Oriëntatie op AWBZ Begeleiding in Zoetermeer
24-2-2012 gemeente Zoetermeer projectgroep Decentralisatie AWBZ
1
2
Inhoudsopgave 1
INLEIDING
4
2
VERANDERENDE WETGEVING
4
2.1 2.2 3
WAT IS AWBZ BEGELEIDING? WIE ZIJN DE CLIËNTEN? AWBZ INDICATIES: BEELD VAN DE TOTALE DOELGROEP
7 7 FOUT! BLADWIJZER NIET GEDEFINIEERD. 11
TOEGANG & INDICATIESTELLING 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6
5
4 6
BEELD VAN DE CLIËNTGROEP 3.1 3.2 3.4
4
AWBZ BEGELEIDING NAAR WMO SAMENHANG MET ANDERE REGELGEVING
SIGNALERING EN VERWIJZING INDICATIESTELLING AWBZ HET CIZ BUREAU JEUGDZORG INDICATIESTELLING DOOR GEMEENTE (WMO) VERBETERPUNTEN EN KANSEN VOOR TOEGANG EN INDICATIESTELLING
ZORGAANBOD ZIN 5.1 5.2 5.3 5.4 5.4 5.5
ORGANISATIES DIE ZORG IN NATURA LEVEREN WOON- EN THUISBEGELEIDING ARBEIDSMATIGE DAGBESTEDING OVERZICHT VAN ZORGAANBOD VAN AANTAL AANBIEDERS IN ZOETERMEER VERBETERPUNTEN EN KANSEN BIJ ZORG IN NATURA PGB
16 16 16 17 18 19 19 22 22 22 23 27 30 32
6
ZORGKANTOOR HAAGLANDEN
33
7
EIGEN BIJDRAGEN
34
8
TOEZICHT & KWALITEIT
34
3
1
Inleiding
Om de kostenstijgingen in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) te beperken is de belangrijkste maatregel van het Rijk het terugbrengen van de AWBZ tot haar oorspronkelijke kern: langdurige en onverzekerbare niet-geneeskundige zorg. Dit heeft tot gevolg dat een aantal functies van de AWBZ wordt overgeheveld naar de gemeente via de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Gemeenten moeten gedecentraliseerde taken gaan uitvoeren of de gevolgen opvangen van taken die het rijk schrapt. Concreet gaat het over: 1. het decentraliseren van de AWBZ-functie extramurale begeleiding voor mensen met matige of zware beperkingen zonder verblijfsindicatie. Vanaf 1 januari 2013 gaat het om nieuwe cliënten of cliënten met een herindicatie in 2013, m.i.v. 2014 betreft het alle cliënten; 2. het decentraliseren van de functie Kortdurend verblijf (invoering per 2013/2014); 3. het decentraliseren van de inloopvoorziening Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ, per 1-12013); 4. het opvangen van de gevolgen van het schrappen van zorg voor mensen met een IQ tussen de 70 en 85 én grondslag licht verstandelijk gehandicapt (aangekondigde invoering per 2013); 5. het opvangen van de gevolgen van het schrappen van het Persoonsgebonden budget (PGB) voor Begeleiding. Om een beeld te krijgen van de strekking van veranderende wetgeving, de nieuwe taak en doelgroepen voor de gemeente, wat AWBZ-begeleiding is en de huidige procedures die daarbij gelden, is een verkenning uitgevoerd. Er is gebruik gemaakt van diverse beschrijvingen, factsheets, publicaties en documentatie, o.a. van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ), het zorgkantoor, het Transitiebureau AWBZ en de VNG. Ook zijn gesprekken gevoerd met zorgaanbieders die AWBZ-begeleiding in Zoetermeer verzorgen. Hierna treft u aan de stand per 1 februari 2012.
2
Veranderende wetgeving
2.1
AWBZ Begeleiding naar Wmo
Decentralisatie extramurale begeleiding AWBZ Het kabinet schrapt de extramurale begeleiding en kortdurend verblijf uit de AWBZ. De ondersteuningsbehoefte en het aanbod op dit gebied gaat onder de Wmo vallen. Hierdoor worden gemeenten verantwoordelijk voor een nieuwe doelgroep met matige tot zware beperkingen. De decentralisatie past in een ontwikkeling waarbij de gemeenten een steeds grotere rol krijgen op het gebied van zelfredzaamheid en participatie van burgers. Compensatieplicht De decentralisatie van de begeleiding en kortdurend verblijf naar de Wmo betekent dat er niet langer sprake is van verzekerde rechten voor burgers, maar van een compensatieplicht voor gemeenten. In het wetsvoorstel wordt begeleiding niet in de vorm van een voorziening in de Wmo ondergebracht, maar wordt het met begeleiding en kortdurend verblijf te bereiken resultaat in de van de Wmo opgenomen. Het gaat er dan om dat de burgers in staat worden gesteld om de dagelijkse levensverrichtingen uit te voeren, het persoonlijk leven te structureren en daarover regie te voeren, 4
zodat hij aan de samenleving kan deelnemen. Gemeenten moeten voorzieningen op het gebied van maatschappelijke ondersteuning bieden om dit mogelijk te maken. Ten aanzien van kortdurend verblijf is in de Wmo opgenomen dat de gemeente voorzieningen treft voor mantelzorgers van personen die zijn aangewezen op permanent toezicht, zodat zij in staan zijn om de mantelzorg te kunnen voort te zetten. Het vervoer van en naar begeleiding, zowel naar een locatie binnen als buiten de gemeentegrenzen, komt ook onder de Wmo. Het gaat om vervoer voor zover die noodzakelijk is in verband met de beperkingen in de zelfredzaamheid. Wetgevingstraject en voorbereidingstijd Gemeenten zijn vanaf 1 januari 2013 verantwoordelijk voor burgers die voor het eerst begeleiding nodig hebben, die extra begeleiding nodig hebben en bij wie de indicatie afloopt in 2013. Vanaf 1 januari 2014 is de gemeente verantwoordelijk voor alle burgers die begeleiding nodig hebben. Vanaf deze datum verliezen ook alle cliënten hun recht op ‘begeleiding’ met een indicatiebesluit dat is afgegeven vóór 1 januari 2013 en nog geldig is tot ná 1 januari 2014. Het uitgangspunt is dat gemeenten minimaal een jaar voorbereidingstijd krijgen tussen de afronding van het wetgevingstraject en het moment waarop de gewijzigde Wmo in werking treedt. Het voorstel tot wijziging van de Wmo is eind december 2011 aangeboden aan de Tweede Kamer. De behandeling ervan in de Tweede Kamer is vanaf februari 2012 . Of dit betekent dat de wet later in werking treedt dan 1-1-2013 is nog niet bekend. Verandering PGB Vanuit de AWBZ konden mensen tot 1 januari 2012 kiezen voor een Persoonsgebonden budget (PGB) of zorg in natura (ZIN). Vanaf die datum kunnen vanuit de AWBZ alleen mensen met een verblijfsindicatie nog aanspraak maken op een PGB, dus niet mensen met een indicatie begeleiding, verpleging of verzorging. Het gaat dan om een indicatie ‘zorg met verblijf’ voor mensen die zoveel zorg nodig hebben, dat verblijf in een verpleeghuis of verzorgingstehuis wordt aangeraden. Voor gemeenten was wettelijk bepaald dat ook zij cliënten de keuze tussen ZIN of PGB moest bieden. Met de voorgenomen wijziging in de Wmo kan een gemeente zelf bepalen of zij al dan niet het PGB handhaaft, zowel voor de AWBZ-begeleiding die overkomt als voor de huidige individuele Wmovoorzieningen. Een gemeente is niet meer verplicht om een PGB aan te bieden maar mag zelf kiezen voor welke voorzieningen en onder welke voorwaarden zij dit doet. Financiën Voor de financiering van de begeleiding en de uitvoeringskosten van de begeleiding krijgen gemeenten een bedrag dat is gebaseerd op de huidige kosten in de AWBZ (ca. 2 á 3 mld) verminderd met een decentralisatiekorting van 5%. Voor de decentralisatie van AWBZ-voorzieningen houden we voor Zoetermeer (rekenregel 0,6%) voorlopig rekening met een bedrag van € 15 mln voor de volgende onderdelen: - extramurale begeleiding AWBZ - kortdurend verblijf AWBZ Het is nog niet duidelijk wat het feitelijke budget zal zijn voor AWBZ-Begeleiding in Zoetermeer. Dit heeft te maken met het feit dat het rijk nog niet volledig heeft bepaald wat wel en niet onderdeel gaat uitmaken van de Transitie AWBZ. In de meicirculaire 2012 verwachten we nadere gegevens. VWS laat momenteel onafhankelijk onderzoek uitvoeren naar de daadwerkelijk vrijvallende integrale uitvoeringskosten in de AWBZ in verband met het schrappen van de functie begeleiding. Deze vrijvallende uitvoeringsmiddelen worden overgeheveld naar de gemeenten. Verdeling van deze uitvoeringskosten over de gemeenten is nog niet bekend.
5
Het kabinet stelt daarnaast in totaal 55 mln. structureel beschikbaar voor uitvoeringskosten van zorg voor jeugd en begeleiding samen. Voorshands wordt uitgegaan dat van dit extra budget een bedrag van ca. € 275.000 beschikbaar komt voor Zoetermeer. Voor de invoering van de nieuwe taak krijgen de gemeenten een transitiebudget. Voor Zoetermeer gaat het naar verwachting om ca. € 238.000 in 2012 en ca. € 160.000 in 2013.
