Rapport ten behoeve van Accreditatie hbo bachelor-opleiding Communicatiesystemen Voltijd, deeltijd Hogeschool van Utrecht
Rapport ten behoeve van Accreditatie hbo bachelor-opleiding Communicatiesystemen Voltijd, deeltijd Hogeschool van Utrecht
Hobéon® Certificering BV Januari 2005 Auditteam:
Ir. A.T. de Bruijn Prof. Dr. R.W. Wagenaar Prof. Dr. J. Groebel Drs W.G. van Raaijen K.J.A. Legemate Drs. G.W.M.C. Broers
INHOUDSOPGAVE 1. 1.1. 1.3 1.4 1.4.1 1.4.2 1.4.3
Inleiding Bereik van de beoordeling Beoordelingsprocedure en werkwijze Beslisregels Auditteam Deelnemers visitatie (gesprekspartners uit de beide opleidingsvarianten) Programma visitatie
2
Bevindingen en beoordeling Onderwerp 1: Doelstelling opleiding Facet 1.1. Domeinspecifieke eisen Facet 1.2. Niveau bachelor Facet 1.3. Oriëntatie hbo Onderwerp 2: Programma Facet 2.1. Eisen hbo Facet 2.2. Relatie tussen doelstelling en inhoud programma Facet 2.3. Samenhang programma Facet 2.4. Studielast Facet 2.5. Instroom Facet 2.6. Duur Facet 2.7. Afstemming tussen vormgeving en inhoud Facet 2.8. Beoordeling en toetsing Onderwerp 3: Inzet van personeel Facet 3.1. Eisen hbo Facet 3.2. Kwantiteit van het personeel Facet 3.3. Kwaliteit van het personeel Onderwerp 4: Voorzieningen Facet 4.1. Materiële voorzieningen Facet 4.2. Studiebegeleiding Onderwerp 5: Interne kwaliteitszorg Facet 5.1. Evaluatie resultaten Facet 5.2. Maatregelen tot verbetering Facet 5.3. Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld Onderwerp 6: Resultaten Facet 6.1. Gerealiseerd niveau Facet 6.2. Onderwijsrendement
5 5 5 8 10 12 12 15 18 20 22 24 25 27 30 30 32 33 36 36 38 40 40 42 43 45 45 46
3 3.1 3.2
Samenvattend oordeel Oordeelschema Integraal oordeel/ advies aan NVAO
49 49 49
BIJLAGE 1: BIJLAGE 2:
Curricula vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaringen externe auditoren Programma visitatie HvU ADC
1 1 2 3 4 4 4
1.
INLEIDING
1.1.
Bereik van de beoordeling
De opleiding Communicatiesystemen van de Academie voor Digitale Communicatie (hierna: ADC) is onderdeel van de Hogeschool van Utrecht. Het is een vierjarige HBO-opleiding op het gebied van het ontwerpen, bouwen en implementeren van communicatiesystemen. Centraal in deze opleiding staat het realiseren en/of verbeteren van de interactie tussen specifieke gebruikers en/of doelgroepen d.m.v. digitale communicatiesystemen. Studenten worden opgeleid tot bachelor of communication. Hobéon Certificering heeft als Visiterende en Beoordelende Instantie (VBI) de opleiding beoordeeld. De voorliggende beoordeling is gericht op een accreditatiebeslissing met betrekking tot de hbo bachelor opleiding ADC (voltijd en deeltijd). De basis voor het onderzoek van Hobéon Certificering werd gevormd door de Management Review van de opleiding, gedateerd augustus 2004. In dit hoofdstuk beschrijven wij onze werkwijze tijdens het beoordelingstraject en geven wij een beknopte beschrijving van de opleiding.
1.2
Korte beschrijving opleiding ADC
De opleiding is in 1991 als School voor Communicatiesystemen gestart als een gezamenlijk project van het bedrijfsleven en het onderwijs, omdat het bedrijfsleven steeds meer behoefte kreeg aan HBO’ers die de implementatieprocessen van in opkomst zijnde communicatiesystemen konden leiden. In de management review is de volgende beschrijving opgenomen van deze opleiding. De opleiding leidt op tot professionals die na hun afstuderen direct inzetbaar zijn op het operationele vlak en door moeten kunnen groeien naar meer strategische functies. Deze professionals in de communicatietechnologie kunnen werkzaam zijn in allerlei sectoren en branches, en zowel bij het midden- en kleinbedrijf als grote organisaties en bedrijven. Een afgestudeerde van de opleiding ADC speelt een rol in het hele traject van de inzet van een communicatiesysteem. De omgeving waar de ADC’er terechtkomt, kenmerkt zich door snelle technologische veranderingen. Werknemers die in deze omgeving functioneren moeten flexibel zijn en snel kunnen inspelen op nieuwe ontwikkelingen. Daarnaast moet hij/zij het belang van deze ontwikkelingen kunnen inschatten. De specifieke kwaliteit die de ADC zijn studenten kan leveren zit in de sterk toepassingsgerichte benadering van communicatiesystemen. Het gaat er om dat afgestudeerden deze systemen niet alleen kunnen ontwerpen en maken, maar ook doelmatig kunnen inzetten binnen de specifieke strategische en concrete context. In de werkomgeving zal de afgestudeerde deel uitmaken van multidisciplinair samengestelde teams waarbij hij of zij kan functioneren als intermediair. Aanvankelijk zal de afgestudeerde werken in meer operationele taken. De student heeft echter de basisvaardigheden om uit te groeien tot projectleider (tactisch niveau) of adviseur of architect (strategisch niveau). De rollen en functies waarvoor opgeleid wordt, liggen daarmee op HBO-niveau. Binnen het informaticadomein onderscheidt de ADC zich door zich voornamelijk met communicatiesystemen bezig te houden (en dus veel minder met de backoffice bedrijfssystemen). Het zwaartepunt ligt op: • de gebruikers in organisaties; • de doelgroepen waarop de communicatiesystemen van die organisaties gericht zijn. In de propedeusefase van de opleiding maakt de student zich de basiskennis en basisvaardigheden eigen op het terrein van digitale communicatie. In de hoofdfase biedt de ADC vanaf 2004 voltijdstudenten de mogelijkheid om zich te specialiseren in drie afstudeerrichtingen: • Communication & Multimedia Design (CMD); • Communicatiesystemen (CS); • Informatiemanagement (IM). De lichtingen vóór 2003 kennen deze mogelijkheden tot specialisatie niet. De drie afstudeerrichtingen werken vanuit één gezamenlijk competentieprofiel communicatiesystemen dat uitgaat van de levenscyclus van een communicatiesysteem, waarbij per richting verschillende accenten worden gelegd binnen die cyclus. Binnen de afstudeerrichtingen wordt bij CS en IM iets meer nadruk gelegd op probleemsignalering, beleidsontwikkeling en evaluatie, bij CMD ligt het accent op ontwikkeling en bouw.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Communicatiesystemen, Hogeschool van Utrecht 1
1.3
Beoordelingsprocedure en werkwijze
Bij de beoordeling van de betreffende opleiding is uitgegaan van het door de NVAO vastgestelde “Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs”. Daarin staan de onderwerpen en facetten vermeld waarop een VBI zich bij de beoordeling van een opleiding moet richten. Voorts zijn daarin opgenomen de criteria aan de hand waarvan een VBI moet bepalen of de basiskwaliteit van de betreffende opleiding als voldoende kan worden beoordeeld. Om de beoordeling voor alle partijen inzichtelijk te maken heeft Hobéon Certificering bovengenoemd Accreditatiekader nader uitgewerkt in een checklist (“Checklist Accreditatie HBO Bachelor”) waarin per facet het betreffende NVAO-criterium nader is gespecificeerd in zogeheten ‘deelvragen’. Voorafgaand aan het feitelijk accreditatie-onderzoek heeft Hobéon Certificering de Academie voor Digitale Communicatie ervan op de hoogte gesteld dat bij de beoordeling van de bachelor-opleiding van deze checklist gebruik zou worden gemaakt. De feitelijke beoordelingsprocedure van Hobéon Certificering kent twee hoofdmomenten: de documentanalyse en de audit. Documentanalyse Het betreft hier een analyse en beoordeling van de door ADC geleverde Management Review, inclusief de daaraan gerelateerde documentatie. Deze documentatie had betrekking op onder meer: strategische keuzen en de positie in de markt, interne organisatie, systematiek interne kwaliteitszorg, ontwikkelingen in het beroepenveld, beroeps- en opleidingsprofielen, (validatie) eindkwalificaties, curricula en de interne en externe evaluatie daarvan, werkvormen, stagebeleid, toetsing en beoordeling, kwantitatief en kwalitatief personeelsbeleid, internationalisering, instroombeleid, studiebegeleiding en rendement. Op basis van de door de opleiding geleverde documentatie, die naar het oordeel van het auditteam volledig en helder is, kon het auditteam zich een voldoende beeld vormen van de primaire en secundaire processen van de opleiding ADC. Het auditteam heeft dit beeld getoetst aan zaken als: ambitieniveau, toekomstgerichtheid, innovatief vermogen, kwaliteitsbewaking via interne en externe evaluatie, arbeidsmarktrelevantie, resultaatgerichtheid, continuïteit, studenten- en docentenbelangen. Audit De audit was gericht op een actieve controle door middel van twee visitaties1, uitgevoerd door een auditteam waarvan deel uitmaakten één lead auditor afkomstig van Hobéon Management Consult, twee externe onafhankelijke deskundigen op het gebied van communicatie en informatisering, één hbo-student, één auditor onderwijs vanuit Hobéon Certificering en één secretaris eveneens vanuit Hobéon Certificering. Onder ‘controle’ moet hier worden verstaan dat het auditteam op verschillende niveaus (management, coördinatie, examencommissie, docenten, studenten) heeft getoetst of de in de documentatie beschreven beleidsvoornemens en daaraan gerelateerde uitvoeringsprocessen zijn geïmplementeerd en in welke mate de overige in de documentatie opgenomen informatie verifieerbaar is. Deze verificatie door het auditteam geschiedde enerzijds door meerdere malen hetzelfde onderwerp met verschillende geledingen van de opleiding te bespreken en anderzijds aan de hand van additionele documentatie en, indien van toepassing, door eigen waarneming. Het betreft onder andere: • overzichten van de samenstelling van de gremia uit het werkveld waarmee de ADC overleg voert; • verslagen van die bijeenkomsten met het werkveld; • overzicht cv’s van (gast)docenten; • netwerkoverzicht docenten; • verslagen van de functioneringsgesprekken met docenten; • verslagen van docentevaluaties; • verslagen van studievoortgangsgesprekken met studenten; 1
Op 10 november vond een eendaagse audit plaats. Vanwege de afwezigheid van een van de externe auditoren bij die audit vond op 2 december 2004 een aanvullende audit van een halve dag plaats, toegesneden op de specifieke aandachtspunten van deze auditor. De tweede auditdag zijn overigens opnieuw alle punten uit het toetsingskader aan bod geweest, met een nadruk op de onderwerpen 1, 2, 3 en 4.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Communicatiesystemen, Hogeschool van Utrecht 2
• • • • • • • •
détailbeschrijving van modules, cases en de daaraan gekoppelde opdrachten; competentiematrices; assessmentprocedures; portfolio’s van studenten en de (schriftelijke weergave van de) beoordeling daarvan door docenten; overzichten van stageplaatsen, stageverslagen en –beoordelingen; de zogeheten ‘beroepsproducten’ die gedurende de opleiding door studenten worden opgeleverd; de ‘eindproducten’ van studenten; eigen waarneming van huisvesting en materiële voorzieningen.
Aldus kon het auditteam zich op gedetailleerd niveau een beeld vormen van de inhoud, opzet, uitvoering en resultaten van het opleidingsprogramma ADC en van de daarmee samenhangende personele, organisatorische en materiële voorzieningen. Het auditteam heeft op deze wijze alle in het NVAO “Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs” vermelde facetten beoordeeld en op basis daarvan een samenvattend oordeel per onderwerp gegeven. Het voorliggend rapport is de weergave van het oordeel van het auditteam met daarbij de gronden waarop die oordelen zijn gebaseerd.
1.4
Beslisregels
Met als uitgangspunt de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader heeft Hobéon Certificering de volgende beslisregels toegepast. A.
De scores op de per onderwerp gerubriceerde facetten leiden tot een score op het betreffende onderwerp en wel volgens de regels onder C.
B.
Binnen de beoordeling van een facet is er ruimte voor een eigen afweging van het auditteam: • Uitvoering/praktijk weegt zwaarder dan beleid/theorie; (beter een goed functionerende regeling die slecht is opgeschreven dan omgekeerd); • Primaire processen wegen zwaarder dan secundaire;
C.
Van facetten naar onderwerp. Hier geldt het volgende: • een onderwerp kan volgens de NVAO “Beslisregels Accreditatie” slechts ‘voldoende’ of ‘onvoldoende’ scoren; • een onderwerp krijgt de score ‘voldoende’ indien alle facetten tenminste ‘voldoende’ hebben gescoord of indien één facet ‘onvoldoende’ en de overige tenminste ‘voldoende’ hebben gescoord, mits er een acceptabel verbeterplan beschikbaar is voor het facet met de score ‘onvoldoende’; • een onderwerp krijgt de score ‘onvoldoende’ indien één facet ‘onvoldoende’ heeft gescoord en er geen acceptabel verbeterplan voor dit facet beschikbaar is; • een onderwerp krijgt de score ‘onvoldoende’ indien meer dan één facet ‘onvoldoe nde’ heeft gescoord, ongeacht of er voor die facetten acceptabele verbeterplannen zijn.
D. Indien voor een onderwerp een hogere score dan ‘voldoende’ gerechtvaardigd is, dan wordt dat met inachtneming van de regels onder E, als ‘extra aantekening’ vermeld. E.
Met betrekking tot de extra aantekening geldt het volgende: • een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘goed’ indien alle facetten ‘goed’ hebben gescoord of indien één facet ‘voldoende’ en de overige facetten ‘goed’ of ‘excellent’ hebben gescoord; • een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘excellent’ als alle facetten ‘excellent’ hebben gescoord of indien één facet ‘goed’ en de overige facetten ‘excellent’ hebben gescoord.een onderwerp krijgt geen extra aantekening indien één van de facetten ‘onvoldoende’ heeft gescoord.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Communicatiesystemen, Hogeschool van Utrecht 3
1.4.1
Auditteam
Het auditteam was als volgt samengesteld. Voorzitter: Ir. A.T. de Bruijn
Senior-adviseur Hobéon Management Consult
Leden: Prof. Dr. J. Groebel Prof. Dr. R. Wagenaar Drs. Willem G. van Raaijen Mw. K. Legemate
Secretaris: Drs. G.W.M.C. Broers
Werkvelddeskundige, Director-General of the European Institute for the Media Werkvelddeskundige, hoogleraar ICT, T.U.D. Senior-adviseur Hobéon Certificering bv, auditor onderwijs Tweede secretaris, studentlid, Academie voor Lichamelijke Opvoeding, Hogeschool van Amsterdam Adviseur Hobéon Certificering
Voor de curricula vitae zie bijlage 1.
1.4.2
Deelnemers visitatie (gesprekspartners uit de beide opleidingsvarianten)
Het auditteam heeft tijdens de visitatie gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers van de ADC: directie, faseteamcoördinatoren (propedeuse, afstudeerrichtingen, thema’s jaar 3 &4, stage- en afstuderen, deeltijd), medewerkers kwaliteitszorg, leden van examencommissie en opleidingscommissie, docenten, curriculumcommissie en studenten. (Zie voor een volledig overzicht van de deelnemers van de visitatie: bijlage 2).
1.4.3
Programma visitatie
Zie bijlage 2.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Communicatiesystemen, Hogeschool van Utrecht 4
2
BEVINDINGEN EN BEOORDELING
Onderwerp 1: Doelstelling opleiding Dit onderwerp kent drie facetten: 1. domeinspecifieke eisen; 2. niveau bachelor; 3. oriëntatie hbo.
