Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport en Bewegen SprotmanagementS [Sportmanagement] voltijd Haagse Hogeschool
Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport en Bewegen [Sportmanagement] voltijd Haagse Hogeschool Croho nr. 34040
Hobéon® Certificering BV december 2007 Auditteam: Drs. W.G. van Raaijen Prof. dr. P. de Knop Drs. W. van Kasbergen J. Rijpstra Drs. M.Th.M. Sturkenboom R. van den Bekerom Drs. R.F.H.M. Stapert
INHOUDSOPGAVE 1. 1.1. 1.2. 1.3. 1.3.1. 1.3.2. 1.4. 1.5. 1.5.1. 1.5.2.
INLEIDING Functie van het rapport Bereik van de beoordeling Aanpak Beoordelingsprocedure en werkwijze Beslisregels Karakteristiek van de opleiding Auditteam Deelnemers visitatie Programma visitatie 18 juni 2007
2.
BEVINDINGEN EN BEOORDELING Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Facet 1.2. Niveau Bachelor Facet 1.3. Oriëntatie HBO Onderwerp 2: Programma Facet 2.1. Eisen HBO Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Facet 2.3. Samenhang Programma Facet 2.4. Studielast Facet 2.5. Instroom Facet 2.6. Duur Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Onderwerp 3: Inzet van Personeel Facet 3.1. Eisen HBO Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Onderwerp 4: Voorzieningen Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Facet 4.2. Studiebegeleiding Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Onderwerp 6: Resultaten Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Facet 6.2. Onderwijsrendement
8 8 8 11 13 14 14 16 19 21 23 26 27 28 31 31 32 33 35 35 37 39 39 41 42 44 44 46
3. 3.1. 3.2.
SAMENVATTEND OORDEEL Oordeelschema HBO bachelor opleiding Sport en Bewegen, voltijd Integraal oordeel/ advies aan NVAO
47 47 48
Bijlage I: Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaringen auditoren Bijlage II: Programma visitatie 18 juni 2007
1 1 1 1 1 3 4 6 7 7
1.
INLEIDING
1.1.
Functie van het rapport
Het onderhavige rapport bevat het advies aan de NVAO dat Hobéon Certificering als Visiterende Beoordelende Instantie heeft opgesteld ten behoeve van de accreditatie van de in paragraaf 1.2. vermelde HBO bachelor opleiding.
1.2.
Bereik van de beoordeling
De Haagse Hogeschool, in casu de Academie voor Sportstudies, verzorgt de HBO bachelor opleidingen Leraar Lichamelijke Opvoeding en Sportmanagement. De opleiding Sportmanagement staat officieel geregistreerd onder de naam “Sport en Bewegen”. Het onderhavige rapport heeft betrekking op de HBO bachelor opleiding:
Sport en Bewegen, voltijd
Crohonummer: 34040 (Hierna te noemen: “Sportmanagement”.)
De basis voor het onderzoek van Hobéon Certificering werd gevormd door de Management Review van de opleiding Sportmanagement.
1.3.
Aanpak
1.3.1.
Beoordelingsprocedure en werkwijze
Bij de beoordeling van de betreffende opleiding is uitgegaan van het door de NVAO vastgestelde “Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs”. Daarin staan de onderwerpen en facetten vermeld waarop een Visiterende Beoordelende Instantie (VBI) zich bij de beoordeling van een opleiding moet richten. Voorts zijn daarin opgenomen de criteria aan de hand waarvan een VBI moet bepalen of de basiskwaliteit van die opleiding als voldoende kan worden beoordeeld. Met betrekking tot het specifieke referentiekader van de betreffende opleiding geldt het volgende: de opleiding heeft zich voor wat betreft beroepsprofiel, opleidingscompetenties en doelstelling tenminste gebaseerd op het landelijk beroepsprofiel en de opleidingscompetenties zoals vastgesteld in het landelijk overleg tussen de betreffende opleidingen en het beroepenveld. (Zie onder facet 1.1.: “Domeinspecifieke Eisen”). Het auditteam heeft dit opleidingsspecifieke referentiekader beoordeeld en vastgesteld dat het in voldoende mate gespecificeerd is en passend is voor een Sportmanagementopleiding op HBO-niveau. Het auditteam heeft dit kader in zijn beoordeling betrokken. Zie voorts onder facet 1.1.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport en Bewegen – Haagse Hogeschool – december 2007 1
De beoordelingsprocedure van Hobéon Certificering kent twee hoofdmomenten: Documentanalyse Het gaat hier om een analyse en beoordeling van door de opleiding Sportmanagement aangeleverde schriftelijke informatie: Management Review – MR; Studiegids; Onderwijs- en Examen Reglement – OER; Onderliggende documentatie betrekking hebbend op bijvoorbeeld: strategische keuzen en de positie in de markt, interne organisatie, de (systematiek van) interne kwaliteitszorg en de daarmee samenhangende interne managementrapportages en verbetermaatregelen, ontwikkelingen in het beroepenveld, beroeps- en opleidingsprofielen, (validatie) eindkwalificaties, curricula en de interne en externe evaluatie daarvan, werkvormen, toetsing en beoordeling, kwantitatief en kwalitatief personeelsbeleid, internationalisering, instroombeleid, studiebegeleiding, onderwijsrendement, afstudeerwerkstukken Op basis van de door opleiding aangeleverde documentatie, heeft het auditteam zich een beeld kunnen vormen van de primaire en secundaire processen van de opleiding. Het auditteam heeft dit beeld getoetst aan zaken als: ambitieniveau, toekomstgerichtheid, innovatief vermogen, kwaliteitsbewaking via interne en externe evaluatie, arbeidsmarktrelevantie, resultaatgerichtheid, continuïteit, studenten- en docentenbelangen. Voorafgaand aan de visitatie (zie hieronder) werd het management van de betreffende opleiding op de hoogte gesteld van de voorlopige bevindingen van het auditteam op basis van zijn documentanalyse. Audit De audit was gericht op een actieve ‘controle’ door middel van een visitatie1, uitgevoerd door een auditteam waarvan deel uitmaakten vier externe onafhankelijke deskundigen op het gebied van Sportmanagement, één student alsmede één lead auditor één auditor ‘onderwijs’/secretaris, beiden vanuit Hobéon Certificering. Onder ‘controle’ moet hier worden verstaan, dat het auditteam op verschillende niveaus (management, coördinatie, examencommissie, docenten, studenten, staf) heeft getoetst (i) of de in de documentatie beschreven beleidsvoornemens en de daaraan gerelateerde uitvoeringsprocessen zijn geïmplementeerd en (ii) of de overige in de documentatie vervatte informatie verifieerbaar is.
1
Visitatie heeft plaatsgevonden op 18 juni 2007.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport en Bewegen – Haagse Hogeschool – december 2007 2
Deze verificatie door het auditteam geschiedde enerzijds door, zoals hierboven reeds is aangegeven, meerdere malen hetzelfde onderwerp met verschillende geledingen te bespreken en anderzijds aan de hand van additionele documentatie en -daar waar het de huisvesting en de materiële voorzieningen betreft- ook door eigen waarneming. De additionele, tijdens de visitatie geraadpleegde, documentatie behelsde ondermeer: overzichten van de samenstelling van de werkveld-gremia waarmee de opleiding overleg voert; verslagen van die bijeenkomsten met het werkveld; overzicht CV’s van (gast)docenten; netwerkoverzicht docenten; verslagen van de functioneringsgesprekken met docenten; verslagen van docentevaluaties; verslagen van studievoortgangsgesprekken met studenten; detailbeschrijving van modules, cases en de daaraan gekoppelde opdrachten; stageverslagen en -beoordelingen; de ‘beroepsproducten’ die gedurende de opleiding door studenten worden opgeleverd; de ‘eindproducten’/ afstudeerwerkstukken van studenten. Aldus had het auditteam voldoende instrumenten om zich op gedetailleerd niveau op de hoogte te stellen van inhoud, opzet, uitvoering en resultaten van het opleidingsprogramma en van de daarmee samenhangende personele, organisatorische, materiële en ruimtelijke voorzieningen. Het auditteam heeft op deze wijze alle in het NVAO-Accreditatiekader vermelde facetten beoordeeld, op basis waarvan een samenvattend oordeel per onderwerp werd gegeven. Een en ander werd vastgelegd in een conceptrapport dat aan de opleiding werd voorgelegd voor een toets op eventuele feitelijke onjuistheden. Het voorliggend rapport is de weergave van het oordeel van het auditteam met daarbij de gronden waarop dat oordeel is gebaseerd.
1.3.2.
Beslisregels
Volgens de NVAO-Beslisregels Accreditatie kan een onderwerp slechts ‘onvoldoende’ of ‘voldoende’ scoren. Een facet kan evenwel, volgens diezelfde regels, ‘onvoldoende’, ‘voldoende’, ‘goed’ of ‘excellent’ scoren. Met dit als uitgangspunt, heeft Hobéon Certificering onderstaande beslisregels toegepast. Onderwerp A. Een onderwerp scoort ‘voldoende’, indien alle facetten van dat onderwerp tenminste ‘voldoende’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ en de overige tenminste ‘voldoende’ hebben gescoord, mits een acceptabel verbeterplan beschikbaar is voor het facet met de score ‘onvoldoende’. B.
Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord en voor dit facet geen acceptabel verbeterplan beschikbaar is.
C.
Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien meer dan één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord, ongeacht of er voor die facetten acceptabele verbeterplannen zijn.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport en Bewegen – Haagse Hogeschool – december 2007 3
Facet D. Binnen de beoordeling van een facet is ruimte voor een eigen afweging van het auditteam: uitvoering/praktijk weegt zwaarder dan beleid/theorie: beter een goed functionerende regeling die slecht is opgeschreven, dan omgekeerd; primaire processen wegen zwaarder dan secundaire. Extra aantekening E.
Indien voor een onderwerp een hogere score dan ‘voldoende’ gerechtvaardigd is, wordt dat als ‘extra aantekening’ vermeld en wel met inachtneming van onderstaande regels: een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘goed’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘goed’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘voldoende’ en de overige facetten ‘goed’ of ‘excellent’ hebben gescoord;2 een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘excellent’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘excellent’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘goed’ en de overige facetten ‘excellent’ hebben gescoord; een onderwerp krijgt geen extra aantekening, indien één van de facetten van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord.
1.4.
Karakteristiek van de opleiding
1.4.1. Inleiding De opleiding Sportmanagement is een vierjarige voltijds opleiding die in studiejaar 2003/2004 van start is gegaan. Zij levert aan het einde van het studiejaar 2006/2007 haar eerste afgestudeerden af. De opleiding kent voor studenten van verwante opleidingen (MBO-SB/CIOS) een driejarig programma. Ook studenten van niet-verwante opleidingen kunnen op basis van eerder verworven diploma’s of certificaten, vrijstellingen krijgen voor onderdelen van het curriculum. 1.4.2. Brede basisopleiding met mogelijkheid tot specifieke verdieping In Nederland zijn inmiddels vijf andere hogescholen die, naast de opleiding tot leraar Lichamelijke Opvoeding, een opleiding ‘Sportmanagement’ aanbieden. Hogeschool Windesheim te Zwolle: sport- en bewegingsontwikkeling, Hanzehogeschool Groningen: sport en gezondheid. De Fontys Hogeschool: sport en media, sport en recreatie, sport en bewegingseducatie; Hogeschool van Amsterdam: managen en ondernemen in de sport; Hogeschool van Arnhem/Nijmegen: sport, gezondheid en management .
2
Het NVAO-Accreditatiekader onderscheidt bij onderwerp 2 (“Programma”) acht facetten. Eén ervan betreft de duur van de opleiding. Het daarbij vermelde criterium (240 EC) is evenwel geen (kwaliteits)criterium, maar een formele vereiste waaraan het programma van een opleiding a priori moet voldoen, wil zij überhaupt in aanmerking kunnen komen voor een HBO Bachelor accreditatie. ‘Duur’ is derhalve van een andere orde dan -bijvoorbeeld- het facet ‘Kwaliteit Personeel’ of het facet ‘Onderwijsrendement’. Bij de beslissing of het onderwerp “Programma” een extra aantekening ‘goed’ dan wel ‘excellent’ verdient, wordt het facet ‘Duur’ dan ook buiten beschouwing gelaten.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport en Bewegen – Haagse Hogeschool – december 2007 4
Bij de start van de opleiding Sportmanagement is gekozen voor een profiel waarmee de Haagse opleiding Sportmanagement zich onderscheidt van bovenstaande opleidingen ‘Sportmanagement’. De Haagse opleiding is een brede opleiding die studenten opleidt voor drie werkvelden: de publieke sector gemeente, sportservicebureau’s of sportloketten; de commerciële sector sportbedrijven, evenementenbureau’s; de sportsector sportverenigingen, sportbonden, sport advies/kennisorganisaties. In het afstudeerjaar kan de student zich, door zijn keuze voor minors en een afstudeeropdracht, desgewenst verdiepen in één van de drie werkvelden. De opleiding leidt beginnende beroepsbeoefenaren op die ‘gaan werken in de sport op basis van ervaring met de sport’ en die ‘denken en beslissen over sport vanuit ervaring met de sport’. Bewegingspraktijk en het creëren van ‘sportbewustzijn’ maken daarom een belangrijk onderdeel uit van de opleiding. 1.4.3. Beroepsperspectief Afgestudeerden kunnen werkzaam zijn bij sportbonden, sport-adviesorganisaties, sportverenigingen, gemeenten, commerciële sportorganisaties (wellness, fitness), welzijnsorganisaties, evenementenbureaus. Zij vervullen daar functies en rollen als (junior) beleidsfunctionaris, adviseur, ontwikkelaar, projectleider, consulent, medewerker top- of breedtesport, coördinator, beheerder, en (assistent)manager. Enkele studenten beginnen na het afstuderen een eigen bedrijf. 1.4.4. Landelijk collegiaal overleg De zes ‘HBO-opleidingen Sportmanagement’ zijn verenigd in het zogeheten ALODO en het SBM-6 overleg. In het ALODO zijn de zes academiedirecteuren verenigd, onder begeleiding van een onafhankelijk voorzitter. In het SBM-6 zijn de teamleiders van de zes opleidingen sportmanagement verenigd. 1.4.5. Totstandkoming kwalificatieprofiel Sportmanagement Diverse actoren in de sport hebben, onder andere op een congres van de (toenmalige) Nederlandse Vereniging voor Managers in de Sport (NVMS)3 in 2002, geconcludeerd dat er veel onduidelijkheid bestond over het beroep ‘manager in de sport’. Onduidelijkheid waren: taken en competenties van de beroepsbeoefenaren, de omvang van de beroepsgroep, het arbeidssegment waarin zij actief zijn, het opleidingsniveau en de opleidingsstructuur. Deze constateringen hebben uiteindelijk geleid tot een project om te komen tot een beroepenstructuur en beroepscompetentieprofielen voor het sportmanagement. Een projectgroep, bestaande uit de NVMS, de LC4 en CBE Consultants BV, heeft in 2004 de notitie ‘Beroepen en beroepscompetentieprofielen sportmanagement’ gepresenteerd. Op 21 april 2004 is de notitie formeel gelegitimeerd door de sociale partners in de sport. De profielen zijn bedoeld als leidraad voor de sector sport en onderwijs. Het landelijk vastgestelde beroepscompetentieprofiel ‘sportmanager’ onderscheidt vier kerntaken, zes kernopgaven en zestien beroepscompetenties. (Zie hoofdstuk 2.) Op initiatief van de opleidingen Sportmanagement zijn deze zestien beroepscompetenties in 2006 gecomprimeerd tot acht beroepscompetenties. Het (gecomprimeerde) ‘Kwalificatieprofiel Sportmanager’ is in juni 2006 door de directeuren van de betreffende opleidingen geaccordeerd.
