BUL L E TIN VAN DE V E R E N IG IN G R E MB R A N D T
J A A R GA N G 2 1 N0 3 N A JA A R 2011
p Catharina van Arkel terug in Ammerzoden p Henk van Os in Ladoga p Tien jaar Jaap en Joanna van der Lee-Boersfonds p Het Scheepvaartmuseum in een nieuw jasje
Beschermvrouwe H.M. de Koningin
Ereleden
B EST UUR
RA A D V A N A D V ISEU RS
Mevrouw dr. E. Frederiks, 1994 Mr. W. baron van Dedem, 2002 Mr. J.M. Boll, 2009
Dr. M. Sanders, voorzitter Drs. C.O.A. baron Schimmelpenninck van der Oije, vice-voorzitter Mevrouw mr. A.A. van Berge, secretaris Drs. A.A. Fock, penningmeester Drs. F.J. Duparc Prof. dr. R.E.O. Ekkart Mevrouw prof. dr. C.W. Fock Prof. dr. P.A. Hecht Mevrouw mr. E.M.L. Moerel Drs. W.M.J. Pijbes Mevrouw mr. drs. T.S.M. van Schie Drs. P.J. Schoon Dr. C.B. Smithuijsen Dr. E.J. van Straaten Mevrouw L.C.E. van Tets-van Tienhoven
Prof. dr. J.N.M. van Adrichem Prof. dr. J. Th. M. Bank Mevrouw drs. E. Barents Prof. dr. C. Blotkamp Mevrouw prof. dr. C.A. ChavannesMazel Prof. dr. M. Forrer Mr. Th. Groenewald Mr. F.A.J. van Hall Mr. H.F. Heerkens Thijssen Drs. J.J. Heij Drs. J.H. van Heijningen Nanninga Mevrouw drs. A.J.W.C.M. Hopmans J.M.N. Leighton Mevrouw drs. D.H.A.C. Lokin Drs. G. Luijten Prof. dr. V. Manuth Mr. A.R.T. Odle
Dr. D. Overbosch Mevrouw dr. H.H. Pijzel-Dommisse Mr. L. R. J. ridder van Rappard Mr. S.A. Reinink Dr. P.H. Rem Drs. K.J.J. Schampers Prof. dr. P. Schnabel Mevrouw dr. M.F. Simon Thomas A.L. Stal A.G.L. Strengers Drs. C. baron van Tuyll van Serooskerken E.W. Veen Mevrouw ir. M.L.W. VehmeijerVerloop Mevrouw mr. P.H.E. Voûte Jhr. M.A. van Weede Drs. W. Weijland Mr. C.A. de Zeeuw
VER ENIGING REMBRAN D T
BU REAU (9-16 U U R)
KLA C H TE N C O M M IS S IE
Denneweg 124 2514 CL Den Haag T: 070 - 427 17 20 F: 070 - 427 19 40 E:
[email protected] www.verenigingrembrandt.nl
Mevrouw drs. F.M. Bijl de Vroe-Verloop, directeur Drs. H.M. Blankenberg, secretaris Mevrouw drs. M. van Hooff -Tanis, marketing S. Karst MA, communicatie Mevrouw J.C. Haverkate, relatiebeheer
FON D S E N W E RV IN G
Bankrekeningnummers: (contributie) 25 22 00 861 IBAN: NL 15 FTSB 0252 2008 61 (algemeen) 21 33 99 385 IBAN: NL 97 FTSB 0213 3993 85
Mr. D.H. Beukenhorst, voorzitter Mevrouw mr. A.M.C. Marius-van Eeghen, secretaris Mevrouw mr. M.C. Scholten Dr. J.M. de Groot Mr. H. baron van Imhoff
Ledenadministratie
Mevrouw M.R. Mangroelal R.F. Vogt
Leden van de Vereniging Rembrandt kunnen bij het secretariaat extra Bulletins bestellen voor € 7,- per stuk (excl. portokosten). Colofo n : Redactie: Gerdien Wuestman – Onderzoek en tekstproductie, Utrecht Ontwerp: van Rosmalen & Schenk, Amsterdam Dit is het eerste nummer van het Bulletin dat wordt gedrukt door Drukkerij Badoux in Houten.
O ms l a g : Portret van Catharina van Arkel (detail) Henrick van Zijll 1598. Olieverf op paneel, 86 x 66,3 cm Kasteel Ammersoyen (Geldersch Landschap en Het Bulletin van de Vereniging Rembrandt wordt mede mogelijk gemaakt door de Stichting Zabawas
Geldersche Kasteelen), Ammerzoden
I NHO UD
KASTEEL AMMERSOYEN, AMMERZODEN
16 Portret van Catharina van Arkel (1589 –1626)
Henrick van Zijll, 1598
De Vereniging Rembrandt
4 Leden in cijfers
HET SCHEEPVAARTMUSEUM, AMSTERDAM
is een particuliere organisatie, opgericht in 1883. Zij heeft als doel door het beschikbaar stellen van geldelijke middelen
5 Een passie voor glas
Titus M. Eliëns
20 Modello voor de Zeeslag bij Gibraltar
Cornelis Claesz. van Wieringen, 1622
Het oudste Fonds op Naam van de Vereniging Rembrandt, het Jaap en Joanna van der LeeBoersfonds, bestaat tien jaar. Dankzij dit fonds kon het Gemeentemuseum Den Haag zijn glascollectie substantieel verrijken.
musea en andere openbare verzamelingen effectieve hulp te bieden bij het verwerven van kunstvoorwerpen.
10 Nieuws van de Vereniging
Vereniging Rembrandt, meer dan alleen financiële steun
Vereniging Rembrandt
MUSEUM CATHARIJNECONVENT, UTRECHT
24 De vier kerkvaders verheerlijken de eucharistie
Abraham Bloemaert, 1632
12 Een pretpark met inhoud
Veerle Corstens
Begin oktober was de heropening van al 125 jaar sponsor van het openbaar kunstbezit Het Scheepvaartmuseum in Amsterdam. Een interview met directeur Willem Bijleveld over de nieuwe koers van zijn museum. 23/28 Kunstvragen
Lokke Moerel Peter Schoon
RIJKSMUSEUM, AMSTERDAM
30 Twee globebokalen
Christoph III Ritter, ca. 1640
29 Ogenblik: ‘De rasechte Rus’
Prof. dr. Henk van Os Nationalistische gevoelens spelen een rol bij de musealisering van het Russische plaatsje Ladoga. Maar was dat hier zoveel anders toen het Rijksmuseum werd opgericht?
grote liefdes met steun van de Vereniging Rembrandt
41 Het mecenaat, op een andere manier bekeken
David Rijser De romantiek heeft onze blik op mecenaat en patronage veranderd, betoogt David Rijser. De betekenis van de mecenas wordt nog altijd onderschat.
MUSEUM BREDIUS, DEN HAAG
34 De huwelijksnacht van Tobias en Sara
Jan Steen, ca. 1660-65
42 Nieuws van de Vereniging
Fondsen en leden 45 Gesteunde werken uitgelicht
Vereniging Rembrandt 46 Algemeen
al 125 jaar sponsor van het openbaar kunstbezit
GEMEENTEMUSEUM HET HANNEMAHUIS, HARLINGEN
39 Verguld zilveren theebus
Sijbren Pieters Sonnema, 1736
VERENIGING REMBRANDT
Leden in cijfers Een dringende oproep
Slechts een klein deel van de leden heeft een e-mailadres opgegeven
Tijden veranderen, ook voor de Vereniging Rembrandt. Van 300 naar 11.000 leden. Van één jaarvergadering naar verschillende ontvangsten en bijeenkomsten, voor alle leden of specifieke groepen daarbinnen. Van Bestuur en Raad van adviseurs naar Bestuur, Raad van adviseurs en een Bureau. En van een Bureau met twee werknemers – een directeur en een secretaris – naar een organisatie met, sinds 1 oktober dit jaar, een bezetting van zeven man.
... en van nog minder leden is het favoriete verzamelgebied bekend
Binnenkort is er een ontvangst in museumgoudA, waar de cartons van Dirck Crabeth voor de beroemde Goudse Glazen zijn te zien
De manier van communiceren verandert eveneens. Waar we voorheen alleen een jaarverslag hadden, hebben we nu drie Bulletins én een jaarverslag. En verzonden we vroeger alleen brieven, nu maken we daarnaast gebruik van e-mails en een website, voor actuele onderwerpen, uitgebreide informatie over de Vereniging
en over bijna alle werken die sinds de oprichting zijn gesteund. En dan hebben we het nog niet eens over Facebook, Twitter en weblogs. Graag willen wij u allemaal bereiken om u zo op de hoogte te houden van wat er speelt, binnen en buiten de Vereniging, én om u uit te kunnen nodigen voor bijzondere ontvangsten. Kortom, om te zorgen dat de Vereniging Rembrandt een werkelijke vereniging is, met betrokken leden. Het is daarbij van belang dat wij u per e-mail kunnen bereiken. Dat levert bovendien een aanzienlijke besparing in portokosten op. Maar van de 11.000 leden zijn slechts 3.000 e-mailadressen bekend. En van nog maar 1.600 leden weten we naar welk(e) verzamelgebied(en) de voorkeur uitgaat. Daarom een dringende oproep: geef uw e-mailadres door aan het Bureau, liefst via de website van de Vereniging Rembrandt. En laat ons meteen weten voor welke verzamelgebieden u belangstelling hebt. Dat kunt u doen door op de homepage op ‘verzamelgebieden’ te klikken, uw voorkeur aan te geven en die te versturen. Zo kunnen wij u binnenkort per e-mail uitnodigen voor de Rembrandtlezing op 29 november. En wanneer u als voorkeur ‘tekeningen’ aanvinkt en u uw formulier daadwerkelijk verstuurt, dan krijgt u half november een digitale uitnodiging voor een bijzondere ontvangst in museumgoudA.
P.S. Mocht u geen e-mail hebben, maar toch ons nieuws willen ontvangen, laat het ons dan weten. Dan houden we u per brief op de hoogte.
4
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2011
TITUS M. ELIËNS
Een passie voor glas Tien jaar Jaap en Joanna van der Lee-Boersfonds
De Vereniging Rembrandt beheert inmiddels een steeds groter wordend aantal themafondsen en fondsen op naam. Het oudste hiervan is het Jaap en Joanna van der Lee-Boersfonds. Dit fonds op naam voor de aankoop van glaskunst ten behoeve van openbare collecties in Nederland, in het bijzonder het Gemeentemuseum Den Haag, werd tien jaar geleden door glasverzamelaar mr. J.J. van der Lee ingesteld. Een goede reden om stil te staan bij de overwegingen die indertijd tot de oprichting van dit fonds hebben geleid en bij de aankopen die in het afgelopen decennium met behulp van deze gelden zijn gedaan.
Kelkglas ‘Het groyen en blouyen van Langeroode’ Anoniem Ca. 1724. Engels loodglas met Nederlandse radgravure, H 23,3 cm GEMEENTEMUSEUM, DEN HAAG
5
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2011
Mr. J.J. van der Lee is een gepassioneerd verzamelaar van glas, een virus waarmee hij halverwege de jaren vijftig werd besmet toen een bevriend antiquair hem aanraadde ‘iets’ te gaan verzamelen. Een advies dat niet aan dovemansoren was gericht, getuige de uitgelezen collectie glas uit de periode 1600-1900 die hij in de loop der jaren samen met zijn inmiddels overleden echtgenote heeft bijeengebracht. Hoewel de heer Van der Lee sinds enige tijd niet meer actief verzamelt, vormt zijn glascollectie nog steeds het stralende middelpunt van zijn smaakvol ingerichte appartement. Zijn beweegredenen een glasfonds in te stellen, zijn om die reden niet moeilijk te raden. Wanneer een verzamelaar ouder wordt, komt de onvermijdelijke vraag ‘wat doe ik met mijn collectie als ik er straks niet meer ben?’ In het geval van de heer Van der Lee was deze vraag snel beantwoord. Van alle Nederlandse musea is zijn verbondenheid met het Gemeentemuseum Den Haag het grootst. Al sinds zijn studententijd in Leiden bezoekt hij dit museum, dat tegenwoordig een van de belangrijkste en meest brede glascollecties van Nederland bezit: vanaf het vroegste glas uit het oude Egypte tot contemporain Nederlands glas. Vandaar dat de heer Van der Lee, toen hij in 1998 zijn 80ste verjaardag vierde, zijn gasten de suggestie deed niet hem te fêteren, maar financieel bij te dragen aan de aankoop van een prachtig gegraveerd, 18de-eeuws glas ten behoeve van het Gemeentemuseum. Het kelkglas is met het rad gegraveerd met de familiewapens van Willem Hooft en Adriana Verburgh temidden van palm- en olijftakken en druivenranken met snoepende vogels, terwijl met de diamant de tekst ‘Het
groyen en blouyen van Langeroode’ is aangebracht. Langeroode was een buitenplaats bij Alphen aan de Rijn die Adriana bij haar huwelijk met Willem in 1699 inbracht. Mogelijk is het glas vervaardigd ter gelegenheid van hun 25-jarige huwelijk. Het is een waardevolle aanwinst voor het museum omdat in de collectie al sinds jaar en dag een qua vorm en decoratie zeer vergelijkbaar kelkglas aanwezig is. Met dat glas kan worden getoost op ‘T groeie en bloeie van Spaare en Hout’, een buitenplaats in de buurt van Haarlem. Hoewel er vooralsnog geen relatie kan worden gelegd tussen deze twee buitens en hun eigenaren, gaat het hier om qua vorm en versiering verwante glazen. Dit prachtige verjaardagscadeau vormde voor de heer Van der Lee de opmaat om met het Gemeentemuseum verder te denken over de toekomst van zijn glascollectie. En al snel stond het voor hem vast dat zijn verzameling, wanneer de tijd daar is, naar het Gemeentemuseum zal moeten gaan. Een voornemen waarmee het museum het uiteraard volledig eens is. Intussen rijpte ook het plan het museum financieel te steunen bij het onderzoek naar en het aankopen van glas. Met als resultaat de instelling van het Jaap en Joanna van der Lee-Boersfonds bij de Vereniging Rembrandt in 2001. Een initiatief dat niet alleen de Vereniging Rembrandt zeer welkom was, omdat zij op dat moment met de gedachte speelde speciale fondsen in te stellen, maar ook bij het Gemeentemuseum Den Haag in vruchtbare aarde viel. Dankzij het fonds heeft het Gemeentemuseum in de afgelopen tien jaar een aantal bijzondere glasaankopen kunnen realiseren. Het aardige is dat dit steeds in nauw overleg met de heer Van der Lee is
gebeurd, die op deze wijze uiting kan blijven geven aan zijn nog immer aanwezige verzameldrang. G LAS D OOR D E EEU WEN H E E N
Vaas ‘Ostuni’ Lino Tagliapietra 1999. Filigraanglas, H 47,5 cm GEMEENTEMUSEUM, DEN HAAG
6
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2011
De eerste aankoop met behulp van het fonds betreft de verwerving van de vaas Ostuni (1999) van de Italiaanse glaskunstenaar Lino Tagliapietra (1934). De aanleiding voor deze verwerving vormde de tentoonstelling A.D. Copier en Lino Tagliapietra. Inspiratie in glas uit 2000, waar het werk van de belangrijkste Nederlandse glaskunstenaar van de 20ste eeuw werd geconfronteerd met dat van de niet minder bekende Italiaanse glaskunstenaar Tagliapietra. Het object, dat is versierd met verschillende varianten filigraanglas, is een prachtig voorbeeld van de wijze waarop Tagliapietra deze eeuwenoude Venetiaanse glastechniek actueel heeft weten te maken. Een verwerving van geheel andere aard is een 12de-eeuws flesje uit Iran, dat een substantiële aanvulling vormt op de unieke collectie islamitisch glas die het museum rijk is. Het flesje werd aangekocht ter gelegenheid van de tentoonstelling Glas uit de Oriënt die in 2006-07 in het museum plaatsvond. Het object is vervaardigd van in de mal geblazen, paars glas dat is versierd met een lineair decor. Wat het qua afmetingen bescheiden flesje zo bijzonder maakt, is niet zozeer het feit dat het nog volkomen gaaf is, maar vooral het gegeven dat het om een van de vroegste voorbeelden van glas in een aubergine- of mangaanpaarse kleur gaat. Deze kleur werd vanaf de 12de eeuw toegepast en vormde een welkome uitbreiding van het tot dan toe bestaande kleurenpalet dat voornamelijk uit groen en in mindere mate uit blauw bestond.
Flesje Iran 12de eeuw. In de mal geblazen glas met lineair decor in reliëf, H 9.2 cm GEMEENTEMUSEUM, DEN HAAG
Proefraam Astatheater Den Haag Chris Lebeau, uitvoering H. Liefkes, Den Haag 1920-31. Glas-in-lood, 33,3 x 27,6 cm GEMEENTEMUSEUM, DEN HAAG
De veelzijdigheid van de Haagse glascollectie én van de belangstelling van de heer Van der Lee weerspiegelt zich in de verwerving in 2006 van een viertal proeframen van de sierkunstenaar Chris Lebeau (18781945). We spreken van proeframen omdat het hier om de ontwerpen gaat van de glas-in-loodramen die werden aangebracht in het Astatheater aan het Spui in Den Haag. Voor deze bioscoop heeft Lebeau in 1920-21 decoratieve onderdelen verzorgd als wandbespanningen, tapijtwerk, verlichtingselementen, glas-in-loodramen en bouwsculptuur. Helaas is van al deze ontwerpen nagenoeg niets
bewaard gebleven, omdat reeds tien jaar na de opening het gehele interieur werd vernieuwd. Om deze reden zijn de proeframen, vervaardigd door het in die tijd bekende Haagse glazeniersbedrijf van H. Liefkes (1891-1967), de enige getuigenissen van het Gesamtkunstwerk dat het Astatheater ooit was.
7
Het ontwerp van de vier proefraampjes stelt een sterk geabstraheerde, symbolische figuur voor die is opgebouwd uit een kubistisch spel van gekleurde stukken glas. Ze zijn exemplarisch voor de ontwerpstijl van de verdwenen ramen die alle een allegorische betekenis hadden. Zo bevond zich boven de ingangsdeuren van de bioscoop een driedelig raam met als onderwerp De aanbidding van het gouden kalf. Andere ramen verbeeldden thema’s als Moederweelde, Vrouw in verschillende levensomstandigheden, Industriearbeider en Arbeiders in diverse beroepen. Het trappenhuis was beglaasd met ramen die in leeftijd opklimmende Menstypen voorstelden. Het is de vraag in hoeverre de naar ontspanning zoekende bioscoopbezoekers zaten te wachten op deze moralistische onderwerpen en of zij de afbeeldingen wel begrepen. De werkelijkheid is dat de ramen niet voor het Astatheater waren ontworpen, maar voor het Volksgebouw van de Sociaal-Democratische Arbeiders Partij (S.D.A.P.) dat rond 1915 aan de Haagse Prinsegracht gerealiseerd had moeten worden. EEN HUZ A REN STU K VA N G LAS
De meest spectaculaire aanwinst die met behulp van het Van der LeeBoersfonds kon worden verwezen-
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2011
lijkt, is ongetwijfeld de 35 centimeter hoge bokaal met deksel die wordt toegeschreven aan Jacob Sang (ca. 1720-1786). Deze aanwinst uit 2008 imponeert zowel qua vorm als qua versiering. De bokaal van helder loodglas is niet alleen rijk geslepen met onder meer facetten, maar ook voorzien van voorstellingen in delicate radgravure. Net zoals de eerder besproken bokaal, zien we hier een voorstelling van een buitenplaats, in dit geval Meer en Berg bij Heemstede. Het buiten was eigendom van de Amsterdamse koopman Aernout van Lennep die ook een grote kunstcollectie bezat. Een van de gravures laat de
Bokaal met deksel toegeschreven aan Jacob Sang 1765-70. Nederlands of Engels loodglas met radgravure en slijpwerk, H 35,1 cm GEMEENTEMUSEUM, DEN HAAG
De persoonlijke keuze van… Titus M. Eliëns De vraag mijn favoriete stuk te kiezen uit de glasaankopen die de Vereniging Rembrandt sinds haar ontstaan mogelijk heeft gemaakt, roept bij mij dezelfde verwarrende gevoelens op die ik als kind had wanneer ik mocht kiezen uit een rijk gevulde snoeptrommel. Koos je voor de trekstaaf, dan moest je de spek laten liggen, stopte je een schuimblok in je mond, dan was de kans op de in chocola gedompelde nougat definitief verkeken. Toch zal ik ook nu uit al het vele ‘lekkers in glas’ een keuze moeten maken. Geholpen door mijn fascinatie voor de kunstnijverheid van de 19de eeuw, kies ik voor de geëmailleerde glazen schotel van de Venetiaanse firma Salviati & Co. uit circa 1878. Deze indrukwekkende schotel met een diameter van maar liefst 60 centimeter is door Leopoldo Bearzotti beschilderd met een mythologische voorstelling die is ontleend aan een schilderij van Tintoretto. We zien links de bevallige Ariadne, achtergelaten op het eiland Naxos, en rechts de wijngod Bacchus die uit de zee oprijst. Met een liefdevolle blik reikt hij Ariadne een ring aan waarmee hij haar niet alleen ten huwelijk vraagt, maar ook bevrijdt uit haar ballingschap. Uit de hemel komt de godin van de liefde Venus toegesneld om hun liefde te bevestigen. De rand van de schaal is versierd met renaissancistische motieven en Amorfiguurtjes. Door haar ruimhartige financiële ondersteuning heeft de Vereniging Rembrandt in 1991 deze aankoop van een van de meest voyante voorbeelden van de 19de-eeuwse glaskunst mogelijk gemaakt. Binnen de Collectie Nederland is het stuk zelfs uniek te noemen. In de verzameling van het Gemeentemuseum Den Haag vormt de schotel een essentiële schakel tussen het oude en het moderne glas.