Facet 1.1. Domeinspecifieke eisen Criterium Het facet ‘Domeinspecifieke eisen’ van het onderwerp ‘Doelstelling opleiding’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk)? Bevindingen Naar het oordeel van het auditteam heeft ADC een voldoende uitgewerkte en actuele visie (zie hierna) op de belangrijkste ontwikkelingen in het voor de voltijd- en deeltijdopleiding relevante beroepenveld: de Informatie- en Communicatiebranche. Daarmee zijn tevens de beide kennisdomeinen, informatie en communicatie, aangegeven waarop de opleiding zich richt. De opleiding ADC heeft in een goed leesbare notitie de belangrijkste trends beschreven binnen het vakgebied. Hierbij wordt ingegaan op technologische, economische, politieke en maatschappelijke factoren die van invloed zijn op digitale communicatie. Een van de meest in het oog springende veranderingen in het beroepenveld waar ADC zich op richt is dat de focus steeds meer gericht is op ‘content creation’ en ‘user experience’: de gebruiker van digitale communicatiemiddelen wil steeds opnieuw gebruik maken van de nieuwste technologische mogelijkheden. Eén van de kenmerkende ontwikkelingen in dit verband is de overgang van een tekst- naar een beeldcultuur, vgl. internet en de mogelijkheden die mobiel bellen inmiddels bieden. Zowel uit de documentenanalyse als tijdens de audit is gebleken dat de opleiding ADC veel investeert in het actueel houden van de opleiding. Het is ook vanwege de ontwikkelingen in het werkveld en de technologie dat de opleiding in de loop van 2003 zowel haar naam (voorheen :”School voor Communicatiesystemen”) als haar koers opnieuw heeft aangepast. Dit geldt tevens voor de invoering van het nieuwe competentieprofiel in 2004. De visie van de ADC kan worden samengevat in drie kernbegrippen: integratie, innovatie en integriteit. Gelet op het hier te toetsen facet is het innovatieve aspect van de opleiding van extra belang. De opleiding heeft, zo blijkt uit documenten, sinds de oprichting ‘innovatie’ hoog in het vaandel staan. Dit vloeit in belangrijke mate voort uit de vakinhoudelijke eisen die aan het management, het docententeam en afgestudeerden worden gesteld, omdat het werkveld sterk in ontwikkeling is. De opleiding participeert in een aantal onderwijsinnovatieprojecten van de Digitale Universiteit, zoals CAIO (context afhankelijk informatica onderwijs). De onderwijsvisie van de opleiding ADC rust op het constructivisme (de student construeert zelf actief nieuwe kennis in samenhang met reeds aanwezige kennis, vaardigheden, verwachtingen en behoeften; kennis verwerven is daarmee een actief proces) en competentiegericht onderwijs. In een apart hoofdstuk in het leerplan beschrijft de opleiding per studiejaar het proces van eindtermen naar leer- en studeerbaarheidsdoelen. Bij onderwerp 2 ‘Programma’ gaat het auditteam nader in op de wijze waarop de eindcompetenties van de opleiding zijn vertaald naar de inhoudelijke en onderwijskundige opzet van het programma. Voor de deeltijdvariant is het afgelopen jaar onderzocht wat de mogelijkheden zijn tot samenwerking met de deeltijdopleidingen van de School voor Communicatiemanagement (SCOM) aan de FCJ en/of de andere ICT-opleidingen binnen Picture (Positionering ICT-opleidingen Utrecht). Deze verkenning is nog niet afgerond. Omdat werkgevers minder kunnen investeren in lange opleidingstrajecten lopen de aanmeldingen voor de deeltijd bij ADC terug, waardoor de noodzaak om de mogelijkheid van samenwerkingsverbanden te inventariseren ook in dat opzicht urgenter wordt, zo bleek tijdens de audit. De opleiding ADC richt zich zowel voor de voltijd- als deeltijdvariant op eindkwalificaties die in landelijk verband zijn opgesteld. Het auditteam heeft daartoe de notitie ‘Gemeenschappelijke beroepsspecifieke
©Hobéon® Certificering Eindrapport Communicatiesystemen, Hogeschool van Utrecht 5
competenties voor de opleiding Communicatiesystemen’ bestudeerd en geconstateerd dat deze in voldoende mate actueel en inhoudelijk adequaat zijn. Zij zijn voorts formeel door het werkveld gevalideerd. Dit blijkt uit de documentatie en is tijdens de audit (nogmaals) bevestigd. ADC positioneert zich naar het werkveld als een opleiding op het snijvlak van communicatie en ICT. Dit manifesteert zich ook in de eindkwalificaties. Deze zijn een mix van de landelijk vastgestelde kwalificaties op het gebied van communicatie en informatica. Voor wat betreft informatica zijn dit de profielen die zijn opgesteld door het NGI (Nederlands genootschap voor Informatica) en het HBO-I Platform. Ten aanzien van communicatie zijn dit profielen die op verzoek van het LOCO (landelijk overleg communicatie-opleidingen) zijn opgesteld door de twee belangrijkste beroepsverenigingen op dit vlak. In mei 2004 heeft het LOCS (landelijk overleg van de vier opleidingen communicatiesystemen) op basis hiervan de landelijke eindkwalificaties vastgesteld Bij de landelijke vaststelling van genoemde kwalificaties was het betreffende werkveld op landelijk niveau betrokken. De specifieke invulling door ADC is evenzeer getoetst in het werkveld, zo heeft het auditteam vastgesteld. Uit de betreffende verslagen blijkt dat de werkveldpanels die specifieke invulling onderschrijven. Het beroepsprofiel is uitgebreid beschreven, de ‘algemene competenties op HBO-niveau’ zijn opgesomd evenals de ‘opleidingsspecifieke competenties’. De deelname aan Picture wordt mede benut om de afstemming op de profielen van verwante opleidingen binnen de HvU permanent in het vizier te houden. Met de beschrijving van de drie afstudeerrichtingen bij de voltijdvariant: Communicatiesystemen’, ‘Informatiemanagement’ en ‘Communication & Multimedia Design’, is een voldoende uitwerking gegeven aan de visie van de opleiding. Tevens blijkt uit de beschrijving dat de opleiding, inclusief de afstudeerrichtingen, in voldoende mate aansluiten bij de eisen die het werkveld stelt aan de hboafgestudeerden. De deeltijdvariant heeft één afstudeerrichting: Communicatiesystemen. In het leerplan van de deeltijdvariant wordt aangegeven dat de omvang van de opleiding een verregaande opdeling van de deeltijdvariant niet toelaat. Tevens geeft de opleiding aan dat deeltijdstudenten vanuit hun specialisme binnen hun huidige werk meer behoefte hebben aan een verbreding en theoretische onderbouwing van hun praktijkkennis. De uit het beroepenveld afkomstige werkveldcommissie laat een samenstelling zien over de breedte van de afstudeerprofielen van ADC. Het auditteam heeft geconstateerd op basis van een uitgebreide lijst met honderden bedrijfscontacten, dat het werkveld in voldoende mate vertegenwoordigd is in de opleiding ADC en als zodanig haar invloed kan doen gelden ten aanzien van competenties van studenten en de inhoud van het curriculum. In dit verband merkt het auditteam al op deze plaats op dat ook de docenten van de opleiding, blijkens hun cv’s en palet aan activiteiten, over voldoende relaties met de praktijk beschikken en hierdoor in aanraking komen met enerzijds trends en anderzijds eisen die het werkveld stelt aan afgestudeerden. Afstudeerbegeleiders van de deeltijdopleiding hebben contact met de werkgevers van de studenten en met werkgevers die als opdrachtgevers van projecten optreden, zo geeft de opleiding aan in het Leerplan deeltijd communicatiesystemen. De werkgevers geven aan ‘zeer tevreden’ te zijn over de deeltijdstudenten. Uit de audit is verder gebleken dat in de beroepenveld- of werkveldcommissie niet alleen vertegenwoordigers op managementniveau zijn opgenomen, maar ook beroepsbeoefenaren die actief opereren in functies waartoe de respectieve afstudeerprofielen opleiden. Ook uit de cv’s van docenten blijkt dat hun opleiding en/of specialisatie aansluit bij de afstudeerrichtingen. Daarmee is gewaarborgd dat bij het valideren van de opleidingscompetenties de beroepen waarvoor wordt opgeleid, daadwerkelijk worden geplaatst in de bredere context van een bedrijf of organisatie met daarbij een uitwerking naar de werksetting van bij die beroepen horende concrete functies. Met betrekking tot de internationale dimensie van de opleiding kenmerkt de opleiding ADC zich door een toenemende gerichtheid op het buitenland. Uit documentatie en informatie tijdens de audit is gebleken dat internationalisering beschouwd wordt als een belangrijk speerpunt binnen de HvU in het algemeen en ADC in het bijzonder. Concreet blijkt dit o.a. uit de aanstelling van een hogeschooldocent als beleidsvoorbereider internationalisering, het volledig Engelstalig aanbieden van het thema ‘Multimedia Engineering’, internationale deskundigheidsbevordering en uit de deelname aan de ontwikkeling van het masterprogramma van de SCOM (School voor Communicatiemanagement van de HvU) en van de University of Lancashire. De body of knowledge van dit type opleidingen is internationaal; de ontwikkelingen binnen de digitale-communicatiebranche worden beïnvloed door internationale factoren. Het programma is zowel op de Nederlandse als op de internationale situatie gericht. Tijdens de audit is expliciet gewezen op het a priori
©Hobéon® Certificering Eindrapport Communicatiesystemen, Hogeschool van Utrecht 6
internationale karakter van informatiseringsopleidingen en hieraan gerelateerde opleidingen als ADC. In feite, zo bevestigde de audit, gaat het om kennis van internationale ontwikkelingen met een focus op de nationale markt, de cultuur en het taalgebied. Het auditteam constateert dat de opleiding niet alleen beschikt over een voldoende band met de beroepspraktijk, maar tevens alumni inschakelt voor de validering van opleidingscompetenties. Ook worden colleges gegeven door gastdocenten en zijn er plannen om oud-studenten in te zetten bij coaching. Er is een accountmanager in dienst getreden voor het onderhouden van contacten met het werkveld. Ook via deze ‘ingang’ krijgt de opleiding input ten aanzien van de inhoud van de opleiding en de mate waarin de opleidingscompetenties aansluiten bij de eisen van het werkveld. Oordeel Dit facet is goed. De eindkwalificaties van de afstudeerprofielen in beide varianten zijn deels de resultante van landelijk overeengekomen beroepsprofielen en opleidingscompetenties, waarmee dat deel voldoet aan de eisen die door vakgenoten uit andere verwante opleidingen worden gesteld. De specifieke eindkwalificaties waarmee ADC vervolgens aan de opleiding in beide varianten een eigen invulling heeft gegeven, zijn tot stand gekomen in nauw overleg met het beroepenveld. De opleidingscompetenties zijn voor de opleiding in de voltijd- en deeltijdvariant voldoende concreet en gedetailleerd uitgewerkt en vormen bovendien een werkbaar referentiepunt voor de onderscheiden curricula.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Communicatiesystemen, Hogeschool van Utrecht 7
Facet 1.2. Niveau bachelor Criterium Het facet ‘Niveau bachelor’ van het onderwerp ‘Doelstelling opleiding’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor? Bevindingen Het auditteam heeft de eindkwalificaties van de voltijd- en deeltijdopleiding, de drie afstudeerprofielen van de voltijdvariant en de deeltijdopleiding geanalyseerd om te bepalen of deze beantwoorden aan het niveau ‘bachelor’ zoals weergegeven in de ‘Dublin-descriptoren’. Uit een vergelijking door het auditteam van de opleidingsspecifieke- en algemene hbo-cometenties van de voltijd- en deeltijdvariant is gebleken dat deze identiek zijn. Hierna geven wij aan in welke mate de ADC-eindkwalificaties van zowel de voltijd- als deeltijdvariant aansluiten bij de Dublin-descriptoren. Kennis en inzicht Een deel van de opleidingscompetenties heeft betrekking op het versterken van kennis en inzicht, zo constateert het auditteam op basis van de bestudering van de documentatie. Het betreft dan zowel de meer algemene HBO-competenties als de specifieke beroepsgerichte competenties. Laatstgenoemde zijn verdeeld in • probleemsignalering en probleemanalyse en –onderzoek • beleidsontwikkeling – probleemanalyse • beleidsontwikkeling – planvorming en planning • beleidsuitvoering – systeemontwikkeling • beleidsuitvoering – interface- en interactieontwerp • beleidsuitvoering – implementatie, beroepshouding. Zo staat een typische HBO-competentie als: de integratie van kennis, inzicht, attitude en vaardigheden vanuit het perspectief van beroepsmatig handelen mede centraal in de opleiding. Opleidingsspecifieke competenties die verwijzen naar kennis en inzicht zijn bijvoorbeeld: de afgestudeerde kan relevante data verzamelen, analyseren, controleren en valideren t.b.v. de te ontwikkelen inhoud, de afgestudeerde kan een kosten/batenafweging maken betreffen de een communicatiesysteem, de afgestudeerde heeft kennis van en inzicht in de juridische, ethische, culturele en sociale aspecten van communicatiesystemen zowel binnen een bedrijf als in relatie tot de omgeving. Duidelijk is uit de volledige lijst aan opleidingscompetenties af te leiden dat de competenties te herleiden zijn tot: • maatschappelijke ontwikkelingen in relatie tot informatiebehoefte, • communicatievraagstukken (op strategisch, tactisch en operationeel niveau), • rapportagetechnieken en adviesvaardigheden, • nieuwe media, • behoeften van de markt in relatie tot vorm en content van gedigitaliseerde media- en informatieproducten, • ontwikkelingen op het terrein van communicatie. Toepassen Kennis en inzicht Het toepassen van kennis en inzicht is een belangrijk onderdeel van de volledige set aan competenties. Ter adstructie geven wij de volgende voorbeelden van competenties waaruit de sterke toepassingsgerichtheid van de opleiding blijkt: de afgestudeerde kan een ontwikkelingstraject voor een communicatiesysteem plannen, faseren, coördineren, bewaken en indien nodig aanpassen, de afgestudeerde kan een informatieanalyse uitvoeren, functionele eisen formuleren m.b.t. een communicatiesysteem en kan voor een eenvoudig communicatiesysteem een functioneel ontwerp opstellen, de afgestudeerde kan in een nietcomplexe situatie een communicatieplan opstellen en daarbij rekening houden met verschillende toepassingsgebieden en modaliteiten van communicatie en kan daarbij meetbare communicatiedoelen formuleren t.b.v. een gedefinieerde doelgroep, de afgestudeerde kan voor zowel een bestaande als een nieuwe situatie de taken en de taakcontext beschrijven in een taak- en objectanalyse en deze vertalen in basis systeemeisen en bruikbaarheidseisen, de afgestudeerde kan uit een analyse van doelstellingen en doelgroepen een origineel creatief concept ontwikkelen en dit concept vervolgens uitwerken in een ontwerp. Hieruit blijkt dat studenten de behaalde competenties dienen toe te passen in ‘beroepsproducten’ zoals die in de eindkwalificaties genoemd zijn. Het gaat dan om ‘producten’ met een hoog praktijkgehalte waarbij de studenten wordt gevraagd op zoek te gaan naar praktische oplossingen voor problemen/vragen in de
©Hobéon® Certificering Eindrapport Communicatiesystemen, Hogeschool van Utrecht 8
betreffende beroepspraktijk van de digitale communicatie. Oordeelsvorming Zowel de algemene competenties op hbo-niveau als de opleidingsspecifieke competenties omvatten bekwaamheden die expliciet zijn gericht op het maken van keuzes in de beroepsuitoefening op zowel tactisch als operationeel niveau. Dit veronderstelt dat de student in staat is problemen te analyseren en mogelijke oplossingsstrategieën tegen elkaar af te wegen. Ter illustratie hierbij een aantal opleidingscompetenties die aan het vermogen tot ‘oordeelsvorming’ van studenten refereren: de afgestudeerde beoordeelt en beargumenteert mediakeuze op basis van communicatieve eigenschappen en toepassingsmogelijkheden, de afgestudeerde beoordeelt en beargumenteert mediakeuze op basis van communicatieve eigenschappen en toepassingsmogelijkheden, de afgestudeerde kan de kwaliteit van ontwerpen op basis van vormgevingsaspecten beoordelen en beargumenteren, de afgestudeerde kan een bestaande gebruikersinterface in haar context beoordelen op basis van diverse bruikbaarheidsaspecten. Communicatie Voor alle afstudeerprofielen geldt dat ‘communicatie’ als onderdeel van de beroepsuitoefening een centraal onderdeel vormt van de te verwerven competenties. Het auditteam heeft competenties op dit terrein met name aangetroffen in de rubriek ‘Beleidsuitvoering: implementatie’. Ter illustratie sommen wij hier een aantal competenties op waarin ‘communicatie’ centraal staat: de afgestudeerde kan een communicatieplan opstellen in het kader van een implementatietraject, de afgestudeerde kan workshops of trainingen ontwikkelen en verzorgen, de afgestudeerde kan samenwerken met specialisten en/of materiedeskundigen uit uiteenlopende disciplines binnen verschillende fasen van het ontwikkelingstraject. Leervaardigheden Voor de betreffende afstudeerprofielen geldt dat de te verwerven competenties een aantal vaardigheden van de studenten veronderstellen die expliciet op het eigen leren zijn gericht opdat zij in staat zijn hun ontwikkeling na de opleiding voort te zetten en bijvoorbeeld vervolgstudies op een hoger niveau te doorlopen. Deze vaardigheden zijn in de lijst kwalificaties met name terug te vinden onder de algemene competenties op HBO-niveau (bijvoorbeeld: de afgestudeerde kan zich wetenschappelijke inzichten, theorieën en concepten eigen maken) en de ‘Beroepshouding’ (bijvoorbeeld: de afgestudeerde stelt zich op de hoogte van ontwikkelingen en past deze toe). Oordeel Dit facet is goed. Het auditteam heeft op basis van de geleverde documenten en de gevoerde gesprekken tijdens de audit kunnen constateren dat de ‘Dublin-descriptoren’ voldoende en op een herkenbare wijze zijn uitgewerkt in de meer generieke hbo-competenties en de specifieke invulling van de opleiding door ADC voor beide varianten en afstudeerrichtingen. Daarbij wordt ook goed aandacht besteed aan de toerusting van de conceptuele bagage van een HBO-er c.q. aan het kunnen reflecteren op het eigen handelen, het kunnen expliciteren en verantwoorden van de gekozen aanpak.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Communicatiesystemen, Hogeschool van Utrecht 9
Facet 1.3. Oriëntatie hbo Criteria Het facet ‘Oriëntatie hbo’ van het onderwerp ‘Doelstellingen opleiding’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: • Zijn de eindkwalificaties van de opleiding mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties? • Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar in het relevante beroepenveld waarvoor de betreffende opleiding vereist of dienstig is? Bevindingen ‘Oriëntatie hbo’ kent twee dimensies. Het gaat hier om hoger onderwijs enerzijds en om beroepsonderwijs anderzijds. De eindkwalificaties van de drie afstudeerrichting in de voltijdvariant en richting Communicatiesystemen binnen de deeltijdvariant sluiten aantoonbaar aan bij de beschrijving van het bachelor-niveau in de ‘Dublindescriptoren’. Daarmee is aangegeven dat de afstudeerrichtingen gerekend kunnen worden tot het hoger onderwijs. In het leerplan is beschreven hoe de ontwikkeling van de student naar dit bachelorniveau door de opleiding wordt ondersteund. (Zie hiervoor met name 2.7). De eindkwalificaties zijn voor de beide varianten en de drie afstudeerrichtingen aantoonbaar in samenspraak met het beroe penveld opgesteld, door dat beroepenveld gevalideerd en beschreven in een landelijk profiel. De opleidingscompetenties worden regelmatig getoetst op basis van adviezen vanuit het werkveld in het algemeen en de werkveldcommissie in het bijzonder. De opleiding beschikt in feite over twee werkveldcommissies. Een commissie bestaat uit de representanten uit het werkveld die alle inhoudelijke aspecten van de opleidingen afdekken. De andere bestaat volledig uit alumni. Beide commissies adviseren de opleiding over dus de inhoud van het onderwijs en de afstemming met de beroepspraktijk. Zij participeren daartoe bijvoorbeeld in discussies over de competenties in beroepsprofielen, de stagedoelen, het curriculum en dergelijke. De commissies komen ten minste eenmaal per jaar bij elkaar en vaker indien dat door de opleiding of de commissies noodzakelijk wordt geacht om nieuwe ontwikkelingen in het beroepenveld versneld in te voeren in het onderwijs. Tevens is tijdens de audit gebleken dat docenten beschikken over een voldoende uitgebreid netwerk binnen de sector om zelfstandig en in overleg met collega’s trends te kunnen signaleren en te bepalen in welke mate deze relevant zijn voor de opleiding. Andere bronnen die de opleiding hanteert bij het valideren van de onderwijsinhoud zijn onder meer: • de nauwe relaties met deeltijd-opdrachtgevers en deeltijdstudenten zelf die al in de beroepspraktijk werkzaam zijn en input geven aan de opleiding; • de totstandkoming van het beroepsprofiel in nauwe samenwerking met de andere LOCS-leden en de invoering daarvan na goedkeuring van hun respectievelijke beroepenveldcommissies; • de input van stage-en afstudeerbedrijven (op basis van evaluatieformulieren); • de inrichting van het competence centre NieuweDingenDoen (waarin studenten werken aan reële opdrachten uit de praktijk). Naast bovenstaande bronnen staan de opleiding nog andere opties open om de noodzakelijke betrokkenheid van het werkveld bij het onderwijs te vergroten. Zo is het auditteam uit gesprekken en na bestudering van documenten (met name cv’s) gebleken dat medewerkers van de opleiding participeren in organisaties en beroepsverenigingen die direct of indirect gerelateerd zijn aan ICT en/of communicatie. Zo is de directeur van de opleiding lid van de commissie Media van de Raad voor Cultuur en lid van de raad van Advies van FORUM. Oordeel Dit facet is voldoende. De eindkwalificaties van de voltijd- en deeltijdopleiding zijn mede ontleend aan de door het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en de daarmee samenhangende competenties waarover een beginnende beroepsbeoefenaar dient te beschikken.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Communicatiesystemen, Hogeschool van Utrecht 10
SAMENVATTEND OORDEEL VAN HET ONDERWERP ‘DOELSTELLINGEN’ Het onderwerp ‘Doelstelling opleiding’ is voldoende. Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel twee facetten van het onderwerp “Doelstelling Opleiding” als goed en één als voldoende. Dit rechtvaardigt een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam deze kwalificatie als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen. De opleiding bevindt zich in een turbulente maatschappelijke omgeving waarin op vele punten (organisatie – gebruiker – technologie) en in de combinatie daarvan zich een veelheid aan nieuwe communicatieconcepten en –mogelijkheden manifesteert. De opleiding weet die ontwikkelingen op de juiste wijze te monitoren, te duiden (wat is hype, wat is echt belangrijk) en vervolgens te vertalen naar de eindkwalificaties van de opleiding. Voor de opleiding impliceert dit: • De eindkwalificaties van de opleiding ADC sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk), i.c. de ontwikkelingen uit het werkveld zijn terug te vinden in het studieprogramma; • De eindkwalificaties van de opleiding ADC sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor; • De eindkwalificaties van de opleiding ADC zijn mede ontleend aan de in samenspraak met het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en kwalificaties; • De eindkwalificaties van de opleiding ADC sluiten aan bij het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar in het vakgebied digitale communicatie.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Communicatiesystemen, Hogeschool van Utrecht 11
Onderwerp 2: Programma Dit onderwerp kent acht facetten: 1.eisen hbo; 2. relatie tussen doelstellingen en inhoud; 3. samenhang programma; 4. studielast; 5. instroom; 6. duur; 7. afstemming tussen vormgeving en inhoud; 8. beoordeling en toetsing.
