Presented to the
library of the UNIVERSITY OF
TORONTO
by
Professor Hans de Groot
Digitized by the Internet Archive in
2011 with funding from University of Toronto
http://www.archive.org/details/verzameldetoonee01heij
VERZAMELDE
TOONEELSPELEN EN
OPSTELLENOVERTOONEEL DOOR
HERM. HEIJERMANS
I.
Jr.
EERSTE DEEL. UITKOMST VREEMDE JACHT
AMSTERDAM -
II.
S. L.
VAN LOOY
—
1909.
VERZAMELDE TOONEELSPELEN.
Bundel
II
van deze Serie
bevatten:
zal
„HET ZEVENDE GEBOD"
„GHETTO" Bundel
(1899), vijfde druk.
(1898), vijfde, geheel herziene druk.
III:
„OP HOOP VAN ZEGEN" „DE MEID"
(1900), vijfde druk.
(1905), eerste druk.
Bundel IV:
„DE OPGAANDE ZON"
(1908), eerste druk enz.
=^
CF
VERZAMELDE
TOONEELSPELEN EN
OPSTELLEN-OVER-TOONEEL DOOR
HERM. HEIJERMANS
I.
Jr.
EERSTE DEEL. UITKOMST (1907). VREEMDE JACHT 11.
AMSTERDAM —
S. L.
VAN LOOY -
(1907).
1909.
Het recht van opvoering nadrukkelijk voorbehouden volgens de Wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
-
1987
VOORWOORD. De noodig geworden herdrukken van en
de
«voorraad*
verschillende Spelen,
nieuwe, deed tot de uitgave
in
dezen vorm
besluiten.
Achtereenvolgens, niet in chronologische orde, zullen in deze Bundels tooneelstukken en vroeger gepubliceerde opstellenover-tooneel verschijnen, de laatste voornamelijk om tegenover uitnemend-malie tijdsverschijnselen de meening van iemand te stellen, die er van af zijne eerste kleine daad voor het Hollandsch tooneel op wees, dat het gekakel der velerlei stuurlieden-aanden-wal, die dagelijks, wekelijks, maandelijks, met gezwollen strotjes en zelfgenoegzame gebaren, de wegen beduiden, die tot «verheffing van het tooneel« moeten voeren -- dat het gezwam dezer wijzen over »technische« tooneel-inrichting, over de noodzakelijkheid van een »intiem tooneel*, over een »keurtroep«, «nieuwe idealen« — en over stuitende »tendenz«, over wat voorts het allegaartje van breede bepeinzing, mode en snobisme pleegt te baren — dat het waanwijs en potsierlijk betoog dezer scribenten, die in den grond op arbeid van anderen parasiteeren, in diepste mate belachelijk is. Of men zich in het eigen land of daarbuiten bevindt: overal domineert de wet, dat kunst en kunstenaars af-
hankelijk
zijn,
Gemeenschap
dat eene op loondienst gebaseerde directe wisselwerking slechts dat
in
klasse-vermaak op den duur duldt, hetwelk zich in levensbeschouwing onderwerpt.
aan haar
Deze maatschappij met haar verwelkte idealen, haar gemis aan respect voor eigen verleden zelfs, kan geen ander plankenland hebben dan zij bezit. Iedere poging, buiten maatschappelijke werking om, moge zij is voor den onteenige jaren bijzonderen schijn wekken leder van het verval een relletje. De waarachtige hervorming van het tooneel, waarlijk bijzaak naast zooveel gewichtiger aangelegenheden, heeft eene ge-
—
zonde gelukkige, sterke Gemeenschap noodig. «Zullen?*,
vroeg
'k
in
1899 (»Tooneel en Maatschappij*):
•zullen dan al de gewichtigen, pedantjes en half-wetenden, die met kunst en nog eens met kunst sollen, nooit snappen, dat dezelfde fataliteitswet eene kommerciëele maatschappij en haar Het verval van het toonee! is verschijnselen beheerscht?. een camera-obscura-beeld van het verval der maatschappij...* Het verval in Holland - het zij, bij het in gang zetten dezer Serie en tot besluit van een Voorwoord, dat in na te komen Opstellen behoorlijk gedocumenteerden weerklank vindt, opgemerkt is niet zoo deerlijk als het verval in het buitenland. Gewend als wij tam-nuchtere, betweterige Hollanders zijn, om alles wat we in de meerendeels duffe geledingen van ons openbaar leven opletten, met breeder geteem dan voor de beteekenis der zaak passend is, aan de voornaam-geestelijke spelingen onzer ik-jes te toetsen, willen we het dikwerf doen voorkomen, of wij in het zog van imponeerende buitenlandsche zeekasteelen loeven. Dit is lak. .
.
—
We behoeven ons zelven niet ontuchtiger voor te dan de grove ontucht der omstandigheden het bepaalt.
stellen,
alle landen der nog tierig-ongecultiveerde wereld, zwiept maatschappelijke verwording tot bruuter, afstootender schouwburg-industrie, dan bij ons mogelijk is. Wie ruimer ziet en zijne heroische theater-inzichten, niet tot de paar goedige Hollandsche tooneelgezelschapjes besnoeit, weet dat nergens het gekristalliseerd klassevermaak zoo schel bovendrijft als in de groote kunst-centra van Europa. De heerschende klasse héérscht daar vet-lippig en met een gefatigeerden lach. De theaterkas-bijdragen van het »schellinkje« kunnen er gemist
In
de
worden.
De heele bouw van den schouwburg is eene verteedering 'n lompe minachting tegenover tegenover duur-betalenden het plebs, dat daar-boven nauwelijks zien kan en de kwalijke lucht van benee gul-weg geschonken krijgt. In klein-burgerlijk Holland kan de theater-ondernemer den engelenbak finantieel niet uitschakelen. Bij de lauwe schouwburgrecettes heeft 't schellinkje een zwakke stem in het kapittel. Dat is een voorrecht. Tot de ziekelijke decadentie van theater-luxe-doosjes (spot en hoon van alle gemeenschapskunst) zullen wij nimmer geraken. Het intelligent, óók betalend schellinkje is in Hollandsche schouwburgen een »ballast«, dien het buitenland met zijn volslagen met-handen-en-voeten-overgeleverd zijn aan duurdere
—
plaatsen niet kent. Mij dunkt dat de herwonnen voeling met een deel van het publiek, tegen gindsche techniek en gindsche monteering
ruimschoots opweegt. De toekomst met haar onafwendbare gebeurtenissen is aan aan het proletariaat. de proletarische levensbeschouwing De eerste kunst-stappen dier toekomst lijken voor de kleine, afgezonderde, niet door de groot-industrie ook op dat gebied dood-gemoorde landen weggelegd Men kan zich in de onderstelling vergissen het gezond verstand en de feiten stutten het vermoeden naar alle zijden. Noch in Denemarken, noch in Zweden, noch in Holland (om drie voorbeelden van politiek en economisch zwakke volkeren te geven) zal het vermaak zóó industrieel kunnen ontaarden als in steden met wereldrumoer. Daarenboven hebben wij eene literatuur, rijper, rijker van op mannen basis dan menig ander land, eene literatuur die met gemeenschapsbegrip wacht. Een volk naar zijn geestelijke zoekers schattend en niet naar zijn rampzalig geprots met oorlogsmateriaal en weelde, hebben wij in het begin dezer eeuw het verlof te glimlachen. En het geblaas over het verval der kunsten ten onzent, het gekef der velen die van geen oorzaak en verband weten en hoera kermen bij het gedobber van een giorno-lampje in een donkeren stormnacht, mogen we als ondoordacht gedoe, gelijk iedere periode in onverschillig welken tijd, 't te slikken kreeg, aanvaarden. De kunstzinnige hervorming van het tooneel kan eerst na :
—
het herstel
—
e
ener waarlijke maatschappelij ke orde
door samenwerking der zusterkunsten, geschieden. Van de spelers is thans niet meer te eischen dan de dictator
Theaterkasi) veroorlooft.
Deze hard-werkende lieden over het inzakken van hun vak beschimpen, hen met hautaine woorden (op puur vermoeden van hoe u 't achter uw inktpot zou willen hebben — u, hum!) de les te lezen, is ook daarom in verhouding tot het wurmend gerepeteer, het reizen, trekken en spelen dier menschen. zoo dom, laf en tergend-quasi, omdat er slechts een paar in Holland zijn. in staat een vakkundigen raad te geven. En die paar zwijgen. In tijden van infectie pijnigt en geeselt men liever geen ge-
te
infecteerden die
—
men
op tooneelgebied
tracht de infectie in
verwijderen, infectie de schouwburgen
te
bijkomende mate
in
zelf woekert.
En de tooneelstukken?
—
we weten hoe laat het is sterk het verval zich ook hierin openbaart: het geblinddoekt ideaal, het ideaaltje dat in het verleden blijft scharrelen en het ideaal dat met lodderende het Komende niet zien wil oogjens 'n fopspeen belurkt en zich als nieuw-verniste pagode dat ideaal met 'n bij het ongevaarlijk klasse-vermaak voegt Wel, vrienden
Hoe
—
—
horrelvoet en 'n waterhoofd, vooral bang en pretentieus tegenover het eenig Ideaal-van-klassieke-vormen dat «in 't Oosten dat ideaal kan bezwaarlijk thans nog in de tent daagt» der getuigenis worden toegelaten. „Wie er, zooals gebruikelijk is, 'n directeur op nawijst, dat hij op 1) „recettes tukt en „de belangen der kunst verwaarloost", maakt den voozen
—
„indruk een verfijnd kunstkenner te zijn, terwijl-ie in waarheid den kiezen„trekkenden charlatan de concurrentie aandoet, die op 'n boerenkermis, bij 't „gebulk van lachende kinkels en tierende meiden, de breedbekkige verzekering schort, dat de in haar wortels geknapte, door bloed-gulp bestoven tand, „'t pijnloos uitscheurde. Het wreed, door niets gemotiveerd geraas, dat den wier visie „hollandschen theaterkoopman van verschillende kunst-dandy's „van kunst en maatschappij den Droomleven-zelfkant verschalkt — bespringt, „is volkomen ongeoorloofd. De Theaterkas is dictator. Alleen zij. Er is bijna „geen andere tak van kunst aan te wijzen, waar het dadelijk-nijpend verband „tot de bestaansvoorwaarden zich zoozeer openbaart, als bij 't dobberend „geworstel van een theater-ondernemer, die aan de eene zij slaaf is van den „betalenden publieken smaak, aan de andere door ieder onwijs kunst-poten„taatje geringeloord en a contant benadeeld wordt. De gezondste les voor „de meeste dier heeren, die te over meestal vader van het een of ander „dramatisch product zijn, dat geen plankenland kan beademen, ware 'n maand „administratieve bezigheid in 'n theaterbureau". „Aanteekeningen over Tooneel", XXste Eeuw, Januari 1906.
—
.
.
.
Voor ons, socialisten en ^materialisten», zij het een genot in een worstelenden overgangstijd tot ontwaking van derden bij te dragen. Voor ons is deze periode van frissche ontroeringen heeft éénige generatie zooveel meegemaakt? eene in schoonheid groeiende werkelijkheid, waarvan elk nieuw gerucht de wilskracht versterkt. Heeft de geestelijke arbeider meerder fossiel recht te «blijven leven» dan ontelbare andere arbeiders, die zich over de heele wereld voor nobele gemeenschapsbelangen offeren? Is het al niet eene vreugde een klein dienaar der samenleving te zijn reiken we mekaar niet van geslacht op geslacht de hand? Is het geloof in de toekomst, waartoe men meê heeft getracht, niet overvoldoende om blijmoedig voort te gaan?
—
—
—
Al zou al je geschrevene tot verdorrend loof behooren — haha, wat deert het! Je hebt je tijd zoo kostelijk, zoo heerlijkwillend meegeleefd, zoo diep-hartstochtelijk, zoo met gebalde vuisten, zoo begaan, zoo in-afwachting, zoo met den teederen lach van genegenheid, dat je menschelijk-tevreden kan zijn
Berlijn, Augustus 1909.
HEIJERMANS.
UITKOMST.
UITKOMST. SPEL-VAN-DROOM-EN-LEVEN IN
TWEE AFDEELINGEN DOOR
HERM. HE1JERMANS
JR.
Het recht van Opvoering nadrukkelijk voorbehouden volgens de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No.
124).
Voor de te
eerste
maal
opgevoerd
en
uitgefloten
Amsterdam, op 2 November 1907.
DRAMATIS PERSONAE. Thijs Banes, een kruier. Bet, zijn vrouw. Jacob, scharenslijper, zijn kinderen. Sien, fabrieksmeid, i
Jan,
I
De Dokter. De Kapelaan. RlJKSVELDWACHTER. Lammersen, waschbaas. Aaltje, zijn vrouw. De Bakker. De Schoenlapper. Bonnet, bovenbuurman. Riesje, zijn dochtertje.
De Zwaan. De Meneer-van-de-Bank. De Schele. Een menigte.
(l
ste ,
Het Spel geschiedt
2 de 3 de 4 de 5 de stem). ,
te
,
,
Amsterdam.
EERSTE AFDEELING. (Het tooneel ver-beeldt het pothuis van een kruier, laag van verdieping, met een vervelooze binten-laag. In den havegecementeerden achtermuur bevindt zich een loozen, langwerpig tuimelraam met vale gordijnen. In den hoek' rechts van achterwand en zijwand, een ombuigende trap met onderdeurtje, tot de straat toegang gevend. Tegen die trap aan, langs de rechterzijwand, twee bedsteden. Onder het tuimelraam een ijzeren ledikant. In den linker-hoek van achterwand en zijwand lijnen waaraan de wasch te drogen hangt: heel voor een slap gespannen beddelaken. De linkerwand, met een verschoten behang, toont naden van gespleten planken. In het derde plan van die wand de afvoer voor de gebarsten potkachel. Daarnaast, tweede plan, een ladenkastje met heiligebeeldjes. Tegen het beschot, éérste plan, een lompe tafel, waarboven een flauwbrandende petroleumlamp. Meer naar de zijde der bedsteden een kleinere withouten tafel, die voor werkbank dienst doet en door een eind kaars in een flesch belicht wordt. Aan de bovenbinten hangen eenige kleinere takels. Late Februari-middag. Zwakke schemer door de gordijnen van het tuimelraam).
Eerste Tooneel. Thijs, Jacob, Si en. Thijs (door het tuimelraam een hijschtouw vierend, dat Jacob langzaam bost). Meer van 't bed van de jongen afhoue al de smurrie valt op de deken
—
.
.
Jacob poos
Droog zand. Vooruit maar! komt 'r geen end an?
(norsch).
(bost een
voort). Verroest,
Thijs (wiens
Of
Jacob.
d'r gedorie
maar heupe
je
alleen
zichtbaar
wat?
je
Thijs, 'k Zal
op
broekspijpen
en
voeten
Zee
zijn).
zegge
ja
—
geen end an komt?
'k versta
—
anders krijg geen woord .
je
(bij de tafel 'n kous stoppend, schel:) Of end an komt, vader, vraagt-ie
Sien
!
Jacob. Of-ie
't
't
wéér
'r
geen
.
.
.
zoo niet gehoord het!...
Thijs (op de knieën, het hoofd door 't raam stekend). Wat smoes jij toch? Denk je da'k luistere ken met die herrie op straat?... (tot Sien verwonderd). Jij hier?
—
Nee
Sien.
'n
ander!
Thijs.
Werkt de febriek
Sien.
De
Jacob
(tot Thijs). Blijf
febriek ja
—
niet
vedaag ?
wij niet, hahaha!
nou
niet
op de
Thijs (opstaand, grommend), 't donder van de andere wereld .
Pak
an.
.
'k
Thijs.
Mot
Is
d'r
.
'n
legge, vader!
merakel,
'n
Daar komt de
ge-
takel!
.
Ken
Jacob.
Is .
lijn
je
'r
niet bij.
met
je vuile
geen trap?
Wacht!
(stapt op
't
bed).
poote op de deken stappe!
—
en dan zal d'r Jacob. Je geeft 'm ommers hier an dan zal-ie minder glad in z'n 'n deuk in weze nest legge ik leg wel vier maande voor hem op (springt van het bed, smijt de grond, goddoome touw en takel in den hoek bij de trap).
—
—
.
.
Sien.
Toe maar! Mot de
Thijs (op de trap). Sien.
Waarom?
.
.
As
Thijs.
je
't
.
Omdat we
.
jij
niet
na de febriek
—
zoo wéét
?
.
Omdat we!... Omdat we
waarschouw
Ik
takel stuk?
En waarom ben
Thijs (ongeduldig). 't alweer mis? Sien.
.
!
.
.
.
Is
wat vraag-ie dan? wat gebeurd
je as d'r
is!
Hoor! De paar cente die 'k verwié het 'r in de laaste tijd alleen ingebracht? worde me met 'n snauw afgenome En as me met z'n alle 'n middag vrij neme om de koningin te zien rijje, krijg je 't op je brood of je van de straat opgeraapt ben! Me zorg, hoor! Tot 't me de keel uithangt
Sien (onverschillig). dien
—
(even oplevend)
—
!
.
Thijs.
Bè-je met z'n alle vortgebleve
Sien.
Dat zeg
'k
toch
Thijs.
Zonder
te
vrage...?
Sien. Thijs,
.
Laat-ie 't
Is
'r
.
Sien (opvliegend).
.
.
.
?
.
wat tege doen
goeie
.
!
.
.
Wat
is d'r
goeie? Mot ik spelbreker
as
zijn,
zien
.
tweehonderd
d'r
de koningin wille
gelijk
.?
.
(gaat bij Jacob aan 't werktafeitje maar de weerlicht zal je goeie hale, as d'r mot van komt ... De koningin zien rijje
Thijs,
goeie!
Is
't
zitten) ...
—
—
Is
't
de koningin zien
— As
rijje
houe ze 'n dag loon daarmee kenne smijte
in
zette,
.
.
Sien.
Laat Thijs,
Sien.
Of
ik
me
helpe ken, dat niemand anders verdient!
niet alleen sappele
!
.
.
goeie.
Is
't
't
ze je niet an de dijk (wrokkig) ... of we
!
Alles vreet
'r
van mee
.
.
Thijs {dreigend-van-stem). Ik zeg dat
't
goeie
is
Sien (Jacob bedoelend). Toe hij de kast in most, het-ie om 't minste geniet zooveel motte hoore as ik
—
ringste
Thijs.
Jacob.
.
.
Is
't
gedaan? Toe
Geef
'r
hij
geen asem
.
.
.
.
Sien {de gestopte kous aantrekkend, den voet op den matten stoel). Nou mot diè 'n duit in 't zakkie doen Da's ook 't eenige {nijdiger). Geef 'r geen asem wat 'r te geven valt {bij den buurman opjoeling Die Die lache teminste van vrouwen-gelach) Hier knies je je dood hebbe lol in d'r leven Niet één van de meide op de febriek het zoo'n zuur bestaan ... {de potkachel porrend). Ken mijn 't .
.
.
schele 8
!
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
Tweede Tooneel. DE VORIGE N, LAMMERSEN. Lammersen
(over de onderdeur). Hahaha! Hahaha! 'k Lach me 'n kriek, hahaha! Heb-ie de meide geSlaapt de jongen? hoord ? Hahaha! (zich inhoudend) .
Thijs. is
Nee. Nee, kijk maar niet
met
moeder
z'n
Lammersen
.
.
—
leit
—
niet in
'r
uit.
(de trap afstrompelend). Uit?
.
.
.
Uit?
.
.
end op streek?... Verrek die beroerde trap ... As 'k me daar niet grijp, leg 'k op me achterwerk, hahaha! Werachtig de dolle rakker het 'm gesmeerd!... Loopt-ie op krukke? Is-ie
zoo'n
.
Thijs.
Nee
Lammersen. knikt) ik jou.
.
.
.
—
.
z'n
.
moeder
Mocht
Dan
dat
haalt-ie
't
rijdt
'm
in
'n
wagen
.
.
voor de meester? (Thijs 'r bovenop, Thijs, dat zeg
Thijs (het hoofd schuddend). Voor Jan groeit geen (er wordt tegen de linkerwand kruid meer néé gebonsd).
—
Lammersen
.
.
.
(schaterlachend).
Hahaha!
Hoor
je
'r
tekeergaan? (tegen hel beschot pratend) Hou je gemak maar, schele! Nou heb ik de tijd, hahaha!... Sien (lachend). Zit
'r
een opgesloten?
Ja, hahaha! De schele! In 't kolenhok, hahaha! Alles mot ze me vrouw overklappe, hahaha! (nieuw gebons) as 'k 'n bak met de meide opzet
Lammersen.
—
—
—
9
ga maar op de turve
me
sleutel in
Thijs, 'k
zak,
Wou
—
zitte, hahaha! nou heb hahaha! Hoe is-ie?
—
dat je mijn zorg had
.
'k
de
.
Lammersen. Wat ben jij gul! Schiet 'r niks anders op over? Vanmorrege hebbe de meide en ik ons 'n dubbele breuk gelache ... Me hadde meeningsverschil me vrouw en ik over de duvel mag .
.
—
.
—
—
wete wat! enne toe liep zij as 'n spin zoo nijdig !" de keuken in „'k Ga eiere koke, kies maar toe zee ze. „Goed", zee ik: „maar kook ze hard dan hebbe me vijf menute rust !". Hahaha! Hoe was-ie?. .
.
.
—
.
Sien (lachend),
'k
.
.
Ken merke da-je vrouw
niet thuis is
Lammersen. An me humeur? Sien. Dat de meide zoo tekeergaan
.
.
(terwijl boven 'n winkelschel overgaat). De segarewinkel boven het 'n schel om te waarschouwe as 'r onraad is ik vier, en de schele is vijf, meide, die lache en d'r bek niet kenne houe tot ze onraad hoore, hahaha! Zóo as 't hiernaast muisstil wordt, weet ik hoe laat 't is! Ja, ja as een van ons tweeën 'n oog dicht komt te doen ga ik met Toos, die de meidemutse opmaakt, trouwe.
Lammersen
—
— —
.
Sien.
Dan zou
Lammersen.
.
.
hahaha!...
ze je eerst motte .
Sjeneer
Denk
je
—
niet ...
met je
.
je.
.
.
manke
poot,
da-ze op 't stadhuis geen boterbriefie geve, zoolang je je twee voorvingers nog opsteke ken? Na je voete kijke ze niet, hahaha! As jij
—
10
zoo'n buregerucht maakt, schele, zet 'k je op water d'r eigen moeder Da's 'n sallemander en brood! as ze d'r én d'r eigen jongen zou ze verraje een met geld toe krijge kon!
je
Sien.
—
—
—
—
Jonges, jonges
zoo
of an elleke vinger tien.
Lammersen.
Jij!
jij!
Ja,
.
Jij
leelijk
—
kè-je
weze
niet
.
an elke vinger
'n
devisie!
Sien. Hoeveel benne dat 'r?
Lammersen.
'n
Devisie op oorlogssterkte da's.
.
.
Derde Tooneel. De
vorigen,
vrouw Lammersen.
Vrouw Lam:
(bukkend bij 't tuimelraam). Is 't je in kop geslage, om een van de meide in 't kolenhok op te sluite
je
!
.
.
Lammersen. Bliksems,
'k
heb de
stilte niet
gehoord
Vrouw Lam:
Toe, de sleutel, halve gare! Of genoeg gedagdiefd wordt!
Lammersen (mikkend). Daar
..
d'r niet
komt-ie, patroon!
Vrouw Lam: Dat mot
je nou nog is uithale, halve gare 'n kind van 'n jaar doet wijzer! As je maar vortmaakt, verstaan Je mot na de Prinsengracht (af).
—
!
!
11
Vierde tooneel. Lammersen.
Thijs, Jacob, Sien,
—
Lammersen. Nee
om
nou
zegge hoeveel gaan, hahaha!
Thijs.
te
An
of niet.
jou .
ken
'k
de lust
is
d'r in 'n devisie
'r
'n
beetje
uit,
op oorlogsterkte
nóóit merke, of je 'm
om heb
.
Lammersen. Da's 't voordeelige van 'n manke hahaha! Ik schommel toejoer! Man, as je
poot,
wist
hoe goed lache is, da-je 'r de trane van in je ooge krijgt! Ik heb meer gehuild as juillie bij mekaar van de bakke die 'k uitgehaald heb en van de beste
—
moppe
me
die ze
vertelde
.
.
—
Thijs. De een dit, de ander dat 'n bui om me eeuwig te ergere
Lammersen. Om trouwd was waar! Thijs.
zou
'k
Nou! Nou!
mensch.
.
Lammersen.
ben vedaag
in
eeuwig te ergere? As je niet gemet 'n best wijf, da's verdomd zegge: haal je wat an!
je
—
—
ik
Je
vrouw
is
in
de grond
'n redelijk
.
Ja,
in
de grond, hahaha!
—
—
bij dat het schik in z'n leven Thijs. Dat lacht Ik heb me in geen God as 'k 'r dat van snap jare en jare zoo oud gevoeld as de laaste twee (op Jacob maande. Alles ineens bij mekaar schei d'r nou uit, dat met hém wijzend)
—
12
—
—
—
dat jongen: je bederft je ooge bij die kaars! met de wilde duvel van 'n Jan, die nooit meer 'n poot zal kenne verzette as-ie 't ophaalt dat met
—
haar.
.
.
Wat met
Sien (vinnig).
Wat nou met
mijn!
—
Sien. 'n Dienst, 'n dienst Thijs.
Dan
Sien.
Niet
hoor!
.
—
vrete
en
Met weinig mot geen begin maakt. .
.
Thijs, 'r
Nou zou 'r
—
moeder
Sien. Jewel Thijs.
.
.
.
'r
Zou
je
overal
.
—
dankie
't
—
as
je
hou je mond! Ik ben bezig... nou is ze op de febriek en as af en toe lam slaat.
—
.
.
To-'k
.
verdij
't
.
.
.
woning
in slépe
.
.
lieg-ie Is
gedaan?
't
Sien. Laat 'm dan niet liege. Is
beginne
.
.
ze de jonges de
Jacob (dreigend).
Jacob.
loon, 'n loon
'n
niks .
.
—
niet
Jewel.
!
Dat
Sien
ik
goeie tegen
Is
't
Vecht
.
.
.
.
.
.
niks most.
.
Thijs.
Sien
uit
niet te vrete.
toch meer as hier. te
—
—
Thijs (grommend). Niks met jou dan met de dienst op de Gracht die je
mijn!
gedaan ?
.
.
.
.
13
Thijs.
Lach
jij
daarbij
!
.
.
.
Ik
heb me vreugde opge-
de bakker, ho-maar. Bij de groenteman voor aarpels ho-maar. Me gróóte takels staan in de as 't met Mei in de verhuizinge loopt lommerd zit 'k 'r zonder. Sture ze je zoo'n baldadig kind met 'n kapotte ruggestreng thuis, dan sloof je je de eerste weke uit, om 'm op te kikkere, om 'm wat mee te brenge maar na vier, vijf maande ellende, zonder 'n karwei van belang, zonder haast 'n brief wordt 't 'n kruis of 'n boodschap begin je te kend.
Bij
—
— —
verlange.
.
Lammersen. later vrije
—
.
Ho
!
Ho
Niét
!
van hebbe behandeling spijt
.
...
—
daar zou je Gasthuis ha-je toch
uitspreke In
't
.
—
die wou 'm Daar wou z'n moeder niet an toe we dachte dat éige arme late sterve Vijf maande 't ieder oogeblik gebeure kon vijf de tweede October stong de brankaar voor vedaag houe we an de zevetiende Fede deur vijf maande krom legge van zorg brewari
Thijs. in
—
d'r
—
.
.
—
.
— —
—
—
en stukkies vleesch en eiere voor versterking (Jacob bedoelend) hij op de grond om in de bedstee ruimte te make en schuld, schuld overal ... En dat om 'n onnoozele vlieger van twee cente, die zoo'n wilde rakker uit 'n boom wil hale. Denk 'r is om 'n vlieger van twee cente en nog niet na eens van z'n eigen
—
—
—
.
.
Lammersen. Ja, 'n ongeluk leit in 'n klein hoekie en nou geloofde wij nog da-je de laatste dage bonk duite met ie brug na 't ijs verdiend had. 14
— 'n
Thijs,
Bonk!... Negen en tachentig kopere cente
'n
Gister twee dage d'r 'n schuit doorgetrokke met alles te laat geweest in
.
.
.
.
—
Thijs.
.
.
de
't
't
werk doen
.
—
straks
is
Ben me heele leven keer da'k te Kerel
eenige
hahaha!
stadhuis,
het makkelijk klesse
Jij
de meide
'k
.
—
Lammersen. Net as ik vróég was was voor laat je kop niet hange!
piasregen
'n
.
—
jij
laat je
vrouw en
.
... Ik trek de rente van me poot, hahaha Reken is an wat 'n boffer: as me poot niet tusschen de mechien bekneld was geraakt en de krant me geen vijfhonderd guldes uit had gekeerd, zou 'k me patroon niet in d'r wasch- en strijkinrichting hebbe kenne koope. Voor twéé voete ha-'k duizend guldes gekrege duizend, hahaha! ha-'k nog 'n bankierszaak, as an 'n zaak kenne overneme kamerde 'k 'n juffrouw as de overzij, hahaha! de notaris- van-de-hoek; hahaha... Toe- k uit 't Gasthuis kwam, ha-'k de keus tusschen 'n waschinrichting ansjeen mesjon weduwe Knolleboer maar daar most 'k niks van en 'n vlooie-theater hebbe want zóo as me d'r binne kwamme sprong de eerste artist op me over, hahaha!
Lammersen
.
.
—
—
—
—
—
—
—
—
Sien (schaterend). Jessis, waar haalt-ie
Lammersen. Verdomd
—
Hahaha, gekke vent!...
Jacob.
Hahaha .
.
.
.
vedaan!
met zoo'n saltemurtale
Thijs.
beware
't
Die ha-je onder
'n
stolpie motte
.
15
Lammersen. Zoo mag kuur Jacob.
de nor
in
Daar hap
.
hahaha!
zien,
'k juillie
al-z'n-leven de eerste maal dat
hij
Da's
lacht na z'n lucht-
.
je
nog
Lammersen. Toe Aal
't
lucht
al
op
zoo
.
.
longe
d'r
te
pakke
had, dat ze d'r verstand haast uithoestte, zee de dokter: as d'r niet gauw warmte komt, mot ze andere lucht hebbe. Goed, dokter, zee ik: as de lucht van zeep en loog niet voor d'r deugt, zalle me 'n kaasnerinkie beginne je had z'n gezicht motte zien,
—
hahaha!
Hahaha!
Sien.
me
zij
Jacob.
.
Schei
uit!
Krijg
'k
d'r
pijn
van
in
.
Wat
'n
malle duvel
.
.
.
Hahaha
Vijfde Tooneel.
De vorigen, Bet en Bet
(boven aan de trap). Help-ie
Lammersen. Wil
handje?
ik 'n
.
Jan.
effe,
Jacob?
.
—
daar komme ongelukke van Bet. Jij? Nee, hoor op de trap (tot Jacob, die de onderdeur openstoot). Zal je zachies, jongen? Nee, niet zoo wild! Anders doe je 'm zeer. Laat ik je nou .
Jacob.
Doe
jij
't
of
doe
16
.
.
ik 't?
Bet. Leg je arme om z'n hals, Jan pas op de leuning .
.
—
zoetjes an
—
Jacob. Jan.
de andere voor vijf en voor zes en voor ze merreke d'r toch geen mieter van
en
vier
—
zeven
Zou
'k
Pieng.
jóü motte weze.
bij
Pieng.
en veertig maal zeventig keere. .
Bet.
Geholpe
Heb
.
Gistere is-ie drie zes en
is-die.
—
overgegaan
eergistere
.
Hoe zoo'n kind
Jan. 'k
.
't
onthoudt.
toch niks anders
te
.
.
doen.
.
Bet. En de prenteboeke die Riessie gegeve ? Jan.
Bet.
Jan
Ken
droome! Wil
'k
—
Nee
je
maakt
je d'r is
je te
.
je
te
leen
het
hoore?
moe op de
nacht.
.
.
Bet en Sien kousen stoppen en Jacob
(terwijl
'n
Lang, zeer lang geleje woonde d'r in 'n ver, vreemd land 'n machtige koning. En die ze peleis blonk van 't goud. As 't feest was droeg-ie 'n jas van purper met allemaal diamante. En z'n troon was van diamante en z'n kroon was van jeweele Benne die duur, moeder? beitel aanzet).
.
Bet Jan.
Bet.
.
(moeilijk door
V
tranen sprekend). Wat, kind?
Of diamante duur benne? Ja,
Jan.
Huil
Bet
(zich
3
.
jongen. je,
moeder? Werom
inhoudend).
Ik
huil je?
huil niet,
gekke jongen.
.
.
33
Jan.
Bet. Jan.
Wat
dan
snuit je
Mag
neus?
je
dat niet?
Hoe duur benne diamante?
—
Bet. Dat ken 'k je niet voorrekene en van tienduizend. .
Jan.
van duizend
.
An me kouwe
zool Zoo'n vuile steen-mettienduizend gulde? Wat hè-je d'r an? Zou d'r een motte, Jacob?... Voor an je vinger? !
.
.
.
lichies jij
Jacob. Je ken Jan.
d'r mijn tien thuis
brenge
Bet.
Wat
.
scheelt
Jacob. Daar
ommers
zit
je linkerkant.
.
!
.
.
.
wete
jij
Is
't
de meeste
Bij
je
me
hart.
hart niet
.
—
.
je hart zit
an
—
bij
.
Zei Hu de ander daar!
Jan.
.
an?
'r
Jan. Zoo'n verrekte scheut an
Bet.
boel beter weze.
.
!
niet,
zit
't
Bij
de een
zit
nèrges
—
anders zou
As 'k jou tien van die diamante in meebreng, ellek van tienduizend hoeveel cente benne dat?... hoor!
—
—
Jacob. Da's de ton
minder
tevreje.
.
.
hier
't
moeder? 't
'n
.
Jan.
34
Om
Hu!... Hu!... As je nog ruitemaker was! wat moeder? ... Au!
ruite te snije,
uit
de Staatsloterij
—
'n
pepieretje
hij
ik
is
goed
ben met
Jan. Wat zou j Ij vol daalders?
Jacob.
.
Dan
.
.
wakker Jan.
stak
worde.
mee doen?... Met 'k
.
Dan
om
zak
me kop onder de pomp, om
.
zich 'n bed met 'n dozijn dekes, op de grond te slape!
kocht-ie
niet langer
As
dood ben,
ik
het-ie geen
Bet
(schrikkend). Allemachtigste zulleke krankzinnighede
Jan.
zoo'n
En dan?
Sien.
Jan.
te
d'r
De
dokter het
't
bed vannoodig, hé?
God, kind, zeg
niet
toch zellef
(driftig). Hou je mond! Je maakt iemand koud (staat op). Je ben werachentig niet wijs! (zoent hem, begint te huilen).
Bet
Jan. Au, moeder! Je drukt zoo op me.
.
.
Val dan niet zoo dol uit, kind! (droogt zich de oogen, gaat naar 'r plaats terug).
Bet.
Jan.
Nou Jacob
stoke.
.
!
As
Jacob. Dan dronk en dan. .
je je
kop onder de pomp het ge-
Watte dan ?
.
.
'k
nog
drie glaze water
— en dan —
.
Hèhèhè! Mot 'k je daarvoor tien diamante van honderdduizend gulde dat motte wel keie weze, hèhèhè meesjouwe, om je te late wassche en
Jan.
!
—
—
drinke 35
Jacob. ... En dan kochte me 't huis hiernaast an de gracht van de dokter en me ginge rije in 'n bakkie en. met twéé paarde na 't Kalfie
—
En moeder?
op de bok
ik
Jan....
ook.
.
ommers de komme.
's
zei je zien
.
Me
koope
.
huis d'r naast
't
Bet. En je vader z'n takels hale voor ze verstaan
me
En mijn
.
De kappelaan
pastorie. ...
om
toch te huur.
Sien.
.
.
andere
Dan neme me
Jacob.
over.
'k
.
Da
Sien.
begrijpe. ...
je
me nog wel
Mag
op?
Jan. Zijn dan de cente
Jacob. Ken
.
de koessier!
bij
Bet. (glimlachend). Daar prate
.
't
—
de hoek
is
.
uit
me
geef je d'r twee voor
de lommerd,
oore.
.
.
Doe die geBet. Die mot zich weer toetakele. meene kam uit je haar! Hoe kom-ie daar an? .
Sien.
.
Van een van de meide gekrege.
Bet. Gekrege.
.
.
.
Gekrege. ...
Jij
.
.
krijgt
.
alles.
.
.
—
(met aandrang). Wees Wees nou stil, moeder nou stil!... Jacob vertelt toch!... Benne ze op, Jacob?
Jan.
Jacob. 36
Op?
Da's niet op
te
make!
Stel je voor!
Me
nog voor
kenne
kar met 'n heele en voor 'n .
.
.
.
zorrege
—
en voor 'n en voor 'n tandvleesch
.
Voor
knap as me
En voor
Sien.
— —
blare
je
—
stel
Bet.
nieuwe potkachel
'n
an je tong ponnie met koper beslag toffels 'k loop op me
daar rookt
die
—
hardgebakken pannebrood d'r voor morrege een los krijge
'n
'n
kaartje bij Carré
—
om
ja,
ja,
de olifante
te zien
Bet. Olifante
Wie denkt
Olifante
an
'r
oli-
fante
Lieg-ie niet? Ken je dat allemaal voor tien van die smerige steene koope?
Jan.
Jacob. Mot
'k
'r
'n
vloek op doen?
Jan. Jessis, Jessis!...
Jacob. Jan.
Wou
'k
Me
da-'k
Waar 't
vin je die dinge?
wist
kenne toch gaan zoeke?
Bet. Nee, Jacob. An
je vindt ze niet
de
hemel ken
zoo je
dichtebij.
ze
plukke
moeder? Da's meteen de manier om
.
.
—
is
't
niet
uit je hél te
rake!
Bet. Je mot niet van de hel prate, hè-'k je al zoo dikkels verboje! (zachter tot Jan) Jan, me lieve al de sterre jongen, al de sterre benne diamante da's waar!
—
—
37
Pieng. Pieng. Hèhèhè, an me kouwe zool Alweer van de twaalef. ... An de hemel. ... De Diamante? Wat 'n lak! Mot je eerst sterre? 'n ladder hebbe, om d'r bij te kenne!
Jan.
!
.
.
.
.
Jacob. Dach-ie dat
.
.
.
.
.
zoo makkelek gong?
't
Tiende Tooneel. De
vorigen, Bonnet, Riesje.
Komme we
Bonnet.
niet
ongelege?
—
Bet. Nee meneer ach wat 'n pracht van Mag-ie wel goed voor danke, Jan. me. .
.
.
Riesje.
houe.
En .
je
mot ze
in
water
zette,
om
'n .
blom-
.
ze levend te
.
Jan. Welbedankt meneer.
—
toen hebbe we Bonnet. Ze liet me niet met rust een van de bouquette stuk gebroke Ruik maar is,
Jan.
jongen
Au
!
Sodeju, d'r
Bonnet
(lachend), geprikt hebbe. .
Riesje.
zit
'n
'n spijker in.
Spijker! Je zal je an 'n doorn
Draag-ie je oranjestrik nog?
Uitzuige Jan
—
Bonnet.
goed
38
Hij
ziet
.
.
Jan. 'k Hé-d'r gezien
keer.
.
'r
tweemaal. uit
—
beter as de laatste
—
Bet. Met de avond, meneer
en met de koors.
Bonnet. Is 't nou na je zin, Ries?... 't Is 'n beste d'r gaat geen dat mag 'k gerust zegge meid dag voorbij of ze vraagt hoe 't met 'm gaat. Dat komt 'r van, Jan, as kindere niet na d'r ouwers luistere! Zou je nou nog in 'n boom klimme, om
—
—
hale?
d'r 'n vlieger uit te
Jan.
Ja hoor! Die kleine meid van Bierman sting d'r om te blerre. Zet je ze naast me bed neer, moeder?
zoo Bet.
Daar
de melkkan.
in
Bonnet. Dag Jan Daaag!
Riesje.
—
kikker maar
hand nemend). Beterschap!
(z'n
—
Bonnet. Dag juffrouw
we met Bet.
de bruiloft niet
Nee meneer
Bonnet
de
(op
gauw op
—
dag Sien.
me hadde
plezier in
Bet)
Hebbe
geschopt? 't
zinge!
ken elk oogenblik terug
Thijs
trap).
(tot
laat spektakel
te
komme — zoo heel ver heb 'k 'm niet gestuurd. Dag juffrouw. Riesje. Dag juffrouw. Dag Sientje. (bij de trap heel (bij de deur) Dag Jan aarzelend) Dag Jacob Waarom zee (een stilte) Jan. Daaag Riessie .
.
.
.
!
meneer jóü Jacob. Ja, denke. .
Sien.
was
niet
.
.
.
.
.
.
.
goeie-dag?
Omdat-ie
ja.
.
me
niet
gezien
het,
zou
'k
.
An
je
...
Of ze
!
.
.
.
't
d'r
Meissie dorst 't eerst toe ons ook doorhale !
.
hij
vort
.
39
'k Zei
Jacob. Jan.
Al
dag Bet.
.
ha-je .
Ken de
trekke.
Jan. Sien.
.
toch
tafel
.
zee 'k je nog goeiebed, moeder!
gezete bij
.
me
onder de lamp weg-
niet
.
Neem dan
stoel.
'n
most mijn zoo zanike!
Je
Bet. 't zanik
jaar
tien
Zet ze dichter
.
'k
van krepeere.
niet
'r
Is jij
—
niemedal Jan, me lieve, lieve jongen maar ik ken d'r tegen. Wie daar?
—
.
.
.
Elfde Tooneel.
De Dokter, Dokter Bet.
Bet, Jan, Jacob, Sien.
(over de onderdeur).
Nee dokter
—
de kruier thuis?
Is
boodschap.
'n
je 'm zeggen dat 'k vannacht om vier vooral niet later 'k uur gepord moet worden heb 'n verlossing buiten de stad.
Dokter. Wil
—
—
.
Bet.
Me
Dokter. Bet.
zalle d'r
voor zorge, dokter.
Goeie avond!
Dokter! Zou u
inkomme
—
geweest,
om
te zien rijje.
40
.
hij
'n .
.
d'r
gelijk
nog
—
niet effen willen
'k ben met 'm uithet koors luchie te scheppe en de koningin
Dokter. Dan kom 'k liever als 'k tijd heb in den loop van den avond de wachtkamer zit vol. Tot zoolang kun je wel geduld hebben, niewaar Jan?
—
Jan.
niemedal, dokter
Is
't
Dokter.
Flink zoo!...
om
rijtuig is
—
Vier
enkel wat warrem!
uur
—
niet later
—
't
half vijf besteld (af).
Twaalfde Tooneel. Bet, Jan, Sien, de Kapelaan.
Bet
(boven aan de trap). Of dat nou zoo'n moeite geweest was die paar trejen af te komme Affijn. !
Jacob. Is onderdeur
droog buiten?
't
leunt).
Hoe doet
'(luider 't
omdat
zij
.
.
over de
weer, moeder?
—
Bet. 't Vriest, zou 'k meene de plassies legge droog Gelijk het-ie de vlag van boven zit in de takke Alles vlag wa-je ziet Goeie-avond, meneer de kappelaan. .
.
.
:
.
.
.
.
.
.
. .
Kapelaan.
Navond
—
hoe
is
met de jongen?
't
—
Dat begrijp u wel niet voor- en niet achterZeg-ie niks, Jan? Meneer de kappelaan vraagt hoe 't met je is?
Bet.
uit ..
.
Jan. Dankie kappelaan 'k Hé blomme gekrege, kappelaan Mot je niet is ruike? !
.
.
.
.
Kapelaan. Dank die deur
je Jan.
.
Ligt-ie niet
op de tocht met
open? 41
Bet. Tocht? D'r beschut.
leit
.
geen zuchie
is
te
bekenne! En
hij
.
Kapelaan. Wat
de laatste berichten van den vinger op 'r mond hij praat zachter). Wat zegt de dokter? (zij fluistert hem iets hij schudt bedenkelijk 't hoofd). Moed in 't oor moed houen houen Dag Jan! zijn
dokter? (Bet legt
—
—
'n
—
.
.
.
(strekt haastig de vijf vingers Jan. Dag kappelaan langs den neus, trekt in bedwongen gelach de deken over 't hoofd). .
Kapelaan.
.
.
Navond! Navond Thijs!
(af).
Dertiende Tooneel. Thijs, Bet, Sien, Jan, Jacob.
Goeie avond, meneer de kappelaan (smijt de deur kwaadaardig achter zich dicht).
Thijs.
Bet.
Wat
hè-jij?
Thijs (grimmig). Meer as me lief is! (heftig tot Sien). As de jongen d'r niet van ondersteboven raakte, ongeluk, sloeg 'k je ribbekast stuk!...
Sien (angstig-driest) Wat hè-'k nóü weer?... 'k Hè hier geen leve! 'k Spring zoo de gracht in, as 't langer duurt!... Wat doe 'k? Wat doe 'k? 'k Leg je toch geen stroo in de weg .
Thijs. 42
Gedaan gekrege, de duvel
.
Bet
Op
Gedaan?
(verwoed.)
de
Wie
febriek?
zeit
dat?...
Kom nog geen tien op weg hier na toe
Thijs, 'k
—
Wat
stokers (heftig).
ha-jij
Hoe motte me nou met
Bet
.
tweehonderd
z'n
.
Hou
.
Me
—
bek met
je
op
met
je
te stoke,
verdomde meid
(tusschen
—
beiden
maak
!
.
.
hebbe 't toch allemaal, z'n tweehonderd .
geschreeuw!
Thijs (verwoed de hand opheffend)
Bet
de andere opongeluk!...
en
zij
je an,
Sien (angstig krijscherig).
met
geleje de baas tege
telle
—
'k
.
.
Zal
komend). Maak van streek ...
.
'r
.
.
hande
je
niet
— —
De
ellende de ellende Nou, nou, nou (zit verslagen neer). Dat kost je je laaste takels Nou, nou, nou (opstuivend) ... Al mo'k je d'r morrege na toe sleepe ... Al mo'k je bij je hare vuil
.
.
niet
je
.
.
.
.
.
—
Thijs. Hellept wat ze het ze stiekem gehoue
Bet.
.
.
.
Mot
ik
't
—
tweemaal beboet
al
.
De baas
Sien. (drenserig).
gehad
was .
.
weer
het aldeur de lijje
.
smoor an me
.
hiernaast kenne hoore God, 'r van ... De bakker, die 'k zoo van haar weekgeld cente beloofd heb. Over Krijsch
God
—
me
da-ze
't
.
.
.
hart krimpt
de vier gulde over de vier gulde hallef brood wou-die meegeve .
.
.
.
Sien (Jan bedoelend).
Hij
mocht
.
.
.
Nog geen
.
'r
toch wèl zien
.
.
43
Mijn mag je morrege dood Bet. Ik zeg niks meer Dat benne me kindere ... De een in me bed vinde vortgejaagd om de koningin te zien rije ... de ander meestake meestake en zes maande zitte Krijg jij nou de schoene van je vader en zet jij nou hem uit de schoenlapper z'n poote 'n korst brood op tafel .
.
.
.
.
.
—
.
.
—
.
—
.
.
(z'n pet opnemend), schare ken beure.
Jacob
.
Thijs.
Is
Jacob.
'k
d'r
Zei
'k
zien of 'k van de
.
ommers niemeer
.
.
Zei zien. (af).
