Pensioenen en uitkeringen (P&U) INSTELLING HOGER BEROEP Vervolg op artikel in MB 212 In het artikel ‘Koopkracht voor onze leden achteruit. Wat doet uw KVEO?’ hebt u gelezen dat de KVEO besloten heeft steun te geven aan een lid dat ABP heeft gedagvaard en daarbij uitbetaling heeft gevorderd van de ontstane achterstand door het niet indexeren van het voor 1 juni 2001 opgebouwde pensioen. Dit juist vanwege het belang van een uitspraak voor de overige leden.
ktze bd R.J. Meijer
De dagvaarding ging uit van de onrechtmatigheid van het besluit waarbij tot achterwege laten van indexatie werd besloten. Een indexatie (aanpassing pensioenen aan algemene bezoldigingswijzigingen) welke, tot het moment van privatisering van ABP, een wettelijk recht was op basis van de Amp-wet. De vordering werd door de rechter afgewezen. Hoger beroep bij het gerechtshof is, zo heeft het KVEO-lid ons medegedeeld, inmiddels ingesteld. Dat betekent dat van de uitspraak van de kantonrechter in hoger beroep is gegaan bij het gerechtshof. Een nieuwe behandeling van de zaak vindt plaats op basis van de in eerste aanleg aangevoerde bezwaren. Dit betreft zowel de feiten als het daarop toepasselijke recht. Binnenkort zal de bij de procedure betrokken advocaat het gerechtshof de nodige schriftelijke stukken (memorie van grieven genoemd) toezenden. We houden u op de hoogte van de ontwikkelingen.
DEKKINGSGRAAD EN KOOPKRACHT ABP, het grootste pensioenfonds van Nederland, zag zijn dekkingsgraad dalen, van 106,7 op 30 juni 2014 naar 103,1 procent op 30 september jl. Dit ondanks positieve beleggingsresultaten. De positieve rendementen (2,9%) die ABP boekte met de beleggingen zorgden in het derde kwartaal voor een stijging van het beschikbaar vermogen met 9 miljard euro. Over de eerste drie kwartalen van 2014 verdiende ABP 34 miljard euro (11,4%) en steeg het vermogen tot € 334 miljard. Ter vergelijking: in 2002 was dit € 135,5 miljard. Vicevoorzitter ABP José Meijer: “Ondanks positieve beleggingsresultaten is de dekkingsgraad van ABP in het derde
10
Mededelingenblad
kwartaal helaas onder de vereiste grens van 104,2% terechtgekomen. ABP heeft dus een dekkingstekort. Dat wordt veroorzaakt door de aanhoudend dalende rente waarmee wij onze verplichtingen moeten berekenen. Voor onze deelnemers betekent dit dat een verhoging van pensioen, de indexatie, verder uit beeld raakt. Aan de andere kant zal in 2015 niet ingegrepen hoeven te worden, omdat de pensioensector te maken krijgt met de nieuwe reken- en spelregels uit de Pensioenwet, het Financieel Toetsings Kader (FTK), en er sprake is van een overgangsjaar. Zoals het er nu naar uitziet betekent dat voor 2015 geen verhoging, maar ook geen verlaging van pensioenen. De financiële positie van ABP blijft door de bijzonder lage rekenrente zorgelijk.’ De dekkingsgraad op 31 oktober 2014 bedroeg 102,3%. Met de dekkingsgraad van 102,3 voldoet het ambtenarenpensioenfonds niet aan de wettelijke minimumgrens van ruim 104,2 procent. Het kabinet heeft op 16 oktober jl. steun gekregen van de Tweede Kamer (ChristenUnie, SGP, VVD,
Van Vliet, D66, GroenLinks en de PvdA) voor het wetsvoorstel aanpassing FTK Pensioenwet. Behandeling in de Eerste Kamer vindt plaats op 8 of 9 december a.s. De aanpassing van het FTK bestaat voor een groot deel uit het stapelen van veiligheid op veiligheid en het in zeer beperkte mate en alleen onder strenge voorwaarden toestaan van indexaties.
