B U L L E T I N VA N D E V E R E N I G I N G R E M B R A N D T
J A A R G A N G 15 N O 1 V O O R J A A R 2 0 0 5
p Kunst verzamelen: Museale aankopen met een koninklijke allure p Professor Henk van Os: Geschiedenis van wie? p De Vereniging Rembrandt 1913 -1923 p Voorjaarsbijeenkomst 14 mei in Dordrecht
Beschermvrouwe H.M. de Koningin
BESTUUR
RAAD VAN ADVISEURS
Mr J.M. Boll, voorzitter Jhr Mr A.A. Loudon, vice-voorzitter Mevrouw Mr A.A. van Berge, secretaris Drs H.B. van Wijk, penningmeester Prof. Dr C.H. Blotkamp Prof. Dr R.E.O. Ekkart Prof. Dr P.A. Hecht Prof. Drs R. de Leeuw Dr J.R. ter Molen Dr M. Sanders Mevrouw L.C.E. van Tets-van Tienhoven Mr J.G. de Vries Robbé Jhr M.A. van Weede
Prof. dr J. Th. M. Bank Drs M.A. van den Bergh Mr Drs L.C. Brinkman Mevrouw Prof. Dr C.A. ChavannesMazel Drs H.L.M. Defoer Prof. Mr E.J. Dommering Drs F.J. Duparc Mevrouw Prof. Dr C.W. Fock R.H. Fuchs J.A. de Gier Mevrouw A. van Grevenstein-Kruse Mr E. Groenewald Mr R.W.J. Groenink Drs J.H. van Heijningen Nanninga Drs B.F. van Ittersum Prof. Dr C.J.A. Jörg Mevrouw M. Lambert J.M.N. Leighton Dr J.L. Locher
Mevrouw Drs D.H.A.C. Lokin Jhr G.E. Loudon Drs Ing. C. Maas Drs H.J.A.T. Meertens Drs R.C.J. Meijer Dr D. Overbosch Mr L. R. J. ridder van Rappard Mr S.A. Reinink M.J.M. van Rooy Prof. dr P. Schnabel Drs J.J.Th. Sillevis Mevrouw Dr M.F. Simon Thomas Mevrouw Dr N.C. Sluijter-Seijffert Drs C.B. Smithuijsen A.L. Stal Dr E.J. van Straaten Drs C. baron van Tuyll van Serooskerken K. van Twist E.W. Veen Drs M.J.F. Weck
BUREAU (9 – 13 UUR)
REKENINGEN
KLACHTENCOMMISSIE
Drs H.M. Blankenberg, directeur
Bank Mees Pierson, Amsterdam 25 22 00 861 (voor betaling contributie) Bank Mees Pierson, Amsterdam 21 33 99 385 Postbank 11 71 21 ten name van de Vereniging Rembrandt, Den Haag
FONDSENWERVING
Contacten Musea/PR
Mevrouw Drs F.M. Bijl de VroeVerloop Fondsenwerving
Mevrouw Drs C.S. de Witt WijnenJansen Schoonhoven
Lange Voorhout 15, 2514 EA Den Haag T: 070-4271720 F: 070-4271940 E:
[email protected] www.verenigingrembrandt.nl
Mr S. Royer, voorzitter Mevrouw Mr A.M.C. Marius-van Eeghen, secretaris Mevrouw Mr M.C. Scholten Dr J.M. de Groot Mr H. baron van Imhoff
Leden van de Vereniging Rembrandt kunnen bij het secretariaat extra Bulletins bestellen voor € 7,- per stuk (excl. portokosten).
Colofon:
illustratie omslag:
Samenstelling en redactie: Teio Meedendorp en
Bloempiramide
Kees Keijer, Amsterdam
Toegeschreven aan plateelbakkerij
Ontwerp: van Rosmalen & Schenk, Amsterdam
De Metale Pot, Delft
Druk en lithografie:
ca. 1695. Aardewerk, H 156 cm
Drukkerij Onkenhout BV, Hilversum
Rijksmuseum Amsterdam
I N H O U D
De Vereniging Rembrandt is een particuliere organisatie,
4 Vivat Oraenge in spe
Mr Jan Maarten Boll
A A N W I N S T E N
ALLARD PIERSON MUSEUM, AMSTERDAM
10 Vier Tarentijnse applieken
opgericht in 1883. Zij heeft als doel door het beschikbaar stellen van geldelijke middelen musea en andere openbare verzamelingen effectieve hulp te bieden bij het verwerven van kunstvoorwerpen.
5 Museale aankopen met een koninklijke allure.
De Vereniging Rembrandt & Paleis Het Loo Johan R. ter Molen De actie Vivat Oraenge heeft als bedoeling om De Heems stilleven met deze titel dit jaar te verwerven voor Paleis Het Loo, ter markering van het 25-jarig ambtsjubileum van Koningin Beatrix. In zijn relatief korte bestaan als museum heeft Paleis Het Loo al diverse bijzondere kunstwerken kunnen verwerven met steun van de Vereniging Rembrandt. De directeur van Paleis Het Loo Nationaal Museum en bestuurslid van onze vereniging, Dr J.R. ter Molen, geeft een overzicht.
RIJKSMUSEUM AMSTERDAM
12 Twee bloempiramides
Plateelbakkerij De Metale Pot, Delft (toegeschr.)
GELDERS ARCHIEF, ARNHEM
16 De ‘Salon’ bij de beek op het landgoed 9 Ogenblik: Geschiedenis van wie?
Prof. Dr H.W. van Os Was onze grote kolonisator Jan Pietersz. Coen een held of een schurk? En hoe kijkt een Indonesiër daar tegenaan? Op Bali kwam professor Henk van Os tot een opmerkelijk inzicht, waarbij een fietsende kunstenaar hem de weg wees. 29 Over aanwinsten 1913-1923
Fusien Bijl de Vroe Het rommelde even in de gelederen van de vereniging toen Den Haag en Amsterdam in 1913 onenigheid kregen over de verdeling van een aantal kunstwerken. Met de oprichting in 1920 van het Rembrandt Syndicaat kon er voor het eerst gericht buitenlandse kunst worden verworven.
Beekhuizen, Velp Daniel Kerkhoff
HANNEMAHUIS, HARLINGEN
19 Verguld zilveren dekselbokaal
Willem Anskes Zeestra
TEYLERS MUSEUM, HAARLEM
22 Veerpont Prins Bernhard
32 Nieuws van de Vereniging Rembrandt
Jacob Maris
Cultuurfonds 65 jaar Het Prins Bernhard Cultuur-
34 Algemeen
fonds, dat onze vereniging al vele jaren trouw substantieel ondersteunt, viert dit jaar zijn
MUSEUM BOIJMANS VAN BEUNINGEN, ROTTERDAM
65-jarig bestaan. De Vereniging
26 Mae West Lips Sofa
Rembrandt wenst het PBC van harte geluk met dit jubileum en hoopt de succesvolle en vruchtbare samenwerking ten behoeve van ons cultureel erfgoed tot in lengte van jaren te kunnen voortzetten.
Op 14 mei vindt de Voorjaarsbijeenkomst van de Vereniging Rembrand plaats in het Dordrechts Museum, ter gelegenheid van de tentoonstelling Dromen van Dordrecht buitenlandse kunstenaars schilderen Dordrecht tussen 1850 -1920. Op de achterzijde van dit Bulletin vindt u de benodigde informatie over het programma en hoe u zich kunt opgeven.
Salvador Dalí
Vivat Oraenge in spe
MR JAN MAARTEN BOLL
In de aanloop naar 29 en 30 april
De twaalf maanden:
2005, de data waarop de viering van
maart, Hans Bol
het zilveren regeringsjubileum van
1534-1593.
koningin Beatrix officieel van start
Pen en bruine
gaat, komt de actie voor de aankoop
wassing,
van het schilderij Vivat Oraenge in
ca. 140mm.
inkt, bruine diameter
een nieuwe fase. Dat gebeurt in het toenemend vertrouwen dat het ook gaat lukken, mede dankzij de steun van TPG en de Staatsloterij die onze campagne met volle kracht steunen. De leden van de Vereniging Rembrandt hebben in de beginfase een voortreffelijk voorbeeld gegeven door massaal en ruimhartig de machtigingscoupons in het vorige Bulletin in te sturen. Zeer verheugd zijn we dat de eigenaar er in heeft toegestemd om het schilderij desgewenst voor enige tijd in Nederland te exposeren. Wij zijn geneigd om van dit aanbod gebruik te maken omdat we langzamerhand de hoop hebben dat we Vivat Oraenge niet meer hoeven te laten gaan. Natuurlijk hopen we dat de aanwezigheid van het schilderij velen zal inspireren om mee te doen opdat we vanaf de zomer het schilderij blijvend in Paleis Het Loo zullen kunnen bewonderen.
4
VERENIGING REMBRANDT VOORJAAR 2005
Intussen gaat het andere werk van de Vereniging Rembrandt gewoon door. Een belangrijke uitdaging voor de komende tijd is om te helpen de financiering rond te krijgen van de tekeningenserie De twaalf maanden van Hans Bol voor Museum Boijmans Van Beuningen. In 2003 werd hiertoe al een poging ondernomen. Ondanks een forse bijdrage van de Vereniging Rembrandt lukte dat toen echter niet. Nu wordt in samenwerking tussen Museum Boijmans, de Vereniging Rembrandt, de Mondriaanstichting, en een aantal Rotterdamse fondsen en particulieren – de namen van Daan Dura en Jaques Schoufour mogen daarbij niet onvermeld blijven, zij spannen zich geweldig in voor het goede doel! – geprobeerd het benodigde bedrag alsnog bij elkaar te krijgen. We kunnen in dit kader inspiratie putten uit het artikel van Fusien Bijl de Vroe over de geschiedenis van onze vereniging in de periode 1913-1923. Daaruit blijkt dat, wanneer het echt nodig was om belangrijke kunstwerken voor ons openbaar kunstbezit te behouden, er altijd particulieren bereid waren om bij te springen. Dat was het geval
bij de oprichting van het Rembrandt Syndicaat in 1920. Hierdoor konden destijds enkele topstukken voor het Rijksmuseum worden aangekocht. In het geval van de Boltekeningen, die onlangs nog in hun volle glorie in Museum Boijmans te zien waren, gaat het om hoogtepunten uit de tekenkunst. Als de geschiedenis zich herhaalt hoeft de lijst van ‘gemiste kansen’ niet te worden uitgebreid en beleeft dit zoveelste gevecht voor ons openbaar kunstbezit een gelukkige afloop. Maar terug naar ’t begin: het gaat erom dat zoveel mogelijk mensen – jong en oud – meedoen om Vivat Oraenge ter ere van Koningin Beatrix aan ons openbaar kunstbezit toe te voegen. We hopen op een lijst met heel veel namen als blijk van hulde. Wat ons betreft: we hebben onze hoop gevestigd op u, als pleitbezorger voor zo’n passend geschenk van ons allemaal aan ons allemaal. Vivat! Jan Maarten Boll is voorzitter van de Vereniging Rembrandt
KUNST VERZAMELEN
Museale aanwinsten met een koninklijke allure De Vereniging Rembrandt & Paleis Het Loo JOHAN R. TER MOLEN
Nederland kan worden gerekend tot de landen met de grootste ‘museumdichtheid’. Allereerst zijn er de internationaal bekende grote musea van kunst- en cultuur. Maar daarnaast beschikt vrijwel elke stad en dorp over een openbare collectie, soms gewijd aan de lokale historie maar niet zelden voortgekomen uit een particuliere verzameling met een specifiek thema, door de oorspronkelijke eigenaar gedurende zijn leven met veel zorg samengesteld en vervolgens aan de gemeenschap ter beschikking gesteld.
Het vroegste voorbeeld van een dergelijk initiatief, dat dankzij een voortreffelijk beheer en een actief beleid na meer dan twee eeuwen nog steeds een prominente plaats inneemt binnen het brede scala aan Nederlandse musea en oudheidkamers, is Teylers Museum in Haarlem. Toen de gefortuneerde lakenhandelaar Pieter Teyler van der Hulst in 1778 overleed, liet hij niet alleen een omvangrijk kunstbezit na, maar stelde hij ook zijn vermogen beschikbaar om zijn belangstellingsgebieden op het gebied van cultuur en wetenschap verder te stimuleren. De verzamelingen, die door latere generaties aanzienlijk werden en worden uitgebreid, zijn ondergebracht in een speciaal daartoe gebouwd museumcomplex, verbonden met het voormalige woonhuis van de erflater. ORANJE
Paleis Het Loo, gezien vanuit de gereconstrueerde formele tuin. Het geheel gerestaureerde paleis met zijn vorstelijke woonvertrekken is sinds 1984 als nationaal museum opengesteld.
5 VERENIGING REMBRANDT
VOORJAAR 2005
Ook de leden van het Huis van Oranje hebben gedurende verschillende generaties een belangrijk kunstbezit bijeen gebracht, dat niet alleen de basis vormt van het Mauritshuis maar waarvan ook onderdelen opgenomen zijn in de openbare collectie waaruit het Rijksmuseum is voortgekomen. Wanneer men echter overziet, hoe omvangrijk de verzamelingen van de Oranjes op bepaalde momenten geweest zijn, dan wordt duidelijk dat slechts een fractie hiervan in de zojuist genoemde Nederlandse musea terechtgekomen is. Veruit het merendeel van de schilderijen, sculpturen en kunstnijverheid zijn veelal bij een eerstvolgende generatie alweer in andere handen overgegaan. Hieraan liggen dynastieke, politieke en financiële redenen ten grondslag. Anders dan in de meeste Europese landen waren de Noordelijke Nederlanden in de 17de en 18de eeuw een vanuit de burgerij bestuurde republiek en geen monarchie. De prinsen van Oranje vervulden binnen deze bestuursvorm weliswaar langdurig de functie van stadhouder, de hoogste militaire gezagsdrager, maar hielden hun bezittingen niet bijeen voor degenen die na hen deze positie zouden gaan bekleden. Zoals ge-
bruikelijk bij het burgerlijk erfrecht kregen ook bij hen alle kinderen hun erfdeel. Dit heeft bijvoorbeeld tot gevolg gehad, dat de met Duitse vorsten gehuwde dochters van stadhouder Frederik Hendrik en Amalia van Solms na het overlijden van hun ouders ieder een omvangrijke collectie kunstvoorwerpen en kostbaarheden ontvingen, waarvan onder meer in de Berlijnse musea nog belangrijke voorbeelden aanwezig zijn. Nadat in 1795 de Fransen Nederland waren binnengevallen, zag de stadhouderlijke familie zich gedwongen om naar het buitenland uit te wijken. Het belangrijkste kunstbezit van de Oranjes dat was achtergebleven, werd in beslag genomen en naar Frankrijk overgebracht; een gedeelte hiervan is nooit teruggekeerd. De verdere inventaris van de paleizen is verkocht of anderszins verdwenen. Datgene, wat de familie in ballingschap had kunnen meenemen, is nadien voor een belangrijk deel te gelde
6
gemaakt om in het levensonderhoud te kunnen voorzien. Zodra de Fransen in 1813 waren verdreven, werd Nederland een koninkrijk met de uit ballingschap teruggekeerde zoon van de laatste Oranje-stadhouder als staatshoofd. Zijn opvolger, koning Willem II, slaagde erin om opnieuw een kunstverzameling van internationale allure bijeen te brengen, die een plaats kreeg in de daartoe gebouwde ‘gotische zaal’ in Den Haag. Helaas waren financiële schulden er de oorzaak van dat ook dit kunstbezit na de dood van de vorst in 1849 uiteenviel. Een belangrijk deel werd opgeëist door zijn Russische schoonfamilie en bevindt zich sedertdien in de Hermitage. PALEIS HET LOO
In de afgelopen 30 jaar is het – mede dankzij genereuze steun vanuit de Vereniging Rembrandt – mogelijk gebleken om een aantal belangrijke kunstwerken, die ooit in
VERENIGING REMBRANDT VOORJAAR 2005
het bezit waren van de Oranjes en die om een van de hierboven genoemde redenen een andere eigenaar hadden gekregen, aan te kopen en binnen de muren van Paleis Het Loo een voor het publiek toegankelijke museale bestemming te geven. Deze residentie van de Oranjes was in 1686 gebouwd als jachthuis en zomerverblijf voor stadhouder Willem III. Nadat hij en zijn echtgenote Mary Stuart II in 1689 koning en koningin van Engeland waren geworden, werden het paleis en de daarachter gelegen tuinen nog verder uitgebreid. De uit Frankrijk afkomstige architect en ontwerper Daniel Marot heeft bij de vormgeving en versiering van dit omvangrijke complex een belangrijke rol gespeeld. Door verschillende kunstenaars werden series prenten uitgegeven, die een indruk geven van dit vorstelijke landgoed, waarvan de kostbare inrichting en de volgens een strenge symmetrie aangelegde tuinen met hun exotische planten, sculpturen en imposante fonteinen voor Nederland volstrekt uniek waren. Tot in detail is de situatie ter plekke beschreven door een ooggetuige, de Engelse lijfarts van de koning-stadhouder Walter Harris, wiens observaties in 1699 te Londen werden gepubliceerd. Ook in later eeuwen verbleven de Oranjes gedurende de zomermaanden graag op Het Loo. Als laatste heeft koningin Wilhelmina deze favoriete residentie permanent bewoond na haar abdicatie in 1948; zij is er in 1962 overleden. Nadien moest een besluit genomen worden over de toekomstige bestemming van dit bakstenen paleis, dat sedert de 19de eeuw van een pleisterlaag was voorzien en nadien nog allerlei verbouwingen en uitbreidingen had ondergaan. Ook was de Franse tuinaanleg verdwenen
Overdracht van de twee wapentapijten naar ontwerp van Marot door de voorzitter van de Vereniging Rembrandt, H.J. de Koster, aan H.K.H. Prinses Margriet, lid van de Commissie van Advies van Paleis Het Loo, 26 augustus 1983
Wandtapijt met de wapens van koningstadhouder Willem III en koningin Mary Stuart II. Vervaardigd te Brussel, ca.1690, naar ontwerp van Daniel Marot. PALEIS HET LOO NATIONAAL MUSEUM Schenking Vereniging Rembrandt, 1983
het museum die onder meer met een team van vrijwilligers de winkel exploiteert. Voor zeer kostbare verwervingen heeft de Vereniging Rembrandt steeds op genereuze wijze steun verleend. ‘REMBRANDT’ EN HET LOO
Zilveren kan en schotel Vervaardigd door Adam Loofs, hofzilversmid van koning-stadhouder Willem III. Den Haag 1693. PALEIS HET LOO NATIONAAL MUSEUM Verworven met steun van de Vereniging Rembrandt, 1990
Enkele onderdelen van het in 1772 te Meissen vervaardigde porseleinen eetservies met topografische gezichten, dat door de VOC aan prins Willem V werd geschonken. PALEIS HET LOO NATIONAAL MUSEUM Verworven met steun van de Vereniging Rembrandt 1975
en was dit gebied achter het gebouwencomplex onderdeel geworden van een romantisch landschapspark. Gekozen werd voor een zeer ingrijpende restauratie, waarbij zowel het paleis als de tuin in hun oorspronkelijke staat zouden worden teruggebracht. Na de voltooiing hiervan werd Paleis Het Loo in 1984 als nationaal museum voor het publiek opengesteld. In het centrale hoofdgebouw zijn vertrekken ingericht, die de ontwikkeling laten zien van vorstelijke wooncultuur in Nederland gedurende drie eeuwen, terwijl in een museale presentatie in de zijvleugels onder meer een beeld wordt gegeven van de geschiedenis van het Huis van Oranje. Hoewel uit inventarissen en beschrijvingen door tijdgenoten afgeleid kon worden welke bestemming de verschillende ruimtes
7
VERENIGING REMBRANDT VOORJAAR 2005
in de loop der tijd hebben gehad en hoe deze waren ingericht, kon slechts voor de negentiende eeuw geput worden uit een ruime selectie aan meubelen en ander huisraad. Voor de vroegere tijd moest de inrichting van de woonvertrekken voornamelijk worden gereconstrueerd aan de hand van vergelijkbare werken die daartoe vanuit de kunsthandel moesten worden aangekocht. Daarnaast kwamen en komen regelmatig kunstwerken en bijzondere kunstnijverheidsobjecten tevoorschijn, die ooit aan de Oranjes hebben toebehoord of die getuigen van de sympathie van landgenoten voor het vorstenhuis. Dat op grote schaal aankopen konden worden gedaan is met name te danken aan de mogelijkheden, die de Stichting ’t Konings Loo daartoe biedt, de steunstichting van
Sinds haar oprichting in 1883 heeft de Vereniging Rembrandt zich ervoor ingezet om belangrijk kunstbezit voor Nederland te behouden. In de loop der tijd is deze doelstelling ruimer geïnterpreteerd en worden musea financieel gesteund bij de aankoop van kunstvoorwerpen, die een waardevolle aanvulling vormen voor de reeds aanwezige collectie. Het gaat hierbij om werken van allerlei aard, daterend vanaf de klassieke oudheid tot de dag van vandaag en niet alleen vervaardigd door Europese kunstenaars maar ook met een ontstaansgeschiedenis in andere delen van de wereld. Hoewel Paleis Het Loo, in vergelijking met de meeste andere Nederlandse musea die steun ontvangen van de Vereniging Rembrandt, een relatief jonge instelling is, konden sedert 1975 reeds 12 belangrijke aanwinsten dankzij dit fonds verworven worden. Tot de hoogtepunten behoren twee wandtapijten met de wapens van de bouwheer Willem III en zijn echtgenote Mary Stuart II, die omstreeks 1690 naar ontwerp van Daniel Marot in Brussel vervaardigd zijn. Zittende figuren van Mars en Minerva houden een koningskroon boven het wapenschild, waaronder het devies JE MAINTIENDRAY te lezen is; op een cartouche langs de bovenrand staat ook het monogram met de initialen van het vorstelijk paar. Deze tapijten werden door de Vereniging Rembrandt ter gelegenheid van haar eeuwfeest in 1983 aan Paleis Het Loo geschonken. Naast acht exemplaren met zittende godenfiguren, is een soortgelijke reeks tapijten vervaardigd waarop een staande Hercules en Apollo het koninklijke wapen flankeren. Inmiddels zijn respectievelijk vier en twee van deze Brusselse tapijten in de collectie van Paleis Het Loo opgenomen; andere exemplaren bevinden zich onder meer in het Rijksmuseum te Amsterdam, het Metropolitan Museum in New York en Windsor Castle.
