Postbus 1 3430 AA
Bezoekadres
Martinbaan 2 3439 NN
www.n ieuwegein.ni
Bank Nederlandse Gemeenten 28 50 04 387
Nieuwegein
(irG~ .... __ ·.\
\\
'
....._
'
Concerndirectiel beleidscoördinatie
2 0 .,~ 2· - 0 0 7
Contactpersoon Gerard Rikhof Telefoon
1555
Fax
E-mail G. Ri khof@NIEUWEGEIN . NL
aan: de leden van de gemeenteraad van Nieuwegein.
Datum
5 januari 2012
Kenmerk
concerndirectief beleidscoördinatie
Onderwerp
voorbereiding terugkoppeling vergadering Algemeen Bestuur BRU .
Geachte leden van de raad, Vier keer per jaar koppelt de delegatie, die uw raad vertegenwoordigt in het Algemeen Bestuur van het Bestuur Regio Utrecht, de discussie en besluitvorming aan u terug. In raadcyclus van januari 2012 zal er wederom verslag gedaan worden van de resultaten van de AB BRU vergadering, welke op 14 december 2011 gehouden is. Wederom bevatten de stukken voor de AB BRU vergadering vele pagina's. Bijgaand treft u de voornaamste onderdelen van deze teksten aan ter voorbereiding van deze terugkoppeling. De volledige teksten treft u aan bij de ter inzage gelegde stukken.
Bijlagen Kopie aan
-
2012-007 NOTITIE Aan :
Algemeen Bestuur Regio Utrecht
Van:
Portefeuillehouder Gerritsen
Datum :
12 december 2011
Inzake:
Aanbesteding concessies OV Regio Utrecht
1
Inleiding
De aanbesteding concessies OV Regio Utrecht staat geagendeerd op de agenda van het algemeen bestuur op 14 december 2011. Deze notitie is bedoeld om u te informeren over het proces tot nog toe en het vervolg. 2
Het proces tot nu toe: korte terugblik De openbare aanbesteding
2.1
Het BRU heeft vorig jaar een openbare aanbesteding gehouden. In die aanbesteding vroeg BRU van inschrijvers onder meer een concept leasecontract voor 218 bussen met een periode van 12 jaar. Het leasecontract moet na afloop van de aanbestede concessie overgaan op de opvolgende concessiehouder. BRU heeft in het bestek strikte eisen gesteld, onder meer om de opvolgende concessiehouder te beschermen en om bij de aanbesteding van een opvolgende concessie een 'level playing field' te waarborgen.
2 .2
Op de aanbesteding hebben Connexxion en Qbuzz ingeschreven. Dat was in september
2010. 2. 3
Bij de beoordeling van de inschrijvingen heeft BRU vastgesteld dat zowel Connexxion als Qbuzz een leasecontract had overgelegd dat niet voldeed aan de eisen van het bestek. BRU heeft toen beide inschrijvers verzocht de gebreken in het leasecontract te herstellen. Beide inschrijvers hebben aan dat verzoek binnen enkele dagen voldaan.
2 .4
Vervolgens heeft BRU de herstelde inschrijvingen beoordeeld en heeft zij de concessie gegund aan de inschrijver met de economisch meest voordelige inschrijving 1 : Qbuzz
2. 5
Dat gunningsbesluit is onderwerp geweest van een voorlopige voorziening procedure bij de Voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
1
Als een opdracht wordt gegund op basis van de economisch meest voordelige inschrijving (EMVI), wordt niet alleen naar de prijs gekeken, maar wordt eveneens veel waarde gehecht aan kwalitatieve criteria
Pagina 1 van 7
2. 6
In een uitspraak van 3 februari 2011 heeft de Voorzieningenrechter het gunningsbesluit geschorst. De Voorzieningenrechter oordeelde dat BRU de inschrijvers niet in de gelegenheid had mogen stellen de gebreken in hun inschrijvingen te herstellen. BRU had volgens de Voorzien ingen rechter, zoals het bestek ook voorschrijft, moeten besluiten beide inschrijvingen terzijde te leggen, waarna beide partijen (voorlopig) in rechte beoordeeld zouden kunnen krijgen of die terzijdeleggingen al dan niet terecht waren. (Uitspraak 1)
2. 7
BRU heeft de uitspraak van de Voorzieningenrechter ter harte genomen. Zij heeft besloten, zoals het bestek inderdaad voorschrijft, beide inschrijvingen ongeldig te verklaren en terzijde te leggen.
2. 8
In haar besluit inzake ongeldigheid van 1 maart 2011 heeft BRU de eerder door haar geconstateerde gebreken nader geconcretiseerd en expliciet benoemd van welke bestekseisen het door elk van de inschrijvers ingediende leasecontract afweek.
2. 9
Connexxion en Qbuzz hebben bezwaar gemaakt tegen de ongeldigverklaring van de inschrijvingen. Het dagelijks bestuur is op 23 maart 2011 gemandateerd door het algemeen bestuur om een adviescommissie aanbesteding in te stellen. De commissie bestond uit drie onafhankelijk deskundigen die tot dat moment niet waren betrokken bij de aanbesteding. Deze commissie heeft het dagelijks bestuur geadviseerd de primaire besluiten van 1 maart 2011 te handhaven. Het dagelijks bestuur heeft dit advies gevolgd .
2 .10
Het besluit van BRU om de primaire besluiten van 1 maart 2011 te handhaven, hebben Connexxion en Qbuzz in beroep bestreden, maar met de uitspraken van het CBb van 15 juli 2011 is de ongeldigheid van beide inschrijvingen in rechte komen vast te staan. (Uitspraak 2)
Onderhandelingsprocedure 2. 11
Daarmee stond ook vast dat de oorspronkelijke openbare aanbesteding niet meer kon leiden tot verlening van de concessie . Hoe nu verder?
2 . 12
BRU heeft de voorkeur gegeven aan een onderhandelingsprocedure boven een nieuwe aanbesteding omdat de in de openbare procedure ontvangen inschrijvingen grotendeels voldeden aan haar verwachtingen en slechts op enkele punten afweken van het bestek. Deze inschrijvingen vormden dan ook een goede basis voor een onderhandelingsprocedure, waarin de inschrijvers de gebreken in hun inschrijving konden herstellen.
2 .13
Op 27 juli 2011 heeft BRU Connexxion en Qbuzz uitgenodigd voor de onderhandelingsprocedure. In een bijlage bij die uitnodiging heeft BRU aangegeven op welke wijze de gebreken in de oorspronkelijke inschrijving konden worden hersteld.
2 .14
BRU heeft de inschrijvers voor dat herstel drie weken gegeven. Pagina 2 van 7
2012-007 2 . 15
In die drie weken heeft Connexxion een groot aantal (98) vragen gesteld over de onderhandelingsprocedure. BRU heeft al die vragen steeds binnen enkele dagen beantwoord. Ook is Connexxion naar aanleiding van de onderhandelingsprocedure een civiel kort geding gestart. Op 10 juli 2011, zes dagen voor de sluitingstermijn van de onderhandelingsprocedure (16 juli 2011}, heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Utrecht Connexxion niet-ontvankelijk verklaard. (Uitspraak 3}
2. 1 6
Uiteindelijk heeft Connexxion geen gebruik gemaakt van de door BRU geboden kans om een gewijzigd leasecontract over te leggen. Qbuzz heeft wel een gewijzigd leasecontract overgelegd. BRU heeft dat leasecontract getoetst en heeft vastgesteld dat het voldoet aan de door BRU gestelde eisen.
2 .17
BRU heeft dus in het kader van de onderhandelingsprocedure één geldige inschrijving ontvangen, die van Qbuzz. BRU heeft op 29 augustus 2011 besloten de concessie te verlenen aan Qbuzz. Connexxion en Arriva hebben beiden de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening treffen, in die zin dat het bestreden besluit wordt geschorst.
2. 1 8
De voorzieningenrechter van het CBb heeft op 3 november 2011 geoordeeld dat BRU aan alle voorwaarden heeft voldaan om een onderhandelingsprocedure te starten en dat BRU juist heeft gehandeld door alleen de oorspronkelijke inschrijvers, Connexxion en Qbuzz, toe te laten tot de onderhandelingsprocedure. (Uitspraak 4)
2. 1 9
Mede omdat inschrijvers reeds veel inzicht hebben verkregen in elkaars inschrijvingen, zijn de onderhandelingen beperkt tot het herstellen van de gebreken in de oorspronkelijk inschrijvingen. Het was de inschrijvers niet toegestaan andere onderdelen van hun inschrijving aan te passen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het uitsluitend bieden van de gelegenheid de gebreken in eerdere, ongeldige inschrijvingen te herstellen, niet als onderhandelen kan worden aangemerkt. De voorzieningenrechter is van oordeel dat BRU de inschrijvers de gelegenheid had moeten bieden een geheel nieuwe inschrijving te doen. De voorzieningenrechter heeft het bestreden besluit geschorst.
3
Welke wegen kunnen we inslaan?
3. 1
Voor het vervolg van de concessieverlening liggen twee mogelijkheden voor de hand.
3. 2
De eerste mogelijkheid is vervolgen van de onderhandelingsprocedure met (uitsluitend) Connexxion en Qbuzz en conform de uitspraak van de rechter de onderhandeling breder in te steken opdat mededinging mogelijk is. Met andere woorden, de beide inschrijvers moeten de kans krijgen om een geheel nieuwe bieding in te leveren. Bij een onderhandelingsprocedure mag het bestek niet wezenlijk wijzigen.
Pagina 3 van 7
3. 3
De tweede mogelijkheid is een geheel nieuwe Openbare Europese Aanbesteding te starten, waarbij een wezenlijke wijziging van het bestek wel is toegestaan (en mogelijk zelfs verplicht is).