Verhoging AOW-leeftijd
De lage rente vastgesteld door de ECB, waarvoor de DNB mede beleidsverantwoordelijkheid draagt, is een belangrijke boosdoener, welke leidt tot lage dekkingsgraden en daarmee tot niet-indexaties. ABP heeft na de besluitvorming in de Tweede Kamer gemeld de pensioenen nu zeker tien jaar niet te kunnen verhogen. Het vermogen van ABP bedraagt thans 334 miljard euro. Het is te hopen dat de Eerste Kamer als ‘Kamer van heroverweging’ het wetsvoorstel FTK inhoudelijk grondig bestudeert en daarbij de argumenten in het memorandum van 3 november van NVOG, KNVG en CSO beziet alvorens het wetsvoorstel te aanvaarden. Zie voor dit memorandum de rubriek ‘Nieuws van de NVOG’.
Partnertoeslag
De koopkracht van het pensioen staat flink onder druk. Een niet-geïndexeerd pensioen is een leeglooppensioen. In de aanloop naar de Pensioen en Spaarfondsen Wet in 2007 werd door het kabinet en de SER gewezen op de noodzaak van een bestendig indexatiebeleid. Tien jaar niet indexeren betekent bij een gemiddelde inflatie van boven de 2% een koopkracht vermindering van circa 20%. Ouderen dragen net als alle andere deelnemers via het uitblijven van indexatie bij aan het herstel van dekkingsgraden. Alleen zij hebben veelal geen tijd van leven meer om verbeteringen af te wachten. Maar het zijn niet alleen de pensioenmaatregelen, ook belastingmaatregelen zoals de WUL, de verslechteringen in AOW, het AOW-gat waarbij het verplicht ontslag door Defensie niet meer aansluit bij de aanvangsdatum AOW, de zorg, belastingvrije voet en meer maken dat onze leden zich steeds minder zeker voelen voor wat betreft de toekomst. De overkoepelende organisaties waarbij de KVEO is aangesloten of mee verwant is, proberen invloed te krijgen bij beleidsbepalers, kabinet, Kamerleden e.a. om waar mogelijk iets aan de plannen te veranderen. Nadere informatie krijgt u via het Mededelingenblad, maar ook via de diverse websites. Aarzelt u niet uw ervaringen te delen waar dit naar uw mening zinvol is.
Per 1 januari 2015 is de AOW-leeftijd met drie maanden verhoogd. Het kabinet wil de AOW-leeftijd na 2015 verder verhogen: naar 66 jaar in 2018 en 67 in 2021. Om de AOW-leeftijd te kunnen verhogen, moet het kabinet de wet aanpassen. Een wetsvoorstel wordt ingediend.
De AOW-partnertoeslag wordt in 2015 afgeschaft voor alle nieuwe AOW’ers. Het kabinet heeft dat in 1995 besloten vanwege de verdergaande individualisering en de emancipatie van vrouwen. De partnertoeslag verandert in 2015. U kunt een toeslag boven op uw AOW-pensioen krijgen als uw partner nog geen AOW heeft en niet te veel verdient. Op 1 april 2015 vervalt de toeslag. Als u op die datum of later voor het eerst AOW krijgt, ontvangt u géén toeslag voor uw jongere partner. Ook niet als uw partner geen inkomen heeft of niet te veel verdient. U kunt dus nooit een toeslag krijgen als u geboren bent op of na 1 januari 1950. Hebt u al een toeslag of krijgt u vóór 1 april 2015 een toeslag? Dan houdt u deze zolang uw partner niet te veel verdient. Maar u raakt uw toeslag voorgoed kwijt als het inkomen van uw partner te hoog wordt.
AOW bij samenwonen (kostendelersnorm) Op 1 juli heeft de Eerste Kamer ingestemd met het wetsvoorstel om de kostendelersnorm in te voeren. Wonen er naast u en uw eventuele partner ook andere mensen van 21 jaar of ouder bij u in huis? Dan wordt uw AOW vanaf juli 2016 mogelijk lager. Deze regeling werd in de media ook wel mantelzorgboete genoemd. Waarom de kostendelersnorm? Mensen met een AOW-uitkering die samenwonen, krijgen een basisuitkering van 50% van het wettelijk minimumloon. Dit geldt voor bijvoorbeeld gehuwden, samenwonenden, samenwonende broers of zussen, een oma met een kleinkind, etc.