In 1680 werd de Haagse meester Adam Loofs, die voordien gedurende vrij lange tijd in het toonaangevende Parijs werkzaam was geweest en die daar in de omgeving van het hof van Lodewijk XIV ongetwijfeld met de nieuwste stilistische ontwikkelingen op het gebied van de edelsmeedkunst in aanraking zal zijn gekomen, aangesteld tot hofzilversmid van Willem III. Tot zijn taken behoorde het beheer over de zilverkamer en verder werden het onderhoud en de reparaties aan de gouden en zilveren voorwerpen aan hem toevertrouwd. Uit een door Loofs in 1697 opgestelde inventaris blijkt, dat veel van de aanwezige objecten door hemzelf vervaardigd waren. Om een indruk te kunnen geven van de artistieke kwaliteit van het zilver dat door Adam Loofs aan de koning-stadhouder geleverd werd, was het van groot belang dat een door hem in 1693 vervaardigde zilveren kan en schotel met steun van de Vereniging Rembrandt kon worden verworven. Naast deze imposante voorwerpen getuigen ook enkele zilveren wandarmen in de door Marot ontworpen bibliotheek van Paleis Verguld-zilveren juwelenkist Vervaardigd door Joseph Germain Dutalis, hofzilversmid van koning Willem I. Brussel 1828-’30. Onderdeel van een toiletset, bestemd als huwelijksgeschenk van de koning aan zijn dochter, prinses Marianne. PALEIS HET LOO NATIONAAL MUSEUM Verworven met steun van de Vereniging Rembrandt, 2000
8
Het Loo van het vakmanschap van deze zilversmid. Een eeuw later, omstreeks 1772 werd in Meissen een zeer uitzonderlijk porseleinen servies vervaardigd, dat vermoedelijk uit 435 voorwerpen heeft bestaan en dat door de Oostindische Compagnie aan stadhouder Willem V werd geschonken. Alle onderdelen van dit omvangrijke ensemble zijn binnen een omlijsting van rocailles en guirlandes beschilderd met topografische voorstellingen: gezichten van talloze steden en dorpen in Nederland en op het eiland Java, alsmede belangrijke paleizen, landhuizen en andere gebouwen. De stadhouder heeft dit kostbare geschenk meegenomen bij zijn gedwongen vertrek naar Engeland in 1795 en heeft het daar vermoedelijk verkocht. In ieder geval was het gehele servies in 1823 eigendom van William Beckford, toen diens legendarische collectie in Fonthill Abbey werd geveild; via latere veilingen zijn de onderdelen over de gehele wereld verspreid geraakt. In 1975 konden dankzij de Vereniging Rembrandt in één keer 59 voorwerpen voor Paleis Het Loo verworven worden, waar zij werden toegevoegd aan een deel van dit bijzondere ‘stadhouder-servies’ dat de Koninklijke Familie in de loop der tijd had teruggekocht. Ook in later jaren konden incidenteel nog enkele aankopen worden gerealiseerd, zodat nu weer 167 stukken bijeen zijn. Joseph Germain Dutalis, die kort na 1800
VERENIGING REMBRANDT VOORJAAR 2005
in Parijs was opgeleid als zilversmid en daar beïnvloed is door het werk dat belangrijke meesters als Odiot en Biennais aan het hof van Napoleon leverden, heeft zich nadien in Brussel gevestigd. Gedurende de korte periode, waarin de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden in één koninkrijk verenigd waren, werden door hem belangrijke opdrachten uitgevoerd voor koning Willem I en diens hofhouding. In 1828 bestelde de koning bij hem een omvangrijke toiletset, die bestemd was als huwelijksgeschenk voor zijn dochter prinses Marianne. Alvorens deze aan het bruidspaar werd overgedragen, was de kostbare set met een bijbehorende tafel in 1830 te zien op een Nationale Nijverheidstentoonstelling in Brussel. Nadat de door gracieuze vrouwenfiguren vastgehouden spiegel in 1995 met steun van de Vereniging Rembrandt door het Rijksmuseum in Amsterdam kon worden aangekocht, ontving Paleis Het Loo in 2000 een financiële bijdrage waarmee de verwerving van de bijbehorende juwelenkist mogelijk werd gemaakt. Deze imposante verguld-zilveren doos is versierd met ornamenten die ook bij
Vivat Oraenge Jan Davidsz. de Heem, ca.1670, olieverf op doek, 63 x 49 cm. Via een door de Vereniging Rembrandt georganiseerde actie worden middelen bijeengebracht om dit belangrijke schilderij ter ere van het zilveren regeringsjubileum van koningin Beatrix aan te kunnen kopen voor Paleis Het Loo Nationaal Museum.
• OGENBLIK •
Geschiedenis van wie? de genoemde Parijse edelsmeden kunnen worden aangetroffen. Op het deksel is een kussen bevestigd met daarop een koningskroon, terwijl het geheel gedragen wordt door vier gevleugelde leeuwen. Opmerkelijk is, dat twee schoonzusters van de prinses – dochters van koning Friedrich Wilhelm III van Pruisen – in de voorafgaande jaren eveneens een dergelijke toiletset als huwelijksgeschenk ontvangen hadden. Deze waren ontworpen door de beroemde Duitse architect Karl Friedrich Schinkel en maken ondanks de opvallende gelijkvormigheid van de diverse onderdelen een veel statischer indruk dan dit op Franse inspiratiebronnen gebaseerde toiletservies, dat behalve de genoemde spiegel en juwelenkist nog uit een tiental dozen heeft bestaan. VIVAT ORAENGE
In het afgelopen jaar nam de Vereniging Rembrandt het initiatief tot een breed opgezette nationale actie met als doel om ter gelegenheid van het 25-jarig regeringsjubileum van koningin Beatrix in 2005 een belangrijk kunstwerk aan het openbaar kunstbezit toe te voegen. Het gaat om een pronkstilleven van Jan Davidsz. de Heem met de wel zeer toepasselijke titel Vivat Oraenge, dat na de verwerving een plaats zal krijgen in een van de statievertrekken van Paleis Het Loo waar ook ten tijde van de koning-stadhouder al werk van deze talentvolle meester aanwezig was. Het doek is waarschijnlijk tussen 1667 en 1672 – het jaar waarin prins Willem III tot stadhouder werd benoemd – door de toen in Utrecht werkzame kunstenaar geschilderd in opdracht van een fervente aanhanger van het Huis van Oranje. Weergegeven is een nis met daarin diverse kostbare voorwerpen en lekkernijen, alsmede een aan een strik opgehangen ‘oranje-appel’ onder een lauwerkrans. Samen met de sinaasappel- en olijftakken aan weerszijden van de zo symbolische vrucht worden eeuwige roem, vrede en wijsheid onder het Huis van Oranje tot uitdrukking gebracht. Laten wij hopen dat dankzij de donaties van vele duizenden kunstliefhebbers dit voor Nederland zo belangrijke stilleven zal kunnen worden verworven. Vivat Oraenge! s
9
VERENIGING REMBRANDT VOORJAAR 2005
P R O F. D R H . W. V A N O S 2005 is uitgeroepen tot het jaar van de vaderlandse historie. Wat is dat eigenlijk voor een soort geschiedenis? Kan je een gedeelte van de geschiedenis claimen als alleen maar van jou en van jouw landgenoten? Zo’n vijftien jaar geleden is er in het Westfries Museum in Hoorn een tentoonstelling georganiseerd over Jan Pietersz. Coen, de heerser van het toenmalige Nederlands-Indië. In mijn geschiedenisboek van de middelbare school figureerde hij als een bekwaam en streng bestuurder. Aan scholieren van een jongere generatie werd hij gepresenteerd als een hardvochtig kolonisator. Geen wonder, dat er opwinding ontstond over het initiatief om zo’n man te herdenken met een expositie. Dat er voor zo’n wreedaard destijds in Hoorn een standbeeld was neergezet was al ergerlijk, maar ook nog een tentoonstelling in het postkoloniale tijdperk, dat kon eenvoudig niet. Woedend demonstreerden de antikolonialen voor het museum voor en tijdens de opening van de tentoonstelling vanwege deze smet op hun vaderlandse geschiedenis. Tot zover liep alles geheel naar verwachting. Maar er was iets wonderlijks. Die opening werd verricht door niemand anders dan de ambassadeur van de Republiek Indonesië in Nederland. Voor hem was Jan Pietersz. Coen allang een integraal onderdeel van zijn vaderlandse geschiedenis geworden. Hij kon dan ook de lawaaischoppers bij de voordeur van het museum niet anders zien dan verlate kolonialen, die hem de geschiedenis van zijn land niet gunden. Na zijn openingsspeech werd de ambassadeur stiekem door de achterdeur het museum uitgeloodst, omdat de actievoerders uit naam van het antikolonialisme de voordeur blokkeerden. Over wiens vaderlandse geschiedenis ging het hier eigenlijk? Onlangs werd ik mij opnieuw bewust van het relatieve van het vaderlandse van vaderlandse geschiedenis. Samen met mijn vrouw verbleef ik op Bali. Aan de noordkust van het eiland ligt het dorp Kubutambahan. Op één van de reliëfs van een hindoetempel daar is de Nederlandse kunstenaar Wijnand Nieuwenkamp voorgesteld. Ongeveer een eeuw geleden reed hij op een fiets over het strand. Niemand in Kubutambahan had ooit zoiets gezien. Een blanke man op wielen. Dat moest wel een god zijn. Daarom werd hij vereeuwigd op de tempel. Wij waren hiernaartoe gereisd vanwege onze verbondenheid met één van de dochters van de kunstenaar. Nieuwenkamp hoorde bij onze geschiedenis. Maar in Kubutambahan ontdekten we, dat hij dankzij dat reliëf de held van het dorp was geworden. Iedereen die ons aansprak noemde met trots ‘W.O.J. Nieuwenkamp who visited us on his bike in 1909’. De fietsende god was één van hen. Wij waren alleen maar op visite. Ik reed terug naar het hotel op een gehuurde oude Fongers. Zou dit de fiets van Nieuwenkamp zijn geweest? Onzin natuurlijk. Maar door dit bezoek wist ik één ding zeker: jouw geschiedenis wordt veel spannender, wanneer anderen zich die geschiedenis op hun manier eigen hebben gemaakt.