2.2
Samenhang met andere regelgeving
Decentralisatie Jeugdzorg en passend onderwijs De Jeugdzorg wordt naar alle waarschijnlijkheid in één keer overgeheveld met ingang van 2014. Het gaat dan om provinciale/regionale vormen van jeugdzorg en de Jeugdreclassering en – bescherming Het deel dat waarbij AWBZ-begeleiding in het geding is gaat in per 2013; Op onderdelen is sprake van overlap en is afstemming noodzakelijk. Dit speelt in het bijzonder in het geval van multiproblem gezinnen en de IQ maatregel. Wet werken naar vermogen Met de integratie van de WSW en Wa-jong in de Wwnv en de decentralisatie daarvan naar de gemeente, samen met de bezuiniging op de Wwb en de decentralisatie van de AWBZbegeleiding, ontstaan er kansen voor een meer efficiënte aanpak van arbeidsgerelateerde reintegratie en dagbesteding. Inloop GGZ Met ingang van 1 januari 2013 vervalt de functie ‘inloop- GGZ’ in de AWBZ. De inloop- GGZ is een vorm van dagbesteding in groepsverband, bedoeld voor mensen met een langdurige psychische stoornis en daarmee samenhangende beperkingen (onder meer sociale redzaamheid). Gemeenten zijn dan verantwoordelijk voor de organisatie van deze voorzieningen. De middelen gaan op die datum waarschijnlijk over naar de centrumgemeenten. Deze operatie vindt tegelijk plaats met de start van de decentralisatie van de begeleiding, maar staat daar verder los van. IQ-maatregel
In de huidige situatie kunnen cliënten met een IQ tussen de 70 en 85 aanspraak maken op zorg zoals neergelegd in de AWBZ. Voor dit type zorg worden de indicaties gesteld door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). Er is een voorgenomen wijziging waarbij alleen cliënten met een IQ onder de 70 of tussen de 7085 met een psychiatrische problematiek nog recht hebben op zorg op grond van de AWBZ Als deze wijziging wordt doorgevoerd betekent dit dat cliënten met een IQ tussen de 70 en 85, waarbij er geen sprake is van een lichamelijke beperking of psychiatrische problematiek, geen aanspraak meer kunnen doen op zorg op grond van de AWBZ.
6
3
Beeld van de cliëntgroep
3.1
Wat is AWBZ Begeleiding?
De cliëntgroepen hebben matige of zware beperkingen op het terrein van sociale redzaamheid, bewegen en verplaatsen, psychisch functioneren, geheugen en oriëntatie en/of probleemgedrag. Voor hen is de functie Begeleiding bedoeld. Het doel van de functie, zoals omschreven in het Besluit Zorgaanspraken AWBZ, is bevordering, behoud of compensatie van zelfredzaamheid zodat opname in een instelling of verwaarlozing wordt voorkomen. De begeleiding kan ook worden ingezet ter ontlasting van mantelzorgers. De functie begeleiding draagt eraan bij dat mensen met een beperking optimaal kunnen functioneren op allerlei levensgebieden: zelfzorg, wonen, werken, financiën, vrije tijd, sociaal netwerk en contacten met instanties. De begeleiding ondersteunt mensen vaak op het terrein van structuur en dagritme, maar omvat ook praktische hulp bij – en overname van – taken op het gebied van dagelijks leven, huishouden en administratie. De functie begeleiding wordt in de AWBZ zowel individueel aangeboden (BGI, bijvoorbeeld ambulante begeleiding en woonbegeleiding, thuisbegeleiding) als groepsgewijs (BGG, dagbesteding). Individuele begeleiding wordt meestal langdurig en laagfrequent aangeboden en is bedoeld om de situatie van mensen stabiel te houden. Soms is er sprake van kortdurende, intensieve individuele begeleiding. Dit is bijvoorbeeld het geval in de beginfase van een begeleidingstraject, bij crisissituaties en ‘life events’, of als zich een traumatische gebeurtenis heeft voorgedaan. Dagbesteding dient twee doelen. In de eerste plaats biedt dagbesteding mensen structuur in dag en week en biedt het sociale contacten en bezigheden. Voor mensen onder de 65 jaar is het bovendien de bedoeling dat het hen zoveel in een situatie brengt die te vergelijken is met de werkomgeving van mensen zonder een beperking. Het tweede doel van dagbesteding is ontlasting van mantelzorgers. Kortdurend Verblijf Bij Kortdurend verblijf (KV) logeert de cliënt maximaal 3 etmalen per week in een instelling, bijvoorbeeld een gehandicapteninstelling, verpleeghuis of verzorgingshuis. Men komt hiervoor alleen in aanmerking als men permanent toezicht nodig heeft. Het doel van kortdurend verblijf is om degene die de cliënt gewoonlijk thuis verzorgt, te ontlasten (respijtzorg). Het bieden van toezicht kan verschillen in de wijze waarop dit gebeurt (zorg, bewaking, controle, inspectie, supervisie, surveillance) en de tijd waarop dit nodig is (op regelmatige en onregelmatige momenten). De term ‘permanent’ wil zeggen dat toezicht, in welke vorm dan ook en op welke tijden dan ook, onafgebroken gedurende 24 uur per dag nodig moet zijn. Respijtzorg is zorg die nodig is bij overbelasting van mantelzorgers of om overbelasting bij mantelzorgers te voorkomen. Voorbeelden van AWBZ Begeleiding woonbegeleiding , thuisbegeleiding, activerende psychiatrische thuiszorg praktische pedagogische thuishulp en gezinsondersteuning dagopvang / dagbesteding voor kinderen, volwassenen, dementerenden, GGZ gespecialiseerde buitenschoolse opvang logeerhuizen , zaterdagopvang voor kinderen sport en vakantie activiteiten begeleiding bij rehabilitatietrajecten verslaafden ontmoetingsgroepen, inloophuizen extra begeleiding tijdens speciaal onderwijs 7
Cliëntportret: Corrie Corrie is 45 jaar, getrouwd en heeft twee volwassen kinderen. Toen de kinderen klein waren, kreeg Corrie last van haar spieren. De huisarts dacht dat dit veroorzaakt werd door het tillen van de kinderen. De kinderen worden groter en de klachten verergeren. Na acht jaar wordt de diagnose gesteld: Corrie heeft een spierziekte die uiteindelijk zal leiden tot verlammingsverschijnselen. In dezelfde periode wordt ook een oogziekte vastgesteld. In korte tijd is Corrie’s zicht verminderd tot 30 procent in het ene oog en 10 procent in het andere. De vooruitzichten zijn slecht. Al snel komt het moment waarop zij voorwerpen die ze wel ziet niet meer kan oppakken en dingen die zij nog wel kan oppakken nauwelijks meer ziet. Als de kinderen de deur uitgaan, verhuizen Corrie en haar man naar een appartement met lift in de stad: alles gelijkvloers en dichtbij de winkels. Corrie heeft via de Wmo een scootmobiel gekregen en het appartementencomplex is voorzien van automatische deuropeners (Wmo). Zo kan zij zich in de directe woonomgeving zelfstandig redden en bijvoorbeeld de dagelijkse boodschappen doen. Omdat zij het gehandicaptenvervoer dramatisch vindt, is de auto ingeruild voor een busje, zodat de scootmobiel mee kan als zij en haar man op pad gaan. Corrie is altijd met overtuiging huisvrouw geweest. Haar grootste hobby was koken, wat zij inmiddels nauwelijks meer alleen kan. De recepten zitten in haar hoofd, maar de pannen zijn voor haar nu te zwaar. Een keer per week krijgt zij drie uur Begeleiding Individueel. Die wordt benut om “vrouwendingen” die zij niet meer alleen kan, op te pakken. Haar taak als moeder en huisvrouw heeft zij altijd gecombineerd met vertaalwerk thuis. Via het UWV krijgt zij door VISIO geadviseerde, aangepaste computerapparatuur en programmatuur. Nu kan ze haar energie over de dag zo verdelen dat ze door kan gaan met haar werk; voor haar heel erg belangrijk. Voor het huishoudelijk werk is een beroep gedaan op de gemeente (Wmo).
8
AWBZ in het onderwijs De AWBZ-begeleiding tijdens (voortgezet) speciaal onderwijs is een aanvulling op de begeleiding die door de school wordt geboden om onderwijs te kunnen volgen. Naast begeleiding vanuit de school, hebben deze kinderen intensieve begeleiding nodig omdat het anders tot overlast leidt voor de andere kinderen, een gevaar is voor zichzelf of anderen, of juist in zichzelf gekeerd kan raken. De school kan deze intensieve begeleiding op dit moment niet bieden omdat zij meer kinderen in de klas hebben die onderwijsbegeleiding nodig hebben. Het gaat vooral om structuur aanbrengen, sociale vaardigheden aanleren, kind even uit de klas halen om escalaties te voorkomen en helpen bij de communicatie. In geval van kinderen met een ernstige meervoudige handicap zijn de zorgfuncties in de praktijk veelal met elkaar verweven. De aanvullende AWBZ-begeleiding komt met name voor op een cluster 3 school (kinderen met een ernstige meervoudige handicap of kinderen met beperkingen en een bijkomende ernstige gedragsstoornis) en , zij het in mindere mate, op een cluster 4 school (kinderen met een psychiatrische en / of gedragsstoornis).
3.2
Wie zijn de cliënten?
De volgende cliëntgroepen krijgen te maken met de decentralisatie van de AWBZ Begeleiding (o.b.v. “Cliëntgroepen Extramurale AWBZ-begeleiding”, Transitiebureau/HHM, december 2011). 1. Ouderen met somatische of psychogeriatrische problematiek (SOM 65+/PG 65+) Ouderen die door lichamelijke achteruitgang beperkt zijn in hun zelfredzaamheid Ouderen die door cognitieve achteruitgang beperkt zijn in hun zelfredzaamheid 2. Volwassenen met psychiatrische problematiek (PSY/PS >18jr) 3. Kinderen en volwassenen met een verstandelijke beperking (VG) Kinderen met enkelvoudige problematiek Jeugd Licht verstandelijk gehandicapten (LVG) Verstandelijk beperkte volwassenen met enkelvoudige problematiek Kinderen en volwassenen met een ernstig meervoudige complexe beperking Kinderen en volwassenen met ernstig probleemgedrag 4. Kinderen en volwassenen met een auditieve en/of visuele beperking (ZG) Kinderen en volwassenen met een auditieve beperking Kinderen en volwassenen met een visuele beperking Kinderen en volwassenen met een visueel-auditieve beperking 5. Kinderen en volwassenen met een lichamelijke beperking of chronische ziekte (SOM 0-64, LG) Mensen met ernstige fysieke/motorische beperkingen en meervoudige problemen op (bijna) alle levensgebieden Mensen die door progressief verlopende aandoeningen meervoudige problemen ondervinden op (vrijwel) alle levensgebieden Mensen met niet aangeboren hersenletsel met meervoudige problemen op alle levensgebieden die van tijd tot tijd zeer wisselend kan verlopen 6. Jongeren met psychiatrische problematiek in combinatie met opvoeden opgroeiproblemen Kinderen en jeugdigen met psychiatrische problematiek (zonder noodzaak van behandeling) Kinderen en jeugdigen met psychiatrische problematiek (met noodzaak van behandeling) 7. Palliatief terminale zorg 8. Multiprobleemgezinnen Zij hebben te maken met een grote variëteit aan beperkingen, problematiek en ondersteuningsbehoefte. 9
Cliëntportret: Henk
Henk is 72 jaar en heeft meerdere hartoperaties gehad. Daarvan is hij niet volledig hersteld. Hij is snel vermoeid en moet veel rust nemen. Henk heeft ernstige huidproblemen, de verzorging daarvan vraagt veel aandacht. Sinds zijn vrouw is overleden, woont hij alleen. Zijn zoon woont aan de andere kant van het land. Henk kan zichzelf wel redden, maar doet dat niet. Hij is moedeloos en ziet het leven alleen niet meer zitten. Hij trekt zich terug in zijn huis, verwaarloost zichzelf en laat alles over zich heen komen. Om de moedeloosheid en verwaarlozing te doorbreken gaat Henk nu vijf ochtenden per week naar de dagbesteding. Het geeft structuur aan zijn dagen en hij komt weer onder de mensen. De huisarts geeft aan dat Henk dagelijks moet worden geholpen bij de persoonlijke verzorging en het inspecteren en zalven van zijn huid. De verzorgster komt ’s morgens en zorgt er voor dat Henk op tijd klaar is om naar de dagbesteding te gaan.
