Informatiebulletin Stichting Streekarcheologie
PEEL, MAAS & KEMPEN Redactie-adres: Har Heijmans Narcisstraat 13
6014 AK Ittervoort
e
20 Jaargang, nummer 2
COLOFON “Peel, maas & Kempen” is het contact- en informatieblad van de Stichting Streekarcheologie. Deze stichting heeft als doel het bevorderen van de samenwerking tussen de amateur-archeologen onderling en het verstevigen van hun band met de tot opgraven bevoegde instanties in Nederland. Het werkgebied van de stichting is de Middenlimburgse regio die omsloten wordt door Peel, Maas en Kempen, inclusief de aangrenzende Noordbrabantse en Belgische Gemeenten. Naast veel individuele begunstigers wordt de stichting gesteund door: Archeologische Werkgroep “Philips van Horne” Archeologische Werkgroep Helden Geschiedk.-en Heemkundekring “Het Land van Thorn” L.G.O.G. kring Weert “de Aldenborgh” Stg. Studiegroep Leudal e.o. Heemkundevereniging ‘de Baronie van Cranendonck Heemkundevereniging “Medelo” Meijel Heemkundevereniging Roggel Heemkundevereniging Stramproy. Voor meer informatie en/of het doorgeven van mailadressen: Secretariaat P.M&K: Karin von Scheibler Irenelaan 66 6006 HE Weert
ISSN 0928-6160
december 2010
In dit Nummer: • Vuurstenen in foute grond
• De penningmeester
• Munten uit Montfort
• resten van edelhert gevonden
• Opgravingen Budel-Noord, Duidse school • Een Somerense Krijger in Romeinse dienst • Tentoonstellingen
Informatiebulletin Streekarcheologie Peel, Maas& Kempen
Munten uit Montfort (1) Jan Verlinden De in het najaar van 2009 gevonden Romeinse muntschat in Montfort bestaat uit 65 zilveren (denarii) en 6 gouden (aurei) muntjes.
Over vrijwel elk muntje kan een verhaal verteld worden. De oudste munt is in het jaar 122 vóór Chr. geslagen en de jongste in het jaar 69 na Chr. Daartussenin bevinden zich munten uit zowel de Romeinse Republiek als uit het Keizerrijk. In deze aflevering wordt een drietal denarii van keizer Vitellius uit het jaar 69 na Chr besproken. Deze munten vormen de sluitmunten van de schat. Hieruit kan worden afgeleid dat de schat in of kort na dat jaar is verborgen1 . Drie denarii 2 van Vitellius Algemene inleiding De meest recente munten van de muntschat van Montfort zijn geslagen in de periode april-juli 69. Het zijn drie zilveren denarii van Vitellius. Na de dood van Nero in 68 na Chr. brak er in het Romeinse rijk een burgeroorlog uit waarin achtereenvolgens Galba, Otho en Vitellius een 1 Dit artikel is eerder verschenen in ‘De Klepper”, kwartaalblad van de Heemkunde Vereniging Roerstreek. 2 De d iameter van een denarius bedraagt ca 16-18 mm. De denarius (zilver) en de sestertius (koper) werden de Ro meinse standaardmunten. De gouden munteenheid was de aureus. Uiteraard is deze zeld zaam. De onderlinge waardeverhouding was: 1 aureus (goud) = 25 denarii (zilver) = 100 sestertii (koper). Het o mrekenen van de waarden is een moeilijke zaak. In de 1e en 2e eeuw ontving een soldaat 225 zilveren denarii per jaar voor welke som hij in zijn levensonderhoud moest voorzien en zijn kleren en wapens moest kopen. Na aftrek van andere uitgaven bleef er wellicht spaargeld over. Officieren verdienden duizenden denarii per jaar en een commandant van een Romeinse legerplaats inde 15000 denarii per jaar. Foto in koptekst door Restaura.
greep naar de macht deden. Uiteindelijke overwinnaar werd Vespasianus, de commandant van de troepen die op dat moment Jerusalem belegerden. Men noemt de periode 68/69 het Vierkeizerjaar. Suetonius (Vit.8,1) verhaalt hoe Vitellius, nauwelijks een maand na zijn aankomst als gouverneur in Germania, op een avond door zijn soldaten uit zijn slaapkamer werd gehaald en in nachthemd tot keizer werd uitgeroepen. Het was 1 januari 69. De legioenen in Germania Inferior 3 en Superior waren in opstand gekomen tegen Galba, de opvolger van Nero. De volgende dag werd Vitellius in Keulen begroet als ‘Imperator 4 ’ (keizer) en accepteerde hij de bijnaam ‘Germanicus’ 5 . Vitellius had bepaald een slechte reputatie. In zijn jeugd was hij op Capri een van de favoriete schandknapen6 van keizer Tiberius geweest. Later verbleef hij als vleier aan het hof bij de keizers Caligula, Claudius en Nero. Hij stond bekend om zijn passie voor wagenrennen, zijn schranspartijen en drinkgelagen. Van militaire zaken had hij geen verstand 7 , maar hij was populair bij de soldaten omdat hij geen hoge eisen stelde aan de discipline. Terwijl zijn leger ten strijde trok, maakte hij geen haast om naar Italië te gaan. 3
Germania was gesplitst in Germania Inferior (het lager gelegen Germania) met als hoofdstad Keulen en Germania Superior (het hoger gelegen German ia) met als hoofdstad Mainz. 4 De keizertijd begint in 27 v.C, wanneer de senaat de titel ’Augustus’(letterlijk: de Verhevene) verleent aan Octavianus, de adoptiefzoon van Julius Caesar. Octavianus is sindsdien beter bekend als keizer Augustus. De belangrijkste keizerlijke titel was Augustus. Tot de vaste titelatuur van een keizer behoorden ook Imperator en Caesar. Ons woord ‘keizer’ is afgeleid van ‘Caesar’(spreek u it: Kaisar). Aanvankelijk was dit een deel van de familienaam van Gaius Julius Caesar. Latere keizers namen deze naam over als titel. Ook het Duitse en Russische woord voor keizer resp. Kaiser en Ksaar, later Tsaar zijn afgeleid van Caesar. Merkwaardig genoeg is het Engelse en Franse woord voor keizer, ‘Empero r’ en ‘Empereur’, afgeleid van een andere titel, n l. Imperator (opperbevelhebber). 5 Germanicus betekent: Overwinnaar van de Germanen. 6 Zijn bijnaam was Spintria: sluitspierartiest o.a. in : F. Meijer, Keizers sterven niet in bed, Amsterdam 2008. 7 Tacitus, Hist. III,56