• OGENBLIK •
Vier Tarentijnse applieken Allard Pierson Museum, Archeologisch Museum van de Universiteit van Amsterdam
Omstreeks 325 voor Christus. Terracotta, eens verguld, gemiddelde lengte 10,8 cm Herkomst: veiling Christie’s Londen, 28 april 2004
Het Allard Pierson Museum heeft een grote en bloeiende vereniging van vrienden. Het is goed dat het museum, naast individuele schenkingen, ook van deze vereniging van tijd tot tijd de middelen krijgt om de verzameling te verdiepen. Dat dit nu samen met de Vereniging Rembrandt lukte, sluit aan bij een mooie traditie. Het museum zelf is immers in 1934 ontstaan dankzij de betrokkenheid van vrienden van de antieke beschaving en de Vereniging Rembrandt. KLEI
In de klassieke oudheid vond klei overal op grote schaal toepassing. Eenmaal gebakken is een voorwerp van klei vrijwel onvergankelijk en draagt het voor altijd het stempel van de cultuur waarin het ontstaan is. Het materiaal werd niet alleen gebruikt om potten en pannen van te draaien, ook godenbeelden en tempelversieringen in heiligdommen waren bij uitstek gemaakt van klei. Dat geldt al helemaal voor de gaven die aan een god gewijd werden. Votiefbeeldjes van klei - de archeoloog spreekt van terracotta’s - werden massaal met behulp van vormen gemaakt. Het kunstzinnig gewicht van zulke producten is meestal gering, maar godsdiensthistorisch gezien zijn ze zeker van belang. Toch ontstijgen terracotta’s soms dat bescheiden artistieke niveau. We hebben dan te maken met kunstwerken waaruit de cultuur, ontstaanstijd en soms zelfs de persoonlijkheid van de maker spreekt. Dat geldt zeker voor terracotta’s uit Tarente, het antieke Taras, gelegen in de hak van Italië. Deze vier kleine opengewerkte reliëfs zijn er een bewijs van. De twee leeuwen en twee fabeldieren, griffioenen, werden onlangs door het Allard Pierson Museum verworven als gezamenlijke schenking van de Vereniging Rembrandt en de Vereniging van Vrienden van het Allard Pierson Museum. De reliëfs zijn gemaakt van zorgvuldig gezuiverde helder bruin bakkende klei. Nadat ze uit de mallen waren gehaald, maar voordat ze
10
VERENIGING REMBRANDT VOORJAAR 2005
werden gebakken, zijn in het nog vochtige materiaal met een modelleerhoutje details verfijnd, zoals de manen van de leeuwen. Ook de omtrek van de reliëfs en de ruimte bij de poten zijn ajour bijgewerkt terwijl de achterkanten van de reliëfjes ruwweg zijn afgeplat. De dieren waren verguld met bladgoud en sierden grafkisten; dat bewijzen dergelijke reliëfs die bij officiële archeologische opgravingen te Tarente zijn teruggevonden en die daar nu in het museum worden bewaard. De dieren waren op de wanden van een doodskist vastgezet met een pennetje dwars door hun lijf. Het gat daarvan is nog goed te zien. Het hout van die kisten is vergaan en het bladgoud is op minuscule stukjes na helemaal verdwenen, maar uit Zuid-Rusland zijn dergelijke kisten wel bewaard gebleven. Daardoor is het mogelijk een indruk te krijgen van het decoratiesysteem waartoe ze behoorden. De dieren waren in rijen geplaatst en soms tegenover elkaar. Het hout was beschilderd zodat een rijk contrast met de gouden, glanzende reliëfs ontstond. Gelukkig hebben deze felle dieren de tijd redelijk weten te trotseren. Alleen van de ons aankijkende leeuw ontbreekt een voorpoot die geheven was. De reliëfs zullen stammen uit werkplaatsen in Tarente die rond 325 voor Christus actief waren. Daar werd overigens gewerkt in een stijl die over de gehele Griekse wereld en zelfs daarbuiten in zwang was. TARAS
Wij zijn het bijna vergeten, maar Tarente was een machtige en politiek belangrijke stad. De naam betekent waarschijnlijk ‘nederzetting aan de Tara’, een rivier die in de legende wordt verpersoonlijkt in de stroomgod Taras, een zoon van Poseidon en een lokale nymf. Nieuwkomers uit het Griekse Sparta koloniseerden Taras in 706 voor Christus. Maar de Spartaanse reputatie van tucht en hardheid bereikte Tarente nooit, integendeel! Wie Tarente noemde, riep beelden op van rijkdom en luxe. De stad was gezegend met een beschutte haven en lag in een vruchtbaar gebied. Het gevolg was een bloeiende handel, een
grote welvaart en indrukwekkende kunst, zeker in de tijd waaruit de hier besproken reliëfs stammen. Het museum van Tarente bezit daar verbluffende voorbeelden van die overigens, als onderdeel van de tentoonstelling Gli ori di Taranto in età Ellenistica, in 1984 en 1985 op veel plaatsen in Europa, van Milaan tot Hamburg, te zien waren. DRINKSCHAAL
Dionysos, fragment van een Atheens mengvat voor wijn uit Tarente, circa 400 v. Chr. MARTIN-VON-WAGNERMUSEUM, UNIVERSITEIT WURZBURG
Uit de heiligdommen en de graven van Tarente uit de 2de helft van de 5de eeuw, uit de 4de en de 3de eeuw voor Christus stamt een enorme hoeveelheid votiefbeeldjes van terracotta. Alleen al bij de aanleg van een nieuwe wijk aan het eind van de 19de eeuw zijn er tienduizenden fragmenten gevonden. Het merendeel bestaat uit voorstellingen van een liggende mannelijke figuur met een drinkschaal. Naast het museum van Tarente zelf zijn ze over de hele wereld verspreid geraakt. Het Allard Pierson Museum bewaard er bijna honderd. Het zijn steeds varianten op hetzelfde thema. Figuren uit de 4de eeuw voor Christus
getuigen vaak van een grote religieuze diepgang die zeer knap is verbeeld en indringend de vraag naar de betekenis van deze figuren oproept. Constant Willem Lunsingh Scheurleer (1881-1941) wiens verzameling sinds 1934 de kern van het Allard Pierson Museum vormt, begon in de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw deze Tarentijnse terracotta’s op grote schaal te verzamelen en te onderzoeken. Ze maken deel uit van een veel grotere collectie die de beschaving van Griekse nieuwkomers in Italië, in Magna Graecia, documenteert. DE DOOD
Lunsingh Scheurleer meende dat de liggende figuren doden voorstellen die in het hiernamaals aanliggen aan een eeuwig durend feestmaal bij de god Dionysos. De beker die de figuren vaak vasthouden verwijst naar de specifieke gift van Dionysos aan de beschaafde wereld: wijn. Die wijn moet in spirituele zin opgevat worden als een metafoor voor het gelukzalige leven na het sterven. De discussie over de betekenis van deze figuren is nog niet geluwd, maar dat die met opvattingen over de dood te maken heeft, staat vast. De vier nieuwe aanwinsten hebben ook alles te maken met Dionysos, Tarente en de dood. Zo vullen ze een lacune op in de collectie. De reliëfs waren, zoals gezegd, deel van de ornamenten van grafkisten. Leeuwen en de mythische griffioenen, bewakers van even mythische hoeveelheden goud, komen volgens Griekse opvattingen net als Dionysos uit het Oosten. Ze horen bij de god en de hoop op geluk na de dood. Op beschilderde vazen wordt hij weergegeven als een baardige, eerbiedwaardige gestalte. Een fragment in Würzburg laat in detail zijn somptueuze gewaad zien, dat rijk geplooid zijn heupen en benen bedekt. We herkennen rijen figuren die herinneren aan de reliëfs van terracotta. Op de sprei over zijn aanligbed staan ze ook. Het ligt voor de hand aan te nemen dat rijkversierde gewaden en kleden – luxeproducten die de roem van het rijke Perzië waren en waarvan maar een heel enkel fragment bewaard is – de inspiratie vormden voor de appliques. Ornament dat door rijkdom imponeert is niet strijdig met godsdienstige diepgang s Robert Lunsingh Scheurleer
11
VERENIGING REMBRANDT VOORJAAR 2005
Twee bloempiramides Toegeschreven aan plateelbakkerij De Metale Pot, Delft Rijksmuseum Amsterdam
ca. 1695. Aardewerk, H 156 cm Geen merken Herkomst: kunsthandel Salomon Stodel Antiquités, Amsterdam
Al meer dan vijftig jaar verlangde het Rijksmuseum een paar bloempiramides om de verzameling Delfts aardewerk een vorstelijke uitstraling te kunnen geven. Het was de grote verzamelaars van Delfts aardewerk in de tweede helft van de 19de eeuw niet gelukt om een mooi paar grote bloemvazen te verwerven: noch John Loudon (wiens verzameling nu in het Rijksmuseum is) of de Brusselse Baron Evenepoel, noch de volgende generatie overwegend Nederlandse verzamelaars hadden kans gezien een fraai exemplaar, laat staan een paar, te bemachtigen. De oorspronkelijke eigenaren waren in die tijd nog niet aan verkopen toe. Het valt bijzonder te waarderen dat, mede door steun van de Vereniging Rembrandt, het nu wel gelukt is om voor een Nederlandse openbare collectie twee bloempiramides van de allergrootste maat te verwerven. BINNENHUIS EN TUIN
In de 17de eeuw vond een cruciale verandering plaats in het denken over de functie van het voorname huis, het interieur dat daarbij hoorde en de tuinen waarmee het was omringd. Het huis werd een woning waar men kon ontvangen en het interieur werd verrijkt met nutteloze voorwerpen die voor de vorstelijke families in Europa maar één doel hadden: het tonen van macht en rijkdom. Kostbaar uitgevoerde, vaak met zilver beklede, meubelen en omvangrijke buffetten met gedreven zilver beantwoordden aan het doel om hoveling, buitenlandse gast en onderdaan te imponeren. Hetzelfde geldt voor, toen kostbare, boeketten van kleurige en hevig geurende bloemen in de openbare ruimten van een kasteel of paleis. In de tuin werden gewassen geplant met kleurige en welriekende bloemen die direct na de vorstperiode en tot in de late herfst voor een weelde aan kleur en geur moesten zorgen. Bloemen liet men in eigen tuin kweken en verzorgen. Mary II Stuart, echtgenote van prins Willem III, prins van Oranje, stadhouder in de Nederlanden en vervolgens ook koning van Engeland, liet in 1678 speciaal een contract opmaken met Charles du Buisson, de beheerder van de tuinen van hun huis Honselaarsdijk: Reglement voor den Thuynman tot Honsholredyck in date 5 november 1678, punt VII: Alle planten bollen ende saden van Bloemen die hem ter hant gestelt syn ende noch sullen worden, sal hy wel in acht nemen, deselve trachten niet alleen wel ende trouwelyck te bewaren maer oock te vermeerderen ende soo mogelyck in alle saysoenen bloeyende te hebben om van dezelve alle weke twee a drye bouqetten ten dienste van hare Hoocht te maken.
12
VERENIGING REMBRANDT VOORJAAR 2005
SNIJBLOEMEN
NIEUWE VORMEN
Een vaas voor bloemen werd ooit ‘ontworpen’ om het leven van de gesneden bloem te verlengen. Afgesneden bloemen kregen na verloop van tijd een eigen term: snijbloemen. En omdat naast de kleur ook de geur van de afgesneden bloem belangrijk was, wordt een bos of een arrangement van snijbloemen in Nederland sinds die tijd ook wel ‘ruiker’ genoemd. Al naar gelang het seizoen zal men die bloemen hebben geplukt of afgesneden die op dat moment in bloei en enige dagen als snijbloem houdbaar waren. De bloemen van de kostbare bolgewassen als hyacinth en tulp zullen in het voorjaar wel eens in een vaas zijn gezet, maar men kan gevoeglijk aannemen dat vazen het hele jaar door voor allerlei soorten bloemen in huis zullen zijn gebruikt. Bollen werden nu eens als snijbloem, dan weer als plant beschouwd. Speciaal ontworpen bollenpotjes kwamen pas toen de bol goedkoper en algemener was geworden, in de tweede helft van de 18de eeuw. Dat men bloemen in zijn tuin kweekte, vervolgens afsneed en de losse bloemen tot boeketten arrangeerde was een nieuw fenomeen dat in de jaren dertig van de 17de eeuw in Italië zo populair was dat het door Giovanni Battista Ferrari in een geïllustreerd boek werd beschreven. Men zal aanvankelijk bestaande siervazen hebben gebruikt om boeketten in te arrangeren, maar mogelijk ook wel voorwerpen hebben aangepast aan een nieuw gebruik. Er is een afbeelding bekend van een wijnkoeler die men had overspannen met metalen gaas en zo geschikt had gemaakt om er een boeket in te zetten, en Ferrari beeldde in zijn boek al siervazen af die voor een deel waren geperforeerd met gaatjes die in verbinding stonden met een reservoir dat met water kon worden gevuld.
Na het midden van de 17de eeuw werden in Amsterdam nieuwe en bijgewerkte edities van het boek van Ferrari verzorgd en werd deze nieuwe vorm van decoreren van het huis ook in Nederland bij de bovenlaag van de bevolking geïntroduceerd. Er ontstonden speciaal gemaakte houders van Delfts aardewerk met gesloten reservoirs voor water waarin men snijbloemen enige dagen vers en bloeiend kon houden. In eerste aanleg ging het om vormen die waren afgeleid, verkleind of juist vergroot van al bestaande voorwerpen. Zo is het model van de bekendste 17de-eeuwse Delftse bloemvaas, een ovale geplooide bak op een voet met twee oren in de vorm van griffioenen, ontleend aan, veel grotere, koelvaten van metaal. Maar tegelijkertijd werden er allerlei exotische vormen, zoals de obelisk, geschikt gemaakt om snijbloemen in te zetten. Toen hadden ontwerpers immers ook al moeite om voor iets echt nieuws ook een echt nieuwe vorm te bedenken. De eerste hoge bloemhouders bestonden uit gestapelde bollen, daarna heeft men vier- en zeskantige sokkels met gestapelde reservoirs ontworpen die enige vormverwantschap hebben met de obelisk, althans meer dan met een piramide of een Chinese pagode waarnaar bloem- of tulpenpiramides/ pagodes in het verzamelaars- en antiquairsjargon wel worden genoemd. Deze klassieke vorm was tevens een teken van macht, wat in het geval van de twee recent aangekochte piramides nog eens wordt versterkt door de vier leeuwen, elk met een wereldbol, die de sokkel dragen. Het geheel bestaat uit vier tot negen geledingen op een basement. Elk niveau heeft een waterreservoir met vier en soms zes tuitjes.
13
VERENIGING REMBRANDT VOORJAAR 2005
DELFT
Onder het hoofdje Delfs porceleyn hetgeen ten deele beschadigt is staande op beyde galderijen werden bij de inventaris van huis Honselaarsdijk, een van de huizen van Willem en Mary, in 1755 de overblijfselen opgesomd van wat ooit de mooiste en meest vorstelijke aankleding met Delfts aardewerk in Nederland was geweest: 3 bloempotten, 2 piramides, 1 bloempot, 2 piramides, 1 koelvat, 1 groote piramide, gebrooken, drie bakken met deksels en gaaten, beschadigt, 2 dito geschulpte bloembakken, gebrooken, 2 kleyne piramides, gebrooken, 2 dito kleynder, gebrooken, 1 geschilpte bak, Een halve piramide, gebrooken, Twee kleyndere piramides, 4 dito pedestallen, gebrooken, Twee kleyne piramide vaasjes, vier kindertjes, 2 groote piramides, ses groote ronde piramides, 4 dito nog grooter, en 2 pedestallen, defect.
