Informatiebulletin Stichting Streekarcheologie
PEEL, MAAS & KEMPEN Redactie-adres: E. Nijsen Strateris 73, 6031 PB Nederweert Lay-out: E. Nijsen
ISSN 0928-6160
14e Jaargang, nummer 2
december 2004
COLOFON
IN DIT NUMMER:
“Peel, maas & Kempen” is het contact- en informatiebl ad van de Stichting Streekarcheologie. Deze stichting heeft als doel het bevorderen van de samenwerking tussen de amateur-archeologen onderling en het verstevigen van hun band met de tot opgraven bevoeg de instanties in Nederland.
• Woord van de voorzitter. • Redactioneel. • Archeologisch onderzoek aan de Napoleonsweg te Ittervoort • Tentoonstellingen • Cursus archeologisch veldwerk • Een middag als préhistorisch vuursteenbewerker • Een rolsteenhamer of Geröllkeule uit Ospel • Promotie Wim Hupperetz • Vondstmeldingen • Agenda 2005 archeologiegroep
Het werkgebied van de stichting is de Mi ddenli mburgse regio die omsloten wordt door Peel, Maas en Kempen, incl usief de aangrenzende Noordbrabantse en Belgische Gemeenten. Naast veel indi vi duele begunstigers wordt de stichting gesteund door: Archeol ogische Werkgroep “Philips van Horne” Archeol ogische Werkgroep Hel den Archeol ogische Werkgroep Kessel Geschiedk.-en Heemkundekring “Het Land van Thorn” L.G.O.G. kring Weert “ de Al denborgh” Stg. Studiegroep Leudal e.o. Heemkundevereniging Budel en Cranendonck Heemkundevereniging “ Medelo” Meijel Heemkundevereniging Nederweert Heemkundevereniging Roggel Heemkundevereniging Stramproy. Voor meer i nformatie: Secretariaat PM&K: Dhr. C. Emans Hillenraad 33 6002 VV Weert
1
Informatiebulletin Stichting Streekarcheologie Peel, Maas & Kempen
14e jaargang nr.2
december 2004
Woord voorzitter Provinciaal depot opgenomen, dus te laat voor het samenstellen van een tentoonstelling. In de afgelopen 15 jaar heeft de stichting veel bereikt en ik ben blij dat ik daaraan mijn steentje heb mogen bijdragen. In januari 2005 zal ik mijn functie als voorzitter neerleggen, 15 jaar lang heb ik een bestuursfunctie vervuld, eerst als secretaris en daarna als voorzitter, het wordt tijd de hamer over te dragen aan een jongere. Ik dank iedereen voor het in mij gestelde vertrouwen en ik wens iedereen het allerbeste toe.
Ook het afgelopen halfjaar timmerde onze stichting behoorlijk aan de weg. Diverse malen kreeg de stichting ‘Peel, Maas en Kempen’ het verzoek om namens gemeente, provincie of projectontwikkelaar bouwprojecten te begeleiden in het kader van vermoede archeologische vondsten. Soms moesten verzoeken worden afgewezen wegens gebrek aan mankracht, soms was de uitvoering niet mogelijk door gebrek aan communicatie van de zijde van gemeente of projectontwikkelaar. Vooral aan dat laatste schort het nogal eens en wordt het tijd, dat bij het verlenen van bouwvergunningen, de gemeenten handhavend gaan optreden voor wat betreft het tijdig melden door het bouwbedrijf van aanvangstijdstippen etc. In de Commissie Cultuur van de gemeente Weert, waar ook de archeologie onder valt wordt maandelijks de stand van zaken besproken van de nieuwe grote bouwprojecten Kampershoek Noord en Laarveld, te meer omdat beide projecten aansluiten bij de grote opgravingen die in de jaren 1994-1998 werden gerealiseerd en waarbij een grote leemte in de kennis van de bewoningsgeschiedenis werd ingevuld. Binnenkort wordt gestart met een aanvullend onderzoek door middel van proefsleuven. In Nederweert werd de grote opgraving op Strateris afgesloten, omdat proefsleuven hadden uitgewezen, dat het verwachtingspatroon nihil was. Door goed speurwerk en doortastend optreden van ons lid Eddy Nijsen, werden in hetzelfde gebied door enkele actieve leden, onder leiding van Mien van Hoef, vele sporen blootgelegd van middeleeuwse boerderijen. Inmiddels heeft de provincie subsidie verleend teneinde alle gegevens van deze opgraving, Kerneelhoven genoemd, in een rapport naar buiten te brengen en een presentatie te verzorgen van de vondsten. Ook voor de opgraving te Ittervoort, onder leiding van Har Heijmans, heeft de provincie subsidie verleend en hierover verschijnt binnenkort een mooi boekwerk. Het jaar 2005 nadert met rasse stappen, het is het jaar van de archeologie en tevens viert onze stichting in dat jaar haar 15-jarig bestaan. De stichting zal dan een jubileumnummer doen uitkomen van het mededelingenblad, er zal samen met de AVL en de Aldenborgh een interessante lezing worden gehouden en over een verdere invulling van het programma wordt nog nagedacht. Helaas zijn de vondsten van de opgravingen van 1994-1998 nu pas in het
Wiel Nouwen.