GEPLANDE AANPASSINGEN AOW/SVB In de sociale verzekeringen zijn versoberingen gepland vanwege toenemende kosten AOW van ongeveer € 50 miljard in 2040. Drees verwachtte in 1957 al dat de leeftijd in de loop der jaren regelmatig zou moeten worden aangepast aan de levensverwachting. december 2014
11
Alleenstaanden in de AOW krijgen een aanvulling op deze basisuitkering. Zij hebben immers extra kosten omdat zij allerlei kosten zoals huur, gas, licht en water alleen moeten betalen. Huisgenoten die een studie of opleiding volgen, een kamer huren of kostganger zijn (commerciële relatie), worden niet als kostendeler gezien. Een commerciële relatie is niet mogelijk met een ouder, kind, broer of zus.
BELASTINGEN Verdwijnen van fiscale voordelen ouderen. In de belastingen is/wordt het nodige gewijzigd (zie belastingdienst.nl voor het totale plaatje). Onze koepelorganisatie NVOG heeft richting de Tweede Kamer gereageerd op de diverse plannen zoals daar zijn:
Hogere AOW als beide partners een eigen huis hebben Samenwonende AOW’ers die beiden nog een eigen koop- of huurwoning hebben, krijgen 70% AOW. Dit geldt met terugwerkende kracht tot 1 februari 2014.
Inkomensondersteuning in plaats van KOB Voor de meeste mensen verandert er volgend jaar niets. Tot 1 januari 2015 ontvangt iedereen die de AOW-leeftijd heeft de tegemoetkoming KOB (Koopkracht-tegemoetkoming Oudere Belastingplichtigen) van € 25,12 per maand. Daarna wordt het inkomensondersteuning. Het verschil met de tegemoetkoming KOB is dat de inkomensondersteuning AOW afhankelijk is van hoeveel AOW iemand heeft opgebouwd. Voor AOW’ers met een volledige AOW (100% opbouw) verandert er niets. Zij ontvangen een inkomensondersteuning AOW van € 25,12. Voor mensen met een onvolledige AOW betekent het dat zij met ingang van 1 januari minder zullen ontvangen. Iemand die bijvoorbeeld 50% AOW heeft opgebouwd, ontvangt 50% van € 25,12 = € 12,56.
AOW-gat De verhoging van de AOW-leeftijd leidt tot een AOW-gat voor de UGM / militairen. Op het 65ste jaar stopt namelijk de UGM en ontvangt men voor het eerst het ABP OuderdomsPensioen, maar nog geen AOW. Om dit inkomensverlies op te vangen bestaat er een ABP-overbruggingsregeling, waarbij het ABP Ouderdoms-Pensioen de AOW compenseert. In het komend arbeidsvoorwaardenoverleg van de leden van het sectoroverleg Defensie met de minister van Defensie staat het onderwerp ‘oplossen van AOW-gat’ als belangrijk punt geagendeerd.
Aanvullend pensioen gaat AOW leeftijd volgen (zie abp.nl) Sociale partners zijn voornemens de ABP-regeling voor 2015 op de volgende punten aan te passen: • Vanaf 1-1-2015 verhoogt ABP de zogenaamde pensioenrekenleeftijd van 65 naar 67 jaar. Het pensioen dat al opgebouwd is tot 1-1-2015, verandert niet. De pensioendatum blijft 65. De leeftijd 67 wordt uitsluitend gebruikt voor de berekening van het pensioen. • Geen pensioenopbouw boven € 100.000. • Opbouwpercentage blijft 1,75% en franchise blijft € 18.300. Zie voor nadere gegevens de website van de SVB en van het ABP. Ook bij rijksoverheid.nl en wijzeringeldzaken.nl vindt u gedetailleerde informatie.