20 e jaargang nr.2 december 2010
Informatiebulletin Streekarcheologie Peel, Maas& Kempen
Vitellius was in Lugdunum (Lyon), toen hij hoorde dat het op 14 april bij Bedriacum (in de buurt van Cremona, midden op de Povlakte) tot een beslissend gevecht was gekomen tussen zijn legioenen en die van zijn rivaal Otho 8 , en dat Otho zelfmoord had gepleegd. Op 19 april 69 werd Vitellius door de senaat in Rome erkend als keizer. In Lyon arriveerden al snel uit heel Italië lekkernijen voor grootse feestgelagen. Naar Rome zond Vitellius een edict, waarin hij het aanvaarden van de titel ‘Augustus’ uitstelde en de titel ‘Caesar’ afwees. Eind mei bereikte Vitellius het slagveld bij Bedriacum, waar de lijken nog steeds onbegraven lagen. Na zijn aankomst in Rome hield hij op 18 juli voor senaat en volk een lofrede op zichzelf. Hij werd toen benoemd tot Pontifex Maximus9 en benoemde zichzelf tot Consul Perpetuus 10 . De eretitel Caesar wees hij definitief van de hand, de titel Augustus accepteerde hij wel. Hij betoonde zich zeer gematigd ten opzichte van zijn voormalige tegenstanders. Er vonden geen afrekeningen plaats. Zelfs Salvius Titianus, die zijn broer Otho actief had gesteund, werd gespaard. Intussen smeet Vitellius met geld in de weinige maanden dat hij aan de regering was. Hij gaf 900 miljoen sestertiën uit aan eetpartijen, gladiatoren- en wilde dierenspelen, en aan de bouw van paardenstallen voor de partij van de Blauwen, 11 van welke hij een vurige supporter was. Eind juli kwam Vitellius op de hoogte van het feit dat intussen de legioenen in het oosten hun populaire commandant Titus Flavius Vespasianus tot keizer hadden uitgeroepen. De Donaulegioenen hadden zich aangesloten bij Vespasianus en rukten op naar Italië. Op 25 oktober werden de troepen van Vitellius in de tweede slag bij Bedriacum verpletterend verslagen.
Op 20 december 69 werd Rome door de troepen van Vespasianus ingenomen. Bij de gevechten ging de oude tempel van Iupiter Optimus Maximus op het Capitool in vlammen op. Aanvankelijk had Vitellius nog plannen om, in gezelschap van een bakker en een kok te ontsnappen, maar later keerde hij na een gerucht over een vredesakkoord terug naar het intussen lege paleis. Hier werd hij door een officier aangetroffen in het hokje van de portier. Met de handen geboeid werd hij als een misdadiger meegesleept, vervolgens langdurig gemarteld en tenslotte onthoofd. Daarna werd zijn lijk met een haak naar de Tiber gesleept en in de rivier geworpen12 . Tacitus geeft in zijn Historiën een overzicht van de gang van zaken in dit Vierkeizerjaar. Ook zijn beschrijving van het begin van de opstand van de Bataven in augustus 69 o.l.v. Julius Civilis is bewaard gebleven. Met succes hadden de Bataven zich meester gemaakt van alle Romeinse legerkampen in het BenedenRijngebied. Brandlagen zijn in alle kampen teruggevonden, ook in het belangrijke Castra Vetera in de buurt van Xanten. Zodra de nieuwe keizer Vespasianus orde op zaken had gesteld, stuurde hij Quintus Petilius Cerialis, zijn schoonzoon, met een aanzienlijke troepenmacht naar de opstandige gewesten. Halverwege 70 na Chr. waren de Romeinen hier al weer heer en meester. Toen Cerealis gunstige vredesvoorwaarden aanbood, ging Julius Civilis daarop in. De oude toestand werd hersteld: de Bataven zouden geen belasting betalen, maar wel weer troepen leveren13 . Tacitus 14 verhaalt nog over een onderhoud tussen Cerialis en Julius Civilis, maar helaas is de rest van zijn relaas over de opstand van de Bataven verloren gegaan.
8
Op 15 januari 69 was Otho door de praetorianen (de lijfwacht) tot keizer uitgeroepen. Kort daarna werd Galba gedood. 9 Pontifex Maximus is de opperpriester. 10 Ook in de keizertijd werden nog steeds consuls (telkens 2 per jaar) benoemd. Meestal was de keizer één van de twee. Consul perpetuus betekent: consul voor het leven. 11 Wagenrennen was zeer populair. De wagen menners droegen de kleur van hun club: blau w, groen, wit of rood.
12
Tacitus, Hist. III, 84-85; Suetonius, Vit.17. Woordenboek der Oudheid s.v. Civ ilis. 14 Tacitus, Hist.V,26 13
20 e jaargang nr.2 december 2010
Informatiebulletin Streekarcheologie Peel, Maas& Kempen
Deze drie denarii vormen de sluitmunten van de muntschat uit Montfort. Gewoonlijk is er tussen het verbergen van een muntschat en het, om welke reden dan ook, niet ophalen ervan, geen lange tijd verlopen. Het tijdstip van het verstoppen wordt ten naaste bij en soms zelfs heel precies gedateerd door de aanmuntingsdatum van de jongste munt uit de vondst, de sluitmunt 15 . Een zeker antwoord op de vraag, wanneer deze munten, alle geslagen in Lugdunum (Lyon) tussen april en juli 69, in Montfort terecht zijn gekomen, is niet te geven. Het lijkt erop alsof de eigenaar niet is meegegaan naar Rome, omdat munten van Vitellius uit die latere fase geheel ontbreken. Het is onwaarschijnlijk dat deze munten via handel zo snel in onze streken terecht zijn gekomen. In elk geval ligt de vindplaats niet aan een van de grote, doorgaande Romeinse wegen. Kennelijk is op deze plek de schat met opzet verborgen. Omdat er geen resten van een kruik zijn gevonden, zat de inhoud mogelijk in een, inmiddels vergane, leren beurs 16 .