3 .4
In beide gevallen geldt dat BRU in ieder geval nog het besluit tot gunning aan Qbuzz zal moeten herroepen. Tevens zal BRU de gehouden onderhandelingsprocedure moeten intrekken.
3.5
Tegen een herroeping van het concessiebesluit staat voor belanghebbenden bezwaar en beroep open . Gelet op de uitspraak van de voorzieningenrechter van het CBb lijkt de kans op bezwaar en beroep evenwel klein.
3 .6
Na herroeping van het gunningsbesluit en intrekking van de onderhandelingsprocedure, zal BRU een beslissing moeten nemen over het verdere gunningsproces. BRU is daarbij uiteraard binnen de wettelijke kaders- vrij in haar keuze voor een nieuwe aanbestedingsprocedure.
3.7
Uit de rechtspraak volgt dat de beslissing om een bepaalde aanbestedingsprocedure te volgen geen besluit is, zodat tegen die beslissing geen bezwaar en beroep open staat. De keuze voor een bepaalde aanbestedingsprocedure kan wel aan de orde komen in bezwaar- en beroepsprocedures gericht tegen een gunningsbesluit dat uit de gevolgde aanbesteding voortvloeit.
4
Vervolgen onderhandelingsprocedure
4.1
Een onderhandelingsprocedure waarbij Connexxion en Qbuzz de gelegenheid moeten krijgen een geheel nieuwe inschrijving te doen, is feitelijk een nieuwe aanbesteding met twee partijen zonder de mogelijkheid het bestaande bestek te wijzigen.
4 .2
Een variant in de onderhandelingsprocedure zou zijn om zonder een nieuwe inschrijving in overleg met beide partijen tot een verdeling van de opdracht te komen . Deze of een vergelijkbare variant is wettelijk niet toegestaan.
4 .3
De voordelen van vervolgen van de onderhandelingsprocedure zijn: Continuïteit/koersvastheid: de door het dagelijks bestuur ingezette lijn om een onderhandelingsprocedure te volgen, wordt doorgezet; De voorbereidingstijd voor een onderhandelingsprocedure is korter dan de voorbereidingstijd voor een geheel nieuwe openbare aanbesteding;
4 .4
De nadelen van het heropenen van de onderhandelingsprocedure zijn: De inschrijvers hebben veel inzicht verkregen in elkaars biedingen, waardoor het risico aanwezig is dat Qbuzz BRU zal betichten van onrechtmatig leuren. Connexxion Pagina 4 van 7
2012-007 weet precies hoe groot en op welke punten zij achterstand heeft op Qbuzz. Dit nadeel was in een eerder stadium een reden om de onderhandelingen te beperken tot het herstellen van de gebreken. Er is een kans op collusie tussen beide vervoerbedrijven. Beide vervoerbedrijven kunnen in een onderhandelingsprocedure, waarbij een geheel nieuwe inschrijving
gedaan mag worden, samenspannen. Dit samenspannen kan leiden tot een ongunstige prijs en is juridisch niet toegestaan. De meer- en minderwerkregeling met het verveersaanbod van 2010 als basis in het huidige bestek uit voorjaar 2011, valt voor BRU nu ongunstig uit. Dit omdat als gevolg van de verlaging van de BDU-inkomsten vanuit het Rijk het voorzieningenniveau per dienstregeling 2012 en in de komende jaren naar beneden moet worden aangepast. Hiertoe heeft het AB ook besloten in het kader van de besparingsmaatregelen 2011-2014. Met deze regeling leidt een budgetdaling van ongeveer 15% tot een verlaging van het vervoeraanbod met ruim 20%. Omdat bij een onderhandelingsprocedure het bestek niet wezenlijk mag worden gewijzigd, kan deze ongunstige regeling niet worden aangepast. Bij een onderhandelingsprocedure waarbij de partijen een nieuwe bieding mogen doen, is de kans aanwezig dat de partijen een hogere prijs aanbieden. Het inbouwen van een budgetplafond is niet mogelijk door het verbod op een wezenlijke wijziging van het bestek.
5
Nieuwe Europese openbare aanbesteding
5.1
Om een nieuwe Europese openbare aanbesteding te starten, moet de lopende procedure worden stopgezet. De nieuwe procedure moet een wezenlijke wijziging ten opzichte van de lopende procedure bevatten en staat weer voor alle marktpartijen open voor mededinging naar de opdracht.
5 .2
De voordelen van een nieuwe openbare Europese aanbesteding zijn : Verlaging van de BDU is bij een heraanbesteding makkelijker op te vangen dan bij een onderhandelingsprocedure (zoals schrappen kostenverhogende bepalingen, inbouwen budgetplafond en een vervoeraanbod op basis van een lagere BDU voorschrijven). Aanpassing van het bestek zoals de concessieduur, de omvang van de concessie, de meer- en minderwerkregeling en de leaseconstructie is mogelijk. Een samenvoeging van de provinciale concessie met de concessies van het BRU is niet mogelijk omdat de concessie van de provincie Utrecht pas in december 2016 eindigt.
Pagina 5 van 7
De marktspanning is door een toename van de potentiële concurrentie groter. Naast de vervoerbedrijven Connexxion en Qbuzz, kunnen ook de andere in binnen- en buitenland actieve vervoerbedrijven meedingen naar de opdracht. 5. 3
Het nadeel van een nieuwe openbare Europese aanbesteding is een langere voorbereidingstijd dan bij het opnieuw starten van de onderhandelingsprocedure.
6
Tijdsplanning
6.1
Het bestaande bestek gaat uit van een implementatieperiode van 14 maanden. Beide inschrijvers hebben aangegeven dat deze periode, gezien de materieelvoorwaarden en de daarbij bijbehorende boete en bonus bepaling, krap is. De huidige concessies zijn met een jaar verlengd tot december 2012. Dit wringt. Bij een onderhandelingsprocedure is een wezenlijke wijziging van het bestek niet toegestaan, dus ook geen kortere implementatieperiode, waardoor het niet mogelijk is de concessie te verlenen per december 2012. Een verlenging van de huidige concessies met vier (4) maanden is derhalve noodzakelijk.
6. 2
Een nieuwe Europese aanbestedingsprocedure (zonder gerechtelijke procedures) heeft een doorlooptijd van minimaal 5 à 6 maanden. Na de aanbestedingsprocedure rest nog maximaal 6 maanden voor implementatie tot expiratie van de huidige concessies. Dit is zeer kort gezien de omvang van de concessie. Het is wenselijker om een implementatieperiode van minimaal12 maanden te hanteren. Dat betekent eveneens een verlenging, tussen de zes (6) en twaalf (12) maanden, van de huidige concessie.
6. 3
De concessie van Connexxion zou oorspronkelijk aflopen in december 2011 . Eerder dit jaar is de concessie verlengd met een jaar, dus tot december 2012. Die verlenging was toegestaan op grond van artikel47 van de Wet personenvervoer 2000.
6 .4
De concessie zelf biedt geen mogelijkheden voor een (verdere) verlenging, en de enige mogelijkheid die de Wp2000 biedt (artikel 47) is reeds volledig benut. Dat betekent dat het 'verlengen' van de concessie van Connexxion in feite alleen mogelijk is door aan Connexxion een nieuwe concessie te verlenen voor de overbruggingsperiode december 2012- december 2013.
6. 5
Bij verlening van een nieuwe concessie is het Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten (Bao) van (overeenkomstige) toepassing. Op grond van het Bao dient in beginsel een openbare of niet-openbare procedure te worden gevolgd. In bepaalde gevallen mag echter ook een procedure van gunning door onderhandelingen worden gevolgd. Bij deze procedure is niet vereist dat met meerdere partijen wordt onderhandeld. Onderhandse (één op één) gunning behoort dus tot de mogelijkheden.
6. 6
Belanghebbenden kunnen een onderhandse gunning in rechte aanvechten . Echter, BRU staat voor een voldongen feit. Om voldoende mededinging te waarborgen in een nieuwe Pagina 6 van 7
2012-007. aanbesteding is de tijd te kort om in december 2012 een opvolgende concessiehouder te laten starten met de exploitatie. 6 .7
Bovendien is goed mogelijk dat concurrerende vervoerders een verlenging niet in rechte zullen aanvechten, indien reeds een nieuwe aanbesteding is aangekondigd. Daarbij geldt dat het risico op een rechtszaak zal toenemen, naarmate de duur van de verlenging langer is.
6. 8
Er is thans, na eerste ambtelijke verkenningen geen aanleiding te veronderstellen dat een concurrerend vervoerbedrijf zich tegen een dergelijke overbruggingsperiode zal gaan verzetten.
6. 9
Ambtelijk is bij Connexxion verkend hoe zij denken over een tweede verlenging. Connexxion is zeker genegen de concessie ook in 2013 uit te voeren.
7
Welke weg gaan we inslaan?
7.1
Het dagelijks bestuur neemt op 19 december 2011 een besluit over de vervolgprocedure. Zij zal in haar overwegingen om tot een besluit te komen de uitkomsten meenemen van de behandeling in het algemeen bestuur op 14 december 2011 van de aanbesteding concessies OV Regio Utrecht .
Pagina 7 van 7
R~gio ' Utrecht algemeen bestuur Agendapunt
6
Nr.
