Pensioenen en uitkeringen VERLAGING AOW-TOESLAG UITGESTELD Het wetsvoorstel waarin de verlaging van de AOW-toeslag wordt geregeld, is op 21 december 2010 door de Eerste Kamer aangehouden in afwachting van een brief van minister Kamp van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het gaat om de toeslag die een AOW’er krijgt voor een partner ktze bd R.J. Meijer die nog geen 65 jaar is. Het aanhouden van het wetsvoorstel betekent dat de voorgestelde verlaging in de huidige vorm niet per 1 januari 2011 plaatsvindt. Op 4 februari jl. heeft de minister een brief naar het par lement gestuurd waarin hij aangeeft hoe hij de geplande verlaging van de AOW-toeslag wil vormgeven. Volgens het aangepaste wetsvoorstel zal de AOW-toeslag per 1 juli 2011 met 10% worden verlaagd. De verlaging zal gelden voor huishoudens met een gezamenlijk inkomen van meer dan 30.000 euro per jaar (betreft dus huishoudens met een aanvullend pensioen van ongeveer 12.000 euro per jaar). Indien en zodra de Tweede Kamer akkoord gaat met de
voorgestelde wijzigingen zullen de AOW’ers die met de korting te maken krijgen nader worden geïnformeerd. Voor alle duidelijkheid: In 2015 vervalt de AOW-toeslag voor personen die op of na 1 januari 2015 vijfenzestig jaar worden, geheel.
HOUDBAARHEIDSBIJDRAGE, BOSBELASTING OFWEL GRIJSTAX Vanaf 2011 gaan mensen die na 1945 geboren zijn een bijdrage betalen om de AOW te bekostigen. Om de houdbaarheid van de overheidsfinanciën te waar borgen en zo de oudedagsvoorzieningen op het gewenste niveau te kunnen houden, moeten ouderen vanaf 2011 een houdbaarheidsbijdrage naar draagkracht gaan betalen. De houdbaarheidsbijdrage is een heffing naar draagkracht. Die heffing gaat in per 1 januari 2011. De heffing wordt ingebed in de schijvenstructuur van de heffing van inkomsten- en loonbelasting en premies volksverzekeringen: de tweede tariefschijf wordt vanaf 2011 jaarlijks nog maar voor 75% aan de inflatie aangepast, waardoor de inkomens sneller in de derde tariefschijf vallen. Ouderen met een inkomen boven de tweede schijf (dat is nu vanaf € 33.436) moeten de houdbaarheidsbijdrage gaan betalen. In 2011 ligt de grens tussen de tweede en de derde schijf voor 65-plussers (geboren vóór 1 januari 1946) op € 33.485. Voor iedereen geboren na 31 december 1945 ligt die grens in 2011 op € 33.436. Dat betekent dat over het verschil tussen deze bedragen (in 2011 € 49) door nieuwe 65-plussers niet 24,05%, maar 42,00% belasting gaat worden betaald.