(Turijn) ontstond een handgemeen tussen de manschappen van Legio XIV en de Bataafse cohorten die tot dan bij dit legioen hulptroepen waren geweest. De Bataven werden aanvankelijk opgenomen in het leger van Vitellius, maar na nieuwe conflicten werden de Gallische en de Bataafse cohorten naar huis gestuurd. Om geld te sparen werd er onbeperkt ontslag uit de militaire dienst 18 aangeboden19 . Is de muntschat misschien eigendom geweest van een ex- militair die is teruggereisd naar zijn woongebied? Dan zou hij najaar 69 in de buurt van Montfort hebben kunnen zijn. Heeft hij misschien in de woelige tijden van de opstand de muntschat daar verborgen?
Beschrijving van de munten DENARIUS 1 20 Voorzijde
Het is niet bekend op welk tijdstip Cerialis vanuit Rome is vertrokken naar het strijdtoneel. Het Romeinse oorlogsseizoen werd geopend op 19 maart. 17 Is de eigenaar van de muntschat in het voorjaar van 70 met de troepen van Cerialis naar het gebied van de opstandige Bataven gedirigeerd? Keerzijde Een ande re mogelijkheid. Nadat Vitellius uit Lugdunum was vertrokken, vormden de overwonnen legioenen van Otho voor hem een groot probleem. Deze legioenen werden teruggestuurd naar hun winterkwartieren. In Augusta Taurinorum 15
Zadoks-Jozephus Jitta e.a., Muntwijzer voor de Ro meinse tijd, Bussum 1974 b lz. 80. 16 Een afbeelding is te vinden in: Zadoks-Jo zephus Jitta e.a., Muntwijzer voor de Ro meinse tijd, Bussum 1974 blz. 62. 17 De heilige schilden werden op 1 maart uit de tempel van Mars gehaald en door de priestercolleges der Saliërs in herhaalde processies door de stad gevoerd. Daarb ij hielden ze van tijd tot tijd halt o m rituele dansen uit te voeren terwijl ze met de lansen op hun schilden sloegen en het oeroude, reeds in de oudheid niet meer begrepen, Carmen Saliare zongen. Het gold als een godsdienstig bezwaar o m oorlog te voeren als de heilige schilden nog niet waren opgeborgen. Dit laatste vond altijd p laats op 19 maart.
18
De d iensttijd voor een legioensoldaat bedroeg 20 jaar. Legionairs moesten in bezit zijn van het Ro meinse burgerrecht. Voor een soldaat van de hulptroepen bedroeg de diensttijd 25 jaar. Na afloop kreeg hij als beloning het Ro meinse burgerrecht. Kinderen van hem die daarna werden geboren, kregen eveneens het Ro meinse burgerrecht; kinderen die tevoren waren geboren, hadden pech. 19 Bij het schrijven van dit art ikel is veelvuldig gebruikt gemaakt van de gegevens in de niet-gepubliceerde doctoraalscriptie Geschiedenis van J.H.M. Verlinden ‘Galba, Otho en Vitellius’ (Nijmegen 1973). 20 Foto Restaura 465; RIC 62; RSC 99
20 e jaargang nr.2 december 2010
Informatiebulletin Streekarcheologie Peel, Maas& Kempen
Inleiding Op de voorzijde van bovenstaande munt staat het portret van Vitellius en de tekst A VITELLIUS IMP GERMAN. De bijnaam Germanicus was Vitellius al verleend op 2 januari 69 door de legioenen. Waarschijnlijk is hij toen ook toegejuicht als Imperator21 . Aan de keerzijde is Victoria, de personificatie van de overwinning afgebeeld met in haar hand een schild met de letters SPQR22 . De godin bezorgt senaat en volk van Rome de overwinning. De tekst luidt: VICTORIA AVGVSTI, overwinning van de Augustus. Klaarblijkelijk was aan Vitellius nog niet de titel Augustus verleend op het moment dat de munt werd geslagen, anders zou die titel op de voorzijde van de munt bij zijn portret hebben gestaan. De titel Augustus accepteerde hij eerst op 18 juli 69 na zijn aankomst in Rome. Dan verschijnt op zijn munten aan de voorzijde achter zijn naam ook de titel AVG. Hieruit kan worden geconcludeerd dat de munt is geslagen na de overwinning van Vitellius op Otho in april 69, maar vóór zijn aankomst in Rome op 18 juli 69. De munt is geslagen in Lugdunum (Lyon). Legenda van de voorzijde Gelauwerd hoofd van Vitellius, naar rechts kijkend A VITELLIVS A(ulus) VITELLIUS Aulus Vitellius IMP IMP(erator) Opperbevelhebber GERMAN GERMAN(icus) Overwinnaar van de Germanen Legenda van de keerzijde De gevleugelde godin Victoria met wapperend kleed naar links lopend. Zij draagt in de rechterhand een schild waarop in 2 regels de letters SP/QR S(enatus) P(opulus)Q(ue) R(omanus) de Senaat en het Volk van Rome VICTORIA AVGVSTI Overwinning van de Augustus DENARIUS 2 23 Voorzijde
Keerzijde
Inleiding Op de voorzijde van bovenstaande munt staat een (ander) portret van Vitellius en weer de tekst A VITELLIUS IMP GERMAN. Omdat de munt niet concentrisch is geslagen, vallen de letters van de familienaam grotendeels buiten het omschrift. Toch is de tekst met zekerheid te determineren. Zie voor de verklaring van de letters bovenstaande munt (465) .