3 4
De NVMS is inmiddels opgeheven omdat zij haar gekozen taak had volbracht. Landelijk Contact (LC) heet tegenwoordig Vereniging Sport en Gemeenten.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport en Bewegen – Haagse Hogeschool – december 2007 5
1.4.6. Algemeen beeld De opleiding Sportmanagement is een jonge opleiding die zich nog duidelijk in de pioniersfase bevindt. Zij is nog zoekende naar een goede balans tussen enerzijds ‘sport’ als specifiek beroepsdomein en anderzijds ‘management’ als kern van het professioneel competentieprofiel. In dit opzicht onderscheidt de opleiding zich niet van andere opleidingen die management competenties en specifiek (beroeps)domeingerelateerde competenties in hun programma zoeken te integreren. Bijvoorbeeld opleidingen als Vastgoedmanagement, Bouwtechnische Bedrijfskunde, Vrijetijdsmanagement, Informatiedienstverlening en Management, Media en entertainment Management, Management in de Zorg. Vaak hebben deze (relatief jonge) opleidingen hun wortels in het betreffende (beroeps)domein en ontwikkelen zij zich met gebruikmaking van “HEAO-achtige” curriculumonderdelen tot nieuwe domeingerelateerde managementopleidingen. Bij de opleiding Sportmanagement van de Haagse Hogeschool is deze ontwikkeling duidelijk zichtbaar. Zij is ontworpen binnen een sterke sportgerichte onderwijsambiance met een lange traditie. Om van daaruit een krachtige ‘managerial’ dimensie te ontwikkelen is geen sinecure. Het is dan ook niet verwonderlijk, dat in het Haagse opleidingsprogramma ‘sport’ nog sterk en ‘management’ minder sterk ontwikkeld is. Tijdens de visitatie bleek de opleiding juist op dit ‘management’ aspect enige substantiële verbeteringen in gang te hebben gezet, zowel in programmatische zin (w.o. versterking van de component ‘management: theorie en skills’) als in personele zin (w.o. uitbreiding docentenformatie). Het auditteam heeft de opleiding verzocht deze verbetertrajecten aanvullend te documenteren en deze informatie ter beschikking te stellen aan het auditteam. Zulks is gebeurd5 en het auditteam heeft deze informatie in zijn beoordeling van de opleiding betrokken.
1.5.
Auditteam
Het auditteam was als volgt samengesteld: Voorzitter Vak- en werkvelddeskundigen
Student Onderwijsdeskundige / Secretaris
Drs. W.G. van Raaijen Drs. W. van Kasbergen Prof. dr. P. de Knop J. Rijpstra Drs. M.Th.M. Sturkenboom R. van den Bekerom Drs. R.F.H.M. Stapert
Bij het samenstellen van het auditteam heeft Hobéon Certificering er zorg voor gedragen, dat de voor de beoordeling van de opleiding noodzakelijke expertise aanwezig is. Expertise met betrekking tot de onderwijskundige aspecten (i.c. het primaire proces, de ondersteunende processen en de organisatorische context) en expertise met betrekking tot de inhoudelijke aspecten (i.c. het programma in relatie tot het specifieke domein). Het betreft hier dan expertise m.b.t. (i) sport ‘als zodanig’, (ii) sport in de maatschappelijke context en (iii) management in en van de sport. De voorzitter van het auditteam, de heer Van Raaijen, heeft een jarenlange (lead-) auditervaring in en buiten het hoger (kunst-)onderwijs en is daarnaast als senior adviseur werkzaam voor de Hobéon Groep.
5
(1) Plan van Aanpak Doorontwikkeling Opleiding Sportmanagement, (2) Opzet Projectplan Ontwikkelen Onderzoeksleerlijn, (3) Personeelsplan, (4) Beleidsdocument Afstudeerfase, (5) Afstudeerhandleiding Academie voor Sportstudies – Opleiding Sportmanagement, (6) Analysemodel Curriculum Sportmanagement.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport en Bewegen – Haagse Hogeschool – december 2007 6
De vak- en werkvelddeskundigen hebben zich in hun beoordeling met name gericht op de kwaliteit, actualiteit en relevantie van (i) het richtinggevend domeinspecifieke kader, (ii) de eindkwalificaties, (iii) de programma-inhoud en (iv) de interactie tussen opleiding en werkveld. Bovendien hebben zij de kwaliteit van het personeel en het gerealiseerde niveau beoordeeld. Zij allen hebben op grond van hun brede sport-, management- en maatschappelijke ervaring en positie een goed zicht op de eisen die vanuit de verschillende deelgebieden in het werkveld gesteld worden aan sportmanagers op HBO-niveau. De deskundige ‘onderwijs’, Stapert, heeft zich vooral gericht op de kwaliteit van de processen die direct en indirect de uitvoering van het programma raken. Hij heeft in zijn vorige en huidige functie een aanmerkelijke ervaring opgebouwd die hem in staat stelt de programmaopbouw, het onderwijsproces en de organisatorische context waarbinnen de uitvoering plaatsvindt, te beoordelen in het perspectief van de eisen die aan HBO-opleidingen gesteld worden. De student, Van den Bekerom, binnen het team heeft vanuit zijn optiek als ‘klant’ gekeken naar de concrete (primaire en secundaire) uitvoeringsaspecten. Voor de curricula vitae: zie Bijlage I.
1.5.1.
Deelnemers visitatie
Het auditteam heeft tijdens de visitatie gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers vanuit de verschillende geledingen van de opleiding(en): management, coördinatoren, docenten, studenten en staf. Voor een volledig overzicht van de deelnemers aan de visitatie: zie Bijlage II.
1.5.2.
Programma visitatie 18 juni 2007
Zie Bijlage II.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport en Bewegen – Haagse Hogeschool – december 2007 7
2.
BEVINDINGEN EN BEOORDELING
Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Dit onderwerp kent drie facetten: 1. domeinspecifieke eisen; 2. niveau bachelor; 3. oriëntatie HBO.
Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Criterium Het facet ‘Domeinspecifieke Eisen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk)?
Bevindingen Landelijk Beroepsprofiel Sportmanagement Het landelijk beroeps(competentie)profiel sportmanagement is op 21 april 2004 formeel gelegitimeerd door de sociale partners in de sport6. De profielen zijn opgesteld als leidraad voor het domein sport en onderwijs. In het profiel worden de volgende vijf kerntaken voor de ‘sportmanager’ onderscheiden. Ontwikkelt en adviseert ten aanzien van strategie en beleid van de sportorganisatie. Managet de bedrijfsvoering van de sportorganisatie. Ontwikkelt en positioneert het sport- en bewegingsaanbod. Beheert en genereert financiën. Verricht onderzoek en evalueert de effectiviteit van de organisatie. Vervolgens worden de volgende zes kernopgaven of kritische beroepssituaties, omschreven. Omgaan met tegengestelde belangen. Gestelde doelen versus beschikbare middelen. Korte versus lange termijn. Gemandateerde en werkelijke verantwoordelijkheid. Werken met vrijwilligers Handelen op basis van sportbewustzijn. De geformuleerde kerntaken en kernopgaven hebben toen geleid tot een profiel van zestien competenties met onderliggende beheerscriteria of processen. Van een landelijk BCP naar een gecomprimeerd model BCP Het landelijke beroepscompetentieprofiel (BCP) is ontwikkeld in 2004. Op dat moment boden de academies in Amsterdam, Groningen, Zwolle en Tilburg/Sittard al enkele jaren een opleiding ‘sportmanagement’ aan. Deze opleidingen hanteerden een beroepscompetentieprofiel dat in 2002 in samenspraak met het werkveld is opgesteld. In de praktijk bleek dat dit BCP op een groot aantal punten overeen kwam met het landelijke profiel. De competenties waren in het curriculum verankerd. Zij waren echter anders geordend dan in het nieuwe landelijke profiel. Dit was de aanleiding om met de zes opleidingen, verenigd in het SBM-6 overleg, een voor iedereen werkbare gecomprimeerde versie van het BCP samen te stellen. Het SBM-6 overleg heeft na goedkeuring door het ALODO, een extern deskundige aangetrokken die dit project heeft geleid.
6
WOS, LC, FNV Sport, NOC*NSF, NVMS, OVDB, HBO-raad, Recron, Fit!Vak,
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport en Bewegen – Haagse Hogeschool – december 2007 8
Zomer 2006 heeft het ALODO, het gecomprimeerde model BCP Sportmanagement geaccordeerd: Landelijk Kwalificatieprofiel Sportmanager. Dit profiel is daarmee leidend geworden voor alle zes de opleidingen sportmanagement. Uiteraard kunnen er per opleidingsinstituut extra eigen accenten worden gelegd. De volgende acht beroepscompetenties worden door SBM-6 gehanteerd. Beroepscompetenties (BC) 1. Ontwikkelen, implementeren, verantwoorden en evalueren van strategie en beleid 2. Ontwerpen, organiseren en zorgen voor kwaliteit 3. Leidinggeven en managen personeel 4. Ondernemen en ontwikkelen sport- en bewegingsactiviteiten 5. Hanteren marketing & PR 6. Managen financiën 7. Samenwerken, netwerken, communiceren 8. Reflecteren en managen eigen functioneren
9e competentie ‘sportbewustzijn’ bij de Haagse opleiding De opleiding Sportmanagement van De Haagse Hogeschool onderscheidt een negende (ook door de werkveldcommissie geaccordeerde) competentie: ‘Sportbewustzijn’. De opleiding kiest ervoor deze competentie te expliciteren omdat zij beroepsbeoefenaren wil opleiden die ‘werken in de sport op basis van ervaring met de sport’ en die ‘denken en beslissen over sport vanuit ervaring met de sport’. Het handelen vanuit ‘sportbewustzijn’ is hiermee onlosmakelijk verbonden. ‘Sportbewustzijn’ veronderstelt een handelen vanuit inzicht in de specifieke eigenheid van het werkveld van sport en bewegen; kennis van de uiteenlopende betekenissen en functies van sport; effectief functioneren in een wereld waar professionals en vrijwilligers samenwerken; kennis van de intrinsieke en de extrinsieke waarde van de sport en het vermogen deze kennis te vertalen naar beleid waarbij sport als doel of sport als middel wordt ingezet. Het ontwikkelen van ‘sportbewustzijn’ loopt als een rode draad door het curriculum. Samenvattend is het auditteam van mening, dat de eindkwalificaties van de opleiding het hele spectrum van de beroepsuitoefening en van de contexten waarbinnen de sportmanager opereert, voortreffelijk in kaart heeft gebracht.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport en Bewegen – Haagse Hogeschool – december 2007 9
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet als goed en wel op grond van de volgende observaties: de eindkwalificaties van de opleiding sluiten rechtstreeks aan bij de eisen die door vakgenoten binnen het domein worden gesteld aan de betreffende opleiding; de eindkwalificaties sluiten direct aan bij de eisen die door de beroepspraktijk aan de betreffende opleiding worden gesteld; de hierboven bedoelde beroepscompetenties zijn, naar het oordeel van het auditteam, een passende afspiegeling van de ontwikkelingen binnen het domein; de opleiding heeft op basis van een eigen visie een ‘Haagse’ dimensie aan de eindkwalificaties toegevoegd (Sportbewustzijn) waaruit blijkt, dat zij ook, en terecht, oog heeft voor (o.a.) de maatschappelijke functie van sport. Naar het oordeel van het auditteam heeft de opleiding een helder, goed uitgewerkt, samenhangend en werkvelddekkend referentiekader voor haar programma ontworpen. Sterk punt is de focus op ‘Sportbewustzijn’. De Haagse opleiding voegt daardoor echt iets toe aan het palet van doelstellingen van de andere Nederlandse Sportmanagementopleidingen.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport en Bewegen – Haagse Hogeschool – december 2007 10
Facet 1.2. Niveau Bachelor Criterium Het facet ‘Niveau Bachelor’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor?
toepsassen k&i
oordeelsvorming
communicatie
leervaardigheden
Dublin descriptoren
(her)kennen, inzicht
Bevindingen Onder facet 1.1. zijn de eindkwalificaties in extenso beschreven. Met opzet, omdat de complexiteit, reikwijdte en de kennis- & attitudedimensies duidelijk worden. Het auditteam concludeert dat deze eindkwalificaties zich op bachelor niveau bevinden. De opleiding heeft e.e.a. bovendien zichtbaar gemaakt in een matrix waarin de dimensies van de Dublin Descriptoren telkens gekoppeld zijn aan de algemene en beroepsspecifieke competenties en de daaraan gelieerde processen. Als voorbeeld moge het volgend gelden:
ki
tki
o
c
L
BC Processen Ontwikkelen, implementeren, verantwoorden, evalueren en bijstellen van strategie en beleid Signaleert en interpreteert relevante ontwikkelingen (lokaal tot en met internationaal)
X
X
Draagt missie en visie van de organisatie helder en inspirerend uit
X
Levert input en geeft advies over de ontwikkeling van strategie, beleid en plannen Gebruikt visie als leidraad en referentiekader bij het maken van keuzes
X
X
X
X
Maakt keuze voor een systeem van managementinformatie
X
Formuleert relevante onderzoeksvragen
X
X
X X
X X
Geeft cijfermatig en kwalitatief inzicht in de resultaten van het primaire proces
X
X
Evalueert beleid/strategie en doet suggesties ter verbetering
X
X
X
Voorts laat de programma-informatie (bijvoorbeeld in de Studiegids) zien, dat de opleiding alle programmaonderdelen gekoppeld heeft aan de respectieve (deel)competenties.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport en Bewegen – Haagse Hogeschool – december 2007 11
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de eindkwalificaties van de opleiding bevatten alle elementen waar de Dublin Descriptoren betrekking op hebben en wel met een bereik en diepgang die overeenkomen met het niveau waar de Dublin Descriptoren naar verwijzen; de opleiding heeft (in haar competentiematrix) de Dublin Descriptoren zorgvuldig uitgewerkt naar deelcompetenties & deeldoelstellingen; de opleiding heeft de Dublin Descriptoren en de nadere uitwerking daarvan in concrete deelcompetenties, aantoonbaar in een rechtstreeks verband gebracht met het opleidingsprogramma en met de daarbinnen gehanteerde werkvormen.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport en Bewegen – Haagse Hogeschool – december 2007 12
Facet 1.3. Oriëntatie HBO Criteria Het facet ‘Oriëntatie HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de eindkwalificaties van de opleiding mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties? Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor de betreffende opleiding vereist of dienstig is?
