van het 1e en 2e jaar staat een project centraal waar studenten werken aan een opdracht die rechtstreeks is ontleend aan de beroepspraktijk. Deze opdrachten (real life projecten, bijvoorbeeld: “Stadscampus HvA”) worden ‘binnengebracht’ door de docenten van wie het overgrote deel ook in BK-domein werkzaam is. Aan deze projecten zijn telkens practica gekoppeld door middel waarvan studenten in de gelegenheid worden gesteld de voor de uitvoering van de projectopdrachten noodzakelijke (deel)vaardigheden te verwerven.
Voorts is in het kader van de Studieloopbaanbegeleiding in het 1e blok een onderdeel “Beroepsoriëntatie” opgenomen waarin studenten kennismaken met het BK-werkveld en de maatschappelijke relevantie van het werk van de BK-ingenieur. Bovendien komen de studenten gedurende het 1e en het 2e jaar rechtstreeks in contact met de beroepspraktijk via excursies en werkbezoeken.
In het 3e jaar volgen de studenten twee stages van elk 100 dagen: één stage in een uitvoerend bedrijf en één stage in een ontwerp-, advies-, toezichthoudend en/of ingenieursbureau. Deze stages worden uitgevoerd op basis van een Plan van Aanpak (PvA) dat door de student wordt opgesteld in samenspraak met de opleiding en de stagebiedende organisatie. In het PvA staat concreet aangegeven welke competenties de student tijdens te stage dient te verwerven en op welke wijze (via welke concrete acties en opdrachten) hij zulks realiseert. Op deze wijze en via de afspraken met betrekking tot de begeleiding door de stagebegeleider en de werkbegeleider wordt de interactie tussen opleiding en werkveld gestructureerd.
Het laatste semester van het 4e jaar (dat is het jaar waar de studenten zich specialiseren in één van de vier afstudeerrichtingen : Architectuur, Stedenbouwkunde, Bouwtechniek, Constructie en Bouwmanagement) is geheel gewijd aan het zogeheten afstudeerproject, dat de studenten uitvoeren in opdracht van een externe organisatie: ingenieursbureaus, architectenbureaus.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HvA -BK versie 1.0 15
Elk jaar organiseert de BK-opleiding, samen met de opleidingen Civiele Techniek en Vastgoedkunde, een zogeheten Instituutsbrede Projectweek (IP) gedurende welke de studenten in verschillende projectgroepen werken aan de oplossing van een realistisch en actueel praktijkprobleem, bijvoorbeeld “De invulling van de Zuid-as in Amsterdam”. De resultaten van de verschillende projectgroepen worden beoordeeld door een jury uit het werkveld (ca 20 gastdocenten).
2.1.2. Het opleidingsprogramma is (en wordt) ontwikkeld en uitgevoerd door docenten met een sterke relatie met het beroepenveld, zo blijkt uit het netwerkoverzicht van het docentencorps, maar ook uit het feit dat het merendeel in de beroepspraktijk werkzaam is. 2.1.3. Behalve voor de inbreng tijdens de IP worden gastdocenten ook veelvuldig ingezet voor het verzorgen van lezingen en het organiseren van workshops. Op deze wijze maakt de BK-opleiding, samen met de opleiding Civiele Techniek per jaar gebruik van 40 à 50 gastdocenten. 2.1.4. Het lectoraat Meervoudig Intensief Ruimtegebruik – MIR is (sinds 2003) rechtstreeks betrokken bij de BK-opleiding, hetgeen ertoe bijdraagt dat ook via die weg de interactie met de beroepspraktijk wordt verstevigd en verruimd. Ondermeer door het inbrengen van opdrachten voor toegepast onderzoek. Bijvoorbeeld: (i) “De stad als bouwplaats”, (ii) “Stapelen of de hoogte in”. 2.1.5. Voor de deeltijdvariant geldt, dat de studenten gedurende de opleiding in de beroepspraktijk werkzaam zijn. Vanaf 2003 is een goed gestructureerd en goed gedocumenteerd proces in gang gezet om het deeltijdprogramma in overeenstemming te brengen met het voltijdprogramma. Dit betekent dat de deeltijdopleiding vanaf 2003 dezelfde interactie-mechanismen kent als die welke hierboven met betrekking tot de voltijdopleiding zijn beschreven. Met uitzondering van de 3e jaarstage. Immers de deeltijdopleiding kent geen stage, omdat de deeltijdstudent reeds werkzaam is in de beroepspraktijk. Analyse van het verbeterplan met betrekking tot het deeltijdprogramma, dat met ingang van 2003 is geïmplementeerd, laat zien dat ook het deeltijdprogramma ruime openingen biedt naar de BKberoepspraktijk. Is er in de voltijdopleiding een duidelijk gestructureerde interactie tussen opleiding en stage-werkplek via PvA en begeleidingsafspraken, in de deeltijdopleiding wordt de (kwaliteit van de) interactie met de werkplek geborgd door middel van (i) werkplek-scan, (ii) persoonlijk ontwikkelingsplan (POP) voor studenten, (iii) student portfolio’s en (iv) een ‘360-graden feedback procedure’ om de competentieontwikkeling op de werkplek te ondersteunen en te beoordelen. Analyse van dit specifieke element ‘interactie opleiding-werkplek’, met de implementatie waarvan in 2004 is gestart, geeft het auditteam het vertrouwen dat de deeltijdopleiding dit aspect binnen haar programma op hetzelfde niveau brengt als waarop de voltijdopleiding de interactie tussen opleiding en stage-werkplek realiseert. 2.1.6. Samenvattend concludeert het auditteam dat de BK-opleiding (voltijd en deeltijd) ruime en goed gereguleerde mogelijkheden creëert voor de student om zichzelf te scholen (en geschoold te worden) in frequente en goed gestructureerde interacties met de beroepspraktijk. Sterker nog, vanwege het feit dat het merendeel van de docenten ook in de BK-praktijk werkzaam is en vanwege het feit dat de opleiding veelvuldig gebruik maakt van gastdocenten, vindt de interactie gedurende de gehele opleiding op een ‘natuurlijke’ en vanzelfsprekende manier plaats.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HvA -BK versie 1.0 16
2.1.7. De interactie tussen de opleiding en de beroepspraktijk vindt ook plaats via bijeenkomsten (tenminste driemaal per jaar) met de Instituuts Adviesraad – IAR. Uit de verslaglegging van deze bijeenkomsten blijkt, dat het in de IAR vertegenwoordigde beroepenveld een belangrijke rol speelt in de opleiding via het inbrengen van actuele voor het werkveld relevante ontwikkelingen. Voorts blijkt uit deze verslaglegging, maar ook uit de gesprekken tijdens de visitatie, dat opleiding en IAR gezamenlijk optrekken daar waar het gaat om het verder ontwikkelen van het BK-onderwijs. 2.1.8. Daarnaast beschikt de opleiding over een netwerk van relaties (organisaties en personen) uit het BKwerkveld (“Netwerk Beroepenveld”), waarvan zij systematisch gebruik maakt. Bijvoorbeeld: als opdrachtgever en aanbieder van onderwijsprojecten, als extern beoordelaar , als gastdocent, als praktijkdocent, als begeleider van afstudeerprojecten, als werkgever van deeltijdstudenten. 2.1.9. Het auditteam heeft ook inzage gehad in de door de opleiding gehanteerde vakliteratuur. Naar het oordeel van het auditteam is de gebruikte literatuur relevant, actueel en en zeer wel passend binnen het HBO-niveau. 2.1.10. Met betrekking tot internationalisering voert de opleiding een actief beleid. Zie daarvoor § 1.1.8.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert voor de BK-opleiding (voltijd en deeltijd) het facet ‘Eisen HBO’ als goed en wel op grond van de volgende observaties:
het programma van de opleiding biedt via de projecten, de practica en via de stages en de afstudeerfase aan de student zeer ruime mogelijkheden om zijn kennis te ontwikkelen in interactie met het beroepenveld; de interactie tussen het binnenschools BK-programma en de stage-werkplek is goed geregeld en gestructureerd via de PvA-systematiek en via de afspraken tussen de opleiding, de student en de stagebiedende organisatie met betrekking tot de studentbegeleiding; het opleidingsprogramma is aantoonbaar ontworpen in samenspraak met het BK-beroepenveld; de gebruikte vakliteratuur en het studiemateriaal zijn exemplarisch voor de state of the art in het BKdomein; de opleiding schakelt gedurende het hele programma systematisch en frequent gastdocenten uit het BK-werkveld in; zij geven lezingen, organiseren workshops, brengen (deeltijdopleiding) real life projecten in, spelen een rol in de begeleiding van afstudeerders; al het bovenstaande geldt ook voor de deeltijdopleiding; voor de deeltijdopleiding geldt, dat de interactie tussen de opleiding en de werkplek van de deeltijdstudent met ingang van 2004 goed wordt aangepakt op een wijze die deze interactie op hetzelfde niveau brengt als de interactie die de voltijdopleiding realiseert tussen haar binnenschools programma en de stage-werkplek.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HvA -BK versie 1.0 17
Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Criteria Het facet ‘Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma” van het onderwerp “Programma” is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: • Is het programma een adequate concretisering van de eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen? • Zijn de eindkwalificaties adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma ? • Biedt de inhoud van het programma de studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken?
Bevindingen Het onderstaande is van toepassing op zowel de voltijd- als de deeltijd BK-opleiding. 2.2.1. De vertaling van de BK-eindkwalificaties naar het studieprogramma wordt zichtbaar in de leerdoelen van elk semester en vervolgens in de leerdoelen van de blokken en de daarin gepositioneerde projecten. De goed uitgewerkte competentie-matrix (zie onder facet 1) verschaft een systematisch overzicht van de relatie tussen de onderscheiden competenties en de leerdoelen op semester- en blokniveau. Vervolgens zijn in het leerplan deze doelstellingen voor elk blok op gedetailleerde wijze geoperationaliseerd naar project-, practicum en module-niveau. Het auditteam heeft op basis van het BK-programma en op basis van een analyse van verschillende blokbeschrijvingen goed zicht gekregen op de inhoud, het bereik en het niveau van de doelstellingen en (zie ook § 2.2.2.) op de mate van concreetheid. Het auditteam concludeert dat op de verschillende niveaus van het programma (semester, blok, project, practicum, module) een duidelijke relatie bestaat tussen deze doelstellingen (leerdoelen) en de BK-eindkwalificaties. Onderdeel van de blok- en projectleerdoelen is het maken van een beroepsproduct, individueel of in groepsverband. Voorbeelden daarvan werden het auditteam getoond. Op basis daarvan is het auditteam van mening dat de eisen waaraan deze beroepsproducten (moeten) voldoen, expliciet anticiperen op die welke in het beroepenveld worden gesteld. Daarmee wordt in het programma een direct en zichtbaar verband gelegd tussen de inhoud, het niveau en de oriëntatie van het programma enerzijds en de BKeindkwalificaties anderzijds. Samenvattend merkt het auditteam op, dat de opleiding er op deze wijze in is geslaagd op alle niveaus binnen het programma de functionaliteit van de programmaonderdelen (ten opzichte van elkaar en in het perspectief van de BK-eindkwalificaties) inzichtelijk te maken. Het auditteam is daar zeer positief over. 2.2.2. Door de koppeling van de projectresultaten (output) aan de leerdoelen is de mate waarin de student de leerdoelen heeft gerealiseerd, goed toetsbaar, waarmee het auditteam wil aangeven dat de leerdoelen vertaald zijn naar concreet professioneel gedrag dan wel naar professionele ‘producten’. 2.2.3. De vormgeving van de blokken en de projecten gaat uit van een leeromgeving waarin het leerproces van de student centraal staat en waarbij de kennis (verworven via ondersteunende modules) en de vaardigheden (verworven via de practica), door de student in stelling moet worden gebracht wil hij de projectopdrachten met succes kunnen uitvoeren.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HvA -BK versie 1.0 18
2.2.4. Bieden inhoud en vormgeving van de afzonderlijke projecten de studenten de gelegenheid om de vereiste deelcompetenties te verwerven, de wijze waarop vervolgens de projecten in een in complexiteit opklimmende reeks binnen het totale programma zijn gepositioneerd, maakt het de student mogelijk alle eindkwalificaties op het vereiste niveau te verwerven.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert voor de BK-opleiding (voltijd en deeltijd) het facet ‘Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma’ als goed en wel op grond van de volgende observaties:
de opleiding heeft op semester-, blok-, project- en vak/practicumniveau door het hele programma heen op inzichtelijke en zorgvuldige wijze leerdoelen vastgesteld die aantoonbaar zijn af te leiden van de BKeindkwalificaties en -voor wat betreft de tweede helft van het 2e jaar en het 4e jaar- van de ‘Amsterdamse’ eindkwalificaties met betrekking tot het aspect ‘integraal ontwerpen’; de leerdoelen hebben het bereik en het niveau corresponderend met het bereik en het niveau van de BK-eindkwalificaties en -voor wat betreft de tweede helft van het 2e jaar en het 4e jaar- aan de ‘Amsterdamse’ eindkwalificaties met betrekking tot het aspect ‘integraal ontwerpen. Sterk punt daarbij is, zo oordeelt het auditteam, dat de opleiding daarbij telkens de onderscheiden dimensies van de Dublin Descriptoren als referentie gebruikt; (Zie onder facet 1.2.); de onderwijsblokken en de daarbinnen gepositioneerde projecten van het BK-programma zijn telkens opgebouwd rond een praktijkopdracht gericht op een concreet en toetsbaar leerdoel dat per blok is gedefinieerd in termen die rechtstreeks zijn ontleend aan de BK-eindkwalificaties en -voor wat betreft de tweede helft van het 2e jaar en het 4e jaar- van de ‘Amsterdamse’ eindkwalificaties met betrekking tot het aspect ‘integraal ontwerpen’; de leerdoelen en de praktijkopdrachten nemen in complexiteit toe om tenslotte in de afstudeerfase een niveau te bereiken dat naar het oordeel van het auditteam ontegenzeggelijk hbo-niveau is. (Zie ook onder facet 6.1.)