Per jaar gaat men dus ongeveer € 8 meer belasting betalen. Doordat de indexatie in de toekomst steeds maar voor 75% wordt toegepast, groeit het verschil tussen de ‘oude’ en de ‘nieuwe’ grens van de derde schijf. Door deze grens van nu € 33.436 blijven ouderen met alleen AOW en een klein aanvullend pensioen buiten de nieuwe heffing. Door de aanpassing van de tweede tariefschijf in de loon- en inkomstenbelasting aan de jaarlijkse inflatie te beperken tot 75% van het inkomen in die schijf, zullen 65-plussers méér belasting gaan betalen als zij met hun pensioeninkomsten eerder en verder in de derde tariefschijf komen. Door deze systematiek zijn de bijdragen per persoon in de eerste jaren na invoering nog overzichtelijk, maar als de inflatie aanhoudt loopt de houdbaarheidsbijdrage snel op. Ouderen die vóór 1 januari 1946 geboren zijn – en die derhalve bij de inwerkingtreding van de houdbaarheidsbijdrage per 1 januari 2011 ten minste 65 jaar zijn – worden uitgezonderd van de heffing. Het kabinet heeft daarvoor gekozen omdat deze groep redelijkerwijs niet meer de mogelijkheid heeft om te anticiperen op de invoering van de houdbaarheids bijdrage. Overigens is het nu al zo dat een deel van de AOW vanuit de algemene middelen komt en daarmee wordt betaald door elke belasting betalende AOW’er!!! Maart 2011
9
ABP EN INDEXATIE Uw pensioen is per 1 januari 2011 niet verhoogd. De lonen stegen in 2010 gemiddeld met 1,16%. De pensioenen van deelnemers van ABP kunnen in 2011 niet meegroeien met de gemiddelde loonontwikkeling in de sectoren overheid en onderwijs. De financiële positie van ABP is daarvoor niet voldoende. Zo heeft het ABP bestuur in haar beleidsvrijheid ter zake besloten. Andere cijfers van belang: Het vermogen van ABP bedroeg eind december 2010 circa 237 miljard euro. ABP keerde in 2010 voor een bedrag van 7,1 miljard uit aan pensioenuitke ringen. ABP ontving via de premieafdracht van werkgevers en werknemers in 2010 een bedrag van 7,5 miljard als financiering van nieuwe pensioenaanspraken voor werknemers in 2010. De dekkingsgraad op 28 februari 2011 was 109%. De dekkingsgraad is stijgende, voornamelijk door de hogere rente waarop de dekkingsgraad is gebaseerd. De dekkingsgraad per 31 maart publiceert ABP op donderdag 21 april. De huidige dekkingsgraad van rond de 110% geeft de mogelijkheid aan ABP om weer gedeeltelijk te gaan indexeren.
Hoe is de situatie nu? Het indexatiepercentage dat u tot dusver geheel of gedeel telijk hebt gemist, is volgens eigen opgave ABP: 7,97%. Ingeleverd is per eind van dit jaar 26,17 % van een jaarloon, dat is drie maanden pensioen. Deze drie maanden pensioen zullen we nooit terugzien. Ook niet bij na-indexatie. Indexatie als compensatie voor inflatie is (zeker bij de huidige toenemende inflatie) een noodzaak!!!! Immers rond twintig jaar de huidige inflatie geeft een koopkrachtvermindering van 50%.
HOUDBAARHEID PENSIOENSTELSEL Uw KVEO is als lid organisatie aangesloten bij de NVOG. De NVOG is sinds 1986 de landelijke overkoepelende vere niging van meer dan negentig organisaties van gepensioneerden, afkomstig uit het bedrijfsleven, de overheid en andere organisaties, die gezamenlijk circa 150.000 leden hebben. Onderwerpen waarvoor de NVOG zich inzet zijn voornamelijk gelegen op de terreinen inkomen, pensioenen, zorg en welzijn. De NVOG is aangesloten bij de Centrale Samenwerkende Ouderenorganisaties (CSO), met in totaal 550.000 aangesloten leden. Het navolgende NVOG persbericht kwam tot stand na uitzending van het spraakmakende VARA programma Zembla over de pensioenen. Tot vreugde van de pensioenbazen in Nederland kon men wat foutjes aantonen in de onthullingen van Frits Bosch. Foutjes die de constateringen in Zembla toch grotendeels in tact laten. De overige en vele krantenartikelen, radio en TV uitzendingen over de situatie van de pensioenen hebben ongetwijfeld de afgelopen maanden ook uw aandacht getrokken. Het ging en gaat over de houdbaarheid van ons pensioenstelsel. Er zijn vele experts op dit terrein te vinden die elkaar bovendien ook nog wel eens tegenspreken. Waar gaat het om? Wij, werknemers en gepensioneerden, willen een pensioen na beëindiging van het werkzaam leven waarin de reële waarde van de pensioenuitkeringen gelijk blijft. Er moet dus worden gecompenseerd voor inflatie. Vele pensioenen halen die ambitie niet. ABP is al langere tijd niet in staat de welvaartsvaste indexatie (welke indexatie voor de ambtenaren overigens tot in 1996 verankerd lag in de wetgeving AMP-wet en ABP-wet) waar te maken. De problemen zijn de lage rekenrente (centrale banken houden de rente laag om de economie aan te jagen en aan de andere kant willen ze kortingsmaatregelen vanwege die lage rente). De rente stijgt inmiddels weer wat. De premies zijn de laatste decennia te laag gehouden. Men had te grote verwachting van beleggingsopbrengsten. De werkgevers
