Rapport ten behoeve van Accreditatie hbo bachelor opleiding Sociaal Pedagogische Hulpverlening – SPH, voltijd, deeltijd, duaal Haagse Hogeschool Afdeling Sociaal Pedagogische Hulpverlening
Rapport ten behoeve van Accreditatie hbo bachelor opleiding Sociaal Pedagogische Hulpverlening –SPH, voltijd, deeltijd, duaal Haagse Hogeschool Afdeling Sociaal Pedagogische Hulpverlening
Hobéon Certificering BV Februari 2005 Auditteam: Drs. W.G. van Raaijen Dr. J.P. van Ewijk Drs. R.F. Stapert J.W. Verhaar
INHOUDSOPGAVE 1. 1.1. 1.2. 1.2.1. 1.2.2. 1.2.3. 1.2.4. 1.2.5.
INLEIDING Bereik van de beoordeling Beoordelingsprocedure en werkwijze Beoordelingsprocedure en werkwijze Beslisregels Auditteam Deelnemers visitatie (gesprekspartners uit de drie opleidingsvarianten) Programma visitatie
2.
BEVINDINGEN EN BEOORDELING Onderwerp 1: Doelstelling opleiding Facet 1.1. Domeinspecifieke eisen Facet 1.2. Niveau bachelor Facet 1.3. Oriëntatie hbo Onderwerp 2: Programma Facet 2.1. Eisen hbo Facet 2.2. Relatie tussen doelstelling en inhoud programma Facet 2.3. Samenhang programma Facet 2.4. Studielast Facet 2.5. Instroom Facet 2.6. Duur Facet 2.7. Afstemming tussen vormgeving en inhoud Facet 2.8. Beoordeling en toetsing Onderwerp 3: Inzet van personeel Facet 3.1. Eisen hbo Facet 3.2. Kwantiteit van het personeel Facet 3.3. Kwaliteit van het personeel Onderwerp 4: Voorzieningen Facet 4.1. Materiële voorzieningen Facet 4.2. Studiebegeleiding Onderwerp 5: Interne kwaliteitszorg Facet 5.1. Evaluatie resultaten Facet 5.2. Maatregelen tot verbetering Facet 5.3. Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld Onderwerp 6: Resultaten Facet 6.1. Gerealiseerd niveau Facet 6.2. Onderwijsrendement
5 5 5 7 9 10 10 13 15 17 18 20 21 23 25 25 27 28 30 30 31 33 33 35 36 37 37 38
3. 3.1. 3.2. 3.3. 3.4. 3.5.
SAMENVATTEND OORDEEL Oordeelschema SPH-voltijd Oordeelschema SPH-deeltijd Oordeelschema SPH-duaal Extra aantekening Overall oordeel / advies aan NVAO
39 39 40 41 42 42
BIJLAGE 1: Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaring externe auditor BIJLAGE 2: Programma visitatie 7 september 2004
1 1 1 1 3 4 4 4
43 46
1.
INLEIDING
1.1.
Bereik van de beoordeling
De Haagse Hogeschool, in casu de Afdeling Sociaal Pedagogische Hulpverlening - SPH verzorgt de hbo bachelor opleiding Sociaal Pedagische Hulpverlening-SPH. Deze opleiding kent een voltijd-, deeltijd- en duale variant. Hobéon Certificering heeft als Visiterende en Beoordelende Instantie (VBI) de drie varianten van de opleiding SPH in één gezamenlijk traject beoordeeld. Deze beoordeling is gericht op een accreditatiebeslissing met betrekking tot de hbo bachelor opleiding SPH, voltijd, deeltijd en duaal. De Afdeling SPH van de Haagse Hogeschool heeft voor de betreffende drie opleidingsvarianten één Management Review opgesteld, die de basis vormde voor het onderzoek van Hobéon Certificering. Hobéon Certificering heeft zijn oordeel over de voltijd-, deeltijd- en duale variant van de opleiding SPH in één rapport samengevat omdat zij alle drie gericht zijn op dezelfde eindkwalificaties en worden aangeboden binnen een gemeenschappelijk beleids- en uitvoeringskader. Niettemin wordt, daar waar nodig, het onderscheid tussen de drie varianten zichtbaar gemaakt.
1.2.
Beoordelingsprocedure en werkwijze
1.2.1.
Beoordelingsprocedure en werkwijze
1.2.1.1. Bij de beoordeling van de betreffende opleiding is uitgegaan van het door de NVAO vastgestelde “Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs”. Daarin staan de onderwerpen en facetten vermeld waarop een VBI zich bij de beoordeling van een opleiding moet richten. Voorts zijn daarin opgenomen de criteria aan de hand waarvan een VBI moet bepalen of de basiskwaliteit van de betreffende opleiding als voldoende kan worden beoordeeld. Om de beoordeling voor alle partijen inzichtelijker te maken, heeft Hobéon Certificering bovengenoemd Accreditatiekader nader uitgewerkt in een checklist (“Checklist Accreditatie HBO Bachelor”) waarin per facet het betreffende NVAO-criterium nader is gespecificeerd in zogeheten ‘deelvragen’. Voorafgaand aan het feitelijk accreditatieonderzoek heeft Hobéon Certificering de Haagse Hogeschool en de Afdeling SPH ervan op de hoogte gesteld dat deze checklist bij de beoordeling van de bachelor opleidingen SPH gehanteerd zou worden. 1.2.1.2. De opleiding SPH heeft zich voor wat betreft doelstellingen, beroepsprofiel en opleidingscompetenties in belangrijke mate gebaseerd op het landelijk beroepsprofiel en opleidingscompetenties zoals vastgesteld in het landelijk overleg tussen de opleidingen en het beroepenveld (zie onder facet 1.1.: “Domeinspecifieke eisen”). Het auditteam heeft deze opleidingsspecifieke referentiekaders beoordeeld en vastgesteld dat deze in voldoende mate gespecificeerd zijn en passend zijn voor de opleiding SPH. Het auditteam heeft deze kaders in zijn beoordeling betrokken. Zie voorts onder facet 1.1.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HBO Bachelor SPH - vt/dt/du - Haagse Hogeschoolversie 2.1 1
1.2.1.3. De beoordelingsprocedure van Hobéon Certificering kent twee hoofdmomenten: Documentanalyse Het gaat hier om een analyse en beoordeling van de door de Afdeling SPH aangeleverde schriftelijke informatie: (i) Management Review / Zelfevaluatie met betrekking tot de opleiding SPH (voltijd, deeltijd en duaal), en (ii) de onderliggende documentatie die betrekking had op bijvoorbeeld: strategische keuzen en de positie in de markt, interne organisatie, de (systematiek van) interne kwaliteitszorg en de daarmee samenhangende verbetermaatregelen, ontwikkelingen in het beroepenveld, beroeps- en opleidingsprofielen, (validatie) eindkwalificaties, curricula en de interne en externe evaluatie daarvan, werkvormen, toetsing en beoordeling, kwantitatief en kwalitatief personeelsbeleid, internationalisering, instroombeleid, studiebegeleiding, rendement. Op basis van deze door de Afdeling SPH aangeleverde documentatie, heeft het auditteam zich een beeld kunnen vormen van de primaire en secundaire processen van de hierboven genoemde opleidingen. Het auditteam heeft dit beeld getoetst aan zaken als: ambitieniveau, toekomstgerichtheid, innovatief vermogen, kwaliteitsbewaking via interne en externe evaluatie, arbeidsmarktrelevantie, resultaatgerichtheid, continuïteit, studenten- en docentenbelangen. Voorafgaand aan de visitatie (zie hieronder) werd het management van de Afdeling SPH op de hoogte gesteld van de voorlopige bevindingen, veelal in vraagvorm gesteld, van het auditteam op basis van zijn documentanalyse. Audit De audit was gericht op een actieve ‘controle’ door middel van een ééndaagse visitatie1, uitgevoerd door een auditteam waarvan deel uitmaakten één externe onafhankelijke deskundige op het gebied van Sociaal Pedagogische Hulpverlening, één student, één lead auditor en één auditor (onderwijsdeskundige), beiden vanuit Hobéon Certificering. De auditor/onderwijsdeskundige trad ook op als secretaris. Onder ‘controle’ moet hier worden verstaan dat het auditteam op verschillende niveaus (management, coördinatie, examencommissie, docenten, studenten, staf) heeft getoetst (i) of de in de documentatie beschreven beleidsvoornemens en de daaraan gerelateerde uitvoeringsprocessen zijn geïmplementeerd en (ii) of de overige in de documentatie vervatte informatie verifieerbaar is. Deze verificatie door het auditteam geschiedde enerzijds door, zoals hierboven reeds is aangegeven, meerdere malen hetzelfde onderwerp met verschillende geledingen te bespreken en anderzijds aan de hand van additionele documentatie en -daar waar het de huisvesting en materiële voorzieningen betreft- door eigen waarneming. Hieronder volgen enkele voorbeelden van de door het auditteam geraadpleegde additionele documentatie: - overzichten van de samenstelling van de gremia uit het werkveld waarmee de opleiding overleg voert; - verslagen van die bijeenkomsten met het werkveld; - overzicht CV’s van (gast)docenten; - netwerkoverzicht docenten; - verslagen van de functioneringsgesprekken met docenten; - verslagen van docentevaluaties; - detailbeschrijving van modules, cases en de daaraan gekoppelde opdrachten; - stageverslagen en -beoordelingen; 1
Visitatie heeft plaatsgevonden op 07 september 2004.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HBO Bachelor SPH - vt/dt/du - Haagse Hogeschoolversie 2.1 2
-
de zogeheten ‘beroepsproducten’ die gedurende de opleiding door studenten worden opgeleverd; de ‘eindproducten’ van studenten.
Aldus had het auditteam voldoende instrumenten om zich op gedetailleerd niveau op de hoogte te stellen van inhoud, opzet, uitvoering en resultaten van het opleidingsprogramma en van de daarmee samenhangende personele, organisatorische en materiële voorzieningen. Het auditteam heeft op deze wijze alle in het NVAO-“Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs” vermelde facetten beoordeeld op basis waarvan een samenvattend oordeel per onderwerp werd gegeven. Een en ander werd vastgelegd in een concept-rapport dat aan de Afdeling SPH werd voorgelegd voor een toets op eventuele feitelijke onjuistheden. Het voorliggend rapport is de weergave van het oordeel van het auditteam met daarbij de gronden waarop die oordelen zijn gebaseerd.
1.2.2.
Beslisregels
Met als uitgangspunt de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO-Accreditatiekader heeft Hobéon Certificering de volgende beslisregels toegepast. A. De scores op de per onderwerp gerubriceerde facetten leiden tot een score op het betreffende onderwerp en wel volgens de regels onder C. B.
Binnen de beoordeling van een facet is er ruimte voor een eigen afweging van het auditteam: • Uitvoering/praktijk weegt zwaarder dan beleid/theorie; (beter een goed functionerende regeling die slecht is opgeschreven dan omgekeerd); • Primaire processen wegen zwaarder dan secundaire.
C.
Van facetten naar onderwerp. Hier geldt het volgende: • een onderwerp kan volgens de NVAO-“Beslisregels Accreditatie” slechts ‘voldoende’ of ‘onvoldoende’ scoren; • een onderwerp krijgt de score ‘voldoende’ indien alle facetten tenminste ‘voldoende’ hebben gescoord of indien één facet ‘onvoldoende’ en de overige tenminste ‘voldoende’ hebben gescoord, mits er een acceptabel verbeterplan beschikbaar is voor het facet met de score ‘onvoldoende’; • een onderwerp krijgt de score ‘onvoldoende’ indien één facet ‘onvoldoende’ heeft gescoord en er geen acceptabel verbeterplan voor dit facet beschikbaar is; • een onderwerp krijgt de score ‘onvoldoende’ indien meer dan één facet ‘onvoldoende’ heeft gescoord, ongeacht of er voor die facetten acceptabele verbeterplannen zijn.
D. Indien voor een onderwerp een hogere score dan ‘voldoende’ gerechtvaardigd is, dan wordt dat met inachtneming van de regels onder E, als ‘extra aantekening’ vermeld. E.
Met betrekking tot de extra aantekening geldt het volgende: • een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘goed’ indien alle facetten ‘goed’ hebben gescoord of indien één facet ‘voldoende’ en de overige facetten ‘goed’ of ‘excellent’ hebben gescoord; • een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘excellent’ als alle facetten ‘excellent’ hebben gescoord of indien één facet ‘goed’ en de overige facetten ‘excellent’ hebben gescoord; • een onderwerp krijgt geen extra aantekening indien één van de facetten ‘onvoldoende’ heeft gescoord.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HBO Bachelor SPH - vt/dt/du - Haagse Hogeschoolversie 2.1 3
1.2.3.
Auditteam
Het auditteam was als volgt samengesteld. Voorzitter: Drs. Willem G. van Raaijen, senior adviseur Hobéon Certificering; Leden: - Dr. Hans P. van Ewijk, lid Raad van Bestuur NIZW, lector “Sociaal beleid, Innovatie en Beroepsontwikkeling”, Hogeschool va Utrecht; - Joost Verhaar, afgestudeerd aan de Haagse Hogeschool, Bestuurskunde/Overheidsmanagement, thans student aan de universiteit van Amsterdam, Sociologie. - Drs. Robert F. Stapert, senior adviseur Hobéon Certificering. Secretaris: - Drs. Robert F. Stapert, senior adviseur Hobéon Certificering. Voor de curricula vitae zie Bijlage I
1.2.4.
Deelnemers visitatie (gesprekspartners uit de drie opleidingsvarianten)
Het auditteam heeft tijdens de visitatie gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers vanuit de verschillende geledingen van de opleiding: management, coördinatoren, docenten, studenten en staf. (Zie voor een volledig overzicht van de deelnemers van de visitatie: bijlage II)
1.2.5.
