bulletin van de Vereniging Rembrandt
Jaargang 18 n0 1 voorjaar 2008
Vereniging Rembrandt al 125 jaar sponsor van het openbaar kunstbezit
grote liefdes met steun van de Vereniging Rembrandt
Vereniging Rembrandt al 125 jaar sponsor van het openbaar kunstbezit
p Voorzitter Jan Maarten Boll over het lustrumjaar p Bijzondere schenking door Marlene Dumas p Professor Henk van Os blikt terug p Vereniging Rembrandt 1993-2003 p Voorjaarsbijeenkomst in het Drents Museum
Beschermvrouwe H.M. de Koningin
Ereleden
Bestuur
raa d van a d viseurs
Mevrouw Dr E. Frederiks, 1994 Mr W. Baron van Dedem, 2002
Mr J.M. Boll, voorzitter Dr M. Sanders, vice-voorzitter Mevrouw Mr A.A. van Berge, secretaris Drs H.B. van Wijk, penningmeester Mr H.G. Boumeester Prof. Dr R.E.O. Ekkart Prof. Dr P.A. Hecht Prof. Dr R. de Leeuw Dr J.R. ter Molen Drs C.O.A. baron Schimmelpenninck van der Oije Dr C.B. Smithuijsen Dr E.J. van Straaten Mevrouw L.C.E. van Tets-van Tienhoven Mr J.G. de Vries Robbé Jhr M.A. van Weede
Dr J.N.M. van Adrichem Prof. Dr J. Th. M. Bank Prof. Dr C. Blotkamp Mevrouw Prof. Dr C.A. ChavannesMazel Prof. Dr T.M. Eliëns Drs A.A. Fock Prof. Dr M. Forrer J.A. de Gier Mr Th. Groenewald Mr H.F. Heerkens Thijssen Drs J.J. Heij Drs J.H. van Heijningen Nanninga Drs B.F. van Ittersum Mevrouw M. baronesse Lambert J.M.N. Leighton Mevrouw Drs D.H.A.C. Lokin Drs Ing. C. Maas Prof. Dr V. Manuth
Drs H.J.A.T. Meertens Drs R.C.J. Meijer Mr A.R.T. Odle Dr D. Overbosch Mevrouw Dr H.H. Pijzel-Dommisse Mr L. R. J. ridder van Rappard Mr S.A. Reinink M.J.M. van Rooy Prof. Dr P. Schnabel Drs P.J. Schoon Mevrouw Dr M.F. Simon Thomas A.L. Stal A.G.L. Strengers Drs C. baron van Tuyll van Serooskerken E.W. Veen Mevrouw Ir M.L.W. VehmeijerVerloop Mevrouw Mr P.H.E. Voûte Drs M.J.F. Weck
Lustru mcomm issie
Rekeningen
Kl ac h t e n c omm i s s i e
Mr J.G. de Vries Robbé voorzitter Drs H.M. Blankenberg secretaris Drs H.B. van Wijk penningmeester Mevr. Drs F.M. Bijl de Vroe-Verloop Prof. Dr R.E.O. Ekkart Prof. Dr P.A. Hecht A. Rüger Dr M. Sanders Prof. Dr P. Schnabel Drs P.J. Schoon K. van Twist
Bank Mees Pierson, Amsterdam 25 22 00 861 (voor betaling contributie) Bank Mees Pierson, Amsterdam 21 33 99 385 Postbank 11 71 21 ten name van de Vereniging Rembrandt, Den Haag
Fon d s e n w e r v i n g
Vereniging R embran dt
Bureau (9 – 13 uur)
Lange Voorhout 15 2514 ea Den Haag T: 070 - 427 17 20 F: 070 - 427 19 40 E:
[email protected] www.verenigingrembrandt.nl
Drs H.M. Blankenberg, directeur
Leden van de Vereniging Rembrandt
Contacten Musea/PR
kunnen bij het secretariaat extra
Mevrouw Drs F.M. Bijl de VroeVerloop
Bulletins bestellen voor € 7,- per stuk
Mr S. Royer, voorzitter Mevrouw Mr A.M.C. Marius-van Eeghen, secretaris Mevrouw Mr M.C. Scholten Dr J.M. de Groot Mr H. baron van Imhoff
(excl. portokosten).
Ledenadministratie
Mevrouw A.J.M. Devilee
Colofon:
i l l u s tr a t i e o m s l a g :
Samenstelling en redactie: Teio Meedendorp
Dummy voor Dagboek van een erotomaan (detail)
Ontwerp: van Rosmalen & Schenk,
Sanne Sannes (1937-1967), ca 1966, foto
Amsterdam
Rijksprentenkabinet, Rijksmuseum, Amsterdam
Druk: Drukkerij Onkenhout BV, Almere
I n h o u d
De Vereniging Rembrandt is een particuliere organisatie,
4 Voorwoord
Mr J.M. Boll
opgericht in 1883. Zij heeft als doel door het beschikbaar stellen van geldelijke middelen musea en andere openbare verzamelingen effectieve hulp te bieden bij het verwerven van kunstvoorwerpen.
Aa nw i n s t e n
Gemeentemuseum Den Haag
14 Flesje
Iran, 12de eeuw 5 Waarom Beckmann nu in Nederland
Marlene Dumas De internationaal bekende en in Amsterdam werkzame kunstenares Marlene Dumas ontving vorig jaar de kunstprijs 2007 van de stad Düsseldorf. Zij legt uit waarom zij het daaraan verbonden geldbedrag van € 55.000,- aan de Vereniging Rembrandt heeft geschonken. 8 Over aanwinsten: 1993-2003
Fusien Bijl de Vroe Welke kunst willen wij in Nederland zien, en waarom? Aan de hand van deze en andere vragen ontstond in de jaren negentig een discussie over hoe het nationale kunstbezit van invloed was op de Nederlandse identiteit, of niet. 13 Ogenblik: Belisarius voor de Vereniging Rembrandt
Prof. Dr H.W. van Os Voor dit lustrumjaar kijkt professor Henk van Os in zijn column terug op een opmerkelijk initiatief van enkele bestuursleden van de Vereniging Rembrandt – onder wie hij zelf – in het begin van de jaren ’90.
Mauritshuis, Den Haag
16 Zeegezicht met schepen
Jan van de Cappelle, ca 1660
Paleis Het Loo Nationaal Museum, Apeldoorn
20 Set van acht kandelabers
H.C.N. Wiedeman, 1783/84
32 Titus Cirkel
Frank Heerkens Thijssen 33 Nieuws van de Vereniging
Drents Museum, Assen
23 Studie voor Bleekveld te Zweeloo
Max Liebermann, 1882
36 Algemeen
Rijksprentenkabinet, Amsterdam
26 Dummy voor ‘Dagboek van een erotomaan’
Sanne Sannes, ca 1966
?
Voorwoord
Wie zijn ‘wij’? Dit jaar bestaan ‘wij’ 125 jaar. Wie zijn ‘wij’ en zijn we
nog steeds wie ‘wij’ in 1883 waren? U en ik zijn samen ‘wij’, leden van de Vereniging Rembrandt. Dat is onze verbondenheid met hen die in het verleden lid van
‘Rembrandt’ waren, én met onze toekomstige leden.
Wat ons allen bindt is niet zozeer de verenigingsstructuur, maar de belangstelling en liefde voor de Neder-
landse musea en al het moois en interessants dat daar getoond en geconserveerd wordt.
‘Rembrandt’ is een vereniging. Wij zijn geen ‘fonds’ in de zin van een vermogen dat via een stichting of vennootschap voor een goed doel is bestemd, waarbij de persoon van de stichter of een externe financieringsbron centraal staat. De Vereniging Rembrandt werd opgericht door enkele Amsterdamse burgers, kunstliefhebbers, die als gemeenschappelijke doel hadden geld bij elkaar te brengen om ervoor te zorgen dat kunstwerken die zij belangrijk vonden te verwerven voor het Nederlands openbaar kunstbezit en aldus voor Nederland te behouden. Destijds waren we een klein gezelschap van kunstvrienden onder elkaar. Wij waren in zoverre nationalisten dat wij er gezamenlijk binnen het kader van ‘Rembrandt’ – maar ook individueel als schenkers vanuit privécollecties – voor wilden zorgen dat in de Nederlandse musea voor iedereen blijvend te zien zou zijn wat nou zo kenmerkend was voor ‘het land van Rembrandt’. Van tijd tot tijd hebben we het in de afgelopen 125 jaar verschillend onder woorden gebracht, maar het streven om ‘onze’ openbare kunstcollecties te versterken met nieuwe aanwinsten die veelal afkomstig waren uit Nederlands particulier bezit, heeft altijd centraal gestaan. Het was en is bijzonder: particulier initiatief gericht op publiek eigendom ten algemenen nutte! Aanvankelijk stond het behoud van kunstschatten voorop. Er moest worden voorkomen dat nog meer van de belangrijke en voor onze nationale culturele identiteit kenmerkende kunstschatten naar het buitenland werden verkocht. In ‘het land van Rembrandt’ dienden overheid en particulier gezamenlijk paal en perk te stellen aan de uitverkoop van ‘onze’ grote kunstenaars, van meesterwerken uit Nederlands bezit. Daarna kwam de periode
4
v e r e n i g i n g r e mb r a n d t v o o r j a a r 2 0 0 8
van het verrijken van de museumcollecties, door (terug) te kopen uit het buitenland van hetgeen we hier node misten, en van het verbreden van deze collecties, door ze in een ruimere context te plaatsen. Dat laatste gold en geldt in het bijzonder voor verzamelingen van moderne en eigentijdse kunst. De Nederlandse cultuur is niet alleen van en voor eigenheimers. Sinds het afzakken van de Batavieren langs de Rijn ontwikkelden de lage landen zich bij uitstek tot een smeltkroes van culturen. Daarvan worden nog steeds de vruchten geplukt, ook in ons rijke openbare kunstbezit. ‘Wij’ zijn, kortom, een groep mensen met grote belangstelling voor kunst en cultuur, met burgerzin, die in nauwe wisselwerking met ‘onze’ musea en een veelheid van goede gevers en financiers, pal staat voor de vitaliteit van het zeer gevarieerde openbare kunstbezit in Nederland.
Wat ik hier wil zeggen, kunt u vanaf 3 oktober zien in het Van Gogh Museum tijdens de tentoonstelling 125 grote liefdes…met steun van de Vereniging Rembrandt, aan de hand van kunstwerken die hiervoor werden geselecteerd door ons bestuurslid Peter Hecht, in samenwerking met directeur en medewerkers van het Van Gogh Museum. De tentoonstelling wordt vormgegeven door Wim Crouwel, vele jaren lid van onze Raad van Adviseurs. Professor Hecht heeft bovendien de geschiedenis van de Vereniging Rembrandt te boek gesteld en daaraan een sabbatical besteed. Het gaat om wat de Vereniging Rembrandt deed, doet en kan blijven doen voor het verzamelen in Nederland, én om de morele en materiële steun die onze leden en begunstigers daarbij geven. Daarom mijn oproep aan u om zoveel mogelijk mensen te inspireren tot grote liefde voor ‘ons’ openbaar kunstbezit, door hen te wijzen op de tentoonstelling in het Van Gogh Museum, of lid te maken van onze Vereniging, zodat ook zij met de Rembrandt kaart als speciale bezoeker in de musea welkom zijn. Tot slot, leest u vooral in dit Bulletin het verhaal van de bijzondere gift van Marlene Dumas, waaruit eens te meer blijkt waar de Vereniging Rembrandt voor is bedoeld, en waarbij in dit verband voor het eerst in de recente geschiedenis een internationaal beroemd kunstenaar een schitterend voorbeeld geeft! Jan Maarten Boll Voorzitter
Marlene Dumas
Waarom Beckmann nu in Nederland Geachte dames en heren, Het spijt me zeer dat ik u niet in het Engels kan toespreken, maar misschien heb ik later ooit de gelegenheid uw taal te leren. Allereerst wil ik bij deze poging om mijn standpunt te verklaren -een vrijwel onmogelijke opgave- duidelijk maken, dat ik me nooit met politiek heb beziggehouden. Ik heb slechts geprobeerd mijn opvattingen over de werkelijkheid zo intensief mogelijk tot uitdrukking te brengen.1
Het Kwaad is Banaal Marlene Dumas 1984. Olieverf op doek, 125 x 105 cm Van Abbemuseum, Eindhoven
[foto: Peter Cox, Eindhoven]
Zo sprak Max Beckmann in Londen op 21 juli 1938. Op 12 december 2007 stond ik zelf op het verhoog om de stad Düsseldorf te bedanken voor een prijs aldaar aan mij toegekend. Ik begon met een soortgelijke zin, maar in mijn geval sprak ik in het Engels en uitte ik mijn spijt mijn gehoor niet in het Duits te kunnen toespreken. Ik sprak over het feit dat Duitsland veel voor mijn kunst had betekend. Zo kreeg ik bijvoorbeeld mijn eerste museale solotentoonstelling buiten Nederland in Kiel. Daarna volgden mooie musea in Berlijn, Bonn, Baden-Baden, Kassel, Dresden en zo meer. Joachim Erwin, de Oberbürgermeister van Düsseldorf, had in zijn toespraak een werk van Joseph Beuys aangehaald, Zeige Deine Wunde (Lenbachhaus, München). Hij zei dat ik dat ook deed en ook zelfs zout in open wonden strooien kon. Ik geloof wel in de helende werking van zout in wonden, en was ontroerd door zijn vergelijking. Ik zei dat ik, die als buitenlander in Europa altijd goed werd behandeld, nu de gelegenheid kreeg om een kunstenaar die niet de eer kreeg die hem toekwam – omdat hij een verkeerde nationaliteit had, op een verkeerde plaats, in een verkeerde tijd – dit bedrag te kunnen schenken. Ik sloot af met het volgende citaat van Beckmann, waarin ik mezelf
5
In 2006 stelde de stad Düsseldorf een prestigieuze kunstprijs in, groot € 55.000,-, jaarlijks toe te kennen aan een beeldend kunstenaar die een krachtig en invloedrijk oeuvre heeft opgebouwd en daar actief aan verder werkt. De Amerikaan Bruce Nauman (1941) ontving deze prijs als eerste en op 19 december vorig jaar werd de – voluit geheten – Kunstpreis 2007 der Landeshauptstadt Düsseldorf uitgereikt aan de in Zuid-Afrika geboren en in Amsterdam werkzame kunstenares Marlene Dumas (1953). Zij schonk het aan de prijs verbonden geldbedrag aan de Vereniging Rembrandt, met een bijzonder doel. Het geld is bestemd voor een toekomstige verwerving voor het Nederlandse openbare kunstbezit van een werk van Max Beckmann (1884-1950). In een speciale bijdrage legt zij zelf uit wat hierbij haar beweegredenen waren.
v e r e n i g i n g r e mb r a n d t v o o r j a a r 2 0 0 8
had herkend. Het gaat niet over grijs. Het gaat over de gelijktijdigheid van zwart en wit.
Ja, zwart en wit zijn de twee elementen die me aangaan. Want goed of kwaad, ik kan niet alles zwart zien, of wit: als ik dat kon, zou alles eenvoudiger en minder dubbelzinnig zijn, maar ook non-werkelijk. Ik weet dat veel mensen alles ‘wit’ willen zien, of ‘zwart’ (dat wil zeggen objectief mooi of negatief of lelijk). Ik kan me alleen in beide tezamen uiten. Alleen in de combinatie van zwart en wit kan ik God als een eenheid zien, die keer op keer vorm krijgt in het grootste, steeds wisselende schouwspel van de wereld.2
In september 1976 kwam ik uit een land met een politiek stelsel onder het Nederlandse woord Apartheid, dat in naam van het Christelijk geloof (grotendeels Nederduits Gereformeerd) het blanke ras als een soort zuivere, hogere beschaving beschermde en bevoordeelde. Eigenlijk was Holland niet mijn einddoel, eerder Amerika (New York – daar gebeurt het in de kunst). In de maand van mijn vertrek werden zwarte kinderen in Soweto tijdens een vreedzame betoging tegen Afrikaans als voer taal op scholen door de politie gedood. Op 19 juli 1937 – de dag dat Hitlers Entartete Kunst tentoonstelling in
München opent – stapt Max Beckmann samen met zijn vrouw op de trein naar Amsterdam (twee kaartjes, enkele reis). Bij aankomst is hun eerste adres: Hotel Eden, aan de Amstel. In zijn dagboek noteert hij die avond: Zijn in Eden aangekomen. Meer niet. Een paar maanden voor zijn vertrek uit Duitsland had hij op de achterkant van het prachtige drieluik Abfahrt (Departure, Museum of Modern Art, New York) nog de titel veranderd in Scenes from Shakespeare’s Tempest om zich eventueel in te dekken tegen de Nazi’s. Het idee was Amsterdam als transit/ overstap naar Parijs of Amerika. Het lukte niet. De grenzen gingen dicht. Wanneer de Art School van Chicago hem een gastdocentschap aanbiedt, wordt hem wegens de oorlogsdreiging een visum geweigerd, aangezien hij het welzijn van de Amerikaanse regering tot last zou zijn. Amsterdam werd: tien jaar aan ‘t Rokin keihard werken en prachtige schilderijen maken. In Amsterdam schilderde hij uiteindelijk eenderde van zijn oeuvre, waaronder vijf indrukwekkende triptieken. Maar dan de tragische ironie van het lot: als niet-joodse Duitser was hij op de vlucht voor de Duitsers (de Nazi’s) en kwam hij terecht in een land dat vervolgens werd bezet door diezelfde Duitsers, omringd door Hollanders die hem als ‘De Duitser’ zagen. Uiteindelijk, na 7 jaren, verkocht hij op 27 april 1945 één schilderij aan Nederland: Doppelportrait von Quappi und mir uit 1941 (Stedelijk Museum, Amsterdam). Op 5 mei 1945 eindigt de Tweede Wereldoorlog. Maar niet voor Beckmann en zijn vrouw Quappi die pas in augustus 1947 van de Nederlandse regering een Non enemy verklaring krijgen. In 1994 vindt de eerste democratische verkiezing plaats in Zuid-Afrika. Men zegt vaak: Time heals all wounds (de tijd heelt alle wonden), maar er is ook een treffende uitspraak van Groucho Marx die luidt: Time wounds every heal.3
6
In 1990 nam ik deel aan een tentoonstelling in het Joods Historisch Museum – Bevrijdingen. Hetty Berg, de begeleidster van dit project, sprak over het feit dat het niet alleen om het verleden, maar ook om het heden ging. Over fysieke en psychische verwerkingsprocessen. Langer dan levenslang. Waarom zou ik willen helpen om een belangrijk schilderij uit Beckmanns Amsterdamse dagen voor een Nederlands museum te bekomen? Omdat het aardig is voor een nog levende Zuid-Afrikaanse Nederlandse die in Amsterdam woont om Duits geld aan Amsterdam te schenken voor de aanschaf van een werk van een Duitse ‘Nederlander’ uit het oorlogsverleden van deze stad? Omdat een prijs een gift is, geen recht. Omdat hij het waard is? Daden komen nooit alleen. Wie zal het zeggen. Als de Oberbürgermeister zijn geliefde Düsseldorf niet had willen verrijken met een culturele prijs, dan had de Kunstpreis der Landeshauptstadt Düsseldorf 2007 nooit bestaan – geen aanmoedigingsprijs, maar een waardering voor het gehele oeuvre van een volwassen kunstenaar. Was deze € 55.000,- niet aan mij toegekend, dan was ik er niet op gekomen deze schenking te doen. Had ik persoonlijke geldnood, dan gaf ik het ook niet aan een ander. Kwam ik niet oorspronkelijk uit een land dat weinig voor haar kunstenaars deed? Had Jan Andriesse mij niet jarenlang gewezen op de Eros en Thanatos van deze meester, en dat hij als een van de weinige kunstenaars in staat was oorlog te verbeelden, dan had ik nu niet nu aan Beckmann gedacht. (Picasso’s Guernica en Goya’s Las Desastres de la Guerra worden meestal
v e r e n i g i n g r e mb r a n d t v o o r j a a r 2 0 0 8
geroemd als de meesterwerken welke die gruwelen van oorlog verbeelden.) Maar misschien is Beckman zelfs dichter bij onze tijd, nu, waarin ook een pervers genot in en fascinatie voor geweld gezien wordt in speelfilms en tv. Waar seksuele reclame en de dood even kleurrijk met elkaar vervloeien … de gelijktijdigheid van de dingen. Had het Van Gogh Museum ons niet weer opnieuw aan hem herinnerd met de tentoonstelling afgelopen jaar: Max Beckman in Amsterdam 1937 – 1947, waren Rudolf Evenhuis en Jaap Guldemond niet tien jaar blijven doorzetten de film Max Beckman. Transit Amsterdam van de grond te krijgen en had Jan Maarten Boll mij niet met zijn enthousiasme en inzet geïnspireerd waarmee hij het Nederlandse cultureel erfgoed wilde bewaren en uitbreiden, dan had ik ook niet verder gekeken dan mijn neus lang was. Ik vertrouw erop dat via en met de Vereniging Rembrandt er – hopelijk nog in mijn levenstijd – een prachtig schilderij aangekocht zal worden waarin vriend en vreemdeling zichzelf zullen kunnen herkennen in een nieuw Amsterdams Marlene Dumas, 30 januari 2008 Noten 1. ‘Verehrte Damen und Herren! Es ist mir außerordentlich leid, mich nicht in englischer Sprache ausdrücken zu können. Aber vielleicht kann ich das später einmal nachholen. – Als Voraussetzung meines Versuchs einer Erklärung (das heißt a priori einer fast unmöglichen Erklärung) möchte ich als erstes betonen, niemals in irgendeiner Form mich politisch betätigt zu haben. Ich habe nur versucht, mein Weltbild so intensiv, wie es mir möglich war, zu realisieren.’ Max Beckmann, ‘Über meine Malerei’, lezing gehouden in de New Burlington Galleries, Londen, 21 Juli 1938. Nederlandse vertaling: Max Beckmann. Triptieken, cat. tent. Amsterdam (Stedelijk Museum), 1981 (organisatie tentoonstelling E. de Wilde)
2. Idem: ‘Ja: Schwarz und Weiß, das sind die beiden Elemente, mit denen ich zu tun habe. Das Glück oder Unglück will es, dass ich nicht nur weiß, nicht nur schwarz sehen kann. Eins allein wäre viel einfacher und eindeutiger. Allerdings wäre es dann auch nicht existent. Aber trotzdem ist es doch der Traum vieler, nur das Weiße (nur das gegenständlich Schöne) oder nur das Schwarze (das Hässliche und Verneinende) sehen zu wollen. Ich kann nicht anders, als mich in beidem zu realisieren. Nur in beidem, Schwarz und Weiß, sehe ich Gott als eine Einheit, wie er es sich als großes, ewig wechselndes Welttheater immer wieder neu gestaltet.’ 3. Groucho’s omdraaiing luidde eigenlijk Time wounds all heels (de tijd verwondt alle schurken, red.).