Het auditteam is van oordeel, dat de opleiding via de competentie-matrix en de uitwerking daarvan naar de programma-onderdelen, op consequente en gedegen wijze de functionaliteit van de onderscheiden programma-onderdelen heeft geborgd. Daardoor is het voor elk onderdeel helder waarom het in het programma is opgenomen.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HvA -BK versie 1.0 19
Facet 2.3. Samenhang Programma Criterium Het facet ‘Samenhang Programma’ van het onderwerp ‘Programma’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Is het studieprogramma inhoudelijk samenhangend?
Bevindingen 2.3.1. De voor de BK-opleiding geldende generieke hbo-competenties en specifieke beroepscompetenties zijn aantoonbaar door het werkveld gevalideerd. De eisen die aan een BK-ingenieur worden gesteld, zijn beschreven in onderlinge samenhang. Het auditteam is daar positief over. 2.3.2. Zoals reeds onder facet 1.1. en 2.2. is beschreven, heeft de BK-opleiding (voltijd en deeltijd) de BKeindkwalificaties per opleidingsjaar concreet uitgewerkt naar leerdoelen per semester, per blok, per project, per practicum en per (kennis)module. Leerdoelen, die in complexiteit toenemen om in de afstudeerfase het hbo-eindniveau te bereiken. Daardoor is er een duidelijke samenhang in de leerdoelen en is de verticale samenhang in het programma tussen de onderscheiden projecten (en flankerende practica en modulen) geborgd. 2.3.3. Omdat elk (binnenschools) semester is gecentreerd rond één bepaald thema (bijvoorbeeld: bouwtechniek, woningbouw, integraal ontwerpen) dat telkens in een twee projecten wordt uitgewerkt, wordt per semester de horizontale samenhang gerealiseerd op blokniveau en daarbinnen op projectniveau en vervolgens tussen de ondersteunende practica en (kennis)modulen. 2.3.4. Niet alleen in de programmabeschrijving maar ook in de detailinformatie op blok-, project- en moduleniveau waarover het auditteam tijdens de visitatie kon beschikken, wordt de samenhang zichtbaar gemaakt. En wel als volgt: de projecten (en de flankerende practica en modulen) waaruit het programma is opgebouwd, zijn qua onderwerp en inhoud telkens en expliciet ontleend aan het overkoepelend semesterthema;5 kernelement in de vormgeving van elk blok (en daarbinnen: de projecten) is een sterke interactie tussen theorie en praktijk; de projecten (en de flankerende practica en modulen) zijn aantoonbaar gericht op het maken van beroepsproducten, hetgeen impliceert dat studenten leren kennis en vaardigheden uit verschillende deelgebieden te integreren; de projecten (en de flankerende practica en modulen) zijn zodanig ontworpen en in het programma gepositioneerd dat zij ten opzichte van elkaar een anticiperende dan wel verdiepende functie hebben in het leerproces van de student; de leerdoelen en de daaraan gerelateerde opdrachten nemen in complexiteit toe, waardoor de verticale samenhang wordt gewaarborgd; de studieloopbaanbegeleiding richt zich op de samenhang in de individuele leerroute van de student en op zelfreflectie en zelfsturing door studenten; alle projecten (en de flankerende practica en modulen) tezamen bestrijken alle eindkwalificaties. 2.3.5. Voor de deeltijdvariant geldt het bovenstaande evenzeer. Met dien verstande dat de samenhang tussen ‘praktijk’ en binnenschools programma met ingang van 2004 wordt geborgd via de zorgvuldige wijze waarop de werkplek van de deeltijdstudent wordt gescand. (Zie § 2.1.5.)
5
Voorbeelden van thema’s: (i) architectuur & stedenbouw, (ii) bouwtechniek, (iii) bouwmanagement, (iv) constructie, (v) integraal ontwerp, (vi) duurzaam bouwen.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HvA -BK versie 1.0 20
2.3.6. Naar het oordeel van het auditteam is de programma-opzet zodanig, dat er een goede samenhang is tussen de onderscheiden programma-onderdelen. Een oordeel dat door studenten en alumni wordt gedeeld, zo blijkt uit respectievelijk het studenttevredenheidsonderzoek (STM, 2004) en de alumni-enquête (2004). Dit beeld werd tijdens de visitatie in de gesprekken met studenten bevestigd.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert het facet ‘Samenhang Programma’ voor de BK-opleiding (voltijd en deeltijd) als goed en wel op grond van de volgende observaties:
de relatie tussen de leerdoelen van elk blok (en daarbinnen van elk project) en de praktijkopdracht die het hart van elk project vormt, is helder en logisch; de sterk thematische opbouw van het BK-programma wordt door de hele opleiding consequent doorgevoerd waardoor per semester en per blok de horizontale samenhang tussen de projecten en de flankerende practica en (kennis)modulen wordt bevorderd; de concentrische opbouw (leerdoelen en opdrachten komen telkens in een toenemende mate van complexiteit terug) maakt de verticale samenhang tussen de onderscheiden blokken (en projecten) manifest; de bevindingen (zoals beschreven onder facet 2.2.) met betrekking tot de borging van de functionaliteit van de programma-onderdelen, wijzen in feite reeds op een sterke verticale samenhang binnen het opleidingsprogramma.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HvA -BK versie 1.0 21
Facet 2.4. Studielast Criterium Het facet ‘Studielast’ van het onderwerp ‘Programma’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAOcriterium: • Is het programma studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren, zoveel mogelijk worden weggenomen?
Bevindingen 2.4.1. De studielast is per blok en per onderdeel binnen elk blok vastgesteld in termen van studiepunten (ECTS). Na elk onderwijsblok vindt evaluatie plaats in het kader van de programma-evaluatie en in het kader van de studiebegeleiding (stagebegeleiding, groepsbegeleiding en individuele begeleiding). Daarbij wordt telkens nagegaan of de studievoortgang voldoende dan wel onvoldoende is. Bij onvoldoende studievoortgang worden samen met de betreffende studenten de belemmerende factoren geïdentificeerd en remediërende maatregelen getroffen. 2.4.2. De (formele) studielast van elk onderwijsblok en van de daarin opgenomen (kennis)modulen wordt minimaal éénmaal per jaar geëvalueerd, waarbij ondermeer wordt nagegaan of de vastgestelde studielast structureel afwijkt van de werkelijke studielast. Doel van deze evaluatie is vast te stellen of er op programmaniveau herschikkende maatregelen moeten worden genomen. Overigens blijkt uit deze jaarlijkse evaluatie en uit het studenttevredenheidsonderzoek – STM (2004), dat studenten tevreden zijn over de (spreiding van de) studielast en dat hun oordeel over de studeerbaarheid van het programma positief is. Een beeld dat tijdens de visitatie in de gesprekken met studenten werd bevestigd. Sterker nog, de studenten met wie het auditteam tijdens de visitatie heeft gesproken, waren over deze twee aspecten (studielast en studeerbaarheid) zeer te spreken, niet alleen omdat de programmatische opbouw in termen van studiebelasting evenwichtig is, maar ook omdat de opleiding vóór de aanvang van elk blok goed met haar studenten communiceert over de te verwachten studielast.6 2.4.3. Toetsresultaten van modulen met samenhangende leerdoelen worden geclusterd. Op die wijze is het mogelijk te bepalen of een student een samenhangend leerdoel heeft gerealiseerd, ook indien de student één afzonderlijk module-leerdoel niet heeft gehaald. 2.4.4. De programma-onderdelen ‘wiskunde’en ‘toegepaste mechanica’ worden voor die studenten voor wie deze onderdelen een struikelblok vormen, uitgebreider en intensiever aangeboden dan in het formele leerplan is opgenomen. Ten behoeve van deze studenten worden kleine groepen geformeerd met mogelijkheden voor directe feedback. 2.4.5. Teneinde tot een evenwichtige spreiding van de studielast te komen heeft de opleiding de volgende maatregelen getroffen: (i) per onderwijsblok van 10 weken ontvangen de studenten een beperkt aantal cursussen gelijktijdig, (ii) herkansing is mogelijk in het eerstvolgende semester. 2.4.5. Voor de deeltijdvariant geldt het bovenstaande evenzeer.
6
In de Studiegids staat per programma-onderdeel de studielast gedefinieerd zodat studenten daar van op de hoogte (moeten) zijn, maar het feitelijk besef van de te verwachten studielast breekt eerst door als daar met de student concreet over wordt gesproken.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HvA -BK versie 1.0 22
Oordeel: goed Het auditteam beoordeelt het facet ‘Studielast’ voor de BK-opleiding (voltijd en deeltijd) als goed en wel op grond van de volgende observaties:
de formele studielast wordt jaarlijks geëvalueerd en uit deze evaluaties blijkt dat de formele studielast niet afwijkt van de feitelijk studielast; studenten beoordelen de studielast als zeer positief; de spreiding van de studielast is evenwichtig; studenten zijn daar dan ook zeer over te spreken; voor die studenten voor wie de onderdelen ‘wiskunde’ en ‘toegepaste mechanica’ een studievoortgangs-belemmerende factor is, heeft de opleiding extra voorzieningen getroffen; vóór de aanvang van elk blok communiceert de opleiding met haar studenten over de te verwachten studielast; na elke blok-evaluatie worden in het kader van de studiebegeleiding in die gevallen waar sprake is van individuele problemen met betrekking tot de studielast, samen met de betreffende student remediërende maatregelen getroffen.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HvA -BK versie 1.0 23
Facet 2.5. Instroom Criterium Het facet ‘Instroom’ van het onderwerp ‘Programma’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAOcriterium: • Sluit het programma qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit een toelatingsonderzoek?
