Pensioenen en uitkeringen ABP- EN SVB-INFORMATIE Actuele dekkingsgraad ABP De actuele dekkingsgraad van ABP op 31 juli 2013 was 100%. Het totale belegd vermogen per eind juni 2013 bedroeg 286 miljard euro. De eerstvolgende dekkingsgraad per 31 augustus 2013 publiceert ABP medio september. ABP houdt rekening met een tweede pensioenkorting in 2014 als de financiële situatie van het ktze bd R.J. Meijer fonds niet verbetert in de loop van dit jaar. Als ABP eind 2013 een dekkingsgraad van 104,2% bereikt, hoeft het fonds geen nieuwe korting door te voeren. Als er al een nieuwe korting moet worden doorgevoerd zal deze naar verwachting niet voor de militair kunnen gelden voor zover het pensioen is opgebouwd vóór 1 juni 2001. (bron ABP)
Nabetaling AOW’ers buiten Nederland De tegemoetkoming KOB (Koopkrachttegemoetkoming Oudere Belastingplichtigen) is op 1 juni 2011 in werking getreden en kwam in de plaats van de toenmalige AOW-tegemoetkoming. De tegemoetkoming is destijds ingevoerd om het koopkrachtverlies ongedaan te maken dat was ontstaan door belastingmaatregelen. Wie geen of weinig belasting betaalde in Nederland, merkte niets van dat koopkrachtverlies. Daarom was de tegemoetkoming KOB alleen bedoeld voor 65-plussers in Nederland en voor 65-plussers buiten Nederland die over ten minste 90% van hun wereldinkomen belastingplichtig zijn in Nederland. Het niet betalen van de tegemoetkoming KOB aan AOW’ers buiten Nederland die niet voor ten minste 90% van hun wereldinkomen belastingplichtig zijn in Nederland blijkt echter
AOW-pensioen De AOW is het basispensioen voor mensen die de AOWleeftijd hebben bereikt. Woont of werkt u in Nederland, dan bent u verzekerd voor de AOW. De SVB betaalt het AOWpensioen uit. Detail informatie is beschikbaar op de site www.svb.nl Einde partnertoeslag AOW voor mensen met hogere inkomens Het wetsvoorstel ‘geleidelijk afschaffen partnertoeslag AOW voor mensen met de hoogste inkomens’ is op 2 juli jl. naar de Tweede Kamer gezonden. Het wetsvoorstel is een onderdeel van het regeerakkoord Rutte-Asscher. Vanaf 2015 wordt de AOW-partnertoeslag geleidelijk afgeschaft voor AOW’ers met een gezamenlijk inkomen vanaf € 46.000 (exclusief AOW). Vanaf deze inkomensgrens wordt de partnertoeslag geleidelijk gekort. Bij een inkomen van ongeveer € 54.000 vervalt de partnertoeslag geheel. Zowel voor nieuwe AOW-gerechtigden als voor het zittend bestand zal 1 januari 2015 als ingangsdatum gelden. De partnertoeslag zal vervolgens over een periode van drie jaar, in vier gelijke stapjes worden afgebouwd. Dat betekent dat de korting op de toeslag in 2015 voor 25% zal worden doorgevoerd, in 2016 voor 50%, in 2017 met 75% en tenslotte vanaf 2018 volledig zal zijn. Zoals bekend wordt de partnertoeslag voor mensen die op of na 1 januari 1950 zijn geboren, in 2015 afgeschaft. De in de CSO samenwerkende organisaties, waarbij de KVEO is aangesloten, hebben op 29 augustus jl. hun ongerustheid hierover kenbaar gemaakt aan de vaste commissie van de Tweede Kamer voor SZW. Aangegeven werd dat de groep ouderen al voldoende heeft bijgedragen aan de houdbaarheid van de overheidsfinanciën.
