Pensioenen en uitkeringen PENSIOENAANGELEGENHEDEN Indexatie pensioenen U weet het, het beleid van ABP heeft de ambitie om de pensioenen bestendig en volledig te indexeren. Dat wil zeggen de gemiddelde loonontwikkeling van het overheidspersoneel te volgen. Dit alleen als de financiële positie van het ABP-fonds dat toelaat (zie art. ktze bd R.J. Meijer 17.11.1 van het pensioenreglement). De dekkingsgraad van het fonds maar ook andere overwegingen zijn daarbij van belang. De ambitie omvat voorts de achterstanden in indexeren in te halen zodra dat mogelijk is. De dekkingsgraad een belangrijke graadmeter van de financiële situatie van het fonds stond eind januari op een stand van 96%. Hoeveel indexatie liepen deelnemers en gepensioneerden tot dusver mis over 2008 tot en met 2012? In 2008 was de gemiddelde loonontwikkeling bij overheid en onderwijs 4,73%. In 2009 was dat 2,20%, in 2010 1,16%, in 2011 0,25% en in 2012 0,7%. Over 2009 werd per 1 januari 2010 0,28% structureel geïndexeerd. Dit betekent dat de achterstand per ultimo 2012 in totaal 9,02% bedraagt en dat cumulatief in genoemde jaren ruim 36,75% van een jaarpensioen werd gemist. Meer info: abp.nl
Pensioenen/uitkeringen per 2013 achteruit door maatregelen WUL Uitkeringen gewezen militairen, inkomsten van actief dienende militairen en pensioenen zijn er in januari jl. tot 5% op achteruitgegaan. Dit als effect van overheidsmaatregelen, in het bijzonder van de belastingverhoging van de eerste schijf van 1,95% naar 5,85%. Hoe zit het? De Wet uniformering loonbegrip (WUL) regelt dat de werkgever voor de loonbelasting/premie volksverzekeringen, de inkomensafhankelijke bijdrage (IAB) Zorgverzekeringswet (Zvw) en de premies werknemersverzekeringen dezelfde heffingsgrondslag gebruikt. Dit moet de administratieve lasten voor de werkgever verminderen en de loonstrook voor werknemers leesbaarder maken.
De Nederlandse Vereniging van Organisaties van Gepensioneerden (NVOG), waarbij de KVEO als lidorganisatie is aangesloten, heeft het kabinet en het parlement laten weten dat vereenvoudiging van de loonadministratie een goede zaak is, maar dat een en ander nadelige gevolgen heeft voor de gepensioneerden. Ook het in relatie met de WUL wijzigen van de bijdrage en premiegrondslag van de IAB Zvw tot respectievelijk 5,65% en € 50.853 (AOW plus aanvullend pensioen) leidt veelal tot flink hogere lasten. Dit is niet acceptabel omdat altijd is gesteld dat de hele operatie budgetneutraal zou verlopen. Weliswaar gaat de heffingskorting voor ouderen iets omhoog. De ouderenkorting bedraagt in 2013 € 150 bij een inkomen boven € 35.450. Meer info: belastingdienst.nl, svb.nl, nvog.nl en kveo.nl (zie ook op de site van de KVEO de ‘handtekeningactie’ onder actueel)
De IAB Zvw wordt vanaf 2013 betaald door de werkgever. De werknemer in Nederland kreeg in voorgaande periode de IAB Zvw vergoed door zijn werkgever. Hij betaalde over de vergoeding wel belasting. Het was niet de bedoeling van de wet om de werknemer er op vooruit te laten gaan. Door het niet meer vergoeden van de IAB Zvw behoeft hij daarover immers geen belasting meer te betalen. Dit voordeel wordt nu weggenomen door de belastingtarieven eerste schijf te verhogen.
Korting
Echter de gepensioneerden en de nog niet gepensioneerde militairen met leeftijdsontslag betaalden en blijven de IAB Zvw wel zelf betalen en worden daarnaast geconfronteerd met het hogere belastingtarief.