Flesje Iran, 12de eeuw Gemeentemuseum Den Haag
In de mal geblazen paars glas met een lineair decor in reliëf, H 9,2 cm. Herkomst: Kunsthandel J. Polak, Amsterdam (2006)
Het Gemeentemuseum Den Haag heeft een flesje van Iranees glas kunnen aankopen dat een prachtige aanvulling vormt op de unieke collectie islamitisch glas die het museum rijk is. Dit gebeurde met steun van het Jaap en Joanna van der Lee-Boersfonds dat als doelstelling heeft het verlenen van financiële steun voor de aankoop van voorwerpen van glaskunst ten behoeve van openbare kunstcollecties in Nederland, met name het Gemeentemuseum Den Haag. Een bij zo ndere ver zameling islam i t i sch g l a s
Als eerste museum in Nederland heeft het Gemeen temuseum Den Haag een grote belangstelling voor de kunst van de Oriënt aan de dag gelegd. Deze interesse was in eerste instantie te danken aan de conservator oude kunstnijverheid dr. H.C. Gallois (1885-1937) die van 1919 tot zijn plotse overlijden in 1937 aan het museum was verbonden. Zijn grote belangstelling voor islamitische kunst werd gevoed tijdens zijn studie in Parijs, waar hij niet alleen kennis maakte met de belangrijkste
museale verzamelingen die Frankrijk op dit gebied rijk is, maar ook bekende kunsthandelaren als Demotte, Kalebdjian Frères en de broers Nazare Aga leerde kennen. Hier zou hij vanaf 1921 met zekere regelmaat vooral islamitisch aardewerk aankopen. In 1927 organiseerde Gallois in het Gemeentemuseum de eerste grote overzichtstentoonstelling over ‘Islamische’ kunst in Nederland.1 Deze expositie liet zijn recente aankopen zien als ook vele bruiklenen uit de belangrijkste museale en particuliere collecties in binnen- en buitenland. Van de totaal 260 catalogusnummers waren er slechts twaalf aan glas gewijd (waaronder twee items van het Gemeentemuseum), terwijl de keramiek maar liefst 123 nummers telde. Hoewel deze verhouding de toenmalige belangstelling illustreert die er vooral voor islamitisch aardewerk bestond, heeft Gallois zich ook op het collectioneren van islamitisch glas gericht. Zo verwierf hij in 1921 de eerste twee voorbeelden van glas uit de Oriënt die in de regio Syrië-Egypte zijn ontstaan. Ook in de jaren daarna zou hij met zekere regelmaat islamitisch glas aankopen. Een fraai exempel is de verwerving die hij in 1931 realiseerde van een flesje met een pseudo-tekst, dat in de 10de/ 11de eeuw in Irak is vervaardigd. Vooral de tekst zal hem bijzonder hebben aangesproken, aangezien Gallois Arabisch had geleerd om de kalligrafische decoraties - die zo’n belangrijke rol in de islamitische kunst spelen - beter te kunnen begrijpen. Een andere belangrijke aanwinst realiseerde Gallois in 1937 met een prachtig geëmailleerde schaal van omstreeks 1350. Het door Gallois ingezette beleid werd eind jaren dertig voortgezet door dr. Béatrice Jansen (1914) die tot haar pensioen in 1979 een onuitwisbaar stempel heeft gedrukt op het verzamelbeleid van de afdeling kunstnijverheid. Haar grote kennis van de kunstnijverheid betrof uiteenlopende gebieden als
Haags zilver, Delfts aardewerk en Europees glas, maar evenzeer islamitische kunstnijverheid. Hoewel ook zij vooral aardewerk heeft aangekocht, waartoe zij in 1968 en 1969 zelfs het toenmalige Perzië bezocht, heeft Jansen de Islamica collectie eveneens met fraaie voorbeelden van islamitisch glas verrijkt. Onbetwist hoogtepunt vormt de geëmailleerde moskeelamp die tussen 1322 en 1328 in Egypte is vervaardigd. Deze lamp met zijn aan Allah gewijde opschrift behoort ook internationaal gezien tot de topstukken op het gebied van de islamitische kunst. H et legaat van Pim Mulier
In 1954 werd de glascollectie van het Gemeentemuseum substantieel uitgebreid met het legaat van de collectioneur W.J.H. (Pim) Mulier (1865-1954). Mulier kan tot de belangrijkste Nederlandse glasverzamelaars van voor de Tweede Wereldoorlog worden gerekend die een collectie heeft opgebouwd die alle facetten van de geschiedenis van de glaskunst vertegenwoordigt. Uiteraard behoort hiertoe ook islamitisch glas waarvan zo’n twintig voorbeelden in zijn verzameling aanwezig zijn. Mulier was goed bevriend met dr. H.E. van Gelder (18761960), die van 1912-1941 directeur van het Gemeentemuseum was. Tijdens diens directoraat werd niet alleen het prachtige museumgebouw van de architect H.P. Berlage (1856-1934) gerealiseerd, maar ook de collectie tot nationaal niveau verheven. Het verzamelen van glas vormde een van de speerpunten en gebeurde steeds in nauwe samenspraak met Mulier, die op een steenworp afstand van het museum woonde. Niet zelden deed de situatie zich voor dat Van Gelder een belangrijk stuk op de markt ontdekte dat vervolgens door Mulier werd aangekocht, vanuit de gedachte dat de twee collectieonderdelen ooit
Noten 1 Cat. Tentoonstelling van Islamische kunst, Den Haag (Gemeentemuseum), 1927. 2 R. van Dullemen, ‘Het koffertje van Mulier. De handelswijze van een glasverzamelaar’, Jaarboek Gemeentemuseum Den Haag 1998, Zwolle/Den Haag 1999, pp. 94-111. 3 R. van Beek, Glazen Glorie in de Oudheid. Glazen uit de klassieke oudheid in het Gemeentemuseum Den Haag, themanummer Vormen uit Vuur (2002) 178, pp. 12-13, afb. 10. 4 Gemeentemuseum Den Haag, documentatie Mulier, brief van W.J.H. Mulier aan K.W. Bachstitz, 2-12-1942. 5 J. Teske, Ceramiek uit de Oriënt. Ceramics from the Orient, Zwolle/Den Haag 1999. 6 J. Teske en T.M. Eliëns, Glas uit de Oriënt. Islamitisch glas in de collectie van het Gemeentemuseum Den Haag, themanummer Vormen uit vuur (2006) 196.
Flesje met pseudo-tekst
Moskeelamp met emailbeschildering en verguldsel
Irak, 10de-11de eeuw, H 6,6 cm. Gemeentemuseum Den Haag
Egypte, 1322-1328, H 32,1 cm. Gemeentemuseum Den Haag
zouden worden samengebracht. Hoewel de collectie van Mulier bij zijn overlijden in 1954 eigendom van het museum werd, was de verzameling al sinds 1940 in bruikleen gegeven. Ten gevolge van de Tweede Wereldoorlog werden de beide collectieonderdelen pas in 1951 voor het eerst samen getoond in een daartoe bestemde museale ruimte. Dankzij ‘het koffertje van Mulier’ zijn wij op de hoogte van de wijze waarop Pim Mulier collectioneerde.2 Zo kocht hij bij belangrijke Amsterdamse antiquairs als de firma M. Keezer en Zoon, Joseph en Lion Morpurgo en Bernard en Jacob Stodel. Bij de Haagse Bachstitz Gallery wist Mulier tijdens de oorlogsjaren een ‘paar mooie stukjes’ te verwerven, waaronder een goud blauw vaasje. Van dit object is in zijn koffertje een door hem gemaakte tekening bewaard gebleven (Mulier was een niet onverdienstelijk tekenaar), die onder meer van het opschrift ‘Syrisch’ is voorzien. Dit fraaie flesje van zogenoemd goudbandglas is echter niet in Syrië maar waarschijnlijk in de eerste eeuw na Christus in Alexandrië gemaakt, dat in die tijd de tweede stad van het Romeinse rijk was.3 Al voor de oorlog had Van Gelder dit object bij Bachstitz gezien, waar hij werd afgeschrikt door de hoge vraagprijs van 3250 gulden (tegenwoordig circa € 25.000,-!). Gelukkig bleek dit bedrag voor Mulier enige jaren later overkomelijk en was hij ‘blijde het Museum (daarmee mijn collectie die ik aan het museum schenken ga) te hebben kunnen verfraaien met het goud blauwe flesje’.4 G l as uit de Oriënt
De importantie van de collectie kunstnijverheid uit de Oriënt was eind jaren zeventig/begin jaren tachtig zo groot geworden dat in 1981 in de persoon van drs. Jef Teske (1937) een speci-
ale conservator islamitische kunstnijverheid werd aangesteld. Ook zijn interesse ging in eerste instantie uit naar de keramiek waaraan hij in 1999 de publicatie Ceramiek uit de Oriënt wijdde.5 Toch heeft ook Teske wel degelijk belangstelling voor glas aan de dag gelegd en zich lange tijd met de bestudering van dit onderdeel van de collectie beziggehouden. De resultaten van deze studie, die hij na zijn pensionering in 2001 heeft voortgezet, zijn vastgelegd in een themanummer van Vormen uit vuur dat verscheen ter gelegenheid van de presentatie Glas uit de Oriënt die van 9 december 2006 tot oktober 2007 in het Gemeentemuseum Den Haag was te zien.6 Ter gelegenheid van deze tentoonstelling heeft het Gemeentemuseum, dat inmiddels over een bijzondere collectie van een kleine honderd voorbeelden van Islamitisch glas beschikt, een important flesje van in de mal geblazen glas aangekocht. Dit kleinood van paars glas met een versiering van een lineair decor is niet alleen bijzonder omdat het volkomen gaaf is, maar vooral ook omdat het een van de vroegste voorbeelden is van glas in een aubergine- of mangaanpaarse kleur. Dit kleurenpalet werd vanaf de 12de eeuw actueel, ook in de keramiek, en vormde een welkome toevoeging aan de kleuren groen en in mindere mate blauw die tot dan toe in de glasproductie domineerden. Met deze aanwinst, die dankzij het Jaap en Joanna van der Lee-Boersfonds kon worden gerealiseerd, zet het Gemeentemuseum zijn bijna een eeuw oude traditie voort van het verzamelen van kunst uit de wereld van de islam, een wereld die momenteel in het middelpunt van de belangstelling staats Titus M. Eliëns Hoofd collecties Gemeentemuseum Den Haag
Schaal met emailbeschildering
Tekening door Pim Mulier van een flesje dat door hem, getuige het
Egypte/Syrië, circa 1350, D 39 cm. Gemeentemuseum Den Haag
opschrift, abusievelijk als Syrisch werd beschouwd.
Zeegezicht met schepen Jan van de Cappelle (Amsterdam 1626-1679 Amsterdam) Mauritshuis Den Haag
Ca. 1660. Olieverf op paneel, op doek overgedragen, 88,5 x 113,5 cm. Herkomst: particuliere verzameling, Duitsland (2007)
In december 2007 slaagde het Haagse Mauritshuis er met steun van vele fondsen in een van de allermooiste zeegezichten van de Amster damse marineschilder Jan van de Cappelle naar Nederland te halen. De meest imposante zeegezichten van Van de Cappelle bevonden zich tot dat moment in het buitenland. Met de aankoop van deze monumentale marine – een in zilverachtige tonen geschilderd zeegezicht met een ijle atmosfeer – is het type schilderij waar deze kunstenaar zijn reputatie grotendeels aan dankt voor het eerst op het hoogste niveau in Nederlands openbaar kunstbezit vertegenwoordigd. B e l angrij k ste Hollandse marines c hilder
Van de Cappelle is vermoedelijk maar korte tijd productief geweest. De weinige schilderijen die hij van een jaartal heeft voorzien, ontstonden tussen 1649 en 1663. Hij neemt een unieke plaats in binnen de zeeschilderkunst van zijn tijd. In zijn beste werken wist hij een monumentaliteit en verstilling te bereiken die kenmerkend is voor de zogenoemde ‘klassieke’ fase in de Hollandse landschapsschilderkunst. Rond 1650 streefden schilders als Jacob van Ruisdael, Meindert Hobbema, Philips Koninck en Aelbert Cuyp hetzelfde doel na. In de zeeschilderkunst neemt Van de Cappelle een plaats in tussen Simon de Vlieger en Willem van de Velde de Jonge, die in de laatste decennia van de 17de eeuw de voornaamste schilder was. Wolfgang Stechow, auteur van een toonaangevende studie over de Hollandse landschapschilderkunst, beschouwde Van de Cappelle als de belangrijkste Hollandse marineschilder van de 17de eeuw. Tegenwoordig kennen we ongeveer 75 marines van zijn hand, naast een tiental serene winterlandschappen. Van de Cappelle heeft geen formele opleiding tot schilder gevolgd - hij werd opgeleid tot verver en zou na de dood van zijn vader diens bloeiende karmozijnververij voortzetten – maar moet zeer vertrouwd zijn geweest met de marines van De Vlieger, in wiens atelier hij mogelijk heeft verbleven. Een aantal schilderijen die Van de Cappelle rond 1650 schilderde, is in sterke mate op De Vliegers voorstellingen geïnspireerd. Ook de schilderijen van de reeds in 1632 overleden Jan Porcellis waren van invloed op Van de Cappelle, die maar liefst 16 schilderijen van deze zeeschilder in zijn grote kunstverzameling had opgenomen. Over die verzameling zijn we goed geïnformeerd door een boedelinventaris die na het overlijden van de schilder in december 1679 werd opgemaakt. Daaruit blijkt dat hij een groot vermogen naliet, naast zes huizen, stukken grond, de ververij en een ‘speeljacht’.
10
v e r e n i g i n g r e mb r a n d t v o o r j a a r 2 0 0 8
11
v e r e n i g i n g r e mb r a n d t v o o r j a a r 2 0 0 8
Zijn enorme kunstcollectie bestond uit bijna tweehonderd schilderijen en ongeveer zesduizend tekeningen, waaronder werk van Rembrandt, Jan van Goyen en de genoemde schilders Porcellis en De Vlieger.
Begroeting van de regeringssloep door de binnenvloot Jan van de Cappelle (1626-1679) 1650. Olieverf op paneel, 64 x 92,5 cm
Land van water, li cht en lu c hten
Rijksmuseum, Amsterdam,
Meer dan welke andere 17de-eeuwse Nederlandse kunstenaar is het Jan van de Cappelle geweest die Nederland als een land van water, licht en luchten heeft vastgelegd. Zeegezicht met schepen, een van zijn grotere schilderijen, is een voor de meester karakteristieke compositie, waarbij schepen van verschillende aard en grootte in groepjes bijeen liggen op kalm water. De schepen en de wolken worden subtiel weerspiegeld in het gladde wateroppervlak. Dat er sprake is van enige wind kan worden afgeleid uit de zeilen, die allesbehalve slap hangen. Door de plaatsing van de schepen met hun in het oog vallende zeilen is een sterke dieptewerking gecreëerd. Tussen de schepen door is aan de horizon een landstrook zichtbaar met daarop een gebouw, vermoedelijk een wachthuisje. In combinatie met de zeer imposante wolkenlucht - de donkere wolken in de voorgrond gaan subtiel over in lichtgrijze wolken in de achtergrond – levert de geslaagde dieptewerking van de schepen en het strookje land een monumentale voorstelling op die groter lijkt dan zij in werkelijkheid is. Van de Cappelle heeft voor de zee en de lucht koele zilvergrijze tinten gebruikt en bruintinten voor de schepen, een bescheiden palet dat kenmerkend is voor zijn
aangekocht in 1803
Verworven met steun van de BankGiro Loterij, de Mondriaan Stichting, de Stichting Nationaal Fonds Kunstbezit, het legaat van mevrouw A.C. van Agtmaal, het Ministerie van OCW, de Stichting VSBfonds, de Stichting Vrienden van het Mauritshuis, de Vereniging Rembrandt (mede dankzij de nalatenschap van de heer en mevrouw Kamerbeek-Walenkamp) en het SNS-Reaal Fonds.