6
Mededelingenblad
juridisch kwetsbaar. Daarom voelt het kabinet zich genoodzaakt een qua hoogte vergelijkbare tegemoetkoming alsnog aan AOW’ers buiten Nederland te betalen. Zij krijgen in oktober 2013 een brief van de SVB over de nabetaling. De huidige tegemoetkoming KOB van € 28,14 bruto per maand is per 1 juli 2013 verlaagd naar € 25,16 bruto per maand. Het kabinet werkt aan de invoering van een nieuwe AOW-tegemoetkoming die voor alle AOW’ers gaat gelden. Deze tegemoetkoming komt in de plaats van de tegemoetkoming KOB. Voor nadere info zie site www.svb.nl
Naar verwachting zal door het kabinet op Prinsjesdag (17 september a.s.) bekend worden gemaakt dat de gehele KOB per 2014 gaat vervallen. Als het doorgaat zal de uitkering voor een echtpaar (zonder aanvullend pensioen) zo’n 3,5% lager komen te liggen. De verwachting is dat de koopkracht alleen voor de allerlaagste inkomens wordt gerepareerd.
DigiD voor Nederlanders in het buitenland DigiD (spreek uit: ‘die-gie-dee’) staat voor digitale identiteit. Het is een gemeenschappelijk systeem waarmee de overheid uw identiteit op het internet controleert. Ook vanuit het buitenland kan men dan veilig via internet zaken doen met de overheid. Zaken als belastingaangifte, kinderbijslag aanvragen en pensioenoverzicht bekijken. U kiest zelf een gebruikersnaam en wachtwoord voor al uw zaken met de Nederlandse overheid. Alles wat u met DigiD op internet doet, loopt via een beveiligde verbinding. Wanneer u in het buitenland woont, klant bent van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en AOW-pensioen ontvangt, kunt u bij de SVB een DigiD aanvragen. Een DigiD aanvragen via www.DigiD.nl is niet mogelijk als u in het buitenland woont. Dat komt omdat de adrescontrole via GBA dan niet mogelijk is. In mei 2013 is een proef gestart waarbij Nederlanders die in het buitenland wonen, bij een aantal balies in Nederland terecht kunnen om een DigiD aan te vragen. Dit zijn de balies van de gemeenten: Enschede, Maastricht, Echt-Susteren en Den Haag. Op 15 augustus 2013 opende de gemeente Haarlemmermeer een balie op Schiphol. Ook kunt u terecht bij het Nederlands Consulaat-generaal in Antwerpen. Voor aanvullende informatie zie site www.svb.nl en www.digid.nl
als elkaars partner kunnen worden aangemerkt en daardoor in aanmerking komen voor de hoge partnervrijstelling.
Inflatie in Nederland stijgt naar 3,1 procent Het CBS meldde dat de geldontwaarding in juli van dit jaar 3,1% bedraagt. Het hoogste niveau sinds 2008. De inflatie in Nederland ligt daarmee op het hoogste niveau in de eurozone. Met name de verhoging van de BTW van 19 naar 21% maakt alles duurder. Voor uw begrip 3,1% ontwaarding per jaar betekent een afname van de koopkracht van zo’n 27% in tien jaar tijd.
Huisbezoeken SVB Ook onze leden hebben incidenteel te maken met controlebezoeken in verband met hun AOW-woonsituatie. De SVB controleert met een bezoek aan huis als men bericht krijgt dat de woonsituatie is veranderd en soms doet men dat ook met een steekproef. Voor de huisbezoeken zijn gedragsregels opgesteld. Dit op basis van GW art 12 lid 1 en art 1, lid 1, 3 en 4 van de Algemene wet op het binnentreden. Voor de meest recente versie van de beleidsregels zie www. svb.nl In ieder geval zal altijd vooraf toestemming worden gevraagd. Controle bezoeken in het buitenland om te controleren of de situatie bij de SVB-klant klopt met de gegevens van de SVB vinden in 2013 plaats in Ierland, Italië, België, Duitsland, Japan en Macedonië.