Bevindingen “Oriëntatie hbo” kent twee dimensies. Hoger onderwijs enerzijds, beroepsonderwijs anderzijds. Hoger Onderwijs 1.3.1. Het beroepsprofiel en de daarmee samenhangende beroepscompetenties van de opleiding beschrijven een hoog niveau van beroepsuitoefening (zie onder facet 1.1.) en sluiten aantoonbaar aan bij de beschrijving van het bachelorniveau in de Dublin Descriptoren. Daarmee is aangegeven dat de opleiding gerekend kan worden tot het hoger onderwijs. Beroepsonderwijs 1.3.2. De competenties van de opleiding zijn geformuleerd in termen van beroepscompetenties die aantoonbaar in samenspraak met het beroepenveld zijn opgesteld en door dat beroepenveld zijn gevalideerd. Daarmee is op het niveau van opleidingsdoelstellingen de oriëntatie op het werkveld geborgd. Anders gezegd: de opleiding is een beroepsopleiding. Voor een uitwerking van de relatie tussen de eindkwalificaties en het opleidingsprogramma: zie facet 2.1. De beginnende beroepsbeoefenaar Het begrip ‘beginnende beroepsbeoefenaar’ suggereert -en dat is volkomen terecht- dat dit niveau verschilt van het niveau van de ‘beroepsbeoefenaar’. In de competenties wordt dit onderscheid evenwel niet expliciet gemaakt. Reden voor het auditteam de opleiding te adviseren zulks wel te doen. Overigens is dit slechts een kanttekening die een oordeel ‘voldoende’ niet in de weg staat. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de opleiding heeft de eindkwalificaties rechtstreeks, volledig en op zorgvuldige wijze ontleend aan de door het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofiel. (Zie onder facet 1.1.);
SAMENVATTEND OORDEEL “DOELSTELLINGEN OPLEIDING”: VOLDOENDE Het auditteam beoordeelt het Onderwerp ”Doelstellingen Opleiding” voor de opleiding als voldoende De opleiding heeft voldoende zicht op en inzicht in de ontwikkelingen in de beroepspraktijk en zij heeft haar inzicht qua bereik, thematiek en diepgang op adequate wijze vertaald naar opleidingsdoelstellingen waarbij zij collega-opleidingen en het werkveld uitdrukkelijk heeft betrokken.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport en Bewegen – Haagse Hogeschool – december 2007 13
Onderwerp 2: Programma Dit onderwerp kent acht facetten: 1.eisen hbo; 2. relatie tussen doelstellingen en inhoud; 3. samenhang programma; 4. studielast; 5. instroom; 6. duur; 7. afstemming tussen vormgeving en inhoud; 8. beoordeling en toetsing.
Facet 2.1. Eisen HBO Criteria Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Vindt kennisontwikkeling van studenten plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontwikkeld studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek? Heeft het programma aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline? Waarborgt het programma de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft het aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk?
Bevindingen Programma-openingen naar het werkveld Studenten worden opgeleid voor drie werkvelden: de publieke sector (gemeente, sportservicebureau’s of sportloketten), de commerciële sector (sportbedrijven, evenementenbureau’s) en de sportsector (sportverenigingen, sportbonden, sport- advies/kennisorganisaties). Kennisontwikkeling van studenten vindt zowel binnen het instituut plaats als in het werkveld. Studenten volgen hoor- en werkcolleges, gebruiken actuele vakliteratuur en werken zelfstandig aan praktijkgerichte opdrachten en cases. Zij komen in aanraking met de drie genoemde sectoren van het werkveld via het uitvoeren van casusopdrachten (bijvoorbeeld over: doping in de sport, programmaontwikkeling voor specifieke doelgroepen, het opzetten van een eigen bedrijf of het organiseren van een event); lesopdrachten; projecten, zoals het organiseren van een sportdag, een buitensportkamp of een congres; stages in de drie werkvelden: - tijdens de propedeuse: twee stages van elk 8 weken (2 dagen per week), - tijdens de hoofdfase: een stage van 8 weken (4 dagen per week) en een stage van 10 maanden (2 dagen per week). In alle studiejaren worden circa driemaal per studiejaar gastdocenten ingezet, afkomstig uit de verschillende sectoren van het werkveld. (De inzet van gastsprekers wordt centraal geregistreerd door de medewerker kwaliteitszorg, waardoor een helder overzicht ontstaat van het relatienetwerk.) Bij het beoordelen van opdrachten wordt mede gebruik gemaakt van deskundigen uit het werkveld. Deze externen worden benaderd op basis van hun beroep, hun specifieke kennis of rol. De competenties waar zij over beschikken en waar de opleiding een beroep op doet, zijn minimaal op HBO niveau. Door de inzet van deze deskundigen wordt de integratie van actuele ontwikkelingen uit het werkveld binnen de opleiding sterk bevorderd.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport en Bewegen – Haagse Hogeschool – december 2007 14
Relatie met het werkveld Resultaten samenwerking werkveldcommissie De werkveldcommissie is de afgelopen jaren vijf maal bij elkaar geweest, steeds één maal per jaar. Tijdens de eerste bijeenkomst van de werkveldcommissie is de aanleiding tot het ontwikkelen van de opleiding Sportmanagement toegelicht en is het concept van de opleiding besproken. De inbreng van de werkveldcommissie heeft aantoonbaar effect gehad: binnen de opleiding wordt thans zeer vaak gebruik gemaakt van gastdocenten/gastsprekers. Zij worden ingezet bij de kick-off van cases, de beoordeling van opdrachten en als gastsprekers; de door de werkveldcommissie genoemde programmaonderdelen (recht, vrijwilligersbeleid, financiën, schriftelijke communicatie en rapporteren) zijn opgenomen in het curriculum; er is een samenwerkingsverband opgezet met de MBO-opleidingen Sport & Bewegen/CIOS uit de regio; herstructurering stage via het project “Kwaliteitsslag Stage”; organisatie van netwerkdagen voor stagementoren. Andere werkveldcontacten De opleiding heeft via de stagecoördinator en via de stagebegeleiders contact met stage biedende organisaties. Via de projectcoördinator en de projectbegeleiders heeft de opleiding contact met organisaties (scholen, gemeenten) die, voor de begeleiding van activiteiten of projecten, een beroep doen op studenten van de opleiding. De mentoren van de stage biedende organisaties worden één tot twee maal per jaar uitgenodigd voor een ‘netwerkdag stagementoren’. Kennismaking tussen werkveld en opleiding gebeurt ook tijdens studentpresentaties in het werkveld. Studenten voeren de afsluiting van een casus of (afstudeer) opdracht in het werkveld uit. Propedeusestudenten hebben bijvoorbeeld in het kader van de casus over doping in de sport, een presentatie verzorgd voor scholieren of jonge sporters. Studenten doen hiermee ervaring op in het presenteren voor publiek en andersom maakt het publiek en de school of vereniging kennis met de opleiding Sportmanagement. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: het programma van de opleiding biedt via de (binnen- en buitenschoolse) projecten, de casus, de extern studentpresentaties en de stages aan de student voldoende mogelijkheden om zich te ontwikkelen in interactie met het beroepenveld; de interactie tussen het binnenschools programma en de stagewerkplek is thans goed geregeld en gestructureerd via de afspraken tussen de opleiding, de student en de stagebiedende organisatie. Deze afspraken hebben betrekking op de lengte, de doelstelling van de stage en de begeleiding van de student; het opleidingsprogramma is aantoonbaar ontworpen in samenspraak met het beroepenveld; de gebruikte vakliteratuur is up-to-date; de opleiding schakelt gedurende het hele programma gastdocenten uit de beroepspraktijk in.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport en Bewegen – Haagse Hogeschool – december 2007 15
Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Criteria Het facet ‘Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Is het programma een adequate concretisering van de eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen? Zijn de eindkwalificaties adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma? Biedt de inhoud van het programma studenten de mogelijkheid de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken?
Bevindingen Inleiding Balans tussen ‘sport’ en ‘management’ a. De opleiding Sportmanagement is (zie ook § 1.4.6.) een nog jonge opleiding die zich, ook al is de eerste cyclus van 4 jaar afgerond, nog duidelijk in een pioniersfase bevindt. Zij is nog zoekende naar een goede balans tussen enerzijds ‘sport’ als specifiek beroepsdomein en anderzijds ‘management’ als kern van het professioneel competentieprofiel. Op curriculumniveau blijkt dat ondermeer uit een disbalans (in termen van theoretische verdieping en programmatisch ‘gewicht’) tussen de componenten (i) ‘bewegingspraktijk’, (ii) ‘visieontwikkeling’, (iii) onderzoek(svaardigheden) en (iii) ‘management: theorie & skills’. De tweede component is, naar het oordeel van het auditteam, nog te weinig sturend en de derde en vierde component zijn nog niet voldoende ontwikkeld. Het auditteam is dan ook van oordeel, dat de componenten ‘visieontwikkeling’, ‘onderzoeks(vaardigheid’) en ‘management: theorie & skills’ moeten worden versterkt. b. Een en ander heeft ook repercussies voor de beoordeling van afstudeerwerkstukken. Deze beoordeling moet veel stringenter dan thans het geval is, worden uitgevoerd en wel aan de hand van een beoordelingskader waarin ‘methodologie’ en ‘reikwijdte/ complexiteit ‘ expliciete referentiepunten zijn. c. Het management van de opleiding is zich daar zeer wel van bewust en heeft concrete verbeteracties in gang gezet om de betreffende componenten te versterken teneinde aldus het opleidingsprogramma beter af te stemmen op de opleidingsdoelstellingen / het uitstroomprofiel en ter versterking van de vijf programmathema’s : (i) onderzoek en ontwikkeling in de sport, (ii) beleid en strategie, (iii) marketing en ondernemen, (iv) organisatiekunde en management en (v) financieel management. Het gaat dan om de volgende verbeteracties. Verbeteracties de opleiding heeft, ter versterking van de component ‘management: theorie en skills’, de huidige docentcapaciteit uitgebreid met een (gepromoveerde) fulltime docent, die ook de afstudeerders zal begeleiden, met name daar waar het gaat om de onderzoeksvaardigheden; de opleiding heeft een extra afstudeercoördinator aangetrokken, alsmede een docent met relevante onderzoekservaring in het werkveld (beiden op master niveau); de opleiding heeft een onderzoeksleerlijn ontwikkeld die met ingang van 2007-2008 zal worden ingevoerd; de opleiding heeft het beleid m.b.t. de afstudeerfase en de afstudeerhandleiding aangescherpt in de zin zoals hierboven (onder b) is aangegeven; de opleiding zal op basis van individuele assessments een professionaliseringsplan t.b.v. docenten opstellen, met name gericht op het bevorderen van de onderzoeksvaardigheden en op het versterken van de ‘management’component in het programma;
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport en Bewegen – Haagse Hogeschool – december 2007 16
Overige bevindingen De doelstellingen, de eindkwalificaties en de wijze van afstemming met de beroepspraktijk zijn aan de orde gekomen in de vorige paragrafen. De opleiding heeft gekozen voor een onderwijsopzet op basis van competentiegericht opleiden. Het curriculum is gericht op het ontwikkelen van competenties die in 2006 zijn omschreven in het landelijk opleidingsprofiel en wel minstens tot het niveau zoals dat is aangegeven in de Dublin Descriptoren (HBO Bachelor), nodig om het afsluitend examen succesvol te volbrengen. 2.2.1. De vertaling van de eindkwalificaties naar het studieprogramma wordt zichtbaar in de leerdoelen van elk semester en vervolgens in de leerdoelen van de blokken en de daarin gepositioneerde onderwijseenheden. De goed uitgewerkte competentiematrix (zie onder facet 1) verschaft een overzicht van de relatie tussen de onderscheiden competenties en de leerdoelen op semester- en blokniveau. Vervolgens zijn in het leerplan deze doelstellingen voor elk blok geoperationaliseerd tot op het niveau van cases en modulen. Het auditteam heeft op basis van het programma en op basis van een analyse van verschillende blokbeschrijvingen goed zicht gekregen op de inhoud, het bereik en het niveau van de doelstellingen en (zie ook § 2.2.2.) op de mate van concreetheid. Het auditteam concludeert dat op de verschillende niveaus van het programma (semester, blok, cases, module) de relatie tussen deze doelstellingen (leerdoelen) en de eindkwalificaties daar waar het de dimensies visieontwikkeling, onderzoek(svaardigheden) en ‘management: theorie en skills’ betreft, weliswaar nog onvoldoende zijn, maar dat (zie hierboven onder Inleiding) de opleiding massieve en vertrouwenwekkende maatregelen heeft getroffen om deze relatie strak en sterk te maken. Het auditteam is daar positief over. 2.2.2. Door de resultaten (output) van cases en modulen te koppelen aan de leerdoelen, is de mate waarin de student de leerdoelen heeft gerealiseerd, goed meetbaar, waarmee het auditteam wil aangeven dat de leerdoelen vertaald zijn naar concreet professioneel gedrag dan wel naar professionele ‘producten’. 2.2.3. De vormgeving van de onderwijseenheden gaat uit van een leeromgeving waarin het leerproces van de student centraal staat en waarbij de kennis (verworven via lesopdrachten die gekoppeld zijn aan bijvoorbeeld hoor- of werkcolleges) en de vaardigheden (verworven via cases en projecten), door de student in stelling moet worden gebracht wil hij de opdrachten met succes kunnen uitvoeren. Samenvattend: de systematiek om eindkwalificaties, (leer)doelstellingen en inhoud met elkaar in verband te brengen is weliswaar inzichtelijk, maar daar waar het de componenten ‘visieontwikkeling’, ‘onderzoek(svaardigheden)’ en ‘management: theorie en skills’ betreft, is de relatie als zodanig nog te zwak.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport en Bewegen – Haagse Hogeschool – december 2007 17
Oordeel: onvoldoende Het auditteam kwalificeert dit facet als onvoldoende en wel op grond van de volgende observaties: de opleiding heeft op semester- en vak/blokniveau door het hele programma heen op inzichtelijke wijze de leerdoelen vastgesteld die thans weliswaar nog onvoldoende zijn af te leiden van de naar ‘visieontwikkeling’, ‘onderzoek(svaardigheden)’ en ‘management: theorie en skills’ verwijzende eindkwalificaties, maar die dat, zo verwacht het auditteam, -gelet op de reeds in gang gezette en deels ook gerealiseerde verbeteracties- op korte termijn wel zullen zijn; de binnen het programma gepositioneerde cases en projecten zijn telkens gericht op een concreet en meetbaar leerdoel, dat telkens is gedefinieerd in termen die ontleend zijn aan de eindkwalificaties; weliswaar niet in alle gevallen in voldoende mate, maar ook daar zullen de acties (zie Inleiding) tot substantiële verbetering leiden. De relatie tussen doelstellingen en inhoud is thans op onderdelen nog zwak. Reden om tot een oordeel ‘onvoldoende’ te komen.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport en Bewegen – Haagse Hogeschool – december 2007 18
Facet 2.3. Samenhang Programma Criterium Het facet ‘Samenhang Programma’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het studieprogramma inhoudelijk samenhangend?