Redactioneel Redactie: H. Heijmans, E. Nijsen en J. Coenen. Voor u ligt het nieuwe informatie bulletin. Het is ons wederom gelukt vele wetenswaardigheden te verzamelen op archeologisch gebied. Heeft u iets te melden op historisch of archeologisch gebied, op of aanmerkingen over ons blad etc. schroom niet en stuur uw kopij naar het redactieadres: E.nijsen Strateris 73, 6031 PB Nederweert of E-mail:
[email protected] Een woord van dank is hier wel op zijn plaats voor Jos van der Weerden en Jos Deeben voor hun bijdrage voor dit infoblad en verder Henk Hiddink en Fokko Kortlang zodat we ook deze keer weer een bijlage kunnen bijvoegen. Ook bijgevoegd is de acceptgiro voor u jaarlijkse bijdrage, vergeet niet uw rekeningnummer en handtekening te plaatsen en tijdig over te maken. De redactie wenst u allen prettige feestdagen en een goed en gezond nieuwjaar.
2
Informatiebulletin Stichting Streekarcheologie Peel, Maas & Kempen
14e jaargang nr.2
december 2004
Archeologisch onderzoek Aan de Napoleonsweg te Ittervoort Jos van der Weerden
Van 21 tot en met 23 juli 2004 heeft het bureau voor Bouwhistorie, Archeologie, Architectuur- en Cultuurhistorie (BAAC bv) in Ittervoort een Definitief Archeologisch Onderzoek (DO) uitgevoerd op een terrein aan de Napoleonsweg. Op dit terrein zouden in de nabije toekomst een retentievijver en een bergbezinkbassin gerealiseerd worden. Bij de aanleg zou het bodemarchief vernietigd worden. De aanleiding voor het DO waren de sporen die aangetroffen zijn tijdens een in 2003 op hetzelfde terrein uitgevoerd Inventariserend Veldonderzoek (IVO) d.m.v. proefsleuven (van Daele 2003). Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van Ingenieursbureau Van Kleef. Het onderzoeksterrein was gelegen direct ten zuiden van de dorpskern van Ittervoort en ligt ingeklemd tussen de Napoleonsweg en de Itterbeek. Het onderzoeksgebied is ca. 1 ha groot en lag ten tijde van het onderzoek braak.
Werkput met de aangetroffen sporen van leemwinning t.b.v baksteenfabricage
Het onderzoeksgebied behoort tot het dakvlakterras van de Maas. De bodemvorming is in grote mate bepaald door de Maas, die tot in de laatste ijstijd, het Weichselien, het gebied doorsneed in de vorm van een vlechtend systeem van geulen. Deze hebben dikke pakketten klei en grind afgezet, die tot de Formatie van Kreftenheye worden gerekend. Hierop is in het Holoceen
dekzand afgezet. Het landschap wordt doorsneden door een aantal beken, waaronder de Itterbeek. Volgens de bodemkaart bestaat de bodem in het plangebied uit hoge bruine enkeerdgronden, de zgn. esdekken. Deze zijn tijdens het onderzoek niet aangetroffen.
3
Informatiebulletin Stichting Streekarcheologie Peel, Maas & Kempen
14e jaargang nr.2
december 2004
Uit de directe omgeving van het plangebied zijn diverse archeologische vindplaatsen bekend (Verhoeven 2003). Het betreft hier o.a. sporen van bewoning en begraving uit de IJzertijd en de resten van een Romeinse weg. In het plangebied zelf zijn zover bekend geen archeologische vondsten aangetroffen. In maart 2003 is door RAAP Archeologisch Adviesbureau een IVO d.m.v. boringen uitgevoerd in het plangebied. Naast het zetten van 17 boringen is op een klein gedeelte van het terrein een oppervlaktekartering uitgevoerd. In vijf boringen zijn archeologische indicatoren aangetroffen. Deze stammen uit de periode Prehistorie t/m Middeleeuwen. De conclusie van het vooronderzoek was dat zich in het plangebied mogelijk een vindplaats uit de Prehistorie en de Middeleeuwen bevindt. Naar aanleiding van deze conclusie heeft BAAC bv in november 2003 een IVO d.m.v. proefsleuven uitgevoerd (van Daele 2004). De voornaamste ontdekking op het terrein waren de vermeende resten van een of meerdere baksteenoven(s). De resten bestonden uit evenwijdige greppeltjes, meestal gevuld met baksteenpuin. Een datering kon, door gebrek aan dateerbare vondsten, niet gegeven worden. Andere aangetroffen sporen waren o.a. een drinkpoel, een karrenspoor en perceelsgreppels.
onderzoek werden dezelfde verschijnselen waargenomen. In het vlak tekende zich een cluster van evenwijdig lopende banen af. De lengte van deze banen varieert van 3 tot 16 meter, de breedte van 0,30 tot 1,10 meter. De oriëntatie van de banen is oost - west. Opvallend is de onregelmatige vorm en de forse afmetingen van de structuur. In combinatie met het ontbreken van herkenbare stookgangen en bakstenen in situ ontstond al snel twijfel of er hier sprake was van de resten van een oven. Na bestudering van een uitgebreide coupe over de best bewaarde sporen kon worden geconcludeerd dat het hierbij zeker niet om de resten van een veldbrandoven ging. Wel werd duidelijk dat de evenwijdige banen zijn uitgegraven in de lemige bovenlaag van het terrein. Op sommige plaatsen zijn de banen tot een stukje in de zandige ondergrond gegraven. Dit weggegraven leem vormt in combinatie met wat zand een ideale grondstof voor het maken van bakstenen. Kennelijk is hier sprake van leem- en zandwinning t.b.v. baksteenproductie. De ten zuiden en westen van de structuur aangetroffen kuilen kunnen ditzelfde doel gediend hebben. Ten noorden van de structuur is nog een noord - zuid lopende greppel gevonden. Deze loopt in de richting van de Itterbeek en zal gediend hebben voor de afvoer van overtollig water.