ABP heeft inmiddels besloten de pensioenen in 2013 met 0,5% te verlagen. Dit voor de militaire pensioenen die zijn opgebouwd na 1 juni 2001. De brieven met een opgave van het te korten percentage worden u in/vanaf februari toegezonden. Geen verlaging vindt plaats bij de volgende ABP
Maart 2013
9
producten: militair ABP ouderdoms pensioen opgebouwd vóór 1 juni 2001, UGM (Uitkering Gewezen Militairen), bijzonder militair nabestaandenpensioen, (verhoogd) militair arbeidsongeschiktheidspensioen en het militair invaliditeitspensioen. ABP houdt rekening met een aanvullende verlaging van de pensioenen in 2014. Meer info: abp.nl
Wanneer ABP uitgaat van een gemiddeld rendement op belegd vermogen van zo’n 6% (conform de verwachtingen zoals deze zijn voorgeschreven door het ministerie van Sociale Zaken) dan zal ABP in 2032 een rendement behalen van ruim € 40 miljard. De totale pensioeninkomsten zullen in 2032 dus € 52,5 miljard bedragen.
Inflatie
Volgens deze prognose stromen de pensioenkassen dus niet leeg, maar nemen ze de komende jaren verder toe. De som van het rendement en de ingekomen premies zal immers groter zijn dan de waarde van de pensioenuitkeringen. Het pensioenvermogen neemt in 2032 in deze prognose toe met € 29 miljard (52,5 -/- 23,5). Ter indicatie, zelfs bij een rendement van slechts 3% zal het vermogen van ABP in de komende twintig jaar toenemen.
Het persbericht van 13 februari van het CBS geeft aan dat de inflatie in Nederland is gestegen tot 3,0 procent. Dit is de hoogste inflatie in ruim vier jaar. Als belangrijke oorzaken zijn onder meer te noemen de veranderingen in btw, assurantiebelasting, energiebelasting en bpm.
AOW Het netto gehuwden AOW is in januari gestegen met € 5,27 per maand. Op 1 januari 2013 is de AOW-leeftijd met één maand omhooggegaan, van 65 jaar naar 65 jaar plus één maand. Omdat de AOW-leeftijd later valt draag je ook één maand langer belasting af tegen een hoger tarief. In de komende jaren gaat de AOW-leeftijd in stapjes omhoog naar 66 jaar in 2019 en 67 jaar in 2023. Vanaf 2024 wordt de AOW-leeftijd gekoppeld aan de levensverwachting. Het huidige kabinet wil de AOW-leeftijd sneller verhogen: naar 66 jaar in 2018 en 67 jaar in 2021. Mensen die nu al met VUT of prepensioen zijn, kunnen zwaar worden getroffen door deze maatregelen. Zij krijgen hun AOW later, maar hebben niet meer de keuze om later met pensioen te gaan. Sociale partners (vakbonden en werkgeversorganisaties) zijn nog in overleg hoe de verhoging van de AOW-leeftijd in de ABP-regeling wordt opgenomen. Er komt een overbruggingsregeling. De overbruggingsregeling AOW biedt een uitkering voor mensen die inkomensverlies hebben door de verhoging van de AOW-leeftijd. De uitkering heeft maximaal het niveau van het sociaal minimum. De regeling geldt voor mensen met een laag inkomen en een klein vermogen die zich niet konden voorbereiden op het inkomensverlies. Voorwaarde is dat zij al vóór 2013 met VUT of prepensioen gingen. Meer info: abp.nl, svb.nl
ONS PENSIOENFONDS ABP
