Pensioenen en uitkeringen BABYBOOMERS Velen hebben een mening over wie er nu het meest slecht af is, welke groepen geen of minder bescherming behoeven, wie de sterkste schouders heeft. De Nederlandsche Bank (DNB) stelde op haar website van 25 oktober jl.: In de afgelopen twintig jaar zijn de ver- ktze bd R.J. Meijer mogens van huishoudens sterk gegroeid. Toch is de huidige generatie jonge huishoudens kwetsbaarder bij financiële tegenslag. De grotere financiële kwetsbaarheid van jongere huishoudens, zo zegt DNB, hangt samen met de Nederlandse huizenprijsontwikkeling. Eind jaren negentig zijn de huizenprijzen hard gestegen, maar sinds 2008 zijn die weer gedaald. Veel huishoudens die in het afgelopen decennium voor het eerst een woning hebben gekocht, hebben wel een deel van de prijsdaling meegemaakt, maar niet de explosieve stijging die daaraan vooraf ging. Dit waren vooral jongere huishoudens. Door DNB wordt hier onterecht jong tegen oud afgezet. Want was het niet zo dat de oudere generatie die prijsdalingen ook al eens had meegemaakt. Eind jaren zeventig, begin jaren tachtig zakten de huizenprijzen in met zo’n 25%. Dit omdat de rente toen steeg tot 11 à 12%.
Recentelijk (oktober 2012) stelde de directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) dat één-oudergezinnen en gezinnen van jonge dertigers het moeilijk hebben. Ouderen hebben het minst te klagen, zei hij. Er is in dit land meer behoefte aan een 30-plus partij dan een 50-plus-partij. Daarentegen stelde het Centraal Plan Bureau (CPB) in een eerdere generatievergelijkingsstudie (Lifetime Generational Accounts for the Netherlands, Harry ter Rele and Claudio Labanca, CPB Discussion Paper 170, 4 maart 2011): Het zijn de twintigers, dertigers en veertigers die het meest profiteren van de verzorgingsstaat, niet de babyboomers. Dit blijkt uit een studie van het CPB waarbij gekeken werd naar de belastingen en premies die iemand in zijn leven afdraagt en naar de overheidsvoorzieningen die hij ontvangt. Uitgangspunt van de studie was de situatie van juni 2010. In 2010 werd duidelijk dat er in ons land flink moest worden bezuinigd en dat onder meer de AOW-leeftijd zou moeten worden verhoogd. De studie begint bij de eerste naoorlogse geboortegolf. Opvallend is dat de mensen die tussen 1946 en 1948 geboren zijn meer hebben betaald dan ontvangen. “Dus het is aannemelijk dat dat nog sterker geldt voor mensen die vóór 1946 zijn geboren”, aldus CPB-onderzoeker Harry ter Rele. De voornaamste verklaring hiervoor is dat de naoorlogse jaren karig waren. Het CPB hield in de berekeningen geen rekening met mogelijke financiële voordelen die de eerste naoorlogse generatie heeft genoten, zoals de stijging van de huizenprijzen of de aandelenkoersen. Hoewel de gewone man dat voordeel niet had - velen hadden geen aandelen en velen hadden geen eigen huis. Van regelingen van vervroegd uittreden hebben de mensen die vóór 1950 zijn geboren, wel het meest voordeel gehad. Volgens het CPB is het voor het eerst dat er bij dergelijke studies ook werd gekeken naar de verdeling van de lusten en de lasten uit het verleden. Tot nu toe werd er alleen gekeken naar de toekomstige kosten en baten, hierbij kwamen de babyboomers juist als profiteurs uit de bus, omdat zij de komende jaren gebruik maken van de AOW en meer zorg nodig hebben. Nu wordt er ook gekeken naar wat zij hebben bijgedragen. Maar wie de noodzakelijke bezuiniging nu wil verdelen tussen de generaties ziet volgens het CPB dat het helemaal niet zo gek is om de babyboomers te ontzien. Want het zijn vooral de huidige dertigers en veertigers die over hun hele leven netto waarschijnlijk het meest zullen ontvangen van de overheid. Een overheid die vooral in de jaren zeventig en tachtig flink heeft gestrooid met de gasbaten. Programmaleider Van der Horst van het CPB waarschuwt echter geen politieke conclusies aan het rapport te verbinden: ‘We bieden met de studie alleen informatie over de verdeling van de collectieve voorzieningen tussen de generaties. We zeggen niets over de verdeling binnen de December 2012
9
generaties.’Zo betaalt een veertiger met een bovenmodaal inkomen netto meer belasting dan hij ontvangt aan overheidsvoorzieningen. Een leeftijdsgenoot met een uitkering ontvangt juist veel meer dan gemiddeld. Hoewel jongeren nog altijd meer ontvangen dan ze betalen aan de verzorgingsstaat zorgt de vergrijzing ervoor dat ze minder profijt gaan hebben. Immers er zijn minder werkenden en meer mensen die AOW krijgen en die soms ook zorg behoeven. Ook de gasvoorraad van Nederland neemt af. Om het systeem betaalbaar te houden zullen voorzieningen moeten worden versoberd. Zo zal de in het regeerakkoord voorgenomen verlaging van het opbouwpercentage voor de komende generaties minder pensioen betekenen. Een voorgenomen verlaging van 0,4% betekent een terugval van circa 20% in pensioenresultaat. Je kunt echter in zijn algemeenheid niet volhouden dat de ene generatie altijd slechter af is dan de andere. Er zijn positieve en minder positieve punten op te noemen in elk tijdperk. Elke (groot)ouder wil dat de (klein)kinderen het zo goed mogelijk hebben en hetzelfde geldt voor de (klein)kinderen ten opzichte van hun (groot)ouders. Het gaat niet op de problemen bij één generatie neer te leggen. Het is mogelijk wel goed om je te realiseren dat de oudsten onder ons het minst lang kunnen wachten op verbeteringen. Dan kan het wel eens te laat zijn. Goudszwaard, commissaris bij DNB, zegt terecht dat het goed is dat er meer aandacht is voor de verdeling over generaties. Hij stelde ook: ‘Als de veranderingen in het pensioenstelsel niet evenwichtig uitpakken moet het anders, anders verdwijnt vroeg of laat het draagvlak voor het stelsel’. Laten we niet te veel stilstaan bij echte of vermeende verschillen. Laten we elkaar wat gunnen (een veel gebruikt woord bij het tot stand komen van het regeerakkoord Rutte II), dan komt het vast wel goed.