12
Mededelingenblad
Nivellering via inkomensafhankelijke heffingskorting De naheffing ofwel lagere teruggave 2014 via de Vooraf Ingevulde Aangifte (VIA) op 1 maart 2015, kan oplopen tot honderden euro’s. Het leidde tot veel ophef in november. De naheffingsproblematiek ontstond doordat de Belastingdienst niet in staat bleek om nivellerende wijzigingen uit een voorgaand belastingplan op tijd te implementeren. In plaats van via de zorgpremie werd door het kabinet besloten om de nivellering via de inkomstenbelasting door te voeren. De heffingskorting werd inkomensafhankelijk. Dit gebeurde op basis van afspraken die het kabinet in oktober vorig jaar maakte met de oppositiepartijen D66, ChristenUnie en SGP. Aan deze nivellerende maatregel ging de blijkbaar onvoldoend nivellerende maatregel van 2001 vooraf. Het is de voortdurend veranderende politieke besluitvorming die de uitvoerende Belastingdienst in problemen brengt. Tot 2001 kende de inkomstenbelasting de zogenaamde belastingvrije som. Bij de belastingvrije som werd van het belastbaar inkomen eerst een bedrag afgetrokken, waarna de te betalen belasting werd berekend. Door dit systeem was het netto-effect
van de belastingvrije som afhankelijk van het voor de belastingplichtige geldende toptarief. Bij heffingskortingen daarentegen wordt eerst de te betalen belasting berekend. Vervolgens wordt hierop de heffingskorting in mindering gebracht. Daardoor had de heffingskorting voor elke belastingplichtige hetzelfde netto-effect. Vanaf 2014 is de heffingskorting inkomensafhankelijk gemaakt.
voor pensioenfondsen. Kernvragen gaan over collectiviteit, solidariteit, keuzevrijheid en verantwoordelijkheid.
Vermogensrendementsheffing, alternatieven worden onderzocht
Tot 1 december konden mensen hun visie of opvattingen delen via de site. Op maandag 8 december volgt de slotbijeenkomst van de dialoogfase van De Nationale Pensioendialoog. Iedereen die een bijdrage heeft geleverd via deelname aan één van de bijeenkomsten en/of via een bijdrage op de website, ontvangt hiervoor een uitnodiging.
Over uw belastbaar inkomen uit vermogen betaalt u 1,2% belasting. Dit is 30% belasting over een door de Belastingdienst verondersteld door u behaald voordeel van 4% van uw vermogen. Uw belastbaar vermogen is uw vermogen minus het heffingsvrije vermogen waarover u geen belasting betaalt. Oudere belastingplichtigen hebben als het inkomen niet hoger is dan € 19.895 recht op een verhoging van het heffingsvrij vermogen (de zogenaamde ouderentoeslag). Per 1 januari 2016 wordt die toeslag afgeschaft. Nu het werkelijk op vermogen behaalde rendement al geruime tijd veel lager is dan de fictief veronderstelde 4% wordt de roep tot aanpassing van de 1,2% heffing steeds sterker. Staatssecretaris Wiebes heeft in oktober jl. toegezegd dat in het kader van de stelselherziening het kabinet alternatieven gaat onderzoeken voor de huidige vermogensrendementsheffing.
Ouderenkorting omlaag per 2016 De ouderenkorting voor oudere belastingplichtigen met een inkomen tot 36.200 euro wordt verlaagd tot circa 970 euro. Voor inkomens boven die grens zal de ouderenkorting in 2016 slechts 70 euro bedragen. De ouderenkorting is een korting op uw inkomstenbelasting en premie volksverzekering. Dat betekent dat u minder belasting en premies hoeft te betalen.
Overige plannen In behandeling zijn een verhoging van het tarief van de eerste schijf van de inkomstenbelasting met 0,25% (ten opzichte van 2014) en het vervallen van de ouderentoeslag, dit is de verhoging van het belastingvrij vermogen voor inkomens tot € 20.000.