Facet 2.1. Eisen hbo Criteria Het facet ‘Eisen hbo’ van het onderwerp ‘Programma’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAOcriteria: • Vindt kennisontwikkeling van studenten plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontwikkeld studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek? • Heeft het programma aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied /de discipline? • Waarborgt het programma de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft het aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk? Bevindingen Het curriculum van de ADC is competentiegericht en opdrachtgestuurd samengesteld. Tot en met 2003 is gewerkt met de eindkwalificaties die o.a. door de beroepenveldcommissie van de ADC is opgesteld en overgenomen is door de andere drie opleidingen communicatiesystemen die vanaf 2001 zijn gestart. Deze eindkwalificaties zijn in 2001 door het Landelijk overleg Communicatiesystemen verankerd in een competentieprofiel. Verder is, zo blijkt uit documentatie, in 2004 de bestaande landelijke set opleidingscompetenties of opleidingscompetenties herzien op basis van de eisen die de arbeidsmarkt thans stelt aan afgestudeerden van deze opleiding. De didactische uitgangspunten van het opdrachtgestuurd onderwijs (ingevoerd in 1999) is met het werkveld afgestemd en sluit daarmee aan op de eisen uit de beroepspraktijk. Het auditteam stelt vast op basis van documenten en gesprekken: • De eindkwalificaties waarmee de studenten afstuderen zijn thans ontleend aan het landelijk competentieprofiel dat is vastgesteld door de vier opleidingen communicatiesystemen (het landelijk overleg CS-opleidingen LOCS) en hun beroepenveldcommissies. • Zowel in de toeleiding naar deze bachelor-opleiding als de voorbereiding op een studie op masterniveau zijn in studiejaar 2003-2004 de eerste structurele samenwerkingsverbanden met het MBO en een verkenning met het WO-onderwijs gestart. • In vergelijking met de andere drie communicatiesystemen opleidingen legt de ADC zoals eerder opgemerkt meer nadruk op allerlei aspecten van toepasbaarheid c.q. bruikbaarheid van communicatiesystemen: informatiebehoeften en mediagedrag van gebruikers en publiek, betekenisgeving en mens-machine-interactie. Het auditteam heeft het opleidingsspecifieke referentiekader alsmede de positionering van ADC t.o.v. vergelijkbare opleidingen op het terrein van communicatiesystemen geanalyseerd en vastgesteld dat het in voldoende mate specifiek is. De ADC ontwikkelt zowel zelfstandig als in verschillende samenwerkingsverbanden leermiddelen. Deze leermiddelen worden niet alleen aangewend voor het eigen curriculum, maar in toenemende mate ook gebruikt door andere opleidingen binnen de HvU, zoals binnen de minor E-business, NieuweDingenDoen, CAIO en JOIN. Ook wordt steeds meer onderwijs intra- en interfacultair ontwikkeld en gedeeld, onder meer binnen het samenwerkingsverband van Picture. Onderwijskundige en communicatie-inhoudelijke ontwikkelingen komen facultair in het netwerk Onderwijs & Kwaliteit aan de orde. Binnen het landelijk profiel legt de ADC zijn eigen accenten. Naast de focus op usability wordt sterk gelet op de behoeftes die de regionale uitstroommarkt heeft. Door de nabijheid en groei van een sterke creatieve industrie in de as Amsterdam, Hilversum, Utrecht wordt door ADC steeds sterker de nadruk gelegd op digitale communicatiesystemen als massamedia en als marketing- en communicatiekanaal door bijvoorbeeld in het onderwijs verdieping te bieden op het terrein van Multimedia Engineering, E-business en Publieke Interactieve Media. Ook door het opzetten van de afstudeerrichting Communication & Multimedia Design wordt ingespeeld op de behoeftes van die nabije ‘creatieve industrieën’. Van de in Nederland op HBO-niveau aangeboden opleidingen op het terrein van digitale communicatie heeft alleen de Hanzehogeschool ook de mogelijkheid om te specialiseren in multimedia design. Uit de programmabeschrijving van de opleiding ADC, in het bijzonder uit de lijst opleidingscompetenties,
©Hobéon® Certificering Eindrapport Communicatiesystemen, Hogeschool van Utrecht 12
blijkt dat in de opleiding de kernactiviteiten, -vraagstukken en -dilemma’s van de professional op het terrein van digitale communicatiesystemen centraal staan. Tijdens de audit is dit beeld bevestigd waarbij nadere informatie is verstrekt over de onderwerpen van opdrachten, stages, projecten en werkperiodes tijdens de opleiding. De thema’s (blok van 30 ECTS in jaar 3 en 4) hebben o.a. betrekking, zo blijkt uit documentatie, op E-business, E-learning, de eigen onderneming, management en advies en publieksgerichte interactieve media. Uit de informatie en de toelichting daarop van de verschillende gesprekspartners blijkt naar het oordeel van het auditteam duidelijk, dat de opleiding niet alleen goed op de hoogte is van wat er in het beroepenveld speelt, maar daar ook met haar programma adequaat op inspeelt. Zowel de inhoud als de organisatie van het onderwijsprogramma is sterk gericht op het realiseren van een zo concreet mogelijke leeromgeving binnen het instituut en binnen de beroepspraktijk waarbij het werken aan beroepsproducten vanaf de aanvang van de opleiding centraal staat en waarmee de opleiding de studenten op een bijzonder intensieve wijze in de gelegenheid stelt via concrete opdrachten de vereiste beroepsvaardigheden te verwerven. Deze opdrachten zijn ontleend aan de beroepspraktijk of worden rechtstreeks door de beroepspraktijk ingebracht via de part-time docenten, gastdocenten en de accountmanager. De opdrachten worden in alle jaren ingezet. Zij zijn wat betreft realiteitswaarde, relevantie en actualiteit van goed niveau. Het auditteam heeft dit tijdens de visitatie kunnen vaststellen tijdens een bezoek aan de faciliteiten van de opleiding en aan de hand van documentatie. Bijzondere vermelding verdient het al genoemde projectenbureau NieuweDingenDoen (NDD). NDD functioneert als een virtueel bedrijf waarin studenten in het kader van hun opleiding opdrachten voor bedrijven en instellingen uitvoeren. Het projectenbureau wordt eveneens door studenten gerund. Tenslotte vindt interactie met de beroepspraktijk plaats via studenten die tijdens en na hun stageperioden hun observaties en ervaringen terugkoppelen naar docenten en medestudenten. Deze door de opleiding ADC gekozen opzet garandeert dat in de feitelijke uitvoering van het programma voortdurend en systematisch aandacht wordt besteed aan de actuele ontwikkelingen binnen de beroepspraktijk. De ondersteunende vakliteratuur en het begeleidend studiemateriaal zijn rechtstreeks ontleend aan de actuele beroepspraktijk, zo heeft het auditteam op basis van literatuurlijsten en readers kunnen vaststellen. Een en ander lag tijdens de audit, net als afstudeerscripties en andere ‘eindproducten’, in een speciaal daartoe ingerichte ruimte ter inzage. Het studiemateriaal van de opleiding heeft als belangrijkste doel het ondersteunen van de student bij het uitvoeren van de beroepsopdrachten. Het studiemateriaal van de ADC wordt grotendeels aangeboden via het intranet. Het voordeel van literatuur en opdrachten via de modulepagina, zo geven docenten aan, is dat zij de ondersteunende theorie kunnen aanvullen en actualiseren en verwijzingen naar interessante links kunnen aangeven. Alle modules en activiteiten kennen een eigen modulepagina waar, zo blijkt uit documentatie, het volgende te vinden is: • Nieuws: over gastsprekers, colleges, tips voor websites en literatuur; • Studiegidsbeschrijving waarin vermeld: • Instroomeisen: bij modules die voorkennis vereisen van andere modules, inhoud, belang voor beroep, leerdoelen, werkvorm, groepsgrootte, contacttijd, studiepunten, toetsvorm en criteria, herkansingsregeling en de literatuur; • Opdrachten; • Lesgroepen en docenten; • Werk inleveren kan digitaal via de modulepagina. Het studiemateriaal is tot en met 2003 vormgegeven zoals beschreven in het format ‘Ontwerpen van SvC onderwijs’. Elke module in de eerste twee jaren kent verplichte literatuur. De ADC wil, zo blijkt uit de documentatie en tijdens de audit, graag Engelstalige literatuur stimuleren en dit is blijkbaar onderwerp van gesprek binnen de opleiding. Het derde en vierde studiejaar kent een lijst met aanbevolen literatuur om studenten te stimuleren zelf kritisch te kijken naar ondersteunende theorieën. De theorie staat bij de opleiding in dienst van de toepassing, waarbij studenten vanaf het eerste jaar meer gestuurd worden op theoretische verwerking. De interactie tussen opleiding en beroepspraktijk vindt voorts via de docenten plaats. Zo wordt het onderwijs voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. • 60% Van het onderwijsgevend personeel heeft aantoonbare werkervaring in het beroepenveld waarvoor de ADC opleidt, zo blijkt uit documentatie. Het merendeel van deze groep is enkele jaren geleden uit het werkveld overgestapt naar de opleiding; een kleine groep combineert een aanstelling bij ADC met een baan in het werkveld.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Communicatiesystemen, Hogeschool van Utrecht 13
•
Van degenen die geen werkervaring hebben in het beroepenveld, maar uitsluitend als docent werkzaam is, heeft 75% meer dan 5 jaar ervaring met het opleiden tot professionals in het beroepenveld. Van de totale docentenformatie heeft een kleine groep minder dan 5 jaar onderwijservaring en geen werkervaring in de beroepspraktijk. Met deze groep wordt in gesprekken specifiek gezocht naar manieren om zowel onderwijskundig als beroepsgericht ´bij te blijven´. Het op de hoogte blijven van communicatietechnologische ontwikkelingen vormt voor deze relatief jonge docenten overigens juist geen enkel probleem, zo werd ook tijdens de audit duidelijk.
Ook langs andere wegen vindt interactie plaats tussen de docenten en de beroepspraktijk, zoals • Via de stage- en afstudeeropdrachten (waarvan iedere docent er jaarlijks tenminste 4 moet begeleiden) • Via de accountmanager voor de invulling van de themaprojecten in jaar 3+4 die expliciet de taak heeft om nieuwe ontwikkelingen in het werkveld op te sporen. • Omdat met name op technologiegebied de ontwikkelingen zo hard gaan, krijgen de betreffende docenten hiervoor 5% extra ruimte voor ontwikkeling/professionalisering. Ook studenten dragen nieuwe ontwikkelingen aan en krijgen ook de ruimte – via eigen opdrachten en via onderzoeksprojecten – om deze verder uit te diepen. De informatie over deze ontwikkelingen wordt met elkaar gedeeld en geïnterpreteerd. Dat voorkomt dat ontwikkelingen te smal of verkeerd worden geduid of dat stokpaardjes worden bereden. Het voorkomt ook dat de organisatie uit elkaar groeit omdat het inhoudelijke domein te zeer divergeert. Voorbeelden hiervan zijn: • moduleteam-overleg • faseteam-overleg • coördinatorenoverleg • afdelingslunches (1x per maand; collega houdt een verhaal) • technieklunches (idem, maar dan specifiek over technologie en 1x per 14 dagen omdat met name de ontwikkelingen binnen de technologie zo hard gaan.) • en last but not least: het vele informele overleg. Nieuwe ontwikkelingen worden direct in het lopende programma ingevoerd in de vorm van cases, voorbeelden of specifieke opdrachten. In het volgende jaar wordt de module als geheel weer herzien. Basisvakken wellicht uitgezonderd gaan de modulen nooit langer dan één jaar (ongewijzigd) mee. Daardoor loopt de opleiding niet permanent achter de feiten aan. Verder wordt de band met de beroepspraktijk geborgd door de beroepenveldcommissie, alumni, plannen om oud-studenten in een coachingtraject te betrekken, gastdocenten, het organiseren van het jaarlijkse ICTevent, de relaties met externe opdrachtgevers via het projectbureau van de opleiding, het instellen van een speciale accountmanager t.b.v. het relatiebeheer met de beroepspraktijk, en de relaties met de bedrijfsbegeleiders tijdens stage en afstuderen. De bevindingen in deze paragraaf gelden niet alleen voor de voltijd- maar ook voor de deeltijdopleiding. Hoewel de deeltijdopleiding door de veel kleinere omvang en door het feit dat studenten al werkzaam zijn een wat andere invulling kent , deelt het de kernpunten van dit aspect met de voltijdopleiding. Vrijwel alle docenten van de deeltijd zijn ook werkzaam in de voltijd en nemen dus deel aan de eerder genoemde vormen van kennisuitwisseling. In de deeltijdopleiding brengen bovendien niet alleen docenten maar ook studenten expertise in vanuit hun eigen werkervaring. Aanpassingen in de voltijdopleiding worden ook bezien op hun consequenties voor de deeltijd. De deeltijdopleiding heeft geen aparte beroepenveldcommissie. Oordeel Dit facet is goed. De interactie met de – zeer dynamische – beroepspraktijk vindt zowel in de voltijd- als in de deeltijdopleiding op veel verschillende manieren en op zowel strategisch als uitvoerend niveau plaats, door medewerkers en studenten. Zij wordt aantoonbaar benut om de relevantie, de actualiteit en de kwaliteit van de opleiding te garanderen. De ontwikkeling van kennis en beroepsvaardigheden van de studenten vindt plaats via vakliteratuur, via door de beroepspraktijk ingebrachte opdrachten en via aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Communicatiesystemen, Hogeschool van Utrecht 14
Facet 2.2. Relatie tussen doelstelling en inhoud programma Criteria Het facet ‘Relatie tussen doelstelling en inhoud programma’ van het onderwerp ‘Programma’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: • Is het programma een adequate concretisering van de eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen? • Zijn de eindkwalificaties adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma ? • Biedt de inhoud van het programma studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken? Bevindingen De studieonderdelen zijn wat inhoud betreft telkens en expliciet ontleend aan bepaalde specifieke doelstellingen die op hun beurt weer herkenbaar afgeleid zijn van de eindkwalificaties. Het auditteam heeft in het leerplan van de opleiding de gedetailleerde competentiematrix bestudeerd. Per studiejaar heeft de opleiding voor beide opleidingsvarianten in de matrix de te behalen competenties per module aangegeven. Ter illustratie: onder de module ‘Inleiding communicatie’ zijn 19 competenties gerubriceerd waaronder: De student • beoordeelt en beargumenteert mediakeuze op basis van communicatieve eigenschappen en toepassingsmogelijkheden; • kan een ontwikkeltraject voor een communicatiesysteem plannen, faseren, coördineren en bewaken en, indien nodig, aanpassen; • kan een kosten-batenafweging maken (dan wel daaraan bijdragen) betreffende een comunicatiesysteem. Zowel bij de voltijd- als deeltijdopleiding richt de opleiding zich op producten die digitaal en interactief zijn. In het leerplan van de opleiding is aangegeven dat bij de ontwikkeling van communicatiesystemen de zogeheten SvC-driehoek het conceptuele kader vormt. Hierin wordt de toepassing van communicatiesystemen benaderd vanuit de wisselwerking tussen mensen, techniek (hardware, software) en organisatie (met zijn doelen, structuur, cultuur en dergelijke). De opleiding gaat bij de vormgeving van het onderwijsprogramma uit van een meer geïntegreerde leeromgeving waarin het leerproces van de student centraal staat. Onderdeel hierbij is zelfreflectie en zelfregulatie, waardoor de student zijn eigen leerproces vorm kan geven en leerstijl kan ontwikkelen. Het onderwijsprogramma is zodanig van opzet dat studenten de doelstellingen en kwalificaties stap voor stap kunnen verwerven. Ondersteuning krijgen studenten hierbij via de docenten, in hun functie als ontwerper van leeromgevingen, coach en als beoordelaar. Docenten hebben dan ook als belangrijkste taken: individugerichte vormgeving van het onderwijsproces, procesgerichte instructie, monitoring en bijsturing. Dit blijkt met name uit de gesprekken die het auditteam daarover heeft gevoerd met docenten en studenten en uit eigen waarneming tijdens een rondgang langs de opleidingsfaciliteiten. De onderwijsvisie van de opleiding krijgt met name vorm door de wijze waarop het leerplan is ingevuld en opgezet. Uit het leerplan van de voltijdopleiding blijkt dat er sprake is van opdrachtgestuurd onderwijs. Deze opdrachten zijn bij de start van de opleiding relatief eenvoudig en nemen in de loop van de studie in complexiteit toe, waarbij van studenten steeds meer zelfsturing wordt verwacht. Deze opdrachten kenmerken zich verder door het zich oriënteren door de student op werkwijze en theorieën binnen het beroep. Deze opdrachten voert de student in de regel uit in teamverband waarbij hij/zij verschillende rollen vervult. Op deze wijze zorgt de opleiding niet alleen voor een vakinhoudelijke/professionele ontwikkeling maar tevens voor een persoonlijke ontwikkeling. Het onderwijsaanbod in de tweede helft van de opleiding biedt studenten de mogelijkheid zich in de breedte te ontwikkelen of zich verder te specialiseren. In feite komen de Dublin-descriptoren terug in de mate waarin de opleiding zelfsturing verwacht van studenten: van ‘kennis nemen van’ naar ‘gebruik kunnen maken van’ deze kennis, naar ‘samen uitvoeren’, naar ‘zelfstandig uitvoeren’ naar een adviserende functie. De opleiding werkt, om het opleidingsprogramma te realiseren, met vijf leerlijnen die gerelateerd zijn aan de didactische uitgangspunten. Het betreft, zo blijkt uit het leerplan, de ervarings-reflectielijn (stage-opdrachten of leerwerkopdracten), integrale lijn (beroepsprojecten en individuele opdrachten), conceptuele lijn (vakinhoudelijke cursusopdrachten), de vaardighedenlijn (praktische trainingsopdrachten) en de studieloopbaanlijn (professionele en persoonlijke zelfontwikkelingsopdrachten).