Programma visitatie
Zie Bijlage II.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HBO Bachelor SPH - vt/dt/du - Haagse Hogeschoolversie 2.1 4
2.
BEVINDINGEN EN BEOORDELING
Onderwerp 1: Doelstelling opleiding Dit onderwerp kent drie facetten: 1. domeinspecifieke eisen; 2. niveau bachelor; 3. oriëntatie hbo.
Facet 1.1. Domeinspecifieke eisen Criterium Het facet ‘Domeinspecifieke Eisen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk)?
Bevindingen 1.1.1. Zowel de voltijd- als de deeltijd- en duale variant van de hbo bachelor opleiding SPH leiden op tot sociaal pedagogische hulpverleners die hun functie uitoefenen in zorginstellingen en hulp- of dienstverleningsorganisaties in diverse contexten (bijv.: ouderenzorg, sociale psychiatrie, jeugdhulpverlening, gehandicaptenzorg of een justitiële context). De SPH-opleiding leidt op voor functies als (bijvoorbeeld) socio-therapeut, zorgcoördinator, jeugdhulpverlener, case-manager; functies die een hoog kennis- en competentie-niveau veronderstellen. De eindkwalificaties waarop de opleiding SPH zich richt, zijn in 1999 vastgesteld door het Landelijk Opleidingsoverleg Sociaal Pedagogische Hulpverlening en gevalideerd door het werkveld. In totaal gaat het om 23 kwalificaties in relatie tot de drie essentiële taakgebieden van een SPH’er: (i) hulp- en dienstverlening aan en ten behoeve van cliënten, (ii) het werken binnen en vanuit een zorginstelling of hulpverleningsorganisatie en (iii) het bevorderen van de professionaliteit van het beroep. Gelet op de samenstelling van de projectgroep die in opdracht van het Landelijk Opleidingsoverleg SPH de landelijke eindkwalificaties heeft opgesteld, constateert het auditteam dat het beroepenveld ook bij het ontwerp ervan betrokken is geweest. De eindkwalificaties zijn goed gedocumenteerd (Zie: “De Creatieve Professional”, februari 1999) en, naar het oordeel van het auditteam, gebaseerd op de belangrijkste ontwikkelingen binnen het beroepenveld. De opleiding SPH heeft vervolgens (in de periode 1999-2001) deze eindkwalificaties nader uitgewerkt in ca 90 deelkwalificaties. Elke deelkwalificatie is vervolgens uitgesplitst (en vertaald) in meerdere competenties. De opleiding heeft dit op zorgvuldige wijze gedaan en bovendien zo concreet dat zowel de relatie tussen de landelijk eindkwalificaties en de specifieke opleidings(deel)kwalificaties als de relatie tussen de opleidingskwalificaties en de opleidingscompetenties inzichtelijk wordt. Daardoor kon het auditteam vaststellen dat de opleiding zich expliciet richt op de landelijk overeengekomen eindkwalificaties. Analyse van het curriculum leert vervolgens dat de opleiding deze gerichtheid ook op programmaniveau heeft uitgewerkt. Het auditteam acht deze uitwerking voorbeeldig. 1.1.2. Ontwikkelingen in het beroepenveld maken dat de grenzen met beroepen uit aanpalende werkvelden, zoals Culturele en Maatschappelijke Vorming (CMV), Creatieve Therapie (CT) en Maatschappelijk Werk en Dienstverlening (MWD), vervagen. Multidisciplinariteit en interdependentie van de onderscheiden beroepspraktijken zijn hierbij de kernbegrippen. Om aan deze ontwikkeling tegemoet te komen, heeft de opleiding SPH samen met de opleidingen CMV en MWD (de Haagse Hogeschool kent geen opleiding CT) besloten zowel in de propedeuse als in de hoofdfase gemeenschappelijke programmaonderdelen te introduceren teneinde de studenten in staat te stellen over
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HBO Bachelor SPH - vt/dt/du - Haagse Hogeschoolversie 2.1 5
de grenzen van hun discipline heen te kijken. Om dit te realiseren zijn de drie opleidingen gestart met een gezamenlijk project “Social Work 2008”. De opleidingen zullen daarbij o.a. gebruik maken van de resultaten van het landelijk project “Profiel Agogisch Domein”- PAD (uitgevoerd door het Sectorale Adviescollege van de HSAO Sectorraad). Dit PAD-project is gericht op het identificeren van ‘social work’-competenties waarover beroepsbeoefenaren in het domein Social Work dienen te beschikken naast hun competenties die specifiek verband houden met de subdomeinen SPH, CMV, MWD (en CT). Het auditteam is van oordeel dat de ontwikkelingen binnen het domein Social Work het inderdaad noodzakelijk maken dat de betreffende beroepsbeoefenaren systematisch over de grenzen van hun specifieke beroepspraktijk kunnen kijken. Het project “Social Work 2008” sluit daar goed op aan. Het auditteam vindt het dan ook positief dat de opleiding SPH zich behalve op de SPH-competenties ook en expliciet wil richten op het verwerven van de hierboven bedoelde (interdisciplinaire) “social work”competenties. De Onderwijsbeleidscommissie waarover de opleiding SPH beschikt en die op beleidsmatig niveau de contacten met het werkveld onderhoudt en de ontwikkelingen in het werkveld monitort, heeft een expertgroep samengesteld bestaande uit een tiental vertegenwoordigers van zorginstellingen in de Haagse regio: managers, opleidingsfunctionarissen en beleidsmedewerkers. Deze expert-groep, waarvan ook drie SPHdocenten deel uitmaken, is nauw betrokken bij de uitvoering van het project ‘Social Work 2008”. Naast de expertgroep zijn ook lectoraten en andere werkveldvertegenwoordigers betrokken bij de legitimatie van doelstellingen en competenties m.b.t. “Social Work 2008”.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de drie varianten van de SPH-opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: - de eindkwalificaties van de opleidingen sluiten aan bij de eisen die op landelijk niveau door vakgenoten binnen het SPH-domein worden gesteld aan de betreffende opleidingen; - de eindkwalificaties sluiten aan bij de eisen die op landelijk niveau door de SPH-beroepspraktijk aan de betreffende opleidingen worden gesteld; - de hierboven bedoelde op landelijk niveau overeengekomen en door het werkveld gevalideerde eindkwalificaties zijn, naar het oordeel van het auditteam, een goede afspiegeling van (i) de ontwikkelingen binnen het SPH-domein en van (ii) het hoge functieniveau waarop de de SPH’er geacht wordt te opereren. - de nadere uitwerking van de Haagse (interdisciplinaire) kwalificaties naar deelkwalificaties en competenties zijn, gelet op de ontwikkelingen binnen het SPH-domein, valide. In het continue proces van ontwikkeling en verbetering van competenties is het beroepenveld, in casu de expertgroep, betrokken. Qua samenstelling vormt deze een goede afspiegeling van het SPH-werkveld. - het interdisciplinaire project “Social Work 2008” laat zien dat de opleiding op adequate wijze reageert op de huidige ontwikkeling in de praktijk waar in toenemende mate sprake is van hulpverlening door mulitdisciplinaire teams van professsionals.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HBO Bachelor SPH - vt/dt/du - Haagse Hogeschoolversie 2.1 6
Facet 1.2. Niveau bachelor Criterium Het facet ‘Niveau Bachelor’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor?
Bevindingen Het auditteam heeft de eindkwalificaties van de opleiding geanalyseerd om te bepalen of deze kwalificaties beantwoorden aan het niveau ‘bachelor’ zoals weergegeven in de zogeheten Dublin Descriptoren. In de Dublin Descriptoren worden de volgende dimensies onderscheiden, bij elk waarvan hieronder een beschrijving wordt gegeven in relatie tot de respectieve eindkwalificaties. Voor zover het sectoroverstijgende kwalificaties betreft, zijn de SPH-kwalificaties gebaseerd op de 10 generieke kwalificaties zoals door de commissie Franssen vastgelegd in haar rapport Prikkelen, presteren en profileren. Kennis en inzicht De landelijke eindkwalificaties zijn geformuleerd in 23 competenties en wel zodanig dat zij niet kunnen worden verworven zonder gedegen kennis en inzicht in bijvoorbeeld: (i) het functioneren van sociale systemen, maatschappelijke instellingen, hulpverleningsmethodieken en cliëntsystemen, (ii) de organisatie van zorginstellingen en hulpverleningsorganisaties, (iii) de effectiviteit van behandel- en zorgplannen en (iv) sociaal-agogische technieken. Toepassen Kennis en inzicht De beroepsspecifieke (deel)competenties zijn alle gericht op het uitvoeren van de kerntaken van een SPH’er. Iets wat zichtbaar gemaakt wordt in de beroepsproducten (bijv.: hulpverleningsstrategieën, behandel- en zorgplannen, diagnoses), waarnaar de beroepsspecifieke (deel)competenties verwijzen. De vermelde ‘producten’ impliceren een professionele toepassing door de student van zijn verworven kennis en inzicht. Omdat het programma van de drie opleidingsvarianten is opgebouwd rond aan de praktijk ontleende cases (casuïstieken), is het verwerven van kennis en inzicht vanaf het eerste tot en met het laatste jaar gericht op het ontwikkelen van beroepsproducten. Oordeelsvorming Zowel de (algemene) hbo-competenties (cie. Franssen) als de beroepsspecifieke (deel)competenties behelzen het hele spectrum van (1) probleemsignalering/-formulering, (2) behandel- en zorgplannen, (3) planuitvoering en (4) evaluatie. De daarmee verband houdende vaardigheden zijn expliciet gericht op het maken van keuzen. Dit vooronderstelt dat de student in staat is problemen te analyseren en mogelijke oplossingsstrategieën tegen elkaar af te wegen en daarna te evalueren. Dit wordt in elk van de 23 competenties zichtbaar gemaakt. Voorts wordt in de drie opleidingsvarianten expliciet aandacht besteed aan het ontwikkelen van het vermogen van de student tot reflectie op het beroep en het verder ontwikkelen van de SPH-beroepsmethodiek. Communicatie In de eindkwalificaties waar de opleiding zich op richt, is ‘communicatie’ als onderdeel van het professioneel handelen nadrukkelijk een leerdoel en als onderdeel van de door de student te verwerven (deel)competenties expliciet beschreven. “Hulpverlener” is bij uitstek een communicatie-beroep. Blijkens de modulenbeschrijvingen waarin telkens de leerdoelen zijn aangegeven, komt het element ‘communicatie’ prominent aan de orde. Vooral als onderdeel van de eigen performance als hulpverlener maar ook als professional die in (interdisciplinaire) teams opereert.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HBO Bachelor SPH - vt/dt/du - Haagse Hogeschoolversie 2.1 7
Leervaardigheden Voor de opleiding geldt dat de te verwerven competenties een aantal metavaardigheden van de studenten veronderstellen die expliciet op het eigen leren zijn gericht opdat de student in staat is vervolgstudies op een hoger niveau te doorlopen. Deze metavaardigheden staan in de eindkwalificaties vermeld in termen van ‘de eigen ontwikkeling als professional’ en in het opleidingskader SPH als ‘leren leren’. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de drie varianten van de opleiding als voldoende en wel op grond van de observatie dat de eindkwalificaties alle elementen bevatten waar de Dublin Descriptoren betrekking op hebben en met een diepgang die overeenkomt met het niveau waar de Dublin Descriptoren naar verwijzen.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HBO Bachelor SPH - vt/dt/du - Haagse Hogeschoolversie 2.1 8
Facet 1.3. Oriëntatie hbo Criteria Het facet ‘Oriëntatie HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: • Zijn de eindkwalificaties van de opleiding mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties? • Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar in het relevante beroepenveld waarvoor de betreffende opleiding vereist of dienstig is?
Bevindingen “Oriëntatie hbo” kent twee dimensies. Hoger onderwijs enerzijds, beroepsonderwijs anderzijds. Het beroepsprofiel en de daarmee samenhangende eindkwalificaties van de opleiding SPH beschrijven een hoog niveau van beroepsuitoefening (zie onder facet 1.1.) en sluiten aantoonbaar aan (zie onder facet 1.2.) bij de beschrijving van het bachelor-niveau in de Dublin Descriptoren. Daarmee is aangegeven dat de opleiding gerekend kan worden tot het hoger onderwijs. De eindkwalificaties van de opleiding (zowel de landelijk overeengekomen kwalificaties als de specifiek “Haagse” uitwerking daarvan) zijn geformuleerd in termen van competenties die aantoonbaar (zie 1.1) in samenspraak met het beroepenveld zijn opgesteld en door dat beroepenveld zijn gevalideerd. Daarmee is op het niveau van opleidingsdoelstellingen de oriëntatie op het voor de SPH’er relevante werkveld geborgd. Voor het overige wordt de oriëntatie op het hbo in het programma van de drie varianten zichtbaar. Zie daarvoor de bevindingen onder facet 2.1.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de drie varianten van de opleiding als voldoende en wel op grond van de observatie dat de eindkwalificaties mede ontleend zijn aan de door het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofiel SPH. (Zie onder facet 1.1.) In de van dit beroepsprofiel afgeleide opleidingsspecifieke deelkwalificaties en competenties wordt ook het niveau van de beginnende beroepsbeoefenaar (SPH’er) geformuleerd.