Veertiende Tooneel. Thijs, Bet, Sien, Jan.
Bet.
Ga
die je
na
weg
boven en vraag van de het gebracht
.
kissies sigare,
.
Thijs. Gaat niet.
Bet. En werom gaat dat niet? Je het lek verdiend .
Thijs.
As ze gewend
kom, ken
'k
't
toch fassoen-
.
niet
zijn da'k Zaterdag met 't briefie zóo om 't loon mane as 'k 'n néé dan zalle me venavond
—
loop hè gedaan geen boterham vrete
—
.
.
Bet. Mot dat zieke wurrem met 'n leege maag slape? Ha-nou niet je boterham met die smerige zwane .
gedeeld, Jan, 44
me
lieve jongen.
.
Jan.
lust
Ik
geen
water geeft
—
Sien. La mijn
bij
ete,
'k
hè
moeder 't
As
...
benauwd
maar
je
kom
'n
.
.
de bakker probeere.
Bet. Jou wordt niks gevraagd. Mijn het-ie nog nooit nee gezeid.
Sien.
*
Bet. Nee. Sien.
En
Bet.
Nee. Misschien wacht
as 'k nou
Veruit, 'k
Thijs.
.
.
Loop met
—
Bet.
God-nog-an-toe
Thijs
{driftig), 'k
Ken
Bet.
Wacht dan
tot
't
'r
'r
mot
weer een op
.
.
mee. die takel d'r
me
toch niet van
Jacob
je
werom
is
.
ook an
lijf
hakke
.
.
.
.
.
Thijs. Die vindt de boel toch geslote ... {de trap op).
Jan.
Je
mot de dokter venacht om Ze motte bevalle
porre, vader ...
Thijs.
Kè-jlj dat niet
.
zegge? Mot
Bet. Ik heb geen harsens meer
.
't
komme
vier uur .
kind dat
.
.
.
Veruit! Jij ken 'm beter drage (geeft Sien den takel, die er mee voor gaat, daarna op straat staan blijft).
Thijs.
.
.
.
45
Vijftiende Tooneel.
De
vorigen, Rijksveldwachter.
Veldwachter. Banes? Thijs (op de trap). Voor mijn?
Veldwachter. Je zoon Dinsdag voorkomme .
Jan
Thijs (het papier inkijkend). da-ze 't vergete ware .
Veldwachter niks
.
.
.
wat
(lachend). in 'n
.
Nou
eerst ?
.
.
.
Dacht
.
Nee,
goed vat
Thijs. De jongen ken ziek as 'n hond
mot kommende week
.
Banes leit,
—
wat?
ommers geen
.
me
schenke
.
doen, zoo
stap
.
Veldwachter. Mot jezelf gaan met 'n bewijs van de dokter ... En anders bij verstek. Wat het-ie uitgehaald?...
—
hallef jaar geleje, Thijs (norsch). Steen door 'n ruit godbeter! (tot Bet). Pak an (geeft haar de dagvaarding). Of niet elleke gezonde jongen 's wild op z'n tijd is. (pratend op straat met den RijksveldDie 't wachter). La-ze mijn maar late bloeie breed het, laat 't breed hange (tot Sien). Veruit! Mot 't jongen broeie? (af). .
46
.
.
Zestiende Tooneel. Bet, Jan.
Bet
(het papier na lezing neersmijtend). Welja! Gekkewerk! (tot Jan die in één angst staart). Wat kij k-ie, jongen?... Jan, hoor je niet?
Jan (doodsangstig).
Bet. Dat merk-ie toch
Jan (opgewonden), hoore gaan .
Dan
Bet.
vort?
Is-ie
'k
.
.
Heb 'm
voorbij
niet
't
raam
.
zel-ie
de
om weze
hoek
Ga
...
legge
.
.
legge... Dat zeg-ie maar!... Dat Jan. Nee, zeg-ie maar!... Je verstopt me onder de bedstee, moeder ... Je zeit da'k vort ben geloope niet
.
.
Bet. (op den stoel bij z'n bed, met de melkkan met bloemen in de hand)... Wat scheelt je nou?... D'r wil ommers niemand wat van je .
.
Jan (zich met moeite oprichtend en de armen om haar slaand) ...
hals
me
niet
—
komt
Je
geeft
—
me
niet
mee, moeder moeder! verstop je me, moeder
—
mee
—
—
as-ie
je
me
ik wil hier
geeft
hale
dood
gaan!
Bet (fel-angstig). niet
Jan.
dood
Dood
gaan!
Dood gaan! Alleje mond! Je gaat
God, kind hou toch
machtigste .
.
Ik wil niet in
de kast dood gaan
.
.
47
Bet
(wild). As je dat nog is zeit, laa'k je alleen legge! Ze komme je niet hale. En over 'n maand ben je beter. Al was 't alleen voor mijn, omda'k van jóü zooveel hou. (heftig). Wat zoek je nou in Jezis-naam je maakt me bang, kind!...
—
Jan.
Hij
staat
Bet. Jan.
nog
'r
lamme smeris!
.
.
.
dan uitrukke, die
Laat 'm
.
.
D'r staat niemand
.
.
Daar! Daar!
Bet. Da's de kaars van Jacob, haar uit). Gezien?
domme
jongen, (blaast
Jan (kreunend), 'k Hé weer zoo'n verroeste pijn die klabak het me zoo an 't schrikke gemaakt (weent langaangehouden klagend). Ooooooo !
.
— .
.
.
Bet. Zei wel overgaan ... Je mot niet zoo kleinzeerig weze. Het Jacob gehuild, toen-ie 'n ijzersplinter in z'n oog had? Nee ommers? (troostend de bloemen op den stoel zettend). Daar heb-ie je blomme weer Wi-je nog is ruike? Jan.
Bet.
Nee, nee.
En
Jan.
.
.
.
.
.
oranjestrikkie
je
Anspelde?
.
.
is
op
't
bed
gevalle
.
Nee, nee.
.
.
—
Bet. As je pijn het, mot je an andere dinge denke Weet je wie die dan gaat 't vanzellef voorbij. heer met de steek was, die met z'n hand zóo tegen .
48
.
.
Jan (op de trap pratend, druk van genot). Hè! Die was fijn, hoor, vader! Me hebbe de koningin gezien met vier knolle d'r voor ... Au Au (huilerig). Jij douwt zoo verroest !
!
!
Bet
(angstig.) Kijk
Hou dan
Jacob.
Nee
Jan.
Nou
Bet.
—
Jacob
kop toe
.
.
tot je in
bed
niet daalijk in
.
niet je eigeste zin, Jan
Kussen
Sien
.
uit,
je
gehad, watte? 't
.
de wagen
in
leit
Nee,
(tot Jacob).
.
maar
(toeschietend.) Blijf
bed
leit!
.
—
genoeg nog ophoue
je het leut
effe
.
.
.
—
daar komt
't!
(moeilijk vangend). Maak 'r nou geen lolletje van... Kè-je 't niet in me hande geve!... Strijk 'm Jacob. Zoo. Zit je goed? (z'n wangen streelend). God-nog-an-toe kind wat benne je koone heet. En mijn hande benne haast klompies ijs van 't douwe Dag Lammersen. 'k Dacht 't wel buiten toe 'k 't Laat mijn ook maar is lache (verlache hoorde baasd tot Sien). Ben ik zoo laat of ben jij zoo vroeg? Hoe ken 't da-je al thuis ben?
Bet
.
.
.
.
Kolder in de kop om de koningin de meide van de febriek vortgebleve
Thijs. al
.
.
te zien
—
.
Bet. Vortgebleve... Zonder de dirrekteurte vrage?... Sien.
Wat zou
Bet.
En
Zou 2
je
je
't
as
me
met
't
z'n alle
dagloon? (dreigend.) En
zoo'n dier niet
.
.
.
.
je
.
dagloon?...
Vooruit ga de wagen
bij
17
werom
Nelisse
brenge,
vooruit of
.
.
(heft de
.
hand
op).
Ga
Sien. 'k
toch
al
—
me
Jan.
Moeder
Bet.
Wat voor
Jan.
Me
.
.
lintje
leit
'r
nog
in
.
.
lintje?
oranjestrikkie
.
.
—
Bet (aan de
lammetrap). Geef eerst z'n strikkie nadige meid! Vortblijve! (tot Thijs) Hei-jij daar niks van gezeid?
Thijs, 'k
Ken
Bet. (het
strikje
—
Daar daan
net zoo goed blaffe
—
doe
'r
wat tegen
vangend en het Jan op z'n kiel stekend). As die op de febriek geGod-nog-an-toe, dan vraag ik jou!...
je strikkie ...
jij
—
krijgt
Wou je 'n meid van achttien in 'n vloek zucht verstandig hebbe? Laat ze maar eerst trouwe dan wordt ze vroeg genoeg, vroeg zat, wijs. ... En hij ken toch niet al de meide gelijk na Van wie hei-je je strik, Jan? huis sture.
Lammersen. en
'n
—
.
Jan.
.
.
Van de sigare-winkel, boven
vijftig
het-ie
'r
voor losgemaakt
me blomme, waar moeder? Thijs.
Wat
motte
Bet.
Over
van
— —
'n pakkie van en strak krijge
(zij knikt).
me met blomme? d'r
kopere
feest.
Hij
Riessie late anreike
Jan. Hei 18
jij
de koningin gezien, Jacob?
zou
d'r
door
Jacob (grommend, weer aan
't
werk). Nee!
Lammersen. Of rooie Jacob de koningin
weze
is
zien,
hahaha! Jan.
Wij
fijn
Museum
hé,
eens
—
moeder?... Tweemaal!... Bij 't en bij de Schans nog is, waar
—
moeder?... En 'n bakkies 'r achter, vader 'n bakkies met zoo dik de epaulette van goud enne 'n smerisse op hengste enne slaan as die eene
—
—
knol dee!... De vlag van de sigare-winkel zit an de takke van de boome vast, vader ... As 'k beter
wor
—
bijtijds
—
watte?
ken
ik
'm
los
make,
hé?... Thijs.
nog
Om is je
weer na beneje rug
te breke.
Jan (luidruchtig). Hu
.
te
blikseme,
aap
—
en
.
Hu As d'r geen smeris op klim ik zoo hoog as de afleijer op de toren (uit de kom drinkend die Bet 'm voorhoudt). Da's lekker, hoor! 'k Heb 'n dorst of 'k haringkoppe gevrete heb. Nog 'n scheut, moeder! me
hiele
!
!
.
.
.
zit,
Bet. Nee. Zoo'n boel je of je gehold heb.
is .
niet
goed
—
kind,
wat zweet
.
Jan. Geef nou nog wat! 't Kost ommers niks J-... Een met 'n steek van goud op het me gedag gezeid, vader Die dee zoo. ... En de voorste mensche gonge nog opzij, vader. Ze zeeje allemaal: laat die .
.
.
jonge met z'n lamme beene nou kijke. ... As juillie maar geen lamme beene krijgt zee ik dankie moeder (drinkt gulzig de tweede kom, die Bet 'm
—
19
Enne 'n kere voorhoudt, terwijl voortpratend) met zoo'n dikke buik hè-'k telkes an z'n jas ge'n nek had-ie as 'n trokke of 'n ander 't dee speenvarreke, hèhèhè .
.
—
!
Bet. je
Nou niet
stop
'k
—
en dan wees kussen wat in je leit anders weer de heele
je
—
zoo druk
nacht wakker
.
.
.
.
En me benne
Vondelpark geweest, zeg weer de trap af komt.) De de zwane hadde zoo'n kleine plas om in te baje Met z'n tweëe liepe ze tot an rest lee nog toe enne 'n honger as ze hadde! De de wagen korste brood vratte ze zoo uit je poot. Wedde daze niet uit je poot durft late vrete! Heb-ie die jij hond gezien, moeder, die de mannetjeszwaan in z'n lurve wou neme?... Dan maakt-ie met z'n vlerke zoo'n bereddering da-je je ooge mot dichtknijpe van de wind. ... As ik 'n zwaan was, zou 'k die krenge van honde 'n tik voor d'r bek geve da-ze Wat leit 'r 'n zand op d'r scheel van zagge me deken. Toe maar.
Jan.
(het
in
't
laatste tot Sien, die
.
—
!
.
Bet. Gelijk Thijs. Me gevierd.
het-ie.
.
.
—
.
.
.
hebbe de
.
.
.
.
Hoe komt lijn
'r
nou zand?...
van de brug door
Bet
't
raam
(het zand wegslaand). Of 't niet langs de trap had gekend! (grommend) Werachentig, zóo as 'k van huis ben. .
Thijs (tot Jacob). 20
.
Wat
zee 'k?
Jacob. Dan mot je 't maar erges anders neerzette Je ken je niet roere. .
Bet
(nijdiger). Staat
Jacob
(bot),
hond.
't
.
weg?...
jóü in de
't
weg
Staat mijn in de
—
ik leg as 'n
.
.
Bet (met bedoeling). Mijn staat zoo'n bóél in de weg zoo'n berg waar 'k me mond over hou
—
— as
Je het wel erger gelege
Jacob (ingehouden). Begint
—
beroerder gelege me voete as je d'r
Bet
zés lol
hier
gemier weer?
't
maande het.
in
.
Lammersen). Da's nou
(tot
—
smijt
— 't
'k
.
.
Hèb
me voor
.
'n
vier en twintig, die 'n ziek schaap gunt. .
op de grond.
man van
bij
de
nog geen liggmg
.
Jacob. Dat doe
Bet. Dat doe
'k
je
wel
niet.
.
.
Maar as je 'm Dat doe 'k wèl as de dokter Gasthuis had late brenge zee en niet zoo'n kop had getoond van af (tot October, zou alles anders zijn geloope Lammersen) je ken me geloove: 'k heb verdomd remathiek in me poote van 't legge op de grond 'k ken de messe haast niet tege de slijpsteen houe. Da's me klacht.
Jacob na
(driftiger).
't
—
—
—
—
.
.
.
.
.
Sien (koffie die ze terwijl gezet heeft in de kommen schenkend). Kruip dan in de bedstee, neetoor en 21
jammer zoo te
niet
—
mijn
me
zorreg
om op
de grond
slape
En mijn ook. Ik heb in geen weke 'n oog toe nee gedaan. Zoo as 'k leg, mot 'k prakkezeere dan zie 'k heelemaal geen kans ik geen koffie
Thijs.
—
—
Lammersen As
Thijs.
.
(slurpend)
'k koffie
Bet
as ik
.
.
Voor wat ?
drink ken 'k geen seconde slape
.
.
—
Da's bij mijn 't omgekeerde slaap ken 'k geen koffie drinke, hahaha!
Lammersen. Hahaha!
—
.
.
(lachend). Daarin ben
jij
de eenige niet!
—
zit nog! Aal merk je hoe stil de muize hiernaast benne nou de poes op de loer leit? Aal ken van alles as ze slaapt tege mijn gaat ze hardop tekeer in d'r dróóme, hahaha! en ik zelf pruim van gewoonte de heele nacht door Mot je?
Lammersen. Dat
—
—
.
.
—
.
Nee.
Thijs.
Jacob (uit de toegestoken doos 'n pruim nemend). Dankie (hamert een nagel in 'n schaar). Jan.
me
Laat-ie ophoue, harsens.
Bet. Jacob.
.
—
't
dreunt zoo door
Of-ie niet ken ophoue, Jacob? 'k
Ken ze toch
in je oore, jö is vast,
22
moeder
.
vader.
—
niet
zoo aflevere Stop je vingers benne d'r Hou
drie tikke en ze
!
.
.
.
Bet (Jan de kom aan de je
niks
—
lippen zettend). Zoo hoor niet zooveel gelijk
zuinige slokkies
—
Lammersen. Da's de pest voor
Ach kom
Bet.
zuig maar op
Jan (naar de
zij
— 't
'm.
enkel de bojem met sachelien brokkie, Jan.
van het raam roepend).
Lammersen. Tege wie
hei-je
't,
Dag
—
mottige
jö?
Jan. Tege de lantaarn-opsteker... Kijk maar: een, twee, drie, hup enne 't lichie brandt Da's zoo'n kreng! As je 'm met 'n urret in z'n nek blaast, laat-ie z'n lantares in de steek om je na te zette... Da-was 'n keet, hoor!
—
—
—
—
en 'n keet was 't ook 'k zou d'r maar zoo groos op gaan! da'k je van 't pelisiebero heb motte afhale voor 'n verbaal voor de ingesmete spiegelruit ... 't Is zóó'n duvel geweest, Lammersen, dat 'r geen dag zonder de een of andere
Thijs.
Ja
—
niet
schooierstreek
voorbijging
flikke kon, ha-je
Jan.
nog
last
—
en as-die
met 'm.
.
Hu! Hu!... Nou doene ze me lekker Ze benne 't lang vergete.
d'r verbaal ...
Thijs.
voor
.
Jou doene ze niks, 't Gerecht komt
—
—
nee daar
nou nog
't
.
niks met
.
mijn dubbel as 't snapt-ie nou niks
van, zoo'n kind! Jan.
Dan mo-je me maar 'n paar weke Wat zè-jij, Jacob?... Ken
vader...
bromme,
late
ik
't
hellepe 23
door
as-die in.
.
En
keilt!
ruit
'n
d'r
was
al
'n
barst
.
Thijs.
Ja, ja
—
goeie.
is
't
.
.
Zesde Tooneel. De
vorigen, Riesje Bonnet.
Riesje (over de onderdeur). Jan.
Thijs
Vollek!
Vollek, vader!
—
de trap).
(bij
Wie daar?
Kompelement van pa
Riesje.
Bet.
—
Kom
d'r in,
of je effen
kind.
—
—
of je effen pa wacht 'r op Nee, juffrouw twee kissies sigare weg wil brenge met de quitantie
Riesje.
d'r bij.
Bet. Jan.
Daar mag-ie
niet
om
vrage
As ze nou toch beloofd benne!
zooi.
We .
vergete
't
niet,
Jan! Je krijgt
'r
'n
.
Help-ie
Riesje.
24
jas an en 'k veschijn!
En me blomme, Riesie?
Riesje.
Jan.
.
Trek me
Thijs, 'k
Jan.
.
't
Beloof
dan nog 't,
is
onthoue?
hoor! Daaag! (af met Thijs).
heele
Zevende Tooneel. Bet, Jacob, Sien, Jan, Lammersen.
Bet.
Wat
'n
meid voor amper twaalef!
—
Maar witjes zulleke binnevetters motte d'r nog gebore worde. Ze leve van wind om te potte! As vader zich nou wèl in 't zweet loopt, ken-ie
Sien.
drie-,
viermaal voor z'n kruierscente
werom komme
Bet. Motte die ook weer over de hekel? Het-ie niet twee keer 'n flesch wijn gezonde om te versterke?...
Die jij en vader uitgedronke Wij mochte d'r na kijke.
Sien.
.
Bet. Sien.
op
Mocht Is
hij
'r
Bet. Ver
zei je
achentig
't
is
mensche an
—
met
hahaha!
voor de dokter, taddik!
hij
dan door angesterkt
betale.
tijd
hebbe,
.
.
!
.
.
.
Laat-ie liever
.
met zoo'n waar,
giftige
buurman
komme! Werme hebbe beste
tong
—
Toe
ze d'r kopere bruiloft vierde het Jan 'n borretje soep gekrege, vleeschballetjes 'r in waar Jan?...
eergistere
ze.
—
—
Jan. Fijn hoor! 'k Hè-d'r de heele nacht van gelege 't Vet zwom d'r op
wakker
!
Bet. Enne toe nog waar, Jan?
is
'n
reep taart in de avond
—
Jan {klukkend van genot). Met.zullekke ende sekade! 'k Wou dat-ze morrege weer twaalef jaar getrouwd ware 25
Lammersen. Dan kom
ik
met me eene poot an de
beurt, Jan!
Dat kè-je an je hart voele! Hu! Jij krijgt 'n pakkie pruimtabak! Voor jou bakke ze geen taarte-
Jan.
mik! Hèhèhè! Je ken niet wete, rakker, wat mijn in 't vet leit. Afkloppe! Afkloppe! D'r anders as tulband in 't vet.
Lammersen.
.
'r
leit
voor wat
.
Achtste Tooneel.
De vorigen, Aaltje. Aaltje (opgewonden de trap af haastend). Jewel Jewel Docht 'k 't niet! Hé-'k niet gezeid da-je na de Prinseen hij 'n Wij sappele ons dood gracht mot boodschap is 'm nog te veel !
—
!
Lammersen. Voor jóü is me niks As je van kastanjes geen last van haalde 'k de kastanjes jóü uit 't vuur.
Aaltje,
'k
te
veel,
:
patroon!
je galsteene kreeg,
van de hééle wereld voor
Ken jouw vuur misse
Lammersen.
'n
Waschvrouw
zonder
vuur,
da's
'n
bakker zonder deeg!
De schele in 't kolehok opsluite! jóü opsluite, maar erges anders
Aaltje.
Lammersen. Die hé-'k pas voor
d'r
Ze moste
jaardag
'n
dozijn frontjes-voor-mezelf kedo gegeve!... 26
half
Sien.
Voor
Daar
jezellef?
hè-jij
veel an gehad, Aal!
Aaltje. Nou? As je te lui ben, zeg 't dan maar ineene! Z'n verstandskieze mot-ie nog krijge!
Lammersen. Hahaha, as d'r geen lood in zat was 'k ze al voor 'n eeuw kwijt! Welk nommer van de Prinsegracht
Dat
Aaltje.
is
zei
patroon?
't
.
Me
wel hoore!
je
ottemebiel neme.
zelle
voor jou
'n
.
Lammersen. 'n Ottemebiel >oor de schoone waschies met 'n sjefeur ga jij mee rondbrenge, Sien?
—
Derek! En hahaha!
Sien.
morrege
dan
mijn
je
rij
na
de
febriek,
Lammersen. Aaltje,
'n
Hoeveel paardekracht krijge me, patroon?
Ezel die paardekracht mot!...
Lammersen. Daar zeg de flesch. Jan.
Ga
Dag
Bet
je strakkies
—
'k
niks
op.
Da's de kurk op
dag jongen
nog wat op de harmonica
spele,
buurman? Lammersen. Hoor jij dat zoo graag vrouw 't wil, speel 'k 'n moppie Jan.
Mag-die,
werom Aaltje
juffrouw,
as-die
van
—
nou as me
de Prinsegracht
is?
(korzelig). Of-ie
wat?
.
.
Jan. Of buurman op de harmonica klaar met z'n boodschap is?
mag
spele as-ie
27
Aaltje. kind
Dan mot
—
Lammersen.
ommers
toch
je
Zal
paar uur wachte,
'n
kroeg komt.
eer-ie uit de
.
.
—
enkel pakke, Jan de harmonica en me vrouw op d'r ken je van smulle! Blijf-ie nog 'n getuigschrift van (op de trap). me geve, patroon ? Ze watertandt om me doopin 't Parceel te lichte, hahaha!... Die Adam wat 'n verhale redijs Hoe het-ie haar niet gekend, hahaha! Wasch en Strijk-inrichting voor vijgeblaadjes, hahaha!... Mot 'k de meide oververtelle late de ijzers koud worde van 't lache hahaha! Hahaha! Hahaha! (af.)
om
jou
'k
d'r niet een,
— ik op poot — daar
pleziere
te
.
.
.
.
.
—
—
!
.
.
.
.
.
.
—
Aaltje
God, god
(tot Sien).
Sien (nalachend). Ken ik 'k
is
't
—
stik
hellepe
!
niet in!
'r
.
.
.
Ben
'k
blij
as
lache mag, hahaha
Aaltje. Help jij an cente om te betale? Overal terugkomme pieretjes
is!
waschgeld
Blare
loop-ie
wurme begint, neme
los
te
—
de meide Zaterdag kijk me berg paje an je poote om 't en as je in 't onfat-
—
ze 'n ander. Hèm is dat Mijn breekt 't angstzweet uit! Me longe piepe van de bezetting de meide verniele gister nog zoo'n gat in 'n de fijnste overhemde borst geschroeid wie mot dat vergoeie? en geen rooie duit voor stijfsel en zeep. Die kerel het makkelijk lache. (achter het beschot klinkt gegier en gescheeuw). Hoor! As 'k me geen beene maak, stele ze weer me tijd! Hoor 'm bezig je
soendelijke glad z'n zorreg.
—
—
—
—
.
.
.
.
.
.
—
zou 'm 28
.
.
.
(af).
Negende Tooneel. Bet, Jan, Sien, Jacob.
Bet
(tot Sien, die
mee de trap op
wil).
Waar mot
dat
na toe
Mag
Sien.
'k niet effen
hiernaast?
Bet (wantrouwend). Waarvoor hiernaast?
(de hand boven de oogen leggend en de schaduw van 'n stappenden man ziend). Hier blijve ... Of 'k 't niet in 't snotje heb ... (de man buiten fluit). Jewel Fluit je hond! (nijdig de trap op en over de onderdeur vinnig pratend). As je maar deurloopt, hè? Mot je 't met me dochter achter me rug anlegge, vuile kerel (Een stem : „ Wat mot je van mijn ?") 'n Meid van nog geen achttien As 't maar gedaan is Een stem: „Is de stoep vrij! Ben jij beduveld!") 'k Ransel d'r net zoo lief dood, as je 't maar !
!
!
.
!
!
.
.
moeder
.
.
.
.
Jacob
Bet
(driftig de trap op) Laat mijn d'r is
(drenserig-angstig).
nee geen gevecht je
hande
.
—
bij,
.
.
—
—
Nee toe Jacob niet jij leg in Jezisnaam dat mes uit
.
Jacob (naast haar dreigend)
—
brani
Me
stem : lust".
Jacob.
me
.
.
late niet
late !
Me
Je ben gewaarschouwd, voor ons huis fluite. (Een .
late f 'k
Zal zooveel
.
.
fluite as 'k
fluit).
Ga op
zij,
moeder
.
.
29
—
Leg nou dat mes neer je ben 'r pas ongelukkig door geworde je komt 'r niet door
Bet.
—
.
.
Jacob (driftig het mes tegen den grond smijtend). Daar dan 'k kan 't wel met me klauwe af.
—
.
.
Bet
(de bovendeur sluitend). Nee. Je gaat 'r niet uit jij nou de wijste (fel tot Sien) Bè-je in je schik? Ellendeling van 'n meid! Ongeluk breng.
Wees ie
an!
.
.
.
.
.
.
Sien (angstig). Heb
ik die
vent besteld?
—
de Jacob (de trap afkomend) 'k Laat 't voor jóü nog niet droog achter z'n oore snotneus (raapt 't mes op). As 'k je met 'm zie, komt-ie niet (zit weer aan de werktafel). gaaf uit me klauwe
—
.
.
.
.
.
Bet
(door den kier loerend). Kijk 'm afzakke, de schooier ... (de trap af en fel tegen Sien). Da's de laatste keer! Dat mot nog is gebeure. Afspraakies make hier voor 't huis . .
Sien (angstig), ken 'k dan .
Bet (feller). was je na
'k .
.
Weet
nie eens wie d'r stong!
Hoe
?
Dat
As
tegenhiew, bek: 'k geloof d'r angstig van je geen woord. ... Bij Dat neemt 'n faliekant einde met jou. Heb-ie niks om hande? Benne je vader z'n kouse klaar...? lieg-ie!
'k
je
Hou God, 'k wor
buite geloope.
.
.
.
niet
je
.
Veruit! te
.
.
Nieuwe voete anbreije! (Sien begint mokkend Een stilte. Jacob''s slijpsteen snort).
breien.
Jan. Je had 'm op z'n ooge motte timmere, Jacob! As je ze 'n pomp in d'r maag geeft of 'n puist voor 30
(Een stilte.) neus, legge ze voor merakel. loeder om te loope fluite, hè? ... As je was bakkeleije, had-ie 'm gesmeerd, hè? (Een
d'r
.
.
.
Wat 'n komme
Ben zoo
'k
stilte),
Zei wel overgaan.
Bet.
Jan (klagerig),
Mot
Bet. 't
Enne
.
't
'k
Jan.
Om As
Bet.
vort.
kou
zoo'n dorst
drinke
.
krijg.
Eet liever straks
(tot Jacob.)
Wat ken
ribbe
.
—
haal dan die
.
Is
't
zoo beter?...
.
'n
.
vatte?...
boterham, kind.
Drinke
!
.
Z'n hande gloeie
!
.
.
me
:
zoo'n dorst.
Jacob.
van an
.
te late
Jan (drensend). Nee
Hè
.
.
.
zoo over
trekt
je 'n
'k
.
.
lamme deken Bet.
Hé
moeder
nog meer drinke? Daar raak-ie
je
zweete.
Jan.
Bet
heet,
.
(op huilen af) 'k
.
water
Zou
'k
kwaad?...
voor
'm Misschien
ha-je niét met 'm motte uitgaan
Bet. Het de dokter niet gezeid: met zou 'k 't prebeere. .
zachte dag
Prèbéére
Jacob.
Bet.
'n
.
Makkelijk klesse achteraf
(Jan water gevend). vedaag niet doe d'r langzaam over, dan hebbie d'r meer plezier van!
Meer
krijg-ie
—
.
.
.
31
Jan (na gulzig geslokt te hebben). Hè! Hè! 'k Wou da-'k as de zwane op de vijver van 't Parrek lee, dan slurpte 'k me buik vol da'k as de buurvrouw zoo dik wier (een stilte). Daar gaat de bel van de winkel weer. „Geef me d'r van de twaalef' 'k .
Wou
Om
Jacob. Jan.
Hu!
—
in je
broek
te
.
.
.
.
doen, jö!
Hè vroeger de zwaarste
'k
Hak maar
Jacob.
Jan
dat ik d'r een had.
endjes gerookt!
Van wie
op, jö!...
As vader 'n endje en van de straat hóópe
(vroolijk).
!
.
z'n
cente?
slonzige, hèhèhè!
liet
.
Hèhèhè! Lekker!
Bet.
Jan. As je 't boveste blaadje d'r af plukt smake ze best enne as ze 'r te lang op gelurkt hebbe, stop-ie ze in 'n pijp van 'n cent.
—
.
Had
motte zien ondeugende jongen!
Bet.
'k
Jan.
Pieng. Pieng.
beltje ..
Jacob. Jan.
.
't
Zit
.
jij
Nou te
het-ie z'n twaalef pruime, Jacob?
om
'n
dub-
Ja, jö.
Dat zou ikke
niet
motte.
Slik-ie
dat in
—
die
smurrie van de tebak?
Jacob. Jan.
Ja, jö (een
Pieng.
hè? As stokke 32
—
stilte).
Pieng. Weer een. Hij verkoopt ze maar, in segare dee, verkocht 'k énkel stinkallemaal dezelfde en de eene gaf 'k voor
ik
—
Of-ie je Da-was de burgemeester kwam ? Zei Hindert de lamp je, jongen? kon, watte? Zoo goeie? Zoo goeie? 'k 'r wat neerdraaie je
.
.
.
.
.
.
.
.
.
Jan (moe achterover liggend).
Ja.
Bet (gejaagd-opmonterend). Weer 'n klant, Jan.
Pieng.
Bet.
Ja.
.
.
.
Jan (zwak).
.
.
.
.
.
.
.
.
.
Pieng.
Hoor-ie?
.
Slaap-ie?
Jan (de oogen openend en in den schijn van het tuimelDaar hé-je de zwaan raam kijkend) .
Jan.
Jan
je.
De zwaan
(angstig). (fluit
een
bek.
je
(dicht bij z'n bed). .
...
.
.
De zwaan.
paar maal zachtjes
Hou open
wil).
Bet
.
Wat hè-je daar? De zwaan uit 't Parrek.
Bet.
Bet
.
.
.
.
of-ie 'n vogel lokken
.
Bè-je wakker, Jan,
of
droom
.
Jan (afwezig).
Wat
zé-je?
.
.
Gotogot, kind, wat hé-je 'n koors (begint te snikken). As jij as jij as jij me afgenome wor, ben alles van me hè-'k niks, niks meer jij alles, Jantje alles Jantje (bij Lammersen begint de harmonica: „Geef me nog 'n drupje, geef me nog
Bet.
—
—
— —
.
—
drupje o, wat is de bloemkool mooi" Hoor-ie, Jan? Hoor-ie? Buurman is nou speelt-ie zooas-ie beloofd het. 'n
— 4
.
.
.
.
.
.
.
.
te spelen).
werom
—
.
49
Jan (vaag). As z'n vrouw 'm maar niet op z'n tabberd komt, hè?... Wat 'n slabek ze tegen 'm opzet, hè... Puf, puf, 'n hette, wat?
Zeventiende Tooneel. De
vorigen, Thijs.
Mo'k me nek breke
Thijs.
Susch
Bet.
nog
.
.
—
de lamp op.
draai
Suscht ... hij 's niks goed. Zoo Ga de dokter waarschouwe.
.
.
.
is-ie
niet geweest.
Nee. Loopt wel los. Verdomd! (smijt den takel niemand thuis na 't vuurwerk Gesloten (trekt z'n jas uit):
Thijs.
—
neer).
Bet.
Wat doe
Thijs
Bet.
—
je?
Wat
(norsch).
'k
doe?...
Thijs.
Bet.
.
.
En Sien?
Na
de bakker
Laat je die.
Mier verdoen
Thijs.
bed kruipe
Zoo vroeg?
Thijs. Wi-jij gaan porre?
Bet.
In
me
.
—
en weet ik 't!...
.
niet
an
me kop!
.
.
.
'k
Zou me kenne
Ben de boel zat (tot Jan, die zacht kreunt). Hou op met je geklaag de heele dag voer je 't hoogste woord geef me 's nachs rust (klopt tegen de wand). Blijf je nog lang op dat ding 'k
!
—
50
—
—
jenke? Hé! Hé! (harder), 'k Ga na kooi, ja! (de harmonica stopt). As d'r geen wonder gebeurt geen oogeblikkie om te blaze komt kenne me na de bedeeling. Mo'k alleen in bed?
—
—
.
Bet (dof voor de 't
.
.
tafel). Ik
wakker make
zei je niet
Thijs,
.
Metras van Jacob
wacht
om
te sluite
(hij stapt in leit
'r
nog
.
.
.
.
'k
de bedstee).
in
Bet. Leg 't dan op de grond (hij tilt een stroozak op den grond, werpt de deken er over, herstapt in de bedstee. Een stilte). Slaap-ie, Jantje?... Slaap-ie? (ze staat op, bukt zich over hem heen, beluistert z'n ademhaling, draait de lamp bijna geheel af, leunt terug in haar stoel, 't Klokje op de kast slaat acht zachte slagen. Enkel het licht van de lantaarn, buiten, belicht den linkerhoek en de drogende wasch. Boven gaat de winkelschel over en meer ingehouden zet de harmonica een droefgeestiger volkswijsje in. Bet
dommelt langzaam achterover. De lamp
knettert, dooft.
windtocht bewogen, begint de drogende wasch te wiegelen en in den schijn van het tuimelraam leeft de witte glanzing van een zwaan op, die Als door
z'n
'n
nek omlaag buigt).
Achttiende Tooneel. Jan,
Jan
(in
Bet.
droom pratend). Nee, hoor, 't meer Hé-je nog
niemedal langnek? krijgt
De Zwaan,
.
is
op.
niet
,
.
.
Je
genoeg,
.
51
De Zwaan
de glittering der lantaarn, beweegt den
(in
nek ontkennend). Nee. Jan.
Hé-je toejoer honger, zeg?
De Zwaan
(knikkend). Ja,
—
Jan. Verroest
kè-jij
De Zwaan. Waar Jan.
.
Wat
.
prate...?
me bek voor?
hè-'k anders
Da's de eerste keer da'k
De Zwaan. Mot Jan.
jö,
je
maar
is
hoor.
't
.
.
meer komme
luistere
mekaar?
klesse juillie dan met
gaat jóü dat an?... Me hoeve toch hurrie te make as de hinkepoot naast
De Zwaan. Wat zoo'n
niet
hahaha!... As-die mijn in 't kolehok op ha ha 'k de hengsels stuk getrapt.
juillie,
geslote,
Jan.
.
Da-zou
De Zwaan. Jan.
D'r
hou
je
niet glad zitte....
je
la-me geen loer draaie....
Ik
korste
zitte 't
uit.
.
.
.
ijs
ik voel
De Zwaan. Kou
an
me
je vlerke,
zwaan
—
poote niet van de kou.
hoe .
.
is lekker, jö!. As me vijver tot an de bojem toeleit nebbe me de meeste pan dan make me glijbane tot an de kerk en as de smerisse d'r asch over gesmete hebbe make me 'n nieuwe 'n keet, hoor!
—
.
— —
—
Jan.
Ik
mot
krükke. 52
.
.
'r
niks
—
.
meer van hebbe
—
glij
jij
is
met
De Zwaan. Hoe kom-ie ook in
boom
de
Was
zoo verrekt-stom!
blijve zitte....
het 't voor Jij de hoek komt.
Jan.
De Zwaan. As
—
zegge
't
om
as 'n smeris net
.
.
boven
d'r
je
was
in
had-ie
gebleve,
geen snars kenne make... Die benne ommers stijf om je na te klautere....
te
je
En
Jan. je
—
staan
met
naklesse
krijgt
.
Daar gaat nog wat 'n vette
Jan.
En
...
Jan.
.
.
.
Hap
die goudvisch.
't
.
.
Jan.
lijf
leg-ie
nou
'n
schuiver,
.
.
.
.
gebakke .
Hap
.
.
.
de bakker staat raam.
De Zwaan. je
Wat
me
breke
op, krijg 'k
't
zuur
.
Bij
voor
en voor
maar
en daar 'n bliek voren Ik zou ze niet rauw motte
De Zwaan. Goudvissche van.
'r
—
'n
slikke ... Ik lus ze enkel .
mot
Zoek-ie wat?
't
jessis
De Zwaan. Hap
je
zoo hard praat, neme ze schorum.
je
de smeerlappe,
—
makkelek...
is
je olifanteslurf?...
De Zwaan. As Jan.
— is
ze tot de nacht beneje blijve loere
as
tweede verbaal
'n
door
D'r ken
.
'n
heele
kom gouwe
Al ha'k in geen dage gevrete .
.
.
dieve
.
Hap
ommers
.
.
.
niks
Hap
.
meer
.
.
Hap.
bij in je
.
!
...
Ze blinke
.
maag! Hèhèhè!
Hèhèhè! Hèhèhè!... 53
De Zwaan.
lacht
Jij
ook
leelijk,
zeg!
Jan. As ze bij mijn zoo in me boddie rondzwomme, braakte me hart tege me ribbe je het 'r al meer as dertig in je slokdarm, hèhèhè... Je mot ze eerst d'r kop afbijte, langnek, anders raak-ie ze levend
—
hèhèhè
kwijt,
!
.
De Zwaan. Knap te
.
werom
as d'r één 't flikt in de vijver gepiept, hahaha!...
komme... Ze benne
Jan (angstig). Pas op!... Pas op!... Smeer 'm water !
in
't
.
.
De Zwaan. Watte dan? Pas op!... Hij zei je in je vlerke pakke!... Koescht! Koest, lamme hengst... Za-'k 'm 'n steen na z'n bast keile?.
Jan.
.
De Zwaan,
Sta d'r wel tien
'k
hond sprekend).
—
Ja,
of
jij
!
nou
(tot
den denkbeeldigen en in me poote
blaft
daar hè-'k lak an, groote brani De jonge wou komme, hè-'k doodgebete en jou en jou... As je in 't water durreft, douw 'k je koppie onder en as je op de wallekant 'n vuile streek uithaalt schiet 'k de wolke in... Met z'n staart tussche z'n poote kruipt-ie 'r vandoor. Dat het tande in z'n bek! Is-ie 'r bekaaid
wil bijte
—
—
.
!
.
.
.
me
rot die bij
—
.
afgekomme,
ja of nee,
hahaha!...
Jan. Verdorie, wat kè-jij liege! De wolke in schiete! 'k Mot 't je zien doen! Je boddie is ommers veel te
zwaar.
De Zwaan. 54
.
.
Jij
zei
zoo kenne vliege over de boome
enne over de huize enne over de toren van de kerk. Ik hè wel is 'n uurtje op 't kruis gezete, voor me lol....
Jan. Op 't kruis van je vader z'n broek zei je meene, opsnijjer
Nee, jo! Om de weerga niet, jö! Ik zat op 't kruis van de toren enne 'n pan as me hadde! Al maar deur Hete me vrind en ik de vissies op de lui d'r teste in de kerk valle, haha!... Dan zee de koster: wat mot dat nou enne zoo as-ie na boven keek, kreeg-ie 'n baarsie op z'n snuit, hahaha!... Toe is-die ze gaan bakke in de boter
De Zwaan.
.
.
—
—
vrouw
daar komt 'n bakkie achter de lantaren al....
boome
!
Jan.
—
Zwaan
—
ziet z'n
je
De Zwaan. As Jan.
Geeft de
De Zwaan.
Op
de
gevrete .
maan zoo'n
licht?
Niks as de maan .
Jan.
ziet,
de maan, jö....
Ken ommers
—
'k
ben
d'r
niet!
honderd
.
maan?
De Zwaan. Op de maan en op me in 't water verveel, vlieg 'k daar
enne
.
me nou! Da's
je
keere geweest. Jan.
—
z'n
en het 'r zich ziek an kreeg de grate, hahaha
of
de sterre... As na de groene die
'k je
na die gele....
Bè-je op die witte ook geweest?
De Zwaan.
Jessis,
jö,
duizend keere...
As
'k
geen 55
heb
lol 't
Jan.
komme ze allemaal na mijn in hè-'k ze boven èn beneje....
uit te vliege,
Dan
water.
Waarom
breng-ie d'r dan niet wat mee?...
De Zwaan. Wat mot paling.
vette
vies.
Jan.
.
ik
'r
En van
.
mee doen?
'k
Hè
liever 'n
kikker ben 'k ook niet
'n
.
wou
Ik
had wat
.
dat
die
ik
en die paarse
'n
rooie
dat
is
met die groene randjes
gele
— en die rooie — — of d'r kerel met endje ankomt! — en die witte — en
—
jessis, jessis, 'n
'n
sigaar in 't donker die bleeke die zoo staat te miere of-ie uit zal gaan (beweegt vaag de vingers in grijping), 'k Ken d'r niet bij
—
De Zwaan. En Jan.
Dan
ken
ik
ging
as je d'r wel
De Zwaan. Ken maar wil
?
.
—
'k
—
voor koope
d'r niet bij.
wat
bij
dan dee je
maar
.
— —
kon
watte dan?.
je
'k
wil.
met zoo'n
je
.
.
ken
.
d'r alles
.
ster
kóópe
—
wat
je
.
—
vraag 't me Jan.... Al de sterre benne diamante broer Jacob, die weet 't en me moeder, die weet 't (telt op de vingers in onwezenlijke tasting). Een, twee, drie, vier, vijf turf.... Een, twee, drie, vier, vijf turf. Een, twee, drie, vier, vijf
— —
—
turf.
.
.
De Zwaan.
—
.
Zit je ze te telle? Schei
Jan (glimlacherig
De Zwaan. 56
.
.
Je
nou
uit!
voorttellend). Een, twee, drie, vier.
slaat
die
groene
bij
.
.
de maan over....
Jan. d'r
Had
al....
'k
Vier,
van
draaierig
vijf
—
turf!...
As
'k
d'r
—
bij
Wat zou 'k me zakke vuile en onder me pet.... Me haalde en de meeldief kreeg lommerd en me kochte 'n de schoenfrik
jij!
—
—
—
De Zwaan.
Za'k je op geen ladder te neme!
Jan (op de knieën). Kè
De Zwaan.
jij
Tien zooas
me
schoere
me houwe? jij
—
Hè! 'k Wor kon zoo as
en me buis vol de takels uit de en z'n cente
—
nieuwe kachel!
tille,
'k
dan hoef-ie
Weeg, hoor
as je zakke
maar leeg
benne Jan.
Hu! Hu!... Wedde da-je me
houwt?
niet
Daar ik. Hang is an me nek.. zweeft Jan aan den nek der zwaan, dan
De Zwaan. Dat doen ga
je (even
.
.
laat deze hem weer los). Hoe was-ie?... 'k Hou je Maar je zakke motte leeg zoo 'n uur lang Je zakke benne van lood.... geheel zacht-rustig Jan (doende of hij z'n zakken ledigt van gebaar). Ken 'k dat hier op 't gras late.
—
.
Zalle ze
't
niet
.
moere?
De Zwaan
(den nek dicht naar het bed gebogen). Ha'k gelijk?... Je het 'n oudroest-kelder in je Wat mot je met spijkers?. zakke..
geen
.
Jan.
Gaat jou dat an!
De Zwaan, en
.
.
'n
'n
Doossie lucifers
verversmes, hahaha!
Waar
—
en 'n kattepul hè-je dat gegapt?.
— .
Jan. Dat lieg-ie vierkant langnek! Van me broer gekrege.... Nee niet zoo dicht met je kop d'r op! Je 57
zou d'r je snoet an open hale (den zwanenkop wegduwend) Ga dan opzij
De Zwaan.
Het-ie daarmee gestoke?... 'k Hè plekindere, nou, nou!... Je ruikt 'r 't Da's me bloed an.... Da's me zoon (klagelijk) oudste zoon. ... Ik durf haast niet over straat te enne bleek gaan.... Z'n hare hebbe ze geknipt wit komt 'r van as wit wit as-die ziet je de Schrift verwaarloost.... zier
me
an
—
—
Jan
—
—
met onwezenlijk droomgebaar de nou niet
(moeilijk, altijd
hand langs
—
het voorhoofd strijkend). Klaag
zoo moeder..
.
—
De Zwaan. Moeder?... Moeder
as 'k de zwaan andere zak leeg?... Toe dan! As 't te laat wordt, schopt de smeris-van-'t-Park 'n kouwe drukte.. Me motte voor de morrege terug weze.. (Jan ledigt z'n andere zak). Is dat suiker?
ben!...
Is
.
je
.
.
Jan... Hèhè!... Hèhèhè! Dat ziet-ie voor suiker an, 'n brok krijt van de bovemeester
De Zwaan.
Komt-ie nooit leeg?... Veters, Werkt-ie goed?
'n
eindje
sigaar, 'n zuigleer. ...
mee
Jan. Je haalt 'r de klinkers lekker nat is.... Reddie!
De Zwaan. Dat 'n
Jan.
Wat
plukke,
de
straat,
as-ie
Zie nog kallebaste en
'k
.
hindere die?...
De Zwaan. As 58
lieg-ie!...
glazen knikker..
uit
verdij
met mijn
jij
ik
't
sterre
ballast
te
de vleet ga bij Toe sjouwe
De maan
staat al boven de de takke mierakel Lollig, gane tegen mekaar tekeer of ze bakkeleie as 'k daar me twee vlerke as 'n zeil opsteek, hè? Rrrr Rrrr za-je me zien laweere voel spiet. Voel spiet ('t kind staat in het bed, den Rrrr arm om den nek van de Zwaan). Maar 'k waarschouw je stil te blijve zitte en me vlerke vrijlate anders valle me allebei hartstikke dood op de steene enne en niemeer sterre laje as ik stouwe ken d'r benne d'r oppasse je geen blare te brande enne je zoo smoorheet as gepofte kastanjes mond houe as me voorbij de zolderrame vliege, anders smijte ze natte pruime na je kop.... Enne je zakke potas me strakkies na beneje komme potdicht!... D'r benne d'r bij, die dicht, hoor nog na de hemel terugschiete eer je d'r an denkt
smijt neer in
—
boome
gras..
't
enne
.
.
waait
't
—
'n
—
.
!
.
.
.
.
!
.
.
.
gauwer as
—
—
urret
'n
— —
—
—
Jan.
!
.
—
—
'n
.