Dat er bloemvazen waren van Delfts aardewerk in vele verschillende maten en vormen, is gezien de belangstelling voor (snij)bloemen van prinses Mary en de heersende mode niet verwonderlijk. Voor de Delftse plateelbakkers als toeleveranciers van ceramische sierstukken moeten deze ontwikkelingen een commerciële, technische en artistieke uitdaging zijn geweest. Dankzij de in de jaren 1620 tot 1645 opgebouwde technische kennis, het wegvallen van de import van het Chinese porselein na omstreeks 1650 en het artistieke klimaat in de provincie Holland, had de Delftse faience een grote technische en artistieke voorsprong op alles wat er in Europa in deze techniek werd gemaakt. Al heel snel na 1650 vormde Delft op dit gebied de top van de Europese industrie. De superieure Delftse producten werden in heel Europa afgezet en men bewonderde de Delftse prestaties overal zozeer, dat deze faience de standaard was waar iedereen zich naar richtte. Dit zou tot omstreeks 1725 zo blijven. In de Delftse faience-industrie lag de nadruk bij de ontwikkeling van het product op de beschildering. Bijzondere stukken werden haast altijd zeer zorgvuldig en door de beste schilder in het bedrijf van een decoratie voorzien. De beschildering is dan ook veelal bepalend voor de waardering maar ook voor de toeschrijving en de datering van een groot gedeelte van de nu nog overgebleven Delftse faience. Van de bijna dertig plateelbakkerijen die omstreeks 1700 in Delft in bedrijf waren, speelden maar enkele bedrijven een belangrijke rol bij de vernieuwing van het product. Van de vijf of zes belangrijkere bakkerijen traden De Grieksche A en De Metale Pot in de jaren negentig van de 17de eeuw het meeste op de voorgrond. In 1685 overleed Samuel van Eenhoorn, eigenaar van De Grieksche A. De plateelbakkerij werd door zijn weduwe
14
VERENIGING REMBRANDT VOORJAAR 2005
Cecilia Houwaert in 1686 verkocht aan haar zwager Adrianus Kocks, koopman te Rotterdam. Deze liet zich in 1687 als winkelhouder bij het gilde aantekenen. Het echtpaar Adrianus Kocks en Judith van Eenhoorn heeft deze plateelbakkerij vervolgens tot grote bloei gebracht. Hier werden de leveranties voor het Engelse hof, de Nederlandse Willem III en zijn echtgenote Mary Stuart, verzorgd. Ensembles van grote vazen, bloemhouders en basementen voor kannen van een afmeting die paste bij de vorstelijke ruimtes in het nieuwe paleis van Hampton Court, maar ook voor het al bestaande huis Honselaarsdijk werden in De Grieksche A vervaardigd. Er werd Delftse faience besteld van een voor Nederland ongekende allure. De faience-industrie in Delft was zo gericht op het verfraaien van de voorwerpen door een goede beschildering, dat de vormgeving niet in alle gevallen voldoende aandacht kreeg. Met gedraaide schotels, vazen en potten had men door de grote ervaring doorgaans geen enkel probleem, maar als er ingewikkelder vormen moesten worden gemaakt, werd het gemis van een modelleur soms pijnlijk zichtbaar. Toen Lambertus van Eenhoorn, een broer van Samuel en Judith, in 1691 plateelbakkerij De Metale Pot uit de boedel van zijn kort tevoren overleden neef Lambertus Cleffius kocht, moet hij deze lacune in de bedrijfsvoering hebben gevoeld. Op 25 juli 1691 nam Van Eenhoorn de Fransman Guillaume Nieullet als modelleur in dienst. In 1693 werd het contract voor tien jaar opnieuw vastgelegd. Daarin werd expliciet gesteld dat in geval van overlijden van Nieullet alle door hem gebruikte vormen eigendom van Van Eenhoorn zouden worden. In enkele akten wordt hij ‘beeldsnijder’ genoemd. Aan de producten die in die jaren in deze plateelbakkerij
15
VERENIGING REMBRANDT VOORJAAR 2005
werden gemaakt, is de aanwezigheid van een speciaal aangestelde modelleur af te lezen. De bloempiramides van De Metale Pot, zoals nu door het Rijksmuseum aangekocht, hebben een geweldige uitstraling en zijn dan ook krachtiger van vormgeving dan die van De Grieksche A. KWETSBAAR
Gecompliceerd gemaakte gebruiksvoorwerpen die uit vele losse onderdelen bestaan zijn kwetsbaar in het gebruik en bij het schoonmaken. Het overgrote deel van deze voorwerpen zal verloren zijn gegaan en van de bewaard gebleven exemplaren is maar een enkel, doorgaans wat kleiner voorbeeld nog compleet bewaard gebleven. Van geen enkel exemplaar zijn alle tuiten of alle segmenten nog gaaf of origineel. Als eerste werden er tuitjes afgestoten, vervolgens brak men eens een segment en daarna zal het overgrote deel van de ooit gemaakte exemplaren zijn weggegooid, of, onbruikbaar maar te mooi om weg te gooien, in een kelder of op een zolder bewaard zijn gebleven totdat verzamelaars omstreeks 1860 belangstelling kregen voor de Delftse faience als uiting van kunstnijverheid. Maar toen was de mode om imposante, gestapelde vazen in vorstelijke verblijven met bloemen te vullen al omstreeks 130 jaar voorbij, een tijdspanne waarin veel was veranderd en de cultuur van de adel in bepaalde streken zelfs met geweld was geëlimineerd. Het is dan ook een wonder dat het Rijksmuseum een paar van het grootste soort voor de verzameling heeft kunnen verwerven s Jan Daniël van Dam
De ‘Salon’ bij de beek op het landgoed Beekhuizen, Velp Daniël Johannes Torman Kerkhoff (Amsterdam 1766 – 1821 Amsterdam) Gelders Archief Arnhem
1814. Houtskool, pen in zwarte inkt, waterverf, gehoogd met wit en arabisch gom, 570 x 482 mm. Gemerkt verso: Op de Celon te Zien op Beekhuizen in Gelderland, D Kerkhoff. 1814. Herkomst: kunsthandelaar Crispian Riley-Smith, Londen, 2004
Het Gelders Archief heeft met het oog op de komst van de Topografische Historische Atlas Gelderland (THA) zijn eerste belangrijke aankoop kunnen doen: een prachtige aquarel uit 1814 van een gezicht op de Salon van het landgoed Beekhuizen bij Velp door Daniël Kerkhoff. De tekening is vrij uniek, omdat slechts weinig historische illustraties van het landgoed Beekhuizen bekend zijn. Het historisch-topografisch belang voor de regio Veluwezoom en de provincie Gelderland is daarom groot. De aankoop werd gefinancierd door de Vereniging Rembrandt – als grootste geldschieter – en verder het Fonds A.H. Martens van Sevenhoven en de gemeente Rheden. Bij de verwerving was haast geboden, want de eigenaar wilde de tekening, die in consignatie was bij een Nederlandse art consultant, voor verkoop terug naar Engeland halen. POETISCH PARK
Het landgoed Beekhuizen bij Velp (gemeente Rheden) maakte rond 1800 deel uit van de bezittingen van het huis Biljoen in Velp. Dit kasteel was sinds 1661 in het bezit van het geslacht Van Spaen. A.J van der Aa omschreef Beekhuizen in het Aardrijkskundig Woordenboek der Nederlanden in 1839 als volgt: Het was voor omtrent vijftig jaren een eenvormig eiken akkermaalsbosch en heidegrond, dat thans in de fraaiste wandelingen herschapen is, die den wandelaar de schoonste gezigten opleveren. J.F.W baron van
Spaen (1746 -1827) maakte van de omgeving van de beek op het landgoed Beekhuizen een poëtisch park. Het heuvelachtige Beekhuizen moest een arcadisch landschap worden, waarbij de mens als ronddwalende
16
VERENIGING REMBRANDT VOORJAAR 2005
herder zijn stemming liet bepalen door het landschap. De aanleg van het landschapspark op Beekhuizen werd begonnen omstreeks 1777. Van Spaen liet zich onder meer inspireren door reizen die hij maakte naar Italië, Frankrijk en Zwitserland. Het park werd voor het publiek toegankelijk in 1790. In het park waren verschillende gedichten en spreuken van de dichter en landschapsfilosoof Jacques Delille (1738 -1813) terug te vinden, onder meer in de Salon en op stenen. De Salon deed dienst als theepaviljoen en boswachterwoning. Beekhuizen was één van de eerste plaatsen in Nederland waar een verandering in natuurbeleving zichtbaar werd. Tegenwoordig maakt Beekhuizen deel uit van het Nationaal Park Veluwezoom, eigendom van de Vereniging Natuurmonumenten. De plek van de Salon en zijn arcadische omgeving op het landgoed Beekhuizen ziet er thans anders uit. De Salon is niet meer. De zoon van J.F.W. van Spaen, A.J. van Spaen, besteedde minder aandacht aan landschapszorg dan zijn vader. Hij liet in 1847 een hotel bouwen aan de beek en brak de Salon af. KERKHOFF
Wat opvalt aan Kerkhoffs tekening van de Salon op het landgoed Beekhuizen is het oog voor detail. Vanuit een laag standpunt kijken we op een beek die zich door de zandheuvels van de Veluwezoom slingert. In het midden is een hoge houten brug zichtbaar waarop een jager met zijn hond loopt. Aan beide zijden van de beek bevindt loopt een pad. Het rechterpad loopt iets omhoog naar een rustieke houten trap die naar de witte Salon leidt. Deze weerspiegelt fraai in het water van de beek, evenals het meisje met haar stok en mand
op de voorgrond. Aldus weet Kerkhoff een intiem tafereel op te roepen waarbinnen je oog van het ene naar het andere detail wordt getrokken. Het van linksboven binnendringende zonlicht wordt fraai gefilterd door het blad van de forse berkenbomen op de voorgrond. Verder naar achteren zijn ook eiken zichtbaar en geheel in de achtergrond is zelfs een grote spar herkenbaar. In al zijn precisie heeft de kunstenaar de romantische, herderlijke sfeer goed weten te vangen. Daniël Kerkhoff werd geboren in Amsterdam en kreeg les van Pieter Barbiers II (1749-1842). Tot 1796 werkte hij als tekenaar en ontwerper in de fabriek voor tapijten en behangsels van zijn leermeester. Kerkhoff staat bekend als aquarellist en tekenaar van vooral landschappen en stadsgezichten. Hij behoorde tot een groep van Amsterdamse landschapstekenaars die zich op een meer romantische benadering van het landschap en stadsgezicht toelegde, zonder het typisch topografische uit het oog te verliezen. Behalve in Amsterdam werkte hij ook in Gelderland en in het Duitse Rijngebied. Kunstkenners beschouwen 1808 -1814 als zijn beste periode. In 1814 werd hij lid van de sociëteit Felix Meritis (Gelukkig door Verdiensten) in Amsterdam, opgericht door de gegoede burgerij ter bevordering van de kunsten en wetenschappen. Verschillende musea, waaronder het Haarlemse Teylers Museum, Museum Boijmans Van Beuningen en het Rijksprentenkabinet, hebben werk van hem in hun collectie. Ook in de THA Gelderland bevinden zich enkele tekeningen van Kerkhoff, waaronder gezichten van park Sonsbeek in Arnhem.
De kerk van Muiderberg Daniel Kerkhoff 1817. Zwart krijt, penseel in zwart en grijs, 317 x 415 mm TEYLERS MUSEUM, HAARLEM
THA GELDERLAND
De THA Gelderland, een collectie van circa 4500 tekeningen daterend van de 16de tot in de 20ste eeuw, bevindt zich thans in het Historisch Museum ‘Het Burgerweeshuis’ in Arnhem. De werken in deze collectie hebben alle betrekking op de provincie Gelderland of onderdelen daarvan (steden en dorpen, kastelen en huizen, molens, landschappen e.d.). De gemeente Arnhem is in de collectie ruim vertegenwoordigd met 857 werken (bijna 20%). Dat ligt ook wel voor de hand omdat de basis van de Atlas gevormd is door een omvangrijk legaat van de Arnhemse tekenaar en kunstverzamelaar Alexander Verhuell (1822 -1897) aan de gemeente Arnhem in 1897. Sindsdien is de collectie door de gemeente beheerd en in fasen aanzienlijk uitgebreid tot de huidige omvang. Deze aanwas vond
18
VERENIGING REMBRANDT VOORJAAR 2005
plaats door schenkingen, legaten, maar ook in toenemende mate door aankopen, zowel uit regulier budget als uit extra middelen. Eind 2003 heeft de directeur van de gemeentemusea in Arnhem in zijn notitie over de herpositionering van het Historisch Museum aangegeven in de presentaties minder nadruk te willen leggen op het historische element en meer aandacht te vragen voor de Arnhemse sierkunstcollecties. In dat kader is aangegeven dat de THA Gelderland mogelijk als langdurig bruikleen aan het Gelders Archief zal worden overgedragen. De raadscommissie voor cultuur heeft met die beleidslijn ingestemd, zodat er gesprekken gaande zijn over het overbrengen van de Atlas naar het Gelders Archief. Het Gelders Archief heeft de intentie om de werken in de THA Gelderland te digitaliseren en
via het internet ter beschikking te stellen van een breed publiek. Ook zullen er regelmatig tentoonstellingen worden georganiseerd met werken uit de THA Gelderland s Marjolein Kaarsemaker Elio Pelzers
Literatuur M.J.C. Otten & C. Schepel, Getekende stads- en dorpsgezichten uit de Topografische Atlas Gelderland. Veluwezoom, Nijmegen en omgeving, Rivierengebied, Westervoort 2000 Jan Bervoets, Alexander Verhuell 1822-1897, een levensbeschrijving, Zutphen 1992 U.M. Mehrtens & H.M.J. Tromp, ‘De aanleg vanBiljoen en
Beekhuizen in de tijd van J.F.W. baron van Spaen van Biljoen’, in: Bijdragen tot het bronnenonderzoek naar de ontwikkeling van Nederlandse historische tuinen, parken en buitenplaatsen, jrg. 14, Zeist 1984 P.A. Scheen, Lexicon Nederlandse beeldende kunstenaars 1750-1950, ’s Gravenhage 1969
Verguld zilveren dekselbokaal Willem Anskes Zeestra (Harlingen 1661-1729 Harlingen) Gemeentemuseum Het Hannemahuis Harlingen Ottema-Kingma Stichting Leeuwarden
1691. Zilver, gedreven, gegoten, geciseleerd en verguld, H 30,5 cm. Merken: WAZ, onderrand voetstuk, letters ineen, meesterteken Willem Anskes Zeestra; Dirck Sickes & Pijttie Jacobs Braam, inscriptie op de binnenbeker; tussen de namen een cartouche met twee ineengestrengelde handen, daaronder 1691, daarboven een vlammend hart. Herkomst: kunsthandel S.J. Phillips Ltd., Londen, 2004
Dankzij een royale bijdrage van de Vereniging Rembrandt kon de Ottema-Kingma Stichting een laat 17de-eeuwse dekselbokaal verwerven die geplaatst is in Gemeentemuseum Het Hannemahuis in Harlingen. De verguld zilveren bokaal, gemaakt ter gelegenheid van een huwelijk in 1691, is van een uitzonderlijke kwaliteit. Uit het drijfen ciseleerwerk spreekt een uitstekende beheersing van de techniek en het decoratieschema met de vier jaargetijden komt op vergelijkbare bokalen niet voor. Het is, met andere woorden, een object van groot belang dat aan het openbaar bezit kan worden toegevoegd. Overzicht van de losse
FRIES ZILVER
onderdelen waaruit de
In Friesland is in de 17de en 18de eeuw een belangrijke zilverproductie geweest. Het onbetwiste hoogtepunt van het bewaard gebleven zilver is de zogenoemde Poptaschat. De naam van deze schat is ontleend aan de vroegere eigenaar, dr Henricus Popta, bewoner van Heringa state te Marssum, ook wel Popta slot genoemd. Zijn nalatenschap wordt sinds 1712 beheerd door de Voogden van het Popta Gasthuis. Het zilver is in 1881 in langdurig bruikleen gegeven aan het Fries Museum te Leeuwarden, waar het zich nog steeds bevindt. Deze collectie bestaat uit een grote schotel met lampetkan, een kleine schotel, twee kandelaars en een kaarsensnuiter. Ze werden rond 1670 vervaardigd door de Leeuwarder zilversmeden Rintje
bokaal is opgebouwd.
19
VERENIGING REMBRANDT VOORJAAR 2005
Jans en Nicolaas Mensma, en laten zien waartoe de Friese zilversmeden in staat waren.1 Dat doet ook de Harlinger zilversmid Willem Anskes Zeestra, de maker van de rijk gedecoreerde huwelijksbokaal. Wanneer deze wordt vergeleken met het overige Harlinger zilver, moet worden vastgesteld dat de bokaal de kwaliteit van de andere nog bekende stukken verre overstijgt. Een vergelijkbare bokaal uit een Friese stad is ons niet overgeleverd. Ook in vergelijking met dergelijke objecten uit andere Nederlandse steden valt zowel de originele decoratie als het vakmanschap op. Het drijfwerk en de manier waarop het stuk is geciseleerd zijn van een bijzondere kwaliteit. Vooral de florale versieringen sluiten goed aan op de mode in Friesland in de late 17de en vroege 18de eeuw. Willem Anskes Zeestra werd in 1661 te Harlingen gedoopt en werkte als leerling bij de Harlinger meester Pieter Jacobs Clinckhamer. Vermoedelijk heeft hij een deel van zijn gezellentijd in Polen doorgebracht. In 1690 werd hij meester zilversmid in zijn geboortestad. Het Harlinger zilver is goed gedocumenteerd en uit de grotendeels bewaard gebleven keurloonboekjes van het lokale goud- en zilversmedengilde tekent zich een betrouwbaar beeld af van hetgeen in de late 17de eeuw bij het gilde ter keur werd aangeboden.2 Er bestaat derhalve een goed overzicht van het oeuvre van Zeestra, hoewel van 1691 – het jaar waarin hij de huwelijksbokaal maakte – de gegevens verloren zijn gegaan. Maar in 1692 kreeg hij opnieuw opdrachten van formaat en maakte hij onder meer twee kannen (127 lood = ongeveer 1,9 kilo), een lampet en kan (116 lood = ongeveer 1,7 kilo) en een komfoor en een koffieketel (140 lood = ruim 2 kilo).3 In het voetstuk van de bokaal staat het meesterteken WAZ van Willem Anskes Zeestra.Van Zeestra was dit meesterteken nog niet bekend, maar zijn latere meesterteken, dat alleen uit een Z bestaat, vertoont in detail zoveel overeenkomst met de Z in het WAZ teken, dat hij als enige in aanmerking komt. HUWELIJKSAANDENKEN
Op 21 november 1691 was het feest in Harlingen want Dirck Sickes en Pijttie Jacobs Braam trouwden op het stadhuis. Zowel de bruidegom als de bruid stamden uit een gefortuneerde doopsgezinde familie. De koopman Dirck Sickes werd in 1694 ook leraar der Doopsgezinden te Harlingen. Pijttie Jacobs Braam was de dochter van houtkoper Jacob Klaesen Braam en zijn vrouw. Haar
grootvader van vaders zijde, Claas Freerks Braam, was in 1672 met een vermogen van ƒ 200.000,- veruit de rijkste Harlinger. Dirck en Pijttie stonden in 1697 met een vermogen van ƒ 83.000,- op de derde plaats. Sickes overleed in 1723, zijn vrouw twintig jaar later. Een pronkstuk als deze verguld zilveren dekselbokaal paste in het milieu waar het echtpaar deel van uitmaakte, al is het opmerkelijk dat de doorgaans als sober bekend staande doopsgezinden een zo rijk gedecoreerd stuk bij hun huwelijk kregen, of hebben laten maken. Zilversmid Zeestra was zelf overigens van gereformeerde huize. DECORATIES
De bokaal kan in zes onderdelen uiteen genomen worden: het deksel, een cuppa die uit vier elementen is opgebouwd, en het voetstuk. Het deksel wordt bekroond door Bacchus, god van de wijn en hier de personificatie van de Herfst. De figuur is verwant aan een marmeren beeld gemaakt tussen 1680 en 1690 door de beeldhouwer Artus Quellinus de Jonge (1625 -1700).4 De ondergrond waarop Bacchus staat is voorzien van wijnranken. De decoratie van het deksel bestaat verder uit drie cartouches waarin de overige jaargetijden zijn verbeeld. Een zaaier op een geploegde akker staat voor het Voorjaar, een schaapsscheerder verbeeldt de Zomer en een oude man bij een open vuur de Winter. De laatste is ontleend aan een prent die Johannes Sadeler I (1550-1600) in 1629 maakte. Tussen de drie cartouches bevinden zich sierlijke acanthusbladen en drie festoenen met granaatappels, peren, appels, artisjokken en kersen. De kern van de cuppa is een gladde, conische binnenbeker met een brede bovenrand. Deze rand heeft een gegraveerde inscriptie: Dirck Sickes & Pijttie Jacobs Braam. Tussen beide namen zijn twee ineengeslagen handen gegraveerd met daarboven een vlammend hart. Het jaartal 1691 staat eronder. De buitenzijde van de bodem is rond de schroef waarmee de voet en de cuppa aan elkaar gedraaid kunnen worden, voorzien van drie grote harten en enkele kleine. Deze harten refereren uiteraard aan het huwelijk waarvoor deze dekselbokaal is gemaakt. De binnenzijde van de beker is geheel verguld. De buitenzijde is voorzien van twee vergulde banden, bij de drinkrand en ter hoogte van de vertreding. Rond de binnenbeker worden drie gedecoreerde delen geschoven. Aan de bovenzijde een rijke gedreven sierrand bestaande uit bloemen en papegaaien. Een smalle, staande rand is ajour gezaagd, waardoor de binnenbeker enigszins zichtbaar wordt. Rond het zaagwerk zijn bladranken gegraveerd.
Detail van de cuppa met de verbeelding van de Zomer
Zomer Jacob Matham naar Hendrick Goltzius, 1589. Gravure, diameter 23,6 cm AMSTERDAM RIJKSMUSEUM, RIJKSPRENTENKABINET
Noten 1. M. Stoter, De zilveren eeuw. Fries pronkzilver in de 17de eeuw, Franeker 2000 2. H.P. ter Avest, Harlinger zilver, Harlingen 1996. 3. Archief Goud- en zilversmedengilde, nr. 2, Gemeentearchief Harlingen. 4. Y. Bruijnen, P. Huys Jansen, e.a., De Vier Jaargetijden in de kunst van de Nederlanden 1500-1750, Zwolle/’s-Hertogenbosch 2002, p. 194.