SAMENVATTEND OORDEEL “DOELSTELLING OPLEIDING”: VOLDOENDE Het auditteam beoordeelt het Onderwerp ”Doelstelling Opleiding” voor de drie varianten van de opleiding SPH als voldoende. De opleiding heeft goed zicht op de ontwikkelingen in het werkveld en heeft haar inzicht qua thematiek en diepgang adequaat vertaald naar opleidingsdoelstellingen waarbij zij het werkveld uitdrukkelijk heeft betrokken. Voorts levert de opleiding via het project “Social Work 2008” een belangrijke bijdrage aan de interdisciplinaire vorming van de SPH’er, daarbij duidelijk anticiperend op de in gang zijnde ‘ontschotting’ binnen het domein ‘social work’.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HBO Bachelor SPH - vt/dt/du - Haagse Hogeschoolversie 2.1 9
Onderwerp 2: Programma Dit onderwerp kent acht facetten: 1.eisen hbo; 2. relatie tussen doelstellingen en inhoud; 3. samenhang programma; 4. studielast; 5. instroom; 6. duur; 7. afstemming tussen vormgeving en inhoud; 8. beoordeling en toetsing.
Facet 2.1. Eisen hbo Criteria Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-critera: • Vindt kennisontwikkeling van studenten plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontwikkeld studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek? • Heeft het programma aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline? • Waarborgt het programma de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft het aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk?
Bevindingen 2.1.1. Het programma van de drie opleidingsvarianten is aantoonbaar ontworpen vanuit het SPHberoepsprofiel dat in samenspraak met het werkveld is opgesteld door het Landelijk Opleidingsoverleg SPH. Dit profiel is uitgewerkt in een drietal segmenten waarbinnen de SPH-beroepstaken zijn geclusterd: (i) hulpen dienstverlening aan en ten behoeve van cliënten, (ii) het werken binnen en vanuit een zorginstelling of een hulpverleningsorganisatie en (iii) het bevorderen van de eigen professionaliteit. De programmabeschrijving van de voltijdopleiding laat zien dat de opleidingsstructuur veel openingen biedt naar de beroepspraktijk. In de propedeuse, ingericht in een viertal blokken van 10 weken elk, lopen de studenten gedurende blok 3 en blok 4 een oriënterende stage van 12 weken (4 dagen per week). De stage is onderverdeeld in twee fasen: eerst een oriënterende fase van 6 weken en vervolgens de tweede fase van 6 weken gericht op het concrete beroepshandelen. Overigens vindt reeds in de blokken 1 en 2 interactie plaats met het werkveld via werkbezoeken van studenten aan zorginstellingen. In de hoofdfase vindt de stage plaats in het 3e jaar gedurende 10 maanden (wederom 4 dagen per week). Het 4e studiejaar is gewijd aan het projectonderwijs en het afstudeerproject. Naast deze vormen van interactie tussen programma-uitvoering en werkveld kent ook het binnenschoolscurriculum een zichtbare relatie met het werkveld, met name via de praktijkmodulen die gericht zijn op het maken van een ‘beroepsproduct’. Voorts maakt de opleiding in toenemende mate gebruik van gastdocenten/tijdelijke docenten (o.a. alumni) die hun actuele werkveldervaring in het opleidingsprogramma brengen. Dit blijkt ondermeer uit het gebruikte studiemateriaal en de werkopdrachten aan studenten tijdens de praktijkmodulen. De werkopdrachten hebben een grote realiteitswaarde en zijn inderdaad geënt op de rol en de actuele taken van een SPH’er . Al naar gelang de opleiding vordert, neemt ook de complexiteit van deze opdrachten toe. Voor de deeltijdopleiding geldt dat de studenten in de relevante beroepspraktijk werkzaam moeten zijn. De opleiding toetst aan de hand van door de student op te stellen port-folio’s of de werkplek van de student qua niveau en qua mogelijkheden voldoet aan de eisen die de opleiding dienaangaande stelt. Belangrijk in dit verband is de constatering dat het deeltijdprogramma de werkomgeving van de student als een van de uitgangspunten hanteert bij de programmering van het binnenschools curriculum. Het afwijzen van ongeschikte werkplekken is naar de mening van het auditteam een positieve uitzondering vergeleken met veel verwante opleidingen.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HBO Bachelor SPH - vt/dt/du - Haagse Hogeschoolversie 2.1 10
Studenten brengen hun eigen werkervaring in als professionele vraagstukken die vervolgens door de opleiding worden vertaald in studieopdrachten, wederom leidend tot een realistisch beroepsproduct. Op deze wijze vindt er met betrekking tot de kennisontwikkeling en -toepassing door het hele programma heen en op concreet niveau een herkenbare en, naar het oordeel van het auditteam, voldoende interactie plaats tussen werkveld en opleiding. Deze interactie wordt als een afzonderlijk (opleidings)domein geformuleerd: “Praktijk en Reflectie”. Voor de duale opleiding SPH geldt mutatis mutandis hetgeen onder de deeltijdopleiding is vermeld. Specifiek voor de duale opleiding is dat de opleiding plaatsvindt in het kader van een samenwerkingsovereenkomst tussen de opleiding en de organisaties waar de studenten werkzaam zijn. In die overeenkomsten wordt de kwaliteit en functionaliteit van de werkplek van de duale student (goed) geregeld alsmede de verantwoordelijkheid van de betreffende organisatie t.a.v. de begeleiding en (mede)beoordeling van de student/werknemer. Samenvattend concludeert het auditteam dat de opleiding op deze wijze voldoende mogelijkheden creëert voor de student om zichzelf te scholen (en geschoold te worden) in interactie met de beroepspraktijk. 2.1.2. De interactie tussen de opleiding en de beroepspraktijk vindt ook plaats via bijeenkomsten (tenminste driemaal per jaar) met de Expertgroep. Deze expertgroep is samengesteld uit vertegenwoordigers van het beroepenveld. Uit de verslaglegging blijkt dat het in deze groep vertegenwoordigde beroepenveld een belangrijke rol speelt in de opleiding via het inbrengen van actuele voor het werkveld relevante ontwikkelingen. Voorts blijkt uit deze verslaglegging, maar ook uit de gesprekken tijdens de visitatie, dat opleiding en expertgroep gezamenlijk optrekken daar waar het gaat om het verder ontwikkelen van het SPH-onderwijs. Naast de Expertgroep kent de duale variant een eigen overlegstructuur waarin beleidsmatige en inhoudelijke afstemming tussen de opleiding en de instellingen plaatsvindt. 2.1.3. Het auditteam heeft ook inzage gehad in de door de drie opleidingen gehanteerde vakliteratuur. Naar het oordeel van het auditteam is de gebruikte literatuur relevant en ‘state of the art’ en zeer wel passend binnen het hbo-niveau. Docenten van de opleiding zijn ook auteur van een deel van de vakliteratuur. De literatuurlijsten zijn opgenomen in de studiegids. 2.1.4. Voor wat betreft internationalisering merkt het auditteam op dat de opleiding een beperkt aantal stages in het buitenland (een aantal Afrikaanse landen, Suriname, Aruba, de Nederlandse Antillen) heeft gerealiseerd. Iets wat de studenten zeer waarderen. (Zie Hogeschoolbreed Studentenonderzoek “Reflector”.) Voorts is de opleiding medeuitvoerder van een project (Straat- en zwerfkinderen Hibiscus Coast) in Kwazulu Natal. Tenslotte organiseert de opleiding jaarlijks (samen met MWD en CMV) een student-exchange met de Social Work-afdeling van de Medische Universiteit in Szeged, Hongarije. De opleiding streeft ernaar het internationale aspect te versterken door dit in haar programmaonderdelen te integreren: de zogeheten “internationalisering at home”. In juli 2003 heeft de opleiding haar beleid terzake vastgesteld en voor 2004 een aantal doelstellingen geformuleerd om die “internationalisering at home” te realiseren. Deze doelstellingen hebben betrekking op bijvoorbeeld (i) internationale oriëntatie op de professie van social worker, (ii) uitbreiden samenwerkings- en uitwisselingscontacten, (iii) uitbreiding van stages in het buitenland. 2.1.5. Met de lectoraten wordt gewerkt aan minors, opdrachten vanuit het werkveld, publicaties, de ontwikkeling van docenten (zowel algemeen via het organiseren van symposia als individueel voor wat betreft de direct bij de lectoraten betrokken docenten), samenwerking tussen de opleidingen en opdrachten voor studenten. Voor het lectoraat ITS is e.e.a. al via een overeenkomst vastgelegd.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HBO Bachelor SPH - vt/dt/du - Haagse Hogeschoolversie 2.1 11
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert voor de drie opleidingsvarianten dit facet als goed op grond van de volgende observaties: - het programma van de voltijdopleiding biedt via de praktijkmodulen en via de stages en de afstudeerfase aan de student zeer ruime mogelijkheden om zijn kennis te ontwikkelen in interactie met het beroepenveld; - de respectieve opleidingsprogramma’s zijn aantoonbaar ontworpen in samenspraak met het beroepenveld; - de gebruikte vakliteratuur en het studiemateriaal zijn exemplarisch voor de state of the art in het SPHdomein; - de programma’s voor de deeltijd- en duale variant staan aantoonbaar en rechtstreeks in verband met de praktijkervaring van de deeltijd- respectievelijk duale student; - de lectoraten spelen een belangrijke (en) inhoudelijke rol als intermediair tussen de opleidingen enerzijds en tussen de opleidingen en het werkveld anderzijds.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HBO Bachelor SPH - vt/dt/du - Haagse Hogeschoolversie 2.1 12
Facet 2.2. Relatie tussen doelstelling en inhoud programma Criteria Het facet ‘Relatie tussen Doelstelling en Inhoud Programma’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: • Is het programma een adequate concretisering van de eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen? • Zijn de eindkwalificaties adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma? • Biedt de inhoud van het programma studenten de mogelijkheid de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken?
Bevindingen 2.2.1. De eindkwalificaties waarop de opleiding SPH zich richt, zijn, zoals reeds eerder onder facet 1.1. werd vermeld, nader uitgewerkt in ca 90 deelkwalificaties. Elke deelkwalificatie is vervolgens uitgesplitst (en vertaald) in meerdere competenties. De opleiding heeft dit op zeer zorgvuldige en transparante wijze gedaan en bovendien zo concreet dat zowel de relatie tussen de landelijke eindkwalificaties en de specifieke opleidings(deel)kwalificaties als de relatie tussen de opleidingskwalificaties en de opleidingscompetenties inzichtelijk wordt. Daardoor kon het auditteam vaststellen dat de opleiding zich expliciet richt op de landelijk overeengekomen eindkwalificaties. Analyse van het curriculum leert vervolgens dat de opleiding deze gerichtheid ook op programmaniveau consequent en consistent heeft uitgewerkt. En wel als volgt: alle deelkwalificaties komen telkens in elk programmajaar terug waarbij de uitsplitsing naar competenties laat zien dat elk jaar de complexiteit van die competenties toeneemt. Het auditteam is daar zeer over te spreken. De programmaonderdelen sluiten hier goed bij aan. Uit de opzet van het curriculum wordt dit aantoonbaar. Elk programmaonderdeel is gericht op een leerdoel (het verwerven van een of meer deelcompetenties) waaraan individueel of in groepsverband wordt gewerkt. Een deel van de programmaonderdelen per studiejaar levert een product op dat direct gerelateerd is aan en relevant voor de beroepspraktijk. Voorbeelden daarvan werden het auditteam getoond. Op basis daarvan is het auditteam van mening dat de eisen waaraan deze beroepsproducten (moeten) voldoen, expliciet anticiperen op die welke in het beroepenveld worden gesteld. Daarmee wordt in het curriculum een direct en zichtbaar verband gelegd tussen de inhoud, het niveau en de oriëntatie van de respectieve programma’s enerzijds en de SPHeindkwalificaties anderzijds. 2.2.2. Doordat de leerdoelen van de programmaonderdelen worden beschreven en waar van toepassing geformuleerd in termen van een door de student (individueel of in groepsverband) op te leveren product (waarvoor beoordelingscriteria zijn vastgesteld), is de vraag of -en zo ja in welke mate- een student het betreffende leerdoel heeft gerealiseerd goed toetsbaar, zo bleek het auditteam tijdens de visitatie. 2.2.3. De vormgeving van het curriculum gaat uit van een leeromgeving waarin het leerproces van de student centraal staat en waarbij de (deel-)competenties, verworven en ontwikkeld binnen eerdere programmaonderdelen, door de student in stelling moet worden gebracht wil hij de praktijkgerelateerde opdrachten met succes kunnen uitvoeren. Onderdeel van dit leerproces is voorts zelfreflectie en zelfregulatie die de student inzicht geven in zijn eigen leerproces en leerstijl. Op die wijze worden studenten in staat gesteld hun eigen leerproces te sturen. Het totale curriculum en met name de studieloopbaanbegeleiding, zijn zodanig opgezet dat studenten ook deze competentie stap voor stap kunnen verwerven. 2.2.4. De inhoud en vormgeving van de afzonderlijke programmaonderdelen bieden de student de
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HBO Bachelor SPH - vt/dt/du - Haagse Hogeschoolversie 2.1 13
gelegenheid om de vereiste deelcompetenties te verwerven. De wijze waarop vervolgens de programmaonderdelen in een in complexiteit opklimmende reeks in het totale curriculum zijn gepositioneerd, maakt het de student mogelijk alle eindkwalificaties te verwerven. 2.2.5. Analyse van de deeltijd- en duale programma’s laat zien dat het hierboven gestelde ook op deze varianten van toepassing is. Het belangrijkste verschil tussen de voltijdopleiding enerzijds en de deeltijd- en duale opleiding anderzijds ligt in het feit dat de voltijdopleiding in het binnenschools curriculum praktijkgerelateerde projecten kent, terwijl in de deeltijd- en duale opleiding de student de praktijkgerelateerde opdrachten en toetsing binnen de eigen werkplek moet uitvoeren.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert voor de drie opleidingsvarianten dit facet als goed op grond van de volgende observaties: - de opleiding heeft op nauwgezette wijze door het hele programma heen de eindkwalificaties consequent in deelcompetenties vertaald, daarmee de programmaonderdelen steeds in verband brengend met die eindkwalificaties; - de leerdoelen en de praktijkopdrachten nemen in complexiteit toe om tenslotte in de afstudeerfase een niveau te bereiken dat naar het oordeel van het auditteam ontegenzeggelijk hbo-niveau is.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HBO Bachelor SPH - vt/dt/du - Haagse Hogeschoolversie 2.1 14
Facet 2.3. Samenhang programma Criterium Het facet ‘Samenhang Programma’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Is het studieprogramma inhoudelijk samenhangend ?