21
Tacitus, Hist. I 56. SPQR is de gebruikelijke afkorting voor S(enatus) P(opulus)Q(ue) R(o manus) d.w.z. Senaat en Volk van Ro me. 23 Foto Restaura 471; RIC1, nr 51 22
20 e jaargang nr.2 december 2010
Informatiebulletin Streekarcheologie Peel, Maas& Kempen
Aan de keerzijde is de oorlogsgod Mars afgebeeld. Op zijn hoofd draagt hij een helm, in zijn rechterhand een speer, en links een adelaar en een vexillum. De adelaar was het symbool van een legioen, het vexillum (vaandel) van een detachement. De letters vallen weer deels buiten de rand van de munt (deze letters staan tussen vierkante haken). De tekst CONSENSVS EXERCITVVM (eensgezindheid van de legers) is een politieke leuze op de munten van Vitellius. Het behoeft geen betoog dat dit een vrome wens is gebleven. Ook deze munt is geslagen in Lugdunum (Lyon) en valt op grond van dezelfde argumenten als de vorige munt te dateren in de periode april-juli 69. Legenda van de voorzijde Gelauwerd hoofd van Vitellius, naar rechts kijkend Aulus Vitellius A VITELLIVS A(ulus) VITELLIUS IMP IMP(erator) Opperbevelhebber GERMAN GERMAN(icus) Overwinnaar van de Germanen Legenda van de keerzijde De oorlogsgod Mars naar links lopend in goddelijke naaktheid. Hij heeft op zijn hoofd een helm, in de rechterhand draagt hij een speer, in de linkerhand een adelaar en vexillum [CON]SENSVS EXERCITVVM
Eensgezindheid van de legers
DENARIUS 3 24 Inleiding Ook deze munt is geslagen in de munt van Lugdunum (Lyon), toen Vitellius nog Imperator en nog geen Augustus was, d.w.z. tussen april en juli 69. Op de voorzijde van deze munt staat weer een ander portret van Vitellius en ook de tekst A VITELLIUS IMP GERMAN. Op de keerzijde van de munt is Iupiter afgebeeld, gezeten in een tempel die de tempel van het Capitool verbeeldt. Dit was de belangrijkste tempel van Rome, gewijd aan Iupiter Optimus Maximus, Iuno en Minerva 25 . Tijdens de gevechten die in december 69 tussen de troepen van Vitellius en Vespasianus plaatsvonden, brandde de tempel tot de grond af. De broer van Vespasianus, Flavius Sabinus, die de praefectus urbi, de stadscommandant was, viel in handen van de aanhangers van Vitellius en werd terechtgesteld. De zoon van Vespasianus, de latere keizer Domitianus wist verkleed in priesterkleren te ontsnappen. Toen hij later zelf keizer was geworden (81-96), liet hij het bouwwerk mooier en groter dan ooit tevoren herstellen26 . Voorzijde
Keerzijde
Legenda van de voorzijde Gelauwerd hoofd van Vitellius, naar rechts kijkend A VITELLIVS A(ulus) VITELLIUS Aulus Vitellius 24
Foto Restaura 482; RIC 56 Iupiter was de oppergod en god van de hemel, zijn echtgenote was Iuno, godin van het huwelijk en zijn dochter was Minerva, godin van de wijsheid. Samen worden ze de Trias Capitolina genoemd. 26 Tacitus, Hist III, 74 25
20 e jaargang nr.2 december 2010
Informatiebulletin Streekarcheologie Peel, Maas& Kempen
IMP GERMAN
IMP(erator) GERMAN(icus)
Opperbevelhebber Overwinnaar van de Germanen
Legenda van de keerzijde Halfnaakte Jupiter naar links kijkend, gezeten op een fraaie stoel in een tempel met twee zuilen1 . In zijn rechterhand houdt hij een bliksem 2 , in zijn linkerhand een scepter. Op zijn hoofd draagt hij een helm. I O MAX I(upiter) O(ptimus) MAX(imus) Jupiter de Beste en Grootste [CA]PITOLINVS Capitolinus de Capitolijnse
1
De Capito lijnse heuvel had twee toppen: de noordelijke d roeg de burcht, de zuidwestelijke het Capitool met de bovengenoemde tempel. 2 Het wapen van Iupiter is de bliksem d ie hij naar die mensen slingert, van wie h ij een afkeer heeft. Het voorwerp dat hij in de hand heeft, stelt een bliksem voor.
Resten historisch edelhert gevonden bij Tungelsroysebeek Bron: Waterschap Peel en Maasvallei Nederweert - Tijdens werkzaamheden aan de Tungelroysebeek in de gemeente Nederweert zijn restanten van een edelhert aangetroffen. Dit heeft waterschap Peel en Maasvallei bekend gemaakt. Onderzoek wijst uit dat de datering van de vondst circa 9000 voor Christus is: het Stenentijdperk. Op de locatie zijn ook resten gevonden van andere oerdieren en anorganisch materiaal, zoals speerpunten en scherven. Vindplaats ‘De Mildert’ blijkt een ware archeologische archiefkast. Wetenschappers van onder meer de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed laten weten dat de vondst zeer zeldzaam is. Een belangrijk puzzelstuk dat meer onthult over de bewonersgeschiedenis van Nederland. Het waterschap past haar werkzaamheden ter plaatse aan, zodat overige oudheden in de grond bewaard blijven voor toekomstige generaties. De vondst wordt door wetenschappers ‘bijzonder’ en ‘zeldzaam’ genoemd. Het is vrijwel zeker dat het edelhert het slachtoffer is geworden van een jachtpartij. Dit wijst erop dat de toenmalige bewoners van Limburg de zogeheten ‘jagerverzamelaars’ waren. Oerbewoners die vlakbij het beekdal leefden, omdat vis en wild voorhanden waren.