21
Het conische middenstuk van de cuppa is voorzien van gedreven en geciseleerde decoraties. Voorgesteld zijn de vier jaargetijden, ontleend aan prenten die Jacob Matham (1571-1631) in 1589 maakte naar voorbeelden van zijn stiefvader Hendrick Goltzius (1558 -1617). Het Voorjaar wordt gepersonifieerd door Flora, afgebeeld als een halfnaakte jonge vrouw met een bloemenkrans in het haar en een boeket bloemen in haar hand. De Zomer wordt verbeeld door een vrijwel naakte man met korenaren in zijn hand. Eveneens bijna naakt is Bacchus die met zijn druiventros de Herfst uitdrukt. De Winter wijkt in stijl weliswaar enigszins af van de drie andere jaargetijden, maar hoort wel bij de serie prenten van Matham. Een oude man met baard, gekleed in een lange jas met capuchon, houdt een vuurpot met hengsel in zijn handen. Achter de vier figuren zijn taferelen te zien die de jaargetijden verder benadrukken. Dit bijwerk zal ontleend zijn aan andere prenten. De jaargetijden kunnen de verschillende levensfasen van de mens – zoals geboorte, huwelijk, ouderschap en ouderdom – symboliseren en zijn derhalve uiterst geschikt als decoratie op een huwelijksbeker. Het decoratieschema komt ook op enkele zilveren knottekistjes voor. Deze werden in Friesland en West-Friesland in de 17de eeuw door een man aangeboden aan zijn geliefde. Accepteerde zij dit kistje met kostbare inhoud, dan gaf zij te kennen met hem in het huwelijk te willen treden. Uit Groningen zijn nog twee conische bekers bekend waarvan de decoratie is gebaseerd op dezelfde prenten van Matham. In zijn Houwelick dat is Het gansche Beleyt des Echten-staets uit 1655 onderscheidt Jacob Cats evenwel in een ander schema de bruydt als Lente, de vrouwe als Zomer, moeder als Herfst en weduwe als Winter. Het onderste deel van de cuppa gaat over in een nodus (verdikking, knobbel) die met acanthusbladen is gedecoreerd. Tussen de bladeren is een jachtscène afgebeeld, bestaande uit een ruiter met speer, een jachthond met halsband, een springende vos en een hert. De ‘afdrukken’
VERENIGING REMBRANDT VOORJAAR 2005
van de handen van Hercules, die deel uitmaakt van het voetstuk, zijn in de nodus terug te vinden. Hierdoor passen de onderdelen slechts op één manier in elkaar. De sierlijk gemodelleerde Hercules, getooid met de huid van de leeuw van Nemea, draagt de cuppa. Op de grond, tussen zijn benen, ligt de knots waarmee hij doorgaans wordt afgebeeld. De Herculesfiguur rust op een nodus die alleen aan de bovenzijde bewerkt is. De welving eronder is glad en mondt uit in een ring van gestileerde florale motieven die herinneren aan de cut card techniek. Het decoratieschema van het gewelfde voetstuk is vergelijkbaar met dat van het deksel. Hierin zijn drie cartouches aangebracht met Italianiserende landschappen. Deze bevatten vooral architectonische elementen. Net als bij het deksel worden de cartouches van elkaar gescheiden door festoenen met fruit, omgeven door acanthusbladeren. TERUG IN HARLINGEN
De huwelijksbeker is geplaatst in Gemeentemuseum Het Hannemahuis in Harlingen, waarmee de bokaal is teruggekeerd naar de stad waar hij werd gemaakt. De komst van dit topstuk betekent een enorme kwaliteitsimpuls voor de verzameling van het museum. De gevarieerde zilvercollectie is gericht op Harlinger zilversmeden en bevat twee knottekistjes, enkele bekers, brandewijnkommen, komforen, theebussen, mosterdpotten, gelegenheidslepels en andere gebruiksvoorwerpen uit de 17de tot en met de 19de eeuw. Dankzij de Ottema-Kingma Stichting kunnen naast een aantal andere objecten, een fraai gegraveerde brandewijnkom uit 1685, een trekpot uit 1722 en twee zilveren kandelaars uit 1723 worden getoond. De Ottema-Kingma Stichting bewijst al vijftig jaar buitengewoon actief te zijn voor het behoud van het Friese cultureel erfgoed en de bruikleengave ervan in Friese musea. De aankoop van de bokaal is een uitstekend voorbeeld van het beleid van de stichting s Hugo P. ter Avest
Veerpont Jacob Maris (Den Haag 1837– Karlsbad 1899) Teylers Museum Haarlem
1870. Olieverf op doek, 38 x 66 cm Gesigneerd: J. Maris ft. 70 Herkomst: Kunsthandel R. Polak, Den Haag
Sinds Teylers Museum in 1824 zijn eerste schilderijen verwierf, werd met regelmaat werk aangekocht van levende kunstenaars. In de loop van de tijd werd zo een verzameling ‘eigentijdse kunst’ gevormd die uniek is in Nederland. De Haagse School is goed vertegenwoordigd, met landschappen van onder anderen P. Gabriël, W. Roelofs, W. Mesdag, A. Mauve, J. Israëls en J.H. Weissenbruch. Het is echter opvallend dat een werk van Jacob Maris (1837-1899), een van de belangrijkste vertegenwoordigers van die stroming, tot voor kort ontbrak. Uit archiefonderzoek is gebleken dat het museum tegen het einde van Maris’ leven heeft geprobeerd een schilderij van zijn hand te kopen. Zijn werk werd toen echter te kostbaar gevonden. Naar aanleiding van het afscheid van Hoofdconservator Kunstverzamelingen Carel van Tuyll van Serooskerken, in december 2004, is met steun van de Vereniging Rembrandt, Mr. M. de Clercq, het Teylers Museumfonds en het Van Regteren Altena-Loman Fonds, alsnog een Maris verworven: de Veerpont. Het schilderij is gedateerd 1870 en mag worden beschouwd als een sleutelstuk in zijn oeuvre. BETOVERENDE STEMMING
In Maris’ rivierlandschap is de weersgesteldheid bijna tastbaar. Het water heeft de kleur van de wolken aangenomen en beide elementen suggereren tezamen een onmetelijke ruimte. Vochtige lucht hangt boven de rivier, een helle zon prikt achter een wolkensluier. De heiige oevers aan de horizon zijn verbeeld als banen grijzig groen en blauw, waarvan de tonen onderling minimaal variëren. De beschouwer krijgt het gevoel van een zomerochtend. Maris brengt alle vormen terug tot eenvoudige kleurvlakken. De techniek waarmee de verf met een paletmes in brede, platte vlakken is uitgesmeerd, benadrukt de gelijkmatige atmosfeer. In dit bijna tastbaar dampige licht drijft in het midden van het beeld een donkere veerpont. Kleur, tonaliteit en de heldere ordening in horizontale banen, verlenen deze voorstelling een stemming van kalmte en broeierige warmte. Met het onderwerp van de veerpont hield Maris zich rond 1870 intensief bezig. Hij schilderde toen vijf varianten die, op een na, vrij donker van toon zijn.1 Het door Teylers verworven doek valt binnen deze groep op door de on-Hollandse losse toets en stralende lichtwerking. Het is hoogstwaarschijnlijk dit werk dat de kunstenaar inzond voor de Parijse Salon van 1870. De invloedrijke recensent Lemonnier beoordeelde Maris’ Veerpont daar namelijk als volgt: Op de rand van een lichtende horizon verenigen zich lucht en water als twee verliefde monden. (…) Een betoverend doek, smaakvol en kleurrijk.2
22
VERENIGING REMBRANDT VOORJAAR 2005
SLEUTELSTUK
Maris werd door tijdgenoten beschouwd als een van de voornaamste schilders van de Haagse School. Zijn leermeesters, onder wie Huib van Hove (1814 -1864), stonden nog volledig in de traditie van de romantische school. De interieurstukken van Van Hove, en ook de vergelijkbare stukken die de jonge Maris schilderde, zijn geïnspireerd op werk van onder anderen Pieter de Hooch (1629 - ca. 1684) en Nicolaes Maes (1634-1693). De Veerpont uit 1870 is een werk uit Maris’ Parijse tijd en is geheel anders van karakter. Zijn verblijf in Frankrijk, van 1865 tot 1871, heeft een doorslaggevende invloed gehad op zijn stijlontwikkeling. Hij kwam er in aanraking met het werk
van de schilders van Barbizon. In Parijs koos Maris steeds vaker onderwerpen in de buitenlucht, waarbij bestudering van de effecten van de natuur een belangrijk uitgangspunt was. Een voorbeeld van de Franse invloed op zijn werk is zijn Gezicht op Montigny-sur-Loing, eveneens uit 1870.3 In dat werk is het kleurgebruik nog opvallend afhankelijk van de landschappen van Jean-Baptiste Camille Corot (1796-1875) of Charles-Francois Daubigny (18171878). In de Veerpont wist Maris daarentegen voor het eerst evenwicht te bereiken tussen zijn twee belangrijkste invloeden: de Hollandse erfenis van de Gouden Eeuw en de nieuwe schilderkunst die hij in Parijs om zich heen zag.
23
VERENIGING REMBRANDT VOORJAAR 2005
Vanaf circa 1850 waren Nederlandse kunstliefhebbers in toenemende mate belang gaan hechten aan natuurgetrouwe uitstraling en directheid in geschilderde landschappen. Dat ging ten koste van de waardering voor de schilders van de Hollandse romantiek. Van de nieuwe generatie werd Jacob Maris door tijdgenoten beschouwd als een van de kunstenaars die er het beste in slaagden geloofwaardige natuurimpressies te schilderden. In 1898 verwoordde mejuffrouw Marius Maris’ talent als volgt: Het heerlijke diepe gevoel, dat ons, bij het genieten van zijn werken, doet trillen van sympathie en bewondering, komt nooit van het onderwerp zelf, want nooit offerde hij sentimenteele of romantische onderwerpen aan het daarvoor zoo ontvankelijke
Veerpont
publiek (…); maar van het schilderen zelf, van de grootschheid
Jacob Maris (1837-1899)
van opvatting, van de volkomen harmonie van gedachte en uit-
1870. Olieverf op doek,
voering.4 Het ging vooral om de poëzie van het alledaagse,
46 x 80,5 cm STEDELIJK MUSEUM, AMSTERDAM
een dichterlijk gevoel dat volgens Maris niet om zeep moest worden gebracht door het uitwerken van details. Hij zei daarover eens: Een schilderij is af als men zien kan wat het voorstelt.5 Carel Vosmaer (1826 -1888), tijdgenoot en bewonderaar van Maris’ werk, observeerde dat de kunstenaar niet gewoon de vormen en kleuren schildert die je ziet, maar getransfigureerde kleuren en tonen (…) door de terugwerking van des schilders eigen gevoel.6 Maris eerde met deze houding vooral de traditie van de Hollandse schilders van de Gouden Eeuw, met name die van Rembrandt (1606 -1669). Diens kleurgevoel en het vermogen om in de schilderkunst aan een eenvoudig onderwerp onsterfelijke schoonheid te verlenen, werden door Maris en zijn tijdgenoten als een typisch Hollandse gave beschouwd. Hij zag zichzelf dan ook beslist niet als impressionist: Bijna alle nieuwe Fransche kunst heeft voor mij een plat, leeg karakter zonder afstand en diepte in kleur. De schilderijen lijken witte velletjes papier met kleurtjes erop.7
De Hollandse erfenis strekt zich ook uit tot het onderwerp van het onderhavige schilderij. Bij beschouwing van de Veerpont in het Stedelijk Museum Amsterdam ligt een associatie met Jan van Goyen (1596 -1656) voor de hand, niet alleen wat betreft de stemming en het bruine kleurgebruik, maar ook vanwege het onderwerp. Salomon van Ruisdael (1600-1670) is een andere schilder van wie veel veerponten bekend zijn, maar het onderwerp was voor het eerst te zien bij Esaias van de Velde (ca. 1591-1630).
24
VERENIGING REMBRANDT VOORJAAR 2005
Sindsdien is de veerpont steeds weer opgedoken in de Nederlandse schilderkunst, met name bij 19de-eeuwse schilders als Andreas Schelfhout (1787-1870), Barend Cornelis Koekkoek (1803-1862) of Paul Gabriël (18281903).8 Met zijn vijf varianten uit 1870 behoorde Jacob Maris tot een van de laatsten die het onderwerp aangrepen. Dat hij daartoe kwam in Parijs, komt wellicht doordat juist daar een aantal schilders, onder wie Jules Jacques Veyrassat (1828-1893), toen hernieuwde belangstelling aan de dag legde voor het thema van de veerpont.9 Dergelijke rivierlandschappen bleken in Parijs goed verkoopbaar te zijn. JACOB MARIS IN TEYLERS MUSEUM
Teylers Museum begon in 1824 met het verzamelen van eigentijdse schilderijen, ruim voor welke andere openbare collectie in Nederland dan ook. De verzameling weerspiegelt daarom ‘de smaak van de tijd’ en wordt gepresenteerd in haar nog grotendeels oorspronkelijke 19de-eeuwse context. Dat is uniek voor Nederland; de opstelling is dan ook van nationale betekenis. Zoals hierboven is opgemerkt, zijn vrijwel alle grote namen van de Haagse School vertegenwoordigd. Het museum heeft voor die schilderijen in veel gevallen forse bedragen betaald. Zo werd in 1890 van Jozef Israëls (1824 -1911) het kapitale schilderij De verkwikking aangekocht voor 8.000 gulden. Israëls en Maris waren de bekendste en duurste schilders van de Haagse School. Maar ook bijvoorbeeld Hendrik Willem Mesdag (1831-1915) (Avondstond op zee, aankoop in 1876, 2.500 gulden) en Anton Mauve (1838-
1888) (Schapen op de heide, aankoop in 1888, 2.400 gulden) leverden monumentale en kostbare doeken. Het is niet bekend waarom in Teylers Museum een landschap van Jacob Maris ontbrak. Als museale collectie stond Teylers daarin echter lange tijd niet alleen, want pas aan het einde van Maris’ leven vonden schilderijen van zijn hand mondjesmaat hun weg naar museale collecties.10 Maris genoot aanvankelijk vooral populariteit in het buitenland. Veel van zijn werk werd verkocht door onder andere de Parijse en Londense filialen van kunsthandel Goupil. Aan het einde van zijn loopbaan verkocht Maris ook meer en meer schilderijen aan Nederlandse, meest particuliere, verzamelingen. Vooral aan het begin van de 20ste eeuw, toen vanuit particuliere collecties stukken aan diverse Nederlandse musea werden gelegateerd, werden Nederlandse openbare collecties beter voorzien van Maris’ werk. De nu verworven Veerpont vult, alhoewel rijkelijk laat, een in het oog springende lacune op in Teylers overzicht van de Nederlandse schilderkunst van de 19de eeuw. Het rivierlandschap illustreert binnen de collectie 19de-eeuwse schilderkunst in Teylers Museum op voortreffelijke wijze de omslag naar de natuurlijke observatie in de buitenlucht. De evidente invloed van Maris’ Franse collega’s op dit werk is daar debet aan. Tijdens de overzichtstentoonstelling van Jacob Maris in Teylers Museum, in 2003-2004, is het schilderij tijdelijk te gast geweest in Haarlem. Het is een geluk dat het nu een permanente plaats krijgt in de vaste presentatie s Frank van der Velden
25
VERENIGING REMBRANDT VOORJAAR 2005
Het pontveer Esaias van de Velde (ca. 1591-1630) 1622. Olieverf op paneel, 75,5 x 113 cm RIJKSMUSEUM, AMSTERDAM
Noten 1. Volgens de verkoopboeken van Goupil werden twee versies verkocht in de maand van ontstaan, waaronder een Veerpont, ochtend (Goupil 4840). Boussod Valadon et Cie., Lijst van werken van Maris die tussen 1863 en 1874 door het Parijse filiaal van Goupil et Cie. verhandeld werden, Parijs 1900. Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie, Den Haag, afdeling Archivalia, collectie Maris. Naast de twee in dit artikel afgebeelde veerponten zijn er nog een variant in het Stedelijk Museum Amsterdam en een in het Haags Gemeentemuseum. Zie ook: tent. cat. Jacob Maris (1837-1899), Ik denk in mijn materie, Teylers Museum, Haarlem / Museum Jan Cunen, Oss, 2003, cat. nr 14, noot 2; tent. cat. Langs velden en wegen, Rijksmuseum, Amsterdam, 1997-1998, cat. nr 77, noot 4. 2. Le bac de M. Maris mêle dans le
matin, sur le bord d’un horizon lumineux, le ciel et l’eau comme des bouches amoureuses. Des bœufs glacés de clartés traversent le lac
qui scintille, et dans leur nids de brumes, les villages au loin s’éveillent au sein d’une ombre claire. Toile ravissante et sans fadeur: C. Lemonnier, Salon de Paris, Paris 1870. 3. Museum Boijmans Van Beuningen, Rotterdam. Afgebeeld in tent. cat. Haarlem 2003 (zie noot 1), cat. nr 15. 4. G.H. Marius, ‘Jacob Maris’, Het Schildersboek. Nederlandsche Schilders der Negentiende eeuw, Amsterdam 1898, p. 4. 5. Ibid., p. 11. 6. C. Vosmaer, ‘Jacob Hendrik Maris’, Onze Hedendaagsche Schilders, Den Haag 1883, p. 3. 7. Tent. cat. Haarlem 2003 (zie noot 1), p. 77, noot 78. 8. H.C. de Bruijn, ‘Per veerpont van Romantiek naar Haagse School’, Antiek 27 (1992), pp. 168-177. 9. J. Knoef, ‘Fransche invloeden op Jacob Maris,’ Oud Holland LXII (1946), pp. 204-212. 10. Tent. cat. Haarlem 2003 (zie noot 1), pp. 66-67.
Mae West Lips Sofa Ontwerp: Salvador Dalí Museum Boijmans Van Beuningen Rotterdam
(Salvador Felipe Jacinto Dalí Y Domenech, Figueras 1904 – 1989 Barcelona)
Uitvoering: John Hill voor Green and Abbot, 123 Wigmore Street, Londen 1937-1938. Gestoffeerd houten frame, bekleed met zalmroze en rode wollen flanel, afgezet met messing klinknagels, 92 x 213 x 84 cm. Herkomst: Veiling Christie’s, Londen, ‘Designed by Architects, Including Important 20th Century Design’, 8 oktober 2003, nr. 64.