2011-03308 2
Bijlage
14 december 2011 Portefeuillehouder
A.J. Gerritsen
2012-007
Onderwerp Financiële toekomst en rol BRU en gemeenten m.b.t. Regiotaxi 2013-2020
Voorstel AB besluit 1. Op 1 januari 2013 worden de gemeenten verantwoordelijk voor Regiotaxi Utrecht. BRU blijft het contractbeheer uitvoeren en stelt vanuit de Brede Doeluitkering verkeer (BDU) een gelimiteerd bedrag beschikbaar. 2. Vanaf 1 januari 2013 stelt BRU jaarlijks een budget vanuit de BDU beschikbaar voor Regiotaxi Utrecht ter hoogte van € 3,28 miljoen per jaar. 3. Er komt een afbouwregeling waarbij het maximaal budget wordt afgebouwd van € 5,0 miljoen in 2013 naar€ 3,28 miljoen in 2017. Mocht blijken dat de totale kosten over 2012 voor BRU lager zijn dan het maximale BDU plafond van € 5,0 miljoen, dan is dat bedrag het startbedrag voor de afbouwregeling in 2013. 4. Regiotaxi Utrecht wordt gecontinueerd voor de uitvoering van het zowel het Wmo als het CW vervoer in de 9 gemeenten. 5. De beheersorganisatie inclusief contractbeheer van Regiotaxi Utrecht wordt ondergebracht bij BRU (zoals in huidige situatie). BRU behartigt de belangen van gemeenten hierin en BRU managet Regiotaxi Utrecht. Gemeenten geven echter invulling aan het product en de spelregels van Regiotaxi Utrecht met inachtneming van de uniforme uitstraling van het product Regiotaxi. 6. De kosten van de BRU beheerorganisatie van totaal € 200.000 per jaar worden afgetrokken van het beschikbare BDU budget voordat het budget verdeeld wordt over de gemeenten. 7. In een nog op te stellen samenwerkingsovereenkomst tussen BRU en gemeenten worden vastgelegd: a. De financiële afspraken met betrekking tot Regiotaxi Utrecht b. De wijze waarop en de voorwaarden waaronder de BDU gelden worden verdeeld c. Afspraken over de beheerorganisatie van BRU en de kosten die hiermee gemoeid zijn. d. Dat de gemeenten de hoogte van de reizigersbijdragen van Wmo/65+ geïndiceerden vaststellen en het DB van BRU de hoogte van de reizigersbijdrage voor de OV reiziger vaststelt. 8. De jaarlijkse stijging van de vervoerskosten wordt vanaf 2012 jaarlijks in de eigen bijdrage van de reizigers verwerkt zodat de kostendekkingsgraad van Regiotaxi Utrecht op niveau blijft. 9. Indien gewenst, worden de gemeenten door BRU ondersteund met het nemen van maatregelen om het gebruik van Regiotaxi Utrecht te "managen". 10. De totale extra kosten die gemoeid zijn met de overgangsregeling periode 2013 - 2020 bedragen € 3,2 miljoen. 11. De vastgestelde besparingsmaatregelen worden aangepast en de bovengenoemde financiële besluiten vormen de basis voor de meerjarenraming van BRU. Ten aanzien van de besparingsmaatregelen (periode 2011-2014) gelden voor dit besluit de jaartallen 2013 en 2014.
Pagina 1 van 6
Alternatief WMO-wethouders Naar aanleiding van een initiatief van de Wmo-wethouders van de BRU-gemeenten wordt het volgende alternatieve voorstel aan het AB voorgelegd waarbij voor Regiotaxi Utrecht een budget van € 4,2 miljoen per jaar beschikbaar wordt gesteld. Dit voorstel beantwoordt niet aan de financiële doelstellingen van BRU; het dagelijks bestuur zal zich echter niet verzetten indien het algemeen bestuur voor dit alternatief kiest. Het jaarlijks terugkerende miljoen aan extra uitgaven van regiotaxi gaan overigens wel ten koste van openbaar vervoer exploitatie. 1.
Het budget voor de financiering van Regiotaxi wordt niet afgebouwd naar € 3,28 maar naar
€ 4,2 miljoen met daarbij de onderstaande afbouwregeling. jaar 1 plafond BDU
€ 5.000.000
jaar 2
jaar 3
€ 4.800.000
€ 4.600.000
jaar 4
€ 4.400.000
jaar 5
€ 4.200.000
2. Gemeenten en BRU gaan werken aan een harmonisering van de reizigersbijdragen . De punten 4 t/m 11 van het DB-voorstel zijn van toepassing.
Aanleiding Per medio augustus 2013 eindigen de huidige overeenkomsten van Regiotaxi Utrecht en dient opnieuw Europees aanbesteed te worden. Organisatorisch en qua uitvoering is Regiotaxi Utrecht nu een succes . De kosten voor Regiotaxi Utrecht stijgen jaarlijks. Regiotaxi Utrecht is onbetaalbaar geworden. Daarom heeft Bestuur Regio Utrecht een financieel onderzoek laten doen naar de manier waarop de betaaibaarheid van Regiotaxi Utrecht over de periode 2013- 2020 beheerst kan worden . Op 5 oktober 2011 heeft BRU een bijeenkomst georganiseerd voor de Wmo wethouders van de BRUgernaenten over dit onderwerp. Na dit overleg hebben de Wmo wethouders een brief opgesteld waarin zij zich uitspreken over het voorstel. De brief is als bijlage bij deze nota gevoegd. Deze brief is aan de orde gesteld in het DB van 21 november 2011. Het DB heeft besloten om naast het eigen voorstel ook het alternatieve voorstel van de Wmo-wethouders aan het AB voor te leggen zodat het AB dit voorstel kan betrekken bij de besluitvorming.
Toelichting Voorstel DB aan AB: Per medio augustus 2013 eindigen alle overeenkomsten tussen vervoerders en Regiotaxi Utrecht na een contractperiode van vier jaar plus een éénmatige verlenging van twee jaar en dient BRU Regiotaxi Utrecht opnieuw Europees aan te besteden. Sinds de start in augustus 2007 is de uitvoeringskwaliteit van Regiotaxi Utrecht gestaag toegenomen en op dit moment is Regiotaxi Utrecht een succes. Er worden meer ritten gereden, het aantal pashouders neemt nog maandelijks toe, het aantal klachten is onder de gestelde bestaksnorm en het op tijd uitvoeren van de ritten is meer dan acceptabel. Sinds de start heeft geen enkele prijsverhoging plaatsgevonden als het gaat om de zogenaamde eigen bijdrage van de reizigers . Jaarlijks zijn vervoerskosten wel geïndiceerd conform bestek hetgeen heeft geleid tot een verlaging van de kostendekkingsgraad tot 33%. In vergelijking: het "normale" openbaar vervoer kent een gemiddelde kostendekkingsgraad van ruim 50% en een jaarlijkse indexering. De huidige financiële constructie van Regiotaxi Utrecht kent geen plafond . Regiotaxi Utrecht is voor BRU onbetaalbaar geworden. Om de (financiële) toekomst van Regiotaxi Utrecht te borgen heeft het dagelijks bestuur in haar vergadering van 28 februari 2011 besloten om een financieel onderzoek te
Pagina 2 van 6
') 0 1 ~.~ L.
,_
t)\
07
laten plaatsvinden onder begeleiding van een stuurgroep. Het onderzoek is integraal bijgevoegd . Het onderzoek dient als basis voor de verdere uitwerking van de organisatie van Regiotaxi Utrecht. Conclusies en adviezen uit het onderzoek integraal weergegeven (hoofdstuk 7 van het onderzoek): 1 . De gemeenten hebben de meeste invloed op het gebruik en de kosten van Regiotaxi Utrecht. De gemeenten bepalen wie er toegang heeft tot Regiotaxi Utrecht en bepalen de hoogte van de reizigersbijdrage van de grootste groep gebruikers; de groep Wmo/65+ reizigers. BRU heeft slechts beperkt invloed op het gebruik. BRU bepaalt de hoogte van de reizigersbijdrage van een kleine groep gebruikers; de CVV reizigers (vrije reizigers). Daarnaast heeft BRU via het contractbeheer invloed op de kwaliteit van het vervoer. Omdat BRU slechts zeer beperkt invloed heeft op de kosten van Regiotaxi Utrecht, wordt geadviseerd de gemeenten een zwaardere rol te geven ten aanzien van Regiotaxi Utrecht. 2. Omdat BRU slechts beperkte invloed heeft op het gebruik en de kostenontwikkeling van Regiotaxi Utrecht en de belaidsverantwoordelijkheid voor de grootste groep gebruikers (Wmo/65+) van Regiotaxi Utrecht bij de gemeenten ligt, wordt BRU geadviseerd een plafond in te stellen op de hoogte van de BDU subsidie die BRU voor Regiotaxi Utrecht beschikbaar stelt. Voorgesteld wordt een 1 plafond in te stellen met een hoogte van € 3,28 miljoen (prijspeil 201 0) . 3. Voorgesteld wordt om de maximale BRU-bijdrage van € 3,28 miljoen per jaar te verdelen over de deelnemende gemeenten op basis van het aantal inwoners per gemeente. Op basis van deze verdeelsleutel is het mogelijk de BDU te verdelen zonder dat onderscheid wordt gemaakt tussen de gemeenten. Om de overgang tussen de huidige situatie en de verdeling van BDU op basis van inwoners per gemeente soepel te laten verlopen wordt geadviseerd te starten met een verdeelsleutel die deels gebaseerd is op de kosten van 2010 en deels op basis van het aantal inwoners per gemeente. In de onderstaande tabel wordt een concreet voorstel gedaan. jaar 2
jaar 1
jaar 3
jaar 4
jaar 5
Verdeelsleutel kosten 2010
80%
60%
40%
20%
0%
Verdeelsleutel inwoners
20%
40%
60%
80%
100%
Om de gemeenten in de gelegenheid te stellen beleidaanpassingen te realiseren wordt geadviseerd een overgangsregeling te treffen waarbij de BDU afgebouwd wordt van € 5 miljoen naar een plafond van € 3,28 miljoen per jaar. Op de onderstaande bedragen worden voor de verdeling de beheerkosten nog in mindering gebracht. jaar 1 plafond BDU
jaar 2
€ 5.000.000
jaar 3
€ 4.500.000
jaar 4
€ 4.000.000
jaar 5
€ 3.500.000
€ 3.280.000
Op basis van de bovenstaande verdeelsleutels en de overgangsregeling ziet de verdeling van de BDU er als volgt uit: Maximaal te ontvangen BDU per gemeente op basis van voorgestelde verdeelsleutels en afbouwregeling Bunnik
M
"
"
10
0N
0 N
0 N
0
.....