Vaas Antonín Rückl 1925. Geslepen, grijsgroen glas, H 22,2 cm GEMEENTEMUSEUM, DEN HAAG
door Daniel Marot (ca. 1662-1752) ontworpen tuin zien met de in het oog springende Turkse tenten op de top van de piramidaal gevormde duinen. Daartussen rijst uit de vijver de zeegod Neptunus op, een beeld van Jan van Logteren (1709-1745). Even exotisch is de andere voorstelling met twee hoge pagodes die als vuurbakens voor de bootjes op het meer functioneren. De vraag dringt zich op ter gelegenheid waarvan en door wie dit huzarenstuk in glas is besteld. Het zou kunnen dat Van Lennep als kunstverzamelaar zelf de opdracht heeft gegeven. Maar wellicht is het een geschenk ter gelegenheid van bijvoorbeeld zijn 50ste verjaardag. Wat de aanleiding ook moge zijn, de bokaal behoort tot de meest prestigieuze objecten van de 18de-eeuwse Nederlandse glaskunst. Hoewel het glas niet is gesigneerd, is het hoogstwaarschijnlijk van de hand van de beroemde glasgraveur Sang, die in Amsterdam werkzaam was. Hij had daar een ‘Engelsche glaswinkel’ waar hij onder meer Engelse bokalen ‘sneed en sleep’. Ons glas behoort tot de beste stalen van deze technieken. BOH EEMS EN ITA LIA A N S G L A S
De meest recente verwerving die met steun van het Jaap en Joanna van der Lee-Boersfonds is gerealiseerd, betreft een verzameling van veertig
Bokaal Josef Drahon˘ovský 1925-30. Geslepen, helblauw glas, H 27,5 cm GEMEENTEMUSEUM, DEN HAAG
fles van de bekende architect en vormgever Gio Ponti (1891-1979) in het oog. Het door Venini & Co. uitgevoerde object is samengesteld uit gelige en blauwe glasstaven (canne).
Kom Paolo Venini 1966. Filigraanglas, D 18,4 cm GEMEENTEMUSEUM, DEN HAAG
te bouwen en te verdiepen. Dat dit steeds in nauw overleg met de oprichter gebeurt, maakt een fonds, ingesteld bij leven, nóg persoonlijker. Zeker in het geval van de heer Van der Lee, die met nimmer aflatende interesse het verzamelbeleid van het Gemeentemuseum Den Haag op de voet volgt. Titus M. Eliëns is hoofd Collecties Gemeentemuseum Den Haag en bijzonder hoogleraar
stukken Boheems glas uit de periode 1900-1930 en Italiaans glas uit voornamelijk de jaren vijftig en zestig van de afgelopen eeuw. Dankzij deze aankoop van een particuliere verzameling is een jarenlange wens van het museum in vervulling gegaan om de collectie op deze beide gebieden te versterken. Tot het Boheemse glas behoren fraaie voorbeelden van kunstenaars van de Wiener Werkstätte, onder wie Josef Hoffmann en Dagobert Peche, maar ook het werk van minder bekende namen als Antonín Rückl (1840-1930), die in 1903 te Nižbor (Tsjechië) een nog steeds bestaande glasfabriek heeft opgericht. Van zijn hand is een taps toelopende vaas uit 1925 die tot de beste voorbeelden van de internationale art deco in glas behoort. De grijsgroene wanden van de vaas zijn opgebouwd uit een decor van rijk geslepen, geabstraheerde bladeren. Even aansprekend en representatief voor de vormgeving van die jaren is de bokaal van de Praagse beeldhouwer Josef Drahon˘ovský (1877-1938), die bekend staat om zijn rijk gegraveerde glaswerk. In de huid van de helblauwe bokaal is een versiering uitgeslepen van twee (half)naakte vrouwen en een jongeling die druiven plukken. Onder de Italiaanse stukken van na de Tweede Wereldoorlog springt de ranke, ruim 35 centimeter hoge
9
Fles Gio Ponti, uitvoering Venini & Co. Ca. 1951. Filigraanglas, H 36,4 cm GEMEENTEMUSEUM, DEN HAAG
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2011
Filigraanglas is een specialisme van Venini zoals de kom met een vetro a retorti decor van de hand van Paolo Venini (1895-1959) laat zien. Als een wervelwind verspreidt zich vanuit het midden van de bodem het melkkleurige filigraanglas. Deze voorbeelden sluiten enerzijds aan op de rijke collectie antiek Venetiaans glas van het Gemeentemuseum, terwijl zij anderzijds preluderen op het eind-20steeeuwse filigraanglas van Tagliapietra, van wie wij al eerder het hierboven besproken stuk konden verwerven met behulp van het Van der LeeBoersfonds. De antropomorfe vormgeving uit de jaren vijftig is vertegenwoordigd met onder andere een glasobject in de vorm van een gans van Archimede Seguso (1909-1999). Het object heeft de voor Seguso zo karakteristieke versiering van helder glas waarbinnen rood en goudfolie is gevangen. Als telg van een bekende glasfamilie richtte Archimede in 1946 een eigen glasfabriek op waar zijn ontwerpen in onder meer filigraanglas werden uitgevoerd. De indrukwekkende glasoogst die de afgelopen tien jaar met behulp van het Van der Lee-Boersfonds kon worden binnengehaald, laat zien hoe substantieel de collectie van het Gemeentemuseum Den Haag is verrijkt. Dankzij het fonds is het museum in staat gesteld de collectie verder uit
Industriële Vormgeving Universiteit Leiden
Gans Archimede Seguso 1950. Helder overvangglas, D 34,7 cm GEMEENTEMUSEUM, DEN HAAG
Top 3: glas Afgelopen zomer kon u op de website van de Vereniging Rembrandt uw persoonlijke top drie samenstellen van de beste aankopen uit 2010. Deze keer zijn we benieuwd naar uw mening over het verzamelgebied glas. Wat zijn de mooiste aanwinsten die de Vereniging in de loop der jaren heeft gesteund? Laat uw stem horen op www.verenigingrembrandt.nl
NIEUWS VAN DE VERENIGING
Bedreigde collecties I Onlangs werd het derde en laatste deel van de Peter Stuyvesant-collectie bij Sotheby’s in Amsterdam geveild. Dit tot verdriet van de Vereniging Rembrandt, die had gehoopt dat de verzameling voor het openbaar kunstbezit behouden zou kunnen blijven. De collectie werd in de tweede helft van de vorige eeuw op initiatief van de ondernemer Alexander Orlov en met adviezen van diverse museumdirecteuren en andere deskundigen bijeengebracht. Het primaire doel ervan was het integreren van kunst in een industriële werkomgeving (de sigarettenfabriek in Zevenaar) om daarmee de productiviteit en arbeidsvreugde te verhogen. De Peter Stuyvesant-collectie van tabaksfabrikant British American Tobacco (BAT) is de grootste verzameling van naoorlogse en hedendaagse kunst die in Nederland ter veiling is gebracht. British American Tobacco Nederland heeft een gebaar naar het Nederlands openbaar kunstbezit gemaakt door ongeveer 130 werken uit de collectie te schenken aan de gemeente Zevenaar, en door daarnaast € 100.000 aan de Vereniging Rembrandt te doneren. Dit bedrag zal worden toegevoegd aan de algemene middelen en bij voorkeur worden ingezet voor ontwikkelingen in Zevenaar ten behoeve van het openbaar kunstbezit. Het Bestuur juicht het toe dat in ieder geval een gedeelte van de voormalige Stuyvesant-collectie voor het openbaar kunstbezit behouden blijft, wellicht door middel van de plaatsing van de geschonken kunstwerken in het toekomstige gemeentehuis van de gemeente Zevenaar.
Unieke kans
Bezoek het restauratieatelier van het Dordrechts Museum Afgelopen voorjaar wist het Dordrechts Museum een zeldzaam plafondstuk van de 18de-eeuwse kunstenaar Abraham Busschop te verwerven. Dit werk werd aangekocht met steun van het Willem en Mary Reus-de Lange Fonds van de Vereniging Rembrandt. Het Dordrechts Museum biedt de unieke gelegenheid om te kijken hoe het schilderij wordt gerestaureerd. De nieuwe aanwinst laat een keur aan prachtige vogels zien en wordt op dit moment als een op zichzelf staand schilderij aan de wand gepresenteerd. Het is echter de bedoeling dat het uiteindelijk wordt opgenomen in de Schoumanzaal van het museum. Bezoekers moeten het werk dan weer kunnen beleven zoals het ooit bedoeld was: als plafondstuk.
Voordat het zover is moet het schilderij eerst worden gerestaureerd. In het verleden zijn de randen van het doek namelijk omgeslagen, waardoor het werk niet meer zijn originele formaat heeft. Tijdens de restauratie worden deze randen weer teruggevouwen, wordt het verfoppervlak gereinigd en worden beschadigingen hersteld. Speciaal voor leden van de Vereniging Rembrandt zal het restauratieatelier van het Dordrechts Museum worden opengesteld. Tijdens een exclusief kijkje achter de schermen op 8 en 22 februari 2012 zal uitleg worden gegeven over de restauratie van het doek. Het Dordrechts Museum hoopt deze twee dagen veel leden van de Vereniging Rembrandt te mogen ontvangen. U kunt zich hiervoor aanmelden door een e-mail te sturen naar:
[email protected].
Vereniging Rembrandt ...meer dan alleen financiële steun 10
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2011
Bedreigde collecties II Na het faillissement van de DSB Bank werd de verzameling van het Scheringa Museum voor Realisme in Spanbroek eigendom van de Deutsche Bank. Er waren inmiddels stemmen opgegaan om de collectie in haar geheel voor Nederland te behouden, maar de plannen hiertoe bleken niet realistisch. De Vereniging Rembrandt heeft een selectie laten maken van de stukken die het belangrijkst zijn voor het Nederlands openbaar kunstbezit.
Utrechtse mastercursus kreeg vervolg
Mastercursus openbaar kunstbezit In het kader van het Vereniging Rembrandt-fellowship verzorgt hoogleraar Peter Hecht aan de Universiteit Utrecht elk jaar een mastercursus waarin het Nederlands openbaar kunstbezit centraal staat. Hiermee draagt de Vereniging Rembrandt bij aan de kennis van de geschiedenis, betekenis en functie van het openbaar kunstbezit onder jonge kunsthistorici. Naar aanleiding van het succes van deze cursussen aan de Universiteit Utrecht verzorgde Peter Hecht afgelopen zomer ook een dergelijke cursus voor de Summer School van de Onderzoeksschool Kunstgeschiedenis (OSK). Het OSK is het overkoepelende orgaan van de afdelingen kunstgeschiedenis van zes Nederlandse universiteiten.
11
Aan deze cursus werd deelgenomen door een groep enthousiaste promovendi en masterstudenten van deze verschillende universiteiten. Onder leiding van Peter Hecht werden vijf uiteenlopende musea als case studies behandeld. Door de presentatie van de vaste collecties kritisch te beoordelen en door in discussie te gaan met de directeuren van deze musea, leerden beide partijen iets over de beperkingen en mogelijkheden waarmee de museale wereld te maken heeft. Het fellowship van de Vereniging Rembrandt wordt mede mogelijk gemaakt door het kfHein fonds. In het volgende Bulletin wordt u uitgebreid op de hoogte gebracht van de resultaten van de cursus die afgelopen september aan de Universiteit Utrecht van start is gegaan.
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2011
De Scheringacollectie, die uit ongeveer 1400 kunstwerken bestaat, is de verzameling van een particulier en draagt hierdoor een sterk persoonlijk karakter. Vanuit het oogpunt van het Nederlands openbaar kunstbezit, en daarmee ook van de Vereniging Rembrandt, is het hierdoor niet vanzelfsprekend dat de gehele collectie bijeen moet blijven. Het gaat de Vereniging erom dat de ‘Collectie Nederland’ – het totaal van de openbare verzamelingen – zo sterk mogelijk is. De Vereniging Rembrandt heeft om deze reden haar adviseur Carel Blotkamp gevraagd om samen met de musea die ‘realistische’ kunst verzamelen een inventarisatie te maken van de werken die voor het Nederlands openbaar kunstbezit een belangrijke toevoeging zouden betekenen. De musea hebben zich in grote eensgezindheid en niet gedreven door eigenbelang van deze opdracht gekweten. Inmiddels is er een zorgvuldige, gemeenschappelijke selectie gemaakt, die hopelijk in overleg met de eigenaar voor Nederland kan worden behouden. Jan Mankes: goed vertegenwoordigd in de Scheringa-collectie.
Interview met Willem Bijleveld, directeur van Het Scheepvaartmuseum
Een pretpark met inhoud
VEERLE CORSTENS
Twee containerdeuren gaan open. Achter die geribbelde deuren begint op vier schermen een filmprojectie. We zien afmerende schepen, trossen die los worden gegooid, containers die uitgeladen worden en goederen die hun weg vervolgen en uiteindelijk in de schappen van de supermarkt terechtkomen. In Het Scheepvaartmuseum worden nieuwe middelen om bezoekers te raken niet geschuwd. Volgens directeur Willem Bijleveld gaat het om de emotie in een museum, niet alleen om de objecten maar ook om de verhalen erachter.
12
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2011
Het gebouw van Het Scheepvaart museum heeft de afgelopen jaren een metamorfose ondergaan. Daar is het niet bij gebleven, want de inhoud van het museum is eveneens volledig veranderd. Het doel van Bijleveld is om nieuwe mensen te trekken, ook mensen die nog nooit in hun leven in een museum zijn geweest. En dat doe je volgens Bijleveld niet met ‘moeilijke museale dingen als tekstbordjes’. Achter ieder object dat tentoongesteld wordt zit een emotie, en het is de taak van het museum om die te laten zien. Dus prachtige oude globes worden geëxposeerd en de scheepsschilderkunst wordt getoond, maar er is ook een nieuwe belevenis die ‘De Zeereis’ heet. Een multimediale experience waar je zelf moet meeroeien en je ook midden in een storm terechtkomt. EFTELIN G -BELEVEN IS
Dat het museum hiermee een Efteling-
belevenis zal worden ziet Bijleveld niet als kritiek maar juist als een compliment. ‘Als we zo’n vorm kunnen bereiken dan is dat geweldig. Met dit verschil dat er bij ons echte verhalen verteld worden in plaats van sprookjes. Het mag qua vorm een pretpark zijn, maar dan met museale inhoud.’ Bijleveld, van oorsprong astronoom en voormalig directeur van Madame Tussauds, is niet bang voor entertainment. Tegelijkertijd krijgt hij glimmende ogen als hij vertelt over de zeeslag bij Gibraltar, afgebeeld op een schilderij uit de collectie zeevaartschilderkunst. Want nieuwe multimediatentoonstellingen ten spijt, natuurlijk draait het in Het Scheepvaartmuseum ook om de prachtige collecties navigatieinstrumenten, globes, scheepsornamenten en bijzondere schilderijen. Daar tussendoor lopend zie je het enthousiasme van Bijleveld groeien. Hij rakelt moeiteloos jaartallen en
historische gebeurtenissen op en is vooral blij dat er nu meer publiek zal komen kijken dan ten tijde van het oude museum. ‘Dat was leuk voor de liefhebber, maar saai!’ De vernieuwing is niet zonder grondig marktonderzoek gegaan. Onderzoeksbureau Motivaction onderzocht vele van de tentoonstellingen voordat ze gemaakt werden. ‘Zo kwamen we erachter dat de presentatie over de Amsterdamse haven niet alleen een bezoekerscentrum moest worden. Wij wilden een hedendaagse tentoonstelling maken, maar uit het testpanel bleek dat er ook behoefte was om de geschiedenis van de haven te laten zien.’ De nieuwe aanpak komt vooral voort uit doelgroepdenken. Het Scheepvaartmuseum had al de aandacht van de maritieme liefhebber, nu komen daar dankzij bijvoorbeeld een kleutertentoonstelling met lichtgevende kwallenknuffels en een educatieve zaal over de walvis, ook gezinnen bij en bezoekers die überhaupt nog nooit een museum van binnen hebben gezien. Daarom heeft Bijleveld bij zijn begroting ingezet op 300.000 bezoekers per jaar. ‘Maar het worden er 400.000’, zegt hij zelfverzekerd. Aan overtuiging ontbreekt het de 59-jarige directeur niet. Hij is zichtbaar opgetogen na de vijf openingen die het museum beleefde in het eerste weekend van oktober. Zijn werk is de afgelopen jaren duidelijk niet in 36 uur per week gedaan, toch lijkt het hem gemakkelijk af te gaan. Het enthousiasme spat ervan af. Van de stad Amsterdam kreeg hij dan ook de Frans Banninck Cocq Penning. Bijleveld is er verguld mee dat de stad hem heeft geëerd, volgens hem omdat hij een vergeten museum op de kaart heeft gezet.
13
G ELIJKE H ORIZON TEN
Mensen lezen tekstbordjes langer dan dat ze naar een schilderij kijken, dat is toch zonde?
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2011
Maar niet alleen nieuwe tentoonstellingen zijn geïnstalleerd, ook de presentatie van de reeds aanwezige schilderijen is aangepast. De werken hangen niet allemaal op dezelfde hoogte, maar als je goed kijkt zijn de horizonten van de werken wel op één lijn. ‘Een kunsthistoricus zou het nooit zo doen, maar het geeft een levendig effect omdat de schilderijen verschillende formaten hebben. Het lijkt te dansen, maar het is stabiel’, zegt Bijleveld. Door een zwarte glimmende ondergrond onder de schilderijen wordt het idee van zee gewekt, met een reling als afscheiding tussen wandelpad en kunst. Zo krijgt de bezoeker het gevoel op het land te lopen terwijl de schilderijen als het ware in het water staan. Omdat de vloer ook een beetje ongelijk loopt, lijkt het soms zelfs alsof hij zich op een boot bevindt. Maar dat is geen opzet, het gebouw is simpelweg niet helemaal recht. Het licht in de zalen is gedimd, zodat de schilderijen nog beter kunnen worden uitgelicht. Volgens Bijleveld zijn er fantastische lichtontwerpers aan de slag geweest: ‘Er staan natuurlijk lampen op een schilderij gericht,
maar ook drie kleine spots die de witpartijen uitlichten. Daardoor krijg je veel meer diepte in het schilderij.’ De schilderijen glimmen ook allemaal van de verse vernis; tijdens de verbouwing was er alle tijd om de doeken schoon te maken en te restaureren. De tekstbordjes ernaast zijn zo beknopt mogelijk gehouden, Bijleveld legt uit waarom: ‘Mensen lezen tekstbordjes langer dan dat ze naar een schilderij kijken, dat is toch zonde?’ Eenmaal binnen valt het oog al snel op het grootste maritieme schilderij dat Nederland rijk is, de Zeeslag bij Gibraltar van Cornelis Claesz. van Wieringen. Bijleveld brandt direct los: ‘Op dit doek is de Hollands-Zeeuwse vloot te zien die de Spaans-Portugese vloot verslaat. Dat heeft geleid tot het Twaalfjarig Bestand, en daarmee de succesvolle ontwikkeling van de VOC. De route naar Indië werd veel beter toegankelijk en dat heeft de VOC vleugels gegeven. Het schilderij is zo mooi opgeknapt, dat je prachtige details veel beter ziet. Kijk bijvoorbeeld eens naar de matroos in de mast links op het doek. Hij is de vlag van het schip van de vice-admiraal aan het strijken, dat was het teken dat de strijd wel zo’n beetje gestreden was.