HET REGEERAKKOORD EN DE PENSIOENEN Hoe verdeelt het nieuwe kabinet Rutte II nu de lasten? In het regeerakkoord van 29 oktober 2012 worden ombuigingen en lastenverzwaringen ter grootte van circa € 46 miljard in de periode 2010 tot en met Rutte II vermeld. De regeerakkoordplannen van 29 oktober 2012 komen bovenop de eerder aangekondigde maatregelen van kabinet Rutte I en het begrotingsakkoord 2013. In het regeerakkoord VVD-PvdA ‘Bruggen slaan’ staan vele beleidsvoornemens die in wetgeving omgezet moeten gaan worden. Het beleid van dit kabinet kent drie pijlers: de schatkist op orde brengen, eerlijk delen en werken aan duurzame groei. De offers die worden gevraagd, zijn groot. We bezien hier de
10
Mededelingenblad
voornemens op het terrein van pensioenen en sociale voorzieningen. Het voornemen om de zorgverzekeringspremie inkomensafhankelijk te gaan maken is inmiddels terecht verlaten. De VVD-PvdA coalitie vervangt deze controversiële inkomensafhankelijke zorgpremie door een nivellering via de arbeids- en de heffingskorting. Uit de nivellering en uit de navolgende voornemens van het regeerakkoord blijkt een voorkeur voor de sterkste schouders. Het regeerakkoord stelt in zijn algemeenheid: Er zijn weinig of geen landen waar de oudedagsvoorziening zo solide en sociaal geregeld is als in ons land. Wij richten ons beleid met betrekking tot de AOW en de aanvullende pensioenen erop deze voorzieningen ook voor de jonge generaties veilig te stellen. Dat houdt in dat wij de noodzakelijke maatregelen nemen om - nu het aantal ouderen snel groeit en de beroepsbevolking licht zal gaan krimpen - de betaalbaarheid oftewel de houdbaarheid van de AOW en de aanvullende pensioenen te kunnen garanderen. Opmerking (RM): De totale som van betaalde premies aan alle pensioenfondsen is tot heden hoger dan de totale som van alle uitkeringen; dit bij een redelijk vergrijsde / stabiele populatie. Als dit zo zou blijven dan is een omslagstelsel beter dan het pensioen-kapitaaldekkingsstelsel (artikel Auke Plantinga in FD.selections, 12 november 2012). Het is een maatschappelijk aanvaarde norm dat met veertig jaar werken iedereen redelijk in staat moet zijn om een pensioen bij elkaar te sparen van zeventig procent van het gemiddeld verdiende loon. Het Witteveen-kader, de wettelijke regeling waarbij fiscaal aantrekkelijk sparen voor het pensioen mogelijk wordt gemaakt, wordt op deze norm gebaseerd. Dit leidt tot een verlaging van het opbouwpercentage met -0,4%. Opmerking (RM): - 0,4% betekent voor de deelnemer aan het pensioenfonds een lagere pensioenopbouw per jaar van 0,4% op ruim 2% opbouw ofwel een belangrijke vermindering in de pensioenopbouw van circa 20%. Nu minder belastingaftrek en straks minder belastingopbrengsten vanwege de toekomstig veel lagere pensioenen. De in de Wet verhoging AOW- en pensioen-richtleeftijd genoemde maximale jaarlijkse percentages voor de pensioenopbouw worden met nog eens 0,4% verlaagd. Voor eindloonregelingen bedraagt per 1 januari 2014 de maximale jaarlijkse pensioenopbouw dan 1,5% en voor middelloonregelingen 1,75%. De maatschappelijke norm wordt zo maar veranderd van 70% eindloon in 70% middelloon. Met het inkomen boven € 100.000,00 (drie keer modaal) kan niet langer fiscaal gunstig pensioen worden opgebouwd. Opmerking (RM): dit betekent beperken van de aftrekbaarheid van pensioenpremies tot een inkomen van maximaal € 100.000,00. De verwachting is dat mensen voor het inkomensdeel boven de € 100.000,00 zelf wel een pensioenregeling kunnen sluiten.