Bevindingen Inleiding Het onderwijs is georganiseerd in vier blokken van tien weken. Elk blok was tot en met het studiejaar 20062007 in grote lijnen verdeeld in: casus, opstartfase, theoriefase en fase voor toetsing en beoordeling. Bewegingspraktijk, uitwerking casus en SLB liepen over alle weken heen. De stageperiode en de cases waren per studiejaar geordend. Inmiddels is het programma, mede op basis van student- en docentevaluaties, gewijzigd. De grote lijn is gelijk gebleven, maar de intensiteit is verhoogd. De wijziging laat zich als volgt samenvatten: de opleiding heeft besloten met ingang van studiejaar 2007/2008 de contacttijd binnen alle studiejaren te vergroten door voor de verschillende onderwijseenheden meer lessen in te roosteren. Zo wordt in blok 1 en 3 zes à zeven weken theorie aangeboden (ipv drie à vier), in blok 2 en 4 worden vier weken theorielessen aangeboden (ipv drie). Het aantal cases per studiejaar is teruggebracht naar twee per studiejaar (ipv vier). De vrijgekomen docentbegeleidingsuren (DBU) worden ingezet door meer begeleide werkcolleges aan te bieden. Tussentijds zijn al bij sommige modulen extra les- en leesopdrachten toegevoegd. Hiermee wordt ook tegemoet gekomen aan een tweede aandachtspunt uit de evaluaties, namelijk de vele ‘vrije ruimte’ in het rooster. In de eerdere opbouw van de onderwijseenheden was veel tijd voor zelfstudie zoals het maken van opdrachten, het uitwerken van de casus en het voorbereiden van tentamens. Niet elke student vindt dat echter stimulerend. Door het inroosteren van meer lessen, het aanbieden van meer begeleide werkcolleges en het toevoegen van meer les- en/of leesopdrachten in een aantal modulen wordt het onderwijs geïntensiveerd. De opleiding zal in de loop van het cursusjaar 2007-2008 evalueren of deze maatregelen de beoogde doelen dichterbij brengen. Bevindingen 2.3.1. De voor de opleiding geldende generieke HBO-competenties en specifieke beroepscompetenties zijn aantoonbaar door het werkveld gevalideerd. De eisen die aan een manager in de sport worden gesteld, zijn beschreven in onderlinge samenhang. Het auditteam is daar positief over. 2.3.2. Zoals reeds onder facet 1.1. en 2.2. is beschreven, heeft de opleiding de eindkwalificaties per opleidingsjaar concreet uitgewerkt naar leerdoelen per semester, per blok, per project, en per (kennis)module. Leerdoelen, die in complexiteit toenemen om in de afstudeerfase het hbo-eindniveau te bereiken. Daardoor is er een duidelijke samenhang in de leerdoelen en is de verticale samenhang in het programma tussen de onderscheiden projecten (en flankerende practica en modulen) geborgd. 2.3.3. Niet alleen in de programmabeschrijving maar ook in de detailinformatie op blok-, casus- en moduleniveau waarover het auditteam tijdens de visitatie kon beschikken, wordt de samenhang zichtbaar gemaakt. En wel als volgt: de opleiding werkt langs vijf ontwikkelingslijnen: (i) de theorie en de casus – van kennis naar toepassen, (ii) de bewegingspraktijk – van zelf ervaren naar doen ervaren, (iii) de beroepspraktijk/stage – van bijdrage leveren aan naar zelfstandig uitvoeren, (iv) de cases – van kennis van naar zelfstandig uitvoeren en (v) de SLB – van begeleid worden naar begeleiden (coachen);
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport en Bewegen – Haagse Hogeschool – december 2007 19
de cases (en de flankerende modulen) waaruit het programma is opgebouwd, zijn qua onderwerp en inhoud telkens en expliciet ontleend aan één van de vijf het overkoepelende thema’s / leerlijnen: (i) Onderzoek & Ontwikkeling in de Sport, (ii) Beleid & Strategie, (iii) Marketing in de Sport, (iv) Organisatiekunde & Management, (v) Financieel Management; kernelement in de vormgeving van elk blok (en daarbinnen: de cases of lesopdrachten) is een sterke interactie tussen theorie en praktijk; de cases (en de flankerende modulen) zijn aantoonbaar gericht op het maken van beroepsproducten, hetgeen impliceert dat studenten leren kennis en vaardigheden uit verschillende deelgebieden te integreren; de cases (en de flankerende modulen) zijn zodanig ontworpen en in het programma gepositioneerd dat zij ten opzichte van elkaar een anticiperende dan wel verdiepende functie hebben in het leerproces van de student; de leerdoelen en de daaraan gerelateerde opdrachten nemen in complexiteit toe, waardoor de verticale samenhang wordt gewaarborgd; de studieloopbaanbegeleiding richt zich op de samenhang in de individuele leerroute van de student en op zelfreflectie en zelfsturing door studenten.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de relatie tussen de leerdoelen van elke module en/of casus, is helder en logisch; de sterk thematische opbouw van het programma wordt door de hele opleiding consequent doorgevoerd waardoor per semester en per blok de horizontale samenhang tussen de cases en de flankerende practica en (theoretische) modulen wordt bevorderd; de concentrische opbouw (leerdoelen en opdrachten komen telkens in een toenemende mate van complexiteit terug) maakt de verticale samenhang tussen de onderscheiden blokken (en cases) manifest.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport en Bewegen – Haagse Hogeschool – december 2007 20
Facet 2.4. Studielast Criterium Het facet ‘Studielast’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het programma studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren, zoveel mogelijk worden weggenomen?
Bevindingen De situatie 2006-2007 Het onderwijs was georganiseerd in vier blokken van tien weken. Elk blok was in grote lijnen verdeeld in een casus opstartfase, een theoriefase en een fase voor toetsing en beoordeling. In de propedeuse werden per blok vier weken contacttijd voor theorielessen ingeroosterd, in de hoofdfase werden per blok drie weken contacttijd voor theorielessen ingeroosterd. De bewegingspraktijk en SLB werden aangeboden in alle lesweken. De onderwijseenheden waren verdeeld in clusters van drie credits of meer. De verdeling per studiejaar en per blok was voor 2006/2007 als volgt. 2006/2007
Blok 1
Blok 2
Blok 3
Blok 4
Totaal
Propedeuse
11
12
15
22
60
Hoofdfase 1
10
13
21
16
60
Hoofdfase 2
12
14
19
15
60
Hoofdfase 3
60
Bij de onderdelen SLB en Communicatie en managementvaardigheden werden de credits in blok 3 of blok 4 toegekend, terwijl het onderwijs in alle blokken werd aangeboden. Dit verklaart het hoge aantal credits dat in het schema is te zien in Propedeuse blok 4 en HF1 blok 3. De studielast was voor deze onderdelen echter verdeeld over alle betreffende blokken. Studentevaluaties : studielast is te gering en te veel ‘vrije ruimte’ Uit de interne curriculumevaluaties blijkt, dat het merendeel van de studenten minder uren besteedt aan de onderwijseenheden dan het aantal uren dat ervoor staat. Het aantal contacturen wordt als ‘matig’ ervaren en studenten hebben behoefte aan meer diepgang in de studiestof. Studenten hebben in evaluaties geen speciale studievoortgangbelemmerende factoren genoemd. Punt van aandacht is de vele ‘vrije ruimte’ in het rooster. Hierdoor is er veel tijd voor zelfstudie zoals het maken van opdrachten, het uitwerken van de casus en het voorbereiden van tentamens. Niet elke student vindt dat echter stimulerend. De situatie met ingang van 2007-2008 Inmiddels is het programma, mede op basis van student- en docentevaluaties, gewijzigd. De grote lijn is gelijk gebleven, maar de intensiteit is verhoogd. De wijziging laat zich als volgt samenvatten: de opleiding heeft besloten met ingang van studiejaar 2007/2008 de contacttijd binnen alle studiejaren te vergroten door voor de verschillende onderwijseenheden meer lessen in te roosteren. Zo wordt in blok 1 en 3 zes à zeven weken theorie aangeboden (ipv drie à vier), in blok 2 en 4 worden vier weken theorielessen aangeboden (ipv drie). Het aantal cases per studiejaar is teruggebracht naar twee per studiejaar (ipv vier).
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport en Bewegen – Haagse Hogeschool – december 2007 21
De vrijgekomen docentbegeleidingsuren (DBU) worden ingezet door meer begeleide werkcolleges aan te bieden. Tussentijds zijn al bij sommige modulen extra les- en leesopdrachten toegevoegd. Hiermee wordt ook tegemoet gekomen aan een tweede aandachtspunt uit de evaluaties, namelijk de vele ‘vrije ruimte’ in het rooster. In de eerdere opbouw van de onderwijseenheden was veel tijd voor zelfstudie zoals het maken van opdrachten, het uitwerken van de casus en het voorbereiden van tentamens. Niet elke student vindt dat echter stimulerend. Door het inroosteren van meer lessen, het aanbieden van meer begeleide werkcolleges en het toevoegen van meer les- en/of leesopdrachten in een aantal modulen wordt het onderwijs geïntensiveerd. De opleiding zal in de loop van het cursusjaar 2007-2008 evalueren of deze maatregelen de beoogde doelen dichterbij brengen. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de formele studielast wordt periodiek geëvalueerd en uit deze evaluaties blijkt dat de feitelijke studielast lager is dan de formele; de opleiding heeft mede naar aanleiding van deze evaluaties substantiële maatregelen getroffen om het onderwijs te intensiveren. In termen van contacturen (bijvoorbeeld: het inroosteren van meer lessen, het aanbieden van meer begeleide werkcolleges en het toevoegen van meer les- en/of leesopdrachten in een aantal modulen en in termen van verzwaring van de programmacomponenten visieontwikkeling, onderzoek(svaardigheden) en management: theorie en skills. na elke evaluatie worden in het kader van de studiebegeleiding in die gevallen waar sprake is van individuele problemen met betrekking tot de studielast, samen met de betreffende student extra remediërende maatregelen getroffen. Overigens laten de studentevaluaties zien, dat er opleidingsbreed geen specifieke factoren zijn die de studievoortgang belemmeren.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport en Bewegen – Haagse Hogeschool – december 2007 22
Facet 2.5. Instroom Criterium Het facet ‘Instroom’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluit het programma qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek?
Bevindingen Uitgangspunt van het curriculum in de propedeuse is het geven van een gedegen praktische en theoretische inleiding op het eigen vakgebied en een goed beeld, eveneens praktisch én theoretisch, van drie werkvelden opdat de studenten later in de hoofdfase een gemotiveerde keuze (specialisatie) kan maken. Instroomprocedure De opleiding kent een instroom van HAVO en VWO studenten, studenten met een vooropleiding MBO CIOS of Sport en Bewegen en studenten met een andersoortige MBO opleiding. Een half jaar voor het begin van het eerste jaar vindt er een instroom assessment plaats. HAVO en VWO studenten en studenten met een MBO-opleiding die starten in het eerste studiejaar nemen hieraan deel. Studenten met een vooropleiding MBO CIOS of Sport en Bewegen mogen, op grond van hun vooropleiding, in het tweede studiejaar instromen en nemen niet deel aan het instroom assessment. Het instroom assessment Het instroomassessment kent twee onderdelen: vaardigheidstest waarin de student wordt beoordeeld op een aantal gedragscriteria gebaseerd op relevante sportmanagement competenties: - motorische bekwaamheid - fysieke fitheid - sportbewustzijn - communiceren - samenwerken individueel gesprek, gebaseerd op een motivatiebrief van de kandidaat, waarin hij/zij tevens vermeldt welke ervaring in de sport hij of zij heeft en over welke eerder verworven diploma’s of certificaten hij of zij beschikt. Aansluiting programma op instroomniveau De opleiding sluit met het programma op drie manieren aan op drie te onderscheiden hoofdgroepen studenten, te weten VWO, HAVO en MBO-ers met een opleiding CIOS of Sport en Bewegen. Vierjarig programma, eventueel verkort programma Studenten volgen het vierjarige traject. Afhankelijk van eerder verworven diploma’s of certificaten kunnen ze vrijstellingen krijgen voor bepaalde onderdelen van het curriculum. In studiejaar 2007-2008 krijgen enkele goed presterende studenten, het aanbod al in de loop van het eerste studiejaar onderdelen van het 2e jaar te gaan volgen, waardoor ook zij naar verwachting uiteindelijk de studie verkort kunnen afronden Verkorte leerroute voor MBO Sport en Bewegen en CIOS De opleiding heeft met vijf MBO instellingen een samenwerkingsovereenkomst gesloten. Deze samenwerking heeft onder andere tot doel een drempelloze doorstroom van MBO studenten Sport & Bewegen naar de HBO opleidingen aan de Academie voor Sportstudies te bewerkstelligen. Studenten van CIOS en Sport en Bewegen, MBO niveau 4, kunnen in het tweede studiejaar instromen.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport en Bewegen – Haagse Hogeschool – december 2007 23
Deze studenten krijgen vrijstellingen voor alle praktijkvakken uit de propedeuse. Om de doorlopende theorie leerlijn te waarborgen dienen deze studenten dertien credits uit de propedeuse in te halen, waarvan minimaal acht credits in het eerste jaar van hun studie. In het jaar voorafgaand aan de start van de opleiding wordt een schakelprogramma aangeboden. MBO studenten volgen op deze dagen een aantal propedeusevakken die worden afgesloten met een toets of opdracht. Het behalen van de toets of de opdracht levert vrijstellingen op voor de propedeuse. Dat komt overeen met een studielast van ca. 90 uur. Door in deze lessen kennis te maken met het HBO studiesysteem en denkniveau kan de student weloverwogen beslissen in welk jaar hij of zij met de HBO opleiding Sportmanagement wil beginnen. Tevens ontstaat er door het vooraf behalen van credits studieverlichting in het eerste jaar aan de HBO instelling. Naast een docentbegeleider krijgt de groep ook een ouderejaars student als coach toegewezen. Deze kan als deskundige zijn ervaring delen met de nieuwe MBO instroomstudenten. 21+ en anderen Tot slot is er nog een groep studenten van 21 jaar en ouder zonder de juiste vooropleiding. Deze studenten kunnen na het behalen van een toelatingstest (colloquium doctum) de opleiding beginnen. Daarnaast vindt er een gesprek plaats met de studieloopbaanbegeleider. Er wordt gekeken naar eerder verworven competenties. Competenties als sportbewustzijn en communiceren spelen in de toelating een belangrijke rol. Het behalen van de toelatingstest geeft recht op deelname aan het instroomassessment. Instroomachtergrond studenten Het overgrote deel van de studenten, zo’n 70%, komt binnen met de vooropleiding HAVO met profiel Economie en Maatschappij of Natuur en Gezondheid (een veel kleiner aantal). Ongeveer 10 % van de studenten heeft als vooropleiding VWO. Er komen 10% studenten binnen met een MBO S&B opleiding. Ongeveer 6 % MBO studenten komt van een andere opleiding dan Sport en Bewegen. Het aantal 21+ studenten is op dit moment 4%. In schema als volgt. Vooropleiding
%
Vooropleiding
%
HAVO E&M of N&G
70%
MBO anders dan SB/CIOS
6%
VWO
10%
21+ studenten
4%
MBO SB/CIOS
10%
Omdat de opleiding een groep studenten trekt met onvoldoende wiskundige kennis, blijft de rekenvaardigheid achter. Daarom maken studenten vanaf de propedeuse (06/07) een instaptoets waarna ze een inhaalprogramma kunnen volgen. Op deze manier wordt geprobeerd het studiesucces in de propedeusefase te vergroten. Diversiteit De opleiding wordt bezocht door voornamelijk autochtone studenten. Er is een aantal Antilliaanse en Surinaamse studenten. De overige groep niet-Nederlandse studenten is zeer klein, nog geen 5%. Vooral de aanpassing aan de Nederlandse cultuur levert voor de Antilliaanse studenten problemen op. Daarom krijgt deze groep extra begeleiding door een docent en een ouderejaars student met dezelfde achtergrond. De studenten stellen de extra begeleiding op prijs, zij raken makkelijker thuis in de opleiding. Extra regelingen Op hogeschoolniveau zijn er regelingen voor studenten met dyslexie, faalangst en taalproblemen.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport en Bewegen – Haagse Hogeschool – december 2007 24
Oordeel studieresultaten De HAVO en VWO instroom doet het goed. De verkorte trajecten voor VWO en MBO vertonen wisselende resultaten. Studenten geven aan dat het gecomprimeerde programma veel druk legt op de student. De opleiding streeft naar voldoende CIOS en MBO- Sport en Bewegen studenten om een volledige klas te vormen, zodat programma-aanpassing goed mogelijk is. In het jaar 05/06 zijn 12 studenten uitgestroomd zonder BSA. Als redenen geven studenten aan dat zij vooraf een ander beeld hadden van de opleiding en de theorie ‘niet leuk’ of ‘teveel’ vinden. Verkort programma op basis van eerder verworven diploma’s of certificaten Studenten die menen in aanmerking te komen voor een verkort traject Sportmanagement bespreken dit met hun studieloopbaan begeleider (SLB-er). De SLB-er dient een verzoek tot accordering van een verkort programma in bij de examencommissie. Op dit moment (2007) wordt het verkorte traject aangeboden aan drie studenten. Twee studenten met een VWO vooropleiding en een Havist. De VWO studenten behalen op dit moment betere resultaten dan de Havist. Persoonlijke competenties op het gebied van plannen, organiseren en doorzettingsvermogen, wegen zwaar bij het positief doorlopen van dit traject. Studenten geven aan dit versnelde traject zwaar te vinden. Ter voorbereiding op komend studiejaar wordt bekeken of dit traject haalbaar is of dat een aanpassing is gewenst. Vrijstellingen op basis van eerder verworven diploma’s of certificaten Studenten kunnen vrijstellingen krijgen voor vakken waarin zij eerder zijn geëxamineerd. Voor deze vrijstellingen zijn standaardformulieren beschikbaar. De student vult zelf het aanvraagformulier in, laat de docent een advies schrijven en levert de aanvraag in bij de examencommissie. De aangevraagde vrijstellingen worden door de examencommissie beoordeeld. Het besluit wordt gecommuniceerd aan de student en de docent. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet als goed en wel op grond van de volgende observaties: de opleiding besteedt zeer veel aandacht aan het beoordelen van het kwalificatieniveau van studenten die in aanmerking willen komen voor de opleiding. Zij doet dat op professionele wijze door meerdere beoordelaars in te schakelen. Een en ander is vastgelegd in eenduidige criteria. Het auditteam is daar zeer over te spreken. Studenten overigens ook, zo bleek tijdens de visitatie; de opleiding besteedt eveneens veel aandacht aan eerder verworven competenties van aankomende studenten; de opleiding biedt de mogelijkheid tot het volgen van verkorte programma’s voor MBO CIOS/S&B studenten.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport en Bewegen – Haagse Hogeschool – december 2007 25
Facet 2.6. Duur Criterium Het facet ‘Duur’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium:7 Voldoet de opleiding aan de formele eis (240 EC’s) m.b.t. de omvang van het curriculum van een HBO bachelor opleiding?