Levensgevaarlijk werk, maar wel honderd gulden waard.’ Ernaast hangt het modello dat Van Wieringen maakte ter voorbereiding op de definitieve versie, aangekocht mede dankzij de Vereniging Rembrandt (zie over deze aanwinst pp. 20 -24). ‘Dit is mooi om naast elkaar te hangen, zo zie je de ontwikkeling van een schilderij. Want zo’n groot werk komt natuurlijk niet in één keer tot stand.’ Dat er vaak heel wat vooraf gaat aan het maken van een schilderij wil het museum ook in de vierde zaal met 20ste-eeuwse scheepvaartkunst laten zien. Het gaf de kunstenaar Peter van Dongen opdracht om een nieuw schilderij speciaal voor het museum te maken. In een documentaire die naast zijn werk te zien is, werkt van Dongen aan zijn doek, dat de Afrika-Holland Lijn in beeld brengt. Hier zien we hoe hij in negen maan-
14
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2011
den tijd van een ‘hatelijk wit doek’ tot een voltooid schilderij komt. ‘Dit staat model voor alle schilderijen’, volgens Bijleveld. Terug in de eerste zaal zien we een penschilderij van Ludolf Backhuysen dat eveneens door de Vereniging Rembrandt werd gesteund. Voor maritieme schilderijen is deze techniek zeer geschikt, weet Bijleveld. ‘Met olieverf wordt de lucht mooi afgebeeld, de inkt kan de details van de schepen goed naar voren laten komen. Dit duurde wel drie keer zo lang, dus vreselijk veel van dit soort schilderijen zijn er niet gemaakt. Dit scheepsportret van de Vrijheid is kunsthistorisch interessant omdat het een levendige penschildering is. Daarnaast is het documentair boeiend, want je ziet het maritieme bedrijf van Amsterdam goed in beeld. Als kleine bonus prijkt linksonder ’s Lands Zeemagazijn, het opslaggebouw van de Admiraliteit.
Dit is het eerste schilderij waarop ons eigen gebouw te zien is’, glimt hij. De steun van de Vereniging Rembrandt is voor Het Scheepvaartmuseum essentieel. ‘Op het moment dat we iets zien waarvan we denken dat het wel eens iets voor de Vereniging zou kunnen zijn, kloppen we daar eerst aan, daarna pas bij andere fondsen. Want als we steun hebben van de Vereniging volgen andere organisaties meestal snel. Zoals je ziet op het bordje bij het schilderij van Backhuysen: veertien namen van andere fondsen.’ Dat Bijleveld enthousiast is over de nieuwe opstelling moge duidelijk zijn, maar aan een kritische blik ontbreekt het hem niet. Een groot scherm waarop je kunt spelen met de details van een schilderij geeft niet de informatie die hij wil: ‘Nou, dat moet ik nog even navragen. Hier kunnen we meer informatie in plaatsen.’ En
in de derde zaal hangen volgens hem de horizonten nog niet helemaal gelijk. ‘Dat moeten we nog bijstellen, ze staan te veel te dansen.’ L O S G E S L A G E N N EDER LAND
De vernieuwing van het museum was hard nodig volgens Bijleveld. In zijn speech bij de heropening van het museum zegt hij dat Nederland is losgeslagen van zijn ankers. ‘De samenhang ontbreekt in ons land en historische musea kunnen een belangrijke rol spelen in het binden van het land’, denkt hij. Bijleveld vindt dat de betrokkenheid bij het maritieme verleden van Nederland ernstig is afgenomen en ziet het als de taak van het museum die terug te brengen. ‘Niet alleen vroeger was de zeevaart cultuurbepalend voor Nederland, nog steeds is zeehandel belangrijk. Zeventig procent van de in- en export van producten vindt over zee plaats. Daarom moeten we onze eigen geschiedenis niet weggooien. Jammer genoeg is VOC-mentaliteit een haast besmet woord geworden, maar de ondernemersgeest kunnen we wel gebruiken.’
We moeten de grootsheid van Nederland als zeevarende natie weer ervaren
WEL VERHUUR, GEEN PARTYCENTRUM
Het Scheepvaartmuseum lijkt zijn tijd vooruit; vele kunstinstellingen zijn nu in rep en roer vanwege de recessie en de bezuinigingen, terwijl Het
15
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2011
Scheepvaartmuseum allang andere manieren van fondsenwerven en het trekken van publiek heeft gevonden. Dat komt omdat er jaren geleden al vele signalen waren dat de overheid geen gespreid bedje meer zou zijn. De verbouwing is weliswaar betaald door de overheid, voor de inrichting zocht én vond het museum geld bij fondsen, bedrijfsleven en particulieren. Het Scheepvaartmuseum zoekt niet alleen nieuwe doelgroepen door de tentoonstelling aan te passen, ook biedt het vernieuwde museum ruimte voor evenementen. Bang dat Het Scheepvaartmuseum daardoor een ordinair partycentrum wordt, is Bijleveld niet. ‘Er is altijd de historische context, iedere bijeenkomst is vol in contact met het monument waar het museum in huist. En zo werkt het niet alleen voor ons, elk museum kan volgens mij een manier vinden om midden in de gemeenschap te staan. Voor ons is dit door ons prachtige pand te verhuren, voor het lokale museum in De Rijp zijn er andere mogelijkheden.’ Het draagvlak in de maatschappij heeft hij ook geprobeerd te creëren met Het Compagnie Fonds. Nadat overheid, bedrijven en fondsen al miljoenen bijeen hadden gebracht voor de verbouwing moest er nog vier miljoen euro worden opgehaald. En waarom niet bij particulieren? In
Het Compagnie Fonds zitten volgens oud VOC-model zeventien kamers. Die kamers worden weer bevolkt door zeventien heren en dames (dat laatste is dan weer niet VOCgebruik), die allemaal uit liefde voor de Nederlandse scheepvaartgeschiedenis hebben bijgedragen. Bijleveld zit er niet op te wachten om het PR-instrument van Nederland te worden, toch versterkt het museum het imago van Nederland enorm. ‘PR vind ik zo hol, terwijl het me juist om de inhoud gaat. De verhalen zitten erin. Maar natuurlijk is het geen toeval dat een tentoonstelling over de Gouden Eeuw gaat, daar komen veel toeristen op af.’ In die presentatie neemt acteur Waldemar Torenstra op levensgroot formaat ons mee met verhalen van een Engelse diplomaat, een globemaker, een zeemansvrouw, een kapitein, een slavin en een visserszoon. Ook in ‘De Zeereis’ komt er een BN-er aan te pas om het publiek mee te nemen. ‘Bekende Nederlanders hebben nu eenmaal een stoppende kracht, een bekend persoon weet het publiek vast te houden en mee te nemen naar het verleden. En dat is wat er moet gebeuren, we moeten de grootsheid van Nederland als zeevarende natie weer ervaren.’ Veerle Corstens is freelance journaliste
16
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2011
Portret van Catharina van Arkel (1589 – 1626) Henrick van Zijll (werkzaam eind 16de eeuw) Kasteel Ammersoyen (Geldersch Landschap en Geldersche Kasteelen) Ammerzoden
1598. Olieverf op paneel, 86 x 66,3 cm Gedateerd en geannoteerd: 1598 en (Aetatis?) 8 (opschrift thans niet meer zichtbaar) Herkomst: Kunsthandel Jan Roelofs, Maastricht (2010)
Nadat het portret van Catharina van Arkel bijna driehonderd jaar de wanden van kasteel Ammersoyen had gesierd, verdween het naar het buitenland. De omzwervingen die volgden duurden meer dan een eeuw. Nu is het portret van het innemende 8-jarige meisje weer thuis: terug op de plek waar Catharina is geboren. De steun van de Vereniging Rembrandt inspireerde ook andere gevers: zowel fondsen als particulieren volgden met aanvullende giften. Zo ontstond de mogelijkheid het portret van een kasteelvrouwe aan te kopen die niet alleen de meest dramatische episode in de historie van Ammersoyen meemaakte, maar ook de geschiedenis van het slot een beslissende wending gaf. In de westpunt van de provincie Gelderland, niet ver van Zaltbommel, ligt de waterburcht Ammersoyen. Op dit kasteel werd in 1589 Catharina van Arkel geboren. Zij was de jongste van drie kinderen die hun ouders op jonge leeftijd zouden verliezen. Catharina zal genoemd zijn naar haar grootmoeder Catharina van Gelre. Deze bastaarddochter van de Gelderse hertog Karel van Gelre voerde langdurig het bewind over de heerlijkheid Ammersoyen. Zij deed dat met veel inzet en was daarbij zelfs bereid tegen het Hof van Gelre te procederen over bepaalde belastingen die haar waren opgelegd. Daarnaast ondernam zij de nodige bouwactiviteit: in het poortgebouw van kasteel Ammersoyen is een wapensteen te zien met haar wapen. Met haar zoon George van Arkel, de vader van de geportretteerde, kwam Ammersoyen in rustiger vaarwater. Dit duurde tot 1590. Dat jaar was het meest rampzalige in de kasteelgeschiedenis. Feit en fictie mengen zich rondom de dramatische gebeurtenis die toen plaatsvond.
Afbeelding uit J. Box, Chronicles of the castle of Amelroy or Ammerzode, Londen 1870
Voor de verwerving van het Portret van Catharina van Arkel is steun verkregen van het BankGiro Loterij Aankoopfonds van de Vereniging Rembrandt, de M.A.O.C. Gravin van Bylandt Stichting, de Stichting Fonds A.H. Martens van Sevenhoven, de A.A. Brediusstichting en van particuliere begunstigers.
Dat kasteel Ammersoyen in 1590 werd getroffen door een grote brand is zeker. Een meer betrouwbare overlevering over het ontstaan van de brand meldt dat deze in de kinderkamer begon. Eigentijdse bronnen vermelden dat van de timmeragie nauwelyx een splinter was overgebleven. Ook is genoteerd dat de hele inboedel verloren ging, maar dat eenig gout en zilver naderhand uyten assche ende gruys werd gehaald. Vast staat dat George van Arkel bij de brand dusdanige verwondingen opliep, dat hij zes dagen later overleed. Toen twee jaar later ook zijn echtgenote stierf, bleven de drie kinderen Van Arkel verweesd achter. Op dat moment was de jonge Catharina nog maar drie jaar oud. Wie de kinderen daarna opvingen, is onbekend. Maar het ligt voor de hand dat de stiefouders
B R A ND!
Volgens een curieuze legende zouden George van Arkel en zijn vrouw Anna van Lockhorst behalve hun drie kinderen – Anna, Otto en Catharina – nog een dochter hebben gehad. Toen deze dochter verliefd werd op een jongen van geringe komaf, besloten haar ouders haar naar een klooster te sturen. Een groot feest volgde bij haar afscheid van het wereldse leven. Tijdens het festijn verscheen de minnaar ten tonele, die zijn geliefde ontvoerde terwijl de gasten achterbleven in een fel om zich heen slaande vlammenzee.
17
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2011
Portret van Anna van Arkel Henrick van Zijll 1598. Olieverf op paneel, ca. 86 x 66 cm VERBLIJFPLAATS ONBEKEND
de opdrachtgevers zijn van de portretten die werden geschilderd van de drie wezen. Een van deze werken is nu aangekocht voor kasteel Ammersoyen, de andere twee zijn in particulier bezit. ‘ O N FACT S AND NOT ON R OMANCE’
De kinderportretten tonen alle drie in een bovenhoek het familiewapen Van Arkel. In het geval van Anna en Catharina is dat gecombineerd met het wapen Van Lockhorst. Volgens oude bronnen zouden ze ook opschriften met het jaartal en de leeftijd van de geportretteerden hebben gedragen. Op basis van deze gegevens kunnen de voorgestelden al geïdentificeerd worden. Toch vormt een publicatie uit 1870 de belangrijkste sleutel tot kennis over de van Ammersoyen afkomstige portretten. De Chronicles of the castle of Amelroy or Ammerzode zijn geschreven door John Box, die zich een oude vriend noemt van de toenmalige kasteelheer Arthur baron de Woelmont. Box verbleef in de zomer van 1868 op uitnodiging van de baron op het kasteel. Zijn bedoeling was te jagen en te vissen. De temperaturen van die zomer, die Box omschrijft als ‘Senegalese hitte’, dwongen hem echter om verkoeling te zoeken binnen de muren van het kasteel. Baron de Woelmont wees hem op interessante bronnen over het gebouw en zijn vroegere eigenaren
18
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2011
en Box begon zijn onderzoek, dat zou resulteren in een van de vroegste Engelstalige publicaties over een Nederlands kasteel. Het boek van Box werd van illustraties voorzien in de vorm van 26 foto’s die, zoals de auteur vermeldt, van de hand van de kasteelheer zelf zijn. Het gebruikte procedé is dat van de kooldruk, een techniek die sinds 1855 is toegepast. Deze afbeeldingen tonen onder meer een aantal portretten, waaronder ook dat van Catharina van Arkel. Volgens Box dienen de foto’s niet alleen ter illustratie, maar ook om aan te tonen dat het boek gebaseerd is ‘on facts and not on romance’. De fantasie slaat echter wel degelijk bij hem toe, namelijk als hij het portret van Catharina van Arkel toeschrijft aan de kunstenaar Hendrick Goltzius. Hoewel Box een aantal bronnen bestudeerde, benutte hij de 16de-eeuwse rentmeestersrekeningen niet. Als hij dit had gedaan, dan was hij daarin een unieke vermelding tegengekomen: de betaling voor deze kinderportretten. De rentmeestersrekeningen van Ammersoyen maken duidelijk dat de drie werken zijn geschilderd door Henrick van Zijll. Bovendien geeft deze vermelding de exacte datering van de portretten. Rentmeester Adriaan van Noort tekent in zijn rekeningenboek op dat aan Van Zijll een bedrag is betaald van 32 gulden voor ‘de drie schilderijen van de kynderen van Arckel’ waar-
Kasteel Ammersoyen na de brand van 1590 toegeschreven aan Gillis Neyts Ca. 1660. Olieverf op doek, 110 x 174,5 cm SZÉPMÜVESZETI MUSEUM, BOEDAPEST
Portret van Otto van Arkel Henrick van Zijll 1598. Olieverf op paneel, 86,4 x 66,2 cm
Foto: Sotheby’s
PARTICULIERE COLLECTIE
voor de kwitantie dateerde van 16 juni 1598. Van de kunstenaar Henrick van Zijll is geen ander werk bekend, noch iets over zijn levensloop. Box vermeldt bij het portret van Catharina dat zij een dochter was van het slachtoffer van de grote brand. Haar kledij omschrijft hij als ‘van de tijd van Koningin Elisabeth van Engeland, met een grote plooikraag om de hals en een fluwelen japon.’ Inderdaad springen de met zorg weergegeven, kostbare rode japon en de kanten kraag en zakdoek direct in het oog. Maar de juwelen, vooral de hoeveelheid gouden kettingen, de fijnzinnige armband en de aigrette, het haarsieraad van witte struisvogelveren, spreken de moderne kijker misschien wel het meest aan. AF T O C H T E N T H UISK OMST
Catharina van Arkel groeide op en trouwde met René van Renesse baron van Elderen en Masny. Daarmee gaf zij de geschiedenis van Ammersoyen een beslissende wending. Zij vormde immers de schakel naar haar ZuidNederlandse nakomelingen die vanaf 1694 eigenaar werden van de heerlijkheid. De laatste van hen, Arthur baron de Woelmont, besloot zich permanent in België te vestigen en Ammersoyen te verkopen. Dat gebeurde kort na de verschijning van John Box’ boek over het kasteel. In 1873 trok de baron zich terug op kasteel
19
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2011
Opleeuw. Alle in de Chronicles of the castle of Amelroy or Ammerzode beschreven portretten verhuisden mee, maar raakten al snel verspreid. Voor Ammersoyen begon hiermee een periode van teloorgang. Eerst werd het kasteel als klooster in gebruik genomen, maar de zware schade die het gebouw opliep tijdens de Tweede Wereldoorlog maakte een einde aan die functie. Vanaf 1954 was een wasmachinefabriek in het kasteel gevestigd. Nieuwe hoop voor Ammersoyen gloorde pas in 1957, toen de Stichting Vrienden der Geldersche Kasteelen het kasteel verwierf. Een omvangrijke restauratie volgde. Tijdens de restauratiewerkzaamheden werden de muurtrappen teruggevonden, waarvan de treden brandsporen uit 1590 vertonen. Sinds de afronding van de restauratie is Ammersoyen ingericht en voor het publiek opengesteld. Het portret van Catharina van Arkel, waarvan kunstenaar, datering en zelfs de betaling bekend zijn, is nu te zien op de plaats waarvoor het is gemaakt: een zeldzaam samenspel. Het paneel hangt in precies hetzelfde vertrek als dat waar John Box het schilderij aantrof. In die ruimte is tijdens de restauratie een vensternis opengemaakt. In de stuclaag daarvan zijn ingekraste kindertekeningen gevonden. Deze zijn gemaakt tijdens de verbouwing van het kasteel na de grote brand. Zouden Anna, Otto en Catharina wellicht verantwoordelijk zijn geweest voor deze krabbels? Als dat zo is, dan zijn met de terugkeer van het portret de onschuldige kindertekeningen en de maakster ervan weer verenigd s Jorien Jas Conservator Geldersch Landschap en Geldersche Kasteelen
Vermelding van de betaling van 32 gulden aan de schilder Henrick van Zijll, zoals opgenomen in de rentmeestersrekeningen van Adriaan van Noort, 1598 (Gelders Archief, Arnhem)
Bronnen Gelders Archief, 0372 Huis Ammerzoden, inv.nr. 47: Rentmeestersrekeningen 1597-98 J. Box, Chronicles of the castle of Amelroy or Ammerzode, Londen 1870 D.J.G. Buurman, Ammersoyen. Bijdragen tot de geschiedenis van het kasteel, de heerlijkheid en de heren van Ammersoyen, Arnhem/ Zutphen 1986, vooral het hoofdstuk door jhr. F.G.L.O. van Kretschmar, Wat over de familieportretten van Ammersoyen achterhaald kon worden, pp. 209-236 S. van Doornmalen, ‘An Englishman abroad. De onbekende auteur van ‘The Chronicles of the castle of Amelroy’, Tussen de Voorn en Loevestein, 41 (2005) nr. 125, pp. 23-32 S. van Doornmalen en M. van Heumen, ‘John Box (18071888). Jurist, ingenieur en uitvinder’, Tussen de Voorn en Loevestein, 47 (2011), nr. 143, pp. 12-25
In 1622 kreeg de Haarlemmer Cornelis Claesz. van Wieringen de opdracht om een schilderij te vervaardigen van de Zeeslag bij Gibraltar, een bloedig treffen tussen de Nederlandse oorlogsvloot en de Spanjaarden. Dat gevecht had vijftien jaar eerder plaatsgevonden. Voor hij met de uitvoering begon maakte Van Wieringen een modello, een geschilderd ontwerp op klein formaat. Het Scheepvaartmuseum in Amsterdam wist dit kortgeleden aan te kopen met een bijdrage van de Vereniging Rembrandt. Jarenlang was het in particulier bezit, maar nu is het verenigd met het grote schilderij dat Van Wieringen op basis van dit ontwerp vervaardigde en dat al lange tijd deel uitmaakt van de collectie. In het vernieuwde Scheepvaartmuseum zijn beide nu naast elkaar te zien. Het is een zeldzame combinatie, die duidelijk maakt hoe een prestigieuze kunstopdracht in de 17de eeuw verliep.