!
.
uit
'n
urreteblazer.
me nek springe.... met me slappe beene
.
.
.
Nou met
anloopie op
Ken
geen
fut
niet
meer
De Zwaan
in.
—
daar hè-'k
.
.
Dan
zal
ik
Nou?
bukke
Durref-ie
niet? Jan.
De maan
de smoor
De Zwaan.
in
kijkt
het..
zoo
nijdig..
.
.
'n
Kleur het-ie of-ie
.
om
Kring
de
maan
kost
'n
traan.
.
.
Veruit Jan.
Za-je
zachies
worde gezete De Zwaan. Dat
—
an?... de sterre
lijkt
Ze
—
holle
of
achterna
ze
de diamante.
.
.
maar zoo, jö!... Dat benne de 59
wolke,
vandoor jage (de harmonica
die d'r klinkt
buurman
zeer verwijderd).
De wind
bij
den
gaat te-
om de hoek van de nou stil in me vijver ga legge, drijf 'k af as 'n praam die van z'n touw los is geraakt... Bang hoef-ie niet te weze... 'k Hè d'r nog nooit een late valle. ... keer,
hoor! Jessis, wat huilt-ie
As
gracht. ...
Jan. Die
'k
lamme maan
De Zwaan.
Smijt barst in komt. .
'm
zoo vuil....
kijkt
steen na z'n snoet, dat
'n
'r
'n
.
Jan (angstig). Zachies, zwaan
—
d'r
ken
'n
klabak
boome loere.... 'k Mot kommende week Wat danse de boome.... Wat 'n voorkomme.. Wat maak jij 'n lucht met lichies in de huize Wat geve die sterre dichtebij 'n hette, je vlerke achter
de
.
'n hette..
.
.
De Zwaan. Nou
— —
nog harder as ga 'k vaart zette tram nou gane me voorbij 't kruis dat benne alledaar zitte duifies op de kerk da's de pijp van Sien d'r maal schoorsteene dat benne de vlagge van de koningin febriek pieng pieng da's de vlag van de sigarenwinkel dat benne de geef me d'r van de twaalef! Rrrr!. daar wone juillie. strate en de lantares Rrrr!... Rrrr!... Nou steek 'k me vlerke op, hoef 'k geen slag meer te doen, drijf 'k op me vet... Plukke, jö! Plukke! Me benne 'r. de
elektrieke
—
—
—
— —
— —
—
—
.
.
Zoo'n boel licht tegelijk. Ik kan nog niet zien zoo'n boel (hij tast glimlachend).
Jan.
60
.
.
.
— .
.
TWEEDE AFDEELING.
1
)
(Hetzelfde tooneel van het eerste bedrijf in schemer gehouden. Door het open tuimelraam plast fel-rosse schijn).
Eerste Tooneel. Jan,
De Zwaan, De menigte.
Jan (de trap afglijdend, driftig tegen de menigte wier
en
voeten
beenen
uitsluitend
zichtbaar
buiten, zijn).
Nee!... Nee!... Ik verdraai 't!... Je krijgt 'r niet Vier hebbe me d'r te grabbele gesmete, één meer. waar zwaan?... Me komme d'r ook niet met stele Maak niet zoo'n verroeste oploop voor an!... onze stoep... Loop deur!... As je z'n pink geeft, .
.
wenschelijk dat bij Jan's laatste woorden in I 't licht dooft, het tooneel even duister blijft en de droomhandeling vervolgens zonder pauzeering worde voortgezet. De bedoeling is een stuk zonder interruptie. Daar het te betwijfelen valt, of het tegenwoordig publiek deze proefneming verdraagt, mag men tusschen I en II pauzeeren, mits de zaak op de programma's toegelicht worde. Het geheele spel in II zij onwerkelijk en geschiedend als in de koortsige verbeelding van het kind. De Zwaan moet door een kinderstem gezegd worden en bewege zorgvuldig mede. 1)
Het
is
geleidelijk
4 Aug. 1907. 61
neme
ze je heele poot... Hè-'k 't je niet veruit gezeid?... Toe, langnek, blijf niet buiten, schiet de trap af, dan doe 'k de klink op de deur!...
De Zwaan
(z'n kop door het venster stekend). Da's me de trap wel... Mo'k me zwemvlieze opehale?... 'k Hè liever frische lucht, (nijdig) Jessis mensche, dring toch niet zoo! Je staat haast op me veere! 'k Mot me vlerke langer as vedaag gebruike (hij zwaait de vleugels de menschen wijken een weinig achteruit), 't Is godbeter schande!.... Toe nou, juffrouw: je hangt met je rokke op me staart!... 'k Bijt je zoo in je kuite, aap van 'n jongen! Wat 't Is om de duvel in te krijge! zè-je me daarvan?. Smijt ze d'r nog één toe door 't raam, Jan anders loope ze me onder de voet....
— .
.
—
—
zakken doortastend). Ik dank jou laat ze gaan plukke (naar omhoog wijzend). Stomme bliksems, de heele hemel zit 'r vol van, zoo plentie as je niet berrege ken, waar zwaan?... Ik hè d'r nog krap 'n dozijn in me zakke... Morrege gane me weer... Morrege zei 'k nog is strooie as me werom komme. As je op me zwaan trapt, gooi ik je dood, platvoet! Je hiele komme je kouse deur!.
Jan
(z'n
d'r zellef
!
.
.
.
Stem uit de menigte best gebruike, Jan! te vrete ....
Tweede stem
(smartelijk.)
hond gesappeld van
As 62
't
'k
(klagend). Me kenne 't zoo nou, jongen! 'k Hei niet
Kom
—
mangelhuis
me huur
je
—
De
heele
—
week
hè-'k as 'n
ik ben de juffrouw ken me toch de blare berste an me poote.
niet betaal
.
wor
'k
op
straat gezet.
.
.
Derde stem {driftig). Deele zei je! Deele neus! Waarom hij alles — wij niks?
De Zwaan. schouw
Is
gedaan met dat dringe?
't
hei
ik
me
je as 'k uit
Vierde stem. Jan
—
zei je, snot-
—
je altijd
'k
Waar-
slof schiet!...
ik ben uit de snoepwinkel! Jan apeneute verkocht en van de 'k nog 'n cent die je me brenge
—
pollekebrokke krijg zou!... Geef mijn d'r zoo'n kleine....
vier
Jan. 'r
God
stem.
Vijfde
zal
je
Dan motte nog
van..
juillie
ik ben maande, Jan!
zegene, Jan...
maande zonder werrek zelf
—
vier
gaan plukke
—
ik
al
zweet
.
—
De Zwaan.
Geef ze d'r een dan raakie de hurrie heele gracht is zwart van de mensche... De tram kan d'r niet deur.... Jessis, Jessis de brug zwiept d'r van.. Je mot de overkant zien.. Jonges klim niet in de lantares! Mot je je nek breke? Welja, 'k zou me vlerke as 'n vloermat gebruike! Bè-je wel wijs, meid? Denk-ie dat eksterooge geen zeer doen. oe, oe!. kwijt!
De
—
.
.
Tweede
.
.
.
.
stem. Jan, Jan,
luister
nou
is!
Derde stem. Oppasse! Daar komt de Vierde stem. Laat
niet
je
bereje politie..
ondersteboven
rijje!
.
De
Stoot me niet in me ribbe! Mot 'k onder de paarde rake (De beenen van een paard en de sleep van een sabel worden zichtbaar). politie!....
!
Agent. Achteruit! Achteruit!...
Motte
d'r
ongelukke 63
komme? Wat
van die
zwaan hier?.
an
d'r
is
't
Wat mot
handje?...
.
De Zwaan (nijdig, met opgeheven vleugels). As op me lijf trapt, leg 'k z'n ooge dicht!... Agent.
Wi-jij
maar
is
mee na
't
knol
je
bureau gaan?
Jij
hoort hier niet! Veruit!
Meneer de agent, da's mijn zwaan weze plukke an de hemel....
Jan.
—
is
met me
sterre
Agent. Deurloope mensche, of me slaan d'r op in!... De straat mot vrij blijve. Is die zwaan van jou?. Dan mag die niet los op straat loope.... Is me .
dat 'n gedonder!...
.
.
Achteruit! Achteruit!...
Derde stem. z'n
Jan-van-de-kruier het sterre gestole zakke vol! As dat maar mag!
Agent. zalle
Hou jij me zien
zwaan
d'r
me
paard
is
vast,
—
Dan
jongen!
(springt van het paard, bukt naast de voor het tuimelraam).
Tweede Tooneel. RlJKSVELDWACHTER, JAN,
Veldwachter
(op
De ZWAAN, MENIGTE.
handen
moere geweest? Jan.
Nee, hoor!
De Zwaan. 64
Sterre
benne
vrij
en
knieën).
Bè-jij
an
't
Veldwacher. Jou wordt oprukt!...
Jij
hoort
De Zwaan. Hahaha! te
kijke
!
Ik
De mensche
schoenfrik.
—
niks gevraagd
maak
da-je
in je vijver....
lach me de bult van de staan na je leere zitwerk
(met z'n snavel den rug van den veldwachter lijkt 'n fuik, hahaha!
rakend). Je
Agent. Mot
'k
verbaal
De Zwaan. Water
opmake?...
en brood lust ik graag!
Agent. Niet zoo dringe, mensche!... Je douwt me 't raam door!... Haal jij je zakke is leeg! Jan. 'k
Eén mag-ie d'r kijke, wat zwaan?... zoo tusschen me vingers Da's 'n
witte ster doorlicht z'n handen.)
Die hou witte, (de
Daar kè-je de halleve 'n kanjer van
gracht voor koope, hè zwaan?. Da's 'n steen, haast as 'n kei zoo zwaar. .
.
.
Veldwachter voele..
Jan.
Geef
(zacht-gebluft).
is
.
op
—
laat is
.
An me kouwe
Veldwachter
zool!
werom, Jan!
Je krijgt 'm
Nee hoor!... Ik hou 'm vast (dichter op den veldwachter toegaand, belicht hij diens gelaat met de wit-lichtende ster). Hu !. Daar zet je ooge bij, hè?.
Jan.
.
Veldwachter Zoo groot blind van 5
.
(zacht). Da's 'n
.
wonder Da's 'n wonder. !
.
het de koningin ze niet... 'k Wor d'r da's machtig.. Hè-je 'r meer zoo?.
—
.
.
.
65
(pralend). Twee zakke vol! Poppetje gezien? dicht! (steekt de ster in z'n zak). As je me zwaan vraagt, neemt-ie je mee, wat zwaan?
Jan
Kassie
De Zwaan. Daar
ken-ie na fluite!...
Veldwachter. Waarom hem
De Zwaan. met
het
Jij
—
vier poote
'n
ik
wel, mijn niet?
knol om op te rijje hé d'r maar twéé.
Veldwachter. Me paard
al.
Trap
.
.
Hou
—
Veldwachter. Jan!. Met je zwaan ken in
't
an de hemel geve....
anders... Daar komt 't regent vijge, hahaha!. dop op in, mensche!... Hahaha!...
je
d'r niet
.
.
Jan!.
.
.
.
Jan,
'k niet prate.
.
.
wees jij wijzer. Voor jou leit wat .
Je het de spiegelruit van de horlogesteen ingesmete, toe je rooie Gijs wou
vet...
winkel met
knol
'n
.
reikt niet
Me paard ken me geen sterre De Zwaan. Dan geeft-ie je wat 't
— .
'n
rake ....
Jan (angstig). Hij het mijn met z'n spanriem gegeve, de stiekemer!.
'n
lik
.
De Zwaan. En
de meide trekt-ie an d'r vlechte
Veldwachter. Praat
De Zwaan. Toch Jan.
As-die
end garen
De Zwaan. 66
'n
'k
zal 'k
't
met jóü?... zegge
— Jan
is
me
vrind!.
muis het gevange, bindt-ie 'm an
— en de vliege knipt-ie d'r vleugels Mijn most-ie
't
flikke!...
af
.
.
'n .
.
Jan.
laat
Jij
geve ?
.
ommers ook
toch
je
niet
op
falie
je
.
—
en Je mag niet met steene smijte voor de ruit bè-je d'r gloeiend bij dat hei-je op 't bureau gehoord... Al kruip-ie nog zoo onder de bedstee, méé mot je na 't rooie dorrep met handboeie zoo dik as me knuist
Veldwachter.
—
—
Hoor-ie dat, zwaan?
Jan.
Veldwachter, van
't
Zou wat moois
horlogewinkels
de
kè-je van luste.
Jan.
.
stuk
zijn,
Hete
as me de ruite gooie!... Daar
.
Hoor-ie dat, zwaan?...
Veldwachter. Over de twee honderd gulden as Jan.
me weinig
rekene.
.
Hoor-ie dat, zwaan ?
Veldwachter. En gezien Jan.
Mot
jij
dan ook
kost-ie
.
.
.
hè-'k
't
met me éige ooge.
.
alles verraje?
En nou weer sterre van d'r plaats groeit voor de galg op! (tot de zwaan). hale jij En jou ken 'k ook!
Veldwachter. ...
—
De Zwaan. As me allemaal eender.
Veldwachter.
Ik
.
in
de vijver zwemme, benne
me
.
weet hoe
je hiet!
De Zwaan. Hahaha! 67
Veldwachter. Lach jij maar 'k Onthou je!. Je het 'n .
De Zwaan. Me benne zusters
—
—
.
—
eender
d'r loopt bij
van luste!. kop
je zei d'r
streep
allemaal
op
me 'n
.
je
broers en
me
streepie door.
Veldwachter
(op de straat over de zwaan neerzittend en met de vinger dreigend). Onthou je dag en je uur, witkop! Magge wij 't late passeere as de spiegelruit 217a, voorbij de melkboer van de horlogemaker D'r was n barst in an gruzelemente gaat?. zoo groot as me sabel. Toe kwam ik achter 'm an enne toe hebbe enne toe zee ik: ga jij maar is mee
—
—
!
.
—
.
—
—
enne die t bureau late komme maar op z'n donder gespeeld dat 't klapte de horlogemaker van 217a zee: daar ben ik niet mee gehollepe. Ik mot de eed aflegge voor de heere mot ik dat niet?. van de Rechtbank
me
vader op
z'n
:
het 'm
—
De Zwaan. Dat mot
.
—
je
Veldwachter. Z'n broer enne gort enne mik.
De Zwaan Jan. uit
'k
Wou
—
.
dat het
mot zes
je
maande
volle
rats
.
dat ik 'n bakkie kreeg
Zal 'k d'r hem een ? (krijgt de witte ster aarzelend den zak). As die zeit dat-ie niks het gezien?. .
Veldwachter. Machtig... Machtig... Je ken d'r bij leze... De vonke spatte dr uit... Sta stil beroerde hengst. is
.
.
op jonges 68
Hij
schrikt
'r
—
hij
Hè-'k nog vuurwerk was... Pas
werachtig van.
gehad op de Amstel toe
't
.
slaat achteruit tegen je
.
schene....
—
De Zwaan.
ik verdraaide Je mot 't zellef wete, Jan Honderd ruite kè-je d'r voor stuk smijte....
't!...
Me moeder kwamme hale.
het zoo gehuild, zwaan, toe ze Jacob
Jan.
.
.
De Zwaan.
Die huilt ommers toejoer! Vanmiddag toe brood bracht, stong ze ook achter je wagen te Mot je daarvoor zoo'n smeris-met-'n-paardblerre. tusschen-z'n-beene, 'n steen van duizende guldes geve ? jij
.
.
.
.
Veldwachter
(in
bewondering). Potverdikkie
Wonder...
'n
glimme droome.
Krijg 'k 'm, Jan?.
Jan.
Zal
van as katte-ooge
d'r .
.
As-die
Veldwachter, dag poese.
.
.
.
.
Veldwachter Dat
ik
'k
zeit dat-ie
Zei 'm op
niks het gezien
me helm
't
steke
— 'm elke
.
je
an de heere
was?...
(de handen uitstrekkend). Dat zal niet
Veldwachter. Dat Jan.
Ha'k niet kenne
.
Jan. Hoef 'k niet te zitte?... Zei zegge, dat 'r al 'n barst in de ruit
Jan.
Potver-
zwaan?
'k,
De Zwaan.
'n
!
Wonder... Me knoope
dikkie!...
gedaan heb? zal 'k.
En da-me geen boete hoeve
Veldwachter. Dat
zal
'k.
Jan (haperend). Daar dan ....
te
betale?
'k.
Veldwachter
(de ster gretig grijpend). Potverdikkie Potverdikkie (wrijft haar op met zn mouw). Of d'r 'n dievelantaren in zit (verwoed tot een aantal grijplustige handen van de menigte). Blijf d'r af met je .
Mo'k me lat gebruike? (?or moord voor doen da's
poote, tuig, schorum!...
de zwaan). Daar zou
om
—
je
.
—
'n
't water loopt 'r van uit je ooge griene (tot de weer grijpende handen). Poote thuis! 'k Waarschouw je! Pas op, juffrouw: gister hè-'k je pas bekeurd voor je kleeje kloppe na bezette tijd.. En jij ook: jij staat onder toezicht da-je je man het wille vergeve... En jij: bè-je alweer zat? je as 'n meelzak meeslepe, beroerde hondemepper! D'r af met je kromme vingers! (hij slaat de hand aan 't gevest van z'n sabel zij wijken grommend achteruit). Nee Jan, jij hoeft niet bang te weze jij krijgt me endje sigaar. Neem an 't is je ken *m rooke
bij
te
.
Mok
—
—
—
d'r een
Jan.
Hij
met
—
bandje van de mejoor....
'n
nog zoo nat....
's
Veldwachter. Dan droog-ie 'm an
je
kiel (bevestigt
de ster op z'n helm). Potverdikkie! As me kammerade nou niet voor me anslaan (zet de helm op). Hoe doet-ie?
De Zwaan. geloope.
zoo van
Of-ie .
'n
heilige-prent
vort
ben
.
Veldwachter
(tot
de handen).
Voor
Deurloope! Deurloope! (trekt z'n
't
laatst
hoor!
sabel). Achteruit,
potverdikkie Achteruit as ik 'n ster op me kop heb! (tot de zwaan). Hou jij me hengst is vast, dan !
70
.
.
.
(staat op, springt op ga ik de boel schoonvege paard de beenen der menigte wijken geheel). !
—
het
.
.
.
De Zwaan. Hahaha!... Hahaha!... Wat
'n
stomme
klabak... Nou kenne ze overal de laje lichte enne de slote forseere... 'n Uur in de wind zie je 'm ankomme! 'n Smeris met illemenaasie! Hahaha! Je lacht je 'n kriek!... Ze holle 'm achterna de heele gracht af, om 'm vuur voor d'r segare te vrage! Hahaha!. Straks valt-ie met z'n knol op 'n zolderschuit! Je zei d'r van beleve! 'k Hou me buik vast, hahaha (zich naar Jan keerend). Scheelt 'r wat an ? .
.
.
!
Jan.
Endje stinkt zoo... Puf!... 't Zweet breekt van uit... Lijkt wel 'n vetkaars... Puf....
't
me
.
d'r
De Zwaan.
Zuig 'r dan niet op, jö!... Daar hè-je Nou! Mot 'k schoensmeer an me de schoenfrik. schoone veere krijge?... .
.
Derde Tooneel Schoenlapper, De Zwaan, Schoenlapper Jan
(bij
de
Kom-ie
(voor het
bezig z'n zakken cente?
Schoenlapper d'r
in
leit
raam bukkend). Vollek!
tafel,
om
vuur
(angstig-starend). in
brand steke
!
De Zwaan (hem
Jan.
de la
in
Jessis-mierande,
van de tafel! Mot Braaand Braaand de
te ledigen).
la
!
in de zij porrend). schreeuwt de kindere wakker!...
!
.
je
jö,
de boel
.
Hou
je
bek! Je
71
Dat noemt-ie Jan (de lade toeschuivend). Hèhèhè Hei-je de schoene van brand as-ie diamante ziet.. vader en Jacob meegebracht? !
.
Of
Schoenlapper.
De Zwaan.
Of-ie de schoene
krijg néé..
Jan.
Kom
.
.
wat?...
'k
Schoenlapper. As
.
.
duite
'k
mee
het gebracht?...
krijg ja
—
as 'k ze niet
.
schoenfrik!
d'r in,
Schoenlapper. D'r buik schrijve doe
De Zwaan. Jouw
—
komme
maar op ken 'k niemedal meer....
in 'k
buik
zit
op
je
rug,
me
hahaha!
Schoenlapper. Verkoop je flauwsies an je soort! An jöü valt geen droog brood te verdiene!
De Zwaan. Of
ik
't
ken hellepe, da'k zonder kouse
en schoene an in de hemel
Schoenlapper. Dat most vreter in de hemel!...
De Zwaan. Me
zalle
'r
kom!
bij
Hoor
komme je
—
'n bliekies-
'm Jan?
zien wie d'r eerder
is
—
jij
of
—
denkt dat ze hèm noodig hebbe hoor-ie Jan?... In de hemel rake de schoene niet stukkend daar loope ze op d'r bloote voete.... ik!
Hahaha!
Hij
—
Schoenlapper. As ze leelijke eend..
d'r
mijn
.
De Zwaan. Hahaha! Eend
zeit-ie
Schoenlapper.... Gans dan 72
niet,
noodig
hebbe,
De Zwaan. Hahaha! Gans
Dat weet nog
zeit-ie....
eens 't onderscheid tusschen 'n gans en mijn! Ik ben de zwaan uit 't Vondelpark, schoenfrik!
niet
Schoenlapper. Nou, as ze mijn noodig hebbe: jöü zeker niet!...
in
hemel
de
niet
De Zwaan.
Mijn niet?... Mijn niet?... Hoor je die, zit bij de troon naast onze lieve Heer en as 't geen met allemaal andere witte zwane enkel zwane en zwane benne, benne 't blomme blomme das de hemel. Schoensmeer en pik die en zole en achterlappe kenne me d'r niet die worde niet binnen motte in de gang blijve
Jan?...
Ik
—
—
—
—
—
-
gelate.
.
—
.
Schoenlapper. Kies maar!... Dat mot 'k eerst zien... 'n Zwaan in de hemel, hèhèhè. ... Hèhèhè!... 't Is 'n historie! Geen cente om 't lapwerk te betale
—
en Jan.
eend
'n
Is
't
hoogste woord....
't
geen eend dan krijg-ie
—
't
is
me zwaan
!
.
.
Kom
.
steen! (schuift de la open het licht breekt door de spleet). Da's me geldla dat benne me cente die blinke. ...
trap
af,
Schoenlapper Waarschouw
(laat je,
'n
z'n
Jan, d'r
bundel schoenen vallen), komt brand van. .
de
— —
'k
.
groene ster in de hand nemend), 't Benne Die komt van dicht bij de maan En die krijg jij, as vader z'n schoene en Jakob z'n schoene goed gemaakt benne.... Laat is kijke...
Jan
(een
sterre,
frik
!
.
.
.
73
Schoenlapper (geen oog van de ster af). Moeder Maria.... Moeder Maria.... Is dat voor mijn?
De Zwaan.
Eerst de zole nakijke, Jan!... Of ze genaaid benne en niet gelijmd en of 't geen bordpepier is!.
—
.
Jan.
Waar benne de schoene?
Schoenlapper. Weet in
me
kop..
'k
niet....
Die diamant brandt
.
Jan (de ster onder z'n kiel stoppend). Zoo hè-je geen hinder van.... De schoene van vader!...
d'r
(zoekend). Een paar en nog 'n paar! halve nacht voor opgezete.... Was haast geen lappe meer an... en d'r stong nog drie twee en
Schoenlapper
De
dertig half..
.
Jan (de zolen met de ster belichtend). Nou dan benne me kiet (geeft de ster aan den schoenlapper, die beduusd aan de tafel neerzit). ... En voor moeder maak je de toffels. .
.
Schoenlapper (dwazerig over den
steen heen glimlachend, zet z'n bril op). Allemachtigste God wat 'n zwaarte.... Daar ken 'k bij lappe zonder olie inde
Ze schijnt door me hande heen.... Ze tegen me Hèhèhè (droogt z'n oogen). Allemachtigste God da's de ster van Bethlehem Jan!... Jij het de ster van Bethlehem teruggevonde (z'n handen aan z'n rooden zakdoek schoonwrijvend) Die mag 'k niet met me smerige hande vasthoue daar mot 'k me voor reinige. Prachtig Prachtig lamp lacht
—
!
—
—
.
74
.
.
!
!
.
.
As
dat
en
me
me vrouw had kleinzoon,
die
—
—
—
en me dochter pothuis bediend zijn hoe je stong te kijke na
beleefd in
't
weet je Jan: Hèhèhè!... Da'k dat zie voor me dood! 't kissie?... Dat God me beloont voor 't nakomme van de gede geboje, zwaan boje de geboje
geworde
—
—
De Zwaan Ijdelijk
(knikkend).
Boven
zweer nog spot..
al
bemin éénen God
.
Schoenlapper. Vier den heiligen dag des Heeren Vader en moeder zult gij eeren.... Jan.
Met wil
met werken
of
—
sla
niemand dood
—
—
Doe
geen overspel of onkuischheid snood....
De Zwaan
(knikkend). rechtvaardig leven valschheid geven..
—
stelen en ongeen getuigenis der
Wacht u voor Gij
zult
.
Schoenlapper. Begeer ook niemands echtgenoot Noch iemands goed, 't zij klein of groot. Amen
—
De Zwaan. Amen. Jan.
Amen.
Vierde Tooneel.
De Sien
(tot
je!...
vorigen, de Bakker, Sien.
de zwaan buiten). Kischt! Kischt! Kischt!... Geef 'm 'n trap, bakker!
De Bakker. Ga
je?.
Wat mot
.
75
De Zwaan (de vlerken in verweer). As me uitsteekt... Hij ruikt na de zure 'r
misselijk van wor.
.
je
poot na
'n
gist,
Jan, da'k
.
Jan (tot den schoenlapper). Doe 'm weg! Doe 'm weg!... Da's de bakker (de schoenlapper steekt de ster in een van de schoenen). Sien (de trap af komend met den bakker). geen half pannebrood los, moeder....
nog
Hij laat
De Zwaan. Kom-ie na
dat nou pas zegge?... Bè-je toch vuurwerk geweest? Ha'k je zoo verboje.
't
.
Sien (angstig).
moeder
het zoo lang staan klesse,
Hij
.
Schrik me kepot van me moeder... Wat hè-'k met jou te make? tekort (tot den bakker). Of jij me nou naloopt zalle me je niet. me hebbe je altijd betaald as Snij
(nijdig).
lamme zwaan!
uit
.
me
hadde.
t
Bakker
(op
hadde... negetig.
Dat
Sien.
'n
.
je
tree
.
lieg-ie.
As
'k 't
Jij
schrijft toejoer
niet.
't
jou nog Staat in
met dubbel
Krijt stopt-ie is
me
in z'n
krijt.
.
.
meel!
hoor, krijg je me slof na boekie. Me boekie liegt
.
De Zwaan.
Jij
zooveel meer
Bakker (verwoed 76
van de trap neerzittend). As me 't 't hadde... Vier gulde vijf en
.
bast!...
niet.
—
—
.
As me
De Zwaan. Ken Bakker.
.
'k
dreigend).
Mot me
slof d'r
an
!
(leest).
—
weke
Drie
panne
—
da's een en twintig dage anderhalf en drie gulden negen en negetig
—
da's
veertien roggemikke.
Jan.
Lieg-ie...
maal benne
.
.
Hei ze elleke dag geteld
'k
me met
cente
—
twee-
gekomme....
—
vier Bakker, 'k La-me nog geen krümmel afstrijje gulden vijf en negetig bij mekander... En nou blijf 'k hier zitte to'k me cente gebeurd heb....
De Zwaan. As Bakker (naar
an mijn
't-
lee,
z'n slof tastend). Je het
De Zwaan. Hahaha rk terwijl z'n kom met !
.
.
.
blare zitte.
liet 'k je
't
.
.
gehoord!
Laat 'm zitte, Jan, dan vreet goudvisschies leeg. .
.
(snel opstaand). Je mot 'r is an komme! (stapt vlug de trap op, grijpt achter de onderdeur, zet zich weer op de tree met een goudvisschenkom). Zoo. Al duurt 't 'n verreljaar: de cente van de een en twintig maal anderhallef pannebrood en van veertien roggevier gulden vier gulden vijf en negetig mikke vijf en negetig.
Bakker
—
—
.
.
Schoenlapper. As ze nou toch fassoenlijk benne, de mensche van de kruierij wat zet jij ze dan 't mes op d'r keel
—
Bakker. Waar bemoei jij je mee? Van jou krijg 'k ommers óók over de gulden?... Fassoenlijk! Fassoenlijk! De mensche van de kruierij! 'n Zoon die die
zes
manne
maande gezeten anhaalt.
.
het
—
'n
dochter die de
.
77
Jou dan toch
Sien. je
nog
niet, rooie sproetekop!. straks 'n lik motte geve....
.
'k
.
Hei
Bakker (bulderend van 't lachen). Hahaha! Hahaha! As 'k op je stoep loop te fluite, kom-ie toch as de hondjes! Hahaha! As 'k maar fluit (tracht in z'n lachen te fluiten). As 'k maar fluit Jan.
Ga van
de
trap
af,
bakker
—
ken niemand
d'r
deur
Bakker. Jan
(tot
Nooit van z'n leven. de zwaan). Zal
'k
'm de rooie geve?
De Zwaan.
Die groote rooie an de meeldief voor meel ? (de bakker werpt z'n slof, die op het met krijt bed terecht komt). Mot 'k je 'n tand met soldeer uit je bek slaan?. .
Bakker. Spuug jij 'n ander op z'n vessie! Met de mensche hè- k genoeg last! As de beeste nou ook ken waar of niet, goudvisschies? nog beginne 'k de blinde voor de rame hange (sarrend). Vier-
—
—
vijf-en-negetig.
min Jan.
Zal
.
.
Vier-vijf-en-negetig.
.
.
gulden
Vijf
kopere cente....
vijf
'k
'm de rooie van naast de melkweg?
De Zwaan. Van
melkweg?... Toe maar!... melk giet-ie dr tien water... Ik bemoei me dr niet mee... As je d'r zoo mee omIn
elleke
springt
—
een
an
achterlappe
—
hou
Wat mot
'k
dan?
Jan. 78
naast de
pint
de je
—
smeris een voor zole en geen kiezelsteen over. .
.
De Zwaan. Voor
de rooie mot-ie de vier-vijf-en-negetig verrekene enne twéé jaar lang èlleke dag zes pannebrooje brenge èn twee roggemikke èn 'n snijkoek met kandij en sukade... Boter bij de visch: op slag vóór-ie 'm in z'n hande krijgt een honderd brooje voorschot, tien roggemikke en tien snijkoeke met kandij en sukade ....
—
komme we
Hu!... Daar
Jan.
me ons
De Zwaan.
Hindert niet eens in
Bakker. Vier-vijf-en-negetig!. Sien). As je me 'n smakker van de stikkedoor, trek 'k Sien.
Bakker.
Manne.
Jan
de
.
.
panne.
tafella).
.
.
't
ete
jaar!
Vier-vijf-en-negetig (ftrt zoo as an de jongen
geef, 'r
'n
pannebrood
(verrast opstaand Deksels dat
—
zettend).
Jan (de roode
.
.
manne.
.
.
af
panne, hahaha!
'n diamante steen door den spleet).
'k Zei je
kijke (het licht schemert
Bakker
Daar
geen getrouwde manne....
Ik lust
(bij
niet door!...
verstoppinge an
late
en de kom op tafel neerBengaals!
lijkt
ster in de hand).
Geef
jij
daarvoor twee
jaar lang
De Zwaan. Jan...
Drie jaar
—
twee
is
niemedal....
Drie jaar lang elleke dag zes panne, twee rogge'n Groninger koek met kandij en sukade?.
mikke en
De Zwaan. En
.
'n
brooje dadelijk as
Berliner bol dadelijk 'k gezeid heb!...
en honderd
79
Sien.
wat
Jessis
Schoenlapper mijne
uit den schoen krijgend). De groen as koper groen as gras
—
.
Is-ie
.
Hoor
!
.
.
Waar
.
vin je
écht?
'm,
je
—
Christenezielen
(verbaasd).
die?. Jan.
steen!
(de zijne
groen
is
Bakker
'n
—
zwaan
of-ie echt is
—
of-ie echt
is?...
De Zwaan.
Mag
Bakker.
Jan. As me voorschot.
denkt dat onze lieve heer zoo de sterre
Hij
vervalscht as
hij
't
ik is
meel, hahaha!
wege?
—
gek benne .
eerst
de honderd panne
.
Snijdt-ie ruite stuk?
Bakker.
Jan. Zien? (springt op het bed, wrijft de ster langs een ruit, die in scherven ineenzakt). Is-ie echt?
Sien
de
(bij
la).
Legge
d'r
Jan (heftig) Laat 'm dicht f?v hemel ! .
—
anders vliege ze na de
.
De Zwaan. Wat te
meer in?
legge!.
doe
ze ook uit je zakke in de la
je
.
f Jan (voor de' la geposteerd). Je zweet Afblijve hoor van !
.
.
.
Bakker. Christeneziele!. As-ie werachtig echt 80
.
'r
nog
al
niet
.
! .
.
is,
Rooie en werachtig.
'n
'n
.
.
groene steen. dan geef 'k je
d'r
nieuw goud-tientje voor, splinternieuw!...
'n
Hèhèhè
Schoenlapper. Bakker.
Wat
.
.
lach-ie, bult?
Schoenlapper. tien
!
geef
Ik
honderd nieuwe, duizend, schiet 'r meer op....
d'r
De lommerd
duizend....
—
Sien. Geef 'm mijn, Jan
voor
brosch....
'n
—
Jan. Jij ben van de febriek vortgebleve enkel na kijke, waar zwaan?
De Zwaan.
Drie jaar lang, as
(tot den bakker). brooje daalijk!
Jan
Graag
'k
mag
jij
d'r
gezeid heb
of niet ?
.
.
En honderd
.
(enkel oog voor den steen). Me heele winkel de hardde pannebrooje mag-ie leeghale de pijn-de-luksjes gebakke-duitsche de kedetjes de berliner bolle de krakelinge de beschuite de moppe.... de snijkoeke de appelbolle Maar eerst in me éige hande 't gewicht voele....
Bakker
— — ——
— —
Jan.
Mag
dat,
De Zwaan. in je
kijk
ziet.
De Zwaan.
telle
—
— —
langer niet!
ster uit Jan's
me oven bloed
—
zwaan?
Tien
Bakker (de
—
As
.
—
handen nemend).
of-die
an
't
smelte
Of is!
'k
—
zoo of
.
je
'm
nog langer
kneedt
wordt-ie
allerhande 6
81
Sien. Hou 'm is hier bij me tippen van haar jak weg).
Bakker. Of
Ken 'k
teneziele.
.
De Zwaan Hap
!
.
.
an
d'r
van
me Ken
'k
.
leit te baje of je kin in (de ster op z'n hand leggend), 'k
zit
d'r 'n ring
Ken
—
de zon
in
je
de rooie was
bakker (slaat de
hals,
late
make
bij
de goudsmid....
horlogieketting hange. d'r
op me das
steke,
goudvisch opvangend dien Jan 'm Smaakt na de gist
('n .
.
.
.
.
Chris-
hahaha!.
.
toewerpt).
As 'k daarmee in de kerk zit, zei de domenee woorde blijve steke en de diakene de diakene zelle niet wete wat voor tekst....
Bakker. in
—
z'n
De Zwaan Of
—
vangend). Hap! Hap!... spoege?... Hap! Nou lust 'k
(een goudvisch
weer van
'k 'r
niemeer.
.
zei
.
Schoenlapper
(tot Sien). Nee je krijgt 'm niet! Nee, nee, nee! (bergt de groene in zijn zak).
De Zwaan. Bakker. Jan (de
Meeldief, de tien telle benne
Effen
nog
afnemend). Houe mag-ie
ster
om....
'r,
voor drie jaar
lang....
De Zwaan. dag èn Bakker.
.
'n
82
.
.
.
.
En honderd derek?
De Zwaan. Bakker.
Zes panne per dag èn twee mikke per snijkoek per dag.
As
Op 'k
slag! 'r
zooveel in
me
kar heb
—
't
is
me
—
nog
—
al niks honderd honderd. (loopt de trap gaat achter de onderdeur). Wie pakt 'r an ?
op,
Ikke
Jan. frik.
.
!
.
.
Ho
.
!
.
.
Ho
.
!
.
.
.
Schrijf
.
jij
is
op, schoen-
.
Schoenlapper. Ik hei geen papier. op de zool van de laars?
As je 't maar sekuur mensche loere draait. .
Bakker. (tot
Ho
Sien).
!
.
.
Ho
.
Mag
.
.
't
met
krijt
weet hoe-ie de
.
Nou dan! Me arrem
ladenkast).
.
doet. ... Je
Jan.
Jan
.
.
!
Daar kenne ze
.
.
is
geen uithangbord!
Nog
.
niet in.
niet .
.
.
!
(kijkt in de
Zelle
me
ze op
jouw bed legge? Eerst
Sien.
ouwe
'n
krant.... Daar!
Jan (de brooden van Sien, die halfwege de trap
aannemend en
staat,
de achterste bedstee leggend, koortsachtig vlug op en neer loopend). Een, twee, drie, vier, (de brooden vervijf, zes, zeven, acht, negen, tien. dwijnen in de bedstee; zij vegen zich allen het zweet van het voorhoofd).
Schoenlapper tig.
.
.
Vijftig
De Zwaan. Jan.
'k
in
(tellend). .
.
Me
.
.
.
Twintig.
(hij geeft
.
'n
.
.
.
.
.
met het stuk
benne op de
Zweet as
.
Dertig.
.
.
Veer-
krijt streepjes).
helft.
sleepersknol (zij vegen zich weer
allen het zweet van het voorhoofd).
Bakker.
Vijf tegelijk
—
en nog
is
vijf
83
Je ken ze beter as kaze opgooie.
Sien.
Bakker.
.
.
Een en
.
De Zwaan. Bakker. zestig.
vroeg
.
—
Hu
van
Sien
leeg
.
!
.
is
.
.
.
.
.
Een en
—
.
zestig.
zestig twee en zestig. de kar. ... De rest krijg
ik d'r
Dan
.
twee en zeventig.
zeventig, lieg-ie.
dan benne ze verscher.
rijstebrei.
.
.
.
je
.
.
.
.
.
drie en
.
morrege
.
nou in?
vreet je je d'r doorheen, as in de berreg
.
En me steen?
Bakker. Jan.
Dat
.
Een en
.
.
.
.
Hoe ken
Sien.
Jan.
.
.
.
Haal 'm maar van de (bij
tafel
de lade). D'r legge d'r nog wel tien!
De Zwaan.
Jan pas op de la!
Sien {nijdig). hinkepoot
Sta
jij
Daar
toch niet alles af te loere, lamme (trekt het gordijn voor de ramen
!
dicht).
Jan.
Wat mot
Bakker
dat
nou?
Da's 'n andere ster Je het 'm ver(haar langs de goudvisschenkom strijkend). Glas snijdt-ie niet eens!... Jullie benne flesschetrekkers, oplichters, kwartjesvinders! Waar benne me goudvissche gebleve? (met de gebalde vuist de ster vasthoudend en 'r mee dreigend). Me drie en zestig brooje werom en me vier gulden vijf en negetfg!... 'k Sla alles kort en klein. ... Ik breek jou je nek bliksemsche En dat rooie stuk glas gaat over me knie ! aap ruild
!
84
(nijdig).
!
.
.
.
de handen
(hij slaat
knie.
De
—
klinkt
om
de
even
Schoenlapper.
wringt haar over z'n
ster,
ster dooft plotseling
— een donderslag weer-
is
het tooneel donker).
Je
mot
't
gordijn opetrekke, Sien.
Dat doe ik al (het roode licht van het venster stort weer binnen. Tegen het beddelaken, onbewegelijk naast elkaar staan Thijs, Bet, Aaltje, Lammersen).
Jan.
Vijfde Tooneel.
Zwaan,
Jan,
Schoenlapper, Bakker, Sien, Thijs, Bet, Aaltje, Lammersen.
Me
me brooje en me Drie en zestig goed doorbakke panne!... Vier goudvissche!
Bakker
(verwoed).
cente!
'kMaak
Bet (met bakker
Bakker.
'r
goudvissche,
politiezake van
!
een kerkboek in de hand). me wete d'r niks van.
—
.
Drie en zestig brooje
Thijs (met gegeve
een
Lammersen (met
de bedstee!
in
takel in de hand).
zijn
God-nog-an-toe, .
Eens gegeve
blijft
harmonica onder den arm). Al
—
—
stóóf je 'n goudvisch d'r slikke ken je ze niet zei d'r geen in gezete hebbe. Vliege doene ze niet. .
Aaltje (met een pak quitanties staat 'r van overeind wat
—
de hand). weer, wat mot in de buurt ingeslage weze.
—
in
'n
.
Me 'n
hart
weer!
.
85
Bet.
Me
lippe ziene d'r wit van
.
Wat was
.
.
Jan ?
dat,
.
.
Bakker. Wat 't was? Wat 't was? Me kar met brood Ieeghale. ... Me goudvissche stele Valsche diamante in me poote stoppe. ... Ik mot me brooje .
.
.
.
.
.
!
.
.
.
terug!... Me brooje uit de bedstee! Ik mot me cente! (schiet op het raam toe, springt op Jan''s bed, roept :) Politie!... Politie!...
De Zwaan
(nijdig met de vlerken slaand). Ik ken getuige da-je 'm over je knie het gebroke. Daar kenne ze niet tegen. .
.
.
.
.
Bakker. Dan neem
'k
met geweld
!
(holt
op de bedstee
toe).
Zesde Tooneel. De
vorigen, Jacob.
(die de trap af is gekomen bedstee werend). Hande thuis!
Jacob
Bakker. Jacob.
Bakker.
—
den bakker
bij
Opzij of
Of wat?.
Of
.
bega
'k
ongeluk!...
'n
J a cob (een groot slagersmes trekkend). Dat zelle
afwachte.
Bet. Jacob
De Zwaan.
.
.
!
.
.
.
Jacob
!
.
me
.
Jacob, Jacob: met wil of met werken sla
niemand dood. 86
de
.
.
Bakker
trap op-wijkend). As jij steekt, steek ik trek je tien messe, ben 'k nog niet bang 'n dozijn zooas jij. 'k Neem d'r getuige het 't gezien schoenfrik en jij Lammer-
(de
—
dubbel niet voor op.
.
sen
.
.
Jij
.
—
—
al
en
zwaan.
jij
De Zwaan.
Ik
.
.
.
—
.
ben beneje de
jare.
.
.
Je ken 't allemaal beëedige van de goudvissche enne de drie en zestig brooje enne van 't mes dat-ie voor me neus het gehoue. ... Ik haal 'n diender. .. Met de gevangeniswage kom 'k voor je deur! (angstig af).
Bakker.
.
Zevende Tooneel. Zwaan,
De
Bet.
Aaltje.
Schoenlapper, Jacob, Sien, Thijs, Bet, Aaltje, Lammersen.
Jan,
schrik Ik
zit
in
me
beene.
ken geen voet verzette ....
Hij hèt hier niks mee te neme. Wat wou-ie? (kijkt door den gordijnkier der bedstee). Ik vraag wat-ie
Jacob.
.... (schrikt achteruit).
Bet
(angstig).
Wat
zie je
dan?
(zij,
Thijs, Aaltje,
Lam-
mersen en Sien schuifelen naar Jacob, staren dicht de bedstee, glimlachen verbaasd). Drie en zestig brooje
bij
Thijs.
Drie en zestig....
Lammersen.
Je ken 'n bakkerij beginne 87
Aaltje,
'k
Drie en zestig....
Jacob.
Waar mot
Sien.
Jan
Hei d'r nog nooit zoo'n berg gezien
(bij
Thijs.
de
Me
je ze
goed?
nou gaan slape?....
ik
En
tafel).
Hoe hou
je
schoene?
schoene benne gebracht vader.
.
.
den schoenlapper). Zoo zonder
(tot
cente?
Schoenlapper. Jan het betaald, (zij draaien zich allen naar Jan, staande dicht tezaam, Bet met haar kerkboek, Thijs met zijn takel, Lammersen met de harmonica, Aaltje met het pak quitanties, Jacob met het groote mes).
Bet
(glimlachend). Betaald?
Betaald?
Jacob.
—
Thijs. Jan, Jan hoe kom-ie an geld! Jan, Jan, as je ons in ongelegenheid brengt!... Jan, Jan, as 't maar zuiver spul is!. .
Jan.
Hou
Bet. Jan.
ooge
is
dicht,
moeder....
Goed, jongen.
En
Thijs.
Jan.
je
Ik
jij
ook, vader.
doen
Juillie
Lammersen.
Me
.
al
't
ook!.
.
.
ooge dicht?... Een
of
twee?
Zoo. Nou motte juillie niet schrikke Jan. Allebei Jij doet valsch, Jacob!... Jij kijkt stiekem!
Jacob.
Ik kijk
na de brooje.
.
.
Mag-ie niet. Ooge toe! Allemaal! As 'k drie zeg, tweeje drieje!... mag-ie ze open doen! Eene (heeft een geel-groene ster uit de la gegrepen). Die is voor vader z'n takels.
Jan.
.
Bet (na
—
Jan Jan.
—
—
.
een aangehouden onbewegelijke
me
lieve
jongen
—
je
—
Ben met de zwaan weze vliege
drie meter
—
—
Sterre benne vrij starend). Sterre benne .
plukke
—
vrij
sterre
—
Bet. Jan
—
geen pere
benne
me
—
lieve
—
God-de-Heer
daar magge
vrij
— geen
vrij
mag
je
(langzaam
Jacob.
.
geplukt op
van de maan ....
Bet. Jan me lieve jongen wat van God-de-Heer is....
.
van allen). daar an?
stilte
kom
hoe
niet
voor
bloeme
— sterre benne
jongen
—
de sterre benne van
die het-ie buiten ons bereik gesteld
me
niet
na
taste ....
As me niks hebbe, magge me dat!...
Thijs.
Daar ben toe.
bij
.
'k
Nou
Thijs.
je
Zal
—
daar doen
'k
me
vingers niet....
dan, vader!...
Nee
—
angstig van
.
Aaltje. Jan, bran Jan.
uit
appele
....
Jacob.
ooge
zich
mag geen
.... Je
neme
'k,
Neem
'm niet?
je
moeder?
—
me lieve jongen Bet. Jan over (smartelijk-angstig). Jan,
je
ik
het hei
'r
al
geen geve zoo'n boel 89
—
da'k me trane niet telle ken.... ze an de hemel misse.... (naar boven starend). Heele gate benne d'r gekomme in de wolleke. Stele, Jan, is erger nog as wat je broer Jacob in drift het gedaan erger as 't schandaal met je zuster! (tot de zwaan). Bè-jij de duvel, zwaan, da-jij voor ladder gediend het?... Laat de zwaan ze werom brenge, Jan, me lieve jongen, op de plaatse waarvan ze vandaan benne gekomme 'k wor as van de dood zoo benauwd, as 'k de plekke an de hemel zie, die je leeg het geplukt (de anderen kijken
gehuild
zoo
God-de-Heer .
.
zei
.
.
.
.
—
mede
verschrikt omhoog).
Jan (benepen). Mocht
niet,
't
De Zwaan. Hahaha!.
zwaan?
Hahaha!. .Juffrouw hoe kè-je zoo wurme over niks!... Ikke de duvel?... Ikke? 'k Hei toch geen bokkepoot 'k Vreet toch geen vuur. .
.
.
!
.