Bevindingen Blijkens de beschrijving van het programma is de som van de studieduur der programmaonderdelen gelijk aan 240 EC’s. Oordeel: voldoende Het auditteam heeft geconstateerd, dat de totale opleiding een omvang heeft van 240 EC’s, reden het facet ‘Duur’ als voldoende te kwalificeren.
7
In feite gaat het hier niet om een criterium, maar om een formele vereiste. Zie de voetnoot bij beslisregel E.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport en Bewegen – Haagse Hogeschool – december 2007 26
Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Criteria Het facet ‘Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAOcriteria: Is het didactisch concept in lijn met de doelstellingen? Sluiten de werkvormen aan bij het didactisch concept?
Bevindingen 2.7.1. Het didactisch concept is op het niveau van de Academie ontwikkeld en laat zich als volgt samenvatten: het onderwijs is praktijkgericht, thematisch geordend en casusgeoriënteerd. Het didactisch concept is, dat laat het programma duidelijk zien, afgestemd op de beroepspraktijk, in casu op datgene wat een manager in de sport feitelijk doet op het gebied van de vijf kerntaken (i) strategie en beleid, (ii) bedrijfsvoering, (iii) programmaontwikkeling, (iv) financiën en (v) onerzoek. 2.7.2. Analyse van het programma (het leerplan, de per blok geldende deelleerplannen en -voor het buitenschools curriculum- de stageovereenkomsten) laat zien dat bovenstaand didactisch concept inderdaad in praktijk wordt gebracht en dat de werkvormen direct daarop aansluiten. Al naargelang het gaat om kennis, inzicht, vaardigheden, attitude wordt een keuze gemaakt uit bijvoorbeeld: hoor- en werkcolleges, cases, projecten en zelfstandig werken (individueel en zeer nadrukkelijk ook in groepsverband). 2.7.3. Uit het studenttevredenheidsonderzoek blijkt, dat studenten dit scala van werkvormen positief waarderen. Een beeld dat tijdens de visitatie werd bevestigd. Studenten geven aan dat het programma hun ruim voldoende mogelijkheden biedt tot (bijv.) zelfsturing en teamwork. 2.7.4. Naarmate de opleiding vordert, neemt de complexiteit van de casusopdrachten (en dus ook van de te maken beroepsproducten) toe en wordt bovendien in toenemende mate een beroep gedaan op het zelfinitiatief van de student. Deze aanpak kent een sterke interactie tussen de studenten onderling en tussen de student en de docenten. Docenten (en dan met name de casusbegeleiders) spelen daarbij een infomerende, stimulerende, beoordelende, adviserende en -waar nodig- sturende rol. De cases (voorheen vier, thans twee per studiejaar) zijn het middel bij uitstek om theorie en praktijk met elkaar in verband te brengen en in een bepaald product te integreren en bovendien zijn zij een krachtige werkvorm om het vermogen in teamverband te werken te ontwikkelen. 2.7.5. Samenvattend: het auditteam is van mening, dat het didactisch concept geheel in lijn is met de doelstellingen van de opleiding en dat de werkvormen daar goed en consequent op aansluiten. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: het didactisch concept is in alle programmaonderdelen herkenbaar ontleend aan de doelstellingen van de opleiding. In die doelstellingen staat centraal het verwerven van de competenties waarover een professionele manager in de sport moet beschikken. Het didactisch concept sluit daarop aan door de sterke beroepsgerichte/praktijkgerichte oriëntatie die tot uiting komt in bijvoorbeeld cases, projecten en stages; de centrale plaats (in het binnenschools programma) die cases en projecten in het programma innemen, is consequent uitgewerkt waardoor de integratie van theorie en praktijk door de hele opleiding heen tot stand wordt gebracht.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport en Bewegen – Haagse Hogeschool – december 2007 27
Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Criterium Het facet ‘Beoordeling en Toetsing’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt door de beoordelingen, toetsingen en examens adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd?
Bevindingen Toetsvormen De opleiding hanteert per ontwikkellijn de volgende toetssvormen:
1. Theorie
2. Bewegingspraktijk
3. Stage
4. projecten
5. SLB
MC toets
MC toets
Sollicitatiebrief
Startdocument
POP
Toets open vragen
Toets open vragen
Opdrachten
PvA
PAP
Mini-casus
Mini-casus
Draaiboek
Voortgangsgesprek
Presentatie
Leidinggeven
Presentatie
Functioneringsgesprek
Rapportage
Vaardigheidstoets
Reflectieverslag
Beoordelingsgesprek
Notitie
Participatie
Beoordeling aan de hand van competentiematrix
Verslag Mondelinge verdediging
Reflectieverslag Portfolio
Praktijkdagen programmaontwikkeling
Reflectieverslag Assessment Afstudeeropdracht In de Studiegids staan de toetsvormen bij alle vakonderdelen beschreven. Schriftelijke tentaminering in de vorm van MC-toetsing komt voornamelijk in de propedeuse voor. In de hogere jaren wordt vooral getoetst aan de hand van tentamens met open vragen, ‘open boek’ tentamens, werkopdrachten en assessments. Kwaliteitseisen toetsing De opleiding hanteert de volgende kwaliteitseisen aan de toetsing: toetsen worden gespreid door het jaar aangeboden, wat de studeerbaarheid bevordert; er worden verschillende toets- en beoordelingsinstrumenten ingezet zodat studenten worden uitgedaagd diverse leerstrategieën te ontwikkelen; een toets of beoordeling is gerelateerd aan competenties, processen en leerdoelen zoals verwoord in de studiegids; toetsen of beoordelingen hebben een aantoonbare relatie met de latere beroepspraktijk; bij aanvang van het onderwijs is duidelijk welke competenties, processen en leerdoelen aan een toetsing en beoordeling zijn verbonden; studenten weten vooraf of het een individuele of een groepsbeoordeling betreft; het niveau van de toets of beoordeling is afgestemd op het studieniveau en de omvang van de onderwijseenheid; de beoordelingssystematiek is helder, de cesuur is vooraf bekend gemaakt;
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport en Bewegen – Haagse Hogeschool – december 2007 28
de tijd die nodig is om de toets of beoordeling voor te bereiden, te maken en na te bespreken is in verhouding tot het aantal studiepunten; bij een toets die bestaat uit meerdere onderdelen, is vooraf beschreven hoe de weging van de onderdelen is; de toets is uitvoerbaar binnen de beschikbare tijd; de toets is helder en eenduidig en taalkundig correct geformuleerd; de toetsen bevatten een duidelijke toetsinstructie; herkansingen worden in principe aangeboden in een periode van 3 weken tot 13 weken na de 1e poging.
De toetscommissie De toetscommissie heeft een regiefunctie bij het realiseren van toetsing en beoordeling. Zij is verantwoordelijk voor de kwaliteit van toetsing en beoordeling. Bij de kwaliteitsbepaling gaat zij uit van de kwaliteitsindicatoren zoals hierboven vermeld. De toetscommissie werkt onder verantwoordelijkheid van de examencommissie. De commissie bestaat uit 3 tot 5 docenten, de medewerker kwaliteitszorg en een vertegenwoordiger van het academiesecretariaat. De leden worden benoemd door de academiedirecteur. De medewerker kwaliteitszorg is de ‘linking pin’ tussen examencommissie en toetscommissie. De toetscommissie heeft de volgende kerntaken: (nieuwe) docenten informeren over procedures toetsen en beoordelen; screenen van de toetsen aan de hand van kwaliteitsindicatoren en adviezen ter verbetering voorstellen; docenten adviseren bij het doorvoeren van verbeteringen; cijferregistratie monitoren en zo nodig adviezen ter verbetering voorstellen; tentamenrooster systematiek monitoren en zo nodig adviezen ter verbetering voorstellen; draagvlak creëren m.b.t. de kwaliteit van toetsing; genereren van managementinformatie over toetsing. Als referentiekader hanteert de toetscommissie. het geformuleerde toetsbeleid, dat bestaat uit de toetsvisie, het Handboek Toetsing en het Toetsplan; de studiegids onderdeel onderwijsbeschrijvingen; het onderwijs- en examenreglement van de opleiding Sportmanagement. Beoordeling Beoordelaars bij de opdrachten/de tentamens zijn de betrokken studieleiders of docenten. Daardoor wordt het element intersubjectiviteit bij de beoordeling gewaarborgd. Feedback In SLB functionerings- en beoordelingsgesprekken krijgt de student feedback op zijn studievoortgang en op zijn handelen als student. Studenten zijn niet tevreden over de feedback na toetsing. De opleiding heeft, mede naar aanleiding daarvan, klassenbijeenkomsten in de planning opgenomen, gedurende welke de toetsen inhoudelijk worden besproken. Ten slotte: studenten geven in de onderwijs- en programma-evaluaties aan dat ze goed op de hoogte zijn van de eisen die aan hen gesteld werden met betrekking tot het programma en de programmaonderdelen. Ook zijn ze tevreden over het evenwicht tussen de eisen die aan hen worden gesteld en over de relevantie van het oordeel dat ze kregen.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport en Bewegen – Haagse Hogeschool – december 2007 29
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de huidige praktijk van toetsen en beoordelen wordt op een gestructureerde en gecontroleerde wijze uitgevoerd; de gehanteerde toetsvormen aansluiten nauw aan op de werkvormen; de huidige toetsingsmethoden zijn valide en betrouwbaar en telkens expliciet gerelateerd aan de betreffende (sub)doelstellingen/of eindtermen; de kwaliteit van het proces van ‘beoordelen en toetsen’ is voldoende geborgd. Enerzijds doordat telkens meerdere docenten er rechtstreeks bij betrokken zijn, anderzijds doordat de beoordeling geschiedt op basis van heldere en relevante criteria waarover bovendien vooraf met de studenten wordt gecommuniceerd. Sterke punten zijn (i) de grote variëteit aan toetsvormen, telkens gerelateerd aan de doelstellingen van de respectieve programmaonderdelen en (ii) de kwaliteitsborging via de toetscommissie en het (technisch) referentiekader -in casu het handboek toetsing- dat zij bij de screening van toetsen hanteert. Dat het auditteam desondanks aan het onderhavige facet een beoordeling ‘goed’ onthoudt, hangt samen met de observatie, dat in de uitvoering het element ‘feedback’ nog verbetering behoeft. Tijdige inhoudelijke feedback is immers een wezenlijk onderdeel in het leerproces van de student. (Iets waar de opleiding zich overigens zeer wel van bewust is, gelet op haar beslissing klassenbijeenkomsten te organiseren ter bespreking van de toetsen.)
SAMENVATTEND OORDEEL “PROGRAMMA”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Programma” als voldoende. Naar het oordeel van het auditteam kent de opleiding een programma dat qua inhoud, werkvormen, oriëntatie en organisatie duidelijk en substantieel gericht is op het werkveld. De praktijkgerichtheid, de thematische ordening, de sterke nadruk op de cases alsmede de cyclische inrichting zijn een stevige waarborg voor de interne samenhang van het programma. Het programma biedt voorts meer dan voldoende mogelijkheden aan de studenten om hun opleiding te realiseren via frequente en goed georganiseerde en gestructureerde interacties met de beroepspraktijk. In termen van kennis- en competentieontwikkeling is de opleiding nog niet in alle opzichten op HBO-niveau. Bij facet 2.2 scoort de opleiding dan ook onvoldoende. Omdat de opleiding juist op dit onderdeel een substantieel en vèrstrekkend verbeterplan in gang gezet heeft, heeft het auditteam er het volste vertrouwen in, dat het inhoudelijk niveau van het programma op zeer korte termijn op orde zal zijn, daar waar het de componenten visieontwikkeling, onderzoek(svaardigheden) en ‘management: theorie en skills’ betreft. Daarom heeft het auditteam besloten tot een oordeel ‘ voldoende’ op onderwerpniveau. (Zie ook §1.3.2 Beslisregel A.)
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport en Bewegen – Haagse Hogeschool – december 2007 30
Onderwerp 3: Inzet van Personeel Dit onderwerp kent drie facetten: 1. eisen hbo; 2. kwantiteit personeel; 3. kwaliteit personeel.
Facet 3.1. Eisen HBO Criterium Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt het onderwijs voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk?