©Hobéon® Certificering Eindrapport Communicatiesystemen, Hogeschool van Utrecht 15
Uit de opzet van het onderwijsprogramma blijkt verder dat verschillende programmaonderdelen gericht zijn op uiteenlopende leerdoelen, waaronder het vervaardigen van beroepsproducten. Voorbeelden van beroepsproducten werden het auditteam getoond. Het auditteam is van mening dat de eisen waaraan de beroepsproducten moeten voldoen, tegemoetkomen aan de eisen die het beroepenveld stelt. Mede langs deze weg wordt in het onderwijsprogramma een directe relatie gelegd tussen de inhoud, het niveau en de oriëntatie van het onderwijsprogramma enerzijds en de competenties anderzijds. De inhoud en vormgeving van het onderwijsprogramma bieden de studenten de gelegenheid om de vereiste doelstellingen en eindkwalificaties te verwerven. De wijze waarop dit onderwijsprogramma is opgezet, met onder meer een toenemende complexiteit van de leerstof en toenemend beroep op zelfstandigheid van studenten, biedt de studenten goede mogelijkheden om eindkwalificaties daadwerkelijk te verwerven. In het leerplan van de opleiding is dit uitgebreid beschreven in onder meer de competentiematrix en het didactisch concept/opleidingmodel. Kernthema’s zijn hierbij: constructivisme, competentiegericht onderwijs, leerdynamische omgeving en de studieomgeving. De hoofdlijnen van het programma zijn beschreven voor de propedeuse en de hoofdfase, de major en minor alsmede de afstudeerrichtingen. Tevens is het traject genoegzaam uitgewerkt van eindtermen naar leer- en studeerbaarheidsdoelen, van opleidingsmodel naar onderwijsprogramma en van opleidingsmodel naar begeleiding en toetsing. De opleiding hanteert als visie van de opleiding drie kernwoorden: integratie, innovatie en integriteit. De documentatie en de gesprekken wijzen uit dat deze in het programma bij uitstek zijn gerealiseerd op de volgende punten: • De brede, geïntegreerde benadering van communicatiesystemen vanuit de eerdergenoemde SvCdriehoek. Deze benadering is leidend in de gehele inhoudelijke oriëntatie van de opleiding. Hetzelfde geldt voor het lifecycledenken, het integraal beschouwen van de gehele levenscyclus van een communicatiesysteem. Doordat beide benaderingen consequent zijn doorgevoerd in de gehele opleiding zijn zij ook verankerd in de hoofden en harten van studenten. Het auditteam heeft dit zelf ook kunnen vaststellen in gesprekken met de studenten. Zowel opdrachtgevers als studenten zijn hier heel positief over. • Ook het werken in multidisciplinaire teams – noodzakelijk om met elkaar de integrale benadering te kunnen effectueren – is goed verankerd in alle fasen en onderdelen van de opleiding. • De notie dat de studenten zelf eigenaar zijn van hun eigen leerproces is van meet af aan ingebouwd in de opleiding, waarbij de mate waarin de student zelf invulling kan geven aan het leerproces steeds groter wordt (zie ook navolgende facetten). • Innovatie: al bij onderwerp 1 en facet 2.1 heeft het auditteam aangegeven dat de opleiding een goede werkwijze heeft ontwikkeld om voortdurend nieuwe ontwikkelingen de opleiding in te halen en te vertalen naar de inhoud en werkvormen van de opleiding. De opleiding heeft daarbij een inhoudelijke ambitie die qua niveau dicht tegen dat van universiteiten aanligt. Die ambitie is op een aantal punten in het programma, met name in het thema-onderwijs, heel manifest. In het onderwijsprogramma van ADC zijn nog elementen te vinden zijn waarbij bedrijfssystemen die in de backoffice functioneren worden opgevat als communicatiesystemen. De opleiding heeft overigens te kennen gegeven zich meer TE willen richten op communicatiesystemen die zich juist in de frontoffice bevinden. Het auditteam ondersteunt deze ambitie van de opleiding. Voor de deeltijdopleiding geldt dat deze dezelfde uitgangspunten kent als de voltijdvariant. Echter: de uitwerking is aangepast aan de wensen en mogelijkheden van de deeltijdstudent. Zo krijgen zij minder oefenopdrachten maar komt de theorie nadrukkelijk wel aan de orde. Per lesdag wordt één beroepsgerichte module aangeboden en eventueel één vaardigheidsmodule. In een notitie ‘Leerplan deeltijd communicatiesystemen’ gaat de opleiding verder in op de hoofdlijnen van het deeltijdprogramma. Hieruit blijkt dat het programma modulair is opgebouwd waarbij de studiejaren 1-3 modules bevatten uit alle gebieden van de ADC-driehoek. In het deeltijdleerplan is op een adequate wijze de hoofdlijnen van het programma uitgewerkt. Gezien de voortdurende ontwikkelingen in het werkveld, alsmede vanwege structureel lage prestaties van studenten op het gebied van studievoortgang en rendement heeft de opleiding een herstructurering van het programma in gang gezet. Jaar 1 en 2 zijn inmiddels onderdeel van het nieuwe programma. Een stuurgroep – sinds kort curriculumcommissie geheten – heeft vanaf 2003 deze twee jaren ontwikkeld. In het licht van de verdere invoering van het nieuwe programma bewaakt de commissie de samenhang in het curriculum en de afstemming tussen leerdoelen, werkvormen en toetsing.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Communicatiesystemen, Hogeschool van Utrecht 16
Oordeel Dit facet is goed. Het programma en de leerdoelen van de programmaonderdelen zijn een adequate en consistente concretisering van de geformuleerde eindkwalificaties waarbij de SvC-driehoek het conceptuele kader vormt. Inhoud, vormgeving en de faciliteiten die de docenten van de opleiding bieden, stellen de student in de gelegenheid de geformuleerde eindkwalificaties te verwerven.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Communicatiesystemen, Hogeschool van Utrecht 17
Facet 2.3. Samenhang programma Criterium Het facet ‘Samenhang programma’ van het onderwerp ‘Programma’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Is het studieprogramma inhoudelijk samenhangend? Bevindingen Het programma van de opleiding ADC laat een voldoende mate van samenhang zien, zowel horizontaal (tussen modulen), verticaal (tussen studiefasen) als in de relatie binnenschools-buitenschools. Dit geldt voor zowel de voltijd- als de deeltijdvariant. De opleiding geeft in het leerplan aan op welke wijze men de samenhang heeft geborgd van het programma. Expliciet wordt er op gewezen dat er sprake is, tijdens de opleiding, van een ‘transformatieproces’ bij de student: binnenkomend met een nog onvoldoende uitgekristalliseerd beroepsbeeld en via het onderwijs uitgroeiend tot een volwaardig lid van de beroepsgroep. Concreet, de student groeit vanuit een oriënterend eerste jaar naar een operationeel niveau in het tweede jaar, naar een tactisch niveau tijdens het derde jaar, om vervolgens te eindigen op strategisch niveau in het vierde studiejaar. Uit de programmabeschrijving, toelichtingen en aanvullingen daarop door docenten tijdens de audit en de gesprekken met studenten blijkt dat deze samenhang op een groot aantal punten wordt geëffectueerd, zoals: • de benoeming van de verhoudingen van de onderdelen van de eerdergenoemde SvC-driehoek (toepassing van communicatiesystemen binnen de context van technologie, gebruiker en organisatie) in elk studiejaar; • de opbouw van leerlijnen in elk jaar en door de vier jaren heen is expliciet gemaakt; • de studieonderdelen – ook de buitenschoolse – zijn expliciet ontleend aan bepaalde specifieke doelstellingen die op hun beurt weer herkenbaar afgeleid zijn van de eindkwalificaties (zie ook 2.2); • de vormgeving van ieder studieonderdeel is zodanig dat er sprake is van een duidelijke interactie tussen theorie en praktijk; • de studieonderdelen zijn gericht op het maken van beroepsproducten waardoor het voor studenten mogelijk is om kennis en vaardigheden uit verschillende deelgebieden te integreren; • de studieonderdelen zijn op een zodanig opgezet en in het opleidingsprogramma gepositioneerd dat zij een voorbereidende functie hebben op studieonderdelen die volgen of een meer verdiepende functie hebben; • de reeds gememoreerde opbouw in complexiteit van opdrachten en mate van zelfsturing, passend bij het didactisch concept; • (zoals eerder aangeven) is de begeleiding door docenten o.a. gericht op het bewaken van de samenhang in de individuele leerroute van de student. In de gesprekken met de studenten en in de studenttevredenheidsonderzoeken is de samenhang positief beoordeeld. Op basis van documentatie en gesprekken tijdens de audit werken het auditteam dit hieronder verder uit. Uit de documentatie blijkt dat ADC het opleidingsproces beschouwt als een ‘transformatieproces’, waarbij studenten in hun oriënterende eerste jaar op basis van een nog niet zo’n concreet beroepsbeeld binnenkomen en via het volgen van het studieprogramma meer zicht krijgen op de inhoud van het vak en hierbij uitgroeien tot volwaardige leden van de beroepsgroep. Bestudering van het opleidingsprogramma laat zien dat de opleiding vrij breed start met een duidelijk oriënterende functie in de propedeuse. In het tweede jaar vindt een meer inhoudelijke verdieping plaats en moeten studenten op uitvoerend niveau alle aspecten van de levenscyclus van een te leveren product beheersen en met verschillende rollen geoefend hebben. In het derde jaar moeten studenten binnen een zelfgekozen rol in multidisciplinaire teams in het thema-onderwijs werken aan beroepsopdrachten en tijdens de stage meewerken aan een complexe opdracht. In het vierde jaar moeten studenten in staat zijn geheel zelfstandig de levenscyclus te doorlopen waarbij analyse en advies een sterke nadruk krijgen. In het leerplan van de opleiding wordt aangegeven dat bij de opbouw van docentgecentreerd naar studentgecentreerd onderwijs de opleiding een eigen methodiek heeft ontwikkeld om het leerproces inzichtelijk te maken, de zg. ‘Silkstone’ methode. Het gaat hierbij om de aanpak van een beroepsprobleem waarbij studenten leren een probleem op te lossen volgens een bepaalde strategie: probleemstelling, plan van aanpak, eerste concept van de oplossing van het probleem, de definitieve versie en tenslotte de procesevaluatie. In feite staat hierbij centraal, zo wordt in het leerplan aangegeven, dat de student moet leren in kaart te brengen welke kennis noodzakelijk is om het probleem op te lossen. Wat weet hij/zij wel en
©Hobéon® Certificering Eindrapport Communicatiesystemen, Hogeschool van Utrecht 18
wat niet, waar kan hij/zij de noodzakelijke informatie vinden. Het bepalen van de eigen leerstrategie wordt als een belangrijke competentie genoemd van de hbo-afgestudeerde. In de Management Review en tijdens de audit heeft het auditteam tevens vastgesteld dat de samenhang ook in de programma-opbouw door de jaren heen op verschillende gebieden wordt ingevuld. Concreet wordt hierbij verwezen naar: • vakinhoudelijke afstemming modules; • mate van zelfsturing door student; • mate van complexiteit van beroepsopdrachten. Vakinhoudelijke afstemming De eerste twee jaren van de opleiding geven de student een basis in de fasen van een communicatiesysteem (systeemontwikkeling). De propedeuse heeft een lintsysteem waarbij modules bewust achter elkaar zijn geplaatst, omdat er een opbouw in moeilijkheidsgraad in is verweven: zo kan het studieonderdeel ‘Strategische Communicatie’ pas na ‘Inleiding Communicatie’ gevolgd worden, en ‘Webtechnologieën’ 1 geeft voldoende technische basis om in de volgende periode te kunnen programmeren. Met ingang van collegejaar 2004 zijn in het tweede jaar de afstudeerrichtingen geïntroduceerd. De keuze voor deze splitsing van de opleiding in jaar 2 is goed onderbouwd. De risico’s van fuikwerking en divergentie van de opleidingsroutes zijn goed onderkend en op adequate wijze aangepakt, onder meer door de vormgeving van brede multidisciplinaire projecten in de jaren 3 + 4. Het onderwijs van Communication & Multimedia Design in het tweede studiejaar is opgebouwd rond de verschillende rollen die afgestudeerde CMD-ers in de beroepspraktijk kunnen hebben. Bij Communicatiesystemen en bij Informatiemanagement is de opbouw van de onderwijsonderdelen gegroepeerd rondom beroepsproducten van de levenscylus, met differentiatie naar opdrachten rondom interne communicatie en externe communicatie. Opbouw van docentgestuurd naar studentgestuurd onderwijs In de opbouw van het curriculum is de overgang van sterk docentgestuurd naar studentgestuurd terug te zien. In de eerste twee jaren is verplicht en door de opleiding in hoge mate voorgeprogrammeerd onderwijs, in de twee laatste jaren maakt de student de keuzes welk thema of welke minor hij gaat volgen en waar hij zijn stage- en afstudeeropdracht wil voltooien. De docent is in de laatste twee jaar meer op afstand, en wordt veel meer op aanvraag geconsulteerd: de student is eigenaar van zijn eigen leerproces geworden. Opbouw complexiteit van beroepsopdrachten Ook is er een opbouw in de complexiteit van beroepsopdrachten, zowel in de complexiteit van op te leveren producten (bijvoorbeeld van statische website naar dynamische website), als de complexiteit van de organisaties. Uit de notitie ‘Leerplan deeltijd communicatiesystemen’ blijkt dat de opleiding ook in deze variant aandacht heeft besteed aan de samenhang van het studieprogramma. De opleiding beschrijft hier de hoofdlijnen van het programma per studiejaar. Hieruit blijkt dat het eerste jaar van de deeltijdopleiding oriënterend is, gevolgd door een op de hoofdfase gerichte verbreding en verdieping van de opleiding. In het eerste semester van het tweede studiejaar volgen studenten modules die hen voorbereiden op de uitvoering van het project Systeemontwikkeling en Systeembouw. In het derde en vierde studiejaar wordt toegewerkt naar de afstudeeropdracht waarbij de modules voortbouwen op eerdere modules. Als voorbeeld geeft de deeltijdopleiding de modules multimedia die voortbouwen op digitale creatie uit het eerste studiejaar en userinterface uit het tweede studiejaar. Verder komen in de laatste twee studiejaren steeds meer geïntegreerd aan bod, d.w.z. de student dient kennis, vaardigheden en inzichten verworven tijdens eerdere studieonderdelen (opnieuw) te activeren binnen andere contexten. Oordeel Dit facet is goed. Zowel de inhoud als de planning van het programma zijn goed doordacht. De programmaonderdelen zijn op een consistente wijze op elkaar afgestemd waardoor zij tezamen één geheel vormen. De samenhang wordt daarmee op een groot aantal manieren geëffectueerd, zowel horizontaal, verticaal als in de relatie binnenschools-buitenschools. De gesprekken tijdens de audit met de studenten bevestigden uitdrukkelijk deze inhoudelijke samenhang.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Communicatiesystemen, Hogeschool van Utrecht 19
Facet 2.4. Studielast Criterium Het facet ‘Studielast’ van het onderwerp ‘Programma’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAOcriterium: • Is het programma studeerbaar doordat studievoortgang belemmerende factoren zoveel mogelijk worden weggenomen? Bevindingen De studeerbaarheid van het programma is onderdeel van verschillende verbeter- en ontwikkelprojecten van de ADC, omdat onder meer uit module-evaluaties en studenttevredenheidsonderzoeken is gebleken dat er meerdere oorzaken ten grondslag liggen aan verminderde studeerbaarheid. Als oorzaken geeft de opleiding zelf aan dat studenten minder uren besteden aan hun studie dan wenselijk, dat de opleiding als te gemakkelijk wordt ingeschat waarbij niettemin de studenten veel studievertraging oplopen en dat de werkvormen niet altijd even goed aan sluiten bij de leerdoelen van een module. In de hoofdfase van de studie is bovendien de afgelopen jaren relatief veel uitval geweest, omdat studenten de opleiding voortijdig inruilden voor een betaalde baan in de beroepspraktijk. Het onderwijsprogramma is inmiddels meerdere malen aangepast om onder meer de als laag ervaren werkdruk in het eerste jaar te voorkomen. Het propedeusejaar moet, zo schrijft de opleiding en wordt tijdens de audit aangegeven, nog veel sterker dan voorheen ingericht worden als selectiejaar. De doorstroming van het tweede naar het derde studiejaar ‘verloopt redelijk goed, waarna echter de dreiging van voortijdige uitval in verband met betaald werk opdoemt’. Uit evaluaties van de opleiding ADC blijkt dat zowel propedeuse- als hoofdfase studenten het onderwijsproces als ‘voldoende’ beschouwen, maar de studiebegeleiding verbeterd dient te worden. De opleiding heeft daartoe meerdere maatregelen getroffen om te zorgen dat er een continue werkdruk gevoeld wordt door studenten en de binding van studenten met de opleiding ook tijdens hun buitenschools studieprogramma ‘hecht’ blijft. Uit documentatie en tijdens de audit is gebleken dat de opleiding daartoe een fors aantal maatregelen heeft getroffen. De opleiding noemt in dit verband: • tegemoetkoming aan de wens tot specialisatie door ontwikkeling afstudeerrichtingen (2003: loopt); • vaststellen van streefnormen voor instroom, doorstroom en uitstroom (2003: vastgesteld); • evenwichtige verhouding tussen leerlijnen onderling en studiebelasting in ECTS per leerlijn (2004: vanaf september operationeel); • naast reguliere coaches ook zogenaamde kick your ass coaches voor trage en niet goed presterende studenten (2003: loopt); • opstellen van studiecontracten met hogerejaars (vijfdejaars en hoger) en monitoring door speciale studieadviseurs (1 voor de vijfdejaars, 1 voor de zesdejaars en hoger) (2002: loopt); • voorzieningen treffen voor onbegeleid werken (zomer 2004); • vrijstellingenbeleid (najaar 2004); • nieuwe vorm intake assessments voor aspirant studenten met deficiënties (najaar 2004); • meer terugkomdagen tijdens buitenschools curriculum (2004: vanaf september operationeel); • leveren van maatwerk (zoals vervangende opdrachten) en efficiënt ´bezemonderwijs´ (zoals samenvoegen deeltijd- en voltijdstudenten in avondonderwijs) (2004: vanaf september operationeel); • opstellen van studieplannen door derde- en vierdejaars met hun coach waardoor studenten de volgordelijkheid van hun studie kunnen plannen (2002: loopt); • hogere studiepunteneis voor BNS (bindend negatief studieadvies) eerste jaar (2004: vanaf september operationeel); • betere monitoring van ingetrokken BNS-studenten (2004: vanaf september operationeel); • een aanvullend eigen studievolgsysteem waardoor coaches niet alleen inzage krijgen in studieresultaten na afloop van tentamenperiode, maar ook in planning (2004: pilot in mei afgerond); • beter afstemming en verdeling takenpakket tussen tutoren en coaches (2004: vanaf september operationeel). De studielast is per module voor zowel de voltijd- als deeltijdvariant vastgesteld in termen van studiepunten (ECTS) voor de propedeuse en de hoofdfase. De modules en de per module toegekende studiepunten zijn via intranet, de studiegids en Osiris voor de studenten opvraagbaar. De belasting op puntenniveau is voldoende zichtbaar in het studieprogramma.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Communicatiesystemen, Hogeschool van Utrecht 20
Uit een resultatenverslag van december 2004 blijkt, voor zover er al gegevens over de nieuwe, striktere opzet van de studeerbaarheid en studiebegeleiding beschikbaar zijn, dat de maatregelen al een positief effect sorteren op de studievoortgang. Gesprekken met studenten bevestigen deze ontwikkeling. Oordeel Dit facet is voldoende. Belangrijk is dat ADC inmiddels verschillende en goed doordachte maatregelen heeft uitgewerkt én ingevoerd om de studeerbaarheid verder te verbeteren en dat de eerste resultaten hiervan positief zijn.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Communicatiesystemen, Hogeschool van Utrecht 21