Bevindingen 2.3.1. De voor de opleiding SPH geldende generieke hbo-competenties en specifieke beroepscompetenties zijn aantoonbaar ontleend aan het landelijk vastgestelde beroepsprofiel. De eisen die aan een SPH’er worden gesteld, zijn in dat profiel beschreven in onderling samenhangende deelcompetenties. Het auditteam is daar positief over. Zoals reeds onder facet 1.1. en 2.2. is beschreven, heeft de opleiding deze eindkwalificaties per opleidingsjaar concreet uitgewerkt naar in complexiteit toenemende competenties. Anders gezegd: alle eindkwalificaties komen telkens terug. Deze concentrische programma-opbouw waarbij onderwerpen, thema’s, probleemstellingen, taakopdrachten e.d. telkens op een hoger niveau van abstractie en complexiteit terugkomen, bepaalt in hoge mate de samenhang van het programma. Daarbij wordt in het programma een onderscheid gemaakt tussen de “methodenlijn” en de “reflectielijn”. De “methodenlijn” is het traject waarlangs de student het methodisch handelen als SPH’er ontwikkelt. De “reflectielijn” is het traject waarlangs de student zijn eigen handelen leert beoordelen om later als SPH’er zijn handelen als professional te kunnen evalueren. Blijkens de programma-beschrijving komen deze twee dimensies (methodisch handelen en de reflectie daarop) in elk onderwijsblok aan de orde. Niet alleen in de globale beschrijving van het programma, maar ook in de detailinformatie op het niveau van programmaonderdelen waarover het auditteam tijdens de visitatie kon beschikken, wordt de samenhang zichtbaar gemaakt. En wel als volgt: - de programmaonderdelen waaruit het curriculum is opgebouwd, zijn qua inhoud en thematiek telkens en expliciet ontleend aan bepaalde specifieke deelcompetenties zoals beschreven in de eindkwalificaties; - kernelement in elk programmaonderdeel is een sterke interactie tussen theorie en praktijk; - de programmaonderdelen zijn tijdens de duur van de opleiding in toenemende mate aantoonbaar gericht op het maken van ‘beroepsproducten’, hetgeen impliceert dat studenten leren (deel-) competenties uit verschillende deelgebieden te integreren; - de programmaonderdelen zijn zodanig ontworpen en in het curriculum gepositioneerd, dat zij ten opzichte van elkaar een anticiperende dan wel verdiepende functie hebben in het leerproces van de student; - de begeleiding door docenten is (ondermeer) gericht op het bewaken van de samenhang in de individuele leerroute van de student: de studieloopbaanbegeleiding is gericht op zelfreflectie en zelfsturing door de student; - alle blokken tezamen bestrijken alle deelcompetenties zoals opgenomen in de eindkwalificaties. 2.3.2. Voor de deeltijd- en de duale variant geldt het bovenstaande evenzeer. Met dien verstande dat de samenhang tussen ‘praktijk’ en binnenschools programma wordt geborgd via de zorgvuldige wijze waarop de werkplek van de deeltijd- respectievelijk duale student wordt getoetst. Het auditteam heeft hiervoor voldoende bewijs onder ogen gehad.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HBO Bachelor SPH - vt/dt/du - Haagse Hogeschoolversie 2.1 15
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert de samenhang van de programma’s van de drie opleidingsvarianten als goed en wel op grond van de volgende observaties: - de relatie tussen de leerdoelen van elk programmaonderdeel en de SPH-beroepspraktijk is helder en ‘logisch’; - de horizontale samenhang binnen het programma wordt bevorderd doordat alle programmaonderdelen steeds ten dienste staan van de ‘methodenlijn’, waarbinnen de student de beroepsvaardigheden ontwikkelt; - de concentrische opbouw (leerdoelen en opdrachten komen telkens in een toenemende mate van complexiteit terug) maakt de verticale samenhang tussen de onderscheiden programmaonderdelen manifest.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HBO Bachelor SPH - vt/dt/du - Haagse Hogeschoolversie 2.1 16
Facet 2.4. Studielast Criterium Het facet ‘Studielast’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Is het programma studeerbaar doordat studievoortgang belemmerende factoren zoveel mogelijk worden weggenomen?
Bevindingen Voor alle drie de varianten geldt het volgende: de studielast is per programmaonderdeel vastgesteld in termen van studiepunten (ECTS). Na elk programmaonderdeel vindt evaluatie plaats in het kader van zowel de programma-evaluatie als van de studieloopbaan-begeleiding. Daarbij wordt telkens nagegaan of de studievoortgang voldoende dan wel onvoldoende is. Uit de notitie “Verantwoording van het Onderwijsprogramma” blijkt dat de opleiding intensief aandacht besteedt aan de persoonlijke ontwikkeling van de student via de zogeheten reflectielijn. Uit de notitie “Visie en beleid Studiebegeleiding” blijkt dat de opleiding fors investeert in de studentbegeleiding. Voor de drie varianten is een zeer uitgebreid studiebegeleidingsprogramma opgezet. (Zie voorts onder facet 4.2.) Bij onvoldoende studievoortgang worden samen met de betreffende studenten de belemmerende factoren geïdentificeerd en remediërende maatregelen getroffen. Studenten zijn blijkens studenttevredenheidsonderzoek (Reflector) zeer positief over de kwaliteit van deze begeleiding. Een beeld dat tijdens de visitatie door de gesproken studenten werd bevestigd. De (formele) studielast van elk programmaonderdeel wordt eenmaal per jaar geëvalueerd, waarbij ondermeer wordt nagegaan of de vastgestelde studielast structureel afwijkt van de werkelijke studielast. Doel van deze evaluatie is, vast te stellen of er op programmaniveau herschikkende maatregelen moeten worden genomen. Overigens blijkt uit hogeschoolbreed onderzoek (Reflector) dat studenten de studielast niet als probleem ervaren. Een beeld dat tijdens de visitatie werd bevestigd. Minder tevreden zijn de studenten over de spreiding van de studielast. Reden voor de opleiding om met ingang van het studiejaar 2004-2005 de oorzaken daarvan te onderzoeken teneinde te kunnen bepalen of, en zo ja welke, maatregelen op programmaniveau getroffen kunnen worden om de spreiding van de studielast te verbeteren.
Oordeel: voldoende Het auditteam beoordeelt dit facet voor de drie opleidingsvarianten als voldoende op grond van de volgende observaties: - de formele studielast wordt jaarlijks geëvalueerd en uit deze evaluaties blijkt dat de formele studielast niet structureel afwijkt van de feitelijke studielast; - de opleiding voert een intensief studiebegeleidingsprogramma (zie ook facet 4.2) uit om ook studievoortgang belemmerende factoren zoveel mogelijk weg te nemen. Studenten zijn hierover zeer te spreken; - in het kader van de studieloopbaanbegeleiding worden in die gevallen waar sprake is van individuele problemen met betrekking tot de studielast samen met de betreffende student remediërende maatregelen getroffen.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HBO Bachelor SPH - vt/dt/du - Haagse Hogeschoolversie 2.1 17
Facet 2.5. Instroom Criterium Het facet ‘Instroom’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Sluit het programma qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit een toelatingsonderzoek?
Bevindingen Aan instromende studenten worden geen nadere profieleisen gesteld. Uitgangspunt is dat de student met havo, ongeacht zijn profiel, voldoende abstractie- en probleemoplossend vermogen heeft om de SPH-opleiding te kunnen volgen. Om niettemin de aansluiting tussen havo en de opleidingen te optimaliseren, kent de opleiding de volgende voorziening: - onder alle instromende studenten wordt een test Nederlandse taalbeheersing afgenomen. Bij onvoldoende score wordt de betreffende student een cursus Nederlands aangeboden; Voorts kent de opleiding een zeer intensief studentbegeleidingsprogramma (zie onder facet 4.2.) waardoor eventuele aansluitingsproblemen tijdig worden gesignaleerd en mogelijke deficiënties kunnen worden ‘weggewerkt’. Voor deeltijd- en duale studenten geldt sinds 2003 een intake-assessmentprocedure (“Aan de Poort”) die kan leiden tot vrijstellingen. Deze intake-assessment is gebaseerd op een beoordeling (door een assessor) van een door de student in te dienen portfolio. Naar het oordeel van het auditteam is de door de opleidingen gehanteerde assessmentprocedure systematisch en nauwkeurig opgezet en duidelijk gericht op maatwerk. Overigens geeft het auditteam de opleiding in overweging de EVC-beoordeling te laten uitvoeren door twee assessoren in plaats van één. Voor instroom uit verwante MBO-opleidingen is een versnelde leerroute mogelijk. Voor deze instroom is een specifiek curriculum opgesteld dat weliswaar leidt tot dezelfde eindkwalificaties als de ‘reguliere’ opleidingen, maar in termen van studiebegeleiding en programma-inrichting tegemoetkomt aan de noodzaak het ‘zelfstandig werken en denken’ bij deze studenten te ontwikkelen. Niettemin bleek dat het 1e leerjaar onevenredig zwaar was in vergelijking met de 4-jarige route. Het curriculum is thans zodanig aangepast dat de studielast van de verkorte route is aangepast aan die van de 4-jarige opleiding. In het kader van het zogeheten project “Beroepskolom Sociaal Agogisch Domein” is de opleiding sterk betrokken bij de realisatie van de ontwikkeling van één doorlopende (MBO-HBO) Sociaal Agogische-leerlijn. Dit zal onder andere leiden tot een concrete onderlinge afstemming tussen het laatste MBO-jaar en het eerste HBO-studiejaar, zowel inhoudelijk als in termen van competenties. Voor de verkorte leerroute voltijd krijgt dit de vorm van een instroomportfolio dat zich richt op vijf basiscompetenties van de SPH’er en dat een leidraad vormt bij de studiebegeleiding in het eerste studiejaar. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert het facet instroom van de drie opleidingsvarianten als voldoende op grond van de volgende observaties: - dankzij de intensieve begeleiding kunnen studenten hun eventuele deficiënties snel ontdekken en mogelijk wegwerken; - de intake-assessment bij deeltijd- en duale studenten wordt professioneel aangepakt en leidt tot op maat gesneden vrijstellingen;
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HBO Bachelor SPH - vt/dt/du - Haagse Hogeschoolversie 2.1 18
-
binnen de ‘Beroepskolom Sociaal Agogisch Domein’ speelt de opleiding een vooraanstaande rol bij de ontwikkeling en concretisering van de doorlopende (sociaal agogische) leerlijn.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HBO Bachelor SPH - vt/dt/du - Haagse Hogeschoolversie 2.1 19
Facet 2.6. Duur Criterium Het facet ‘Duur’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Voldoet de opleiding aan de formele eisen m.b.t. de omvang van het opleidingsprogramma van 240 ECTS-studiepunten?
Bevindingen Het totale aantal studiepunten van elke variant van de SPH-opleiding bedraagt 240 ECTS. Daarmee voldoen de opleidingsvarianten aan de formele, kwantitatieve eis die aan bachelor-opleidingen wordt gesteld.
Oordeel: voldoende Het auditteam heeft geconstateerd dat de drie opleidingsvarianten een omvang hebben van 240 ECTS, reden dit facet als voldoende te kwalificeren.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HBO Bachelor SPH - vt/dt/du - Haagse Hogeschoolversie 2.1 20
Facet 2.7. Afstemming tussen vormgeving en inhoud Criteria Het facet ‘Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAOcriteria: • Is het didactisch concept in lijn met de doelstellingen? • Sluiten de werkvormen aan bij het didactisch concept?