Bevindingen 2.5.1. Het programma is zodanig ontwikkeld dat het aansluit op de (wettelijk) toelaatbare vooropleidingen. In de propedeuse zijn bovendien additionele modulen ‘wiskunde’ opgenomen voor die studenten die op dat gebied deficiënties vertonen. 2.5.2. Studenten met het diploma HAVO “Natuur en Techniek”, “Natuur en Gezondheid met wiskunde B, MTS met doorstroomcursus wiskunde, VWO met wiskunde B, krijgen een vrijstelling voor de modulen ‘wiskunde 1 en wiskunde 2’. 2.5.3. Voor de instroom uit het verwante MBO zijn twee afzonderlijke leerroutes in het programma opgenomen met een nominale studieduur van 2½ respectievelijk 3 jaar, afhankelijk van het MBO-profiel en de te kiezen specialisatie van de instromer. Overigens is dit geen automatisme. Indien naar het oordeel van de examencommissie deze verkorte leerroutes niet aansluiten op het feitelijk niveau van een instromende MBO-student, wordt aan deze student een vrijstelling verleend van geringere omvang dan die waarop de twee verkorte leerroutes zijn gebaseerd. 2.5.4. Studenten ouder dan 21 jaar, die niet aan de vooropleidingseisen voldoen, kunnen alleen instromen nadat zij met succes een toelatingstoets ‘wiskunde’ hebben afgelegd en nadat via een intakegesprek is gebleken dat de betreffende student op basis van eerder verworven competenties een niveau heeft dat vergelijkbaar is met tenminste HAVO of MBO. Op basis van de resultaten van de toets en het intake-gesprek, neemt de examencommissie een besluit tot het al dan niet toelaten van de kandidaat. 2.5.5. De opleiding heeft samenwerkingsverbanden met MBO-instellingen in de regio: ROC-A, NOVA-college, Flevo en partners MTS-plus. De samenwerking is erop gericht een doorlopende leerlijn MBO-HBO te ontwikkelen. Een en ander heeft de vorm van een pilot project dat vóór augustus 2005 zal zijn afgerond, waarna de resultaten zullen worden verspreid onder andere ROC’s. 2.5.6. De deeltijdvariant: tot de deeltijdopleiding worden toegelaten studenten die over de vereiste diploma’s beschikken vergelijkbaar met de voltijdopleiding. Ook voor hen gelden de vrijstellingen zoals genoemd in § 2.5.2. Studenten met een MBO-diploma Bouwkunde kunnen in aanmerking komen voor vrijstellingen tot een maximum van 60 ECTS. Overigens geldt ook hier dat dit geen automatisme is. (Zie § 2.5.3.) Toelating tot de deeltijdopleiding geschiedt overigens pas nadat met de kandidaat een intakegesprek heeft plaatsgevonden, dat uitmondt in een advies aan de kandidaat over het al dan niet starten met de studie. Indien het advies positief is, wordt met de betreffende kandidaat afgesproken voor welke vrijstellingen (tot een maximum van 60 ECTS) hij in aanmerking komt.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HvA -BK versie 1.0 24
Met ingang van het studiejaar 2005 wordt de bestaande intakeprocedure voor de deeltijdopleiding verder geprofessionaliseerd op basis van een assessment met gebruikmaking van een door de student in te leveren portfolio. Het auditteam heeft het ontwerp van deze procedure ingezien en concludeert dat de opleiding een en ander professioneel aanpakt. Einde 2004 zullen de assessment-criteria nader zijn uitgewerkt. Voorts zal de opleiding er zorg voor dragen dat (i) de betrokken beoordelaars tijdig getraind zijn in assessmenttechnieken & -methoden en (ii) het werkveld bij het assessment wordt betrokken. 2.5.7. Het auditteam is van oordeel dat de opleiding via de hiergenoemde maatregelen een goede aansluiting realiseert tussen de kwalificaties van de instromers en het opleidingsprogramma. Een beeld dat tijdens de visitatie in de gesprekken met studenten werd bevestigd. De studenten beoordelen de aansluiting en de extra voorzieningen (vrijstellingen, additionele wiskunde-scholing, intake-procedure) als positief.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert het facet ‘Instroom’ voor de BK-opleiding (voltijd en deeltijd) als goed op grond van de hierboven beschreven bevindingen, die het auditteam hier kort samenvat:
Analyse van het programma laat zien, dat het beginniveau van de propedeuse aansluit bij het eindniveau van de instromers en daar waar zulks niet het geval is, kent het opleidingsprogramma extra voorzieningen om deficiënties weg te werken. Studenten zijn daar positief over.
Voorts is het vrijstellingenbeleid helder en de procedure die tot het vaststellen van vrijstellingen leidt, zorgvuldig. Daarbij houdt de opleiding niet alleen rekening met de differentiatie tussen vwo/havo- en MBO-instroom, maar ook -en het auditteam vindt dit een sterk punt- met differentiaties tussen de profielen binnen beide groepen. Studenten zijn daar positief over.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HvA -BK versie 1.0 25
Facet 2.6. Duur Criterium Het facet ‘Duur’ van het onderwerp ‘Programma’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAOcriterium:7 • Voldoet de opleiding aan de formele eis (240 ECTS) m.b.t. de omvang van het curriculum van een HBO Bachelor opleiding?
Bevindingen Het totale aantal studiepunten van de BK-opleiding (zowel de voltijd- als de deeltijdopleiding) bedraagt 240 ECTS. Daarmee voldoen beide opleidingsvarianten aan de formele, kwantitatieve eis die aan hbo bachelor opleidingen wordt gesteld.
Oordeel: voldoende Het auditteam heeft geconstateerd dat de BK-opleiding (zowel de voltijd- als de deeltijdopleiding) een omvang heeft van 240 ECTS, reden het facet ‘Duur’ als voldoende te kwalificeren.
7
In feite is hier geen sprake van een (kwaliteits)criterium, maar van een formele vereiste waaraan het programma van een opleiding a priori moet voldoen, wil die opleiding überhaupt in aanmerking kunnen komen voor een hbo bachelor accreditatieonderzoek. ‘Duur’ is dus van een totaal andere orde dan -bijvoorbeeld- ‘Rendement’ of ‘Kwaliteit Personeel’. Bij de beslissing of een onderwerp een extra aantekening ‘goed’ dan wel ‘excellent’ verdient (zie § 1.2.3. onder E), wordt het facet ‘Duur’ dan ook buiten beschouwing gelaten.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HvA -BK versie 1.0 26
Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Criteria Het facet ‘Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud’ van het onderwerp ‘Programma´ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: • Is het didactisch concept in lijn met de doelstellingen? • Sluiten de werkvormen aan bij het didactisch concept?
Bevindingen 2.7.1. Het didactisch concept is op het niveau van het Instituut ontwikkeld en laat zich als volgt samenvatten: het onderwijs is praktijkgericht, thematisch geordend en projectgestuurd. Het didactisch concept is, dat laat het programma duidelijk zien, afgestemd op de beroepspraktijk, in casu op datgene wat een BK-ingenieur feitelijk doet: probleem- en/of behoeftenalyse en het ontwerpen, uitvoeren, onderhouden en beheren van bouwwerken. Centraal in deze beroepspraktijk en in het opleidingsprogramma is daarbij het concept: ‘integraal ontwerpen’. In verband hiermee legt de opleiding sterk de nadruk op interdisciplinaire samenwerking, niet alleen tussen de onderscheiden subdisciplines binnen de Bouwkunde, maar ook met de disciplines binnen de Civiele Techniek. Dit wordt zichtbaar in de projecten die de basisstructuur van het programma vormen. Bijvoorbeeld het project “Herontwerp Station Lelylaan”. 2.7.2. Analyse van het programma (het leerplan, de per blok geldende deelleerplannen en -voor het buitenschools curriculum- de stageovereenkomsten) laat zien dat bovenstaand didactisch concept inderdaad in praktijk wordt gebracht en dat de werkvormen direct daarop aansluiten. Al naargelang het gaat om kennis, inzicht, vaardigheden, attitude wordt een keuze gemaakt uit bijvoorbeeld: hoor- en werkcolleges, practica en zelfstandig werken (individueel en zeer nadrukkelijk ook in groepsverband binnen de Bouwkunde en samen met Civiele Techniek) 2.7.3. Het zelfstandig werken krijgt veel nadruk omdat het programma sterk projectgestuurd is, waarbij elk project moet leiden tot een beroepsproduct dat door een student of door een groep studenten moet worden opgeleverd. De colleges en practica staan uitdrukkelijk in het teken van het project dat het hart van elk blok vormt. 2.7.4. Uit STM 2004 blijkt, dat studenten dit scala van werkvormen bijzonder waarderen. Een beeld dat tijdens de visitatie werd bevestigd. Studenten geven aan dat het programma hun ruim voldoende mogelijkheden biedt tot (bijv.) zelfsturing en teamwork. 2.7.5. Naarmate de opleiding vordert, neemt de complexiteit van de projectopdrachten (en dus ook van de te maken beroepsproducten) toe en wordt bovendien in toenemende mate een beroep gedaan op het zelfinitiatief van de student. Deze aanpak kent een sterke interactie tussen de studenten onderling en tussen de student en de docenten. Docenten (en dan met name de projectgroepbegeleiders) spelen daarbij een infomerende, stimulerende, beoordelende, adviserende en -waar nodig- sturende rol. De projecten (twee projecten per semester) zijn het middel bij uitstek om theorie en praktijk met elkaar in verband te brengen en in een bepaald product te integreren en bovendien zijn zij een krachtige werkvorm om het vermogen in teamverband te werken te ontwikkelen: competenties waar in de beroepskwalificaties en dan met name de specifiek ‘Amsterdamse’ (integraal ontwerpen!) sterk de nadruk op wordt gelegd. 2.7.6. Samenvattend is het auditteam van mening, dat het didactisch concept geheel in lijn is met de doelstellingen van de opleiding en dat de werkvormen daar goed en consequent op aansluiten.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HvA -BK versie 1.0 27
2.7.7 Voor de deeltijdvariant wordt sinds 2003 hetzelfde didactische concept gehanteerd. In de uitvoering van het deeltijdprogramma zijn er evenwel enkele verschillen die samenhangen met het feit dat de deeltijdstudent gedurende de opleiding voornamelijk in de praktijk werkzaam is.
Oordeel: goed Voor de BK-opleiding (voltijd en deeltijd) kwalificeert het auditteam het facet ‘Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud’ als goed en wel op basis van de volgende observaties:
het didactisch concept is in alle programma-onderdelen herkenbaar ontleend aan de doelstellingen van de opleiding. In die doelstellingen staat centraal het verwerven van (algemene, beroepsspecifieke en interdisciplinaire) competenties. Het didactisch concept sluit daarop aan door de sterke beroepsgerichte/praktijkgerichte oriëntatie die tot uiting komt in de projectbasisstructuur van het programma; de centrale plaats die de projecten in het programma innemen, is consequent uitgewerkt waardoor de integratie van theorie en praktijk door de hele opleiding heen tot stand wordt gebracht; de projectthema’s zijn expliciet gekozen vanuit de interdisciplinaire invalshoek (‘integraal ontwerpen’) waar in de opleidingsdoelstelling sterk de nadruk op wordt gelegd; door middel van projecten worden voorts het werken in teamverband (waar de beroepspraktijk sterk de nadruk op legt) en -daarmee verband houdend- de communicatieve vaardigheden ontwikkeld.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HvA -BK versie 1.0 28
Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Criterium Het facet ‘Beoordeling en Toetsing’ van het onderwerp ‘Programma´ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Wordt door de beoordelingen, toetsingen en examens adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd?