Facet 2.5. Instroom Criterium Het facet ‘Instroom’ van het onderwerp ‘Programma’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAOcriterium: • Sluit het programma qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit een toelatingsonderzoek? Bevindingen Uit documentatie en tijdens de audit is gebleken dat er vanuit de Faculteit Communicatie en Journalistiek instroombeleid geformuleerd is en er op het gebied van werving en marketing intensief wordt samengewerkt tussen de opleidingen binnen de faculteit en binnen het Picture-verband (Positionering ICTopleidingen Utrecht). Dit geldt zowel voor de voltijd- als de deeltijdvariant. Meer specifiek voor de deeltijd geldt dat vanwege de al bij facet 1.1 vastgestelde instroomproblematiek van deze opleidingsvariant vorig jaar een verkenning is gestart van de samenwerkingsmogelijkheden met de andere deeltijdopleidingen binnen Picture, met de School voor Communicatiemanagement en met het cursussenaanbod van het contractonderwijsbureau van de Faculteit. Mede onder invloed van de daling van de instroom sinds 2001 en lage rendementen is er specifiek instroombeleid opgesteld met streefnormen voor de instroom wat betreft vooropleiding, sekse en etniciteit. Voor de verschillende instroomgroepen is een vrijstellingenbeleid geformuleerd en wil de opleiding nagaan wat de mogelijkheden zijn om hen verkort programma’s aan te bieden. In 2004 vonden de eerste pilots plaats met een schakelprogramma voor studenten van het Grafisch Lyceum Utrecht. In documentatie is terug te vinden dat de opleiding ADC tot 2001 groeiende studentaantallen heeft laten zien. Na 2001 daalde de studenteninstroom. De omvang van de opleiding varieert thans tussen de 600 en 700 studenten. Uit gesprekken en documentatie blijkt dat inmiddels gewerkt wordt aan een actueel en toegankelijk managementinformatiesysyteem t.b.v. studentenwerving en er een integraal wervings/communicatieplan voor de middellange termijn wordt opgesteld. Bij het vaststellen van haar instroombeleid betrekt de opleiding ook onderzoeksgegevens van het ROA over de kwantitatieve ontwikkeling van de arbeidsmarkt voor afgestudeerden van deze opleiding. De opleiding heeft in juni 2004 een position paper opgesteld waarin uitgebreid wordt ingegaan op de instroom. De opleiding geeft daarin blijk van voldoende zicht op de vooropleiding van de studenten en de geografische herkomst (die een grote spreiding laat zien). Gelet op het grote aantal mbo’ers naar het hbo wordt in de notitie aangegeven dat de (eerder genoemde) samenwerking tussen het Grafisch Lyceum en de opleiding ADC een vervolg zou kunnen krijgen door een samenwerking met andere ROC’s in de regio. Door deze samenwerking verdiept de opleiding ADC haar zicht op de competenties van de instromende groep mbo’ers. Voor de MBO-instroom uit opleidingen op het gebied van kantoorautomatisering en systeembeheer wordt overwogen om in het kader van PICTURE deze groep voorlichting te geven over het hele scala aan informatiseringsopleidingen van de HvU. Op deze wijze wordt voorkomen dat mbo’ers met ‘verkeerde vooropleiding/verwachtingen’ studievertraging oplopen. Het gevoerde instroombeleid qua werving, voorlichting en instroombegeleiding wordt door aspirantstudenten en zittende studenten als zeer positief ervaren. De nieuwe naam, ADC, en de nieuwe afstudeerrichtingen trekken nieuwe doelgroepen aan. De opleiding vraagt zich overigens af, zo blijkt uit documentatie en gesprekken tijdens de audit, of zij met de huidige instroomeisen wel de juiste studenten aantrekt. Concreet betreft dit met name de vraag of de instroomeis Economie 1 wel juist is: enerzijds werkt deze niet selecterend genoeg voor de opleiding, anderzijds is ook het Landelijk Overleg Communicatiesystemen van mening dat deze eis niet past bij een communicatieopleiding met een technische en creatieve inslag. Een aanvraag om deze eis te laten vervallen is in voorbereiding. Aspirantstudenten die momenteel niet voldoen aan de instroomeisen kunnen worden toegelaten via een intake assessment met de examencommissie. De deeltijdvariant wil theorie en praktijk zoveel mogelijk integreren, zo blijkt uit het ‘Leerplan deeltijd communicatiesystemen’. Gebruik wordt gemaakt van de werkervaringen van de deeltijdstudenten. In de leerplanbeschrijving wordt aandacht besteed aan de specifieke ‘Studeer- en werkomgeving’ van de deeltijdstudent. Hieruit blijkt dat het werk van studenten sterk verschilt, zowle wat inhoud als niveau betreft. Ook het type bedrijven en organisaties waar studenten werkzaam zijn, laat een grote variëteit zien. Expliciet geeft de opleiding aan dat de opleiding via het intake assessment zicht krijgt op de aanwezige en nog te
©Hobéon® Certificering Eindrapport Communicatiesystemen, Hogeschool van Utrecht 22
verwerven competenties. De opleiding maakt gebruik van de variatie in werkervaring van de studenten door werkgroepen gedifferentieerd te laten samen stellen. Ten aanzien van de deeltijdvariant, zo geeft de opleiding tijdens de audit verder aan, zijn er de aflopen drie jaren gerichte acties gevoerd om een grotere en coherente groep eerstejaars binnen te halen. De deeltijd kent tot nu toe enkele vaste toeleveranciers van werkgevers die hun werknemers naar de opleiding sturen, maar krimpende budgetten laten dit veel minder toe. Pogingen om nieuwe doelgroepen aan te spreken, zijn tot dusver onvoldoende gelukt. De geschiktheid van aspirant-deeltijders wordt getest middels een uitgebreid assessment. Oordeel Dit facet is voldoende. Qua vorm en inhoud houdt het opleidingsprogramma voldoende rekening met de verschillen in de kwalificaties van de instromende studenten. De opleiding is actief bezig met het verder optimaliseren van de aansluiting tussen de verschillende groepen instromers en de opleiding.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Communicatiesystemen, Hogeschool van Utrecht 23
Facet 2.6. Duur Criterium Het facet ‘Duur’ van het onderwerp ‘Programma’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAOcriterium: • Voldoet de opleiding aan de formele eisen m.b.t. de omvang van het opleidingsprogramma van 240 ECTS-studiepunten? Bevindingen Het totale aantal studiepunten van het programma van elk van de betreffende afstudeerprofielen (180 ECTS) tezamen met de propedeuse (60 ECTS) bedraagt 240 ECTS. Daarmee voldoet de voltijd opleiding aan de formele eis die aan bachelor-opleidingen wordt gesteld. Dit geldt ook voor de deeltijdvariant: in de beschrijving van de hoofdlijnen van het programma worden per jaar/periode het aantal te behalen ECTS beschreven. Oordeel Dit facet is voldoende.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Communicatiesystemen, Hogeschool van Utrecht 24
Facet 2.7. Afstemming tussen vormgeving en inhoud Criteria Het facet ‘Afstemming tussen vormgeving en inhoud’ van het onderwerp ‘Programma´ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: • Is het didactisch concept in lijn met de doelstellingen? • Sluiten de werkvormen aan bij het didactisch concept? Bevindingen De voltijd- en deeltijdvariant van de opleiding stelt zich ten doel studenten op te leiden die snel en flexibel kunnen inspelen op de nieuwe ontwikkelingen op het gebied van digitale communicatie. De specifieke kwaliteit die de ADC zijn studenten hierbij wil leveren zit in de sterk toepassingsgerichte benadering van communicatiesystemen. Dit vereist een integrale benadering van de drie belangrijkste invalshoeken: de mens als gebruiker, de techniek en de organisatie waarin deze wordt ingezet. Afgestudeerden moeten daartoe kunnen functioneren in een multidisciplinaire werkomgeving, aanvankelijk in meer operationele taken maar met de basisvaardigheden om uit te groeien tot projectleider (tactisch niveau) of adviseur of architect (strategisch niveau). Uit de documentatie en tijdens de audit is gebleken dat de opleiding deze doelstellingen op adequate wijze heeft uitgewerkt in een didactisch concept. Een van de kernpunten in het didactisch concept is dat de ADC van haar studenten een toenemende mate van zelfstandigheid en professionaliteit verlangt. In het leerplan is beschreven hoe studenten ondersteund worden in hun ontwikkeling naar een beginnend professional met voldoende bagage om op strategisch niveau te kunnen functioneren. De student is daartoe drager van het eigen leerproces en naarmate de studie vordert daar in toenemende mate verantwoordelijk voor. De opleiding wil dit bereiken door drie uitgangspunten van het onderwijs: constructivistisch, opdrachtgestuurd en competentiegericht. De modules zijn er op gericht om een of meerdere competenties te verwerven, waarbij sprake is van een toenemende complexiteit van de leerstof en de opdrachten, van een toenemende zelfstandigheid van studenten bij het bestuderen van de leerstof en het uitvoeren van de opdrachten en van het in toenemende mate implementeren van de theorie in de praktijk. Het auditteam beschouwt dit didactisch principe als adequaat. Het is immers duidelijk te herleiden naar de doelstelling van de opleiding – nader uitgewerkt in de 10 uitgangspunten van het onderwijsconcept – dat mensen na hun afstuderen direct inzetbaar zijn op operationeel niveau, moeten kunnen doorgroeien naar strategisch denk- en werkniveau en daarbij in een omgeving moeten kunnen opereren waarin door de snelle (technologische) ontwikkelingen een hoge mate van flexibiliteit en zelfsturing vereist is. Studenten van zowel de voltijd- als deeltijdopleidingen oordelen voldoende positief over het onderwijsconcept en de aangeboden werkvormen. Studenten geven aan ‘duidelijk positieve punten’ te zien in de methodische manier van werken en de bevordering van zelfstandig werken, oplossingsgericht denken en handelen en het dragen van eigen verantwoordelijkheid. De deeltijdstudenten blijken zich tevens positief te uiten over de verscheidenheid aan werkvormen. Uit de documentatie en tijdens de audit is gebleken dat in navolging van het oude leerplan van de opleiding en met het gereedkomen van het nieuwe landelijke competentieprofiel er in het voorjaar van 2004 gestart is met een nieuw leerplan voltijd-ADC, waarin ook een aantal verbeteringen ten opzichte van het oude leerplan is opgenomen. Deze verbeteringen zijn aangebracht mede op basis van de uitkomsten van de moduleevaluaties en de studententevredenheidsonderzoeken. Uit de documentatie blijkt op welke wijze de onderwijsvisie van de opleiding in het nieuwe leerplan vormgegeven is. Het auditteam constateert dat het curriculum sterk opdrachtgestuurd is opgezet en er sprake is van een toename in zelfsturing: de student wordt geacht naarmate hij de opleiding volgt zelf ‘sturing’ te geven aan zijn eigen leerproces en dus in toenemende mate onafhankelijk van de docent te kunnen studeren en opdrachten uit te voeren. Opdrachten worden, zo is het auditteam gebleken tijdens tijdens de audit, vaak in groepsverband uitgevoerd waarbij studenten verschillende rollen vervullen binnen de groep. Tijdens de stage krijgt de student in eerste instantie begeleiding tijdens het uitvoeren van ‘reëel werk in de reële beroepsomgeving’. Naarmate de student vordert in zijn studie, neemt de begeleiding af op de stage- of werkplek. De deeltijdopleiding sluit wat het didactisch concept betreft aan bij de voltijdopleiding, zo blijkt uit een beschrijving van het leerplan. Niet alleen de docent, maar ook de student draagt kennis over vanuit zijn/haar werkervaring. In deze variant leren docenten en studenten van elkaar waarbij de docent de
©Hobéon® Certificering Eindrapport Communicatiesystemen, Hogeschool van Utrecht 25
eindverantwoordelijkheid voor het onderwijsleerproces en de kwaliteit behoudt. De werkvormen die de opleidingen hanteren sluiten in voldoende mate aan bij de doelstellingen per leerstofeenheid. De door de opleiding gehanteerde leerlijnen, ervarings-reflectielijn, integrale lijn, conceptuele lijn, vaardighedenlijn en studieloopbaanlijn, zijn terug te vinden in het curriculum. Met name door de sterke gerichtheid van de opleiding op de praktijk, krijgt de student voldoende gelegenheid zich zowel op persoonlijk als professioneel vlak verder te ontwikkelen. De afstudeeropdracht is gericht op het zelfstandig kunnen verrichten van werkzaamheden waarbij de begeleiding vooral bestaat uit het over de schouders meekijken en, waar nodig sturen, van de docent en/of begeleider op de werkplek. Duidelijk blijkt uit het didactische concept dat dit niet alleen aansluit bij de doelstellingen per studieonderdeel maar dat de voltijd- en deeltijdopleiding zich bij de keuze voor werkvormen hebben laten leiden door de inhoud van het studieonderdeel. Modules die zich ertoe lenen om individueel bestudeerd te worden, worden bijvoorbeeld klassikaal-frontaal aangeboden. Modules die juist aanzetten tot gezamenlijk werken, leiden in de regel ook tot een groepsopdracht. Het auditteam merkt tevens op dat de opleiding ADC met het didactisch concept ook aansluit bij de ‘Dublin-descriptoren’ waar sprake is van een theoretisch fundament (kennis) dat moet leiden tot het toepassen van deze kennis in praktijksituaties waarna/waardoor de student inzicht krijgt/ontstaat in de leerstof. Oordeel Dit facet is voldoende. Het didactisch concept ligt geheel in lijn met de competenties waarvoor wordt opgeleid. De werkvormen komen voort uit het didactisch concept.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Communicatiesystemen, Hogeschool van Utrecht 26
Facet 2.8. Beoordeling en toetsing Criterium Het facet ‘Beoordeling en toetsing’ van het onderwerp ‘Programma´ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Wordt door de beoordelingen, toetsingen en examens adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd? Bevindingen Het onderwijsprogramma van de opleiding, zo blijkt uit documenten, bevat een systematische beschrijving van de planning, procedures, methoden, vereisten en criteria met betrekking tot beoordeling en toetsing. Het sluitstuk daarvan is vastgelegd in het Onderwijs- en Examenreglement dat onderdeel is van het studentenstatuut. In het verleden werden de modulen afgerond met een tentamen of opdracht. Met de integrale herziening van het onderwijsprogramma wordt hierin verandering aangebracht. In de geherprogrammeerde eerste twee studiejaren is de wijze van toetsen en beoordelen van studenten meer in lijn met de tien uitgangspunten van het didactisch concept van de opleiding gebracht. Toetsing is gericht op het regelmatig controleren van de verwerving van competenties ‘just in time’ en ‘just in case’. Het nieuwe toetsbeleid is tevens gericht op de verhoging van het rendement. Kernpunten in de herziening van het toetsbeleid zijn al met al: • toetsvormen moeten goed aansluiten bij de competenties die in een specifieke module aan bod komen en het beheersingsniveau (mate van zelfsturing en complexiteit opdracht); • expliciteren van de relatie tussen toetsvorm en leerlijnen; • herkansingsvormen moeten goed aansluiten bij opdrachtgestuurd onderwijs; • procedures rondom organisatie en evaluatie van toetsen. Er is hierbij sprake van een mix van toetsvormen (tentamens en beroepsopdrachten, individuele en groepstoetsing, kennistoetsen, vaardigheidstoetsen, presentatiebeoordelingen, stageopdrachten en praktijkopdrachten, reflectieopdrachten en afstudeeropdrachten). Vanaf jaar 2 is sprake van volledige toetsing van beroepsproducten. In september 2004 is de eerste conceptversie van het toetsbeleid afgerond, waarna een definitieve versie vastgesteld en ingevoerd wordt. De stuurgroep/curriculumcommissie heeft hierbij een belangrijke rol vervuld, met name ten aanzien van de aansluiting op de overige aspecten van de curriculumherziening. De uitgangspunten voor het ADC-toetsbeleid zullen verder in facultaire samenhang ontwikkeld worden. Deze uitgangspunten worden in het ‘Leerplan ADC’ uitgebreid besproken. Het toetsen en beoordelen van studenten en hun werk volgt het didactisch concept. De tien hoofdpunten daarvan zijn vertaald in criteria voor de ontwikkeling en beoordeling van een gevarieerde en competentiegerichte toetspraktijk aan. De uitgangspunten bij toetsing die de opleiding noemt zijn: beroepsgerichtheid, opdrachtgestuurd, opbouwend in zelfsturing, reflectief, opdrachten in teamverband, variëteit aan rollen, professionele en persoonlijke zelfontwikkeling, ontwikkeling in breddte of diepte, begeleid ervaring opdoen met reëel werk in de reële beroepsomgeving, zelfstandig functionerende beroepsbeoefenaar. Binnen de kaders van NieuweDingenDoen, NDD, (een aparte notitie is aan het auditteam voorgelegd) is een systeem van functionerings- en beoordelingsgesprekken ingevoerd met 360-gradenfeedback. Doel van NDD is het realiseren van een leeromgeving door het opzetten van een projectorganisatie voor projecten binnen het kennisdomein van ICT. De organisatie wordt beheerd door studenten die tevens adviezen uitbrengen, de projecten uitvoeren en de ontwikkelde expertise uitwisselen met participanten van de kennismarktplaats. Deze participanten komen met name uit het bedrijfsleven. Studenten acteren hierbij als beginnende professional en leren door te doen. Zij verwerven competenties bij professionals uit het werkveld en studenten leren van elkaar. De docent vervult hierbij de rol van coach en consultant en beoordeelt de resultaten in de rol van assessor. Docenten zijn samen verantwoordelijk zijn voor toetsing. Dat wil zeggen: zij stellen de toetsen samen en zijn ook gezamenlijk verantwoordelijk voor de uitvoering ervan. Daarmee is binnen de opleiding het toetsbeleid minder docentafhankelijk geworden: het is een groep docenten die verantwoordelijkheid draagt, in de woorden van de opleiding ‘resultaatgerichte teams’. Concreet betekent dit dat de toetsen en de beoordelingscriteria per module ontwikkeld worden door een docent in nauw overleg met één of meer collega-docenten. Toetsen worden niet eerder afgenomen dan na accordering door de betreffende collegadocent(en) en worden beoordeeld volgens de criteria die in samenspraak met de collega-docent(en) zijn afgesproken. Daardoor wordt voorkomen dat ‘toe tsing en beoordeling’ te zeer een zaak is van individuele
©Hobéon® Certificering Eindrapport Communicatiesystemen, Hogeschool van Utrecht 27
docenten. Deze handelswijze draagt daardoor bij aan de waarborging van de kwaliteit van toetsing en beoordeling. Beoordeling en toetsing van door de student geleverde prestaties tijdens werkperiodes en stages vinden plaats in samenspraak van de docent met het betreffende stagebiedende bedrijf. Dit blijkt uit de beoordelingsverslagen. Binnen de door de opleiding ADC gehanteerde stageprocedure is de aanwezigheid van een stagebegeleider bij het stageverlenende bedrijf een voorwaarde. Voor de deeltijdvariant geldt dat competenties door de student verworven worden door hem/haar veelvuldig te laten werken aan opdrachten, zowel op de opleiding als op de werkplek. Vrijwel alle modules hebben naast een theoretische ook een praktische component die getoetst wordt, zo blijkt uit de documentatie, met een eindopdracht. Het kan gaan om individuele opdrachten en groepsopdrachten. Dit kunnen realistische cases zijn die gebaseerd zijn op in de praktijk voorkomende opdrachten, of reële projecten met een externe opdrachtgever die gericht zijn op het oplossen van een probleem. Oordeel Dit facet is voldoende. De opleiding is in een overgangsfase waarin het toetsbeleid meer recht doet aan het didactisch concept van de opleiding en de beleidsdoelen naar een hoger rendement ondersteunt. Deze ontwikkeling is onderdeel van de integrale vernieuwing van de opleiding, waarvan de eerste twee studiejaren inmiddels zijn gerealiseerd. De opleiding hanteert hierbij in de visie van het auditteam een onderwijskundig goede visie, waarbij bovendien de belangrijke verbeterpunten goed in beeld zijn gebracht. Via onder meer de curriculumcommissie en de kwaliteitszorgsystematiek wordt de voortgang goed gevolgd.
SAMENVATTEND OORDEEL VAN HET ONDERWERP ‘PROGRAMMA’ Het onderwerp ‘Programma’ is voldoende op basis van de beslisregel dat alle onderliggende facetten tenminste een ‘voldoende’ hebben gescoord, aangezien: • Kennisontwikkeling van studenten plaatsvindt via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontwikkeld studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek; • Het programma aantoonbare verbanden heeft met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline; • Het programma de ontwikkeling waarborgt van beroepsvaardigheden en dat het aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk heeft; • Het programma een adequate concretisering is van de eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen; • De eindkwalificaties adequaat vertaald zijn in leerdoelen van (onderdelen van) het programma; • De inhoud van het programma studenten de mogelijkheid biedt om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken; • Het studieprogramma inhoudelijk samenhangend is, zowel horizontaal, verticaal als in de relatie tussen binnenschoolse en buitenschoolse competentieontwikkeling; • Het programma studeerbaar is doordat studievoortgang belemmerende factoren zoveel mogelijk worden weggenomen; • Het programma qua vorm en inhoud aansluit bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of daarmee vergelijkbare kwalificaties; • De opleiding voldoet aan de formele eisen m.b.t. de omvang van het opleidingsprogramma van 240 ECTS-studiepunten; • Het didactisch concept in lijn is met de doelstellingen; • De werkvormen aansluiten bij het didactisch concept; • Door de beoordelingen, toetsingen en examens adequaat getoetst wordt of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Het auditteam stelt hierbij vast dat de opleiding zowel inhoudelijk als onderwijskundig nog in een belangrijke overgangsfase verkeert, waarbij de eerste twee studiejaren al op de nieuwe leest geschoeid zijn. Die vernieuwingen zijn er op gericht om de leerroutes c.q. afstudeerprofielen nog beter te positioneren (zowel binnen de opleiding als naar de arbeidsmarkt), om de onderwijskundige invulling en het toetsbeleid nog meer in overeenstemming te brengen met de didactische uitgangspunten en om het rendement van de opleiding te vergroten.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Communicatiesystemen, Hogeschool van Utrecht 28
Daardoor is het merendeel van bovenstaande punten al in sterkere mate gerealiseerd in de eerste twee jaren dan in de hogere studiejaren. Het auditteam onderschrijft de relevantie van deze vernieuwing en is van oordeel dat de opleiding deze op een planmatige en inhoudelijk adequate wijze doorvoert.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Communicatiesystemen, Hogeschool van Utrecht 29
Onderwerp 3: Inzet van personeel Het derde onderwerp bestaat uit drie facetten: 1. eisen hbo; 2. kwantiteit personeel; 3. kwaliteit personeel.