12
v e r e n i g i n g r e mb r a n d t v o o r j a a r 2 0 0 8
schilderijen. De bijna tastbare damp boven het water die overgaat in de bewolkte lucht vormt de verbindende factor in de voorstelling. Ondanks het gegeven dat de aandacht van de schilder is uitgegaan naar de totaalindruk van zijn voorstelling, heeft hij toch veel zorg besteed aan de weergave van de schepen en de bedrijvigheid daarop. Zeelui zijn in de weer met hun schepen en hun vracht, ze roken een pijpje of zijn met elkaar in gesprek. In deze ondergeschikte details lijkt Van de Cappelle zich te hebben uitgeleefd in de zorgvuldige keuze van kleuren: naast enkele rode en witte accenten heeft hij binnen het smalle kader van bruin en oker oneindig veel gradaties toegepast. Prestigieu z e her ko mst
Het door het Mauritshuis verworven zeegezicht – dat slechts bij weinigen bekend was en in de kunsthistorische literatuur zelfs nog geheel ontbreekt – werd in 1979 in Londen geveild voor 510.000 pond, toentertijd een wereldrecord voor de schilder. Een oud etiket op het schilderij vermeldt de naam ‘Londesborough’, een verwijzing naar William Henry Forester Denison (1834-1900), 1st Earl of Londesborough, wiens verzameling in 1888 in Londen ter veiling was gekomen. Het zeegezicht werd toen via Colnaghi’s verworven voor de befaamde verzameling Hillingdon, die was bijeengebracht door de bankiers Sir Charles Mills (1792-1872) en zijn zoon Charles Henry Mills (1830-1898), 2nd Baronet of Hillingdon en vanaf 1886 1st Baron Hillingdon. Waar Mills senior vooral
een voorliefde had voor Frans meubilair – veel objecten uit zijn verzameling bevinden zich tegenwoordig in The Metropolitan Museum of Art, New York – was zijn zoon een fervent verzamelaar van schilderijen. Via vererving in de familie kwam zijn hoogstaande collectie schilderijen uiteindelijk in handen van Charles Hedworth Mills (1922-1978), 4th Baron Hillingdon. Na diens overlijden werd de Van de Cappelle op de genoemde veiling in 1979 verkocht aan een Duitse verzamelaar, die het in 1987 doorverkocht aan de eveneens Duitse verzamelaar van wie het schilderij nu door het Mauritshuis is verworven. Schitterende co nditie
Schepen voor de kust Jan van de Cappelle (1626-1679) 1651. Olieverf op doek, 72,5 x 87 cm Den Haag, Mauritshuis,
Geschenk sir Henri Deterding, 1936
De voorstelling is oorspronkelijk op paneel geschilderd en op een later moment, waarschijnlijk in de 19de eeuw, overgebracht op doek. Deze ingreep is buitengewoon vakkundig uitgevoerd en heeft – heel uitzonderlijk – geen nadelige gevolgen gehad voor de verflaag, die zich in een bijzonder mooie conditie bevindt. Zelfs bij een nauwkeurige beschouwing van het schilderij is het nauwelijks voor te stellen dat thans doek als drager fungeert en niet een paneel. Opvallend veel schilderijen van Van de Cappelle hebben aan kwaliteit ingeboet omdat hun conditie te lijden heeft gehad. Ook in dat opzicht vormt het schilderij een uitzondering: slechts heel weinig werk van de schilder is zo schitterend bewaard gebleven.
C ollec tie N ederland
Marines zijn relatief schaars in het Mauritshuis: van Willem van de Velde de Jonge bezit het museum van oudsher twee prachtige marines, die reeds in de 18de eeuw door Willem V, prins van Oranje, werden verworven. Verder verwierf het museum in 1892 een van de allermooiste schilderijen van Simon de Vlieger: Schepen voor het strand uit 1643. De behandeling van licht en atmosfeer in dit stuk wijst vooruit naar het werk van Van de Cappelle. Van de vroegere meesters in het genre kan Schipbreuk voor het strand uit 1631 van Jan Porcellis worden getoond, in 1964 door het museum verworven. Dit woelige zeegezicht is kenmerkend voor Porcellis, die een voorliefde had voor het tonen van de kracht van de natuur. Naast deze omlijsting door belangrijke stukken van de meest vooraanstaande meesters van het genre, kan het Mauritshuis ook een ander, minder belangrijk facet tonen van het kunstenaarschap van Van de Cappelle. In 1936 schonk Sir Henri Deterding Schepen voor de kust, een strandgezicht. Het toont aan dat de kunstenaar ook in kleiner opgezette, meer intieme voorstellingen kon excelleren. Minder goed bewaard is een winterlandschap van Van de Cappelle, dat in 1893 door het museum werd verworven. De meest kenmerkende en imposante zeegezichten van Van de Cappelle bevinden zich alle in buitenlandse verzamelingen, te weten het National Museum of Wales in Cardiff, het Toledo Art Museum, het Kunsthaus in Zürich, het museum in Rochester en het J. Paul Getty Museum in Los Angeles. De National Gallery in Londen beschikt over de grootste groep marines van de meester, maar de conditie laat in de meeste gevallen te wensen over. Het is een probleem dat veelvuldig bij Van de Cappelle optreedt. In Nederlands openbaar kunstbezit bevinden zich twee marines van de schilder: Begroeting van de regeringssloep door de binnenvloot is te zien in het Rijksmuseum te Amsterdam en het Museum Boijmans Van Beuningen te Rotterdam toont het monumentale Kalme zee met talrijke schepen. Beide werken zijn aantrekkelijk maar tonen niet ten volle de kwaliteiten die de roem van Van de Cappelle hebben bepaald: de zilverachtige toon en de ijle atmosfeer. Het schilderij in het Rijks museum is relatief bont van kleur, het werk in Museum Boijmans is een laat werk dat overwegend in bruine tinten is geschilderd. Van de Cappelles Zeegezicht met schepen is derhalve niet alleen een bijzonder welkome aanvulling op de collectie van het Mauritshuis, dat nu voor het eerst een dergelijke monumentale marine aan het publiek kan tonen, maar vormt tegelijkertijd een belangrijke aanwinst voor de Collectie Nederlands Quentin Buvelot Conservator Mauritshuis
13
v e r e n i g i n g r e mb r a n d t v o o r j a a r 2 0 0 8
Set van acht kandelabers Hendrik Christoph Nicolaas Wiedeman (Verden ca.1750 – 1819 Amsterdam) Paleis Het Loo Nationaal Museum Apeldoorn
1783/84. Zilver. H. ca. 51,5 cm. Merken: behalve het meesterteken HCW van Wiedeman dragen de kandelabers het stadskeur van Amsterdam en de Hollandse leeuw. Op de meeste objecten is de jaarletter Y van 1783 afgeslagen en op enkele andere de Z van 1784; sommige onderdelen zijn niet van een jaarletter voorzien. Alle kandelabers zijn vanwege belastingheffing in 1795 te Amsterdam herkeurd met de letter L. Gewicht: totaal ca. 17.550 gram. Herkomst: de erven Schoch-van Hogendorp (2007)
De collecties van Paleis Het Loo zijn verrijkt met acht imposante zilveren kandelabers, uitgevoerd in Louis XVI-stijl. De objecten, die niet alleen in de toepassing van de classicistische vormen en ornamenten maar ook in de uitvoering van de sierlijke armen met acanthusbladeren getuigen van een hoog ontwikkeld vakmanschap, werden in de jaren 1783 en ’84 te Amsterdam vervaardigd en dragen het meesterteken van de zilversmid Hendrik Christoph Nicolaas Wiedeman.1 Vier van de kandelaars zijn voorzien van een opzetstuk met drie armen, terwijl bij het andere viertal twee-armige opzetstukken behoren; uit het midden van deze onderdelen, die los op de kaarsenhouder van de kandelaars worden geplaatst, rijst een knop in de vorm van een pijnappel omhoog. Ook de mahoniehouten kist, waarin deze kostbare voorwerpen opgeborgen en vervoerd werden, is bewaard gebleven.2
Va n Ho gend orp
Het schitterende ensemble heeft toebehoord aan de beroemde staatsman Mr. Gijsbert Karel graaf van Hogendorp (1762-1834) en zijn echtgenote.3 Van Hogendorp geldt als de belangrijkste grondlegger van onze Oranjemonarchie; samen met L. van Limburg Stirum en A.F.J.A. van der Duyn van Maasdam vormde hij in 1813 het ‘Voorlopig Bewind’, waarmee de weg werd vrijgemaakt voor de terugkeer van de erfprins en latere koning Willem I. In zijn jeugd was Gijsbert Karel van Hogendorp onder kommervolle omstandigheden opgegroeid, nadat zijn vader als gevolg van een verkwistende levenswijze in financiële moeilijkheden was geraakt; diens poging om in Indië opnieuw fortuin te vergaren had hij met de dood moeten bekopen, omdat het schip waarop hij meevoer verging. De jonge Van Hogendorp geraakte in de gunst van de stadhouderlijke familie en werd als protegé van prinses Wilhelmina van Pruisen uitgezonden naar het hof in Berlijn. Na een kortstondige militaire loopbaan in Duits land keerde hij naar het vaderland terug, waar hij aanvankelijk in Den Haag en Nijmegen verbleef alvorens zich vanaf 1787 in Rotterdam te vestigen. In 1789 trouwde
14
v e r e n i g i n g r e mb r a n d t v o o r j a a r 2 0 0 8
hij met Hester Clifford (1766 -1826), die uit een gefortuneerde Amsterdamse koopliedenfamilie stamde. Het huwelijk vond plaats op het nabij Beverwijk gelegen kasteel Adrichem, dat aan de familie van de bruid toebehoorde en waar het echtpaar zich gedurende de Franse tijd terugtrok, nadat Gijsbert Karel gedwongen was om zijn overheidsfunctie als pensionaris van de stad Rotterdam op te geven. Gezien de sterk Orangistische sympathie van de bruidegom is het opmerkelijk dat de moeder van de bruid, Hester Hooft, een dochter was van de als een vurige patriot bekend staande Amsterdamse burgemeester Hendrik Hooft. Tien jaar na de vroegtijdige dood van haar echtgenoot George Clifford hertrouwde deze Hester Hooft in 1786 met jonkheer Jan Hendrik van Kinsbergen, die nationale roem verworven had vanwege zijn heldhaftige optreden tijdens de slag bij de Doggers bank in 1781. Dat de imposante set kandelabers een huwelijksgeschenk geweest zou zijn van het stadhouderlijk paar, zoals in de familie Van Hogendorp wel werd verondersteld, is weinig aannemelijk. Het ligt meer voor de hand dat Hester Clifford deze kostbare objecten zelf heeft aangeschaft of dat zij deze van haar familie heeft gekre-
gen. Er is zelfs een duidelijke aanwijzing, dat zij er de eigenaresse van is geweest. Uit een na haar overlijden in 1826 opgestelde inventaris blijkt dat het kapitale huis dat het echtpaar Van Hogendorp-Clifford sedert 1809 op de Haagse Kneuterdijk bewoonde, tot haar persoonlijke bezittingen behoorde, evenals de nader omschreven inboedel.4 De hoeveelheid zilver, die werd aangetroffen In een kamer boven op zolder, met één raam uitziende op een gang, naast het huis, in een kast in de muur, was zeer aan-
zienlijk. De lijst begint met veruit de kostbaarste voorwerpen, namelijk: Vier Girandoles van Zilver, met de daar toe behoorende voetstukken, groote Keur, wegende negen pond acht oncen, bedragende acht honderd twee en tachtig guldens; Dito, dito, groote Keur, wegende zeven pond acht oncen, bedragende zeven honderd twee guldens. Gezien de opvallende overeenkomst in gewicht is het vrijwel zeker dat met deze twee sets van vier ‘girandoles’ van verschillende zwaarte onze vier drie-lichts en vier twee-lichts kandelabers worden bedoeld.5 Het vermoeden dat deze objecten van Hester Clifford afkomstig zijn, wordt nog versterkt nu een serie van zes zeer overeenkomstige kandelaars met opzetstukken van dezelfde zilversmid is aangetroffen op kasteel Middachten.
15
v e r e n i g i n g r e mb r a n d t v o o r j a a r 2 0 0 8
De vormgeving en het formaat zijn vrijwel identiek. Alleen zijn kabelranden aangebracht op de plaatsen, waar de Van Hogendorp-kandelabers met parelranden zijn versierd.6 Deze exemplaren werden eveneens in 1784 vervaardigd en behoorden waarschijnlijk tot de nalatenschap van Marie Cornelie van Wassenaer; zij kunnen dan komen uit het bezit van haar jong overleden moeder Adriana Clifford (1772-1797), een zuster van Hester.7 Alles wijst er dus op, dat de beide welgestelde Amsterdamse dames Clifford over een soortgelijke omvangrijke set armkandelaars hebben beschikt. Mogelijk hebben zij deze kostbare aankoop uit eigen middelen gefinancierd, maar het is ook niet ondenkbaar dat zij dit zilver ten geschenke hebben ontvangen van hun zeer bemiddelde stiefvader Van Kinsbergen, die in 1786 met hun moeder trouwde. Wiedeman
Hendrik Christoph Nicolaas Wiedeman was omstreeks 1750 in de omgeving van Hannover geboren en had zich na een opleiding tot zilversmid bij J.C. Otersen in Hamburg in 1775 te Amsterdam gevestigd. Toen hij in 1802 als weduwnaar hertrouwde, woonde hij op de
Portret van Hester Clifford, echtgenote van Gijsbert Karel van Hogendorp Toegeschreven aan Charles H. Hodges Pastel, 27,5 x 22 cm Particuliere collectie
De twee zusters Van Hogendorp De acht kandelabers die nu, mede dankzij de Vereniging Rembrandt, hun plaats in Nationaal Museum Paleis Het Loo hebben gevonden, waren in de late 18de eeuw het bezit van Gijsbert Karel van Hogendorp en zijn echtgenote. Tussen Gijsbert Karel en Het Loo verbleven zij meer dan tweehonderd jaar in de familie en deelden zij van generatie op generatie elkaars lot. Het verging de nazaten van de staatsman anders dan verwacht. Nicolaas Beets, beroemd door zijn Camera Obscura, had nog vol pathos geschreven: Aan het Geslacht der Van Hogendorpen in Nov. 1869 De stam der Hogendorpen rijst En breidt zich uit in tal van loten Wier kracht en schoon den wortel prijst Waaruit zij zijn gesproten.
voeding: een brief aan haar vader, trouw in het familiearchief bewaard, schreef de vierjarige Miek in het Engels. Godsvrucht, soberheid en standvastigheid zouden hun levenslange leidraad zijn, wat voor een generatie die twee wereldoorlogen moest overleven goede principes waren. Op twee portretfoto’s uit 1901 en 1902 staan de twee meisjes op de grens van volwassenheid. Miek is 21 jaar oud en sinds kort verloofd; Meta is nog niet zo ver.
Groeit frissche telgen, groeit en bloeit Den open hemel tegen,
Meta
Van licht bestraald, met dauw besproeid
Meta was al vroeg bij liefdadigheidsinstellingen betrokken en besloot uiteindelijk diacones te worden in het Haagse Bronovo ziekenhuis waar haar moeder bestuurslid was geweest. Toen zij in 1923 ‘besturend zuster’ van Bronovo werd, regeerde ze volgens dezelfde drie richtlijnen en hield zo het ziekenhuis in de oorlogsjaren mede op de been.2 Tot op hoge leeftijd fietste zij onverstoorbaar door het Benoordenhout. Zij ging tot aan haar dood in 1958 in het zwart gekleed en droeg een wit gesteven kapje met een ferme strik onder de kin.
Doorademt van Gods zegen.1
Nog geen 25 jaar later was de situatie minder florissant. De laatste graaf van Hogendorp die via de mannelijke lijn van Gijsbert Karel afstamde, had een vrouw met een frêle gezondheid en twee dochters, Miek (Maria Anna Catharina, 1879-1960) en Meta (Margaretha Jacoba Wilhelmine, 1881-1958). Mogelijk uit spijt geen mannelijke nakomelingen te hebben verwekt, gaf hij de schrandere zusjes een intellectuele op-
Prinsengracht op hetzelfde adres als de uit zijn geboortestreek afkomstige zilversmid Anton Hinrich Pape.8 Diens meesterteken komt onder meer voor op kandelaars uit 1789, die voor zover kan worden nagegaan ook aan het echtpaar Van Hogendorp-Clifford hebben toebehoord, en op enkele decennia later voor de familie Clifford vervaardigde exemplaren van een moderner type.9 Verder is van hem een zestal rijk versierde kandelaars in Louis XVI-stijl bekend, waarbij twee opzetstukken horen, die het meesterteken dragen van een andere Amsterdamse zilversmid, Dirk Evert Grave.10 Ook van hem zijn kandelaars bekend die nauw verwant zijn aan de exemplaren van Wiedeman.11 Blijkbaar waren deze Amsterdamse meesters dus goed op de hoogte van elkaars werk en is er bovendien van een onderlinge samenwerking sprake geweest. V e rerving en verw erving
Hester van Hogendorp-Clifford heeft in 1822 bij testament onder meer al het gemaakte zilver aan haar zonen geprelegateerd, terwijl haar dochters na haar overlijden alle Juwelen, Paerlen, gemaakt Goudwerk of byouterien zouden ontvangen.12 Op basis van haar bepalingen kreeg
17
v e r e n i g i n g r e mb r a n d t v o o r j a a r 2 0 0 8
Miek
Samuel Schoch had in 1901 om de hand gevraagd van de slanke oudste dochter. Over hoe dat in zijn werk ging en wat de reacties van de deftige Haagse familie op zijn aanzoek waren, zijn de verhalen verschillend. Was de vader van de bruid neerbuigend over de burger-predikant? In een familiemap met het opschrift: Nalatenschap Gravin A.E. van Hogendorp geboren Gevers Deynoot gest 15 febr. 1905, is Samuels brief aan Mieks ou-
ders van 1 mei 1901 bewaard gebleven, waarin hij alle eventuele bezwaren hunnerzijds met grote welsprekendheid bij voorbaat weerlegt. Geen adellijke titel kan hij aanbieden, maar de titel die hij zijn leven hoopt te mogen voeren, schrijft hij vurig, is Dienaar des Goddelijken Woords en in plaats van aardsche goederen liggen zijn schatten in de hemel. Zijn bede werd verhoord. De verloving werd spoedig openbaar gemaakt, en schriftelijke gelukwensen van de koningin-moeder en van de koningin arriveerden op 21 en 25 mei. Een echte mésalliance kan het niet geweest zijn. Het huwelijk volgde op 24 juli 1902 in Den Haag. Kort daarna vertrokken Miek en haar inmiddels tot Doctor Theologiae gepromoveerde zendeling naar Celebes. Voor- en tegenspoed wisselden elkaar af in de oerwouden van Tomohon. Mieks moeder over-
Gijsbert Karel van Hogendorp als weduwnaar het huis met de rijke inboedel waaronder al het zilver in vruchtgebruik.13 Na zijn dood in 1834 zijn de kandelabers in eerste instantie terecht gekomen bij hun zoon Dirk van Hogendorp (1797-1845) en vervolgens bij diens zoon Henrik (1842-1924).14 Deze laatste had uitsluitend twee dochters, van wie de oudste, jonkvrouwe Maria Anna Catharina van Hogendorp (1879-1960), met de zendingspredikant dr. Samuel Schoch getrouwd was. De set is onder hun beide kinderen verdeeld, maar de acht kleinkinderen van dit echtpaar hebben besloten om het unieke ensemble weer samen te voegen alvorens tot verkoop over te gaan. Een poging hiertoe via de veiling leidde niet tot het gewenste resultaat.15 Dankzij bemiddeling vanuit de Vereniging Rembrandt en medewerking van het veilinghuis Christie’s kon met de eigenaren worden overeengekomen om dit bijzondere erfgoed gedeeltelijk via een fiscale regeling en gedeeltelijk met een aankoopbedrag voor Nederland te behouden en een museale bestemming te geven. De koopsom werd bijeengebracht door een viertal fondsen, waaronder de Vereniging Rembrandt die daarbij geput heeft uit haar Zilverfonds. Aangezien het om een verwerving van nati-
Miek van Hogendorp, 1901
Meta van Hogendorp, 1902
vreemd, al hingen alle muren en gangen vol met familieportretten. Ze hadden bijnamen als ‘Jetje Pretje’ wanneer de halskraag te laag was uitgesneden (een portret door Mijtens), of ‘die lelijke’ (een boos kijkende vrouw door Van Mierevelt). Temidden van haar voorouders vertaalde Miek op een moderne tikmachine zeer christelijke Engelse boeken, terwijl de jongste generatie met vooroorlogse Märklin treintjes onder haar stoel toeterde. De k andelaars
leed tijdens familiebezoek aan het jonge paar in 1905. Geluk viel hun ten deel, toen zij na zeven jaar wachten twee kinderen kregen, Ina in 1909 en Lous in 1911. Kort erna sloeg het noodlot opnieuw toe, toen Samuel ziek werd en stierf voordat men medische hulp op Java had kunnen bereiken. Miek en de kinderen keerden naar Nederland terug en vestigden zich tegen de verwachting in niet in Den Haag maar in Utrecht, in een bescheiden tussenwoning aan de Willem Barentszstraat. Moeder Miek hertrouwde nooit en bleef haar leven lang in het zwart gekleed. De acht kleinkinderen – vier van Ina en vier van Lous – kwamen vele malen in Utrecht logeren, ook al naderde Miek de 80. Miek had zich inmiddels op de twee slecht verwarmde bovenverdiepingen teruggetrokken met een kleine manke verzorgster, Ko. Enige weelde was haar
De twee zusters, hoewel niet vanzelfsprekend elkaars vriendinnen, deden hun lange levens lang hun best elkaar te steunen. Meta voelde mede de verantwoordelijkheid voor de kleinkinderen van haar zuster, en nam ze mee naar de liefdadigheidsbazaars van het Diaconessen ziekenhuis. Ook in haar huis aan de Bronovolaan lagen zilver en porselein in kasten opgetast, maar net als haar zuster leefde ze de eenvoud zelf. Beide vrouwen waren mager, uiterst sober gekleed, en door de uitstraling van hun strenge geloof, fier en imposant. De acht grote zilveren kandelabers werden nooit gebruikt en lagen in hun originele kist ergens opgeborgen. Ze kwamen pas tevoorschijn, toen de zusters besloten ze aan de volgende generatie door te geven. Meta deelde ze op een vroege morgen in 1957 in twee gelijke porties,
onaal belang ging, heeft ook de Mondriaan Stichting een aanzienlijk bedrag ter beschikking gesteld. Het resterende tekort werd op genereuze wijze gefinancierd door Dr. Hendrik Muller’s Vaderlandsch Fonds en de Stichting ’t Konings Loo, de vrijwilligersorganisatie van Paleis Het Loo. Ideale omgeving
De zilveren objecten zijn verworven ten behoeve van Nationaal Museum Paleis Het Loo, waar ze permanent gebruikt zullen worden voor de verfraaiing van het vertrek, dat gewijd is aan stadhouder Willem V, en daarnaast voor bijzondere tijdelijke presentaties. Zoals bekend geven de interieurs van Paleis Het Loo een beeld van de vorstelijke bewoning vanaf de late 17de eeuw, toen het imposante complex in opdracht van de latere koning-stadhouder Willem III werd gebouwd, tot de tijd van koningin Wilhelmina, die er haar laatste levensjaren doorbracht en in 1962 overleed. Willem V en zijn echtgenote Wilhelmina van Pruisen waren zeer gesteld op het neoclassicisme. Deze belangstelling is onder meer tot uitdrukking gebracht bij het voor hen gebouwde en kostbaar ingerichte ‘Nieuwe Stadhouderlijk Kwartier’ op het Haagse Binnenhof.