Me
Bet.
zoon Jan doodzonde
tot 'n
.
.
.
.
hei-je opgezet tot 'n
—
doodzonde...
dat weet je toch, zwaan....
—
De Zwaan. Wees
wijzer, juffrouw de heele rijkdom de stad loopt met sterre an d'r vingers, d'r halze, d'r oore de koningin het 'r 'n kroon vol van in
in
—
d'r haar.
.
.
Bet. Mensche as wij magge 't niet. Enne as iedereen plukke gaat iedereen zulleke gate as Jan maakt .
—
—
blijft 'r
lijk)
Geen
geen lichie meer lichie...
maan ook nog neme rest
90
'r
dan?.
.
.
.
de hemel over (smartelichie.... As ze de wat en de zon ook nog neme in
Geen enkel
—
.
—
Thijs (de handen naar de ster uitstrekkend). Zei 'k Me takels zitte vast. ... Me zelle geen zorreg 'r?. me zelle op heele schoene loope meer hebbe me zelle drie-en-zestig brooje ete.... .
Bet
—
—
(angstig).
Jacob. ze
.
Nee
Nee de modder geschept
Nee
!
!
!
.
.
—
al geve Al ha-je 'm uit leveslang: ik ben d'r niet vies van!...
me
Bet. Jacob... Jacob
Jacob (het mes neerleggend). Zes maande hè-'k me kop tegen de mure van me cel kapot gestoote zes maande kalk en tralies en 'n reepie lucht zoo groot as me hande zes maande as 't nacht wier
—
—
-
—
dezelfde z'n vingers houdt met de groene rande en geen ander As me hersens dampte, as 'k niet slape kon, zag 'k 'r as 'k 'n strop om me nek wou
dezelfde
ster,
die
gele ster licht!...
hij in
—
— —
—
as 'k lee te vloeke, zag 'k 'r as 'k de dage, de ure dat 't nog dure most, telde, telde, telde as hij de schel van de segarewinkel zag 'k 'r. Zes lange maande benne me same alleen geweest het ze me hoore tekeer gaan, da'k 't nog is zou doen, nog is en nog is, as ze me weer 't brood roove as toe met de staking (luciede lachend). Ik ben 'r niet vies van me kenne mekaar. Wi-jij d'r niet, vader?... Nee?... Hahaha!... Jij niet, moeder?... Nee?... Mijn dan, Jan! (grijpt de ster uit Jan's handen). God het 'r meer as zat, meer wij komme tekort as zat legge, zag 'k
'r
—
—
—
—
.
.
—
Aaltje.
Da's waar
Thijs. Wij
komme
—
wij
komme
tekort.
tekort 91
Lammersen. Dat doene me zeker!
De Zwaan. Wat Bet
(angstig).
zee ik?
Alles mag-ie
—
en groentes Jacob.
niet
wat
wat
—
aarpels
hemel
loopt,
d'r groeit
an
de
.
.
—
Jacob. Hahaha!... Ik ben d'r dronke van me beene doen of 'k te veel klare geroke! (bij z'n scharensliep). De bulle worde d'r nieuw van. Dat mes hè-'k alvast niemeer te slijpe of 't zoo gepolletoerd is!... Mö-je me beitel zien!... Het 'n rand van goud!... Wat zelle me 't eerst koope, Jan?
—
Je het je hoofd nog niet onder de pomp gehouwe enne je zou drie glaze water boordevol leegdrinke.
Jan.
—
.
.
—
Me drinke geen water me drinke wijn as Bonnet voor jou het gebracht....
Jacob.
Lammersen. Zei de hoek?
ik
d'r
gaan hale
Aaltje. Jij niet! Jij niet! Je hoeft heelemaal te krij ge ...
Lammersen. Is 't jóüw ster? vallen). Moei houe! Aaltje.
in
't
't
slijterij
om
lieremannetje niet
(zij wil
Moei houe?... Kommandeer
Lammersen. As me
de
toejoer
hem jij
in
de rede
jevlóóie!...
vlooietheater koope,
waar
Jan,
hahaha! Jacob. 92
Drinke
me
'n
flesch
wijn,
vader
—
as
van
—
Bonnet 'n
met
brani-hoed op z'n kop en
'n zilvere
schort voor z'n buik?...
Van
Thijs.
zóó'n steen nooit werom
slijterij
Sien. Dan wissele.
me 'm
gane .
Ze kenne Ze
Bet.
zelle
Mot
Thijs.
z'n steen
kinderhoofie
'n
de
het
an de bank an de overzij
.
Bet. Jacob, Jacob Thijs.
as
je
met
—
doe
na
niét!
't
bero slepe.
't
.
.
hou de
z'n alle roepe:
dief!
ik je van 't bero komme hale, as met Jan door de ruit van de horlogemaker?...
—
(tot Aaltje) blijf 'r af Lammersen. Waar is waar da's geen spek voor jouw met je zeepsopvingers waar is waar: as je d'r mee op de gracht bek! loopt, trapt de heele buurt op je hiele!...
—
—
Dan doene me
Jacob.
Bet
zoo
't
(angstig-klagend).
—
in
me
Jacob, Jacob
zak....
—
hij
glimt je
broek door
Daar schrik
Thijs.
brand.
Jacob. as
.
van
'k
Voel
'k
is
Doe 'm in.
van
niks
d'r
nog nooit hé gezien
'k
'k lijk 'n fietslantaren
Sien.
—
.
je
staat
van binnen
da's
gedorie
in
.
.
.
d'r
is
!
.
uit.
.
— —
me broek
'n
bak
heel
—
Doe 'm
d'r
is
.
Weg
is
't....
Angstig! 93
Hahaha! (zingt). „Zie de maan schijn makkers staak je wild geraas. ..." door de boome (de anderen zingen zachtjes mee.)
Lammersen.
—
Aaltje (de harmonica duwend). Toe schei
die hij wil uit!
Motte
gaan bespelen neerme mekander niet
verstaan
Jacob (de
ster in de hand).
Daar
sta 'k bij te
gape
—
daar loopt me hoofd bij leeg (steekt haar in z'n kiel).... Ze schijnt je heele boddie door (legt haar op de scharensliep). Verdraaid as je d'r erges verstoppe ken! Hoe krijge me d'r dan gewisseld? Zonder last met de polisie?
De Zwaan. Jacob.
Dat weet
ik.
Hoe dan?
Sien (schrikkend bij de la van de tafel, die ze snel weer sluit). Die lamme zwaan! Hoepel toch op!
Lammersen. Wil wij zwaan?
De Zwaan.
Ik
jij
in
alweer wijzer weze
me water
boven en eenmaal beneje is
wijzer as
jij
—
zie 't
de
—
dinge eenmaal
gras an de wallekant
...
Lammersen. Dat denk-ie
De Zwaan.
Je ken d'r hier verkoope, Jacob.
Jacob.
Hier?
Thijs.
Hier in
Aaltje. 94
't
An wie?
pothuis?
wijzer as
De Zwaan. met
Ik zei
cente.
.
de mensche gaan roepe
— de mensche
.
—
De dokter, zwaan en de kappelaan, zwaan en de bank-van-de-overzij
Jan.
—
De Zwaan.
Laat mijn maar scharrele Je mot doen as die vent op de markt eenmaal andermaal niemand meer?... Je ken niet wete wat 'n gèk d'r voor geeft!
—
—
Jacob. Jan.
As ze maar
—
bieje
Voor tienduizend doene me
De Zwaan. Hier mot weze! Me hebbe 'n
je
ster
't
weze, mensche! Hier mot tekoop
je
Achtste Tooneel.
De Vorigen, daarna
achtereenvolgens op de trap: Bonnet, Riesje, Kapelaan, Dokter, Bankier, De Schele. Naast de Zwaan een menigte beenen, een paar gebogen lichamen en het meisje van Bierman met een vlieger. Riesje houdt bloemen en 'n prentenboek in de hand; de Bankier heeft ringen met steenen aan de vingers en een zwaren gouden ketting; de Schele heeft koolvegen in het gelaat.
Bonnet Heere! Heere! Wat 'n lamp is dat! Jan
(vroolijk).
Riesje.
Hou
Hu!...
je
'n
't
(houdt de handt voor de oogen) Is
geen lamp....
spiegeltje in de zon,
Jan? 95
Jan.
geen spiegeltje.
Is
't
Kapelaan. Bè-jij
't
.
.
Thijs Banes hoe komt 't zoo licht hier!. 'k zie je maar hallef Jan
.
—
Geplukt op drie meter van de maan, kappelaan
Jan.
Dokter
(z'n bril afdrogend).
brande
Me
Jan.
me
in
benne
ooge.
.
geworde, dokter!
rijk
—
—
Jacob
(tot
vol van,
'n la
'n
Stilte
!
.
—
schat
meneer
de pratenden, buiten).
Lammersen.
— me glaze —
glaze
.
Bankier. Da's 'n schat niet een niet één.... Jan. Ik hè-d'r
Me
!
.
.
.
zoo heb
ik d'r
Nou dan Jacob
!
.•
.
Suscht!
.
de bukkenden, bij het raam). Of juillie nou en kiest wie geen zak duite het, ken opdoeke Stilte!... Me gane verkoope.... Mö-'k me longe uitschreeuwe?. Me hebbe hier 'n diamante steen, Geloof je me die in me zak as 'n kaars brandt.
Jacob
(tot
kijkt
!
:
.
meneer?.
Bonnet. Zeg
ik
.
.
.
niet,
.
.
.
.
nee?
Je mot me weer is voorbijloope, nou 'k je met cente ken dood smijte!... Die in me zak brandt, zee ik (laat het zien). Nou? (algemeen gezucht van verwondering). En die in me boddie brandt (doet het hernieuwde verbluffing). Die steen is niet van steen d'r zit geen lichie van binnen en niet van glas daar! hoé je 'm draait blijft de vlam 'r in
Jacob.
— —
96
—
—
—
—
hande doet-ie geen zeer je vingers bladdert-ie je warmt 'r je ooge an, zonder dat-ie hette geeft Da's 'n mes! Zie je dat mes? Da's 'n mes van ijzer zoo dun. Wat wordt 't? Da's geen mes meer da's geen ijzer meer da's geen heft meer da's zilver, kokend zilver van guldes en je
—
niet
— —
—
Wat
is dat?... Is dat 'n beitel?... Is Da's alweer van zilver, met 'n bandje van goud!... Met die steen, mensche, hoef je niemeer te werke de bakker smijt de alkove vol brood de schoen-maker lapt je zole en hakke....
daalders!...
dat 'n beitel
!.
.
.
—
—
Schoenmaker. En nieuwe wreefstukke Jacob.
En wreefstukke
—
hoor
't?...
je
Schoenmaker. En nieuwe veters....
— hoor — kijk me
Jacob. En veters Aaltje.
As
ik
je
't
? ...
As
je in
de zorreg
zit
.
.
pak is!...
—
hei-je ineene Jacob. Kijk d'r pak onbetaalde briefies! de ton uit de Staatsloterij kè-je je takels en kleere uit de lommerd hale.
—
.
Bet
(benepen).
Hoor
jacob.
Kapelaan.
Mag
Jacob.
Kapelaan, Bet. 7
'k
je
En
't
dat,
.
kerkboek met mensche.
...
Ho! Ho! Ho!... Mag niet?.
't
—
gouwe
je
niet!
slot.
kerkboeke.
Mag
.
.
niet!
.
Kerkboeke magge niet na oome Jan
Hè-d'r z'n eiere van betaald 97
Mag
Kapelaan. Jacob.
Verkoop
Jan.
de
Da's
ik
Wie
buiten!...
schele lijkt
niet...
nou de steen staat
hok op had geslote zich!... Je
Mag
niet....
wel
van
—
of jij?...
Stilte
daar
lache?
te
'r
hiernaast, die-die in zie je toch
't
kole-
an d'r zwarte ge-
nikker, schele!...
'n
Lammersen. Was-ie goed? Aaltje.
Bankier. krijg je
De
Geef 'm geen asem, Jan!
flauwe streke!
—
Thijs, laat je zoon Jacob opschiete anders geen kwitanties meer voor me te incasseere. .
Thijs. Hoor je niet, Jacob?... De aan-de-overzij het geen tijd....
Bankier.
Me
Aaltje. En Jans....
meneer van de bank-
klerke zitte te wachte
de meide voere niks
uit!
Ga
an je werk
—
anders Jacob. Dag schele! Je mag je wel wassche wordt 't heeregoed zwart, hahaha (de schele af). Nou dan!... Wie biedt 'r? Wie biedt 'r? Wie biedt 'r?. Niet allemaal tegelijk. Me verstane mekaar geen !
.
.
.
.
woord!... Wie biedt 'r?... Wie biedt 'r? Wie dan?... Me ster weegt geen ons en geen pond en me ster ken 'k niet houe van geen tien ponde de zwaarte.... Met zoo'n reuzester, mensche, raak groeit 'r geen eelt an je je niet in 't rooie dorp duime kè-je in 'n huis an de gracht met 'n stoep en twee deure gaan wone koop-ie 'n slijperskar met 'n ponnie en koperbeslag eet je gebraje spek bij je aarpels rook je segare....
—
—
—
—
—
98
—
Bonnet. Met bandjes Zit je in de kerk....
Jacob.
Kapelaan.
Bij
doopvont
't
Brengt de dokter pijpe drop en zoethout
Jacob.
Dokter. Midden
in
de nacht voor
je
mee
Draag-ie hooge hoeje
Jacob.
En
Bankier.
ringe as ik
Jacob. Met zoo'n ster drink je wijn, of 't je bruiloft is en soep met vleeschprakkies waar, Jan?
—
Jan.
Dat
Jacob.
vet an je tong kleeft!
't
Met zoo'n ster, van vlak naast de maan, kè-je make en na 't Kalfie rijje met twéé knolle
ete en lol
voor
—
—
—
hééle dag buiten 'n hééle dag en 's nachts in "n bed van heb-'k-jou-daar, zonder rematiek in je schoere! Met zoo'n ster zoo'n ster .... d'r
'n
—
Schoenlapper. gekroond Jacob.
.
.
.
Van Bethlehem
Kè-je bloeme koope
—
—
met doorne
is-ie
schuite vol
Riesje (hem de hare toewerpend). Daar hè-je de mijne,
Jacob
—
de bloemen in de eene, de ster (ze oprapend de andere hand). Met me ster kè-je de weg na uit je hel rake, mensche! de hemel vinde
Jacob in
—
99
—
Bet. Jacob, Jacob dikkels verboje.
.
zeg-ie
wéér?
't
'k
Hè-je
zoo
.
Kapelaan. Jan, hoeveel doodzonde benne d'r? Zeven, kappelaan! (snel). Hoovaardigheid, gierigheid, onkuischheid, nijd, gulzigheid, gramschap, traag-
Jan.
heid.
.
.
Kapelaan. Goed zoo, Jan. Heel goed, Jan (tot Jacob). As jij 't óók maar zoo wist. Geef d'r mijn voor de godslamp van 't altaar, Jacob voor de godslamp dan zelle me honderd kaarsies brande voor .
.
.
—
—
Jan
Dokter. Toe
je
'n
ijzersplinter in je
hoe trieke lichie in je hoofd hè gekeke voor Jan hè-'k zellef meegebracht
Jacob,
het Jan
guldes geef
d'r
'k toe.
Bankier. Jacob
—
bij
.
gezete,
oog ha gekrege, k met me elekenne de watte
;
— —
duizend losse
.
ik geef d'r
tienduizend
Bet. Tienduizend.... Tienduizend....
Kapelaan.
De godslamp
gaat voor!
Dokter. Tienduizend en één.... Bankier.
Elfduizend
Bonnet.
Elf
duizend en
'n
kissie segare.
Dokter. Twaalf duizend Bankier.
me 100
niet
—
ben van de bank-an-de-overzij ik laat kenne! Twintig duizend jantje contantje
Ik
Kapelaan. De godslamp gaat voor.... lamp is haast geen olie meer.... Bankier. je,
Ik
In
de gods-
ga voor! Dertig duizend!... Dertig, hoor
Jacob? Hoor-ie, Jan?
Zelle me d'r tien gulde bijlegge, petroon ? Dertig duizend en tien....
Lammersen.
.
.
Aaltje. Bè-je dol! Je het ommers geen rooie cent
—
—
wie meer en tien Jacob. Dertig duizend en tien wie meer?... *t Kost me duurder ingekocht!... In de groote magezijne, die op laste van gas en belastinge zitte, krijg je ze voor geen honderd! (als 'n koopman op de markt). Ik sta hier niet voor me plezier, mensche! Ik mot me patent betale! Van de marktmeesters hè-'k permissie! 't Is 'n merakel, 'n 'n merakel, 'n merakel! De werkman mot de werkman steune! As 'k in me kis leg, zei je nog an me 'k hè pas voor vijftig denke! Maar 'k sterf niet jaar bijgeteekend! 'n Merakel! 'n Merakel! 'k Ben 't mot weg, weg, te nakend om crediet te geve weg!... Wanneer de bruid is an de man, wil 'n Wie meer as Merakel Merakel ieder d'r an dertig duizend en tien?... Eenmaal
—
—
—
Lammersen. Wat haast blijve
hange?.
!
!
!
je
.
.
.
nou, Jacob?
Mot
ik d'r
an
.
Jacob. Ken mijn niet schele..
.
.
Eenmaal, andermaal
Bankier. Veertig duizend 101
Veertig duizend. Jacob. Veertig duizend. duizend.... Eenmaal.... .
.
Kapelaan.
.
De godslamp
.
.
Veertig
.
gaat voor....
Andermaal.... Ten derde maal!... Voorde meneer van de bank-an-de-overzij .... Daar hei-je 'r!
Jacob.
Bankier, 'k Zal je daalijk de cente an late reike (neemt de ster aan, die nog even in zijn hand licht, dan plots dooft). Hij is z'n vuur kwijt (angstig) Hij brandt niemeer (algemeene teleurstelling). Zóó mot ik d'r niet, zóó hè-'k d'r niet gekocht. !
.
.
Dat ken ommers niet.... Laat mijn
Jan.
(grijpt de ster, die dadelijk
weer
schijnt).
haar opnieuw over. De ster de handen van den Bankier).
(reikt in
Bankier (vertoornd), mèt licht gekocht. Jan (verlegen). die
!
.
.
.
meneer haar licht
je,
verliest
Zie niemedal
'k .
d'r is kijke!
Zie
'k
Hei
'n ster
.
Daarnet dee ze
in volle lichting glanst).
't
toch (herneemt de
Hèt ze
Kapelaan. Dat het ze. Ze het lamp nog het (grijpt haar
ster,
kappelaan ?
licht,
geen godsde ster dooft in zijn hand. Allen wijken onthutst van de trap. De kapelaan maakt het teeken des kruizes, legt de ster op Jacob 's
—
.
.
.
'n licht as
—
se hare sliep).
Jacob (haar weer dat nou Jan? Jan 't
102
(die
naar de
hellepe?
in volle
glanzing opnemend). Hoe ken
tafel gevlucht
De zwaan
is).
Weet
ik
't
!
Ken
het ze (in de la kijkend)
ik
Zwaan, zwaan.... d'r leit 'r niet één meer met ze benne allemaal dóód....
—
De Zwaan.
Ik
sta
zellef
d'r
van
beve
te
licht
Hè-'k
nog nooit meegemaakt. Dat komt omdat de zon an enne over de dake schijnt. de hemel staat, Jacob Daar kenne ze niet tegen, Jan.... Daar worde ze Daar schuile ze bij weg, Jan. bang van, Jan. As t weer nacht Je ziet ze ommers nooit overdag!. wordt as de maan van achter de wolleke na vore stapt zelle ze door de rete van de laschijne.
—
.
.
.
.
.
.
.
.
.
;
.
— —
Ik lieg d'r
.
geen woord van!...
En de mijne dan?
(vreugdevol). Brandt de mijne spaander?... Brandt-ie niet dat 't 'n lust in me poote ? (met zwakke teleurstelling). Maar is wat hè-'k an 'n ster zonder cente?...
Jacob.
niet as 'n
—
De Zwaan. As
je lacht bè-je meer as tevreje, Jacob.. Je lacht of je in de zon staat te kijke, waar of niet, Jan ?
Waar Jacob.
of niet,
moeder?... Waar
Kenne me
De Zwaan.
Alles
d'r alles
—
as
of niet,
vader?...
mee koope?...
je je haast
andere schuile gaat. ... En wa-je
—
krijgt
Jacob (lachend). Da's goeie!... En
vóór-ie as de
mo-je dééle.
.
die in de la?
De Zwaan.
Die brande vannacht en morregenacht en overmorregenacht, zoo lang as je maar denke kan .. Lach je weer, Jan?
Jan (onbeweeglijk alle....
Moeder
in
den leunstoel). Me lache met z'n en de en vader lacht
lacht
—
—
103
— —
—
schoenfrik lacht en de waschbaas lacht en de juffrouw lacht maar de dokter en de meneer-vande-bank en me zuster en de meneer-uit-de-segarewinkel en de kappelaan lache niet. Waarom lach .
Kapelaan.
Die
.
de hel
is
—
wie d'r de duvel gebracht eeuwige vuur de hemel is eeuwig eeuwig hè-'k je geleerd Jan!. .. ster het
anraakt komt in
—
.
kappelaan?
je niet,
't
—
—
Jan (angstig). Hoor
dat,
je
zwaan?
—
De Zwaan. Jacob
't dakraampie van 't huis an de andere kant van de gracht, waar de mevrouw met de zeven honde woont, die de scheerder elleke week wassche mot, begint bleek te worde enne de kopere schelleknop glimt of d'r 'n smeris staat. Jacob, de bakkers gane rije en 't werkvollek loopt met d'r boterhammezakkie. Jacob, de winkels make ze an kant en de klok van de kerk zei gaan luie. Wi-je nog inslaan voor vandaag, dan mo-je d'r spied achter zette.... Lang houdt ze d'r vonke niemeer. .
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
Opzij mensche! Daar komme me met de grootste steen van de wereld!. ... Ga je mee, vader? Ga je mee, Lammersen?. Speel'n deun op je kerkorgel, dat de buurt over de drooghekke kijkt! De muziek voorop en me ster d'r achter! Ze magge de
Jacob.
.
.
Laat meneer de kappelaan deur, die mot 'r niks van hebbe (tot den meneervan-de-bank, die mee weggaat). Nog kè-je d'r an strate
wel afzette
mensche
voor gelijk
104
—
!
.
.
.
.
—
veertigduizend!
op de trap
—
Nee? Vooruit! ze zwiept
'r
Niet allemaal
van op en neer
Eerst juillie! Ik loop in geen zeven as 'n dobber sloote.... Nou dan, Jan! Jan. Nee, ik niet
—
mee
.
.
Zeg-ie
ga niet weg.
.
.
trekking in krijge.
Jan.
Ik
En
Bet.
kenne
la
me
me beene voele zoo raar — of hè gegooid zoo steke ze —
enne
Bet.
de
.
gaat na buiten
je
'k Blijf
!
.
voor de deur.
me
—
niet alleen late
sneeuwballe ken d'r geen niet gedag, moeder?.. 'k d'r
'k
.
.
.
.
'k
Ben zoo bang
de
in
volte ....
Lammersen, die naast de zwaan bukt). Hé! hinkepoot? (de harmonica zet in). Zoo me gesmeerd.... Daar benne me, mensche! Daar benne me! (Langs het tuimelraam beweegt een langdurig gedrang van beenen, rokken, kinderen, hon-
Jacob
(tot
Speel loope
den,
je niet,
enz.)
Negende Tooneel. De Zwaan,
Jan, Riesje, Sien.
Of ze de koningin D'r komt geen end an Nog meer Hei-je je strikkie nog, Jan ? wachte Nog meer! Wat 'n vollek! Wat 'nvollek!... Da's 'n huzaar met spore.... Da's de vleeschhouwer. Zelle me Da's de teef van de lantaarnopsteker gaan kijke, Sien?.
Riesje.
! .
.
.
.
.
.
.
.
.
Sien
(nijdig).
Nee! 105
Me magge
Riesje.
Sien.
Jan.
dan, Jan?
Jij
ben zoo moei
Ik
Wat
Riesje.
Jan.
Hei geen trek!
'k
Riesje.
Me
voete en
Ken
Jan.
an
me hande
slape....
Slape?... Doe
Dr
'k niet. ...
Doe
Riesje.
me kop....
in
hindert dat?
Riesje (angstig). Jan.
toch?
is
zóó! (heft de knie).
houdt iemand
me
voete vast.
zóo (heft de twee handen).
is
D'r hange gewichte 'k niet Ken 'k niet polse .... Daarnet hè 'k toch nog alles gedaan.
Ken
me
Riesje.
.
Hoe ken
De Zwaan. Van la uit het
Jan. Je Riesje.
dan?
dat
de schrik dat de zon de lichies
geblaze.
.
mot me moeder gaan roepe,
En dan
in
de
.
kijk 'k
meteen
staat bij 'k
de deur.
Zie d'r
.
niet.
.
'k
Zei d'r zoeke (af).
Tiende Tooneel. De Zwaan, De Zwaan bezondig Sien. 106
Mo'k
die op de tafel toegaat). Sien
(tot Sien, je niet. 't
.
Jan, Sien, Bakker.
.
gordijn
weer toetrekke, lam beest!
—
De Zwaan.
Je het
Hindert
Sien.
't
'r
jóu as
De Zwaan. Ze benne
'k d'r
'k
na kijk?
van Jan
Van Jan! Van Jan! Hoor haar!
Sien.
zellef gestole
Jan.
zeg
af te blijve,
!
d'r
Hei-jij
Je
geve over? (rukt de
het ze
la open).
Sien, Sien, blijf d'r af....
Sien.
Kies maar!
—
ik ken me Sien ik vastgegroeid mot ze voor moeder beware (er wordt buiten gefloten).
Jan (smartelijk, als niet
—
bewege
in versteening).
me hande benne
—
O!... O!...
De Zwaan. Oppasse Jan
!
.
.
Jezis, Jan, da's
de meeldief
!
.
Sien, Sien neem ze d'r niet uit! Sien, ik ben an de stoel vastgespijkerd! Sien, me ooge benne blind van me trane ....
Jan.
Sien.
Wat
grien je
nou schaap
—
'k kijk
toch enkel
!
.
.
Bakker (naast de zwaan). Me
drie en zestig brooje vier-vijf-en-negetig en me vier goudvissche! Ik breek jou je nek, bliksemsche aap! 'k Sla alles kort en klein! D'r uit! Mee na 't bero!....
werom en me
Jan (onbewegelijk). bakker.
Bakker.
.
Me
voete slape en
me hande
slape,
.
Dat
lieg-ie!
(de zwak-glimmende sterren in haar voorschoot ladend). Venacht as ze weer brande, zelle me betale.
Sien
.
.
107
Jan.
doe
Sien,
nou niet....
't
Mee na
Bakker.
't
Mee na
bero!
bero!...
't
—
Sien. Ik mot me boetes betale de baas van de febriek het aldeur de smoor an me.... Jij de helft, bakker? Jij de helft?
De Zwaan.
Sien
is
dief en de
'n
'k
de heele dag
in
Sien. 'k
Waarschouw
je!
Zei
me
Dat mo-je nou nog
Bakker.
De Zwaan. Bakker.
is
Sien het gestole en
Ik draai je je
bakker is 'n dief. schreeuwe!.
vijver legge
.
.
zegge! jij
het gestole....
nek om!...
De Zwaan.
Sien het de sterre uit de la gemoerd.... dief en jij stopt krijt in je meel!... Sien het de sterre in d'r schort!... Sien
Sien.
is
't
'n
Benne geen
sterre! (verbergt ze).
De Zwaan. Hoe meer
je ze wegdouwt, hoe sterker ze lichte. (Sien's toegeknoopt voorschoot laat zwakken schijn door). Zie je 't Jan?...
—
in
dood met
Sla 'm
Sien.
sla
de kast
.
!
bakker! Sla 'm dood ons verraje Me rake
je stok,
'm dood!... Hij
zei
!
.
.
.
.
Bakker, 'k Weet beter! 'k Weet beter! (grijpt den nek van de zwaan). Geef 't touw dat daar leit! Vlug dan Vlug dan Hij wringt as 'n aal !
Jan. 108
Moord
!
!
.
.
.
Moord
!
!
.
.
.
Moeder
!
.
.
.
.
.
Moord
As
Sien.
De Zwaan. meeldief
Moord
vast
!
.
.
!
.
Sien.
.
!
.
Hij
keelt
me
de
.
! .
.
.
Anhale
Moeder!.
.
.
.
! .
'k
Leg
'n
lus!
Hou
.
Ze vermoorde me zwaan!
Hullep! Hullep!...
schreeuwt de bure
Hij
met
.
jouw eind!...
vast
Moeder!.
De Zwaan.
.
Hullep, Jan!...
Moord
.
.
Trekke
.
van
d'r
.
Hou
Bakker.
Jan.
Hullep!
!.
houdt!...
niet
Blauw wordt-ie
Bakker.
Jan.
mond
je je
mekaar! Sla
bij
op
d'r
je stok!
Bakker
(z'n voet op het gespannen touw zettend). Knap as-die piept (heft den stok). Nou kè-je d'r van luste, smeerlap! (slaat dat het dreunt). !
Jan.
Moord!... Moeder!... Moeder!...
Bakker.
om
As
je
niet stil ben jij bliksemsche aap,
—
krijg je
ook
lus
'n
dubbele lus da-je geen asem meer haalt! (dreunt met den stok). Da's voor me goudvissche! Da's.... Da's Da's.... je
nek,
'n
(dreunt).
Jan (hartstochtenjk-schreiend). Ik kè-je niet hellepe Moord!... Me beene benne dood!... Moord!... Sla 'm zoo niet!... Sla 'm zooniet!... Moord!... !
.
.
Sien (terugwijkend). Hij is kapot Late me d'r vandeurgaan D'r zit bloed an me hande.... D'r zit bloed an jouw hande God, God, ze .
.
.
.
109
zelle me met me lichies zien loope.... Wat me doen? Wat motte me doen?...
Bakker.
De
trap op!
De
trap op!...
Haast
motte
je!
Sien (de trap opstormend). Draag jij ze! Draag jij ze! Ze springe O! O!.... Ze brande me goed door!. na de hemel terug! (af met bakker. De zwaan ligt met bloedenden nek). .
.
Elfde Tooneel. Jan, De Zwaan, later Thijs, Bet, Jacob en gebukt voor het raam, naast de doode zwaan: De Dokter, Lammersen, Aaltje, Schoenlapper, Bonnet, Riesje, De Schele, Meisje van Bierman en meerderen.
Jan (onbewegelijk). Zwaan (angstiger roepend). Zwaan Zwaan dan!... Je kijkt me an en je praat niet!... O, je bloed loopt op me bed!... 'k Zei 't an Jacob vertelle. Jacob zei 'm met z'n mes doodsteke. !
.
.
.
.
.
Hullep!... Hullep!...
Jacob (van rechts op de trap met kaas en ham). Wat is d'r Jan? Jan.
Me zwaan
is
dood.
.
.
Thijs (met een tulband). Dood?...
Bet (met
een wijnflesch in iedere hand). Hei-jij zoo geroepe, Jan, me lieve jongen? (buiten verdringen zich de bukkende hoofden naast de zwaan, in elk
110
der
handen
groenten,
'n
etenswaren, 'n groot brood, petroleumkan, 'n worst).
—
'n
mand
—
Me hande slape me voete slape me sterre benne gestole, gestole, gestole me zwaan is vermoord, vermoord, vermoord... Moeder! (het tooneel wordt plots geheel donker). Moeder Hullep
Jan.
—
!
.
.
.
!
.
.
Moederlief!... Hullep!...
SLOT. Bet
(in het donker).
Moederlief
Jan.
Bet.
Jan
Ik
kom
!
Moederlief
al....
Me zwaan
Roep-ie Jan?
is
'k
!..
Vin de lucifers niet....
vermoord, vermoord
kind, wat ga je te keer (zij die uittocht, neemt een tweede en in haar bevende handen begint de lamp te lichten).
Bet.
God-nog-an-toe,
strijkt een lucifer aan,
Twaalfde Tooneel. Het
is weer geheel als in het Eerste Bedrijf. gordijnen zijn voor het raam geschoven. Sien ligt in de achterste bedstee, Thijs in de voorste, Jacob op den grond.
tooneel
De
Jan, Thijs, Bet, Sien, Jacob. Jan.
Moederlief,
hullep!
Hullep!
Me zwaan
hebbe de lil
bakker en Sien 't bloed loopt op
Bet
't
me
.
Thijs!... Sta dan op is zoo naar!...
Thijs!...
(schril-angstig).
Thijs! (schreiend).
bed!.
De jongen
Thijs (uit de bedstee springend). is
'r
—
me bed
Bloed loopt op
Wat
is
'r
dan? Wat
dan?
Jan (wild met de armen zwaaiend), 't Bloed loopt uit z'n bek z'n veere zien d'r rood van. ... Ze hebbe
—
—
me zwaan
me zwaan ....
Bet. Toe Jan, me lieve jongen! Wat doe kind.... Wij benne toch bij je.
Jan (krijschend). Me 'r niet een meer!.
Nou!... wakker.
Thijs.
.
sterre
benne gestole....
leit
Nou!...
schreeuwt de bovenbure
Je
.
De dokter!... De dokter!... me hande!... Zie je dat niet?... Ze legge
moeder!.
D'r
.
Bet.
Jan.
vreemd,
je
.
.
'n
om me
lus
Hij
hals!...
onder
sterft
me dan
Help
Moeder!
As-ie Thijs (op het wekkertje kijkend). Hallef vier maar mee wil.... 't Is al tweemaal voor niks ge!
weest
(norsch). Hei-je pijn, Jan?... Jan!... Jan! (belicht het bed met de lamp).
112
(in
.
.
(af).
Jacob Sien
.
de bedstee).
Ken
'k
soms
hellepe,
Kom nou
moeder?
Moord Jan (wild z'n moeder wegstootend). Moord Ik ken geen asem meer krijge Mijn doen ze 't ook ! .
.
Ik.... Ik....
je
niemand wat ....
—
kom
tot je zellef
Jantje .... Jantje
kouwe doek op Wat?... Wat?... Ik!...
Za'k
.
.
!
.
.
.
!
.
Ik....
Toe me jongen
Bet.
.
'n
je
!
.
.
.
.
— Ik
dr ben
doet 't
.
.
hoofie legge?...
Jan (zich opheffend, kijkt naar de r aamgordijnen, gebaart er heen, smakt achterover).
Bet (met water
en 'n doek, wijkt terug, laat alles vallen,
op het bed toe. facob schoorvoet naar het hoofdeinde, neemt aarzelend 'n afgezakte hand). O O O
stort
!
Thijs (boven aan de trap). Hij komt in 'n kwartier.
Jacob.
Niet
meer noodig.
—
.
.
de hoofdje). Nou moeder het uitkomst.... uitkomst,
.
(trekt
!
.
.
het laken over
stumper is uit z'n lijje. mo-je denke....
.
't .
Einde. Scheveningen,
Juli— September 1907.
113
VREEMDE JACHT.
VREEMDE JACHT. EEN SPEL
IN
DRIE BEDRIJVEN
DOOR
HERM. HEIJERMANS
JR.
Het recht van Opvoering nadrukkelijk voorbehouden volgens de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Voor de
eerste
maal
opgevoerd
te
Amsterdam, op
24 December 1907.
DRAMATIS PERSONAE Mevr. de Douairière Van Walden. Dolf, haar zoon. Charles, haar kleinzoon. Hope, verpleegster. Dokter Jan Linden. Annie, zijn vrouw. Schmidt, detective. Jaap, bediende bij Dolf.
Grete Donker. Suze Meier. Sofie Delange. Agnes Delange. Een hotelier. Een kelner. Een dienstmeisje.
Het Spel geschiedt
in
Holland.
EERSTE BEDRIJF. (De rijk-gemeubileerde zitkamer van een hotel, aan zee gelegen. In den achtergrond eene draperie van gordijnen met schuifdeuren, als afsluiting voor een slaapkamer met statig bed, marmeren toilettafel, lavabeau etc. Eerste en tweede plan, rechts, balkondeuren naar de zeezijde — derde plan, dito, toegangsdeur. In het midden van den voorgrond een notenhouten luxe-tafel, waaromheen causeuses en waarboven een electrische kroon. Eerste en tweede plan, links, een schrijfnécessaire met staande electrische lamp. Derde plan, dito, toegangsdeur. De linkerhelft der draperie, het hoofdeinde van het bed maskeerend, hangt neer. Avondschemer).
Eerste Tooneel. Hope, de kelner. een paar maal geklopt te hebben, treedt rechts binnen, zet een presenteerblad met schalen op een zijtafeltje naast de deur, spreidt op de groote tafel een servet, legt daarop bord, mes, vork, lepel, kijkt Hope, die met een boek in de hand, in een leunstoel bij de balkondeuren ingeslapen is, driest aan).
Kelner (na van
(Hope beweegt niet. Hij loert in Hum de achter-slaapkamer, verlaat het vertrek door dezelfde deur, keert besluiteloos terug, beklopt de deur luider aan de binnenzij).
Hum
! .
.
.
!
.
.
.
119
Hope (wakkerschrikkend, Wie daar? Kelner. Ik, juffrouw boel wordt koud.
het boek op tafel neerleggend).
—
por maar wat harder
ik
— de
(snel op de kamer toegaand en luisterend). Heb k niet verzocht zoo zacht mogelijk te kloppen?... weet toch dat 'r 'n zieke ligt!
Hope J
U
Nou snap 'k niemeer waar 'k me an mot houen!... Toen 'k vanmorgen tè stil binnen kwam,
Kelner. kreeg stond
'k
Zeg
Hope.
afstand
te
omdat u
uitbrander,
'n
'ns
—
zal
jij
bewaren
me
— dat
in
uw
onderlijfie
groot pleizier doen je
'n
de derde waarschuwing.
's
.
Je kan gaan
Sivoeplee... Alleen...
Kelner.
Heb
Hope.
u
me
verstaan?
Sivoeplee... (bij de deur). naast de servet van de juffrouw. Pour moi. moi (af).
De
Kelner.
.
!
.
.
.
.
.
.
Une
wijnkaart fois c'est
ligt
pour
.
Tweede Tooneel. Hope, Dokter, Hotelier.
Hope
{na nog eens achter de draperie gekeken te hebben, wederom in den leunstoel bij het balkon, droogt zich de oogen. Een bescheiden getik). Binnen
zit
(staat op). 120
Dag
dokter.
.
.
.
Dank
u wel
—
.
.
gaat u
ze
zitten:
—
slaapt
dat u zoo
hartelijk is
voor de
tweede maal ....
Dokter.... 'k
Hope.
Heb
'k
u
Is
u gezegd
'n
paar uurtjes gaan liggen,
zooals
heb? in
den
Dokter. Noemt u
voor
stoel
't
dat liggen?....
maken. Dat houdt u vannacht opsteken?.
raam....
U
zult uzelf
niet uit.
Mag
kapot
'k licht
.
Een oogenblikje... (laat de porfiere geheel zakken, gaat op den knop bij de deur toe, ontsteekt de kroon). Alsjeblief dokter.
Hope.
Dokter. Zoo
zien
we mekaar
tenminste.
De
eerste
ziekenoppassen, zuster, is 't zichzelf in acht nemen.... Charité bien ordonnée.... regel
bij
Commence
Hope....
par
soi-mème....
Zal
'k
'r
wekken? Dokter.
Zijn
benauwdheden terug gekomen?...
de
Om
Hope.
zes uur nog even, maar gelukkig niet lang... Wie daar (tot den Hotelier). Ik kan u nu niet ontvangen. U ziet dat ik belet heb....
Hotelier.
om
juist
Hope
(uit
Hotelier. uit.
.
.
—
Pardon als den dokter. .
ik dérangeer, zuster
—
't
is
.
de hoogte). Dien kunt u straks
Pardon
Als u
lastig vallen,
't
—
ik
moet zoo dadelijk de deur wou 'k dokter één seconde
permiteert
één seconde.... 121
Dokter.
Ik zal onmiddellijk
uw
op
kantoor
Hotelier. De zaak is... (op een ongeduldig gebaar van Hope). Pardon.... U moet toch 'n beetje consideratie met ons hotel gebruiken.... Als mevrouw overlijdt
Hope. Zachter
asjeblief. ..
—
Hotelier. Als, als, zeg ik worden de families van twee- en drie-en-zestig enorm gecontrarieerd.
— .
andere
onmiddellijk vertrekken we zijn midden in 't seizoen.... U weet, dokter, hoe de menschen zijn.... Ik ben niet onbillijk.... Niet één logeergast zal in de komende weken de appartementen willen betrekken.... Als we hadden kunnen voorzien. zullen
families
.
.
Hope. Voorzien?... Als wij hadden kunnen voorzien zouden we in de laatste plaats van uw gastvrijheid geprofiteerd hebben.... Heeft u méér de gewoonte logees lastig te vallen?...
—
Dokter.
Suscht!
versatiezaal,
Hotelier Maar.
.
Dokter..
.
.
(retireerend).
Hotelier.
.
We
Suscht!...
U
heeft gelijk en ongelijk....
Geen verdere maren. 't
gaan naar de con-
meneer....
— verbonden —
Gasthuis
telephonisch om zieken te vervoeren.
't
...
122
't
u beneden uitleggen
kom
bij
Wallon
u.
—
.
.
is
magnifieke auto
heeft 'n
Dokter. Onder géén omstandigheden Zal
Ik
Hopital
!
Onder géén.
'k
— hier niet (af met Hotelier).
Derde Tooneel Hope, Charles, Kelner.
Hope
(verdwijnt even achter de portières).
Charles (jonge man, ongeveer 24, scherp gelaat, zonder komt door snor, modieuze gekleede jas, hooge hoed
—
linkerdeur op:
Kelner.
Ja,
Charles.
Kelner.
Hope
hier?
meneer.
'k
meneer. Zie niemand.
De dames
Kelner.
Is
't
Een en zestig? Ja,
Charles,
tot kelner).
zullen daar zijn.
de portières,
(tusschen
legt
een
vinger op den
mond. Kelner af. Zij schuift voorzichtig de deuren der slaapkamer toe). Zoo. 'k Ben blij dat ü tenminste ge-
komen Charles.
Hope.
Is
't
zóó ernstig?
Heel, heel ernstig.
Charles.
Hope.
is.
Sinds wanneer?
Sinds eergistermorgen
—
na
'n
bezoek aan de
Stichting.
Charles.
Wéér aan 't we ook.
keer dachten
Hope. heeft
Driemaal 'r
'n
hart? (zij knikt). .
De
vorige
.
is ze bewusteloos geweest kamfer-injectie gegeven....
— de dokter 123
Charles. Ja
Op
Hope.
Charles.
leeftijd..
Charles. worden,
Hope. Niét die
zijn
jij
ons getelegrafeerd?
advies van den dokter.
Wat
Wat
Hope.
Heb
ja
zegt-ie?
ongeveer denken kan
u
—
'n
vrouw op
.
Spijt
me,
Was
'k
dat je
telegram nageseind moest
eergister niet in Trouville.
in Trouville. ...
En mevrouw met
't
.
.
kindje.
.
meegekomen?
Charles (ongeduldig). Nee,
nee, nee! Ik was 'n dag voor zaken naar Parijs. 'k Kon nog net den middagtrein pakken.... De familie is in Trouville gebleven.... Denk 'k tenminste.... En oom Dolf?
—
—
.
.
Hope. Is 'r nog niet. 'k Ben bang Ze verlangt zoo naar 'm.... Charles,
Heb
'k
uithangt. ... Is-ie
met
't
dat-ie
mevrouw.
..
niet 't flauwst vermoeden, waar-ie geen maanden bericht van 'm gehad.
In
jacht?.
.
—
Hope. Nee meneer. Z'n laatste brief aan uw mama aan uw grootmama was uit Zwitserland uit
—
—
meen
—
Zou de grootste ellende zijn, als-ie te laat kwam.... Gister heb 'k voor de als tweede maal geseind.... Geen antwoord.... Chatelard,
—
Charles. Eén kan
'k.
't
z'n adres zéker
—
— die — die dokter en ik — van-
weten
Hope.... Die hebben we de daag óók 'n telegram gezonden.... 124
.
.
Charles (verwonderd). Wist
Hope
(rustig-glimlachend).
weten?.... heim meer. Charles.
Waarom zou
ik 'r niet van geen bepaald ge-
is
.
Afficheert-ie
me
deert
van die liaison?
Publiek geheim
'n .
jij
niet.
.
.
.
zich
'n
Man,
nog?.... Enfin, m'n vader kon
die
't
regar-
zijn.
.
.
over iets anders pratend). Is dat 't kostuum van de Stichting?.... Niet positief chic. Flatteert je
(gewild
minder.
Hope. Denkt u, dat zieke kinderen 'r of 't kostuum .... Wees u 'ns stil
!
Charles.
Hope.
Mag
'r
van hebben
(luistert).
Nee
.
.
zien?
In elk geval met de noodige voorZe zou kunnen begrijpen, dat 'r gewaar-
Misschien.
bereiding.
schuwd Charles.
Hope
'k
profijt
is.
.
.
Ik stoor je toch niet in je
(maf),
'k
Heb
diner?
gegeten.
Charles. Jij ben scherper in je gezicht geworden, Hope. Je ziet 'r zoo heelemaal anders uit of ligt 't an de kroon?
—
Hope. Dat kan.
'k
Heb
in
geen twee nachten geslapen.
.
.
Vier de Tooneel. Hope, Charles, Dokter.
Dokter
'n
Vlegel eerste klas
Pardon 125
Hope.
De
Walden
Heel aangenaam, dokter.
Charles.
Dokter.
kleinzoon van mevrouw, meneer Charles van dokter Linden.
—
Is
u zoo pas gearriveerd?
Charles. Nog geen uur geleden. Nauwelijks den tijd gehad 'n andere jas aan te schieten.... Ik hoor dat de toestand van grootmama. .
.
Dokter. Bijzonder zorgwekkend is. 'n wonder gebeurt, dat de familie
.
zal dienen.
Charles
.
(een
ja.
Ik geloof, tenzij :
t
ergste
Dat begreep
'k,
toen
't
telegram
stilte).
En 'm te woord gestaan Wallon bestellen. Doe
Dokter
.
zich op
.
Ja,
kwam
.
(driftig)
—
—
—
beneden
die vlegel
'k
heb
wou
per se de auto van dat, meneer, heb 'k 'm gezegd
dan schrijf ik morgen 'n ingezonden dat den Courrier, om de badgasten te laten zien Daar scheen-ie wat 'n humaan gérant jij ben 'n Doodrespect voor te hebben .... Stel je voor zieke gaan transporteeren uit vrees voor 't egoïsme Laat je je eten staan, zuster? van andere logees doe
jij
stuk in
!
Hope.
Nee, nee....
Dokter.
We
Heeft ze
Hope
.
Mag meneer mevrouw
zullen ons overtuigen.
.
.
.
Blijf
.
.
zien? u hier.
.
.
champagne gedronken?
(de portières hechtend). glas....
126
.
Met tegenzin een enkel
Dokter. Niet voldoende blijven nu maar
—
—
—
voldoende....
niet
blijven.
.
.
(af
in
Blijf
slaapkamer).
Dat ik 'k Zal maar wat liegen, niet?... toevallig voor dringende aangelegenheden overgewipt
Charles,
ben Als 'k me niet zoo gehaast had, zou hebben meegebracht. .
.
.
.
Hope. Als
'k
't
'k
wat
.
zeggen mag....
Charles. Ja?
Hope. 't Zal voor mevrouw 'n teleurstelling zijn, dat 'r u zonder uw vrouw en vooral zonder Ninette eenig achterkleinkind
—
—
is....