Modello voor een schilderij van de Zeeslag bij Gibraltar, 25 april 1607 Cornelis Claesz. van Wieringen (Haarlem voor 1580 – 1633 Haarlem) Het Scheepvaartmuseum Amsterdam
1622. Olieverf op paneel, 49 x 115 cm Gesigneerd rechtsonder: F C W. Herkomst: veiling Bonhams, Londen, 5 december 2007
Rond 1620 ontstond bij de Admiraliteit van Amsterdam het plan om een bijdrage te leveren aan de decoratie van het nieuwe verblijf van stadhouder Prins Maurits aan het Binnenhof in Den Haag. De keuze viel op een schilderij van een recente gebeurtenis uit de maritieme geschiedenis, de Zeeslag bij Gibraltar in 1607. Op 25 april van dat jaar voerde een Nederlandse oorlogsvloot een verrassingsaanval uit op de Spaanse zeemacht. Het werd de grootste overwinning in de toen al veertig jaar durende onafhankelijkheidsoorlog en nog wel een die plaats vond onder de Spaanse kust. Aan Nederlandse zijde voerde admiraal Jacob van Heemskerck het bevel, dezelfde die zich tien jaar eerder onsterfelijk had gemaakt door zijn overwintering op Nova Zembla met Willem Barentsz. Met een vloot van dertig schepen was hij door de Staten-Generaal uitgezonden om de militaire druk op de Spanjaarden op te voeren. Toen hij de vijand
20
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2011
niet aantrof bij Lissabon, voeren de schepen verder in zuidelijke richting. De Spaanse vloot bleek in de baai van de vestingstad Gibraltar te liggen. Op 25 april besloot de krijgsraad die Spaensche Armade, zijnde inde Strate ende Baye van Gibraltar (soo wij vernomen hadden) aen te tasten, hoe wel die laghen in haer eyghen haven ende onder t’geschut vande Stadt ende Casteel.
De verrassingsaanval mondde uit in een bloedig gevecht. Joris van Spilbergen was een van de hoofdofficieren van de Nederlandse vloot. Hij schreef een ooggetuigenverslag van de heerlicke victorie die God verleent heeft, dat binnen enkele weken na zijn terugkeer in het vaderland in druk verscheen: Daer is seer hert ende grouwelijck gevochten daer by vreeselijck ende wonderlijck om (te) sien het gheweldich branden der Spaensche
Twaalf Spaanse schepen werden tot zinken gebracht, brandden af tot op de waterlijn of werden aent Galioens.
(strand) ghedreven. Aan Nederlandse zijde ging geen enkel schip verloren. De Spanjaarden telden enige duizenden doden, de Nederlanders ‘slechts’ een honderdtal. De overwinning bij Gibraltar vormde een ideaal onderwerp voor een schilderij om cadeau te doen aan de stadhouder. Prins Maurits was opperbevelhebber van leger en vloot, en uit zo’n kunstwerk zou hij inspiratie kunnen putten voor de nabije toekomst. Het Twaalfjarig Bestand liep ten einde, zonder uitzicht op een permastrang
Sloep van de Nederlandse vloot (detail)
21
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2011
nente vrede. De oorlogsvloot zou dus nog een flinke rol moeten spelen! Wie anders dan de Haarlemse zeeschilder Hendrick Vroom zou dit plan moeten uitvoeren? Die had al de nodige ervaring met soortgelijke werken en zal in marinekringen algemeen bekend zijn geweest. De Amsterdamse heren hadden er goed aan gedaan eerst het Schilder-Boeck (1604) van Karel van Mander te lezen. Die roemt weliswaar Vrooms kwaliteiten (een schilder die in het Scheep-maken heel veerdigh en daeghlijcx beter wort) maar hij gewaagt ook van diens zakelijke inslag: wie wat van hem begeert, die moet het hem betalen. Dat bleek toen Vroom in een bespreking op 11 juni 1621 een honorarium van maar liefst 6000 gulden verlangde. Toen het admiraliteitsbestuur liet blijken dat wel erg veel te vinden – ter vergelijking: een matroos bij de VOC verdiende in die tijd rond de tien gulden per maand – verliet Vroom vloekend de vergaderkamer van de Amsterdamse Admiraliteit. De stukken spreken van insolente woorden en propoosten (uitspraken). De Admiraliteit wendde zich nu tot een stadgenoot van Vroom, Cornelis Claesz. van Wieringen. Toen het hierboven genoemde Schilder-Boeck verscheen stond Van Wieringen nog aan het begin van zijn carrière, maar Van Mander onderkende het talent van deze stadgenoot
De Zeeslag bij Gibraltar in
al: Daer is oock te Haerlem, en van Haerlem, Cornelis Claesz.
1607 (proefstuk)
den welcken de Zee-vaert en ander hanteringhe verlaten
Cornelis Claesz Van Wieringen
hebbende, heeft aenghevanghen te teyckenen en schilderen
ca. 1621. Olieverf op paneel 136,8 x 187 cm RIJKSMUSEUM, AMSTERDAM
schepen, (…) de takelinghe, touwen, en alle eyghenschappen der schepen verstaet hy uytnemende wel, en heeft alree soo aerdighe maniere van wercken, en suyver vaste handelinghe
gaan dat de uiteindelijke prijs zou worden vastgesteld door een commissie van vier neutrale personen. Die kwam uit op een bedrag van 2400 gulden. Van Wieringen liet het grote doek, met lijst ruim vijf meter breed, in januari 1623 van Haarlem naar Den Haag vervoeren. Ongetwijfeld zal dat per schip zijn gegaan. Daarvoor bracht hij nog eens 50 guldens en 7 stuivers in rekening. De ‘grote Gibraltar’ is via de Oranjes bij de Duitse keizerlijke familie terechtgekomen. In de jaren twintig van de vorige eeuw kon het Scheep vaartmuseum dit stuk voor een gering bedrag aankopen bij een Berlijnse kunsthandel. Door onderzoek in het Amsterdamse archief wist Willem Voorbeijtel Cannenburg, de toenmalige directeur van het museum, de hele geschiedenis van de opdracht te ontrafelen. Daardoor was al bekend dat Van Wieringen een proefstuk en een modello had gemaakt, maar het was de vraag of die nog bestonden.
van het trecken der touwen, dat hy niemant te wijcken heeft. MOD ELLO G EZOC H T DE OP DR ACHT STAP VOOR STAP
Van Wieringen stelde zich soepeler op dan zijn collega Vroom, maar kreeg de opdracht niet onmiddellijk. De bestuurders van de Admiraliteit gingen behoedzaam en stapsgewijs te werk. Eerst diende de kunstenaar een proeve van bekwaamheid af te leggen, door een scheepsgevecht van flink formaat te schilderen. Op dat schilderij, dat gelukkig ook bewaard is gebleven, is te zien hoe een Spaans galjoen uit elkaar spat tijdens een confrontatie met een Nederlands schip. Kennelijk waren de heren van de Admiraliteit onder de indruk van de vele details op het schilderij en de nauwkeurige weergave van de schepen. In elk geval mocht de kunstenaar nu aan de volgende fase beginnen: het maken van een modello voor het grote schilderij voor het stadhouderlijke verblijf. In feite was daarmee de opdracht aan Van Wieringen rond. Eén voorwaarde was er nog wel: hij moest ermee akkoord
De Zeeslag bij Gibraltar in 1607 (eindresultaat) Cornelis Claesz Van Wieringen 1622. Olieverf op paneel 180 x 488 cm HET SCHEEPVAARTMUSEUM, AMSTERDAM
Hoe de afmetingen van het modello en het eindresultaat zich tot elkaar verhouden, kunt u zien op p. 14 van dit Bulletin, waar een foto de beide schilderijen naast elkaar toont
22
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2011
Rond 1980 vielen de puzzelstukjes op hun plaats. Een anoniem schilderij in het Rijksmuseum werd rond die tijd geïdentificeerd als het proefstuk met de spectaculaire ontploffingsscène. In dezelfde tijd dook in de kunsthandel ook het modello op. Waar dit schilderij sinds 1622 was geweest is onduidelijk. Het is onwaarschijnlijk dat het met het grote schilderij is meegegaan naar Prins Maurits. Het wordt in elk geval niet genoemd in de inventaris van de stadhouderlijke verzamelingen van 1632. Zeker is alleen dat het in een Engelse verzameling is beland en via de kunsthandel (Galerie Hoogsteder in Den Haag) in privébezit is terechtgekomen, de collectie van Henk Visser in Wassenaar. De heer Visser was wapenhandelaar en bezat ook een indrukwekkende hoeveelheid historisch schiettuig. Een schilderijtje uit het begin van de 17de eeuw waarop veel geschoten werd, paste daar dan ook uitstekend bij. Toen Visser in 2006 overleed,
Kunstvragen greep het museum zijn kans. Op de veiling van Bonhams in Londen kon dit felbegeerde stuk op 5 december 2007 worden bemachtigd. Het grote doek en het modello hebben vrijwel dezelfde voorstelling. Te zien is de baai van Gibraltar, met geheel rechts de gelijknamige rots en de stad. In de baai speelt zich de zeeslag af, bestaande uit een aantal entergevechten tussen Spaanse en Nederlandse schepen. Het modello is met een lossere toets geschilderd, waardoor het een meer spontane indruk maakt dan de heel precies uitgewerkte eindversie. In zijn definitieve schilderij is Van Wieringen bovendien op enkele punten afgeweken van het ontwerp. De verschillen tussen model en eindversie laten mooi zien welke wensen de Admiraliteitsheren hebben ingebracht na bestudering van het voorstel. Van Wieringen heeft bijvoorbeeld het gevecht tussen de twee admiraalsschepen op het ontwerp bijna verstopt, links achter het grote schip met de Zeeuwse vlag. Op de eindversie heeft dit duel een centrale positie gekregen, zij het nog steeds op het tweede plan. Ook zijn er enkele schepen toegevoegd, zoals het kleine zeeschip, een jacht, links van het midden. Op de spiegel zijn de wapens van Prins Maurits en van de Admiraliteit van Amsterdam aangebracht. Zo vereeuwigde Van Wieringen, ongetwijfeld op verzoek van de Admiraliteit, de schenker én de ontvanger van het schilderij in de voorstelling. Dat is dan weer ten koste gegaan van de mooi uitgewerkte sloep met een grote Nederlandse vlag, vol gewapende mannen, die nu naar de linkerhoek van het tafereel is weggedrukt. Door de aankoop van het modello van de Zeeslag bij Gibraltar worden nu de drie fasen van de kunstopdracht uit 1621-23 in openbare collecties bewaard, twee in Het Scheepvaartmuseum en één in het Rijksmuseum. Dat opent ook de mogelijkheid om ze in de toekomst een keer bij elkaar te brengen en zo het hele verhaal te vertellen van de nasleep van een zeeslag in 1607. Van weinig 17de-eeuwse kunstopdrachten Literatuur is de gang van zaken zo nauwkeurig te R. Daalder, ‘Een zeeslag voor prins volgen. Dat maakt dat deze aankoop niet Maurits’, Maandblad Amstelodamum (2008), 2, pp. 3-12 alleen maritiem-historische en esthetische R. Daalder, ‘Cornelis Claesz van waarde heeft, maar ook van groot belang Wieringen en de Zeeslag bij is voor de kennis van de praktijk van de Gibraltar in 1607’, Scheepshistorie 9 (2010), 1, pp. 48-53 schilderkunst van de 17de eeuw s Remmelt Daalder Senior conservator
Het modello voor De Zeeslag bij Gibraltar, 25 april 1607 is aangekocht door de Vereeniging Nederlandsch Historisch Scheepvaart Museum en in bruikleen gegeven aan Het Scheepvaartmuseum, Amsterdam. De aankoop is gesteund door de Vereniging Rembrandt, de Mondriaan Stichting en het VSBfonds.
23
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2011
W. Voorbeijtel Cannenburg, ‘De zeeslag bij Gibraltar door Corn. Claesz. v. Wieringen’, Jaarverslag Vereeniging Nederlandsch Historisch Scheepvaart Museum (1928), bijlage B, pp. 52-60 J. Giltaij, J. Kelch et al., Lof der Zeevaert. De Hollandse schilders van de 17e eeuw, tent. cat. Rotterdam (Museum Boijmans Van Beuningen) en Berlijn (Staatliche Museen, Gemäldegalerie im Bodemuseum) 1997, cat. nrs. 10, pp. 108-112 (tekst: Ron Brand)
Lokke Moerel (46) Bestuurslid van de Vereniging Rembrandt
Wat is uw eerste kennismaking met kunst? ‘Toen ik 10 jaar was nam mijn opa mij voor het eerst mee naar Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam. Daar raakte ik helemaal betoverd door de surrealistische schilderijen.’ Herinnert u zich nog uw eerste kunstreproductie? ‘Ja, dat was een reproductie van een operazangeres van Kees van Dongen. Die heeft jaren boven mijn bed gehangen in mijn kinderkamer en is zelfs nog meeverhuisd naar mijn studentenkamer. Vriendjes en vriendinnetjes vonden die voorstelling maar raar. Daar heb ik me niets van aangetrokken, ik vond de kleuren en de kracht van die vrouw prachtig.’ Wat is uw eerste kunstaankoop? ‘In Leiden stond een heel oude eik in de Hortus, die op een gegeven moment ziek werd en al zijn bladeren verloor. De stam en takken werden helemaal in verband gewikkeld. Toen ik ergens een aquarel zag van deze zieke boom, heb ik die ter plekke gekocht voor 500 gulden – voor een student toen een astronomisch bedrag. Mijn huisgenootjes verklaarden me voor gek.’ Naar welk museum gaat u graag terug? ‘Ik houd van musea die niet te groot zijn. Ik kan echt overweldigd worden als er te veel te zien is. En verder houd ik van musea (of tentoonstellingen) die in de omgeving zelf al een kunstbeleving zijn. Zo word ik bijvoorbeeld echt blij van het wandelen in de beeldentuin van het Kröller-Müller Museum.’ Welke aankoop voor welk museum zou u graag willen steunen? ‘Dan denk ik gelijk aan werk van jonge kunstenaars. De geschiedenis leert dat veel mooie kunst is ontstaan doordat individuen in een bepaalde kunstenaar geloofden, zodat die zich in vrijheid kon ontwikkelen. Een tijd lang is die taak door de overheid verricht, maar die maakt nu terugtrekkende bewegingen. We moeten wel zorgen dat onze kinderen ook weer wat hebben om naar te kijken!’ Welk werk zou u graag met iedereen willen delen? ‘Dit vind ik altijd een rare vraag in deze rubriek! Op mijn kamer op kantoor hangen twee grote schilderijen van Peter Klashorst. Die zijn zo mooi, die wil ik met niemand delen, die hou ik lekker zelf!’
De vier kerkvaders verheerlijken de eucharistie Abraham Bloemaert (Gorinchem 1566 – 1651 Utrecht) Museum Catharijneconvent Utrecht
1632. Olieverf op doek, 206,5 x 155 cm Gesigneerd en gedateerd, rechtsonder, op het onderste boek: A. Bloemaert.fe 1632 Herkomst: veiling Sotheby’s, Londen, 8 december 2010
De vier kerkvaders verheerlijken de eucharistie van Abraham Bloemaert in Museum Catharijneconvent behoort tot de meest expliciet katholieke schilderijen uit de Nederlandse 17de eeuw. Het onderwerp van de vier kerkvaders was actueel geworden nadat het Concilie van Trente (1545 - 1563) de doctrine van de eucharistie als geloofsartikel bevestigde. Toch zijn er niet veel schilderijen waarin de kerkvaders in combinatie met de eucharistie worden weergegeven. Bloemaert, bepaald geen uitzondering als katholieke kunstenaar in de door protestanten gedomineerde Republiek, lijkt zelfs de enige schilder uit onze streken te zijn geweest die met dit thema aan de slag ging.
De vier kerkvaders verheerlijken de eucharistie Abraham Bloemaert
Ca. 1627. Zwart krijt, pen en penseel in bruin, gehoogd met wit, 431 x 360 mm KONINKLIJKE MUSEA VOOR SCHONE KUNSTEN, BRUSSEL
Het is ook een gewaagde afbeelding voor die tijd, want de hostie op het altaar is het middelpunt van de compositie. Daarmee schopt Bloemaert hard tegen de schenen van de protestanten. Voor hen is het brood namelijk een symbolische verwijzing naar het lichaam van Christus. Zij zijn ervan overtuigd dat Christus alleen door het woord bij de gelovigen kan binnenkomen. Voor katholieken ligt dat anders. In hun beleving verandert het brood door de zegening tijdens de eredienst in het lichaam van Christus en is hij dus fysiek aanwezig op het altaar: de transsubstantiatie. De katholieken stellen dat door het eten van het brood, Christus zélf bij de gelovige binnenkomt. Bij het breken van het brood bij het Laatste Avondmaal had Christus immers letterlijk gezegd: ‘neemt en eet dit brood, want dit is mijn lichaam’. Het schilderij dat Museum Catharijneconvent eind 2010 met steun van de Vereniging Rembrandt heeft kunnen aankopen, heeft een lange ontstaansge schiedenis. Al in de jaren 1625-27 maakt Bloemaert enkele voorstudies voor deze compositie, die bewaard zijn gebleven in museale collecties te Oxford en Brussel. In een eerste versie plaatst hij direct achter de hostie in de monstrans een schilderij met het gekruisigde lichaam van Christus, en in een volgend ontwerp tekent hij daar een voorstelling met het verhaal over de inzameling van het manna, het brood dat God de Israëlieten schonk toen Mozes hen door de woestijn leidde. Dit Oudtestamentische verhaal wordt vaak gezien als symbool van de eucharistie, de dankzegging voor het brood. RU BEN S ALS IN S PIRATO R
Omstreeks dezelfde tijd reist Peter Paul Rubens (1577 -1640) naar Utrecht en doet hij het atelier van Abraham Bloemaert aan. Het bezoek van deze wereldberoemde Antwerpse schilder in 1627 zegt veel over het aanzien dat
24
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2011
25
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2011
De vier kerkvaders verheerlijken de eucharistie Peter Paul Rubens Ca. 1609. Olieverf op paneel, 377 x 248 cm SINT-PAULUSKERK, ANTWERPEN
Bloemaert in de Nederlanden geniet. Het wordt een inspirerend bezoek. Rubens schilderde al rond 1609 een schilderij waarin de vier kerkvaders de eucharistie verheerlijken, heel toepasselijk voor de Heilig-Sacramentskapel van de Antwerpse Sint-Pauluskerk. Het schilderij bevindt zich daar nog altijd. Waar de voorstudies van Bloemaert in Oxford en Brussel duidelijk maken dat hij omstreeks 1627 zoekt naar een bevredigende compositie, is het goed voorstelbaar dat de artistieke grootheden bij hun ontmoeting dat jaar ook de kerkvaders bespreken. Hoe het ook zij, Bloemaerts uiteindelijke ontwerp van twee jaar daarna heeft een veel minder statisch karakter dan zijn eerste studies en refereert duidelijk aan het voorbeeld van Rubens. Op deze tekening, die zich in een particuliere verzameling in New York bevindt, zweven boven de hoofden van de kerkvaders twee engelen, die een monumentaal boek dragen uit een hemel die openbarst. Het boek bevat passages uit de Heilige Schrift met de symbolische betekenis van het brood als onderwerp. Geheel links zien
26
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2011
we Augustinus, die zich omdraait naar de kijker en wijst naar de monstrans met de hostie. De halfnaakte kluizenaar Hiëronymus wijst op zijn eigen bijbelvertaling en richt zich tot de twee kerkvaders rechts van hem. Bisschop Ambrosius bekijkt met kritische blik de geschriften van paus Gregorius over het dogma van de transsubstantiatie, terwijl Gregorius is gefixeerd op de monstrans met de hostie. In de achtergrond voegt Bloemaert nog iets bijzonders toe. Op het schilderij achter het altaar zijn de kruisiging en manna-inzameling uit de eerdere versies vervangen door een verbeelding van het Laatste Avondmaal. De figuur van Christus die het brood breekt wordt aan het oog onttrokken, want precies daar plaatst Bloemaert de monstrans met de hostie. De boodschap is duidelijk: Christus is de hostie. De Heilige Geest daalt intussen neer op het boek. VA N PREN T N AA R SCH ILD ERIJ
Bloemaert is blijkbaar tevreden over de compositie. Hij laat de tekening door zijn zoon Cornelis in 1629 uitwerken in
een gravure. Die kan in dienst van de godsdienststrijd verspreid worden onder een breed publiek. En dan gebeurt er iets unieks in het oeuvre van Bloemaert: een katholieke opdrachtgever is blijkbaar zo onder de indruk van de compositie, dat hij de kunstenaar vraagt om deze uit te voeren als een monumentaal schilderij. Waar doorgaans gemakkelijk te verspreiden en betaalbare prenten kostbare schilderijen navolgen, is het hier dus precies andersom. In de geschilderde versie brengt Abraham Bloemaert de kerkvaders en hun gewaden in prachtige, heldere kleuren tot leven. De bisschopsmantel van Augustinus, links op de voorgrond, springt daarbij bijzonder in het oog. Bloemaert laat zich hier inspireren door de 15de-eeuwse bisschopsmantel van David van Bourgondië. Deze mantel, die in meer schilderijen van Bloemaert figureert, werd toentertijd bewaard binnen de Utrechtse katholieke gemeenschap waarvan de kunstenaar zelf een van de prominentste leden was. Met de collectie van het Oud-Katholieke Museum kwam deze mantel uiteindelijk terecht in Museum Catharijneconvent, waar hij als een van de topstukken van de collectie middeleeuwse kunst permanent wordt tentoongesteld. Na bijna vier eeuwen zijn De vier kerkvaders en de inspiratiebron voor een opvallend beeldelement in de voorstelling dus naast elkaar te zien. Behalve de opvallende kleuren zit het verschil tussen prent en schilderij vooral in het bovenste deel van de compositie. Daar hebben tien kleinere engelen, putti, de twee grotere van de prent vervangen. De hemellucht wordt erdoor verkleind, zodat de compositie hoger lijkt en zowel de kerkvaders als de eucharistie prominenter uitkomen. Bloemaerts schilderij uit 1632 volgt de tekening en prent uit 1629 verder vrij getrouw. Op het vel papier rechtsonder in de hoek staan nog steeds de citaten van de kerkvaders over
De vier kerkvaders verheerlijken de eucharistie
Koorkap van bisschop David van Bourgondië
Abraham Bloemaert
Noord-Nederland
Ca. 1629. Pen en penseel in bruin,
Ca. 1450-1475. Donkerrode zijde,
gehoogd met wit, 470 x 345 mm
gouddraad en fluweel, 149 x 314 cm
PARTICULIERE COLLECTIE, NEW YORK
MUSEUM CATHARIJNECONVENT, UTRECHT
De vier kerkvaders verheerlijken de eucharistie Cornelis Bloemaert naar Abraham Bloemaert 1629. Gravure, 478 x 357 mm MUSEUM CATHARIJNECONVENT, UTRECHT
27
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2011
de hostie, maar waar ze op de prent in het Latijn zijn, zijn ze op de geschilderde versie in het Nederlands. Het schilderij moet dus voor een Nederlandstalige katholieke opdrachtgever zijn gemaakt. Wie dat was, is (nog) onbekend. Duidelijk is wel dat het schilderij alle karakteristieken heeft van een altaarstuk voor een katholieke kerk en vrijwel zeker met dat oogmerk is gemaakt. De kerk in kwestie zal een schuilkerk zijn geweest, waar achter de gevels van ogenschijnlijk gewone huizen in het geheim de katholieke eredienst werd gevierd. Het katholicisme gold als verboden godsdienst, maar zowel bij de bestuurders als de bevolking van verschillende steden in de Republiek was algemeen bekend dat lokale katholieke gemeenschappen ondergronds bijeen bleven komen. In Utrecht bleef gedurende de hele 17de eeuw ruim één derde van de bevolking belijdend katholiek, ondanks het verbod op de viering van de katholieke eredienst, dat sinds 1580 in de stad van kracht was. In dat licht bezien, verscherpt Bloemaerts schilderij
binnen het Nederlandse openbaar kunstbezit onze blik op de (kunst)historische context voor gedoogbeleid jegens religieuze minderheden in ons land en de katholieken in het bijzonder. EEN KATH OLIEKE E N A N G L IC A A N S E C ON TEXT
Over de vroege herkomst is vooralsnog weinig meer bekend dan dat De vier kerkvaders is gemaakt voor een Vlaamse of Nederlandse katholieke opdrachtgever. Verondersteld werd dat het schilderij rond 1730 vanuit Den Haag is overgebracht naar Engeland, maar inmiddels lijkt het erop dat het daar al in de jaren 1660 belandde. Vaststaat dat het altaarstuk in 1834 in het bezit was van de bisschop van Durham op Auckland Castle, waar het dat jaar wordt genoemd in een beschrijving van de eetzaal. Het schilderij blijft in Durham totdat de anglicaanse kerk het in 1972 laat veilen bij Sotheby’s in Londen. Op de reproductie in de verkoopcatalogus zijn het altaar en de monstrans aan het oog onttrokken door een overschildering met het Laatste
Kunstvragen Peter Schoon (56) Directeur Dordtse musea, bestuurslid van de Vereniging Rembrandt
Wat is uw eerste kennismaking met kunst? ‘Als ik met mijn ouders op reis was vroeger, gingen we altijd kerk in, kerk uit, en we bezochten ook musea. Of ik dat altijd even leuk vond weet ik niet, maar daar is wel de basis gelegd voor mijn belangstelling voor kunst.’