En dit stelt het regeerakkoord meer specifiek als maatregel: • De AOW-leeftijd wordt geleidelijk verhoogd tot 66 jaar in 2018 en 67 jaar in 2021 en wordt vervolgens gekoppeld aan de stijging van de levensverwachting. • Voor mensen die per 1 januari 2013 deelnemen aan een VUT- of prepensioenregeling en zich niet hebben kunnen voorbereiden op de AOW- leeftijdsverhoging, wordt een overbruggingsregeling ontworpen. De regeling geldt voor deelnemers met een inkomen tot 150 procent van het wettelijk minimumloon en kent een partner- en vermogenstoets (exclusief eigen woning en pensioenvermogen). Mocht invoering per 1 januari 2013 op praktische bezwaren stuiten, dan krijgt de regeling terugwerkende kracht tot die datum. Met de pensioenfondsen wordt de mogelijkheid besproken om ter overbrugging pensioen naar voren te halen. • Er komt een doorwerkbonus voor werknemers van 61 tot 65 jaar met een laag inkomen. Hiermee kan een werknemer die doorwerkt, sparen om de financiële gevolgen van de stijging van de AOW-leeftijd vanaf 2013 op te vangen. Wanneer in 2021 de AOW-leeftijd 67 is kunnen degenen die doorwerken tot 65,5 jaar gemiddeld anderhalf jaar eerder met pensioen zonder er financieel op achteruit te gaan. De doorwerkbonus geldt voor werknemers met een inkomen vanaf negentig procent van het wettelijk minimumloon, is maximaal van 100 tot 120 procent en stopt bij een inkomen van 175 procent van het wettelijk minimumloon. • De uitkering op basis van de algemene ouderdomswet (AOW) voor samenwonende AOW’ers wordt gelijk getrokken met die van gehuwden. • De bezuiniging op de AOW-tegemoetkoming aan personen die een onvolledige AOW-uitkering hebben, wordt teruggedraaid. • De partnertoeslag voor AOW-gerechtigden wordt per 1 juli 2014 ingeperkt. AOW-gerechtigden die samen met hun
partner (die nog niet AOW gerechtigd is), een totaalinkomen hebben van meer dan € 50.000,00 (exclusief AOW) ontvangen niet langer de partnertoeslag. • Er komt (per 2015) een huishoud-uitkeringstoets. Dit voorkomt dat er binnen een huishouden sprake kan zijn van stapeling van uitkeringen, waardoor de inkomsten hoger zijn dan bij de buurman of buurvrouw die aan het werk is. • AOW voor samenwonende AOW’ers wordt gelijk getrokken met die van gehuwden. Opmerking (RM): er zijn samenwonenden situaties waarbij de samenwonenden beiden 70% (wettelijk minimumloon) ontvangen. Dit nu wil men blijkbaar gelijk trekken met het gehuwden AOW, beiden 50% WML.
GENERATIETEGENSTELLINGEN Generatietegenstellingen aanwakkeren en gebruiken voor ‘Verdeel en heers’ door Geert Braam “Ach, de meeste ouderen hebben het goed”, zei een Kamerlid in een bespreking ongeveer vijf jaar geleden. Iemand liet echter de harde cijfers zien over armere ouderen. Antwoord: “Natuurlijk zijn die er wel, maar daar zijn allerlei regelingen voor, zoals de bijzondere bijstand”. De tegenwerping dat dit voor velen een moeizame weg is, werd niet serieus genomen. “Want”, zo vervolgt het Kamerlid, “wat veel ernstiger is, dat we vooral te maken hebben met jongeren die zich benadeeld voelen”. Er komt argwaan bij me op, want is dat een manier om de problemen bij ouderen minder belangrijk te doen schijnen? Dat neemt niet weg dat die jongeren wel een punt hadden. Zij stelden terecht dat ze slecht vertegenwoordigd zijn in overlegorganen zoals de Sociaal Economische Raad; overigens geldt dit ook voor ouderen. Voorts hadden zij twijfel over de vraag of de vakbonden hun belangen wel goed behartigen. Want vakbonden hebben bestuurders die al wat ouder zijn. Vanaf die tijd begonnen de jongeren politiek actiever te worden. Er werd een nieuwe vakbond opgericht met de naam AVV. Die vraagt onder andere aandacht voor honderdduizenden kleine ondernemers, de zogenaamde ZZP-ers. Ook de jongere afdelingen van de vakbonden FNV en CNV laten veel meer van zich horen. Voor die ontwikkeling kan men begrip hebben. Maar ze heeft een bedenkelijke keerzijde. Want dat Kamerlid heeft met vele andere politici bewust of onbewust geluiden verspreid als zou hier van een generatieconflict sprake zijn. En inderdaad is de bewering rond gaan zoemen dat de jongeren moeten opdraaien voor de pensioenen van de ouderen. De organisaties van jongeren beweren herhaaldelijk, dat juist zij bij de pensioentekorten het meeste benadeeld worden. Dat zijn politici en vele andere mensen gaan geloven. In een recente enquête door het bureau Motivaction vindt meer dan de helft van de werknemers dat de rekening van het pensiDecember 2012
11