En dan ik van Trouville m'n vrouw houdt niet kom.... En dan hoe zal 'k dat.... (ongeduldig). Wat vraag je naar den bekenden weg?. Je weet dat r telkens verschil van meening is.... Grootmama met 'r geweldigoverdreven ....
Charles. zei
.
.
.
Zoo'n baby van drie
toch
je
dat
al,
—
'k
niet
jaar. ...
direct
—
;
.
.
Hope. Toe meneer Charles!... de omstandigheden.... Roept
Dokter Hope
't
u,
Zijn
nu
juist
niet
dokter?...
(onzichtbaar). Zuster....
—
(gaat achter de gordijnen hij loopt heen en staat stil voor den spiegel boven de nécessaire, neemt 'n kleerborstel, schuiert zich de jas gladt zich het haar). Hier ben 'k weer. (Zij bedrukt den knop der electrische schel aan de kroon).
weer
—
Charles. Toch
—
niet serieuzer. 127
Goddank
nee. Ze voelt zich minder beklemd, Nee, vooral niet binnen een tweede injectie. gaan!... (tot den kelner), 'n Flesch champagne.... Versta je niet?... 'n Flesch champagne... (af).
Hope.
krijgt
.
.
.
Vijfde Tooneel. Charles, Kelner.
Kelner (onbewogen). Frappe ?
.
Charles (ongeduldig). Frappe maar vlug komt!
.
—
niet frappe
—
—
als
't
— —
Irroy Carte Blanche Kelner. Moet et Chandon Heidsieck Pommery Pol Roger Medium-dry wil meneer zoo beleefd zijn...? De wijnkaart ligt op tafel ....
—
Charles. Je m'en
Kelner
(droog).
Charles. Maak
fiche
Dat merk hebben we grapjes?.
jij
(kijkt de kaart in).
Kelner.
—
Demi-sec
of
.
.
Ben
niet
'k niet
van gediend.
Moet White Star-sec?
Charles. Loop naar de... Demi-sec!... En beneden ontkurken.... En voor mij 'n kop koffie.... un café noir. (af). Kelner. Een Moet White Star
—
.
.
Zesde Tooneel. Charles, Dokter, Hope. de schuifdeuren dicht). Dat is voor u heele reis geweest, meneer Van Walden....
Dokter (duwt 'n
Charles.
Ja, ja
—
grootmama...?
gelooft u nog, dat
—
Dokter.
Alles is mogelijk. 't Is zulk 'n verbazend krasse vrouw, dat ik me na de tweede injectie aan geen voorspellingen wagen durf.... Ze praat met
'n bedriegelijke opgewektheid. Maar. Maar. Als ze 'r deze keer bovenop komt, blijft de toestand bijzonder précair bijzonder. De geringste complicatie, de kleinste stoornis, niet waar?... In ieder geval is 't uitnemend dat u er tenminste is. En 'k zou willen adviseeren de eerste dagen in de directe nabijheid te blijven. .
.
.
.
.
.
.
—
.
Charles Als geweken ? Dokter. Nee
ik
.
dus wel begrijp
—
is
't
gevaar
ergste
—
in de verste verte volstrekt niet hartaandoening van dien aard en op dien leeftijd en met zulke ontrustende aanvallen van bewusteloosheid, is 't de plicht van de naaste familieleden op hun qui-vive te zijn. Toen we u seinden, was 't mijn innige overtuiging, dat u telaat zou als ik 't komen (met verheffing). Dolf handelt niet.
Bij
'n
—
Charles.
Dolf?... Kent u
Dokter. Of
me
'k Dolf ken?... helpen ontgroenen
Charles.
uw óóm?.
9
—
hij
heeft
Ontgroenen?...
Dokter. Weet u Charles.
Hahaha!
niet,
dat
uw oom
—
hij
is
toch
.
Natuurlijk. 129
Dokter. Dat-ie
vier, vijf jaar college geloopen heeft dat wil zeggen had behooren te loopen 'k taxeer 'm op nog geen volgeschreven dictaatcahier!
—
—
:
Toen vier
van
ik
't
jaar ge
gymnasium kwam, had Dolf
—
—
ge
wat
ja
ge
feitelijk
Gedit, gedat, gefuifd, gekroegjoold, ge.
;
Geboemeld,
ge...?
.
juiste
t
woord
—
volgorde
in
—
—
had-ie als corpslid ge ge gedaan alleen niet gestudeerd. Toen-ie gesjeesd werd.
letterlijk alles
—
minstens
—
Boemeid
Charles Dokter.
al
.
Charles (na zacht
.
geklop). Binnen (tot den kelner, die enkel koffie brengt). En de Moet? !
Kelner.
En deux secondes monsieur....
Dokter.
Spreek
Kelner
Oui monsieur.
.
jij
J'ai....
geen Hollandsen, vrindje? .
.
—
Dokter.
Doe
Kelner.
De champagne wordt
dat dan
flauwe kunsten! koel gemaakt.
Dokter. Heelemaal niet noodig.... We wachten op (Kelner af). Dat's nou misschien 'n jongen Fransch)
(imiteert
hahaha!.
.
.
uit
Waar was
Leeuwarden, uit Hontenissen, 'k gebleven? Wat wou 'k. .
Charles. Toen oom gesjeesd werd, u 'n kop mee, dokter?
Dokter. Dank u.... zonder 130
'n
dozijn
'r
uit
Toen
toen's!
zei
— vertel — toen-ie
.
u.... Drinkt
'ns 'n historie
gesjeesd werd
— je
om 't
dolle geschiedenis
'n
zoo noemen wil.
Charles
.
—
schandaaltje, als
'n
.
Om
(rustig drinkend).
vrouw
'n
natuurlijk!
zelf.... Als 'k me goed hergeheugen is m'n fort niet alweer zoo'n Fransch woord! had-ie 'n vechtpartij op klaarlichten dag met den een of anderen kerel, 'n koloniaal of zoo iets, dien-ie behoorlijk toetakelde.... Met groote moeite werd 't gesust 'n sisser van 'n week of twee brommen en 'n paar honderd gulden
Dokter. inner
Spreekt van
—
't
—
—
—
—
fooi
Daar wist ik hoegenaamd niets van (glimVerwonderen doet 't me niet Hoe is 't mogelijk op klaarlichten dag en met 'n koloniaal met 'n koloniaal!... Zóó iemand kan
Charles.
lachend).
—
je
—
toch niet beleedigen.
Dokter.
—
—
.
Iets met 't meisje ware weet 'k niet
.
of
—
de zuster van dien kerel
is hijzelf waarschijnlijk glad vergeten.... Wanneer kan 't geweest zijn?... Negentig.... Een-en-negentig. en om vijftien, zestien, zeventien jaar 'k kan 'r geen slag in slaan. Doet 'r ook niet toe. Hij werd van de corpslijst geschrapt.... Misschien studeerde-ie anders nog, hahaha!... Ja, Dolf en ik hebben 't
—
.
.
.
.
.
Om
.
.
.
.
—
mekaar in die dagen meer dan goed gekend later ook nog wel, maar nooit meer zóó, zoo heerlijk, onbezorgd.... Jammer van den vent.... 'n Hart van goud 'n wilde rakker 'n bandiet....
—
zoo
—
zoo vroeg z'n vader verloren had, niet vlug de beschikking over z'n erfdeel gekregen,
Als-ie
niet
131
zou-ie iemand zame kop. ...
—
iemand geworden zijn.... Zeld-
—
Was
—
alweer toen 'n lust toen hooren, als-ie op dreef was.... 'n Vernuft, En nou!. 'k Zou 'm z'n 'n géést. ... En nou!. mantel kunnen uitvegen, dat-ie met geen drie, vier telegrammen te bereiken is, dat-ie geen adres achter-
om
'm
't
te
.
laat,
.
.
.
moeder doorloopend
terwijl z'n
ziekelijk
—
is.
die eerste-klasse-dame van 'm hebben we geseind.... Valt me verbazend tegen. Verbazend, 'r papa is betrekkelijk Eenige zoon in leven....
Tot
zelfs
Uw
vroeg gestorven, niet waar?...
Charles.
Toen
ik
twee was....
Dokter. Dan zult u wel geen voorraad herinneringen aan 'm hebben?. .
Charles
Nee
(koel).
—
geen enkel opzicht.
in
Dokter. En uw mama? Kort na de kraam (gewild). Rookt u 'n de balkondeuren staan open.... Of
Charles sigaret
—
mee
heeft u er
bezwaar tegen?
—
als u bij 't balkon geen gebruik van maken....
Dokter. Bezwaar, nee Pardon, ik zal
'r
Geen rimpel op zee. persoonlijk geen week aan zee London. De groote steden
Charles. Bijzondere avond. 'n Idylle.
.
uithouden.
.
.
'k
.
.
.
Zou
Parijs.
't .
.
bonne heure.... assomant a
la
Dokter
132
ik het
.
.
.
.
.
.
.
.
.
Dat eeuwige water vind
'k
stilte). Ik heb in de twee genoegen heb over de Stichting
(na een drukkende
maanden, dat
blijft.
van uw grootmama te gaan, buitengewoon respect voor haar gekregen ....
—
Charles. Ja
ja
—
Dokter. En u houdt zeker véél van haar me dunkt 'n vrouw met dat hart moet meer dan vader en moeder samen voor u geweest zijn?... Charles.
Natuurlijk. Natuurlijk.
Dokter.
Ze dweept met kinderen.
de Stichting is te studeeren?
Ieder bezoek aan Had u geen idee
feest! (een stilte).
'n
Charles. Heelemaal ben 'k getrouwd.
.
—
niet
twee jaar na de kostschool
.
Dokter. Zoo jong? Charles. Zoo jong. 'k Zal den kelner nog eens schellen. Dat is 'n ongemeene bediening. (Gelijk verschijnt de kelner met de flesch in een koelemmer). Móést dat zoo lang duren?... De dokter zei toch dat af koelen niet noodig was?
Kelner.
De gewoonte van
frapeerd.
.
't
huis,
meneer
—
niet ge-
.
Charles....
't
Is
—
goed
hou
je
mond (hem
be-
Dicht laten Doen we zelf (kelner af). De ezel Een, twee, drie glazen of 'r gespeecht zal worden .... Laat me u helpen, dokter.... Draagt u 't alleen? lettend in te schenken). !
Dokter. schuift
Gaat
—
.
.
.
—
best. Als u de deuren even zacht openschuiven niet duwen. Merci.
—
133
Zevende tooneel. Charles, Dolf.
Dolf
—
(robuste man, ongeveer veertig, blonde volbaard jachtkostuum praat tot bloemruiker in de hand den kelner buiten). Als 'r geen kamer is, dan maak je d'r een. Wat zeg-je... Enkel 'n badkamer? Dan badkamer! En de rommel uit de auto naar 'n
—
—
boven halen Goed (tot Charles). Wel Ja, ja. wat drommel .... (Charles wijst naar de portières). .
Heb
geseind?...
jij
Dat
kent).
is
'n
't
.
Is
.
!
toch niet
(Charles ont-
pak van me hart....
We
hebben
over de tachtig kilometer geloopen.... Midden op den weg oponthoud 'n boerekar, die natuurlijk verkeerd uitweek in 'n sloot gerejen scheelde geen haar of we hadden met de auto 'n saut périlleux gemaakt. ... Of de kaffers 't 'r om doen, om doen Hoe is 't met mama?... Meer angst dan ziekte, zooals de laatste maal?... Of....
—
—
!
Ze moet op
Charles.
De
't
.
oogenblik weer heel opgewekt ik ben nog geen uur
—
dokter is juist bij 'r geleden van Trouville binnen
zijn.
.
komen
vallen.
Was dat telegram, aan Snip geadresseerd, van jou?... Verbazend handige inval! M'n compliment. Anders was 'k mogelijk nog bij Beelaart op de jacht!
Dolf.
Charles. Snip?... Snip?...
omdat
Wie Dolf. 134
is
'k
pas
dat, als 'k
Snip
vragen
heb ben
Ik
zélf gearriveerd
mag?
Madame Lebeau
niet getelegrafeerd,
— en Snip — Snip?
O. Wist niet dat die juffrouw 'n zoo gedisbijnaam.... Hope heeft u aan dat gerenommeerd adres 'n laatst telegram gestuurd op de andere kreeg ze gister en eergister geen antwoord.
Charles.
tingeerden
—
.
Dolf (eenigszins Hope hier?... Charles.
Dolf.
Hope?...
ontstemd).
Hope?...
Verwondert u dat?
Och
nee.
En och
'k
ja.
Weet
niet (loopt een
't
weinig geprikkeld op en neer). Dat heb
Charles.
Dolf.
Of
Doet
jij
niet
'r
wee van
Ben
'k
waarachtig,
in
dat
den
stoel
deze
't
toch niet?
me
Geef
toe
honger. Merci....
gegund te dineeren. nog van den stuurstang
trillen
Merci (zakt
jij 'r
wat u bedoelt....
Ik begrijp niet
sigaret, tijd
Is
mama?
Bij
.
.
Me
.
'n
geen
M'n
handen aannemend). voor het raam), 'k Dacht (lucifer
keer....
'k
Zou
'r
enorm
gehad hebben .... Want al ben 'k 'n dozijnmaal, op de ongelegenste momenten opgeschrikt niet waar? geloof jij an al is 't goddank spijt
van
—
—
—
—
—
sinjeur daar boven? ik niet! goddank telkens met 'n sisser afgeloopen
zoo'n
—
al
—
is
't
één
keer moet 't gebeuren en dan zou 't meer dan beroerd zijn, als je die oogen voor goed gesloten vond.... Duurt 't nog lang daarbinnen?... Kan 'k
kloppen?.
Charles.
.
Ze zullen wel dadelijk komen.
Attent van die kleine Ze?. Dolf. Ze?. O ja Hope. Dus diè heeft Snip, Snipje, 'n dépêche gezonden.... Charley, boy, ik geloof.... .
.
.
.
135
U
Charles.
Dolf. niet
gelooft?...
Niemendal,
Niemendal.
—
zei 'k straks al.
.
.
.
Geloof
'k
Kan
'k
heelemaal ergens
me handen
—
heele wasschen?... 't Bloed van de patrijzen ja waarkoppels hebben we onder schot gekregen kleeft 'r nog an zoo gehaast als 'k in achtig! de auto van Beelaart gesprongen ben, toen de manke dat had je moeten zien boschwachter op 'n fiets me de boodschap een kruk zoo en een zoo Is hier geen waschvan Snipje kwam brengen.
—
—
—
—
—
gelegenheid?.
Dolf. van
—
.
Hiernaast op 59
Charles.
—
—
de kamer van Hope.
De kamer van Hope?... Strafrecht, artikel
Charles
.
.
Wetboek Nou welk artikel ?
Nee
— artikel ....
(lachend). Begrijp u niet....
Dolf.
Dat 's de tweede maal, dat 'k voor jou te diepzinnig ga (werpt de sigaret uit 't raam). Deugen niet die papieren dingen van de régie.... Heb je
—
Suus meegebracht? Charles. Nee. Ze
Dolf.
Hoe
laat
ben
Charles. Vannacht
Dolf
—
ze kon niet zoo op slag mee.
je uit
—
ja
Trouville vertrokken?
vannacht....
(glimlachend). Je zegt dat of je
weet.... Maakt de kleine Ninette
Charles. Dolf. 136
De
't
zelf niet precies
't
goed?
Uitstekend. bronchitis heelemaal
weg?
Charles. Totaal. En gelukkig. Als dat kind wat overkomen was. .
.
Dan?
Dolf.
—
— —
Nou dan niets u kunt u voorstellen hoe je van zoo'n baby misschien ook niet houdt.... Ik dweep met 't goudkopje (een portretje uit z'n portefeuille nemend). Dat is 't laatste kiekje aan 't strand van Trouville (kust het). Als 't u inte-
Charles. of
resseert (reikt het over).
Dolf.
Pretendeert
hatelijkheid
—
de een of andere nuance van
dat „als
u
't
interesseert"
—
omdat
ik
deze maanden
Charles (glimlachend). Laten we zeggen
—
van
Dolf
Nieuwjaar.
af
Van
(knikkend).
—
.
!
letterlijk
waar,
—
ik
krijg
Prachtig
verwijten....
kom honderd jaar tekort.... Precies vrouw.... De dagen vliegen, de weken raken
snuitje.... je
heele jaar
Nieuwjaar merkwaardig geen gelegenheid heb kunnen boy: waar ik bezoeken afleg,
af
geheugen heb jij vinden?... Charley,
't
.
Ik
zoek, de maanden trek 'k met mudjes van den kalender. ... Ja, daar zul je plezier van hebben. .
Mooi kind....
Leuk kind....
Mag
ik
.
bij
me
oom
—
't
steken ?
Charles, 'k Heb wat moet ü met
Dolf.
Wat
draag
'k
ik 'r
bij
'r
één. En dan, beste portretje?
maar
'n
met portretten moet? me.
.
.
(in z'n
'n
Half
binnenzak tastend
dozijn
— dan 137
aarzelend). Nee. Je heb gelijk. Merci (reikt het over).
Heb
Suze daar ook?
je
Charles. M'n vrouw
—
nee. Of misschien hier. (doorzoekt de portefeuille). Nee. Zeker verlegd (in de slaapkamer weerklinkt gelach). We behoeven ons voorloopig niet ongerust te maken, oom zoolang .
—
stemming
ze in dié
Dolf. Tant mieux
!
zijn.
.
.
(staat op, klopt zachtjes).
Achtste tooneel. Charles, Dolf,
De Dokter.
Dokter (met de champagne-flesch
en het presenteerblad).
—
Meneer binnen! Dolf?. Dolf van Walden? Herkent u me niet meer?... Linden. Jan Linden.
Sust!.
.
Dolf.
.
Nee vooral
.
.
niet
.
.
Pardon
—
Dokter
.
.
.
mogelijk dat....
(de flesch in den koelemmer stellend). \k heb ik heb op schoenen nog in '88, '89 gepoetst één avond drie snijkoeken moeten slikken, omdat ü zich verbeeldde, dat ik 'n speld binnen had geBoven de handschoenenwinkel in de Breekregen. met aan de overzij 't Stadhuis. straat
—
uw
.
—
Dolf.
Ben
.
.
—
ben u.... die kleine bleeke Jan, ben jij al dokter? (schudt z'n hand) En mama?.... We hebben daar zoo luidruchtig hooren lachen.... Is 't weer zoover beter, Jan of Linden of dokter.
die....
138
jij
Kerel,
—
dat is de makkeHou je bij Jan, Dolf herinnering, niet? Mevrouw van Walden mag jongen, jongen, wat 'n damp van de sigaretten 't doet me je mama, Dolf heusch niet, meneer verbazend genoegen, je na zooveel jaren weer 'nste
Dokter. lijkste
—
—
—
—
—
je ben d'r niet minder op geworden, ouwe ja, 'k durf geen meening je mama kameraad! soort hartaandoening blijft bij dat meer zeggen
zien
—
—
—
tasten .... Eergister en gister en vanmorgen nog, en nu.... Niemand had 'k 'r formeel opgegeven weet 't. Niemand. Als ze zich kalm houdt, 't spreekt vanzelf dat ze 't bed niet uit mag, bestaat 'r kans 'n heel zwakke kans. ... 't Eenige wat 'k beslist aanen wat je gezond verstand je zal inraden moet je moet ieder geven: ook al krabbelt ze weer op versta me wel ieder oogenblik te bereiken zijn 't
—
—
—
—
oogenblik.
.
Dolf. Jantje collega die
—
.
— 'r
zelfde hoor 'k twee jaar lang in de stad behandelde, heeft.... 't
Charles.... Ons om
'n
—
je
haverklap getelefoneerd of ge-
seind
Dolf. Zooals
jij
vandaag....
—
maar iedere dag kan Natuurlijk, natuurlijk hóógst. noodlottig zijn. 't Was hoogst-bedenkelijk En daarstraks, na 'n met moeite gedronken glas champagne, werkte 'r hart weer bijna normaal, liet ze ons schudden van 't lachen, omdat ze beweerde zóó'n eetlust te hebben, dat ze minstens driemaal 't menu van de table-d'hóte, telkens van voren af aan, zou kunnen eten. En toen ik zei, dat zoo iets 'n weinig
Dokter. 't
—
139
bezwaarlijk moest zijn, antwoordde ze droog, dat 'r overleden man 't eens tweemaal gedaan had, na 'n officieel diner, waaraan de koning had aangezeten, waarbij niemand 'n vollen mond durfde en nemen, omdat Zijn Majesteit elke plat liet passeeren, en alleen 'n cure-dent verlangde, die 'r niet was
Heel goed! Maar doe me verder genoegen, Jan kerel, wat heeft de praktijk jou buikje gegeven! en praat niet meer over
Dolf. Hahaha! 't
'n
.
.
.
.
—
.
.
— —
dineeren. Zoo als 'k mama heb gezien, moet 'k met overleg iets uitzoeken geeuwhonger.
Dokter.
Geen
.
.
gehad?
tijd
Twaalf uur per dag, vijf vingers aan elke hand, kom ik tekort. Zou jij even de karaf water van Hope van die kleine attente Hope! Hope 'r kamer willen krijgen, Charley?
Dolf. Tijd? Tijd?
.
.
.
—
Om uw
Charles.
Dolf. 'k
Mn
—
handen
te
wasschen?
handen wasschen?... Wou maar hier? (bootst hei na).
je
hebben dat
dat zoo
O, met
Charles.
'n
glas?
Dolf. Nee, neefje. Voor de bloemetjes. (Charles in de kamer links af). Hoe vindt je 'm, de zoon van m'n broer? Nette jongen, hè?... Wat gesloten te vroeg getrouwd (tot Charles, die drijven van met de karaf terugkeert). Merci merci! Nee, laat
—
—
mij
't
liever doen.
symbool
—
140
je
.
Zoo
—
.
.
— —
—
de blaren vallen al af van de vrouwtjes, Jan je bewondert ze
plukt ze
—
dat wil zeggen
:
zij
plukken jou,
—
en als je ze 'n paar dagen in geweldig die stemming bezeten heb regent 't verdorde ideecho van woorden, hè? en profond hou je zoo'n ding als dit aaltjes
terwijl je ze plukt 'n
bezeten
—
négligé over.
Dokter. Met
—
Dolf
.
.
—
(werpt lachend
stengel uit
'n
't
venster).
—
je
stuifmeel,
't
—
—
permissie 't beste laat je schieten 't vruchtbeginsel....
niet één beginsel dat voor mij Charley stop je ooren toe ik ben de slechtste mentor voor jong-getrouwde mannen èn vrouwen, hahaha! Kan 'k bij mama, dokter? Wat klinkt 't verduiveld gek, zeg, jou dokter te 'n
(vroolijk).
beginsel
'r
Is
—
is
—
—
noemen.
.
.
Dokter. Nee, nee, nee!... Vooral niet binnengaan! Ze mag niemand zien. Rust, rust en nog eens rust. Morgen misschien, als de nacht kalm doorgebracht Ben je zoo van de jacht op reis gegaan? wordt. .
.
.
Dolf. Nog geen twee minuten na 'n prachtige haas roetsch, roetsch in de auto te hebben neergelegd van Beelaart roetsch 'n boerekar ondersteboven vanmorgen roetsch, binnen de drie uur hier twaalf uur gepicnict. Zou 'k me wat laten bren-
—
—
—
—
.
gen ?
.
.
{een dekschaaltje op de zijtafel oplichtend). Gestolten lamskoteletje .... (tot Charles). Heb jij dat besteld? .
.
.
'n
Dokter. Nee. Hope moet ook nog eten. Dolf. Ook nog?... Bij half negen!... Dokter. Dan kun je samen.... Met-è Dolf. Samen met soupeeren?
—
.
.
.
.
.
.
.
.
.
Nee 141
—
—
Hope en ik hebben zoo af en toe af en toe. hou niet, of minder, van wat je 'n moderne, 'n en zij heeft zoo eenige moderne vrouw, noemt bezwaren tegen mijn levensbeschouwing als je mijn methode zoo'n wei-overwogen naam kunt geven
Ik
—
Charley,
(tot Charles).
op
boy, kruip je heelemaal
weg
balkon?
't
Hier hindert m'n sigaret niet schien hebben de heeren te praten.
Heelemaal
Charles, 'k
.
—
Charles.
Dolf.
.
het balkon,
vult
mis-
—
'k zit liever
hier
—
tweede kop nemen (komt van zich een tweede kop gaat weer
nog enkel
zal
en
jongen.
zulk zacht weer
Is
't
niet,
—
'n
—
buiten).
En
Dokter.
ik stap op.
Dolf. Wat heb
je
ineens zoo'n haast?
We
zien mekaar, hoop 'k, dezer dagen méér en onder rustiger omstandigheden. Loop je eens bij je ben nog niet éen keer op de Stichting me aan geweest.
Dokter.
— .
Dolf.
De
.
Stichting van
mama?
... Praktiseer
jij
daar?
Dokter (glimlachend). Je ben wél op de hoogte, uitnemend op de hoogte van de dingen, die je mama interesseeren.
.
.
Dolf.
Kerel: ik vind 't allemaal braaf en christelijk en voortreffelijk en hoe-je-'t-meer-noemen-wil maar ik voel 'r zoo maar: ik ben eenmaal anders
— 142
—
—
wanhopig-weinig en
toch
mogelijk
weer
'n
massa
Toen 't gebouw in aanbouw was, de kinderen nog in de barak logeerden, wou mama met
voor.
.
.
.
geweld dat ik de eerste-steenlegging bij zou wonen. Dat heb 'k gedaan. De heele speech van dien dominee die met 'n wratje op z'n kin dat 's 't eenige dat 'k van 'm onthouen heb.
—
—
.
Dokter. Hahaha
!
.
.
.
Heb 'k me gloeiend in de meer dan gloeiende zon staan vervelen en ergeren mama kreeg 'n uitbrander voor 'r ferme daad ik 'n dozijn steken onder water m'n gestorven ouwe heer werd 'r bijgesleept als 'r geen paar beeldjes van kopjes bij waren geweest, met gedekoleteerde halsjes om te zoenen, zou 'k waarachtig uit den band zijn gesprongen Die eene met gitzwarte oogen en 'n moedervlekje hier is die nog verpleegster ge-
Dolf.
.
.
.
— —
— —
worden?
Dokter
!
.
.
.
.
.
—
(glimlachend).
Zwart haar?
—
ze werd met Annie, meen 'k, aange(De dokter schiet in een lachbui). Wat lach je?... Schei uit!... Is 't zoo grappig?...
Dolf.
Juist
sproken.
Dokter
.
.
.
(moeilijk).
Dolf.
Daar ga
Dokter. Dolf.
Daar
Onbetaalbaar
profiteeren, als 'k thuis 'k bij
kom
zal ze
van mee
(lacht weer).
zitten.
Ik ook.
Ben
je
klaar
met
je
lachen? 143
Dokter.
Ja.
Dolf.
die
Is
Dokter. Ja, ik was zoo
Eindelijk.
nog?
'r
En
Dolf. vrij
te
'r
als
je
'r
niet
boos
om
ben
—
trouwen, hahaha!
Dolf. Hartelijk gefeliciteerd, kerel. Wel dat doet me machtig pleizier. Jij heb altijd smaak gehad, hè?... Altijd. Ja (begint zelf te lachen). Heel aardig. Dat 's vooren 'n beetje erger me nog eens gebeurd 'n engel van 'n vrouw, verleden week in Chatelard volkomen heelen dag mee geflirt groot, slank correct snap je! Bij de pousse stapt 'n mormel 'n antivan 'n mannetje binnen 'n bouwval kiteit. „Kijk eens om, madame", zeg ik: ,,'n vogelverschrikker in 'n smoking". ... Ze kijkt om, laat 'r
—
—
—
—
—
mari".
ouwe Jan
— —
—
—
me voor: „Mon mari daarnet toch niet beleedigd, van boven de beruchte sigarenwinkel-in-
kopje haast vallen
mon
—
—
.
.
de-Bre estraat.
'k
.
.
Heb
stelt je
.
Boven Handschoenenwinkel. (lachend). de sigarenwinkel woonde je niet meer. ... 's Nachts hebben we je door 't raam verhuisd, omdat de ploertin eerst 'r beer betaald wou hebben.
Dokter
.
.
.
.
.
Dolf.
Hahaha
Ja-ja!
Nee maar zeg
toch niets van de nonsens hangen maar. m'n woord lief, charmant
—
Dokter.
We
Dolf. Merci. 144
—
wè hopen
je
bij
ons
— .
'k
.
.
—
'r
vond
.
te zien.
.
.
blijft 'r
op
Dokter. Zou
't voor jou ook geen tijd worden, Dolf? Die historie met die juffrouw Lebeau....
Heb
Dolf.
Hope
jij
adres gegeven?
't
Dokter. Ik? Hoe kom een weet
Dolf
't.
op? Ze wist
— ieder-
't
(gepreoccupeerd). Zoo.
Dokter.
Ik
dacht geen jaar geleden, dat
Nee.
'k
jij
père de
getrouwd was....
familie, dat je
Dolf.
daar
je
.
.
Heb
nog
't
van
driegelijke nabootsing
dan tot 'n behuwelijk kunnen brengen.
niet verder 't
Dokter. Jammer. Wij hebben 'n pracht van 'n villa, alleen beneden 'n suite van met uitzicht op zee
—
vijftien
meter, vijftien
Dolf....
Excellent
om
te
kegelen
Dokter. Je ben positief dezelfde. Maar vrouw uit dat schandaalproces....
—
Dolf. Ja
't
niet
is
den haak
in
—
die
„voorwaar niet"
dominee-met-'t-wratje zeggen.... schiedenis geweest de kennismaking
zou
—
eenzame liefdesnacht.
Dokter Dolf.
Eenzaam ?
Langer kan
maanden
10
.
hotel,
't
niet.
Malle
— de
ge-
eerste
.
.
.
Hopeloos. Met de odeurtasch van
achter te blijven
'n
.
befaamde
je
adoratie
Dat was drie maanden geleden. 'k Ben zelden langer dan drie
de bedriegelijke nabootsing. We nemen 'n groot hotel van over de vijfhonderd
in
145
—
—
Zij drinkt 'n flesch kamers dat's te verkiezen verwijdert zich even wil naar de met me heeft nummer vergeten kamer terug 't gaat na 'n kwartier zoeken naar den portier Scène-adie vraagt 'r den naam van 'r man faire voor 'n theaterstuk: ze kent me na de korte kennismaking enkel bij m'n vóórnaam Stel je voor, geen nummer van de kamer, geen naam van Jan den man.... Hoogste tragiek.... De eigenaar van 't hotel wordt door den portier gewaarschuwd, datSnip mag heelemaal niet ie voor 'n puzzle staat familiehotel goede naam enmeer binnen Ik na 'n kwartier aan 't zoeken hoor zoovoort. eclipseer met de odeurtasch.. wat 'r gebeurd is Zou jij 'n vrouw na zoo'n hevig-bewogen avontuur, zonder 'r odeurtasch laten? Nee, nietwaar? Zoo hebben Snip en ik mekaar „gevonden". En als 'k Snip, Snipje, niet gekend had, zou je je dépêche vanmiddag aan 'n ander hart onder 'n anderen dugister betaald ren hoed met struisvogelveeren hebben moeten hoedje van zeshonderd gulden lanceeren, boy
—
—
—
— —
—
—
:
—
—
.
.
— —
—
—
— —
—
Negende T ooneel. Hope, de vorigen.
Dokter. Slaapt mevrouw? Hope.
Nee,
dokter,
(tot
Dolf) Goeien avond, meneer éen
Mevrouw wou meneer Charles graag oogenblik zien.... Is-ie weg gegaan?
(hij buigt).
146
Charles. Nee,
nee
nee,
—
present!
(stapt van
het
balkon)
Dokter. Hoe weet mevrouw dan?... Hope.
Ze hoorde stemmen...
ik wist niet beter.
Dokter.
Toen vroeg ze... En
.
— vanavond niet. —
Nee, meneer Van Walden
Hope. 'k Zou 't mevrouw: als opgestaan
.
liever 'k
'r
.
wel permiteeren, dokter u kent niet had tegen gehouden, was ze
.
Dokter. Kom, kom, kom, kom!... Gekheid. zóó opgeHope. Ze ligt de avondeditie te lezen monterd als ze zich voelt... Waarom dan niet even
—
bezoek?.
.
—
Dolf.
natuurlijk. Natuurlijk héél kort maken, Jantje...
Dokter. Geen sprake van
We
zullen
't
héél,
—
en nog wel twee tegelijk!. horloge 'n halve minuut, meneer Van Walden en jij Dolf: morgen... Ik doe 't met displeizier, Weinig en om de patiënt niet te contrarieeren. En mag praten en weinig laten praten, meneer! ik kan niet langer blijven. ik tegelijk afscheid nemen .
Op uw
—
— —
—
Charles.
Tot
morgen
dokter!
(af met
Hope
in
de
slaapkamer),
Tiende Tooneel. Dokter, Dolf. Dolf.
Ga
je
heusch? 147
Dokter.
we
Me
dunkt,
'n
Dik kwartier verbabbeld. Zien
je?
Dolf. Op handslag... Aardig die kleine Hope in 'r Dat beroerde kostuum, hè?. Jammer dat ze zoo. 't haar als 'n bij de tegenwoordige vrouwen, hè moet kloosterzuster de hoed zonder 'n veer heele besparing. 'k met dierbare Snip over praten wat je noemt 'n vróüw 'n vróüw Is jouw vrouw of is ze ook zoo'n verschijnsel met aangewaaide .
.
.
—
—
ideeën
—
—
je
Kom
je
me
niet
krijgt
me
meer an 't babbehahaha!... Tot ziens.
niet
overtuigen, uit
te
laten.
Denk
pas morgen op bezoek gaan. Rust,
Dolf
(in
de deur). Zeg Jantje.
Dokter. Ja?. Ben
Dolf. Je
gaf
je
je?
Dokter. Dolf.
je
me
an:
jij
mag
.
altijd zoo'n liefhebber van schaken ?. raadsheer of 'n kasteel voor, herinner
nog 'n
.
Ja, ja.
Spelen
we morgen Bij
'n
partij?
mij thuis?
Goed. Morgenavond, 't Zal me 'n genoegen zijn vrouw kennis te maken. Jij ben 'n beste kerel.
je
Dokter. Adieu. Adieu. 148
'r
rust.
.
Dokter. Uitstekend. Dolf. met
.
type eenvoud?
Dokter. Dolf len!... Je hoeft
—
—
—
—
.
Elfde Tooneel. Dolf, Charles, Hope.
Dolf
(kijkt het boek van Hope in, leest 'n moment, glimlacht, bladert verder, houdt 'n bundeltje gedroogde viooltjes tusschen de vingers, zit in nadenken, klapt het boek vroolijk dicht, schenkt zich een glas champagne in, drinkt dat snel leeg, herneemt het boek, bekijkt nog eens aandachtiger de gedroogde viooltjes, schrikt, sluit het boek, wacht tot Hope de deuren dichtgeschoven heeft). Nou? Hoe vond je, mama?
Charles. Dezelfde van vroeger. is, reis ik weer rustig af.
—
Als ze morgen zoo
Dolf. Je zegt dat of 'r iets voorgevallen is je wat Hope juffrouw Hope? Daar (overhandigt haar het verlegde boek).
—
Hope. Dank u. (zet zich leest met bedoeling)
—
—
in
—
Zoek
ligt
't...
den leunstoel voor
't
raam
Dolf. Heb je iets, Charley, boy? Zeldzaam hoe jij zónder snor op die dominee-met-'t-wratje lijkt, hahaha
—
mevrouw zou gaan 'n Beetje zachter, meneer slapen. Dat lachen is te hooren...
Hope.
Dolf. Ik dacht dat jij zat hoe heb 'k 't met je?...
te
Ga
lezen... je
Nou
Charley,
zoo gezellig heen?
Charles (kalm). Grootmama sprak 'r van waar Hope bij was ik hoef me dus voor Hope niet in acht te nemen 'r hindert me inderdaad wat! (tot Hope, die naar haar kamer gaat). Je hoort toch, dat'k voor
— —
jóü geen geheimen heb... 149
Hope. Praat u
liever
zonder
vreemde
'n
'r bij.
.
.
.
(af).
kan 'k nu vrijer m'n opinie hoe ü doen zal, weet 'k Dolf niet, maar ik zal me 'r deze keer beslist niét bij neerleggen.
Charles. zeggen
elk
In
.
Dolf
geval
—
Oom
(droog).
.
Money-matters ?
Charles. Geldzaken ja. Grootmama heeft de intentie de Stichting, die al zooveel nutteloos geld verslonden 'n enorm legaat heeft geld niet te berekenen! En omdat dat wettelijk zonder uw te vermaken en mijn toestemming niet kan, niet mag, vroeg ze me of ik 'r voorloopig beloven wou met 'n beschikking van dien aard genoegen te nemen ....
—
Dolf.
—
—
En?
Charles. Ik heb 'r in deze situatie niet dadelijk willen enkel gezegd dat de dokter veel weigeren 'r praten verboden heeft, dat we morgen a tête revindt u niet? posée... niet waar
—
—
Dolf.
Ik vind dat verschuilen achter 'n doktersadvies niet straight forward, bepaald recht door zee Hoe groot zou dat door ons goed te Charley. keuren legaat moeten zijn?
—
niet
.
.
'n Rente van 'n halve ton per jaar schappelijk berekend ruim 'n miljoen....
Charles, is
Dolf. Tegen Charles. 150
procent
vijf
soliede manier.
.
Met wat
—
en die
maak
—
je niet
dat
op
.
'r
al
in
de historie
zit,
wordt
'n
verkwist
fortuin, 'n fortuin,
—
—
Ik
kom voor
Ninette
—
de denk 'r niet aan, denk 'r niet aan excessen van grootmama, dat links en rechts „weldoen" met geld dat welbeschouwd 't hare niet is.
op
ik
.
Dolf. Ho. Ho. Niet zoo galopeeren. 'n Beetje maat houden in je edele verontwaardiging, Charley
Charles. Met genoegen, maar alsjeblief niet die hinderlijke toon, oom, of 'k nog de jongen van de kostschool ben.
Dolf.
schiet
Jij
neefje.
.
.
vanavond met
Charles. Des
beter,
te
laten beschikken.
Dolf.
anders dan los
iets
(koel).
Toch
.
'k
heb lang genoeg over me
.
niet
door
wel?
mij,
(verbitterd). Och u Charles. Door u ? andere zaken en bezigheden dan naar mij .
kijken.
Dolf. liet
.
kruit,
.
.
.
.
.
.
U
had
om
te
.
Ik zei je zien, dat
toen je me 't portretje van Ninette van nuances van hatelijkheid schijnt Snip pleegt daar ook in den vroegen
al, jij
houden morgen specialiteit
te
in te zijn....
Merci voor uw ernstigen toon, oom. Maar verzoek u er nota van te nemen dat ik weiger in ronde woorden weiger.
Charles. ik
—
Dolf. Ik heb
.
je
derlijk zijn zelf
.
toch niets gevraagd? Wil je zoo rid't
woord
te
voeren? 151
Dat
Charles. ontgaan,
lijkt
zal 't
En om onaangenaamheden
'k.
me
beste
't
antwoord
't
uit
te
Trouville
te schrijven
Dolf. Jawel. Maar doe businesslike,
't
zakelijker,
aangeteekend. Dat
—
verstandiger
is
meer
brieven
kunnen zoek raken.... Charles, 't Zal toch heusch tijd worden, oom, dat u minder ironisch met me omgaat.... Grootmama heeft me naar die ellendige kostschool gezonden grootmama heeft 'n vrouw voor me uitgezocht
— —
heeft
't
huwelijk bedisseld....
Dolf. Jij begint los te komen of je mishandeld ben geworden of je vrouw 'n last voor je is
—
Daar blief 'k mijn gedachten over te hebben. ik laat niet zeg alleen, dat de grens bereikt is disponeeren over.
Charles.
—
Ik
.
.
—
Dolf....
ouwe, beminnelijke familie Je erfdeel wanneer 't zoover is.... (hard). Maar 't is gelukkig nog niet zoover.... 't Spijt me Charley, dat de eerste keer dat je eens prettig met me uitpraat dat je gezicht 'n andere dan de bekende plooi heeft dat je minder gereserveerd doet dat je net die éérste keer zoo ongegeneerd van
herrie,
—
stapel
loopt,
—
—
terwijl
't
goeie,
mensch, dat menig nachtje
beste,
onzelfzuchtige
opgezeten heeft, toen jij nog niét 't „goddelijk oordeel des onderscheids", dat je nu bezit, had, mogelijk in 'r laatste uren ligt te becijferen, wat ze voor derden nog 152
bij
je
doen kan onsmakelijk
Fidonc. Je ben
'n
je zelfstandigheid
op
egoïst lid, te vatten!
om
zoo
Charles. Egoïsme schijnt 'n familietrek, oom... heb u nooit minder getaxeerd... Au revoir. 't beter Ik zal
Dolf.
gesprek niet voort
't
grootmama
te
Ik Is
zetten (bij de deur).
schrijven.
Aangeteekend, jongen (loopt grimmig op en neer, klopt aan Hope's deur).
schelt
!
—
Twaalfde Tooneel. Hope, Dolf, de Kelner.
Hope.
me
Heeft u
Dolf. Zou
noodig, meneer?
anders niet
jij
Hope.
Natuurlijk wel.
Dolf.
Hope
Hope
—
ik
heb voor jou
't
grootste respect.
Jawel, meneer.
(pijnlijk).
Dolf. Waarom zeg „meneer" 'r bij
—
Hope.
Ik
Dolf.
Kom nou
ben
komen?
dat „jawel" met dat vervloekte op de ouwe haatdragende manier?
je
niet haatdragend.
—
op m'n eerewoord
—
en maak niet zoo'n Doe u me één genoegen Eer is zoo'n bijzonder misbruik van eerewoorden. ding voor 'n vróüw.
Hope.
.
.
.
Dolf.
Door
'n
man zou
'k
me zoo
iets niet laten...
153
En
jouw mond
in
klinkt
't
—
leuk.
.
.
Jij
heb
'n
methode
ik vraag je zoo echt en (met nadruk)... Hope zoo welgemeend excuus voor m'n gemeenheid van Ik heb geen bedoeling, geen bijbedien avond! doeling 'k voel enkel de behoefte je met genegenheid, met eerlijke vriendschap, de hand te drukken...
—
—
Wees
niet
stijf hoofdig.
.
Hope. Nee, meneer! (weigert de hand. Geklop) Binnen.
Wat
is
'r?
Kelner. Vous avez sonné...?
Dolf.
Breng jij 'ns vlug briand of 'n entrecote Hope). Mag 't hier?
—
Hope.
'r
Dolf.
En wat groenten
Kelner.
Dolf.
is
'n
biefstuk
n chateau-
of
met pommes
frites
—
(tot
gedekt. .
.
Pointes d'asperges?.
.
.
Epinards?
Pointes d'asperges.
Kelner.
Et après.
.
Dolf. Niemendal. Verdwijn 'k Val flauw. (Kelner af). Hope, schenk je vergiffenis?... 't Heeft me zoo gefrappeerd dat jij weer bij mama terug ben, dat jij me seinde me jij... na m'n onhebbelijke, lage, laffe, liederlijke meer adjectieven zul je wel niet verlangen behandeling, dat ik goed met je móét worden... Die bloemen zijn voor jou... !
—
—
!
Hope. 154
Dank
u
—
—
— —
zal ik niét accepteeren.
Dolf
(glimlachend),
Hope
Paar kun
'n
die in je verzenboek.
je
'r
drogen zooals
.
Begrijp u niet...
(schrikkend).
Dolf. De derde keer! Niemand begrijpt me vandaag! Race van onbegrepen naturen De boschviooltjes die die 'k zóó dicht bij 't 'k dien fameuzen Zondag water greep, dat jij m'n hand moest vasthouen liggen die niét in dat buitengewoon boek gedroogd? !
—
Hope.
boek
Dat
interesseeren
heb
me
—
—
geleend
'k
(laat ze
niet!
die
bloemen
uit vallen
er
—
wil
naar haar kamer terug)
Dolf.
—
Dus
géén wapenstilstand?...
geen oorlog is, hoeft 'r niet over wapengesproken te worden .... (nieuw gebaar naar de kamer).
Hope. Als
'r
stilstand
Dolf.
Ik
had dien nacht wat
Hoe langer u vooral voor mij
Hope. 't
Dolf.
'r
te veel
op doorgaat
champie...
—
hoe onkiescher
is
—
voelt u dat niet?....
Eén woord van
je,
Hope....
Hope. (bitter). Vanmorgen, terwijl 'k me aankleedde, had de kelner, die straks hier was, de impertinentie binnen te komen zonder kloppen ik stond in m'n onderlijfje.
—
.
—
.
Dolf.
Goed
dat je
Hope.
Dien
avond
't
zegt....
—
toen
u
De kwajongen!... te veel
„champie"
— 155
nee,
nu
zal ik
had, dee u gegild had
't
—
zeggen
érger.
.
Als
.
.
toen u te veel gedronken niet
'k
geschreeuwd en
— als er geen dienstboden boven hadden geslapen — zou (smartelijk).... Terwijl u wist hoeveel tóén — tóén — lach dat — hoeveel tóén van u hield... (met bedwongen tranen).... Dien heelen nacht heb ik liggen huilen, dacht die beleediging — dat vrouw zóó schandelijk bed overvallen — dat vrouw als dier willen behandelen — had ik reden gegeven? — ooit? — niet boven zullen komen.... U had geen respect voor dak van uw mama, die meer dan engel voor me was — geen consideratie u....
ik
niet:
s uit,
uit
'k
'k
'n
in
te
'r
'n
'n
te
te
't
'n
voor m'n herinneringen, geen ontzag voor de beste, liefste dingen van 'n meisje, dat in de droomen van 'r kamer zoo laag, zoo ontuchtig opgeschrikt wordt
Dolf. Ik was toen genden morgen
—
willen vragen!
op m'n
daar:
jij
was
—
Hope
bruut,
'n
—
had
je
knieën
geëclipseerd.
.
den volexcuus
.
Hope. Natuurlijk Dolf. En m'n uur werk!
brief
—
Hope.
'k
meer doen?.
rum, Hope-lief, als
156
'k
alles 'n tragedie
—
roof gaat
je
—
zès .
zijdjes,
'n
vol
.
Natuurlijk
Dolf. Wat kon
nog
van vier
bleef beantwoord.
'n 'r
.
.
.
niet
't
—
.
zeggen 'n
En summa summa-
mag
—
dat
half Sabijnsche
(posteert zich
vandoor!...
.
lijkt
nu
maagde-
voor haar deur). Nee,
uw
toon afhangen
Hope. Dat
zal
Dolf.
Heb nu maar één glas gedronken, Hope en wanneer 'k ligt daar, Hope
'k
van
—
mama
en
— 'n
Hope, ben 'k toch ook nog 'n een, die beetje gentleman, waarachtig 'n beetje fair genoeg is zich te schamen over 'n laagheid... Ga je nu weer daar zitten?... Spelen we verstopover haar). Enkel twee (zet zich pertje...?... Klopt 'r niets, niets meer voor me onder vragen. dat charmante verpleegsterskostuum, dat je prachtig
Blauwbaard
.
.
ben,
—
.
staat ?
Hope. Meneer, Dolf.
—
ik
Ik wel zoo serieus
ben
geen stemming
in
Tweede vraag
—
en serieus,
Hope
had zeg jij ja, wanneer 'k kunnen zijn, mogelijk is! je... wanneer ik je... wanneer ik je.... Dat is driemaal.... Hahaha!... 'k Zit te hakkelen, als 'n jongen van de Burgerschool.... Dat komt, omdat de knot van je haar me geweldig biologeert Kun je je nu niet zoo'n heel klein tikje naar me Moet 'k alleen je haarknot Hope!. toedraaien?. .
en
als
't
.