Bevindingen 2.7.1. Analyse van de programma’s van de drie opleidingsvarianten laat zien dat zij alle een gemeenschappelijk didactisch concept hanteren. Een en ander is goed uitgewerkt in het “Opleidingskader SPH” en in de nota “Verantwoording van het Onderwijsprogramma”. Het concept laat zich als volgt samenvatten. - concentrisch leren: het onderwijs is gericht op het verwerven van kennis en competenties telkens op abstracter en complexer niveau; - leren door doen: het beroepsmatig handelen als referentiekader van de opleiding; - reflectie: gericht op het eigen methodisch handelen van de student; Deze noties sluiten rechtstreeks aan bij (deel)competenties die sterk de nadruk leggen op (i) ontwikkeling van reflectievaardigheden, (ii) ontwikkeling van gespreksvaardigheden, (iii) ontwikkeling van handelingsvaardigheden, (iv) ontwikkeling van het praktijkhandelen en (v) integratie van theorie en praktische vaardigheden. 2.7.2. Het onderwijsprogramma, zo bleek uit de documentatie, maar ook uit de gesprekken tijdens de visitatie, kent een scala aan werkvormen zowel individueel als in groepsverband. Daarbij stelt elke student zijn eigen individueel ontwikkelplan (IOP) op. Het auditteam heeft tijdens de visitatie inzage gehad in enige van deze plannen. Zij geven een goede indruk van de wijze waarop studenten zich committeren aan de eisen van de opleidingen en aan hun eigen route daarbinnen. 2.7.3. Het programma kent een concentrisch opbouw met twee leerlijnen. De “methodenlijn” waarlangs de student een arsenaal aan professioneel, methodisch handelen ontwikkelt en de “reflectielijn” waarlangs de student zijn handelen leert beoordelen om later als SPH’er zijn handelen als professional te kunnen evalueren. Blijkens de programma-beschrijving komen deze twee dimensies (methodisch handelen en de reflectie daarop) in elk onderwijsblok aan de orde. Elke leerlijn heeft haar eigen werkvormen. 2.7.4. Naarmate de opleiding vordert, neemt de complexiteit van de opdrachten (en dus ook van de te maken beroepsproducten) toe en wordt bovendien in toenemende mate een beroep gedaan op het zelfinitiatief van de student. Deze aanpak kent een sterke interactie tussen de studenten onderling en tussen de student en de docenten. Docenten spelen daarbij (methodenlijn) een informerende, stimulerende, beoordelende, adviserende en -waar nodig- sturende rol en een (reflectielijn) zogeheten ‘spiegelende’ rol. 2.7.5 Voor de deeltijd- en de duale variant wordt hetzelfde didactisch concept gehanteerd. In de uitvoering zijn er niettemin enkele verschillen die samenhangen met het feit dat de deeltijd- en duale student gedurende de opleiding voornamelijk in de praktijk werkzaam zijn. Werk, reflectie en opleiding staan in nauwe relatie tot elkaar. Minder dan bij de voltijdopleiding hoeft te worden gewerkt via praktijkmodules met de daaraan gekoppelde opdrachten. Bij de deeltijd- en duale variant staat de praktijkwerkgroep centraal waarbij aan de hand van de werkervaring van studenten bepaalde thema’s aan de orde worden gesteld. Deze studenten krijgen juist veel praktijkopdrachten waarvan de resultaten dan weer in het onderwijs worden gepresenteerd.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HBO Bachelor SPH - vt/dt/du - Haagse Hogeschoolversie 2.1 21
De competentieontwikkeling op de duale werkplek wordt zorgvuldig door de opleiding gemonitord en expliciet beoordeeld. Deze toetsing van de werkplek is van belang om de samenhang tussen vormgeving en inhoud te waarborgen. Anders gezegd: met behulp van deze toetsing wordt inderdaad bewerkstelligd dat de werkplek en het binnenschools programma in sterke interactie met elkaar staan. Enerzijds relevante input (vraagstellingen) door de student vanuit zijn werkervaring, anderzijds input vanuit het binnenschools programma om de student in staat te stellen (de ’tools’ te leveren) op zijn werkervaring te reflecteren. Analyse van het deeltijdprogramma en het duale programma waarin “praktijk en reflectie” als afzonderlijk opleidingsdomein wordt onderscheiden, laat zien dat deze sterke interactie in de respectieve opleidingen is verankerd. Iets, wat door studenten wordt bevestigd.
Oordeel: voldoende Voor de drie opleidingsvarianten kwalificeert het auditteam dit facet als voldoende op basis van de volgende observaties: - het didactisch concept is herkenbaar ontleend aan de doelstellingen van de opleiding. In die doelstellingen staat centraal het verwerven van (algemene en beroepsspecifieke) competenties en staat in het didactisch concept het professioneel handelen centraal; - de werkvormen van de onderscheiden ‘lijnen’ zijn in overeenstemming met het didactisch concept. Zo kent de methodenlijn (didactisch concept: ‘leren door doen’ ) als werkvorm het individueel en in groepsverband uitvoeren van praktijkopdrachten. De reflectielijn (didactisch concept: ‘zelfstandig leren’ en ‘leren leren’) kent als werkvorm supervisie en groepssessies.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HBO Bachelor SPH - vt/dt/du - Haagse Hogeschoolversie 2.1 22
Facet 2.8. Beoordeling en toetsing Criterium Het facet ‘Beoordeling en Toetsing’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Wordt door de beoordelingen, toetsingen en examens adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd?
Bevindingen De Afdeling SPH heeft haar toetsbeleid in 2004 vastgesteld; enerzijds om het toetsen en beoordelen aan te passen aan het competentiegerichte karakter van de drie opleidingsvarianten en anderzijds om de kwaliteit van het toetsen en beoordelen beter dan voorheen te borgen. De kwaliteit van toetsen en beoordelen was tot op heden voldoende -het oordeel van de visitatiecommissie en de inspectie was positief-, maar de borging van de kwaliteit ervan was nog onvoldoende professioneel geregeld omdat de systematiek en methodiek van toetsen en beoordelen niet voldoende waren vastgelegd. Dat is nu wel het geval. In de nota “Toetsbeleid SPH” zijn voor alle drie opleidingsvarianten de volgende zaken vastgelegd: (i) uitgangspunten van toetsen, (ii) functie en doel van toetsen, (iii) het proces van toetsen, (iv) het beoordelingsplan, (v) rollen en verantwoordelijkheden. Al deze aspecten van het toetsen en beoordelen zijn uitvoerig beschreven. De nota “Toetsbeleid SPH” is leidend bij het screenen van bestaande toetsen en bij het ontwikkelen van nieuwe toetsen. Daarop aansluitend zijn instrumenten ontwikkeld zoals het screeningsinstrument en het Toetsboek (handleiding voor toetsontwikkelaars). Ook is middels toetspilots geïnvesteerd in de ontwikkeling van competentiegerichte toetsen. De opleiding heeft de technische criteria waaraan toetsen moeten voldoen, uitgewerkt in een zogeheten ‘screeningsinstrument’ waarmee alle door de opleiding gebruikte toetsen worden gescreend op hun inhoudsvaliditeit (m.b.t. beroepsgerichtheid, hbo bachelor-niveau, onderwijsniveau), begripsvaliditeit, betrouwbaarheid (objectiviteit, differentiatie, moeilijkheidsgraad, dekkingsgraad) en bruikbaarheid (omvang, transparantie, efficiëntie). Deze screening is erop gericht daar waar nodig de toetsen aan te passen. Voorts vormt het ‘screeningsinstrument’ het technische referentiekader voor nog te ontwikkelen toetsen. Een aantal zaken verdient het voorts hier genoemd te worden: (i) het werkveld is betrokken bij de beoordeling van afstudeeropdrachten, (ii) formatieve toetsing is in de programma’s verankerd, (iii) de opleiding heeft een toetscommissie belast met het beoordelen of toetsen beantwoorden aan de in de nota “Toetsbeleid SPH” vastgestelde criteria m.b.t. “validiteit, betrouwbaarheid en bruikbaarheid” , (iv) de toetscommissie legt jaarlijks middels een jaarverslag verantwoording af aan de examencommissie die op haar beurt verantwoording schuldig is aan de Afdelingsmanager (toetsing wordt duidelijk als organisatieverantwoordelijkheid beschouwd), (v) het toets- en beoordelingsproces wordt jaarlijks geëvalueerd. De voor ‘beoordeling en toetsing’ geldende vereisten, criteria, procedures en planning staan helder aangegeven in de studiegids en de programmabeschrijvingen van alle drie de opleidingsvarianten. Het auditteam heeft geconstateerd dat de vigerende praktijk zeer wel voldoet. De toetsen en beoordelingsmodellen worden telkens door meer dan één docent opgesteld, iets wat de consistentie van het proces ten goede komt. Zoals blijkt uit studentenonderzoek sluiten de studenten zich bij dit oordeel aan. Een beeld dat in de gesprekken tijdens de visitatie werd bevestigd. Beoordeling en toetsing van door de duale student geleverde prestaties tijdens hun (leer)werkperiode vinden plaats in samenspraak met de betreffende werkorganisatie.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HBO Bachelor SPH - vt/dt/du - Haagse Hogeschoolversie 2.1 23
Het toetsbeleid voorziet in een goed uitgewerkte klachtenregeling voor studenten. Het systeem van beoordeling en toetsing en de implementatie ervan worden jaarlijks geëvalueerd. Bij deze evaluatie zijn ook de studenten betrokken. Studenten zijn – zo geven zij aan – tevreden zowel over de informatievoorziening inzake ‘beoordeling en toetsing’ als over de feitelijke uitvoering ervan.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor alle drie de opleidingsvarianten als goed omdat: - de huidige praktijk van toetsen en beoordelen op een gestructureerde en gecontroleerde wijze wordt uitgevoerd door docentteams wat aantoonbaar de consistentie van het toetsen en beoordelen bevordert; - de Afdeling SPH een goed gemotiveerd en uitgewerkt plan heeft vastgesteld om de borging van de kwaliteit van toetsen en beoordelen te versterken en de technische kwaliteit ervan, met name daar waar het gaat om het toetsen van competenties, te verhogen.
SAMENVATTEND OORDEEL “PROGRAMMA”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert voor de drie opleidingsvarianten het Onderwerp “Programma” als voldoende. Naar het oordeel van het auditteam kennen de drie SPH-opleidingsvarianten een programma dat in termen van kennis-, attitude- en competentieontwikkeling op hbo-niveau is gesitueerd en dat qua oriëntatie en organisatie duidelijk gericht is op het SPH-werkveld. De concentrische opbouw, de inrichting via de onderscheiden leerlijnen en de gerichtheid op beroepstaken zijn een goede waarborg voor de interne samenhang van het SPH-programma. Het programma biedt voorts ruime mogelijkheden aan de studenten om hun opleiding tot SPH’er te realiseren via interactie met het werkveld.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HBO Bachelor SPH - vt/dt/du - Haagse Hogeschoolversie 2.1 24
Onderwerp 3: Inzet van personeel Het derde onderwerp bestaat uit drie facetten: 1. eisen hbo; 2. kwantiteit personeel; 3. kwaliteit personeel.
Facet 3.1. Eisen hbo Criterium Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Wordt het onderwijs voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk? Bevindingen 3.1.1. De docenten van de drie opleidingsvarianten hebben, zo concludeert het auditteam op basis van de netwerkoverzichten waar het auditteam inzage in heeft gehad en op basis van de mondeling verstrekte additionele informatie tijdens de visitatie, voldoende brede contacten met de beroepspraktijk. Bijvoorbeeld: instellingen voor gehandicaptenzorg, jeugdhulpverlening, GGZ en -in mindere mate; omdat het hier vooral een afspiegeling betreft van de werkplekken van studenten en alumni- justitiële instellingen en ouderenzorg. Voorts heeft het overgrote deel van het docentencorps een ruim professioneel netwerk via de stagebegeleiding, de afstudeerplaatsen en de duale leer-/werkplekken. Docenten blijven daardoor goed op de hoogte van de (jongste) ontwikkelingen in het werkveld. Uit studentonderzoek blijkt dat studenten over de werkveldkennis van hun docenten tevreden zijn. Een beeld dat in de gesprekken tijdens de visitatie werd bevestigd. Voorts is het auditteam gebleken (na inzage van de CV’s van de docenten) dat 90% van hen over relevante werkervaring in het SPH-werkveld beschikt. 3.1.2. De opleiding is evenwel van oordeel dat het netwerk waarover de docenten beschikken efficiënter en vooral- effectiever moet worden gebruikt teneinde op programmaniveau de inbreng van de beroepspraktijk te intensiveren. Daartoe is een actieplan opgesteld: “Betrokkenheid werkveld SPH bij de opleiding SPH aan de Haagse Hogeschool”. Kernpunten daarvan zijn reeds gerealiseerd. Bijvoorbeeld: (i) de instelling van de Onderwijsbeleidscommissie die de ontwikkelingen in het werkveld systematisch monitort, (ii) de oprichting van de “expertgroep” bestaande uit 10 vertegenwoordigers van het werkveld en drie SPH-docenten, (iii) systematisering alumni-onderzoek, (iv) participatie in de kenniskring bij de lectoraten “Grootstedelijke ontwikkeling”, “Jeugd en Opvoeding” en “Informatie, Techniek en Samenleving- ITS”. (Overigens participeren ook twee studenten in de kenniskring ITS.) 3.1.3. Thans wordt een beperkt aantal gastdocenten ingezet. De opleiding streeft ernaar dit aantal uit te breiden, o.a. via het inzetten van alumni. Het inzetten van de gastdocenten gebeurt bewust om actuele werkervaring en casuïstiek binnen de opleiding te brengen. 3.1.4. De begeleiding in het kader van de afstudeeropdracht tijdens het 4e studiejaar vindt plaats door docenten in samenwerking met vertegenwoordigers uit de organisaties waar de student zijn opdracht uitvoert. Deze contacten met de zogeheten externe opdrachtgevers zijn eveneens een belangrijk middel waarmee een substantiële verbinding wordt gelegd tussen opleiding en werkveld. 3.1.5. Het eerder genoemde project “Social Work 2008” dat een belangrijke impact zal hebben op het opleidingsprogramma, wordt uitgevoerd in samenwerking met het werkveld. Daarmee is ook voor de komende jaren extra gewaarborgd dat opleidingsprogramma en werkveld met elkaar in verbinding staan. Samenvattend is het auditteam van oordeel dat de docenten hun vakdeskundigheid dankzij hun externe relaties voldoende op peil houden. Voorts waardeert het auditteam het bovengenoemd actieplan (§ 3.1.2.) positief.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HBO Bachelor SPH - vt/dt/du - Haagse Hogeschoolversie 2.1 25
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de drie opleidingsvarianten als voldoende en wel vanuit de overweging dat de huidige praktijk laat zien dat docenten frequent en intensief contacten onderhouden met het werkveld en door middel van deze contacten een concrete verbinding leggen tussen werkveld en programma.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HBO Bachelor SPH - vt/dt/du - Haagse Hogeschoolversie 2.1 26
Facet 3.2. Kwantiteit van het personeel Criterium Het facet ‘Kwantiteit van het Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Wordt er voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen?