Bevindingen De docenten van de opleiding hebben, zo concludeert het auditteam op basis van de netwerkoverzichten waar het auditteam inzage in heeft gehad en de mondeling verstrekte additionele informatie tijdens de visitatie, voldoende contacten met de beroepspraktijk. Bovendien hebben alle leden van het docentencorps een uitgebreid professioneel netwerk via de stagebegeleiding en de afstudeerplaatsen. Zij blijven daardoor goed op de hoogte van de (jongste) ontwikkelingen in het werkveld. Het auditteam heeft kunnen constateren, dat de opleiding in haar aannamebeleid kwaliteitseisen stelt aan haar personeel maar vooral in termen van competenties en werkervaring. Daarbij is het auditteam gebleken, dat de opleiding in haar aannamebeleid een sterk accent legt op het werven van praktijkgeoriënteerde specialisten, die naast hun docentschap in het werkveld werkzaam zijn. Het auditteam acht dit een sterk punt, omdat het juist die docenten zijn die op een ‘natuurlijke’ en vanzelfsprekende wijze actuele expertise en probleemstellingen binnen het opleidingsprogramma brengen. De opleiding is van oordeel, dat het netwerk waarover de individuele docenten beschikken en de praktijkkennis die zij via hun relaties opdoen, breder kan worden ingezet. Het ‘kennis delen’ op basis van de ervaringen die docenten opdoen in de beroepspraktijk en bij de stage- en afstudeerbegeleiding, kan meer gestructureerd plaatsvinden. Twee docenten participeren actief binnen het lectoraat ‘ Leefstijlveranderingen bij jeugdigen’. De ervaringen die zij aldus opdoen, worden vertaald naar het onderwijs. De afgelopen twee studiejaren hebben twee docenten deelgenomen aan de kenniskring ‘Public Management’ Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet als voldoende en wel op grond van de volgende observaties:
de huidige praktijk laat zien dat docenten zeer frequent en intensief contacten onderhouden met het werkveld en door middel van deze contacten leggen zij een concrete verbinding tussen werkveld en programma. Dit geldt a fortiori voor die docenten die zelf in de beroepspraktijk werkzaam zijn. Met andere woorden de praktijkkennis en de werkveldexpertise zijn voldoende aanwezig.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport en Bewegen – Haagse Hogeschool – december 2007 31
Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwantiteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt er voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen?
Bevindingen Het team Sportmanagement bestaat uit 24 docenten, met een dienstverband tussen de 0,05 fte en 1,0 fte, in totaal 13,7 fte. Het team bestaat uit 11 vrouwen en 13 mannen. Binnen de totale formatie is 0,75 fte gereserveerd voor gastdocenten. Het onderwijsondersteunend personeel is academiebreed actief. Student-docent ratio De opleiding realieseert een student-docent ratio van 25:1. In de beginfase van de opleiding was er twee fte extra formatie voor de ontwikkeling van de opleiding beschikbaar. Dit is inmiddels is teruggebracht naar één fte. In september 2007 bestaat de opleiding vier jaar en vervalt deze extra formatie. Maar (zie de verbeteracties, Inleiding bij facet 2.2.) vanaf september 2007 wordt wederom 2 fte extra gemobiliseerd. Naar het oordeel van het auditteam wordt dan ook voldoende personeel ingezet om de opleiding uit te voeren en kwalitatief op een hoger plan te brengen, daar waar het gaat om de componenten visieontwikkeling, onderzoek(svaardheden) en management: theorie en skills. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: De huidige omvang van de formatie is voldoende en stelt de opleiding zeer wel in staat het opleidingsprogramma uit te voeren en, dankzij de per september 2007 beschikbare extra inzet, op een kwalitatief hoger plan te brengen.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport en Bewegen – Haagse Hogeschool – december 2007 32
Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwaliteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het personeel gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma?
Bevindingen Alle studieleiders en docenten beschikken over een didactische aantekening, of halen deze gedurende de eerste twee jaar van hun aanstelling. Aan elke beginnende docent wordt een coach toegewezen voor onderwijskundige begeleiding. Deze begeleiding omvat ondermeer: (i) didactisch concept en de daaruit voortvloeiende positie/taak van de docent, (ii) achtergronden van opzet en inhoud van het programma, (iii) organisatorische context. Voorts participeren beginnende docenten onmiddellijk na indiensttreding actief binnen het docententeam. Ook dat is beleid en, naar het oordeel van het auditteam blijkt daaruit dat het de opleiding ernst is de praktijkgeoriënteerde specialist reeds bij aanvang als volwaardig teamlid bij de opleiding te betrekken. Wel is het auditteam van oordeel, dat de inhoudelijke expertise m.b.t. visieontwikkeling, onderzoek(svaardigheden), management: theorie en skills onvoldoende binnen het docentencorps aanwezig is. Daar heeft de opleiding thans reeds zwaar op ingezet: de opleiding heeft, ter versterking van de component ‘management: theorie en skills’, de huidige docentcapaciteit uitgebreid met een (gepromoveerde) fulltime docent, die ook de afstudeerders zal begeleiden, met name daar waar het gaat om de onderzoeksvaardigheden; de opleiding heeft een extra afstudeercoördinator aangetrokken, alsmede een docent met relevante onderzoekservaring in het werkveld (beiden op master niveau); de opleiding zal op basis van individuele assessments een professionaliseringsplan t.b.v. docenten opstellen, met name gericht op het bevorderen van de onderzoeksvaardigheden en op het versterken van de ‘management’ component in het programma; Oordeel: onvoldoende Het auditteam kwalificeert dit facet als onvoldoende en wel op grond van de volgende observaties: qua werkvelddeskundigheid en inzicht in de praktijk zijn de docenten weliswaar ruim voldoende geëquipeerd om de opleiding te verzorgen, maar de inhoudelijke expertise m.b.t. visieontwikkeling, onderzoek(svaardigheden) en management: theorie en skills is nog niet voldoende binnen het docentcorps aanwezig. Dat is een belangrijke constatering die voor het auditteam reden is dit facet als ‘onvoldoende’ te kwalificeren. Dit laat overigens onverlet, dat: - het merendeel van de docenten die actief werkzaam zijn in de praktijk, hun werkveldexpertise consequent en voortdurend binnen het programma brengen; - de opleiding bewust en weloverwogen gastdocenten inzet, o.a. voor domeinspecifieke onderwerpen die binnen het docententeam onvoldoende aanwezig zijn; - het aannamebeleid als een belangrijk instrument fungeert om de didactische kwaliteit van het docentencorps te borgen.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport en Bewegen – Haagse Hogeschool – december 2007 33
SAMENVATTEND OORDEEL “INZET VAN PERSONEEL”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert de “Inzet van Personeel” als voldoende. kwantitatief is de inzet van personeel zodanig, dat de opleiding kan worden verzorgd en dankzij een extra inzet van 2 fte, inhoudelijk op een hoger plan kan worden gebracht. kwalitatief is de inzet van personeel, daar waar het werkvelddeskundigheid en didactische competenties betreft, ruim voldoende om de opleiding op passend wijze uit te voeren. Wat betreft de inhoudelijke expertise m.b.t. visieontwikkeling, onderzoek(svaardigheden) en ‘management: theorie en skills’ is de kwaliteit van het docerend personeel nog niet op het vereiste niveau. Daar heeft de opleiding (zie Inleiding bij facet 2.2) met haar Plan van Aanpak thans evenwel zwaar op ingezet. Reden voor het auditteam en met inachtneming van Beslisregel A (§ 1.3.2.) het Onderwerp “Inzet van Personeel” uiteindelijk als voldoende te kwalificeren.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport en Bewegen – Haagse Hogeschool – december 2007 34
Onderwerp 4: Voorzieningen Dit onderwerp kent twee facetten: 1. materiële voorzieningen; 2. studiebegeleiding.
Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Criterium Het facet ‘Materiële Voorzieningen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de huisvesting en de materiële voorzieningen toereikend om het programma te realiseren?
Bevindingen De Academie voor Sportstudies is gehuisvest op een eigen locatie (Laan van Poot) te Den Haag, decentraal van de hoofdvestiging. Op deze locatie zijn theorielokalen beschikbaar, projectruimtes, sportzalen en sportvelden. In aanvulling op deze faciliteiten wordt in de nabije omgeving extra accommodatie gehuurd, zoals een sporthal, sportveld, atletiekbaan, zwembad en squash- en tennisbanen. Op de eigen locatie is een schaarste aan theorielokalen. De opleiding Sportmanagement maakt daarom ruimschoots gebruik van de twee theorielokalen die zij op de hoofdvestiging ter beschikking heeft. In overleg met de facilitaire dient wordt bekeken of in één van de theorielokalen een flexibele scheidingswand kan worden geplaatst, zodat er meer projectruimte beschikbaar komt. Twee hoorcollegezalen beschikken over een vaste beamer en pc, elk lokaal heeft een overheadprojector. De behoefte aan beamers is groter dan het aanbod. In deze behoefte kan doorgaans worden voorzien door het reserveren van een mobiele laptop en beamer. De docenten willen, vanuit efficiëntie overwegingen, in meerdere lokalen een vaste beamer ter beschikking hebben. Het laatste jaar is de kwantitatieve en kwalitatieve computercapaciteit sterk verbeterd. In een gedeelte van het gebouw kan wireless van internet gebruik worden gemaakt. De eigen locatie beschikt over een eigen bibliotheek. Daarnaast kunnen studenten en medewerkers gebruik maken van de bibliotheek faciliteiten in het hoofdgebouw. Maandelijks vindt er overleg plaats met Facilitair Beheer en de Technische Dienst van de hogeschool. De conciërges en de baliemedewerkers monitoren eventuele kleine mankementen. Wensen m.b.t. de bibliotheek worden rechtstreeks doorgegeven aan de informatiespecialist Sport, die op zijn beurt nieuwe uitgaven onder de aandacht van de medewerkers brengt. Studentevaluaties In de Reflector 2006 geven studenten aan tevreden te zijn over de wijze waarop de studentenportal wordt ingezet ter ondersteuning van de opleiding. Zij geven tevens aan zeer tevreden te zijn over de sfeer van de locatie aan de Laan van Poot. Zij waarderen de sfeer die het gebouw uitstraalt en voelen zich hier veilig.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport en Bewegen – Haagse Hogeschool – december 2007 35
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet als goed en wel op grond van de volgende observaties: huisvesting en materiële voorzieningen zijn zondermeer van een hoog niveau en meer dan toereikend om het programma van de opleiding te realiseren. De inrichting is functioneel, waarbij in ruim voldoende mate rekening is gehouden met de diversiteit aan werkvormen (zelfstudie, groepswerk, hoorcolleges, trainingen e.d.); de ICT-voorzieningen zijn up-to-date en thans ook in voldoende mate beschikbaar; de mediatheek is zeer wel voorzien en van voldoende kwaliteit.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport en Bewegen – Haagse Hogeschool – december 2007 36
Facet 4.2. Studiebegeleiding Criteria Het facet ‘Studiebegeleiding’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten adequaat met het oog op de studievoortgang? Sluiten de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten aan bij de behoefte van de studenten?
Bevindingen Studieloopbaan in alle studiejaren Voor alle studiejaren wordt een studieloopbaan begeleidingsprogramma aangeboden. De studieloopbaanbegeleiding voor alle studenten wordt verzorgd door drie begeleiders. In het studiejaar 2007-2008 worden drie extra docenten bij SLB betrokken. Twee van hen hebben in het studiejaar 2006-2007 de SLB-scholing gevolgd die door de hogeschool wordt aangeboden. De derde volgt deze scholing in het studiejaar 20072008. Het programma SLB is primair gericht op de beroepscompetentie 8, ‘reflecteren en managen eigen functioneren’ . Bij deze competentie is als resultaat gedefinieerd: ‘zelfreflectie en plezier en voortgang in werk (studie). In het eerste deel van de propedeuse wordt veel aandacht besteed aan de vraag of de student de ‘juiste, bij hem passende opleiding’ volgt. Tevens worden algemene regels en procedures besproken. In blok twee wordt aandacht besteed aan het opstellen van een POP, een stage-PAP en een portfolio. In blok 3 en 4 ligt het accent op de studievoortgang en de voortgang bij het verwerven van de beroepscompetenties. Tevens werken de studenten hun POP en PAP verder uit. In deze periode wordt ook een ‘pre-BSA-gesprek’ gevoerd. Mentoraat Het mentoraat is sinds dit studiejaar bij alle leerjaren geïntegreerd in de studieloopbaan. Aangezien er een overlap bestond tussen SLB en mentoraat zijn beide functies gecombineerd. Dit is zowel door studenten als door docenten als ‘efficiënt’ aangemerkt. Of de voortgang van het studiesucces voldoende aan bod komt, wordt bij de evaluatie van het programma onderzocht. Het volgen van het studiesucces was voorheen de verantwoordelijkheid van de mentor, evenals het voeren van de BSA-gesprekken. Naast de integratie van SLB en mentoraat wordt er tijdens SLB ook een verbinding gemaakt met de stage. De SLB-ers informeren de studenten over de stage en checken de voortgang van het zoeken naar stageplaatsen. Deze programma uitbreiding is ontwikkeld op verzoek van studenten. Coaching en cultuurverschillen Er is een begin gemaakt met NIN coaching, het coachen van studenten die Net In Nederland zijn. Zij lopen veelal aan tegen ‘de Nederlandse manier van….’ (dit op alle vlakken; wonen, eten, op tijd komen, taal, bureaucratie etc.) en kunnen daarbij hulp gebruiken. Deze wordt geleverd door een peergroup, ondersteund door één van de SLB-ers. Streven is oplossingen voor problemen vanuit de groep zelf te laten komen. Studentevaluaties De afgelopen drie jaar bestonden in alle studiejaren SLB-werkgroepen van studenten. Deze studenten dachten vooraf mee over de opzet en inhoud van het programma. Inmiddels is het gehele programma ontwikkeld en is besloten de werkgroepen stop te zetten. In de Reflector 2006 wordt de studieloopbaanbegeleiding in het algemeen positief beoordeeld. Vooral de individuele contacten met de SLB-er worden gewaardeerd.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport en Bewegen – Haagse Hogeschool – december 2007 37
Uit studentevaluaties die binnen de opleiding worden gehouden blijkt ook dat studenten SLB over het algemeen positief beoordelen. Punten van aandacht zijn de overlap met communicatie en de hoeveelheid opdrachten. Informatievoorziening De studenten worden over de studie geïnformeerd op de volgende manieren: via Studentennet en via het intranet van de HHS kan de student inloggen op een persoonlijke site waar gegevens over de organisatie van de studie, studentenvoorzieningen, statuten en overige regelingen gevonden kunnen worden. Daarnaast biedt de site opleidingsberichten, hogeschoolberichten, blackboardberichten en worden nieuwe emails van het studentaccount weergegeven; via Blackboard: op blackboard staan alle courses vermeld waar de student voor staat ingeschreven. Hier vindt de student alle informatie terug m.b.t. de inhoud van de opleidingsonderdelen; via Cijferregistratie: na elk onderwijsblok worden de resultaten van de toetsen via het Volg+ systeem uitgedraaid op cijferlijsten. Deze worden uitgereikt aan de studenten ter verificatie. In de loop van 2007 schakelt de opleiding over op een ander cijferregistratiesysteem: OSIRIS. De implementatie van dit systeem vraagt van studenten, docenten, en secretariaat een andere manier van werken dan voorheen. Iedereen wordt tijdig hierover geïnformeerd. Studentevaluaties Uit Reflector (2006) blijkt, dat de studenten over het algemeen tevreden zijn over de informatievoorziening d.m.v. de studentenportal. Uit overleg met klassenvertegenwoordigers blijkt, dat studenten ontevreden zijn over de cijferregistratie. Ook de opleiding is hierover ontevreden. Daarom is er een plan van aanpak opgesteld ter verbetering van de cijferregistratie. Op dit moment loopt tevens het project ‘Implementatie OSIRIS’, een nieuw cijferregistratiesysteem dat gebruikersvriendelijker zal zijn dan het huidige systeem Volg+. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet als voldoende wel op grond van de volgende observatie: de studiebegeleiding vindt gestructureerd plaats via scala aan voorzieningen met duidelijke doelstellingen; deze doelstellingen houden verband met studievoortgangsbewaking en -bevordering en met het ontwikkelen van professionele competenties.