de Universiteit Twente en mede redacteur van het Tijdschrift voor Gerontologie en Geriatrie. Hij is tevens oud-reserveofficier Koninklijke Luchtmacht. (Bron: Tubantia oktober 2011)
PENSIOENINFORMATIE Dekkingsgraad en indexatie
oentekort wordt doorgeschoven naar de jongeren. ‘Hoe jongeren van hun pensioen worden beroofd’ aldus de kop van een artikel. Het lijkt of er een ware hersenspoeling is opgetreden. Dat is nog niet het ergste. Want dit accent op generatietegenstellingen kan de politici goed van pas komen. Een welbekende tactiek is immers ‘verdeel en heers’. Zo nodig worden tegenstellingen bewust opgeroepen en gebruikt. In het voorbeeld van de pensioenen is dat als volgt: ‘we kunnen de ouderen niet nog meer betalen want dan komen de jongeren in verzet’. Dit is een verdenking die moeilijk te bewijzen is, maar er is wel een duidelijke aanwijzing voor. Want wat de politici absoluut niet doen, is deze tegenstelling krachtig tegenspreken. Dit kan eenvoudig door te wijzen op de levensloop. Er zijn nu eenmaal fasen in het leven waarin een mens zeer afhankelijk is. Dat is de eerste fase waarin men kind is en de laatste fase waarin men oud is. Het is dus volkomen vanzelfsprekend dat de middengeneratie moet zorgen voor de anderen. Natuurlijk kost dit premies van de werkenden en die kunnen onaangenaam hoog zijn. Daar zal men alleen toe bereid zijn als men later ook op zorg en pensioen kan rekenen. Dit vereist keiharde zekerheid. Maar daar wringt de schoen. Want de politici hebben regelmatig de regels veranderd. Zo werd bijvoorbeeld in de jaren negentig de waardevastheid van de pensioenen losgelaten en werden de nabestaandenpensioenen verslechterd. Waar mensen een leven lang op hadden gerekend, werd zeer onzeker. De overheid zelf heeft daarmee wantrouwen opgeroepen en indirect ook generatietegenstellingen. Politiek is een spel van macht. Verdeel en heers is daar een bedenkelijk onderdeel van. Helaas moet men vrezen dat dit vooral ten koste gaat van ouderen en zwakkeren. Prof. Dr. G.P.A. Braam is emeritus hoogleraar sociologie aan
12
Mededelingenblad
De dekkingsgraad van ABP op 31 oktober was 97%. De dekkingsgraad per 30 november publiceert ABP op 14 december (zie hiervoor de website ABP). De dekkingsgraad is een belangrijke graadmeter voor de financiële toestand van pensioenfondsen. Het wel of niet verlenen van indexatie hangt van de financiële positie van het fonds af (art 17.11.1 pensioenreglement). Een gedeeltelijke indexatie wordt gegeven als de dekkingsgraad boven de 105% ligt. Een volledige indexatie als die dekkingsgraad boven de 135% ligt. Het ziet er niet naar uit dat eind 2012 reglementair besloten kan worden tot indexatie of inhaalindexatie per 1 januari a.s. De achterstand van een kleine 10% blijft voorlopig bestaan.
Korten op pensioenen Het bestuur van ABP heeft op 1 februari 2012 een voorgenomen verlaging van de pensioenen met 0,5% per 1 april 2013 aangekondigd. Op basis van de dekkingsgraad per 31 december 2012 beoordeelt ABP de situatie nogmaals. Dan wordt definitief duidelijk of, en zo ja, welke maatregelen exact nodig zijn. Die maatregelen gaan in op 1 april 2013. Over eventuele pensioenkortingen of stijgingen van de premie in 2014 wordt eveneens volgend jaar besloten.
Geen korting van de ouderdomspensioenen opgebouwd vóór 1 juni 2001 Eerder heeft u in het MB kunnen lezen dat er bij de overgang van de ouderdomspensioenen van de militair van Defensie naar het ABP-fonds (op 1 juni 2001) besloten werd tot kapitaaldekking van de militaire pensioenrechten op te bouwen na toetreding tot het fonds. Dat wil zeggen dat de pensioenpremie voor de militair vanaf 1 juni 2001 wordt afgedragen aan ABP. De reeds vóór 1 juni 2001 opgebouwde rechten blijven gedekt vanuit de begroting van Defensie. ABP betaalt de gepensioneerde en declareert vervolgens het pensioendeel opgebouwd vóór 1 juni 2001 bij Defensie. De kapitaaldekking moest op deze wijze geleidelijk aan gestalte krijgen vanwege de hoge kosten voor Defensie. Kortingen op het pensioen voor het pensioendeel gedekt vanuit de begroting kan niet van toepassing zijn. Zowel het reglement (art 17.14.4) als de pensioenwet (art 134) geeft hiertoe geen mogelijkheid. Overigens het korten van de begrotings-gedekte pensioenaanspraken verbetert de financiële positie van het ABPfonds niet. Het besluit tot niet korten met 0,5% per 1 april a.s. is inmiddels genomen in het sectoroverleg Defensie (SOD)
slag meer ontvangen. Dit geldt voor nieuwe instroom. Ook voor bestaande gevallen komt de partnertoeslag echter - weliswaar na een overgangsperiode - te vervallen. Voor actuele informatie: zie de sites van de SVB en ABP.