'n
bij
.
bed, dat
—
.
'n schattig stukje oorlel zien
—
'n
sterfbed
als ik je vrien-
verzoek meelij met 'n ouwen doordraaier hebben, door 'm te trouwen delijk
Hope.
te
(opstaand) Foei!
Dolf. Foei?...
Hope. Als
'k
Is
die
de vraag zoo misdadig? schandelijke
inval
in
m'n kamer, 157
twee, dringen. .
Dolf.
met geweld
driemaal
dat
'n
omhelzing op-
.
Wat heb
wanhopig-precies geteld....
je ze
Hope. Als 'k dat zou nieuwe grofheid. .
kunnen vergeten
—
zou de
.
Dolf. Niéuwe grofheid? (scherp), 't Vereerend aanzoek, terwijl we u waarmee 'k de dame seinden bij de dame diep meelijden voel....
Hope.
—
—
Meelij met de brave Snip?... Sta jij nog zóo groen tegenover 't leven, dat je me voor 'n hartebreker bij 'n vrouw, die 'r liaisons als 'n zaak behandelt, aanziet?
Dolf.
Hope. Doet ü is
ü
't
houdt
toch, die is
Dolf. Die vin Hope.
'n
De man,
(rustig)
jij
't
gééft?
'n
geld aan-neemt
zij
Vrouw,
die
—
hand op-
'r
waard....
meelij
Dolf. Hahaha,
Hope.
anders? Als
't
wel duur handje!
die betaalt, kóópt 'n
—
daar.
.
.
schavuit Erger.
Merci. Bijzonder dankbaar. Maar wanneer ik één lachje, Hope, zoo'n climax van schelmerij ben en 'k krijg de delikaatste kuiltjes in 'n paar niet te wanneer beschrijven wangen te zien... nee?...
Dolf.
—
—
ik 'n
158
ongewoon specimen van verdorvenheid
lijk
—
op
in de armen der Snippen en Snipjens gaan, brrr!, steek jij me dan 'n stroohalm Daar heeft de ellendigste drenkeling recht
punt
't
onder
te
toe....
op....
Hope. (de schouders ophalend). Och, u noeg 'n beter houvast te betalen.
heeft geld ge-
met de rancune van 'n ouwe vrijster! hoe sekuurder ze zitten vrouw is blijft hoe ongezoutener ze tegen beulen als ik tekeer waarom doe jij zoo zwaar-op-de-hand gaat. Maar jij zoo als 'n christelijk grootmoedertje, zoo....
Dolf.
praat
Jij
Hoe
—
leelijker 'n
—
:
Hope....
Dat
is
Dolf.
Iets
voorwereldlijks
Hope Dolf.
.
.
.
'n
puzzle, meneer.
En vervelends.
(bitter)
(glimlachend)
.
.
De nonnekap zou
je
nog meer
flatteeren
Hope. niet
't
Jachtcostuum
flatteert
—
u
ieder
keus
z'n
waar?
—
—
hoe Hoe edeler 't wild Kom nou, Hope.... prikkelender de tegenstand Die maanden en maanden na de gebeurtenis, ben je M'n dolle streken niet uit m'n gedachten geweest ik hóü waren voor negen tienden baloorigheid zoo waarachtig als ik geloof te van je. Ik kan ik kan niet buiten je.... Zoo groot is leven
Dolf. Alweer merci!
—
—
—
—
geen minachting
Hope.
(stil)
M'n
moeder
is
verleid,
als
meisje 159
—
van achttien heeft zich van kant willen maken, toen hij, zoo een als u, 'r verliet met 'n fooi voor 't kind dat nog geboren moest worden met met 'n fooi. Ik heb 'r nooit gekend, heb 'n fooi 'r niet zooveel duizend maal kunnen danken, als ze duizend maal tranen gehuild moet hebben.... Voor vader! voel 'k de diepste, diepste m'n vader verachting. ... En geen mogelijkheid, om 'm 'r iets van te zeggen 'k weet z'n naam niet (wraaktot m'n spijt zuchtig) tot m'n innigste spijt! Nou kan u nagaan hoe 'k over u denk.
—
—
—
—
—
—
—
—
—
Dolf. Dien dag van de boschviooltjes dacht je toch ik heb m'n doen en laten minder puriteinsch nooit onder leugentjes gemaskeerd
—
Dien dag ja.... Dien dag hoopte 'k, droomde voor invloed vatbaar was dat u voor 's nachts., en 'k moest me in m'n eigen kamer verdedigen.... 'n Week later had u 'n nieuwe (opstaand). Dat is nu zeker de laatste liaison maal, meneer, dat we over ons „verleden" spreken. Over 'n paar dagen, wanneer mevrouw vervoerd mag worden, ben ik weer in de Stichting u in de „wereld".... Laten we het mekaar niet lastig maken. Ik heb geen lust u de les te lezen u nog minder genoegen zoo'n weinig mondain discours op te houden.
Hope.
—
'k...
.
.
—
—
.
—
—
Dolf.
'k
paadjes
Hope 160
Was te
juist
van plan
leiden....
Gesteld dat
'r
iets
Dus
't
alles
in
meer mondaine
tusschen ons uit?
bestaan heeft
— dan
is
't
uit.
Dolf. Hahaha!... Je ben om te stelen, Hope!... Ik heb nog nooit m'n schavuite-hoofd gestooten en
—
jij,
jij----
Hope.
.
En
.
ik?.
.
Dolf. (met hartstocht)...
wil niet beter dan dat ik
Ji]
weerbarstige handjes met geweld in neem, dat ik mijn lippen op de jouwe...
je
me
Hope
Liever zou ik
Dolf
Zou
Hope.
{heftig). Ik
Dolf.
Ik
voor jou dubbel.
Hope.
'n
Man
—
Hope.
(heftig).
Praat uit!
je je....
heb geen achting voor u!
waartegen
Dolf Hoeft niet. je wil Hope
de mijne
Je je
ik niet
opzie....
houdt, hóüdt van me, en mij wat wijsmaken....
hóüdt, zelf
Wijsmaken?...
Wijsmaken, waar
'k
geen grein eerbied... (schrikt). Daar klopt iemand. Straks heeft de kelner staan luisteren....
Dertiende Tooneel. De
vorigen,
Mevr. van Walden.
Walden. Nee
Mevr.
v.
Hope.
Ben u opgestaan? De dokter....
ik.
Dolf. Mama, hoe durft u? 11
't
Was
u verboden! 161
Mevr.
v.
Walden,
M'n krant had
(glimlachend).
en toen méénde ik jouw stem
Hope. Mevrouw, u moet
te
dadelijk,
hooren. dadelijk
.
'k uit»
.
weer
Dolf. Hoe kunt u dat doen? (Omhelst haar) Ongehoorzaam moedertje! Ik blijf hier zoolang u me houden wil maar u gaat naar uw kamer.
—
Mevr.
Walden. (Hope
v.
—
afwerend).
minuten op de klok desnoods met geweld....
vijf
af vijf
Nee kind
—
dan mag
— je
Hope. Mevrouw....
Mevr.
v.
Walden. Spreek
ben beter
—
'k óóit
onwaarheid,
Hope?
Dat voel 'k zelf 't beste En nee, ik neem den stoel bij 't balkon even de zee hooren dank je! en wou ik zeggen, als 't ergste niét voorbij is, dan wil 'k van 't gevoel van opluchting profiteeren, om 'n oogenblikje, één oogenblikje met jou, jongen, te Ik
de aanval
—
—
praten.
.
is
voorbij.
—
.
Hope.
Praten doet u vooral niet....
Dolf.
Beslist niet.
Mevr.
v. Walden. Goed kinderen... 'k Doe de deur achter me toe, Hope
zijn.
'n
beetje
Hope.
—
Dan doe
't
'k
raam 't
Mevr. v. Walden. meer dan 'n engel 162
—
in
matig
Zal
—
't
trekt
de slaapkamer staat open.
dicht. (af).
Dolf, beste jongen: dat meisje is dat meisje is 'n vrouw zooals
—
God
'r weinig geschapen heeft... Ik heb geluisterd. weet dat ze dat jij 'r ongelukkig maakt dat ze... (Hope treedt binnen) Ik zei, Hope, dat ik de Stichting. Je mag vannacht niet opblijven, kind onder geen omstandigheden twee heele nachten heeft ze gewaakt, Dolf.... En heb ik je in de jacht gestoord?... jij
—
—
Ik
.
—
—
.
—
Nee. Nee. 'kWou vandaag hier in de buurt. toen hoorde 'k toevallig dat u in 't zelfde hotel
Dolf.
Mevr.
v.
WAlden
(glimlachend).
Ja. Jawel.
weten dat je gewaarschuwd ben? bang voor den dood.... 't
niet
Dolf.
we
Ik
..
Mag ben
ik
niet
Nou mama! Op uw honderdsten jaardag zullen over dood beginnen te....
— —
Nee jongen je hoeft 'r niet v. Walden over heen te praten. Hope weet hoe 'k 'r over 'n reis Wie heengaat denk. 't Leven is 'n reis komt wat vroeger aan. En die reis maken we allen, is 't niet?.... Hoe komt 't dat 'k je zoo lang niet gezien heb?
Mevr.
—
Dolf.
(glimlachend).
Drukte.
Buitengewone
drukte,
mama. Mevr.
—
v.
Walden. Dat
is
'n
genot hier voor
't
raam.
—
'n buitengewoon genot. Neem 'n stoel, Dolf Ja dan kan 'k zacht blijnog dichter dicht bij me ven spreken. Jij ook, Hope, m'n goeie, beste Hope. Zoo is 't goed. Zoo zit 'k of me niets kan gebeuren. Jammer dat Charles weg is gegaan. Heb jij
—
—
163
beschikking wil
.
.
.
—
groot legaat, Dolf dat ik per testamentaire 't Staat in m'n aan de Stichting. van kracht is 't niet, zei de notaris
bezwaar tegen 'n legaat, laat me je hand houden
'n heel
—
.
maar
—
.
als jullie
Dolf
Alweer over dingen waarover zouen spreken
(vroolijk).
dertig jaar
Mevr.
v.
Walden. M'n jongen
ben opgeschreven.
—
gekscheer
we na niet. Ik
.
.
Hope.
Nou mevrouw! Toe!
Mevr.
v.
—
Walden. Op
mijn leeftijd voel je precies hoelang nog en (glimlachend) wanneer... Zul jij je Dolf ? niet verzetten ?
—
Dolf
(luchtig).
Ik
me
permissie
geef
te
onterven!
Daar!
Walden,
Mevr.
v.
Dolf.
Doe
Mevr.
v.
zooals u
't
Is
Mama
't
—
'n
enorm bedrag.
zelf wil
Walden. Ook
zóó na aan
Dolf.
't
—
'k
vraag naar niets.
waarom
niet
die Stichting
.
me
hart ligt?
— ik andere. — ik lieg niet —
u heeft die liefhebberij
'n
v. Walden. Liefhebberij? Nee draag 'n schuld. Geef me 'n glas Hope. Ik ben toch iets vermoeider dan
Mevr. ik
champagne, 'k dacht.
Hope. Nee mevrouw. Dan gaat u naar bed.
Mevr. 'r
164
v.
Walden. Geef me
later spijt
van hebben.
'n
glas,
Hope
Ik wil, wil
—
je zou van m'n schuld
vertellen je alles
—
—
voor 't eerst en voor 't laatst, omdat toch onder de papieren zal vinden.
—
Mamaatje ga niet op die malligheid door! schuld heeft, nemen wij die Als ü ü hahaha! graag over, niet waar, Hope?
Dolf.
—
—
—
—
Natuurlijk, mevrouw zulke gesprekken winden nutteloos op... Wil ik de deuren sluiten? 'k Geloof dat de wind begint op te steken.
Hope,
Mevr. wat
v. 'k
—
doe Walden, (glimlachend). Een glas Dank je (drinkt), 'k Kan op die manier
vraag.
aan de drank raken. Luister. Ik zeg 't zonder opwinding, omdat 'k er overheen ben. 'n Halve eeuw jaagt de ergste gebeurtenissen uit je herinnering. Ik heb uit m'n eerste huwelijk
Dolf.
Éérste?...
Mevr.
v.
Wat
Walden.
zegt u?...
Niet in de
rede vallen, jongen
—
— —
'n m'n eerste huwelijk twee kinderen gehad jongen en 'n meisje, was toen de vrouw van 'n van 'n man waarvan 'k niét hield, die me door m'n vader op was gedrongen ik was negentien, zelf 'n kind. Toen gebeurde wat zoo dikwijls gebeurt zoo hij op mij ik raakte op je vader verliefd verliefd daar vecht je tegen zoo verliefd Met geweld wou m'n man vecht je tegen, tot. laat 'k 'r me houen hij dee leelijke dingen over zwijgen. Ik liep weg. Het was uit. En ik hertrouwde.
uit
—
—
—
.
—
.
Dolf.
.
.
—
—
— —
—
.
Mamaatje
—
al
wat
jij
gedaan heb, gedaan kan 165
hebben, is doorgaan.
Mevr. Ik
't
Niet verder op
begrijpen.
te
Walden. Nee
v.
had
drie,
goed en
jongen. Hier begint m'n schuld.
twee jonge kinderen verlaten meisje
En
twee.
mag
dat
—
—
niet.
de jongen is zoo
Dat
schaapjes op dien leeftijd, niet in gewezen. Nee de rede vallen! Niemand kan over zoo iets oordeelen. 't Wordt 'n ding voor je geweten. Enkel voor je eigen geweten. M'n eerste man had 't niet breed. later. En nooit genegenZe hebben armoe gekend heid, de stumpers. Als hij aan z'n werk was, werden ze door 'n meid verzorgd verzorgd. Drie, viermaal wou-ie heb 'k geprobeerd met geld te helpen niet. 'k Wou ze voor mijn rekening 'n opvoeding geven wou-ie niet. Toen 'k eens de reis had gemaakt, om ze te zien, werd 'k ziek zooals ze 'r verwaarloosd uitzagen 't kleine lekkere meisje vooral mijn dochtertje, als 'k 't recht heb dat nu nee, maak je niet ongenog te zeggen. Op 'n dag rust 't is zoo dood en ver is 't ventje overreden dat tengere, zwarte 'n jaar later stierf 't meisje ongekookte melk. Dolf, m'n ding aan typhus jongen 'k heb m'n plicht bij de grafjes mogen
zoo misdadig op de móéder aan
wreed, die
—
zijn
— —
—
—
—
—
—
—
—
doen
— — m'n
—
plicht...
Dolf. Zie geen spoken
Mevr.
v.
Walden...
'n
— —
m'n plicht...
mama
—
Ding,
—
plicht
dat
ik
is
in
'n
ding...
die dagen
over boord wierp dat toch zoo'n genot, zoo'n rust geeft....
als 'n last,
166
'n
machtspreuk
—
Dolf. wij
Mevr.
U
zegt
vóór v.
zelf:
alles
was
u
verliefd
—
èn, dat
mogen
zeggen: voor ons was u....
Walden.
Niet doen. Mij hoef je onder geen
—
—
overtuigen, omstandigheden te te zoo ver weg, zoo zonderling-ver, 't Is
te troosten,
of 'k als 'n
gestorvene over wat-begraven-is babbel. Na den dood je papa en je broer, ben 'k wakker geworden, 'k geprobeerd aan andere kinderen te vergoeden, 'k naliet toen 'k nog niet dacht, nee niet dacht.
van heb wat
Dolf, dat berij"....
Ja,
werd m'n
liefhebberij,
m'n „liefheb-
Mag
Dolf. Excuseer, dat 'k dat woord gebruikte.... ze nog langer praten, Hope? Hope.
Toe, mevrouw
Mevr.
v.
ringste
vogel,
heb
—
Walden
—
zoo
moet
'k
luistert
(glimlachend).
benauwdheid die
wat
—
—
u slecht....
heb en....
niet
Ik
de ge-
den op 't nest is, bij me nog een, nog één belofte.... en
zelden
nu even
'k
Dolf.
Mamaatje, ik geef je mijn eerewoord, dat ik èlk verlangen, zonder uitzondering, zal respecteeren 't legaat en ook het andere dat je nog niet gezegd
heb
—
—
handslag!
—
—
Mevr, v. Walden. Je ben 'n beste jongen en wij ik hou heel veel van je maar die eene belofte moet, moet je nu, nu je kan nooit weten hoe gauw 't.
—
—
—
.
Dolf. Afgesproken, mamaatje
Mevr.
v.
Walden (hem
de
—
ik
doe 't....
hand op den mond
leg167
gend). Ssst Sssst lijks gedaan, samen !
!
Dolf.
Hahaha!
Mevr.
v.
niet
jij
iets lee-
en ik...
Goed.
Walden.
om
Wij hebben samen
— Niet
En
—
lachen
't
is
heelemaal
Hope, kind, met opzet in jouw tegenwoordigheid, is 't met de opdracht dat je hem dag aan dag zal helpen onthouden als-ie lachen.
te
lichtzinnig doet.
Dolf, de
Hope.
Ik
Mevr.
v.
.
zeg,
't
.
Hoor
Excellent! letter.
.
als 'k
je
Hope?
dat,
'k
Zal volgens
.
wou
liever
—
mevrouw.
.
.
Walden.
Niet tegenstribbelen, Hope, m'n allerbest kind.... In achtien-honderd-negentig, Dolf, heb je heb je veertien dagen (met moeilijken glimlach) gezeten ....
—
Dolf.
(luchtig-vergenoegd). bij ....
mamaatje,
Ja
daar
staat
me wat van Mevr.
v.
Walden.
— —
aarzelend) zich aantrok
Dolf.
te
Je was met 'n meisje (beschaafdver gegaan en de broer, die 't mishandelde je....
—
Gretchen
(vroolijk).
—
Walden.
Valentijn
—
Faust
Dolf! Dolf!. Heusch, we hebben gedaan in die dagen.... Zij was in zie me niet zoo lachend aan, jongen! zij was in omstandigheden. Jij heb niet meer, nóóit meer naar 'r omgekeken.
Mevr. iets
v.
.
léélijks
—
—
Dolf. Mamaatje 168
.
!
Laten
we
—
'n tikje redelijk blijven.
Mevr.
v.
Dolf.
U
Walden. Dat bèn
heeft geen flauw begrip over wie, over
u spreekt.
Mevr. van
v.
—
'k
.
wat
.
Walden. laten
we
—
over de moeder Ik spreek over zeggen: 'n kind....
Dolf. Slik 't maar niet in Ik kan 'n stootje velen, hahaTwéé paar gefronste wenkha Och, och brauwen Nee zeg, laat me geen uur op 't zondaarsbankje zitten, hahaha !. 'n Kluifje voor Hope. Mamaatje: alle gekheid op 'n stokje èn als 'k 't me goed herinner ja, al kijken jullie als scherprechters! als 'k me goed herinner: 'k heb geen die dagboek van m'n zonden aangelegd, hahaha! juffrouw, die me indirect belet heeft door te studeeren jammer! had was... Is dat 't onderwerp voor 'n gesprek met jullie was 'n (met lachend gewelfel) 'n dametje van licht. !
!
.
.
! .
.
!
.
.
.
.
.
.
—
.
—
—
—
—
—
—
—
—
.
Hope.
'n
.
Gevallen vrouw.
Dolf. Dat kun je ook minder somber zeggen! Ze had al met meer dan een nou flap 'k 't 'r uit, met omdat jullie me 't vuur aan de schenen legt
—
—
—
dozijn geleefd toen ik aan de beurt kwam. Dat klinkt hard en ruw, mamaatje: ik maak 't leven niet. Op 'n dag beweerde ze, dat 'k vader en de mogelijkheid was helaas niet buiten gesloten.... Drie, vier, vijf maanden later leg me op de pijnbank precies weet ik 't niet! had je de herrie met 'r zoogenaamden broer.... 'k Herhaal om 'r 'n eind aan te maken laten we 'n
paar
—
—
—
—
—
—
169
— ik —
blijven
redelijk
heb
't
mijne gedaan... heb
tot ze, gelukkig voor ons allen behoorlijk gedokt van de vlakte verdween ....
Mevr.
Walden. Dat
v.
kind
is
—
geboren
'n
wist 'k allemaal. meisje, Dolf. .
Och kom!...
Dolf.
(luchtig-verwonderd). ü dat?
Mevr.
v.
Walden. Voor de geboorte
„dreigbrief" een. 'n
.
Dolf,
Mevr.
—
geschreven
Maar
't
.
Hoe weet
heeft ze
me
—
na de geboorte nog
.
En? En.... En v. Walden.
niets.... In één-en negentig dacht 'k zoo alleen aan mezelf, was 'k zóó egoïst zoo bang voor de wereld, die m'n eerste huwelijk vergeten was dat 'k 'r niét antwoordde, geen letter. Je papa zond 'n honderd gulden in gesloten couvert. Den eenen brief heb 'k verscheurd den anderen bewaard, om 'r
—
—
—
—
—
om 'r politiehoe laat ben 'k mènsch geworden! zaken van te maken, als ze nog eens probeerde „af te dreigen" .... Verleden week bij 't sorteeren van paperassen, vond 'k 'm. En k kreeg 'r de tranen van in m'n oogen.... 't Was 't geluid van 'n moeder, die geen uitweg weet.... Je kunt 'm zelf lezen en die laatste hij ligt bij m'n laatsten wil wil is ook, vóóral ook, Dolf, dat je onderzoekt wat 'r van die vrouw is geworden, als 't mij niet lukt. ;
.
—
Dolf.
(luchtig).
lukt...? 170
.
.
—
Ik
ben
'r
paf, paf, paf
van
—
ü niet
Mevr.
'k Heb m'n chargé-d'affaires last zoo discreet informaties in te winnen Begrijp je, jongen, dat als ik toen
Walden,
v.
gegeven mogelijk
—
—
—
was misschien te ik jij wakker was geweest dat ik jong voor verantwoordelijkheidsgevoel jouw. jouw. .
.
.
.
Hope! Zijn dochter. Dolf. Merci voor
—
.
't
.
.
waarmerk!
—
v. Walden. Dat ik jouw dochter ze kan 't geweest zijn nóóit aan 'r lot zou overgelaten hebben?.... Geen glimlach, jongen Toe, toe, geen cynisme! (grijpt z'n hand opnieuw).. Doe de belofte, die 'k je vraag, dat je die vrouw en vooral dat kind kind hoe de tijd vliegt! als ze onder de lévenden is, moet 't 'n meisje van zeventien, achttien zijn dat je 'r zóó lang zal zoeken tot je
Mevr.
—
.
'r
—
— —
—
.
vindt
Dolf. Kom, mamaatje
—
wat
'n excessieve....
Mevr. v Walden (dringender). Je lukkig
vrouw
mee maken, jongen
—
ik pleit
niet
—
tegen
zal
'r
me zóó
ge-
voor die denk aan 't
ik pleit niet 'r
—
ik
kind
Dolf. Wat
is
dat mamaatje? Tranen!
Tranen?
Hope. Mevrouw
Dolf Mevr.
(glimlachend). v.
Daar
—
ik beloof
't.
Walden. Glimlachend? Glimlachend? 171
Als 'k 't maar beloof, hé?... (zwak-spottend). Steek 'r m'n vingers bij op, dat 'k waarachtig moeite zal doen 'r te vinden. Hoe heet m'n....
Dolf. 'k
vrouw ook weer?
Walden. Weet
Mevr.
v.
Dolf.
Dat marcheert.
'k niet.
ken
Ik
'r
Softe...
enkel
Softe...
als Kreeftje!
Kreeftje
Mevr.
v.
Dolf.
Walden. Zul
Mevr.
v.
—
en m'n vriendin
Hope
Walden. Zoo waar God ons
ziet?
Als
plezier.
dat kind als 'n dochter...?
je
.
'k er
ü
—
moet 't zoo plechtig! Dolf. Mamaatje geweldig stuivers-romannetje....
Mevr.
v.
—
mee
.
Walden.
Ik heb zoo'n
spijt
't
Wordt
'n
van m'n harte-
loosheid.
Dolf. Geëxalteerd moedertje: op één conditie herhaal als je weer een, 'k m'n belofte in volste ernst we zullen Jan Linden niet twee, drie gaat rusten onder de oogen durven komen....
—
—
Walden (hem
voorhoofd zoenend). Dank lijkt 't je nog zoo over't gaf me den heelen dag 'n gevoel van dreven gejaagdheid, of 'k iets vergeten, iets vergeten had... 'k zal vannacht als 'n roos slapen. Je arm, Hope (bij de deur). Ontbijten we samen? Ja? Acht uur En vast afgesproken, Dolf?
Mevr. je
v.
—
dank
—
je,
—
172
op
jongen.
't
Al
Dolf
(bij
Mevr.
v.
de deur). Vast.
Walden Van
stel?...
af
(reeds onzichtbaar).
En zonder
uit-
morgen?
Van af morgen. M'n jachtkostuum kan voor aanhouden, hahaha! Dat zal 'n jacht met hindernissen worden. Mamaatje Mamaatje (sluit de portières). Binnen!
Dolf
(lachend).
'k 'r
!
!
Veertiende Tooneel. Dolf, Kelner.
Kelner
(de plats neerzettend). Un chateaubriand exquis, Quel vin est-ce que monsieur désire?
monsieur
Dolf. Niemendal! Uitrukken!... En
je een beetje geverpleegster gedragen, ventje! Begrepen?... Jij heb behoorlijk te kloppen, als 'n dame bezig is zich te kleeden! Mond houen! Mond houen, kwast van 'n kerel en anders stuur je je patroon maar hier! Wacht je ergens op? Bonjour dan! (Kelner af hij bindt de servet voor, begint tot Hope). Zoo. Nu êét je 'n stukje mee te eten 'k zal je couvert klaarzetten.
paster tegenover
de
!
—
—
—
—
Vijftiende Tooneel. Dolf, Hope. Hope. Nee meneer zoolang
—
'k
ga
'n
uurtje
rusten,
als
ü
blijft.
173
'k Zal op jullie twéé passen, gaat naar haar kamer). Hope toch wel 'n dubbel slot?
Dolf. (zij
Hope.
'k
Dolf.
Zooveel vertrouwen ineens?
Zal
'r
niét sluiten,
waakhond
als 'n
! .
.
.
Je deur heeft
meneer.
Iemand, die „'n jacht met hindernissen begint" die. die daar z'n vingers voor opsteekt
Hope.
—
nog
Die
Hope
Misschien, (een bons)
Dolf
(onbewegelijk).
is
te
"
„redden
Dolf.
Kan
.
Hahaha!
Wat was dat
—
.
in...
de
dat?
slaapkamer
geweest zijn?
Nee
Hope.
—
't
kwam
van dié kant
Dolf
(Zij opent de (angstig). Kijk 'ns voorzichtig schuifdeuren op een kier, schrikt, wijkt achteruit, hij staart ontzet in de opening). snelt naar binnen
—
Hope O, O,
(smartelijk klagend). lieve, goeie, beste...
o, o,
o!...
DOEK.
174
Hoe kom
je
nou zoo...
(Smaakvolle
TWEEDE BEDRIJF, jongezelle-kamer — weelderig-intiem
Tweede en derde vrije
toegang
baar
is
—
plan, rechts, de tot een bibliotheek,
daarnaast een
met kunstvoorwerpen,
sierlijk
gemeubeld. gebeeldhouwde deurenwaarvan een deel zichtschrijfbureau, bestapeld portretten. Tegen den
tijdschriften,
achterwand, die in het midden een deur met-gobelin heeft, dressoirs en standaards met curiositeiten, aquarellen enz. Eerste plan, links, deur-met-gobelin van de slaapkamer. In den schuinen hoek van tweede en derde plan, links, een rustbank met smyrna-kleed. In het midden der kamer een eikenhouten tafel gebeeldhouwd, met gemakkelijke leeren fauteuils. Vroegmiddag.)
Eerste Tooneel. Jaap, Dolf. juist afgeruimd heeft, plaatst den dienbak de achterdeur, spreidt een gebattikt tafeikleed over de tafel De telefoon, op de schrijftafel, gaat over. Rustig neemt hij de gehoorbuis). Jawel. Met Van met de huisknecht wil Walden ja, met Jaap u even wachten? (aarzelend) 'k Geloof niet dat meneer thuis is 'k zal zien. (legt de buis op het
Jaap (die bij
— —
—
—
—
tafelblad).
Dolf
(in
de deuropening der slaapkamer).
Wat
fanta-
seer je?
Jaap.
Zachies, meneer...
Mevrouw Lebeau
:
of ze u... 175
Dolf (wenkt met
Op
zacht).
hand, dat hij er niet
de
is
—
heel
reis!
Spijt me, mevrouw, (bij de telefoon). Hallo!... zooals 'k dacht meneer is niet alleen niet thuis hij moet op reis zijn gegaan.... Waarheen? Waarheen?. Wanneer terug?. Ja, dat weet 'k niet. misschien de vol'k Zou 't niet kunnen zeggen gende week.
Jaap
—
—
.
.
.
.
Dolf
.
.
—
.
(fluisterend roepend). Langer!
Jaap. Misschien langer... (houdt z'n lachen in)... 'k Zal 't meneer zeggen, mevrouw.... Adieu, me-
vrouw
.
(hangt gehoorbuis op).
.
.
Nou?... De boodschap?
Dolf.
Nom
Jaap.
de
Dieu!...
camp... Je me fou de
Sacrénom!... Fiche moi
Ie
lui...
Hahaha Je ben niet ver(de antieke klok slaat verbonden geweest. Twaalf Twaalf ? twaalf)
Dolf
(hartelijk lachend).
keerd
.
'k
.
.
.
Meneer mag
Jaap.
!
.
geklopt
—
om
.
.
.
!
.
.
.
zich wel haasten half tien
.
.
—
om.
—
om
negen heb
.
—
die klok Man hou je mond (zich uitrekkend) maakt genoeg spektakel, (geeuwt), 't Slagwerk haal je 'r vanmiddag uit.
Dolf
.
Jaap.
Dolf. Jaap. 176
.
Jawel meneer, hahaha!*...
En Als
lach als je buiten de 't
u hindert
kamer ben!
Dolf.
me
hindert
't
Ja,
gebit
kwijt
— —
'k
ben
bang dat
raakt, als je schik in je leven
Wie
(geeuwt)... kamer).
komt
wachten, (af
je
je
krijgt... in
slaap-
Tweede Tooneel. Jaap. Jaap.
(legt
Is
Jaap.
—
.
.
.
meneer hier?
Jaap. Meneer ontbeten.
Dokter.
Linden.
eenige boeken op 't gebattikt tafelkleed, dien bak wijkt bij achterdeur voor Pardon, dokter.
neemt den Linden uit)
Dokter.
Dr
is
nog
niet
de hand
bij
Goed. Dan wacht
'k
in
—
heeft pas
de bibliotheek.
Zal 'k meneer liever?....
—
dat doe 'k zélf. (Jaap af Dokter. Nee, Jaapje hij doet een paar passen naar de zijde der bibliotheek, neemt een fauteuil, slaat 'n boek open,
—
fluit een studente-signaal).
Dolf.
(beantwoordt dat, opent lachend de deur). Excuseer m'n overhemd, kerel... In twee seconden! draait zich nog even om) (wil in z'n kamer terug Zeg, Jan, fluit dat deuntje geen tweede keer, asjeblief! 'k Wor straks meer dan me lief is, an m'n vervloekten studente-tijd herinnerd De sigaren in die schedel... Tien tellen! staan achter je Linden neemt een sigaar, leest telefoon(af
—
—
12
—
—
—
177
—
schel reis!.
.
hij wil luisteren).
.
ben op
Ik
.
reis
—
op
.
Dokter. Wie daar? Madame Lebeau? Pischt, waar ben je na toe?.
.
Op
.
.
reis.
.
.
Dolf. Naar spannen
sanatorium
'n
Duitschland
in
—
over-
!
Dokter,
(in
den
(verwonderd).
.
.
Dank
(hangt toestel zeggen wou, dat je 'n
feeren.
Dolf.
.
.
Naar Duitschland 'm telegrain haak). Of 'k je positief sale type, 'n cochon...
toestel pratend).
Jawel, jawel
—
u
wel
—
.
'k zal
.
.
ken
'k
droomen
(weer af)
!
't schrijfbureau 'n paar maal iets opnemend, lacht, gaai opnieuw voor de tafel lezen). Morgen, morgen!
Dokter, (van
Dolf. (z'n jas aanschietend). zoo verdraaid katterig!
Dokter. Mooi zaak?
zoo.
En
.
.
dat
Morgen vandaag.
!
.
.
Is
.
Kerel 'k ben
dit
de oor-
Dolf. Haarspelden? Vond
je die hier?... Nee, op m'n geen maanden 'n vrouw bij me gehad Leg ze nou niet op de tafel Haal geen grapjes uit! (werpt ze in de snippermand, naast schrijftafel) Dat zul je nu niet gelooven, Jan, maar die dingen vinden we met grossen of ze jongen. Elk ver-
woord
niet.
In
!
!
—
leden begint
Dokter,
bij
'n
haarspeld.
.
.
't Verleden van die twee kan, zou 'k denken zoo ver niet zijn... Van je bureau opgepikt, haha!
178
—
Dolf. Attentie van dien smakker van 'n Jaap is geestig op zijn manier! Nee maar, Jan, vent, kind, of je me half hart kijk me niet zoo guitig an .
—
gelooft! 'k
Wou
dat je
.
.
—
wóü
had,
gelijk
dat
'k
je
slimme schalksche oogjes verdiende! Ach! Ach! Nog 'n kwartier, nog 'n half uur en 'k zit met m'n katterig gezicht zie je 't me an? in bedrijf nummer zooveel van de allerdolste komedie. Geef me 'n lucifer, vent. Merci. Even 'n trekje. In presentie van m'n collectie dochters vijf, zegge vijf, zal m'n vaderhart zijn op de annonce afgekomen fatsoenshalve te actief werkzaam moeten zijn, om 'n Henry-Clay te kunnen rooken. Kind, wat ben 'kslap!
—
—
—
—
Dokter. Hoe Dope.
.
ben
gekomen?
je thuis
—
'k Heb drie uur nee, nou overvier uur gemaft, (telefoonschel)... Zou je créature... Je hoeft niet te twijfelen: Snipje,
Hoe vroeg!
.
'k
drijf
laat
—
—
zoo'n Snipje... 'k Schaf me telefoon af... Dat is vervloekt als je liaisons je nummer weten. (telefoonschel).... Jawel, Jawel.... Dat hou Ik 't langste Is me verleden jaar gebeurd, dat-ie driemaal uit. in 't uur overging tegen kinderbedtijd, hahaha! Zeldzaam-zenuwachtige tijd! (telefoonschel)... Nou, nou, 'k Zal me stem Dit volk is hardnekkig. nou!. (praat in toestel)... Meneer is veranderen... ik ben de huishoudster... (schrikkend) op reis ik had 't zoo enorm Excuse me, Hope, darling .
.
.
.
.
.
.
.
—
—
.
.
—
Over 'n kwartier. Kom je zelf ook ?. Je eerste bezoek op m'n kamer!... Je zal als 'n koningin ontvangen worden! Hoeft dat niet? Daar door de telefoon 'n kus... Moet 'k uitscheiden met druk
.
.
.
.
179
gekheid?... Ze krijgt 'r 'n kleur van, Jan! hoofdcontroleur Hahaha Ja, Linden zit bij me Eén oogenblikje nog, dading! Moeten die vijf doch-
m'n
!.
—
.
.
me
—
!
.
.
;
k wil ze allemaal ongezien adopmoeten die op van de last af te zijn 't een of ander getrakteerd worden? Chocolade, (hangt gehoorbuis Wat? Wat dan?. anijsmelk. op)... Laat me staan... Is 'r van door, hahaha!. (schelt electrische knop boven de tafel). Daar had 'k
van
ters
om
teeren,
—
!
.
.
.
.
.
.
.
.
bijna
Zou
'n 'r
Dokter.
.
blunder begaan, hè ? (geeuwt) Excuseer! 'k zoo 'n paar uur onder kunnen kruipen.... .
.
Ik
wacht geduldig,
uitgehaald heb.
.
om
te
.
.
hooren wat
je
.
Uitgehaald?... Eerst met Beelaart, na 't diner, remise, na 'n zit van negen geschaakt tot eenen... Ja! (tot Jaap)... Haal jij 'ns vlug 'n bouquet witte rozen.
Dolf. 'n
—
partij
.
.
Derde Tooneel. De Jaap.
vorigen, Jaap.
Jawel meneer.
— nou nog eens: lach met meer overHeb 'm de vorige week, voor nieuw moed, beleid — vooral beleid! — en trouw z'n ruine om esthegebit cadeau gegeven, omdat tische overwegingen niet zien kon — en nou lacht
Dolf. Jaapje leg!
(tot
Linden)
'k
'n
'k
dat schaap telkens met z'n tanden óver mekaar!... Schiet op!... De mooiste theerozen, die je krijgen
kan! 180
Nou?
bedwongen grijns)...
(met
Jaap
juffrouw.
Van
benejen
zit
'n
juffrouw?
—
met de moeder
Wachten, (geprikkeld)... Wat je boksen?
d'r bij
sta je
.
.
met
hand? Moet (de
Jaap 'r
'n
advertentie
'n
Dolf. Zoo. je
D'r
.
Wat voor
Dolf. Jaap.
.
gehandschoende hand openend).
Me duim
is
door
Dolf. Zoo
—
duim
je
'r
door? Marsch! En vlug!
Vierde Tooneel. Dolf, Dokter.
Dokter. Hahaha!
Heeft-ie
z'n
witte
handschoenen
voor de gelegenheid aangetrokken!
Dolf. Zoo'n kaffer! Informeer 'k nou niét, dan looptie den heelen dag of-ie 'n misvormde knuist heeft!
Wat was
'k
bezig
te
vertellen?
De
partij
schaak.
van plan bijtijds in bed te eenvoor de belangwekkende conferentie! zamen ontmoet 'k Bannema, Kareltje, en état de désespoir aan de beurs gedriekwart zelfmoord-ideejen dobbeld Jantje, wat 'k zeg is vertrouwelijk!
Juist.
—
Bij
—
half twee,
—
—
—
Dokter. Natuurlijk Gedobbeld, om den staat van z'n vrouw bij te houden. Had 't al met 'n open gaskraan geprobeerd kan 'k niemand aanraden: de weniet gelukt
Dolf.
—
—
181
duwe
krijgt
—
de
—
gasrekening!
liep
gewoon
te
gat van 'n halve ton, en 'n vermogen 'n weerlicht, als de baisse aanhoudt! huilt, doet me verbazend weinig die
huilen naar de
Vrouw,
'n
—
kwestie van gewoonte en door braaf ventje! Heb 'm geholpen.
— —
'n
man
—
maakt me
—
en wat 'n door ondersteboven.
Dokter. Zoo maar? Dolf.
Ruineeren
de goeie
—
ziel:
zal
dat
't
is
me
—
Mama's aandeel drie maanden geleden!
niet.
nou net
voor veertien dagen met m'n nobelen et zut! Je had z'n blijdschap moeneef geschikt naar z'n huis ten zien! 'k Moest met 'm mee en daar hebben we allebei tot vijf uur zitten pimpelen, de eene flesch Rijnwijn na de andere, 'k hahaha! Heb 'm 'n tikje om gekregen
heb
'k
—
—
—
—
—
—
Dolf ik heb geen enkel recht je geven maar 't lijkt me toch zacht gesproken onverantwoordelijk 'n dobbelaar, zonder en voor dat eenig verder onderzoek te steunen bedrag
Dokter. raad
Dolf,
te
—
—
Dolf. Jan, nuchtere kerel, ik ben te katterig, om je maar m'n woord is m'n woord ongelijk te geven de en m'n handteekening m'n handteekening cheque is binnen en de kinderen hebben Kareltje in 'n prachtig humeur gezien, als-ie ook niet
— —
te katterig is!
Dokter. De kinderen? 182
—
Dolf.
verder gebracht dan toen 'kdie smerige zaken in orde gebracht had, zei-ie: loop even op je teenen mee, dan zal 'k je de kinder-slaapkamer laten kijken. Ik verzeker je, Jantje en zonder groote woorden! dat ik die slapende kopjes niet zal vergeten zulke hoofdjes en zulke mondjes jij
Vier.
...
Ja vier! Hij heeft
om
Vannacht
bij
half
't
vijf,
—
— —
—
—
en.... Hahaha! Goud waard! Goud waard! Stel je voor tegen 't afscheid staat Kareltje onzeker op, zet nog 'n zes, zeven wijnglazen op de tafel, giet 'r scheutjes in! Wat voer je uit vraag ik.... Ik ben bang, zegt-ie goddelijk, pyramidaal! dat me vrouw of de meisjes twéé glazen bij 'n half dozijn
—
—
—
leege flesschen zullen zien! Hahaha! Hoe is-ie? 't Modernste préservatif voor getrouwde mannen, die 'n buitensporigheid doen!.... Ja. Ja Binnen!
Vijfde Tooneel.
De Jaap.
Asjeblief
meneer
Dolf. Netjes. Daar Jaap.
D'r zijn d'r
al
in
vorigen, Jaap.
—
de rozen.
de vaas.
drie,
meneer.
Dolf. Allemaal met moeders?
—
Nee, meneer alleen de eerste. En die detective, die al 'n paar maal geweest
Jaap.
Dolf. Jaap.
dan
is
'r
is.
Die met Ja meneer. 183
Wat nou ja meneer? Wat heb 'k bedoeld? Dat weet 'k niet ik dacht Dolf. Lach niet!... Lach niet!... 'k waarschuw je: 'k neem 't weer af!... Laat die met waarvan jij dacht. laat die boven komen. Dolf.
—
Jaap.
—
.
.
Ja meneer, (af).
Jaap.
Zesde Tooneel. Dolf, Dokter.
Dokter. Dolf.
Is
dat de
man
die aan
't
snorren geweest is?
Gladekker, first class, door den charvan de goeie ziel, ergens bij de politie opgeduikeld, 'n gewezen inspecteur, gesjeesd omdatie te handig voor z'n supérieuren werd! (plukt een knop uit den bouquet, steekt die in z'n knoopsgat) kerel, Jan, ouwe boemelaar Jan, voortreffelijke als 't vandaag niet lukt als geen van de vijf m'n 't kriewelt in m'n keel, als 'k 't fatale woord uitspreek! geen van de vijf m'n dóch-ter blijkt, ga Ja-ja.
'n
gé-d'affaires
—
—
—
—
om Hope d'r oogen, d'r prachtige ontloopen... Had je ook niet voor drie maanden kunnen denken, dat ik, ik, door 'n menschje, dat om 'n haverklap m'n uitstekend humeur bederft, dat 'k bij tijden gewoon niet zetten kan schrikkelijke individuen, die hyper-moderne wijfjes! dat ik door zóo een aan 'n zijden draadje rond word geleid!... Als de goeie ziel 't vodje van 'n brief niet bewaard had en dien avond van 'r dood niet de obsessie van de Stichting en 't kinderen-asyl, die groteske belofte.... Entrez! Ga zitten. Steek 'n sigaar op. 'k
in 'n
oogen
klooster,
te
— —
—
184
Zevende Tooneel, De Schmidt. zijn
Dolf.
—
'r.
vorigen, Schmidt.
(nadat Jaap de deur gesloten heeft. 'k praten waar meneer bij is?
—
Sans gêne! Dokter Linden rechercheur Schmidt.
Schmidt.
Detective, als
Dolf. Je mag 'r maar heb! Schmidt.
.
.
Ze
Kan
't
je precies 't
Over
Zit
me
u
't
zelfde
ook
uit
dien
tijd
is.
noemen zooals
je wil, als je
tot hier!
geen reden van klagen! bovenmenschelijke, heb 'k niet één zaak moest zoo gesnuffeld worden niet één was zoo ingewikkeld. Dat behoef 'k zeker niet te resumeeren!. 't
mij
Onmogelijkste, gedaan. Voor
heeft u bijna
't
—
.
.
—
Dolf. Resumeer gerust laat m'n vriend, den dokter meesmuilen die denkt honderd tegen een, dat we stil hebben gezeten Moordenaarswerk In 'n woestijn vind je iemand makkelijker, dan in de zoogenaamde geordende samenleving! 'n Schande, 'n schande. Niet rooken?.
—
!
.
.
.
.
.
Schmidt. 'k Steek 'm liever bij me. Dank u. Dokter, die vrouwspersoon is met of zonder 'r kind radikaal, spoorloos verdwenen spoorloos. Toen de zaakgelastigde van wijlen mevrouw me bij zich ontbood, zonder te zeggen wat 'r aan 't handje was, zei 'k, zoo zeker als van 't uur van m'n dood, dat 't bagatel 't bagatel: 'k had lastiger zaakjes uit-
—
—
185
— binnen
'n week afgehandeld zou worden. beloven, kon 'k, omdat we aan de kleine strafzaak tegen meneer houvast hadden, dat van....
gepluisd
Dat kon
'k
—
Dolf. Jawel jawel meneer is me zelf met nog wat vrienden met 'n tweespan aan de gevangenis komen afhalen, hahaha! Herinner je je, Jantje?
Dokter. Hahaha, en hoe! Schmidt. De dossiers heb
naam van den
'k
—
—
nageslagen
vond den
werkte den Burgerlijken koloniaal Stand '89, 90, 91 af, zag dat de koloniaal in 94 in niet Atjeh stierf geen zuster ingeschreven één zuster
—
Dokter.
Hoe
—
dat
is
mogelijk?
Hij
trok
toch voor
z'n zuster partij
Val nou niet in de rede, Jantje, kind Je hoort de feiten Natuurlijk 'n uit z'n duim gezogen we hebzuster, om zelf geen straf op te loopen
Dolf.
!
toch
ben
!
—
allebei legio zusters in die
dagen gehad
!
zat 'k vast. De brief aan mevrouw, begin niet lezen mocht, was met Sofie onderteekend en meneer had 'r nooit anders dan,
Schmidt. dien
Toen
'k in
't
—
dan ....
Dolf.
Dan
kreeftje
genoemd
—
—
omdat
ze zulk
mag-
rood haar had en gek met kreeft was één avond twee heele bussen....
nifiek
Schmidt.
mag 186
—
Toch 'n
erg
onverstandig, als ik
verhouding zonder van....
't
—
opmerken
Dolf.
Gebeurt me ook nooit meer. Kreeftje, Puckje, 'k moet 't me afwennen.
Snipje
—
—
de 'n Volle maand ben 'k bezig geweest sigarenwinkel was verdwenen de handschoenenwinkel sinds jaren op de flesch. De college-vrienden van meneer, die 'k zoo voorzichtig mogelijk en met de wanhopigste tact polsen wou, hadden niet zoo-
Schmidt.
—
veel geheugen meer posities alleen 'n
—
bank sprak óók van
—
getrouwde menschen mèt ongetrouwd lid van de RechtKreeftje.
.
.
—
Dolf. Hahaha! Plums Herinner je je Plums nog Plums met z'n museum schelknoppen en andere gemoerde dingen En vertel 'ns van je bezoek aan !
!
Baars, Schmidt
—
Kostelijk
!
Kostelijk
Schmidt. Mr. Plums zei dat Dominee Baars 'r mogemogelijk. Die was lijk ook gekend kon hebben juist naar 't Noorden beroepen. Die vroeg 'k met 'n niet
te
beschrijven
tact,
— dokter —
'k zette
overal
—
't
of hij losgekomen was Kreeftje Net kwam z'n vrouw de studeerkamer in. Dominee keek me niet bepaald aangenaam aan, liet me tot an de deur uit, sméét die achter me toe met 'n bons
gesprek
in,
of 'n erfenis
—
Dokter.