Bevindingen 2.8.1. De voor ‘beoordeling en toetsing’ geldende vereisten, procedures en planning zijn per studieonderdeel helder aangegeven in het leerplan en zij zijn nader uitgewerkt in de deelleerplannen per blok. Een aantal zaken verdient het hier genoemd te worden: (i) het werkveld, in casu de betreffende externe opdrachtgever, is betrokken bij de beoordeling van afstudeeropdrachten, (ii) de stagebiedende organisatie is betrokken bij de beoordeling van de stageopdrachten, (iii) per jaar zijn vier toetsmomenten gepland, (iv) na elke toets is er een mogelijkheid tot feedback, (v) het toetsbeleid voorziet in een goed uitgewerkte klachtenregeling voor studenten. 2.8.2. Het auditteam heeft geconstateerd dat de kwaliteit van de vigerende toetspraktijk voldoende is. De toetsen zijn valide en betrouwbaar en de beoordelingscriteria zijn helder uitgewerkt en worden eenduidig toegepast. Iets waar studenten dan ook tevreden over zijn, blijkens STM 2004. De aansluiting tussen de toetsen en het onderwijs is voldoende. Ook naar het oordeel van de studenten. Studenten zijn evenwel ontevreden over de wijze van terugkoppeling van de toetsresultaten. Het gaat hier dan uitsluitend om zogeheten ‘theorie-toetsen’ (tentamens). Bij opdrachten en werkstukken (‘beroepsproducten’) wordt de terugkoppeling goed uitgevoerd, ook naar het oordeel van de studenten. (Zie ook onder § 2.8.4.) 2.8.3. Het systeem van beoordeling en toetsing en de implementatie ervan worden in het kader van de jaarlijkse planningscyclus geëvalueerd. Bij deze evaluatie zijn ook de studenten betrokken. 2.8.4. Een belangrijk element van ‘beoordelen en toetsen’ is de borging van de kwaliteit ervan. Voor wat betreft de beoordeling van opdrachten en ‘beroepsproducten’ is dat goed geregeld. Elk docenten blokteam opereert gezamenlijk bij het opstellen van beoordelingscriteria en bij het monitoren en beoordelen van werkstukken die een student (of een groep studenten) in het kader van het betreffende blok heeft gemaakt. Aldus wordt voorkomen dat de beoordeling een zaak is van één individuele docent. Deze intersubjectieve werkwijze bevordert de consistentie van zowel de beoordelingscriteria als van de wijze waarop zij worden toegepast. 2.8.5. Het verdient aanbeveling om deze werkwijze ook toe te passen bij de zogeheten theorie-toetsen / tentamens die tot op heden telkens door een individuele docent worden opgesteld en beoordeeld. Ook zou er een voorziening moeten worden gecreëerd om de technische kwaliteit van deze toetsen/ tentamens te monitoren. Zoals reeds in § 2.8.2. is vermeld, is het auditteam van mening dat de toetsen valide en betrouwbaar zijn. Waar het hier evenwel om gaat, is een mechanisme te ontwikkelen om die validiteit en betrouwbaarheid zeker te stellen.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HvA -BK versie 1.0 29
Een en ander wordt op Instituutsniveau, blijkens het Instituuts Resultaten- en Activiteiten Plan (2004) aangepakt, met name wat betreft (i) herijking en eenduidige uitwerking van toetscriteria m.b.t. tentamens, (ii) het formeren van docentgroepjes ter verbetering van de methodologie van het toetsen, (iii) planmatige training van docenten in toets- en beoordelingsmethoden & technieken en (iii) systematiseren van feedbackbijeenkomsten. 2.8.5. De bovenstaande bevindingen met betrekking tot de voltijdopleiding zijn ook van toepassing op de deeltijdopleiding.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert het facet ‘Beoordeling en Toetsing’ voor de BK-opleiding (voltijd en deeltijd) als voldoende omdat: de huidige praktijk van toetsen en beoordelen op een gestructureerde en gecontroleerde wijze wordt uitgevoerd; de gehanteerde toetsvormen aansluiten op de werkvormen; de huidige toetsen valide en betrouwbaar zijn; het Instituut een verbeterplan heeft vastgesteld om daar waar het gaat om theorie-toetsen/tentamens (i) de kwaliteit van ‘toetsen en beoordelen’ meer dan tot op heden te borgen en (ii) de feedback richting studenten te systematiseren, welk plan met ingang van het studiejaar 2004-2005 in uitvoering is genomen. Indien het auditteam had kunnen constateren dat de opleiding ‘beoordeling en toetsing’ met betrekking tot theorie-toetsen/tentamens uitvoert op dezelfde wijze als waarop zij dat doet bij werkopdrachten en ‘beroepsproducten’, dan zou dit facet in aanmerking komen voor een kwalificatie ‘goed’. Nu dit echter (nog) niet het geval is, beoordeelt het auditteam dit facet als voldoende.
SAMENVATTEND OORDEEL “PROGRAMMA”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Programma” als voldoende. Naar het oordeel van het auditteam kent de BK-opleiding (voltijd en deeltijd) een programma dat in termen van kennis-, attitude- en competentieontwikkeling op hbo-niveau is gesitueerd en dat qua oriëntatie en organisatie duidelijk gericht is op het BK-werkveld. De praktijkgerichtheid, de thematische ordening, de sterke nadruk op de projectopbouw, de cyclische inrichting en de gerichtheid op beroepstaken, zijn een goede waarborg voor de interne samenhang van het BK-programma. Het BK-programma biedt voorts ruime mogelijkheden aan de studenten om hun opleiding tot BKingenieur te realiseren via frequente en goed georganiseerde en gestructureerde interacties met het werkveld. Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel zes facetten van het onderwerp “Programma”als goed en twee facetten als voldoende. Dit rechtvaardigt (zie § 1.2.3. onder D en E èn de opmerking in voetnoot 7 bij facet 2.6.) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam deze kwalificatie als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HvA -BK versie 1.0 30
Onderwerp 3: Inzet van Personeel Het derde onderwerp bestaat uit drie facetten: 1. eisen hbo; 2. kwantiteit personeel; 3. kwaliteit personeel.
Facet 3.1. Eisen hbo Criterium Het facet ‘Eisen HBO’ van het onderwerp ‘Inzet van Personeel´ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Wordt het onderwijs voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk?
Bevindingen Het onderstaande is van toepassing op de voltijd- en de deeltijdopleiding. 3.1.1.De docenten van de BK-opleiding hebben, zo concludeert het auditteam op basis van de netwerkoverzichten waar het auditteam inzage in heeft gehad en de mondeling verstrekte additionele informatie tijdens de visitatie, ruim voldoende contacten met de beroepspraktijk. (Zie ook § 3.1.2.) Bovendien hebben alle leden van het docentencorps een uitgebreid professioneel netwerk via de stagebegeleiding en de afstudeerplaatsen.8 Zij blijven daardoor goed op de hoogte van de (jongste) ontwikkelingen in het BK-werkveld. 3.1.2. Voorts is het auditteam gebleken (na inzage van de CV’s van de docenten) dat het merendeel van de docenten naast hun docentschap ook in het BK-domein werkzaam is. De overigen hebben recente beroepspraktijkervaring. 3.1.3. Uit studentonderzoek (STM, 2004) blijkt dat studenten tevreden zijn over de inhoudelijke expertise van de docenten, over hun beroepsgerichtheid en de actualiteit van hun werkveldkennis. Een beeld dat tijdens de visitatie in de gesprekken met studenten werd bevestigd. 3.1.4. De opleiding is van oordeel, dat het netwerk waarover de individuele docenten beschikken en de praktijkkennis die zij via hun relaties opdoen, breder kan worden ingezet. Het ‘kennis delen’ op basis van de ervaringen die docenten opdoen in de beroepspraktijk en bij de stage- en afstudeerbegeleiding, kan meer gestructureerd plaatsvinden. 3.1.5. Thans wordt een groot aantal gastdocenten ingezet, zowel in de voltijdopleiding als ook bij de deeltijdopleiding. Gastdocenten worden structureel ingezet voor het geven van specifieke lezingen, het organiseren van workshops en het begeleiden van afstudeerders. 3.1.6. De begeleiding in het kader van de afstudeeropdracht tijdens het 4e studiejaar vindt plaats door docenten in samenwerking met vertegenwoordigers uit de organisaties waar de student zijn opdracht uitvoert. Deze contacten met de zogeheten externe opdrachtgevers zijn eveneens een belangrijk middel waarmee een substantiële verbinding wordt gelegd tussen opleiding en werkveld.
8
De deeltijdopleiding kent weliswaar geen stages en afstudeerplaatsen, maar omdat de docenten van de voltijdopleiding ook bij de deeltijdopleiding betrokken zijn, heeft deze observatie ook betekenis voor de deeltijdopleiding.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HvA -BK versie 1.0 31
3.1.7. Externe deskundigen spelen in het onderwijs van de opleiding een rol bij (i) de beoordeling van de afstudeeropdrachten: de externe opdrachtgevers dan wel een panel van werkvelddeskundigen (zie § 6.1.2.) en bij (ii) de opzet van het curriculum: de IAR. 3.1.8. Via deze contacten met werkveldvertegenwoordigers, blijven de docenten op de hoogte van de actuele ontwikkelingen in het BK-domein. Het auditteam heeft daar tijdens de visitatie een goed beeld van gekregen en is daar zeer positief over. 3.1.9. Samenvattend is het auditteam van oordeel, dat de docenten, dankzij hun externe relaties en dankzij het feit dat het merendeel zelf in de beroepspraktijk werkzaam is, een vakdeskundigheid op hoog niveau hebben en dat via hen en via de gastdocenten de beroepspraktijk een substantiële en actieve inbreng heeft in de uitvoering van het opleidingsprogramma.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert het facet ‘Eisen HBO’ voor de BK-opleiding (voltijd en deeltijd) als goed en wel vanuit de volgende overwegingen:
de huidige praktijk laat zien dat docenten frequent en intensief contacten onderhouden met het werkveld en door middel van deze contacten leggen zij een concrete verbinding tussen werkveld en programma. Dit geldt a fortiori voor die docenten (het overgrote deel van het docentcorps) die zelf in de beroepspraktijk werkzaam zijn;
de verbinding tussen opleidingsprogramma en werkveld wordt nog eens versterkt doordat de opleiding veelvuldig gebruik maakt van gastdocenten, zowel bij specifieke activiteiten (de jaarlijkse Instituutsbrede Projectweek) als ook bij ‘reguliere’ activeiten zoals: workshops, hoorcolleges, begeleiding afstudeerders.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HvA -BK versie 1.0 32
Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwantiteit Personeel’ van het onderwerp ‘Inzet van Personeel´ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Wordt er voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen?
Bevindingen Het criterium bij dit facet kent een kwantitatieve (wordt er voldoende personeel ingezet) en een kwalitatieve (opleiding met de gewenste kwaliteit) dimensie. In § 3.2.1. wordt ingegaan op het kwantitatieve aspect, in § 3.2.2. op het kwalitatieve aspect en daarbij moeten uitdrukkelijk ook de bevindingen met betrekking tot de facetten 3.1 en 3.3. worden betrokken. 3.2.1. De totale formatie onderwijskundig personeel bedraag ca 30 FTE. Bij het huidige studentenaantal van ca 820 komt dat neer op een docent-student ratio van 1:27 en dat is in vergelijking met andere technische opleidingen, maar ook in vergelijking met de door het Instituut zelf gehanteerde basisnorm (1:30) een gunstige ratio. Naar het oordeel van het auditteam wordt dan ook ruim voldoende personeel ingezet om de opleiding uit te voeren. Bovendien zijn er geen exogene factoren (bijvoorbeeld: sterk dalende instroom) die de omvang van de formatie in gevaar brengen. 3.2.2. In kwalitatief opzicht wordt, blijkens het “Scholingsplan 2004” een traject ingezet waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen groepsscholing en individuele scholing. Met betrekking tot de groepsscholing is reeds een aanvang gemaakt met de deskundigheidsbevordering (via zeven bijeenkomsten) op onderwijskundig gebied. Het gaat hier om thema’s als: (i) projectonderwijs, (ii) relatie project – college & practicum, (iii) rol van docent als tutor, (iv) rol van docent als inhoudsdeskundige, (v) competentiegericht toetsen en beoordelen. Voor wat betreft de individuele scholing baseert de opleiding zich op de resultaten van de jaarlijkse functioneringsgesprekken met docenten. (Zie ook onder facet 3.3.). 3.2.3. Samenvattend concludeert het auditteam dat de opleiding ruim voldoende (zie § 3.2.1.) personeel inzet om de opleiding met de gewenste kwaliteit (zie § 3.2.2. en facet 3.1 en 3.3.) te verzorgen.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert voor de BK-opleiding (voltijd en deeltijd) het facet ‘Kwantiteit Personeel’ als goed.
De huidige omvang van de formatie is meer dan voldoende en stelt de opleiding zeer wel in staat het opleidingsprogramma (voltijd en deeltijd) uit te voeren.
Gelet op de thans aanwezige deskundigheid van de docenten (zie onder facet 3.1en 3.3.) en gelet op het in gang gezette beleid om de deskundigheidsbevordering meer sturing te geven, met name daar waar het de met onderwijsvernieuwing samenhangende onderwijskundige scholing betreft, is de opleiding bovendien zeer wel in staat de gewenste kwaliteit te leveren.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HvA -BK versie 1.0 33
Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwaliteit Personeel’ van het onderwerp ‘Inzet van Personeel´ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Is het personeel gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma?