Bevindingen 3.2.1. Het aantal docenten verbonden aan de opleiding bedraagt 31 (21,2 fte). Dat is gelet op de omvang van de studentenpopulatie (voor voltijd-, deeltijd- en duale variant in totaal 530 ) voldoende. In feite komt de formatie neer op een docent-student ratio van 1:26 en dat is in vergelijking met verwante opleidingen een gunstige ratio. Naar het oordeel van het auditteam wordt dan ook voldoende personeel ingezet om de SPHopleiding uit te voeren. Voor de middenlange termijn kan de huidige formatie gehandhaafd blijven indien wordt uitgegaan -en dat doet de opleiding ook- van een (voorzichtig) scenario waarbij de instroom stabiel blijft op het niveau van circa 180 studenten per jaar. (Voltijd ca. 130, deeltijd ca. 30, duaal ca. 20.) Wel verdient de opbouw van het docentenbestand aandacht: ca. 50 % van het docentencorps bevindt zich in de leeftijdscategorie 40-50 en ca. 40 % in de categorie 50+. Daardoor bestaat het gevaar dat het docentencorps steeds verder af komt te staan van de belevingswereld van de studenten. Overigens leidt dit, blijkens het hogeschoolbreed onderzoek Reflector, bij studenten niet tot een negatieve beoordeling van hun docenten. De opleiding is in 2003 begonnen met maatregelen om de uitstroom van oudere docenten te stimuleren. De mogelijkheden hiertoe zijn overigens beperkt. Overigens ziet de opleiding erop toe om bij de aanstelling van tijdelijk personeel en bij de inzet van gastdocenten zoveel mogelijk jongere mensen te werven. 3.2.2. In kwalitatief opzicht wordt blijkens het “Strategisch personeelsplan 2004-2008” hoge prioriteit gegeven aan het systematisch in kaart brengen van de beschikbare competenties van docenten en de (o.a. in het perspectief van het project “Social Work 2008”) benodigde competenties. Einde 2004 zullen de gegevens beschikbaar zijn die onder andere zullen worden gebruikt om via de functioneringsgesprekken met docenten tot een gerichte deskundigheidsbevordering te komen waarbij niet zozeer de individuele behoefte van de docent centraal staat maar de behoefte van de opleiding als geheel.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert voor de drie opleidingsvarianten dit facet als voldoende. De huidige omvang van de formatie stelt de opleiding zeer wel in staat het opleidingsprogramma uit te voeren en ook voor de middenlange termijn kan deze omvang gehandhaafd blijven. Gelet op de thans aanwezige deskundigheid van de docenten (zie onder facet 3.1en 3.3.) en gelet op het in gang gezette beleid m.b.t. deskundigheidsbevordering is de opleiding bovendien in staat de gewenste kwaliteit te blijven leveren.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HBO Bachelor SPH - vt/dt/du - Haagse Hogeschoolversie 2.1 27
Facet 3.3. Kwaliteit van het personeel Criterium Het facet ‘Kwaliteit van het Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Is het personeel gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma?
Bevindingen Gelet op de CV’s van de docenten en op het professioneel relatienetwerk dat zij onderhouden en gebruiken en mede gelet op de informatie die het auditteam tijdens de gesprekken met het SPH-management verkreeg, is het auditteam van oordeel dat de docenten (van wie 90% werkervaring heeft binnen het SPHdomein) inhoudelijk gekwalificeerd zijn hun taken binnen het programma uit te voeren. Voorts heeft het auditteam kunnen constateren, dat door de opleiding in het aannamebeleid kwaliteitseisen worden gesteld aan het personeel en dan niet alleen in termen van opleiding maar vooral in termen van competenties en werkervaring. Deze eisen hebben betrekking op vakinhoudelijke, onderwijskundige en/of organisatorische expertise. Maar ook en uitdrukkelijk op de beroepservaring. Deze eisen zijn rechtstreeks ontleend aan de doelstellingen en de vormgeving van de respectieve opleidingsprogramma’s. Beginnende docenten zijn verplicht de opleiding Pedagogisch Didactische Vorming te volgen, tenzij vrijstelling daarvoor is verkregen. Daarnaast wordt hen een coach toegewezen om via actieve participatie binnen het docententeam (met name) in onderwijskundig opzicht begeleid te worden. Iedere startende docent volgt een introductieprogramma. Na enkele maanden volgt het eerste functioneringsgesprek. Alle voorwaarden en activiteiten die nodig zijn om beginnende docenten een goede start te geven, worden door middel van een checklist systematisch gevolgd. In de jaarlijkse functioneringsgesprekken (die met ingang van einde 2003 gesystematiseerd plaatsvinden) wordt niet alleen het functioneren van de betreffende docent aan de orde gesteld, maar ook worden zijn scholingsbehoeften geïdentificeerd. Scholing moet in dit verband breed worden opgevat. Trainingen, deelname aan symposia, studiebezoeken e.d. vallen er ook onder. Het betreft hier scholing toegesneden op de individuele docent. Na elk functioneringsgesprek worden de scholingsafspraken schriftelijk vastgelegd. Overigens (zie onder facet 3.2.) zal vanaf 2004 de scholing van docenten veel meer plaatsvinden vanuit het perspectief van de SPH-opleiding als geheel. Zo streeft de opleiding er expliciet naar dat docenten -ook als vorm van deskundigheidsbevordering- participeren in kenniskringen uit overwegingen als de ontwikkeling van de individuele docent, van het totale docentencorps en het leggen en uitbreiden van werkveldcontacten. De opleidingen hanteren een procedure die studenten betrekt bij de evaluatie van docenten. Deze evaluaties vinden jaarlijks plaats. Ook op die wijze verkrijgt de opleiding inzicht in de kwaliteit van zijn personeel. Uit deze evaluaties blijkt overigens dat het oordeel van de studenten over de vakkennis van docenten zeer positief is. Circa 90% van de studenten spreekt zich positief uit over de kennis van de docenten m.b.t. het beroepenveld en eenzelfde percentage over de didactische kwaliteit van de docenten. Dit blijkt uit het zogeheten Studenttevredenheidsonderzoek (Reflector) en uit de HBO-monitor. Een beeld dat in de gesprekken tijdens de visitatie werd bevestigd. Het tijdens de audit gesproken personeel kwam gedreven, enthousiast, kundig en betrokken op het auditteam over.Uit de keuzegids Hoger Onderwijs blijkt voorts dat docenten van de Haagse SPH-opleiding bij studenten significant hoger scoren dan het landelijk gemiddelde.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HBO Bachelor SPH - vt/dt/du - Haagse Hogeschoolversie 2.1 28
Mede op basis van (i) de functioneringsgesprekken en (ii) de competentiematrix (waarin de beschikbare expertise en de benodigde expertise met elkaar in verband worden gebracht om tijdig hiaten op te sporen) zal de deskundigheidsbevordering van docenten meer structuur krijgen dan tot op heden het geval is.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de drie opleidingsvarianten als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: - qua vakdeskundigheid en inzicht in de respectieve werkveldontwikkelingen zijn de docenten voldoende geëquipeerd om de SPH-opleiding adequaat te verzorgen; - zowel de bevordering van de werkvelddeskundigheid als van de onderwijskundige deskundigheid wordt gestructureerd aangepakt op basis van (o.a.) de eind 2004 beschikbare gegevens over eventuele lacunes, ook in het kader van het project “Social Work 2008”.
SAMENVATTEND OORDEEL “INZET VAN PERSONEEL”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert voor de drie opleidingsvarianten het Onderwerp “Inzet van Personeel” als voldoende. Kwalitatief en kwantitatief is de inzet van personeel op een dusdanig niveau dat dit het verzorgen van de opleiding met de gewenste kwaliteit mogelijk maakt.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HBO Bachelor SPH - vt/dt/du - Haagse Hogeschoolversie 2.1 29
Onderwerp 4: Voorzieningen Het vierde onderwerp bestaat uit twee facetten: 1. materiële voorzieningen; 2. studiebegeleiding.
Facet 4.1. Materiële voorzieningen Criterium Het facet ‘Materiële Voorzieningen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Zijn de huisvesting en de materiële voorzieningen toereikend om het programma te realiseren?
Bevindingen De Afdeling SPH is gehuisvest in een nieuw en ruim gebouw, waarbinnen zij een vleugel tot haar beschikking heeft. In de management review geeft de opleiding aan dat de basisvoorzieningen voldoen. De ICTfaciliteiten werden door studenten minder gewaardeerd blijkens de scores in de studenttevredenheidsonderzoeken (Reflector en Reflector SPH). Sinds de hogeschoolbrede implementatie van Windows XP is de beschikbaarheid van PC’s echter sterk verbeterd en worden de ICT-faciliteiten door de studenten als voldoende gekwalificeerd. Docenten en studenten zijn, zo bleek ook uit de gesprekken tijdens de visitatie, tevreden over de huisvesting en de materiële voorzieningen en dat is, naar het oordeel van het auditteam, terecht. Voldoende zijn ook de bibliotheekvoorzieningen, video-voorzieningen en de beschikbaarheid van project-/werkgroep-ruimtes. De muzisch-agogische voorzieningen (het tekenlokaal en het dramalokaal) zijn prima. De huisvesting en de materiële voorzieningen zijn, naar het oordeel van auditteam, voldoende.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de drie opleidingsvarianten als voldoende. Huisvesting en materiële voorzieningen zijn zeker toereikend om de opleiding te realiseren.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HBO Bachelor SPH - vt/dt/du - Haagse Hogeschoolversie 2.1 30
Facet 4.2. Studiebegeleiding Criteria Het facet ‘Studiebegeleiding’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: • Zijn de studiebegeleiding en de informatie- voorziening aan de studenten adequaat met het oog op de studievoortgang? • Sluiten de studiebegeleiding en de informatie-voorziening aan de studenten aan bij de behoefte van de studenten? Bevindingen 4.2.1. De voltijdopleiding kent gedurende de vier opleidingsjaren een zeer uitgebreid studiebegeleidingsprogramma dat de studenten zeer positief beoordelen, zo blijkt uit de resultaten van het hogeschoolbrede studentonderzoek Reflector (zie ook facet 2.4, de 2e alinea onder ‘Bevindingen’). Het studiebegeleidingsprogramma kent de volgende aspecten: studievoortgang, beroepsoriëntatie, normgedrag en reflectie. In de propedeuse en het 2e jaar via het mentoraat in een ‘stamgroep’ en in kleinere zogeheten ‘leergroepen’ en individuele voortgangsgesprekken (IVG). In het 3e jaar via intensieve supervisie, in het 4e jaar wederom via mentoraat in de stamgroep en via individuele mentor-gesprekken. Het mentoraat vormt een wekelijks onderdeel van het studieprogramma. Een en ander is vastgelegd in het document ‘Visie en beleid t.a.v. studiebegeleiding’. Studenten maken tijdens de propedeuse een Studiewerkplan en in het 2e jaar een Individueel Ontwikkelingsplan (IOP) dat samen met het portfolio dat elke student opbouwt, het referentiekader vormt voor de studiebegeleiding door het mentoraat. De criteria waaraan het portfolio moet voldoen alsmede de wijze waarop portfolio’s worden beoordeeld, staan aangegeven in het “Werkboek Reflectielijn”. Die criteria kwalificeert het auditteam als relevant. Supervisie in het 3e jaar vindt eenmaal per twee weken plaats in kleine groepen ( 2 à 3 studenten). In totaal betreft het 18 bijeenkomsten van 90 minuten. De studiebegeleiding is er expliciet op gericht om het leerproces naar het zelfstandig uitoefenen van het beroep van SPH’er te structureren. Het auditteam is onder de indruk van de wijze waarop de opleiding dit aanpakt. 4.2.2. De duale opleiding kent geen mentoraat. De studiebegeleiding wordt verzorgd door de praktijkwerkgroep-docent (PWG-docent). De studiebegeleiding heeft als startpunt het ‘intake- assessment’ en is voorts gericht op dezelfde doelstellingen als die in de voltijdopleiding. De vorm is evenwel compacter en bovendien is de ‘werkplekcoach’ er systematisch bij betrokken (viermaal per jaar een gezamenlijke sessie met docent, student en werkplekcoach). Na beoordeling van een 3-maandelijkse periode (in samenspraak met de werkplekcoach) formuleert de student nieuwe leerdoelen voor de volgende periode. Voor het overige geldt datgene wat onder de voltijdopleiding staat vermeld. 4.2.3. Voor de deeltijdopleiding vormt het ‘intake-assessment’ het startpunt van de begeleiding. De deeltijdopleiding kent een soortgelijk programma als de voltijdopleiding met de aspecten mentoraat, studievoortgang, normgedrag en reflectie, individuele voortgangsgesprekken en supervisie. Daarnaast is een belangrijk aspect de competentieverwerving op de werkplek. 4.2.4. Bij de studiebegeleiding wordt gewerkt met het student-volgsysteem “VOLG +” dat statuslijsten levert die input geven voor de studiebegeleidjngsgesprekken. Zo worden studievertraging en de oorzaken daarvan tijdig in kaart gebracht naar aanleiding waarvan -indien nodig- op de student toegesneden remediërende trajecten worden afgesproken. Studenten zijn daar positief over.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HBO Bachelor SPH - vt/dt/du - Haagse Hogeschoolversie 2.1 31
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor de drie opleidingsvarianten als goed. De studiebegeleiding is -ook naar het oordeel van studenten- effectief dankzij de intensiteit en professionaliteit waarmee de opleiding deze begeleiding uitvoert.
SAMENVATTEND OORDEEL “VOORZIENINGEN”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert voor de drie opleidingsvarianten het Onderwerp “Voorzieningen” als voldoende. De ruimtelijke en materiële voorzieningen zijn voldoende. De studiebegeleiding en de daarmee verbandhoudende informatievoorziening aan studenten is prima geregeld en wordt goed uitgevoerd.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HBO Bachelor SPH - vt/dt/du - Haagse Hogeschoolversie 2.1 32
Onderwerp 5: Interne kwaliteitszorg Het vijfde onderwerp bestaat uit drie facetten: 1. evaluatie resultaten; 2. maatregelen tot verbetering; 3. betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld.