Vermakelijk!
Dolf.
Had
'k
er
bij
willen zijn!
Op de registers van den Burgerlijken Stand van die jaren heb 'k gezweet, dokter ben 't monnikenwerk begonnen na te gaan welke juffrouwen
Schmidt.
—
187
met den
voornaam Sophie
—
—
aan Kreeftje had
'k
bijzonder weinig verhuisd of.... bevallen.... of gestorven waren. Hielp niemendal. Een Sophie, dochter van 'n slager, was naar Antwerpen vertrokken een, dat was onder de onechte geboorten, had 'n tweeling gekregen....
—
Dolf.
De hemel beware me!
— —
Schmidt.... Later getrouwd met
'n aannemer geen bijnaam Kreeftje.... Drie waren 'r gestorven, dochters van bekende ingezetenen een was in 'n bordeel beland, stond in de ouwe politieregisters geboekt met zwart haar. Ik verzeker u, dat ik 'r nachten voor opgezeten heb en namen overgeslagen, in die kleine universiteitsstad, behoort tot de wetenschappelijke onmogelijkheden, zou 'k durven beweren. Jammer dat mevrouw destijds dien allereersten dreigbrief mèt 't goeie adres verscheurd heeft dan waren we 'r geweest.
sprake
van
'n
—
—
Dokter. En waar haalt u dan beneden wachten, vandaan?
die
vijf
meisjes, die
—
je niet Waar? Als niets je meer helpt de jonge dames minste, geringste spoor vindt die zich met studenten afgeven, zijn dikwijls over-
Schmidt.
—
't
dag Dolf.
fatsoenlijk in betrekking.... Zij
ook
—
in
die
handschoenenwinkel
Schmidt.... Op de flesch en zonder adres vertrokken voor schulden Als je uitgepraat ben, kun je nog enkel aanhoudend adverteeren
—
—
.
188
.
.
Gezocht
Dokter.
juffrouw met
'n
'90 den bijnaam Kreeftje
Schmidt. Dolf.
Dolf.
de kranten nog niet laten zien?
ik je
Jij
Heeft
mij? Wanneer?
Hope
je niet ingelicht?
Dokter. Hope? Die wordt je
in
Nee, dokter.
Heb
Dokter.
rood haar, die
had?
naam
al
stil
en gesloten als ze
hoort!
Dolf. (pakket van de schrijftafel nemend) Dossier van de... verloren dochter. Die blauwe potloodallemaal 't halen! Je hoeft 'r maar een te lezen zelfde! Ach, ach, wat 'n fumisterie, om m'n woord tegenover de goeie, geëxalteerde ziel te houden!
—
Dokter, (lezend) „Erfgenaam opgeroepen"? Schmidt. Natuurlijk. achter de waarheid aanloop zoeken. .
Dolf.
Wou
jij
Om
met
te
raken,
tact
—
moet
met
je
'n
Is
't
dat?
tact
—
gevatten
.
soms
Adolf van Walden,
liever,
dat
ik
annonceerde:"
zoekt de dochter van
'n
zekere
aan wie hij in '90 (korzelig)... alle duivels, de historie hangt me de keel uit!... De nonsens, om iemand zoo'n absurditeit op te dringen .... Sofie,
bijgenaamd
Kreeftje,
Dokter. „Erfgenaam tenties, die
'r
opgeroepen". Dat zijn adverinhakken! (lezend) „De executeur tes189
tamentair van wijlen kapitein jij
Van Reessen"... Ben
dat?
Dolf.
Doe me
't
genoegen en
lees zachtjes!
te merkwaardig, om in je eentje te ge„van wijlen kapitein Van Reessen, bij leven gezagvoerder ter koopvaardij, heeft in opdracht een belangrijk legaat uit te keeren, aan de dochter van zekere juffrouw Sofie, achternaam onbekend, dewelke dochter einde 1890 of begin 1891 geboren werd, vader onbekend" Dat is niet bijzonder duidelijk!
Dokter. Veel nieten
!
.
.
.
Dolf. Zeg, zou nemen?... De
de
'r
jij
vijf
zegen
komen
van
niet
toch
niet
uit
af willen
de
lucht
vallen
—
Dokter. En als dan?... Wat doe
—
't geluk je meeloopt: wat dan met zoo'n meisje?
als je
—
kapitein Van Reessen, oud-geBetamelijk jaargeld 'n centje 'n. Als mama me zoo in de klem om te trouwen zag, zou ze meelijden met me hebben!... In geen die drie maanden rust, om 'n caprice! Heb jij makkelijk daar zoo genoegelijk zit te grunneken heb jij zekerheid, lachen van 'n ander z'n pech! dat 'r niet ergens 'n Lindentje zwerft? Dat kleine nee kwaad mag k niet van 'r rooie Kreeftje Als 'k 'n en't was 'n aardig ding. spreken kele, dood-enkele keer op m'n kamer zat te zwoegen, zwerend dat 'k niet naar de kroeg zou gaan, dan kon je zoo zachies in de straat (imiteert het signaal en als je dan je van daareven) hooren fluiten Ik doe niets zagvoerder doet.
Dolf.
—
'n
—
.
.
—
—
—
—
.
—
190
.
.
—
kop door
raam
't
Dan smeet
stak, zag je de leuke rooie pruik. de sleutel naar beneden en dan
je
— — boeken morgens net — jammer — verdomd .
dan leien je gedrochtelijke 's zoo eender Jammer toch jammer van de meid heeft nooit geld van mij willen aannemen Plums, Baars moesten dubbel betalen.... Nou, Schmidt waar wachten we op?
—
—
—
—
Achtste Tooneel.
De
vorigen, Hope.
Hope. (door de bibliotheek morgen, heeren. Dolf.
Was
daar
jij
Hope. Pardon. niet?
—
Ik
Dag
Dolf. Heeft die gewezen ?
Hope. Jawel
—
al
binnentredend)
Goeien
lang?
kom zoo
juist
dokter
—
dat
ezel
van
'n
zou u
me
Dokter. Meneer Schmidt,
is
—
binnen stoor toch charmant van u....
Jaap
den weg
je
niet
even
—
detective
zuster Hope.
Hope. (na wederzijdsche buiging). Jawel zeker heeft ie den weg naar de wachtkamer gewezen. Hij dacht dat ik ook.
.
.
Dolf.
Hahaha! Onbetaalbaar!.... Buitengewoon!
Hope.
Toe meneer
Dolf.
'k
Zie
't
—
we
zijn niet
„onder ons"
'm zoo doen met dat
gebit, dat-ie
nog 191
'ns
—
en met strooppannekoeken eet duim, hahaha!... Hope, wat kijk laatste kwartier achter 'n wolk! Mag
als-ie
inslikt,
z'n gedistingeerden je
weer
ik je
als
't
even ontlasten?
Hope.
Nee meneer
Dolf.
Ook
Hope.
Ook m'n
je
—
ik
hou
liever alles aan.
hoed? hoed.
(haar de rozen presenteerend) Met m'n eeren als soubiedigst welkom bij je eerste bezoek venir aan de plechtige gebeurtenis van vandaag
Dolf.
—
Hope. (koeltjes) Dank u wel. En mogen die meisjes nu boven komen? 'n Bijzonder genoegen voor ze.. Dolf.
Wat bedoel
je?
—
nee niets. Of ja! Waarom zou 'k bedoel Héél kiesch lijkt 't niet, meneer, vijf in tegenwoordigheid te brengen die nu van mekaar wéten dat ze onechte kinderen zijn
Hope,
Ik
niet? elkander's 't
Kom, vindt u
Dokter. Hope.
ja
Ik
voeld.
.
Hope
Hope.
Nee .
Schmidt. 192
Als
kind heb
'k
dat
óók erg ge-
.
Dolf. neer.
—
dat zoo erg
— we — dat
zijn
niet alléén
zei
'k
.
Schmidt....
juist
zelf.
Meneer
—
me-
Hope. Meneer hoor?
Schmidt
blijft
voor
kruisver-
't
Dolf. Schmidt is opzettelijk gekomen, om met de stukken te verifieeren of de identiteit kan worden.... Hope. Dolf.
.
.
Vastgesteld ?
Ja,
Hope!...
zucht pa van
Hope.
Op weg
'n
Of moet ik in 'n vloek en 'n anderman's pa-lóós kind worden?
hier na toe, dacht
'k,
dat ik alsvróüw
— als eenige vrouw met de zaak bekend — de aangewezen ondervraagster van die meisjes kon — uw mama zou beslist hebben gedaan, als ze
zijn
't
nog
leefde.
Schmidt. als
ik
.
.
—
Pardon, zuster in 't gesprek
me
en
neem me
meng
—
niet kwalijk,
ik geef in
over-
weging, dat uitsluitend ik en niemand anders de noodige vragen stel. U heeft den ondergrond van 't geval in uw gedachten zij weten niet beter dan voor 'n erfenis, 'n erfenis, opgeroepen te zijn. En zelfs als een van de vijf de meest frappante antwoorden geeft, dienen we nog gereserveerd te blijven moet 't aan mij worden overgelaten de laatste informaties in te winnen op 't bevolkingsregister, bij buren en zoo voort....
—
—
Hope. Dus dan ben
ik niet
—
noodig?
Schmidt. Direct nee! Noodig zijn meneer Van Walden en misschien de dokter, die Kreeftje pardon juffrouw Sofie 'n paar maal gezien meent te hebben
—
13
—
193
Hope.
Dan wensch
'k
de heeren veel succes....
Dolf. Is dat ernst, Hope? wat Jan? Linden en ik van a tot z volgt.
—
.
Hope.
Ik
Dolf. Val
Dokter.
we Hope.
houd je
niet
We
—
staan 'r op, Jan dat je de vertooning
.
van dat soort vertooningen
weer over
'n
woord, hahaha!...
Zuster, heel, heel erg verkeerd! Gesteld dat
slagen
—
Nee, de
Dokter, (haar
begint dan niet
—
taak?...
zijne.
in
niet verder tegen
onjuist
uw
wij
een fauteuil neerdrukkend) Stribbel opmerking straks was niet kunnen den raad van 'n zuiver-
!
—
Uw
—
voelende vrouw uitnemend gebruiken 't spijt dat 'k m'n eigen Annie niet meebrengen mocht.
me .
.
Dolf. Diplomaat! (schelt) Nu executeur-testamentair in positie asjevan wijlen kapitein Van Reesen blief! (tot Jaap in de deur) Opdienen! Die met 'r móéder 't allerlaatst.... Ze weer uitlaten als 'k 'n nieuwe bovenlaten als 'k voor de tweeschel de maal roep. En avant. Den heelen middag spen-
—
—
—
tot deeren we 'r niét aan.... (telefoonschel Linden, met angstige stem)... Wil jij even, Jantje of nee: jij gaat 'r te onstuimig mee om! (vraagt met veranderde stem) Wie daar?. Hallo? (opnieuw gewoon) Ben jij 't Bannema?... Kerel, 'k ben gekookt!... Nee, geen dankjes!... 't Eenige wat 'k je kwalijk neem, is dat je me zoolang onder de wijn heb gehouen! Geen vier uur getukt! Goed, goed
—
.
.
—
194
maar op middag! hoord
Pardon
gaan
'k belet.
Adieu! Tot van-
het meisje dat de laatste woorden geen bij de deur verlegen lacht). Ben
(tot
heeft,
jij?... 'r
oogenblik heb
't
zitten,
—
ik zou m'n mond houden!. Laat meneer Schmidt.
Negende Tooneel. De Hoe
Schmidt.
vorigen, Grete
Donker
u?
heet
Grete Donker
Grete.
—
Schmidt. (in portefeuille snuffelend) Juist u heeft op de advertentie geantwoord en ik heb u verzocht om een uur bij meneer Van Walden te komen met uw papieren. Heeft u die meegebracht?
—
Grete
(verlegen)
.
boortebewijs hè-'k betrekking. .
.
Da's zegge, meneer — me ge— en me getuigschrifte van me laaste te
.
Schmidt. (het geboortebewijs inkijkend)
Grete.
In
Schmidt. '90.
.
Dolf.
Grete.
Bij
wie dient u
?
de winkel van Sannes, as.... (nauwelijks luisterend). Geboren 5
December
.
5
December— (verlegen) Ja.
Sinterklaasavond
Hèhèhè
Schmidt. Waar woonde u die gekend?. .
!
uw moeder
— uw vader, heeft
.
195
Grete. alles
(giftig). Nee, die smeerlap het me moeder voor alléén late opdraaie, toen-ie voor de Oost tee-
kende
uw
Schmidt. Waar woonde
moeder, toen u geboren
werd? Grete. Weet Schmidt. plaats
Ik
—
Grete. Dat
ik dat!
naam van
bedoel geen de stad. .
straat
'n
—
de
.
staat toch in
't
—
Dolf. Jongen, Schmidt
geboortebewijs.... da's niet listig
van
je!
('n tikje geërgerd). Ik heb daar m'n reden meneer, (tot Grete). Dus dan is u zéker in en daar woonde uw moeder Amsterdam geboren al vóór dien tijd?
Schmidt. voor,
Grete. Me moeder is
—
benne d'r
nooit
d'r
vedaan
geweest.
Me
gebore en gestorreve.
—
Schmidt. Nog
dan weet ik één vraag, meisje voorloopig genoeg, tenzij een van de andere heeren welke kleur haar had uw nog iets wil weten
—
moeder? Grete. Bruin
—
maar
't
laaste
jaar
in
't
gasthuis
wit.
Schmidt. Dank u. Ik geloof niét, juffrouw Donker, dat maar in ieder geval u in aanmerking zal komen hoort u nader van me.
—
Grete. As 'k maar zoo op gevlast. .
196
.
'n
klein beetje krijg
—
'k
ha-d'r
—
Dolf. altijd
zijn
Daar zullen we over denken iets schiet 'r op over. Dus uw vader kan nooit 'n student
geweest.
.
.
.
?
Grete. 'n Stedent? 'n Stedent? Nee, daar had moeder de smoor an, omdat ze in 't gasthuis zoo om d'r bed zworreve .... Dolf.
Dan kan
Grete.
Dag
ze gaan,
heere
—
hè? Dag juffrouw,
dag
(schelt)
zuster, (af)
Dolf. Da's één niet uit de loterij, (schelt) Nummer twee / (tot Hope welke bij de laatste vragen op is gestaan bij den doorgang naar de bibliotheek boeken uit de rekken nemend). Blameer me niet 'r zijn 'r geen zes opengesnejen allemaal mise-en-scène! geleerdheidspatserij en die wèl in handen geweest zijn, kunnen 'n luchtje hebben!.. (Hope glimlacht pijnlijk, zit weer in den fauteuil) Weet je, Jantje, dat 'k vannacht, voor 'k eindelijk insliep, ontdekt heb, dat de vrouw 't heelal regeert? Mathematisch bewijs?... Vox populi vox Dei: de stem van 't volk is de stem van God. Dat is een. En 't nog bekender: Ce que femme veut, Dieu veut: Wat de vrouw wil, wil God. Ergo de stem van God is de stem van de vrouw.... De stem van de vrouw is de stem van... Binnen!
—
!
—
—
—
—
Tiende Tooneel. Dolf, Dokter, Hope, Schmidt, Suze Meier.
Schmidt.
Hoe
heet
u? 197
Suze.
Suus Verder?
Schmidt, Suze.
Meier.
Dolf.
Ga
Schmidt
d'r bij zitten, Suze.
Ik
heb u geschreven...
Suze. Asjeblief, 'k Hè de pepiere in 'n pakkie bij mekaar. Me moeder hiet Sefie Meier, ha zellef meegekomme as ze geen mankement an d'r been ha gehad D'r fotegrawie leit d'r tussche, van 't water me vader hiette Cortoe ze zoo oud as ik was en ha femilie die Van Reesum nelis van der Vliet en ha geen tijd met me moeder te trouwe, hiette omdat-ie sjecheerder bij de Spoor was en in negetig overreeje wier vlak voor ze anteekene zoue... Nou da's geen schande voor mijn. En me moeder ken d'r ook niks an doen. En de naam Reesum het ze meer die was toe stuurman op as eens hoore noeme de paketdienst
—
—
—
—
—
Ho! Ho!... Niet zoo doorslaan,
Schmidt. Meier.
juffrouw
.
Suze Me vader Schmidt.
Dolf. het) 198
Even inkijken, (leest de papieren, hand gehouden heeft)
Suscht!..
die hij in de
Geef u mij 't portret, meneer Schmidt. (bekijkt Nooit gezien. Onmogelijk, (droog)... En
Nee.
't
onwaarschijnlijk,
natuurlijk
is
'90
uw moeder
dat
in
den bijnaam Kreeftje had?
Suze.
ook
Kreefie?... Hèhèhè!... Kreefie... Da's verneukerij!... Wie hiet 'r Kreefie?...
Schmidt. meneer. Dolf.
Ik
Schmidt. Suze.
me
'n
Ik
heb van mijn kant
niets
meer
vragen,
te
.
evenmin, geachte executeur-testamentair!
Dan wordt
Gossie
—
is
u wel bedankt, juffrouw. 't
al
afgeloope?
—
U
het
me
pepiere haast niet ingekeke... De brieve van me vader an me moeder, toe-ie nog vree. In die eene met de inktveeg d'r op zeit-ie dat z'n oome Ree.
sum.
.
.
.
Schmidt. Ik zal u morgen bericht geven en op vergoeding van de reiskosten kan u rekenen....
—
gossie meneer me broeie d'r zoo Door me moeder d'r water in d'r op! beene, staat de helleft van 't boeltje achter de schuine deur.... 't Klopt toch met de avvertentie.
Suze.
Gossie,
allejeezis
—
.
Dolf. Vergeten zullen we u
.
niet. (schelt)
Suze. (opstaand naar de zij der deur)... As meneer dan me nieuw adres wil schrijve... Van de Tolsteeg gane me verhuize morrege na de Zijp nommero 78 bove dan ben 'k dichter bij de febriek. Het u 't?....
—
Schmidt. Suze.
—
—
Ja, ja.
Heere... Heere... Jefrouw... (af) 199
Elfde Tooneel. Dolf, Dokter, Hope, Schmidt, Sofie delange,
Agnes Delange. Hahaha!.. 'k Had waarachtig moeite me goed houen. Dat schepseltje heeft nou ook geen seconde d'r handen stil in d'r schoot gehad, terwijl ze bezig was of ze 'r den St. Vitusdans in te pakken had Uit je humeur, Hope ? Kind, we zijn nog niet op de helft, 'n Goed hengelaar doet 't met geduld. M'n kans is nog niet verkeken .... (tot de binnentredenden). Ja!... Kom binnen!... Twee?... Twee tegelijk?... Schmidt: da's je tweeling!....
Dolf. te
—
—
—
.
.
Schmidt (tot Agnes)... Wil ü sivoeplee weer na de wachtkamer teruggaan?... Een voor een sivoeplee!
me
Da's
Sofie.
We
Schmidt.
zus, meneer.
kunnen
Is-die
geten zal
wou
fameuze heer bang dat
uw
zuster opge-
heere
— 'r
vliegt
'r
kijke
200
—
De
heer van
niet dat
.
worden?
Agnes. (driest) ik ons niet vliegt
af.
zus
(driest)... ze alléén.
Dolf.
zonder getuigen
me
Agnes
.
't
me niet niet
Opete nee. Opete late me zus en maar me kenne de foefies van de benne niet van gister... Ik zee: je in en de heer van Fie zee óók je in. Daar het u niet zoo zuur om te
—
—
.
.
want mijn.
.
.
.
Dolf
Spreek
uit.
,
.
.. Nee ik smoes niks meer. Je zeit licht as je verantwoorde ken, waar Fie?
Agnes.
Schmidt.
(haar
juffrouw. tentie? Sofie. te
.
Ja ik
in
de rede vallend)...
(tot Sofié).
.
—
.
.
Dus
ü
Is
't
meer
welletjes,
komt op de adver-
om
ik kreeg 'n briefie,
hier
bij
meneer
komme.
Dolf
Gaat u
zitten.
Om
Agnes.
O, wat 'n lekkere stoele! in te sterve Precies as bij (slaat de vingers in gebaar van iets in te houden voor den mond). !
.
.
.
Sofie... De papiere, die op 't meegebracht me geboorteacte
—
Schmidt
lijstje
stonde, hè-'k
Asjeblief
Agnes...
Jawel
—
met
'n
maar
d'r
bij
—
me
late
niks achter as tegen bewijs....
Sofie.
.
As tegen bewijs
.
Schmidt.
Agnes.
We
Dan
Schmidt
Dolf
is
geven u 't
terug.
goeie, Fietje.
Geboren 17 Februari 91 In
weer
alles dadelijk
Leiden?.
.
.
Sakkerloot!.
in .
.
— Leiden.
.
Opletten, Jantje
boy Schmidt.... Woont
uw moeder nog
in
Leiden? 201
me
Sofie... Of ze d'r...?... Wéte
Nou
Agnes...
dat,
Agnes?
hahaha Ze hèt
da's niet te denke,
!
'r
in
negetig en zoo gewoond.
Schmidt.
We
.
Zou u wat
.
Agnes. Nee, me stoele van leer
duidelijker willen antwoorden? raadseltjes op te lossen.
om
zitten hier niet
wel as onze lieve Heer zélf in die maar voor cherades benne me hier niet. Mot dat nou an zoo'n bóél mensche verteld worde?. .
zitte
—
.
Schmidt...
in
Is
't
't
van
belang
de
erfenis, niet
waar? Agnes...
As
hoeft niet
Hope... Zoo
Agnes
.
.
.
u hebbe
Dolf.
dan
't
weg
te
als u
geen
pan en geen kul
gaan, zuster!.
je
wel
—
is
ü
.
wil....
Blijf op uw gemak me meer vertrouwe
Dank
.
—
wat
!
'n
—
{Hope zit weer) In as in die meneer. .
zeldzame....
—
Zeg me kenne de wereld, Me moeder, meneer van de politie zus en ik! is d'r in '95 met nou herken 'k je, hahaha! de een of andere druif vandoor gesjeesd....
Agnes... Googemert, wat!
—
me
—
Schmidt...
Toe,
Agnes. Je vraagt
—
toe, toe!
Toe
het tante ons in d'r geen van twee 'n vader wat Fie? de mijne is getrouwd en woont in Den Haag bewijze ken 'k niks die van haar
huis
—
202
genome
—
't
— —
toch!...
Me hebbe
—
—
nou, Fie, doe ook oudste en mijn laat
Sofie... gebore
.
Agnes...
Agnes...
Ik
ben
Leiden
in
En
wel.
zal 't
mensch
die zal ze gloeiend ver-
niet.
O.
—
Rood
Agnes.
Leiden
bijnaam?
'n
Schmidt... Herinnert u zich — '95 is welke kleur haar uw moeder had?. Sofie.
in
!
Dat vragen we
Schmidt...
ben de
'k niet.
Dat
diend hebbe,
—
vader niet
Had uw moeder
Weet
.
jij
klesse
Brussel
in
zij
Schmidt... Sofie.
me
ken
Ik
—
—
mondje open
'n
je
—
Dat
me
as
hoef-ie
'r
'n .
heele
tijd
.
zus. niet
bij
te
zegge
—
ze
zijn
blind
Dolf...
Rood?... En ze
Sofie...
As
ik.
Agnes... Nou
Dokter,
(tot
hooren wat ü dat of
Agnes.
(een stilte)
zeit
de
heette Sofie?
niemand wat?
twee)...
uw moeder
Ik in
zou
wel graag willen
'90 in Leiden
dee? Weet
ü?
Niet veel bijzonders ken je wel denke.
Dokter. Dat bedoel
ik niet.
Had
ze de een of andere
betrekking? 203
Hoe kenne
Sofie.
wij dat raje?
—
Agnes. Toe tante nog leefde, zee ze dat moeder nou laa'k 't maar niét zegge. .
Sofie...
Nee,
zeg
't
niet.
't
.
Het
mee
niks
'r
uit te
staan
Kan uw moeder Dolf... (aarzelend) met 'n student hebben gehad?
Wat
Sofie...
Agnes.
geloof
jij,
Agnes?
Student of geen student gedorie om me zus te
Ik geloof niks.
was
patser
't
'n relatie
—
—
'n
late
stikke
Schmidt... Jawel, jawel. Maar nu de puntjes op de wat noodzakelijk is! Zou een van uw andere familieleden zich misschien kunnen herinneren
—
i
—
Me hebbe
Sofie...
Schmidt.
.
.
Zou
énkel
'n
neef, die
we
nooit zien.
die weten
Agnes. Dat broekie!... Die weet enkel van vuile en schoone kinnen die barbiert.
—
Dokter... ren- of in
winkel Sofie.
.
.
in
.
.
Kan uw moeder bijvoorbeeld
'n
siga-
Alles ken
—
Agnes... Wij benne op 'n atelier Kan ons 't schelen Hope. Wil u mij eens antwoorden? 204
in
manufacturen- of in 'n handschoenenbetrekking zijn geweest? 'n
dan ken zij....
Natuurlijk juffrouw.
Sofie.
Agnes. (verbeterend)... Zuster Hope.
Hindert
tante 'n
zie je toch!
uw moeder
Heeft
niet.
—
nooit aan
uw
woordje geschreven?
—
Sofie.
Jawel
Hope.
voor Uitstekend. Dat móét zekerheid geven als u een of meer brieven bewaard heeft.
...
juffr.
zuster.
—
—
de erfenis
Ja. Me hebbe wat Fie?... Van
Agnes.
d'r 'n
.
.
berg van
'96 en '97
—
—
uit
Ame-
as ze cente an seen toe nog is een van '99 tante stuurde dat was twee negetjes naast mekaar kuur hoor rika,
—
—
-
de
—
—
laatste
Sofie...
Vergis je
niet?
je
Agnes...
Nee hoor!.. D'r was
Hope..
Zouen
.
.
Dolf...
.
.
wij die brieven
Ja, zuster,
?
Nee. Dat
is
omslachtig. We kunnen 't makHeeft u den brief, die bij 't kapitein van Reesen lag, van. te
testament van. bij de hand, meneer?. .
.
.
.
.
dat nóódig?
is
kelijker af! (tot Dolf).
Schmidt.
dollar bij...
Waarvoor?... Voor wat?
Dokter... Hope.
vijftien
.
.
.
.
Voortreffelijk,
—
uw
.
.
.
zuster!
Bravo!
Ik begrijp
bedoeling! Ja, meneer Van Walden: die brief kan den doorslag geven, bijna volkomen
Dolf. (een
la
van het bureau opensluitend)
.
.
Ja,
dien 205
heb
—
—
—
gestopt ergens gestopt gestopt Nee, (andere la openend)... Da's 'n sla overal 'n hutspot moet 'k toch eens probeeren te ordenen.... Wel wat drommel, gevlogen kan-ie niet zijn... (zoekend) Nee nee nee... Waar kan-ie dan? Curieus: gebeurt altijd als je iets noodig heb!.... Eureka!.... Eureka!.... 't Lag vlak voor m'n neus. (neemt den brief uit den sigaren-schedel) Zeker door Jaapje verlegd 'k
hier
niet
—
—
—
.
monsieur
Voila,
—
.
Snappen
Schmidt
doe
'k
't
niet
Schmidt. dames den
(fluistert
—
Hope
—
iets toe
zij
Zoo
knikt)...
nu hou ik dezen brief 'n beetje gevouwen héélen inhoud hoeft u niet te lezen! en antwoordt nu eens vooral niet te haastig of de handteekening Sofie èn of 't handschrift op dat van uw moeder lijken. Zegt u ja dan moeten wij op onze beurt uw brieven inkijken. Niet haastig 'r hangt 'n boel van af!.... (een aangehouden, nieuwsgierige
—
—
—
Agnes buigt over Sofie 's schouder,
stilte.
Agnes
— „ik .
.
.
lieg
—
—
„
.
.
—
Ik
—
ik"
ben wel lichtzinnig maar
(tot Sofie).
niet
.
Hou
.
je
daar staat „ik"
niet slecht
duim Zoo.... zoo" .
ja
—
opzij
.
Sofie. (haar zuster aankijkend). vin jij?
Agnes...
.
.
.
mevrouw" „en ik
!
hou dan
„zoo ferachtig as God me hoort kind van u zoon. Die zich noempt. .
leest hardop).
stil,
het .
.
is
Fie! het
Sophie.
Nee, hè?
." .
Wat
Vraag-ie dat nog?.... Da's 'n keukenmeidepootje!... Of ze met d'r linkerhand het geschre-
206
—
Nee
lijkt
op niks!
Ferachtig.
.
.
—
moeder
ve!
.
dat het 'n lóópende hand „ferachtig as God me hoort" Ferachtig!. Daar hoef-ie geen twee
—
.
.
.
prakkizeere. Da's zoo min van onze móéder as ik van me schooier van 'n vader ben.
over
telle
te
.
Dolf. (opgelucht)... En
is
.
't
.
onmogelijk, dat
uw moe-
der vroeger Kreeftje heette?
Sofie... Kreetje, hahaha!
Nou beginne me te merreke hoe laat 't is! flauwe bak! Goed da-je niet alleen op gegaan ben, Fie. Magge me de papiere terug
Agnes...
Wat
'n
visite
.asjeblief?
Hope. vrij
't
Was
geen aardigheid, juffrouw
nog eens persoonlijk
zijn
bij
—
u aan
zoo komen.
ik zal te
Agnes. As 't voor die brieve is, hoeft 't niet, zuster — moeder d'r schrift is met dat vuur en water. Blijf jij nog zitte?... Dag mensche!...
Dag
Sofie
Agnes.
(bij
juffr...
de deur)...
—
Dag
zuster.
As
't
heere...
met
géén aardigheid
dat Kreeftje was dan het de man van die Kreeftje toch zeker óók 'n fijne bijnaam gehad... Bejour allemaal (geprikkeld af. Hope is bij de laatste woorden de bibliotheek ingeschuifeld.) !
(schellend)... Dat was 'n stelletje! En die kleinste... nou! 'n Verbazend vief ding! Twee, drie jaar ouwer, dacht 'k terwijl ze bezig was en ze zou... Complicatie voor 'n roman fin-de-siècle de
Dolf.
—
:
207
—
van je dochter trouwen grootpapa van je dochter goed dat Hope me niet corrigeert. (tot Jaap)... Nou? Waar blijft de moeder met... 'k Had je toch gezegd. zuster
—
.
.
.
Twaalfde Tooneel. Dolf, Dokter, Hope, Schmidt, Jaap. Jaap... dat
'k
'n toeval
Dolf Had Dokter...
— maar — het
Wou
meissie of
daarnet niet storen, meneer benejen niet goed geworden
is
zoo
je niet
Ik
iets
eerder.
zal
even
.
.
.
(naar deur)
kijken, Dolf
—
blijf
jij
(af door Jaap gevolgd).
Dolf. Dan kunnen wij de séance opbreken, meneer Schmidt Mocht voor die twee beneden uw advies noodig blijken, dan telefoneer ik.
—
Schmidt. Goed meneer.
Dolf. En
uw
declaratie
ontvang
'k
graag met zeer
bekwamen spoed. Schmidt. ren?
Dank
u,
meneer. Dus niét langer advertee-
—
Dolf. (luchtig) Nee nee. 't Heeft geen Zweck. Ik heb m'n Schuldigkeit gedaan „der Moor kann gehen"... Een moment nog. U zendt me de adressen van die erfenisjaagsters. Licht dat ze 'n kleine verrassing krijgen! Bonjour! Bonjour! 208
—
Schmidt.
Uw
ontbieden,
meneer
dienaar,
—
u heeft
me maar
deur voor Jaap uitwijkend)
de
(bij
te
Uw
dienaar, meneer.
Dolf. En? Jaap. Of 'k effen
Dolf.
(in
Jaap... lijk
'n
rijtuig
mag
de bibliotheek kijkend)
telefoneeren ?
Ga
je
gang.
1290... Rijnders?... Met Van Walden. Dade-
vigelante
—
'k Ga weg? (Jaap
Dokter... al
om
dadelijk, (schelt af)
vandoor Dolf
'r
af)...
'k
Zal
'r
— met
Zijn de anderen 'n rijtuig thuis
brengen.
Dolf.
Toch
niet serieus,
Dokter, 'n Epileptisch weer bij kennis.
boy? toeval,
de
—
stakker
is
al-
Hope... Kan ik behulpzaam zijn, dokter? (komt doorgang van de bibliotheek).
uit
.
zuster. De eigen moeder is 'r óók bij En geen en dan rijd ik meteen door. (tot Dolf). sprake van dat!... Heeft nooit 'n voetstap in Leiden gehad... Kind van 'n marinier die in 't gekkenhuis overleden is. Wat 'n stakker, wat 'n wurm !. Zit benejen te snikken, nou ze 'r positieven terug heeft, dat je 'r beroerd bij wordt.... Adieu. Tot ziens, Dolf... Tot straks, zuster, (af).
Dokter.... Nee
—
.
.
14
.
.
209
Dertiende Tooneel. Dolf, Hope. Dolf. Je kan? Hope. Dolf. (wil
heb toch
word aan de
Ik
Zal
'k
't
alleen af
Stichting gewacht.
—
Lunchen we samen schellen),
dat Linden
gehoord,
kom
orders
zeg nou niet nee!
geven,
dat
ze in
vijf
minuten.
Hope.
Dank
Dolf.
Dag meneer! Dag meneer! Hope,
niet
fair,
niet
—
je
behandelt
me
m'n voorkomendheden weet niet wat.... Ik buig me 't zoo te zeggen, aan élk van de Al
loyaal!
op 'k gehoorzaam, om
stuiten af ik
Dag meneer.
u.
—
dingen, die jij nog niet eens uitgesproken heb, en jij jij gaat voort met 'n stugheid, die me razend
—
—
maakt.
Hope.
.
Meneer.
Dolf... Schei 'k
.
uit
met
je
ge-meneer
—
voor jou ben
Dolf!...
Hope... Dat
laat zich
niet
dwingen...
dwingen?... Kan 'k oogen kijken, als 'k be v/eer dat 'k na dien nacht bij mama's lijk van elk gebaar, van ieder uur rekenschap kan geven? Dat wordt op die manier 'n soort coqueteeren, 'n misbruik maken van dat ééne incident.
Dolf... je
niet
Niet dwingen?... volkomen eerlijk in
niet je
.
210
Hope.
Meneer.
.
.
Dolf...
.
meneer
Ik wil je
meer hooren!
niet
(wrevelig) Daar zal u toch aan moeten wennen. Ik heb niet één reden vertrouwelijker met u om
Hope. te
.
gaan
.
.
.
.
Dus
—
die onzinnige jacht op 'n kind doorde belofte aan mama maar nog meer om wat je wist, wat je voelde! die was je jóü geen afdoend bewijs, hoe me dat vroegere speet, hoe ik van jou
Dolf...
—
om
gezet,
—
die onzinnige jacht heeft me. Dag geloof dat 't beter is, op 't oogenblik allerminst met elkaar uit te spreken.
Hope.
.
Nee
.
meneer. '
—
—
—
Hope
Dolf.
.
ik
sta
'r
juist op.
hier in geen tijden 'n voet.
Hope.
.
.
Ik
.
Misschien zet
je
.
Nóóit meer.
.
Dolf. (gebelgd)... Heb 'k de minste onhoffelijkheid begaan?. Was m'n welkom geen bloemen-attentie?. .
.
—
ik ben op 't moment in Meneer, meneer stemming, sta zoo wanhopig-vervreemd tegenover u, dat 'k bang ben voor 'n ex-
Hope... zoo'n
verbitterde
plicatie.
Dolf... leiding
Hope
Heb
ik tot die „verbitterde
stemming" aan-
gegeven? Ik....
—
(neerzittend gejaagd-smartelijk) ... Ik heb daarstraks zoo'n moeite gehad me in te houden u niet in 't bijzijn van de anderen te... te belee.
.
.
—
211
U
digen...
—
vig
zoo
op de hand wat heb 'k
—
—
zoo gezond zoo gezond zoo steik zoo zwaar zoo geestig zoo aarzelend. O, wat haat ik u vanaf m'n binu innig zitten haten
is
stellig
—
—
.
.
— —
—
nenkomen in
hier, toen u enkel vernuft, vernuft, vernuft plaats hart, hart toonde...
Dolf...
Hope....
Hope...
't
Was
„onbetaalbaar, buitengewoon" dat
uw
bediende me in de wachtkamer bij die kinderen liet door de telefoon vroeg u of ze chocolade, anijsmelk moesten hebben... De belofte aan dat prachtige menschje, dat nog geen minuut nadat 'k 'r verlaten had, dood uit 'r bed viel, is voor u n hartelooze grap, 'n „plechtige gebeurtenis"....
—
r
Dolf... Hope Hope... Hou uw mond! Verzin geen nieuwe vernufts't Heetdingen ik haal uw eigen woorden aan!. Geen te 'n „plechtige gebeurtenis'', 'n „vertooning". seconde had u de ernst van 'n misdadiger, die bang
—
.
.
.
.
Wat is dat niet te vinden Zee van menschen verdwenen kind, anders dan 'n misdadig offer geworden? (heftig)... En nu nog staat u te glimlachen, met dien is
—
z'n
in
offer
zien!...
te
die radelooze
ellendigen supérieuren glimlach!... Met die roos in na „de heele nacht onder de wijn uw knoopsgat dat is toch zoo, nietwaar?. te hebben gezeten"
—
Dolf.
(glimlachend)..
Hope...
was 212
—
—
Met
die
of u 'n
.
Ja,
ia...
—
of 't 'n studentikooze fuif roos „typisch" uurtje meeleefde, heeft u
—
uw
luxe-kamer wat heb ü anders dan luxe, luxe, van af uw geboorte gekend? die kleine optocht van verlatenenen, verwaarloosden gezien. die op 'n brokje erfenis hoopten Die stumper, waarvan de moeder met witte haren in 't Gasthuis gestorven is de stumper op „Sinterklaasavond" op de wereld geschopt was de eerste „niet uit de loterij" aan de fabrieksmeid, voor 'r moeder sjouwend, moest u nog 'ns droog vragen over den bijnaam Kreeftje en 'r handen hadden den St. Vitusdans! twee zusters, was u angstig, bij de niet verheugd, niet blij iets te kunnen herstellen toen weer, terwijl 'k in de boekerij was, sprak u van 'n roman fin-de-siècle!. Jammer dat de laatste niet hier 'r epileptisch toeval gekregen heeft u zou 'r nog glossen en glossen bij gemaakt hebben!. in
—
luxe,
.
!
—
.
.
.
.
—
—
—
—
—
.
.
—
.
.
—
Dolf... Hope
Hope ... Te brief
van
ver ?.
.
dat gaat te ver!
Te
.
ver
?.
.
.
Die
brief, die
wanhoops-
Kreeftje, Kreeftje...
Dolf.... Die
ik niet verleid
heb!...
Die brief heeft u laten slingeren -- was zoek, zoek kwam uit dat ding daar tevoorschijn die brief, dien 'k haast van buiten ken, waarin ze smeekte, smeekte, als 'n bedelares voor jouw, jouw kind!.
Hope...
—
—
—
.
Dolf.
.
(driftig)...
'n
Vrouw die met Plums en Baars Wie zwetst dat 't mijn kind?.
en anderen leefde...
Hope...
Ik! Zij! Je
.
eigen moeder! Jijzelf!... Heeft
je
213
vernuft,
hatelijk
je
vernuft
straks
niet gezegd, dat
van de vrouw de stem van God is?.... Hoe durf jij dan vragen, twijfelen, ontkennen, bij de woorden in dien simpelen brief?.... ('t papier van stem
de
tafel grijpend lieg
ik
Dolf.
.
.
niet
.
— en — het
driftig lezend). het kind van
is
Nonsens Nonsens !
—
!
.
.
.
't
.
.
„Ik lieg niet,
uw
zoon!"....
Kind van
'n
studen-
tenscharrel Wiè, wiè, wiè zou zich daar, zonder bewijs, zorgen van aantrekken? !
Heeft ze geld van je aangenomen, die scharrel?... Is ze je vrouw niet geweest, je passetemps, die scharrel? Heb je de „opvoeding" van je dochter niet aan 'r overgelaten, aan die scharrel Is m'n eigen moeder niet op dezelfde manier. Wat voel jij met je glimlach van dat alles?... Wat raakt 't jou met je roos in je knoopsgat?... (in snikken uitbarstend) O, ik haat je zoo, haat je zoo, haat je zoo.
Hope....
.
.
.
Dolf
Hope
Hope
—
.
Hope
—
laat
me
(wild haar tranen drogend en opspringend) praat niet meer ik kan Redeneer niet meer hij je stem niet meer hooren!... (af door boekerij maakt een gebaar of hij staat even houdingloos zakt in nadenken op den brief wil verscheuren .
.
.
.
.
— —
.
een stoel
—
begint
hem
te
—
—
lezen).
DOEK.
214
—
DERDE
BEDRIJF.
1
Dr. Linden — eenvoudig effen behang — gravure - rustige meubelen. Het eerste plan, links, vormt een glazen erker, eenigszins verhoogd. Tweede en derde plan dito, suite deuren Voor den erker een kleine tafel — er in overvloed van planten. Rechts in den achterwand toegangsdeur naar marmeren gang. Eerste plan, rechts een buffet. Tweede en derde plan, dito, wederom suite deuren. Bij voorgrond, rechts, een ronde tafel, waaromheen stoelen. Vroegzomer. Zonlooze middag).
(De huiskamer een
bij
enkele
Eerste Tooneel. Dr. Linden, Annie.
Dokter,
(komt door gangdeur geaffaireerd binnen, lachend staan, loopt op de teenen naar de linkersuite, waarvan een deur aanstaat, luistert naar Annie, die het kind in slaap zingt... „'Avonds als ik slapen ga, hopen me zestien engeltjes na: twee aan mijn hoofdeind, twee aan mijn voeteneind". ... „twee aan mijn hij zit er lachend bij neer ." rechterzij, twee aan mijn linkerzij. blijft
.
—
—
.
Dokter. mij
Annie... 1)
.
.
(invallend, terwijl zij zwijgt).
.
.
Twee, die
dekken, twee, die mij wekken.... Suscht!
'k
Heb
zoo'n moeite met
'r!
(kijkt
Dit bedrijf werd na de vertooning een weinig geretoucheerd.
215
nog even in de kamer, sluit de suitedeuren) Hoe kun je 't over je hart krijgen 't kind wakker te maken en me zoo te laten schrikken! .
Dokter. Nu was
dat je goeien middag?, (zij omhelst hem) toch wéér bezig, wijf, om die hobbelwieg
Is
je
heen en weer
duwen
te
Ze was zóo
Annie... slapen.
.
lastig!
Wou
per se niet gaan
.
.
—
Dokter... Ja, ja dat eindigt met 'n fopspeen, als ik 'r 't oog niet op hou! Wijf, v/ijf: hoeveel honderd keer moet je 't nu nóg hooren: niet opnemen,
—
de handen nemen, als ze huilen! (geeft haatzoen)... Vannacht, toen je dacht dat 'k sliep, ben je 'r ook uit geweest... (tweede zoen)... Dat duurt tot 'k Til en de wieg 's nachts op de logeerkamer stop en de deur op slot.... niet in
een
—
—
Annie... Hahaha! (schrikt beluistert de suitedeur). ... Nee, Goddank!... 'k Durf de kamer gewoon niet uit gaan Zoo'n bord pap heeft ze zóó'n bord Wat zoek je, Jan? !
Dokter.
.
.
.
—
.
Waar heb
.
'k
vanmorgen de
.
.
.
Waar
den
erker-
staten.
.
heb 'k....?....
Annie... Je brandt
Dokter... Annie... seert
216
't
.
.
Zou op
—
vlak
bij
je
neus...
boek van de kleine tafel Merci.
('n
nemend).
je
'n
bij
niet één seconde gaan zitten? Preshalve minuut?
je
Op 'n kwart. Consult met Deen. (op z'n horloge kijkend)... Drommels!... (wil heen).
Dokter...
Annie... Toe,
nog geen kwartier ben je 'n consult weet 'k niks! gehouen?
akeligheid:
gebleven!... En van
thuis
Wor
'k buiten
alles
Dokter... Consult voor Ninette van Walden... Annie.
.
't
.
Dochtertje van Charles?.
.
—
hou me niet langer op, wijf!... Dokter... Ja, ja (tot Hope, die de Is vanmorgen vroeg geopereerd Vertel jij 't resteerende, Hope, gangdeur doorkomt). hè?... Dag wijf!... En van de wieg afblijven (af). .
.
.
.
.
!
Tweede Tooneel. Annie, Hope.
Hope. Wat bedoelt Jan? Is 'r consult voor 't meisje van Van Walden ...?... (een pop uit Hope's hand aannemend) Nee maar Hope-lief, wat ben je 'n engel! Och, wat be-
Annie.
.
m'n snoetje
derf je
Die kun je aan 't koordje boven 'r hoofdje hangen... (Annie omhelst haar)... Nou, nou, Annie!... 'k Zou verlegen worden, om weer 'n kleinigheid mee te brengen.... Ging Jan?... Vreeselijk ach, wat jammer zoo'n lief, zachtzinnig meisje niets zielig! heeft na de operatie liggen lachen niets. Dat consult had net zoo aan te doen Stakgoed. Maar Van Walden wöü 't, wöü 't. 'kheb 'm kerig! 'k Had geen oogenblik Charles
Hope...
— —
.
.
.
—
—
—
—
.
.
217
toch
—
vrij
voor dat
Annie. dagen
lang bijgewoond op zulk 'n hartstocht ding getaxeerd....
ziekelijke, frêle
—
hoopten toch
Jullie
kwam
.
toen
't
voor veertien
.
—
Dat deden we Jan vond één longtop aangetast de nieuwe acute ontsteking, die geopereerd móést worden was tuber, tuber.
Hope...
—
—
.
.
Annie... Wil
je gelooven, dat ik 't 'n bezoeking vind, Gesticht te wonen. (luistert angstig aan de suitedeur). Als Jan me zoo iets tegen den avond vertelt, lig 'k den heelen nacht wakker, bang dat Til. (de gestichtsbel luidt). Half vijf?.
naast
.
't
.
Hope...
.
.
.
.
Ja,
.
da's de melk.
Annie. Blijf jij babbelen, of gaan de kinderen nog naar 't strand? (schelt).
—
Hope. Naar 't strand met dit ruwe weer? Nee. En dan ik ben vrij. Marie en Toos hebben de beurt. Annie. Drinken we
'n
kop thee?
Hope. Graag. Annie. (tot het dienstmeisje)... Kaatje, kind, zetje voor twee personen thee? Weet je alleen de bus te vinden, kind? En niet 't water eerst éérst de thee in den trekpot, hoor je?.... Of nee, Kaatje, breng liever 't water separaat. Vlug en niets breken!. (meisje af). Zoo moet 'k 'r alles duidelijk maken! Hahaha!
—
.
.
218
.
.
.
.
Derde Tooneel. DE VORIGEN CHARLES. Charles, (door gangdeur). Pardon vrouw ik zoek den dokter. .
—
als 'k stoor,
Annie. Is nog geen drie minuten geleden naar gegaan.
Daar kom
Charles.
Hope.
Meneer
Annie.
Wil u
Charles.
Nee.
zinnend,
tot
'k
't
Gesticht
toch vandaan...
misschien langs de achterzij
zal
me-
.
.
oogenblik plaatsnemen?
niet 'n
Dank
(stap naar deur
u.
Hope)... Hope
hartstochtelijk)... Lieg niet:
Hope. (aarzelend)... Hoe kan meneer Charles.