Facet 3.1. Eisen hbo Criterium Het facet ‘Eisen hbo’ van het onderwerp ‘Inzet van personeel´ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Wordt het onderwijs voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk? Bevindingen Uit documenten en tijdens de audit is gebleken dat op opleidings- en faculteitsniveau verschillende notities zijn verschenen waarin het personeelsbeleid is vastgelegd: • het facultaire Meerjaren Personeelsplan FCJ 2004-2007; • het Meerjaren Personeelsplan ADC 2004-2007; • het opleidingsspecifieke AOP (afdelingsontwikkelingsplan) 2005-2006; • de jaarplannen; • zogeheten kenniskaarten die vanaf september 2004 ingezet gaan worden in het kader van het samenwerkingsverband PICTURE Het onderwijs van de opleiding ADC is sterk gericht op de beroepspraktijk waarbij in het personeelsbeleid inzake instroom, doorstroom en uitstroom van medewerkers binnen een meerjarenperspectief een evenwichtige samenstelling van het personeelsbestand wordt nagestreefd. Uit bovenstaande documentatie blijkt dat de opleiding hierbij de volgende speerpunten hanteert: • professionalisering van de organisatie en van medewerkers; • verbreding van vaardigheden van personeel; • veranderingsvaardigheden van het management; • aantrekkelijk werkgeverschap. Uit documentatie van de opleiding blijkt dat de docenten over de noodzakelijke expertise beschikken en over ruime professionele contacten met het beroepenveld. Zo blijkt uit de cv’s van de medewerkers dat het docentenkorps het totale scala bestrijkt van de onderwerpen waar de student tijdens zijn opleiding mee te maken krijgt. Zo zijn er docenten die op operationeel niveau als scenarioschrijver, producer en regisseur van interactieve video’s werkzaam zijn geweest, een docent die als ‘creative director’ werkzaam is geweest bij een ‘corporate communicatiebureau’ of na als docent werkzaam te zijn geweest op de kunstacademie AKI in Enschede zich bezig heeft gehouden met interactieve multimedia. Andere docenten zijn als consultant werkzaam geweest of als geluidstechnicus en radioproducent. Al met al, zo constateert het auditteam, bestrijkt het docententeam het gebied van ICT, journalistiek, ontwerpen, copywriting, marketing, uitgeverij, informatiemanagement, televisie, radio, reclame tot en met fotografie. Het netwerk waarover de docenten beschikken wordt aantoonbaar ingezet om de relevantie en kwaliteit van het onderwijsprogramma te toetsen. Dit netwerk wordt vooral gebruikt om: • feedback te krijgen met betrekking tot de actualiteit van specifieke programmaonderdelen; • daar waar nodig studenten te faciliteren bij het vinden van toegang tot het beroepenveld; • gastdocenten en -sprekers aan te trekken. Zoals eerder aangegeven wordt het onderwijs voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Zoals eerder opgemerkt heeft meer dan de helft van het personeel werkervaring in het beroepenveld waarvoor de ADC opleidt. Hiervan combineert zo’n 10% een onderwijsbaan met een baan in het beroepenveld, is een deel minder dan twee jaar geleden overgestapt uit het beroepenveld en is een ander deel tussen de twee en tien jaar geleden overgestapt uit het beroepenveld. Voor degenen die over te weinig werkervaring beschikken heeft 75% meer dan vijf jaar ervaring met het opleiden tot professionals in het beroe penveld. Voor degenen (in de regel startende docenten) met minder dan vijf jaar onderwijservaring en geen werkervaring in de beroepspraktijk wordt in gesprekken specifiek gekeken naar manieren om zowel onderwijskundig als beroepsgericht ‘bij te blijven’. Docenten van de deeltijdopleiding zijn vrijwel altijd tevens verbonden aan de voltijdopleiding waardoor, zo geeft de opleiding aan, er een wisselwerking plaatsvindt tussen beide opleidingsvarianten wat de modules betreft. Als ontwikkelingen in de beroepspraktijk of het vakgebied dat vereisen, dan stellen de docenten het
©Hobéon® Certificering Eindrapport Communicatiesystemen, Hogeschool van Utrecht 30
programma bij. Docenten, zo geeft de opleiding expliciet aan, worden geselecteerd voor de deeltijd-variant op basis van hun deskundigheid en hun motivatie om aan deze doelgroep les te geven. Tijdens de audit is aangegeven dat het facultaire personeelsbeleid in sterke mate bepaald wordt door vergrijzing (vervangingsvraag) en vermindering van inkomsten. Bij de opleiding ADC zijn met name de teruglopende inkomsten door een geringere instroom in 2001 en 2002 en een lage onderwijsvraagfactor van invloed op de inzet van personeel in de periode 2003-2005 (zie verder met name 3.2) Oordeel Dit facet is goed. Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een directe verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Communicatiesystemen, Hogeschool van Utrecht 31
Facet 3.2. Kwantiteit van het personeel Criterium Het facet ‘Kwantiteit van het personeel’ van het onderwerp ‘Inzet van personeel´ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Wordt er voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen? Bevindingen Het Meerjaren Personeelsplan 2004-2008 van de faculteit heeft een directe relatie met de Meerjarenbegroting, en geeft het auditteam inzicht in de kwantitatieve inzet van personeel. Voor de periode 2004-2007 kenmerkt het meerjaren personeelsplan zich vooral door structurele vermindering in het onderwijzend personeel en het onderwijsbegeleidend personeel. Daar waar vacatureruimte ontstaat zal meer gebruik gemaakt worden van flexibele arbeidskrachten. In de afgelopen jaren was binnen de faculteit het beleid om een docent-studentratio te realiseren van 1:27. Deze streefnorm is ook gehaald. Echter: door de vermindering van inkomsten (lagere instroom en verslechterde onderwijsvraagfactor) is er boventalligheid ontstaan, waardoor de ratio in 2003 op 1:23 lag. Door intern en extern te detacheren ligt de ratio weer iets dichter in de buurt van de streefnorm van 1:27. De komende jaren zal door de herstructurering enerzijds en een stijgende verwachte instroom anderzijds de ratio echter naar boven toe bijgesteld worden, zo verwacht de opleiding. Uit documentatie en tijdens de audit is gebleken dat door het hanteren van verschillende werkvormen en een toenemende mate van studentgestuurd onde rwijs er op een voldoende verantwoorde wijze onderwijs gegeven kan worden. Het onderwijs voor 2005 wordt ontwikkeld met een gemiddelde DBU (netto docentbelastinguren) van 0,84 per ECTS. De netto docentbelasting is vastgesteld op 70% van ieders formatie (naast 10% deskundigheidsbevordering, 10% overhead en 10% ontwikkel- en commissiewerk). Per afstudeerrichting en per moduleteam kunnen de DBU’s in onderlinge afstemming vrijelijk worden toegekend aan modules, waardoor variatie in werkvormen mogelijk blijft en het onderwijs betaalbaar blijft voor de opleiding. Ook de samenstelling van moduleteams in een evenwichtige mix van technisch instructeurs, hoofdinstructeurs praktijkonderwijs en (hogeschool)docenten, draagt daar aan bij, zo blijkt uit de documentatie. Tot slot heeft het auditteam vastgesteld dat er mede door de omvang van de voltijd- en deeltijdopleiding per expertisegebied vrijwel altijd meerdere docenten beschikbaar zijn, zodat de opleiding op dit punt derhalve voorshands niet kwetsbaar is. Een aantal docenten geeft les aan zowel de voltijd- als deeltijdvariant. Een docent is meestal één moduleperiode per studiejaar verbonden aan de deeltijdopleiding. Deze variant heeft dus geen vast docententeam. Oordeel Dit facet is voldoende. ADC zet voldoende personeel in om de opleiding in beide varianten met de gewenste kwaliteit te verzorgen.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Communicatiesystemen, Hogeschool van Utrecht 32
Facet 3.3. Kwaliteit van het personeel Criterium Het facet ‘Kwaliteit van het personeel’ van het onderwerp ‘Inzet van personeel´ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Is het personeel gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma? Bevindingen De documentatie met betrekking tot het personeelsbeleid alsmede de gesprekken gevoerd met docenten en het management van de voltijd-/deeltijdopleiding hebben het auditteam ervan overtuigd dat het aannamebeleid van de faculteit in het algemeen en de opleiding ADC in het bijzonder inhoudelijke en didactische kwaliteitseisen stelt aan het personeel. Bij het wervingsbeleid is de focus op docenten met beroepservaring relevant voor en aansluitend bij de competenties van het domein waar de opleiding zich op richt. Het vereiste minimum niveau is hbo dan wel opererend op dat niveau (bijvoorbeeld blijkend uit ervaring). Onderwijskundige competenties worden, zoals we eerder in deze rapportage aangegeven hebben, via training en scholing aangevuld en waar nodig versterkt. Alle wensen ten aanzien van persoonlijke scholing (coaching, training, cursussen, loopbaanbegeleiding, etc) worden door de opleidingsdirectie geëvalueerd en vervolgens al dan niet toegekend en gebudgetteerd. Uit documentatie blijkt dat elke medewerker 10% van zijn aanstelling als scholingstijd tot zijn/haar beschikking krijgt. Er blijkt 2,5% van de bruto loonsom uitgetrokken te zijn voor scholingsbudget van medewerkers van de faculteit. Docenten zijn verplicht een didactische aantekening te halen. Deze wordt vergoed door de opleiding en kan ook binnen werkuren gehaald worden. Op één docent na heeft iedereen die didactische aantekening ook daadwerkelijk behaald, zo blijkt uit documentatie. Omdat het vakgebied waar ADC zich op richt sterk in beweging is en er ook de komende jaren nog veel technologische en sociaal-economische veranderingen te verwachten zijn op het terrein van multimedia en communicatie- en informatiesystemen, heeft de opleiding de afgelopen jaren geïnvesteerd in deskundigheidsbevordering op het gebied van ondermeer HCI, .NET, XML, Flash en 3D. Dit gebeurt, zo blijkt uit gesprekken en documentatie, door docenten elkaar onderling te laten scholen, door studenten aan docenten les te laten geven en door medewerkers in loopbaanbegeleidingtrajecten, cursussen en congressen te laten participeren. Ook het verrichten van onderzoek wordt door ADC beschouwd als een manier om vakinhoudelijk op de hoogte te blijven van de laatste ontwikkelingen. Vier docenten hebben daar de afgelopen twee jaar gebruik van gemaakt. Al bij de behandeling van facet 2.1. heeft het auditteam vastgesteld dat de voltijd- en deeltijdvariant van de opleiding een effectieve werkwijze heeft om ervaringen en nieuwe inzichten met elkaar te delen. Daarbij gaf het auditteam aan dat hierdoor tevens voorkomen kan worden dat ontwikkelingen te smal of verkeerd worden geduid of dat stokpaardjes worden bereden, alsmede dat de organisatie uit elkaar groeit omdat het inhoudelijke domein te zeer divergeert. Voorbeelden van dergelijke vormen van kennisdelen zijn studiedagen en teamlunches. Hierbij wordt één thema op het vakgebied van digitale communicatie uitgewerkt door een of meerdere teamleden. Verder zijn er regelmatig techniekdocenten-bijeenkomsten en delen alle docenten die toegepast onderzoek verrichten hun bevindingen met hun collega´s, zo blijkt uit de documentatie en de gesprekken tijdens de audit. De faculteit hanteert een cyclus van resultaat gericht werken, de RGW-cyclus. Uit documentatie blijkt dat de opleiding in 2003 het initiatief heeft genomen tot een een nieuw RGW-format waarbij voorafgaand aan het RGW-gesprek alle directieleden een medewerker beoordelen (en de medewerker ook zichzelf) op een aantal competenties. Er is een duidelijke koppeling tussen de strategische doelen en opgaven van de opleiding en het personeelsbeleid/de RGW-gesprekken. In het AOP (‘Afdelingsontwikkelingsplan’) zijn de strategische doelen en opgaven uitgewerkt naar een competentiematrix, die vervolgens onderdeel uitmaakt van de RGW-gesprekken. (Ook Kwaliteitszorg kan aandachtspunten aanreiken voor de inhoudelijke agenda van de RGW-gesprekken. ) De RGW-gesprekken kennen een systematiek van twee gesprekken per jaar, waarvan één het karakter van een functioneringsgesprek heeft en het ander van een beoordelingsgesprek. Verschillen en overeenkomsten worden tijdens het RGW-gesprek besproken, en er worden afspraken gemaakt over eventuele nodige verbeteringen ten aanzien van de competenties. In deze gesprekken worden verder wensen en eisen ten aanzien van de huidige functie besproken, alsmede wensen voor de toekomst en de scholingsbehoefte. Deze gesprekken resulteren in heldere afspraken (‘contract’) tussen
©Hobéon® Certificering Eindrapport Communicatiesystemen, Hogeschool van Utrecht 33
management en medewerkers. Van elk RGW-gesprek ontvangen medewerkers een verslag dat door beide partijen ondertekend wordt en gearchiveerd in het personeelsdossier, zo is het auditteam gebleken. Oordeel Dit facet is voldoende. Het personeel is voldoende gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma in beide varianten. Dit door het auditteam verkregen beeld op basis van documenten en gesprekken tijdens de audit met docenten en faseteamcoördinatoren, werd bevestigd door de gesprekken met de studenten.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Communicatiesystemen, Hogeschool van Utrecht 34
SAMENVATTEND OORDEEL VAN HET ONDERWERP ‘INZET VAN PERSONEEL’ Het onderwerp ‘Inzet van personeel’ is voldoende op basis van de beslisregel dat alle onderliggende facetten tenminste een voldoende hebben gescoord. Er is een duidelijke koppeling tussen enerzijds de strategische doelen en opgaven van de opleiding en anderzijds het personeelsbeleid. In het AOP (Afdelingsontwikkelingsplan) is dit uitgewerkt naar een competentiematrix, die vervolgens onderdeel uitmaakt van de RGW-gesprekken. Gezien de vele ontwikkelingen in het werkveld is het tevens zaak dat er voldoende kennis wordt gedeeld in de organisatie, mede om divergentie in de organisatie te voorkomen. Naar het oordeel van het auditteam is dit voldoende georganiseerd, zowel geformaliseerd als informeel. Het personeel is zowel kwantitatief als kwalitatief voldoende toegerust voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma in beide varianten.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Communicatiesystemen, Hogeschool van Utrecht 35
Onderwerp 4: Voorzieningen Het vierde onderwerp bestaat uit twee facetten: 1. materiële voorzieningen; 2. studiebegeleiding.
Facet 4.1. Materiële voorzieningen Criterium Het facet ‘Materiële voorzieningen’ van het onderwerp ‘Voorzieningen´ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Zijn de huisvesting en de materiële voorzieningen toereikend om het programma te realiseren? Bevindingen Uit documentatie blijkt dat ADC het algemene hogeschoolbeleid volgt wat betreft voorzieningen. Blijkbaar was het hogeschoolbeleid jarenlang sterk gedecentraliseerd waarbij de faculteiten elk een eigen gebouw en eigen bijpassend beleid hadden. Inmiddels is er sprake van een tendens naar verregaande centralisatie. Zo is inmiddels sprake van een meer gecentraliseerde IT-afdeling, een bureau inschrijving, de international service desk, en financiële en salarisadministratie. Het eigen gebouw van de faculteit waar ADC is ondergebracht speelt, zo geven medewerkers en studenten van ADC aan, een belangrijke rol in de aantrekkingskracht voor aspirant studenten, en creëert een veilige en prettige studieomgeving voor zittende studenten. Tijdens de audit bleek dat het gebouw aan de buitenkant een duidelijk eigen identiteit heeft en duidelijk afsteekt bij de andere HvU gebouwen en de Utrechtse universiteit die in de directe omgeving gesitueerd is. Tijdens de audit heeft het auditteam een rondgang gemaakt langs de ruimten waar de opleiding gebruik van maakt. Gebleken is dat de opleiding binnen de faculteit beschikt over een eigen vleugel waar medewerkersplekken, studentwerkplekken en lokalen zijn gesitueerd. De inrichting en beheer daarvan valt onder de verantwoordelijkheid van de opleiding in samenspraak met de verantwoordelijke facultaire dienst. Daarnaast zijn er enkele facultaire voorzieningen zoals mediatheek, restaurant, café, ruimte voor de studentenverenigingen en materiaaldesk STUM. Opmerkelijk was de, letterlijk te nemen, opgeruimdheid van de vleugel waar ADC gevestigd is. Deze vleugel wordt gekenmerkt door de veelsoortigheid van soorten ruimtes. Tijdens de rondgang hebben de leden van het auditteam de volgende ruimten bezocht: drie multimediawerkplaatsen, één technisch lab, twee theorielokalen, drie praktijklokalen uitgerust met computers (waarbij uitgegaan wordt van één computer per twee studenten in het lokaal, een verhouding die tijdens de audit ruimschoots gehaald werd), vijf studentenprojectwerkkamers, één vergaderruimte voor medewerkers, één ruimte voor het projectbureau ‘Nieuwe Dingen Doen’, één medewerkers-koffiekamer, vier vaste medewerkerskamers en een zg. zwerfruimte waar docenten flexibel werken met door de opleiding verschafte laptops. De ADC-vleugel heeft een wireless netwerk waardoor studenten en docenten overal draadloos in kunnen loggen op de schoolserver en het internet. Voor studenten is er een speciale laptopregeling waarmee het gebruik van laptop en wifi gestimuleerd wordt. Tijdens werkdagen zijn de praktijklokalen open voor studenten om zelfstandig te werken. Daarnaast kunnen studenten uit het derde en vierde jaar die zelfstandig aan projecten werken, zelf de studenten-projectwerkkamers reserveren, ook buiten de reguliere schooltijden zoals de avonden en in de vakanties. De opleiding heeft een helder beleid ten aanzien van de wijze waarop en de mate waarin de infrastructuur binnen de opleiding moet worden aangepast. Belangrijke criteria voor aanschaf van nieuwe apparatuur of software zijn: • Het moet geen hype zijn, maar een structurele ontwikkeling. • Het moet niet bijdragen aan “knoppentraining”, maar aan de conceptuele bagage van de studenten. De opleiding vertaalt hierbij in feite het competentieprofiel van de studenten naar het voorzieningenbeleid. Met de communicatiedriehoek als basis focust de opleiding zich immers op het opleiden van studenten die sterk op de gebruiker gericht is en niet vanuit de tools redeneert. Het is een communicatie-opleiding, geen opleiding over communicatiedragers. • De apparatuur of software moet gebruikersvriendelijk zijn voor de opleiding. • Daar waar de apparatuur of software nog te nieuw, te duur of te onduidelijk is qua uiteindelijke relevantie wordt samenwerking met bedrijven/organisaties nagestreefd (bijv. in het kader van stage en afstuderen). Opmerkelijk is dat er binnen de opleiding ook aandacht is voor de preventie van RSI omdat studenten en
©Hobéon® Certificering Eindrapport Communicatiesystemen, Hogeschool van Utrecht 36
medewerkers veel en vaak langdurig met computers werken. Uit documentatie blijkt dat er sprake is van: uitgebreide RSI-voorlichting, RSI-cursussen en heeft een docent het arbo-beleid ten aanzien van RSI speciaal in haar portefeuille om studenten te kunnen begeleiden. Het niveau van de voorzieningen wordt jaarlijks geëvalueerd onder studenten en halfjaarlijks in de ‘RGWgesprekken met medewerkers van de opleiding. Documentatie en gesprekken met studenten tonen aan dat zij doorgaans zeer hoge maatstaven aanleggen aan het type voorzieningen op de opleiding, maar hierover niettemin zeer positief zijn. Deeltijdstudenten blijken de voorzieningen nog hoger te waarderen dan de voltijders, waarschijnlijk omdat zij het voorzieningenniveau op de opleiding relateren aan hetgeen hen in de eigen werksituatie ter beschikking staat. Vanaf 2005 wordt een HvU-centraal roosterprogramma in gebruik genomen waardoor onderwijsvraag en gevraagde voorzieningen hogeschoolbreed meer op elkaar afgestemd kunnen worden. In 2004 is bij de faculteit gestart met een betere afstemming tussen generieke (studenten-werkkamers, theorielokalen en niet gespecialiseerde praktijklokalen zoals computerlokalen) en specifieke lokalen (opleidingsspecifieke ruimtes zoals de mediawerkplaatsen en technisch lab). Uit documentatie blijkt tevens dat de opleiding momenteel onderzoekt in hoeverre sponsoring van computervoorzieningen mogelijk is, waardoor vervanging en uitbreiding van computervoorzieningen sneller kunnen plaatsvinden dan de thans gehanteerde termijn van vier jaar. Oordeel Dit facet is goed. Het auditteam heeft tijdens de audit zowel het HvU/faculteit-brede voorzieningenniveau beoordeeld alsook de opleidingsspecifieke voorzieningen in die beoordeling betrokken. De eigen bevindingen van het auditteam werden bevestigd door de gesprekken met de studenten.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Communicatiesystemen, Hogeschool van Utrecht 37
Facet 4.2. Studiebegeleiding Criteria Het facet ‘Studiebegeleiding’ van het onderwerp ‘Voorzieningen´ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: • Zijn de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan de studenten adequaat met het oog op de studievoortgang? • Sluiten de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan de studenten aan bij de behoefte van de studenten? Bevindingen Binnen de opleiding ADC vindt studiebegeleiding plaats d.m.v. coaches die studenten in alle studiejaren toegewezen krijgen. Die coaching is een verplicht onderdeel van het curriculum in het kader van de modules Professionele Zelfontwikkeling (PZO). Elke student heeft dus een eigen coach die de studievoortgang bewaakt en die – indien nodig – samen met de student verbetertrajecten afspreekt en bieden de studenten ondersteuning in hun professionele en persoonlijke zelfontwikkeling. Problemen met betrekking tot de studievoortgang worden zo tijdig gesignaleerd door middel van de gesprekken die de docent voert met de student. Coaches hebben regelmatig overleg met de tutoren bij wie hun studenten onderwijs volgen. Deze coach is ook verantwoordelijk voor het samen opstellen en goedkeuren van het studieplan van de student. Het auditteam waardeert de door de opleiding ADC gekozen wijze van voortgangsbewaking. Bij het facet ‘Studeerbaarheid’ heeft het auditteam al de maatregelen van de opleiding beschreven om de studiebegeleiding te intensiveren. Zo zijn voor studenten met een aanzienlijke studievertraging speciale coaches en studieadviseurs benoemd. In 2003 zijn enkele docenten van de opleiding gecertificeerd op het gebied van studiebegeleiding. Daarnaast kunnen studenten gebruik maken van de reguliere voorzieningen op HvU en/of facultair niveau zoals het decanaat, studentenpsychologen, mediators en ombudsman. De informatievoorziening gebeurt grotendeels via het intranet waar ook de persoonlijke opleidingsplannen van studenten worden bijgehouden. Op deze wijze hebben zowel tutoren, coaches als studenten toegang tot dezelfde informatie. Op het intranet staan ook de behaalde beoordelingen en cijfers vermeld. De studenten krijgen cijferlijsten na afloop van een lesperiode bovendien op papier thuisgestuurd. In 2003 heeft de opleiding een pilot gestart om studievoortgang en studieplanning in één overzichtelijk systeem te publiceren. Deze pilot wordt voortgezet aangezien in september 2004 een nieuw studentvolgsysteem, Osiris, in de opleiding is ingevoerd en dat ook voor studenten toegankelijk is. De pilot is nodig om de studieplanning te koppelen aan de informatie in Osiris. Het gehele studieloopbaan- en studiebegeleidingssysteem wordt door studenten, zo blijkt uit gesprekken, goed gewaardeerd. In feite, zo geven studenten aan, zijn zij in toenemende mate de regisseur van hun eigen studie. Dit systeem is voldoende gedocumenteerd en de implementatie ervan is naar het oordeel van het auditteam adequaat. In de functieomschrijving van de docenten is naast de directe onderwijstaak ook hun takenpakket op het terrein van studiebegeleiding opgenomen. De coördinator van de deeltijdopleiding vervult ook de rol van coach. Op beide lesavonden, zo geeft de opleiding aan, houdt de coach spreekuur. Het gaat dan in de regel om studievoortgang belemmerende factoren. De coach kan hier hulp bieden door begeleiding, advisering of doorverwijzing. Studieresultaten houdt de coach eveneens bij. Studenten met studieachterstand worden voor een gesprek uitgenodigd. Oordeel Dit facet is voldoende. De studiebegeleiding door ADC en de daarmee verbandhoudende informatievoorziening aan studenten is adequaat en inmiddels verder geïntensiveerd met het oog op de studievoortgang. Zij sluit aan bij de behoefte van de studenten.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Communicatiesystemen, Hogeschool van Utrecht 38
SAMENVATTEND OORDEEL VAN HET ONDERWERP ‘VOORZIENINGEN’ Het onderwerp ‘Voorzieningen’ is voldoende. Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel één facet van het onderwerp “Voorzieningen” als goed en één als voldoende. Dit rechtvaardigt een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam deze kwalificatie als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen. Het auditteam komt tot dit oordeel op basis van de vaststelling dat: • De huisvesting en de materiële voorzieningen als ‘goed’ gekwalificeerd kunnen worden om het programma te realiseren; • De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan de studenten adequaat zijn met het oog op de studievoortgang; • De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan de studenten aansluiten bij de behoefte van de studenten.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Communicatiesystemen, Hogeschool van Utrecht 39
Onderwerp 5: Interne kwaliteitszorg Het vijfde onderwerp bestaat uit drie facetten: 1. evaluatie resultaten; 2. maatregelen tot verbetering; 3. betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld.