Met de opdrachtgever en het bevoegd gezag was overeengekomen dat slechts de resten van de veldbrandoven, gelegen in de westhoek van het onderzoeksterrein, vlakdekkend zouden worden opgegraven. Tijdens het onderzoek is gekozen voor de aanleg van één grote werkput, mede vanwege het feit dat voor de aanleg van de retentievijver de bouwvoor toch verwijderd diende te worden. De werkput heeft een oppervlakte van iets meer dan 1000m2. De aangetroffen sporen zijn gefotografeerd, opgetekend en gewaterpast. De weinige vondsten zijn verzameld, terwijl van het aanwezige baksteenafval monsters zijn genomen. De werkput is ter controle tevens met een metaaldetector onderzocht.
Zoals vermeld zijn er slechts weinig vondsten aangetroffen. Uit de greppel komt een pijpenkop met het hielmerk “gekroonde 46". Dit merk komt voor vanaf 1720 en wordt tot 1897 gebruikt. Gezien de vorm van de kop ligt een datering in de laatste helft van de 19e eeuw voor de hand. Uit een leemwinningskuil komt een meetbaar fragment van een baksteen. De breedte van deze steen bedraagt 11 cm, de dikte 5 cm. Het baksel is vrij hard en heeft een rood tot rood-paarse kleur. Uit een van de leemwinningsbanen komen wat fragmenten steenkool. Conclusie Uit het definitief onderzoek is duidelijk geworden dat de tijdens het proefsleuvenonderzoek aangetroffen sporen niet afkomstig zijn van een veldbrandoven. Het betreft hier sporen van leemwinning t.b.v. de baksteenfabricage. Gelet op de aanwezigheid van baksteenafval en steenkool, zal de productie van bakstenen niet ver uit de buurt hebben plaatsgevonden, mogelijk zelfs op hetzelfde terrein. Sporen van de eigenlijke veldbrandoven zijn echter niet aangetroffen. Het is mogelijk dat de oven zich geheel boven het
Uit het proefsleuvenonderzoek was naar voren gekomen dat zich op het terrein de resten van minimaal één veldbrandoven bevonden. Deze resten bestonden uit smalle, lange banen met daarin veelal afval van de baksteenproductie. Opvallend was het ontbreken van de kenmerkende stookkanalen. Tevens ontbraken in situ liggende halfgebakken stenen, die het restant zijn van de om de stookkanalen opgestapelde te bakken stenen ( de Winter 2004). Tijdens het definitief
4
Informatiebulletin Stichting Streekarcheologie Peel, Maas & Kempen
14e jaargang nr.2
december 2004
gemeentelijke archeologen hebben ieder een voorwerp uitgezocht, dat sterk tot hun verbeelding spreekt. Daardoor is er een grote variatie te zien aan bijzondere vondsten, zoals Romeinse loden slingerkogels uit Velsen, een houten boemerang uit het begin van de jaartelling gevonden in Vlaardingen, middeleeuwse wollen kindersokken uit Groningen, een middeleeuws kattenskelet uit Venlo en een 16de-eeuwse tinnen kan die op mysterieuze wijze in een Delftse beerput terecht is gekomen. Inlichtingen: Convent van Gemeentelijke Archeologen, Landelijk, www.gemeentearcheologen.nl
maaiveld heeft bevonden en daardoor geen sporen heeft nagelaten. De aangetroffen baksteenfragmenten zeggen niets over de datering van de leemwinningsbanen. De steenkoolfragmenten doen vermoeden dat de oven met steenkool gestookt werd. Daarnaast is ook ongetwijfeld hout gebruikt om de kolen te ontsteken. De leemwinningsbanen en -kuilen laten zien dat de grondstof voor de baksteenproductie ter plaatse gewonnen werd. Waar de bakstenen uiteindelijk benut zijn is niet te achterhalen. Een verder vervoer over de Napoleonsbaan ligt voor de hand. De datering van het geheel ligt vermoedelijk in het einde van de 19e eeuw of het begin van de 20e eeuw.
Leiden - 12 september 2003 t/m zomer 2005 Het mooiste uit de Archeologie van Nederland De vaste presentaties 'Nederland in de prehistorie' en 'Nederland in de Middeleeuwen' worden vernieuwd. Tijdens de voorbereidingsperiode hiervan zijn de mooiste stukken uit beide collecties te zien in een tijdelijke opstelling. Inlichtingen: Rijksmuseum van Oudheden, Rapenburg 28, Leiden, 071-516 31 63, www.rmo.nl
Literatuur Daele, B.J. van, 2004: Hunsel Ittervoort Napoleonsweg. Inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven. BAAC-rapport 03.163, ‘sHertogenbosch Verhoeven, M.P.F., 2003: Plangebied Napoleonsweg te Ittervoort, gemeente Hunsel; een inventariserend archeologisch onderzoek. Raap-notitie 331, Amsterdam Weerden, J.F. van der, 2004: Programma van Eisen. Plangebied Napoleonsweg te Ittervoort, DO. ‘sHertogenbosch Winter, J. de, 2004: De Maaswerken Archeologie. Inventariserend veldonderzoek - waarderende fase Grensmaas - Aan de Maas (gemeente Meerssen) Vindplaats 42 en 43, BAAC rapport 03.125, ’sHertogenbosch
Cursus Archeologisch veldwerk Altijd al eens willen meewerken aan een echte opgraving? Deze cursus leert u op een leuke en leerzame manier de basistechnieken van archeologisch veldwerk. In een voorbereidende bijeenkomst wordt uitgelegd wat bij een opgraving komt kijken en wanneer een opgraving plaatsvindt. De volgende drie bijeenkomsten zullen praktischer worden ingevuld. De laatste bijeenkomst is onder andere gereserveerd voor het verwerken van vondsten. Al met al maakt u kennis met enkele aspecten van archeologisch veldwerk en verwerft u de kennis om bijvoorbeeld in de toekomst mee te kunnen werken aan een opgraving. Locatie: Eindhoven, afdeling Archeologie van de gemeente Eindhoven Data en tijdstip: 5, 9, 16, 23, 26, april 2005 Deelname kosten: € 45,- (inclusief syllabus) Benodigdheden: Stevige schoenen of laarzen; regenkleding; potlood en gum. Aanmelding en nadere informatie: Vóór 16 maart 2004 bij Stichting BRG Postbus 1325 5200 BJ ‘s-Hertogenbosch.