Toelichting dekkingsgraden
(ProDef bulletin, november 2012, blz. 7). Het besluit moet nog wel worden bekrachtigd door de Pensioenkamer van de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid. De Pensioenkamer is verantwoordelijk voor de aard en inhoud van de pensioenvoorziening van het overheidspersoneel.
Verhoging AOW-leeftijd Begin oktober bereikten de onderhandelaars van VVD en PvdA tijdens de kabinetsformatie een akkoord over een snellere verhoging van de AOW-leeftijd. Volgens het akkoord gaat de AOWleeftijd stapsgewijs omhoog naar 66 jaar in 2018 en 67 jaar in 2021. Het eerste stapje naar een hogere AOW-leeftijd wordt al in 2013 gezet. Vanaf 1 januari 2013 gaat de AOW-leeftijd met één maand omhoog. Wie bijvoorbeeld 65 jaar wordt op 22 januari 2013 krijgt vanaf 22 februari 2013 een AOW-pensioen. Vanaf heden ziet u in uw mijnpensioenoverzicht.nl de hogere pensioendatum als u na 1 januari 2013 AOW-pensioen gaat ontvangen. Wordt u 65 jaar in januari tot mei 2013 dan hebt u inmiddels een brief van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) gekregen over het aanvragen van uw AOW-pensioen. Sociale partners (vakbonden en werkgeversorganisaties) maken thans afspraken op welke manier deze voorstellen in de ABP-regeling worden opgenomen. Zij zijn op dit moment nog hierover in overleg. Sociale partners moeten nog besluiten of een AOW-overbrugging voor mensen met een militair ouderdomspensioen mogelijk wordt.
AOW-toeslag Als u getrouwd bent of samenwoont met een partner die nog niet de AOW-leeftijd heeft, kunt u een toeslag krijgen op uw AOW-pensioen. In 2015 wordt deze toeslag afgeschaft. Dit is reeds lang geleden besloten. In het regeerakkoord is nu ook besloten dat partners met een gezamenlijk inkomen van meer dan € 50.000,00 (exclusief AOW) al per 1 juli 2014 geen toe-
Pensioenfondsen ontvangen pensioenpremies met als doel later pensioenen uit te betalen. Het pensioenfonds moet weten hoeveel geld er in kas moet zijn om de pensioenen nu en in de toekomst uit te betalen Deze zogenoemde pensioenverplichtingen worden berekend met de actuele rente. Als bijvoorbeeld over tien jaar € 100,00 moet worden uitgekeerd en de tienjaarsrente is 2,5% dan moet er nu € 78,12 in kas zijn; 100/(1,025) (bron: Pensioen Federatie 6 november 2012). Hoe lager de rente, hoe meer geld het pensioenfonds dus in kas moet hebben. De dekkingsgraad is gelijk aan de actuele waarde van de gehele beleggingsportefeuille gedeeld door de actuele waarde van het totaal aan pensioenverplichtingen. De overheid eist dat de dekkingsgraad van een pensioenfonds 105% of hoger is. Is de dekkingsgraad lager dan 105% dan moet het pensioenfonds met een herstelplan aangeven hoe het de verplichte 105% denkt te bereiken. Ook moet het pensioenfonds aangeven welke maatregelen het neemt als het herstel niet lukt binnen de termijn die daarvoor staat. Bij een dekkingsgraad onder de minimaal vereiste dekkingsgraad (<105%) is die termijn drie of vijf jaar. Bij een dekkingsgraad onder de vereiste dekkingsgraad (die wordt vastgesteld door DNB en per pensioenfonds verschilt) is de termijn maximaal vijftien jaar.
PENSIOENPERIKELEN Onderwerpen welke in de voorbije periode de aandacht trokken:
Kapitaaldekking militaire pensioenen Diverse vragen kwamen binnen naar aanleiding van de tekst van rayon Spanje in voorgaand MB. Het ging over het wel of niet kapitaal gedekt zijn van militaire pensioenen. Het komt er op neer dat in 2001 de overgang van de militaire pensioenen naar een kapitaal gedekt stelsel door Defensie niet kon worden gerealiseerd uit financiële overwegingen. Het ging om een enorm bedrag, daarvoor moest een oplossing worden gezocht. Die is gevonden. De oplossing is dat de ouderdomspensioenen voor zover opgebouwd vóór juni 2001 (datum omzetting militaire pensioenen naar ABP) worden betaald door ABP, maar ABP declareert de uitbetaalde pensioensom bij de overheid (Defensie). De opbouw van pensioenen na 1 juni 2001 werd kapitaal gedekt. Dat wil zeggen de kostendekkende premies voor de militair die pensioen opbouwt na 1 juni 2001 worden aan het ABP-fonds betaald. Zo groeien we geleidelijk toe naar een kapitaalfonds gedekt pensioen voor alle militairen. December 2012
13
De kaderwet militaire pensioenen zegt het als volgt: “Gezien het bovenstaande vindt de overstap naar een stelsel van kapitaaldekking zijn beperkingen slechts, tegen de achtergrond van de benodigde extra middelen, in het haalbare. Onder de ontbindende voorwaarde van de totstandkoming van deze wet is, na afweging van alle prioriteiten en na consultatie van de Verzekeringskamer, die zich vanuit haar toezichthoudende rol met de doelstellingen van deze wet kan verenigen, met het fonds het volgende principeakkoord gesloten. Overeengekomen is in te zetten op kapitaaldekking voor de pensioenaanspraken die zijn gekoppeld aan de diensttijd die na de toetreding tot het fonds wordt opgebouwd. Zonder dat dit richting de rechthebbenden tot pensioenbreuken leidt, zullen pensioendelen, voortkomend uit de militaire diensttijd daarvoor, door het fonds afzonderlijk worden vastgesteld en bij de ondergetekende (Defensie) gedeclareerd. Die keuze is vanzelfsprekend een compromis. Volledige kapitaaldekking vergt inhaalslagen die thans niet aan de orde kunnen zijn.”