Museum Boijmans Van Beuningen bezit een omvangrijke collectie surrealistische werken van wereldfaam. Met de aankopen in 1977 en 1979 van 12 werken uit de collectie van de excentrieke mecenas Edward James (1907-1984), waaronder zes sleutelstukken van Salvador Dalí en het enigmatische La reproduction interdite van René Margritte, werd het surrealisme een van de belangrijkste pijlers van het museum. Eind 2003 werd een ander hoogtepunt uit de collectie van Edward James te koop aangeboden: de Mae West Lips Sofa, een van de banken die Salvador Dalí omstreeks 1938 ontwierp. Het was een unieke kans want dit exemplaar bleek het enige vroeg geproduceerde stuk dat ooit nog in de handel zou komen. De Vereniging Rembrandt leverde een belangrijke bijdrage aan de financiering van de aankoop. SURREALISME
White Aphrodisiac Telephone Salvador Dalí 1936. MUSEUM BOIJMANS VAN BEUNINGEN, ROTTERDAM
(ex coll. Edward James)
26
Salvador Dalí is een van de meest veelzijdige en excentrieke kunstenaars uit de 20ste eeuw. Zijn oeuvre bestaat niet alleen uit schilderijen, prenten, tekeningen en sculpturen maar omvat ook uitingen op het terrein van reclame tot speelfilm en van mode tot interieur. Bovendien was zijn bizarre levensstijl een kunstwerk op zich. Tot voor kort richtte het verzamelbeleid van Museum Boijmans Van Beuningen zich vooral op de vroege schilderijen en sculpturen van het surrealisme. Dalí was daarbij een sleutelfiguur. De afgelopen jaren is deze collectie breder geworden. Er werden objecten van Man Ray, schilderijen van Francis Picabia en foto’s van Hans Bellmer verworven. Daarnaast werd de conceptuele kant van het surrealisme versterkt met edities van Marcel Duchamp. De bibliotheek richtte zich op de aankoop van surrealistische boeken en manifesten. Zo kon de luxueuze Albert Skira uitgave van Les chants de Maldoror, verluchtigd met 42 etsen door Dalí, uit 1934 worden aangekocht.1 De verbrede aandacht maakte ook de weg vrij voor ‘designobjecten’. In 1995 kon uit de collectie van Edward James de White Aphrodisiac Telephone van Dalí uit 1936 worden aangekocht, een telefoontoestel met een hoorn in de vorm van een kreeft. Inmiddels zijn ook enkele parfumflessen van Elsa Schiaparelli aangekocht waaronder de mannengeur Snuff (ca 1945), een flacon in de vorm van een pijp met een sigarenkist als verpakking. Eveneens van Schiaparelli, naar ontwerp van Dalí, is Le Roi Soleil (1946), een flacon in de vorm van een golfende zee waarop een stralende zon als stop, met ogen, neus en mond opgebouwd uit opvliegende vogels. De aankoop van de Mae West Lips Sofa is een absoluut hoogtepunt in de verzamelactiviteiten. Dat de bank de publiciteitscampagne van de aanstaande Dalí tentoonstelling siert, geeft
VERENIGING REMBRANDT VOORJAAR 2005
aan hoe belangrijk en emblematisch het stuk wordt geacht voor de collectie van het museum.2 EDWARD JAMES
Edward James, de erfgenaam van een indrukwekkend familiekapitaal, wijdde zijn leven aan lezen en schrijven. Tevens toverde hij het familiehuis Monkton House in West Dean, Sussex – een statig buiten naar ontwerp van Sir Edwin Lutyens uit 1902 – om tot een ontmoetingsplaats voor de avant-garde van internationale kunststromingen. Zijn marriage de raison met de prima ballerina Tilly Losch (James was homoseksueel), leidde tot Gesamtkunstwerken waarbij muziek, kostuums en dans tot een nieuwe synthese kwamen. Al snel raakte James in de ban van het surrealisme. Hij maakte in 1935 kennis met Dalí en kocht van 1936 tot 1938 bijna al zijn werken. Ook René Margritte kon op zijn onvoorwaardelijke steun regelen. Tegen het eind van de jaren ’30 werd Monkton House een flamboyante plek waar het surrealisme tot grote bloei kwam. Hoewel de exacte ontstaansgeschiedenis en daarmee de exacte datering van de verschillende Mae West Lips Sofa’s niet helemaal eenduidig is, lijken de eerste exemplaren omstreeks 1937-38 te zijn ontstaan uit een samenwerking tussen Dalí en James. Er zijn zes vroege exemplaren bekend. Dit zijn drie paren, in een onderling verschillende uitvoering, alle mogelijk uitgevoerd door het Londense decorateurbedrijf Green & Abbot. In zijn autobiografie meldt Dalí dat het eerste paar werd gemaakt door Jean Michel Franck.3 Dit was bestemd voor de Parijse boetiek van Elsa Schiaparelli en gestoffeerd in ‘Shocking Pink’ satijn, de kleur van Schiaparelli’s lippenstift. Deze banken zijn hoogstwaarschijnlijk nooit in de salon aan de Place Vendôme geplaatst en mogelijk is dit de set die Dalí zelf had. Een exemplaar hiervan is in het bezit gekomen van Edward James en is vandaag de dag door de Edward James Foundation in bruikleen gegeven aan het Victoria & Albert Museum in Londen. De andere bank, waarvan bekend is dat hij in het huis stond van Baron Roland de l’Esprée, is zoek geraakt. Daarnaast is een paar bekend, een langgerekte versie met zwarte franjes langs de onderkant, dat nog steeds in het bezit is van de Edward James Foundation. Een exemplaar van dit stel is in bruikleen gegeven aan het Museum of Moving Image in Londen. Tenslotte is er een paar dat gestoffeerd is in twee kleuren flanel. De rug en zitting zijn knalrood. De plint, die afgezet is met geelkoperen klinknagels en die de contouren van de mond volgt, en de rechte rug zijn zalmroze. Langs de bovenrand loopt een identiek gekleurde
roze bies. Dit paar, eveneens afkomstig van Edward James, is in 1983 gesplitst. Een bank is aangekocht door de Brighton Art Gallery and Museum. De andere is via de Londense Mayor Gallery terechtgekomen bij een particuliere collectioneur. Dit exemplaar is vorig jaar ter veiling aangeboden bij Christie’s in Londen en kon door de Stichting Museum Boijmans Van Beuningen worden aangekocht, royaal gesteund door de Vereniging Rembrandt.
West als een ingerichte kamer te zien is: The Face of Mae West, which might be used as an apartment. Een andere duidelijke inspiratiebron voor de sofa is de tekening The Birth of Paranoic Furniture eveneens uit 1934-1935 waarbij een bank, die de vorm heeft van een paar lippen, in een interieur staat.5 Verder is er nog een aantal schetsen bekend van decorontwerpen uit 1938 met lippenbanken voor een film met de Marx Brothers, die niet werd opgenomen.6
INSPIRATIE
PIKANTE DUBBELZINNIGHEDEN
In zijn autobiografie uit 1940 beeldt Dalí zes foto’s af die de mond als esthetisch motief laten zien. Bij een foto van puntige rotsen aan de kust vermeldt het bijschrift: The exact spot at Cadaques where the jagged Rocks made it uncomfortable to sit, which inspired the famous Divan in the Shape of a Mouth.4 Bij een foto met een satijnen bank: My idea as realized by the decorateur, Jean-Michel Frank, one of my great friends during the Paris period, who was to commit suicide almost immediately after his arrival in America. Als bijschrift bij welvende balkons van Casa Milá van Antoni Gaudì in Barcelona uit 1906 -1910: The mouth, the sea, and its foam treated as aesthetic forms in wrought iron by the architect Gaudi of Barcelona. Bij twee van zijn schilderijen uit het midden van de jaren ’30 waarin monden dubbelzinnig aanwezig zijn: Mysterious Mouth appearing in the back of my nurse en Four Mouths or “Age, Adolescence, and Youth”. En tenslotte bij een schilderij uit 1934-35 waarin tegelijkertijd Mae
De Mae West Lips Sofa moet op het moment van ontstaan als uiterst pikant zijn ervaren. Het is vandaag nauwelijks voor te stellen, maar het plaatsnemen op een mond moet gelijk gestaan hebben aan een obscene daad die zeker voor veel hilarische momenten zal hebben gezorgd. Met recht waren het conversation pieces. Bovendien waren de lippen van Mae West – voluit Mary Jane West (18931980) – zeker een hot item in die tijd. En niet alleen haar lippen want haar maten – 36 -26 -36 inch – waren zo mogelijk nog veelzeggender. Eind jaren ’20 kreeg zij bekendheid als vaudeville artieste en in 1926 was zij voorpaginanieuws in Amerika vanwege eigenhandige obscene teksten in het toneelstuk Sex. Zij verwierf onsterfelijkheid nadat zij naar Hollywood ging en in 1932 haar eerste hoofdrol speelde in Night after Night. Niet zozeer haar acteerkwaliteiten als wel haar zwaar seksueel getinte teksten leidden tot censuur, opgelegd door de Motion
27
VERENIGING REMBRANDT VOORJAAR 2005
De mond als esthetisch motief. Salvador Dalí, The Secret Life Salvador Dalí, Dial Press 1940.
Picture Production Code. Om toch aan de strenge regels te ontsnappen sprak zij vanaf dat moment nog uitsluitend in dubbelzinnige oneliners als: Is that a gun in your pocket or are you just glad to see me? en A hard man is good to find. In 1936 is Mae West wereldwijd de best betaalde actrice, om kort daarna uit het zicht te verdwijnen. Zij verscheen tegen het eind van haar leven nog twee keer op het witte doek, maar haar roem was vervaagd en haar verschijning over the top. De reden dat Dalí zich aangetrokken voelde tot Mae West kan gelegen hebben in hun gedeelde liefde voor dubbelzinnigheden. West door haar dubbelzinnige taalgebruik, Dalí vanwege zijn interesse in zogenaamde dubbelbeelden, beelden die voortkwamen uit zijn dromen en paranoïde visioenen. RESTAURATIE EN CONSERVERING
Noten 1. Comte de Lautréamont [pseudoniem van Isidore Ducasse (1846-1870)], Les chants de Maldoror, Parijs (ed. Skira) 1934, met 30 originele losse en 12 in de tekst opgenomen etsen van Dalí. 2. Tentoonstelling: Alles Dalí, Museum Boijmans Van Beuningen, Rotterdam, 5 maart - 12 juni 2005. 3. Salvador Dalí, The Secret Life of Salvador Dalí, Dial Press 1940, afb. XII, t.o. p. 279. 4. De familie van Dalí had een buitenhuis in Cadaqués. 5. Tent. cat. Dalí, Rotterdam (Museum Boymans-van Beuningen) 1970, cat. nr. 118. 6. Ibidem, cat. nrs. 119 a en b.
28
Net als het exemplaar in Brighton heeft de Rotterdamse bank in het verleden enigszins geleden onder inadequate opslag. Het stof van jaren had zich vastgezet in de bekleding en motten hebben ook her en der hun sporen achtergelaten in het flanel. Het Rotterdamse exemplaar had bovendien twee winkelhaken in de zitting, die gelukkig wel professioneel waren geconsolideerd. Toch was de algehele staat allerminst verontrustend; de stof was nauwelijks verkleurd en 100% origineel. Bovendien was het duidelijk dat de bank middels een adequate reiniging en subtiele restauratie weer in haar volle glorie zou kunnen worden gepresenteerd. De textielrestauratrice Saskia Rijsdijk heeft de bank de afgelopen maanden onder handen genomen. Allereerst is de sofa met een stofzuiger voorzichtig schoongemaakt. De rug en de plint zijn tevens gereinigd met een licht vochtig microvezel doekje waardoor vastgezet vuil bijna geheel kon worden verwijderd. De meest ingrijpende operatie betrof de rug. Deze is gedemonteerd en waar nodig plaatselijk gedoubleerd met flanel in dezelfde kleur. De oude bespanning van springveren en singels is intact gelaten maar wel opnieuw aangespannen door nieuwe singels over de oude te zetten. De oorspronkelijke wattenlaag is verwijderd en vervangen door een polyester vlies. Alle oude restauraties die waren uitgevoerd met een afwijkend gekleurde zijden draad zijn verwijderd en vervangen door een polyester filamentgaren met spansteken. Ter camouflage van storende mottengaatjes zijn alleen de allergrootste met steunweefsel in de exacte kleur gedoubleerd. Door deze terughoudende restauratie heeft de bank haar authenticiteit behouden. De bank zal een centrale plaats krijgen in de opstelling van surrealistische meesterwerken. Gezien de kwetsbaarheid en gevoeligheid voor licht zal de bank met een vast ritme van drie jaar afwisselend op zaal worden getoond en worden opgeslagen in het donker. Alleen zo is de bank voor latere generaties zo origineel mogelijk te bewonderen s Thimo te Duits
VERENIGING REMBRANDT VOORJAAR 2005
De restauratie van de bank
OVER AANWINSTEN 18 8 3 – 18 9 3 – 19 0 3 – 191 3 – 19 2 3 – 19 3 3 – 19 4 3 – 19 5 3 – 19 6 3 – 19 7 3 – 19 8 3 – 19 9 3 – 2 0 0 3 – 2 0 0 8
Haagse en Amsterdamse belangen en aandacht voor buitenlandse kunst FUSIEN BIJL DE VROE
In 1913 ontstond er enig rumoer toen Den Haag en Amsterdam ‘streden’ om de verdeling van een aantal schilderijen, waarbij de voorzitter van de Vereniging Rembrandt uiteindelijk met een opmerkelijke gift de gemoederen suste. Kort na de Eerste Wereldoorlog werd het zaak om de financieel verzwakte positie van de vereniging te verbeteren, hetgeen onder andere leidde tot de oprichting van het Rembrandt Syndicaat dat zich richtte op de verwerving van buitenlandse kunstwerken. VEILING STEENGRACHT
In het jaar 1913 had, zo valt te lezen in het jaarverslag over dat jaar, een van de belangrijkste ge-
beurtenissen uit het gehele bestaan der vereniging plaats. Vijf van de meest waardevolle schilderijen uit de beroemde Haagse verzameling Steengracht werden te Parijs aangekocht voor een bedrag ƒ 550.000,- om deze vervolgens voor ƒ 400.000,- aan het Rijk af te staan. Het ging om vijf schilderijen, te weten Hollands Grachtje door Job Berckheyde (1630-1693), Moederlijke zorgen door Gerard Terborgh (1617-1681), Twee watermolens door Meindert Hobbema (1638-1709), De Varkensdrijver door Isaack van Ostade (1621-1649) en Soo voer gesongen, so na gepepen door Jan Steen (1626-1679). Door belangstellenden uit alle delen van het land werd ƒ 81.649,- geschonken in het speciaal daartoe opgerichte Fonds tot aankoop van schilderijen uit de collectie Steengracht. Het voorbeeld tot schenken werd gegeven door H.M. de Koningin en H.M. de Koningin Moeder. De Vereniging Rembrandt vulde dit fonds uit eigen kapitaal aan tot ƒ 150.000,-, waardoor het verschil tussen koop- en verkoopprijs gedekt werd. Bij deze veiling werd duidelijk hoezeer de Vereniging Rembrandt op Amsterdam georiënteerd was. Uit het jaarverslag: [...] gelet op de oorsprong
der schilderijen en onder eerbiediging van de traditie, die hun in dit opzicht aankleeft, achtte
29
VERENIGING REMBRANDT VOORJAAR 2005
het bestuur het gewenst, dat een voornaam deel van de aankoop aan het Mauritshuis ten goede zou komen. Voorts dient als onontbeerlijke factor voor het welslagen der pogingen tot behoud dezer vijf stukken te worden genoemd het Amsterdamse mecenaat, waaraan de vereniging niet alleen haar ontstaan, maar grotendeels haar bloei te danken heeft, en dat ook ditmaal weer op onbekrompen wijze voorging. Gezien het feit dat ruim de helft van het vergaarde geld bijeengebracht was door Amsterdammers, werd binnen het bestuur geopperd een of twee schilderijen uit deze uit Den Haag afkomstige collectie, onder te brengen in het Rijksmuseum. Den Haag heeft
weliswaar meer gesteund dan anders, maar toch niet bewezen zeer veel prijs op het bezit der werken te stellen. Het is niet alleen billijk, maar ook nodig, dat Amsterdam belangrijk van de aankoop profiteert, wil men ook in de toekomst op steun kunnen rekenen. Ter ondersteuning hiervan gaf de secretaris zelfs een staatje van de bijdragen per locatie (zie pagina 30).