18
v e r e n i g i n g r e mb r a n d t v o o r j a a r 2 0 0 8
en gaf elke familie behalve de kandelaars nog wat grote zilveren koffiekannen mee. Precies vijftig jaar later, in 2007, besloten diezelfde twee families dat de kandelaars opnieuw bij elkaar gevoegd hoorden te worden en vonden zij voor alle acht een nieuwe eigenaar in het museum Paleis Het Loo in Apeldoorn. De twee zusters zouden het een goed idee hebben gevondens Claudine Mazel Noten 1 Deze en andere hier geciteerde documenten bevinden zich in particulier familiearchief, de nalatenschap van A.E. van HogendorpGevers Deynoot. De foto’s van Miek en Meta zijn uit het Schoch Familie Archief. 2 A.C. van Hardenbroek, ‘In memoriam [zuster M.J.W. van Hogendorp]’, Van Huis tot Huis 11 (1958), pp 34-35; M.J. van Lieburg, Bronovo. Van ’s-Gravenhaagsche Diakonessen-Inrichting tot Ziekenhuis Bronovo, Kampen 1990, pp 38, 63, 95, 96-100.
De ontwerpen hiervoor dateren uit de jaren rond 1780, maar pas tien jaar later waren de nieuwe vertrekken gereed.16 Ook het meubilair en de gebruiksvoorwerpen, waarvan de Oranjes zich in deze volgens de moderne smaak ingerichte ruimtes bediend hebben, zal stellig in dezelfde stijl uitgevoerd zijn geweest. Zilver van de stadhouders uit de periode van voor 1800 is echter nauwelijks bewaard gebleven. Enerzijds omdat het door vererving naar het buitenland is verdwenen, en anderzijds omdat voorwerpen van edelmetaal destijds regelmatig werden ingesmolten wanneer er behoefte bestond aan klinkende munt, of wanneer men objecten die als verouderd werden beschouwd door meer eigentijdse wilde vervangen. Bij zijn gedwongen vertrek in 1795 heeft Willem V het nodige zilver meegenomen naar Engeland, maar dit moest daar vanwege de behoefte aan contanten te gelde worden gemaakt.17 In 1792, toen de stadhouderlijke familie nog in Nederland verbleef, werd een inventaris opgesteld, waarin de zilvere Vaisselles van prins Willem V zijn opgesomd. De rubriek Tafel en Speelkandelaars vermeldt een kostbare set van 24 Flambou kandelaars met Beaubeches, gevolgd door nogmaals acht van dergelijke objecten met Vier geciseleerde Girandoles daartoe behoorende; blijkbaar gaat
Noten 1 K.A. Citroen, Amsterdamse zilversmeden en hun merken, Amsterdam 1975, no. 306-307. 2 Enkele van deze kandelabers zijn in het verleden tentoongesteld geweest; zie de catalogi van de Tentoonstelling van werken van den Utrechtschen zilversmid Adam van Vianen, Centraal Museum Utrecht 1937, no. 72 (ter opluistering van een gedekte tafel); en Cornelis Troost en zijn tijd, Museum Boymans Rotterdam 1946, p. 96, zilver no. 11. 3 Zie over zijn levensloop o.a. H.L.T. de Beaufort, Gijsbert Karel van Hogendorp, Rotterdam/Antwerpen 1948; J. en A. Romein, ‘Gijsbrecht Karel van Hogendorp’, in Erflaters van onze beschaving, Amsterdam/Antwerpen 1956, pp. 592-618. 4 Nationaal Archief, Den Haag; inv.no. 2.21.293, no. 81. Het bewuste woonhuis stond aan de Kneuterdijk, wijk I, no.309; de inventaris is gedateerd 19 januari 1827. 5 In deze periode werd met ‘een koperen Nederlandsch pond’ wel een kilogram bedoeld en met een ‘Once’ niet het vroegere ‘Once Troois’ maar een ons van 100 gram. In dat geval komt het totale gewicht van de acht kandelabers uit op 17.600 gram, hetgeen vrij nauwkeurig overeenstemt met het gewicht van het door Paleis Het Loo verworven ensemble. De in de inventaris genoemde waarde, in totaal ƒ 1.584,-, is zeer aanzienlijk, zeker wanneer men zich realiseert dat al het andere in de inboedellijst vermelde zilver tezamen op ƒ 2.187,- werd getaxeerd.
het hier dus ook om kandelaars met losse opzetstukken. Verder worden er Twee gladde Kandelaars met Girandoles en Twee Kandelaars yder met drie armen genoemd, alsmede in totaal nog 235 andere zilveren kandelaars in allerlei soorten en maten, maar zonder opzetstukken.18 Hoewel van dit alles niets bewaard gebleven is, mag worden aangenomen dat de kandelaars met hun Girandoles, net zoals de exemplaren van de familie Van Hogendorp, in de door de Oranjes zo geliefde Louis XVI-stijl uitgevoerd zullen zijn geweest. Daardoor kan met de imposante set van acht kandelabers, die nu door Paleis Het Loo is verworven, een prachtig beeld worden gegeven van de grandeur aan het stadhouderlijke hof. Sets van deze omvang en kwaliteit waren destijds al schaars, maar zijn sedertdien voor het merendeel uiteengevallen of verloren gegaan. Daardoor zijn dergelijke ensembles nauwelijks meer bekend. Het is dan ook zeer verheugend dat deze acht schitterende kandelabers voor altijd bijeen zullen blijven en voortaan door een ieder bewonderd kunnen wordens Joh.R. ter Molen Directeur Paleis Het Loo
19
v e r e n i g i n g r e mb r a n d t v o o r j a a r 2 0 0 8
6 Deze zes kandelaars dragen eveneens het meesterteken van Wiedeman, en de jaarletter Z van 1784. Er horen twee twee-armige en twee drie-armige laat 18de eeuwse opzetstukken bij, die voor zover de merken zichtbaar zijn ook door Wiedeman gemaakt zijn en die uit 1785 dateren. In 1881 zijn er door de Amsterdamse firma A. Bonebakker & Zoon nog twee bijpassende vier-armige opzetstukken aan toegevoegd, die op de laatste twee kandelaars geplaatst kunnen worden. Op kasteel Twickel, waar ook delen uit de boedel van de Van Wassenaers bewaard zijn, werden op afwijkende kandelaars vier drie-armige opzetstukken aangetroffen – vervaardigd door C.J. Begeer te Utrecht in 1895 – die gezien hun vormgeving en decoratie volledig aansluiten bij de kandelaars van Wiedeman. De kandelaars van Twickel zijn in 1907 en 1910 eveneens door de firma Begeer gemaakt, als aanvulling bij 12 exemplaren van de Haagse zilversmid Reynier van Stapele uit 1789. 7 Deze Adriana Margaretha Clifford was in 1791 getrouwd met Jacob Unico Wilhelm van Wassenaer Obdam. Na zijn overlijden is namens Hester van Hogendorp-Clifford in 1814 nog een acte van kwijting opgesteld vanwege de uitkering van de nalatenschap van haar zuster (Archief Twickel I, no.1077). 8 Zie voor nadere biografische gegevens over Wiedeman zijn door D.J. Biemond samengestelde levensbeschrijving in J.R. de Lorm, Amsterdams goud en zilver, Rijksmuseum Amsterdam 1999, pp.
540-541. Voor Pape, idem, pp. 524-525. Wiedemans herkomst en leertijd bij de eveneens uit Verden afkomstige Otersen worden vermeld in E. Schliemann, Die Goldschmiede Hamburgs, Hamburg 1985, II, pp. 404-405 [no.469]. 9 De eerstgenoemde set uit 1789 (particuliere collectie) werd in 1805 aangevuld met een gelijkvormig exemplaar, dat het keurmerk draagt van de Rotterdamse zilversmid Rudolph Sondag; de tweede set Empirekandelaars uit 1805 (zie J.R. de Lorm, op. cit. (noot 8), no. 157) is afkomstig uit het bezit van George Clifford (1769-1847), een achterneef van mevrouw Van Hogendorp-Clifford. 10 H. Vreeken, Goud en zilver met Amsterdamse keuren, Amsterdams Historisch Museum 2003, no. 108. Deze kandelaars dateren uit 1789; de opzetstukken zijn mogelijk kort daarna toegevoegd. 11 De firma John Endlich te Haarlem beschikte in 2007 over twee van deze kandelaars uit 1786. Bovendien bevinden zich in particulier bezit vier gelijkvormige kandelaars van deze zilversmid uit 1791 met twee drie-armige opzetstukken; in 1862 is deze set aangevuld met twee identieke kandelaars, vervaardigd door de zilverfabriek van J.M. van Kempen & Zn. te Voorschoten. In Museum Boijmans Van Beuningen bevinden zich twee vergelijkbare kandelaars van Grave uit 1792; zie J.R. ter Molen, Zilver, Museum Boymans- van Beuningen Rotterdam 1994, no. 118. 12 Nationaal Archief, Den Haag; inv.no. 2.21.293, no. 83. Het echtpaar was blijkens een notariële acte van 17 april 1789 op huwelijkse voorwaarden getrouwd; zie inv.no. 2.21.293, no. 905. 13 Nationaal Archief, Den Haag; inv.no. 2.21.293, no. 86. In deze uitvoerige inventaris van de bezittingen van G.K. van Hogendorp, opgesteld in november 1834, worden ook de van zijn echtgenote in vruchtgebruik ontvangen goederen vermeld. Het huis aan de Kneuterdijk vertegenwoordigde een waarde van ƒ 36.000.-, en de meubelen, zilverwerk, rijtuigen, enz. werden getaxeerd op ƒ 15.235,75. 14 Beiden hadden oudere broers, maar deze waren of voortijdig overleden, of ongehuwd en kinderloos. Zie over deze tak van de familie Van Hogendorp: Nederland’s Adelsboek 85 (1995), pp. 331-335. 15 De kandelabers zijn beschreven en afgebeeld in de veilingcatalogus Dutch and Foreign Silver, Russian Works of Art and Objects of Vertu, Christie’s Amsterdam 12-12-2006, no. 350. 16 Zie over dit nieuwe kwartier op het Binnenhof: T. Rosa de Carvalho-Roos, ‘Hoe houdt de stadhouder hof?’, Oud Holland 116 (2003), pp. 167-189. 17 Een lijst van het zilver, dat in 1795 door de stadhouderlijke familie meegenomen werd naar Engeland, vermeldt onder meer ‘Twee Girandolen’ en Een hondert en drie en dertig Kandelaars van differente Soorten. Koninklijk Huisarchief, Den Haag, inv.no. A31-185. 18 Koninklijk Huisarchief, Den Haag, inv. no. A31-201.
Studie voor Bleekveld te Zweeloo Max Liebermann (Berlijn 1847-1935 Berlijn) Drents Museum Assen
1882. Olieverf op papier op karton gelijmd, 17 x 35 cm. Gesigneerd r.o.: M. Liebermann Herkomst: Karg-Stiftung, Frankfurt a.M./München, aangekocht via Kunsthandel Siegfried Kuhnke, Pähl-Ammersee (2007)
Dankzij de Vereniging Rembrandt heeft het Drents Museum een fraaie Drentse olieverfschets van Max Liebermann kunnen verwerven. Het betreft een voorstudie voor een van de belangrijkste en bekendste schilderijen uit zijn vroege, naturalistische periode: Bleekveld te Zweeloo (Die Rasenbleiche) uit 1883. Het Drents Museum is daarmee het eerste museum in Nederland dat een werk in olieverf van Liebermann in bezit heeft gekregen. Dat is des te opmerkelijker, omdat de schilder vanaf begin jaren zeventig van de 19de eeuw tot aan de Eerste Wereldoorlog bijna ieder jaar langere tijd in Nederland heeft gewerkt en een groot deel van zijn oeuvre ‘Nederlandse’ onderwerpen heeft.
20
v e r e n i g i n g r e mb r a n d t v o o r j a a r 2 0 0 8
Bleekveld te Zweeloo (Die Rasenbleiche) Max Liebermann 1883. Olieverf op doek, 109 x 173 cm Wallraf-Richartz-Museum & Fondation Corboud, Keulen
Museum, in samenwerking met het Niedersächsisches Landesmuseum in Hannover, in het voorjaar van 2007 organiseerde, maakte dat eigenlijk voor het eerst goed duidelijk en liet zien hoe groot de wisselwerking is geweest tussen Liebermann en Nederlandse tijdgenoten als Jozef en Isaac Israëls, Jacob Maris, Anton Mauve, George Breitner en Jan Veth. Zw eeloo
Liebermann
In Duitsland geldt Max Liebermann al vele decennia onbetwist als de meest vooraanstaande beeldend kunstenaar uit het tijdperk rond 1900. Dankzij hem heeft het impressionisme in zijn vaderland vaste voet aan de grond gekregen. Bovendien heeft hij niet alleen door middel van zijn werk maar ook door zijn organisatorische activiteiten een belangrijke rol gespeeld bij de introductie van nieuwe artistieke opvattingen aldaar. In de laatste jaren is de waardering en interesse voor zijn werk en persoon ook buiten Duitsland sterk toegenomen en is bij velen het besef gegroeid dat Liebermann een kunstenaar van internationale allure was, wiens oeuvre een uitstraling heeft die nauwelijks onderdoet voor die van de Franse impressionisten. Dat hij op zijn beurt weer sterk schatplichtig is geweest aan de Nederlandse kunst, zowel die uit onze ‘gouden’ 17de eeuw als die uit zijn eigen tijd, is echter minder bekend. De tentoonstelling die het Drents
21
v e r e n i g i n g r e mb r a n d t v o o r j a a r 2 0 0 8
In oktober 2007 kreeg deze succesvolle tentoonstelling onverwachts een heel plezierig staartje. Een Duitse kunst handelaar meldde toen dat hij een ‘Drents’ schilderij van Liebermann te koop had en vroeg of het museum daar interesse in had. Het was een zeer verheugend bericht, want een schilderij van Liebermann stond al jarenlang hoog op de wenslijst. Liebermann had immers van begin augustus tot eind oktober 1882 in Drenthe vertoefd, in het dorp Zweeloo, waar hij zeer vruchtbaar had gewerkt. Hij was naar Zweeloo gekomen op aanraden van Jozef Israëls, die er al eens eerder had gewerkt, en was meteen getroffen door de schilderachtigheid van dorp en bevolking. Uit Zweeloo schreef hij daar het volgende over aan zijn broer Felix: Ik zou haast geloven dat Ruisdael en Hobbema hier studies hebben gemaakt. In ieder geval is het karakter van hun werken ontleend aan deze streken en in de tussentijd is er niets veranderd. De huizen staan er al 250-300 jaar […] woning en keuken vormen een geheel, waar de varkens, die iedere boer elk jaar slacht, worden gerookt. Vers vlees is hier niet te krijgen. Voor mij wordt het soms van vijf uur verder hiernaartoe gehaald [...]. Aan de keukentafel zitten koeienhoeder, meiden, knecht, meneer en mevrouw allemaal bij elkaar en eten uit dezelfde schaal. Iedereen tutoyeert elkaar als een grote familie. Armoede
king brengt hoezeer de schilder getroffen werd door wat hij in Zweeloo zag. Liebermann en Van Go gh
De turfschuit
is hier niet. Zoals mijn gastheer, die in de raad zit, mij vertelde,
Vincent van Gogh (1853-1890)
worden twee mannen uit armengeld onderhouden. Derhalve
1883. Olieverf op doek op
zijn de mensen eerzaam en rechtschapen. [...] Maar de mensen
paneel gelijmd, 32 x 52 cm Drenst Museum, Assen
hebben niets van de brute heldhaftigheid [...] het is het beste slag mensen dat ik ken.
Naast een groot aantal studies in zwart krijt, maakte hij in Zweeloo een kleine twintig olieverfstudies, waaruit een aantal grotere doeken is voortgekomen. De bekendste daarvan is Bleekveld te Zweeloo. Haast even belangrijk als de anekdotische waarde van het onderwerp is hier het spel van lichte en donkere partijen, dat als het ware vooruitwijst naar de impressionistische schildertrant van zijn latere werk. Volgens een collega die hem in Zweeloo bezocht, Helmut Liesegang, begon hij al tijdens zijn verblijf in dit dorp aan deze doeken te werken: In het naburige
Erich Hancke, Max Liebermann, sein Leben und seine Werke, Berlin 1923, pp. 180-188. Anna Wagner, Max Liebermann in Holland, Bonn 1973 (Serie ‘Nachbarn’, nr.16), pp. 16-19. John Sillevis e.a., Max Liebermann en Holland, cat. tent. Den Haag (Haags Gemeentemuseum), Den Haag 1980, pp. 17-18. H. van Crimpen en M. Berends-Albers (red.), De brieven van Vincent van Gogh, red., dl. 2, Den Haag 1990, brieven 397/332 en 407/340. Matthias Eberle, Max Liebermann 1847-1935 – Werkverzeichnis der Gemälde und Ölstudien, dl. I, München 1995, pp. 233-234 en 241-244. Saskia de Bodt, e.a., De Haagse School in Drenthe, cat. tent. Assen (Drents Museum), Assen/Zwolle 1997, p. 56. Hans Kraan, met een bijdrage van Ingrid Brons, Dromen van Holland – Buitenlandse kunstenaars schilderen Holland 1800-1914, Zwolle 2002, pp. 251-255. Thomas Andratschke, Jan Jaap Heij, e.a., Max Liebermann en zijn Nederlandse kunstenaarsvrienden, cat. tent. Assen (Drents Museum), Assen/Zwolle 2007, pp. 21, 23, 52 (noot 86 en 88) en 79.