20 e jaargang nr.2 december 2010
Informatiebulletin Streek archeologie Peel, Maas& Kempen
Opgraving Budel-Noord, Duitse School Martijn Bink In de zomer van 2009 heeft BAAC bv een opgraving uitgevoerd op het terrein van de Voormalige Duitse School te Budel. Op deze locatie was in de Romeinse tijd een nederzetting gelegen. Landschap De nederzetting is gelegen op een dekzandkop aan de noordrand van het plateau waarop Budel is gelegen. Ten oosten van de nederzetting liep tot in de twintigste eeuw een stroompje genaamd de Moezel. Ten noorden van de nederzetting ligt het brede beekdal van de Buulder Aa.
Deze locatie gaf de bewoners van de nederzetting ruime mogelijkheden voor het voeren van een gemengd bedrijf. Ten zuiden van de nederzetting lagen droge gronden waarop ze konden akkeren. Ten noorden juist nattere weidegebieden waar het vee kon grazen.
Afbeelding 1: Overzicht van de belangrijkste Romeinse structuren. e
20 jaargang nr.2 december 2010
Informatiebulletin Streek archeologie Peel, Maas& Kempen
De nederzetting Tijdens de opgraving is een oppervlakte van 1,2 hectare blootgelegd. Hiermee is niet de hele nederzetting in kaart gebracht. In totaal zijn 13 huizen (deels) opgegraven, terwijl een gemiddelde Romeinse nederzetting 18 tot 25 huizen telt. Ook de altijd binnen een Romeinse nederzetting aanwezige waterputten zijn niet aangetroffen. Toch geven de opgegraven gebouwen een goed beeld van de Romeinse nederzetting. Er zijn in totaal 47 structuren herkend. Hiervan bestaat is het merendeel, 28 stuks,
uit kleine graanschuurtjes, die op de erven van de 13 aangetroffen woon-stalhuizen gebouwd waren. De oudste huizen dateren uit de eerste eeuw na Chr. Deze huizen (1 en 2) zijn gelegen in het oostelijke deel van de nederzetting. Bij het oudste huis, huis 1 dat uit het begin van de eerste eeuw na Chr. zal dateren is een grote graanschuur of horreum gelegen. Met een maat van 10 bij 9 meter is dit de grootste graanschuur van de opgraving.
Afbeelding 2: Huis 1 (zwart, links) en het horreum (wit, rechts). Rond 125 na Chr. wordt hier een huis gebouwd dat is voorzien van een verdiept staldeel. Een dergelijke stal wordt wel een potstal genoemd, maar analogie met de Brabantse potstalboerderijen uit de nieuwe tijd.
Afbeelding 3: Bronzen ring met gem (vnr. 21).
e
Het idee van een potstal is dat hierin vee gestald wordt om de mest te verzamelen zodat deze op de akkers gebruikt kan worden om deze te bemesten. In de nieuwe tijd werd de mest vermengd met heideplaggen om zodoende een groter volume en een grotere bemestingswaarde te krijgen. Of dit in de Romeinse tijd ook zo was is, ondanks veel onderzoek, nog niet duidelijk. In de loop van de tweede eeuw verschuift de bewoning naar het westen. Er worden nog drie huizen met potstal gebouwd, maar ook zeker nog twee huizen zonder potstal. Waarom sommige huizen wel en andere huizen geen potstal hebben is niet duidelijk. Eén van de potstallen is uitzonderlijk diep, circa 70 cm. Uit deze potstal komen bijna 2000 vondsten, waarvan 1000 scherven aardewerk, 400 fragmenten natuursteen en 130 stuks metaal.
20 jaargang nr.2 december 2010
Informatiebulletin Streek archeologie Peel, Maas& Kempen
Afbeelding 4: Huis 8 met rechts de verdiepte potstal. Van de vulling van de potstal zijn slijpplaten genomen. De bedoeling hierachter was om te zien of hiermee meer informatie over het gebruik van heideplaggen in deze stallen te krijgen. Het monster leverde echter andere resultaten op dan verwacht. De onderste laag van de stalvulling was door betreding dicht opeen gepakt. Dit kan komen doordat de vloer van de stal door vee werd betreden. Hierop ligt een laag met veel houtskool en inspoeling van houtskool. Vermoedelijk is deze laag ontstaan door het afbranden van de boerderij, waarna het zand uit de omgeving van de potstal de stal in gespoeld is bij regenbuien. Vervolgens is de stal langzaam dichtgestoven met stuifzand. Dit huis, huis 8 is vermoedelijk
één van de jongste huizen van de nederzetting. Of de nederzetting na afbranden van het huis is verlaten of dat het huis is afgebrand na het verlaten van de nederzetting is niet duidelijk. Het huis is verlaten tussen 230 en 276 na Chr. Naast het bovengenoemde potstalhuis zijn nog drie zeer interessante huizen aangetroffen. Huis 9 heeft geen potstal. Toch dateert ook dit huis uit dezelfde periode als huis 8. Van dit huis komt een aantal bijzondere vondsten. Ter hoogte van het huis is met de metaaldetector een bronzen ring met zegelsteen gevonden. De zegel stelt de god Mars voor. Daarnaast is een ijzeren lanspunt gevonden.
Afbeelding 5: Röntgenfoto van de Romeinse lanspunt (vnr. 738). e
20 jaargang nr.2 december 2010
Informatiebulletin Streek archeologie Peel, Maas& Kempen
Huizen 10 en 11 zijn vrijwel overlappend gebouwd. Beide huizen zijn echter twee meter ten opzichte van elkaar verschoven. Hierdoor is de situatie ontstaan dat de middenstijlen van het ene huis afwisselen met de middenstijlen van het andere huis. Tijdens het veldwerk ontstond zo een vrijwel ononderbroken rij van coupes van
25 m lang. Beide huizen hadden een potstal, waarbij de oriëntatie van de huizen is gedraaid zodat de potstal van huis 10 ter hoogte van het woondeel van huis 11 lag en vice- versa. Deze huizen dateren rond het einde van de tweede of het begin van de derde eeuw na Chr.