N
N
::::>
::::> 0
::::> 0
::::> 0
::::> 0
0
co
g
€97.131
€ 92 .737
€ 87.162 € 469 .781
€ 325.296
€ 224.477
€ 326.083
€277.927
€ 253.527 € 205.990
co
co
co
€ 80.404
€ 79.227
De Bilt
€ 832 .262
Houten
€ 428.735
Maarssen
€ 162.251
€ 638.770 € 376.352 € 180.172
€ 190.504
€ 193.249
Nieuwegein
€518.101
€ 460.225
€ 403.698
€ 348.518
€ 322.190
€ 2.491.478
€ 2.225 .226
€ 1.962.775
€ 1.704.125
€ 1.584.541
Utrecht 1
Dit bedrag is het opgebouwde BDU-bedrag voor Regiotaxi Utrecht bij overgang van de suppletieregeling (voorloper van de BDU) naar de BDU. Pagina 3 van 6
Vianen Zeist IJsselstein
€ 119.888 € 267.182
€ 105.636 € 322.190
€ 144.300
€ 105.521 € 304.607 € 160.353
€ 4.000.000
€ 3.500.000
€ 3.280.000
€ 112.367 € 303.330
€ 82.971
€117 .156 € 290.855 € 118.506
€ 5.000.000
€ 4.500.000
€ 182.222
Van de bovenstaande bedragen dienen eerst nog wel de beheerkosten van € 200.000 afgetrokken te worden. 4. Geadviseerd wordt om Regiotaxi Utrecht te continueren als vervoersysteem voor de uitvoering van zowel het Wmo als voor het CVV vervoer. De combinatie van Wmo- en CW vervoer binnen Regiotaxi Utrecht leidt tot een kostenefficiënt vervoersysteem . Indien de gemeenten apart een dergelijk vervoersysteem zouden opzetten, zouden de beheerkosten aanzienlijk hoger uitvallen. Behalve het instellen van een maximale ritlengte van 5 OV zones, zijn er geen kostenbesparende maatregelen t.a.v. het product Regiotaxi Utrecht te benoemen. 5. Geadviseerd wordt om ook de uitvoering van het contractbeheer doorBRUte continueren. De uitvoering is kostenefficiënt en de kwaliteit van de uitvoering is goed. Bij de gemeenten is weinig kennis op dit terrein aanwezig . 6. Indien besloten wordt bovengenoemde adviezen op te volgen, dan dient er een samenwerkingsovereenkomst opgesteld te worden tussen BRU en de gemeenten, waarin wordt vastgelegd: • de financiële afspraken met betrekking tot Regiotaxi Utrecht. • de wijze waarop, en de voorwaarden waaronder de verdeling van de BDU over de gemeenten plaats kan en mag vinden. • de afspraken over de kosten en de uitvoering van het opdrachtgeverschap en contractbeheer voor Regiotaxi Utrecht door BRU in opdracht van de gemeenten. 7. De kosten van het Regiotaxi Utrecht vervoer in 2010 bedroegen bijna € 8,5 miljoen. BRU betaalde bijna € 5,7 miljoen (67%) van de kosten vanuit de BDU, de gemeenten ruim € 1,9 miljoen (23%) en de reiziger€ 0,8 miljoen (10%). 8. De verwachting is dat bij ongewijzigd beleid het aantal ritten, en de kosten van Regiotaxi Utrecht de komende jaren zullen stijgen als gevolg van het toenemend aantal Wmo geïndiceerden, de goede kwaliteit en de betrouwbaarheid van het vervoer. 9. De kostendekkingsgraad van Regiotaxi Utrecht is erg laag. Geadviseerd wordt om de reizigersbijdrage fors te verhogen. Het DB vanBRUis en blijft bevoegd om de hoogte van de reizigersbijdrage van de OV reiziger vast te stellen (wettelijke taak DB). De gemeenten stellen de gereduceerde reizigersbijdragen voor Wmo en 65+ reizigers vast. 10. Aangezien er geen (wettelijke) noodzaak is om 65+ reizigers tegen een gereduceerd tarief te laten reizen, kunnen gemeenten overwegen om te stoppen met het laten reizen van de doelgroep 65+ tegen gereduceerd tarief. Een besparing voor BRU van € 0,43 miljoen per jaar. Besparing gemeenten € 0,13 miljoen per jaar. 11. In 2010 werden met Regiotaxi Utrecht 484.565 ritten gereden. De aanvullende OV functie van Regiotaxi Utrecht is zeer beperkt. Zo'n 10% tot 16% van het aantal ritten wordt gemaakt door CVV reizigers. De overige 86% tot 90% van de ritten worden gemaakt door WM0/65+ reizigers. 12. BRU wordt geadviseerd om, indien gewenst, de gemeenten te ondersteunen met het nemen van maatregelen om het gebruik van Regiotaxi Utrecht te "managen". Ter aanvulling: onder punt 11 van bovenstaande conclusies wordt gesteld dat de aanvullende OV functie van Regiotaxi Utrecht zeer beperkt is. In de regionale OV-visie (concept DB BRU 20 juni 2011, pag.19 laag 3: individueel vervoer) is hierover het volgende opgenomen: 'Individueel vervoer gebeurt bij voorkeur overwegend per fiets, zeker in het stedelijk gebied. Dit is het geval bij korte ritten en bij voor- en natransport van het openbaar vervoer. Voor langere verplaatsingen speelt de auto een grote rol. Voor de zeer kleine groep reizigers die zich wil verplaatsen zonder gebruik te maken van fiets, auto of het dragende en servicenetwerk, is de Regiotaxi beschikbaar. Het gaat hierbij om minder dan Pagina 4 van 6
2012~007. 0,5% van de CV-verplaatsingen in deze regio,met name om vervoer van en naar gebieden zonder lijngebonden openbaar vervoer. Om de fiets en de auto in het voor- en natransport te faciliteren en deels te stimuleren, zijn voorzieningen bij knooppunten essentieel.' Indien het algemeen bestuur instemt met de adviezen , blijft in feite de huidige uitvoerings/beheersorganisatie intact. Wat wezenlijk verandert is de positie van de deelnemende gemeenten binnen Regiotaxi Utrecht. Was er in de "oude" organisatie nog sprake van een soort "gedeelde" verantwoordelijkheid met een zwaardere rol voor BRU, in de nieuwe situatie ligt de verantwoordelijkheid bij de gemeenten. Een terechte conclusie want iedere gemeente heeft een eigen WMO- en ouderenbeleid en dit beleid kan binnen de nieuwe structuur van Regiotaxi Utrecht beter, directer en financieel verantwoord tot uiting worden gebracht. Tevens kan het product Regiotaxi beter aangepast en afgestemd worden aan de behoeften van de WMO gerechtigden. De rol van BRU wordt beperkt tot beheerder, bewaker (van uitstraling en uniformiteit) en manager van Regiotaxi Utrecht op een (kosten) efficiënte manier. Zou BRU dit niet doen dan dient iedere gemeente zelf Europees aan te besteden en een eigen beheersorganisatie in te richten. Tevens is BRU verstrekker van de jaarlijkse subsidie vanuit de BDU aan de gemeenten. Voorwaarde hierbij is wel dat gemeenten binnen Regiotaxi Utrecht mogelijkheden bieden voor vrije reizigers. Hiermee wordt het systeem gekenmerkt als openbaar vervoer. De jaarlijkse financiële bijdrage is vast en begrensd voor BRU . Gemeenten hebben zekerheid vanwege de jaarlijkse vaste bijdragen vanuit BRU en doordat gemeenten zelf verantwoordelijk zijn voor het (financiële) beleid hebben de gemeenten vanwege de nieuwe positie binnen Regiotaxi Utrecht de mogelijkheid Regiotaxi tussentijds, ook financieel, bij te sturen. Vervolg Indien het algmeen bestuur instemt met bovenstaande adviezen is de volgende stap voor BRU het voorbereiden van een Europese aanbesteding voor Regiotaxi Utrecht. Hiertoe ontwikkelt BRU een projectplan in overleg en met instemming van betreffende gemeenten. WMO wethouders en ambtenaren van gemeenten worden hierbij betrokken. Indien het algemeen bestuur de adviezen overneemt, dienen de besparingsmaalregelen zoals die nu voorliggen met betrekking tot Regiotaxi Utrecht aangepast te worden. Vanwege de voorgestelde overgangsregeling dienen de jaarlijkse budgetten voor Regiotaxi Utrecht tot en met 2017 met de volgende bedragen aangepast te worden : • In 2013 het budget van € 4.050.000 verhogen met € 1.000.000 • In 2014 het budget van € 3.300.000 verhogen met € 1.200.000 • In 2015het budget van € 3.280.000 verhogen met € 750.000 • In 2016 het budget van € 3.280.000 verhogen met € 250.000 De totale kosten die gemoeid zijn met de overgangsregeling bedragen over de periode 2013- 2020 3,2 miljoen Euro. Wanneer het DB instemt met dit model, dan ligt de begroting voor meerdere jaren vast. Voor deze kosten is geen dekking binnen de begroting van Regiotaxi Utrecht. De extra kosten zullen opgevangen moeten worden binnen de begroting programma OV concessie. Tevens dienen de kosten voor Regiotaxi in de besparingsmonitor voor de betreffende jaren bijgesteld te worden . Alternatief voorstel van de Wmo wethouders: De Wmo wethouders van de BRU-gemeenten stellen in de brief (zie bijlage) aan het DB dat zij grotendeels akkoord zijn met de gedane voorstellen . Ook onderkennen de Wmo wethouders dat de gemeenten meer invloed hebben op de toegang en het gebruik van Regiotaxi Utrecht dan BRU . De Wmo wethouders kunnen zich dan ook vinden in de voor gestelde rolverdeling tussen de gemeenten en BRU. Het bedrag van maximaal € 3,28 miljoen dat BRU structureel gaat aanwenden voor Regiotaxi vinden de Wmo wethouders echter te laag . Zij wensen dat er een afbouw gaat plaatsvinden naar € 4,2 miljoen. In de onderstaande tabel wordt de voorgestelde afbouwregeling weergegeven. jaar 1 plafond BDU
€ 5.000.000
jaar 2
€ 4.800.000
jaar 3
€ 4.600.000
jaar4
€ 4 .400.000
jaar 5
€ 4.200.000
Pagina 5 van 6
Op basis van de afgesproken verdeelsleutels en de nieuwe overgangsregeling ziet de verdeling van de BDU over de gemeenten er als volgt uit:
Maximaal te ontvangen BDU per gemeente op basis van de voorgestelde verdeelsleutels en afbouwregeling Bunnik De Bilt Houten Maarssen Nieuwegein Utrecht Vianen Zeist IJsselstein
2013
2014
€ 97.131 € 832.262 € 428.735 € 162.251 € 518.101 € 2.491.478 € 119.888 € 267.182
€ 98.920 € 681.355 E 401.443 E 192.183 € 490.907 E 2.373.574 E 124.967 E 310.245
2015
2016
2017
€ 100.236
E 101.079 E 408.943 € 349.394 € 242.942 E 438.137 € 2.142.328 € 132.656 E 382.935
€ 101.449 € 287.440 € 324.638 € 263.768 € 412.560 € 2.028.986 € 135.266 € 412.560
€ 540.248 € 374.996 € 219.080 € 464.252 € 2.257.191 € 129.223 € 348.830
€ 82.971
€ 126.406
€ 165.945
€ 201.587
€ 233.333
€ 5.000.000
€ 4.800.000
€ 4.600.000
E 4.400.000
€ 4.200.000
Van de bovenstaande bedragen dient voor de verdeling nog wel de beheerkosten van € 200.000 afgetrokken te worden.