22
studies gemaakt voor zijn schij van de laatste Salon, met de wasvrouwtjes, zoals hij aan zijn broer Theo schreef. Hij
zomer en Liebermann liep op klompen en in een blauwe kiel
hoopte dat hij Liebermann – over wie Theo hem reeds het nodige had geschreven – daar aan zou treffen, maar hij was helaas een jaar te laat. Na terugkeer schreef hij aan zijn broer: Te Zweeloo vond ik evenwel geen enkele
rond. Toe we hem voor het eerst zagen, dachten wij dat hij
schilder, ook kwamen er ‘s winters nooit, zeiden de lui. […].
een veehandelaar was, zo ver ging hij toentertijd […]. Toen we
Wegens er geen schilders waren, besloot ik in plaats van de
hem vaker ontmoetten, liet hij ons ook zijn schilderijen zien,
terugkeer van mijn huisbaas af te wachten, terug te lopen &
met name de grote Bleek en de Weverij imponeerden ons enorm.
onderweg wat te tekenen. Zo begon ik een schets te maken
Het Bleekveld te Zweeloo moet echter pas in de winter daarop in zijn atelier in München voltooid zijn, want het is 1883 gedateerd. Dit forse schilderij, dat sinds 1954 in het bezit is van het Wallraf-Richartz Museum in Keulen, hing helaas niet op de tentoonstelling in Assen, omdat het te kwetsbaar is om te reizen, maar er waren wel enkele olieverfstudies uit Zweeloo uit particulier bezit te zien. De studie waar het hier om gaat was daar echter niet bij en des te groter was dan ook de verrassing toen hij enkele maanden later plotseling opdook. De verworven studie is – voor zover bekend – de enige voorstudie van de compositie in zijn geheel, zij het dan zonder figuren erin. Het is tevens een, voor Liebermanns doen, vrij uitgewerkte studie, die doet vermoeden dat hij, toen hij hem maakte, het grote schilderij al min of meer in zijn hoofd had. Het is daarom ook als zelfstandig werk een mooi en sfeervol tafereel, dat goed tot uitdruk-
van het bewuste appelboomgaardje waar Liebermann zijn
dorp troffen we Liebermann aan. Het was een verregende Literatuur (een keuze):
Dankzij de de Vereniging Rembrandt en de Stichting Vrienden van het Drents Museum, die tezamen het aankoopbedrag beschikbaar hebben gesteld, is het schilderijtje, zo’n 125 jaar nadat het gemaakt werd, weer in Drenthe teruggekeerd en hangt het nu in Assen, op slechts enkele tientallen kilometers van de plek waar het oorspronkelijk is geschilderd. Er vlak bij hangt in het Drents Museum het schilderij De Turfschuit van Vincent van Gogh, dat ook met behulp van de Vereniging Rembrandt is aangekocht. Van Gogh schilderde dit tafereel in 1883 toen hij in de herfst van dat jaar enige maanden in Nieuw Amsterdam verbleef, waar hij eveneens zeer onder de indruk raakte van de schilderachtigheid van Drenthe. Begin november kon hij met de eigenaar van de herberg waar hij logeerde meerijden naar Zweeloo, het dorp waar Liebermann lang gelogeerd heeft &
v e r e n i g i n g r e mb r a n d t v o o r j a a r 2 0 0 8
grote schij van maakte. Deze tekening is tegenwoordig in het bezit van Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam. De twee kunstenaars zouden elkaar bij leven nooit ontmoeten, maar postuum is er in het Drents Museum nu alsnog een soort ontmoeting gearrangeerd. De bezoekers kunnen zo zien dat het werk van Liebermann en Van Gogh, qua thematiek en kleurgebruik, in de desbetreffende periode zeker verwantschap had. Het Drents Museum tenslotte is enorm blij met het feit dat het nu deze schilderijen kan tonen, want het zijn niet alleen allebei heel belangrijke en interessante kunstwerken, maar ze zijn ook nog gemaakt door de twee beroemdste schilders die ooit in Drenthe hebben gewerkt s Jan Jaap Heij Conservator beeldende kunst, Drents Museum
Dummy voor ‘Dagboek van een erotomaan’ Sanne Sannes (Groningen 1937-1967 Bergen) Rijksprentenkabinet Rijksmuseum Amsterdam
De aankoop van het fotowerk van Sanne Sannes werd eind 2007 voor ondersteuning geselecteerd door de Titus Cirkel, samen met een werk van Martin Kippenberger voor het Stedelijk Museum, waarover meer in het volgende Bulletin.
Ca 1966. Dummy met 179 foto’s van verschillende afmetingen en een keuze uit het overige werk. Herkomst: HUP Gallery, Amsterdam (RP-F-2007-187 t/m 190) en erven Sanne Sannes (RP-F-2007-191 t/m 194) (2007)
Het Rijksmuseum bezit een grote en belangrijke collectie fotografie, waarin met name de 19de eeuw goed is vertegenwoordigd. Met Het Nieuwe Rijksmuseum in zicht, waarin de 20steeeuwse kunst en geschiedenis voor het eerst ruime aandacht zullen krijgen, heeft het museum besloten zich actiever toe te leggen op het verwerven van belangrijke Nederlandse en buitenlandse foto’s uit die eeuw.
In Het Nieuwe Rijksmuseum zal voortdurend 20ste-eeuwse fotografie getoond worden, waarbij niet alleen aandacht zal worden gegeven aan de fotografische (of zo men wil artistieke) kwaliteiten van de beelden, maar ook aan historisch relevante onderwerpen die op foto’s zijn vastgelegd. Het streven om in Het Nieuwe Rijksmuseum kunst en geschiedenis te mengen, zal daarom in de presentatie van de fotografiecollectie goed zichtbaar zijn. Fotografie is met name in de 20ste eeuw zowel een belangrijk medium van artistieke zelfexpressie gebleken, als een onmisbaar middel om belangrijke gebeurtenissen en de tijdgeest vast te leggen. Sannes
Het oeuvre van de jong gestorven Nederlandse fotograaf Sanne Sannes is een goed voorbeeld hoe een kunstenaar/fotograaf erin slaagde de elementen zelfexpressie en tijdgeest te combineren. Hij gebruikte de fotografie om een eigen wereld te creëren die vrijwel uitsluitend bevolkt wordt door vrouwen. Het sensuele en erotische karakter van zijn foto’s maakt Sannes tot een typische exponent van de jaren zestig. De invloed van het bewegend beeld deed zich in dat decennium via film en tv meer en meer gelden. Sanne Sannes was één van de fotografen die geïnteresseerd raakten in film en het filmische beeld. Veertig jaar later - nu het mogelijk is om terug-
23
v e r e n i g i n g r e mb r a n d t v o o r j a a r 2 0 0 8
blikkend vast te stellen welke fotografen die tijdgeest het treffendst hebben vastgelegd - blijkt dat Sannes’ werk niets aan artistieke expressiviteit heeft ingeboet. Zijn foto’s doen niet gedateerd aan, in tegenstelling tot veel andere kunst uit die tijd. Het oeuvre van Sanne Sannes is geen makkelijke navolging van wat ‘in de lucht hing’, geen ‘maniertje’ dat korte tijd effect had, maar getuigt van een consistente visie en een bijna obsessieve relatie met het onderwerp. Sannes experimenteerde uitgebreid met de fotografische beeldmiddelen: hij maakte grofkorrelige foto’s met veel suggestie van beweging en dynamiek in een ongebruikelijke kadrering met veel close-ups. Experimenten met de fotografische beeldmiddelen kenmerken Sannes’ werk, maar zijn toewijding aan één onderwerp valt evenzeer in het oog. Hij fotografeerde vrouwen in al hun seksuele intimiteit. Daarmee stond hij midden in zijn tijd, de jaren zestig, toen de knellende banden van kerk, traditie en burgerlijkheid werden afgeworpen. De individuele vrijheid vierde hoogtij, ook op seksueel gebied. Sannes nodigde tal van vrouwen uit, een enkele keer ook een echtpaar, om naakt voor hem te poseren. Van dichtbij legde hij hun gezichten in verlangen, bekoring of extase vast, en fotografeerde hij omhelzingen en verstrengelde lichamen vanuit allerlei hoeken. Hij bracht zijn naakten in silhouet, frontaal of schuin van onder in beeld, altijd in beweging, nooit stil. Zijn werk is door de bewegingsonscherpte en grofkorreligheid meestal impliciet erotisch: het is nooit ‘plat’, maar drukt op subtiele wijze gevoelens van schoonheid en sensualiteit uit. De lange reeksen foto’s die hij maakte, hebben iets obsessiefs en surreëels: zij zijn de uitdrukking van een droomwereld. F o t ob oek en
Nadat Sanne Sannes in 1955 als 18-jarige aangenomen werd aan de Groningse kunstacademie Minerva, maakte
24
v e r e n i g i n g r e mb r a n d t v o o r j a a r 2 0 0 8
hij kennis met de fotografie. Hij had al snel succes en zijn foto’s werden in allerlei fotovakbladen en (internationale) jaarboeken gepubliceerd. In 1964 kwam Oog om oog uit, waarin zijn foto’s gecombineerd werden met gedichten van Hugo Claus. In zijn korte leven – hij kwam in 1967 om het leven bij een auto-ongeluk – heeft Sannes vele boeken bedacht, ontworpen en aangekondigd. Daarvan zou uiteindelijk alleen Oog om oog daadwerkelijk bij zijn leven verschijnen. Postuum verschenen Sex a Gogo (1969) en The Face of Love (1972), maar die zijn door anderen samengesteld en vormgegeven en dragen dus minder nadrukkelijk het stempel van de fotograaf. Van tenminste één boek waaraan Sannes werkte, Dagboek van een erotomaan, resteert het ontwerp. Het was – en is – onder fotografen gebruikelijk een uitgebreid schetsontwerp (doorgaans ‘dummy’ genoemd) te maken voor een boek, waarmee eindeloos geschoven en geëxperimenteerd kon worden,voordat de definitieve keuze voor samenstelling en lay-out werd gemaakt. Blijkens correspondentie werkte Sannes nog in 1966 aan deze dummy, zodat ze kan worden gezien als de laatst bewaard gebleven poging tot een eigen ordening van zijn werk: Oog in oog was al in 1964 verschenen, andere boeken werden pas na zijn dood gepubliceerd. Het is niet bekend in welke fase van ontwerp de dummy van Dagboek van een erotomaan verkeerde toen Sannes overleed, maar de experimentele opmaak laat zien in welke richting hij dacht. Veel foto’s zijn verknipt en met andere gecombineerd, in een paar gevallen is een foto zelfstandig op een pagina geplaatst zonder een wisselwerking aan te gaan. Het is uit de dummy duidelijk op te maken dat Sannes met sequenties werkte, met de afwisseling van lichte en donkere partijen op foto’s en met herhaling en ritme. Interessant is dat de zeggingskracht van het enkele (in deze periode vaak anekdotische) beeld ondergeschikt werd gemaakt aan het geheel, aan
Internati onale re putatie
Noten 1 Martin Parr en Gerry Badger, The Photobook. A History, deel 1, Londen/New York 2004, p. 227. 2 A. Roth, e.a., The Book of 101 Books. Seminal Photographic Books of the Twentieth Century, New York 2001. 3 Het archief van Sanne Sannes wordt vermoedelijk op korte termijn overgedragen aan het Nederlands Fotomuseum, waarbij een keuze uit zijn afdrukken (namelijk de foto’s die in Oog om oog zijn gepubliceerd) gevoegd zal worden.
het visuele verhaal dat met het boek moest worden overgebracht. Dagboek van een erotomaan onderscheidt zich van Sannes’ andere boeken. Vergeleken met Oog om oog, dat hij bij leven publiceerde, valt op hoeveel vrijer de opmaak van het Dagboek is. In Oog om oog heeft Sannes steeds één foto per pagina gebruikt, wat het boek een rustig, klassiek ritme geeft. In aparte katernen zijn de gedichten van Hugo Claus afgedrukt, eveneens telkens één per pagina. Verschillende foto’s zijn in Dagboek opnieuw gebruikt, maar nu in een veel gevarieerdere, expressievere vormgeving, waarbij de foto’s op verschillende formaten en vaak in combinaties op de pagina’s zijn geplaatst. In Sex a Gogo is dit nog veel verder doorgevoerd, maar bedacht moet worden dat dit boek twee jaar na Sannes’ overlijden werd uitgebracht door Walter Steevensz, wiens naam niet voor niets even prominent op de titelpagina wordt vermeld als die van de fotograaf. Martin Parr en Gerry Badger zeggen hierover in hun gezaghebbende publicatie The Photobook. A History: The book’s montages were devised by its designer, Walter Steevensz […] it is his vision as much as the photographer’s that is evidenced in this typically 1960s comedy of sexual mores.1 Dagboek van een
erotomaan bevat veel minder tekst en uitsluitend fotografische beeldelementen. Het is daardoor minder lichtvoetig en speels en blijft veel dichter bij de persoonlijke beleving van het onderwerp dan Sex a Gogo.
26
v e r e n i g i n g r e mb r a n d t v o o r j a a r 2 0 0 8
Dummy’s bieden misschien beter nog dan het uiteindelijke boek inzicht in de stadia van het ontstaansproces, in de keuzes die de fotograaf maakte. In Nederland zijn slechts enkele dummy’s in openbare collecties bewaard gebleven, met name in het Prentenkabinet van de Universiteitsbibliotheek van Leiden (Ed van der Elsken, Ata Kando en Johan van der Keuken) en het Stedelijk Museum Amsterdam (Ed van der Elsken). Parallel aan de aandacht voor boekontwerpen is ook de aandacht voor de voltooide en gepubliceerde fotoboeken de laatste jaren enorm toegenomen. Juist doordat fotografen in de boeken die zij zelf ontwierpen alle vrijheid hadden – berucht is hoe hun foto’s vaak aangesneden en anderszins ‘gemaltraiteerd’ werden wanneer zij in handen kwamen van redacteuren van kranten en tijdschriften – moeten fotoboeken beschouwd worden als meer dan een bundeling losse foto’s. In een tijd dat fotografie nog nauwelijks werd geëxposeerd en verzameld door musea en galerieën – dat zou pas in de jaren ’70 op serieuze schaal gaan gebeuren – waren fotoboeken voor menig fotograaf het belangrijkste podium en de belangrijkste uitlaatklep. In het eerder aangehaalde The Photobook. A History, waarvan het eerste deel in 2004, het tweede in 2006 verscheen, tonen de samenstellers zich enthousiast over Nederlandse fotoboeken, waarbij zij vooral Ed van der Elsken, Johan van der Keuken en Sanne Sannes op het oog hebben. Deze publicatie bezorgde samen met het eerder verschenen The Book of 101 Books. Seminal Photographic Books of the Twentieth Century het fotoboek een status die het voordien slechts in kleine kring van kenners en liefhebbers had.2 Wie in deze overzichtswerken wordt genoemd, telt definitief mee. De buitenlandse ‘marktwaarde’ van Sanne Sannes, die tot dan toe voornamelijk in Nederland bekendheid genoot, zal daarmee sterk vergroot zijn. Het feit dat het werk van Sannes momenteel in het buitenland ‘gepousseerd’ wordt, vormde voor het Rijksmuseum des te meer reden tot aankoop van de dummy van Dagboek van een erotomaan over te gaan. Daarnaast verwierf het museum een aantal andere dummy’s en reeksen, plus vier grote, losse afdrukken. Een blik in openbare Nederlandse collecties – het Stedelijk Museum, het Prentenkabinet van de Universiteitsbibliotheek Leiden en het Rijksmuseum zelf – leerde namelijk dat Sannes’ oeuvre er onvoldoende representatief aanwezig was.3 Deze aankoop wil nadrukkelijk in die lacune voorziens Mattie Boom en Hans Rooseboom Conservatoren fotografie, Rijksprentenkabinet
O V ER AAN W I NS T EN 1 8 8 3 – 1 8 9 3 – 1 9 0 3 – 1 9 1 3 – 1 9 2 3 – 1 9 3 3 – 1 9 4 3 – 1 9 5 3 – 1 9 6 3 – 1 9 7 3 – 19 8 3 – 19 9 3 – 2 0 0 3 – 2 0 0 8
Welke kunst willen wij in Nederland Fusien Bijl de Vroe
In de recente geschiedenis van de Vereniging Rembrandt werd een discussie aangezwengeld over de identiteit van ons nationale kunstbezit. Hoe Nederlands is dat, of hoe Nederlands dient dat te zijn? Moet je, om het Nederlandse karakter te kunnen herkennen, niet juist buitenlands vergelijkingsmateriaal hebben? Met andere woorden, welke kunst willen wij in Nederland kunnen zien, en waarom, en wat is ons ambitieniveau?
In 1996 nam Mr W.O. Koenigs afscheid als voorzitter van de Vereniging Rembrandt. Tijdens zijn dertienjarig voorzitterschap kwamen aanwinsten van onmiskenbaar nationale betekenis tot stand, die de verzamelingen in kwestie veranderden en versterkten, zoals een memorietafel van Jan Anthonisz van Ravesteyn voor Museum Catharijneconvent, een schilderij van Mattia Preti voor Museum Boijmans Van Beuningen, een gebeeldhouwde schouw van Jan Baptist Xaverij voor het Rijksmuseum en de aankoop van delen van de collectie Visser voor het KröllerMüller Museum. In die zin deed de Vereniging Rembrandt nog steeds wat zij bij haar oprichting in 1883 beoogde te gaan doen, al was het oorspronkelijke doel om zoveel mogelijk met export bedreigde kunstwerken van nationaal belang te behouden intussen veranderd in een beduidend minder defensieve politiek. De Van Ravesteyn werd via de Londense kunsthandel uit Frankrijk verworven, de Preti werd in Londen op de veiling gekocht, de Xaverij had een huis in Argentinië gesierd en de collectie Visser is volledig internationaal van samenstelling, met werk van onder anderen Lucio Fontana, Bruce Nauman en Sigmar Polke. Dis cussie
Ter gelegenheid van het afscheid van Koenigs werd een discussie georganiseerd over de relatie tussen kunst in openbare collecties en de Nederlandse culturele identiteit, met als leidraad vragen als: Welke kunst willen wij in
Nederland kunnen zien en waarom? Is het aanbod voldoende rijk geschakeerd? Kunnen museale collecties een bijdrage leveren aan de vormgeving van een Nederlandse identiteit? Een drietal sprekers werd uitgenodigd
28
v e r e n i g i n g r e mb r a n d t v o o r j a a r 2 0 0 8
hier op in te gaan, historicus Prof. Dr Jan Bank, oud-directeur van het Amsterdamse Stedelijk Museum Dr Wim Beeren, en politicus Mr Drs Frits Bolkestein.1 Jan Bank beschreef de ontstaansgeschiedenis van het nationaal kunstbezit en de verandering in het nationale karakter daarvan. Bestond bij de aanvang van een nationaal kunstbezit rond 1800 vooral de nadruk op het ‘zedelijke’ karakter (tentoonstellingen dienden bij te dragen aan de vorming van burgerlijke deugden en beschaving), onder invloed van de Romantiek werd vooral de kunstenaar als een genie vereerd, wat bijvoorbeeld leidde tot de nationalisering van Rembrandt. Een variant op deze kunstenaarsverering was de gedachte dat Nederland zich vooral met zijn beeldende kunst onderscheidde in het concert der naties. Zo onderstreepte staatsreferendaris voor Kunsten en Wetenschappen Victor de Stuers het belang van het hebben van een nationaal kunstbezit, door in de Tweede Kamer te zeggen dat Nederland zijn plaats onder de naties niet zozeer verdiende vanwege een geduchte krijgsmacht, maar door zijn kunst, gelijk het klassieke Athene en Rome. De vorming van een nationaal kunstbezit werd na de grondwet van Thorbecke hoofdzakelijk verwezenlijkt door particulier mecenaat, in het bijzonder door de in 1883 opgerichte Vereniging Rembrandt, waarin zich vermogende en kunstlievende burgers verenigden, bij uitstek dragers van het nationale bewustzijn. Mede dankzij het Rembrandt Syndicaat, opgericht in 1920, werd het Interbellum een bloeitijd voor het internationaal kunstbezit. Jan Bank: Het nationale kunstbezit
lijkt in het laatste kwart van deze eeuw [20ste eeuw, red.] bedreigd te worden door twee ontwikkelingen. De
De pier van Boulogne-sur-Mer Edouard Manet (1832-1883) 1868. Olieverf op doek, 59,5 x 73,3 cm Van Gogh Museum, Amsterdam,
verworven in 2002
kunnen zien? ene is de toenemende integratie van Europa, die een verlies aan invloed en betekenis met zich meedraagt voor de natiestaat. De andere parallelle ontwikkeling is die van de internationalisering van het bedrijfsleven, waardoor de kunstlievende individuele koopman met een nationaal burgerlijk besef plaats maakt voor een internationale of vaderlandsloze directie van een structuurvennootschap. Deze internationalisering is echter niet zo algemeen of zo onontkoombaar als zij lijkt. Paradoxaal genoeg gaat zij in Oost- en West-Europa juist gepaard met een toenemende belangstelling voor het eigene. Dat eigene is soms identiek met het regionale, soms met het nationale. Deze belangstelling leidt hier en daar tot politieke excessen maar is in haar culturele dimensie een begrijpelijke en te waarderen poging tot behoud te midden van de moderne globalisering. Cultuurbeleid en mecenaat zijn als burgerlijke deugden in 2000 even gevraagd als in 1800 bepleit. Identiteit
‘In Nederland gaat het bij de verwerving van oude schilderkunst bijna nooit om de kunst, maar vrijwel altijd om onze kunst.’