WEETJES P&U Einde mantelzorgcompliment
Het mantelzorgcompliment van € 200 komt per 1 januari 2014 te vervallen. Dat geldt ook voor de hoge vrijstelling in de erfbelasting voor kinderen die mantelzorg verlenen aan een van hun ouders. De waardering van mantelzorgers wordt een expliciete taak van gemeenten. In het wetsvoorstel voor de nieuwe Wmo zal worden opgenomen dat gemeenten worden verplicht om in hun verordening op te nemen op welke wijze het college van burgemeester en wethouders zorg draagt voor een blijk van waardering. De huidige grondslag voor het mantelzorgcompliment houdt per 1 januari 2015 op te bestaan. Met het vervallen van de grondslag voor het mantelzorgcompliment per 1 januari 2015 vervalt ook de aan de verkrijging van het mantelzorgcompliment gekoppelde regeling in de erfbelasting op grond waarvan sommige ouders en kinderen September 2013
7
VOORONTWERP VAN WET WIJZIGING PENSIOENWET De staatssecretaris van SZW Jette Klijnsma heeft op 12 juli 2013 een eerste voorontwerp van wet tot wijziging van de Pensioenwet (PW) voor consultatie gepubliceerd in verband met de invoering van een zogenaamde reële ambitieovereenkomst pensioenen en aanpassing van het zogenaamde financieel toetsingskader voor pensioenfondsen. Zij stelt dat zij de pensioenen ‘toekomstproof’ wil maken. Op het voorontwerp van wet met betrekking tot de invoering van een nieuw reëel pensioencontract naast het huidige nominale pensioencontract kon tot 6 september 2013 door de bevolking worden gereageerd. Voor het kerstreces zal een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer worden ingediend met het oog op inwerkingtreding per 1 januari 2015. De wet is met de uitbreiding met de optie reële ambitieovereenkomst ingewikkelder geworden. Uit de Memorie van Toelichting bij de concept wettekst blijkt een voorkeur van het kabinet voor het reële contract. In het reële contract maakt de indexatie deel uit van de aanspraak, maar de gehele pensioenaanspraak is dan voorwaardelijk. In het nominale contract, de huidige nominale uitkeringsovereenkomst, is het pensioen nagenoeg zeker (voor 97,5%). De indexatie maakt (sedert 1996) voorwaardelijk deel uit van het pensioen en er is dus alleen maar een ambitie tot indexeren. Er blijft in de gewijzigde Pensioenwet de keuze mogelijk voor het bestaande nominale uitkeringscontract, maar de eisen daaraan worden wel opgeschroefd door het wetsvoorstel. De mogelijkheid wordt in het voorontwerp wel gegeven om bij negatieve financiële schokken een ruimere spreidingsmethodiek toe te passen om tekorten weg te werken. De voorkeur van de wetgever ligt bij het reële contract. En dan liefst bij één soort contract per fonds. Dit betekent een omzetting
van de huidige nominale uitkeringsovereenkomst in het zogenaamde reële contract. Dat noemt men invaren. De wetgever ziet de problemen van het invaren. Vandaar de pogingen in het wetsontwerp om het invaren te realiseren via collectieve waardeoverdracht van het bestaande (nominale) naar het nieuwe reële contract en daarnaast via het wettelijk moeilijk maken van de mogelijkheid om individueel bezwaar te maken tegen het invaren. De keuze ligt bij de pensioenfondsen. De staat brandt zich niet aan het opleggen van een bepaald model overeenkomst. Hoe dan ook de nieuwe Pensioenwet dwingt pensioenfondsen tot een keuze: of een gegarandeerd nominaal pensioen met de ambitie tot indexatie (hetgeen de laatste jaren veelal niet is gelukt) met een kleine (2,5%) kans op grotere kortingen tenzij het uitsmeren van de korting wordt ingevoerd óf een niet-gegarandeerd onzeker ‘reëel’ pensioen met indexatie-ambitie met de grote kans op vaak kleine kortingen. Maar een groot nadeel van het overgaan naar het nieuwe pensioencontract is dat de dekkingsgraad naar verwachting direct 30% lager wordt wegens de verplichte indexatie. De voorzitter van de KNVG (Koepel Nederlandse Verenigingen van Gepensioneerden), waarmee onze NVOG samenwerkt, zegt het als volgt: “We worden collectief ingevaren, of beter gezegd afgezonken in een onzeker stelsel We weten nu (nominale systeem) dat we recht hebben op een bepaald zelf opgebouwd pensioen, in het andere systeem (reële systeem) weten we alleen dat we premie hebben betaald en we moeten afwachten wat we aan pensioen terug ontvangen. Met andere woorden, we hebben helemaal geen zekerheid meer. Het kan goed gaan, maar het kan ook zwaar tegenvallen. De politiek ziet dat niet als bezwaar. De politiek verandert de Pensioenwet waardoor onteigening van de pensioenrechten alsnog mogelijk wordt.” De verwachting is dat men het niet eens wordt over de twee genoemde regelingen, maar met een tussenvorm gaat komen.