Reproductie van De vier kerkvaders in de verkoopcatalogus van Sotheby’s, Londen, 6 december 1972, waarbij het altaar en de monstrans aan het oog zijn onttrokken door een overschildering met het Laatste Avondmaal
Herinnert u zich nog uw eerste kunstreproductie? ‘Liever dan iets voor aan de wand kocht ik ansichtkaarten. Ik heb er wel een paar duizend. Daar zet ik er steeds een paar van op mijn bureau om naar te kijken, en na een poosje vervang ik ze weer door andere. Momenteel staat er bijvoorbeeld een ansicht van Jan van Scorels Portret van een scholier uit Museum Boijmans Van Beuningen.’ Wat is uw eerste kunstaankoop? ‘Dat was in mijn studententijd. Ter gelegenheid van de 70ste verjaardag van de kunstenaar Jan Schoonhoven werden in beperkte oplage houten dozen uitgegeven met daarin twee zeefdrukken van Schoonhoven en twee gedichten van K. Schippers. Daar heb ik er toen één van gekocht. Zo’n eerste aankoop blijft iets heel speciaals houden.’ Naar welk museum gaat u graag terug? ‘Boijmans Van Beuningen, daar ben ik echt verliefd op. Het is zo’n mooi museum, zowel qua gebouw als qua collectie. Doordat de verzameling zo rijk en gevarieerd is, is het voor mij een van de spannendste van het land.’ Welke aankoop voor welk museum zou u graag willen steunen? ‘Ik hoop dat je het mij niet kwalijk neemt als ik nu even ga dagdromen over mijn eigen museum, maar een gezicht op Dordrecht door William Turner staat hoog op mijn verlanglijstje. Dordrecht was in de 19de eeuw heel populair bij buitenlandse kunstenaars en dat wil ik graag laten zien.’ Welk werk zou u graag met iedereen willen delen? ‘Vier jaar geleden heb ik bij een veilinghuis in Dordrecht een kunstkabinet gekocht. Het zou 19de-eeuws zijn, maar het is een kabinet uit de 17de eeuw met prachtig houtsnijwerk en schildpad fineer. Dat kastje fascineert de mensen aan wie ik het laat zien altijd, vooral door de geheime laatjes die erin zitten.’
28
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2011
Literatuur P.J.J. van Thiel, ‘Catholic elements in seventeenth-century Dutch painting, apropos of a children’s portrait by Thomas de Keyser’, Simiolus, Netherlands quarterly for the history of art 20 (1990-91), pp. 39-62, vooral p. 56 M.G. Roethlisberger, ‘Bloemaert’s altarpieces and religious paintings’, The Burlington Magazine 134 (1992), pp. 156-164, vooral p. 163 M. Roethlisberger (red.), Marten Jan Bok, Abraham Bloemaert and his sons: paintings and prints (2 dln.), Doornspijk 1993, dl. 1, pp. 314-315, cat. nr. 489; dl. 2, afb. 671 J. Bolten, Abraham Bloemaert, c. 1565 - 1651: the drawings (2 dln.), Oegstgeest 2007, dl.1, pp. 118-120, cat. nrs. 299, 303; dl. 2, pp. 118-120, cat. nrs. 299-299a, 303-303a
Avondmaal. Deze overschildering dateert waarschijnlijk uit de periode dat het schilderij in Engeland terechtkwam. Het werk paste hierdoor meer bij de eredienst van de anglicaanse kerk, waarin altaar en monstrans een ondergeschikte rol spelen. In 1983 werd de overschildering verwijderd. Het gegeven dat dit uiterst katholieke schilderij van Bloemaert met overschildering lange tijd functioneerde in een andere religieuze context, maakt het een nog waardevollere aanwinst voor de collectie van Museum Catharijneconvent. Dat collectiestukken door de eeuwen heen soms verschillende religieuze en cultuurhistorische betekenissen hebben gehad, kan immers niet mooier worden geïllustreerd. De stokoude Bloemaert (hij werd maar liefst 85 jaar en bleef tot op hoge leeftijd aan het werk) zou het allemaal prachtig hebben gevonden. Hij werd na zijn overlijden begraven in de Catharinakerk, de kathedraal van het aartsbisdom Utrecht die grenst aan Museum Catharijneconvent. Nu De vier kerkvaders zo een bestemming heeft gekregen op nog geen vijftig meter afstand van de laatste rustplaats van zijn schepper, is de cirkel rond s Ruud Priem Inhoudelijk directeur
Een aanwinstenpresentatie over dit schilderij in Museum Catharijneconvent, te zien t/m 5 februari 2012, is gelieerd aan de tentoonstelling Het Bloemaert-Effect. Kleur in de Gouden Eeuw in het Centraal Museum in Utrecht.
Foto © Arjan Bronkhorst
O G ENB LI K PROF. DR. H.W. VAN OS
‘De rasechte Rus’ Samen met andere adviseurs van de Hermitage in een bus van Sint-Petersburg naar het noorden. De buitenwereld is plat, de weg kaarsrecht. Het landschap voldoet geheel aan de obligate beschrijving ervan in de Russische literatuur. Melancholie is de grondtoon. Maar dat troosteloze vergezicht is slechts de ‘outer gloom’, die ‘inner glory’ verhult. Zo heeft de grote kenner van de Russische literatuur, Christopher Ely, de betekenis van het eigen landschap voor de Rus beschreven in zijn prachtige boek This Meager Nature. In de bus maffen museumdirecteuren. e passeren een bord met ‘Murmansk W 1240 km’, maar gelukkig hoeven wij nog maar een tiental kilometers verder naar de volgende afslag rechts. Daar ligt langs de rivier de Volkhov een conglomeraat van fortificaties, oude kloosters, nog oudere kerken, huizen in heel verschillende staat van onderhoud, datsja’s en een enkele aardknobbel die een grafheuvel zou kunnen zijn. Ladoga heet het hier. In de 9de eeuw zou hier al een nederzetting zijn geweest. ‘Van Vikingen?’ oppert een erudiete collega. ‘Nee’, zegt onze gids verontwaardigd: ‘van West-Slaven’. Niks Scandinaviërs zoals overal elders in deze streken. Hier huisden authentieke eigenheimers. Hun leider was Rurik, een heldhaftige strijder en een gelovig man. Hij ligt vast en zeker in zo’n grafheuvel. Nu neemt de directeur van de Hermitage, Michael Piotrovsky, het woord. Het motto van zijn verhaal is ‘Russia lost Kiev’. Daar beleefden de Russen immers hun historische wortels en vereerden zij de wonderbaarlijke nationale mix van oerkracht en diep geloof. Nu Oekraïne onafhankelijk is geworden, moet Ladoga het substituut worden van
29
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2011
Kiev. Hier in de eindeloze vlakte, langs deze eindeloze rivier die de Vikingen naar Constantinopel bracht. Piotrovsky vertelt hoe de Hermitage de opdracht heeft gekregen voor opgravingen in Ladoga en voor de verdere musealisering van deze plek. Dit alles met maar één bedoeling: de eerste sporen van ‘the original Rus’ voor vele duizenden landgenoten zichtbaar maken. Geld genoeg. Poetin en Medvedev komen met enige regelmaat naar Ladoga om te bidden aan de oorsprong van hun afgeslankte vaderland. Moet een museum meedoen aan nationalistische vertekening van de geschiedenis? ‘Nee natuurlijk’, roepen de museumdirecteuren in koor. Maar daarbij vergeten ze heel even, dat hun instellingen zijn neergezet tot meerdere eer en glorie van hun respectievelijke vaderlanden. Of het nu het Louvre is, het Brits Museum of de Uffizi, altijd ging het om de ‘gloire de la
patrie’. En wat te denken van ons eigen Rijksmuseum?! Het is het enige van al die museale instellingen, waar eigen kunst samen met voorwerpen van eigen geschiedenis is samengebracht om trots te kunnen zijn op de Noord-Nederlandse beschaving. België was zo dom om op eigen benen te willen staan. Zo werd ons Rubens afgepakt als nationaal kunstenaar. Nederlandse intellectuelen zagen het daarom als hun taak om Rembrandt te promoten als nationale kunstenaar en de Nachtwacht als nationaal hoofdaltaarstuk. Vertederd kijken we terug op die nationalistische 19de eeuw, waarin zich dit alles afspeelde. Maar hier in Ladoga wordt in de 21ste eeuw het nationalisme beleden als een levensnoodzaak. En net als toen en net als elders ontleent dit nationalisme zijn kracht en intensiteit aan een gevoel van gemis. Nederlanders misten toen ‘de Zuidelijke Nederlanden’ en de Russen missen nu de Oekraïne s
Twee bokalen
representerende respectievelijk een aard- en een hemelglobe
Christoph III Ritter (Neurenberg 1610 – 1676 Neurenberg) Rijksmuseum Amsterdam
30
Ca. 1640. Verguld zilver, H 25,5 cm, D 10,9 cm Beide gemerkt op de rand van de voet: stadskeur Neurenberg, meesterteken geheven zwaardarm met drie sterren in schild, gevoerd door Jeremias Ritter (Nädelverzeichnis 181) en vervolgens door zijn zoon Christoph III Ritter Herkomst: particulier bezit, in bruikleen aan het Rijksmuseum Amsterdam sinds 1970 (2011)
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2011
Soms duurt het lang voordat wensen van een museum in vervulling kunnen gaan. Vanaf het moment dat deze bokalen in 1946 furore maakten op de veiling van de bankiers Alfred & Lionel de Rothschild in Londen, stonden ze op het verlanglijstje van het Rijksmuseum en sinds 1970 is er actief met de eigenaren onderhandeld. Dat deze ontwikkeling nu succesvol kan worden afgesloten, stemt op zichzelf al tot grote tevredenheid. Maar dat dankzij deze voorwerpen een heel nieuwe dimensie kan worden toegevoegd aan een belangrijk kunst- en cultuurhistorisch verhaal, maakt het tot een hoogtepunt van de eerste orde.
Foto: P. Oosterhuis, 1855
Waarom waren deze voorwerpen zo gewenst? Vlak na de oorlog wilde het Rijksmuseum de Nederlandse kunst op een nieuwe manier tonen. Juist door de voor een burgerlijke markt vervaardigde Nederlandse hoogtepunten te confronteren met topstukken uit de internationale hofcultuur, worden de Nederlandse eigenheid en de internationale kwaliteit voor een ieder helder voor het voetlicht gebracht. Binnen de hofcultuur had de zogenaamde Kunstkammer (zie kader p. 32) een belangrijke betekenis: de vorst toonde daar aan ingewijden zijn welstand, zijn kennis en zijn smaak. CHR IST OP H III R IT T ER EN N EU REN BERG
Voor de verwerving van deze bokalen heeft het Rijksmuseum steun gekregen van de BankGiro Loterij, de Mondriaan Stichting, het SNS REAAL Fonds, het VSBfonds en de Vereniging Rembrandt (met steun van het Prins Bernhard Cultuurfonds).
31
Neurenberg was het centrum voor Kunstkammer-stukken. Enkele kunstenaars gaven de toon aan; zij ontwikkelden nieuwe ideeën en concepten die soms nog generaties later door andere zilversmeden werden nagevolgd. Zo bedacht de jong gestorven beeldhouwer in zilver Christoph I Jamnitzer (1563-1618) omstreeks 1615 een nieuw type globebokaal, in de verzameling van het Rijksmuseum vertegenwoordigd door een Italiaanse navolging uit het midden van de 17de eeuw. Het enig bekende paar dat grotendeels door Jamnitzer zelf is vervaardigd, bevindt zich sinds 1634 in de verzameling van de Zweedse kroon. Degene die deze globebokalen omstreeks 1633 voltooide, Christoph III Ritter, ontwikkelde ook een eigen variant. Het nu door het Rijksmuseum verworven paar is het enig bekende dat door hem is gerealiseerd. De bokalen konden worden gebruikt om uit te drinken. Een naad aan de bovenzijde laat zien dat het bovenste deel afneembaar is. De bol kon met drank worden gevuld, zodat men als het ware uit de wereld dronk. Vaak zullen ze niet zijn gebruikt; hun natuurlijke element vonden zij in de kasten van de Kunstkammer.
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2011
Globebokaal Ontwerp Christoph I Jamnitzer, uitvoering anoniem (Venetië) Ca. 1650. Zilver, H 42 cm RIJKSMUSEUM, AMSTERDAM
Daar stonden de creaties van Ritter naast voorwerpen van andere virtuoze zilversmeden, die in de kunstenaarshandboeken van die tijd werden bezongen. Zo konden het ontwerp en de uitvoering van deze bokalen worden vergeleken met de werken van andere kunstenaars in zilver. Direct zal duidelijk zijn geweest dat de ornamenten die de voeten van de bokalen omvatten, zijn gebaseerd op de inventies van de belangrijkste Nederlandse kunstenaar in zilver, Paulus van Vianen. EEN BOOD SC H A P VA N JU LIU S CA E S A R
Door zorgvuldig naar de objecten te kijken, wordt duidelijk wat de zilversmid ons wil vertellen. Direct wordt onze aandacht getrokken door de bijzonder fraai uitgewerkte sculpturen. Opmerkelijk is dat de figuren anders zijn dan gewoonlijk. Zo plaatste Ritter onder de aardglobe niet
Detail met de figuur van Julius Caesar
de gebruikelijke Atlas, maar een sculptuur van Julius Caesar. Wanneer we het voorwerp omdraaien, spreekt de eerste keizer van Rome ons toe: Aan Ninus, Barvius en de jongeling uit Pelleas (Alexander de Grote): Ik Caesar, de zoon van Julius, heb allen weerstaan. Ik was de eerste onder de edele zonen van Romulus, eerste prins, alleenheerser en keizer. Daarom is het passend dat de aardglobe op mijn schouders rust.