Hoe zat het? De Stichting Pensioenfonds ABP heeft op 1 januari 1996 de rechten en plichten overgenomen van het ABP-fonds. De algemene taak van ABP als pensioenuitvoerder is de pensioenovereenkomst uitvoeren op basis van het pensioenreglement (art 33 PW). De overeenkomst betreft een uitkeringsovereenkomst – bij deze overeenkomst staat de hoogte van de pensioenuitkering vast. Zowel het langlevenrisico als het eventuele beleggingsrisico ligt bij de pensioenuitvoerder. De pensioenuitkering is vooraf gegarandeerd, is niet afhankelijk van de rentestand. De Stichting Pensioenfonds ABP is er sinds 1996 niet in geslaagd voldoende vermogen te creëren boven het vereiste eigen vermogen om daarmee duurzame uitbetaling van nominaal opgebouwde pensioenen en toeslagverlening mogelijk te maken. Volgens uitspraken van de voorzitter van het bestuur moet er gekort gaan worden op de nominale pensioenen met 0.5% per april 2013 en mogelijk 1,6% per 1 januari 2014. Kortingen die slechts in uitzonderlijke situaties volgens de PW (art 134) mogen worden toegepast. Niet ten aanzien van (militaire) pensioenen die vanuit de begroting zijn gedekt. Het ABP-bestuur schiet tekort in haar verplichting om de nominale opgebouwde pensioenen met zo mogelijk welvaartsvaste indexaties uit te betalen. Lange tijd is in onvoldoende mate een kostendekkende premie vastgesteld. Dit speelt al sedert 1922, de instelling van het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds.
Heden Dit zegt ABP in zijn ABP-nieuwsbrief van 14 december 2012: Het ABP-vermogen neemt toe. Het ABP-vermogen op 31 december 2012 bedroeg € 281 miljard. Op basis van de grove raming die ABP heeft gemaakt, zijn in 2032 de uitgaven naar verwachting gestegen naar € 23,5 miljard. In datzelfde jaar verwacht ABP ongeveer € 12,5 miljard aan premie-inkomsten.
10
Mededelingenblad
Sedert 1922 veranderde er veel. Financieringsmethodieken veranderden van lasten-minus-baten systematiek in synthese systemen en wel of niet invoer van gekapitaliseerde toekomstige premiebetalingen. Eisen veranderden, parameters wijzigden. Ingevoerd werd een franchisesysteem voor de met de aanvullende pensioenen gekoppelde AOW. Lang leven risico werd gebaseerd op daadwerkelijke overlijdens-
leeftijden bij de ambtenaren en werd later gewijzigd in onzekere prognoses over perioden ver vooruit (tot 2060). Pensioen en Spaarfondsen Wet (PSW), Pensioen Wet (PW), rekenrente en eisen vanuit de PW zoals opgenomen in het zogenaamde. Financiële Toetsings Kader (FTK) veranderden. VUT en invaliditeitspensioen (IP) vermogen gekapitaliseerd in het pensioenfonds gingen over in een omslagstelsel. Dekkingsgraden wijzigden van rond de 50 tot en met het jaar 1970 en een geleidelijke stijging naar boven de 100 in de jaren tachtig. Ze zijn echter niet goed met elkaar vergelijkbaar. De contante waarde pensioenverplichtingen eind 1994, groot 277 miljard gulden veranderde in 179 miljard gulden eind 1995. Dit omdat vanaf 1995 uitsluitend de opgebouwde aanspraken over de verstreken diensttijd werden berekend. Dit afwijkend van het systeem tot en met 1994 waarin aanspraken werden berekend met doortelling diensttijd tot 65 jaar. In de monografie ‘Driekwart eeuw solidariteit door collectiviteit’, waarin de 75 jarige geschiedenis van ABP en zijn rechtsopvolger de Stichting Pensioenfonds ABP zijn beschreven (1997) worden opmerkingen gemaakt over de ontwikkeling van het toekomstig premieverloop in het ABP-