Cliëntportret: Petra Petra is 48 jaar en heeft een psychiatrische stoornis, waardoor zij geregeld ongewenst en door de omgeving onbegrepen gedrag vertoont. Zij slaagt er niet in contacten op te bouwen en te onderhouden. Zij is ongetrouwd en met haar familie heeft zij weinig contact. Petra heeft in het verleden verschillende banen gehad, inmiddels is zij voor 100 procent afgekeurd. Door verschillende oorzaken raakte zij verslaafd. Na jarenlang gebruik van verslavende middelen, startte zij drie jaar geleden in het project Woonbegeleiding voor verslaafden. Zij is gemotiveerd om zich los te maken van haar verslavingen en krijgt dagelijks methadon. Sinds kort woont Petra zelfstandig, met begeleiding. Zij heeft geen werk, het kost haar nog steeds moeite om een en nachtritme vast te houden. Ook het uitvoeren van de normale, dagelijkse bezigheden die bij zelfstandig wonen horen, geeft problemen. Petra heeft de neiging terug te vallen in het oude patroon. De woonbegeleiding richt zich op het ondersteunen bij het dagelijks leven, aanbrengen van structuur en regie in de thuissituatie, het vasthouden van regels en afspraken en terugvalpreventie. Petra heeft geen werk en zij weigert deel te nemen aan dagactiviteiten in de GGZ. ‘Daar zit ik hele dagen tussen gekken en word ik nooit meer beter’, zegt zij. Een grote wens van haar is ooit een baan te krijgen of vrijwilligerswerk te kunnen doen. Ze weet dat dit pas mogelijk is als zij haar oude leven helemaal achter zich heeft gelaten. Budgetbeheer is ingezet vanwege schulden en er komt een keer per week huishoudelijke hulp.
10
.
3.4
AWBZ indicaties: beeld van de totale doelgroep
Voor dit beeld van de cliëntengroep maken we gebruik van de gegevens van het Zorgkantoor. Op de volgende pagina’s worden gegevens in enkele tabellen weergegeven.
Op 1 september hadden 1565 Zoetermeerders een AWBZ indicatie voor AWBZ-Begeleiding. Daarvan waren er 1345 verzilverd via het Zorgkantoor. Niet alle zorg waarvoor een cliënt is geïndiceerd wordt afgenomen. Oorzaken kunnen zijn dat cliënten het niet nodig vinden alle geïndiceerde zorg te gebruiken, de eigen bijdrage te hoog vinden, of op een wachtlijst staan. Het aandeel indicaties Begeleiding waarbij psychologische/psychiatrische problematiek (grondslag PSY) in het geding is, ligt op 51% terwijl landelijk deze 44% is. Ook het percentage indicaties voor mensen met een psychogeriatrische beperking is in Zoetermeer (10%) hoger dan landelijk (6%).
11
Cliëntportret: Henriette Henriette is 75 jaar en woont alleen in een appartement. Ze heeft haar hele leven in de wijk gewoond en ze kent elke hoek en straat. Twee jaar geleden begon ze dingen te vergeten, zoals medicijnen innemen. Langzaam wordt haar geheugen slechter en steeds vaker weet ze niet waar ze mee bezig is of waar ze spulletjes heeft opgeborgen. Ze vergeet dat ze het gas heeft aangezet, ze bergt boodschappen en wasgoed op de meest onmogelijke plaatsen op; zo ligt haar schone was in de vriezer, legt ze vuil ondergoed onder haar matras en liggen de aardappelen te rotten in haar nachtkastje. Haar dochter en kleinkinderen wonen in de buurt en komen dagelijks bij haar langs. Het gas is inmiddels afgesloten en haar dochter zorgt ervoor dat moeder elke dag een warme maaltijd krijgt. Henriette heeft altijd voor zichzelf en haar kinderen moeten zorgen. Zij is, wat men noemt een ‘pittige tante’. Als zij iets niet kan vinden, belt ze direct haar dochter met de verwijtende vraag: ‘Waar heb jij dat nu weer verstopt?’ De voortdurende claim die zij zo op haar dochter legt, is zwaar. Tot een paar maanden geleden lukte het aardig om de zorg thuis zo te regelen dat de situatie acceptabel is. ’s Morgens komt een thuiszorgmedewerker (AWBZ) voor de medicatie, twee keer per week wordt Henriette door de thuiszorg geholpen met douchen en persoonlijke verzorging, en een keer per week komt de huishoudelijke hulp (Wmo) voor het schoonmaken en op orde brengen van het huishouden. Haar dochter (mantelzorg) zorgt dagelijks voor de warme maaltijd en verzorgt hand- en spandiensten. Henriette’s volwassen kleinzoon slaapt elke nacht bij haar in huis, zodat er ’s nachts toezicht is. Sinds een paar weken zwerft Henriëtte overdag; ze pakt de bus en loopt verdwaasd rond in voor haar onbekende buurten. ‘Ik ga naar mijn dochter’, is haar reactie als de politie haar oppikt. Door de familie en de huisarts is Begeleiding Groep aangevraagd, dit is door het CIZ toegekend. Elke ochtend wordt Henriette opgehaald en naar de dagopvang gebracht. Zij heeft het idee dat ze, net als vroeger weer een werkhuis heeft en is daar niet blij mee. ‘Ik moet hier heel hard werken. Koffie zetten en rondbrengen, afwassen en zo en krijg er niet eens voor betaald!’ De dagopvang is een oplossing tot het moment dat zij ook in de avond of nacht gaat zwerven. Of wanneer haar dochter en kleinkinderen de dagelijkse zorg niet meer kunnen opbrengen.
12
Kijkend naar de verhouding van de soort indicaties over de wijk(delen), dan valt het volgende op. In de wijken Buytenwegh, Palenstein en Meerzicht zijn veel indicaties Begeleiding met psychiatrische grondslag voor volwassenen. In de wijken Seghwaert en Oosterheem is het aantal indicaties Begeleiding met psychiatrische grondslag voor de groep jonger dan 18 jaar hoog. Voor jongeren (0 – 17 jaar) worden de indicaties voor de grondslag PSY door het Bureau Jeugdzorg uitgevoerd en niet door het CIZ. In onderstaand overzicht o.b.v. Zorgkantoorgegevens zijn deze wel opgenomen in de kolom ‘PSY BJZ’. In de laatste kolom ‘totaal PSY’ zijn de twee kolomen PSY 18+ en PSY BJZ opgeteld. De overige kolommen bevallen alle leeftijdscategorieën samen. Tabel 1 Aantallen unieke cliënten per grondslag per wijk in Zoetermeer (zorgkantoor) Wijk
aantal unieke cliënten
Buytenwegh
verdeling aantal unieke cliënten naar grondslagen Totaal PSY
%%%
LG
PG
SOM
VG
ZG
PSY 0 - 17 (BJZ)
119
9
5
10
21
2
12
60
72
60,5%
Buytenwegh/De Leyens
66
10
5
3
7
5
9
27
36
54,5%
De Leyens
60
3
5
8
8
11
9
16
25
41,7%
Dorp
62
1
11
8
10
1
14
17
31
50,0%
Driemanspolder
73
7
17
4
18
0
1
26
27
37,0%
Meerzicht-Oost
72
4
4
9
14
2
5
34
39
54,2%
Meerzicht-West
128
6
19
23
17
3
8
52
60
46,9%
NN Postbusadres
2
0
0
0
1
0
0
1
1
50,0%
Noordhove
89
4
4
10
16
3
15
37
52
58,4%
Oosterheem Noord-Oost
80
5
7
9
18
1
19
21
40
50,0%
Oosterheem Zuid-West
58
6
3
4
13
3
15
14
29
50,0%
Palenstein
99
5
7
7
19
3
4
54
58
58,6%
Rokkeveen-Oost
75
1
4
8
14
3
15
30
45
60,0%
Rokkeveen-West
97
8
20
14
18
4
13
20
33
34,0%
Seghwaert Noord-Oost
112
8
6
9
21
1
22
45
67
59,8%
Seghwaert Zuid-West
105
3
8
16
21
3
13
41
54
51,4%
Stadscentrum
48
0
12
11
6
2
6
11
17
35,4%
80
137
153
242
47
180
506
686
5,9%
10,2%
11,4%
18,0%
3,5%
13,4%
37,6%
51,0%
7,5%
6,2%
14,6%
25,1%
2,6%
7,0%
37,0%
44,0%
Totaal Zoetermeer
1.345
Totaal Zoetermeer % Landelijke verdeling (CIZ)
100%
PSY 18+
Opvallend hoog in de kolom PSY <18 en >18 Ovallend hoog in de verdeling indicaties naar grondslag per wijk > 55% PSY
Tabel 2 Verdeling functiecombinaties en leeftijdscategorieën Zoetermeer (Zorgkantoor)
13
leeftijdscategorieën AWBZ Functie combinaties
Totaal aantal
Verdeling functie combinaties
0 t/m 17
18 t/m 64
65+
Alleen BGI
80
474
170
724
53,8%
Alleen BGG
40
110
63
213
15,8%
BGG & BGI
63
95
67
225
16,7%
BGG & BGI & KVB
20
5
0
25
1,9%
BGG & KVB
13
2
0
15
1,1%
BGI & KVB
117
23
1
141
10,5%
alleen KVB
1
0
1
2
0,1%
Totaal
334
709
302
1345
100%
Verdeling leeftijdsgroepen
24,8%
52,7%
22,5%
100%
Landelijk geschatte verdeling op basis van CIZ
21%
44%
35%
100%
naar
Tabel 3 gemiddeld aantal uren / dagdelen begeleiding per week Aanspraak per functie
Leveringsvorm
Tijd per week
PGB
3,4
ZIN
4,3
PGB
4,9
ZIN
3,0
PGB
1,2
ZIN
1,3
Gem. aantal uren BGI per week
Gem. aantal dagdelen BGG per week
Gem. aantal etmalen KVB per week
14
Tabel 4 : Vervoer in relatie tot leeftijd en functie Aantal cliënten met vervoer
Totaal aantal cliënten BGG
AWBZ Functie combinaties 0-17
18-64
65+
Totaal
0-17
18-64
65+
Totaal
Aandeel cliënten BGG met vervoer 0-17
18-64
65+
Totaal
BGG
32
50
54
136
40
110
63
213
80%
45%
86%
64%
BGG + BGI
29
49
59
137
63
95
67
225
46%
52%
88%
61%
BGG + BGI + KVB
86
18
1
105
117
23
1
141
74%
78%
BGG + KVB
10
2
12
13
2
15
77%
157
119
390
233
230
594
67%
Totaal
114
131
74%
80% 52%
87%
66%
Groei van het aantal indicaties De gegevens van het CIZ wijken af van die van het zorgkantoor omdat het CIZ de indicaties van Bureau Jeugdzorg registreert. Op basis van gegevens van het CIZ zien we dat er een groei van het aantal indicaties is van ca 150 per jaar.