Afbeelding 6: Huizen 10, met de kleine wandpalen en 11 met de grote wandpalen. De linker potstal hoort bij huis 11 en de rechter bij huis 10. In de sporen van dit huis is echter ook een aardewerksoort aangetroffen die eerder in de Merovingische periode thuishoort. Vermoedelijk zijn hier in de zesde eeuw na Chr. Frankische boeren neergestreken. Mogelijk hebben ze nog resten herkend van de nederzetting die hier bijna driehonderd jaar eerder lag. Uit vondsten van Romeinse dakpan en ander bouwmateriaal in de meeste vroeg en vol middeleeuwse nederzettingen in Brabant blijkt dat in deze periode Romeinse resten systematisch worden ontdaan van waardevolle voorwerpen die zijn achter gebleven. In eerste instantie zal zijn gezocht naar (edel)metalen, maar ook naar bouwmaterialen en mogelijk bruikbaar of versierd aardewerk. Op het opgravingsterrein zijn ook enkele scherven Merovingisch aardewerk uit de zevende eeuw gevonden. Al met al wijst dit er op dat zich in de onmiddellijke
e
nabijheid een bijzondere nederzetting uit de Merovingische periode moet hebben bevonden. Mogelijk ontwikkelt deze bewoning zich tot de Karolingische nederzetting die bij het klooster is opgegraven. Vondsten Zoals bij de meeste opgravingen bestaat het overgrote deel van de vondsten uit aardewerk. Hieronder is het bekende luxe aardewerk uit de Romeinse tijd, terra sigillata. Opvallend genoeg is echter geen enkele scherf versierde sigillata aangetroffen, hoewel de hoeveelheid scherven dit wel waarschijnlijk maakt. Opvallend aan het aardewerk is verder dat een groot percentage, meer dan 40%, afkomstig is uit de regio Tongeren. Dit aardewerk is vermoedelijk niet aangevoerd via de Maas of Rijn maar over land.
20 jaargang nr.2 december 2010
Informatiebulletin Streek archeologie Peel, Maas& Kempen
Afbeelding 7: slijpsteen met inscriptie. Een bijzondere vondst is van steen. Dit is een slijpsteen in de zijkant van de steen is echter een tekst ingekrast: COS R..II De betekenis van de tekst is helaas nog
onbekend. Daarnaast is met de metaaldetector een unster of schuifbalans gevonden. Deze balans is nog in behandeling bij Restaura.
Afbeelding 8: Röntgenfoto van een ijzeren Romeinse unster (vnr.368). Conclusies Op dit moment is de uitwerking van het onderzoek nog in volle gang. Het wachten is nog op de metalen voorwerpen en op enkele 14 C-dateringen. In de eerste helft van 2011 wordt het definitieve rapport verwacht. In ieder geval is nu al duidelijk e
dat in Budel bijzondere vondsten en sporen zijn aangetroffen. Dit is een reden te meer om wanneer er nog meer gebouwd gaat worden te Budel Noord dit niet zonder onderzoek te laten vergraven.
20 jaargang nr.2 december 2010
Informatiebulletin Streekarcheologie Peel, Maas& Kempen
EEN SO MERENSE KRIJGER IN ROMEINSE DIENST Fokko Kortlang (ArchAeO, Eindhoven) Tijdens het onderzoek van een urnenveld in Someren-Waterdael I, kwam in 1991 een wel heel bijzonder graf aan het licht. Het gaat om de laatste rustplaats van een Somerenaar uit het begin van de Romeinse tijd. Het graf is gevonden in de wijk Waterdael op de hoek van de IJssel ter hoogte van huisnummer 2. In meerdere opzichten is het graf bijzonder: In de eerste plaats is het graf aangelegd in de greppel van een circa 500 jaar ouder grafmonument, een zogenaamd langbed. In de tweede plaats is sprake van een inhumatiegraf. De dode is, in tegenstelling tot wat gebruikelijk was in de Romeinse tijd, in een kist begraven en niet gecremeerd. Voorts ligt het Romeinse graf volledig geïsoleerd. In een straal van enkele honderden meters zijn geen andere graven uit de Romeinse tijd gevonden. Bovendien heeft de overleden persoon een voor die periode opmerkelijke set voorwerpen in zijn graf meegekregen: In de grafkuil stond aan het voeteneind buiten de kist een kruikamfoor waarin waarschijnlijk drank heeft gezeten. Direct daarboven lag bij een in de kuilwand uitgespaarde nis, een ijzeren mes. Bij het mes was een humeuze vlek te zien die duidt op overblijfselen van organisch materiaal, waarschijnlijk een houten bord met daarop een vleesbout en ander eten. In de kist bevonden zich de humeuze resten van een lijksilhouet. Langs het lichaam lagen bij het hoofd een ijzeren schaar en ter hoogte van de knie een scheermes in een houten schede. Ter hoogte van de arm lag een ijzeren zwaard met eveneens sporen van een houten schede en resten textiel. Het zwaard is een zogenaamde gladius, een typisch Romeins zwaard. Op grond van de vorm van de bronzen punt van de schede en het type kruikamfoor, kan
het graf gedateerd worden rond 20 na Christus. De bijzondere aard van het graf en vooral ook de bijgiften, geeft aan dat we van doen hebben met een persoon die, zeker voor deze streken, al vroeg nauwe contacten onderhield met de Romeinen. Uit de aanwezigheid van een Romeins zwaard kan worden opgemaakt dat de man dienst deed, of had gedaan in een hulptroepeneenheid van het Romeinse leger. De opgravers vermoeden dat de begraven persoon geen toevallige passant was, maar een lokale krijger die hier ook woonde. Op nog geen 75 meter ten zuidoosten van het graf zijn in 1992 twee inheems-Romeinse boerderijen opgegraven, waarvan er één zeker stamt uit de vroeg Romeinse tijd. Behalve de boerderijen zijn nog enkele opslagschuurtjes en een mogelijk horreum, of graanopslagschuur (4) opgegraven. De archeologen nemen aan dat de man een veteraan was, iemand die na 25 jaar trouwe dienst in het Romeinse leger terugkwam in zijn vroegere woongebied Someren. Misschien kwam hij niet precies hier vandaan, maar trouwde hij met een Somerense vrouw. Was de krijger een outsider, een buitenbeentje uit Texuandrië, die zich na zijn langdurige diensttijd in het Romeinse leger maar in beperkte mate wilde of kon aanpassen aan de traditionele inheemse gebruiken, althans in de ogen van de lokale gemeenschap die hem begroef? Of genoot de man aanzien als een soort hoofd van de lokale gemeenschap, die door de nabestaanden begraven werd in het grafveld van de verre voorouders? Door zijn begraving bij de voorouders konden de nabestaanden hun rechten op het omliggende land herbevestigen.