Onze pensioenkoepel NVOG heeft gezamenlijk met CSO en KNVG een constructieve bijdrage geleverd aan de brede discussie met het rapport: ‘Naar een nastrevenswaardig pensioenstelsel”, zie de website van de NVOG.
Waarom zo’n pensioendialoog? Is het nodig? Kan het wat opleveren? Wat wil de politiek ermee? Heeft het iets te maken met de onvoorstelbare vermogens in het Nederlandse pensioenstelsel bijeengebracht? Een aardige aanzet tot een antwoord gaf Kick van der Pol, voorzitter van de Pensioenfederatie, tijdens het jaarcongres gehouden op 6 november 2014. De Pensioenfederatie (vertegenwoordiger van de pensioenfondsen) ziet het als haar missie de belangen van de Nederlandse pensioenfondsen optimaal te behartigen en de ontwikkeling van het pensioenstelsel te bevorderen. Een deel van zijn speech treft u hierna aan (de volledige tekst vindt u op de site van de pensioenfederatie). “Er zijn veel wensen en opvattingen rond pensioen. Een ding is zeker: rustig zal het op het pensioenterrein niet worden. De turbulentie in de pensioensector houdt onverminderd aan. De financiële markten zijn aanhoudend onrustig. Met een extreem lage rente proberen de centrale banken het tekort aan regie door de overheden te compenseren. Het lijkt wel tevergeefs. Ondertussen wordt de pensioensector wel midscheeps door die lage rente geraakt.
PENSIOENDIALOOG
De besturen van onze fondsen weten heel beheerst op deze woelingen te reageren. Dat wordt hen niet gemakkelijker gemaakt door steeds meer knellende en ingewikkelde regelgeving en door toezichthouders die in toenemende mate scherp meekijken. En ver weg van dat gewoel is daar de deelnemer die een hoge prijs betaalt en steeds minder begrijpt wat dat later zal opleveren. Bij alles wat we doen zullen we die deelnemer voor ogen houden.
Zoals vermeld in voorgaand Mededelingenblad heeft staatssecretaris Klijnsma op 29 augustus jl. de website denationalepensioendialoog.nl gelanceerd. Ze riep belanghebbenden op mee te doen aan de discussies over de toekomst van het pensioenstelsel op de wat langere termijn die de komende maanden plaatsvinden. De pensioendialoog staat los van de veranderingen die volgend jaar ingaan op pensioengebied zoals een lagere pensioenopbouw en strengere spelregels
Het is in het belang van de deelnemers dat de fondsen naar het grote publiek, de overheid en de toezichthouders eensgezind optreden. Daarom trekken de fondsen samen op in de Pensioenfederatie. • In het programma van vandaag staat de waarde van pensioen centraal. Voordat ik het over pensioen wil hebben, maak ik een uitstapje naar onze dijken. Nederland heeft een van de beste dijkenstelsels van de wereld. Elk jaar december 2014
13
weer staan we in de top drie. De hele wereld kijkt jaloers naar ons dijkenstelsel. Toch kennen we problemen. Het waterpeil stijgt en de bodem klinkt in. En soms loopt het toch uit de hand. Hoe gaan we hier mee om? • Er komt geen discussie dat we al onze dijken willen vervangen door een compleet ander stelsel. • Zwakke plekken worden direct aangepakt en niet doorgeschoven naar toekomstige generaties of naar een nationale dijkendialoog. • De normen voor onze dijken worden weliswaar verhoogd, maar we accepteren dat de uiterwaarden vaker overstromen en sterker nog we bereiden allerlei polders voor die we beheerst onder water kunnen laten lopen. Gingen we maar ook zo met ons pensioenstelsel om. Net als onze dijken behoort het tot de beste van de wereld. Maar er zijn ook zwakke plekken die we allemaal kennen. Enkele daarvan worden aangepakt in het nieuwe FTK. We zijn positief over de grotere stabiliteit door onder meer de voortrollende tienjarige uitsmeerperiode. Maar daarmee zijn zeker niet alle zwakke plekken aangepakt. Ze worden doorgeschoven naar de nationale pensioendialoog. Ondertussen doen we net alsof nu iedereen droge voeten kan houden. Zelfs de uiterwaarden mogen niet meer onder water lopen. De zomerdijken moeten immers toekomstbestendig zijn. In plaats van iedereen ervan te doordringen dat we met zijn allen meer risico lopen en die risico’s beheers-