15
4
Toegang & Indicatiestelling
4.1
Signalering en verwijzing
Er zijn in Zoetermeer diverse netwerken en organisaties waar mensen met een hulpvraag op het gebied van maatschappelijke ondersteuning terecht kunnen: Wmo-loket, ouderenadviseurs, Coördinatiepunt Zorg, MEE, algemeen maatschappelijk werk /wijkcoaches (Kwadraad), Humanitas, partners van het CJG Meerpunt (17 organisaties op het gebied van onderwijs, jeugdzorg en welzijn) en diverse vrijwilligersorganisaties. In geval mensen geen hulp zoeken maar het wel nodig hebben, werken de partners van het OGGZ-platform samen (GGD, woningcorporaties, GGZ, Verslavingszorg, Kwadraad, Limor, RIBW Fonteynenburg, REAKT, politie, gemeente WZI waaronder schuldhulpverlening) Zij hebben een informerende, adviserende, signalerende en verwijzende rol. Daarnaast ondersteunen zorgaanbieders hun cliënten op diverse levensdomeinen en helpen hen bij het aanvragen van voorzieningen bij de gemeente, het Centraal Indicatieorgaan Zorg (CIZ)en Bureau Jeugdzorg (BJZ).
4.2
Indicatiestelling AWBZ
Met een indicatie wordt beoordeeld of en in welke mate de aanvrager een beperking heeft en welke middelen ter beschikking staan om de beperking op te heffen dan wel te verminderen. Na deze beoordeling vindt toewijzing van een voorziening plaats. Men indiceert om willekeur te voorkomen en zorg te dragen dat die cliënten zorg krijgen die dat nodig hebben, gezien de schaarser wordende middelen. Indicaties dienen zo objectief mogelijk plaatsvinden. Eerder werden indicaties door zorgaanbieders afgegeven, maar om verschillende redenen waaronder de stijging van de zorguitgaven is het CIZ in het leven geroepen. Overigens heeft de totstandkoming van het CIZ niet tot kostenbeheersing geleid. De AWBZ is wel steeds meer gekrompen. Een cliënt kan alleen aanspraak maken op AWBZ-zorg, als voor hem een grondslag kan worden vastgesteld. Dit is een ziekte, aandoening of handicap waardoor de cliënt kan zijn aangewezen op zorg. Er zijn zes grondslagen: Somatische aandoening/ziekte (SOM); Psychogeriatrische aandoening/ziekte (PG); Psychiatrische aandoening/ziekte (PSY); Lichamelijke handicap (LG); Verstandelijke handicap (VG); Zintuiglijke handicap (ZG). Naast de vaststelling van de functie (Begeleiding, Persoonlijke verzorging, Verblijf kortdurend, Verblijf) wordt in de indicatie ook de omvang van de zorg weergegeven in klassen. Bij de functie Begeleiding Individueel (BGI): klasse 1: 0 – 1,9 uur, klasse 2: 2-3,9 uur enz. Als het om Begeleiding in groepsverband gaat ( BGG), wordt de omvang in dagdelen weergegeven klasse 1: 1 dagdeel, klasse 2: 2 dagdelen enz.
16
Indicaties worden verstrekt door het CIZ en BJZ. Het CIZ indiceert voor alle doelgroepen de nodige AWBZ zorg, behalve voor de doelgroep jongeren tot 18 jaar met psychiatrische problemen of met de dominante grondslag psychiatrie. Deze indicaties worden door BJZ afgegeven. Na hun 18e jaar is het aan CIZ om te indiceren. CIZ indiceert dan verlengde AWBZ zorg zonder indicatie voor jeugdzorg.
4.3
Het CIZ
Er moet een grondslag zijn om aanspraak te kunnen maken op de AWBZ: Dit is een medische of psychologische grondslag wat betekent dat de aanvrager aantoonbaar ziek moet zijn of een aandoening dan handicap hebben. Een psychosociale klacht vormt geen grondslag voor de AWBZ omdat men niet aantoonbaar ziek is. Bij de psychologische / psychiatrische grondslag binnen de AWBZ gaat het tevens om het niet kunnen participeren. De werkwijze Het CIZ hanteert het trechtermodel bij het onderzoek naar aanspraak op zorg. Dat houdt onder meer in dat eerst de ziekte, stoornis en participatietekorten worden bepaald, gekeken wordt welke wettelijke voorzieningen voorliggend zijn en wat de omvang van de mantelzorg is. Een indicatiecriterium voor de functie begeleiding is de vaststelling dat de cliënt matige tot zware beperkingen heeft op één of meer van de volgende vijf terreinen te weten: sociale redzaamheid, bewegen en verplaatsen, probleem gedrag, psychisch functioneren, geheugen- of oriëntatiestoornissen. De procedure voor het aanvragen van een indicatie is als volgt: Er komt een melding binnen bij het CIZ van een familielid/mantelzorger, professional of MEE dat er behoefte is aan ondersteuning van een cliënt met een beperking. Indien de aanvraag van een professional komt is de officiële aanvrager de cliënt. De professional ondersteunt de aanvraag. Het CIZ controleert de vragenlijst (telefonisch) van de cliënt en bepaalt de grondslag en indien er sprake is van meervoudige problematiek wordt de dominante grondslag bepaald. Het CIZ kan advies inwinnen bij andere instanties of een behandelend arts om de zorgvraag vast te stellen. Meegenomen wordt ook of er geen (al dan niet wettelijk) voorliggende voorzieningen zijn. Ook wordt de aard en omvang van de gebruikelijke zorg in kaart gebracht en op basis hiervan wordt de netto zorgbehoefte vastgesteld. Het CIZ heeft het recht heeft om informatie op te vragen bij (zorg)organisaties/artsen en kan daardoor over veel schriftelijke informatie van een cliënt beschikken (het is de vraag is of de gemeenten dat ook af kunnen dwingen). Het CIZ komt tot een indicatiebesluit waarbij doorgaans de bandbreedte van uren zorg die vergoed mogen worden, aangegeven is. Het kan dan gaan om BGI, BGG of een combinatie van beiden. Het indicatiebesluit wordt naar de aanvrager en naar het zorgkantoor gestuurd waarna de zorg kan worden gestart. De aanvrager kan bepalen of hij zorg in natura, PGB of een combinatie van beiden afneemt.
17
Cliëntportret: Gerrit Gerrit is zwakbegaafd en lijdt aan ernstige (rand psychotische) angsten voor lichamelijke kwalen. Hiervoor is hij in behandeling geweest. Bij uitgebreid lichamelijk onderzoek zijn geen ziektes of afwijkingen vastgesteld. Daarna ging het een tijdje redelijk goed met hem. Nu dreigt Gerrit opnieuw in angsten en waanideeën te verdwalen. Hij sluit zich op in de slaapkamer, ligt de hele dag op bed en voelt zich ziek. Hij is passief, onderneemt niets en verwaarloost zichzelf. Gerrit woont samen met zijn vrouw, die ook zwakbegaafd is. Zij is daardoor niet in staat hem te stimuleren. Zij doet het huishouden en wordt hierbij geholpen door een zus van Gerrit. Zijn zwager regelt praktische zaken en doet de financiële administratie. De behandelaar heeft aangegeven dat de negatieve spiraal alleen kan worden doorbroken door, naast medicatie, een vaste dagstructuur op te bouwen en te handhaven. Gerrit heeft veel begeleiding, structuur en planning nodig bij alle dagelijkse zaken. Voorgesteld wordt dat Gerrit drie dagen per week deelneemt aan de dagbesteding. De andere dagen wordt hij thuis ondersteund bij het structureren van de dag en het stimuleren van het ondernemen van activiteiten. Belangrijkste doel van de begeleiding, is dat Gerrit weer een gevuld leven krijgt, zodat hij geen tijd heeft om zich bezig te houden met ingebeelde ziekten.
Het CIZ heeft het afgelopen jaar een slag gemaakt met de vereenvoudiging van het proces van indicatiestelling. Alle zorgaanbieders zijn sinds begin 2010 'gemandateerd' om voor bepaalde cliëntgroepen onder bepaalde voorwaarden zelf een (advies over) herindicatie af te geven. Dit noemen we een 'herindicatie via taakmandaat'. Het CIZ controleert via steekproeven of dit allemaal goed gebeurt. Een herindicatie afgeven kan niet bij eerste en complexe aanvragen. Sinds april 2011 kan een cliënt met een stabiele zorgvraag een indicatiebesluit krijgen met een geldigheidstermijn van maximaal vijftien jaar. Met ingang van oktober 2011 kunnen zorgaanbieders zelf bepalen of een cliënt van 80 jaar of ouder in aanmerking komt voor opname in een instelling. Het CIZ zet die melding automatisch om in een formeel indicatiebesluit. Het CIZ zal zo nodig steekproefsgewijs achteraf controleren.