SAMENVATTEND OORDEEL “VOORZIENINGEN”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Voorzieningen” als voldoende. De ruimtelijke en materiële voorzieningen maken het zeer goed mogelijk de opleiding op adequate wijze te realiseren. De studiebegeleiding vindt gestructureerd plaats via een scala aan voorzieningen met duidelijke doelstellingen. Extra aantekening: Conform de ‘Beslisregels Accreditatie’ zoals vastgelegd in het NVAO-Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel één facet van het onderwerp ‘Voorzieningen’ als goed en één facet als voldoende. Dit rechtvaardigt (zie ‘Beslisregels’ onder E) een kwalificatie ‘excellent’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam de kwalificatie goed als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport en Bewegen – Haagse Hogeschool – december 2007 38
Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Dit onderwerp kent drie facetten: 1. evaluatie resultaten; 2. maatregelen tot verbetering; 3. betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld.
Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Criterium Het facet ‘Evaluatie Resultaten’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt de opleiding periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen?
Bevindingen Inleiding Bij de start van de opleiding Sportmanagement is bepaald dat voor de kwaliteitsbewaking en de ontwikkeling van de opleiding diverse onderdelen van het studieprogramma, per blok, schriftelijk worden geëvalueerd. Hierbij wordt gewerkt vanuit het PDCA-model. Vertrekpunt is het onderwijsconcept, het verbeter/ontwikkelplan en doelstellingen die in de managementovereenkomst zijn vastgelegd. Evaluatie instrumenten 8 De opleiding Sportmanagement hanteert de volgende (eigen) evaluatie instrumenten: Reflector; Kompas; interne curriculumevaluaties; gesprekken met studentgroepen; docentevaluaties; stagementorendag; exitgesprekken met ‘studiestoppers’. De uitkomsten van deze evaluaties vormen de basis voor verbeter-/ontwikkelplannen die met het gehele team en de opleidingscommissie wordt besproken. Studenten worden over die uitkomsten geïnformeerd. De realisatie van de ontwikkel- en verbeterpunten wordt gemonitord in de onderwijscommissie. Curriculumevaluatie Onder studenten worden telkens na elk blok curriculumevaluaties gehouden. Andere doelgroepen voor de evaluatie van het onderwijs zijn docenten en het werkveld (werkveldcommissie en de stagementoren). In studiejaar 2006/2007 kent de opleiding voor het eerst afstudeerders, er kunnen dus nog geen alumni worden betrokken bij de evaluaties. Bij curriculumevaluaties komen de volgende onderwerpen aan de orde: onderwijseenheden: inhoud en niveau; toetsing en beoordeling; docentbegeleiding; studieloopbaanbegeleiding; stage; cases; projecten; studiebelasting; studievoortgang.
8
De evaluatieprocedure is uitvoerig beschreven in ‘Kwaliteitsbeleid: Procedures evaluaties’, 2006/2007.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport en Bewegen – Haagse Hogeschool – december 2007 39
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de opleiding hanteert een uitgebreid evaluatie instrumentarium; in de interne managementrapportages van de opleiding staan de (meetbare) streefdoelen concreet aangegeven; de streefdoelen worden periodiek (per kwartaal en per jaar) geëvalueerd.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport en Bewegen – Haagse Hogeschool – december 2007 40
Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Criterium Het facet ‘Maatregelen tot Verbetering’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Vormen de uitkomsten van periodieke evaluaties van de opleiding de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen?
Bevindingen De onderscheiden evaluaties hebben geleid tot een aantal concrete verbeteracties met betrekking tot: Stages: resulterend in vernieuwde stagehandleidingen met een heldere omschrijving van opdrachten, procedures en verantwoordelijkheden) Studielast: resulterend in o.a. (i) verzwaring van o.a. component management: theorie en skills en (ii) uitbreiding van (les- en lees)opdrachten; Contacturen / vrije ruimte: resulterend in uitbreiding contacturen en begeleide werkcolleges Informatievoorziening aan studenten: resulterend in Samenstelling werkveldcommissie: resulterend in brede samenstelling die de drie werkvelden dekt Leerlijnen: resulterend in: implementatie met ingang van september 2007 Toetsen en beoordelen: resulterend in: volledige implementatie van Handboek Toetsing en (i.v.m. feedback) introductie klassenbijeenkomsten. Overigens verwijst het auditteam met nadruk naar de Inleiding bij facet 2.1, waar de volgende cruciale verbeteracties worden genoemd: de opleiding heeft de huidige docentcapaciteit uitgebreid met een (gepromoveerde) fulltime docent, die ook de afstudeerders zal begeleiden, met name daar waar het gaat om de onderzoeksvaardigheden; de opleiding heeft een extra afstudeercoördinator aangetrokken, alsmede een docent met relevante onderzoekservaring in het werkveld; de opleiding heeft een onderzoeksleerlijn ontwikkeld die met ingang van 2007-2008 zal worden ingevoerd; de opleiding heeft het beleid m.b.t. de afstudeerfase en de afstudeerhandleiding aangescherpt; de opleiding zal op basis van individuele assessments een professionaliseringsplan t.b.v. docenten opstellen, met name gericht op het bevorderen van de onderzoeksvaardigheden en op het versterken van de ‘management’ component in het programma; zie voorts de vier verbetermaatregelen onder facet 6.1. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet als voldoende en wel op grond van de volgende observatie: de periodieke evaluaties worden aantoonbaar vertaald in concrete verbetermaatregelen waarvan de implementatie wordt gemonitord.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport en Bewegen – Haagse Hogeschool – december 2007 41
Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Criterium Het facet ‘Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn -en zo ja op welke wijze- medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld actief betrokken bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding?
Bevindingen Er worden door de opleiding de volgende instrumenten gehanteerd om inzicht te krijgen in werkzaamheid van documenten en processen, en om vast te stellen of met het opleidingsprogramma aan de eigen en aan NVAO normen voor afstemming van de doelstellingen en de opleidingspraktijk met de beroepspraktijk wordt voldaan: vergaren en analyse 'resultaat': stagementorendagen, werkveldcommissie; onderzoek curriculum (competentiesets) door studieleiders, per vakklas, in samenwerking met vertegenwoordigers uit de beroepspraktijk (jaarlijks); alumnionderzoek, (volgend jaar te starten); curriculumevaluaties 4e jaars, (jaarlijks); vakevaluaties, (elk vakonderdeel komt periodiek aan de orde); propedeuse-evaluaties (jaarlijks); medewerkerstevredenheidonderzoek (Hogeschoolbreed, tweejaarlijks). Diverse medewerkers in verschillende functies zijn medeverantwoordelijk voor de resultaten van de kwaliteitszorg, zoals tot uiting komt in de overlegstructuur. Studieleiders voeren naar aanleiding van de analyse van de resultaten van het curriculumonderzoek (in samenhang met de analyses van vak- en jaarevaluaties) een verdiepend onderzoek uit naar de werkzaamheid van de competentiesets (en de vertaling naar het programma). Hierbij lopen zij het hele programma met een aantal vertegenwoordigers van het beroepsveld door. De aanbevelingen hieruit worden weer naar het studieleideroverleg teruggekoppeld en geven aanleiding tot verbeteracties. Personeel wordt bevraagd over de kwaliteit van de opleiding en de werkomstandigheden door middel van het Hogeschoolbrede werknemersonderzoek, tijdens functioneringsgesprekken en docentenoverleg, opleidingscommissie, enzovoort. Het personeel wordt op de hoogte gehouden (kan zich op de hoogte houden) van het resultaat van besprekingen in de overlegorganen, alsmede van eventuele verbeteracties via persoonlijk contact, notulen, mededelingen op het intranet, enzovoort. Studenten zijn betrokken bij de kwaliteitszorg via programma- en vakevaluaties en via de opleidingscommissie. Door het decanaat komen ervaringen van studenten ook terecht in de overlegstructuur. Ook worden de studenten op de hoogte gehouden (kunnen zich op de hoogte houden) van het resultaat van besprekingen in de overlegorganen, alsmede van eventuele verbeteracties - via persoonlijk contact (met name vakevaluaties in contact met betrokken docenten), notulen, mededelingen op het intranet, enzovoort. In studiejaar 2006/2007 kent de opleiding voor het eerst afstudeerders, er zijn dus nog geen alumni betrokken bij de evaluaties.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport en Bewegen – Haagse Hogeschool – december 2007 42
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet als voldoende De bevindingen zoals hierboven vermeld zijn voor het auditteam reden om tot dit oordeel te komen. Studenten, docenten en het afnemend beroepenveld zijn systematisch betrokken bij de evaluatie van de opleiding. Via (i) interne evaluaties op opleidingsniveau en op hogeschoolniveau en via (ii) externe onderzoeken en enquêtes.
SAMENVATTEND OORDEEL “INTERNE KWALITEITSZORG”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Interne Kwaliteitszorg” voor de opleiding als voldoende. Het kwaliteitszorgsysteem omvat een scala aan interne en externe evaluatie-mechanismen die aantoonbaar leiden tot specifieke, en daardoor meetbare, verbeterdoelstellingen, die worden voorgelegd aan docenten en studenten. Studenten, docenten en het beroepenveld worden geïnformeerd over de verbetermaatregelen. De uitvoering van de verbetermaatregelen wordt planmatig gemonitord. Opmerking: in studiejaar 2006/2007 kent de opleiding voor het eerst afstudeerders, er zijn dus nog geen alumni betrokken bij de evaluaties.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport en Bewegen – Haagse Hogeschool – december 2007 43
Onderwerp 6: Resultaten Dit onderwerp kent twee facetten: 1. gerealiseerd niveau; 2. onderwijsrendement.
Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Criterium Het facet ‘Gerealiseerd Niveau’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de gerealiseerde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties?
Bevindingen Om een antwoord te krijgen op de vraag of de feitelijk gerealiseerde eindkwalificaties overeenkomen met de nagestreefde, is het auditteam nagegaan of, en zo ja hoe, de opleiding het beroepenveld daarbij betrekt en tot welke conclusie dat heeft geleid. De opleiding heeft van de feitelijk gerealiseerde eindkwalificaties een goed beeld op grond van de informatie die zij verkrijgt via vertegenwoordigers uit de stagebiedende organisaties, aan wie gevraagd wordt naar hun oordeel over het niveau van de bij hen werkende studenten. Voorts zijn aan het einde van de opleiding vertegenwoordigers uit het beroepenveld betrokken bij de beoordeling. Uit deze beide bronnen komt een positief oordeel naar voren over de kwaliteit van de afgestudeerden. Daaruit blijkt in ieder geval dat de feitelijk gerealiseerde eindkwalificaties in termen van beroepsgeoriënteerdheid door het werkveld als voldoende worden beschouwd. Het auditteam heeft (at random) een aantal afstudeerwerkstukken beoordeeld. De deskundigen hebben daarbij niet alleen gekeken naar het beroepsgeorienteerde facet, maar ook naar het niveau. Welnu, de afstudeerwerkstukken waar het auditteam inzage in heeft gehad, zijn in hun probleemstelling beroepsgeoriënteerd en actueel maar missen een diepgang en complexiteit die wijst op een gedegen en brede (theoretische) kennis op een niveau dat normaliter van HBO-studenten moet worden geëist. Het auditteam acht daarom het gerealiseerde niveau als onvoldoende. De opleiding is zich ervan bewust dat de onderzoeksdimensie en de complexiteit van de afstudeerwerkstukken verbetering behoeven en zij heeft daartoe de volgende maatregelen getroffen: de introductie van een formele toelatingseis om tot de afstudeerfase te worden toegelaten: 80% van het totaal in de hoofdfase te behalen EC’s moeten zijn behaald; het aantrekken van drie extra docenten (twee op master niveau, één gepromoveerde) met name voor de versterking van de component ‘management: theorie en skills’, de onderzoekscomponent en de coaching van afstudeerders; ieder student krijgt een afstudeercoach; aanscherping van de criteria waaraan afstudeerwerkstukken moeten voldoen. Die aanscherping heeft o.a. betrekking op (i) reikwijdte en complexiteit, (ii) onderzoeksmethodologie en -aanpak, (iii) kwaliteit van bronnen.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport en Bewegen – Haagse Hogeschool – december 2007 44
Oordeel: onvoldoende Het auditteam kwalificeert dit facet als onvoldoende de gegevens die de opleiding heeft overlegd met betrekking tot het oordeel van het beroepenveld en andere experts over de kwaliteit van de stagiaires en afgestudeerden laten een positieve waardering zien, maar eigen waarneming van de afstudeerwerkstukken leidt tot de conclusie dat de afstudeerwerkstukken weliswaar voldoende beroepsgeoriënteerd zijn, maar nog de diepgang en complexiteit missen die men op HBO-niveau moet eisen.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport en Bewegen – Haagse Hogeschool – december 2007 45
Facet 6.2. Onderwijsrendement Criteria Het facet ‘Onderwijsrendement’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn er, al dan niet in samenspraak met verwante opleidingen, streefcijfers geformuleerd in vergelijking met andere relevante opleidingen? Voldoet het onderwijsrendement aan deze streefcijfers?
Bevindingen D opleiding hanteert als streefcijfers: Propedeuserendement na twee jaar: 70%. De opleiding realiseert een rendement van gemiddeld 65% en zij benadert derhalve haar streefcijfer. Hoofdfaserendement : streefcijfer 90 %?. Over het onderwijsrendement van de hoofdfase valt thans nog geen zinvolle uitspraak te doen. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: De opleiding hanteer aanvaardbare streefcijfers. Propedeuserendement is op aanvaardbaar niveau.
SAMENVATTEND OORDEEL “RESULTATEN”: Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Resultaten” als voldoende. Het gerealiseerde niveau komt weliswaar niet overeen met het hoge niveau dat door de opleiding wordt nagestreefd en door het werkveld wordt verlangd, maar de deels reeds gerealiseerde verbeteracties, met name: (i) inzet extra docenten van hoog niveau, (ii) intensivering van het onderwijs in termen van contacturen, uitbreiding les- en/of leesopdrachten en verzwaring van de programmacomponenten visieontwikkeling, onderzoek(svaardigheden) en management: theorie en skills en (iii) de aanscherping van het afstudeer beoordelingskader, wettigen de verwachting dat het niveau van de afgestudeerden in 2008 aan zienlijk hoger zal liggen dan thans het geval is. Over het opleidingsrendement valt nog geen betekenisvolle te doen. Het propedeuse rendement is constant en op acceptabel niveau.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport en Bewegen – Haagse Hogeschool – december 2007 46
3.
SAMENVATTEND OORDEEL
3.1.
Oordeelschema HBO bachelor opleiding Sport en Bewegen [Sportmanagement] , voltijd HBO BACHELOR OPLEIDING Sport en Bewegen [Sportmanagement], voltijd
Onderwerp / Facet
Oordeel
1. Doelstellingen Opleiding
V
1.1. Domeinspecifieke Eisen
G
1.2. Niveau Bachelor
V
1.3. Oriëntatie HBO
V
2. Programma
V
2.1. Eisen HBO
V
2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma
O
2.3. Samenhang Programma
V
2.4. Studielast
V
2.5. Instroom
G
2.6. Duur
V
2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud
V
2.8. Beoordeling en Toetsing
V
3. Inzet van Personeel 3.1. Eisen HBO
V V
3.2. Kwantiteit Personeel
V
3.3. Kwaliteit Personeel
O V9
4. Voorzieningen 4.1. Materiële Voorzieningen
G
4.2. Studiebegeleiding
V
5. Interne Kwaliteitszorg
V
5.1. Evaluatie Resultaten
V
5.2. Maatregelen tot Verbetering
V
5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld
V
6. Resultaten
V
6.1. Gerealiseerd Niveau
O
6.2. Onderwijsrendement
V
Samenvattend oordeel
9
V
Extra aantekening: goed.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport en Bewegen – Haagse Hogeschool – december 2007 47
3.2.