baar te maken, schieten we door bij het vormen van buffers. Ik weet dat het vandaag de dag gek klinkt, maar op termijn worden de pensioenfondsen daardoor te rijk. De jongeren wordt verteld dat dit in hun belang is. Zij kunnen zich echter niet de brede herwaardering uit de jaren negentig herinneren en weten dan ook niet welke risico’s rijkere pensioenfondsen lopen. Ook weten ze niet of ze hun hele werkzame leven bij een pensioenfonds aangesloten blijven. Hopelijk wel, maar wanneer dat niet het geval is, is het nog maar de vraag of ze ooit de vruchten plukken van te hoge buffers. Meerdere berekeningen wijzen uit dat vooral de jongeren die nog de arbeidsmarkt moeten betreden er baat bij zullen hebben. Dat we de eerste paar jaar nog alle voorrang geven aan herstel van de buffers is aan iedereen uit te leggen. Maar wanneer we een tiental jaren premie vragen voor een geïndexeerd pensioen terwijl we onvoldoende indexeren en alle voorrang blijven geven aan de buffers, zal het vertrouwen in ons stelsel zwaar op de proef gesteld worden. Wat hebben we aan toekomstbestendig indexeren als de prijs daarvan is dat het stelsel zelf niet meer toekomstbestendig is? Er is dus werk aan de winkel. Om te beginnen de nationale pensioendialoog. We zullen onze input, zo concreet mogelijk, leveren. Maar we zullen er ook voor waken dat die dialoog een grote parkeerplaats wordt voor onopgeloste problemen.” Ons pensioenfonds ABP heeft inmiddels haar visie op de toekomst gepubliceerd ‘ABP visie op 2020’. ABP zet in die visie in op meer flexibiliteit voor de deelnemer/gepensioneerde. Er staan goede en duidelijke zaken in het rapport. Zo wordt er gesteld dat werkgevers en werknemers zelf over het pensioen gaan. Zij moeten daarvoor voldoende ruimte krijgen. Niet de overheden in Den Haag en Brussel mogen bepalend zijn voor de opzet van het pensioenstelsel. De opmerking van het ABP: “Een goed pensioen biedt zekerheid en koopkracht” is een wezenlijke. Echter momenteel is er noch zekerheid noch koopkracht! Toch een rapport om eens naar te kijken. ‘ABP visie 2020’. De visie is te vinden op de site van ABP.
N.B. Laatste nieuws Belastingdienst De Belastingdienst meldt dat iedereen die volgend jaar een aanslag inkomstenbelasting over 2014 moet betalen, daar vier maanden extra de tijd voor krijgt. Ruud Meijer
14
Mededelingenblad
STEKELIGHEDEN Verliezen van overlijdensuitkering Een lid moest blijvend worden opgenomen in een verpleeghuis. De echtgenote bleef in de eigen koopwoning achter. Het kan dan financieel voordelig zijn om zogenaamd als ‘duurzaam gescheiden levend’ te worden aangemerkt. Je moet hiertoe als partner zelf besluiten. Je vraagt dit aan bij de SVB. Zo’n besluit kan nadelen hebben. Voor de AOW bent u dan ongehuwd. De AOW voor een ongehuwde is hoger dan de AOW voor een gehuwde. Vaak stuurt de Sociale Verzekeringsbank (SVB) een brief waarin zij u op de mogelijkheid van duurzaam gescheiden levend wijzen. Daarin staat ook dat de keuze duurzaam gescheiden levend niet in alle gevallen positief uitpakt. Het ABP Ouderdoms Pensioen en eventuele aanvullingen daarop kunnen veranderen. De eigen bijdrage (CAK) voor zorg en verblijf zal verhoogd worden. De partner besloot vanwege de hoge bijdrage aan het ver-