Facet 5.1. Evaluatie resultaten Criterium Het facet ‘Evaluatie resultaten’ van het onderwerp ‘Interne kwaliteitszorg´ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Wordt de opleiding periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen? Bevindingen Kwaliteitszorg binnen de opleiding ADC bevindt zich, zoals de opleiding het zelf uitdrukt, ’in een pril stadium’. Het werken met de P-D-C-A cyclus (plan-do-check-act), en het instellen van kwaliteitsfunctionarissen is de eerste stap in een goed werkend kwaliteitszorgsysteem. De manier waarop kwaliteitszorg binnen de opleiding ADC wordt uitgevoerd, past binnen de systematiek en de visie van de hogeschool en de faculteit. De hogeschool heeft een duidelijke visie op kwaliteitszorg en een eigen evaluatie-instrument (Evinac) ontwikkeld en is momenteel bezig het EFQM-model als groeimodel voor kwaliteitsbeleid te formuleren. De HvU en faculteit zijn voor de opleiding ADC faciliterend als het gaat om het ontwikkelen en aanleveren van instrumentarium. De faculteit heeft hierbij, zo blijkt uit de management review, eigen streefnormen en zorgt voor controle op naleving daarvan. Binnen de opleiding werd kwaliteitszorg de afgelopen jaren vooral opgevat als een integraal onderdeel van de ontwikkeling en verzorging van de onderwijsinhoud. Dit werd, zo blijkt uit documentatie, als een te beperkte opvatting beschouwd. Kwaliteitszorg is daarom uitgebreid tot de kwaliteit van een professionele organisatie als geheel. ADC heeft in 2002 twee kwaliteitszorgmedewerkers benoemd die adviseren over kwaliteitszorg in het algemeen, en zorgdragen voor de kwaliteitszorgsystematiek (coördinatie, ontwikkeling, uitvoering, controle). Op grond van documentenanalyse, de management review en informatie tijdens de audit heeft het auditteam kunnen vaststellen dat deze kwaliteitsfunctionarissen: • kennis hebben van en inzicht in de eigen opleiding en de verbeterdoelen van de opleiding; • inzicht hebben in de systematiek van kwaliteitszorg; • het vermogen en de positie hebben om directie en collega’s te adviseren bij kwaliteitsvraagstukken; • kennis hebben van het accreditatiesyteem en protocol en van de afspraken die hierover op faculteits- en opleidingsniveau worden gemaakt; • regelmatig overleg voeren met andere kwaliteitsfunctionarissen en het hoofd Onderwijs & Kwaliteit binnen de faculteit. De functionarissen hebben een duidelijke verantwoordelijkheid in de organisatie. Zij hebben een signalerende functie naar het managementteam; zij nemen dus niet zelf het oplossen van gesignaleerde knelpunten ter hand. Het management vertaalt de informatie van de functionarissen vervolgens in acties op de verschillende beleidsterreinen: personeel, onderwijs, voorzieningen etc. In hun hoedanigheid als kwaliteitszorgmedewerker maken zij tevens deel uit van relevante opleidingsspecifieke commisies. In 2004 zijn zij lid van respectievelijk de examencommissie en de rendementscommissie. Zij kunnen hierdoor direct belangrijke informatie inbrengen of ontvangen. In juni 2004 heeft ADC een eigen nota kwaliteitszorg gepubliceerd. Hierin is vastlegd hoe er systematisch en aan de hand van streefdoelstellingen ontwikkeld, geëvalueerd en verbeterd wordt binnen de opleiding. Op basis van documenten en informatie tijdens de audit heeft het auditteam vastgesteld dat de opleiding op basis hiervan meerdere evaluatie-instrumenten hanteert, op basis waarvan alle relevante onderdelen en aspecten van de opleiding periodiek evalueert. De belangrijkste instrumenten zijn: • module-evaluaties • studententevredenheidsonderzoek • HBO-monitor • instroommonitor faculteit Communicatie en Journalistiek • studievoortgangresultaten uit Osiris • werkbelevingsonderzoek • jaarverslagen van de opleidingscommisie, stuurgroep/curriculumcommissie, examencommissie, faseteams en stage- en afstudeerbureau • projectplannen en projectverslagen van verbeter- en ontwikkelprojecten • eigen eerstejaars enquête.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Communicatiesystemen, Hogeschool van Utrecht 40
Het auditteam heeft de opzet en uitkomsten van deze instrumenten bestudeerd en vastgesteld dat deze adequate evaluatiegegevens opleveren. Het auditteam stelt tot slot vast dat de systematiek van het door medewerkers doen opstellen van jaarverslagen een meerledig effect heeft. De eerste interpretatie van resultaten en bevindingen vindt plaats op het organisatieniveau dat die resultaten en bevindingen goed kan interpreteren. Daarnaast zijn door deze werkwijze veel medewerkers actief betrokken bij het genereren en interpreteren van kwaliteitszorginformatie. Tot slot kan aan het management op basis van de afzonderlijke rapportages op een geaggrereerd, hanteerbaar niveau de vereiste managementinformatie worden aangeboden. Voor de deeltijdopleiding geldt dat alle modules geëvalueerd worden via het intranet. Studenten vullen dan vragenlijsten in die betrekking hebben op de opzet, uitvoering en toetsing van de module. Uit de evaluaties blijkt dat studenten over het algemeen tevreden zijn. Uit documentatie blijkt dat door organisatorische- en technische problemen in de periode tussen 2002 en 2004 een dergelijke systematische evaluatie niet heeft plaatsgevonden. Wel verzamelt de coördinator via reflectieverslagen van studenten informatie. Afstudeeerbegeleiders hebben contact met de werkgevers van de studenten en met werkgevers die als opdrachtgever van projecten optreden. Laatstgenoemden wordt expliciet om feedback gevraagd. Oordeel Dit facet is voldoende. De opleiding gaat uit van meetbare streefdoelen en hanteert voldoende evaluatie instumenten om vervolgens vast te stellen in hoeverre deze worden gerealiseerd en om vervolgens de resultaten van deze evaluaties te gebruiken bij het verder verbeteren van de kwaliteit van de opleiding.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Communicatiesystemen, Hogeschool van Utrecht 41
Facet 5.2. Maatregelen tot verbetering Criterium Het facet ‘Maatregelen tot verbetering’ van het onderwerp ‘Interne kwaliteitszorg´ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Vormen de uitkomsten van periodieke evaluaties van de opleiding de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen? Bevindingen Het kwaliteitsplan van de opleiding stuurt de activiteiten van de kwaliteitsbewaking en de meting ervan. Regelmatig is er overleg tussen de kwaliteitszorgmedewerkers en andere functionarissen binnen de opleiding die betrokken zijn bij het kwaliteitszorgproces. Hierbij wordt gesproken over de voortgang, kwaliteit en resultaten. Kleine verbeteringen worden direct ter hand genomen. De opleiding ADC kent tevens een jaarlijkse verbetercyclus, zo blijkt uit documenten. Verbeterprojecten en ontwikkelprojecten worden vastgesteld conform een bepaald format. Tijdens de uitvoeringsfase worden zij geëvalueerd en waar nodig bijgesteld. Vaststelling vindt plaats d.m.v. projectverslagen. De management review en de documenten waar dit document naar verwijst bevatten een beschrijving van de planning en procedures waarlangs verbetermaatregelen moeten worden uitgevoerd. De management review en de overige documentatie verschaffen een voldoende helder beeld van de sterke en te verbeteren punten van de opleiding ADC. Voor de deeltijdvariant geldt: indien evaluaties daartoe aanleiding geven, gaat de coördinator in gesprek met studenen om zo concrete maatregelen te bespreken en vervolgens uit te voeren. De opleiding noemt als voorbeelden: suggesties betreffende het curriculum, de werkvormen of de kwaliteit van de docent. De opleiding heeft op vijf gebieden verbeter- en ontwikkelprojecten ontwikkeld: • Organisatie-inrichting: een andere indeling en werkwijze van de organisatie; • Onderwijsinrichting: het inhoudelijk en organisatorisch inrichten van drie afstudeerrichtingen; • Onderwijsprestatie: verhoging van de studeerbaarheid en rendementen • PR: betere profilering naar instroom- en uitstroommarkt; • Kwaliteit: verbetering van de kwaliteitszorg. Het auditteam onderschrijft de relevantie van deze vijf gebieden. Zij weerspiegelen te samen de uitdagingen waar de opleiding voor staat en die ook het auditteam het vastgesteld: het verder doorvoeren van de inhoudelijke en onderwijskundige vernieuwing in een turbulente maatschappelijke omgeving, gekoppeld aan een verbetering van de onderwijsprestaties van de studenten en het verder doorvoeren van de kwaliteitszorg. De opleiding voert voorts een goede meta-evaluatie van het kwaliteitsbeleid. Zo werd op het moment van de audit de aanpak van het verzamelen van jaarrapportages geëvalueerd. Oordeel Dit facet is voldoende. De uitkomsten van periodieke evaluaties vormen de basis voor verbetermaatregelen op gebieden die naar het oordeel van het auditteam relevant zijn voor de verdere ontwikkeling van de opleiding en die aantoonbaar bijdragen aan de realisatie van de (kwaliteits)doelen die de opleiding nastreeft.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Communicatiesystemen, Hogeschool van Utrecht 42
Facet 5.3. Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld Criterium Het facet ‘Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld’ van het onderwerp ‘Interne kwaliteitszorg´ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Zijn -en zo ja op welke wijze- medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld actief betrokken bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding? Bevindingen Het auditteam is gebleken dat studenten, medewerkers en het beroepenveld bij de evaluatie van de voltijden deeltijdvariant van de opleiding betrokken zijn. Studenten zijn bij de evaluatie betrokken via hun vertegenwoordigers in commissies en individueel via gesprekken, de module-evaluatie die telkens na afloop van een module plaats vindt en via de studenttevredenheidsonderzoeken. Medewerkers zijn onder meer actief betrokken door het opstellen van de verschillende plannen en verslagen ten behoeve van evaluatie en verbetermaatregelen. Via de beroepenveldcommissie en de alumnicommissie adviseert het werkveld over de inhoud van het onderwijs en de afstemming met de beroepspraktijk. Zij nemen daartoe bijvoorbeeld deel aan besprekingen over beroepscompetenties, stagedoelen, het curriculum en dergelijke. De betrokkenheid van studenten en medewerkers betreft niet alleen de programmatische aspecten en de daarbij behorende voorzieningen maar ook alle uitvoeringsaspecten. Hierbij valt te denken aan de opzet van het programma, de invulling en uitvoering van de studie-onderdelen, de studiebegeleiding, toetsing en voorzieningen. In de notitie ‘Leerplan deeltijd communicatiesystemen’ wordt opgemekrt dat afstudeerbegeleiders contacten onderhouden met werkgevers van de deeltijdstudenten. De werkgevers wordt gevraagd om feedback. Uit het Studententevredenheidsonderzoek 2004 blijkt dat studenten de informatie op het terrein van kwaliteitszorg als ‘voldoende’ beoordelen. De opleiding ziet hierin een verbeterpunt: inmiddels is er een traject binnen de opleiding in gang gezet om de informatie aan studenten beter aan te laten sluiten bij hun behoeften. Studenten kunnen hun suggesties t.a.v. de organisatie of het onderwijs neerleggen bij de examencommissie en de opleidingscommisie. De betrokkenheid van het beroepenveld richt zich met name op het programma. Tijdens de audit en uit documenten is gebleken dat uitkomsten van evaluaties door de opleiding kenbaar worden gemaakt tijdens teamvergaderingen, de wekelijkse MT-mails en het intranet. Tevens worden de uitkomsten beleidsmatig besproken op facultair niveau in management- en netwerkoverleggen en binnen de opleiding met kwaliteitszorgmedewerkers, fase- en moduleteams, opleidingscommissie en de beroepenveldcommissie. De resultaten worden door de kwaliteitszorgmedewerkers ook uitgebreid toegelicht op het intranet en blijken altijd voor zowel studenten als medewerkers toegankelijk te zijn. De opleiding betrekt ook alumni bij het kwalitatief op peil houden van de opleiding, zo blijkt uit documentatie. Het betreft dan met name de levering door alumni van vakinhoud en het in stand houden van een uitgebreid netwerk van de opleiding binnen het werkveld. Oordeel Dit facet is voldoende. Het auditteam heeft op basis van de geanalyseerde documentatie en op basis van de gevoerde gesprekken met studenten en medewerkers kunnen constateren dat studenten, medewerkers en het beroepenveld op actieve en georganiseerde wijze bij de interne kwaliteitszorg betrokken zijn.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Communicatiesystemen, Hogeschool van Utrecht 43
SAMENVATTEND OORDEEL VAN HET ONDERWERP ‘INTERNE KWALITEITSZORG’ Het onderwerp ‘Interne kwaliteitszorg’ is voldoende op basis van de beslisregel dat alle onderliggende facetten tenminste een voldoende hebben gescoord. De kwaliteitszorgfunctie is zodanig ingevoerd in de organisatie van ADC dat het geen doel op zich is, maar daadwerkelijk als middel fungeert voor de verbetering en verdere ontwikkeling van de opleiding. De verschillende onderdelen van de PDCA-cyclus worden daartoe consequent uitgevoerd, hetgeen betekent dat: • de opleiding periodiek wordt geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen; • de uitkomsten van periodieke evaluaties van de opleiding de basis vormen voor aantoonbare verbetermaatregelen via ontwikkel- en verbeterprojecten die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen; • de realisatie van die projecten wordt gevolgd; • medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld actief betrokken zijn bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Communicatiesystemen, Hogeschool van Utrecht 44
Onderwerp 6: Resultaten Het zesde onderwerp bestaat uit twee facetten: 1. gerealiseerd niveau; 2. onderwijsrendement.