10
Mededelingenblad
pensioenrechten mee moeten ademen met de levens verwachting en met ontwikkelingen op financiële markten. De bedoeling is dat in ieder geval een deel van de pensioentoezegging veel voorwaardelijker wordt. Met andere woorden het risico komt geheel bij de pensioenontvanger te liggen. Er ligt een relatie met de wetgever in die zin dat de wettelijke voorwaarden en het toezicht aan moeten sluiten bij het eventuele nieuw te sluiten contract. Minister Kamp heeft recentelijk de hoop uitgesproken dat werkgevers en vakbeweging snel tot een pensioenakkoord komen. Werkgevers en vakbonden hebben het kabinet te kennen gegeven dat zij in ruil een hogere welvaartsvaste AOW uitkering willen. Nog niet duidelijk is of de sociale partners het eens kunnen worden over de andere verdeling van risico’s en rechten bij het sparen voor de oude dag. De SP’er Ulenbelt constateert dat tegenvallende beleggingen en de kosten van stijgende levensverwachting straks meer voor rekening van werknemers dan voor werkgevers komen. De pensioenaanspraken zouden er door de voorgestelde hervormingen er wel met een kwart tot 45% op achteruit kunnen gaan als het economisch wat tegenzit.
willen geen hogere premie afdragen. In het verleden kon dat blijkbaar wel. In de jaren zestig/zeventig was een premie van 24% niet ongewoon. Wettelijke norm sinds 2007 is kostendekkende premies. Besluitvorming over premies zijn een zaak van werkgevers en bonden. Zij staan niet te trappelen om wat aan de premiekant te doen. Toch worden zij de sociale partners genoemd. Prof. B.M.S. van Praag stelt terecht de vraag of die partners wel zo sociaal zijn. Immers de helft van de ruim 700 miljard aan pensioenvermogens in Nederland behoort aan de gepensioneerden. Deze hebben nog steeds weinig tot geen zeggenschap. De levensverwachting en met name de prognose levens verwachting van CBS en AG is nog zo’n zaak van belang. De dekkingsgraden zijn recentelijk flink nadelig beïnvloed door de toename van de levensverwachtingen. Maar ook hier zien we afwijkende cijfers. De Leyden Academy on Vitality and Ageing kwam met lagere cijfers dan de eerst genoemde instituten. Volgens de Leyden Academy is Nederland teruggezakt tot de negende plaats in Europa qua levensverwachting. De pensioenleeftijd voor de AOW, welke ongetwijfeld zal worden gevolgd door die van de aanvullende pensioenen, wordt niet eerder dan in 2020 een jaar opgetrokken. De pensioenregelingen zijn te complex. De onzekerheden zijn groot. De besturen van de pensioenfondsen blijken niet altijd in staat om alles goed te overzien. Dit alles en met name de onzekerheden over rendementen en levensverwachting heeft er toe geleid dat de sociale partners een pensioenakkoord hebben gesloten over een nieuw pensioencontract. Een contract waarbij uw opgebouwde
Gelukkig realiseert men zich nu dat er voorzichtig moet worden omgegaan met reeds opgebouwde rechten!!!! Zie het navolgende citaat uit de brief van 10 maart jl. van minister Kamp van SZW aan de Tweede Kamer: "Met reeds opgebouwde rechten dient uiteraard zorgvuldig te worden omgegaan. Juridisch is dit een lastige kwestie; ik heb hierover nog geen definitief standpunt ingenomen." Men gaat zich dus gelukkig langzamerhand realiseren dat opgebouwde rechten onder de huidige omstandigheden onaantastbaar zijn, niet alleen binnen het gegeven van de opgebouwde 800 miljard pensioenreserves, maar ook op individueel niveau. Dit vloeit rechtstreeks voort uit de wet en de filosofie: zekere toezeggingen, onzekere opbrengsten. Die zekere toezeggingen liggen vast in de pensioenoverzichten van iedere deelnemer. Sociale partners kunnen hier niet om heen en ook de wetgever niet.