fonds. Daar wordt gesteld (wat we inmiddels maar al te goed weten) dat kleine verschillen in vermogensrendement tot respectievelijk een ‘premieparadijs’ dan wel een ‘premiehel’ kunnen leiden. De uitnamen uit de kas. Het ABP-tekort van 32 miljard gulden. Veroorzaakt door de zogenaamde uitneemwetten die vanaf 1982 de te lage pensioenpremies mogelijk maakten. Dit ondanks protest ABP en verzekeringskamer (de toezichthouder). In 1989 liep de pensioenpremie terug tot een laagste niveau van 8,3% (vergelijk: rond 1970 24% en in 2013 25,4%). Dit 1989 percentage werd samen met de korting voor 1988 eerst na het jaar 1989 wettelijk geregeld. Het is niet zeker of de ambtenaar zijn deel van het te veel betaalde premieverhaal uit deze jaren heeft terugontvangen. Een deel van de uitnamen zou tijdelijk van aard zijn. Oud-minister-president Lubbers erkende op 23 december 2012 dat het terugstorten van pensioenvermogens fout is geweest. Hij beschouwde het een ereplicht dit aan te pakken. De PSW (Pensioen en Spaarfondsen Wet) is in 1952 in het leven geroepen ter bescherming van de opgebouwde pensioenrechten. Een waarborg was noodzakelijk omdat in de jaren dertig het faillissement van een aantal ondernemingen de pensioenrechten voor de betrokken werknemers waardeloos maakte. De MvT (kamerstuk II1949/50, 1730, nr.3, p5) stelt daarom ook: ‘Aldus zal wat voor pensioen bestemd was, voor pensioen besteed worden’. In 2007 kwam de Pensioenwet (PW) in de plaats van de PSW, dit met stringenter eisen. Met name ten aanzien van een zogenaamde ‘marktconforme’ rekenrente. Hoewel ABP, volgens eigen zeggen (‘85 jaar ABP’) al sinds 2001 verplichtingen tegen nominale marktrente verdisconteert. Maar wat is die marktrente bij in de pensioenwereld gebruikelijke zeer lange termijn? Keuzevarianten voor balansopstelling en premieberekening leiden tot wezenlijk andere resultaten. Ook werd er gesleuteld aan actuariële grondslagen. Zo werd in 2009 door ABP gekozen voor de levensverwachtingprognoses van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) in plaats van die van het Actuarieel Genootschap (AG), want de CBS-prognoses leidden tot lagere verplichtingen. Toen het indexatieen premiebesluit voor 2011 werd genomen was er voor het ABP-bestuur aanleiding om verdere stijging van de levensverwachting te veronderstellen. Het ABP-bestuur vond het op basis van dit soort weinig feitelijk ondersteunde verwachtingen prudent om tot tussentijdse aanpassing over te gaan. Er wordt thans gepoogd om vermogensdelen van het pensioenfonds in te zetten voor risicovolle hypotheken. Dit kan uitsluitend als het gebeurt via de vorm van een Nationale Hypotheek Bank met staatsgarantie.
Maart 2013
11
Het loslaten van de wettelijk (Abp-wet) ongeclausuleerde indexatie in 1996 ging ver. Het druist in tegen ongeschreven rechtsregels (beginsel van rechtszekerheid en van zorgvuldigheid) en is strijdig met het ‘geen terugwerkende kracht’ hebben (art 4 wet algemene bepalingen). De minister van Binnenlandse Zaken, minister Dijkstal, wijst in oktober 1995 (nota naar aanleiding van het verslag Wet Privatisering ABP (WPA) wetsvoorstel 24 205) op het akkoord van de sociale partners binnen de overheidssector (zie overeenkomst ingevolge art 4 WPA). De Verzekeringskamer (VK) heeft er mee ingestemd en heeft daarbij aangedrongen op zodanige financiële randvoorwaarden dat het huidige indexatiebeleid zou kunnen worden voortgezet. Dat de voorwaardelijke indexatie geen betrekking zou hebben op diensttijd voor 1 januari 1996 berust volgens de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken Dijkstal op een misverstand. In artikel 10 van het wetsvoorstel WPA gaat het om reeds ingegane pensioenen en de op 31 december 1995 bestaande uitzichten op pensioen.