Tentoonstellingen Haarlem - 15 oktober 2004 t/m 17 april 2005 Graven naar de schat In deze tentoonstelling wordt aan de hand van een spannend verhaal aan jeugdige bezoekers uitleg over stadsarcheologie gegeven. Daarbij gaan zij zelf aan de slag met grondmonsters, scherven en andere opdrachten. Inlichtingen: Archeologisch Museum Haarlem, Grote Markt 18k, Haarlem Landelijk - t/m oktober 2005 Onze oude buren, vondsten en verhalen uit de bodem van de stad Deze reizende tentoonstelling is georganiseerd ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van het Convent van Gemeentelijke Archeologen, dat hiermee een beeld wil geven van de resultaten van archeologisch onderzoek in de steden. De
5
Informatiebulletin Stichting Streekarcheologie Peel, Maas & Kempen
14e jaargang nr.2
december 2004
Een middag als préhistorisch vuursteenbewerker Eddy Nijsen
In het Leudal Museum te Haelen is een tentoonstelling ingericht van archeologische vondsten aangetroffen bij de aanleg van de randweg. Om belangstellenden kennis te laten maken met het materiaal vuursteen, organiseerden José Schreurs en Studiegroep Leudal een workshop vuursteen bewerken. Doel van de workshop was deelnemers iets van de techniek bij te brengen. Op zondagmiddag 26 september 2004 was het dan zover. Gestart werd met een uiteenzetting door de heer van Grunsven over de eigenschappen van het materiaal vuursteen.
De beste resultaten werden behaald door met de klopsteen de vuursteen niet vol te raken, maar te schampen langs de zijkant zodat aan de onderzijde de scherven eraf sprongen. Als de steen eenmaal goed was voorbewerkt bestond de volgende stap uit het afslaan van klingen. Dit leek makkelijk maar bij te hard slaan brak wel eens een stuk van de klopsteen. Na wat stenen stukgeslagen te hebben en wat aanvullende instructie lukte het een klingetje te produceren. Onder de aanwezigen was het enkelen gelukt een vuistbijl en schrabbers te maken.
Vers gedolven vuursteenknollen is het meest geschikte materiaal om te bewerken. Daarentegen ontstaat bij bewerking van vuursteen dat geruime tijd aan het grondoppervlak heeft gelegen en daarmee beschadigingen heeft opgelopen, een zeer onregelmatig breukvlak. Na een instructie over de slagtechniek gingen we gewapend met handschoenen, veiligheidsbril, pleisters en klopsteen aan de slag.
Bij het maken van een pijlpunt moet uiterst nauwkeurig gewerkt worden. De pijlpunt is zeer kwetsbaar en breekt snel, zodat weer van voor af aan moet worden gestart. Toen de workshop ten einde was bleek dat slechts weinigen bruikbare voorwerpen hadden vervaardigd. Daarentegen was er geen gebrek aan afslagen. Met enige ervaring rijker werd de workshop op het eind van de middag afgesloten. Het was bijzonder leerzaam en voor herhaling vatbaar. Geconcludeerd kan worden dat het maken van vuurstenen voorwerpen veel oefening vereist om de techniek onder de knie te krijgen. De vuursteenbewerker uit de prehistorie kan met recht een vakman worden genoemd.
6
Informatiebulletin Stichting Streekarcheologie Peel, Maas & Kempen
14e jaargang nr.2
december 2004
Een rolsteenhamer of Geröllkeule uit Ospel1 Jos Deeben,
In het najaar van 1993 werd in Ospel (gem. Nederweert) door Henk Verheijen een rolsteenhamer of Geröllkeule gevonden. Hij raapte de steen op van een akker tussen de Eindhovense Baan en de Frenkenbaan. (coördinaat 181,1 bij 370,0). Bij deze ene steen is het gebleven, tot op heden zijn er geen andere vondsten op de akker gedaan. Het gaat om een witgrijze zandsteen van 120 mm bij 113 mm en een dikte van maximaal 48 mm die 830,4 gram weegt (fig. 1). In de steen zit een zandlopervormig gat met een doorsnede van minimaal 19 mm. De aanzet voor het gat is in doorsnede aan de ene zijde 40 mm en aan de andere 43 mm (fig. 2). Op de omtrek van de steen zitten klopsporen over een lengte van 38 mm en een breedte van 18 mm (fig. 3). Deze gebruikssporen bevinden zich op het uiteinde van de grootste lengte van de steen. Verder zijn op de steen enkele streepvormige beschadigingen en roestsporen waarneembaar die recent zijn ontstaan. Vermoedelijk is de steen bij de bewerking van de bodem geraakt door een landbouwwerktuig bijv. de schaar van een ploeg of de uitsteeksels van een eg.
getransporteerde stenen zijn in het zijaanzicht veelal plat en in het vooraanzicht rond/ovaal. Deze natuurlijke vorm bespaarde de prehistorische mens veel werk bij de vormgeving van de rolsteenhamer.