Soo voer gesongen, soo na gepepen Jan Steen (1626-1679) Olieverf op doek, 134 x 163 cm MAURITSHUIS, DEN HAAG
Hoewel het Dagelijks Bestuur, met de (Haagse) stemmen van Hofstede de Groot en Bredius tegen, de minister adviseerde dat de Jan Steen in het Rijksmuseum behoorde te komen, zijn uiteindelijk toch alle vijf de werken in het Mauritshuis geplaatst. Ook al zal het besluit van den Minister,
voor zoover dit afwijkt van het advies der vereniging, bij sommigen enige teleurstelling hebben gewekt, toch vertrouwt het bestuur erop, dat de steun, dien het van alle landgenoten vraagt, bij een volgende gelegenheid zoowel te Amsterdam als elders niet minder krachtig zal zijn, en even gaarne gegeven zal worden. Om de teleurstelling van de Amsterdammers enigszins te verzachten en ook om de Amsterdamse steun aan ‘Rembrandt’ te behouden, schonk de toenmalige voorzitter van het
Portret van Don Ramón Satué Francisco José de Goya y Lucientes (1746-1828) 1823. Olieverf op doek, 107 x 83,5 cm RIJKSMUSEUM AMSTERDAM
Dagelijks Bestuur van de Vereniging Rembrandt, de heer M.P. Voûte, als pleister op de wonde de Koning David van Aert de Gelder (16451727), een schilderij dat hij zelf op de veiling Steengracht had gekocht, aan het Rijksmuseum. Eveneens uit de collectie Steengracht werd Jongensportret door Jacob Backer (1608-1651) verworven. Dit portret is door tussenkomst van de Vereniging Rembrandt in opdracht van mevrouw Rose-Molewater op de Parijse veiling gekocht en vervolgens geschonken aan het Mauritshuis. In ditzelfde jaar werd ook een tekening aangekocht uit de veiling Heseltine. Gezien de uitgaven aan de Steengracht veiling werd slechts een deel van de koopsom door Rembrandt voorgeschoten, voor het overige werd weer een beroep gedaan op een aantal particulieren dat met een totaal van ƒ4.890,aan schenkingen en dankzij een voorschot van anderen deze aankoop mogelijk maakte. Al met al kon het jaarverslag over 1913 – ondanks de onenigheden – op een positieve toon besloten worden: De vereniging kan met voldoening op
HET REMBRANDT SYNDICAAT
In 1919 merkte het bestuurslid Prof. dr W. Martin op dat alles wijst op een verruiming der esthetische
behoeften en men mag deze kunstemoties ook aan het grote publiek niet onthouden. Hij doelde hier op de tendens van het, in eerste instantie particulier, verzamelen van buitenlandse en in het bijzonder van Italiaanse kunst. Nu is te verwachten, aldus Martin, dat tengevolge van het debacle
minder de grote vermeerdering van het ledental, maken de toekomst hoopvol. Men vergete echter niet, dat de vereniging een buitengewoon groot offer bracht en dat alleen bijzonder krachtige en nooit verslappende steun haar in staat kan stellen, met blijvend, zo mogelijk met klimmend succes haar doel na te streven. En toch, ondanks een aantal renteloze voorschotten verleend aan musea buiten Amsterdam, blijft de Vereniging Rembrandt het bovengenoemde staatje van bijdragen per locatie in het achterhoofd houden. Zo schrijft F. Schmidt Degener bij de aanwinst van een schilderij van Adriaen Brouwer, Boerenbinnenhuis, voor het Museum Boijmans Van Beuningen in 1919: Moge deze
het afgelopen jaar terugzien. Niet alleen heeft zij een aantal werken van buitengewone waarde voor ons land kunnen behouden, maar tevens lukte het haar de belangstelling van zeer vele landgenoten te wekken. De vele en soms zeer belangrijke giften, die werden ontvangen, en niet
gift der Vereniging Rembrandt, die slechts zeer geringe steun uit Rotterdam ontvangt, door een ruimere belangstelling in haar streven worden beloond.
Contribuerende leden:
Amsterdam
1 JUNI 1913
1 JUNI 1913
TOENAME
1 JUNI 1914
1 JUNI 1914
1 JUNI 2004
aantal
bedrag (ƒ)
aantal
aantal
bedrag (ƒ)
aantal
139
1688,-
21
160
1998,-
1372
’s-Gravenhage, Scheveningen en Wassenaar
78
850,-
9
87
940,-
914
Rotterdam en Kinderdijk
79
565,-
—
79
565,-
303
Elders in Nederland
137
1102,50
30
167
1432,50
5520
Buitenland
23
628,50
–4
19
568,50
181
56
512
Totaal
456
30
4834,-
VERENIGING REMBRANDT VOORJAAR 2005
5504,-
8290
in Midden-Europa, waar zich veel Italiaans werk bevindt, veel kunst aan de markt zal komen; reeds worden sommige collecties verkocht en wordt de verkoop van anderen verwacht. Wanneer ons land over enige miljoenen beschikt, kan het zeker menig belangrijk werk machtig worden. De periode van de Eerste Wereldoorlog en ook de jaren daarna werden gekenmerkt door financiële problemen. En daarmee werd het ook steeds moeilijker extra steun te vinden bij particulieren voor een belangrijke en zich vaak plotseling voordoende aankoop. Wat de vereniging nodig had was een financiële basis, een meer constante financiële structuur. Inspelend op deze noodzaak en op de gevoelde behoefte ook buitenlandse kunst te verzamelen, werden onder aanvoering van de voorzitter van de Vereniging Rembrandt, de heer Voûte, besprekingen gevoerd met een aantal Amsterdamse en Rotterdamse kunstminnaars. Het resultaat hiervan was de oprichting van het zogenaamde Rembrandt Syndicaat in 1920, waar een groep van zestien zakenmensen aan deelnam. Dit syndicaat had als doelstelling gelden bijeen te brengen om, mocht de gelegenheid zich plots voordoen, kunstwerken van buitenlandse meesters aan te kunnen kopen en zo de gelegenheid
te openen tot het vormen ener kern dezer kunst in onze openbare verzamelingen. Van het beoogde bedrag van 1,5 miljoen werd als startkapitaal 15% volgestort. Als eerste werden met hulp van het Rembrandt Syndicaat het Portret van Don Ramón Satué door Goya (1746-1828), Telemachus en Mentor door Tiepolo (1696-1770) en het Portret van een geestelijke door Tintoretto (1518-1594), verworven voor het Rijksmuseum. Bij de afwikkeling van deze eerste aankopen door het Syndicaat kreeg de Vereniging Rembrandt ook
Portret van een vrouw Jacopo Pontormo (1494-1557) Olieverf op paneel, 114 x 78 cm (ovaal) RIJKSMUSEUM AMSTERDAM
Groothertog van Oldenburg, met name de Italianen en de Nederlanders van de XVII de eeuw. Zij stelden de stukken, aan welker behoud de Directeur dezer verzameling de meeste waarde hechtte, gedurende enige tijd in handen onzer vereniging met het doel ze definitief voor het land te verwerven en aldus een voor ons land ongekend ensemble van oude, buitenlandse schilderkunst te vormen. De tentoonstelling werd bezocht door 11.290 betalende bezoekers, van de catalogus werden 1200 exemplaren verkocht, en, nog belangrijker, ondanks de ongunstige economische omstandigheden werd het Fonds tot aankoop van schilderijen vermeerderd met ƒ 54.000,-.
Onder de ingekomen giften vermelden wij in het de beschikking over ƒ 75.691,98 om daarmee de vereniging in staat te stellen snel te reageren op mogelijke nieuwe kansen het openbaar kunstbezit met schilderijen van buitenlandse meesters te verrijken. Dit bedrag werd uit eigen kapitaal vermeerderd met ƒ 75.000,-. En zo verscheen op de creditzijde van de balans over het jaar 1922 het nieuwe Fonds tot aankoop van schilderijen. JUBILEUM
In 1923 bestond de Vereniging Rembrandt veertig jaar, een lustrum dat samenviel met het 25-jarig ambtsjubileum van Koningin Wilhelmina. Als onderdeel van het officiële programma van de jubileumfeesten organiseerde ‘Rembrandt’ een tentoonstelling in het Rijksmuseum, waar – naast een representatief beeld van de gesteunde aankopen uit de eerste veertig jaar – ook een verzameling oude schilderijen van voornamelijk Italiaanse meesters getoond werd, die de vereniging voor Nederland probeerde te behouden. Het woord behouden is hier op zijn plaats: Zoals in
ons vorig verslag vermeld, waren wij in 1922 er reeds in geslaagd het Rijksmuseum van Schilderijen met enige buitenlandse meesters te verrijken. Voortbouwende op de gedachte, die aan deze aanwinst ten grondslag lag, legden een tweetal leden van ons bestuur de hand op een gedeelte van de beroemde schilderijen verzameling van de
31
VERENIGING REMBRANDT VOORJAAR 2005
Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen
bijzonder een aanzienlijke bijdrage van H.M. de Koningin Moeder, die bovendien door een bezoek aan de tentoonstelling van Hare onverflauwde belangstelling blijk gaf. Met dit Fonds werden acht schilderijen aangekocht, waaronder een Madonna van Fra Angelico (?-1455), Portret van een vrouw door Jacopo Pontormo (1494-1557) en een portret van Morosina Morosini door Leandro Bassano (1557-1622), en vervolgens geschonken aan het Rijksmuseum. De overige zeven schilderijen werden, in afwachting van ‘nieuwe’ fondsen door de eigenaar in bruikleen aan het Rijksmuseum afgestaan. Tot slot van het overzicht van de jaren 1913-1923 een bedankbrief van de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, naar aanleiding van deze schenking:
No. 131 Afd. K. W.
Betr. Oldenburg Collectie Bericht op schrijven van 5 januari 1924 No. 3 V. ’s-Gravenhage, 10 januari 1924 Verrast en getroffen door den inhoud van Uw schrijven is het mij een behoefte, U mijn oprechte dank te betuigen voor dit hernieuwde blijk van voortdurende toewijding en offervaardigheid Uwer vereniging. Volgaarne aanvaard ik Uw schenking, die op zoo gelukkigen grootsche wijze uitbreiding geeft aan de – eveneens op Uw initiatief – in het Rijksmuseum sinds eenigen tijd aangelegde verzameling van Buitenlandsche Meesters. Juist onder de tegenwoordige tijdsomstandigheden, nu het Rijk zich genoodzaakt ziet tot de uiterste beperking zijner uitgaven – ook op het gebied der Kunst – stemt Uw nobele daad tot groote dankbaarheid. Ik blijf de belangen der Kunstverzamelingen in Uwe zorg aanbevelen en zie Uw nader bericht omtrent de bruikleengeving van de overige schilderijen der collectie gaarne tegemoet. Nu ik – tot mijn leedwezen – niet in staat ben, den mij onbekenden aanbieder van dit kostbare bruikleen rechtstreeks mijn dank te betuigen, noodig ik U uit, dit wel uit mijn naam te willen doen. Ik waardeer het in hooge mate, dat op deze wijze althans voorlopig de gehele collectie voor ons land bewaard blijft en geef de verzekering, dat ik binnen de grenzen van hetgeen het Rijk financieel mogelijk is, zal blijven medewerken in het belang van de definitieve verwerving dezer stukken voor onze Vaderlandsche Verzamelingen. De Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen Get[ekend] J. Th. Visser
N
I
E
U
Bestuur Tijdens de Algemene Ledenvergadering in Rotterdam op 30 oktober 2004 werden de volgende leden van het bestuur herbenoemd: Mevrouw Mr A.A. van Berge, Dr J.R. ter Molen, Dr M. Sanders en Drs C. baron van Tuyll van Serooskerken. Per 1 januari 2005 heeft Drs C. baron van Tuyll van Serooskerken afscheid genomen van het bestuur van de Vereniging Rembrandt vanwege zijn benoeming tot hoofdconservator prenten en tekeningen van het Musée du Louvre. De heer Van Tuyll was van 1992 tot 2000 lid van de Raad van Adviseurs en van 2000 tot 2005 lid van het bestuur. Hij blijft als lid van de Raad van Adviseurs aan onze vereniging verbonden. De Vereniging Rembrandt is de heer Van Tuyll zeer erkentelijk voor zijn inzet en zijn deskundige inbreng en wenst hem veel succes in zijn nieuwe, eervolle functie.
Raad van Adviseurs Op de algemene ledenvergadering van 30 oktober jl. trad mevrouw drs M.H. Breitbarth-van der Stok wegens het vervullen van haar laatste termijn terug als lid van de Raad van Adviseurs. Mevrouw Breitbart was van 1986 -1990 en van 2000 -2004 lid van de Raad van Adviseurs en van 1990 -1999 lid van het Bestuur. Voor haar lange staat van dienst en de wijze waarop zij deze heeft ingevuld is de Vereniging Rembrandt haar zeer erkentelijk. Op dezelfde vergadering werden in de Raad van Adviseurs benoemd: Mevrouw M. Lambert en de heren K. van Twist en E.W. Veen. Herbenoemd werden: Drs M.A. van den Bergh, J.M.N. Leighton, Mevrouw Drs D.H.A.C. Lokin, Drs R.C.J. Meijer, Dr D. Overbosch, Mevrouw Dr M.F. Simon Thomas en Dr C.B. Smithuijsen
In dank aanvaard Kort voor zijn dood, eind 2001, gaf de heer J.J.M. (Jan) Damen te kennen dat hij een deel van zijn nalatenschap zou willen bestemmen voor het werk van de Vereniging Rembrandt. Onlangs hebben zijn nabestaanden aan deze wens uitvoering gegeven door een substantieel bedrag door middel van periodieke schenkingen aan onze vereniging ter beschikking te stellen. Dit gebaar ter nagedachtenis van Jan Damen wordt door de Vereniging Rembrandt op hoge prijs gesteld. De bekende glasverzamelaar Hugo van Win overleed in 2004. Hij bedacht de Vereniging Rembrandt met een aanzienlijk legaat, dat zal worden aangewend voor nieuwe aanwinsten voor ons openbaar kunstbezit.
Gratis met de Rembrandtkaart Aan de lijst van musea die houders van de Rembrandtkaart gratis toegang bieden kon worden toegevoegd Kasteel Duivenvoorde. Dat is het resultaat van de steun die onze vereniging verleende aan de verwerving van het portret van Jacob baron van Wassenaer van Duivenvoorde door Willem van Mieris. In ons volgende Bulletin wordt nader op deze aanwinst ingegaan.
32
VERENIGING REMBRANDT VOORJAAR 2005
W
S
V
A
N
Verguld zilveren bokaal in het Hannemahuis Naar aanleiding van de verwerving van de verguld zilveren dekselbokaal voor het Hannemahuis in Harlingen – die elders in dit Bulletin wordt beschreven – organiseerde de Ottema Kingma Stichting op 26 november jl. een bijzonder geanimeerde bijeenkomst waarop de nieuwe aanwinst werd toegelicht en bewonderd. Daarbij waren ook onze leden uit de drie Noordelijke provincies uitgenodigd.
De Museumcollecties: Van Lust tot Last? Symposium 17 juni 2005 Het collectiebeleid van musea is al enige tijd aan verandering onderhevig. Het lijkt erop alsof een aantal musea zoekt naar een nieuwe verhouding tussen het beleid ten aanzien van de eigen collecties en dat van tentoonstellingen. Moeten tentoonstellingen over onderwerpen die weinig raakvlak hebben met de eigen collecties, veel meer dan voorheen een speerpunt worden? Op deze wijze trekken musea immers veel meer publiek. Fascinerend is dat het verschil tussen het tentoonstellingsbeleid van musea met een collectie en instellingen zonder een eigen collectie hierdoor steeds kleiner wordt. Vandaar dat voor een aantal van deze musea de vraag gerechtvaardigd lijkt of de collecties van lust tot last zijn verworden. Deze vraag is het onderwerp van een symposium dat deze zomer zal worden gehouden. Hoe komt het dat het museale collectie- en tentoonstellingsbeleid is veranderd? Wat zijn de gevolgen op lange termijn voor de collecties? Moet er nog wel worden verzameld? Gaat op deze wijze kennis verloren? Wordt er voorbij gegaan aan de interesse van een deel van het publiek ? Dit zijn enkele van de thema’s die de revue zullen passeren. Het symposium De Museumcollecties: Van Lust tot Last? wordt aangeboden door de Ottema-Kingma Stichting (OKS) in het kader van haar vijftigjarig jubileum. De OKS houdt zich bezig met het bevorderen van de kunst- en cultuurhistorie in Friesland. Zij doet dit ondermeer door objecten en verzamelingen te verwerven die van belang zijn voor de openbare collecties in Friesland. De dag staat onder voorzitterschap van Mr J.M. Boll, terwijl ondermeer E.W. Veen (directeur van de Nieuwe Kerk in Amsterdam) en Prof. Dr. P.A. Hecht (hoogleraar kunstgeschiedenis universiteit van Utrecht) als spreker staan geprogrammeerd. U bent van harte uitgenodigd om aanwezig te zijn bij dit symposium, dat plaatsvindt in de Grote Kerk in Harlingen op 17 juni 2005. U kunt zich voorlopig aanmelden bij de organisatie (tel. 058 - 213 78 88), waarna U de uitgebreide informatie ontvangt.
D
E
V
E
R
E
Voorjaarsvergadering in Dordrecht De voorjaarsvergadering van onze vereniging zal dit jaar plaatsvinden op zaterdag 14 mei in Dordrecht. Over het programma en de aanmeldingsmogelijkheden leest u op de achterzijde van dit Bulletin.
Jaarvergadering in Apeldoorn Voor uw agenda: de jaarvergadering zal plaatsvinden in de Grote Kerk en Paleis Het Loo in Apeldoorn op zaterdag 24 september. Nadere gegevens volgen in ons volgende Bulletin.
Mae West Lips Sofa in Museum Boijmans In 2003 steunde de Vereniging Rembrandt de aankoop van de Mae West Lips Sofa van Salvador Dalí. Deze spectaculaire bank (zie ook elders in dit Bulletin) zal het beeldmerk zijn van de tentoonstelling Alles Dalí die van 5 maart tot 12 juni in Museum Boijmans Van Beuningen wordt gehouden.