Opmerkingen over de voorgestelde regeling: Algemeen: De pensioenregeling is een privaatrechtelijke overeenkomst tussen deelnemer/pensioengerechtigde en werkgever/pensioenfonds. Wijzigen van het contract kan volgens de huidige Pensioenwet art 20 en 83 alleen met instemming van deelnemer/pensioengerechtigde. PW art 20: In geval van een wijziging van een pensioenovereenkomst worden de voor de aanspraakgerechtigden tot het tijdstip van wijziging opgebouwde pensioenaanspraken niet gewijzigd. PW art 83 2a: De deelnemers, gewezen deelnemers, gewezen partners of de pensioengerechtigden hebben geen be-
8
Mededelingenblad
zwaren jegens de pensioenuitvoerder kenbaar gemaakt tegen de waardeoverdracht, in verband met een collectieve wijziging van de pensioenovereenkomst, nadat zij over het voornemen schriftelijk zijn geïnformeerd.
De kostendekkende premie kent strenge eisen en zal bij een gelijkblijvende ambitie en zekerheid fors hoger uitvallen. Dit gelet op de toe te passen lage risicovrije rente en de hoge Nederlandse inflatie. Inperking van pensioenopbouw (Witteveenkader) zal naar verwachting niet (overal) tot lagere premies leiden.
Enkele aanvullende opmerkingen: Collectief eenzijdig aanpassingen aanbrengen. Dit is niet acceptabel en lijkt niet haalbaar, ook niet overeenkomstig art 613 boek 7 BW. Het laten vallen van de mogelijkheid tot een individueel bezwaarschrift bij collectieve wijzigingen van de regeling bij het pensioenfonds is niet acceptabel. Volgens de Memorie van Toelichting kunnen in laatste instantie de pensioengerechtigden, gewezen deelnemers, gewezen partners en andere aanspraakgerechtigden het oordeel van de rechter over de gemaakte belangenafweging vragen. Wel voorwaardelijke toeslagverlening toekennen, echter niet meer dan in de toekomst te realiseren is. Het lijkt op het veiligheid op veiligheid stapelen, zodat er uiteindelijk helemaal geen toeslag meer verleend kan worden. Dit alles op basis van de rekenmethode van de verplichtingen. Egalisatiereserve. Ook hier een bepaling op basis waarvan reserves aangehouden kunnen worden om toekomstige tegenvallers te verminderen. Wederom veiligheid op veiligheid stapelen. Toeslagverlening in de reële ambitieovereenkomst vindt plaats op basis van minimaal de prijsinflatie. Een keuze van indexatie op basis van prijsinflatie maakt het niet mogelijk de looninflatie te volgen. Op basis van de looninflatie is echter grotere gelijkheid in pensioenen te realiseren (volgen van salarissen) onafhankelijk van het moment van pensionering.
Overgang van nominaal naar reëel kan (zo de rekenrente niet wordt opgehoogd) tot nieuwe initiële kortingen leiden. Immers dekkingsgraden beneden de 100% zullen eerst weer op het niveau van 100% moeten worden gebracht. Dekkingsgraadmiddeling geschiedt over 12 maanden, hetgeen een goede zaak is. Als rekenrente, het fictief percentage dat het belegde pensioenvermogen wordt geacht op te brengen in de toekomst, wordt voor de korte termijn nog steeds de lage marktrente op nagenoeg risicoloze leningen (circa 2,3%) toegepast. Vergelijk dit met het behaalde rendement van ABP van 7,1% gemiddeld over de laatste 20,5 jaar. Het belegd vermogen van ABP steeg van 1996 tot 2013 van € 88,4 miljard tot € 286 miljard. De rekenrente mag op zeer lange termijn (na ruim zestig jaar) toegroeien naar 4,2%. Voor de bepaling van de rente op langere termijn, de ultimate forward rate is een commissie ingesteld. De rentevaststelling blijft manipuleerbaar hetgeen niet acceptabel is. Er is geen informatie over de levensverwachting aanpassingsmethodiek? Thans wordt er gerekend met schattingen ofwel prognoses vijftig jaar in de toekomst. Niets is minder voorspelbaar dan de toekomst. Toch heeft dit gegeven een zeer belangrijke impact. Hiervoor en voor vele andere uitwerkingen volgen nog Algemene Maatregelen van Bestuur. De voorgestelde wijzigingen zijn slecht en moeilijk uitvoerbaar.