Figuur 1.
Bewerking Het zandlopervormige gat in de Ospelse steen is aangebracht door het zogenoemde pecking. Pecking is een methode om een (grofkorrelige) steensoort te bewerken door er langdurig met een klopsteen op te hameren. Door slaan verkruimelt het oppervlak van de steen en ontstaan er na verloop van tijd kleine putjes. Door met een puntige klopsteen vanaf twee tegenoverliggende zijden te kloppen raken de ingeslagen kuiltjes op den duur elkaar en ontstaat er een gat met een doorsnede van een zandloper (Beuker 1990, 36). Waarschijnlijk door indirecte percussie gezien het vrij nauwe gat. In de Ospelse steen zijn de kleine putjes die veroorzaakt zijn door pecking tot in het midden van het gat zichtbaar. In sommige rolsteenhamers is slechts één kuiltje aangebracht of raken de twee kuiltjes elkaar niet. Lang is gedacht dat het hierbij om halffabrikaten zou gaan. Op een groot aantal van deze stenen zijn echter gebruikssporen aanwezig die er op duiden dat de stenen als klopsteen gebruikt werden en het mogelijk geen halffabrikaten zijn, maar werktuigen op zich.
Herkomst van de steen De rolsteenhamers zijn, zoals de naam al aangeeft, vervaardigd van rolstenen die werden verzameld in grindrijke afzettingen. In Zuid-Nederland zijn dat de rivierbeddingen of grindrijke terrassen, zoals de zogenoemde Formatie van Veghel, die tussen ca. 400.000 en 300.000 jaar geleden door de Maas is afgezet. In deze formatie komen zandsteen, maar ook vuursteen, kwarts en kwartsiet voor. Op verschillende plaatsen in de Peel dagzomen de afzettingen van de Formatie van Beegden (voorheen de Formatie van Veghel genoemd). De vorm van deze, door het water
1
Eddy Nijsen en Har Heijmans stelden de rolsteenhamer uit Ospel beschikbaar en zorgden voor de vondstgegevens. Ton Penders (ROB) vervaardigde de foto’s. Fred Brounen en Margje Bekkering (beiden ROB) leverden de ARCHIS-gegevens over de rolsteenhamers. Ad Verlinde (Ridder in de Orde van Oranje Nassau) voorzag mij van informatie over de rolsteenhamers uit Gelderland en Overijssel. Aan allen mijn dank.
7
Informatiebulletin Stichting Streekarcheologie Peel, Maas & Kempen
14e jaargang nr.2
december 2004
echter nauwelijks verbrijzeling of putjes. Hierdoor lijkt het gebruik als klopsteen voor het afslaan van vuurstenen artefacten niet waarschijnlijk. De functie van het zandlopervormige gat is niet duidelijk. Henstra (2000, 46) neemt aan dat rolsteenhamers zoals die uit Ospel niet geschacht zijn geweest, hij had dan intensere beschadigingen verwacht. Hij denkt eerder dat het gat diende om door middel van touw of pees meegedragen te worden.Rolsteenhamers komen voor in nederzettingen maar vooral als losse vondsten, zoals het Ospelse exemplaar. Mogelijk zijn de losse exemplaren opzettelijk achtergelaten als een soort depot, een verschijnsel dat we ook kennen van bijvoorbeeld complete stenen bijlen die vaak in laaggelegen en vochtige gebieden worden aangetroffen. Illustratief is dan ook de landschappelijke situatie waarin de Ospelse steen is gevonden. Tegenwoordig is het een akker, maar in de eerste helft van de 19e eeuw lag de vindplaats nog in de Engelsche Peel.3 Op de kaart zijn in de directe omgeving van de vindplaats ‘klotputten’ zichtbaar, mogelijk heeft er op de vindplaats hoogveen gegroeid. We kennen de ouderdom van de steen niet en weten ook niet precies wanneer het gebied van de vindplaats moerassig is geworden en eventueel met veen overgroeid is geraakt. Wel is het duidelijk dat de Peel sterk vernatte in de periode die wordt aangeduid als Atlanticum (ca. 7000 tot 3800/3700 v. Chr.). In dat tijdsbestek komen ook de rolsteenhamers voor. Dat de rolsteenhamer is achtergelaten in een moerassig gebied waar niet gewoond werd, mag dan ook zeker niet worden uitgesloten.
Ouderdom De rolsteenhamers zijn lastig te dateren omdat de meeste als losse vondst zijn aangetroffen. De datering varieert van het Midden Mesolithicum tot in het Midden Neolithicum A (7100–3400 v. Chr.). In Zuid-Nederland zijn rolsteenhamers aangetroffen in associatie met vondsten uit het Midden Mesolithicum in St. Oedenrode (Heesters 1971) en in een Laat Mesolithische site te TilburgLepelare Zand (Arts 1986). In het NoordLimburgse Siebengewald als oppervlaktevondst in associatie met vuurstenen artefacten en aardewerk uit de Michelsberg cultuur (Archis waarnemingsno. 292329).