4.4
Bureau Jeugdzorg
BJZ heeft de taak om vast te stellen of een cliënt (0-17 jaar)zorg nodig heeft en welke zorg het meest passend is voor de cliënt. Bij de indicatiestelling gaat het altijd om de beoordeling van de jeugdige en het gezinssysteem. Het gaat om het brede en het complexe terrein van opvoeden en opgroeien De werkwijze Een indicatiebesluit komt tot stand via een aantal stappen die bij elk indicatiebesluit worden ingezet: 18
De cliënt doet een schriftelijke aanmelding bij Bureau Jeugdzorg; BJZ beoordeelt deze. Informatie verzamelen: Om in aanmerking te komen voor AWBZ zorg wordt informatie verzameld door rapportages van behandeling, school, onderzoeken, gesprek met opvoeders / ouders ( in enkele gevallen met jongere), en informatie bij derden als dit wenselijk is. De cliënt moet toestemming gegeven om informatie op te vragen. De informatie wordt geanalyseerd en samengevat in een rapportage / diagnostisch beeld. Alertheid op signalen van kindermishandeling Doelen formuleren en benodigde zorg vaststellen: Op basis van de beperkingen van de cliënt, de draagkracht en draaglast van de opvoeders, weging gebruikelijk en bovengebruikelijke zorg en de voorzieningen die voorliggend zijn (wettelijke of algemene voorzieningen) wordt de benodigde zorg vastgesteld en worden doelen geformuleerd. In het indicatiebesluit dient Bureau Jeugdzorg te beargumenteren op welke zorg de cliënt recht heeft. Bij afwijking van de gevraagde zorg door cliënt moet weergegeven worden wat de reden is dat de toegekende zorg afwijkt van de aangevraagde zorg. Vrijwel alle BJZ indicaties voor AWBZ begeleiding hebben te maken met meervoudige of multiprobleemsituaties. Bureau Jeugdzorg geeft een indicatie af doorgaans voor de duur van één jaar, maar heeft de mogelijkheid tot 5 jaar.
4.5
Indicatiestelling door gemeente (Wmo)
In de Wmo vindt indicatie plaats voor individuele voorzieningen die zowel individueel (zoals huishoudelijke hulp, hulpmiddelen, woningaanpassing) als collectief worden aangeboden (Regiotaxi). In de Wmo staat de compensatieplicht voorop en niet het recht op een voorziening. Algemeen kan gesteld worden dat de burger in eerste instantie zelf verantwoordelijk is voor het compenseren van de beperking. Als het de burger niet lukt, kan de gemeente maatregelen nemen gericht op het bevorderen van de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie. Om deze doelen te bereiken zijn landelijk experimenten met de zogenaamde Kanteling en het Keukentafel gesprek ingezet, die uitgaan van een vraaggerichte integrale werkwijze, de eigen kracht van de burger en het inschakelen van het sociaal netwerk en andere organisaties om een bijdrage te leveren. De gemeente Zoetermeer werkt nog niet op deze manier. De werkwijze De indicatie van voorzieningen vindt plaats door Wmo-consulenten. Indien de aanvragen zeer complex zijn, waarbij meer achtergrondinformatie nodig is, worden externe indicatieadviseurs ingeschakeld. Wanneer klanten zich voor het eerst melden bij het Wmo-loket worden huisbezoeken afgelegd.
4.6
Verbeterpunten en kansen voor toegang en indicatiestelling
In de gesprekken met zorgaanbieders is door hen het volgende naar voren gebracht: Organisaties voor mensen met een lichamelijke of verstandelijke beperking er liggen kansen om vanuit de Wmo eerder in te zetten op preventie: hoe eerder je iemand die het nodig heeft begeleiding kan bieden, hoe lager de kans dat dingen uit de hand lopen of verergeren en een indicatie voor een voorziening nodig is. mogelijk kan de begeleiding ook minder intensief worden ingezet. organisaties willen graag af van de indicatiestelling á la CIZ: niet op afstand indiceren zoals het CIZ en minder complexe indicatieformulieren.
19
laat aanbieders zelf indiceren; zij hebben de deskundigheid. Maak afspraken met instellingen over het aantal cliënten dat zij moeten helpen en over het budget. Laat instellingen binnen deze kaders zelf indiceren en ga na een bepaalde periode kijken of de begeleiding van de aanbieder passend was. Zorg dan wel dat de aanbieder transparant rapporteert. laat het indiceren gebeuren door een team waarin aanbieders samen met de gemeente zijn vertegenwoordigd, zoals bij CJG Meerpunt/Jeugdzorg nu gebeurt. betrek ook partners uit de wijk. Organisaties voor ouderen organisaties willen graag af van de indicatiestelling á la CIZ: niet op afstand indiceren zoals het CIZ en minder complexe indicatieformulieren. werk evt. met een ‘paraplu-indicatie’ zoals de DBC-systematiek voor ziekenhuizen zodat de behoefte van de cliënt centraal staat. werk evt. met standaard indicatie-protocol; 80+ is nu ook al indicatievrij en dat werkt goed voorkeur voor niet indiceren, en vooraf afspraken maken over uren, tarieven, en volume incl. het pakket aan huishoudelijke hulp, zodat een cliënt met meerdere vormen van zorg één aanspreekpunt heeft. Zo kan goed aangesloten worden op de behoefte van de cliënt. aansluitend daarop zijn ze voorstander van goede toetsing en monitoring, en efficiënte en effectieve verantwoording. Vertrouwen is uitgangspunt, hard ingrijpen achteraf is prima. Organisaties voor mensen met psychiatrische problematiek stellen voor om de werkwijze van het CIZ voort te zetten, waarbij zij nu mandaat hebben voor herindicaties. de gemeente kan de rol van het CIZ overnemen en/of een daarvoor een specialist inhuren via steekproeven vinger aan de pols houden. de inhoud van de indicaties d.w.z. de indeling in klassen en bandbreedtes zijn te star: meer flexibiliteit is gewenst om zo goed in te kunnen spelen in de mate van ondersteuning die nodig is in de loop van de tijd. suggestie voor plaatselijk indicatieteam GGZ onder regie van de gemeente, waaraan alle organisaties deelnemen die voor GGZ cliënten werken (GGZ aanbieders, reguliere welzijnsorganisaties en gemeente). Elke organisatie kan intake doen, die wordt ingebracht in het team. De gemeente bepaalt dan welke Wmo-ondersteuning de cliënt krijgt. Conclusies t.a.v. suggesties door zorgaanbieders Begeleiding: 1. intake kan door elke organisatie worden gedaan; 2. flexibiliteit om soepel in te kunnen spelen op de ondersteuningsbehoefte; 3. minder complex aanvraagformulieren; 4. indicatie: a. niet indiceren, met vooraf afspraken over uren, tarieven, en volume (incl. huishoudelijke hulp); b. een plaatselijk ‘indicatieteam’ met vertegenwoordiging van gemeente, zorgaanbieders en welzijn; eventueel per doelgroep; 5. goede toetsing en monitoring, en efficiënte en effectieve verantwoording.
20
Cliëntportret: Bram en Henkjan Bram en Henkjan zijn broers. Bram is acht jaar en zijn broer is vijf. Beide hebben een zeldzame chromosoomafwijking. De kenmerken zijn dat zij op praktisch alle levensgebieden ver beneden het niveau van hun leeftijdsgenoten functioneren. Henkjan kan niet praten en Bram spreekt nauwelijks verstaanbaar. Beide jongens zijn nog niet zindelijk, moeten worden geholpen bij opstaan, wassen, aankleden, eten en hebben voortdurend toezicht nodig. Een ander kenmerk van hun handicap is dat zij een eigen beeld hebben van wat er moet gebeuren. Als dingen anders gaan, volgt een heftige woedeaanval. Toen Henkjan geboren werd was nog niet duidelijk wat er precies met Bram aan de hand was. Inmiddels is duidelijk dat beiden dezelfde, erfelijke afwijking hebben en daardoor ernstig gehandicapt zijn. Bram gaat overdag naar het speciaal onderwijs voor verstandelijk gehandicapte kinderen; Henkjan bezoekt het orthopedagogisch dagcentrum. De zorg voor de kinderen is voor de ouders erg zwaar. Overbelasting ligt voortdurend op de loer, omdat beide kinderen geen moment alleen gelaten kunnen worden en met alles geholpen moeten worden. De ouders krijgen voor beide kinderen ondersteuning bij het leren omgaan met de handicap.
Geïndiceerde en gerealiseerde zorg voor Bram
21
5
Zorgaanbod ZIN
5.1
Organisaties die Zorg in Natura leveren
Er zijn 60 organisaties + onderdelen daarvan (in totaal 80 gecontracteerde onderdelen ) die extramurale begeleiding bieden aan Zoetermeerse inwoners, al dan niet binnen de gemeentegrenzen. De organisaties met veel Zoetermeerse cliënten zijn: Vierstroom, Reakt, Limor en Ribw Fonteynenburg, Ipse de Bruggen, Steinmetz de Compaan, Gemiva, Activisie. Het aanbod varieert van woon/thuisbegeleiding voor alle doelgroepen en gezinnen, dagverzorging, dagbesteding, arbeidsmatige dagbesteding, casemanagement ketenzorg dementie en cva (hersininfarct/beroerte), ontmoetingscentra voor dementerenden en hun mantelzorgers, inloop GGZ, Hospice en opvang in het kader van Kortdurend Verblijf. In het overzicht op blz. 27 zijn diverse aspecten bijeengebracht van de begeleiding die wordt geboden; op het vlak van aantal cliënten, type aanbod, arbeidsmatige dagbesteding, samenwerking, vrijwilligerswerk, wijkgericht werken, e.d. Deze gegevens zijn van de zorgaanbieders afkomstig, ook de aantallen cliënten. Het zorgkantoor levert namelijk nog niet de aantallen cliënten per zorgaanbieder.
5.2
Woon- en thuisbegeleiding
Veel zorgaanbieders bieden woon- , thuis- of gezinsbegeleiding. In de kern komen deze vormen van ambulante begeleiding op het zelfde neer: ondersteuning bij het wonen, werken, leren en netwerken opbouwen. - De draad in het dagelijks leven weer zo goed mogelijk op te pakken. - Praktische begeleiding in de thuissituatie: boodschappen, koken, thuisadministratie, opvoeding - De helpende hand te bieden bij het oplossen van problemen. - Stimuleren dat mensen deelnemen aan activiteiten en hun behandeling volgen. - Structuur aanbrengen in het dagritme. - Bieden van spoedhulp. - Ondersteunen bij de re-integratie in de samenleving (werk, vrijwilligerswerk, deelnemen aan het maatschappelijk verkeer). - Ondersteuning van de mantelzorger en cliënt bij het doorlopen van het proces (dementie). In geval van individuele begeleiding van kinderen/jeugdigen gaat het om: - Ondersteuning op school (soms voor het kind, maar ook als ondersteuning voor de leerkracht om de leeromgeving positief te veranderen). - Vaardigheden aanleren aan het kind. - Verlichting in de thuissituatie aanbrengen.