Nabestaandenpensioen Het is goed om te weten dat je nabestaande goed verzorgd achterblijft. Pensioenfondsen en verzekeraars zijn wettelijk verplicht deelnemers van adequate informatie te voorzien over hun pensioenregelingen. Uit onderstaande ontvangen brief blijkt dat (nog) niet alle militairen een goed beeld hebben van de hoogte van hun nabestaandenpensioen. “Enkele weken geleden las ik in Elsevier een bericht over het nabestaandenpensioen en over het feit dat dit op het jaarlijkse pensioenbericht zou moeten staan. Ik heb mijn laatste van het ABP ontvangen pensioenbericht daarop nageslagen, maar daarop geen informatie gevonden over een eventueel nabestaandenpensioen. Het is mij bekend dat in het verleden het nabestaandenpensioen voor militairen 5/7 deel zou zijn van het door de militair te ontvangen pensioen. Nu sedert de negentiger jaren onze pensioenen door het ABP worden uitgekeerd is er kennelijk iets veranderd! Mijn vrouw ontving dit jaar van het PGGM haar pensioenbericht, waarop ook het bedrag van een nabestaandenpensioen stond vermeld. Ik heb daarop het ABP gebeld voor nadere informatie. De mevrouw die ik sprak, vertelde mij dat het nabestaandenpensioen zou zijn vermeld op de achterzijde van het jaarlijkse pensioenbericht. Dat dit echter niet juist was constateerde zij even later zelf toen zij kennelijk mijn laatste pensioenbericht op haar beeldscherm raadpleegde. Zij zou er voor zorgen dat ik per brief zou worden geïnformeerd over mijn nabestaandenpensioen. Deze brief heb ik inderdaad enkele dagen daarna ontvangen en die heeft mij gerustgesteld. Mocht ik onverhoopt overlijden dan blijft mijn echtgenote, financieel gezien, goed verzorgd achter. Voor ons beiden een hele geruststelling! Ik heb daarna via DigiD mijn gegevens ingezien bij het ABP. Op deze site stond niets over een nabestaandenpensioen
14
Mededelingenblad
vermeld. Weer het ABP gebeld. Nu werd mij verteld dat er bij het ABP nog groepen gepensioneerden zijn waarvoor het nabestaandenpensioen nog moet worden berekend. Door alle drukte daar zijn al deze berekeningen nog niet afgerond. Of (gepensioneerde) militairen tot deze bijzondere groepen behoren kon men mij niet vertellen.” Bij de omzetting van onze pensioenen naar ABP in 2001 heeft Defensie de aanspraken op ouderdomspensioen (OP) en nabestaandenpensioen (NP) van een ieder vastgesteld en de pensioenaanspraken omgerekend naar één bedrag (contante waarde per 1 juni 2001). ABP berekende met die contante waarde en met een zogenaamd correctiebedrag het ABP-pensioen op datum met pensioen gaan. Het zou allemaal eenvoudiger worden. Ook de verhouding 5/7 (NP / OP) (tot 1 januari 2004) zou weer worden hersteld. Het moet dus niet al te moeilijk zijn om de bedragen opgebouwd pensioen en nabestaandenpensioen in het Uniforme Pensioen Overzicht weer te geven. Het staat ook bij velen in de betaalspecificatie over de maand januari van elk jaar. Bij navraag bij ABP bleek dat er gevallen bekend zijn waarbij die opgave niet te vinden is in de overzichten. ABP berekent dan op verzoek het NP en de opgave wordt netjes afgeleverd bij de vrager. Mocht u behoren bij de categorie gepensioneerden en of aanstaande gepensioneerden die geen informatie kunnen vinden over het NP dan kunt u dit melden bij
[email protected] U kunt uw persoonlijke ABP-gegevens bezien via www.MijnABP.nl onder ‘Mijn gegevens’ en ‘Post van ABP’.