Figuur 2.
Functie en gebruik In de literatuur worden aan de Geröllkeulen verschillende functies toegeschreven, zoals netverzwaarder, contragewicht van een graafstok, vuurboorhouder, slingersteen en klop- of slagsteen. Op het merendeel van de Geröllkeulen, dat wil zeggen op de exemplaren die niet verweerd zijn, dat in Nederland gevonden is, komen gebruikssporen voor die wijzen op het kloppen op een ander hard contactmateriaal, vandaar dat de naam Geröllkeule is vervangen door die van rolsteenhamer.2 Ook de Ospelse steen vertoont dergelijke gebruikssporen, de eerder genoemde sporen op het uiteinde van de steen vertonen
Figuur 3.
2
Geröllkeule is een 19de eeuwse naamgeving. Keule betekent knots.
3
Grote Historische Provincie Atlas 1: 25 000, Limburg 1837-1844, kaart 44.
8
Informatiebulletin Stichting Streekarcheologie Peel, Maas & Kempen
Jos Deeben Amersfoort, H. Ignatius van Antiochie 2004 Literatuur Arts, N., 1986: Tilburg, Lepelare Zand, in: W.J.H. Verwers, Archeologische Kroniek van NoordBrabant 1981-1982 (Bijdragen tot de Studie van het Brabantse Heem 28), 14-16. Heesters, W., 1971: Een mesolithische nederzetting te Sint-Oedenrode, Brabants Heem 23, 94-115. Henstra, K., 2000: Een inventarisatie van Friese rolsteenhamers, Archeoforum 4, 39-47. (artikel is aanwezig op: www.archeoforum.nl ) Hulst, R.S., & A.D. Verlinde 1976: Geröllkeulen aus Overijssel und Gelderland, Berichten van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek 26, 93-126. Simpson, D., & R. Ransom 1992: Maceheads and the Orcadian Neolithic, in: N. Sharples & A. Sheridan (ed.) Vessels for the Ancestor. Essays on the Neolithic of Britain and Ireland in the honour of Audrey Henshall, Edinburgh, 221-355. Tackenberg, K., 1960: Die Geröllkeulen Nordwestdeutschlands, in: G. Freund (red.) Steinzeitfragen der alten und neuen Welt (Festschrift für Lothar Zotz), Bonn, 507-538.
Aantal oppervlakte km2 aantal per 100 km2 26 3352 0,78 3
2335
0,13
32
2654
1,21
24
3346
0,72
13
5007
0,26
2
1331
0,15
9
4956
0,18
4
2170
0,18
december 2004
de meest voor de hand liggende eerste stap. Daarom wil ik de lezers vragen om rolsteenhamers uit de provincie Noord-Brabant en Limburg (andere provincies mag natuurlijk ook) te melden bij de ROB, bij het meldpunt ARCHIS in Amersfoort. Voor wie zich verder wil verdiepen in de wondere wereld van de rolsteenhamers zijn vooral de artikelen van Henstra (2000) en Hulst en Verlinde (1976) zeer informatief.
De verspreiding De Ospelse rolsteenhamer is pas de vierde uit de provincie Limburg die in het archeologische informatiesysteem Archis bekend is. Inventarisaties van rolsteenhamers in Gelderland en Overijssel door R. Hulst en A. Verlinde, gepubliceerd in 1974, leverden 37 exemplaren op. Een inventarisatie door Henstra (2000) van de provincies Drenthe en Friesland resulteerde in respectievelijk 32 en 26 rolsteenhamers (tabel 1). Noord-Brabant is met 9 exemplaren ook niet ruim bedeeld. Omdat de provincies een verschillende omvang hebben zijn in tabel 1 de aantallen per provincie gestandaardiseerd naar aantal per 100 km2 en dan blijkt de verspreidingsdichtheid van de rolsteenhamers in Noord-Brabant en Limburg gelijk te zijn. Friesland (aantal in 1998) Groningen (aantal in 2004) Drenthe (aantal in 1974) Overijssel (aantal in 1974) Gelderland (aantal in 1974) Utrecht (aantal in 2004) Noord-Brabant (aantal in 2004) Limburg (aantal in 2004)
14e jaargang nr.2
Tabel 1 Overzicht van het voorkomen van rolsteenhamer in enkele provincies, aantallen voor Overijssel en Gelderland uit Hulst & Verlinde (1976, 114-125), Drenthe en Friesland uit Henstra (2000, 44). De aantallen voor Groningen, Utrecht, NoordBrabant, en Limburg zijn afkomstig uit het Archeologische Informatiesysteem ARCHIS.