BELASTING BETALEN IN HET LAND WAAR U WOONT? Meestal moet u belasting betalen in het land waar u woont. Uw nationaliteit doet er dan niet zoveel toe. Soms kan dubbele belastingheffing ontstaan, meestal wordt dit voorkomen door een belastingverdrag. Nederland heeft met ruim tachtig landen verdragen gesloten. Bij emigratie moet u een emigratieaangifte invullen en veelal krijgt u een conserverende aanslag. Dit is een aanslag die niet hoeft te worden betaald, tenzij u zich niet aan bepaalde spelregels houdt. In de notitie fiscaal verdragsbeleid 2011 is het meest recente beleid beschreven dat Nederland hanteert bij het (her)onderhandelen van belastingverdragen. Er is meer aandacht gekomen voor transparantie en informatie-uitwisseling in belastingzaken. Ook worden in toenemende mate antimisbruikbepalingen opgenomen in de belastingverdra-
gen. Hoe zit het nu met de heffing door de woonstaat en/of de bronstaat?
Woonstaatheffing of bronstaatheffing Via leden woonachtig in Duitsland kwam de Nederlandse belastingwetgeving aan de orde. Maar ook leden elders woonachtig (Spanje) bleken geïnteresseerd in de mogelijke toekomstige aanpassingen van bilaterale verdragen rond belastingheffing van pensioenen die in Nederland fiscaal gefaciliteerd zijn opgebouwd. Het oude bilaterale verdrag met Spanje dateert uit 1972. Een toekomstige aanpassing lijkt verwachtbaar. De collega, woonachtig in Duitsland, werd geconfronteerd met het belastingverdrag gesloten door de Nederlandse staat met September 2013
9
de Duitse staat in april 2012. Het bilaterale verdrag heeft onze Tweede Kamer gepasseerd en vindt ingang per januari 2014. Een overgangsperiode tot 2015 betekent dat hij met ingang van 2015 te maken krijgt met bronstaatheffing van zijn pensioen. Een pensioen dat hij bij een Nederlands bedrijf had opgebouwd. Gelet op de ruim hogere belastingtarieven in Nederland kan bronstaatheffing financieel slecht uitpakken. Voor overheidsbetrekkingen was het al zo dat belastingheffing in de bronstaat plaatsvond. Waarom de aanpassing? De Nederlandse belastingwetgeving gaat voor inkomsten uit dienstbetrekking in de particuliere sector uit van een heffing door de werkstaat, dat wil zeggen: een heffing door de staat waar de arbeid is verricht. Dit geldt voor inkomsten uit tegenwoordige dienstbetrekking, maar ook voor inkomsten uit vroegere dienstbetrekking, waaronder pensioenen. Pensioenuitkeringen vormen feitelijk uitgesteld loon. Dit komt ook tot uitdrukking in het zogenoemde EET-systeem (exempt, exempt, taxed) dat Nederland hanteert, waarbij de premies aftrekbaar zijn en de aanspraken onbelast blijven, terwijl de uitkeringen wel worden belast. Lang niet alle staten hanteren een dergelijk EET-systeem. Tot dusver was er de heffing ingevolge het artikel 18 OESOmodelverdrag, het pensioenartikel, dat uitgaat van de toede-
10
Mededelingenblad
ling van het heffingsrecht aan de woonstaat van de pensioengerechtigde in plaats van aan de staat waarin het pensioen is opgebouwd (de bronstaat). Dit omdat de pensioengerechtigde immers gebruik maakt van de openbare voorzieningen in de woonstaat. In de notitie uit 1998 is om die reden aangegeven dat het Nederlandse verdragsbeleid artikel 18 OESO-modelverdrag als hoofdregel zou volgen, in weerwil van het systeem in de Nederlandse belastingwetgeving. Wel formuleerde de notitie uit 1998 twee uitzonderingen. Ten eerste wilde Nederland fiscaal geïndiceerde emigratie naar een staat met een gunstig fiscaal regime voor pensioenafkoop tegengaan. Ten tweede streefde Nederland naar een bronstaatheffing voor reguliere pensioenuitkeringen, indien de bronstaat de pensioenopbouw fiscaal gefaciliteerd heeft en de woonstaat de uitkeringen aan een bijzonder regime onderwerpt. Demografische en andere ontwikkelingen van het afgelopen decennium en de verwachte ontwikkelingen in het komende decennium, tezamen met de steeds verder gaande internationalisering van de arbeidsmarkt, leiden tot een toename van het aantal belastingplichtigen dat het in Nederland opgebouwde pensioen na pensionering in het buitenland gaat genieten.