ONDERZOEK NAAR VERLOREN PENSIOENGELDEN De Nederlandse Vereniging van Organisaties van Gepensioneerden (NVOG) heeft kennis genomen van de conclusies van het VARA-programma Zembla over pensioenen. Hoewel de meeste uitspraken over de verdwenen miljarden bij de pensioenfondsen bekend waren, is het schokkend om te zien hoe vooral het leeghalen van de pensioenfondsen en te lage premies de afgelopen twintig jaar hebben geleid tot een verlies dat nog groter is dan het nationaal inkomen. Daarnaast zijn er - zij het in mindere mate - niet altijd verantwoorde beleggingsrisico’s genomen. Ook al zouden er bij het onderzoek waarop deze conclusies Maart 2011
11
zijn gebaseerd, vraagtekens kunnen worden gezet, de gesignaleerde tendentie is ongetwijfeld juist en gaat elk voorstellingsvermogen te boven. Met hun Pensioenakkoord willen de sociale partners nu de rekening van dit pensioenschandaal via een stelselwijziging neerleggen bij de werknemers en de gepensioneerden. De NVOG vraagt van de politiek om objectief onderzoek te doen naar de gebeurtenissen in pensioenland over de afgelopen twintig jaar. Is het waar dat meer dan € 700 miljard is verloren gegaan en is het juist dat met dit geld arbeidsmarktbeleid is gevoerd en tekorten op de rijksbegroting zijn gecompenseerd?
De NVOG is graag bereid om mee te denken over een duurzaam pensioenstelsel met cruciale elementen zoals een kostendekkende premie voor de toekomst, verhoging van de pensioenleeftijd, een professionalisering van het toezicht en inspraak van gepensioneerden. (Bron: Persbericht NVOG, 13 februari 2011)
LUDIEKE ACTIE
Zijn de pensioenfondsen inderdaad zo weinig risicobewust en hebben zij wel een gepaste houding tegenover hun deelnemers? Uit een dergelijk onderzoek zouden de conclusies voor toekomstig beleid moeten worden getrokken.
Ineke van Gent (GL) neemt de Valentijnskaart in ontvangst als voorzitter van de Kamercommissie SZW Op 15 februari heeft vice-voorzitter Henk Bindels namens de NVOG de eerder per e-mail verzonden Valentijnskaart met een liefdesbetuiging aan het Nederlandse pensioenstelsel aan vijf leden van de vaste Kamercommissie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid overhandigd. Het initiatief van de NVOG (zie www.nvogactie.nl) werd door meer dan 5.100 sympathisanten ondertekend. De actie trok ook de aandacht van de regionale pers en radio 1/WNL. De Kamerleden hebben toegezegd de adviezen van ouderen organisaties op het aanstaande pensioenakkoord graag te ontvangen en zij zullen ouderen zeker betrekken bij verdere stappen in dit proces.