Promotie Wim Hupperetz
In Noord-Nederland en dan vooral de provincies Drenthe, Friesland en Overijssel komen relatief veel rolsteenhamers voor (tabel 1). Dit verschil kan veroorzaakt worden doordat er in de andere provincies (met uitzondering van Gelderland) nog nooit inventarisaties zijn uitgevoerd. Het is niet uitgesloten dat er een verschil in dichtheid heeft bestaan. De Duitse archeoloog Tackenberg heeft ook een verschil in aantallen vastgesteld tussen het noorden en het zuiden. Hij verklaart dat verschil door te wijzen op de relatief vroege komst van de landbouwers (bijv. Bandkeramiek) in het zuiden en het langer voortduren van het Mesolithicum in het noorden. Beide veronderstellingen kunnen getoetst worden, daarbij is een inventarisatie van de rolsteenhamers
Aan de Universiteit van Tilburg is op 12 november j.l. ons lid Wim Hupperetz gepromoveerd. In zijn dissertatie genaamd Het geheugen van een straat wordt de geschiedenis beschreven van 800 jaar wonen in de Visserstraat te Breda. Zijn werk heeft hij tijdens de promotie met succes verdedigd. Wij wensen Wim veel succes en een dikke proficiat voor het behaalde resultaat. Wij hopen nog vele artikelen van zijn hand te zien verschijnen. Het boek is te bestellen onder ISBN. 9053452567
9
Informatiebulletin Stichting Streekarcheologie Peel, Maas & Kempen
14e jaargang nr.2
december 2004
Vondstmeldingen. Har Heijmans
Onlangs zijn een aantal vuurstenen bijlen geschonken aan museum Eynderhoof te Nederweert-Eind. Van enkele bijlen is de vindplaats echter globaal of in het geheel niet bekend, doordat de vinder reeds is overleden of deze het zich niet precies meer kan herinneren. De relatie met de vindplaats en of andere vondsten is daarmee verloren gegaan. Indien de vindplaats wel bekend is, betekent dit vaak aanvullende informatie voor de historie van de betreffende plaats of streek. Het museum bewaart en beheert historisch belangrijke voorwerpen. Echter de museale waarde is aanmerkelijk geringer als informatie over vindplaats, ouderdom en gebruik van het voorwerp ontbreekt. Onderstaand geven we een overzicht van 7 vuurstenen bijlen met beschrijving. Enkele zijn geschonken aan het museum, de overige maken deel uit van een privé collectie. Bijl 1 De bijl heeft een lengte van 101,3 mm. Coördinaten van de vindplaats zijn niet bekend, waarschijnlijk gevonden in het Weerterbos omstreeks 1978. Het is een fint-ovaal bijl van waarschijnlijk Haspengouwse vuursteen. De vuursteen is door infiltratie van ijzerhoudend water bruin verkleurd. De snede van de bijl vertoont gebruiksretouche en aan de top is een kleine cortex insluiting zichtbaar. Op de overigens zeer zorgvuldig geslepen bijl zijn nog enkele diepe afslagnegatieven te zien.
Bijl 2 Deze bijl is iets langer dan de vorige en meet 109,2 mm. Gevonden op de Laarderheide in 1996 en de coördinaten zijn bekend. Het betreft een bijl van hetzelfde type als bijl 1, echter deze is vervaardigd van Rijckholt St. Geertruid vuursteen. Door infiltratie van ijzerhoudend water is dit exemplaar verkleurd. De snede verloopt iets convex en aan één zijde is sprake van een cortex insluiting. Er zijn op de bijl veel glanzende afslagnegatieven te zien.
10
Informatiebulletin Stichting Streekarcheologie Peel, Maas & Kempen
Bijl 3 Gevonden bij de “Banen” te Nederweert-Eind en onderdeel van een privé collectie. De coördinaten van de vindplaats zijn bekend. De bijl waarvan ongeveer de helft bewaard is gebleven, bestaat uit zeer grofkorrelige zandsteen met ietwat beige kleur. De breuk loopt door het steelgat in de lengterichting van de bijl. Het artefact is in vorm geklopt. De oppervlaktelaag versplintert daardoor waarna men de gewenste vorm verkrijgt. De behouden lengte bedraagt 90 mm en de oorspronkelijke breedte zal ca 45 mm zijn geweest. Bovendien is de bijl als klopper in gebruik geweest (al dan niet na de breuk) en de snede is geheel afgerond.
Bijl 4 Deze bijl waarvan geen gegevens bekend zijn bevindt zich ook in een privé collectie. Het betreft een flint-ovaal exemplaar van waarschijnlijk Valkenburg vuursteen. De bijl is oudtijds overlangs gebroken en hierna zijn diverse pogingen gedaan om het restant als kern te prepareren. Hierin is men niet geslaagd, omdat er geen slagvlak gemaakt kon worden. De behouden lengte bedraagt 133.2 mm De oorspronkelijke lengte zal gezien de aanwezige breedte ca 200 mm zijn geweest. Er zijn nog enkele glanzende afslagnegatieven te zien op de overigens zorgvuldig geslepen bijl.
11
14e jaargang nr.2
december 2004
Informatiebulletin Stichting Streekarcheologie Peel, Maas & Kempen
Bijl 5 Bijl in privé collectie met als vindplaats Thorn in 2003. De vorm lijkt op een grote sigaar. Teelaarde welke zich tussen geoogste partijen bloembollen bevindt, moet uiteindelijk worden teruggestort op het betreffende perceel. Tijdens deze werkzaamheden is dit voorwerp aangetroffen. Het betreft een 200 mm lange bijl van een steensoort vergelijkbaar met Basalt-lava. De steen is poreus en er zijn diverse recente ploeg of andere machinale beschadigingen te zien. De snede is eertijds reeds zwaar beschadigd.
Bijl 6 Bijl in privé collectie, vindplaats Neeritter in 2003. Er resteert ongeveer 70% van een slanke bijl (flint-ovaal type) gemaakt van Rijckholt St. Geertruid vuursteen. De bijl is gebroken op een lichte insluiting, hetgeen waarschijnlijk plaatselijk een verzwakking heeft gevormd. Een zijde is vlak geslepen verloopt iets convex. Ook zijn gebruiksporen zichtbaar.