s Geeft de rentevoet waarmee in opdracht van onze minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) moet worden gerekend wel de risicovrije marktwaarde op korte en lange termijn weer? s En waarom een risicovrije rentevoet als het pensioen zelf vol risico zit (het pensioen wordt zelfs gekort). Vermaat, de oud-voorzitter van de Pensioen- en Verzekeringskamer, zegt het als volgt: “dat het realistisch is om aan te nemen dat de tienjaarsrente nog zo’n dertig tot veertig jaar zo’n 2 procent zal blijven, lijkt mij zowel theoretisch als historisch gezien een tamelijk onzinnige veronderstelling”. De versoberingen die in de pensioenen zijn of worden doorgevoerd – denk aan het nabestaandenpensioen, aan het verhogen van de richtleeftijd van 65 naar 67 jaar, verlagen pensioenopbouw – maakt de pensioenen goedkoper.
Hoe wordt het? Dan is er de voorgestelde hervorming van het pensioenstelsel. In 2010 in gang gezet, toen sociale partners met toenmalig minister Donner van Sociale Zaken en Werkgelegenheid het Pensioenakkoord sloten. De Pensioenwet met bijbehorende financiële normering gaat aangepast worden. De regering heeft de besluitvorming wederom uitgesteld, maar vanaf 2015 is het de bedoeling dat we de keuze krijgen uit twee pensioensystemen. De twee pensioensystemen zijn het nieuwe reële pensioenstelsel en het bestaande nominale pensioenstelsel. Het nominale pensioenstelsel gaat, zoals de naam het al aangeeft, uit van een pensioen dat pas boven de normdekkingsgraad ~130 wordt geïndexeerd en een nominale garantie heeft. In het nieuwe reële pensioenstelsel wordt de opbouw en de hoogte van het pensioen afhankelijk van de jaarlijkse resultaten van uw pensioenfonds. Uw pensioenuitkeringen gaan meebewegen. De bedoeling is dat in ‘goede’ jaren uw pensioen wel stijgt en in slechte jaren uw pensioen niet stijgt of zelfs afgevlakt wordt verlaagd. De risico’s liggen bij de gepensioneerden. Uiterlijk eind 2013 zal de staatssecretaris het definitieve wetsvoorstel voor wijziging van de Pensioenwet bij de Tweede Kamer indienen.
Afstempelen van opgebouwde nominale rechten, zoals voorgenomen voor 1 april aanstaande gaat nog veel verder. Dit is bij de behandeling van het wetsvoorstel WPA nimmer voorzien. Het is een uiterste redmiddel voor het fonds, de belangen van alle betrokkenen moeten daarbij zorgvuldig worden afgewogen. Dus als alle signalen op rood staan: lage rente, slechte beleggingsresultaten, hoge levensverwachting. s Maar zijn de beleggingsresultaten wel zo laag? Met een gemiddeld jaarlijks rendement van bijna 6% in de periode 2006-2012 (inclusief crisis) heeft ABP met beleggen € 75 miljard aan het fondsvermogen toegevoegd. s Is de levensverwachting prognose wel zo hoog? Of wel worden we echt zoveel ouder? Over 30/40 jaar weten we dat pas zeker (in diverse Amerikaanse staten daalt de levensverwachting vanwege obesitas).
12
Mededelingenblad
PENSIOENPERIKELEN Onderwerpen welke in de voorbije periode aandacht vroegen.
Nabestaandenpensioen De adviseur P&U ontving meerdere berichten van leden die nimmer een opgave nabestaandenpensioen van ABP hebben ontvangen. Na contact met ABP hierover ontvingen de betrokken leden de opgave alsnog. Het geeft veelal een geruststellend gevoel te weten dat in voorkomende gevallen de achterblijvende partner in ieder geval financieel goed verzorgd achterblijft.