Rome wordt ook op een andere manier boven de andere wereldrijken geplaatst: door de gemonteerde plaatjes op de voet. Bovenop staat de naam van Rome, op de zijden die van de andere grote rijken uit de oudheid, waarover de genoemde keizers heersten: Assyria, Persia en Graecia. De adelaar bovenop de aardglobe biedt een nieuw perspectief..Toen de oppergod Jupiter de jonge Ganymedes naar de Olympus voerde, nam hij de gestalte van een adelaar aan. Daarom geloofde men dat grote heersers door hetzelfde dier naar het Rijk der Goden waren vervoerd. Omdat alle genoemde heersers in hun eigen tijd als goden op aarde werden vereerd, wordt daarmee de goddelijke status van de monarchie in het algemeen benadrukt. Dat aan deze status ook plichten waren verbonden, wordt duidelijk doordat de aardbol
op de schouders van deze God wordt gehesen. Aan de heerser werd zo meegedeeld dat hij zijn van God gegeven macht diende te gebruiken ten dienste van zijn volk. De heerserssymboliek die in de aardglobe de boventoon voert, vindt haar tegenhanger in de hemelglobe. Daar wordt de metafoor verbonden met hemelse machten. Het uitspansel wordt gedragen door een andere vergoddelijkte mens, Hercules. Omdat hij als dank voor zijn diensten door de goden als sterrenbeeld aan de hemel is geplaatst, wordt hij door de zilversmid geïnterpreteerd
Wat is een Kunstkammer? De Kunstkammer was een van de voorlopers van het huidige museum. Kunstkammern ontstonden rond het midden van de 16de eeuw aan de belangrijkste vorstenhoven. In deze afgesloten vertrekken stonden voornamelijk kunstvoorwerpen uit kostbare en/of exotische
Tafelstuk Wenzel Jamnitzer 1549. Zilver, H 99,8 cm, D 46 cm RIJKSMUSEUM, AMSTERDAM
32
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2011
materialen. Maar alleen voor geleerde en hoge gasten werden de deuren geopend. Want alleen zij werden in staat geacht de bijzonder complexe boodschappen te kunnen doorgronden, die door middel van de getoonde voorwerpen werden verteld. De verzameling van het Rijksmuseum is buitengewoon rijk aan kunstvoorwerpen in deze categorie, en in het Nieuwe Rijksmuseum krijgen de vaatwerken van halfedelsteen, de kokosnoot- en de nautilusbokalen, de met geschilderd email versierde voorwerpen, de klokken en instrumenten, en last but not least, de zilveren kunstwerken van Wenzel Jamnitzer, Paulus van Vianen en nu dus ook Christoph III Ritter dan ook een eigen zaal. Zo kan het Rijksmuseum de oorsprong van het tegenwoordige museum laten zien. Tevens wil het in de nieuwe opstelling de rol benadrukken
die wetenschappelijke vernieuwingen in de Kunstkammer hebben gespeeld. Om die ambitie te kunnen realiseren, zijn de globebokalen onmisbaar. Kan en schaal met de geschiedenis van Diana en Actaeon Paulus van Vianen 1613. Zilver, H 33, D 8 cm (kan); 50 x 40 cm (schaal) RIJKSMUSEUM, AMSTERDAM
De zilverzaal in het Rijksmuseum, waar diverse door de Vereniging Rembrandt gesteunde topstukken zijn te zien
Literatuur Catalogus veiling Alfred & Lionel de Rothschild, Londen (Christie’s), 4 juli 1946, nr. 38 P. van der Krogt, Old Globes in the Netherlands, Utrecht 1984 A. Tacke, Der Mahler Ordnung und Gebräuch in Nürnberg, München/Berlin 2001 R. Schürer, Die goldschmiedefamilie Ritter, diss. Würzburg 2004 R. Schürer et al., Nürnberger Goldschmiedekunst, cat. Neurenberg (Germanisches Nationalmuseum), 2007
33
als het element vuur. De afbeeldingen en inscripties op de voet verwijzen naar de andere elementen: aarde, water en lucht. Met de prominente plaats van het element vuur, heeft Ritter misschien nog wel een ander statement willen afgeven. Omdat de kunst van de edelsmid nauw verbonden is met de beheersing van het vuur, heeft hij met de plaatsing van dit element boven alle andere misschien wel willen zeggen dat de edelsmeedkunst de eerste plaats onder de kunsten verdient. GEOGR AFIE IN DE K U N STKAMME R
Juist in de 16de en vroege 17de eeuw maakte de cartografie een stormachtige ontwikkeling door. Als gevolg van de ontdekkingsreizen, die onder andere vanuit Nederland werden ondernomen, werden het continent en het sterrenstelsel opnieuw in kaart gebracht. De aardglobe toont de resultaten van deze ontdekkingsreizen. Op de aardbol zijn verschillende namen en jaartallen weergegeven. Zo staat bij de Beringstraat, die Willem Barentz. en zijn gezelschap verkenden toen zij een poging deden om rond het noordelijk halfrond de begeerde specerijeneilanden in Azië te bereiken, de naam
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2011
van Barentsz. en het jaartal waarin die tocht plaatsvond. Op de hemelglobe vinden we de sporen van de Neder landse ontdekkingsreizen rond het zuidelijk halfrond. Schippers hadden de opdracht gekregen om tijdens hun reizen de stand van de sterren op te meten. Terug in Amsterdam werden die gegevens geordend, en kon Petrus Plancius voor het eerst sinds de oudheid nieuwe sterrenbeelden benoemen. Enkele daarvan, zoals de Paradijsvogel of Avis Indica, dragen dan ook zowel Latijnse als Nederlandse namen. Dankzij de aankoop van deze twee globes is het mogelijk in de ‘Kunstkammer-opstelling’ van het Nieuwe Rijksmuseum de fascinatie voor de ontwikkelingen in de wetenschap in het begin van de 17de eeuw te illustreren. Met deze bokalen wordt niet alleen duidelijk hoe internationaal die wetenschapswereld was, ook de grote rol van Nederland in zowel de wetenschap – de cartografie en de sterrenkunde – als de edelsmeedkunst kan met deze belangrijke aanwinst worden getoond s Dirk Jan Biemond Conservator metalen
De huwelijksnacht van Tobias en Sara Jan Steen (Leiden 1626 –1679 Leiden) Museum Bredius Den Haag
Ca. 1660-65. Olieverf op doek, 81 x 123 cm Herkomst: Museum Bredius / Collectie Goudstikker
Achter weinig aankopen gaat zo’n gecompliceerd verhaal schuil als dat van Jan Steens Huwelijksnacht van Tobias en Sara in Museum Bredius. Mede dankzij de Vereniging Rembrandt en haar BankGiro Loterij Aankoopfonds kon dit werk behouden blijven voor het Nederlands openbaar kunstbezit. Twee kunsthistorici belichten deze ongewone aanwinst. Albert Blankert vertelt vanuit zijn persoonlijke betrokkenheid over de lotgevallen van het schilderij en de verwikkelingen rondom de verwerving, en Quentin Buvelot schetst een portret van Abraham Bredius, de naamgever van het museum aan de Lange Vijverberg.
34
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2011
Avonturen met een kapitale Jan Steen In 1976 aanvaardde ik de opdracht een wetenschappelijke catalogus samen te stellen van de schilderijen in Museum Bredius. Ik vond het een eer en een genoegen. Sinds de opening in 1922 is dat museum nooit een grote publiekstrekker geworden, maar wel is het vanouds geliefd bij kunstkenners en -liefhebbers. De spectaculaire meesterwerken die de gefortuneerde kunstgeleerde Abraham Bredius bezat, waaronder zeven Rembrandts, liet hij na aan het Mauritshuis en andere gevestigde musea. Op grond van zijn testament bleef zijn ‘huiscollectie’, waar nooit iets aan veranderd zou worden, in zijn woonhuis en dat werd het naar hemzelf vernoemde Museum Bredius. Ook daar zijn topstukken bij, maar het is vooral de studiecollectie van een kunstgeleerde. Die bevat nogal wat schilderijen die je excentriek kunt noemen. Een voorbeeld is het forse schilderij van Jan Steen van een engel die, staande bij een pedestal met daarop een rokend vuur, in gevecht lijkt met een groot reptiel. Hoogst ongewoon voor die schilder van vrolijke gezelschappen. Bij mijn werk aan de catalogus bleek dat menig studiosus zich over dit schilderij het hoofd had gebroken. In de jaren 1920 -’60 verschenen er tal van artikelen over door bekende Nederlandse geleerden, onder wie de latere kardinaal Alfrink. Sommigen meenden dat Steen ‘De aartsengel Michaël met de gedode draak’ had afgebeeld. Anderen beschouwden het als ‘De profeet Daniël laat de draak uiteenbarsten’. Bij deze discussies zag men over het hoofd dat dr. Cornelis Hofstede de Groot, Bredius’ grote concurrent als kunstgeleerde, al in 1928 in een Amerikaans kunsttijdschrift de link had gelegd met een ander schilderij van Jan Steen, toen bij kunsthandel Goudstikker, waarop een jong stel bij een bed neerknielt. Hofstede de Groot kwam op het idee dat als je de twee Steens als één geheel denkt, ze samen hetzelfde ongewone tafereel laten zien als een schilderij van Steens Utrechtse leermeester Nicolaes Knüpfer. Daarop is een episode uit het sprookjesachtige apocriefe bijbelboek Tobias afgebeeld. Als Tobias trouwt met Sara, is de boze demon Asmodeus jaloers. Zeven eerdere echtgenoten van Sara zijn door Asmodeus al in de huwelijksnacht gedood. Tobias’ beschermengel Rafaël maakt nu Asmodeus onschadelijk met de rook van een offervuur met daarop de ingewanden van een tovervis. Het bruidspaar knielt neer bij hun huwelijksbed om God te danken. Dit idee van Hofstede de Groot werd vergeten tot in 1965 de Londense kunsthandelaar Clifford Duits en Pieter van
35
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2011
De aartsengel Rafaël knevelt Asmodeus (oude toestand) Jan Steen Olieverf op doek, 66 x 55,5 cm
Het gebed (oude toestand, vóór de restauratie van ca. 1960) Jan Steen Olieverf op doek, 82,2 x 68,3 cm Foto uit 1928, op het RKD, Den Haag
De huwelijksnacht van Tobias en Sara Nicolaes Knüpfer 1654. Olieverf op koper, 29 x 24,5 cm CENTRAAL MUSEUM, UTRECHT
Thiel, directeur schilderijen van het Rijksmuseum, demonstreerden dat de twee stukken inderdaad samen één geheel vormen door foto’s aaneen te passen. Weggeschilderde details die rond 1960 bij een restauratie tevoorschijn waren gekomen, maakten dat extra duidelijk. Over het onderwerp kon nu geen twijfel meer bestaan. Wel veronderstelde Van Thiel dat tussen beide schilderijdelen een strook verloren was gegaan. De publicatie van mijn catalogus in 1978 werd vergezeld door een tentoonstelling van alle schilderijen van het museum, plus enkele extra bruiklenen, waaronder ook de Steen met het bruidspaar bij het bed. Dat schilderij was na de oorlog terechtgekomen bij de Dienst voor ’s-Rijks Verspreide Kunstvoorwerpen, de voorloper van het ICN. In één lijst tegen elkaar aan opgehangen bleken de twee stukken exact aan elkaar te passen, zonder verloren strook. Wel bleek toen dat rechtsboven een rechthoekig stuk doek verloren was gegaan. Wegens bezuiniging werd Museum Bredius in 1985 gesloten. Een aantal kunstliefhebbers richtte toen de Stichting Bredius Genootschap op met het doel het weer open te krijgen. Dat lukte eind 1990. Om het heropende museum extra luister te geven, stelde ik in 1991 voor om aan het Rijk te vragen het schilderij van het bruidspaar bij het bed blijvend in bruikleen aan Museum Bredius te geven en toe te staan dat het met het schilderij
36
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2011
van de engel Rafaël weer tot één geheel zou worden samengevoegd. Dit voorstel ondervond veel steun. Administratief had het nogal wat voeten in de aarde, maar het lukte. De restauratoren Wietse van Noort en Jan Venema van het Gemeentemuseum in Den Haag hebben er jarenlang aan gewerkt en zich voortreffelijk van hun taak gekweten. Tenslotte werden in 1996 de twee losse brokken samen één meesterwerk en het pronkstuk van het museum. De Steen-specialist Lyckle de Vries schreef al in 1977 dat het schilderij: ‘vóór zijn verminking een van Steens belangrijkste werken is geweest’. Dat was het nu opnieuw geworden. De verloren rechthoek bestond uit een reconstrueerbaar stukje engelvleugel en verder vrijwel zeker alleen uit grijze rook, zodat het verantwoord kon worden gereconstrueerd. In 2006 besloot staatssecretaris Medy van der Laan het advies van de restitutiecommissie te volgen, en alle 202 onder ICN ressorterende schilderijen die vóór de oorlog deel hadden uitgemaakt van de handelsvoorraad van kunsthandel Goudstikker, in eigendom over te dragen aan diens Amerikaanse achterschoondochter mevrouw Marei von Saher. Zij ontving een lange lijst waarop ook Jan Steens Gebed van Tobias en Sara genoemd werd. Men zag over het hoofd dat dat schilderij intussen één geheel vormde met de aartsengel Rafaël in Museum Bredius, die onmogelijk onder enige restitutie kon vallen. Verzuimd was om een aparte regeling voor het behoud van het complete schilderij te bedingen. Wel kregen de vrienden van het museum te horen dat dat ‘natuurlijk’ alsnog in orde zou komen. Het was dus een ijskoude douche toen eind oktober 2008 als voldongen feit bekend werd gemaakt dat het deel met de engel Rafaël aan mevrouw Von Saher verkocht zou worden en dat zij aldus het complete meesterwerk in handen zou krijgen om het naar de VS te exporteren. Hadden daarvoor al die mensen zich zo ingespannen om het voor een Nederlands museum weer in de oude staat te brengen? In kleine kring tegen het onzalige plan tekeergaan hielp niet, zodat ik flink overstuur raakte. Ik was mij als het ware de moeder van het schilderij gaan voelen wier kind men nu wilde ontvoeren. Of moest het dan maar opnieuw in tweeën worden gehakt? Bloggen en twitteren heb ik niet onder de knie, dus ik probeerde het toen maar met een vlammend betoog op de Opiniepagina van NRC-Handelsblad. Toen bleek gelukkig dat ik niet alleen stond. Prominente collega’s toonden zich zo ontdaan over het verkoopplan dat zij
De twee schilderijen samen op de tentoonstelling in 1978. Op het linker schilderij werden rond 1960 – na verwijdering van overschilderingen – de vleugelpunten en de zwaardschede zichtbaar die overduidelijk bij de engel Rafaël bleken te horen.
graag hun nek uitstaken en er tegen wilden mee-ijveren. Ik noem slechts Frits Duparc, Henk van Os en Wim Pijbes. Evenzeer prominente juristen, allen leden van de Vereniging Kunst Cultuur Recht, sloten zich bij hen aan. Anderen spanden zich in achter de schermen, bestuursleden van de Vereniging Rembrandt wellicht het meest effectief. Onze nieuw opgerichte Stichting tot Bescherming en Behoud van het Nederlands Openbaar Kunstbezit vervoegde zich bij de Haagse rechtbank die ingevolge Bredius’ testament het afstoten van een voorwerp uit diens nalatenschap diende goed te keuren. Ook de huidige familie Bredius liet daar van zich horen. Op 5 februari 2010 besliste de rechtbank dat de bepalingen in Bredius’ testament moesten prevaleren en dat het complete schilderij dus in Museum Bredius moest blijven. Wel moest nu alsnog een financiële regeling worden getroffen met mevrouw Von Saher, die immers eigenaar geworden was van het deel met het Gebed van Tobias en Sara. Begin augustus 2011 bereikte men met haar een overeenkomst, mede dankzij een belangrijke bijdrage van de Vereniging Rembrandt. De andere grote contribuanten waren de Gemeente Den Haag en de Mondriaan Stichting. Albert Blankert Kunsthistoricus, Den Haag
37
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2011
Abraham Bredius (1855 -1946)
Een eigenzinnige verzamelaar De recente aankoop van Museum Bredius kan met recht uniek genoemd worden. Niet alleen de aankoop is bijzonder, maar ook de verzamelaar naar wie het museum genoemd is, Abraham Bredius. Deze ouddirecteur van het Mauritshuis was een groot kenner van de oude Nederlandse schilderkunst en legde een belangrijke privécollectie aan. Nog altijd staat hij bekend als weldoener van het openbaar kunstbezit. De benoeming van Bredius in 1889 tot directeur van het Mauritshuis luidde een nieuw tijdvak in voor het museum. Onder zijn leiding werd het een internationale ontmoetingsplaats voor verzamelaars en kunstexperts, die vanuit heel Europa naar Den Haag kwamen voor informatie en advies. Het was ook aan Bredius’ vele connecties in binnen- en buitenland te danken dat hij de museumcollectie aanzienlijk kon uitbreiden. Tijdens zijn directoraat werden er regelmatig interessante stukken aan de verzameling toegevoegd. In 1894 kocht Bredius bijvoorbeeld een als Antonello da Messina aangeprezen
Abraham Bredius, ca. 1910
Museum Bredius
mansportret dat hij overtuigend toeschreef aan Hans Memling. Deskundigen waren het erover eens dat hij het ver onder de werkelijke waarde had kunnen kopen. Deze Memling was het eerste schilderij dat voor het museum werd verworven met financiële steun van de in 1883 opgerichte Vereniging Rembrandt. De aanpak van Bredius rond de aankoop van schilderijen wordt treffend geïllustreerd door de verwervingsgeschiedenis van Saul en David, door de kenner zelf aan Rembrandt toegeschreven. Dit schilderij werd in 1898 getoond op een grote Rembrandt-tentoonstelling in Amsterdam, waar het een diepe indruk op veel kunstkenners maakte. Pogingen om het te verwerven voor het Nederlandse openbaar kunstbezit strandden echter op de hoge prijs. De vraagprijs van de kunsthandelaar Durand-Ruel was namelijk 200.000 Franse francs (omgerekend 45.000 euro), destijds een enorm bedrag. Tijdens een bestuursvergadering van de Vereniging Rembrandt over de aankoop raakte de kwestie in een impasse, waarop Bredius het woord nam en verklaarde dat hij ‘’t stuk zelf zou koopen, zijn equipage afschaffen, zijn hierdoor bespaarde jaarlijkse uitgaven kapitaliseeren, en ’t stuk aan het Rijk in bruikleen zou afstaan’. Dit aanbod haalde de voorpagina’s van de kranten en maakte veel indruk. In de familie Bredius werd er hartelijk om gelachen, want Bredius wilde zijn vierspan al langer van de hand doen. Overigens hoefde hij niet te voet te gaan, want zonodig maakte hij gebruik van een huurkoets van de Gemeente Den Haag. De eigenzinnige Bredius combineerde werklust en flair met oordeelkundigheid en smaak. Omdat hij zelf zeer bemiddeld was, kon hij ook een grote privéverzameling aanleggen. De 25 schilderijen die hij in bruikleen aan het Mauritshuis had gegeven, werden na zijn
38
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2011
overlijden in 1946 aan het museum gelegateerd. Tot dit vorstelijke legaat behoorden onder andere topstukken als Rembrandts Andromeda, Homerus en Twee Moren alsmede de hierboven genoemde Saul en David (op dit moment in restauratie), een fraai landschap van Salomon van Ruysdael, een schitterend stilleven van Chardin én drie werken van Jan Steen. De overige schilderijen en tekeningen en de kunstnijverheid liet hij na aan de Gemeente Den Haag. Deze collectie is nu ondergebracht in het door de Stichting Bredius Genootschap beheerde Museum Bredius, gehuisvest schuin tegenover het Mauritshuis. Mede op grond van zijn gulle gaven aan Nederlandse musea werd Bredius benoemd tot erelid van de Vereniging Rembrandt. Het was voor Bredius een sport om werken te kopen van zeldzame kunstenaars of unica in het oeuvre van bekende schilders. Ook werken met een ongebruikelijk onderwerp of een bijzondere signatuur konden op zijn belangstelling rekenen. Het typeert Bredius dat hij ook fragmenten van schilderijen kocht, vaak voor een habbekrats. Wie oude foto’s bekijkt van de in 1907 door Bredius verworven scène met de aartsengel Rafaël, ziet direct dat het uit een groter doek afkomstig was. De bekende Haagse kunsthistoricus Albert Blankert heeft dat uitgebreid uiteengezet in catalogi van het museum (zie hierover zijn bijdrage op pp. 34-37). Het is een uiterst bevredigend resultaat dat de linkerhelft van het schilderij door een schikking tussen de Gemeente Den Haag en de erven Goudstikker kon worden aangekocht. Deze unieke situatie is veelzeggend over de moeilijke beslissingen die gemaakt moeten worden bij kunstwerken met een ‘oorlogsherkomst’. In deze optiek is de Steen door zijn verwervingsgeschiedenis alleen al vanuit historisch oogpunt van groot belang voor de ‘Collectie Nederland’, naast het evidente kunsthistorische belang. Door het schilderij te behouden voor Museum Bredius is recht gedaan aan Bredius’ genereuze legaat. Dankzij steun van diverse fondsen is belangrijk kunstbezit behouden gebleven voor Nederland, een van de doelstellingen van de Vereniging Rembrandt s Quentin Buvelot Hoofdconservator Mauritshuis
Verguld zilveren theebus Sijbren Pieters Sonnema (? – 1740 Harlingen) Gemeentemuseum Het Hannemahuis, Harlingen Ottema-Kingma Stichting Leeuwarden
1736. Zilver, gedreven, gegoten, geciseleerd en verguld. H 23 cm Merken: meesterteken Sijbren Pieters Sonnema, stadskeur Harlingen, provinciekeur Friesland (grote keur), jaarletter A = 1736 Herkomst: kunsthandel J.J. Roosjen, Breukelen (2010)
Het is een nogal ongewoon object, de theebus die de Harlinger zilversmid Sijbren Pieters Sonnema in 1736 maakte. De theebus onderscheidt zich in kwaliteit, model en versiering van andere exemplaren. Dankzij de steun van de Vereniging Rembrandt heeft de Ottema-Kingma Stichting dit stuk kunnen verwerven, waarna het in bruikleen werd gegeven aan Gemeentemuseum Het Hannemahuis. De aanwinst is zowel illustratief voor het hoge peil waarop het vak van zilversmid in Harlingen werd uitgeoefend als voor de originaliteit van deze getalenteerde Friese meester. Vanaf de late 17de eeuw won het drinken van thee terrein in onze streken. Vanwege de hoge prijs van dit exotische product bewaarde men de thee dikwijls in zilveren bussen. Aanvankelijk werd een enkele theebus gebruikt, maar in de loop van de 18de eeuw ontstonden er ook sets met meer exemplaren, waarbij men er één gebruikte voor het maken van melanges. De sterke thee werd in een fraai bewerkte zilveren trekpot bereid en vervolgens aangelengd met kokend water, waarna de drank geschikt was voor consumptie. EEN THEEBUS, OF TOCH NIET?