...
is
't
—
zich be-
Hope... (ineens opgegeven?
daarop antwoorden,
ik
.
Charles. Jij, als hoofdverpleegster, weet 't zoo goed, zoo goed als zij! (heftig) Lieg niet, lieg niet! Dat is 't éénige wat 'k nog te verzoeken heb...
—
niet waar (ontwijkend). Eerst na 't consult ...niet waar? is 'r eenige zekerheid... (hij zit neer). Ik durf niets zeggen. En de meening van dokter Linden... (een stilte. Hij zit dof -verslagen).
Hope.
.
—
.
Annie. is
.
(hartelijk).
.
nog zoo jong
voor u
Hope.
.
.
.
.
.
Kom meneer Van Walden
—
u heeft nog zoo (hij barst in snikken uit).
Meneer Charles.
't
—
u heele leven
.
219
Annie. ... En u heeft
Charles,
(opstaand,
'n
vróüw,
zich
vrouw, meneer
'n
Dank
bedwingend).
u.
.
.
(af).
Vierde Tooneel. Annie, Hope.
Hope... Van
—
vrouw had
Nee. die
'k
twee
Meen
Annie. knikt)
.
.
.
je niet
moeten spreken.
Had geen gelegenheid
zijn
je
.
vrouw?
Niet van z'n
Annie.
Hope.
z'n
nog
niet
dat?.
.
.
samen aan
je te
't
waarschuwen
bedje geweest.
Zóó gebrouilleerd?
.
.
.
.
(Hope
Waarom ?
Waarom?...
Ja waarom ?... Zij is den heelen gezelschap van „vrienden" hij afficheert zich in 't openbaar, zelfs hier, met z'n maitresse... Tot vandaag lijken ze bij mekaar gebleven om de zieke Ninette... Zóó als 't stakkertje 'r niet meer is, maar ook zoo dadelijk, laten die twee mekaar los. En dan mag 't... Ze zijn al gescheiden van... „tafel en bed"... 'n Huwelijk zonder kind is geen
Hope. dag
in
—
't
.
huwelijk.
.
Annie.... Hoe
Hope.
kom
je
op den inval!
Menschen zonder
jullie geluk, zijn niet getrouwd huwelijk, ja da's zeker, is eerst door de geboorte van Tilleke begonnen... Vóórdien tijd...
—
jullie
Annie. Hahaha!... Jan zou hoorde... Scheelt je wat? 220
je
uitlachen,
als-ie
je
Hope.
—
met
(die
heeft).
.
.
komen. dan wanhopig kijk op 't leven willen
dagelijks.
—
in
handen
de
bij 'n sterf bedje
wat
gezeten
— dat wordt
't!
dat gedoe erger wat is 't angstig 'n zoo harden te krijgen, als ik 't hier dagelijks, .
O,
.
o,
is
al
.
Annie. Hope
— wat
Hope. ...'n Beetje Vannacht ben 'k
scheelt je?
downheid
—
'n
tikje
moeiheid
—
—
paar maal uit gemoeten en die operatie aan dat lichaampje vanmorgen, heeft me. .(moeilijk) .. Voor jou heb 'k geen geheimen, Ans bij jou heb 'k me zoo thuis gevoeld, na 't werk ik ben 'r je zoo dankbaar voor. in 't Gesticht Toen dat meisje onder de pijn lachte, lachte om ons te overtuigen dat we 'r geen zeer hadden gedaan toen had ze denzelfden trek om den mond van zeker iemand... van .
.
hoofd
hei
Niet samen
'r
'n
.
—
—
.
— —
Annie
Hope.
Van Geen naam .
.
.
(wrevelig).
.
.
.
Wat
uitspreken. 'n
Denk aan de
afspraak!
mensch met karakter ben
ik,
hè?
zoo iets uitflap, krijg 'k 'n gevoel van afWaar voor mezelf... (quasi-onverschillig). hadden we 't over?... Óver Ninette. Over den band, Zondag den heiligen band, zou dominee zeggen. heeft-ie 'r 'n boom over opgezet over z'n „heidat de menschen uit 't dorp met ligen band" Alleen ik niet. d'r oogleden knipperden. !k weet
Als keer
'k 'r
.
—
—
.
.
.
.
.
.
veel... Ons Gesticht is 'n te vinnige illustratie op de heiligheid.... Kinderen, kinderen, denk 'k zoo dikwijls, als ze d'r goddelijke spelletjes onder
te
221
ons toezicht aan 't strand spelen: jullie beseft je zegening niet, dat je in 'n bandeloos Gesticht opgroeit, langzaam mensch wordt, zonder de wrok van 'n thuis, als de kleine Ninette, zonder 't stil gehuil van je moeder, zonder de drift om 'n kleinigheid van je vader Als ze in 't zand om me heen stoeien, me gierend van 't lachen begraven, me met z'n tien, twintig, dertig waarachtige broertjes en zusjes bestormen, krijg 'k soms de tranen in m'n oogen voel 'k me in 't prachtigst gezin van de wereld 't gezin zooals ik 't me verbeeld, dat 't
—
—
na eeuwen
door
z'n
—
overal
overal,
geboorte
't
—
zal
zijn
elk kind
kind van ieder
—
van
vaders bijzaak, (een stilte) 'k Ben blij dat de „mijne" me tot die gedachten gebracht heeft.... dat ik 'r geen heb. ieder
.
.
Annie (glimlachend).. Hope, Hope
—
hoe kun je dat zoo akelig resoluut haast zoo onvrouwelijk zeggen terwijl Tilleke achter die deur slaapt.... alles
Hope. .
.
.
—
—
.
.
Onvrouwelijk?.
(scherp).
Neem me
.
.
.
Ik
met m'n zestig kinderen!
Niet ieder kan.
niet kwalijk,
opwekkend gezelschap.
Ans. .
.
.
.
.
.
Ik
(zich inhoudend).
ben vandaag geen Hou jij je aan
(luchtig).
.
.
den allerheiligsten band... van 't geluk., (staat op, gaat naar den erker. De meid brengt het thee-gerei. Annie schenkt het water. Van dichtbij, benee, klinkt kindergejoel. Hope opent het venster, zwaait met den arm...) Dag jongens! Dag! Dag Fritsje! Wil jij me vandaag niet zien? (kinderstem: „Dag moederf' ).. Dag Suus! Dag Suus! (Kinderstem: „Dag moederf") ... Dag Henk! Heb je erge pijn, dat je zoo hinkt, 222
kind ?
.
.
.
(Kinderstem
:
„Nee, moeder !
Dag moeder V')
.... Foei, Foei, wat laten Toos en Marie de kinderen hollen Daar valt 'r al een ... (de handen als 'n roeper voor den mond) Toos Toos Niet zoo dicht bij de sluizen! Hoor je? (Vrouwestem: „Joeoe-oe/") Meer bij de duinen! (Vrouwestem : „Joeoe-oe /"). !
.
Drink nu
Annie.
je thee
.
—
!
.
't
zal
!
wel marcheeren
Hope.
(naar de tafel). Zeldzaam zorgeloos die betaalde verpleegsters! En die sluizen, zoo dicht bij 't Gesticht, hinderen me eiken dag. Herinner jij je nog dien schippersjongen verleden jaar. Hoe-ie door de zuiging. .
.
.
.
Annie.
.
.
Natuurlijk.
.
.
.
.
Nee geen
détails.
.
.
Afschuwe-
lijk!
Hope. Goed. (zit neer). Van dat Fritsje hou 'k dolveel Dat is 'n schat van 'n bengel 'n dot altijd en 'n mondje! Als 'k voorbij z'n bed ga, ernstig móét 'k 'm pakken en in z'n slaap slaat-ie nog z'n armen om m'n hals. .
.
—
—
—
—
Annie. Is dat dat grappige broekmannetje, dat de eerste dagen om 't geringste vloekte?
Hope.
—
Hahaha! Ja: obberdorie, obberdomme goed niet! De zusters maakten 'm in 't 't
zeggen kan-ie
—
begin telkens boos, om dat gebrabbel te hooren en omdat ik toen z'n partij trok, zijn we de beste maatjes geworden. Smakelijk kopje, Ans. Gelukkig dat 't ventje hier is gekomen. Als je 'm vroeg, babbelde-ie: me moeder zit in de hemel en me vader 223
obberdommesche
n
is
Van
dief.
grootvader
z'n
Fijngevoelig als-ie is! Moeder, zei-ie nog geen uur gelejen tegen me: ik hou van jou zooveel, zooveel, ik hou van jou duizend. Aardig, hè? Aardig als iemand duizend, duizend van je houdt.... geleerd.
Vijfde Tooneel.
De Dolf
(in wit
.
vorigen,
Dolf.
badkostuum met
witte pet)
.
.
.
Hm
Annie. (tegelijk met Hope verschrikt opstaand) Meneer, is dat 'n manier!
Dames!... Mevrouw Linden. .. Juffrouw. .. De en. Laat ik u niet deranbuitendeur stond aan. geeren. Gaat u zitten.
Dolf.
.
.
.
.
.
.
.
Annie.... We hadden u niet gehoord. Hoe komt u zoo uit de lucht vallen? Weet Jan dat u. .
Onwaarschijnlijk... (tot Hope)... Ik verjaag u
Dolf.
hopelijk niet, juffrouw?
Hope.
Volstrekt niet,
En
Annie
je zei
dat je.
Hope. Jawel. Maar (Hope af). .
.
.
meneer
—
ik
heb
te
werken...
.
niet te lang.
Dag Ans. Dag meneer.
Zesde Tooneel. Annie, Dolf.
Dolf. 224
Ja,
ja.
Vogelverschrikker.
Mag
ik
zoo
vrij
zijn?
Zóó
Annie.
vrij,
ja.
Dolf. (neerzittend). Om te beginnen gefeliciteerd, nu mondeling mevrouw, voor de tweede maal met jullie jongen.
—
.
Annie.
Dolf.
(lachend)... Meisje.
Meisje?.
.
.
Annie.
.
Heeft Jan zich zoo vergist?
.
Of Jan zich vergist heeft?...
(lachend)...
—
dan ik. Waar laat 'k die buitenDan ik Dolf.. Excuseer dat 'k 'r mee binnen modelsche pet?. gekomen ben... Geef u geen moeite... (scheert haar in een hoek)... Da's minder comme-il-faut dan vijfmakkelijk... Aardig huis hier. Suite èn suite tien meter heb 'k dat goed onthouden? Hahaha! .
.
.
.
.
.
—
—
Annie. Uitstekend. Maar 't is wel 'n tijd geleden, dat En bedrieg 'k me u in die vijftien meter was. of droeg u vroeger géén lorgnet? .
Dolf. Nee u heeft
Dag ouwe
't
—
.
correct onthouden....
kerel! Ja, ik
ben
't.
.
Dag
Jan!
.
Zevende Tooneel. De
vorigen, Dr. Linden.
Dolf, jij?... Wat heb ingeving, om hier te verzeilen?
Dokter.
je
voor zonderlinge
Dolf.
Merci voor de buitengewoon-hartelijke begroehahaha! Ik kom voor zaken, na 'n lange reis als commis-voyageur door 't noorden en 't zuiden...
ting,
15
225
Dokter.
Bril jij?
.
.
—
aan je vrouw uit! Daar heb 'k de mevrouw, de óüwe, zóo als ik u zie, van dien fameuzen eersten steen van de Stichting, met den dominee-met-'t-wratje. Ja ik bril, Jantje,
Dolf. Lei
'k juist
sensatie wéér,
.
.
zonder waarschuwing, 't Las m'n in 'n krantje en rutsch al de Reuter-telegrammen aan 't zwemmen collegaatje van je opgezocht lorgnetje en niemendal gebeurd de letters zwemmen niet meer, maar bij 't zwemmen zelf moet 'k oppassen geen botsing te krijgen Voor de bain-mixtes deug 'k niet meer, hahaha! Kerel van harte met je dochter!... Maar aan me geschreven heeft-ie 'n zoon, mevrouw! Hinkind! Kreeg Belgisch nest.
kerel,
—
—
Is
.
We
hebben zooeven
.
Charltje hier?
Dokter. Jawel. Met op de ziekenzaal. Dolf.
hindert me.
iets
neef Charles.
Dolf...
—
wat?
Dokter. Nou je
—
—
— —
dert jou
'k ineens,
vrouw. En
z'n .
(plots ernstig).
't
kindje
is bij
ons
.
.
Is
.
Ninette.
.
.
Dokter. Opgegeven. Dolf.
Dat meen
scheelt 'r?
Wat
je niet.
heeft
Is
de kleine Ninette...
Wat
ze?
—
Dokter... Hopeloos. Móést 'r opereeren hij wou Deen in consult, en 't eenige wat Deen kón verklaren, was dat m'n chirurgisch ingrijpen uitstel van 226
executie
geweest
ben....
Dolf,
—
hij
zou
zelfde gedaan heb-
't
we met om 'm
beste kerel, toen
—
tweeën
z'n
voorzichtig de wachtkamer kwamen op de quaestie van uren nog voor te bereiden toen liet-ie ons niet eens aan 't woord komen, toen begon-ie zoo miserabel te snikken, zoo ineens oud en hoe zal 'k 't zeggen, dat we 'r zelf door kapot werden. in
—
—
.
.
Annie. (nerveus)... hooren. .
Dokter... En hou!.
ik
Jan,
kan
zulke
dingen
niet
.
je
verweet
me
dat
'k
je
buiten alles
.
Dolf. Waar logeert-ie?
Dokter. Dolf.
Royal....
In
op
dadelijk
te
Dat ben
Dokter
.
.
.
Doe
Je
ben toch
niet
van plan 'm
zoeken? 'k zeker. 't
niet
— niet nu
van-mekaar hebben op
't
Die twee vijandenoogenblik niemand noodig. .
.
Dolf... Au fond spijt 't me, dat lig... Zou 'k vanavond?
.
met 'm overhoop
'k
—
morgen... Ninette kan 't nog Morgen veertien dagen halen, naar menschelijke berekeHad nee, vandaag ontraad ik t stellig. ning 'n verschil met 'm? jij
Dokter... 'n
—
:
.
.
.
—
na Dolf... We zijn met advocaten bezig geweest over 't legaat voor de Stichting mama's dood diezelfde stichting waar nu z'n eigen kind.... Beroerd! Meer dan beroerd!
—
—
227
Dokter... Dolf.
.
.
.
Nee
.
.
maar
hebt toch samen je toestemming gewat hebben dan advocaten.
Jullie
—
geven
niét samen. Hij weigerde niet alleen, door z'n rechtsgeleerde dingen over mama's
liet
— schwamm
geestestoestand schrijven, die ik ergerlijk streep door 't gebeurde....
—
En de Stichting hééft 't legaat. Dan heb heelemaal voor jouw rekening genomen? En dat hooren we toevallig!
Dokter. jij
.
.
't
Dolf...
we niet
— —
had 't niet behoeven te hooren en geen woord meer over geen woord waar mevrouw? geen woord, Jan? Die Je
praten
'r
—
—
tengere, intelligente Ninette... En toch.. En toch.. (down) ...'k zou met Charles willen oversteken...
Beter de plek van
't
grafje,
dan....
—
Dokter, (gebluft)... Dolf zou den!... Ben jij 't die daar....
Dolf
jij
wakker wor-
'ns
Ja!... Kun je zoo hebben. dagje ouder. 'n Mensch is 'n zonderling apparaatje... Wie vroeg en te vroeg lacht jij de rest, Jantje!... k Begin aanleg voor hypogro... hypo... hahaha! 'k Ben blij, dak mezelf weer 'ns hoor lachen! (opstaand) Jullie wonen hier machtig gezellig in je vijftien meter. (door het erker-venster kijkend) Ah Goed weer in aantocht. De bommen en garnalenschuiten zeilen uit... (valsch-vroolijk)
wormstekig
Beetje
.
—
.
.
.
—
.
.
!
Dokter. gen 240
we
Hij
heeft gelijk. Als die
mogelijk zon...
't
'r
op wagen,
krij-
Wat
Dolf.
dat spektakel
is
benee?
Nou spuien ze 't wade sluizen. kanaal in zee Ja, dat gaat met 'n vaartje. En dat mag zoolang 'r nog niet gebaad wordt... (weerklinkt kindergezang)... Onze kinderen... Je blijft eten, Dolf? Van
Dokter.
van
ter
Annie.
.
Jan
.
Dokter.
We
Annie.
—
Wat Jan?.
.
.
—
't
hebben
Hope zou
ook.
.
één
.
Dokter. Dan telefoneer
—
Dolf. Nee Jantje volgende week kom
Dokter. in.
.
.
Jawel!
komt
Jij
.
'k 'k
.
.
'k
.
.
beestig
dorp.
't
mot samen
Bekend!
niet, !
.
.
.
.
.
.
Vlieg
hier voor zaken, zei je.
Eclipseer
.
naar
geloof niet dat ik. mogelijk 'n paar weken.
maag lukken geen
leege ren.
.
.
En
ongelukkig boutje. ...
.
.
zaken.
Dolf
.
—
.
Ik
.
.
.
De
.
.
.
.
'r
niet
op
.
Met
'n
ga telefonee-
dan krijgen
we
(af)
Achtste Tooneel. Annie, Dolf. Annie.
Mag
noonen vrouw. Dolf.
af
ik
en
terwijl
toe...
'n Ja,
kopje thee?... dat
is
't
We
after-
portret van
{handen op den rug onbeweeglijk) ...
me-
Ja.
229
Annie.
Dolf.
de récréatiezaal staat
In
—
Zoo
(onbewegelijk)
'r
'r
buste.
buste...
Annie. (schenkend)... En snoezig-attent, meneer, hoe de oudste meisjes op 'r geboortedag die is 'r in gebeiteld zonder dat iemand 't wist, 'n trophee van groen en bloemen. Melk en suiker?. (hij luistert niet). Ik vraag of u melk en suiker.
—
—
.
.
.
.
.
.
U
Dolf.
(zich driftig omdraaiend)... dienst bewijzen, mevrouw.
Annie.
Dolf.
moet me
n
Ik? Ik wil 'n
Wat kan
Annie.
onderhoud met Hope. ik.
.
Dolf. U is 'r vriendin trouwde geworden .... Annie...
Ze
is
tè
—
'k overdrijf niet 'r ver-
en
om
zelfstandig,
zich door iemand.
—
Door u wel. (nerveus-snel) Ik moet 'r wil 'r. Als ik 'r aanklamp, ontloopt ze me, als toen 'k daar binnen kwam. Als 'k schrijf, antwoordt ze niet... Ik ben niet meer die ik ben, daar geef ik m'n woord op... Ik heb over 'n boel... Dat wil Daarvoor heb 'k de reis ge'k 'r persoonlijk... maakt. Dat zijn mijn zaken. Straks met 'r aan
Dolf.
.
.
.
.
een
tafel
.
.
.
.
.
.
zitten,
doe
.
.
'k niét, of
Annie.
(schellend)... Goed. Gaat u een seconde daar. naar rechtersuite) 't Meisje mag u niet zien. Maar: laten we mekaar goed begrijpen, meneer
(wijst
230
.
.
Van Walden.
—
ik
blijf
'r
m'n beste vriendin, gebruik
Dolf.
.
Annie.
U
.
.
Loop
kunt.
—
en tegenover geen omwegen...
buiten ik
.
— dienstmeisje) —
Weg! Weg! Weg! {Dolf af
.
even naar de overzij, Kaatje, kind, en vraag zeg 'r dat zuster Hope of ze bij me wil komen zij wenkt Dolf) ik alléén ben. (Dienstmeisje af Dat is de eenige onwaarheid. Meer jok 'k niet.... jij
.
Dank
Dolf... Annie.
Hier of hiernaast
Dank
Dolf.
u voorloopig.
—
Kan
.
hier?
't
als ze wil...
u.
(terwijl hij gejaagd op en neer loopt) 'k Zou we hebm'n thee niet koud laten worden, meneer ben nog wel 'n paar minuten.
Annie.
—
(zonder te luisteren, onrustig van den eenen naar den anderen verhuizend) Maanden en maanden, mevrouw, ben 'k 'n soort Ahasverus geweest iemand met 'n tic een die zichzelf 'n zonderling vond, ja, ja... (verzit)... Soms heb 'k getwijfeld
Dolf.
stoel
—
—
snik was, of 'n leventje van. zich begon te wreken, zooals de brave, beste menschen, die karnemelk inplaats van (loopt nerveus bloed hebben, mekaar wijsmaken heen en weer, zit over haar)... Ze kunnen je door of
'k
van...
hier recht plezier
.
—
.
.
.
door op 't zelfde te hameren, altijd door aan houden de suggestie opdringen, dat je, datje.... hè! hè!... dat je 'n, 'n schaduw naast je eigen altijd
te
231
schaduw
ziet loopen... vrouw, best mensch. .
Zou
Annie...
u
dat
Als
'k
verward
praat,
me-
.
mevrouw nou
niet 'ns eindelijk
laten schieten?... Ik heet Annie.
Dolf.
.
Mag
.
Annie...
dat?
Graag.
Dolf... Zegt u Annie...
Als u
— —
zeg als
jij
jij
dan ook Dolf? niets tegen
'r
heb: natuur-
lijk....
Dolf... Ik heb wat doet 't me
—
boel beroerdheid gehad, Annie goed, dat 'k 'ns vertrouwelijk babbelen mag 'n boel waarmee 'k in m'n eentje moest uitvechten met m'n eenen ik, die m'n an!
deren eenen zot,
m'n
'n
—
'n
'n
—
—
voor de mal hield met m'n die tegen m'n anderen ik zei „je ben 'n kwast, 'n idioot" met m'n eenen ik, die
ik
ik,
uitlachte,
— —
:
anderen naar de tingeltangels dreef, naar vrinden, naar vrouwen met m'n eenen ik, die spotte, vloekte, met geld smeet me whiskey en soda liet drinken, als de andere te sentimenteel, te zwak, te willoos dee.... Van de eene hotelkamer ben 'k naar de andere getrokken, bediend, naar de oogen gekeken grocjes slikkend, om te slapen, te slapen... Wakker liggen is 't gemeenste, 't vuilste dat je overkomen kan... Dat met m'n bril waarover 'k daarnet grapjes uithaalde 'k voel me zoo ouwerwetsch gezond als 'k 't kan, kan was niet 't gevolg van minder-goede oogen je kunt 't ook door slappe zenuwtjes krijgen.
—
—
—
— —
232
.
.
Komt
'r
.
leeftijd
'n
bij
'n
man, dat-ie
z'n
draai
zoekt, dat-ie z'n stuur onvast hanteert....
—
'k geloof. Stil even Annie. (opstaand). Ja Ga nog een oogenblik (wijst de rechtsche suite. Hij verlaat de kamer. Tot Hope, die eerst rondkijkt). Ik ben alleen. .
.
.
.
Negende T ooneel. Hope, Annie, Dokter.
Hope.
.
Annie.
.
Is-ie
vort?
Daar.
Waarom
Hope.
laat je
me dan
—
je
weet toch...
Omdat... (Hope gebaart naar de deur) Hope! Hope!... Als 'k je vriendin ben, je oprecht-
Annie.
beweert te vertrouwen dan de brééde manier?... Ik verras je ik wou niet, niet met trucs, niet met kleine listen enkel 'n beroep op je verstand, op je vérstand, doen,
ste,
—
eerlijkste vriendin, die je
is
Hope
dat
—
—
waar
je hart.
Hope... Zachtjes
—
hij
.
.
kan
je
hooren...
Annie... Ik zeg je een ding, zonder verdere argumenten, zonder tusschenkomst die misplaatst is: je kunt tè hardnekkig in één gedachtengang doorhollen je kunt gelijk hebben en toch dwaas doen.... Ik laat je alleen nee, je gaat niét gelijk met me de deur uit! je blijft tien, tien, tien tellen, om 'n beslissing te nemen... (tot Dr. Linden, die binnen
—
—
—
233
komen) ...
wil
voor
't
—
Nee, Jan
.
je
moet nog
in
dorp
't
diner bestellen... Nee, niet binnen!...
Dokter. Waar
Dolf?
is
—
'n moment aan 't strand scheppen... Ik wou wat tafelbloemen laten komen en wat... Man, kijk niet zoo achterdochtig!. .. Onder de tafel zit-ie niet... (tot Hope)... Als je dénkt, erg stevig dénkt, lieve meid, in diè denk dan zachtjes vooral zachtjes (fluisterend) .. kamer slaapt Tilleke, 't eene kind in de andere wacht 't gróóte... (zich onderbrekend, tot Jan)... Wat luister je?
Dolf
Annie.
om
'n
Dolf wandelt
luchtje te
.
—
Dokter... pet.
Ik
luister
—
—
—
niet
ik
zie
'n
rare
witte
.
Blaasje 't Hij is in z'n bloote hoofd onder de thee uit, Hope... En zachtjes voor Til?... (neemt Jan onder de arm af).
Annie... lichtje
—
Tiende Tooneel. Dolf, Hope. Hope. (staat .
.
.
Dolf.
besluiteloos
U wou me. .
.
Spreken.
Hope... Veel
tijd
—
hij
opent haastig de deur)
.
.
heb 'k...
—
Willen we 't bij Niet dat wist 'k. met gaan zitten? (een stilte)... 'k Zal beginnen te doen wat mevrouw wat Annie u verzocht.
Dolf
—
234
—
(buigt naar de tafel,
Hope.
.
.
Dus
blaast het lichtje uit)
u luisterde ?
—
.
.
.
Zoo.
.
.
Als u geweigerd had, zou ik u Dolf. Natuurlijk. des(zwak-glimlachend) nagewandeld zijn noods 'n scène op straat of in 't Gesticht gemaakt hebben
Hope.
.
.
Zou u
—
zeggen
niet liever dadelijk
—
Dolf. (met den ouwen glimlach). Niet zoo hard (een drukkende stilte. Hij we zouen aan 't kind neemt de pop in de handen, laat die een paar maal schommelen, legt haar weer op tafel. Buiten drie verwijderde stooten van een stoomboot. Hij herneemt houdingloos het gesprek) ... Is dat 'n stoomboot ? ... 'k vraag naar den bekenden weg Ja, dat is 'n boot 'n locomotief op de golfjes kan 't moeilijk zijn. .
.
.
.
.
.
—
.
.
.
.
—
driftig staat hij op, loopt tot het venster, kijkt naar buiten, keert terug, zet zich opnieuw heeft u over haar). Als ik m'n mond hou
(een
stilte
heb jij
we
jij
me
—
.
—
.
elkander.
Hope. (koel)...
.
.
Bij
mij
—
Dolf. Bij mij zooveel hooren wat 'k al dien .
—
—
heb kan tegen jóü geen ü zeggen! dan niks. ..?... In geen zes maanden hebben ik
.
te
bij
mij is niets veranderd.
meer. Interesseert 't uitgehaald heb?
je niet te
tijd
Hope. Nee meneer. Dolf. (ingehouden). mannen, ziek door krankzinnige daad.
Hope,
.
't .
.
't
is
verlangen
Waarom
meer gebeurd, dat 'n vrouw, 'n
naar
drijf
jij
me
tot.
.
.
235
Hope.
.
.
(opstaand)
me voor
Als u
Dolf. (opstaand
—
heftig) ...
(uit
de hoogte).
niet één reden.
Dolf. (hartstochelijk)
Hope
...
Dolf.
.
Doen we
.
.
niet beter,
Je
meneer.
.
.
.
zal hier blijven
—
luisteren!
je zal
Hope. heb
.
dat heeft laten roepen.
.
wagen
't
Kind
Je
heb
—
.
Dat
.
zal 'k stellig niet
—
ik
(stap naar de deur).
.
... Ik wil
dat je
gelijk, 'k Span 't paard achter den (met moeilijken glimlach) ... Je moet, al
omdat je me tóén m'n gem'n gezondheid, m'n stevigheid verweet je moet wat consideratie met me gebruiken, m'n drift door de vingers zien Ik ben, dat heb 'k je vriendin al gezegd, niet meer die ik ben. jóü dat ongeloofelijk,
lijkt
zóndheid,
—
—
.
Hope.
Dolf.
.
.
.
.
Begrijp u niet.
Vind me
om
.
.
.
af
ranselen, zoo weinig als
te
snap. Zouen we niet nog even kunnen zitten? .. M'n prikkelbaarheid, m'n opvliegendheid, (zij zit neer) ... Je moet zal 'k geen tweede keer. je wel verbazen, niet waar, dat ik 't flirten, 't hofmaken, 't inpalmen van 'n vrouw al zoo verleerd schijn, dat 'k met 'n zotte onstuimigheid jóü, net Hope, ik zit op 't jóü, probeer te overtuigen. en als-ie oogenblik zónder „supérieuren glimlach" nog even terugkomt, moet je denken dat 'n vos wel z'n haar (ongeduldig)... Ik bazel!... niet z'n. 'k
't
zelf
.
.
.
—
236
.
.
.
.
—
'k
Zou
weest
.
.
(een
.
.
Hope. (verwonderd) Dolf.
.
—
Naar
.
mama
.
hulp
't
zoeken ge-
.
.
.
Aan
zoeken ?
't
naar die vroegere liaison
—
wat
—
zonder
'k
beloofde.
Hope. Zelf? Heeft
Dolf.
ben aan
Ik
stilte) ...
.
heb
Ik
.
—
je
Heb
'k
Dolf.
Na
...
u
'r
.
.
?
daarvoor geduld?
je
genoegen ....
'n
diepe,
je
.
persoonlijk
persoonlijk,
't
gedaan.
Hope. Als
„detective"
barre
verontwaardiging,
dien
ben 'k eerst woest op je geweest, heb 'n paar weken op de lamste manier tot laat in den nacht gefuifd je krijgt alles, alles te hooren om me
dag,
—
!
—
„wreken". ... En als 'k katterig thuis kwam, liep 'k met de meest onzinnige gedachten, hoe 'k
te
—
je hoeft 'r niet op te antwoorden antwoord geef 'k zelf! hoe ik jou je caprices betaald zou zetten. 'k Wou met Snip pardon: Madame Lebeau trouwen stel je voor, hahaha! 't zou 'n pan zijn geworden, hahaha! Madame Lebeau op den Burgelij ken Stand om burgemeester Haan kippetjesvel te bezorgen Hope krabbel niet achteruit in je stoel ik kan me niet héélemaal niet heelemaal in 'n andere huid steken en omdat je daar even vriendelijk keek, kwam de
jou je caprices
—
— —
't
.
.
.
—
— —
—
.
..
.
.
èlk
.
.
Exit
.
.
.
.
Mag
.
.
Nou
—
—
.
ouwe natuur loeren
—
zal
woord benemen? 'k Heb
'k elk
'k 'n slokje
dorst. 237
uw
Hope. Ga
Dolf..
Zoo.
kouwe Hope.
.
thee
Zou
.
Dolf...
—
gang.
.
Nou heb te
jij
't
in je
hand me
bij
slappe,
houden...
u.
.
Jan en Annie kunnen.
.
.
.
en ik.
.
wou
Ik
en toen
—
't je betaald zetten, 't je inpeperen en toen, in 'n week dat 'k m'n kamer
zware verkoudheid moest bewonen, waarlijk zat 'k weer in de belabberdste, beroerdste stemmingen, de historie wikkend, wegend. .. Ze haat ze haat jou, zooals jij 'r je, redeneerde 'k: larie voor
'n
bewonen,
—
zélf haat
heb nog niets van
Hope...
Ik
Dolf...
Komt! Komt!...
gen van
Hope.
.
.
'n feuilleton
Je
uw
moet
gezóék gehoord..
op de vervol-
niet
vooruit loopen...
Telkens, telkens weer heeft u dien toon.
Dolf. {geprikkeld) Dien heb 'k, heb 'm warm houen zoolang 'k nog kan .
.
.
'k
—
!
.
.
— Laat me
Je heb geen begrip, geen flauw begrip, niet de minste voorstelling, hoe 'k door jou en mama uit m'n toon, m'n toon, m'n toon geraakt ben!... Je heb nog niets
gezóék gehoord
van m'n
komt
't!.
.
.
Ze
—
m'n hopeloos... Nou
zal buigen, buigen,
nam
'k
me
voor.
.
heb geen andere schuld dan honderden, duizenden... 'k Heb niet beloofd te trouwen, daar niet aan gedacht zoo zou 'r om geschaterd hebben goed als Kreeftje zelf. Ze heeft zich aangeboden was met soupertjes en 'n Haagsch schouwburgje meer dan tevreden scharrelde met was me niet trouw Ik
—
—
238
—
—
—
—
anderen
als
ik
met vacantie naar huis was... Die
—
die kuur, die bezetenheid van Hope excuseer, dat was m'n beschouwing uit die dagen van ongesteldheid en slapte die nonsens die ze duizend tegen een mama ingepraat heeft... gril,
—
Hope...
Pardon...
Dolf...
—
niets te beweren je heb gelijk m'n gewroet van tóén! die gril krijg 'k 'r alleen uit, door te bewijzen, door 'r met de stukken in de hand te overtuigen en dan kom 'k nog compleeter de belofte aan mama na 'n belofte die ieder gedaan zou hebben ieder in dat geval (een stilte. Hij neemt de pop van tafel
—
hoeft
Je
vertel
ik
je
— —
.
.
.
speelt
—
.
mee,
er
Hope, ben
Wat
—
'k
terwijl hij onrustig voortpraat).
begonnen
—
zoo ben
Zoo,
'k niet geëindigd.
'n spelletje leek, 'n pogen jou „klein" te krijgen wat de eerste dagen 'n onderhoudend inspannen van de hersens werd draaide op 'n maniakaal willen, 'n parforce-jacht, 'n openscheuren van van alles, neer... De familie van dien marinier, met wien 'k dat weet je héb 'k uitgevonden Z'n getrouwde zusters z'n broers over 't heele land verspreid hadden moeite niet te lachen bij m'n vragen over Kreeftje met 't rooie haar uit den handschoenenwinkel De posterijen heb 'k nagerejen voor 't recu van den aangeteekenkenden brief van papa met de honderd gulden op de minste klank ben 'k afgegaan in Holland België De registers van de van de bor-
—
—
—
—
—
—
—
— —
—
—
—
— —
— —
—
deelen, waar ook, in grootere en kleinere plaatsen, heb 'k... Verdwenen... Verdwenen... De vrouw 239
met 't kind, 't kind waarvan die brief zoo zeker, zoo wanhopig-zeker, zoo pijndoend-zeker sprak....
Hope...
Dolf.
.
.
— pijndoend — Zegt ü pijndoend? — daar kijk me aan. verbaast
Pijndoend
Dat dan
je
je
bij
de gedachte van mama en jou 'n obsessie... (bitter)... hoe 'k langzaam, als 'n slak zoo langzaam ben gaan voelen, dat als dat kind nog leeft 't kan, kan en 't kan leven dat dat meisje dan op 't uur dat we hier met elkaar praten, zoo verloren is als als... (staart voor zich uit)... Ja. Ja... Eens heeft Snip me in 'n hotel van vijfhonderd kamers gezocht, en ontmoette
Merk
je
niet,
hoe
—
—
—
me
!
—
—
omdat ze enkel m'n voornaam wist. Dat puzzle, 'n goeie mop... Als je 'n brief ergens opgeborgen heb, zeker opgeborgen en je vindt 'm niet, dan zoek je nijdig en zenuwachtig tot-ie na dagen en dagen vloeken vlak voor de hand ligt zooals dien middag tusschen de sigaren... Maar dat levende menschen, levende, 'n vrouw en 'n meisje van achttien verdwijnen, zooals 'n steen 't achter ons in 't water, zou doen en dat je 'r telkens over piekert, (laat de pop vallen). zonder resultaat da's. da's. niet,
was
'n
—
—
—
.
heb toen menschen
Jij
—
.
.
van
gesproken
.
'n
—
radelooze zéé-van-
dat was juist de zee spoelt weg, Hope, spoelt niet terug... (verschrikt opkijkend). .
huil je?...
Dolf. ...
Dolf. 240
.
.
Waarom
Omdat
huil
— omdat.
jij,
.
Omdat... Willen we .
.
Niet verder?
.
.
Hope?
Dat kan
'k
nu
niet zeggen.
niet verder....
—
Hope. Nu niet... Je heb me verbazend... verrast datü.. ik dacht niet aan demogelijkheid dat jij
—
—
Dolf... Toe hou je an dat jij... Na de wandeling met de boschviooltjes, die je droogde nee, niét heb je nog maar één keer je u's vergedroogde! ten dien middag bij mij thuis. (haar z'n hand toestekend)... Weiger je nog, Hope?
—
.
Hope... je
heb
Dolf.
.
Om
.
(legt
vergeten
overleggen
—
.
.
—
Je
Dolf
—
te
te overleggen. Moet je bij dat overlegverstand „raadplegen"?....
je
Hope... Eens
.
Geef me den tijd, om — om me zoo overrompeld...
gen...
!
—
—
heb beloofd niet meer op te vliegen haar hand over tafel op de zijne) laat me dat zeggen, zonder de intentie bijna .
dingen
levend
te
maken
— —
eens trapte
— —
.
je
door je m'n groote, vreeselijk-groote genegenheid ruwe overval in m'n slaapkamer dood toen, in den nacht dat we samen bij 't sterfbed van je mama, in die hotelkamer waakten, had 'k 'n niéuwe vurige hoop en we gingen voor de tweede maal van mekaar. Hij houdt z'n belofte aan mevrouw niet,
—
—
hij bréékt 'r niet: hij spot over alles dacht 'k 't heen wordt geen daad geen daad... toen heb ik me iets heiligs, plechtigs voorgenomen jou onder géén, géén omstandigheden te trouwen mezelf aan de kinderen hier te geven... Stuif niet op Dolf... Ineens die belofte vergeten, zonder overgang voor de derde maal 'n heerlijk vertrouwen in
—
—
241
in
jóü
vastgrijpen
— —
—
—
dat durf 'k
nog
niet aan. 16
We
door
zitten,
'n
wonder, door
wonder,
'n
we
tegenover elkander, als
rechter
't
beter,
op-
ooit, ooit....
niet brusk, niet meer zoo hartstochtelijk vroeger... Van af de jaren dat ik als kind, gedacht, maar vooral gewrokt en zonder ouders gehaat heb heb 'k verlangd, niet te zeggen hoe innig verlangd... 'n eigen kind in achting voor Dwing me en m'n man grootte brengen. mezelf ik zeg op 't oogenblik niets met je oogen af ik vraag uitstel.... niet nee niet ja
Nee doe nu als
—
—
— —
Dolf.
en
ik.
Dolf
.
—
.
Uitstel ?
.
.
.
—
Nog
.
eens
uitstel
.
.
— (haastig)
u en ik
.
Dat
Hope.
.
ben bang dat wij
Ik
.
—
(geprikkeld)
Hope... jij
.
wat?.
wij
(moeilijk).
.
.
.
Dat we
bij
mekaar
niet
meer dat
—
dat geluk zullen vinden.
Dolf.
(hartstochtelijk) voelt dat zelf anders... .
.
.
Onwaar!
.
.
.
Onwaar!
...
Jij
— —
Misschien, misschien hèb je gelijk laat me overleggen! We hebben mekaar in zoon tijd niet Als jij gezien in geen maanden en maanden veranderd ben, ben ik 't mogelijk ook....
Hope.
.
.
—
—
Dolf... Met andere woorden: voor de derde maalde bons?... Verlang je nog meer, nog meer van me! Hope.
.
.
Nee
.
.
.
uitvechten ....
den.... 242
Maar
We
je zijn
moet
't
me met
(met moeite)....
En
'k
mezelf laten
ouder geworhad 't me al zoo
allebei 'n dagje
afgeleerd aan jou te van eiken dag hier. .
Dolf.
.
Hope.
.
ten).
Dus.
.
Stil
.
.
.
!
in
de bezigheden
.
.
.
Daar
.
—
denken .
me
Lijkt
t
.
is
(gejoel en geroep bui(gaat snel op het erkerven-
iets ....
.
ster toe).... Allemachtigste
Dolf. (naast haar)
.
.
.
Is
.
God! ongeluk gebeurd ?
'n
'r
.
Is een van de kinderen ? Hope. (tot 'n man buiten). Hoor je niet! .... Is een van de kinderen?. (Stem buiten: „Een van de jongens, zuster f") .
.
.
.
—
een van de kinderen in de sluis Hope. Groote God terwijl 'k ze zoo gewaarschuwd heb!... Groote God met de sluisdeuren open, als toen, als toen.
—
.
.
(wijkt angstig van het raam).
Dolf... Steekt dan niemand van
die
lummels
'n
poot
uit!....
Hope.
(als
niet te
Dolf.
in
—
versteening)... Is niet te redden met die strooming naar zee...
redden
—
(driftig en glimlachend)
Hope. (wakkerschrikkend) één leven niet genoeg!
.
.
.
.
.
is
Dat zullen we zien!
.
hier!
Blijf
Blijf hier!
Is
Als 'k jou dat kind Dolf. (met star- lichtende oogen). overleg jij dan nog? in je armen terugbreng
— Dolf —
.
.
bega geen krankzinnig(heftig) Dolf, heid!... Als, als 't te redden was, zouen die daar, de visschers en schippers...
Hope.
243
—
—
zie 't Dolf... Ik zie 't nog drijven zie 't! Bi] m'n andere dollemans-jacht, zag 'k niets, niets!
wou
.... (naar de deur). Jij Je zult je daad hebben.
.
Hope. (heftig)... Dolf, 't
smeek
ik
daad,
'n
daad...!
'n
.
je
—
doe
zou
je
God
smeek
je,
niet....
Dolf... Al zou
je
nou op
—
knieën
je
al
en de engelen zelf.... (aj)
Hope...
Dolf, Dolf....
Elfde Tooneel. Hope, Dokter.
Dokter... Wat is 'r?... Waar holt-ie heen? Hope... Hou 'm terug, Jan. Hou 'm terug! Een van de
kinderen
ik
is
in
de
sluis
Vraag niet verder jaag 'm den dood in
zee.
.
.
.
.
.
gevallen, drijft terug! ...
Hou 'm
.
.
(Dokter
.
naar Ik, ik,
af).
Twaalfde Tooneel. Annie, Hope.
Hope (snel door rechtersuite) Weet je dat Fritsje ....
Annie je
.
't?
Hope.
.
.
.
.
.
.
(hartstochtelijk)
.
ellendelingen! (zakt op
.
.
'n
Fritsje?
244
!
.
.
Weet
.
.
(wild
op
het
.
Fritsje
.
!
.
.
.
De
stoel).
Annie... Toen Toos omkeek wou-ie
Hope.
Hope
!
.
erkervenster
.
.
.
Wat doe
toestortend,
je?
kijkt,
geeft
O
gil).
'n
gehouden
!
.
.
O
.
!
Dolf
.
.
.
!
.
.
Dat Jan 'm Dolf
niet tegen-
(zit
bewuste-
Annie. (door het venster verschrikt kijkend). Maria Moeder Maria
Moeder
heeft
.
!
.
.
.
!
.
.
.
loos-starend neer.)
.
Hope.
.
Annie.
Hope.
.
Annie.
Hope. Annie.
Hope.
Ik
.
.
zijn
kan
.
.
'n
Mijn schuld.
boot
'r
.
in tien tellen.
.
.
we
Laten
.
.
.
niet ik.
ben
Ik
uit.
.
.
(zacht smeekend). .
.
.
.
niet
Dan ga
.
.
.
ven.
kan
We Ik
.
.
.
Ze brengen
.
.
.
.
Mijn schuld
.
.
.
.
Hier blijven.
.
—
bang
zoo
.
.
Hier
blij-
durf niet naar. buiten
O lieve God in de hemelen, God in de hemelen, God in de hemelen!... Ik hou zoo waanzinnig, zoo waanzinnig-veel van 'm. O lieve God in de hemelen, maak me niet gek, niet gek kijken. ...
.
.
.
!
Annie. (angstig) de kamer. .? .
.
.
Hope.
.
.
Ik
.
.
.
Is-ie
hier
—
vandaan
.
.
hier uit
.
weet
't
niet,
weet
niets, niets!.
.
.
(de
armen
om Annie
heen slaand). Kijk niet! Kijk niet!... Bij 't leven van je Tilleke kijk niet!... Ik heb 'm vermoord. Als 'k m'n mond op zijn mond gedrukt had, zoo als 'k 't wóü, zooals 'k 't ieder uur van den nacht, ieder uur van den dag droomde, droomde, droomde, zou-ie me niet voor altijd alleen hebben .
.
245
gelaten, voor
Annie.
.
.
Hope,
.
hèm
kind dat
'n
niemand angaat.
angaat,
.
niet angaat, mij niet
.
Godsnaam, kom
in
schien heeft de boot 'm
(wil
tot jezelf
naar
'f
!.
.
.
.
Mis-
raam).
(hartstochtelijk het koord van het gordijn stuktrekkend, zoo dat het voor het venster neerflapt). Niet kijken. ... Ik zie 'm nooit Niet kijken. (zakt met het hoofd in de armen op meer terug!
Hope.
.
.
.
.
.
.
.
de
.
.
.
.
.
tafel).
(buigt angstig-aarzelend Hope Hope gevallen gordijn 'n weinig om, staart door den kier, gaat d iep-ontzet op den anderen erkerstoel zitten).
Annie.
!
.
.
.
.
.
.
.
'f
Hope.
de laatste bewegingen opgelet heeft, richt
(die
zich op) zitten? .
.
.
Kijk je niet meer? (een Zeg je niets (een stilte). .
.
stilte).
Blijf je
?
Dertiende Tooneel. De
Dokter.
vorigen,
Dokter, (dompt verslagen op den Da's
vreeselijk, vreeselijk.
Hope.
hem
(ziet
Mijn schuld En logen !
.
.
aan, Ik
.
om
heeft-ie mij, mij.
.
.
.
stoel bij de deur.
barst
heb 'm
los)... tot
't
.
.)
Mijn laatst
schuld!
voorge-
dat kind, dat vreemde kind, (zakt ineen. Annie en Jan schieten
toe).
EINDE. Berlijn/Scheveningen, 246
.
.
December
'07.
Bij den uitgever dezes verscheen:
TOONEEL ALBRECHT RODENBACH, Gudrun.
Spel in
vijf
bedrijven,
f 3,—
2e druk
KERM. HEIJERMANS
Jr.,
;
geb.
f 3,50
Ora et Labora. Spel-van-het-land
in 3 bedrijven
„
HERM. HEIJERMANS
Jr.,
Het Pantser. Romantisch soldaten-
spel in 3 bedrijven
„
HERM. HEIJERMANS I
Het Kind.
II
Kinderen. Drie tooneelstudies. Jr., Het Kamerschut. III „In de Jonge Jan" .
HERM. HEIJERMANS Komedie
DOCTOR
JR.,
De
Qroote
Vlucht.
.
Satirieke
in vier bedrijven
JURIS,
„
De Candidat jur Van Bommel.
Blijspel in
3 bedrijven, 4e druk Dr. P. H.
„
VAN MOERKERKEN
JR.,
Spel Dr. P. H.
„
VAN MOERKERKEN
Jr.,
Modron. Een dramatisch f 0,90; gec „
,25
De Doodendans f 1-50; gec.
„
,90
Shakespeare's Hcmlet. Metrische vertaling van JAC. VAN Looy f 1,— geb.
„
,40
;
Shakespeare's Macbeth. Metrische vertaling door JAC VAN
Looy
AEFRED DE MUSSET, De van Looy
Meinccht. Vertaling van Jac. •
.
.
„ 0,30
PLEASE DO NOT REMOVE
CARDS OR SLIPS FROM THIS POCKET UNIVERSITY OF
PT 5841
A19 1909 V.1
Cl ROBA
TORONTO LIBRARY