Vervolg Indien het algemeen bestuur instemt met het voorstel van de Wmo-wethouders betekent dit een kostenverhoging van € 2,72 miljoen over de periode 2013 tlm 2017 bovenop de kosten zoals deze worden vermeld in het originele voorstel. Indien het algemeen bestuur de adviezen overneemt, dienen de jaarlijkse budgetten voor Regiotaxi Utrecht voor de periode 2013 tot en met 2017 met de volgende bedragen aangepast te worden: • In 2013 het budget van € 5.000.000 verhogen met € 0 • In 2014 het budget van € 4.500.000 verhogen met € 300.000 • In 2015 het budget van € 4.000.000 verhogen met € 600.000 • In 2016 het budget van € 3.500.000 verhogen met€ 900.000 • In 2017 het budget van € 3.280.000 verhogen met € 920.000 Voor deze kosten is geen dekking binnen de begroting van Regiotaxi Utrecht. De extra kosten zullen opgevangen moeten worden binnen de begroting programma OV concessie. Tevens dienen de kosten voor Regiotaxi in de besparingsmonitor voor de betreffende jaren bijgesteld te worden.
het dagelijks bestuur van Bestuur Regio Utrecht,
J.W. van Geuns, secretaris
mr. A. Wolfsen, voorzitter
Pagina 6 van 6
Bestuur
Regio 'Utrecht algemeen bestuur Agendapunt
7
Nr.
2011-03337
Bijlage
6
14 december 2011 Portefeuillehouder
drs. J.J.L.M. Janssen
Onderwerp Toekomst bestuurlijke organisatie regionale samenwerking
Voorstel AB besluit Kennisnemen bespreken van de stand van zaken m.b.t. de toekomst van de bestuurlijke organisatie van de regionale samenwerking
Aanleiding Het kabinetsbesluit m.b.t. de toekomst van de bestuurlijke organisatie en de daarover gevoerde overleggen
Toelichting In de vergadering van het algemeen bestuur op 12 oktober heeft u gevraagd hoe wij uw bestuur en de gemeenteraden willen betrekken bij de discussie over de toekomst van de bestuurlijke organisatie van de regionale samenwerking. De voorzitter heeft toegezegd dat het dagelijks bestuur hierover binnenkort een standpunt zal innemen en dit onderwerp zal agenderen in de eerstvolgende vergadering van het algemeen bestuur. Met deze notitie geven wij uitvoering aan deze toezegging. Hierin informeren wij u tevens over hetgeen wij hierover op 18 november jl. hebben besloten. Aanleiding Op 24 oktober heeft de minister van BZK de visienota 'Bestuur en bestuurlijke inrichting' aangeboden aan de burgemeesters van Amsterdam, Utrecht en Almere en de commissarissen van de Koningin van de provincies in de Noordvleugel (zie aanbiedingsbrief, bijlage 1). Hierin bouwt hij voort op het voornemen uit het regeerakkoord om per 1 januari 2013 de WGR+ af te schaffen en gelijktijdig een infrastructuurautoriteit voor de noordvleugel van de Randstad in te stellen. Hij verzoekt genoemde steden en provincies om een concreet voorstel te doen over de invulling van de samenwerking en het bijbehorende tijdpad. Onlangs heeft de minister de termijn waarop hij dit voorstel verwacht verlengd van 1 januari naar 1 februari 2012 . Op 24 oktober heeft de minister van BZK genoemde visienota tevens aan de commissarissen van de Koningin van de drie noordvleugelprovincies aangeboden met het verzoek om voor 1 januari 2012 een gezamenlijk stappenplan in te dienen voor samenvoeging van de drie provincies (zie bijlage 2). Mochten de provincies van oordeel zijn dat met andere maatregelen dan een fusie materieel hetzelfde duurzaam effect kan worden bereikt, verzoekt de minister op dezelfde termijn een gezamenlijk voorstel hiertoe in te dienen. Pagina 1 van 3
Op 1 november is door de Tweede Kamer een motie aangenomen (motie Brinkman), waarin het kabinet wordt gevraagd te stoppen met initiatieven gericht op een fusie van deze drie provincies. De minister van BZK heeft laten weten dat het kabinet de motie van de PVV naast zich neer zal leggen onder verwijzing naar het proces dat nu wordt doorlopen. Op 2 november heeft de VNG per brief nog eens een dringend beroep gedaan op het kabinet om de middelen voor de Brede Doeluitkering (BDU) verkeer en vervoer ook in de toekomst rechtstreeks beschikbaar te laten blijven voor de grootstedelijke gebieden (zie bijlage 3). Dit na een uitspraak van de minister van I&M dat zij voornemens is om de BDU in zijn geheel naar het Provinciefonds over te hevelen. De VNG stelt dat dit in strijd is met de afspraken in het Bestuursakkoord en dat nooit is afgesproken dat de bevoegdheden zoals die over het lokale openbaar vervoer, worden overgeheveld van de gemeenten naar de provincies. Op 3 november heeft de Raad voor het openbaar bestuur (ROB) op verzoek van de Tweede Kamer gereageerd op de kabinetsnota 'Bestuur en bestuurlijke inrichting' (zie bijlage 4). De Raad voor het openbaar bestuur adviseert de Tweede Kamer om 'meer voortvarendheid en regie' van het kabinet te vragen bij bestuurlijke schaalvergroting in de Randstad. Schaalvergroting acht de Raad onvermijdelijk. Nader onderzoek over nut en noodzaak is al genoeg verricht. Wel moet een zorgvuldige discussie met alle betrokkenen worden gevoerd . De Raad doet voorstellen voor een heldere procesaanpak. De Raad vindt dat de nota van het kabinet nu op twee gedachten hinkt. De Raad meent dat noch een autoritaire top-down-aanpak, noch een vrijblijvende bottorn-up benadering een reële kans van slagen heeft. Daarom stelt de Raad voor eerst de algemene uitgangspunten en randvoorwaarden te formuleren voor de bestuurlijke (her-)inrichting. Op basis daarvan kunnen vervolgens met alle betrokkenen samenhangende afspraken worden gemaakt over een nieuwe afbakening van taken en bijbehorende schaalgrootte. Zo kan zowel in de Noordvleugel (Noord-Holland, Utrecht en Flevoland) als de Zuidvleugel (Zuid-Holland) van de Randstad meer structuur en draagvlak voor het proces worden gecreëerd. Een staatssecretaris of regeringscommissaris moet voltijds leiding gaan geven aan zo'n proces . Tot slot stelt de Raad dat niet alleen economische en financiële motieven een rol mogen spelen bij de (her-)inrichting van het bestuur. Er is tegelijk aandacht nodig voor politieke hervormingen die burgers dichter bij het bestuur kunnen brengen. Want anders bestaat het risico dat schaalvergroting alleen maar tot meer afstand tussen burgers en de overheid leidt. Op 10 november heeft een overleg plaatsgevonden tussen de minister van BZK en de drie burgemeesters en drie commissarissen van de Koningin in de Noordvleugel met als doel om de minister te informeren over de voortgang van het door hem ingezette proces. Hij heeft daarin aangegeven dat hij vasthoudt aan de inhoud van zijn brief. Desgevraagd heeft hij ook aangegeven dat hij vasthoudt aan één infrastructuurautoriteit voor de Zuidvleugel en één voor de Noordvleugel met twee kamers. Dit beschouwt hij als maatwerk .