29
v e r e n i g i n g r e mb r a n d t v o o r j a a r 2 0 0 8
Wim Beeren probeerde een antwoord te vinden op de vraag wat nu die Nederlandse identiteit precies was, en wat een museale collectie hier aan kon bijdragen. Vragen naar identiteit, aldus Beeren, kun je stellen bij de beeldende kunst zelf: is het een urinoir of een sculptuur van Marcel Duchamp? is het realistische tafereel op een 17de-eeuws Hollands schilderij een beeld van de werkelijkheid of een zinnebeeld? De vraag naar de Nederlandse identiteit kan ook gesteld worden bij een indrukwekkend gezelschap internationaal gereputeerde vaderlandse kunstenaars die we om hun grote kwaliteiten graag betrekken bij het Nederlandse erfgoed. Dordrecht is trots op zijn stadgenoot Ary Scheffer, in 1795 daar geboren, die vooral in
Parijs groot aanzien genoot, Jongkind vestigde zich op zijn 27ste in Frankrijk, Lourens Alma Tadema werd op zijn 37ste genaturaliseerd tot Engelsman, en verder Vincent van Gogh, Kees van Dongen, Piet Mondriaan, Bram van Velde, Willem de Kooning: allen kunstenaars die niet om aandacht vroegen voor hun Nederlandse afkomst, maar die – om hun eigen identiteit te vinden – zich blootstelden aan het onverbiddelijke professionele oordeel.
Bestaat er een identiteit van Nederland en kunnen we die versterken door museale collecties? Ik weet het niet, concludeerde Beeren, waarom zou zo’n klein land de grootste haven ter wereld hebben? En veel wegen willen hebben? Niet voor ons particulieren. En waarom een Betuwelijn? En waarom Schiphol? We vangen geld als sluis- en brugwachters en als transporteurs. Nederland heeft de identiteit van een doorgangsgebied, met bedrijven en mensen die nog altijd expansief zijn. Ook zijn we een land dat veel nationaliteitsgenoten van elders en immigranten heeft opgenomen. Die multicultiraliteit, bepaald door gasten op doortocht en gasten die blijven, is en wordt in groeiende mate onze identiteit. Er is een dwingende reden om op zo’n klein terrein als dat van Nederland onze informatiecapaciteit tot een deugd te optimaliseren en de ontvangen gegevens tot de kern van onze conversatie, tot stof van onze intellectuele, culturele en recreatieve uitwisseling te maken. Beeren zag niet zozeer de ‘Collectie Nederland’ een bijdrage leveren aan de Nederlandse identiteit, hij beschouwde de collecties van de verschillende musea als even zovele identiteiten. Tal van kunstwerken zijn weloverwogen voor een bepaalde collectie gekocht om een bepaalde identiteit aan die collectie te geven. Hoewel een kunstwerk natuurlijk van
ervaring is een wezenlijk element van de geschiedenis van de Nederlandse cultuur, iets dat je misschien met nationale identiteit in verband zou kunnen brengen. Vandaar dat de Vereniging Rembrandt deze en dergelijke aankoopinitiatieven in heden en verleden heeft gesteund, ja zelfs heeft gestimuleerd, soms ondanks een tegenwerkende overheid.
een kunstenaar is en in auteurszin nooit van een collectie kan zijn, creëert juist het verzamelen van bepaalde kunstwerken voor één bepaalde collectie een spanningsveld tussen kunstwerken en hun collectioneur, met verdiscontering van diens kwalitatieve, historische en emotionele overwegingen. C o r r ec t i e s op de v e rz a m e lt r a d i tie
Welke kunst wij in Nederland willen zien lijkt overeen te komen met de definitie van het nationale kunstbezit zoals ontstaan vanaf 1800. Nog steeds blijkt er in Nederland wat de oude meesters betreft weinig behoefte aan de verwerving van andere dan Hollandse kunst, aldus Peter Hecht in 1997.2 In de periode 1983-1996 werd er met steun van de Vereniging Rembrandt welgeteld één belangrijk niet Nederlands schilderij van voor 1850 verworven: Belisarius ontvangt een aalmoes van Mattia Preti.
Wat moet zo’n krachtig en betekenisrijk schilderij als dit in een Nederlands museum? schreef Henk van Os in een opstel over het belang van deze aankoop.3 Zo’n vraag
stel je niet in Frankrijk, Duitsland, Engeland of de Verenigde Staten. Wel in ons land waar de eigen schilderkunst volstrekt dominant is. In
30
Nederland gaat het bij de verwerving van oude schilderkunst bijna nooit om de kunst, maar vrijwel altijd om onze kunst. Daardoor kan je in onze musea niet ontdekken hoe afhankelijk onze schilders waren van anderen. En wat nog belangrijker is, wij bieden geen context voor de grote kwaliteiten van onze schilderschool. Pogingen dit eng nationalisme in het verzamelen te doorbreken zijn – met een belangrijke rol voor de Vereniging Rembrandt – wel gedaan. Daar dankt het Rijksmuseum onder andere een prachtige Fra Angelico aan. Maar dat viel niet mee, omdat de regering aan zo’n aankoop niet mee wilde werken. Met hulp van de koningin-moeder, Jonkheer H. Loudon, de heren A.F. Philips, S. van den Bergh Jr en vele anderen was het uiteindelijk toch mogelijk deze correctie op de bestaande verzameltraditie te realiseren. Maar een ‘toppenmuseum’ van internationale schilderkunst zoals SchmidtDegener voor ogen stond, bleek in het Interbellum al niet meer mogelijk en zou heden ten dage een onzinnige gedachte zijn. Maar dat een museum als Boijmans blijft ‘corrigeren’ getuigt van moed. Zo krijgt de ontstane collectie met verrassende vergezichten een eigen gezicht binnen de ‘Collectie Nederland’. Voor de bewondering van het eigene is de bewondering voor het andere een onmisbare voorwaarde. Die
v e r e n i g i n g r e mb r a n d t v o o r j a a r 2 0 0 8
Rivierlandschap bij Giethoorn Willem Bastiaan Tholen (1860-1931) 1882. Olieverf op doek, 97 x 149,5 cm. museumgoudA, Gouda,
verworven in 1994 [foto: Tom Haartsen]
Van Os lijkt het eens te zijn met de conclusie van Beeren dat juist de eigennaam van een collectie de identiteit aan die collectie geeft, dat het predicaat van een holding ‘Collectie Nederland’ niet op één, maar op tal van identiteiten kan bogen. Geheel hiermee in overeenstemming volgt de Vereniging Rembrandt de musea en is zij voor haar activiteiten aangewezen op de initiatieven die haar vanuit de musea bereiken. De Vereniging beloont daarmee de gemotiveerde directeur en diens coherente visie. Dat verklaart bijvoorbeeld het aanhoudende succes van de aanvragen uit Dordrecht en de steun die het Van Gogh Museum ontving toen het zijn collectie begon te verbreden. Zo kopte het Financieele Dagblad bij de aankoop in 2002 door het Van Gogh Museum van Manets De pier van Boulogne-sur-Mer: Zeegezicht
van Manet past in langetermijnbeleid Van Gogh. Wil men over Vincent van Goghs ontwikkeling iets zinvols zeggen, dan is het nodig om daar het Franse impressionisme bij te betrekken, en daar hoort ook het verwerven van werken van de belangrijkste vertegenwoordigers van die kunststroming bij. Eerder in 2001 kocht het Van Gogh Museum twee schilderijen van Monet, beide geschilderd tijdens verblijven in Nederland. De Manet werd door de Vereniging Rembrandt met € 500.000,- gesteund. De twee Monets konden worden verworven met steun van de Vereniging Rembrandt én de in 1997 opgerichte Stichting Nationaal Fonds Kunstbezit. Het afscheid van de gulden vormde
voor de Nederlandsche Bank een goede aanleiding om een bijdrage te leveren aan de verrijking van het nationale kunstbezit. Daartoe werd de winst over 1998 (circa 110 miljoen gulden), die de Bank normaal gesproken toevoegt aan haar reserves, ter beschikking gesteld aan deze door de Vereniging Rembrandt opgerichte Stichting. Met deze zeer genereuze schenking, staat in het persbericht van de Vereniging Rembrandt te lezen,
kunnen essentiële kunstwerken worden verworven die anders niet voor Nederland beschikbaar zouden komen. Mondriaans Victory Boogie-Woogie was de eerste, Jan van de Cappelles Zeegezicht met schepen (zie elders in dit Bulletin) vooralsnog de laatste kapitale aanwinst die (mede) door dit Fonds mogelijk werd gemaakt. V e e l h e i d va n i dentiteiten
Met steun van de Vereniging Rembrandt werden in de periode 1993-2003 belangrijke werken gekocht van onze ‘eigen schilders’ – bijvoorbeeld een schilderij van Hobbema en Portret van een oude man van Rembrandt voor het Mauritshuis – en van buitenlandse kunstenaars om de internationale context in verschillende collecties te versterken: drie portretten van Jacob Jordaens voor het Rijksmuseum, de Belisarius van Mattia Preti voor Museum Boijmans Van Beuningen, behalve werken van Monet en Manet ook één van Seurat voor het Van Gogh Museum, en een schilderij van El Lissitzky voor het Van Abbemuseum. De Vereniging hielp in deze tien jaar meer dan zestig verschillende instellingen met ruim tweehonderd aankopen en die instellingen betroffen zowel de grote randstedelijke musea als de kleinere provinciale musea met bescheidener budgetten. Gouda verwierf bijvoorbeeld een groot schilderij van Tholen, die het reeds aanwezige werk van deze belangrijke 19de-eeuwse kunstenaar in het Catharina Gasthuis op een prachtige manier versterkte. Zo be-
31
paalden de grote én de kleine musea met aanwinsten van internationaal, nationaal of regionaal belang ook in deze periode hun eigen identiteit. Wellicht is dat juist de bijdrage aan de vormgeving van een nationale identiteit, die veelheid van verschillende identiteiten. Ambitie
Frits Bolkestein vatte in zijn rede bij het afscheid van Koenigs de Neder landse identiteit samen in de woorden van de eminente historicus Kossmann:
Ons kenmerkt de liefde voor de middelmaat. Vandaar, zo ging Bolkestein verder, het onophoudelijk gepraat over de kwalitatieve middelmaat, strategische middenweg, ethische bemiddeling. Hij voegde daar aan toe dat in gematigdheid onze veiligheid ligt. In een van de Bulletins uit 1998 werd de ambitie van de Nederlandse overheid wat betreft de aankoopmogelijkheden van musea vergeleken met die van IJsland.4 De toenmalige staatssecretaris stelde dat het allemaal wel goed zat – zeker gezien de oprichting van de Mondriaan Stichting in 1997, een door de overheid ingestelde instelling die geheel volgens Thorbecke wel onafhankelijk van de overheid opereert. Maar de staatssecretaris vergat de uitkomsten van het onderzoek naar de aankoopbudgetten van Nederlandse musea in een (internationale) context te plaatsen. Of aankoopbudgetten voldoende, te laag of te hoog zijn, is immers geheel afhankelijk van het ambitieniveau. In de jaren 1993-2003 werd gediscussieerd over welke kunst wij in onze musea willen zien en waarom. De discussie over de noodzakelijke fondsen die gecreëerd moesten worden om de kunst die wij willen zien daadwerkelijk aan te kunnen kopen, werd vanaf 2000 ook in internationale context gevoerd met de jaarlijks terugkerende Rembrandtlezing, die de Vereniging Rembrandt in samenwerking met het Financieele Dagblad organiseert. Het ambitieniveau van de Nederlandse
v e r e n i g i n g r e mb r a n d t v o o r j a a r 2 0 0 8
Onder andere ter benadrukking van de relevantie van het verzamelen van het werk van buitenlandse meesters voor ons nationaal kunstbezit, schreef Mr Jan Maarten Boll, die in 1996 Mr W.O. Koenigs als voorzitter van de Vereniging Rembrandt was opgevolgd, bij de aankoop van Proun P23, no 6 door het Van Abbemuseum: ‘Ik hoop dat de vermelding van de naam Vereniging Rembrandt bij het schilderij van Lissitzky als symbool effectief zal zijn om in brede kring het besef te vestigen dat “Rembrandt” staat voor een grote verscheidenheid van kunstwerken en kunstenaars. Het is alleszins gepast om onder de naam van een kunstenaar die van alle tijden is, fondsen te werven en te besteden voor aankopen van tijdloze kunst, ook uit deze eeuw, ook met een andere dan Nederlandse herkomst.’ Mr J.M. Boll, ‘”Rembrandt” staat – onder andere – voor Lissitzky’, Bulletin van de Vereniging Rembrandt, 7 (1997) 2, pp. 4-5
Proun P23, no 6 El Lissitzky (1890-1941) 1919. Olieverf op doek, 62 x 77 cm Van Abbemuseum, Eindhoven, verworven in 1997
[foto: Peter Cox, Eindhoven]
musea kwam in elk geval niet overeen met de Nederlandse identiteit zoals die door Bolkestein werd verwoord en steeg ver uit boven dat van IJsland. Nieuwe initiatieven kwamen de ambities voor zeer belangrijke aankopen tegemoet, zoals de oprichting van het Nationaal Fonds Kunstbezit, en ook de SponsorBingo Loterij die in 1998 de vier Rijksmusea als beneficianten aanwees. En met als constante en onmisbare factor de Vereniging Rembrandt, niet alleen als geldschieter maar ook als motivators noten 1 Zie: J.Th.M. Bank, ‘Nationaal kunstbezit: Twee eeuwen burgerdeugd’, Bulletin van de Vereniging Rembrandt, 7 (1997) 1, pp. 6-7; W.A.L. Beeren, ‘De Nederlandse émigré-kunstenaars: Van tollende Maenaden tot woeste Women’, idem, pp. 8-11; F. Bolkestein, ‘De Nederlandse identiteit’, idem, pp. 12-15. 2 Peter Hecht en Neil MacGregor, ‘De Vereniging Rembrandt en de National Art Collections Fund
vergeleken’, Bulletin van de Vereniging Rembrandt, 7 (1997) 2, pp. 10-13. 3 H.W. van Os, ‘De bewondering voor het andere’, Bulletin van de Vereniging Rembrandt, 6 (1996) 3, pp. 11-12. Zie ook de column van professor Van Os in dit Bulletin. 4 Steph Scholten, ‘Ambitieniveau IJsland: de aankoopbudgetten van Nederlandse Musea’, Bulletin van de Vereniging Rembrandt, 8 (1998) 2, pp. 5-7.
I
n de ongeveer twintig jaar Belisarius ontvangt een aalmoes Mattia Preti (1613-1699) dat ik deel mocht uitmaken Ca 1660-1665. Olieverf op doek, 152.2 x 198.5 cm van het Bestuur van onze Museum Boijmans Van Beuningen, Rotterdam Vereniging was het totaal ongebruikelijk dat het Bestuur het initiatief zou nemen om een kunstwerk door een museum te laten kopen, in plaats van alleen maar te subsidiëren. Wij mochten alleen afwachten tot de museumdirecteuren een aanvraag deden. Bestuursleden vertelden elkaar wel eens verlekkerd verhalen van vroeger, toen de Vereniging het initiatief vaak wel nam om kunst voor musea te verwerven, ook als ze er niet om gevraagd hadden. Als kras voorbeeld werd dan altijd genoemd de verwerving van Italiaanse schilderijen uit de verzameling van het Augusteum in Oldenburg in de jaren 1923-1925. De Vereniging vierde haar jubileum in 1923 met een tentoonstelling in het Rijksmuseum van die Duitse collectie met de bedoeling om het Nederlandse publiek vertrouwd te maken met niet-Nederlandse kunst. Het was een geslaagde poging van de Vereniging om een sterk nationalistisch kunstbeleid open te breken en Nederland te verrijken met een belangrijke groep niet-Nederlandse kunstwerken. Mr. M.P. Voûte en zijn medebestuurlid de heer E. Heldring zorgden dat er geld voor beschikbaar was. De Nederlandse overheid had geen belangstelling en stelde geen geld beschikbaar ondanks aandringen van niemand minder dan koningin-moeder Emma. Met financiële hulp van de heren H. Loudon, A.F. Philips en S. van den Bergh jr. lukte het om zestien schilderijen te verwerven voor het Rijksmuseum. Zo kwam de
• OGENBLIK •
• OGENBLIK •
Belisarius voor de Vereniging Rembrandt P r o f. d r H . W . v a n O s schitterende Madonna van Fra Angelico in Nederlands bezit. Het is een prachtig voorbeeld van generositeit van welgestelde particulieren. Kort nadat ik uit het Bestuur van de Verenging was gestapt nam de voorzitter, mijn vriend Jan Maarten Boll, het initiatief om Mondriaans Victory Boogie Woogie aan te schaffen voor het Haags Gemeentemuseum. Niet met particulier geld, maar dankzij de Nederlandse Bank. Ondanks alle drukte die over deze aankoop in ons land ontstond was ik verrukt. Voor het eerst reisde een voor Nederland heel belangrijk topwerk nu eens niet van oost naar west, maar van west naar oost over de oceaan. Toch heb ik ook tijdens mijn bestuurstijd één keer een initiatief van het Bestuur meegemaakt om een belangrijk kunstwerk voor Nederland te verwerven. Het was een klein initiatiefje, maar het incident is zo typerend dat ik het bij deze gelegenheid aan de vergetelheid wil onttrekken. In de herfst van 1991 werd in het Bestuur een aanvraag behandeld van het Museum Boijmans Van Beuningen. Of de Vereniging de verwerving wilde steunen van een schilderij van een van de belangrijkste schilders van de Italiaanse barok, Mattia Preti (16131699), dat op 11 december in Londen zou worden geveild. In de vergadering van het Bestuur was de stemming positief. Eindelijk weer eens een aanvraag in de categorie ‘oude kunst’ van een Italiaanse schilder en voor een werk dat paste in een collectie met internationale allure. Maar het schilderij deed ons niet genoeg. Simon Levie, Joos Bruyn en ik moesten onze mening geven en keken gedrieën naar de afbeelding in de catalogus. Het was zo’n schilderij waar je niets tegen kunt hebben naar ook niet veel voor. Je kunt het kopen, het vult een lacune (dat doen aankopen altijd), maar als je dan toch zoiets wilt, zou je dan niet beter een schilderij kunnen kopen, dat meer te betekenen heeft in het geheel van de collectie? Zo zaten we wat te monkelen en ondertussen bladerden we in de veilingcatalogus en – je houdt het niet voor mogelijk – daarin werd nog een werk van Mattia Preti aangeboden: Belisarius. Veel mooier en veel duurder. Als ze dan toch een Preti willen, dan was dit volgens ons echt een gouden kans. Maar wat zou het Museum vinden van ons eigenmachtig gedrag? Na veel discussie besloten we de conservator mee te delen dat we liever extra geld besteedden voor die uitzonderlijk mooie Preti, dan zijn aanvraag te honoreren. De conservator was verbaasd en geroerd. Hij had geen geld voor het veel mooiere schilderij willen vragen, omdat hij in alle be-
scheidenheid dacht dat de Vereniging dat te veel zou vinden. Bovendien kon het museum te weinig eigen financiële bijdrage leveren. Maar hij was het met ons voorstel eens en ging helemaal voor Belisarius. Zo kwam een prachtig Italiaans zeventiende-eeuws schilderij in Nederlands bezit. Het schilderij van Preti is een ontroerende voorstelling van een mythisch verhaal uit de oude geschiedenis. Belisarius was de generaal van de grote keizer van het Byzantijnse Rijk, Justinianus. In de zesde eeuw wist Justinianus dankzij deze Belisarius grote delen van het voormalige West-Romeinse Rijk onder zijn heerschappij te verenigen. Daar danken wij onder andere de kerk San Vitale aan, met zijn prachtige mozaïeken, die de keizer in Ravenna liet bouwen. Maar Belisarius, aan wie Justinianus zoveel te danken had, werd het slachtoffer van intriges aan het keizerlijk hof. Hovelingen maakten de keizer jaloers op hem en Justitianus laat Belisarius de ogen uitsteken. Alles wordt hem afgenomen. De grote krijgsman eindigt zijn leven als een bedelaar. Op het schilderij zien we een tekst met de woorden ‘OBBULUM BELISARI’, wat een afkorting is voor ‘Geef Belisarius een obool’. Een jonge soldaat herkent in de bedelaar de grote generaal en beseft hoe grillig het lot kan zijn. In de contrareformatorische omgeving van Mattia Preti had de voorstelling een andere moralistische betekenis gekregen. De losbandige, zedeloze keizerin Theodora had Belisarius in haar netten verstrikt en hem overgehaald paus Silverius op een schandalige manier te behandelen. In deze optiek heeft de tragische held zijn ongeluk aan zichzelf te wijten! Door schuldige seks en ontrouw aan het kerkgezag was het allemaal zover gekomen. Eigen schuld, dikke bult. Hoe dit ook zij, Preti heeft van de ontmoeting van de soldaat met Belisarius een even dynamische als dramatische scène gemaakt, waarin de ruimte rond de blinde man zich vult met onze emoties. Wij zijn het die hem in zijn ellendige situatie kunnen aanschouwen. De opwinding van de soldaat en van de andere acteurs in de voorstelling is niet meer dan een attribuut van zijn eenzaamheid. De blinde Belisarius is er voor ons. Af en toe zie ik het schilderij terug en dan ben ik een beetje trots en tevens erg tevreden, dat wij indertijd de omgangsvormen met de museumcollegae voor één keer niet in acht hebben genomen en zelf met een voorstel zijn gekomen. Daardoor is Nederland een ontroerend meesterwerk rijker geworden.