Integraal oordeel/ advies aan NVAO
Op basis van zijn bevindingen met betrekking tot alle in het NVAO-Accreditatiekader vermelde onderwerpen en facetten, concludeert het auditteam dat de door de Haagse Hogeschool, in casu de Academie voor Spotstudies, verzorgde voltijd HBO bachelor opleiding Sportmanagement in aanmerking komt voor accreditatie door de NVAO.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport en Bewegen – Haagse Hogeschool – december 2007 48
BIJLAGE I:
Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaring auditoren
Drs. W. G. van Raaijen Willem van Raaijen was jarenlang aan het Luzac College verbonden als rector. Hij was daar tevens voorzitter van de landelijke examencommissie, lid van de commissie voorbereiding Tweede Fase en voorzitter van de landelijke vakgroep Nederlands. Verder bekleedde Van Raaijen een staffunctie als Manager Opleidingen & Trainingen bij de holding waartoe het Luzac College als één van de 25 werkmaatschappijen behoorde. Vóór de overstap naar Hobéon werkte hij nog als consultant public search voor de Interlace Group. Voor deze organisatie was hij werkzaam binnen de onderwijswereld, bij ministeries en gemeentes en bij organisaties die opereren op het snijvlak publiek en privaat zoals onderzoeksinstellingen en omroepen. Bij Hobéon houdt Van Raaijen zich bezig met organisatieadvies, marktonderzoek en certificering. Prof. dr. P. de Knop, MA Paul de Knop (doctoraat Lichamelijke Opvoeding, licentiaat Vrijetijdsagogiek – Vrije Universiteit Brussel, master degree Sociology of Sports & Sportmanagement – University of Leicester, UK) is gewoon hoogleraar aan de Vrije Universiteit van Brussel en sinds 1997 bijzonder hoogleraar aan de Universiteit van Tilburg. Binnen de Faculteit “Lichamelijke Opvoeding & Kinesitherapie” doceert hij Sportsociologie en Sportbeleid. Zijn onderzoek heeft in het bijzonder betrekking op de kwaliteitszorg en beleid (management en sociologie). Hij voerde onderzoek uit in opdracht van o.a. de Raad van Europa, Bloso, BOIC, Vlaamse Minister van Onderwijs, Vlaamse Minister van Sport, Koninklijke Belgische Voetbalbond, het Fonds voor Nederlands Wetenschappelijk Onderzoek, diverse Sportfederaties, de Koning Boudewijnstichting, NOC*NSF, VWS. Hij was voorzitter van de Raad van Bestuur van het Bloso (van 1999 tot 2006) en vanaf 2002 voorzitter van de Raad van het Gemeenschapsonderwijs. In 1990 was hij voorzitter van de Staten-Generaal voor de Sport (Sport 2000) In 1997 was hij penvoerder van het Strategisch Plan voor de Sport en in 2004 was hij de voorzitter van de stuurgroep die het Topsportactieplan 2016 samenstelde. In 2003 was hij voorzitter van de onderwijs visitatiecommissie LOSBM in Nederland. In 1992 verkreeg hij de Piet Theysprijs voor het wetenschappelijk onderzoek inzake jeugdsport en jeugdsport promotie (Ministerie Vlaamse Gemeenschap) en in 1996 het Panathlon-Jeugdsport Stipendium “Door kwaliteit naar kwantiteit”. Hij is auteur van 25 nationale en internationale publicaties, van 40 wetenschappelijke artikelen in internationale (peer reviewde) tijdschriften. Sinds 2004 is hij Decaan van de Faculteit Lichamelijke Opvoeding en Kinesitherapie van de Vrije Universiteit Brussel en Adjunct-kabinetschef van de Vlaams minister van Sport. Sinds 2005 is hij lid van de International Board of Advisors for the public sector van Unisys. Drs. W van Kasbergen Wilma van Kasbergen (doctoraal Scandinavische Talen – Universiteit Utrecht, post doctoraal Wetenschappelijk Bibliothecaris – VU Amsterdam) is sinds 2006 werkzaam bij Grontmij Marktplan. Daarvoor (1999 – 2005) was zij zes jaar lang directeur van de NFWS, organisatie voor sportkader en medeoprichter van NL Coach. Beide organisaties voor belangenbehartiging en deskundigheids-bevordering van coaches op alle niveaus met een breed dienstenpakket van o.a. bijscholingen, verzekeringen, vakbladen voor de leden en projectontwikkeling. Daarvoor (1996 – 1998) was zij werkzaam bij het NIZW, Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn, waar zij binnen het International Centre verantwoordelijk was voor productontwikkeling ten behoeve van zorg- en welzijnsorganisaties.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport en Bewegen – Haagse Hogeschool – december 2007 49
De basis voor het werk in de welzijnsector is gelegd door jarenlange werkervaring binnen de koepel voor vrijwilligerswerk, NOV. Hier was zij verantwoordelijk voor het opzetten van een informatie- en documentatiefunctie en public affairs. Binnen Grontmij is zij werkzaam op de gebieden sport, welzijn en onderwijs. Het afgelopen jaar is zij betrokken geweest bij een groot project rond Cultuurhuizen en bij verschillende onderzoeksopdrachten van het ministerie van VWS en een aantal gemeenten op sportgebied. J. Rijpstra Jan Rijpstra (afgestudeerd Academie voor Lichamelijke Opvoeding – Groningen 1979) is thans burgemeester van Tynaarlo. Hij heeft een brede kennis en ervaring op het gebied van sport, en wel vanuit verschillende invalshoeken: onderwijskundig, bestuurlijk, politiek. Van 1979 tot 1988 was hij leraar LO (mavo, havo en vwo te Groningen en Leek), van 1981 tot 1991 docent Bouw en Inrichting Sportaccommodaties (ALO Groningen), van 1985 tot 1994 docent LO (Hogeschool Drenthe, PABO en HEAO). Zijn bestuurlijke ervaring laat zich als volgt samenvatten. Vanaf 1997 tot 2000: Lid Bestuur van de Nederlandse Vereniging voor Fysiotherapeuten in de Sportgezondheidszorg, vanaf 2002 tot 2004: Secretaris Stichting Eurochamp, Europese Kampioenschappen Atletiek voor gehandicapten in Assen, vanaf 2002 tot heden: Voorzitter jury “Sportiefste School van Nederland”, vanaf 2003 tot heden: Voorzitter Platform Sport en Ontwikkelingssamenwerking, vanaf 2004 tot heden: Lid jury “Sportiefste School van Europa”, vanaf 2004 tot 2007: Voorzitter Koninklijke Nederlandse Base- en Softballbond, vanaf 2005 tot heden: Lid Raad van Commissarissen Sport Drenthe, vanaf 2006 tot heden: Lid Bestuur Vereniging Sport en Gemeenten, vanaf 2007: Voorzitter Hanzevast / Capitals (basketbal). Rijpstra was van mei 1994 tot augustus 2005 Lid Tweede kamer der Staten-Generaal (VVD). In de periode 1994 tot 2002 was hij namens zijn fractie woordvoerder op o.a. de volgende gebieden: Asielbeleid, Integratie, Grote Stedenbeleid, Onderwijs, Welzijn en Sport. Van 2002 tot 2005 was hij woordvoerder op o.a. de gebieden Cultuur, Sport en Voetbalvandalisme. In die periode was hij ook lid van het presidium en ondervoorzitter Tweede Kamer. Drs. M.Th.M. Sturkenboom Marcel Sturkenboom (doctoraal Bewegingswetenschappen – VU Amsterdam; voorts opgeleid aan IMD Lausanne, INSEAD Parijs en Harvard Business School USA) is sinds 2004 directeur Sport binnen NOC*NSF. Van 1999 tot 2004 was hij, eveneens binnen NOC*NSF, directeur Topsport. Hij was/is lid van de Teams de Misson Olympische Spelen van Atlanta tot en met Beijing. Andere onderdelen van zijn loopbaan die hier van belang zijn: hij was als beleidsmedewerker werkzaam bij de Directie Sport van het Ministerie VWS (toen: WVC). 42-Voudig internationaal volleybalspelend voor landskampioen Delta Lloyd/AMVJ. Trainer/coach dames eredivisie Delta Lloyd/AMVJ. R.P.J. van den Bekerom Ronnie van den Bekerom studeert sinds 2003 Sport en Bewegen aan de CALO in Zwolle. Hij heeft ruim drie maanden stage gelopen bij The Kids League in Uganda, een organisatie die sport biedt voor kinderen van 4 t/m 14 jaar en bij Betaald Voetbalorganisatie VVV-Venlo, als coördinator van een werkgroep “Certificering van de jeugdopleiding”.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport en Bewegen – Haagse Hogeschool – december 2007 50
Drs. R. F. H.M. Stapert Rob Stapert, afgestudeerd aan de (toenmalige) Katholieke Universiteit Nijmegen: Nederlandse Taal- en Letterkunde / Algemene Taalwetenschappen, was van 1976 tot 1981 als docent (Lerarenopleiding en Athenaeum) werkzaam in Suriname. Nadien is hij in uiteenlopende functies betrokken geweest bij de ontwikkeling van het Nederlands HBO (met name de lerarenopleidingen basisonderwijs en voortgezet onderwijs, de implementatie van het HBO Informatica Stimuleringsplan en de HBO fusieoperatie). Vanaf 1992 tot 2001 heeft Stapert in enkele Oost-Europese landen als long-term resident technical advisor de uitvoering begeleid van EU Phare programma’s, gericht op innovatie van het middelbaar beroepsonderwijs en de introductie van hoger beroepsonderwijs. Van 2001 tot 2005 was hij intensief betrokken bij het management en coördinatie van het landelijk AXIS-programma gericht op een brede invoering van techniek in het Nederlandse basisonderwijs en de PABO’s. Thans is hij vooral werkzaam in het kader van de accreditatieonderzoeken die door Hobéon Certificering worden uitgevoerd.
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport en Bewegen – Haagse Hogeschool – december 2007 51
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport en Bewegen – Haagse Hogeschool – december 2007 52
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport en Bewegen – Haagse Hogeschool – december 2007 53
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport en Bewegen – Haagse Hogeschool – december 2007 54
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport en Bewegen – Haagse Hogeschool – december 2007 55
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport en Bewegen – Haagse Hogeschool – december 2007 56
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport en Bewegen – Haagse Hogeschool – december 2007 57
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport en Bewegen – Haagse Hogeschool – december 2007 58
BIJLAGE II: Programma Visitatie - 18 juni 2007 HBO bachelor opleiding Sport en Bewegen [Sportmanagement] Haagse Hogeschool
Tijd 08.15 – 08.30 08.30 – 09.00
Gesprekspartners
Auditoren
09.00 – 09.15
Directie / Management
Onderwerpen Inloop door en ontvangst van auditteam
Auditteam John van den Berg, directeur
x)
Voorbespreking auditteam - Kennismaking
Auditteam
- Definitieve vaststelling programma
Auditteam
- Strategisch beleid, visie, missie
Annemiek Haak, teamleider
09.15 – 10.15
Directie / Management John van den Berg, directeur
- Marktpositie / Instroom / Toelating
Annemiek Haak, teamleider
- Internationalisering - Innovatie - Kwaliteitszorg - Minoren - Relatie beroepenveld - Personeel / Scholing - Resultaten / Onderwijsrendement - Alumnibeleid
10.15 – 11.15
Coördinatoren
Auditteam
Annemiek de Kraauw (propedeuse)
- Verkorte route
Gerda Aarssen
(stage)
- Vrijstellingen / EVC
Maarten Geffen
(SLB)
- Praktijkcomponent/ Stage
Anco Bulk (co bewprkt)
- Afstuderen
(afstudeerfase)
- Minoren
John Bierlee
- Beoordelingskader afstuderen
Christa Reurings
12.45 – 13.30 13.30 – 14.30 14.30 – 15.15
- Studie(loopbaan)begeleiding
(idem)
11.15 – 11.30 11.30 – 12.45
- Aansluiting instroom en programma
Docenten
Auditteam
Interne terugkoppeling, verificatie
Auditteam
- Relatie beroepenveld
Ingrid Brand
- Ontwikkelingen beroepsdomein
Maarten Van Geffen
- Onderwijsontwikkeling
Christa Reurings
- Samenhang programma
Dirma Eisenga
- Toetsen en beoordelen
Anco Bulk
- Coaching afstudeerfase
Surya Hardjosusono
- Internationalisering
Bert Samson
- Scholing
Rondleiding voorzieningen / Presentatie minor Studenten Dorien Kweekel, 1e jr e
Auditteam (Deel) Auditteam Auditteam
Lunch, interne terugkoppeling, verificatie - Verificatie algemene en opleidingsspecifieke voorzieningen - Informatievoorziening - Aansluiting vooropleiding / Toelating
Bas Marinot, 1 jr.
- Toetsen en beoordelen
Ilse Boerma, 2e jr.
- Studiebegeleiding (incl. stages)
e
Casper Alders, 3 jr.
- Studeerbaarheid / Studielast
Rembrandt Nieuwveld 3e jr
- Materiële voorzieningen
e
Peter du Prie 4 jr
- Praktijkcomponent
Leon Zandvliet 4e jr
- Afstuderen
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport en Bewegen – Haagse Hogeschool – december 2007 59
Tijd 15.15 – 15.45
Gesprekspartners Kwaliteitszorg
Auditoren (Deel) Auditteam
Annemiek Haak
Erik Böhm Loenie Osse (ovb)
Onderwerpen - Evaluatie van resultaten - Maatregelen tot verbetering - Betrekken van medewerkers, studenten,alumni, werkveld - Interne monitoring en rapportages
15.15 – 15.45
Verificatie documenten
(Deel) Auditteam
15.45 – 16.15
Examencommissie
(Deel) Auditteam
Gerda Aarssen
- Kwaliteitsborging toetsen en Beoordelen - Handboek
Annemiek Haak
- Toetscommissie
Surya Hardjosusono
- Bevoegdheden Examencommissie - Kwaliteitsborging afstudeerders
15.45 – 16.15
Verificatie documenten
16.15 – 16.30
(Deel) Auditteam Auditteam
Interne terugkoppeling en bepaling ‘pending issues’
16.30 – 16.45
Nader te bepalen gesprekspartners
16.30 – 16.45
Verificatie documenten
(Deel) Auditteam
Pending issues
(iedereen beschikbaar)
16.45 – 17.45
(Deel) Auditteam Auditteam
Intern overleg en bepaling voorlopige beoordeling
17.45 – 18.00
Alle gesprekspartners & genodigden
Auditteam
Terugkoppeling voorlopige beoordeling
x) Auditteam: Drs W.G. van Raaijen
voorzitter - Hobéon Certificering
Prof. dr. P. de Knop
lid, domeindeskundige
Drs. W. van Kasbergen
lid, domeindeskundige
J. Rijpstra
lid, domeindeskundige
Drs. M. Th. M. Sturkenboom
lid, domeindeskundige
R. van den Bekerom
lid, student
Drs. R.F.H.M. Stapert
lid, onderwijsdeskundige - Hobéon Certificering secretaris
©Hobéon® CertificeringAdviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Sport en Bewegen – Haagse Hogeschool – december 2007 60