20 e jaargang nr.2 december 2010
Informatiebulletin Streekarcheologie Peel, Maas& Kempen
Opmerkelijk is in ieder geval dat de krijger niet is begraven in het grote inheems Romeinse grafveld dat in 2008 werd opgegraven te Waterdael III, 400 – 500 meter zuidelijker. Hoe dan ook: onze Somerense krijger zal ongetwijfeld spannende verhalen hebben kunnen vertellen aan zijn vrouw, zijn dochter en zijn dorpsgenoten over de vele veldtochten die hij met de hulptroepen van het Romeinse leger heeft ondernomen. Ongetwijfeld was hij direct of indirect getuige van de grote militaire campagnes die Romeinse generaals als Tiberius, Varus en Germanicus ondernamen in het vrije Germanië….. In het Archeologiehuis, Molenstraat 14 te Someren is een reconstructie van de 1991 opgegraven grafkamer te zien
20 e jaargang nr.2 december 2010
Informatiebulletin Streekarcheologie Peel, Maas& Kempen
Tentoonstelling ”Het heeft wat om het lijf” Kledingsluitingen en accessoires van verleden tot heden Al vanaf de oertijd zijn de mensen bezig om hun lichaamsbedekking om het lijf te houden. In eerste instantie was dit met touw, linten, veters en dergelijke. Bij de Romeinen werd gebruik gemaakt van mantelspelden, de zogenoemde fibula’s . Dit waren de voorlopers van de veiligheidsspelden zoals we die nu nog kennen. Geleidelijk aan kwamen meerdere toepassingen in beeld zoals haken en ogen, riemen, knopen, ritssluitingen, elastiek, drukknoopjes, klittenband en noem maar op. De tentoonstelling zal te zien zijn van 17 oktober tot en met 9 januari in het Leudalmuseum/ Bezoekerscentrum Leudal aan de Roggelseweg 58 te Haelen. Het museum is geopend van zondag tot en met vrijdag van 13:00 tot 17:00. Voor meer informatie en actuele openingstijden kunt u contact opnemen met het Bezoekerscentrum Leudal/ Leudalmuseum via 0475-497010 of via de website: http://www.leudal.info
Tentoonstelling ” Kelten, Romeinen en Merovingers” in gemeentemuseum ‘Het land van Thorn’ In Midden-Limburg hebben archeologen voorwerpen gevonden die eigendom waren van de vroege bewoners van deze streek. Gouden munten, sierraden, aardewerk, glas, gereedschap en frescofragmenten van de Villa Rustica uit Maasbracht zijn restanten van bijzondere culturen. Gemeentemuseum Het land van Thorn besteed dit najaar aandacht aan de Kelten, Romeinen en Merovingers. Het bekijken van deze tentoonstelling is zeker de moeite waard en is nog tot en met 10 januari 2011 te bezichtigen. Voor meer info en de openingstijden van het museum in Thorn kunt u terecht op hun website: www.museumhetlandvanthorn.nl
20 e jaargang nr.2 december 2010
Informatiebulletin Streekarcheologie Peel, Maas& Kempen
Nederweert en de Neanderthalers
Vuurstenen werktuigen in de foute grond De tijd dat de Neanderthalers door ons land zwierven, ligt al 35.000 jaar achter ons. In de laatste ijstijd zijn hun sporen bedekt met dikke lagen zand. Het is dus bijzonder dat er bij Nederweert werktuigen van de Neanderthalers gevonden zijn. Maar er klopt iets niet: de grond waar ze in lagen, was minstens 20.000 jaar te jong…
Een kleine tien jaar geleden, tussen 2000 en 2003, onderzocht het Archeologisch Centrum van de Vrije Universiteit van Amsterdam het Rosveld bij Nederweert in Limburg. De archeologen bestudeerden er
menselijke sporen van 1500 voor tot 1500 na Christus. Groot was hun verbazing toen ze daartussen zo’n veertig bewerkte vuurstenen vonden. Zes ervan waren werktuigen van de Neanderthalers, de voorgangers van de moderne mens. De Neanderthalers waren een van de eerste bewoners van Nederland. Ze woonden hier tussen de 180.000 en 35.000 jaar geleden. Maar de grond waarin de archeologen de vuurstenen vonden, is pas 15.000 jaar geleden afgezet. Het zand is minstens 20.000 jaar jonger dan de werktuigen. Hoe kan dat? De ijstijden We vinden in Nederland heel weinig terug van de Neanderthalers. Tot op heden bijvoorbeeld ontbreken woonplaatsen van Neanderthalers in het bestand van beschermde archeologische monumenten. Dat komt vooral door de ijstijden. In het middendeel van de oude steentijd, van 300.000 tot 35.000 jaar geleden, is het Nederlandse landschap volledig veranderd. Gletsjers schoven over aanzienlijke delen van ons land. Rivieren verlegden hun loop. Het landijs sleep diepe dalen en stuwde de grond op tot hoge heuvels. Ook tijdens de laatste ijstijd, die duurde van 28.000 tot 13.000 jaar geleden, was Nederland veranderd in een grote poolwoestijn. Door de afwezigheid van vegetatie had de wind vrij spel. Zo verdwenen de sporen van de Neanderthalers onder meters zand. Een groot deel van het oude oppervlak uit de oude steentijd ligt dus onder flinke pakketten grond. Als er menselijke sporen worden aangetroffen, dan liggen die door de ingrijpende landschappelijke veranderingen uit de ijstijden niet meer op hun oorspronkelijke plaats. Desondanks valt door
20e jaargang nr.2 december 2010
Informatiebulletin Streekarcheologie Peel, Maas& Kempen