Facet 5.1. Evaluatie resultaten Criterium Het facet ‘Evaluatie Resultaten’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Wordt de opleiding periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen?
Bevindingen 5.1.1. De interne kwaliteitszorg binnen de Afdeling SPH kent sinds december 2002 een systematiek die ontleend is aan het kwaliteitszorgsysteem van de Haagse Hogeschool. De kerncomponenten daarvan zijn de systematische uitvoering van de PDCA-cyclus. Het kwaliteitszorgsysteem en met name de procedure waarlangs dit systeem wordt uitgevoerd, zijn door de opleiding vastgelegd in het “Handboek kwaliteitszorg en Interne Organisatie”. De streefdoelen zijn vastgelegd in de jaarlijkse Managementovereenkomst tussen de Afdeling SPH en de Hogeschool. Die streefdoelen zijn helder en concreet geformuleerd. Over de realisering ervan rapporteert de Afdeling twee tot vier maal per jaar aan het management van de Hogeschool. 5.1.2. Daarnaast maakt de Afdeling SPH gebruik van hogeschoolbrede standaardonderzoeken (Kompas, Reflector) naar de tevredenheid van respectievelijk docenten en studenten alsmede (sinds 2003) van alumnienquêtes. De uitkomsten van deze onderzoeken, maar ook en vooral de resultaten van de evaluaties van de programmaonderdelen door studenten en docenten vormen een wezenlijke bijdrage tot het definiëren en uitvoeren van verbetermaatregelen. Die verbetermaatregelen zijn geformuleerd in streefdoelen die naar het oordeel van het auditteam voldoende concreet geformuleerd zijn, zodat de realisering ervan goed meetbaar is. Voorbeelden van verbetermaatregelen zijn opgenomen in 5.2. 5.1.3. Uit de verslagen van de bijeenkomsten met de “expertgroep” blijkt dat ook het werkveld een belangrijke bijdrage levert aan het ‘ontdekken’ van zwakke punten en aan de mogelijke oplossing ervan. Dit heeft aantoonbaar tot aanpassingen in het programma geleid. Voorts zijn de stagebiedende instellingen bij de evaluatie van de opleidingen betrokken. 5.1.4. De opleiding heeft naar aanleiding van de hier bovengenoemde evaluaties besloten om jaarlijks een management review uit te voeren. De management review heeft het bereik en de ordening die de NVAO hanteert in haar ‘Accreditatie Kader’ en verschaft samen met de onderliggende deelplannen een helder beeld van de sterke en zwakke punten en van de plannen tot verbetering. De management review van juni 2004 en de onderliggende bewijsstukken en verbeterplannen vormden het startpunt voor het door Hobéon Certificering uitgevoerde onderzoek. 5.1.5. De opleiding draagt er zorg voor dat de verbetermaatregelen bekend zijn bij tenminste de docenten, de studenten en de expertgroep. Dit bleek het auditteam uit de tijdens de visitatie gevoerde gesprekken en uit de verslagen van de bijeenkomsten met de expertgroep. 5.1.6. Het kwaliteitszorgsysteem voorziet in de mogelijkheid om klachten te uiten door middel van een klachtenregistratieformulier. Naar het oordeel van het auditteam kan een te ontwikkelen centrale rapportage van de klachten meer inzicht geven, zodat de juiste verbeteracties in gang gezet kunnen worden. 5.1.7. Uit de jaarlijkse programma-evaluatie en uit de wijze waarop de opleiding het beroepenveld en alumni daarbij betrekt, blijkt dat zij de optimalisering van de opleidingskwaliteit serieus neemt.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HBO Bachelor SPH - vt/dt/du - Haagse Hogeschoolversie 2.1 33
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de drie opleidingsvarianten als voldoende. En wel op grond van de volgende observaties: - het door de Afdeling SPH gehanteerde kwaliteitszorgsysteem is goed en uitvoerig gedocumenteerd; - de implementatie van het systeem vindt controleerbaar plaats via afdelingsspecifieke procedures, vastgelegd in het “Handboek kwaliteitszorg en Interne Organisatie”; - in de managementovereenkomst tussen de Afdeling en de Hogeschool staan de (toetsbare) streefdoelen concreet aangegeven op opleidingsniveau; - de streefdoelen worden periodiek (per kwartaal, per jaar en tweejaarlijks) geëvalueerd.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HBO Bachelor SPH - vt/dt/du - Haagse Hogeschoolversie 2.1 34
Facet 5.2. Maatregelen tot verbetering Criterium Het facet ‘Maatregelen tot Verbetering’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Vormen de uitkomsten van periodieke evaluaties van de opleiding de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen?
Bevindingen Uit de thans voorhanden zijnde management review 2004, de managementovereenkomst 2004 en het “Handboek kwaliteitszorg en Interne Organisatie” waarin de planning en procedures beschreven staan waarlangs verbetermaatregelen moeten worden uitgevoerd, blijkt dat evaluaties inderdaad leiden tot het vaststellen van verbetermaatregelen. Zoals reeds in 5.1.2 is vermeld, zijn de verbetermaatregelen in concrete streefdoelen geformuleerd. Voorbeelden van zulke verbeterplannen zijn: (i) kwaliteitsborging van ‘toetsen en beoordelen’, (ii) aanpassingen in het programma van het 1e jaar van de verkorte leerroute, (iii) structurering professioneel netwerk docenten, (iv) deskundigheidsbevordering docenten, (v) ‘intake-assessment’deeltijd en duaal, (vi) formatieopbouw, (vii) implementatie alumnibeleid en (viii) project “Social Work 2008”. Over de effecten van deze en andere verbetermaatregelen valt nog niet veel te zeggen, maar het auditteam is zeker onder de indruk van de inzet waarmee de implementatie van deze maatregelen wordt aangepakt. Voor het overige wordt verwezen naar de analyse onder facet 5.1. Ook hier geldt dat het auditteam voldoende vertrouwen heeft dat de drie opleidingsvarianten de verbetermaatregelen met kracht ter hand zullen nemen.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de drie opleidingsvarianten als voldoende en wel op grond van de volgende observatie: - de uitkomsten van de periodieke (kwartaal, jaarlijks, tweejaarlijks) evaluaties worden aantoonbaar vertaald in concrete verbetermaatregelen waarvan de implementatie volgens procedures, vastgelegd in het “Handboek kwaliteitszorg en Interne Organisatie”, wordt gemonitord.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HBO Bachelor SPH - vt/dt/du - Haagse Hogeschoolversie 2.1 35
Facet 5.3. Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld Criterium Het facet ‘Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Zijn -en zo ja op welke wijze- medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld actief betrokken bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding?
Bevindingen Zoals (deels) uit de bevindingen onder facet 5.1. blijkt, zijn docenten, studenten, het beroepenveld (expertgroep, vertegenwoordigers uit stagebiedende organisaties) en alumni actief betrokken bij de evaluatie van de drie opleidingsvarianten. Studenten en docenten zijn via de evaluaties van de programmaonderdelen, maar ook via hogeschoolbrede onderzoeken als Reflector en Kompas, betrokken bij de evaluatie. De expertgroep wordt via de periodieke bijeenkomsten bij de evaluatie betrokken, met name op specifieke inhoudelijke programma-onderdelen. De stagebegeleiders in de stagebiedende organisaties en de werkplekcoaches in de duale opleiding wordt periodiek gevraagd hun oordeel over de opleiding te geven. Sinds 2003 wordt via jaarlijkse enquêtes naar het oordeel van alumni gevraagd. De deeltijdvariant is mede geëvalueerd n.a.v. het onderzoek ‘Deeltijd SW 2008’ waarin de mening van werkgevers, alumni en studenten over de huidige deeltijd-opleiding en de toekomstplannen is gepeild. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de drie opleidingsvarianten als voldoende. Zowel medewerkers, studenten, alumni als het beroepenveld worden structureel door de opleiding bij de interne kwaliteitszorg betrokken. De bevindingen zoals hierboven vermeld zijn voor het auditteam voldoende reden om tot dit oordeel te komen.
SAMENVATTEND OORDEEL “INTERNE KWALITEITSZORG”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Interne Kwaliteitszorg”als voldoende. Het kwaliteitszorgsysteem zit prima in elkaar en wordt ook uitgevoerd in samenwerking met studenten, docenten, het werkveld en alumni. Het systeem leidt aantoonbaar tot concrete verbetermaatregelen met meetbare doelstellingen waarvan de realisering wordt gemonitord.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HBO Bachelor SPH - vt/dt/du - Haagse Hogeschoolversie 2.1 36
Onderwerp 6: Resultaten Het zesde onderwerp bestaat uit twee facetten: 1. gerealiseerd niveau; 2. onderwijsrendement.
Facet 6.1. Gerealiseerd niveau Criterium Het facet ‘Gerealiseerd Niveau’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Zijn de gerealiseerde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties?
Bevindingen Om een antwoord te krijgen op de vraag of de feitelijk gerealiseerde eindkwalificaties overeenkomen met de nagestreefde, is het auditteam nagegaan of, en zo ja hoe, de opleiding het beroepenveld daarbij betrekt en tot welke conclusie(s) dat heeft geleid. De opleiding heeft daar een goed beeld van op grond van de informatie die zij via alumni-enquêtes verkrijgt. Voorts worden vertegenwoordigers uit de organisaties waar de studenten werken, gevraagd naar hun oordeel over het niveau van de bij hen werkende studenten. Tenslotte zijn aan het einde van de opleiding vertegenwoordigers uit het beroepenveld betrokken bij de beoordeling van de afstudeeropdrachten die door de studenten zijn uitgevoerd. Aldus maken de opleidingen gebruik van voldoende bronnen om informatie over het gerealiseerde (eind)niveau te verkrijgen. Die informatie laat zien dat het beroepenveld het gerealiseerde niveau als voldoende beschouwt in relatie tot de eisen die het stelt aan de competenties van een beginnend beroepsbeoefenaar. De afstudeerwerkstukken waar het auditteam zelf inzage in heeft gehad, zijn wat betreft probleemstelling van voldoende diepgang en complexiteit en voor de afronding ervan dienen de afstudeerders te beschikken over een kennisniveau dat van hbo-studenten mag en moet worden geëist.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de drie opleidingsvarianten als voldoende. Eigen waarneming van afstudeerwerkstukken en de gegevens die de opleiding heeft overlegd met betrekking tot de visie van het beroepenveld op de kwaliteit van de afgestudeerden, hebben tot dit oordeel geleid.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HBO Bachelor SPH - vt/dt/du - Haagse Hogeschoolversie 2.1 37
Facet 6.2. Onderwijsrendement Criteria Het facet ‘Onderwijsrendement’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: • Zijn er, al dan niet in samenspraak met verwante opleidingen, streefcijfers geformuleerd in vergelijking met andere relevante opleidingen? • Voldoet het onderwijsrendement aan deze streefcijfers?
Bevindingen Het cohortrendement na 5 jaar van de voltijdopleiding SPH (67%) ligt boven het landelijk gemiddelde van de SPH-opleidingen (57%). Het rendement na 5 jaar van de deeltijdopleiding (54%) komt nagenoeg overeen met het landelijk gemiddelde (55%). Voor de duale opleiding bedroeg het rendement na 5 jaar 35%. De door de opleiding gerealiseerde rendementen komen voor wat betreft de voltijd- en de deeltijdopleiding overeen met de door de opleiding (en Hogeschool) vastgestelde streefcijfers. De duale variant (gestart in 1999) blijft daar vooralsnog bij achter. De oorzaken worden onderzocht. Overigens verwacht de opleiding dat de introductie in 2003 van het “intake-assessment” en de verdere professionalisering ervan in 2004, een positief effect op het ‘duale’ rendement zal hebben. De opleiding streeft naar een verhoging van het rendement via maatregelen - ‘voor de poort’, zoals het geven van voorlichting, het houden van intakegesprekken en het maken van afspraken met duale werkgevers over selectie; - ‘aan de poort’, zoals het houden van een instroomassessment gekoppeld aan beoordeling van een portfolio; - tijdens de studie, zoals aanpassingen in de curricula (bijvoorbeeld aanpassing van het 1e leerjaar van de verkorte leerroute voor MBO-instromers, en aanpassing van het programma voor MBO-instromers bij de deeltijd-opleiding), begeleiding door het mentoraat, studiebegeleiding, het geven van zogeheten ‘vertragerstentamens’, inzet van de decaan; - aan het einde van de studie, zoals het hanteren van het ‘vertragersbeleid’. . Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor de drie opleidingsvarianten als voldoende en wel omdat het rendement van de voltijd- en de deeltijdopleiding overeenkomt met de streefnorm en omdat de opleiding aantoonbaar streeft naar een verhoging van het rendement. Het feit dat de duale opleiding wat dit betreft lager scoort, is voor het auditteam geen reden zijn kwalificatie voor dit facet naar beneden bij te stellen, want de opleiding erkent het probleem en heeft als verbetermaatregel (o.a.) de intakeprocedure verfijnd.
SAMENVATTEND OORDEEL “RESULTATEN”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Resultaten” als voldoende. Het gerealiseerde niveau komt overeen met het niveau dat wordt nagestreefd, de rendementen voor de voltijd- en deeltijd- opleidingen komen overeen met de streefcijfers en de verbetering van het ‘duale’ rendement wordt via concrete maatregelen ter hand genomen.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HBO Bachelor SPH - vt/dt/du - Haagse Hogeschoolversie 2.1 38
3.
SAMENVATTEND OORDEEL
3.1.