Standpunt dagelijks bestuur In onze vergadering van 18 november hebben wij, ter wille van een constructieve besluitvorming, besloten om eerst een aantal gezamenlijke uitgangspunten voor het vervolgproces vast te stellen (zie bijlage 5). Deze uitgangspunten bouwen voort op de hierover reeds eerder door ons bestuur ingenomen standpunten en op de afspraken uit bovengenoemde overleggen. Hierin benadrukken we dat het belang van de regio Utrecht voor ons voorop staat en dat organisatiediscussies wat ons betreft altijd primair vanuit de inhoud moeten worden gevoerd. Hierin benadrukken we ook het belang van de democratische legitimatie.
Pagina 2 van 3
Op basis van deze uitgangspunten en op basis van de afspraken van de burgemeesters op 2 november hebben wij opdracht gegeven tot het opstellen van een concept-position paper 'Toekomst grootstedelijk gebied Utrecht', bestaande uit: a. Een verkenning van de mogelijke gevolgen van de voorgenomen afschaffing van de WGR+ (Wet gemeenschappelijke regelingen plus) per 1 januari 2013, o.a. voor de realisatie van de regionale agenda 2011-2014; b. Een verkenning naar kansen en mogelijkheden voor versterking van de samenwerking tussen de gemeenten in de regio Utrecht en met onze partners in de Noordvleugel, inclusief de provincies; c. Conclusies op basis van deze verkenningen, inclusief mogelijke scenario's voor de toekomstige bestuurlijke organisatie. Op 23 november hebben de wethouders verkeer en vervoer van de drie steden en de portefeuillehouders van de twee stadsregio's in de Noordvleugel hun standpunt over de inrichting van de infrastructuurautoriteit aan de minister van I&M overgebracht. (Zie bijlage 6). Ter voorbereiding van de behandeling van de visie van BZK in de Tweede Kamer heeft op 23 november een Rondetafelgesprek plaatsgevonden, waarin de voorzitter van het BRU het woord heeft gevoerd namens de drie steden in de noordvleugeL Aanpak en planning vervolgproces Op 23 november heeft nog een vergadering van de burgemeesters plaatsgevonden waarin een eerste start is gemaakt met de invulling van het position paper. Voor de uitwerking van deze opdracht is een ambtelijke voorbereidingsgroep ingesteld, aangevuld met medewerkers vanuit gemeenten en BRU op het gebied van verkeer en vervoer, economie, wonen/ruimtelijke ontwikkeling en sociaal maatschappelijke innovatie. De opdracht is om dit concept-position paper uiterlijk eind november op te leveren en hierover presentaties voor te bereiden, o.a. voor een volgend overleg van de burgemeesters op 7 december. Opdracht aan deze voorbereidingsgroep is om deze voorstellen tevens af te stemmen met de provincie. Vervolgens is op 13 december een bespreking met de voltallige colleges van de BRU-gernaenten (incl. Woerden) gepland. In uw vergadering op 14 december zullen wij u over de laatste ontwikkelingen informeren en zullen wij dit onderwerp ter bespreking met u agenderen. Ten aanzien van het bovenregionale proces dienen de afspraken die Utrecht hierover maakt met Amsterdam en Almere te worden verbonden met de procesafspraken binnen de regio Utrecht. Dit zal gebeuren onder bestuurlijke verantwoordelijkheid van de voorzitter en de portefeuillehouder bestuur en organisatie.
het dagelijks bestuur van Bestuur Regio Utrecht,
J.W. van Geuns, secretaris
mr. A. Wolfsen, voorzitter
Pagina 3 van 3
Bestuur
Regio 'Utrecht algemeen bestuur
14 december 2011
20'12-007 Agendapunt
8
Nr.
2011-03333 2
Bijlagen
Portefeuillehouder
drs. M.M . van 't Veld
Onderwerp Regionaal Convenant Bedrijventerreinen 2011-2020
Voorstel AB besluit Instemmen met ondertekening van het Regionaal Convenant Bedrijventerreinen 2011-2020 .
Aanleiding Goede afstemming tussen gemeenten is van belang op het gebied van nieuwe en (herstructurering van) bestaande bedrijventerreinen. Zowel op kwalitatief als op kwantitatief gebied. Dit om te voorkomen dat de economische ontwikkeling van de regio wordt gefrustreerd. Hiertoe wordt in de Regionale Agenda kwalitatief en kwantitatief voldoende aanbod van bedrijventerreinen, met een accent op herstructurering nadrukkelijk als speerpunt gezien. De regio Utrecht werkt al lange tijd samen op het gebied van bedrijventerreinen. Van regionaal belang zijn: • •
efficiënt en zorgvuldig ruimtegebruik het hanteren van de SER-ladder' c.q. een regionaal uitgifteprotocol
•
het tijdig beschikbaar hebben van voldoende bedrijventerreinen van de juiste kwaliteit en op de juiste locaties gelegen
•
herstructurering van verouderde bedrijventerreinen en het tegengaan van verrommeling
Herstructurering van bedrijventerreinen krijgt steeds meer aandacht. Door de toenemende druk op de ruimte wordt zorgvuldig gebruik van die ruimte steeds belangrijker. Er is in 2009 door de provincies, vertegenwoordigd in het IPO, de gemeenten, vertegenwoordigd door de VNG en het rijk, vertegenwoordigd door de ministers van VROM, EZ en Binnenlandse Zaken een landelijk convenant bedrijventerreinen 2010-2020 opgesteld. In het landelijke convenant werd afgesproken gezamenlijk een succesvol, duurzaam en economisch verantwoord bedrijventerreinenbeleid te voeren dat bijdraagt aan de economische en ruimtelijke kwaliteit van Nederland. Het landelijke convenant erkent de bedrijventerreinenmarkt bij uitstek als een regionale markt en legt het initiatief duidelijk neer bij samenwerkende gemeenten. De provincie heeft in het landelijke convenant een coördinerende rol gekregen. De vier regio's in de provincie Utrecht maken allen, vanuit regionale samenwerking, een regionaal convenant bedrijventerreinen.
' Middels de SER-ladder wordt een selectief en doelmatig gebruik van de beschikbare ruimte nagestreefd als ook een verhoging van de ruimteproductiviteit De SER-ladder kent de volgende stappen : 1. Gebruik de ruimte die reeds beschikbaar is gesteld voor bepaalde functies en/of door herstructurering beschikbaar gemaakt kan worden . 2. Maak optimaal gebruik van de mogelijkheden om door meervoudig ruimtegebruik de ruimteproductiviteit te verhogen. Indien het voorgaande onvoldoende soelaas biedt is de optie van uitbreiding van het ruimtegebruik aan de orde . 3.
Pagina 1 van 3
Het dagelijks bestuur heeft op 21 oktober besloten het Regionaal Convenant Bedrijventerreinen 2011 2020 aan de colleges van de BRU-gemeenten aan te bieden ter voorbereiding op definitieve besluitvorming in het algemeen bestuur van 14 december. Op 28 oktober is het convenant toegezonden aan de colleges van de BRU-gemeenten
Toelichting Versterking van de regionale economie middels onderlinge afstemming en samenwerking is van belang voor de regio. Er is in nauwe samenwerking met de gemeenten, de provincie en het georganiseerde bedrijfsleven via de Kamer van Koophandel gewerkt aan het regionaal Convenant Bedrijventerreinen. Een gedeelde visie op bedrijventerreinen vormt een basis voor toekomstige beslissingen over het gebruik van de ruimte voor bedrijvigheid. Met als doel voldoende bedrijventerreinen van goede kwaliteit en noodzakelijke ruimte voor de ontwikkeling van (nieuwe) bed rijventerreinen. Vanuit deze noodzaak heeft de regio Utrecht in 2011 een marktanalyse uit laten voeren, tevens is in dit verband de herstructureringsopgave geïnventariseerd. Hierdoor is een zo optimaal mogelijk inzicht verkregen in de mate waarin en de wijze waarop we als regio kunnen voldoen aan de (kwantitatieve en kwalitatieve) ruimtebehoefte van het bedrijfsleven. Aanvullend is bekeken op welke wijze de SERladder kan worden toegepast, zowel op regionaal als op lokaal niveau. De markt c.q. het bedrijfsleven is eveneens geconsulteerd in samenwerking met de Kamer van Koophandel. Op basis van de vastgestelde marktanalyse en de inventarisatie van de herstructureringsopgave is intensief samengewerkt aan het opstellen van voorliggend Regionaal Convenant Bedrijventerreinen. Het convenant dient een aantal doelen: - Het Regionaal Convenant Bedrijventerreinen legt afspraken, wensen en behoeften van de gemeenten vast en biedt een uitvoeringsagenda voor de toekomst. - Het afsluiten van een Regionaal Convenant Bedrijventerreinen biedt een goede basis voor samenwerking met de OntwikkelingsMaatschappij Utrecht (OMU) en de provincie Utrecht. - Het Regionaal Convenant Bedrijventerreinen levert regionale input voor de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie op gebied van bedrijventerreinen. De gemeente IJsselstein heeft besloten geen deel te nemen aan het Regionaal Convenant Bedrijventerreinen met BRU. Dit omdat IJsselstein van mening is specifiek voor het regionaal convenant bedrijventerreinen soortgelijke knelpunten te ervaren als de gemeenten in de regio Utrecht West. In de Regionale Agenda is het voornemen opgenomen om "nieuwe uitvoeringsafspraken te formuleren voor de periode tot 2020 over binnenstedelijke en sociale woningbouw, werklocaties en infrastructuur" op te stellen. De gemaakte afspraken in het Regionaal Convenant Bedrijventerreinen zullen hier deel van uitmaken.