Bevindingen 3.3.1. Gelet op de CV’s van de docenten en op het professionele relatienetwerk dat zij onderhouden en gebruiken en mede gelet op de informatie die het auditteam tijdens de gesprekken met het Instituutsmanagement en opleidingsmanagement verkreeg, is het auditteam van oordeel dat de docenten (van wie, zoals reeds eerder werd vermeld, het overgrote deel eveneens in de BK-praktijk werkzaam is) inhoudelijk ruim gekwalificeerd zijn om hun taken binnen het programma uit te voeren. In dit verband wijst het auditteam erop dat de opleiding bovendien structureel gebruik maakt van gastdocenten. Circa 10 docenten participeren in het lectoraat MIR; iets wat hun deskundigheid alleen maar ten goed komt via hun betrokkenheid bij projecten en toegepast onderzoek (“Stapelen of de Hoogte in”, “Stad als bouwplaats”, “Exergie en energie”, “Water in de stad”.) 3.3.2. Het auditteam heeft kunnen constateren, dat de opleiding in haar aannamebeleid kwaliteitseisen stelt aan haar personeel en dan niet alleen in termen van opleiding en scholing (vakkennis, onderwijskundige en/of organisatorische expertise) maar vooral in termen van competenties en werkervaring. Daarbij is het auditteam gebleken, dat de opleiding in haar aannamebeleid9 een sterk accent legt op het werven van praktijk-georiënteerde specialisten, die naast hun docentschap in het BK-domein werkzaam zijn. Het auditteam acht dit een sterk punt, omdat het juist die docenten zijn die op een ‘natuurlijke’ en vanzelfsprekende wijze actuele expertise en probleemstellingen binnen het opleidingsprogramma brengen. 3.3.3. Aan elke beginnende docent wordt een coach toegewezen voor onderwijskundige begeleiding. Deze begeleiding omvat onderrmeer: (i) didactisch concept en de daaruit voortvloeiende positie/taak van de docent, (ii) achtergronden van opzet en inhoud van het programma, (iii) organisatorische context. Overigens verwijst het auditteam in dit verband ook naar het in § 3.2.2. genoemde scholingsplan. Voorts participeren beginnende docenten onmiddellijk na indiensttreding actief binnen het docententeam. Ook dat is beleid en, naar het oordeel van het auditteam blijkt daaruit dat het de opleiding ernst is de praktijk-georiënteerde specialist reeds bij aanvang als volwaardig teamlid bij de opleiding te betrekken. 3.3.4. In de jaarlijkse functioneringsgesprekken wordt niet alleen het functioneren van de betreffende docent aan de orde gesteld, maar ook worden zijn scholingsbehoeften geïdentificeerd. Scholing moet in dit verband breed worden opgevat. Trainingen, deelname aan symposia, studiebezoeken e.d. vallen er ook onder. Het betreft hier scholing toegesneden op de individuele docent. Na elk functioneringsgesprek worden de scholingsafspraken schriftelijk vastgelegd.10
9
In feite gaat het hier om Instituutsbeleid dat ook voor de opleidingen Civiele Techniek en Vastgoedkunde geldt.
10
Het Instuut besteedt bijna € 60.000 aan scholing naast de 10% van het personeelsbudget.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HvA -BK versie 1.0 34
3.3.5. Gelet op het in gang gezette beleid (zie § 3.2.2.) zal de deskundigheidsbevordering niet alleen gebaseerd worden op de individuele behoefte van docenten, maar ook en uitdrukkelijk op de behoefte van de opleiding als geheel. Deze opleidingsgerichte deskundigheidsbevordering vindt vooral via groepsscholing plaats. 3.3.6. De opleiding hanteert een procedure die studenten betrekt bij de evaluatie van docenten. Deze evaluaties vinden meerdere keren per jaar plaats. Bijvoorbeeld in het kader van de blok-evaluaties. Ook op die wijze verkrijgt de opleiding inzicht in de kwaliteit van haar personeel. Uit deze evaluaties blijkt, dat het oordeel van de studenten (zie ook STM, 2004) over de vakkennis en de beroepsgerichtheid van de docenten bijzonder positief is. Een beeld dat tijdens de visitatie in de gesprekken met studenten werd bevestigd. 3.3.7. Samenvattend is het auditteam van mening dat het huidige docentencorps, o.a. dankzij zijn directe verbinding met het beroepenveld, ruim voldoende gekwalificeerd is om het BK-programma inhoudelijk en organisatorisch op een hoog niveau te realiseren.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert het facet ‘Kwaliteit Personeel’ voor de BK-opleiding (voltijd en deeltijd) als goed en wel op grond van de volgende observaties:
qua vakdeskundigheid en inzicht in de BK-werkveldontwikkelingen zijn de docenten ruim voldoende geëquipeerd om de opleiding op hoog niveau te verzorgen; het merendeel van de docenten is actief werkzaam in het BK-domein en brengt zijn expertise consequent en voortdurend binnen het programma; een groot deel van het docentcorps participeert actief in het lectoraat MIR en legt op deze wijze een verbinding tussen het beroepenveld en toegepast onderzoek enerzijds en het opleidingsprogramma anderzijds; de bevordering van de onderwijskundige deskundigheid wordt op basis van reeds in uitvoering genomen “Scholingsplan 2004” gestructureerd aangepakt.
SAMENVATTEND OORDEEL “INZET VAN PERSONEEL”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert voor de BK-opleiding (voltijd en deeltijd) de “Inzet van Personeel” als voldoende. Kwalitatief en kwantitatief is de inzet van personeel zodanig dat de BK-opleiding op hoog niveau kan worden verzorgd. Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel alle facetten van het onderwerp “Inzet van Personeel” als goed. Dit rechtvaardigt (zie § 1.2.3. onder D en E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam deze kwalificatie als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HvA -BK versie 1.0 35
Onderwerp 4: Voorzieningen Het vierde onderwerp bestaat uit twee facetten: 1. materiële voorzieningen; 2. studiebegeleiding.
Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Criterium Het facet ‘Materiële Voorzieningen’ van het onderwerp ‘Voorzieningen´ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Zijn de huisvesting en de materiële voorzieningen toereikend om het programma te realiseren?
Bevindingen 4.1.1. Het Instituut Bouwkunde en Civiele Techniek is gehuisvest in het voormalig kantoor van de Postbank nabij het NS Station Amsterdam Amstel, alwaar de Hogeschool van Amsterdam zich heeft gevestigd. De BKopleiding heeft de beschikking over een ruime etage. De indeling is zodanig dat het directe onderwijsproces voldoende ruimte heeft. Maar bovendien is de ruimte zodanig aangekleed dat zij een sterke “Bouwkunde uitstraling” heeft. Voorts kan van andere ruimtes in het pand gebruik worden gemaakt. De opleiding beschikt dan ook over grote lokalen die goed geëquipeerd zijn. De beschikbaarheid en inrichting van project-/werkgroepruimtes en practica-ruimtes zijn zodanig dat het sterk projectgeoriënteerde opleidingsprogramma zeer wel gerealiseerd kan worden. De belangrijkste lokalen/werkruimtes en de docentenwerkplekken zijn bij elkaar gegroepeerd, wat belangrijk is vanuit het oogpunt van de interne communicatie. 4.1.2. De inzet van ICT-middelen (met name de mobiliteit en beschikbaarheid van het netwerk) is met ingang van het studiejaar 2004 sterk verbeterd doordat alle werkplekken thans (ook) voorzien zijn van draadloze aansluitingen. Bovendien is de besturingssoftware vernieuwd. Daarnaast is het auditteam van oordeel dat de door de opleiding gebruikte software-applicaties zeer wel voldoen aan de eisen die aan een hoogwaardige ‘ontwerp’-opleiding gesteld mogen worden. De opleiding onderhoudt nauwe contacten met de Academie voor Bouwkunst in Amsterdam, waardoor haar studenten ook gebruik kunnen maken van de faciliteiten aldaar. De opleiding beschikt over een goed voorziene mediatheek. Zowel in termen van beschikbare informatie / studiemateriaal als in termen van toegang tot externe informatiebronnen. 4.1.3. Samenvattend: de ruimtelijke en materiële voorzieningen zijn, naar het oordeel van auditteam, ruim voldoende. Bovendien kan de opleiding in voorkomende gevallen gebruik maken van goede centrale (ruimtelijke en technische) voorzieningen elders in het pand.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert het facet ‘Materiële Voorzieningen’ voor de BK-opleiding (voltijd en deeltijd) als goed. Huisvesting en materiële voorzieningen zijn ruimschoots toereikend om het programma van de opleiding te realiseren. De inrichting is bijzonder functioneel en in de aankleding is de BK-beroepspraktijk duidelijk zichtbaar. De ICT-voorzieningen zijn up-to-date, ook in het perspectief van ‘integraal ontwerpen’. De mediatheek is wel voorzien, als zelfstandige informatiebron en als toegang tot externe bronnen.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HvA -BK versie 1.0 36
Facet 4.2. Studiebegeleiding Criteria Het facet ‘Studiebegeleiding’ van het onderwerp ‘Voorzieningen´ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: • Zijn de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten adequaat met het oog op de studievoortgang? • Sluiten de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten aan bij de behoefte van studenten?
Bevindingen 4.2.1. Voor de eerste twee studiejaren is een volledig studieloopbaanbegeleidingsprogramma ontwikkeld en sinds 2002 in uitvoering genomen. Het programma bestaat uit een samenhangend geheel van groepstrainingen en individuele gesprekken. Dit traject is expliciet gericht op het ontwikkelen van procesvaardigheden door de student onder begeleiding van de docent/tutor. Onder procesvaardigheden verstaat de opleiding vaardigheden als: communiceren, samenwerken, projectmatig werken, zelfverantwoord werken / leren, coördineren en leidinggeven. Aan deze en andere, als deelcompetenties te beschouwen procesvaardigheden, is telkens een concreet leerdoel gekoppeld dat studenten aan het einde van het 2e jaar moeten hebben gerealiseerd. Voorts is in dit programma de studieloopbaanbegeleiding opgenomen via individuele gesprekken (o.a.: studievoortgang, studieresultaten, motivatie, eigen functioneren, portfolio-opbouw, studieplanning) en via groeptrainingen (o.a.: oriëntatie beroepenveld, opstellen persoonlijke leerdoelen en portfolio, ontwikkelen leerstijlen en studievaardigheden, time-management, opstellen PvA ivm stage). Het programma is goed gestructureerd en is, naar het oordeel van studenten, effectief. Zij zijn daar dan ook tevreden over, zo blijkt uit STM, 2004. Een beeld dat tijdens de visitatie in de gesprekken met studenten werd bevestigd. 4.2.3. De informatievoorziening geschiedt via een scala aan kanalen: intranet, Email, bulletins vanuit het Instituut, Instituutsbedrijfsbureau en via de studentbegeleider/tutor. Studenten zijn daar tevreden over. Het Instituutsbedrijfsbureau heeft niettemin plannen in voorbereiding om de informatievoorziening verder te stroomlijnen via het ontwikkelen van gebruiksprocedures. 4.2.4. Studiebegeleiding in het 3e jaar vindt plaats conform de afspraken die daarover in de respectieve stage-overeenkomsten zijn gemaakt op basis van de “Handleiding voor student en begeleiders”. (Begeleiders in dit verband zijn: de docenten en de bedrijfsbegeleiders.) Het Instituut heeft plannen in voorbereiding om het handboek nader aan te scherpen teneinde de kwaliteit van de begeleiding tijdens de stageperiode verder te verhogen. Bovendien worden er terugkomdagen georganiseerd die met name gericht zijn op onderlinge uitwisseling van stage-ervaringen, op analyse van deze ervaringen tegen de achtergrond van het PvA, waarin elke student zijn stage doelstellingen heeft vastgelegd, en op feedback van de kant van de opleiding. Deze terugkomdagen worden telkens op locatie georganiseerd. Dat wil zeggen in het bureau of bedrijf waar de studenten stage lopen. Tijdens deze terugkomdagen wordt de studenten ook specifiek voorlichting gegeven over de inrichting en planning van het 4e studiejaar. 4.2.5. De vorm en intensiteit van de begeleiding in het 4e jaar hangen af van de vraag van de student. De begeleiding heeft dan ook sterk het karakter van ‘consultancy’.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HvA -BK versie 1.0 37
4.2.6. Voor de deeltijdopleiding geldt het volgende: de deeltijdopleiding richt zich op volwassenen die over enige BK-werkervaring beschikken. De studiebegeleiding is dan ook deels op een andere wijze ingericht dan bij de voltijdopleiding en richt zich op de behoefte van volwassen studenten. In het eerste studiejaar krijgen de studenten bij de projecten begeleiding van een tutor. Het gaat hier dan met name om procesbegeleiding. Deze tutor is tevens belast met de studiebegeleiding gedurende de propedeuse. Tijdens de hoofdfase verzorgen de teamleiders11 de studiebegeleiding. 4.2.7. Samenvattend is het auditteam van oordeel, dat de studentbegeleiding en de informatievoorziening naar zowel de voltijd- als de deeltijdstudenten voldoende is.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert het facet ‘Studiebegeleiding’ voor de BK-opleiding (voltijd en deeltijd) als voldoende en wel op grond van de volgende observaties:
de studieloopbaanbegeleiding vindt gestructureerd plaats via een 2-jaarsprogramma met duidelijke doelstellingen; deze doelstellingen houden verband met studievoortgangsbewaking en -bevordering en met het ontwikkelen van professionele procescompetenties; het Instituut heeft ter verhoging van de kwaliteit van de studiebegeleiding verbeterplannen opgesteld met betrekking tot verdere stroomlijning van de informatievoorziening aan studenten en met betrekking tot de stage-begeleiding.