gecombineerd archeologisch en geologisch onderzoek vaak wel te achterhalen hoe de vondsten daar zijn gekomen. Dit is belangrijk om te weten, zodat er bij toekomstige grondwerkzaamheden rekening gehouden kan worden met de aanwezigheid van resten uit deze periode. Maar op basis van de geologische kennis zouden de zes vuurstenen voorwerpen van de Neanderthalers uit Nederweert daar helemaal niet gevonden kunnen zijn. Intrigerend. De werktuigen lagen op een plaats waar deze eigenlijk niet voor kunnen kome n Drie verklaringen Om deze paradox te ontrafelen heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed het onlangs onderzocht. Dat deden we in samenwerking met het Archeologisch Centrum van de Vrije Universiteit, het kennisinstituut voor deltatechnologie Deltares, TNO Geological Survey of the Netherlands en het Nederlands Centrum voor Luminescentiedatering. Voor het feit dat de vuurstenen werktuigen zijn gevonden op een plaats waar deze eigenlijk niet voor kunnen komen, zijn drie verklaringen denkbaar. De eerste is dat de vondsten uit dieper gelegen lagen naar boven zijn gehaald bij het graven van bijvoorbeeld diepe waterputten en kuilen. Sporen daarvan in het Rosveld bij Nederweert zijn bij de archeologische opgravingen destijds aangetoond. Ze dateren uit de ijzertijd, de Romeinse tijd en de middeleeuwen. De tweede mogelijke verklaring is dat de werktuigen uit diepere lagen door processen als cryoturbatie naar het oppervlak zijn gekomen. Bij cryoturbatie verstoren strenge vorst en dooi de natuurlijke gelaagdheid van de ondergrond, zoals in de ijstijden gebeurd is. Zo zijn grote keien uit dieper gelegen lagen door het steeds weer opvriezen en ontdooien aan het oppervlak komen te liggen. Ze zijn daarbij dwars door de tussenliggende grondlagen verhuisd.
Een derde verklaring is dat het zand ter plaatse helemaal niet dateert uit de laatste ijstijd, maar veel ouder is. Zandmonsters Nu, in 2010, is het beter mogelijk om zand absoluut te dateren dan tijdens de opgravingen bij Nederweert, in 2003. De dateringstechniek optical stimulated luminescense is namelijk in de tussentijd verder ontwikkeld. Met deze techniek kan vastgesteld worden wanneer kwarts, dat veel in zand voorkomt, voor het laatst aan zonlicht heeft blootgestaan. Terug naar het Rosveld dus. We hebben daar een profielput ontgraven en van verschillende lagen zandmonsters genomen. Ook hebben we de lagen in detail onderzocht. Zo heeft Deltares de samenstelling van de grond bestudeerd door de diameter van de zandkorrels te meten met lasergestuurde apparatuur. En wat blijkt? We kunnen concluderen dat de werktuigen uit de diepere lagen afkomstig zijn. En wel door cryoturbatie. Het is zeer waarschijnlijk dat cryoturbatie sediment uit een diepere en oudere laag heeft gemengd tot dicht bij het huidige oppervlak. Zo zijn ook de werktuigen mee omhoog gekomen. Het omgekeerde Om voortaan betrouwbaardere uitspraken te kunnen doen over de ouderdom van werktuigen uit het midden van de oude steentijd zal het nodig zijn om vindplaatsen beter te dateren met optical stimulated luminescense. Ten eerste is het aan te raden om diepere profielen te graven om de herkomst van het zand te bepalen. Ten tweede om grotere aantallen analyses van korrelgroottes te maken om na te gaan of er grondlagen vermengd zijn of niet. En ten derde om de lagen te dateren met optical stimulated luminescense. Wat dit onderzoek ook heeft laten zien is dat het goed mogelijk is om het ontstaan van bodemlagen in de tijd te plaatsen. Maar als
20e jaargang nr.2 december 2010
Informatiebulletin Streekarcheologie Peel, Maas& Kempen
wij zandpakketten goed kunnen dateren en goed op kaart kunnen zetten, dan moet het omgekeerde ook mogelijk zijn. Dan kunnen we plaatsen in bijvoorbeeld Oost-Brabant en Midden-Limburg aanwijzen waar lagen met een ouderdom uit het midden van de oude steentijd voorkomen. In die lagen is de kans dan groot om er werktuigen van de Neanderthalers te vinden. Daarom werkt de Rijksdienst voor het C ultureel Erfgoed
samen met TNO Geological Survey aan een verwachtingskaart voor het midden van de oude steentijd. Zo zullen we de resten van Nederlands oudste verleden veilig kunnen stellen. Axel Müller is veldarcheoloog bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed,
[email protected].
Geachte donateur Er is weer een jaar voorbij en bij deze wil ik u uitnodigen om de donatie 2011 op onderstaand rekeningnummer over te boeken. Het minimum bijdrage bedrag is al vele jaren €12,00. Het is belangrijk dat de betaalgegevens identiek zijn met de onderstaande gegevens, anders wordt het bedrag niet overgemaakt. Stg. Streek-Archeologie-Peel-Maas-Kempen Narcisstraat 13 6014 AK Ittervoort Rekeningnummer: 3557843 Penningmeester Peel, Maas & Kempen Mia Heijmans
De redactie en het bestuur van Peel, Maas en Kempen
Wenst alle donateurs een voorspoedig 2011
20e jaargang nr.2 december 2010
Informatiebulletin Streekarcheologie Peel, Maas& Kempen
2011 Wenst Wenst
alle donateurs een voorspoedig 2011
20e jaargang nr.2 december 2010