PENSIOENPERIKELEN In pensioenperikelen worden reacties/vragen van leden beschreven. Herkent u zich in de ervaringen of hebt u een onderwerp op pensioengebied welke voor collega’s van belang kan zijn, laat u dat dan weten op e-mailadres: meijer.rudolf@ gmail.com Indexatiebeperking in UGM fase Meerdere leden kregen afgelopen maanden te maken met de zogenaamde indexatiebeperking. Dat wil zeggen dat, als
12
Mededelingenblad
Discretionaire bevoegdheid werkgever Defensie t.a.v. compensatie pensioenknip Een collega vroeg om compensatie van pensioenschade opgelopen door een bevordering tot majoor. Hij behoorde tot een groep van dertien militairen die eveneens waren bevorderd. Dit alles ter vervulling van functies die in beginsel drie jaar moesten kunnen worden vervuld. In een aantal gevallen betekende dit dat moest worden nagediend. De bevordering leidde, zoals achteraf bekend werd, tot toepassing van een 25% pensioenknip. Een elftal collega’s, met dezelfde pensioenknipproblemen, werden door Defensie gecompenseerd op basis van de afspraak tussen de sociale partners binnen Defensie dat compensatie alleen zou plaatsvinden voor militairen die twee jaar hebben nagediend. Dit criterium werd eerst jaren later bedacht. Bij de bestuursrechter werd onder meer aangevoerd dat deze handelwijze strijdig is met het beginsel ‘verbod van willekeur’. De rechtbank overwoog dat er een discretionaire bevoegdheid van de minister van Defensie bestaat (AMAR art.115) om een militair naar billijkheid schadeloos te stellen. Discretionaire bevoegdheden kan de rechtbank slechts terughoudend toetsen. Toetsing van het beginsel van het verbod van willekeur vindt met name plaats als er sprake is van zo’n discretionaire bevoegdheid. De rechter weegt in dat geval niet zelf de belangen tegen elkaar af, maar beoordeelt slechts of het bestuur in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen. De conclusie van de rechtbank was dat het beroep ongegrond was. Ruud Meijer het bestuur van ABP besluit in een jaar niet of niet volledig te indexeren, deze beslissing ook consequenties heeft voor de pensioenaanspraken van gewezen militairen die nog pen sioen opbouwen. Militairen die nog niet met pensioen zijn, dus die nog niet de leeftijd van 65 jaar hebben bereikt. Een en ander gebeurde met terugwerkende kracht. Een en ander op basis van de van toepassing zijnde artikelen uit het ABP reglement 17.6.3 lid 7 en 17.11.1. ABP liet weten dat ook de militaire deelnemers in de eindloonregeling bij een beperkte indexatie een bijdrage moeten leveren aan het herstel van de financiële positie van het fonds. Dit is afgesproken tussen sociale partners (werkgevers en bonden) zo stelt ABP. De bijdrage betekent dat het pensioen wordt gecorrigeerd door voor ieder jaar dat sprake is van niet of beperkte indexatie, een indexatiebeperkingsbedrag vast te stellen. Dit beperkingsbedrag wordt zo vastgesteld dat de (gewezen) militaire deelnemers van ABP een gelijke bijdrage leveren aan het herstel van de financiële positie als de overige deelnemers van ABP. Als betrokkene pensioen gaat ontvangen wordt vanaf dat moment de pensioenuitkering (beperkt) geïndexeerd. Dat gebeurt jaarlijks op 1 januari. De hoogte van de pensioenuitkering is afhankelijk van de loonontwikkeling bij overheid en onderwijs. De KVEO heeft er bij bestuur / directie ABP per brief op aangedrongen aan betrokken collega’s duidelijkheid te geven over de toegepaste berekeningen welke hebben geleid tot het toegepaste indexatiebeperkingsbedrag.
Handleiding nabestaanden Nabestaanden worden, veelal geheel onvoorbereid, geconfronteerd met een aantal problemen. En het is vaak inge wikkeld om te weten te komen bij welke persoon of instantie men moet zijn om zaken te regelen. De Dienst Bedrijfsmaatschappelijk werk van Defensie heeft een wegwijzer geschreven in zaken die op nabestaanden afkomen. In kort bestek worden de meest elementaire onderwerpen behandeld. Deze handleiding bevat verwijzingen naar plaatsen waar men volledige regelingen kan inzien en/of over plaatsen waar u informatie in uw specifieke situatie kunt verkrijgen. De handleiding biedt houvast en een stappenplan in een zeer emotionele en moeilijke tijd. Hij is te downloaden via: www.defensie.nl/cdc/personeelsondersteuning/bedrijfsmaatschappelijk_werk/nabestaanden. (Let op het lage streepje tussen bedrijfsmaatschappelijk en werk). Bent u in deze handleiding geïnteresseerd, maar beschikt u niet over een internetaansluiting, dan kunt u contact opnemen met het secretariaat en doen wij ons best u een hard copy te sturen. Maart 2011
13