Het Regionaal Convenant Bedrijventerreinen ondersteunt een succesvol, duurzaam en economisch verantwoord bedrijventerreinbeleid voor de regio Utrecht. Het convenant legt een gedegen fundament onder verdere samenwerking op het gebied van bedrijventerreinen in de regio. Na ondertekening van
Pagina 2 van 3
2012-<107 het Regionaal Convenant Bedrijventerreinen zal overgegaan worden tot uitwerking van de afspraken in een uitvoeringsagenda. het dagelijks bestuur van Bestuur Regio Utrecht,
J.W. van Geuns, secretaris
mr. A. Wolfsen, voorzitter
Pagina 3 van 3
R~Q ·o 'Utrecht algemeen bestuur Agendapunt
9
Nr.
2011-03304
Bijlage
6
14 december 2011 Portefeuillehouder
B.J. Lubbinge
2012-007
Onderwerp Aanpassing regionale huisvestingsverordening per 1 januari 2012
Voorstel AB besluit In te stemmen met aanpassing regionale huisvestingsverordening: 1. Inkomen: Artikel 1.1, lid 19 en aanvraag huisvestingsvergunning: artikel 2.2.2, lid 2 2. Verhouding inkomen-huur: artikel 2.3.1 en artikelsgewijze toelichting 3. Vrijstelling bij onttrekking woonbestemming: artikel 3.1.6 4. Vrijstelling splitsingsvergunning: artikel 3.2.1 5. Bestuurlijke boete: artikel 4.2 en tabel in bijlage 2 6. Ingangsdatum 1 januari 2012
Aanleiding De huisvestingsverordening wordt op vijf onderdelen aangepast: 1 Definitie inkomen: Een verzoek van de stichting Woonruimteverdeling Regio Utrecht (SWRU, de samenwerkende corporaties die in de regio Utrecht zorg dragen voor de uitvoering van de regionale woonruimteverdeling). 2 Verhouding inkomen huur: indexatie De overige drie punten zijn op verzoek van de gemeente Utrecht. Vrijstelling splitsingsvergunning voor woningcorporaties (het gaat hierbij niet om fysieke 3 splitsing maar om de splitsing van appartementsrechten. Dit maakt het bijvoorbeeld mogelijk om woonruimte in een complex stuk voor stuk te verkopen.) Vrijstelling meldingsplicht onttrekking woonbestemming, meldingsplicht heeft geen 4 toegevoegde waarde en 5 Opname een tabel voor de bestuurlijke boete. Specificatie in de tabel is noodzakelijk om de bestuurlijke boete toe te passen.
Toelichting In deze notitie een korte toelichting per aanpassing. In de bijlagen worden de aanpassingen verder toegelicht, inclusief de te wijzigen teksten uit de huisvestingsverordening.
1 Inkomen (artikel1.1, lid 19 en artikel 2.2.2, lid 2) In de Huisvestingswet staat aangegeven dat sociale woonruimte zoveel mogelijk met voorrang moet worden toegewezen aan huishoudens die gelet op hun inkomen zijn aangewezen op deze woonruimte. Met de in werking trede van de '90%-norm' 1 is bepaald dat het hier om huishoudens gaat met een inkomen tot € 33.614 en dat de term 'zoveel mogelijk' een ondergrens heeft van 90%. De regionale huisvestingsverordening BRUis per 1 januari 2011 aangepast aan de ministeriële regeling door het stellen van nieuwe inkomensgrenzen. Echter, de definitie van 'inkomen' bij de 90%-norm is anders dan de definitie van het begrip 'inkomen' in de regionale huisvestingsverordening. Voorstel 1: Definitie van het begrip inkomen gelijkstellen aan de 90%-norm
1
Tijdelijks regeling diensten van algemeen economisch belang toegelaten instellingen volkshuisvesting. 3 november 2010 Pagina 1 van 2
2 Indexering inkomens- en huurgrenzen (artikel 2.3.11id 2) Een eis bij de huisvestingsvergunning is de passendheid tussen het inkomen en de huur. In de huisvestingsverordening zijn de passendheidseisen opgenomen in artikel 2.3.1. De huur- en inkomensgrenzen worden jaarlijks geïndexeerd. Met de inwerkingtreding van de 90%-norm per 1 januari 2011 is de grondslag van de gebruikte grenzen voor een deel gewijzigd. Indexatie van de grenzen vindt plaats per 1 januari. De indexatie is echter nog niet geregeld voor de gebruikte huurgrens en inkomensgrens in lid 3, respectievelijk € 450 en € 45.000. De huurgrens staat in relatie tot de maximale huurprijsgrens en het inkomen tot de 90%-norm. Het voorstel is dan ook de indexatie van deze bedragen gelijk te trekken. Voorstel 2a: Huurgrens € 450 en inkomensgrens € 45.000 indexeren Voorstel 2b: Tekst vereenvoudigen en specificeren in artikelsgewijze toelichting. Met dit voorstel wordt impliciet aangegeven dat de huidige belaidsregels met betrekking tot huur en inkomen worden gecontinueerd. In bijlage 6 wordt met een tussenrapportage verder ingegaan op de resultaten van de 90%-norm in de regio Utrecht. 3 Meldingsplicht, onttrekking van woonruimte In de huisvestingsverordening is de vergunningvereiste opgenomen voor het onttrekken van woonruimte aan de woonbestemming. Deze onttrekking, bijvoorbeeld voor een beroep aan huis, kan ook betrekking hebben op een deel van de woonruimte waardoor de woonruimte niet meer geschikt is voor huishouden van dezelfde omvang als voor de onttrekking. Van deze vergunningplicht kan vrijstelling worden verleend als de onttrekking 'te verwaarlozen' is. Hierbij wordt wel de voorwaarde gesteld van een melding . In de praktijk wordt deze meldingsplicht alleen nog in de gemeente Utrecht toegepast. De gemeente Utrecht heeft aangegeven hiermee te willen stoppen. De meldingsplicht heeft geen meerwaarde, vrijstellingen worden zonder uitzondering afgegeven. Voorstel 3: Vervallen meldingsplicht bij onttrekking volgens artikel 3.1 .6 4 Vrijstelling splitsingsvergunning toegelaten instellingen De gemeente Utrecht heeft met de woningcorporaties afgesproken dat het niet nodig is om een splitsingsvergunning aan te vragen. De gemeente heeft hiervoor een voorstel ingediend om een artikel in de huisvestingsverordening op te nemen waarmee woningcorporaties worden vrijgesteld van deze vergunningplicht Het voorstel is besproken met de andere gemeenten (portefeuillehoudersoverleg wonen van 27 november en ambtelijke werkgroep wonen van 6 oktober). In de praktijk blijkt deze afspraak tussen gemeenten en woningcorporaties vaker voor te komen. Gelet op de eenduidigheid van de verordening wordt voorgesteld de wijziging op te nemen voor alle gemeenten. Voorstel4: Toevoeging aan 3.2.1 , splitsingsvergunninq niet van toepassing verklaren 5 Specificatie bestuurlijke boete volgens tabel in verordening In de huisvestingsverordening bestaat de mogelijkheid om een bestuurlijke boete op te leggen bij overtreding van het vergunningstelsel in de huisvestingsverordening. In de verordening wordt een maximale boete genoemd. Een gemeente heeft zelf de mogelijkheid om te variëren in de hoogte van de boete waardoor de boete kan worden afgestemd op de ernst van de situatie. De gemeente Utrecht stelt voor de gestelde boetes in de gemeente Utrecht op te nemen in de regionale huisvestingsverordening. Ingegeven door de toelichting bij de huisvestingswet en voorbeelden uit andere stedelijke regio's . In overleg met de gemeenten is afgesproken het voorstel uit te breiden naar de andere gemeenten. Net als bij punt 4 komt dit ten goede aan de eenduidigheid van de verordening . Dit betekent dat een gemeente bij de vergunninghandhaving gebruik kan maken van deze tabel. Voorstel 5: Specificatie van bestuurlijke boete opnemen in de huisvestingsverordening voor alle gemeenten. artikel 4.2 aanpassen en tabel in bijlage opnemen. het dagelijks bestuur van Bestuur Regio Utrecht,
J.W. van Geuns, secretaris
mr. A. Wolfsen, voorzitter
Pagina 2 van 2
R~Qio 'Utrecht algemeen bestuur Agendapunt
10
Nr.
2011 -03313 1
Bijlage
14 december 2011 Portefeuillehouder
J.A.E. Landwehr
2Ü'i2··007
Onderwerp Vaststellingsbrief Regiobijdrage 2013
Voorstel AB besluit De Vaststellingsbrief Regiobijdrage 2013 vaststellen.