• OGENBLIK •
Titus Cirkel
Another Time II Antony Gormley 2006. Gietijzer, 191 x 59 x 36 cm. Nr 1 (uit serie van 5 + 1 Artist Proof). Kunsthal Rotterdam met Gormley’s Another Time II op zijn beoogde plaats (fotocollage Kunsthal Rotterdam).
Na een succesvolle ledenwerfactie eind vorig jaar verwacht de Titus Cirkel in 2008 ruim 115 leden te tellen. Leden van de Titus Cirkel zijn allen tussen de 30 en 50 jaar oud en doneren ieder jaarlijks € 1000,-, gedurende een periode van 5 jaar. Deze donaties komen ten goede aan het Titus Fonds, een fonds op naam van de Vereniging Rembrandt. Uit dit fonds wordt financiële steun verleend bij aankopen voor Nederlandse openbare collecties ondersteund door de Vereniging Rembrandt.
Frank Heerkens Thijssen E e r s t e b e l a n g r ijk e ondersteuning v oo r 2 0 0 8 !
In het laatste Bulletin maakte ik melding van de twee belangrijke ondersteuningen door het Titus Fonds in 2007: de aankoop door het Rijksmuseum van een collectie fotowerken van de Nederlandse fotograaf Sanne Sannes (1937-1967) en een monumentaal drieluik van de Junge Wilde Martin Kippenberger (19531997) door het Stedelijk Museum Amsterdam. Voor 2008 is nu een bijdrage toegezegd aan de Kunsthal Rotterdam voor de beoogde aankoop van een gietijzeren sculptuur getiteld Another Time II van Antony Gormley (1950), een van de bekendste hedendaagse beeldhouwers, in 2004 winnaar van de prestigieuze Turner Prize. Gormley wordt wel gezien als een beeldhouwer die letterlijk beeldbepalend is voor het hedendaagse kunstlandschap, en die tegelijkertijd een breed en nieuw publiek aanspreekt. Een belangrijk deel van zijn werk bestaat uit afgietsels van passanten of inwoners van een be-
34
v e r e n i g i n g r e mb r a n d t
voorjaar 2008
paald gebied, of van hem zelf, en ontleent zijn kracht onder andere aan zijn menselijke maat. Het doet een direct beroep op de beschouwer, jong en oud. De sculpturen refereren feitelijk aan de meest basale kunstvorm, namelijk het afbeelden van de mens zelf. Gormleys beelden kunnen daarom in een lange traditie worden geplaatst. Ecce Homo, ‘Aanschouw de mens’, even kwetsbaar als standvastig. Het is de bedoeling dat de sculptuur van Gormley wordt geplaatst op de noordwestelijke hoek van het dak van het door Rem Koolhaas ontworpen gebouw van de Kunsthal. Vanaf die locatie zal het goed zichtbaar zijn voor zowel de bezoekers van het Museumpark als die van het naastgelegen Natuurhistorisch Museum. De beoogde aanwinst Another Time II heeft afgelopen zomer tijdens de overzichtstentoonstelling van Gormley in de bekende Londense Hayward Gallery al overtuigend bewezen op een buitenlocatie indrukwekkend te functioneren. Neither
Antony Gormly nor the Hayward Gallery have ever looked better, schreef Jacky Wullschlager van de Financial Times. Ondanks dat Gormley tot de top van de hedendaagse beeldhouwkunst gerekend mag worden, ontbreekt zijn werk in Nederlandse openbare collecties. Door de mogelijke verwerving door de Kunsthal en de permanente opstelling in de buitenlucht kan het Nederlandse publiek op een ideale wijze kennis maken met zijn werk. Als het allemaal lukt, en dat hoopt de Titus Cirkel van harte, dan stelt De Kunsthal ten gevolge van onze ondersteuning haar deuren open voor leden van de Vereniging Rembrandt om haar tentoonstellingen kosteloos met de Rembrandtkaart te bezoeken, waarmee twee vliegen in een klap zijn geslagen! Voor meer informatie over het lidmaatschap van de Titus Cirkel kunt u mailen aan:
[email protected]
NIEU W S VAN DE VERENIGING Vereniging Rembrandt steunt actie Dordrechts Museum:
Geef Dordrecht zijn gezicht terug
Gezicht op Dordrecht, Jan van Goyen 1651. Olieverf op paneel, 67,2 x 98,1 cm Erven Goudstikker
Jarenlang hing Gezicht op Dordrecht uit 1651 van Jan van Goyen in het Dordrechts Museum. Het schilderij was één van de publieksfavorieten in de vaste collectie van het museum. In 2006 keerde het schilderij evenwel terug naar de rechtmatige eigenaars, de erven Goudstikker. Zij bieden het Dordrechts Museum nu de unieke kans dit werk aan te kopen voor 3,5 miljoen euro, de vastgestelde waarde van het schilderij. Het museum dient dit bedrag de komende maanden bij elkaar zien te krijgen. Daartoe wordt in Dordrecht en in de regio de grote publieksactie Geef Dordrecht zijn gezicht terug gestart. Maar ook landelijk wordt aandacht voor deze actie gevraagd. Voor het museum, voor veel Dordtenaren, maar ook voor tal van kunstliefhebbers en kenners staat het als een paal boven water: dit Gezicht op Dordrecht van Jan van Goyen hoort in Dordrecht. Het museum wil het werk dan ook heel graag aankopen. Drieënhalf miljoen is echter een enorm bedrag, dat het museum niet zomaar op tafel kan leggen. Daarom is er steun gevraagd aan de gemeente Dordrecht en diverse fondsen. De Vereniging Rembrandt heeft direct gereageerd en meteen € 350.000,- toegezegd. Met de hulp van bedrijven en particulieren hoopt het museum in de loop van 2008 het schilderij weer definitief naar Dordrecht te halen. Als u de actie van het Dordrechts Museum wilt ondersteunen, stort dan uw bijdrage op gironummer 1651, t.n.v. ‘Gezicht op Dordrecht’ en o.v.v. ‘Rembrandt voor Van Goyen’. Mocht u zich eerst nog willen overtuigen van de grote kwaliteit van dit schitterende schilderij, dan kunt u het tot 12 april bezichtigen in het Dordrechts Museum, en wel op vrijdag, zaterdag en zondag van 12.00 tot 17.00 uur.
35
v e r e n i g i n g r e mb r a n d t v o o r j a a r 2 0 0 8
Oprichting Grootouder Gezelschap Enkele jaren geleden werd bij de Vereniging Rembrandt de Titus Cirkel opgericht, voor ‘jongeren’ tussen 30 en 50 jaar die samen een fonds in het leven riepen. Dit fonds ondersteunt elk jaar een aantal aankopen van kunstwerken voor een museum. Voor de leden van de Titus Cirkel wordt onder andere jaarlijks een ‘kinderdag’ in een museum georganiseerd. Dat blijkt een groot succes. Zo werden er in het verleden een speurtocht door de beeldentuin van het Kröller-Müller Museum, schilder- en tekenles in het Teylers Museum, en muziekspel en dansles in het Museum van Speelklok tot Pierement georganiseerd. Geïnspireerd door deze succesformule is nu in oprichting – zij het in een iets andere vorm – een gezelschap voor de oudere generatie, meer specifiek de opa’s en oma’s en de ooms en tantes op leeftijd, met in hun kielzog de kleinkinderen, neefjes en nichtjes. De werktitel is voorlopig: Grootouder Gezelschap. Waarom dit initiatief ? Voor velen van ons is de eerste kennismaking met kunst een museumbezoek geweest aan de hand van een ouder familielid. Vaak heeft zo’n bezoek een onuitwisbare indruk achtergelaten en werd hiermee een kiem gelegd voor een blijvende belangstelling voor kunst. Ouderen – de eerste generatie – zijn vooral nu, in een tijd van een overdadig aanbod aan tv-programma’s, computergames, etc., kortom de ideale personen om kinderen op zeer jonge leeftijd met kunst in aanraking te brengen. Met het oprichten van het Grootouder Gezelschap wil de Vereniging Rembrandt de oudere generatie stimuleren hun kleinkinderen, neefjes en nichtjes kennis te laten maken met beeldende kunst. De lidmaatschapsbijdrage komt ten goede aan het werk van de Vereniging ter ondersteuning van het openbaar kunstbezit. Dit jaar bestaat de Vereniging Rembrandt 125 jaar. Een operationeel gezelschap van grootouders, ooms en tantes zal de feestvreugde zeer verhogen! Wij streven ernaar om met een aantal van 30 leden van start te gaan. 20 aanmeldingen hebben we al binnen. Als u meedoet staat u aan de wieg van een bijzonder gezelschap dat tot doel heeft juist onze derde generatie te betrekken bij ons openbaar kunstbezit en dat is uniek in Nederland. Het initiatief voor het Grootouder Gezelschap komt van Tineke de Witt Wijnen-Jansen Schoonhoven. Samen met Marianne van de Poll-Elion en Nicoline Sjollema-Semeyns de Vries van Doesburgh heeft zij een oprichtingscomité gevormd, om te assisteren bij de organisatie en om leden te werven uit diverse streken van het land. Om lid te worden kan men kiezen uit twee varianten: 1. Een jaarlijkse donatie van € 500,- gedurende een periode van vijf jaar (lijfrenteconstructie). Het bedrag is elk jaar volledig fiscaal aftrekbaar. De hiervoor noodzakelijke notariële acte wordt verzorgd via het notariskantoor Mr M.J. Meijer c.s. in Amsterdam, waar mevrouw Mr A.A. van Berge, bestuurslid van de Vereniging Rembrandt, werkzaam is. Het bedrag is exclusief het lidmaatschap van € 60,- per jaar voor één persoon, € 85,- voor twee personen. Kiest u voor deze variant dan wordt u een kopie van de schenkingsakte toegestuurd, die u ingevuld retourneert. 2. Men betaalt een éénmalig bedrag van € 1500,-. Daarnaast het jaarlijkse contributiebedrag van € 60,- voor één persoon of € 85,- voor twee
NIEU
W
personen. Of dit éénmalige bedrag fiscaal aftrekbaar is, is afhankelijk van uw persoonlijke fiscale situatie. Wat staat hier tegenover: p In beide gevallen bent u vijf jaar lid van de Vereniging met de status van donateur. U ontvangt de Rembrandtkaart, die vrije toegang geeft tot de vaste collectie van de meeste kunstmusea in Nederland. Uw kleinkinderen, neefjes en nichtjes in de leeftijd tot 18 jaar krijgen het lidmaatschap in die periode gratis aangeboden en ontvangen een eigen Rembrandtkaart, op uw adres. p Jaarlijks zal een dag of middag georganiseerd worden voor grootouders, ooms en tantes en kleinkinderen, neefjes en nichtjes. p Jaarlijks worden de leden uitgenodigd voor de verschillende activiteiten van de Vereniging Rembrandt, zoals de Rembrandtlezing en de Jaarver gadering met aansluitend bezoek aan een tentoonstelling. Drie keer per jaar ontvangen de leden het Bulletin, dat hen op de hoogte houdt van activiteiten en ontwikkelingen binnen de Vereniging Rembrandt. p Bij opgave voor het Grootouder Gezelschap ontvangt u een toepasselijk welkomstgeschenk. Het steunen en bevorderen van openbaar kunstbezit is altijd het belang rijkste oogmerk van de Vereniging Rembrandt geweest. Musea hebben een heel beperkt budget en zijn op eigen kracht niet in staat om kunstaankopen te doen. Zij hebben die financiële steun nodig, nu, maar ook in de toekomst. Een groep ouderen wordt nu benaderd voor een speciale bijdrage om dit doel te kunnen blijven realiseren. Door de culturele brug te slaan naar de jongste generatie wordt er tevens in de toekomst geïnvesteerd. Met een jeugdig lidmaatschap van de Vereniging Rembrandt hopen wij dat de jongste generatie zich in een vroeg stadium betrokken voelt bij, en geïnteresseerd raakt in kunst, én in de Vereniging Rembrandt. Als het idee u aanspreekt en u meer informatie wilt, of als u zich wilt aanmelden, kunt u zich richten tot het Bureau van de Vereniging Rembrandt, per telefoon 070-4271720 (werkdagen 09.00 tot 13.00 uur) of e-mail
[email protected].
Nalatenschap Kamerbeek-Walenkamp aangewend voor schilderij Mauritshuis In ons vorige Bulletin maakten wij melding van de nalatenschap van mevrouw Kamerbeek-Walenkamp. Navraag bij de familie leerde dat het echtpaar Kamerbeek een bijzondere affiniteit met Den Haag had. Toen dan ook het Mauritshuis eind vorig jaar een aanvraag indiende voor de aankoop van het schilderij Zeegezicht met schepen door Jan van de Cappelle, was dat een prachtige gelegenheid om deze nalatenschap aan te wenden om substantieel aan de verwerving bij te kunnen dragen. Het schilderij wordt in dit Bulletin besproken.
36
v e r e n i g i n g r e mb r a n d t v o o r j a a r 2 0 0 8
S VAN DE VERENIGING Afscheid van Tineke de Witt Wijnen Begin januari heeft de Vereniging Rembrandt tijdens een feestelijke lunch afscheid genomen van mevrouw Drs C.S. de Witt Wijnen-Jansen Schoonhoven, voor zeer vele leden van de Vereniging Rembrandt bekend als Tineke de Witt Wijnen. Tineke was na haar studie kunstgeschiedenis in Leiden jarenlang werkzaam als fondsenwerver, onder andere voor Museum Boijmans al 125 jaar sponsor van het openbaar kunstbezit Van Beuningen en het Rijksmuseum. In 2002 begon zij – eveneens op het gebied van fondsenwerving – haar werkzaamheden voor de Vereniging Rembrandt. Tineke was intensief betrokken bij de oprichting van het Dura Kunstfonds (2002) en bij de acties ter verwerving van de tekeningen van Hans Bol door Museum Boijmans Van Beuningen in 2003/04. Daarnaast was zij de initiatiefneemster voor de oprichting van de Titus Cirkel in 2004. Tinekes laatste project is hierboven beschreven: het Grootouder Gezelschap. Niet alleen is zij van dit gezelschap demet geestelijke moeder: zij maakt zelf – als grootmoeder steun van de Vereniging Rembrandt
Vereniging Rembrandt
grote liefdes
Vereniging Rembrandt al 125 jaar sponsor van het openbaar kunstbezit
Tentoonstelling in het Van Gogh Museum 125 Grote Liefdes… met steun van de Vereniging Rembrandt Hoewel het lustrumjaar van de Vereniging Rembrandt het hele jaar 2008 beslaat, zal het zwaartepunt vooral in het najaar liggen, gedurende de tentoonstelling 125 Grote Liefdes… met steun van de Vereniging Rembrandt in het Van Gogh Museum. In het vorige Bulletin heeft Peter Hecht al een tipje van de sluier over de tentoonstelling opgelicht. Inmiddels is duidelijk dat, dankzij de ruimhartige medewerking van bijna veertig musea, een schitterende parade van topstukken uit Nederlands museaal bezit te zien zal zijn. De vormgeving door Wim Crouwel zal daar spectaculair op aansluiten.
Boek 125 jaar verzamelen… met steun van de Vereniging Rembrandt Tegelijk met de opening van de tentoonstelling zal het boek van de hand van Peter Hecht: 125 jaar verzamelen… met steun van de Vereniging Rembrandt verschijnen. Dit boek is een uitermate boeiende geschiedenis van ons openbaar kunstbezit, waarin de Vereniging Rembrandt een centrale plaats inneemt. Het zal rijk worden geïllustreerd, vooral met afbeeldingen van kunstwerken die met steun van onze Vereniging zijn verworven en waarvan er vele ook in de tentoonstelling te zien zullen zijn, maar het boek is meer dan een catalogus bij de tentoonstelling. De uitgave wordt verzorgd door Waanders Uitgevers in Zwolle. Voor leden van de
S VAN DE VERENIGING van 15 kleinkinderen – deel uit van het gezelschap. Zij zal in die hoedanigheid dan ook zeker bij de Vereniging Rembrandt betrokken blijven. Met de inzet van haar onweerstaanbare charmante vasthoudendheid heeft Tineke de Witt Wijnen het openbaar kunstbezit – en de Vereniging Rembrandt in het bijzonder – zeer goede diensten bewezen.
Een nieuw Fonds op Naam: Fonds voor 20ste-eeuwse Nederlandse schilderkunst Fondsen op Naam bieden de stichters de mogelijkheid om een concrete bestemming te geven aan de aan de Vereniging Rembrandt beschikbaar gestelde middelen en zo een stimulans te geven aan een bepaald verzamelgebied. Met veel genoegen kunnen wij nu melding maken van de instelling – eind vorig jaar – van het Fonds voor 20ste-eeuwse Nederlandse schilderkunst. Een prachtig initiatief van de stichters, die onbekend wensen te blijven. Het fonds ontvangt 5 x € 50.000,- in jaarlijkse termijnen. Met de instelling van het Fonds voor 20ste-eeuwse Nederlandse schilderkunst telt de Vereniging Rembrandt inmiddels elf Fondsen op Naam.