De in Harlingen werkzame zilversmid Sijbren Pieters Sonnema vervaardigde in 1736 de theebus die in dit verhaal centraal staat. Theebussen uit de 18de eeuw zijn vaak rechthoekig en voorzien van een uitschuifbare bodem, waardoor de bus eenvoudig kon worden gevuld. Deze bus heeft een ongebruikelijk model. Dat komt niet zozeer door de ronde vorm, maar vooral door de ‘kraag’ en de vorm van het deksel. Ook de vergulding maakt de bus bijzonder, wanneer die nog uit de 18de eeuw dateert.1 Bovendien zijn er decoraties toegepast die nauwelijks op zilveren voorwerpen bekend zijn. Door het ongewone uiterlijk van het door Sonnema gemaakte object was er onder kenners in eerste instantie enige scepsis over de functie ervan: is het wel een theebus? Een bezoek aan het Harlinger gemeentearchief bood uitkomst. Daar zijn namelijk de keurloonboekjes van het goud- en zilversmedengilde bewaard gebleven. In deze schriftjes werd bijgehouden welke werkstukken door de gildeleden werden aangeboden en wat het gewicht daarvan was. Over het gewicht moest namelijk keurloon, een soort belasting, worden betaald. Sonnema, wiens naam tussen 1733 en 1739 in deze bron voorkomt, blijkt tenminste tien theebussen te hebben vervaardigd
39
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2011
de knie hebben gekregen. In 1732 werd Sonnema zelf meester-zilversmid. Aangezien in 1740 keurloon werd geheven van zijn weduwe, zal hij in dat jaar of het voorgaande zijn overleden.
Ornamentprent van een vaas Jean Marot (1655-1716) Ets, 191 x 92,5 mm FRIES MUSEUM, LEEUWARDEN
(in bruikleen van de
DECORATIE EN VERGULDING
Ottema-Kingma Stichting)
Noten 1. In 1988 werden bij Sotheby’s in Genève drie ongemerkte, vergulde theebussen geveild die een vergelijkbaar model hadden, al wijken vooral de deksels af. 2. Uit een contract uit 1721 weten we dat het Harlinger goud- en zilversmedengilde toen een lavuurmolen bezat. Een lavuurmolen is een oventje waarin zilvervijlsel kon worden gesmolten, een proces waarbij kwik werd gebruikt.
40
in de jaren 1736, 1737 en 1739. In het jaar 1736 maakte hij er vier, waaronder twee theebussen met een gezamenlijk gewicht van 41 lood, dat is ruim 772 gram. Het onlangs aangekochte object weegt inclusief de vergulding 379 gram, dus iets minder dan de helft. Omdat er geen andere voorwerpen uit dat jaar met een dergelijk gewicht zijn vermeld, moet dit een van de genoemde theebussen zijn. Andere werkstukken die we van Sonnema kennen, archivalisch of als object, zijn lepels, vorken, mesheften, zoutvaatjes, een warmbiercop, een wijnschaaltje, een potagielepel (soeplepel) en een toebacksdoos. Van de nog bekende voorwerpen van zijn hand is de theebus veruit de bijzonderste. Met het vakmanschap dat hij hier laat zien, stijgt hij uit boven veel van zijn vakbroeders. Van Sonnema is geen geboorteplaats of –datum bekend. Hij was getrouwd met Anna Braam, dochter van Claes Huyberts Braam en Elisabeth Simens Sioekma. Vanaf 1722 volgde hij zijn opleiding bij de Harlinger meester-zilversmid Sijbout Sijbouts Buma (1685-1768). Bij deze leermeester zal hij de kunst van het drijfwerk en ook die van het ciseleren, dus het nabewerken, onder
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2011
De sfeer van de decoratie van de theebus gaat terug op de prenten van de uit Frankrijk gevluchte architect en ornamentgraveur Daniël Marot (1661-1752). De vormentaal van Marot vond veel navolging in de Noordelijke Nederlanden en is ook duidelijk door Sonnema als inspiratiebron gebruikt. In dit geval zal een ets van Daniëls broer, Jean Marot (1655-1716) als voorbeeld hebben gediend. De brandende fakkel en de portretbustes, die beide prominent op de theebus aanwezig zijn, komen vergelijkbaar terug bij Jean en Daniël Marot. Het is goed denkbaar dat de Harlinger zilversmid de beschikking heeft gehad over een aantal prenten van deze kunstenaars. Sonnema toonde zich echter een oorspronkelijke geest en gaf een eigen interpretatie aan de grafische voorbeelden. Hij bracht een ongebruikelijke decoratie aan van drie verschillende, classicistisch ogende portretbustes onder een baldakijn, afgewisseld door brandende fakkels. Een brandende fakkel kan staan voor geloof of liefde, maar het is onduidelijk of die context er in dit geval ook aan moet worden gegeven. De gegoten, sierlijke, tulpvormige knop van het deksel verleent het object een extra elegantie. Een vrijwel identieke knop komt voor op een trekpot van Hotse Seerps Swerms, een oudere collega in het Harlinger gilde. Misschien heeft Sonnema de mal mogen gebruiken, zoals vaker gebeurde bij zilversmeden uit dezelfde stad. Verder bracht hij gestileerde acanthusbladen en rocailles aan in de voet, de bovenrand en het deksel. Deze sierlijke ornamenten zien we meer in de zilversmeedkunst uit het begin van de 18de eeuw. Uit metallurgisch onderzoek is komen vast te staan dat de vergulding van de theebus een kwikvergulding is. Deze methode werd vanwege de giftige dampen die hierbij vrijkwamen in het midden van de 19de eeuw verboden. Is de theebus altijd verguld geweest of is het een latere verfraaiing? Met name in Engeland zijn in de 19de eeuw veel voorwerpen die oorspronkelijk alleen van zilver waren van een latere vergulding voorzien. De manier waarop in de decoratie van de theebus door Sonnema met matte en gladde delen is gespeeld, suggereert dat het oppervlak geschikt werd gemaakt voor
HET MECENAAT, OP EEN ANDERE MANIER BEKEKEN DAVID RIJSER
De romantiek en het mecenaat
Hoe ver zijn we inmiddels niet van de romantiek verwijderd, die tegen het einde van de 18de eeuw ontstond? Wereldschokkende omwentelingen als de revolutionaire overgang naar abstractie, nu ook al weer een eeuw oud, lijken ons er fundamenteel van te scheiden. Onze huidige normen van productiviteit en rendabiliteit in alle segmenten van de samenleving misschien nog wel meer. Wij leven niet bepaald in een romantische tijd. Maar toch is de erfenis van de romantische beweging op cultureel terrein nog altijd voelbaar, in ieder geval ten aanzien van mecenaat en patronage.
vergulding. Deze zou dus heel goed contemporain kunnen zijn, temeer daar bekend is dat het gilde in deze tijd al kwik gebruikte.2 Het kostbare laagje goud waarmee de theebus aan de binnenzijde is bedekt, lijkt daarentegen eerder een 19de-eeuwse ingreep. De theebus is met steun van de Vereniging Rembrandt aangekocht door de Ottema-Kingma Stichting, die zich al ruim een halve eeuw inzet voor het behoud van Fries cultureel erfgoed. Zeven jaar geleden werd op dezelfde wijze een bijzondere huwelijksbokaal uit 1691 door Willem Anskes Zeestra verworven. Net als deze bokaal werd ook de hier besproken aankoop in bruikleen gegeven aan Het Hannemahuis. Dit museum richt zich op de stadsgeschiedenis van Harlingen en bezit een gevarieerde zilvercollectie van plaatselijke ambachtslieden uit de 17de tot en met de 19de eeuw. In deze context komt de vergulde theebus van Sijbren Pieters Sonnema optimaal tot zijn recht s Hugo P. ter Avest Directeur
41
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2011
Het mecenaat verbindt de kunstenaar en zijn kunst met het publiek: patronagerelaties maken beide partijen van elkaar afhankelijk. De romantiek daarentegen werpt tussen kunstenaar en kunst enerzijds en het publiek anderzijds juist torenhoge barrières op. Die barrières bestaan nog steeds, en hebben mecenaat en patronage een dubieuze reputatie bezorgd. Want als de romantische kunstenaar iets is, is het autonoom, en als hij iets niet wil zijn, is het afhankelijk. Niet reflecteert hij de wereld waarin hij staat, nee, hij beschijnt die als een licht. En wij, het publiek, laten ons maar al te graag verlichten, en vereren hem en zijn werk devoot. Om zoiets werelds als geld geeft de romantische kunstenaar niet. Liever verkommert hij op zijn zolder in Bohemia, dan concessies te doen aan het klootjesvolk van de sullige burgers. Als hij het toch krijgt, smijt hij het dus over de balk of spendeert hij het aan drank en vrouwen. Dit romantische kunstenaarsbeeld werkt gek genoeg nog altijd door, ook nu het mecenaat zich meer op de financiering van het cultureel erfgoed dan op eigentijdse kunst is gaan richten. Eigenlijk is er sinds het infame pissoir dat Duchamp in 1917 signeerde en tentoonstelde, en dat in zijn provocatie van het publiek natuurlijk ook een romantisch kunstwerk was, niet zo heel veel veranderd. Een culturele avant-garde wil haar eigen beoordelings-
criteria hanteren, niet die van een financiële elite. Hoe kan dat als degene die betaalt de dienst uitmaakt? Als je mensen met geld en maatschappelijke status niet juist achter je laat als kunstwereld? Het antwoord hierop is verrassend eenvoudig: beide partijen worden niet armer, maar juist rijker wanneer ze elkaar de hand reiken. Aristoteles merkte al lang geleden op dat de grootse mecenas zelf als een kunstenaar is, omdat hij met smaak oordeelt en uitgeeft. De mecenas is dus in zijn creatie van een collectie zelf creatief. Maakt dat kunstenaars en kunstwerken in zijn dienst en beheer tot stromannen en slaven? Geenszins, want zonder hen kan hij het niet doen. Ook als het mecenaat historische kunstwerken in plaats van levende kunstenaars begunstigt, krijgen die werken daardoor een stem: want een kunstwerk vertelt, waar dan ook, zijn eigen verhaal. Door de interactie tussen kunst en publiek die het mecenaat mogelijk maakt, kan de kunst gaan leven voor het publiek, en het publiek voor de kunst. Niet alleen is dus het mecenaat zelf geen elitaire en egocentrische, maar juist een creatieve en sociale bezigheid. Ook zorgt die ervoor dat kunst en kunstenaar weer een écht belangrijke rol in de samenleving kunnen spelen, omdat ze er daardoor pas werkelijk middenin staan s David Rijser is universitair docent Latijn aan de Universiteit van Amsterdam
NIEUWS VAN DE VERENIGING
Voor de leden... De Vereniging Rembrandt ligt goed op stoom met haar nieuwe strategie, waarin zichtbaarheid, de rol als geweten van ons openbaar kunstbezit en het vergroten van het aantal betrokken leden speerpunten zijn. Twee mensen die zich zeer hebben ingespannen voor het opstellen van deze plannen verdienen hier te worden bedankt. Een van hen neemt afscheid als adviseur, de ander treedt uit het Bestuur en neemt zitting in de Raad van adviseurs.
Vereniging bedankt meedenkers strategie De heer B.F. baron van Ittersum werd in 1998 als eerste directeur van de Vereniging belast met het voorbereiden en het uitvoeren van beleidsplannen. Zo stond hij aan de basis van het Bureau. Vanaf 2003 tot 2011 bleef hij nauw betrokken bij de strategische keuzes van de Vereniging als adviseur. Jhr. M.A. Van Weede heeft zich als bestuurslid vanaf 2003 en met name in de afgelopen jaren voor dezelfde portefeuille ingezet. Hij smeedde de ideeën van werkgroepen over onderwerpen als het aangaan van allianties en het inzetten van marketing tot een coherente strategie, en zal als adviseur betrokken blijven bij de uitvoering hiervan. Aan beiden past, namens de hele Vereniging Rembrandt, onze grote dank!
42
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2011
Finale Hollandse Nieuwe Op zaterdag 8 oktober startte het tweede deel van het programma Hollandse Nieuwe van AVRO Kunstuur. In een reeks van zes afleveringen bezoeken Andrea van Pol en Pjotr de Jong vijf verschillende musea waar ze de presentatie rondom een nieuwe aanwinst beoordelen. Het programma Hollandse Nieuwe is ontstaan in samenwerking met de AVRO, de Vereniging Rembrandt, de Mondriaan Stichting en het VSBfonds. Het doel van dit programma is de musea uit te dagen hun aanwinst zo duidelijk mogelijk en in de context van hun collectie aan het publiek te presenteren. Want alleen dan kan het gelukkige moment van een mooie aanwinst gedeeld worden met het publiek. En daar is de aankoop tenslotte ook voor bedoeld. Met deze opzet kijkt de organisatie van het museum bij wijze van spreken mee met twee
kritische museumbezoekers. Bezoekers die op zoek zijn naar de argumenten waarom deze aanwinst nu juist door dit museum verlangd werd. Deelnemende musea zijn het Rijksmuseum voor Volkenkunde in Leiden, het Nederlands Zilvermuseum in Schoonhoven, Museum Catharijneconvent in Utrecht, SM’s-Stedelijk Museum in ’s Hertogenbosch en het Letterkundig Museum in Den Haag. De televisiekijker kan via de site stemmen, en de museumbezoeker in het museum. Deze stemmen bepalen uiteindelijk
welke instelling de beste en meest overtuigende presentatie heeft gemaakt. Wij nodigen u uit om ook uw mening te geven (zie voor meer informatie www.verenigingrembrandt.nl). De winnaar wordt bekend gemaakt tijdens de finale op zaterdag 26 november. U heeft dus nog een paar dagen de tijd om uw stem uit te brengen. Hollandse Nieuwe in AVRO Kunstuur op Nederland 2, elke zaterdag tot en met 26 november tussen 17.00 en 18.00 uur.
Andrea van Pol en Pjotr de Jong nemen de kijkers mee naar vijf musea
Ansichtkaarten van De collectie verrijkt De collectie verrijkt, de vaste collectie van Museum Boijmans Van Beuningen ingericht door Peter Hecht, is nu zes maanden open. In die periode hebben 107.585 mensen de tentoonstelling bezocht.
Het concept, de selectie, de inrichting en niet te vergeten de teksten bij de schilderijen maken een bezoek aan deze opstelling tot een must. Als dank aan de Vereniging Rembrandt, die in het kader van haar fellowship Peter Hecht in de gelegenheid stelde als gastconservator op te treden, is er een extraatje voor de leden. Op vertoon van uw Rembrandtkaart krijgt u 15% korting bij aankoop van een mapje met tien ansichtkaarten, alle met afbeeldingen van door de Vereniging gesteunde werken.
Rembrandtkaart 2012
Rembrandtleden vrij entree in Museum Bredius
De afbeelding op de Rembrandtkaart 2012 is een vanitasstilleven door de 17de-eeuwse Friese schilder Dirck de Horn. Het schilderij is vorig jaar met onze steun verworven door het Fries Museum. Het eindigde bij de verkiezing van de beste aankoop in 2010 met steun van de Vereniging Rembrandt op de eerste plaats.
Door de bijdrage van de Vereniging Rembrandt aan de verwerving van het schilderij De huwelijksnacht van Tobias en Sara door Jan Steen hebben leden van de Vereniging vanaf heden vrij entree in Museum Bredius. In een 18de-eeuws herenhuis toont Museum Bredius de privécollectie van de befaamde kunsthistoricus, directeur van het Mauritshuis en erelid van de Vereniging Rembrandt, Abraham Bredius (zie over deze kunstkenner en de lotgevallen van de Jan Steen pp. 34-38). Naast schilderijen van Rembrandt, Jan Steen, Aert van der Neer, Adriaen van Ostade, Meindert Hobbema en vele andere grote en kleine meesters uit de Gouden Eeuw bevat de verzameling meubelen, porselein, zilver en kristal. Museum Bredius is gevestigd aan de Lange Vijverberg 14 te Den Haag. Meer informatie is te vinden op de website www.museumbredius.nl.
Nieuwe medewerkers Met ingang van 1 oktober heeft het Bureau van de Vereniging Rembrandt twee nieuwe medewerkers. Het betreft nieuwe functies, die voortkomen uit de strategie die de Vereniging in de afgelopen twee jaar heeft ontwikkeld. Minke van HooffTanis (35) is verantwoordelijk voor de marketing van de Vereniging. Minke studeerde vormgeving & communicatie in Rotterdam en communicatiewetenschap in Nijmegen. Zij was jarenlang werkzaam bij het reclamebureau BVH; de laatste vier jaar als strategy- en cliënt director. ‘Met mijn overstap naar de Vereniging Rembrandt komen twee van mijn passies samen: kunst & cultuur en marketing. Ik vind het een fantastische uitdaging om – juist in deze tijd – te
43
gaan werken voor én met zo’n prachtig merk als de Vereniging Rembrandt.’ Sander Karst (26), die communicatiemanagement en kunstgeschiedenis in Utrecht studeerde, treedt aan als communicatiemedewerker. ‘Deze baan bij de Vereniging Rembrandt is voor mij ideaal, aangezien de communicatieve en kunsthistorische aspecten van mijn twee studies hierin heel mooi bij elkaar komen.’
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2011
2012
Vanitasstilleven, Dirck de Horn. Aanwinst voor het Fries Museum.
Lidmaatschapskaart R liggend 2012.indd 1
09-09-11 12:02
Lidmaatschap Vereniging Rembrandt 2012 Tijdens de Algemene Leden vergadering van 15 oktober is besloten de contributie licht te verhogen. De laatste verhoging dateert van 2005. Het gewone lidmaatschap gaat van € 60 naar € 65, het partnerlidmaatschap van € 85 naar € 90 en het jongerenlidmaatschap (tot 25 jaar) van € 20 naar € 25. De overige tarieven blijven gelijk. De Algemene Ledenvergadering heeft deze contributies goedgekeurd, met dien verstande dat enkele leden suggereerden de prijsstijging voor het jongerenlidmaatschap te beperken. Dit om de drempel voor de beoogde verjonging van het ledenbestand niet te verhogen. Het Bestuur heeft de suggestie besproken maar vervolgens
besloten toch vast te houden aan de voorgestelde verhoging met € 5,-. Het is van mening dat dit bedrag geen belemmering zal zijn voor een jongerenlidmaatschap van de Vereniging Rembrandt. Verder streeft de Vereniging Rembrandt ernaar om voor het contributiejaar 2013 de incasso automatisch te laten verlopen. Omdat ieder lid hiervoor toestemming moet geven, worden hiertoe te zijner tijd machtigingsformulieren toegestuurd.
NIEUWS VAN DE VERENIGING
Fondsen... Bijval voor het Claude Monet Fonds In 2009 werd het Claude Monet Fonds ingesteld, met als doel het steunen van aankopen van impressionistische schilderkunst. Het enthousiasme van de oprichters werkte aanstekelijk. Vorig jaar verwierf het Van Gogh Museum het schilderij Het hooien, Éragny 1887 van Camille Pissarro (zie het artikel in Bulletin 2011, nr. 2). Het kon deze aankoop doen mede dankzij een bijdrage van het Claude Monet Fonds. De oprichters hiervan gaven in een interview in hetzelfde Bulletin aan dat zij het zouden toejuichen als ook derden aan het fonds zouden bijdragen: uniek voor een Fonds op Naam bij de Vereniging Rembrandt. Kort na het verschijnen van het Bulletin ontvingen wij bericht van een van onze leden die dit een geweldig idee vond. Door middel van een periodieke schenking zal zij aan het Claude Monet Fonds bijdragen met 5 x € 2.000. Goed voorbeeld doet goed volgen!