pleeghuis te kiezen voor het alleenstaanden AOW-pensioen. De partner bezocht haar echtgenoot dagelijks en had zo het gevoel nog samen te leven. Helaas, geheel onverwacht, binnen een maand na opname, overleed haar man heel plotseling. Daarna werd zij al snel geconfronteerd met een nadelig gevolg van haar keuze: het niet toekennen door ABP van de overlijdensuitkering aan de partner, van wie hij duurzaam gescheiden leefde. Dit is een uitkering ter hoogte van twee maanden bruto ouderdomspensioen (netto uitbetaald). Na contact met het pensioenfonds werd gelet op de bijzondere omstandigheden toch besloten tot toekennen van de overlijdensuitkering, maar de boodschap is dat het belangrijk is dat de financiële gevolgen van de keuze ‘duurzaam gescheiden levend’ vooraf goed onderzocht moeten worden. Ruud Meijer
STICHTING BELANGENBEHARTIGING NEDERLANDSE GEPENSIONEERDEN IN HET BUITENLAND (SBNGB) Zoals inmiddels reeds geruime tijd bekend is, heeft de Nederlandse regering eerder dit jaar een nieuw belastingverdrag afgesloten met Duitsland waarin, in tegenstelling tot het eerder uitgangspunt alsmede in afwijking van het OECD en EC beleid, overgegaan wordt op bronheffing hetgeen zal leiden tot grote negatieve financiële gevolgen voor de geëmigreerde gepensioneerden. Tijdens de behandeling van het verdrag door de Eerste Kamer zijn in de Financiële Commissie daarover kritische vragen gesteld o.a. door de CDA fractie hetgeen voor onze stichting aanleiding is geweest aan de discussie daarover onderstaande bijdrage te willen leveren. E-mail aan Profesor P.H.J. Essers met kopie aan de heren G.H. Terpstra en R. van de Linde, leden van de Eerste Kamerfractie van het CDA Geachte heer Essers, Hierbij richt ik mij tot u en uw collega leden van de Eerste Kamer van het CDA in mijn hoedanigheid als voorzitter van de SBNGB die werd opgericht ten tijde van de introductie van de ZVW waarbij ten gevolge van de Nederlandse interpretatie van de EU verordening 1408/71 alle gepensioneerden woonachtig in de zogenoemde verdragslanden van verdere deelname aan de leeftijdssolidariteit werden uitgesloten. Ik verwijs naar het Voorlopig Verslag van de Vaste Kamer-
commissie voor Financiën zoals vastgesteld op 19 november 2014 waarin ik lees: “De leden van de CDA-fractie kunnen zich vinden in het streven van de Nederlandse regering om in Nederland opgebouwde pensioenen zoveel mogelijk bij uitkering in Nederland te belasten. Niettemin zal er wel rekening moeten worden gehouden met optredende inkomensverschillen van pensionado’s als gevolg van verdragswijzigingen. Een overgangsregeling om deze gevolgen te mitigeren is dan ook op zijn plaats. Hierin kunnen deze leden zich dan ook goed vinden”. Op 19 november 2007 werd onder auspiciën van de SVB een congres georganiseerd onder leiding van de staatssecretaris van Sociale Zaken waarbij onder anderen aanwezig waren de directeur van het CSP. Ook de politiek was daarbij vertegenwoordigd door de heren Stef Blok (VVD) en Ton Heerts (PvdA) alsmede een lid van de Tweede Kamerfractie van het CDA die allen tijdens de discussies het door de overheid te voeren beleid volledig ondersteunden. Het thema van de bijeenkomst was OVER DE GRENS waarbij wij werden geïnformeerd over het standpunt van de regering in deze materie. Kort samengevat kwam het erop neer dat het beleid van de Nederlandse regering als ook de OECD en de Europese Commissie was gebaseerd op het uitgangspunt, dat voor de Nederlandse pensionado het economisch en sociaal centrum van zijn leven zou komen te ligdecember 2014
15
lificerende buitenlandse belastingplicht. Wat zijn bijvoorbeeld de gevolgen van deze regeling voor in Duitsland wonende Nederlanders die onder andere Nederlandse AOW ontvangen en daarover in Duitsland belasting gaan betalen? In hoeverre heeft de regeling kwalificerende buitenlandse belastingplicht mogelijk negatieve gevolgen voor deze categorie?