Vereniging Rembrandt zal er een mogelijkheid voor een exclusieve voorintekening zijn op de luxe editie in een speciale cassette.
Symposium: Tegenpolen of bondgenoten? Ter gelegenheid van het lustrum zal een symposium worden georganiseerd met als titel Tegenpolen of bondgenoten? over de verhouding tussen particuliere en publieke kunstverzamelaars. Het symposium zal plaatsvinden op 14 oktober en wordt financieel mogelijk gemaakt door de Mondriaan Stichting, Stimuleringsfonds voor beeldende kunst, vormgeving en cultureel erfgoed.
Lustrumcadeau van Historisch Museum Haarlem: gratis entree voor leden Het Historisch Museum Haarlem heeft, ondanks dat het nooit een aanvraag bij onze Vereniging indiende en dus ook geen steun voor een aankoop ontving, bij wijze van lustrumcadeau, gratis toegang aangeboden aan de leden van de Vereniging Rembrandt. Dit gebaar stellen wij bijzonder op prijs. Het museum wordt vanaf nu dan ook vermeld op de museumlijst op de voorlaatste pagina van het Bulletin. De vaste collectie van het museum omvat een groot aantal schilderijen en voorwerpen over de rijke historie van Haarlem en omliggende gemeenten. Er is een interactief multimedia programma Het Verhaal van Haarlem over wonen, werken, gezag en ontspanning in Haarlem door de eeuwen heen. Ook is er de Regentenkamer van het Gereformeerd of Burger Weeshuis te zien. Historisch Museum Haarlem, Groot Heiligland 47, 2011 EP Haarlem. Zie ook www.historischmuseumhaarlem.nl.
37
v e r e n i g i n g r e mb r a n d t v o o r j a a r 2 0 0 8
Leden maken leden Zoals bekend streeft de Vereniging Rembrandt ernaar in dit lustrumjaar de grens van 10.000 leden te passeren. Hiervoor zullen de nodig acties worden gelanceerd, maar het meeste effect blijkt toch steeds uit te gaan van de overtuigingskracht van de eigen leden. Wij doen daarom opnieuw een oproep aan de leden om vrienden en familieleden lid te maken. Maakt u daarom gebruik van de aanmeldingskaarten in dit Bulletin als u een potentieel (familie)lid op het oog heeft. Zeker in dit lustrumjaar heeft de Vereniging veel te bieden. Zo zal de leden de gelegenheid worden geboden om voor een speciale prijs in te tekenen op de luxe editie van het boek 125 jaar verzamelen… met steun van de Vereniging Rembrandt door Prof. Dr Peter Hecht (meer hierover in het volgende Bulletin), en kunnen leden gratis de tentoonstelling 125 Grote Liefdes… met steun van de Vereniging Rembrandt in het Van Gogh Museum bezoeken. Na de Algemene Ledenvergadering op 4 oktober zal er een exclusief bezoek aan deze tentoonstelling worden georganiseerds
Nieuwe website Het lustrum vormt de aanleiding om de website van de Vereniging Rembrandt geheel te vernieuwen en uit te breiden. Een belangrijk nieuw element is een overzicht van alle werken die in de afgelopen 125 jaar mede met steun van de Vereniging zijn verworven.
Vereniging Rembrandt op de TEFAF De nieuwe website zal voor het eerst te zien zijn op de kunst- en antiekbeurs TEFAF in Maastricht, die van 6 tot 16 maart wordt gehouden. De Vereniging Rembrandt zal zich in een eigen stand presenteren (nr. 511). Heel bijzonder is de actie die de TEFAF onderneemt ter gelegenheid van het lustrum van de Vereniging. De organisatie draagt € 50.000,- aan de Vereniging Rembrandt af voor steun aan de aankoop van een kunstwerk voor een van onze musea. Ook de deelnemende handelaren wordt om een bijdrage gevraagd. Het verworven kunstwerk zal volgend jaar op de TEFAF te bezichtigen zijn. Dit is een prachtig gebaar van de TEFAF, die evenals de Vereniging Rembrandt streeft naar het hoogste niveau op het gebied van de beeldende kunst.
Lustrumdata: 6-16 maart: Vereniging Rembrandt op de TEFAF met een pilot van de nieuwe website. 3 oktober: openstelling van de tentoonstelling 125 Grote Liefdes… met steun van de Vereniging Rembrandt in het Van Gogh Museum. 4 oktober: Algemene Ledenvergadering in Amsterdam met exclusief bezoek aan de tentoonstelling 125 Grote Liefdes… met steun van de Vereniging Rembrandt. 14 oktober: symposium Tegenpolen of Bondgenoten? Nadere details worden in het volgende Bulletin bekend gemaakts
ALGEMEEN
De Vereniging Rembrandt werd onder de naam Vereeniging Rembrandt tot behoud in Nederland van kunstschatten opgericht op 24 september 1883. Het doel van de vereniging is het behouden en uitbreiden van kunstschatten voor Nederland, en het verrijken van het openbare bezit aan kunstschatten in Nederland, het daartoe vergroten van de publieke belangstelling voor en het verhogen van de kennis van het roerend cultureel erfgoed, in het bijzonder in Nederlandse openbare collecties. De vereniging is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel te Amsterdam, no. V40531186. De Vereniging Rembrandt is bij de Belastingdienst gerangschikt als een Algemeen Nut Beogende Instelling en heeft daardoor de zgn. ANBI-status.
Dit betekent dat de vereniging over ontvangen schenkingen en/of nalatenschappen geen (successie)belasting verschuldigd is. LIDMAATS CHA P
Ingevolge besluit van de Algemene Ledenvergadering 2005 zijn de contributies met ingang van 2006 als volgt vastgesteld: p gewoon lidmaatschap: (tenminste) € 60,- per jaar p echtpaar/partners lidmaatschap (twee personen): (tenminste) € 85,- per jaar p jongerenlidmaatschap (t/m 25 jaar): (tenminste) € 20,- per jaar p lidmaatschap voor het leven: vanaf € 1.200,- (eenmalig) p partnerlidmaatschap: (twee personen) voor het leven: vanaf € 2.000,- (eenmalig)
p bedrijfslidmaatschap: (tenminste) € 1.000,- per jaar Leden die in aanvulling op de contributie een gift van (tenminste) € 250,- doen, kunnen voor dat jaar de status van Donateur verkrijgen. De leden hebben op vertoon van hun lidmaatschapskaart gratis toegang tot de permanente collecties van de ruim honderd musea waaraan de Vereniging Rembrandt steun heeft verleend, alsmede tot de ledenvergaderingen en de bijzondere ledenbijeenkomsten. Voorts ontvangen de leden het Bulletin met actuele informatie en beschouwingen door experts en fraaie afbeeldingen van de kunstwerken die met steun van de Vereniging Rembrandt zijn verworven (echtpaar/partnersleden ontvangen één Bulletin). Voor nadere informatie kunt u contact opnemen met het bureau van de Vereniging Rembrandt.
GEVEN O M K UNS T ? DE K UNST VAN HET GEVEN ! De Vereniging Rembrandt steunt kunstaankopen van musea ten behoeve van ons openbaar kunstbezit. Van overheidswege wordt dit particulier initiatief fiscaal ondersteund. Voor giften van particulieren gelden onder bepaalde voorwaarden aftrekOp welke wijze levert uw schenking meer op? p Een gift is een schenking uit vrijgevigheid zonder dat daar op geld waardeerbare aanspraken tegenover staan. De Vereniging Rembrandt is gebaat bij elke gift. De gift kan in geld of natura (w.o. kunstvoorwerpen) geschieden en als eenmalige of perio-dieke schenking gedaan worden. Fiscaal is het het aantrekkelijkst voor u om de schenking in vijf of meer vaste termijnen te voldoen. Voor een dergelijke gift is, evenals bij erfstellingen of legaten, het inschakelen van een notaris nodig. De Vereniging Rembrandt is bereid de notariële kosten voor haar rekening te nemen bij periodieke giften vanaf € 200,- per termijn. p Door erfstelling of legaat kunt u uw vermogen, een bedrag en/of kunstvoorwerpen nalaten aan de Vereniging Rembrandt. De bestemming van de kunstvoorwerpen kan worden bepaald in overleg met de Vereniging Rembrandt. Hiervoor geldt onder bepaalde voorwaarden de genoemde vrijstelling van successierechten. p Ten slotte noemen wij de bijzondere mogelijk heid dat erfgenamen het successierecht gedeelte
38
v e r e n i g i n g r e mb r a n d t v o o r j a a r 2 0 0 8
mogelijkheden voor de inkomsten- en successiebelasting. De Vereniging Rembrandt is geheel vrijgesteld van schenkingsen successierechten. Zo kan zij optimaal profiteren van uw gift tijdens uw leven of bij erfstelling.
lijk voldoen door overdracht van kunstvoorwerpen aan de Staat. U kunt ons hierover raadplegen. Waaraan draagt u bij? U draagt bij aan de realisatie van de algemene doelstelling van de Vereniging Rembrandt: verrijking van ons openbaar kunstbezit in algemene zin, of aan de verwerving van kunst werken op een be- paald verzamelgebied. Nieuwe mogelijkheden zijn: een Rembrandtfonds op Naam of een Themafonds. Wat is een Rembrandtfonds op Naam? Een persoonlijke manier van schenken of nalaten. Het is een apart fonds, waarvan de oprichter in samenspraak met de Vereniging Rembrandt de naam bepaalt (bijvoorbeeld de naam van de stichter[s]), de doelstelling en de wijze van besteding. Voor een Rembrandtfonds op Naam geldt een minimum bedrag van € 75.000. Wat is een Themafonds? Deze fondsen worden in het leven geroepen voor
degenen die geïnteresseerd zijn in een bepaald verzamelgebied. U kunt bijdragen aan een afzonderlijk Themafonds, bedoeld om bepaalde onderdelen van de openbare collecties te steunen, bijvoorbeeld 17de-eeuwse schilderkunst, religieuze kunst, prenten en tekeningen, beeldhouwkunst, kunstnijverheid of moderne kunst. Op deze wijze kunt u daadwerkelijk bijdragen aan kunstaankopen in bepaalde richtingen. De Vereniging Rembrandt kent inmiddels de volgende Themafondsen: Themafonds Zilver, Themafonds Prenten en Tekeningen, Themafonds Glas en Themafonds Schilderkunst 17de eeuw. Nadere informatie Wij geven u graag nadere informatie over de vermelde mogelijkheden. Hiervoor is een speciale brochure Geven om kunst? De kunst van het Geven samengesteld, die wij u desgevraagd toezenden. Wij nodigen u uit om hierover contact op te nemen met het Bureau (Drs H.M. Blankenberg, telefoon 070 - 427 17 20, e-mail:
[email protected]).
De leden van de Vereniging Rembrandt hebben op vertoon van het bewijs van lidmaatschap vrije toegang tot de vaste collecties van de musea die sinds de oprichting van de vereniging in 1883 zijn gesteund bij de aankoop van kunstwerken. Dit zijn:
Alkmaar •
Stedelijk Museum
• Museum Meermanno
• Museum Boijmans Van Beuningen • Wereldmuseum Rotterdam/
Amerongen •
Kasteel Amerongen
• Museum Mesdag
Amersfoort •
Museum Flehite
Groningen •
Amstelveen •
Cobra Museum
Haarlem •
Amsterdam •
Allard Pierson Museum
• Teylers Museum
instituut
• Amsterdams Historisch Museum
• Historisch Museum Haarlem
• Bijbels Museum
• Joods Historisch Museum
• Museum Amstelkring
schiedam •
• Museum het Rembrandthuis
’ s-Hertogenbosch • Museum het Kruithuis
schoonhoven •
• Museum Willet-Holthuysen
• Noordbrabants Museum
sluis •
• Nederlands Scheepvaartmuseum
Heusden a/d Maas • Het Gouverneurshuis
Belfort Sluis
• Pijpenkabinet & Smokania
Groninger Museum
Museum voor Volkenkunde
Frans Halsmuseum
• NAi Nederlands Architectuur
rozendaal •
Voerman Museum
de rijp •
’ s-heerenberg • Kasteel Huis Bergh
rijswijk (zh) •
Hattem •
helmond •
Hilversum •
Gemeentemuseum Helmond
Kasteel Rosendael Rijper Museum In ‘t Houten Huis Museum Het Tollenshuis Stedelijk Museum Goud-, Zilver-, en Klokkenmuseum Oudheidkundige Verzameling
Goois Museum
sneek •
Westfries Museum
tiel •
Fries Scheepvaart Museum
Katwijks Museum
Sociëteit
Singer Museum
Nationaal Rijtuigenmuseum
hedendaagse kunst
Borg Verhildersum
uden •
Nationaal Glasmuseum
uithuizen •
Fries Museum
utrecht •
Streekmuseum De Groote
• Rijksmuseum
Hoorn •
• Stedelijk Museum
Katwijk •
laren •
Amsterdam
Leek •
• Tropenmuseum
Leens •
• Van Gogh Museum
Leerdam •
Paleis Het Loo - Nationaal Museum
Leeuwarden •
Museum Stad Appingedam
• Museum Het Princessehof/
• Nationaal Museum van Speelklok tot Pierement
• Stedelijk Museum Bureau
tilburg •
De Pont, Stichting voor Museum voor Religieuze Kunst Menkemaborg Centraal Museum
Apeldoorn •
Appingedam •
Arnhem •
Gemeentemusea
Nederlands keramiekmuseum
Assen •
Drents Museum
Asten •
Beiaard- en Natuurmuseum Asten • Prentenk ab inet der Rijks-
Vaassen •
Berg en Dal •
Afrika Museum
univers it eit
Velsen-zuid •
• Rijksmuseum Het Koninklijk
Vlissingen •
Zeeuws maritiem muZEEum
Penningkabinet
voorburg •
Museum Swaensteyn
Breda’s Museum
• Rijksmuseum van Oudheden
weesp •
Gemeentemuseum
Historisch Museum Den Briel
• Rijksmuseum voor Volkenkunde
Wijhe •
Kasteel het Nijenhuis
Museum Lambert van Meerten
• Stedelijk Museum De Lakenhal
Woerden •
Stadsmuseum Woerden.
Zaandam •
Museum van het Nederlandse
Bergen op Zoom • beverwijk •
Breda •
Brielle •
Delft •
Het Markiezenhof Museum Kennemerland
• Stedelijk Museum Het Prinsenhof • Volkenkundig Museum Nusantara
Deventer •
Dordrecht •
Eindhoven •
Enkhuizen •
Enschede •
Gorinchem •
Gouda •
Museum Beeckestijn
Kasteel-Museum Sypestyn
Slot Zuylen
Uurwerk
Bonnefantenmuseum
Zaltbommel •
Dordrechts Museum
Marken •
Marker Museum
Zierikzee •
Middelburg •
Zeeuws Museum
• Stadhuismuseum
Nijmegen •
Museum Het Valkhof
Otterlo •
Kröller-Müller Museum
De Wildeman
Museum Kempenland
Zutphen •
Maarten van Rossummuseum Maritiem Museum Zierikzee Museum Henriëtte Polak in
Stg Rijksmuseum Zuiderzeemuseum • Nederlands Tegelmuseum
• Stedelijk Museum
Rijksmuseum Twenthe
Purmerend •
Purmerends Museum
Gorcums Museum
Ridderkerk •
Huys ten Donck (alleen de tuinen)
Stedelijke Musea
roermond •
Stedelijk Museum Roermond
Rotterdam •
Atlas van Stolk/Het Schielandhuis
• Haags Historisch Museum Koninklijk Kabinet van
Schilderijen Mauritshuis
39
Kasteel de Cannenburch
Maastricht •
’ s-Gravenhage • Gemeentemuseum Den Haag
•
Maarssen •
• Museum Catharijneconvent
• Stedelijk Van Abbemuseum
Loosdrecht •
Museum Boerhaave
Gemeentemusea
• Museum Mr. Simon van Gijn
Leiden •
(Historisch Museum Rotterdam) • Kunsthal Rotterdam • Maritiem Museum Rotterdam
v e r e n i g i n g r e mb r a n d t v o o r j a a r 2 0 0 8
zwol le •
Stedelijk Museum
Voorjaarsbijeenkomst Vereniging Rembrandt in het Drents Museum te Assen, Zaterdag 19 april 2008 Bezichtiging van de tentoonstelling
Het Terracotta Leger van Xi’an
17.30 uur Entree museum, ingang aan de Kloosterstraat Bezoek aan het museum en de tentoonstelling Het Terracotta Leger van Xi’an. Schatten van de eerste keizers van China
De bijeenkomst is gratis toegankelijk voor leden van de Vereniging Rembrandt. Gelieve uw lidmaatschapskaart mee te nemen als bewijs van toegang. Introducé(e)s kunnen zich ter plaatse inschrijven als lid van de vereniging en hebben daarmee eveneens gratis toegang.
Afsluitend wordt een drankje aangeboden in de Statenzaal
BE ZOEK ADRES
Drents Museum, Brink 1, 9401 HS Assen. www.drentsmuseum.nl Programma
Drents Museum
Het Drents Museum in Assen is al méér dan 150 jaar een begrip in Drenthe en speelt ook landelijk een wezenlijke rol met jaarlijkse spraakmakende en succesvolle tentoonstellingen over archeologie, figuratieve kunst en de Art Nouveau/Art Deco. Daarnaast besteedt het museum regelmatig aandacht aan de Drentse cultuurgeschiedenis. De laatste jaren is de 19de-eeuwse schilderkunst een speerpunt van het collectiebeleid geworden. De Vereniging Rembrandt steunde in dit kader in 1997 de aankoop van het schilderij Turfboot van Vincent van Gogh en afgelopen jaar de olieverfstudie Bleekveld te Zweeloo van Max Liebermann. Het Drents Museum heeft een unieke OntdekkingsKamer, waar kinderen de prehistorie en de vroege middeleeuwen op een spannende manier kunnen ervaren. Er zijn stijlkamers met de wooncultuur van rijkere Drenten en er is een objecttheater (de GeoExplorer) over het ontstaan van de aarde. Binnenkort wordt het Drents Museum ingrijpend verbouwd en uitgebreid naar ontwerp van Erick van Egeraat. De verbouwing zal in 2011 zijn voltooid. Maar eerst zal nog een deel van het spectaculaire terracotta leger van Xi’an te zien zijn in het kader van het grote project Go China! Assen-Groningen. A a n m e l d e n voor 11 a pril
Wij vragen u zich in verband met de beperkte capaciteit aan te melden voor 11 april. Dit kan per e-mail of door de bijgevoegde antwoordkaart in te vullen en terug te sturen naar het Bureau van de Vereniging Rembrandt. U ontvangt alleen bericht als wij uw aanmelding niet kunnen honoreren wegens een te grote opkomst. Vergeet niet uw Rembrandtkaart mee te nemen!
Drents Museum Brink 1, 9401 HS Assen T (0592) 377 773 E
[email protected] www.drentsmuseum.nl Voor de Voorjaarsbijeenkomst wordt de entree aan de Kloosterstraat gebruikt. Het museum is grotendeels rolstoel toegankelijk. BEREI K BAARHEID
Met openbaar vervoer: Het Drents Museum ligt op circa vijf minuten loopafstand van het Intercity- en busstation Assen. Met eigen vervoer: Als u met de auto vanuit het zuiden over de A28 komt, neemt u de afslag Assen-Zuid; evenzo vanuit het noorden de afslag Assen-Noord. Vandaar volgt u de borden P+R en/of Centrum naar het NS-station. Vanaf dit punt volgt u de Stationsstraat naar de Kloosterstraat. Parkeren: In de omgeving van het museum zijn voldoende (betaalde) parkeerplaatsen. E-mail:
[email protected]