SAMENVATTEND OORDEEL “VOORZIENINGEN”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert voor de BK-opleiding (voltijd en deeltijd) de “Voorzieningen” als voldoende.
De ruimtelijke en materiële voorzieningen maken het goed mogelijk de opleiding op adequate wijze te realiseren. De studieloopbaanbegeleiding vindt gestructureerd plaats via een 2-jaarsprogramma met duidelijke doelstellingen. Het Instituut heeft ter verhoging van de kwaliteit van de studiebegeleiding verbeterplannen opgesteld met betrekking tot verdere stroomlijning van de informatievoorziening en met betrekking tot de stagebegeleiding. De wijze waarop de tutoren (propedeuse deeltijdopleiding) en de teamleiders (hoofdfase deeltijdopleiding) de studiebegeleiding realiseren is aantoonbaar afgestemd op de behoefte van de doelgroep (volwassen studenten).
Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt één facet van het onderwerp “Voorzieningen” als goed en één als voldoende. Dit rechtvaardigt (zie § 1.2.3. onder D en E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam deze kwalificatie als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
11
Elke differentiatie binnen de hoofdfase (Stedenbouw, Architectuur, Bouwtechniek, Constructie, Bouwmanagement) kent een teamleider.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HvA -BK versie 1.0 38
Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Het vijfde onderwerp bestaat uit drie facetten: 1. evaluatie resultaten; 2. maatregelen tot verbetering; 3. betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld.
Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Criterium Het facet ‘Evaluatie Resultaten’ van het onderwerp ‘Interne Kwaliteitszorg´ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Wordt de opleiding periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen?
Bevindingen 5.1.1. De interne kwaliteitszorg kent een systematiek die ontleend is aan het kwaliteitszorgsysteem van de Hogeschool van Amsterdam (HvA). Centraal daarbij staan de volgende deelactiviteiten die tezamen een continu en cyclisch proces vormen: analyse van de bestaande situatie (de praktijk) ten opzichte van de gewenste situatie (doelstelling) leidt tot een oordeel en -indien de praktijk niet overeenkomt met de gewenste situatie- tot een probleemstelling waarvan de oorzaken worden onderzocht op basis waarvan verbeteracties worden geformuleerd waarvan de implementatie wordt gevolgd. Op het niveau van de HvA zijn de doelstellingen / normen vastgesteld waaraan de onder haar bestuur opererende opleidingen moeten voldoen. Overigens is de zorg voor de kwaliteit gedecentraliseerd naar het resultaatverantwoordelijk management van de opleidingen. In dit geval naar het management van het Instituut Bouwkunde en Civiele Techniek. Het HvA-format van de kwartaal instituutsrapportages (IRAP) legt de verbinding met de kwaliteitszorgsystematiek van de HvA. Meting en sturing op opleidings- en instituutsniveau vindt plaats via de zogeheten ‘key performance indicators’ en via beoordeling en advies op stafniveau. Twee keer per jaar is er een formeel bilateraal overleg tussen de Instituutsdirectie en het College van Bestuur van de HvA. 5.1.2. In het Resultaten en Activiteiten Plan 2004 zijn streefdoelen en verbetermaatregelen opgenomen. Deze hebben betrekking op (bijvoorbeeld): (i) techniek en methodologie van het ‘beoordelen en toetsen’, (ii) stroomlijning informatievoorziening naar studenten in het kader van de studiebegeleiding, (iii) structuur stagebegeleiding, (iv) structurering externe contacten, (v) ontwikkeling doorlopende leerlijn MBO-HBO, (vi) opzetten international classroom, (vii) coaching nieuwe docenten, (viii) implementatie scholingsplan voor docenten, (ix) professionalisering intake deeltijdopleiding, (x) verbeterde aansluiting tussen stage en binnenschools programma. 5.1.3. Voorts maakt de opleiding gebruik van hogeschoolbrede standaardonderzoeken naar de tevredenheid van studenten (jaarlijks)12 en docenten (tweejaarlijks).13 De uitkomsten van deze standaardonderzoeken, maar ook en vooral de resultaten van de blokevaluaties door studenten (en docenten) vormen een wezenlijke bijdrage tot het definiëren en uitvoeren van verbetermaatregelen. Hetzelfde geldt voor de door de opleidingen verrichte enquêtes onder alumni. Die verbetermaatregelen, zo constateert het auditteam, zijn geformuleerd in toetsbare streefdoelen en -cijfers.
12
STM: studenttevredenheidsmeting.
13
MTM: medewerkerstevredenheidsmeting.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HvA -BK versie 1.0 39
5.1.4. Uit de verslagen van de bijeenkomsten met Instituuts Adviesraad (IAR) blijkt, dat ook het werkveld een belangrijke bijdrage levert aan het ‘ontdekken’ van zwakke punten en aan de mogelijke oplossing ervan. In dat opzicht functioneert de IAR als gesprekspartner/ klankbord daar waar het gaat over de opleidingsdoelstellingen en de kwaliteit van het totale programma. 5.1.5. De opleiding draagt er zorg voor, dat de verbetermaatregelen bekend zijn bij tenminste de docenten, de studenten en de IAR. Dit bleek het auditteam uit de tijdens de visitatie gevoerde gesprekken en uit de verslagen van de bijeenkomsten met de IAR. 5.1.6. Een kwaliteitszorgsysteem kent een klachtenregeling waarin de procedure van klachtindiening en -afhandeling is beschreven. Voor studenten is zulk een regeling goed uitgewerkt. Voor docenten is e.e.a. ingebed in de formele HvA-regelingen. Voor zaken waar genoemde regelingen niet in voorzien, zou het Instituut, naar het oordeel van het auditteam, nog een procedure moeten ontwikkelen. Dit geldt overigens ook met betrekking tot klachten van externe bij de opleiding betrokken partijen.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert het facet ‘Evaluatie Resultaten’ voor de BK-opleiding (voltijd en deeltijd) als voldoende. En wel op grond van de volgende observaties:
het door het Instituut gehanteerde kwaliteitszorgsysteem is goed en uitvoerig gedocumenteerd; de implementatie van het systeem vindt controleerbaar plaats via op HvA-niveau vastgelegde procedures, nader uitgewerkt in het “Kwaliteitsplan” van het Instituut; in de kwartaalmanagementrapportages van het Instituut staan de (toetsbare) streefdoelen concreet aangegeven op Instituuts- en op opleidingsniveau; de streefdoelen worden periodiek (per kwartaal, per jaar en tweejaarlijks) geëvalueerd.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HvA -BK versie 1.0 40
Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Criterium Het facet ‘Maatregelen tot Verbetering’ van het onderwerp ‘Interne Kwaliteitszorg´ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Vormen de uitkomsten van de periodieke evaluaties van de opleiding de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen?
Bevindingen 5.2.1. Uit de thans voorhanden zijnde Management Review 2004, het Resultaten en Activiteiten Plan 2004, de kwartaal Instituutsrapportages 2003 en 2004 en het Kwaliteitsplan blijkt dat evaluaties inderdaad leiden tot het vaststellen, plannen, uitvoeren en monitoren van verbetermaatregelen. Voorbeelden zijn genoemd onder facet 5.1: (i) techniek en methodologie van het ‘beoordelen en toetsen’, (ii) informatievoorziening naar studenten in het kader van de studiebegeleiding, (iii) structuur stagebegeleiding, (iv) structurering externe contacten, (v) ontwikkeling doorlopende leerlijn MBO-HBO, (vi) opzetten international classroom, (vii) coaching nieuwe docenten, (viii) implementatie scholingsplan voor docenten, (ix) professionalisering intake deeltijdopleiding, (x) verbeterde aansluiting tussen stage en binnenschools programma. 5.2.2. Over de effecten van deze (recente) verbetermaatregelen valt nog weinig te zeggen, maar het auditteam is onder de indruk van de inzet waarmee de implementatie van deze maatregelen wordt aangepakt. 5.2.3. Voor het overige wordt verwezen naar de analyse onder facet 5.1. Ook hier geldt dat het auditteam voldoende vertrouwen heeft dat de opleiding de verbetermaatregelen met kracht ter hand zal nemen.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert het facet ‘Maatregelen tot Verbetering’ voor de BK-opleiding (voltijd en deeltijd) als voldoende en wel op grond van de volgende observatie:
de uitkomsten van de periodieke (kwartaal-, jaarlijkse, tweejaarlijkse) evaluaties worden aantoonbaar vertaald in concrete verbetermaatregelen waarvan de implementatie wordt gemonitord.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HvA -BK versie 1.0 41
Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Criterium Het facet ‘Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld’ van het onderwerp ‘Interne Kwaliteitszorg´ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Zijn -en zo ja op welke wijze- medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld actief betrokken bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding?
Bevindingen 5.3.1. Zoals uit de bevindingen onder facet 5.1. blijkt, zijn docenten (via de blok en modulen-enquêtes en via de tweejaarlijkse mederwerkerstevredenheidsonderzoeken – MTM ) studenten (zie ook § 5.3.2.) en het beroepenveld (via de IAR, alumni en vertegenwoordigers uit stagebiedende organisaties) actief betrokken bij de evaluatie en bij de verbeteracties van de opleiding. 5.3.2. Studenten worden via de blok- en modulen-enquêtes, maar ook via onderzoeken zoals het hogeschoolbrede studententtevredenheidsonderzoek (STM), betrokken bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding en deze enquêtes en onderzoeken leveren evaluatieve gegevens op met betrekking tot vele kwaliteitsbepalende aspecten van de opleiding. 5.3.3. De IAR wordt via periodieke bijeenkomsten, tenminste driemaal per jaar, bij de evaluatie van de opleiding betrokken. 5.3.4. De bedrijfsbegeleiders in de stagebiedende organisaties wordt elke twee jaar gevraagd hun oordeel over de opleiding te geven. 5.3.5. Via jaarlijkse enquêtes wordt ook naar het oordeel van alumni gevraagd. Het beleid van de opleiding is er op gericht om alumni rechtstreeks te betrekken bij de begeleiding van 4e jaarsstudenten. De ervaringen die alumni daarbij opdoen, zullen ook een belangrijke bron zijn in het kader van de kwaliteitszorg van de opleiding.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert het facet ‘Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld’ voor de BK-opleiding (voltijd en deeltijd) als voldoende. De bevindingen zoals hierboven vermeld zijn voor het auditteam reden om tot dit oordeel te komen.
Studenten, docenten, alumni en het afnemend beroepenveld zijn systematisch betrokken bij de evaluatie van de opleiding. Via (i) interne evaluaties op opleidingsniveau en op hogeschool-niveau en (ii) externe onderzoeken en enquêtes.
SAMENVATTEND OORDEEL “INTERNE KWALITEITSZORG”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert “Interne Kwaliteitszorg” van de BK-opleiding (voltijd en deeltijd) als voldoende. Het kwaliteitszorgsysteem zit prima in elkaar en wordt ook uitgevoerd in samenspraak met studenten, docenten, het werkveld en alumni. Het systeem leidt aantoonbaar tot concrete verbetermaatregelen, die worden voorgelegd aan studenten, docenten en het beroepenveld. De verbetermaatregelen hebben meetbare doelstellingen waarvan de realisering wordt gemonitord.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HvA -BK versie 1.0 42
Onderwerp 6: Resultaten Het zesde onderwerp bestaat uit twee facetten: 1. gerealiseerd niveau; 2. onderwijsrendement.
Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Criterium Het facet ‘Gerealiseerd Niveau’ van het onderwerp ‘Resultaten´ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Zijn de gerealiseerde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties?
Bevindingen 6.1.1. Om een antwoord te krijgen op de vraag of de feitelijk gerealiseerde eindkwalificaties overeenkomen met de nagestreefde, is het auditteam nagegaan of, en zo ja hoe, de opleiding het beroepenveld daarbij betrekt en tot welke conclusie dat heeft geleid. 6.1.2. De opleiding heeft van de feitelijk gerealiseerde eindkwalificaties een goed beeld op grond van de informatie die zij via enquêtes van alumni verkrijgt. Voorts wordt vertegenwoordigers uit de organisaties waar de studenten werken, gevraagd naar hun oordeel over het niveau van de bij hen werkende studenten. Tenslotte zijn aan het einde van de opleiding vertegenwoordigers uit het beroepenveld betrokken bij de beoordeling (door de externe opdrachtgevers, zie § 6.1.3. en door een panel van werkvelddeskundigen, zie § 6.1.4.) van de afstudeeropdrachten die door de studenten zijn uitgevoerd. 6.1.3. Ongeveer 20% van de 4e jaarstudenten studeert extern af, dat wil dus zeggen in een bureau of bedrijf binnen het BK-domein. Voor die studenten geldt, dat zij slechts kunnen afstuderen indien de afstudeeropdrachten voldoen aan de zakelijke en professionele eisen van het betreffende bureau of bedrijf. Een naar het oordeel van het auditteam, belangrijk mechanisme om de kwaliteit van die afstudeeropdrachten te borgen. 6.1.4. Voor studenten die intern afstuderen, heeft het afstuderen een ‘prijsvraag’-karakter waarbij multidisciplinaire studententeams werken aan complexe opgaven. De beoordeling (‘jurering’) vindt plaats door een panel van externe BK-deskundigen. Ook hier geldt, mutatis mutandis, hetgeen onder § 6.1.3. door het auditteam naar voren is gebracht. 6.1.5. Aldus maakt de opleiding gebruik van voldoende bronnen om informatie over het gerealiseerde (eind)niveau te verkrijgen. Die informatie laat zien dat het beroepenveld (alumni, stagebiedende organisaties, de externe opdrachtgevers en het panel van werkvelddeskundigen) het gerealiseerde niveau als ruim voldoende beschouwt in relatie tot de eisen die het stelt aan de competenties van een beginnend beroepsbeoefenaar. 6.1.6. Circa 20% van de afgestudeerden stroomt door naar Master opleidingen aan (vooral) de TU Delft en de Academie van Bouwkunst te Amsterdam. Deze beide instellingen geven aan, dat het niveau van de bouwkunde-studenten van de onderhavige BK-opleiding bovengemiddeld is. 6.1.7. De organisatie “Vitae” organiseert sedert 8 jaar een landelijke afstudeerprijs voor HBO Bouwkunde opleidingen. In 1999, 2003 en 2004 hebben studenten van de onderhavige BK-opleiding de 1e prijs gewonnen.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HvA -BK versie 1.0 43
6.1.8. De afstudeerwerkstukken waar het auditteam zelf inzage in heeft gehad, zijn in hun probleemstelling actueel en uitdagend en bovendien van een zodanige diepgang en complexiteit dat voor het realiseren ervan de afstudeerders dienen te beschikken over een gedegen en brede kennis en kunde op een niveau dat hoger ligt dan wat normaliter van hbo-studenten moet en mag worden geëist. Het auditteam is zeer te spreken over de kwaliteit van de door hem beoordeelde eindwerkstukken.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert het facet ‘Gerealiseerd Niveau’ voor de BK-opleiding (voltijd en deeltijd) als goed.
Eigen waarneming van afstudeerwerkstukken en de gegevens die de opleiding heeft overlegd met betrekking tot de visie (op de kwaliteit van de afgestudeerden) van het beroepenveld en van aanpalende instituten als de TU Delft en de Academie van Bouwkunst, hebben tot dit oordeel geleid.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HvA -BK versie 1.0 44
Facet 6.2. Onderwijsrendement Criteria Het facet ‘Onderwijsrendement’ van het onderwerp ‘Resultaten´ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: • Zijn er, al dan niet in samenspraak met verwante opleidingen, streefcijfers geformuleerd in vergelijking met andere relevante opleidingen? • Voldoet het onderwijsrendement aan deze streefcijfers?
Bevindingen 6.2.1. Voltijdopleiding Hogeschoolbreed zijn streefcijfers vastgesteld, maar de opleiding formuleert jaarlijks haar eigen streefcijfers (R&A-plan), uitgaande van de dan gerealiseerde positie. Voor het propedeuserendement geldt het hogeschoolbrede streefcijfer: 70% na 2 jaar. Het gerealiseerde rendement schommelt al enige jaren tussen de 60 en 65% (na drie jaar). Het propedeuserendement na 1 jaar stijgt de laatste jaren, maar ligt nog onder het streefcijfer (30 % na 1 jaar, 60% na 2 jaar) van de opleiding zelf. Voor het totale opleidingrendement geldt als hogeschoolbreed streefcijfer: 63%. Cohort 1999 scoort na 5 jaar 62% (iets boven het eigen streefcijfer van 60% na 5 jaar) . Cohort 2000 49% na 4 jaar (iets onder het eigen streefcijfer van 55% na 4 jaar). 6.2.2. Deeltijdopleiding Voor de deeltijd opleiding hanteert de opleiding lagere streefcijfers, vanwege meer en complexere factoren (privé- en werkgerelateerd) die van invloed zijn op de studievoortgang bij deeltijdstudenten. De eigen streefcijfers (R&A-plan) zijn voor cohort 1999: 30% na 5 jaar en voor cohort 2000: 15 % na 4 jaar. Het eerste streefcijfer is niet, het tweede wel gerealiseerd. 6.2.3. De opleiding legt in de propedeuse het accent meer op tijdige selectie dan op een getalsmatig rendementscriterium. Ook het auditteam beschouwt het onderwijsrendement niet als een geïsoleerde waarde. Steeds moet een opleiding een balans vinden tussen rendement en (inhoudelijke) opleidingkwaliteit. Anders gezegd: niet het halen van de norm als zodanig, maar het zichtbaar en actief streven naar rendementsverbetering is voor het auditteam de grondslag voor zijn beoordeling. Dat streven -concreter: het verhogen van het propedeuserendement na 1 jaar- blijkt uit de in dit rapport genoemde plannen met betrekking tot bijvoorbeeld de verdere professionalisering van het SLB-traject, de extra voorzieningen met betrekking tot studenten voor wie ‘wiskunde’ en ‘toegepaste mechanica’ een obstakel vormen, intensivering van de Studievoortgangsgesprekken in de propedeuse, het introduceren van herkansingen voor projecten. Van deze maatregelen kan een positief effect worden verwacht op het rendement. Voor de deeltijdopleiding komt daar nog bij, dat het curriculum met ingang van 2003 sterk is gewijzigd door het op dezelfde leest te schoeien als de voltijdopleiding. In dit ‘Herontwerp’ van de deeltijdopleiding wordt studiesucces als een van de leidende principes gehanteerd. De begeleiding van real life projecten en de studieloopbaanbegeleiding zullen een positief effect hebben op het rendement. In die zin (de combinatie gerealiseerde rendementen en de verbeteracties) acht het auditteam dit facet voldoende
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HvA -BK versie 1.0 45
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert het facet ‘Onderwijsrendement’ voor de BK-opleiding (voltijd en deeltijd) als voldoende.
De opleiding heeft streefcijfers vastgesteld en concrete verbeterplannen ingezet om die streefcijfers te realiseren.
SAMENVATTEND OORDEEL “RESULTATEN”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het onderwerp “Resultaten” voor de BK-opleiding (voltijd en deeltijd) als voldoende.
Het gerealiseerde niveau komt zeer wel overeen met het hoge niveau dat door de BK-opleiding wordt nagestreefd.
Voor wat betreft het opleidingsrendement heeft de opleiding streefcijfers vastgesteld die thans weliswaar nog niet worden gerealiseerd, maar de opleiding heeft concrete en geloofwaardige verbeterplannen ingezet om de door haar vastgestelde streefcijfers te realiseren.
Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt één facet van het onderwerp “Resultaten” als goed en één als voldoende. Dit rechtvaardigt (zie § 1.2.3. onder D en E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam deze kwalificatie als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HvA -BK versie 1.0 46
3.
SAMENVATTEND OORDEEL
3.1.
Oordeelschema Bouwkunde, voltijd
De oordelen in hoofdstuk 2 m.b.t. de BK-opleiding (voltijd) geven we hieronder schematisch weer: HBO BACHELOR OPLEIDING Bouwkunde - BK , voltijd
Onderwerp / Facet 1. Doelstelling Opleiding 1.1. Domeinspecifieke eisen 1.2. Niveau bachelor 1.3. Oriëntatie hbo 2. Programma 2.1. Eisen hbo 2.2. Relatie doelstelling en inhoud programma 2.3. Samenhang programma 2.4. Studielast 2.5. Instroom 2.6. Duur 2.7. Afstemming tussen vormgeving en inhoud 2.8. Beoordeling en toetsing
Oordeel V 14 G G G V15 G G G G G V G V V16
3. Inzet van personeel 3.1. Eisen hbo 3.2. Kwantiteit personeel 3.3. Kwaliteit personeel
G G G
4. Voorzieningen 4.1. Materiële voorzieningen 4.2. Studiebegeleiding 5. Interne kwaliteitszorg 5.1. Evaluatie resultaten 5.2. Maatregelen tot verbetering 5.3. Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld
V17 G V V V V V V18
6. Resultaten 6.1. Gerealiseerd niveau 6.2. Onderwijsrendement
G V
Samenvattend oordeel
14
Extra aantekening: goed.
15
Extra aantekening: goed.
16
Extra aantekening: goed.
17
Extra aantekening: goed.
18
Extra aantekening: goed.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HvA -BK versie 1.0 47
V
3.2.
Oordeelschema Bouwkunde, deeltijd
De oordelen in hoofdstuk 2 m.b.t. de BK-opleiding (deeltijd) geven we hieronder schematisch weer: HBO BACHELOR OPLEIDING Bouwkunde – BK, deeltijd
Onderwerp / Facet 1. Doelstelling Opleiding 1.1. Domeinspecifieke eisen 1.2. Niveau bachelor 1.3. Oriëntatie hbo 2. Programma 2.1. Eisen hbo 2.2. Relatie doelstelling en inhoud programma 2.3. Samenhang programma 2.4. Studielast 2.5. Instroom 2.6. Duur 2.7. Afstemming tussen vormgeving en inhoud 2.8. Beoordeling en toetsing
Oordeel V 19 G G G V20 G G G G G V G V V21
3. Inzet van personeel 3.1. Eisen hbo 3.2. Kwantiteit personeel 3.3. Kwaliteit personeel
G G G
4. Voorzieningen 4.1. Materiële voorzieningen 4.2. Studiebegeleiding 5. Interne kwaliteitszorg 5.1. Evaluatie resultaten 5.2. Maatregelen tot verbetering 5.3. Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld
V22 G V V V V V V23
6. Resultaten 6.1. Gerealiseerd niveau 6.2. Onderwijsrendement
G V
Samenvattend oordeel
19
Extra aantekening: goed.
20
Extra aantekening: goed.
21
Extra aantekening: goed
22
Extra aantekening: goed
23
Extra aantekening: goed
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HvA -BK versie 1.0 48
V
3.3.
Integraal oordeel/advies aan NVAO
HBO Bachelor Opleiding Bouwkunde – BK (voltijd en deeltijd) 3.3.1. Op basis van zijn bevindingen met betrekking tot alle in het NVAO Accreditatiekader vermelde onderwerpen en facetten, concludeert het auditteam dat de door de Hogeschool van Amsterdam, in casu het Instituut Bouwkunde en Civiele Techniek, verzorgde HBO Bachelor Opleiding Bouwkunde (voltijd en deeltijd) in aanmerking komt voor accreditatie door de NVAO. 3.3.2. Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel
zes facetten van onderwerp 2 (“Programma”) als goed en twee facetten als voldoende, wat een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp rechtvaardigt;24 alle facetten van onderwerp 1 (“Doelstellingen Opleiding”) en van onderwerp 3 (“Inzet van Personeel”) als goed, wat een kwalificatie ‘goed’ voor deze twee onderwerpen rechtvaardigt;25 voor onderwerp 4 (“Voorzieningen”) en onderwerp 6 (“Resultaten”) telkens één facet als goed en één als voldoende, wat een kwalificatie ‘goed’ voor deze twee onderwerpen rechtvaardigt.26
Reden voor het auditteam de kwalificatie ‘goed’ als extra aantekening toe te voegen aan zijn oordeel over de onderwerpen: (1) Doelstellingen Opleiding; (2) Programma; (3) Inzet van Personeel; (4) Voorzieningen; (6) Resultaten.