Hiermee groeit het financiële belang van Nederland als bronstaat, nu pensioenopbouw alhier – internationaal gezien: in relatief ruime mate – met gebruikmaking van fiscale faciliteiten mogelijk is. Daarbij komt, dat ook in internationaal verband de heffingswens van de staat die de pensioenopbouw fiscaal gefaciliteerd heeft, in toenemende mate wordt erkend. Nederland streeft naar het overeenkomen van bronstaatheffing voor in Nederland gefaciliteerde opgebouwde pensioenen. In het kader van een compromis kan Nederland met individuele verdragspartners als alternatief een beperkt heffingsrecht voor de bronstaat overeenkomen.
belastingverdragen heffingsrechten over pensioenuitkeringen die zijn opgebouwd in publiekrechtelijke dienstbetrekkingen, toe aan de staat die deze pensioenen uitbetaalt (ook wel kasstaat of overheidstaat genoemd). Indien het pensioenartikel uitgaat van een algemene bronstaatheffing, is er daarmee in wezen geen aanleiding meer om een splitsing aan te brengen tussen particuliere en publiekrechtelijke pensioenen.
In afwijking van de heffingsregeling voor pensioen dat is opgebouwd in de particuliere sector (woonstaatheffing), wijzen
Ruud Meijer
De integrale beleidsnotitie vindt u op de site www.rijksoverheid.nl
BOEKBESPREKINGEN Titel: Afghanistan Tussen oorlog en wederopbouw Auteur: Randy Noorman Prijs: € 19,95 ISBN: 978-94-6153-232-9 Uitgever: Aspekt, Soesterberg Uitvoering: 212 pagina’s, geïllustreerd
Titel: Valkenburg mei 1940. De strijd om het vliegveld en het dorp Auteurs: D. Harff en P. Harff Prijs: € 24,95 ISBN: 978-90-8167-070-8 Uitgever: P.E. Harff Uitvoering: 592 pagina’s, geïllustreerd
De auteur beschrijft zijn uitzending met de battlegroup naar Uruzgan en de acties waaraan hij deelnam. Als lezer krijg je door de gedetailleerde beschrijvingen een boeiende inkijk in het werk en het vakmanschap van de KL militairen in Uruzgan. Van het voor velen frustrerende wachten op het eerste vuurcontact tot de patrouilles en gevechtsacties. Hij maakt duidelijk dat regelmatig in een splitsecond tactische beslissingen moeten worden genomen met mogelijk verstrekkende politieke gevolgen. Duidelijk is dat het ‘over de schouder meekijken vanuit Den Haag’ bij diverse acties niet leidt tot meer duidelijkheid bij de uitgezonden militairen. Jammer is het forse aantal spel- en taalfouten in dit interessante en lezenswaardige boek.
Op 10 mei 1940 voerden de Duitsers een verrassingsaanval met parachutisten en luchtlandingstroepen uit op het Vliegveld Valkenburg. Omdat het landingsterrein drassig was zakten de gelande Ju 52 transportvliegtuigen in de modder waardoor geen verdere luchtlandingseenheden konden worden aangevoerd. Zware gevechten op en rondom Valkenburg werden gedurende vijf dagen gevoerd tussen Duitse eenheden en het Nederlandse leger. Dit boek beschrijft hoe het vliegveld in Duitse handen valt en honderden Duitse militairen in de duinen tussen Katwijk en Scheveningen terechtkomen. Aan de hand van Duitse en Nederlandse ooggetuigenverslagen worden de gebeurtenissen tot in detail beschreven en geïllustreerd met uniek fotomateriaal. Geïnteresseerden in de krijgsgeschiedenis van Nederland mogen dit boek niet missen.
Met dank aan Checkpoint
Lkol KLu b.d. A.J. van den Broeke
September 2013
11