22
Mogelijkheden voor andere organisatie van de zorg In de gesprekken met zorgaanbieders zijn de volgende suggesties naar voren gebracht om ondersteuning op een andere wijze te organiseren - Differentiatie van functies in de begeleiding - Hulpverleners die iets meer generalisten zijn - De begeleiding als onderdeel van verzorging, verpleging door dezelfde aanbieder. - Thuisadministratie anders organiseren zodat het een besparing oplevert. - Indien meerdere zorgaanbieders betrokken zijn bij de cliënt, dan zorgcoördinatie: een adres, een plan - Opdracht zo formuleren dat er een ontschotting kan plaatsvinden - Samenwerking zoeken met anderen: zorgaanbieders onderling dan wel met welzijn - Wijkgeorganiseerd aanbod, niet per sé voor elke cliëntgroep apart.
5.3
Arbeidsmatige dagbesteding
De arbeidsmatige dagbesteding is een onderdeel van de dagbesteding voor volwassenen die zorgorganisaties aan cliënten bieden. De dagbesteding zal met de transitie van de AWBZ extramuraal tot de Wmo gaan behoren. Gemeenten hebben per 1 jan 2013 tevens te maken met de invoering van de Wet Werken naar Vermogen (WWnV). In deze wet worden de volgende wetten samengevoegd: de WSW, Wajong, WWB, WIJ. De sociale werkvoorziening blijft bestaan voor mensen die alleen in een beschutte omgeving kunnen werken. Het UWV voert de indicatie uit. Jonggehandicapten die voor 1 januari 2012 onder de Wajong vielen, blijven bij het UWV. Dit geldt ook voor mensen die na die datum nog in de Wajong komen, volledig arbeidsongeschikt zijn en dat ook zullen blijven. Onderdelen van de sociale werkvoorzienig en arbeidsmatige dagbesteding hebben een aantal zaken gemeen; in eerste instantie de groep waar men zich op richt, maar er zijn ook wezenlijke verschillen. WSW Om een indicatie te krijgen moet aan de volgende voorwaarden voldaan zijn: 1. Er moet sprake zijn van een arbeidshandicap. 2. Men kan werken in een aangepaste omgeving. De aanpassingen betreffen werktijden, werkplek en tempo. Ondersteuning van een begeleider behoort tot de mogelijkheden. 3. Mensen moeten regelmatig kunnen werken d.w.z. een vast aantal dagen werkzaam kunnen zijn. 4. Mensen moeten gemotiveerd zijn. Werken in een sociale werkplaats is niet verplicht. Met een WSW- indicatie kan men nu op de volgende manier werkzaam zijn: - Begeleid werken dit is werken in een gewoon bedrijf bv. In een supermarkt. Er is ondersteuning van een begeleider. - Werken bij een sw bedrijf. De mogelijkheden zijn: o zelf werken in het bedrijf, op een afdeling montage enz. o maar ook buiten het bedrijf bv schoonmaken op kantoor, onderhoud plantsoenendienst o de werknemer wordt uitgeleend: detachering. Detachering kan zowel op individuele als op groepsbasis.
23
Cliëntportret: Rianne Rianne is een opgewekte vrouw van 30 jaar die graag grapjes maakt. Zij is geboren met het syndroom van Down, maar heeft niet de lichamelijke afwijkingen die hierbij kunnen optreden. Daardoor is haar jeugd vrij probleemloos verlopen. Ze heeft haar hele jeugd thuis gewoond met een zus en een broer. Toen ze drie jaar was ging ze naar het KDV en vanaf haar zesde bezocht zij de ZMLK-school. Tijdens haar schooljaren werd duidelijk dat werken in een beschermde omgeving (WSW) of onder begeleiding van een jobcoach voor Rianne niet mogelijk was. Als 20-jarige maakte zij daarom de overstap van school naar dagbesteding voor volwassenen. Na een tijd ‘rondsnuffelen’ bij de verschillende activiteiten die door het DVO geboden worden, werkt Rianne nu in het restaurant van de VG-instelling. Met een menukaart waarop pictogrammen staan kan ze een bestelling opnemen, deze bij de gasten afleveren, afrekenen en na afloop de tafel opruimen en schoonmaken. Wel is er voortdurend toezicht nodig om te zorgen dat het werk goed wordt uitgevoerd. Soms moet de begeleider ingrijpen omdat een gast iets vraagt dat niet op de menukaart van Rianne staat. Sinds twee jaar woont Rianne in een woongemeenschap voor verstandelijk gehandicapten. Hier heeft ze haar eigen appartement. In het huis is een gezamenlijke woonkamer waar ze terecht kan voor een praatje, een kop koffie of een maaltijd. De begeleider houdt zo indirect toezicht op de hele groep bewoners. Voor Rianne is het belangrijk dat er altijd iemand in de buurt is die haar kan helpen kleine, dagelijkse problemen op te lossen. Haar moeder en zus komen wekelijks op bezoek en helpen met het huis schoonmaken. Veel kan Rianne zelf, maar er is iemand nodig die haar zegt hoe ze het moet aanpakken. Rianne geniet elke dag van haar eigen leven.
24
WSW Om een indicatie te krijgen moet aan de volgende voorwaarden voldaan zijn: 5. Er moet sprake zijn van een arbeidshandicap. 6. Men kan werken in een aangepaste omgeving. De aanpassingen betreffen werktijden, werkplek en tempo. Ondersteuning van een begeleider behoort tot de mogelijkheden. 7. Mensen moeten regelmatig kunnen werken d.w.z. een vast aantal dagen werkzaam kunnen zijn. 8. Mensen moeten gemotiveerd zijn. Werken in een sociale werkplaats is niet verplicht. Met een WSW- indicatie kan men nu op de volgende manier werkzaam zijn: - Begeleid werken dit is werken in een gewoon bedrijf bv. In een supermarkt. Er is ondersteuning van een begeleider. - Werken bij een SW- bedrijf. De mogelijkheden zijn: o zelf werken in het bedrijf, op een afdeling montage enz. o maar ook buiten het bedrijf bv schoonmaken op kantoor, onderhoud plantsoenendienst o de werknemer wordt uitgeleend: detachering. Detachering kan zowel op individuele als op groepsbasis. WSW/AWBZ De WSW is voorliggend op de AWBZ. Als iemand dusdanige beperkingen heeft dat hij niet tot de doelgroep van de WSW behoort, kan hij een indicatie voor begeleiding groep krijgen . Dit komt ten laste van de AWBZ. Als een WSW gerechtigde op een plek wacht, maakt hij geen aanspraak op dagactiviteiten. Maar als een verzekerde op de structurering van de dag is aangewezen en intussen wacht op een indicatie voor de WSW kan hij een tijdelijke indicatie krijgen voor begeleiding groep. Ook kan iemand die enkele dagdelen aan de WSW-voorziening deelneemt, daarnaast enkele dagen zijn aangewezen op dagactiviteiten die ten laste komen van de AWBZ. In de nieuwe situatie wanneer gemeenten verantwoordelijk zijn voor de WWnV en de begeleiding extramuraal zullen deze strikte scheidingen tot het verleden gaan behoren en kan er een aanbod op maat aangeboden of ontwikkeld worden. Arbeidsmatige dagbesteding De begeleiding extramuraal kan individueel of groepsbegeleiding omvatten. De groepsbegeleiding vindt via de dagbesteding plaats en is vooral gericht op het bieden van structuur en daginvulling, het in stand houden van vaardigheden en het aangaan van sociale contacten. De dagbesteding heeft vooral een recreatief en educatief karakter, maar er is ook een aanbod met een arbeidsmatige karakter. Er is geen strikte scheiding tussen de arbeidsmatige en recreatieve dagbesteding. Zorgaanbieders hebben soms wel een specifieke locatie voor de arbeidsmatige dagbesteding. Een duidelijke definitie van arbeidsmatige dagbesteding is er niet. Wel zijn een aantal kenmerken aan deze vorm van dagbesteding toe te schrijven: o Het doel van de arbeidsmatige dagbesteding is om een zinvolle dagbesteding aan te bieden aan volwassen cliënten met een lichamelijke, verstandelijke en psychische/psychiatrische beperking gericht op dagstructurering, behoud en/of ontwikkelen van vaardigheden. Steeds meer is het doel participeren in de samenleving. o De activiteiten zijn gericht op het maken van producten en het leveren van diensten met dien verstande dat de productie een vrijblijvend karakter heeft. Er worden geen kwantitatieve eisen gesteld en er bestaat geen werkdruk.
25
o
De activiteiten vinden grotendeels plaats in een activiteitencentrum en afhankelijk van het soort activiteiten op een andere locatie zoals een tuin of een zorgboerderij.
Voor arbeidsmatige dagbesteding is geen aparte indicatie vereist. Om voor arbeidsmatige dagbesteding in aanmerking te komen hoeven cliënten niet te voldoen aan bepaalde normen. Wat telt is waar de cliënt behoefte aan heeft en zelf wil doen. De begeleider kan een stimulerende rol vervullen om cliënten aan te sporen de stap naar verdere participatie te zetten. Een cliënt die meedoet aan arbeidsmatige dagbesteding hoeft de indicatie begeleiding groep niet alleen hiervoor te gebruiken, er kan ook een beroep gedaan worden op een aantal recreatieve dagdelen. In zekere zin is de scheiding van arbeidsmatig en recreatief/educatief arbitrair. Schilderen kan beschouwd worden als recreatief maar ook als arbeidsmatig, afhankelijk van wat de cliënt zelf wil en doet. Het zijn met name de aanbieders in de lichamelijk gehandicapten sector, de verstandelijk gehandicapten sector en de GGZ die een aanbod hebben voor hun cliëntengroep. Deze cliënten hebben vaak een matige tot zware beperking voor de rest van hun even (LG en VG) of zijn chronisch ziek (GGZ). Er zijn landelijk geen gegevens beschikbaar over de grootte van de cliëntengroep omdat deze niet apart wordt geregistreerd: zorgkantoren beschouwen arbeidsmatige dagbesteding niet als een product daarom wordt deze door hen ook niet als zodanig geregistreerd.