Samenwonen kost pensioen Het lezen van een artikel uit de geld-gids 2012 leidt bij een collega tot de vraag aan ABP hoe het nu zit met zijn ouderdomspensioen bij trouwen of bij een geregistreerd partnerschap. Een geregistreerd partnerschap of huwelijk aangaan voor je 65e jaar garandeert de partner een nabestaandenpensioen. Uitgaande van de ABP ongehuwden pensioen gegevens op ‘Mijn ABP’ werd door onze collega aan ABP gevraagd een berekening te maken van zijn situatie gehuwd. Antwoord volgde spoedig. Het bleek dat zijn pensioen bruto met circa € 2.700,00 per jaar zou verminderen. Dit naast een vermindering van de AOW met circa € 650,00 per maand. De vermindering van het ABP-pensioen heeft te maken met de diverse inbouw bepalingen van de AOW in de pensioenopbouw in de drie tijdvakken: voor 1986 (AOW inbouw), 1986 tot 1996 (dubbele AOW-franchise) en in de periode daarna (uniforme AOW-franchise). In 2001 werden de militaire pensioenen ondergebracht bij het in 1996 geprivatiseerde ABP. De kaderwet militaire pensioenen geeft aan dat pensioenen/pensioenopbouw voor en na 2001 gelijkwaardig moeten zijn. In de omzetting van de genoemde drie systemen naar één is een actuariële methodiek gebruikt waarover ABP immer opmerkt dat die methodiek te ingewikkeld is om uit te leggen.
Dit heeft geleid tot correctiebedragen die als het goed is aan ieder zijn bekend gesteld. Deze te indexeren correctiebedragen worden toegepast afhankelijk van de status gehuwd of ongehuwd. In het voorbeeld van onze collega ging het om een correctiebedrag van € 2.066,00 negatief. Dit betekent een aftrek in de formule dienstjaren x 1.75 x (pensioengrondslag – AOW franchise) +/- correctiebedrag. Dit alles is bekend. Maar het blijft een onplezierige ervaring om hier tegen aan te lopen. De militaire bonden zijn indertijd met de methodiek akkoord gegaan. Wel blijft het zo dat ware liefde iets mag kosten.
Wat staat ons op Pensioengebied te wachten? De kortingsregeling pensioenen van 14 november 2012 van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Jetta Klijnsma (belast met pensioenzaken) is getekend en in de Staatscourant geplaatst. De regeling maakt het voor pensioenfondsen mogelijk om kortingen te spreiden en pensioenen maximaal te korten met 7% per jaar, zoals al werd aangekondigd in de brief over het septemberpakket van haar voorganger Krom (in welk pakket ook aanpassing van de rentecurve voor zeer lang lopende verplichtingen is opgenomen). In de regeling zijn de voorwaarden genoemd waaraan de pensioenregeling uiterlijk 1 januari 2013 moet voldoen om van deze spreidingsmogelijkheid gebruik te maken. Ook verduidelijkt de regeling welke maatregelen een pensioenfonds moet treffen om te voldoen aan de wettelijke eis dat het uiterlijk bij het einde van de hersteltermijn over het minimaal vereist eigen vermogen beschikt. De regeling treedt in werking per 1 januari 2013. Er wordt verder gewerkt, zei Klijnsma op het jaarcongres van de Pensioenfederatie op 21 november jl., aan drie pensioenprioriteiten: - Doorgaan met het aanscherpen van de Pensioenwet en het bijhorende financieel toetsingskader (FTK). Het FTK is het onderdeel van de Pensioenwet waarin de wettelijke financiële eisen aan pensioenfondsen zijn vastgelegd. Onderdeel hiervan is het onderbrengen van reeds opgebouwde rechten in een nieuw contract. Dit wordt ook wel genoemd ‘invaren’ in een nieuw pensioencontract waarbij de huidige opgebouwde nominale pensioenrechten niet langer heilig zijn maar opgaan in een zogenaamd reëel contract, waarbij de risico’s (beleggingen, lang leven, marktrente) voor rekening komen van de gepensioneerde. Omdat niet kan worden uitgesloten dat het invaren inbreuk op het eigendomsrecht van de gepensioneerden betekent, kunnen pensioenfondsen zich nog jaren na het invaren geconfronteerd zien met juridische procedures van (oud-)deelnemers en gepensioneerden. De staatssecretaris gaat er van uit dat een nieuw financieel toetsingskader niet in 2014 kan worden ingevoerd, maar wel per 1 januari 2015. Het in de gaten houden wat men in Europa met pensioenen van plan is. Beter dan het in de gaten houden zou zijn het tegenhouden van plannen tot invoeren van een voor de pensioenfondsen en dus voor de
pensioenspaarders en pensioengerechtigden zeer nadelige financiële transactiebelasting ofwel heffing op effectentransacties vanaf 2014. Voortgaan met werken aan het wetsvoorstel om het bestuur van de pensioenfondsen te versterken. De Eerste Kamer is al eerder akkoord gegaan met het wetsvoorstel (Koser Kaya -Blok) om nu eindelijk, per januari 2013, de gepensioneerden tot het bestuur van zijn eigen fonds toe te laten. Dit om zo te komen tot een adequate vertegenwoordiging van de risicodragers gepensioneerden en pensioenopbouwers in het fondsbestuur. Echter minister Kamp (voorganger van Klijnsma) werkte aan een aangepast wetsvoorstel dat veel minder ver gaat in de zeggenschap van gepensioneerden dan in de reeds aangenomen wet die nog niet in werking is getreden. Op dit wetsvoorstel Kamp zal Klijnsma op korte termijn een nota van wijziging indienen. Hopelijk zullen de wettelijke bevoegdheden uit de aangenomen wet Koser Kaya – Blok in de nota van wijziging van kracht blijven. Dat blijft echter afwachten.