Aanleiding In bijgevoegde Vaststellingsbrief Regiobijdrage 2013 wordt de hoogte van de Regiobijdrage voor het begrotingsjaar 2013 berekend. Na vaststelling door het algemeen bestuur wordt deze brief verstuurd aan de BRU-gemeenten, zodat zij in hun begroting rekening kunnen houden met deze bijdrage. De regiobijdrage per inwoner over 2012 bedraagt € 3,37. Voor 2013 wordt deze bijdrage geïndexeerd met 2% . Deze index is gebaseerd op de consumentenprijsindex alle huishoudens voor 2012 uit de kortetermijnraming september 2011 van het Centraal Plan Bureau (CPB). Hierbij wordt voor 2013 uitgegaan van dezelfde index als voor 2012. De regiobijdrage per inwoner voor 2013 komt hiermee op € 3,44. In de berekening voor 2012 waren voor de gemeente Stichtse Vecht alleen de inwoners van de voormalige gemeente Maarssen meegenomen. Met de inwoners van de voormalige gemeenten Breukelen en Loenen was geen rekening gehouden . Voorgesteld wordt om per 2013 wel uit te gaan van het totale inwoneraantal van de gemeente Stichtse Vecht. Mocht het besluit dat de gemeente Stichtse Vecht in 2012 neemt over deelname aan Bestuur Regio Utrecht hiertoe aanleiding geven, dan wordt de bijdrage van Stichtse Vecht conform dit besluit aangepast.
Toelichting In haar vergadering van 12 oktober 2011 heeft het algemeen bestuur besloten de Kadernota te vervangen door een Vaststellingsbrief Regiobijdrage. Deze Vaststellingsbrief is nu voor het eerst opgesteld. In deze brief wordt de hoogte van de Regiobijdrage vastgesteld voor het begrotingsjaar 2013. Dit gebeurt in een vroegtijdig stadium, om de BRU-gemeenten tijdig te kunnen informeren over de hoogte van hun bijdrage aan BRU. Zij kunnen hier in hun begroting voor 2013 rekening mee houden. Bij de bepaling van de gemeentelijke regiobijdrage wordt voor de afrekening uitgegaan van het aantal inwoners. Hierbij worden de meest recente gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek gehanteerd. Op het moment van opstellen van deze brief gaven deze meest recente cijfers het aantal inwoners per 1 januari 2010.
Pagina 1 van 2
De regiobijdrage per inwoner over 2012 bedraagt € 3,37 . Voor 2013 wordt deze bijdrage geïndexeerd met 2%. Deze index is gebaseerd op de consumentenprijsindex alle huishoudens voor 2012 uit de kortetermijnraming september 2011 van het Centraal Plan Bureau (CPB). Hierbij wordt voor 2013 uitgegaan van dezelfde index als voor 2012. De regiobijdrage per inwoner voor 2013 komt hiermee op € 3,44 . In 2011 is de regiobijdrage met 5% gekort als tegemoetkoming naar de deelnemers toe. In 2012 is de bijdrage niet geïndexeerd. De kosten voor Bestuur Regio Utrecht zijn in de afgelopen jaren door inflatie wel gestegen. De extra ontvangen bijdrage zal worden gebruikt om de gestegen kosten op te vangen zodat het beleid op gelijkblijvend niveau kan worden uitgevoerd. Bovenstaande leidt tot de volgende bedragen per gemeente: Gemeente De Bilt Bunnik Houten IJsselstein Nieuwegein Stichtse Vecht* Utrecht Vianen Zeist Totaal
Aantal inwoners 42.017 14.459 47.622 34.226 60.896 62.781 307.081 19.647 60.286 649.015
Regiobijdrage excl. index (€ 3,37 per inwoner) € 141.597 € 48.727 € 160.486 € 115.342 € 205.220 € 211 .572 € 1.034.863 € 66.210 € 203.164 E 2.187.181
Regiobijdrage incl. index (€ 3,44 per inwoner) E 144.538 E 49.739 E 163.820 E 117.737 E 209.482 E 215.967 E 1.056.359 E 67.586 E 207.384 E 2.232.612
' Op 1 }anuart 2010 bestond de gemeente Sttchtse Vecht nog niet. In deze tabel zijn daarom de mwonaraantallen van de drte voormalige gemeenten Breukelen, Loenen en Maarssen bij elkaar opgeteld.
In de Programmabegroting 2013, die in juni 2012 ter vaststelling aan het algemeen bestuur zal worden aangeboden, wordt uitgegaan van deze beschikbare middelen vanuit de Regiobijdrage.
het dagelijks bestuur van Bestuur Regio Utrecht,
J.W. van Geuns, secretaris
mr. A. Wolfsen, voorzitter
Pagina 2 van 2
R;Qio 'Utrecht algemeen bestuur Agendapunt
Nr. Bijlage
14 december 2011
11 2011-03316 1
Portefeuillehouder
J.A.E. Landwehr
/01?- 0 07 Onderwerp Normenkader 2011
Voorstel AB besluit Instemmen met het geactualiseerd normenkader (bijlage 1)
Aanleiding Controle verordening art. 213 Gemeentewet (start van de accountantscontrole 2011)
Toelichting In het kader van de opdrachtverstrekking aan de accountant is het noodzakelijk dat u het geactualiseerde normenkader vaststelt. Het controleprotocol is in 2009 vastgesteld voor een periode van 5 jaar wat inhoudt dat deze geldig is tot en met de controle over 2013. Dit protocol zal alleen tussentijds worden aangepast als de accountantscontrole daar aanleiding toe geeft. Bij de interne regelgeving zijn wijzigingen geweest. Het normenkader is daarop aangepast.
het dagelijks bestuur van Bestuur Regio Utrecht,
J.W. van Geuns, secretaris
mr. A. Wolfsen, voorzitter
Pagina 1 van 1
R~Qio 'Utrecht algemeen bestuur Agendapunt
Nr.
12 2011-03315
14 december 2011 Portefeuillehouder
J.A.E. Landwehr
2 Û 1 2. - 0 0 7
Bijlage
Onderwerp Besparingsmonitor 2011-2014
Voorstel AB besluit 1. 2.
3.
De volgende besparingsmonitor ter besluitvorming (vaststelling) op de agenda van het algemeen bestuur plaatsen in februari in plaats van december. Kennisnemen van de relevante ontwikkelingen die zich bij het uitvoeren van de besparingsmaatregelen hebben voorgedaan ten opzichte van de besparingsmonitor van 12 oktober. De besparingsmonitor twee keer per jaar (in februari en oktober) in plaats van drie keer per jaar behandelen in het algemeen bestuur.
Aanleiding Tijdens de vergadering van het algemeen bestuur van 12 oktober stond de besparingsmonitor voor het eerst op de agenda. Aangezien er ten opzichte van deze besparingsmonitor weinig verandering heeft plaatsgevonden, is het wenselijk dat de besparingsmonitor pas tijdens de volgende vergadering van het algemeen bestuur in februari weer wordt geagendeerd en in het vervolg slechts twee keer per jaar in plaats van drie keer per jaar. Halfjaarlijkse behandeling volstaat om het algemeen bestuur voldoende te informeren over de voortgang. Dit sluit ook aan bij de evaluatie van de kwaliteitsslag van de P&C-cyclus die in oktober in het algemeen bestuur is vastgesteld. Ter vervanging van de toegezegde besparingsmonitor in december, worden hieronder de relevante ontwikkelingen beschreven ten opzichte van de besparingsmonitor die op 12 oktober in het algemeen bestuur behandeld is: CV-tariefsverhoging (maatregel A2 en A3): inmiddels is de strippenkaart door het Rijk volledig afgeschaft, waardoor de beoogde tariefsverhoging in januari 2013 kan plaatsvinden. Scherper nieuw contract Regiotaxi en taakstellende bijdrage BRU (maatregel A5): in het algemeen bestuur van 14 december staat dit onderwerp op de agenda. Na definitieve besluitvorming over dit onderwerp is duidelijk wat het financiële effect hiervan is voor de besparingsmaatregelen. Extra snelheidverhogende maatregelen OV (maatregel A6): hiervoor loopt inmiddels het onderzoek naar de knelpuntlocaties in de doorstroming aan de hand van GOVI-gegevens (positiegegevens van de bus).
Pagina 1 van 2
Toelichting De besparingsmonitor geeft informatie over de voortgang bij de besparingsmaatregelen. het dagelijks bestuur van Bestuur Regio Utrecht, J.W . van Geuns, secretaris
mr. A. Wolfsen, voorzitter
Pagina 2 van 2
R~Qio ' Utrecht algemeen bestuur Agendapunt Nr.
13 2011-03312
14 december 2011 Portefeuillehouder
J.A.E. Landwehr
Bijlage
Onderwerp Financiële verordening 2012
Voorstel AB besluit De Financiële Verordening 2012 vaststellen.
Aanleiding De financiële verordening is een belangrijk instrument van het algemeen bestuur om invloed uit te oefenen op het financiële proces. Met de verordening regelt het algemeen bestuur op hoofdlijnen de spelregels voor het financieel beleid. Met de financiële verordening creëert het algemeen bestuur de waarborg voor de kwaliteit van de financiële functie van BRU. Ook geeft de verordening een nadere aanvulling aan de (financiële) verantwoording van het dagelijks bestuur aan het algemeen bestuur. Gezien deze belangrijke functie verdient de inhoud van de financiële verordening aandacht van het algemeen bestuur. De voorliggende financiële verordening is een geactualiseerde versie van de financiële verordening die is vastgesteld door het algemeen bestuur op 13 oktober 2010. De artikelen 1, 2, 3, 4 en 6 van de financiële verordening worden gewijzigd conform het door het AB genomen besluit van 12 oktober 2011 in het kader van de Evaluatie Kwaliteitsslag P&C-cyclus. Dit besluit wordt hierbij geëffectueerd. De artikelen 10 en 14 worden gewijzigd om het beleid op het gebied van afschrijving van en rentetoerekening aan vaste activa verder te specificeren. Dit is nodig vanwege het beheer en onderhoud van de tram . De gewijzigde financiële verordening gaat per 1 januari 2012 in.
Pagina 1 van 12