Kansen voor de toekomst Overlap doelgroep WWnV en AWBZ- BG De overlap van de doelgroep AWBZ Begeleiding met de WWnV is gering, omdat het gaat om een groep met matige tot ernstige beperkingen. Het gaat om de bovenkant van de AWBZ begeleiding en de onderkant van de WWnV. Voor Zoetermeer gaat om ca 100 mensen. In een studie naar arbeidsmatige dagbesteding in Haaglanden (JSO/Meander) is een aantal scenario’s mogelijke samenwerking genoemd: o Samenwerking tussen aanbieders die arbeidsmatige dagbesteding bieden. De zorgaanbieders die arbeidsmatige dagbesteding bieden werken regionaal en hebben bijna allen een eigen locatie. Het gaat om verschillende cliëntgroepen. Over het algemeen geven zorgaanbieders te kennen dat het niet verstandig is om groepen bij voorbaat te mengen. Eerst uitproberen in pilots. o Brede samenwerking tussen zorgorganisaties, welzijn en de sociale werkvoorzienig Dit scenario is te vergelijken met optie 1 met dien verstande dat er een bredere samenwerking is van verschillende partijen die zich richten op kwetsbare burgers. Er kan een vloeiende doorstroming plaatsvinden voor een aantal cliënten, vooral ook extern (buiten de eigen instelling). Het vergt wel veel overleg en kennis en informatie over elkaars aanbod en werkwijze. o Onderbrengen van alle cliënten bij de sociale werkvoorziening . Doordat de cliëntengroep met de invoering van de Wwnv een dalende trend zal vertonen, is de vraag voor een aantal gemeenten hoe optimaal gebruik gemaakt kan worden van de fysieke werkruimte van de WSW. Grensgevallen komen beter in beeld en begeleiding kan op maat aangeboden worden door de jobcoach die dan integraal begeleiding biedt (op werk en sociale vaardigheden). Daar staat tegenover dat de sociale werkplaats is niet geschikt voor alle mensen met een beperking: personen met ernstige lichamelijke beperking en mensen die niet onder enige druk kunnen werken 26
5.4
Overzicht van zorgaanbod van aantal aanbieders in Zoetermeer
Tijdens de gesprekken met de zorgaanbieders die veel Zoetermeerders begeleiden, zijn veel aspecten van het zorgaanbod de revue gepasseerd. Op de volgende pagina zijn deze bijeen gebracht. De daarin genoemde aantallen en gegevens zijn dus van de zorgaanbieders zelf afkomstig.
Cliëntportret: Michael Michael is nu 39 jaar en heeft altijd bij zijn moeder gewoond. Samen vormden zij een hechte eenheid met weinig contacten in de omgeving. Michael kan maar moeilijk lezen en schrijven, en is traag van begrip. Moeder zorgde overal voor: het huishouden, zijn ‘natje en droogje’, de post, telefoon, rekeningen enzovoort. Michael heeft daardoor nooit geleerd om voor zichzelf te zorgen. Toen moeder overleed werd dit een probleem. Niemand nam de taken over en Michael wist niet waar hij met zijn vragen terecht kon. Als het niet goed met hem gaat, neemt zijn werkgever contact op met MEE. Bij het eerste bezoek blijkt dat snel moet worden ingegrepen: het huis is een puinhoop en er zijn stapels onbetaalde rekeningen. Michael is verhuisd naar een begeleid wonen project. Hij krijgt tijdelijk extra Begeleiding Individueel. Doel is dat hij leert zoveel mogelijk voor zichzelf te zorgen. Dit omvat de kleine huishoudelijke taken: koken, afwassen, opruimen. Maar ook de zorg voor zichzelf, douchen en op tijd schone kleren aantrekken. Als hij leert hoe dit moet kan hij in de toekomst wellicht zelfstandig wonen. Michael is vol goede moed en doet erg zijn best. Hij is vooral blij dat er nu iemand is die hij kan vragen wat hij moet doen. Waarschijnlijk heeft Michael een verstandelijke handicap. Dit wordt onderzocht, zodat de begeleiding zich optimaal kan richten op zijn mogelijkheden.
.
27
In Zoetermeer
Ipse de B
Steinmetz de C
Gemiva
Activisie
Vierstroom
Limor
Reakt
Fonteynenburg
Grondslag
VG + LG + ZG
LG+VG
LG
(w.o. NAH + meervoudig)
(w.o. NAH, ook met ADL)
PG+SOM+ LG+VG+ ZG+ PSY
PSY Ook gezinnen
PSY
PSY Ook dubbele diagnose (doof, verslaafd)
aantal < 18 jr IQ maatregel Ambulante begeleiding
60 % < 18 jr Meervoudig Toename combi met psy 176 60% Ja, m.n. jeugd Ja
68 Ja Ja 60
50 Nee Nee Ja
LG + SOM +beperkt PSY (95% NAH met hoge zelfredzh) 33 Nee Nee Nee
Ca 400 nee Onbekend
Zoetelaar Weidemolen Aspergeakker Bolsterberg Binnenstebuyten Kiekeboe BisNnis Mensen geen verdiencapaciteit
Ja, 8
Ja, 40 Activiteitencentrum in Ypenburg +Delft :
ja
294
Ca 150 nee Onbekend Vooral thuisbegel nee
Ca 100 nee Onbekend Vooral woonbegel nee
Werktrajecten UWV: klusje en groen in de wijk
Werk- en trainingscentrum Nootdorp 10 (doel is vrijw.werk):
Nee
Nee
Nee
Nee
Reg. dagopvang meerv.gehand in Oosterheem. onderwijs door Keerkring. 90% van de cliënten Via Connexxion > taxibedrijf
niet in ZM
Nee
Nee
Ja (thuisbegelei ding gezinnen)
Nee
35-40% Teldersrode (productie, fietsmaker, drukkerij) Stageplekken in bedrijfsleven Nee
Vervoersbedrijf
Vervoers bedrijf
Regelen mensen zelf
Vervoersbedrijf
Nee
Nee
Nee
Dag-besteding
Arbeids-matige dagbesteding
Voor kinderen
Vervoer
(gezinnen en ouderen) 427 Ja Nee 506
Inloop Ontwikkelingsgerichte training
Nee
28
In Zoetermeer
Ipse de B
Naschoolse opvang Logeer-faciliteit Samen-werking
In de Keerkring Tempelberg Kentalis DSW Keerkring Wellicht Atrium
Vrijwilligers
Ja, veel
Gem voorz.
Wmo Regiotax en HH Nee; wel belangrijk om naar wijk/buurt en doelgroepen in de wijk te kijken, om juiste partijen te betrekken
Wijkgericht
Steinmetz de C
Gemiva
Activisie
Vierstroom
Limor
Reakt
Fonteynenburg
Niet in ZM Actievisie Florence DH Reclassering
Niet in ZM Rondom Mantelzorg
Niet in ZM SdC Florence DH zorgpartners
Op kleine schaal Wmo
3 (tuin en klusjesman) Wmo
Nee Met elkaar GGZ Werktafel (welzijn) Platform OGGZ (corporaties, SHV) Nee
Nee Met elkaar GGZ Werktafel (welzijn) Platform OGGZ (corporaties, SHV)
Op kleine schaal via VIP Wmo, Wwb, shv Kleinschalige woonlocaties
Ja Kwadraad Palet Welzijn St. Rondom Mantelzorg LLZ Parnassia Thuiszorg Ja
Ja
Nee Met elkaar GGZ Werktafel (welzijn) Platform OGGZ (corporaties, SHV) Nee
Wmo
SHV
SHV
SHV
Nee, wil meedenken
Nee, wel locatie inzetten buiten openingstijd en inzetten voor andere functies
Ja
Nee
Nee, nog niet
Nee
29
5.5
Verbeterpunten en kansen bij Zorg in Natura
M.b.t. tot het aanbod voor de doelgroepen worden de volgende verbeterpunten en kansen gezien. Ontbrekend aanbod - aanbod voor jong dementerenden; - voor kinderen boven de 14 jaar met ADHD of autisme zijn er geen activiteiten buiten de school; - vrijetijdsbesteding voor jongeren met een verstandelijke beperking. Dit wordt overigens door de zorgaanbieder als een taak van de gemeente gezien. Kansen - Door de beweging om steeds meer mensen thuis/ in de wijk te laten wonen is de ambulante begeleiding sterk toegenomen. Vaak is er wel cumulatie van problemen. Bij deze vorm van begeleiding zou de gemeente op redelijk korte termijn kunnen innoveren. -
Kansen worden gezien in het wijkgericht werken. Degenen die hiermee ervaring hebben vinden dat deze manier van werken vruchten afwerpt. Het wijkgericht werken zal bij de invoering van de IQ maatregel effectief blijken te zijn omdat de verschillende organisaties snel de signalen aan elkaar kunnen doorgeven. Wel kan het een knelpunt voor de instelling zijn als medewerkers in alle wijken aan netwerken deel gaan nemen. Meer werken volgens Welzijn Nieuwe Stijl zal de klant ten goede komen.
-
Er ontstaan kansen voor innovatieve ideeën, nieuwe combinaties en vormen van opvang en dagbesteding omdat de klant vanuit het Wmo-gedachtengoed benaderd wordt. Hier en daar vinden er activiteiten plaats in een ontmoetingscentrum tussen geïndiceerde cliënten AWBZ en Wmo, maar ook van mensen die helemaal niet geïndiceerd zijn.
-
Voor arbeidsmatige dagvoorzieningen zijn er een aantal scenario’s denkbaar: o Samenwerking tussen aanbieders die arbeidsmatige dagbesteding bieden. o Brede samenwerking tussen zorgorganisaties, welzijn en de sociale werkvoorziening o Onderbrengen van alle cliënten bij de sociale werkvoorziening .