Oordeelschema SPH-voltijd
De in hoofdstuk 2 beschreven beoordeling geven we hieronder schematisch weer: HBO BACHELOR OPLEIDING Sociaal Pedagogische Hulpverlening - SPH, voltijd -Haagse Hogeschool-
Onderwerp / Facet 1. Doelstelling Opleiding 1.1. Domeinspecifieke eisen 1.2. Niveau bachelor 1.3. Oriëntatie hbo 2. Programma 2.1. Eisen hbo 2.2. Relatie doelstelling en inhoud programma 2.3. Samenhang programma 2.4. Studielast 2.5. Instroom 2.6. Duur 2.7. Afstemming tussen vormgeving en inhoud 2.8. Beoordeling en toetsing 3. Inzet van personeel 3.1. Eisen hbo 3.2. Kwantiteit personeel 3.3. Kwaliteit personeel 4. Voorzieningen 4.1. Materiële voorzieningen 4.2. Studiebegeleiding 5. Interne kwaliteitszorg 5.1. Evaluatie resultaten 5.2. Maatregelen tot verbetering 5.3. Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld 6. Resultaten 6.1. Gerealiseerd niveau 6.2. Onderwijsrendement
Samenvattend oordeel
Oordeel V G V V V G G G V V V V G V V V V V V G V V V V V V V
V
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HBO Bachelor SPH - vt/dt/du - Haagse Hogeschoolversie 2.1 39
3.2.
Oordeelschema SPH-deeltijd
De in hoofdstuk 2 beschreven beoordeling geven we hieronder schematisch weer: HBO BACHELOR OPLEIDING Sociaal Pedagogische Hulpverlening - SPH, deeltijd -Haagse Hogeschool-
Onderwerp / Facet
Oordeel
1. Doelstelling Opleiding 1.1. Domeinspecifieke eisen 1.2. Niveau bachelor 1.3. Oriëntatie hbo
G V V
2. Programma 2.1. Eisen hbo 2.2. Relatie doelstelling en inhoud programma 2.3. Samenhang programma 2.4. Studielast 2.5. Instroom 2.6. Duur 2.7. Afstemming tussen vormgeving en inhoud 2.8. Beoordeling en toetsing
G G G V V V V G
3. Inzet van personeel 3.1. Eisen hbo 3.2. Kwantiteit personeel 3.3. Kwaliteit personeel
V V V
4. Voorzieningen 4.1. Materiële voorzieningen 4.2. Studiebegeleiding
V
V
V
V V G
5. Interne kwaliteitszorg 5.1. Evaluatie resultaten 5.2. Maatregelen tot verbetering 5.3. Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld
V V V
6. Resultaten 6.1. Gerealiseerd niveau 6.2. Onderwijsrendement
V V
Samenvattend oordeel
V
V
V
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HBO Bachelor SPH - vt/dt/du - Haagse Hogeschoolversie 2.1 40
3.3.
Oordeelschema SPH-duaal
De in hoofdstuk 2 beschreven beoordeling geven we hieronder schematisch weer: HBO BACHELOR OPLEIDING Sociaal Pedagogische Hulpverlening - SPH, duaal -Haagse Hogeschool-
Onderwerp / Facet
Oordeel
1. Doelstelling Opleiding 1.1. Domeinspecifieke eisen 1.2. Niveau bachelor 1.3. Oriëntatie hbo
G V V
2. Programma 2.1. Eisen hbo 2.2. Relatie doelstelling en inhoud programma 2.3. Samenhang programma 2.4. Studielast 2.5. Instroom 2.6. Duur 2.7. Afstemming tussen vormgeving en inhoud 2.8. Beoordeling en toetsing
G G G V V V V G
3. Inzet van personeel 3.1. Eisen hbo 3.2. Kwantiteit personeel 3.3. Kwaliteit personeel
V V V
4. Voorzieningen 4.1. Materiële voorzieningen 4.2. Studiebegeleiding
V
V
V
V V G
5. Interne kwaliteitszorg 5.1. Evaluatie resultaten 5.2. Maatregelen tot verbetering 5.3. Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld
V V V
6. Resultaten 6.1. Gerealiseerd niveau 6.2. Onderwijsrendement
V V
Samenvattend oordeel
V
V
V
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HBO Bachelor SPH - vt/dt/du - Haagse Hogeschoolversie 2.1 41
3.4.
Extra aantekening
EXTRA AANTEKENING ONDERWERP “VOORZIENINGEN”: GOED Het eerste facet 4.1 is ‘voldoende’, het tweede facet 4.2 is ‘goed’. Op basis van de Beslisregel E – derde bullet (zie Hoofdstuk 1, § 1.2.2) krijgt het onderwerp “Materiële Voorzieningen“ de extra aantekening ‘goed’. Volgens deze beslisregel krijgt een onderwerp “de extra aantekening ‘goed’ indien alle facetten ‘goed’ hebben gescoord of indien één facet ‘voldoende’ en de overige facetten ‘goed’ of ‘excellent’ hebben gescoord”.
3.5.
Overall oordeel / advies aan NVAO
Op basis van zijn bevindingen met betrekking tot alle in het NVAO-‘Accreditatiekader’ vermelde onderwerpen en facetten, concludeert het auditteam dat de door de Haagse Hogeschool, in casu de Afdeling Sociaal Pedagogische Hulpverlening, verzorgde HBO Bachelor Opleiding Sociaal Pedagogische Hulpverlening – SPH in alle drie de varianten voltijd, deeltijd en duaal in aanmerking komt voor accreditatie door de NVAO.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HBO Bachelor SPH - vt/dt/du - Haagse Hogeschoolversie 2.1 42
BIJLAGE 1: Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaring externe auditor
CURRICULA VITAE Drs. W. G. van Raaijen Willem van Raaijen was jarenlang aan het Luzac College verbonden als rector. Hij was daar tevens voorzitter van de landelijke examencommissie, lid van de commissie voorbereiding Tweede Fase en voorzitter van de landelijke vakgroep Nederlands. Verder bekleedde Willem een staffunctie als Manager Opleidingen & Trainingen bij de holding waartoe het Luzac College behoort, Unique International. Vóór de overstap naar Hobéon werkte hij nog als consultant public search voor de Interlace Group. Voor deze organisatie was hij werkzaam binnen de onderwijswereld, bij ministeries en gemeentes en bij organisaties die opereren op het snijvlak tussen publiek en privaat zoals bijvoorbeeld onderzoeksinstellingen en omroepen. Bij Hobéon houdt Willem zich bezig met organisatie-advies, marktonderzoek en certificering. Dr. J. P. van Ewijk Hans van Ewijk studeerde economie en theologie en promoveerde in 1994 in de Sociale Wetenschappen aan de KUN. Tijdens zijn studie theologie aan de UvA werkte hij als jeugdpastor en als part-time docent, zowel binnen het basisonderwijs als het middelbaar onderwijs. In de jaren tachtig was hij onder andere werkzaam als docent in het HBO en als directeur bij de Stichting Jeugdwelzijnsinformatie. Begin jaren negentig kwam hij in dienst van het NIZW, eerst als hoofd informatiecentrum, later als clustermanager, waarnemend directeur en vanaf 2001 als lid van de Raad van Bestuur. In oktober 2004 legde hij deze functie neer. Vanaf 2003 tot heden is hij lector ‘Sociaal beleid, innovatie en beroepsontwikkeling’ bij de Hogeschool van Utrecht. Hij heeft een groot aantal nevenfuncties vervuld waaronder voorzitter van de visitatiecommissie SJD in 2001. Ook heeft hij tientallen publicaties op zijn naam staan, met name gericht op jeugd en welzijn. Drs. R. F. Stapert Rob Stapert is in 1975 afgestudeerd aan de Katholieke Universiteit Nijmegen (Nederlandse Taal- en Letterkunde / Algemene Taalwetenschappen). Tot 1981 was hij als docent werkzaam in Suriname. Nadien is hij in uiteenlopende functies betrokken geweest bij de ontwikkeling van het HBO (met name de lerarenopleidingen basisonderwijs en voortgezet onderwijs, de implementatie van het HBO Informatica Stimuleringsplan en de HBO fusie operatie). Vanaf 1992 tot 2001 heeft hij in enkele Oost-Europese landen als long-term expert de uitvoering begeleid van EU Phare programma’s gericht op innovatie van het middelbaar beroepsonderwijs en de introductie van hoger beroepsonderwijs. Thans is hij intensief betrokken bij het management en de coördinatie van het landelijk AXIS programma dat gericht is op een brede invoering van techniek in het Nederlands basisonderwijs en de PABO’s. J. W. Verhaar Joost Verhaar heeft van 1998 tot 2002 de HBO (duale) opleiding “Bestuurkunde / Overheidsmanagement” gevolgd aan de Haagse Hogeschool. Tijdens zijn studie was hij als junior adviseur werkzaam bij Hobéon Management Consult in de periode 2001-2002. Het accent van zijn werkzaamheden lag bij deskresearch -in meer brede zin- projectondersteuning. Na succesvolle afronding van zijn HBO- opleiding is hij gestart met de (voltijd) studie Sociologie aan de Universiteit van Amsterdam; afstudeerrichting “Arbeid, Organisatie & Beleid”.
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HBO Bachelor SPH - vt/dt/du - Haagse Hogeschoolversie 2.1 43
ONAFHANKELIJKHEIDSVERKLARINGEN
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HBO Bachelor SPH - vt/dt/du - Haagse Hogeschoolversie 2.1 44
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HBO Bachelor SPH - vt/dt/du - Haagse Hogeschoolversie 2.1 45
BIJLAGE 2: Programma visitatie 7 september 2004 Tijd / lokaal
Gesprekspartner(s)
08.45 – 09.00 09.00 – 09.15
09.15 – 10.15
Auditoren
Onderwerpen
Auditteam *
Voorbespreking
Managementteam:
Auditteam:
Kennismaking
Abbinga, Segond von Banchet,
Van Ewijk, Van Raaijen,
Definitieve vaststelling programma
Burgers, Langendonk, De Jong
Stapert, Verhaar
Managementteam
Auditteam
Strategisch beleid Marktpositie Relatie beroepenveld Personeel Resultaten
10.15 – 11.15
Opleidingscoördinator c.s. voltijd:
Van Ewijk, Stapert
Relatie beroepenveld
Segond von Banchet, Ekelschot,
Eindkwalificaties
Heemelaar, Riethof, Langendonk
Samenhang programma Propedeuse Praktijkcomponent /stages Studentbegeleiding Social Work 2008
Kwaliteitszorg, Materiële
Van Raaijen, Verhaar
Kwaliteitszorg
voorzieningen:
Materiële voorzieningen
Abbinga, De Jong, Wolthuis,
Verificatie
Burgers 11.15 – 11.30 11.30 – 12.30
Opleidingscoördinator c.s.
Auditteam
Interne terugkoppeling, verificatie
Van Ewijk, Stapert
Relatie beroepenveld
deeltijd / duaal:
Eindkwalificaties
Langendonk, De Vries, De Boer
Samenhang programma Propedeuse Praktijkcomponent Studentbegeleiding
Examencommissie / toetsing :
Van Raaijen, Verhaar
Kwaliteitsborging ‘toetsen en
Segond von Banchet, Kamer,
beoordelen’ (inclusief de rol van het
Rigter, Ekelschot
beroepenveld daarbij) Studielast Gerealiseerd niveau
12.30 – 13.00
Auditteam
Lunch, interne terugkoppeling, verificatie
13.00 – 13.15
Rondleiding voorzieningen
(Deel) Auditteam
13.15 – 14.00
Onderwijsbeleidscommissie,
Van Ewijk, Stapert
Relatie beroepenveld
Kenniskringen/lectoraten:
Eindkwalificaties
Sol, Van der Sande, Rigter,
Lectoraat en opleiding
Heemelaar Stagecoördinatoren / afstuderen:
Van Raaijen, Verhaar
Kwaliteitsborging van
Froeling, Kamer, Gomperts , Van
praktijkcomponent
Eijk, Ekelschot
Betrokkenheid beroepenveld Gerealiseerd niveau
14.00 – 14.45
Studenten / opleidingscommissie: Van Ewijk, Verhaar
Toetsen en beoordelen
Van Cleef, Krul, Van Lier, Van
Studiebegeleiding (incl. stages)
Duivenvoorde, Grunewald, Berg-
Studeerbaarheid, studielast
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HBO Bachelor SPH - vt/dt/du - Haagse Hogeschoolversie 2.1 46
Samuels, Schaak Instroomregie /
Materiële voorzieningen Van Raaijen, Stapert
Aansluiting instroom en
studiebegeleiding:
programma
Sol, De Boer, Kolvoort,
Studiebegeleiding
Langendonk 14.45 -15.30
15.30 - 16.15
Managementteam
16.15 - 17.00
Auditteam
Interne terugkoppeling, verificatie en bepaling ‘pending issues’
Auditteam
Pending issues
Auditteam
Intern overleg en bepaling
Auditteam
Beoordeling en terugkoppeling
beoordeling 17.00 – 17.30
Alle gesprekspartners & genodigden
* Auditteam: Drs W. G. van Raaijen (Willem): lead-auditor / Senior adviseur Hobéon Certificering Dr J.P. van Ewijk (Hans): werkvelddeskundige - Lector Sociaal Beleid, Innovatie en Beroepsontwikkeling, Hogeschool van Utrecht. - Lid Raad van Bestuur NIZW - Lid Raad van Toezicht Amerpoort - Projectleider Nederlands onderzoeksteam EU-project ‘Carework in Europe’, 2002-2004 Drs R.F. Stapert (Robert): eerste secretaris / Senior adviseur Hobéon Certificering J.W. Verhaar (Joost): studentlid en tweede secretaris - Bestuurskunde /Overheidsmanagement (duaal) Haagse Hogeschool (1998 - 2002) - Lid Hogeschoolraad Haagse Hogeschool (2000 – 2002) - Sociologie - Universiteit van Amsterdam, richting Arbeid, Organisatie en Beleid (2002 – heden)
©Hobéon® Certificering Eindrapport Accreditatie HBO Bachelor SPH - vt/dt/du - Haagse Hogeschoolversie 2.1 47