Facet 6.1. Gerealiseerd niveau Criterium Het facet ‘Gerealiseerd niveau’ van het onderwerp ‘Resultaten´ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Zijn de gerealiseerde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties? Bevindingen Uit gesprekken tijdens de audit en uit de documenten blijkt dat het programma wordt ontwikkeld, uitgevoerd en beoordeeld door personeel met een sterke relatie met het beroepenveld door middel van parttime werkzaamheden en werkverbanden. Zo borg.en zowel de voltijd- als deeltijdvariant van de de opleiding dat er continu wordt gecheckt of studenten daadwerkelijk de nagestreefde kwalificaties bereiken. Documenten tonen aan dat de ADC op verschillende manieren informatie krijgt om te monitoren of studenten het bedoelde eindniveau halen: • evaluatieformulieren stage en afstuderen • bijeenkomsten met de alumnicommissie • bijeenkomsten met de beroepenveldcommissie • evaluatiegesprekken met externe opdrachtgevers in alle studiejaren en bij NDD • HBO-monitor • werkgevers van deeltijdstudenten. De uitkomsten van evaluaties blijken in 2003 ondermeer geleid te hebben tot het inrichten van de drie afstudeerrichtingen die aansluiten bij de behoeftes van de arbeidsmarkt. Een graadmeter van de mate waarin de nagestreefde eindkwalificaties overeenkomen met de gerealiseerde eindkwalificaties zijn de ervaringen van afgestudeerden in de arbeidsmarkt. Deze zijn over het algemeen positief. Afgestudeerden geven aan dat het gevolgde onderwijs hen ‘voldoende’ voorbereidt op hun werkkring. Ook opdrachtgevers zijn over het algemeen positief tot zeer positief over het eindniveau van de studenten, met name als het gaat om de zelfstandigheid waarmee studenten werken en om hun generalistische invalshoek. De door het auditteam bestudeerde afstudeerscripties geven in voldoende mate een beeld van de kwaliteit van de opleiding in het algemeen en de afgestudeerden in het bijzonder. In ieder geval is de complexiteit van de gekozen afstudeeronderwerpen en de verdere uitwerking ervan in deze scipties van voldoende niveau. Leggen we de kwalificaties naast de concrete afstudeerscripties, dan dekken de nagestreefde kwalificaties, zoals verwoord in de landelijke kwalificaties, in voldoende mate de gerealiseerde kwalificaties van de studenten. Uit de documenten blijkt dat in 2004 een coachingstraject voor alumni is uitgewerkt, omdat zowel de opleiding als afgestudeerden menen dat ze ook na het afstuderen nog veel voor elkaar kunnen betekenen, zo blijkt uit documenten. Tijdens dit traject is het de bedoeling dat docenten alumni coachen in hun verdere loopbaan en dat omgekeerd de alumni zittende studenten coachen in het behalen van de eindkwalificaties en studieloopbaanplanning. Ten tijde van de audit waren nog geen concrete resultaten beschikbaar van dit traject. Oordeel Dit facet is voldoende. De gerealiseerde eindkwalificaties komen overeen met de beoogde eindkwalificaties. Het auditteam heeft zich door inzage in afstudeerscripties zelfstandig een oordeel kunnen vormen van het niveau ervan. Dat oordeel is positief. Ook het werkveld blijkt voldoende tevreden te zijn over het niveau van afgestudeerden en hun aansluiting op de arbeidsmarkt.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Communicatiesystemen, Hogeschool van Utrecht 45
Facet 6.2. Onderwijsrendement Criteria Het facet ‘Onderwijsrendement’ van het onderwerp ‘Resultaten´ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: • Zijn er, al dan niet in samenspraak met verwante opleidingen, streefcijfers geformuleerd in vergelijking met andere relevante opleidingen? • Voldoet het onderwijsrendement aan deze streefcijfers? Bevindingen In overleg tussen opleiding en faculteit zijn streefcijfers geformuleerd voor aantallen studenten, uitvallers en gediplomeerden, voor rendementen van diverse studieonderdelen en voor de verblijfsduur van gediplomeerden en uitvallers. Tevens zijn streefcijfers voor de onderwijsvraagfactor geformuleerd. Met name de cijfers voor rendement en verblijfsduur blijven sterk achter bij deze streefcijfers. Dit wordt veroorzaakt door een samenstel van factoren die al bij eerdere onderwerpen zijn gesignaleerd (zie met name 2.4). De belangrijkste factoren zijn: • een geringe studielast in combinatie met een weinig strikte studiebegeleiding, waardoor studenten gemakkelijk vertraging oplopen (en op enig moment niet meer studeren maar nog wel langdurig ingeschreven blijven staan) • het voortijdig afhaken van studenten omdat zij al tijdens de studie een betaalde werkkring in de beroepspraktijk hebben gevonden. Nadat al in voorafgaande jaren op deelterreinen maatregelen waren getroffen, heeft de opleiding in maart 2004 een uitgebreid plan van aanpak opgesteld waarin de integrale problematiek en onderliggende oorzaken nauwgezet worden geanalyseerd. Op basis hiervan zijn circa 45 acties uitgewerkt om het rendement en de verblijfsduur van de opleiding per direct te gaan verbeteren. De notitie is opgesteld door een rendementscommissie en vastgesteld door het management. Sommige maatregelen waren al gaande. Daar waar dat kon zijn andere maatregelen ook meteen uitgevoerd; de overige maatregelen worden nog in het resterende cursusjaar 2004-2005 ingevoerd. In december 2004 heeft de opleiding een statusnotitie uitgebracht. Hierin is beschreven welke acties inmiddels zijn ingevoerd en wat – voor zover al meetbaar – de eerste resultaten hiervan zijn. De opleiding wijst er nadrukkelijk op, en het auditteam heeft hier begrip voor gelet op onder meer wettelijke kaders, dat veel maatregelen uit het plan van aanpak pas vanaf september 2004 doorgevoerd konden worden omdat ook de OER aangepast moest worden en/of pas ingang kunnen vinden met de nieuwe lichting studenten. Daar waar dat kon zijn overigens alle acties ter hand genomen. De maatregelen die de opleiding ADC genomen heeft om ouderejaars (ver)snel(d) te laten afstuderen omvatten onder meer: • Afsluiten van individuele studiecontracten; • Maandelijks monitoring van de studievoortgang; • Intensieve begeleiding door studieadviseurs; • Vervanging van de wekelijks aangeboden modules door intensieve workshops van enkele dagen tijdens tentamenweken; • Vervanging van niet langer aangeboden onderdelen van het curriculum door individuele vervangende opdrachten; • Vrijstellingen toekennen door erkenning EVC’s; • Meer terugkomdagen tijdens buitenschools curriculum. De door de opleiding genomen maatregelen hebben inmiddels al geleid tot een toename van het aantal gediplomeerden en tot het behalen van de gemiddelde streefnorm voor de voltijdopleiding. De acties die door de opleiding geïnitieerd zijn in het kader van de rendementsverbetering hebben het meest effect gehad bij de groep vijfde- en zesdejaars studenten. Om met name de groep ‘ouderejaars’, vijfde jaars en hoger, te bewegen om snel af te studeren dan wel zich alsnog uit te schrijven, worden met hen individuele gesprekken gevoerd. Deze betreffen afspraken over maatwerkregelingen dan wel bespreking van de nog aanwezige studiemotivatie gekoppeld aan de afweging om zich al dan niet uit te schrijven. Uit de december-notitie blijkt dat het aantal ouderejaars duidelijk daalt. Voorts wordt rekening gehouden met een stijging van het diplomarendement en daaraan gekoppeld een verdere stijging van de onderwijsvraagfactor in 2005 tot .65 - .7. Door de gerichte aanpak van hogerejaars stijgt overigens tijdelijk
©Hobéon® Certificering Eindrapport Communicatiesystemen, Hogeschool van Utrecht 46
nog het aantal uitvallers, hetgeen – eveneens tijdelijk – een negatief effect heeft op diezelfde onderwijsvraagfactor. Een eerste analyse van het studierendement over het studiejaar 2003-2004 toont aan dat de onderwijsvraagfactor nog steeds laag is. De opleiding geeft zelf een waarde van .6 voor zowel de voltijd- als de deeltijdstudenten, waarbij opgemerkt wordt dat de onderwijsvraagfactor met name laag is door de lange verblijfsduur van afgestudeerden en uitvallers. Bij de deeltijd blijkt de onderwijsvraagfactor met name gedaald te zijn door drie uitvallers met een gemiddelde verblijfsduur van 5.3 jaar. Het auditteam constateert dat in de december notitie de specifieke resultaten per maatregel goed zijn uitgewerkt. Concreet zijn hier uitgewerkt de resultaten ten aanzien van: instroom, uitvallers, bachelordiplomarendement, studieduur afgestudeerden, doorstroming en studeerbaarheid, studievolgsysteem en zijn de maatregelen op korte termijn beschreven. Ter illustratie geven wij een weergave van de laatstgenoemde maatregelen op korte termijn. Er is een compensatieregeling ingevoerd, die inhoudt dat één onvoldoende mag worden gecompenseerd. Concreet betekende dit dat op 27 april 2004 132 studenten van alle lichtingen tot en met 1999 een brief ontvangen hebben waarbij zij kenbaar konden maken welke module zij als onvoldoende wilden laten staan onder de voorwaarde dat de student tijdens de module een aantoonbare inspanning heeft geleverd. Daarnaast dienen afstudeerbegeleiders alert te zijn op openstaande modules van hun afstuderenden en dienen docenten zich te houden aan de termijn voor een vervangende opdracht (eventueel gecontroleerd door de examencommissie) en zal de rendementscommissie maandelijks de voortgang van hogerejaars controleren. Deze maandelijkse voortgangscontroles zijn in 2004 in gang gezet. De eerste resultaten van deze maatregelen wijzen op een positief effect in termen van een groter studierendement en minder vertraging. De coördinator van de deeltijdvariant heeft in 2003 een jaarverslag opgesteld (dat jaarlijks zal verschijnen) waarin een rendementsanalyse is opgenomen. Hieruit blijkt dat er gedurende het eerste studiejaar sprake is van een selectie: het tweede studiejaar neemt het aantal studenten af. Na het tweede deeltijdstudiejaar neemt het aantal studenten nauweljks nog af. Uit de cijfers komt verder naar voren dat het rendement na vier studiejaren bij de deeltijdvariant hoger ligt dan bij de voltijdvariant. Dus: het eerste jaar is selectief. Studenten die doorstromen naar het tweede e.v. studiejaar zijn blijkbaar voldoende gemotiveerd en beschikken over de capaciteiten de opleiding met succes binnen de daarvoor geldende termijn van vier jaar af te ronden. Oordeel Dit facet is voldoende. De auditcommissie constateert dat de opleiding realistische kwantitatieve streefdoelen heeft geformuleerd voor de opleiding. Het rendement en de verblijfsduur van de opleiding voldoen daar echter niet aan. Tijdens de audit is daarom uitgebreid gesproken over dit facet en is het auditteam gebleken dat het management en de docenten van de opleiding ADC een serieuze inspanning plegen om het rendement en de verblijfsduur te verbeteren. Het gedegen, integrale plan van aanpak van de opleiding, de actieve en gestructureerde manier waarop de hierin beschreven maatregelen op alle niveaus van de organisatie worden opgepakt en de tot dusver bereikte resultaten zijn voor het auditteam voldoende vertrouwenwekkend om dit facet met een voldoende te beoordelen.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Communicatiesystemen, Hogeschool van Utrecht 47
SAMENVATTEND OORDEEL VAN HET ONDERWERP ‘RESULTATEN’ Het auditteam kwalificeert het onderwerp “Resultaten” voor als voldoende. Het gerealiseerde niveau komt overeen met het niveau dat wordt nagestreefd. De opleiding heeft substantiële maatregelen getroffen om het rendement en de verblijfsduur te verhogen, waarbij zij het realiseren van de streefcijfers als doelstelling heeft. Deze maatregelen zijn gebaseerd op een goede analyse van het probleem. De voortvarendheid waarmee deze maatregelen worden uitgevoerd en de eerste resultaten hiervan zijn voldoende vertrouwenwekkend.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Communicatiesystemen, Hogeschool van Utrecht 48
3 SAMENVATTEND OORDEEL 3.1 Oordeelschema De oordelen in hoofdstuk 2 staan hieronder schematisch weergegeven: HBO BACHELOR OPLEIDING Digitale Communicatie, voltijd en deeltijd
Onderwerp / Facet
Oordeel V2
1. Doelstelling Opleiding 1.1. Domeinspecifieke eisen 1.2. Niveau bachelor 1.3. Oriëntatie hbo
G G V
2. Programma 2.1. Eisen hbo 2.2. Relatie doelstelling en inhoud programma 2.3. Samenhang programma 2.4. Studielast 2.5. Instroom 2.6. Duur 2.7. Afstemming tussen vormgeving en inhoud 2.8. Beoordeling en toetsing
G G G V V V V V
3. Inzet van personeel 3.1. Eisen hbo 3.2. Kwantiteit personeel 3.3. Kwaliteit personeel
G V V
V
V
V2
4. Voorzieningen 4.1. Materiële voorzieningen 4.2. Studiebegeleiding
G V
5. Interne kwaliteitszorg 5.1. Evaluatie resultaten 5.2. Maatregelen tot verbetering 5.3. Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld
V V V
6. Resultaten 6.1. Gerealiseerd niveau 6.2. Onderwijsrendement
V V
Samenvattend oordeel
V
V
V
3.2 Integraal oordeel/ advies aan NVAO Op basis van zijn bevindingen met betrekking tot alle in het NVAO Accreditatiekader vermelde onderwerpen en facetten, concludeert het auditteam dat de door de Hogeschool van Utrecht, in casu de Academie voor Digitale Communicatie van de Faculteit Communicatie en Journalistiek, verzorgde HBO Bachelor Opleiding Communicatiesystemen, voltijd en deeltijd in aanmerking komt voor accreditatie door de NVAO.
2
Extra aantekening: goed
©Hobéon® Certificering Eindrapport Communicatiesystemen, Hogeschool van Utrecht 49
Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel bij de onderwerpen “Doelstelling Opleiding” en “Voorzieningen” één facet als voldoende en de andere als goed. Dit rechtvaardigt een kwalificatie ‘goed’ voor deze onderwerpen. Reden voor het auditteam deze kwalificaties als extra aantekeningen aan zijn oordeel over de opleiding toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Communicatiesystemen, Hogeschool van Utrecht 50
BIJLAGE 1: Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaring externe auditor CURRICULA VITAE Ir. Fred de Bruijn is in 1982 afgestudeerd aan de Landbouw Universiteit Wageningen. Hij is nadien in uiteenlopende functies betrokken geweest bij de vernieuwing van beroepsonderwijs en hoger onderwijs. Doorgaans betrof dit het beta-georiënteerde onderwijs. Sinds 1994 is hij werkzaam bij Hobéon. Zowel bij afzonderlijke onderwijsinstellingen, regionaal en op landelijk niveau coördineert of ondersteunt hij vernieuwingstrajecten. Vertrekpunt daarbij is vrijwel altijd een betere aansluiting van het onderwijs op de wensen van nieuwe generatie leerlingen/studenten en van het bedrijfsleven. Prof. Dr. René Wagenaar opgeleid als experimenteel fysicus bekleedt hij thans de leerstoel ICT aan de Interdisciplinaire Faculteit Technologie, Bestuur en Management van de TU Delft. Hij heeft meer dan 15 jaar ervaring in de ICT branche, zowel binnen het wetenschappelijk onderwijs als de industrie. Zo werkte hij als computernetwerkarchitect bij Philips Data and Telecommunication systems, als universitair hoofddocent Business Telecommunications binnen de Faculteit Bedrijfskunde van de EUR en was hij gelijktijdig werkzaam aan de VU in Amsterdam waar hij de deeltijdleerstoel ‘Teleservices, in het bijzonder de economische aspecten’ bekleedde en bij KPN waar hij de staffunctie vervulde van corporate R&D strategie. Zijn huidige onderzoeksgebied heeft onder andere betrekking op vernieuwende vormen van publieke dienstverlening, mogelijk gemaakt door breedband infrastructuren en intelligente middleware. Tevens is hij lid van het management team van het ICT Research Center van de TU Delft. Prof. Dr. Jo Groebel is sinds 1991 als hoogleraar mediapsychologie verbonden aan de Universiteit Utrecht. Tevens is hij directeurgeneraal van het Europees Instituut voor de Media (Düsseldorf/Paris). Hij adviseert regeringen zowel in Europees verband als per land. Zijn specialisme ligt op het terrein van geweld en media, i.h.b. televisie, internet, agressie en oorlog en terrorisme. Tegenwoordig doet hij vergelijkend onderzoek naar het gebruik van zowel 'oude' als ‘nieuwe’ media. Hij is auteur/redacteur van 20 boeken en meer dan 200 artikelen en schrijft thans nog regelmatig voor Die Zeit, Frankfurter Algemeine Zeiting en De Volkskrant. Drs. Willem van Raaijen was jarenlang verbonden aan het Luzac College waar hij onder andere als rector actief was. Hij was daar voorzitter van de landelijke examencommissie en lid van de commissie voorbereiding Tweede Fase. Verder bekleedde Willem een staffunctie als Manager Opleidingen & Trainingen bij Unique International en werkte hij als consultant public search voor de Interlace Group. Voor deze organisatie was hij werkzaam binnen de onderwijswereld, ministeries en gemeentes en bij organisaties die opereren op het snijvlak tussen publiek en privaat zoals bijvoorbeeld onderzoeksinstellingen en omroepen. Bij Hobéon houdt Willem zich bezig met organisatie-advies, marktonderzoek en certificering. Drs. Ger Broers werkt sinds 1997 als adviseur bij Hobéon. Sinds zijn afstuderen (1986) aan de (toenmalige) Rijksuniversiteit Leiden heeft hij gewerkt bij verschillende organisaties waaronder de RUL, ECABO, Van der Veldt Cursusontwikkeling en Cursusuitvoering (VCC) en het Rotterdams Instituut voor Sociologisch en Bestuurskundig Onderzoek (RISBO). Daarnaast heeft hij gepubliceerd in NRC Handelsblad en de tijdschriften Intermediair en Psychologie. Bij Hobéon houdt hij zich vooral bezig met arbeidsmarktonderzoek voor (hoger) onderwijsinstellingen, het beoordelen van de onderwijskundige kwaliteit van opleidingen volgens de NAOkaders en het beoordelen van de kwaliteit van restauratie bouwbedrijven. Mw. Karin Legemate is 2e jaar student aan de Academie voor Lichamelijke Opvoeding van de Hogeschool van Amsterdam.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Communicatiesystemen, Hogeschool van Utrecht 51
ONAFHANKELIJKHEIDSVERKLARING
©Hobéon® Certificering Eindrapport Communicatiesystemen, Hogeschool van Utrecht 52
©Hobéon® Certificering Eindrapport Communicatiesystemen, Hogeschool van Utrecht 53
BIJLAGE 2: Programma visitatie datum visitatie 10 november 2004 Tijd 08.15 – 09.00 09.00 – 09.15
Gesprekspartner(s) Management: Wermuth (directeur) Leltz (adjunct-directeur)
Auditoren
Onderwerpen
Auditteam Auditteam: De Bruijn,, Wagenaar, Van Raaijen, Broers, Legemate Auditteam
Voorbespreking Kennismaking Definitieve vaststelling programma
09.15 – 10.15
Management: Wermuth (directeur) Leltz (adjunct-directeur)
10.15 – 11.15
Coördinatoren: Westra (propedeuse) Schonk (stage en afstuderen)
Van Raaijen Wagenaar Broers
Examencommissie: Van der Hulst ( voorzitter) Bakker (lid) Van den Bosch (lid)
De Bruijn Legemate
11.15 – 11.30 11.30 - 12.30
Coördinatoren: Gerrits (CS/IM) Swart (CMD) Cruijsberg (Thema’s jaar 3 en 4)
Kwaliteitszorg: Wermuth (directeur) Koning (Q-functionaris) Bakker (Q-functionaris)
12.30 - 13.15 13.15 - 13.45 13.45 – 14.30
Auditteam Van Raaijen Wagenaar Broers
De Bruijn Legemate
Auditteam Rondleiding Wermuth (directeur) Additionele documentatie Docenten: Swart Bakker Van Waesberghe Schaareman
(Deel) Auditteam
(Docenten) Deeltijd: Haveman Leltz Gerrits
De Bruijn Wagenaar Broers
(Deel) Auditteam Van Raaijen Legemate
Strategisch beleid Internationalisering Kwaliteitszorg Personeel Resultaten / Rendement Instroom Propedeuse Samenhang programma Internationalisering Eindkwalificaties Student-/studiebegeleiding Praktijkcomponent Alumnibeleid Relatie beroepenveld Kwaliteitsborging ‘toetsen en beoordelen’ (inclusief de rol van het beroepenveld daarbij) Studielast Gerealiseerd niveau Interne terugkoppeling, verificatie Samenhang programma Specialisaties Internationalisering Eindkwalificaties Student-/studiebegeleiding Alumnibeleid Relatie beroepenveld Kwaliteitszorg - systeem - implementatie - betrokkenheid studenten, werkveld, alumni - programma-evaluatie - verbetermaatregelen - kwaliteitsborging praktijkcomponent Lunch en interne terugkoppeling Ruimtelijke en materiële voorzieningen Verificatie Eindkwalificaties Relatie doelstelling en programma Samenhang programma Didactisch concept Propedeuse Praktijkcomponent Student-/studiebegeleiding Deeltijd-specifieke aandachtsgebieden (zie toetspunten ‘Checklist’)
©Hobéon® Certificering Eindrapport Communicatiesystemen, Hogeschool van Utrecht 54
14.30 – 15.15
15.15 – 15.30 15.30 – 16.15
Curriculumcommissie/ Onderwijsontwikkeling: Van der Waesberghe Swart Haveman
Van Raaijen Legemate
Onderwijsontwikkeling
Docenten: Leltz Cruijsberg Westra Koning Jongman
De Bruijn Wagenaar Broers
Eindkwalificaties Relatie doelstelling en programma Samenhang programma Didactisch concept Propedeuse Praktijkcomponent Student-/studiebegeleiding Interne terugkoppeling Toetsen en beoordelen Studiebegeleiding (incl. stages) Studeerbaarheid, studielast Materiële voorzieningen Aansluiting instroom en programma, mentoraat, Studiebegeleiding
Studenten voltijd: Smeenk (propedeuse) Geusebroek (2e jaar CMD; lid opleidingscie.) Schoots (2e jaar CMD) Wagenmakers (2e jaar CS) De Weerd (3e /4e jaar; tot 15.30) Platteel (3e /4e jaar) Studenten deeltijd: Marcussen (2e jaar) Keegel (4e jaar)
16.15 –16.30 16.30 – 17.00 17.00 - 17.45 17.45 – 18.15
Auditteam De Bruijn Legemate
Van Raaijen, Wagenaar Broers
Auditteam Management: Wermuth (directeur) Leltz (adjunct-directeur) Gesprekspartners & genodigden
(Deel) Auditteam Auditteam Auditteam
Toetsen en beoordelen Studiebegeleiding (incl. stages) Studeerbaarheid, studielast Materiële voorzieningen Aansluiting instroom en programma, mentoraat, Studiebegeleiding Interne terugkoppeling, verificatie en bepaling ‘pending issues’ Pending issues Verificatie Intern overleg en bepaling oordeel Beoordeling en terugkoppeling
©Hobéon® Certificering Eindrapport Communicatiesystemen, Hogeschool van Utrecht 55
Programma visitatie 2 december 2004 Tijd 12.00 – 12.30 12.30 – 13.00
Gesprekspartner(s)
13.00 – 13.45
Coördinatoren: Westra (propedeuse) Schonk (stage en afstuderen) Gerrits (CS/IM) Swart (CMD) Cruijsberg (Thema’s jr. 3 en 4)
Management: Wermuth (directeur) Leltz (adjunct-directeur)
13.45 – 14.00
Auditoren Auditteam Auditteam: De Bruijn, Groebel, Van Raaijen
Auditteam
Auditteam
14.00 – 14.45
Docenten/ Curriculumcommissie/ Onderwijsonntwikkeling: Haveman Swart Bakker Van Waesberghe Schaareman
Auditteam
14.45 –15.30
Studenten voltijd: Smeenk (propedeuse) Geusebroek (2e jaar CMD; lid opleidingscie.) Schoots (2e jaar CMD) Wagenmakers (2e jaar CS) De Weerd (3e /4e jaar) Platteel (3e /4e jaar)
Auditteam
15.30 – 16.00 16.00 – 16.15
Auditteam Gesprekspartners & genodigden
Auditteam
Onderwerpen Voorbespreking & lunch Kennismaking Definitieve vaststelling programma Strategisch beleid Internationalisering Kwaliteitszorg Personeel Resultaten / Rendement Instroom Propedeuse Samenhang programma Internationalisering Eindkwalificaties Specialisaties Student-/studiebegeleiding Praktijkcomponent Alumnibeleid Relatie beroepenveld Interne terugkoppeling, verificatie Eindkwalificaties Relatie doelstelling en programma Samenhang programma Didactisch concept Propedeuse Praktijkcomponent Student-/studiebegeleiding Onderwijsontwikkeling Toetsen en beoordelen Studiebegeleiding (incl. stages) Studeerbaarheid, studielast Materiële voorzieningen Aansluiting instroom en programma, mentoraat, Studiebegeleiding Intern overleg en bepaling oordeel Beoordeling en terugkoppeling
©Hobéon® Certificering Eindrapport Communicatiesystemen, Hogeschool van Utrecht 56