Tenslotte nog een enkel woord over onze pensioenen. Ik weet dat er elke dag over geschreven wordt, dat er regelmatig tv-uitzendingen over zijn, al was het maar bij Pauw en Witteman, en dat er ook op de radio regelmatig over wordt gepraat. Hoewel u dus waarschijnlijk alles al weet, wil ik er toch nog iets over zeggen. Over indexatie zal ik u niet lastig vallen, die komt er ook dit jaar niet waardoor onze cumulatieve indexatieachterstand thans 9% bedraagt. De korting per 1 april 2013 op onze pensioenen zal naar verwachting 0,5% bedragen en als er niets verandert zou de korting in 2014 wel eens naar 14% kunnen stijgen. En dat alles komt door de lage dekkingsgraad van ABP. Die bedroeg ultimo oktober van dit jaar 96,6%. En dat is dan nog wat hoger, doordat er eind september een zogenoemde Ultimate Forward Rate (UFR) is ingevoerd. Een iets gunstiger manier om de rente te berekenen die nodig is om de verplichtingen van een pensioenfonds uit te rekenen. Zonder deze UFR zou de dekkingsgraad 94,1% geweest zijn. Overigens zou de premie en de indexatie op 29 november door ABP voor 2013 worden vastgesteld, maar wij hebben in de deelnemersraad geen goedkeuring aan de betreffende nota willen geven, waardoor de beslissing is uitgesteld tot 12 december. Er is wel belangrijk positief nieuws: Defensie heeft ingestemd met het verzoek om de militaire pensioenen, voor zover die opgebouwd zijn vóór 1 juni 2001, per 1 april 2013 NIET te korten met eerdergenoemde 0,5%. Die instemming is verkregen in het SOD (Sector Overleg Defensie), overigens daar gekomen door een verzoek van de Pensioenkamer, die verantwoordelijk is voor de aard en de inhoud van de pensioenvoorziening van het overheidspersoneel. Een korting die heel waarschijnlijk is nu de dekkingsgraad vermoedelijk niet 100 of hoger is per 31 december 2012. Dat betekent dat die militairen die vóór 1 juni 2001 met pensioen zijn gegaan, per 1 april 2013 in het geheel niet worden gekort, en dat zij die na 1 juni 2001 met pensioen zijn gegaan, worden gekort met 0,5% voor dat deel van hun pensioen dat na 1 juni 2001 is opgebouwd. Als laatste wil ik u nog wijzen op een persverklaring van de deelnemersraad van ABP van 5 december waarin de beperking van het maximum wettelijk toegestane pensioenopbouwpercentage, het zo geheten Witteveenkader dat is voorgesteld door het kabinet, wordt afgekeurd. Deze verklaring is naar het kabinet verstuurd. De beperking is kortzichtig en benadeelt de jongere deelnemers van het pensioenfonds in onaanvaardbare mate, doordat de fiscaal toegestane maximum opbouw met 20% wordt beperkt. Vertaald naar concrete termen van nu betekent dat, dat de gemiddelde ABP-deelnemer terug zal vallen van een bruto maandelijks aanvullend pensioen van 750 euro naar een pensioen van 600 euro. Netto zal de vermindering relatief groter zijn door de toenemende fiscalisering van de
AOW. Dit zal ongetwijfeld effect hebben op een eventuele grotere bijdrage van de gepensioneerden aan de zorgkosten, waarop dit kabinet ook rekent. Aan het eind van 2012 wil ik graag alle bestuursleden, de redactie, de medewerkers, de adviseurs, de rayonofficieren en hun plaatsvervangers danken voor alles wat zij in het afgelopen jaar weer hebben gedaan om de KVEO een goede vereniging te laten zijn en blijven. Wij rekenen ook in 2013 op u. Ik wens u allen goede feestdagen en een voorspoedig 2013 toe. We zien elkaar weer op 12 januari bij de nieuwjaarsbijeenkomst in Houten. Bert Koster
INFO EX-PARTNER IN MIJNPENSIOENOVERZICHT.NL De website Mijnpensioenoverzicht.nl (http://www.Mijnpensioenoverzicht.nl/ ) laat vanaf nu ook zien hoeveel pensioen voor de ex-partner is bestemd. Het betreft het deel van het pensioen waarover bij echtscheiding afspraken zijn gemaakt. De gemiddelde leeftijd van mensen die scheiden, stijgt waardoor hen minder tijd resteert om het pensioen aan te vullen. Nu de website meer inzicht geeft in de situatie na een scheiding kan men de plannen daarop afstemmen. Vooralsnog ziet alleen de ‘betalende’ partner om hoeveel pensioen het gaat; de ex-partner kan nog niet zien hoeveel hij of zij krijgt. Mijnpensioenoverzicht.nl is een initiatief van de circa vierhonderd Nederlandse pensioenfondsen, de pensioenverzekeraars en de Sociale Verzekeringsbank. Sinds de lancering begin 2011 hebben ruim vier miljoen mensen de website bezocht om te zien hoeveel AOW en werknemerspensioen zij hebben opgebouwd. De website geeft ook informatie over de hoogte van het nabestaandenpensioen na overlijden. Niet te zien is wat men zelf bijvoorbeeld via een koopsompolis nog heeft geregeld. (Bron: Stichting Pensioenregister)