30
Cliëntportret: Fokke Fokke is 32 jaar en heeft geen vaste relatie. Hij was net aan een nieuwe baan als ICT-specialist begonnen, toen hij door een ernstig ongeluk een hoge dwarslaesie opliep. Na een lange ziekenhuizen revalidatieperiode is vorig jaar vastgesteld dat er geen verdere fysieke verbeteringen meer te behalen zijn. Mentaal is Fokke er weer helemaal bij, hij wil zich niet de rol van ‘gehandicapte die niks meer kan’ laten aanpraten. Na de laatste diagnose is hij ook direct actief aan de slag gegaan om zijn leven op te bouwen binnen de mogelijkheden die er wel zijn. Via de gemeente is zijn woning aangepast en zijn een elektrische rolstoel en gehandicaptenvervoer geregeld (Wmo). Zijn armen en handen zijn niet volledig verlamd, waardoor hij het eenvoudige, dagelijkse werk zelf kan doen. Huishoudelijk werk is voor hem niet mogelijk. Het schoonmaken van zijn huis en de was worden gedaan door de thuiszorg (Wmo), die twee keer per week komt. Zijn zus (mantelzorg) woont in de buurt en komt geregeld langs om Fokke te helpen met boodschappen doen, kleren kopen en allerlei kleine klussen. Fokke kan niet zelfstandig in en uit bed komen, wassen, douchen en aankleden. Ook heeft hij hulp nodig bij het verwisselen van de katheter en de verzorging van de stoma. Twee keer per dag komt een verpleegkundige/verzorgende hem helpen. Hij heeft daarvoor een AWBZ-indicatie Persoonlijke Verzorging en Verpleging. Daarnaast heeft hij ook een indicatie voor Begeleiding Individueel. Die begeleiding helpt hem ‘s morgens op weg naar zijn werk: ontbijten, spullen pakken, jas aantrekken. Zodat hij op tijd klaar is als de rolstoeltaxi hem komt halen. Aan het eind van de werkdag is de begeleider aanwezig om hem te helpen bij het thuiskomen. Fokke krijgt de AWBZ-zorg in de vorm van een Persoonsgebonden budget (Pgb). Daardoor kan hij het zo regelen dat één persoon (per keer) hem alle zorg biedt die hij nodig heeft (PV, VP en BG-I). Hij heeft meerdere personen in dienst genomen en stelt samen met hen een rooster op door wie, wanneer en hoe de zorg wordt geboden. Dat geeft hem veel vrijheid. Hij hoeft niet te wachten tot hij aan de beurt is en kan bijvoorbeeld, als hij met vrienden een avondje uit gaat, met de nachthulp een aangepaste afspraak maken. Zijn werkgever vindt Fokke een waardevolle werknemer en wilde hem graag weer aan het werk hebben. Daarom is met financiële steun van het UWV de werkplek van Fokke aangepast. De dagelijkse rit naar het werk is door UWV geregeld. Hij werkt nu gemiddeld zes uur per dag. Tijdens zijn werk heeft Fokke soms hulp nodig van derden (praktisch, het werk betreffend of persoonlijk). Zijn collega’s vinden het inmiddels vanzelfsprekend om even bij te springen. Fokke is uitstekend in staat om de regie over zijn eigen leven te voeren en zelf te regelen hoe, wanneer en door wie hij geholpen wil worden. Hij heeft na een moeilijke periode weer plezier in zijn leven.
Grondslag Lichamelijk
31
5.6
PGB
Met ingang van 2012 is het niet meer mogelijk om op basis van de AWBZ een PGB te ontvangen, tenzij men een indicatie “zorg met verblijf” krijgt. Overgangsregeling PGB Bestaande cliënten met een PGB op basis van een AWBZ-indicatie voor 'zorg zonder verblijf' kunnen tot uiterlijk 1 januari 2014 hun pgb behouden. Daarna gelden de volgende situaties: Bestaande PGB-houders met een indicatie 'begeleiding' zijn vanaf 1 januari 2014 aangewezen op begeleiding vanuit de gemeente, via de Wet maatschappelijke ondersteuning. Cliënten die vanaf 1 januari 2013 een herindicatie nodig hebben voor begeleiding, vallen vanaf dat moment al onder de Wmo. Binnen de Wmo kan de gemeente zelf kiezen of ze al dan niet het PGB (deels) handhaaft. Bestaande PGB-houders met een indicatie ‘persoonlijke verzorging’ en/of ‘verpleging’ zijn vanaf uiterlijk 1 januari 2014 aangewezen op zorg in natura. Op 1 september 2011 hadden 544 mensen een AWBZ-PGB.
Leveringsvorm Primaire Grondslag
Aantallen
opmerkingen
Verhouding Het totaal aantal is niet gelijk aan het aantal unieke cliënten omdat er 40 cliënten zowel PGB als ZIN hebben
ZIN
PGB
Totaal
ZIN
PGB
LG
41
46
87
47%
53%
PG
129
8
137
94%
6%
PSY
400
292
692
58%
42%
SOM
109
47
156
70%
30%
VG
130
134
264
49%
51%
ZG
32
17
49
65%
35%
841
544
1385
61%
39%
Totaal
LG en VG cliënten kiezen vaker PGB dan gemiddeld. Een deel bij PSY wordt verklaard door de cliënten Bureau Jeugdzorg
PG en SOM cliënten kiezen minder vaak PGB. Dit betreft grotendeels ouderen
32
6
Zorgkantoor Haaglanden
Landelijk kader De kerntaak van het zorgkantoor is om voldoende, kwalitatief goede zorg in te kopen tegen een reële prijs. Deze zorg moet voldoen aan wettelijke eisen en professionele standaarden en hierbij staat de cliënt steeds centraal. Daarnaast biedt het service aan o.a. cliënten doormiddel van de website (zorgatlas), brochure (sociale kaart), en de afdeling zorgadvies (mondeling advies van adviserend verpleegkundigen). Het zorgkantoor werkt binnen een landelijk kader dat wordt gecreëerd door de landelijke politiek en het ministerie van VWS, de NZa (Nederlandse zorgautoriteit = beleidsregels en tarieven), ZN (Zorgverzekeraars Nederland), Zorgbelangorganisaties en Brancheorganisaties (GGZ-NL, VGN, Actiz en BTN). Het VWS kader voor de komende jaren is: De cliënt is allereerst zelf verantwoordelijk voor het in zijn eigen omgeving regelen van de benodigde zorg en ondersteuning. Pas als de zorgvraag te groot of te moeilijk wordt voor het informele circuit of als mensen de benodigde ondersteuning niet georganiseerd krijgen, komt er professionele zorg aan te pas. Deze koersverlegging wordt uiteengezet in de brief "Vertrouwen in de zorg" van de Staatsecretaris. Om dat vertrouwen te realiseren zet zij in op de volgende drie thema's: 1. Betere en betaalbare zorg nu en later 2. Zorg, dat zijn mensen 3. Zorgzaamheid dicht bij huis
Werkwijze Inkoopproces Zorgkantoor Het inkoopproces bestaat uit verschillende stappen. Specificeren en selecteren Opstellen lange termijn beleid (3 jaarlijks), opstellen marktanalyse en omgevingsanalyse Organiseren van beleidsdiscussies met stakeholders (aanbieders, Zorgbelang, MEE, etc) Vaststellen van beleidsspeerpunten komend jaar Opstellen inkoopbeleid en inkoopdocument & effectueren NZa beleidsregels Contracteren Het ontvangen, beoordelen en verwerken van inschrijvingen van zorgaanbieders die aan de geschiktheidseisen en algemene voorwaarden voldoen. Het bepalen welke zorgaanbieders voor een overeenkomst in aanmerking komen. Het aanbieden van de overeenkomst. Geen aanbesteding maar beginselen van het aanbestedingsrecht: objectief, transparant, non-discriminatoire. Productie afspraken Inhoudelijk beoordelen inschrijvingen + vaststellen tarieven Het maken van een productieafspraak voor intramurale en extramurale zorg ten behoeve van het jaar (t+1); dit is een basisafspraak. Het maken van afspraken over inhoud, kwaliteit, innovatie, continuïteit, regionale dekking en beschikbaarheid. Tarieven = o.b.v. maximum tarieven en beleidsregels Nza De gemiddelde prijs in 93% van het max. tarief (basis prijs met op- en afslagen) Aanbieders die intensief bijdragen aan onze speerpunten krijgen een hoger tarief. Aanbieders die hier minder voor doen krijgen de opslag niet, of zelfs een afslag. Opslagen zijn sectorgebonden, de afslagen gelden voor alle sectoren.
33
De cliënt heeft veel keuze omdat met heel veel aanbieders in de regio een contract en productieafspraak wordt gemaakt. Het zorgkantoor CZ Haaglanden werkt o.b.v. het prijsmodel Geld-volgt-klant-principe: cliëntkeuze staat voorop via het prijsmodel, geen belemmeringen van volume afspraken; zolang er regionale contracteerruimte is, zijn er een aantal keer per jaar bij-klik momenten via de maandelijkse productiemonitor (uren/budget).
7
Eigen bijdragen
Mensen die AWBZ zorg ontvangen betalen hierover een wettelijk bepaalde eigen bijdrage. Het CAK berekent en int de eigen bijdrage voor de AWBZ, maar ook voor de Wmo. De hoogte van de eigen bijdrage hangt af van het inkomen, de leeftijd, de gezinssituatie en de indicatie. Er geldt een lage en een hoge eigen bijdrage. De eigen bijdrage wordt berekend op basis van informatie van de belastingdienst en het UWV. Er is sprake van een maximale periodebijdrage per cliënt, om een stapeling van meerdere eigen bijdrages voor verschillende voorzieningen te voorkomen.
8
Toezicht & Kwaliteit
Gemeente verantwoordelijk voor kwaliteit en toezicht Wmo. De voorgestelde wijziging van de Wmo (artikel 3 lid 4 onder d en artikel 5 lid 3) maakt gemeenten vanaf 2013 volledig verantwoordelijk voor de kwaliteit van de uitgevoerde maatschappelijke ondersteuning en het toezicht daarop. Daarmee vervalt de toepassing van de Kwaliteitswet zorginstellingen (KWZ) op de maatschappelijke ondersteuning. De KWZ verplicht zorginstellingen hun eigen kwaliteit te bewaken, te beheersen en te verbeteren. Die wet noemt vier kwaliteitseisen waaraan een instelling moet voldoen: - verantwoorde zorg, - op kwaliteit gericht beleid, - het opzetten van een kwaliteitssysteem, - het maken van een jaarverslag. Ook komt het toezicht van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) op de maatschappelijke ondersteuning te vervallen. Eisen van kwaliteit in Wmo beleidsnota en verordening De door de gemeente te stellen eisen aan de kwaliteit van de uitvoering van de maatschappelijke ondersteuning dienen in het Wmo beleidsplan te worden opgenomen. Ook wordt de gemeenteraad verplicht in de verordening regels op te nemen die noodzakelijk zijn om het beleid ten aanzien van de kwaliteit van maatschappelijke ondersteuning uit te voeren, daarop toe te zien en te handhaven. Het gaat dan om objectieve kwaliteitseisen, ervaren kwaliteit door cliënten en regels t.a.v. clliëntenraad en klachtenregeling. Momenteel is VWS bezig om met VNG en IGZ een traject op te zetten waarbij de kennis en ervaring van de IGZ bij kwaliteitshandhaving op gemeenten wordt overgedragen.
34