Vivat Oraenge Op onze oproep in het vorige Bulletin om mee te doen aan de verwerving van Jan Davidsz. de Heems stilleven Vivat Oraenge is door de leden van de Vereniging Rembrandt zeer goed gereageerd. Ook door de pers is het project positief ontvangen, zodat er een vruchtbare bodem ligt voor de tweede en beslissende fase van de actie. Nu het jaar van het zilveren ambtsjubileum van Koningin Beatrix is aangebroken is Vivat ook werkelijk een onderdeel van de jubileumactiviteiten en genereert het de bijbehorende publiciteit. Met de niet aflatende steun van TPG, die het project steunt met communicatieadviezen, administratieve verwerking, drukwerk en website, en de Staatsloterij, die ter gelegenheid van de Koninginnedagloterij een paar miljoen machtigingscoupons verspreidt, zien wij het resultaat met vertrouwen tegemoet. Tal van organisaties, waaronder de Stichting ‘t Konings Loo, diverse Nederlandse verenigingen in binnen- en buitenland, en bedrijven hebben inmiddels hun medewerking toegezegd om informatie met aanbevelingen voor het insturen van coupons, te verspreiden. Maar… we zijn er nog niet. Degene die alsnog wil bijdragen kan dat doen door via de website www.verenigingrembrandt.nl een machtigingscoupon in te vullen. Ook kan een bijdrage worden overgemaakt op bankrekeningnr. 24 76 05 956 ten name van de Stichting Vivat Oraenge te Den Haag. De CollectorsGroup, producent van o.a. kunstkaarten, heeft van het stilleven wenskaarten, reproducties (op ware grootte) en andere Vivat-artikelen vervaardigd. Een deel van de opbrengst komt ten goede aan de Stichting Vivat Oraenge. Zie voor verdere informatie: www.collectorsgroup.nl
33
VERENIGING REMBRANDT VOORJAAR 2005
N
I
G
I
N
G
Ons lid van de Raad van Adviseurs Prof. Dr C.J.A. Jörg schreef over de porseleinen schotel op het schilderij Vivat Oraenge het volgende:
Onlangs ontving ik de fraai uitgegeven Rembrandtlezing 2004 met “Vivat Oraenge” op de omslag. Als porseleinman kijk ik natuurlijk met extra aandacht naar de prominent door De Heem afgebeelde schotel van Chinees kraak porselein, en daarbij viel mij iets op, waar ik je graag deelgenoot van wil maken – ik ben tenslotte adviseur van de VR. Kraak porselein wordt veel afgebeeld op stillevens uit de 17e eeuw en zeker op de wat latere schilderijen zijn die stukken min of meer natuurgetrouw weergegeven. De vorm, de contrastrijke versiering in blauw op een witte ondergrond, de Chinese motieven zijn meestal heel herkenbaar. Wat nu bij De Heem opvalt is dat hij een kraak schotel heeft geschilderd met een versiering die ik “in het echt” niet ken. Hij heeft namelijk niet alleen de vlakke, iets opstaande gestulpte rand voorzien van een versiering in brede en smalle vlakken met vruchttakken en symbolen, maar hij heeft óók de opstaande wand van een dergelijk patroon voorzien. En dat komt op schotels en borden van kraak porselein niet voor: daar loopt de versiering van rand en wand in elkaar over met één laag smalle en brede vlakken Een dubbele laag, zoals door De Heem geschilderd, komt wél voor op de veel diepere klapmutsen van kraak porselein, hoewel dan de randversiering anders is. Maar van een klapmuts is hier geen sprake: hier is duidelijk een schotel afgebeeld. Wellicht wilde De Heem het exotische karakter van de schotel extra benadrukken met een dergelijke repetitie van Chinese motieven: een Chinese schotel om een sinas/china appel op te leggen ís tenslotte heel passend. Ik hoop van harte dat verwerving van dit schilderij slaagt en breed gedragen wordt! Met hartelijke groet, C.J.A. Jörg
ALGEMEEN
De Vereniging Rembrandt werd onder de naam Vereeniging Rembrandt tot behoud in Nederland van kunstschatten opgericht op 24 september 1883. Het doel van de vereniging is het behouden en uitbreiden van kunstschatten voor Nederland, en het verrijken van het openbare bezit aan kunstschatten in Nederland. De vereniging is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel te Amsterdam, no V40531186. LIDMAATSCHAP
De leden hebben op vertoon van hun lidmaatschapskaart gratis toegang tot de permanente collecties van de ruim honderd musea waaraan de Vereniging
Rembrandt steun heeft verleend, alsmede tot de ledenvergaderingen en de bijzondere ledenbijeenkomsten. Voorts ontvangen de leden het Bulletin met actuele informatie en beschouwingen door experts en fraaie afbeeldingen van de kunstwerken die met steun van de Vereniging Rembrandt zijn verworven (echtpaar/partners leden ontvangen één Bulletin). Ingevolge besluit van de Algemene Ledenvergadering 2000 zijn de contributies met ingang van 2002 als volgt vastgesteld: p gewoon lidmaatschap: ten minste 50 euro per jaar p echtpaar/partners lidmaatschap (twee personen): ten minste 75 euro per jaar p jongerenlidmaatschap (t/m 25 jaar): ten minste 20 euro per jaar
p lid voor het leven: vanaf 1000 euro Leden die in een jaar in aanvulling op de contributie een gift van (ten minste) 250 euro doen, kunnen voor dat jaar de status van Donateur verkrijgen. Voor nadere informatie kunt u contact opnemen met het bureau van de Vereniging Rembrandt.
G E V E N O M K U N S T ? D E K U N S T VA N H E T G E V E N ! De Vereniging Rembrandt steunt kunstaankopen van musea ten behoeve van ons openbaar kunstbezit. Van overheidswege wordt dit particulier initiatief fiscaal ondersteund. Voor giften van particulieren gelden onder bepaalde voorwaarden aftrekmogelijkheden voor de inkomsten- en successiebelasting. De Vereniging Rembrandt is geheel vrijgesteld van schenkings- en successierechten. Zo kan zij optimaal profiteren van uw gift tijdens uw leven of bij erfstelling. Op welke wijze levert uw schenking meer op? p Een gift is een schenking uit vrijgevigheid zonder dat daar op geld waardeerbare aanspraken tegenover staan. De Vereniging Rembrandt is gebaat bij elke gift. De gift kan in geld of natura (w.o. kunstvoorwerpen) geschieden en als eenmalige of periodieke schenking gedaan worden. Fiscaal is het het aantrekkelijkst voor u om de schenking in vijf of meer vaste termijnen te voldoen. Voor een dergelijke gift is, evenals bij erfstellingen of legaten, het inschakelen van een notaris nodig. De Vereniging Rembrandt is bereid de notariële kosten voor haar rekening te nemen bij periodieke giften vanaf € 200 per termijn. p Door erfstelling of legaat kunt u uw vermogen, een bedrag en/of kunstvoorwerpen nalaten aan de Vereniging Rembrandt. De bestemming van de kunstvoorwerpen kan worden bepaald in overleg met de Vereniging Rembrandt. Hiervoor geldt onder bepaalde voorwaarden de genoemde vrijstelling van successierechten.
34
VERENIGING REMBRANDT VOORJAAR 2005
p U kunt door tussenkomst van de Vereniging Rembrandt een aanzienlijk bedrag aan successierechten besparen bij een zogeheten schenking of legaat aan derden vrij van rechten en kosten. Wij geven u hierover graag een nadere toelichting. p Ten slotte noemen wij de bijzondere mogelijkheid dat erfgenamen het successierecht gedeeltelijk voldoen door overdracht van kunstvoorwerpen aan de Staat. U kunt ons hierover raadplegen. Waaraan draagt u bij? U draagt bij aan de realisatie van de algemene doelstelling van de Vereniging Rembrandt: verrijking van ons openbaar kunstbezit in algemene zin, of aan de verwerving van kunstwerken op een bepaald verzamelgebied. Nieuwe mogelijkheden zijn: een Rembrandtfonds op Naam of een Themafonds. Wat is een Rembrandtfonds op Naam? Een persoonlijke manier van schenken of nalaten.
Het is een apart fonds, waarvan de oprichter in samenspraak met de Vereniging Rembrandt de naam bepaalt (bijvoorbeeld de naam van de stichter[s]), de doelstelling en de wijze van besteding. Voor een Rembrandtfonds op Naam geldt een minimum bedrag van € 75.000. Wat is een Themafonds? Deze fondsen worden in het leven geroepen voor degenen, die geïnteresseerd zijn in een bepaald verzamelgebied. U kunt bijdragen aan een afzonderlijk Themafonds, bedoeld om bepaalde onderdelen van de openbare collecties te steunen, bijvoorbeeld 17de-eeuwse schilderkunst, religieuze kunst, prenten en tekeningen, beeldhouwkunst, kunstnijverheid of moderne kunst. Op deze wijze kunt u daadwerkelijk bijdragen aan kunstaankopen in bepaalde richtingen. In een Themafonds kunt u participeren vanaf € 5.000. Nadere informatie Wij geven u graag nadere informatie over de vermelde mogelijkheden. Hiervoor is een speciale brochure Geven om kunst? De kunst van het Geven samengesteld, die wij u desgevraagd toezenden. Wij nodigen u uit om hierover contact op te nemen met het Bureau (Drs H.M. Blankenberg, telefoon 070 - 427 17 20, e-mail:
[email protected]).
De leden van de Vereniging Rembrandt hebben op vertoon van het bewijs van lidmaatschap vrije toegang tot de musea, die sinds de oprichting van de vereniging in 1883 zijn gesteund bij de aankoop van kunstwerken. Dit zijn:
ALKMAAR • AMERONGEN •
Stedelijk Museum
•
Museum Meermanno
Kasteel Amerongen
•
Museum Mesdag
AMERSFOORT •
Museum Flehite
AMSTELVEEN •
Cobra Museum
AMSTERDAM •
Allard Pierson Museum
•
Amsterdams Historisch Museum
•
Bijbels Museum
•
Joods Historisch Museum
•
Museum Amstelkring
•
Museum het Rembrandthuis
•
Museum Willet-Holthuysen
•
Nederlands Scheepvaartmuseum
•
Pijpenkabinet & Smokania
•
Rijksmuseum
•
Stedelijk Museum
•
Stedelijk Museum Bureau
GRONINGEN • HAARLEM •
•
•
Tropenmuseum
•
Van Gogh Museum
SCHIEDAM •
ASSEN •
Drents Museum
ASTEN •
Beiaard- en Natuurmuseum Asten
• HEUSDEN A/D MAAS •
Afrika Museum
BERG EN DAL •
HILVERSUM • HOORN • KATWIJK • LAREN • LEEK • LEENS • LEERDAM • LEEUWARDEN •
•
•
•
BEVERWIJK • BREDA • BRIELLE •
Prentenkabinet der Rijks-
hedendaagse kunst UDEN • UITHUIZEN • UTRECHT •
•
Museum voor Religieuze Kunst Menkemaborg Centraal Museum Nationaal Museum van Speelklok tot Pierement
• VAASSEN • VELSEN-ZUID •
Museum Catharijneconvent Kasteel de Cannenburch Museum Beeckestijn
universiteit
VLISSINGEN •
Zeeuws maritiem muZEEum
Rijksmuseum Het Koninklijk
VOORBURG •
Museum Swaensteyn
VOORSCHOTEN •
Kasteel Duivenvoorde Kasteel het Nijenhuis
Historisch Museum Den Briel
•
Stedelijk Museum De Lakenhal
WOERDEN •
Stadsmuseum Woerden.
Kasteel-Museum Sypestyn
ZAANDAM •
Museum van het Nederlandse
ZALTBOMMEL •
Maarten van Rossummuseum
Museum Kempenland Stedelijk Van Abbemuseum
LOOSDRECHT •
Bonnefantenmuseum
MARKEN •
Marker Museum
ZIERIKZEE •
Zeeuws Museum
•
NIJMEGEN • OTTERLO •
•
Museum Het Valkhof
ZUTPHEN •
Nederlands Tegelmuseum
PURMEREND •
Purmerends Museum
Rijksmuseum Twenthe
RIDDERKERK •
Huys ten Donck (alleen de tuinen)
Gorcums Museum
ROERMOND •
Stedelijk Museum Roermond
Stedelijke Musea
ROTTERDAM •
Atlas van Stolk/Het Schielandhuis (Historisch Museum Rotterdam)
•
Haags Historisch Museum
•
Maritiem Museum Rotterdam
•
Koninklijk Kabinet van
•
Museum Boijmans Van Beuningen
Schilderijen Mauritshuis
•
Wereldmuseum Rotterdam/
Maritiem Museum Zierikzee Stadhuismuseum Museum Henriëtte Polak in De Wildeman
Kröller-Müller Museum
Stg Rijksmuseum Zuiderzeemuseum
VERENIGING REMBRANDT VOORJAAR 2005
Uurwerk
Slot Zuylen
MIDDELBURG •
’ S-GRAVENHAGE • Gemeentemuseum Den Haag
35
De Pont, Stichting voor
Gemeentemuseum
Museum Mr. Simon van Gijn
GOUDA •
Sociëteit TILBURG •
Museum Het Princessehof/ Museum Boerhaave
Streekmuseum De Groote
WIJHE •
Dordrechts Museum
GORINCHEM •
Fries Museum
Fries Scheepvaart Museum
Rijksmuseum voor Volkenkunde
Gemeentemusea
ENSCHEDE •
TIEL •
•
MAASTRICHT •
ENKHUIZEN •
Nationaal Glasmuseum
Oudheidkundige Verzameling
Breda’s Museum
Volkenkundig Museum Nusantara
•
Borg Verhildersum
Goud-, Zilver-, en Klokkenmuseum
WEESP •
•
EINDHOVEN •
SNEEK •
Singer Museum Nationaal Rijtuigenmuseum
Stedelijk Museum
Belfort Sluis
Westfries Museum Katwijks Museum
Museum Het Tollenshuis
Rijksmuseum van Oudheden
MAARSSEN •
•
Goois Museum
Penningkabinet
Stedelijk Museum Het Prinsenhof
DEVENTER •
Het Gouverneurshuis
Rijper Museum In ‘t Houten Huis
•
•
DORDRECHT •
SLUIS •
Kasteel Rosendael
Museum Kennemerland
Museum Lambert van Meerten
DELFT •
SCHOONHOVEN •
Noordbrabants Museum
Nederlands keramiekmuseum LEIDEN •
Het Markiezenhof
BERGEN OP ZOOM •
Gemeentemuseum Helmond
’ S-HERTOGENBOSCH • Museum het Kruithuis
Gemeentemusea
ARNHEM •
DE RIJP •
’ S-HEERENBERG • Kasteel Huis Bergh
Museum Stad Appingedam
APPINGEDAM •
Teylers Museum
ROZENDAAL •
RIJSWIJK (ZH) •
HELMOND •
Paleis Het Loo - Nationaal Museum
APELDOORN •
Frans Halsmuseum
NAi Nederlands Architectuurinstituut
Groninger Museum
Voerman Museum
HATTEM •
Amsterdam
Museum voor Volkenkunde •
•
Stedelijk Museum
ZWOL LE •
Stedelijk Museum
Voorjaarsbijeenkomst Vereniging Rembrandt ter gelegenheid van de tentoonstelling:
Dromen van Dordrecht Buitenlandse kunstenaars schilderen Dordrecht tussen 1850-1920 ZATERDAG 14 MEI 2005, AUGUSTIJNEN KERK/DORDRECHTS MUSEUM Programma Augustijnenkerk 16.30 uur 16.45 uur
deuren open van de Augustijnen Kerk, Voorstraat 216, Dordrecht 2 minuten loopafstand van het museum. inleiding op de tentoonstelling door Drs P.J. Schoon, directeur Dordrechts Museum
Vanaf 17.15 uur bent U welkom in het Dordrechts Museum om Dromen van Dordrecht te bekijken en natuurlijk ook de tentoonstelling De 19de eeuw op haar mooist, Rijksmuseum aan de Merwede. Vanaf 18.00 uur wordt u een glas wijn aangeboden. Het museum sluit zijn deuren om 19.00 uur.
Dordrecht, La Ville Eugène Boudin, 1884, doek, 50 x 61 cm THE REGIONAL GALLERY
AANMELDEN VOOR 6 MEI 2005
Wij verzoeken u zich in verband met de beperkte capaciteit aan te melden voor 6 mei a.s. Dit kan per e-mail of door de bijgevoegde antwoordkaart in te vullen en terug te sturen naar het Bureau van de Vereniging Rembrandt.
DORDRECHT: ‘EEN WARE KUNSTENAARSKOLONIE’
Meer nog dan Amsterdam en Rotterdam groeide de stad Dordrecht in de loop van de 19de eeuw uit tot een echte lievelingsplek voor internationale kunstenaars. Meer dan 250 kunstenaars bezochten tussen 1850 en 1920 de stad. In eerste instantie waren het vooral Engelse kunstenaars die in het voetspoor van William Turner – die hier in de eerste helft van de 19de eeuw meer dan viermaal kwam – op zoek gingen naar de 17de-eeuwse stad van Aelbert Cuyp. De kunstenaars kwamen vooral af op het pittoreske karakter van Dordrecht. Een stad die aan alle kanten door water is omgeven en waar de huizen, net als in Venetië en Amsterdam, letterlijk in het water staan. Een nog ongerepte stad ook, waarvan de ‘skyline’ nog niet vervuild was door zware industrie. Vele Engelse, Franse, Duitse, Oostenrijkse, Scandinavische en Amerikaanse kunstenaars brachten in deze periode een al dan niet langdurig bezoek aan Dordrecht. De kunstenaars Daubigny, Boudin, Corot, Hermanns, Jongkind, Liebermann, Luce, Stengelin en Whistler vonden hun weg naar het verstilde 19de eeuwse Dordrecht. Eugene Boudin, die in 1884 een maand in Dordrecht verblijft, beschrijft de stad dan ook als ‘une vraie colonie artistique.’ Vergeet niet uw Rembrandtkaart mee te nemen!
Voor leden van de Vereniging Rembrandt is deze bijzondere tentoonstelling gratis toegankelijk. Gelieve uw lidmaatschapskaart mee te nemen als bewijs van toegang. Introducés kunnen zich ter plaatse inschrijven als lid van de Vereniging Rembrandt en hebben daarmee eveneens gratis toegang. E-mail:
[email protected] Dordrechts Museum Museumstraat 40, Dordrecht Trein: vanaf het station, bus 20 (halte Scheffersplein), of 10 à 15 minuten lopen. Auto: parkeergarage Drievriendenhof.