Directeur van het Van Gogh Museum Axel Rüger tijdens de presentatie van de nieuwe aanwinst
44
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2011
Het Willem en Mary Reus - de Lange Fonds Op 18 februari 2007 overleed in Sliedrecht de heer Willem Reus op 89-jarige leeftijd. Deze in Dordrecht geboren ondernemer was, evenals zijn echtgenote Mary de Lange, buitengewoon verknocht aan Dordrecht en het Dordts cultureel erfgoed. In zijn testament benoemde Willem Reus de Vereniging Rembrandt tot enig erfgenaam. De afwikkeling van het testament was een ingewikkelde en langdurige zaak. Het is aan de vasthoudendheid van executeur-testamentair dr. Pieter Jorissen te danken dat na verschillende procedures de zaak tot een goed einde kon worden gebracht. Het saldo van de nalatenschap bedraagt ruim € 400.000 en is ondergebracht in een nieuw Fonds op Naam: Het Willem en Mary Reus-de Lange Fonds. Volgens de wens van Willem Reus en Mary de Lange wordt de nalatenschap aangewend ten behoeve van de openbare kunstcollecties in Dordrecht: Huis Van Gijn en het Dordrechts Museum. Afgelopen voorjaar kon er meteen een beroep op het fonds worden gedaan. Tijdens de opening van de TEFAF in Maastricht werd de
aandacht namelijk getrokken door een spectaculair trompe-l’oeil plafondstuk met vogels van de 18de-eeuwse kunstenaar Abraham Busschop. Dergelijke plafondstukken zijn zeer zeldzaam in Nederland en aangezien Busschop het schilderij in 1708 waarschijnlijk voor een Dordts huis vervaardigde, stelde het Dordrechts Museum alles in het werk om het schilderij naar deze stad terug te halen (zie ook op p. 10). Dat de Vereniging Rembrandt daarbij steun kon verlenen door te putten uit het kort daarvoor opgerichte Willem en Mary Reus-de Lange Fonds, zou de naamgevers van het fonds vast veel plezier hebben gedaan. In het eerste Bulletin van 2012 zal meer aandacht worden besteed aan deze aanwinst.
GESTEUNDE WERKEN UITGELICHT
Oprichting Caius Cirkel Sfeerbeelden van de oprichtingsbijeenkomst van de Caius Cirkel op 14 oktober 2011 in het Mauritshuis, met veel dank aan directeur Emilie Gordenker. Haar gastvrijheid maakte de bijeenkomst tot een onvergetelijke avond.
Initiatiefneemster Claudine de With tekent voor de oprichting van de Caius Cirkel
Schetsen van schoonheid Dat de Vereniging Rembrandt aankopen voor musea mede mogelijk maakt, is iedere lezer van deze kolommen bekend. Maar dat zij in het verleden ook wel eens andere zaken heeft ondersteund, zullen minder lezers weten. Zo droeg zij aan het begin van de vorige eeuw bij aan de restauratie van de befaamde Goudse Glazen in de Sint-Janskerk. De onlangs deskundig gerestaureerde ontwerptekeningen voor deze gebrandschilderde ramen zijn binnenkort te zien in museumgoudA. In deze tentoonstelling staat het werk van Dirck Crabeth (ca. 15101574) centraal. Dirck, zoon van de glasschilder Pieter Dircksz. Crabeth en kerkrentmeester na de grote brand in de Goudse Sint-Janskerk in 1552, was betrokken bij verschillende opdrachten in Gouda. Deze varieerden van ontwerpen voor wandtapijten in het stadhuis tot gebrandschilderd glas voor de Sint-Janskerk en kerken buiten de stad. Maar hij is natuurlijk vooral bekend geworden door de tien glazen die hij in de periode 1555-71 voor de parochiekerk van zijn woonplaats heeft ontworpen en uitgevoerd. Hiervoor maakte Crabeth cartons, ontwerptekeningen op ware grootte. Van elf van deze cartons zijn fragmenten op de tentoonstelling in Gouda te zien. Deze tonen de hand van een vaardig tekenaar, die in lichte lijnen landschappen suggereert en in aangezette contouren figuren op de voorgrond plaatst. Daarnaast is er een voortdurende aandacht voor genre-achtige elementen, zoals in het carton voor het glas met het verhaal van Judith en Holofernes. Waar op de voorgrond al de vreselijke moord op de Assyrische hoofdman heeft plaatsgevonden, zien wij op de achtergrond nog de belegering van de stad Bethulië. Achter de schotten met kanonnen staan soldaten, maar er zijn ook figuren in de weer met het bakken van brood en het braden van vlees. Fraaie staaltjes van eigentijds leven, vastgelegd op formaten die we zelden zien. De tentoonstelling is te zien van 23 november 2011 tot 9 april 2012
45
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2011
VERENIGING REMBRANDT
ALGEMEEN
LIDMA ATSC H A P
De Vereniging Rembrandt werd onder de naam Vereeniging Rembrandt tot behoud in Nederland van kunstschatten opgericht op 24 september 1883. Het doel van de vereniging is het behouden en uitbreiden van kunstschatten voor Nederland, en het verrijken van het openbare bezit aan kunstschatten in Nederland, het daartoe vergroten van de publieke belangstelling voor en het verhogen van de kennis van het roerend cultureel erfgoed, in het bijzonder in Nederlandse openbare collecties. De vereniging is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel te Amsterdam, no. V40531186. De Vereniging Rembrandt is bij de Belastingdienst gerangschikt als een Algemeen Nut Beogende Instelling en heeft daardoor de zgn. ANBI-status. Dit betekent dat de vereniging over ontvangen schenkingen en/of nalatenschappen geen (successie)belasting verschuldigd is.
p gewoon lidmaatschap: (tenminste) € 65,- per kalenderjaar
p echtpaar/partnerlidmaatschap (twee personen): (tenminste) € 90,- per kalenderjaar
p jongerenlidmaatschap (t/m 25 jaar): (tenminste) € 25,- per kalenderjaar
p lidmaatschap voor het leven: vanaf € 1.200,- (eenmalig)
p partnerlidmaatschap (twee personen): voor het leven: vanaf € 2.000,- (eenmalig)
p Titus Cirkel: gedurende vijf jaar jaarlijks minimaal € 1.000,-
p Grootoudergezelschap: lidmaatschap € 60,- per kalenderjaar plus gedurende vijf jaar jaarlijks € 500 p bedrijfslidmaatschap: (tenminste) € 1.000,- per kalenderjaar
p Leden die in aanvulling op de contributie een gift van (tenminste) € 250,- doen, kunnen voor dat jaar de status van Donateur verkrijgen.
Het lidmaatschap loopt van 1 januari tot en met 31 december. Indien u zich als lid opgeeft ná 1 november ontvangt u gratis het lidmaatschap voor de resterende twee maanden van het oude jaar. U betaalt dan contributie over het nieuwe jaar. Indien u zich gedurende het jaar, maar vóór 1 november als lid aanmeldt, betaalt u de volledige contributie over het lopende jaar. Opzegging van het lidmaatschap graag vóór 1 oktober. De leden hebben op vertoon van hun lidmaat schapskaart gratis toegang tot de permanente collecties van de ruim honderd musea waaraan de Vereniging Rembrandt steun heeft verleend, alsmede tot de ledenvergaderingen en de bijzondere ledenbijeenkomsten. Voorts ontvangen de leden het Bulletin met actuele informatie en beschouwingen door experts en fraaie afbeeldingen van de kunstwerken die met steun van de Vereniging Rembrandt zijn verworven (echtpaar/partnerleden ontvangen één Bulletin). Voor nadere informatie kunt u contact opnemen met het bureau van de Vereniging Rembrandt.
GEVEN OM KUNST? DE KUNST VAN HET GEVEN! De Vereniging Rembrandt steunt kunstaankopen van musea ten behoeve van ons openbaar kunstbezit. Van overheidswege wordt dit particulier initiatief fiscaal ondersteund. Voor giften van particulieren gelden onder bepaalde voorwaarden aftrekmogelijkheden voor de inkomsten- en erfbelasting. De Vereniging Rembrandt is geheel vrijgesteld van schenk- en erfbelasting. Zo kan zij optimaal profiteren van uw gift tijdens uw leven of bij erfstelling. Op welke wijze levert uw schenking meer op? p Een gift is een schenking uit vrijgevigheid zonder dat daar op geld waardeerbare aanspraken tegenover staan. De Vereniging Rembrandt is gebaat bij elke gift. De gift kan in geld of natura (w.o. kunstvoorwerpen) geschieden en als eenmalige of period ieke schenking gedaan worden. Fiscaal is het het aantrekkelijkst voor u om de schenking in vijf of meer vaste termijnen te voldoen. Voor een dergelijke gift is, evenals bij erfstellingen of legaten, het inschakelen van een notaris nodig. De Vereniging Rembrandt is bereid de notariële kosten voor haar rekening te nemen bij periodieke giften vanaf € 200,- per termijn. p Door erfstelling of legaat kunt u uw vermogen, een bedrag en/of kunstvoorwerpen nalaten aan
46
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2011
de Vereniging Rembrandt. De bestemming van de kunstvoorwerpen kan worden bepaald in overleg met de Vereniging Rembrandt. Hiervoor geldt onder bepaalde voorwaarden de genoemde vrijstelling van erfbelasting. p Ten slotte noemen wij de bijzondere mogelijk heid dat erfgenamen de erfbelasting gedeeltelijk voldoen door overdracht van kunstvoorwerpen aan de Staat. U kunt ons hierover raadplegen. Waaraan draagt u bij? U draagt bij aan de realisatie van de algemene doelstelling van de Vereniging Rembrandt: verrijking van ons openbaar kunstbezit in algemene zin, of aan de verwerving van kunst werken op een bepaald verzamelgebied. Mogelijkheden zijn: een Rembrandtfonds op Naam of een Themafonds. Wat is een Rembrandtfonds op Naam? Een persoonlijke manier van schenken of nalaten. Het is een apart fonds, waarvan de oprichter in samenspraak met de Vereniging Rembrandt de naam bepaalt (bijvoorbeeld de naam van de stichter[s]), de doelstelling en de wijze van besteding. Voor een Rembrandtfonds op Naam geldt een minimum bedrag van € 75.000.
Wat is een Themafonds? Deze fondsen worden in het leven geroepen voor degenen die geïnteresseerd zijn in een bepaald verzamelgebied. U kunt met een gift vanaf € 5.000,- (eventueel in vijf termijnen) bijdragen aan een afzonderlijk Themafonds, bedoeld om bepaalde onderdelen van de openbare collecties te steunen, bijvoorbeeld 17de-eeuwse schilderkunst, religieuze kunst, prenten en tekeningen, beeld houwkunst, kunstnijverheid of moderne kunst. Op deze wijze kunt u daadwerkelijk bijdragen aan kunstaankopen in bepaalde richtingen. De Vereniging Rembrandt kent inmiddels de volgende Themafondsen: Themafonds Zilver, Themafonds Prenten en Tekeningen, Themafonds Glas en Themafonds Schilderkunst 17de eeuw. Nadere informatie Wij geven u graag nadere informatie over de vermelde mogelijkheden. Hiervoor is een speciale brochure Geven om kunst? De kunst van het Geven samengesteld, die wij u desgevraagd toezenden. Wij nodigen u uit om hierover contact op te nemen met het Bureau (Drs. H.M. Blankenberg, telefoon 070 - 427 17 20, e-mail:
[email protected]).
ONDERSTEUNDE MUSEA
Vrije toegang tot de vaste collecties Vanitasstilleven, Dirck de Horn. Aanwinst voor het Fries Museum.
Lidmaatschapskaart R liggend 2012.indd 1
09-09-11 12:02
De leden van de Vereniging Rembrandt hebben op vertoon van het bewijs van lidmaatschap vrije toegang tot de vaste collecties van de musea die sinds de oprichting van de vereniging in 1883 zijn gesteund bij de aankoop van kunstwerken. Dit zijn:
ALKMAAR •
AMERONGEN •
van
• Kunsthal Rotterdam
Stedelijk Museum
• Koninklijk Kabinet
Kasteel Amerongen
Schilderijen Mauritshuis
• Maritiem Museum Rotterdam
AMERSFOORT •
Museum Flehite
• Museum Bredius
• Museum Boijmans Van Beuningen
AMSTELVEEN •
Cobra Museum
• Museum Meermanno
• NAi Nederlands Architectuur-
AMSTERDAM •
Allard Pierson Museum
• De Mesdag Collectie
instituut
• Amsterdam Museum
GRONINGEN •
Groninger Museum
• Wereldmuseum Rotterdam/
• Bijbels Museum
HAARLEM •
Frans Hals Museum
• Joods Historisch Museum
• Historisch Museum Haarlem
• Museum Amstelkring
• Teylers Museum
DE RIJP •
• Museum het Rembrandthuis
RIJSWIJK (ZH) •
• Museum Van Loon
Hannemahuis
SCHIEDAM •
• Museum Willet-Holthuysen
Voerman Museum
SCHOONHOVEN •
’ S-HEERENBERG • Kasteel Huis Bergh
SLUIS •
HARLINGEN •
HATTEM •
Gemeentemuseum Het
• Nederlands Scheepvaartmuseum
• Pijpenkabinet & Smokania
• Rijksmuseum
Het Nijenhuis
• Stedelijk Museum
HEINO/WIJHE •
helmond •
Museum De Fundatie/Kasteel Gemeentemuseum Helmond
Museum voor Volkenkunde
ROZENDAAL •
Kasteel Rosendael Museum In ‘t Houten Huis Museum Het Tollenshuis Stedelijk Museum Nederlands Zilvermuseum Oudheidkundige Verzameling Belfort Sluis
SNEEK •
TIEL •
Fries Scheepvaart Museum Flipje en Streekmuseum Tiel
• Stedelijk Museum Bureau
’ S-HERTOGENBOSCH • Noordbrabants Museum
Sociëteit
Amsterdam
• SM’s - Stedelijk Museum
• Tropenmuseum
HEUSDEN A/D MAAS • Het Gouverneurshuis
•
• Van Gogh Museum
HILVERSUM •
Paleis Het Loo - Nationaal Museum
HOORN •
Museum Stad Appingedam
KATWIJK •
Gemeentemusea
LAREN •
LEEK •
APELDOORN •
APPINGEDAM •
ARNHEM •
ASSEN •
Drents Museum
ASTEN •
Beiaard- en Natuurmuseum Asten
BARNEVELD •
BERG EN DAL •
BERGEN OP ZOOM •
BEVERWIJK •
BREDA •
BRIELLE •
LEENS •
hedendaagse kunst
Westfries Museum
UDEN •
Museum voor Religieuze Kunst
Katwijks Museum
UITHUIZEN •
Singer Museum
UTRECHT •
Nationaal Rijtuigenmuseum
Borg Verhildersum
• Museum Catharijneconvent
Nationaal Glasmuseum
• Museum Speelklok
Fries Museum
VAASSEN •
VLISSINGEN •
Zeeuws maritiem muZEEum
VOORBURG •
Museum Swaensteyn
VOORSCHOTEN •
LEERDAM •
Afrika Museum
LEEUWARDEN •
Het Markiezenhof
• Keramiekmuseum Princessehof LEIDEN •
Museum Boerhaave
Breda’s Museum
• Prentenk ab inet der Rijks-
Historisch Museum Den Briel
DELFT • Legermuseum
• Museum Lambert van Meerten
De Pont, Stichting voor
Audax Textielmuseum
Museum Hilversum
Veluws Museum Nairac
Museum Kennemerland
TILBURG •
univers it eit
• Rijksmuseum voor Volkenkunde
Centraal Museum
• Geldmuseum
WEESP •
• Rijksmuseum van Oudheden
Menkemaborg
Kasteel de Cannenburch
Kasteel Duivenvoorde Gemeentemuseum
WOERDEN •
Stadsmuseum Woerden.
ZAANDAM •
Museum van het Nederlandse
• Stedelijk Museum Het Prinsenhof • Stedelijk Museum De Lakenhal
Uurwerk
• Volkenkundig Museum
LOOSDRECHT •
Kasteel-Museum Sypestyn
ZALTBOMMEL •
Nusantara
MAARSSEN •
Slot Zuylen
ZIERIKZEE •
Gemeentemusea
MAASTRICHT •
Bonnefantenmuseum
• Stadhuismuseum
Dordrechts Museum
MARKEN •
Marker Museum
MIDDELBURG •
Zeeuws Museum
NIJMEGEN •
Museum Het Valkhof
• Stedelijk Museum
OTTERLO •
Kröller-Müller Museum
DEVENTER •
DORDRECHT •
• Huis Van Gijn
EINDHOVEN •
Museum Kempenland
• Stedelijk Van Abbemuseum
ENKHUIZEN •
ENSCHEDE •
GORINCHEM •
GOUDA •
ZUTPHEN •
zwol LE •
Maarten van Rossummuseum Maritiem Museum Zierikzee Museum Henriëtte Polak in De Wildeman Museum de Fundatie/Paleis aan
Stg Rijksmuseum Zuiderzeemuseum • Nederlands Tegelmuseum
de Blijmarkt
Rijksmuseum Twenthe
PURMEREND •
Purmerends Museum
• Stedelijk Museum
Gorcums Museum
RIDDERKERK •
Huys ten Donck (alleen de tuinen)
Stedelijke Musea
ROERMOND •
Stedelijk Museum Roermond
ROTTERDAM •
Atlas van Stolk/Het Schielandhuis
’ S-GRAVENHAGE • Gemeentemuseum Den Haag
• Haags Historisch Museum
47
VERENIGING REMBRANDT NAJAAR 2011
(Historisch Museum Rotterdam)
In 2010 met steun van de Vereniging Rembrandt aangekochte werken:
AMMERZODEN
DORDRECHT
OTTERLO
Kasteel Ammersoyen (Geldersch Landschap en Geldersche Kasteelen) Portret van Catharina van Arkel, 1598 Henrick van Zijll
Huis Van Gijn Kelkglas met diamant gravure, 1772 Meyden Visser
Kröller-Müller Museum The Paintings (with Us in the Nature) Gilbert & George
Dankzij het Fonds Willem Reus i.o.
Dankzij het Titus Fonds
Dankzij het BankGiro Loterij Aankoopfonds AMSTERDAM
Van Gogh Museum Vrouw op de ChampsÉlysées bij nacht, 1890-91 Louis Anquetin AMSTERDAM
Rijksmuseum Gezicht vanaf de Pont Transbordeur, Marseille, 1929 Lásló Moholy-Nagy AMSTERDAM
Rijksmuseum Barnstenen speeldozen van Willem I en Anna van Hannover, ca. 1734 Dankzij het Beatrijs de Rooij Fonds BARNEVELD
Veluws Museum Nairac Zilveren avondmaalkan, ca. 1640
’S-HERTOGENBOSCH
Rijksmuseum Twenthe Landschap in de storm, 1804 Gerard van Nijmegen
SM’s – Stedelijk Museum Collectie sieraden en archief, 1964-84 Emmy van Leersum
Dankzij het Fonds LeppinkPostuma en het BankGiro Loterij Aankoopfonds
Dankzij het BankGiro Loterij Aankoopfonds en het Titus Fonds
ENSCHEDE
’S-HERTOGENBOSCH
Rijksmuseum Twenthe Boomachtig landschap met een rustende herder, 1745-46 Thomas Gainsborough
Noordbrabants Museum Koolroos, ca. 1790-1800 Cornelis van Spaendonck
ENSCHEDE
Dankzij het BankGiro Loterij Aankoopfonds
ROTTERDAM HARLINGEN
Ottema-Kingma Stichting t.b.v. Gemeentemuseum het Hannemahuis Verguld zilveren theebus, 1736 Sybren Pieters Sonnema Dankzij het BankGiro Loterij Aankoopfonds LEEUWARDEN
Dankzij het BankGiro Loterij Aankoopfonds
Fries Museum Vanitasstilleven, ca. 1650 Dirck de Horn
DEN HAAG
MAASTRICHT
Dankzij het Stortenbekerfonds
Bonnefantenmuseum Large-Small, Thick-Thin, Light Reflecting, Light Absorbing 2 en 23, 2007, 2008 Robert Ryman
DEN HAAG
NIJMEGEN
Gemeentemuseum Cell XXVI, 2003 Louise Bourgeois
Museum Het Valkhof Portret van IJsbrand van Diemerbroeck, 1657 Cornelis Janson van Ceulen
Mauritshuis Stilleven van een boeket in wording, 1674 Dirck de Bray
DEN HAAG
Gemeentemuseum Collectie vooroorlogs Boheems glas en naoorlogs Venetiaans glas Dankzij het Jaap en Joanna van der Lee-Boersfonds
Dankzij het BankGiro Loterij Aankoopfonds
OTTERLO
Kröller-Müller Museum Ultimate Painting No. 39, 1960 Ad Reinhardt Dankzij het Titus Fonds
Museum Boijmans Van Beuningen Une vipère, un vampire, une vitre, 1974 Marcel Broodthaers VAASSEN
Kasteel Cannenburch (Geldersch Landschap en Geldersche Kasteelen) Twee zilveren sauskommen met bijpassende onderschotels, 1873 Cornelis Hendrik Bömcke en Frederik Manicus I Dankzij het BankGiro Loterij Aankoopfonds UTRECHT
Museum Catharijneconvent De vier kerkvaders verheerlijken de eucharistie, 1632 Abraham Bloemaert Dankzij het BankGiro Loterij Aankoopfonds WEESP
Gemeentemuseum Hollands porseleinen kop, 1760-70 Manufactuur van de Graaf van Gronsveld Dankzij het Petra van Maaren Fonds