24
Zie § 1.2.3. onder D en E. èn de opmerking in voetnoot 7 bij facet 2.6.
25
Zie § 1.2.3. onder D en E.
26
Zie § 1.2.3. onder D en E.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HvA -BK versie 1.0 49
BIJLAGE I: Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaring externe auditoren
CURRICULA VITAE Mick Eekhout Prof.dr. Mick Eekhout is sinds 1973 werkzaam als architect en als bouwkundig ingenieur. Vanaf 1992 is hij bovendienals hoogleraar Product Ontwikkeling verbonden aan de TU Delft, faculteit Bouwkunde. Sinds 1982 is hij eigenaar-directeur en hoofd ontwerper van Octatube Space Structures, een bedrijf met circa 80 ingenieurs die in binnen- en buitenland werkzaam zijn. Octatube is gespecialiseerd in het ontwerpen, bouwen en installeren van gecompliceerde ‘overspanningen’ en gevelconstructies (aluminium, glas, staal) voor musea, stations, hangars, hotels, kantoren. In Nederland (bijvoorbeeld: Den Haag, Haarlem, Leeuwarden, Amsterdam) en in landen als VS, UK, India, Israël, Duitsland, Japan, Singapore, China/Hongkong. Zijn werkzaamheden als architect heeft hij ondergebracht in een afzonderlijk bureau: Prof.dr. Mick Eekhout Associates bv. Het gaat hier om het ontwerpen van huizen, sporthallen, parkeergarages, maar ook het ontwerp van bijvoorbeeld uitbreiding Prinsenhof Museum Delft en uitbreiding Synagoge in Den Haag, restauratie Château Magny (Bayonne, Frankrijk), overspanning Olympisch Stadion in Tunis en kathedraal in Ivoorkust. In het kader van zijn werkzaamheden (ontwikkelen, ontwerpen en toepassen van nieuwe technieken en materialen) heeft hij een groot aantal prijzen gewonnen. Bijvoorbeeld: Steelprice 1990 (Dutch Steel Centre), First price for New Material Applications (1990, Ministerie van Economische Zaken), Price Best Industrial design (1996, Industrial Design Association Holland), 12th International Award for Construction (2000, Madrid), Golden Europe Award, (2001, Parijs), 2002 Royal Crown to Excellence Award, (2002, Mexico City), Worldwide Quality Award XXI Century (2003, Genève) Eekhout heeft veel gepubliceerd over bijvoorbeeld Buisconstructies in de Architectuur, Gespannen Glas, Technologie en Organisatie van alu-glasfaçades, Ontwerpmethodologie, Grote Overspanningen, Productinnovatie, de Balans tussen Architectuur en Bouwtechnologie, Ontwerpen en Ingenieursvaardigheden. Eekhout is lid van een groot aantal organisaties w.o. Nederlands Normalisatie Instituut, de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen, Forum voor Techniek en Wetenschap. Jelle Dirksen Ir. Jelle Dirksen is thans commercieel directeur van Ingenieurs Bureau Amsterdam (IBA). Hij heeft ruime ervaring in de Civiele Techniek als ingenieur en projectleider. In de periode 1973-1975: Projectleider Bruggen (Dienst Publieke Werken Amsterdam), 1975-1985: Hoofd Raadgeving Bureau Grondmechanica Amsterdam, 1985-1987: Hoofd Beheer Groenvoorziening (Dienst Openbare Werken, Amsterdam), 1987-1990: Hoofd Nieuwbouw / Waterbouw (idem), 1990-1993: Hoofd Vakgroep Wegen (IBA), 1993-1999: Adjunct-directeur IBA, 2000- heden: waarnemend directeur / commercieel directeur IBA en waarnemend manager Advies Civiele Constructies en Installaties. In deze functies was hij betrokken bij diverse projecten in Amsterdam. Bijvoorbeeld: grondmechanische projecten, aanleg Gaasperplaspark, herinrichting Maaiveld Hoogbouw Bijlmer, Slibdepot Jan van Riebeeckhaven, Ringlijn, Noord-Zuidlijn, IJburg, IJtram. Dirksen is lid van de Raad van Toezicht CUR/COB
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HvA -BK versie 1.0 50
Bram Bresser Ing. Bram Bresser heeft Bouwkunde gestudeerd aan de Hogeschool van Utecht. Na zijn afstuderen (2003) is hij begonnen met zijn studie Architectuur aan de TU Delft. Willem G. van Raaijen Drs. Willem van Raaijen was jarenlang verbonden aan het Luzac College waar hij onder andere als rector actief was. Hij was daar voorzitter van de landelijke examencommissie en lid van de commissie voorbereiding Tweede Fase. Verder bekleedde hij een staffunctie als Manager Opleidingen & Trainingen bij Unique International en werkte hij als consultant public search voor de Interlace Group. Voor deze organisatie was hij werkzaam binnen de onderwijswereld, ministeries en gemeentes en bij organisaties die opereren op het snijvlak tussen publiek en privaat zoals bijvoorbeeld onderzoeksinstellingen en omroepen. Bij Hobéon houdt hij zich bezig met organisatie-advies, marktonderzoek en certificering. Robert F. Stapert Drs. Robert F. Stapert is in 1975 afgestudeerd aan de Katholieke Universiteit Nijmegen (Nederlandse Taal- en Letterkunde / Algemene Taalwetenschappen). Tot 1981 was hij als docent werkzaam in Suriname. Nadien is hij in uiteenlopende functies betrokken geweest bij de ontwikkeling van het HBO (met name de lerarenopleidingen basisonderwijs en voortgezet onderwijs, de implementatie van het HBO Informatica Stimuleringsplan en de HBO fusie operatie). Vanaf 1992 tot 2001 heeft hij in enkele Oost-Europese landen als long-term expert de uitvoering begeleid van EU Phare programma’s gericht op innovatie van het middelbaar beroepsonderwijs en de introductie van hoger beroepsonderwijs. Van 2001 tot 2005 was hij intensief betrokken bij het management en de coördinatie van het landelijk AXIS programma, gericht op een brede invoering van techniek in het Nederlands basisonderwijs en de PABO’s. Thans is hij vooral betrokken (als auditor ‘onderwijs’ en als secretaris) bij door Hobéon Certificering uit te voeren accreditatieonderzoeken.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HvA -BK versie 1.0 51
ONAFHANKELIJKHEIDSVERKLARINGEN
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HvA -BK versie 1.0 52
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HvA -BK versie 1.0 53
BIJLAGE II: Programma Visitatie 09 september 2004 Tijd
Gesprekspartner(s)
08.30 – 09.00
Auditoren Auditteam *
Onderwerpen Voorbespreking & inzage aanvullende informatie
09.00 – 09.15
Managementteam:
Auditteam:
Kennismaking
Paulissen (directeur)
Eekhout, Dirksen, Van
Definitieve vaststelling programma
Kuiper (hoofd opl. BK),
Raaijen, Stapert, Bresser
Horikx (hoofd opl. CT) Blonk (K&A) 09.15 – 10.15
Managementteam
Auditteam
Strategisch beleid Marktpositie Internationalisering Lectoraat Relatie beroepenveld Personeel Resultaten
10.15 – 11.15
Bouwkunde:
Eekhout, Dirksen, Stapert
Kuiper, Terwindt, Rieder
Relatie beroepenveld Eindkwalificaties Samenhang programma Propedeuse Praktijkcomponent Studentbegeleiding Lectoraat
Kwaliteitszorg en
(Implementatie) kwaliteitszorg Verbetermaatregelen
Horikx, Blonk
Materiële voorzieningen
11.15 – 11.30 11.30 – 12.30
Van Raaijen, Bresser
Materiële voorzieningen:
Civiele Techniek:
Auditteam
Interne terugkoppeling, verificatie
Eekhout, Dirksen, Stapert
Relatie beroepenveld
Horikx, Voorberg, Varekamp
Eindkwalificaties Samenhang programma Propedeuse Praktijkcomponent Studentbegeleiding
Examencommissie / toetsing :
Van Raaijen, Bresser
- Kwaliteitsborging ‘toetsen en
BK: De Wit, Kuiper
beoordelen’ (inclusief de rol van
CT: Hensen, De Klerk
het beroepenveld daarbij) - Studielast - Gerealiseerd niveau
12.30 – 13.00
Auditteam
Lunch, interne terugkoppeling,
Deel Auditteam
Huisvesting
verificatie 13.00 – 13.30
Rondleiding
Materiële voorzieningen Deel Auditteam
Verificatie
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HvA -BK versie 1.0 54
13.30 – 14.30
Docenten BK:
Eekhout, Dirksen, Stapert
Weller, Melet, Witlou, Adhin
Opleidingsprogramma - domeinspecifieke eisen; - relatie programma en eindkwalificaties; - inhoudelijke aspecten; - opbouw en samenhang; - relatie in-school en outschool programma; - propedeuse; - afstudeerfase.
Stagecoördinatoren / afstuderen:
Van Raaijen, Bresser
BK: De Wit
- Kwaliteitsborging van de praktijkcomponent;
CT: De Klerk, Falek
- Betrokkenheid beroepenveld; - Gerealiseerd niveau
14.30 – 15.30
Docenten CT:
Eekhout, Dirksen, Stapert
Hensen, De Klerk, Voorberg, Falek
Opleidingsprogramma - domeinspecifieke eisen; - relatie programma en eindkwalificaties; - inhoudelijke aspecten; - opbouw en samenhang; - relatie binnen- en buitenschools programma; - propedeuse; - afstudeerfase.
Instroom / studiebegeleiding:
Van Raaijen, Bresser
Horikx, Varekamp, Kuiper 15.30 - 15.45 15.45 - 16.30
Studiebegeleiding Auditteam
Studenten / opleidingscommissie
Aansluiting programma - instroom
Eekhout, Bresser
Interne terugkoppeling, Toetsen en beoordelen
Bouwkunde:
Studiebegeleiding (incl. stages)
Cristiansen, Schuit, Janmaat,
Studeerbaarheid, studielast
Vroon, Rosenkrantz (dt)
Materiële voorzieningen
Studenten / opleidingscommissie: Dirksen, Van Raaijen
Toetsen en beoordelen
Civiele Techniek:
Studiebegeleiding (incl. stages)
Vrieling, Goes, Gommers, Gökhan,
Studeerbaarheid, studielast
v.d.Hoek
Materiële voorzieningen
16.30 - 16.45
Auditteam
Interne terugkoppeling, verificatie en
Auditteam
Pending issues
Auditteam
Intern overleg en bepaling
bepaling ‘pending issues’ 16.45 - 17.15
Managementteam
17.15 - 17.45
beoordeling 17.45 - 18.15
Alle gesprekspartners &
Auditteam
Beoordeling en terugkoppeling
genodigden
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HvA -BK versie 1.0 55
* Auditteam: Drs W. G. van Raaijen (Willem):
lead-auditor, senior adviseur Hobéon Certificering;
Prof. Dr. M. Eekhout (Mick):
werkvelddeskundige Bouwkunde - president-directeur Octatube International B.V. - hoogleraar Product Ontwikkeling, Faculteit Bouwkunde, TU Delft;
Ir. J. Dirksen (Jelle):
werkvelddeskundige Civiele Techniek - commercieel directeur en waarnemend manager Civiele Constructies en Installaties, Ingenieurs Bureau Amsterdam - IBA ;
Drs R.F. Stapert (Robert): B.J.A. Bresser (Bram):
auditor onderwijs en secretaris, senior adviseur Hobéon Certificering studentlid - 1998 – 2003: Bouwkunde, Hogeschool van Utrecht - 2003 – heden: Master Architectuur, TU Delft.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HvA -BK versie 1.0 56