gen in het nieuwe woonland. De op het OECD model gebaseerde belastingverdragen waren daarop reeds ingericht en de nieuwe ZVW dwong ons in het publieke zorgsysteem van ons woonland. Letterlijk werd gesteld “bereid u zich goed voor want de deur gaat achter u dicht”. Nu, nauwelijks acht jaar later, gaat het roer volledig om. Door het nieuwe uitgangspunt van de bronstaatheffing blijken alle vóór vertrek door de pensionado´s gemaakte voorbereidingen in een klap ongedaan te worden gemaakt en gaan deze juist tegen hen werken, waarbij volledig voorbij wordt gegaan aan het feit dat deze doelgroep niet meer in staat is indertijd genomen beslissingen terug te draaien om financiële en fysieke redenen. De zorgplicht van de overheid voor een groep kwetsbare ouderen wordt door deze verandering van de spelregels tijdens de wedstrijd volledig ter zijde geschoven waardoor er sprake is van onzorgvuldig bestuur. Verder lees ik in genoemd verslag: • Het valt de leden van de CDA-fractie echter op dat bij de introductie van deze overgangsregeling bij nota van wijziging geen toelichting is gegeven op de afweging van de regering bij het maken van de keuzes ten aanzien van deze overgangsregeling, bijvoorbeeld ten aanzien van de overgangstermijn (zes jaren) en de gehanteerde percentages (10-30%). • Welk toetsingskader is hierbij gehanteerd? Hoe verhoudt deze overgangsregeling zich ten opzichte van eventuele andere overgangsregelingen bij vergelijkbare Verdragswijzigingen? • Bij de behandeling van dit verdrag is nog onvoldoende gekeken naar de gevolgen van de combinatie met de regeling kwa-
16
Mededelingenblad
De vragen die u stelt over het toetsingskader zijn volkomen terecht. Eerder hebben wij aandacht gevraagd voor het feit dat er gemeten wordt met twee maten. Nieuwe belastingverdragen voor het VK, Noorwegen en Curaçao respecteerden volledig alle bestaande gevallen en traden in werking uitsluitend voor nieuwe gevallen. Waarom kan dit principe niet gerespecteerd worden voor het verdrag met Duitsland en andere landen waarmee momenteel onderhandeld wordt? Er is hier o.i. sprake van ‘willekeur van bestuur’ want er kunnen geen duidelijke redenen worden aangevoerd voor deze verschillende uitgangspunten. Het enige dat een rol zou kunnen spelen zijn de aantallen: voor het VK en Noorwegen zijn aantallen pensionado´s te verwaarlozen. Ten opzichte van Duitsland en de nog te volgen andere grote emigratielanden binnen Europa mag dat toch nooit een reden zijn om een veel beperkendere overgangsregeling voor te stellen. Het zou de overheid sieren indien de voorgestelde overgangsregeling van zes jaar voor bronstaatheffing op Nederlandse pensioenen zou komen te vervallen en in plaats daarvan het verdrag gaat gelden voor die gepensioneerden, die na de datum van inwerkingtreding naar Duitsland zijn geëmigreerd. Daarmee wordt dan niet de positie van de reeds geëmigreerde pensionado beschadigd, wordt recht gedaan aan de uitspraken over het beleid van de overheid tijdens het genoemd congres van 2007 en de indruk van willekeur vermeden. Het lijkt ons ook geen aanpassing die bij Duitsland bezwaren zal oproepen en voor de staatskas betekent dit slechts dat de inkomstenstroom zich in de tijd wat verschuift. Wij hopen in deze op steun van het CDA te mogen rekenen. Met vriendelijke groet, Stichting Belangenbehartiging Nederlandse Gepensioneerden in het Buitenland, www.vngsint.com C.H. van der Wiel.