Korting pensioenen Veel vragen over de 0,5% korting op de ABP-pensioenen. Eén onzer leden kreeg een brief van ABP waarin hem werd verteld dat zijn pensioen zou worden gekort met 0,5%. Hij had nog enkele jaren na juni 2001 pensioen opgebouwd. Een pensioendeel waarover hij naar rato korting opgelegd krijgt. Geen 0,5%, maar aanzienlijk minder. Bedoeld lid is tevens lid van de KVMO en derhalve is in samenspraak met GOV/MHB, de heer Weusthuis, aan het ABPbestuur ge-vraagd in de gevallen waarin de 0,5% gedeeltelijk wordt toe-gepast wel het juiste kortingspercentage aan te geven. ABP geeft aan op haar website: Er vindt geen verlaging plaats bij de volgende producten: -militair ABP-ouderdomspensioen dat u hebt opgebouwd vóór 1 juni 2001, - UGM (Uitkering Gewezen Militairen), -bijzonder militair nabestaandenpensioen, -(verhoogd) militair arbeidsongeschiktheidspensioen, -militair invaliditeitspensioen. De basis voor het korten is de Pensioenwet (PW) art.134. Dit artikel geeft aan dat er uitsluitend kan worden gekort als de noodzakelijke voorzieningen en eigen vermogen niet meer volledig door waarden zijn gedekt. Nu is het zo dat de pensi-oenen opgebouwd vóór 1 juni 2001 volledig zijn afgedekt omdat Defensie deze (via ABP) betaalt. PW art 35 geeft daarenboven nog aan dat een eventuele kor-tingsregel opgenomen dient te worden in het pensioenregle-ment. WUL problematiek e.a. Diverse vragen over de nadelige koopkrachtgevolgen van de invoering van de overheidsmaatregel: Wet uniformering loonbegrip (WUL). Maar ook over andere overheidsmaatre-gelen. Elders in dit blad kunt u er meer over lezen. Heel te-recht is de vraag van onze leden om hier zo mogelijk wat aan te doen. Inmiddels is door de Nederlandse Vereniging van Organisaties van Gepensioneerden (NVOG), waarbij de KVEO als lidorganisatie is aangesloten, bij kabinet en parle-ment duidelijk gewezen op de nadelige gevolgen voor de UGM-militair en de gepensioneerden. Er bestaat zorg over de cumulatie van zich stapelende maatregelen. Zorg die bij de één meer en bij de ander minder tot ongenoegen leidt. Als belangenvereniging tracht de KVEO de belangenbehar-tiging in het bijzonder te bereiken door aansluiting bij en sa-menwerking met organisaties waarvan de doelstelling ge-heel of gedeeltelijk met de hare overeenstemt en daarnaast het zitting nemen in overleg- en adviesorganen op het ge-bied van belangenbehartiging. Het is een goede zaak dat de KVEO in en via haar contacten met NVOG, CSO, GOV/MHB, NBP, ABP en anderen (zoals de stichtingen Pensioenfatsoen, Pensioenbehoud, Claims ABP i.o. en ook de koepel KNVG poogt de collectieve belan-gen van de leden te behartigen. Samenwerking, informatie-uitwisseling, contacten met zoveel mogelijk organisaties/ver-enigingen van pensioengerechtigden en ouderen en het zitting hebben/nemen in overleg- en adviesorganen (zoals deelnemersraad ABP) helpt belangen op het gebied van pensioen, zorg en welzijn veilig te stellen en invloed te be-houden en/of te krijgen op die gebieden waar dit geboden is. Deelname aan het ABP-pensioenfondsbestuur zou prima zijn zodra dit mogelijk wordt. In een notitie ter zake wordt u in een volgend nummer hierover nader geïnformeerd. Meer info: zie site kveo.nl Ruud Meijer