12
14e jaargang nr.2
december 2004
Informatiebulletin Stichting Streekarcheologie Peel, Maas & Kempen
14e jaargang nr.2
december 2004
Bijl 7 Bijl in privé collectie, vindplaats Neeritter in 2003. Deze bijl is op nagenoeg dezelfde plaats gevonden als bijl 6. Van de snede is nog een klein deel behouden, zodat een exacte lengte van 103.2 mm nog meetbaar is. Diverse afslagnegatieven zijn nog te zien en een zijde is als klopper gebruikt. De silex vertoont een cortex insluiting.
Spinsteen Gevonden door Karin Von Scheibler op Rosveld te Nederweert en geschonken aan Museum Eynderhoof. Spinsteen gebakken, lichtbruin van kleur zijkant beschadigd. Datering waarschijnlijk ijzertijd.
Veldwerkers van onder meer Peel Maas en Kempen treffen regelmatig fraaie vondsten aan in de vorm van silex, glas, steen, hout, leer of metaal. Van elk artefact wordt steeds melding gedaan bij de Provincie om te bereiken dat historisch belangrijke informatie niet verloren gaat en centraal wordt geregistreerd. Bovendien wordt aan de vondst bekendheid gegeven door publicatie in ons informatiebulletin van PMK. In verband hiermee wijzen wij ieder op het grote belang zijn of haar vondst te melden. Schroom niet en breng de redactie van dit blad op de hoogte van een gevonden voorwerp. Zij zorgt dan voor doormelding naar de Provincie. Indien publicatie van de vindplaats niet op prijs wordt gesteld, wordt van deze informatie in ons blad geen mededeling gedaan.
13
Informatiebulletin Stichting Streekarcheologie Peel, Maas & Kempen
14e jaargang nr.2
december 2004
Agenda 2005 archeologiegroep Onlangs hebben enkele amateur-archeologen het plan opgevat een aantal doe-bijeenkomsten te organiseren waar geïnteresseerden één avond per maand actief bezig kunnen zijn met vondstmateriaal, dan wel te luisteren naar een lezing over een archeologisch onderwerp. De voorlopige agenda van 2005 treft u hierbij aan. De eerstvolgende bijeenkomst is op dinsdag 11 januari aanstaande in Streekmuseum Leudal Roggelseweg 58 te Haelen van 20.00 tot 22.00 uur. Omdat activiteiten altijd van opzet en plaats kunnen veranderen, is het voor de niet regelmatige bezoeker verstandig om vooraf contact op te nemen met Har Heijmans tel. 0475-565287 of e-mail
[email protected] . Aan deelname zijn geen kosten verbonden. Dinsdag 11januari 2005 Dinsdag 8 februari 2005 Dinsdag 8 maart 2005 Dinsdag 12 april 2005 Dinsdag 10 mei 2005 Dinsdag 14 juni 2005 Dinsdag 12 juli 2005 Dinsdag 9 augustus 2005 Dinsdag 13 september 2005 Dinsdag 11oktober 2005 Dinsdag 8 november 2005 Dinsdag 13 december 2005
Inmeten van een werkput a.d.h.v.vaste punten. Het maken van een coupe- en vlaktekening op juiste schaal. Het bergen en bewaren van vondsten van het materiaal been, hout, ijzer, koperlegering, glas en leer. Determinatieavond, m.b.t. herkennen en registreren van vondsten en tevens de melding naar de provincie verzorgen. Het tekenen en fotograferen van bijzondere voorwerpen, die bij de determinatie zijn gevonden. Herkennen van grondsporen, waarom is het ene spoor goed en het andere een boomval. Determinatieavond, sorteren en beoordelen van scherfmateriaal. Het vervolmaken van de referentiecollectie. Nog in te vullen, al naar gelang de behoefte. Lezing over grond, grondsoorten, esdekken en waar vondsten zijn te verwachten. Danny Keyers van RAAP? Voorbereiding voor een veldverkenning, welke tijdens een weekend plaatsvindt. De vondsten van de veldverkenning, determinatie, registreren en het doen van een melding. Determinatieavond, sorteren en beoordelen van scherfmateriaal.
Activiteiten waar het hele jaar aan gewerkt kan worden. •
Meehelpen aan opgravingen in de regio. Zonodig kan een opgraving in de plaats komen van een geplande activiteit.
•
Het bezoeken van musea en opgravingen.
•
Lezingen organiseren.
•
Archeologie promoten bij scholen doormiddel van voordrachten en workshops.
•
Tentoonstellingen inrichten in het Leudal museum Haelen of elders.
Goede contacten onderhouden met gemeenten, betrokken worden bij planning en besluitvorming. Proberen te bereiken dat graafwerkzaamheden bij de groep worden gemeld.
14
Informatiebulletin Stichting Streekarcheologie Peel, Maas & Kempen
14e jaargang nr.2
december 2004
Aanmeldingsformulier Verenigingen, stichtingen en individuele kunnen door een bedrag van € 12,- donateur worden van de Stichting Streek Archeologie Peel, Maas & Kempen en ontvangen dan het periodieke informatiebulletin. Voelt U zich aangetrokken door de activiteiten van de Stichting, wilt U actief of passief deelnemen aan diverse activiteiten of bent U enkel geïnteresseerd in meer informatie, vul dan onderstaande strook in met uw gegevens en stuur die in een gefrankeerde enveloppe naar:
Stichting streek archeologie Peel, Maas & Kempen p/a de heer C. Emans Hillenraad 33 6002 VV Weert Naam: …………………………………… Adres: …………………………………… Woonplaats: ……………………………. Tel. Nr. ………………………………….. Belangstelling: ………………………….. Handtekening: ………………………….
15