Decentralisatie functie begeleiding van AWBZ naar WMO door regionale samenwerking komen tot een optimaal resultaat
projectplan
Bestuurlijk opdrachtgever: Regionale Stuurgroep Decentralisatietrajecten Ambtelijk opdrachtgevers: Management centrumgemeenten Sittard-Geleen, Heerlen en Maastricht Ambtelijk opdrachtnemer: Projectteam Decentralisatie begeleiding AWBZ naar Wmo
Versie
Datum
Auteurs
1.0 1.1
23-11- 2011 07-12- 2011
Wim Römkens, Tony Maas en Joke ten Thije Wim Römkens, Tony Maas en Joke ten Thije
Besluitvormingstraject Projectteam
versie 1.0 vastgesteld op 23-11-2011
Regionale Stuurgroep Zorg
vastgesteld met enkele aanpassingen op 7-12-2011. Aanpassingen zijn verwerkt in versie 1.1
Colleges regiomeenten
voorstel 11-12-2011 - 13-01-2012
Pagina | 2
Inhoud 1
2
INLEIDING ....................................................................................................................................... 5 1.1
Decentralisatie extramurale begeleiding .................................................................................... 5
1.2
Complexiteit vraagt om samenwerking ...................................................................................... 6
1.3
Groeidocument ........................................................................................................................... 6
AANPAK ........................................................................................................................................... 7 2.1
3
Opdracht en doelstellingen ......................................................................................................... 7
ORGANISATIESTRUCTUUR .......................................................................................................... 9 3.1
Organigram projectstructuur ....................................................................................................... 9
3.2
Stuurgroep Decentralisatietrajecten Zorg................................................................................... 9
3.2.1
Samenstelling .................................................................................................................. 10
3.2.2
Taken en verantwoordelijkheden ..................................................................................... 10
3.3
Projectteam .............................................................................................................................. 10
3.3.1
Samenstelling .................................................................................................................. 10
3.3.2
Taken en verantwoordelijkheden ..................................................................................... 10
3.4
Projectleiders gemeenten ......................................................................................................... 11
3.4.1 3.5
Klankbordgroep ........................................................................................................................ 11
3.5.1 4
5
6
Taken en verantwoordelijkheden lokale projectleiders .................................................... 11
Taak kwaliteitsborging ..................................................................................................... 11
INFORMATIE EN COMMUNICATIE .............................................................................................. 12 4.1
Informatie .................................................................................................................................. 12
4.2
Communicatie ........................................................................................................................... 12
4.3
Transparantie en participatie .................................................................................................... 13
MIDDELEN ..................................................................................................................................... 15 5.1
Ambtelijke inzet ........................................................................................................................ 15
5.2
Financiën: begroting fase 1 ...................................................................................................... 15
PLANNING EN RESULTATEN ...................................................................................................... 16 6.1
Fase 1: inventarisatie en analyse (november 2011 – februari 2012) ....................................... 16
6.2
Kernthema’s fase 1.................................................................................................................. 16
6.2.1
Projectopdracht en -aanpak ............................................................................................. 17
6.2.2
Inventarisatie.................................................................................................................... 17
6.2.3
Begeleiding : onderdeel van de Wmo en samenhang met andere decentralisaties ....... 17
6.3
Gemeentelijke samenwerking .................................................................................................. 18
6.4
De resultaten ............................................................................................................................ 18
6.5
Activiteitenplanning ................................................................................................................... 18 Pagina | 3
7
6.6
Fase 2: Visie en keuzes (maart 2012 – mei 2012) ................................................................... 18
6.7
Fase 3: Verwerking aanpak en keuzes (juni 2012 – augustus 2012) ...................................... 18
6.8
Fase 4: Implementatie (september 2012 – december 2012) ................................................... 20
RISICOBEHEER ............................................................................................................................ 21
Bijlagen Bijlage 1: Overzicht implementatiebudgetten per gemeente en begroting projectfase 1 Bijlage 2: Overzicht cliënten en kosten, peildatum juni 2011.
Pagina | 4
1
1.1
INLEIDING
Decentralisatie extramurale begeleiding Het Kabinet heeft drie majeure decentralisatietrajecten gepland: de invoering van de Wet Werken naar Vermogen, de decentralisatie van de jeugdzorg en de overheveling van de functie begeleiding. Dit projectplan gaat over de overheveling van de functie begeleiding. De functie “extramurale begeleiding” wordt uit de AWBZ geschrapt en overgeheveld naar de Wmo. Hierdoor worden de gemeenten verantwoordelijk voor een nieuwe doelgroep met matige tot zware beperkingen. Deze decentralisatie past in een ontwikkeling waarbij de gemeenten een steeds grotere rol krijgen bij het ondersteunen van zelfredzaamheid en participatie van burgers. Het past ook bij de kabinetsvisie dat zorg en ondersteuning zo dicht mogelijk bij de burgers georganiseerd moeten worden. Bij de overheveling van de extramurale begeleiding naar de Wmo zal niet langer sprake zijn van een verzekerd recht voor burgers, maar van een compensatieplicht voor gemeenten. De compensatieplicht in de Wmo wordt uitgebreid met een plicht tot het bieden van begeleiding. Dat kan zowel individuele begeleiding zijn als groepsbegeleiding en bevat ook het vervoer naar en van de plaats waar groepsbegeleiding wordt uitgevoerd. Begeleiding is gericht op de lichamelijke, cognitieve en psychische mogelijkheden die een individu in staat stellen om binnen de persoonlijke levenssfeer te functioneren en regie te houden over het eigen leven. Het bieden van begeleiding is nooit doel op zich, maar altijd een middel om resultaten te bereiken op het gebied van zelfredzaamheid en participatie. De precieze formulering van de uitbreiding van de compensatieplicht zal in het wetgevingstraject plaatsvinden. De overgang van de begeleiding van de AWBZ naar de Wmo biedt gemeenten de gelegenheid de functie begeleiding op innovatieve wijze te gaan uitvoeren en de samenwerkende centrumgemeenten willen de mogelijkheden tot innovatie nadrukkelijk exploreren. Veel gemeenten volgen het traject “de kanteling”. Met dit traject wordt een groter beroep gedaan op de eigen verantwoordelijkheid en het eigen netwerk en wordt de nadruk verlegd van individuele voorzieningen naar collectieve en algemene voorzieningen of eigen oplossingen van betrokkenen. Ook het huidige aanbod van zorg en welzijn wordt bij “De Kanteling” betrokken om met minder middelen meer mensen te kunnen ondersteunen en begeleiden bij hun zelfstandigheid en participatie. De gemeenten kunnen de begeleiding niet alleen innoveren: de inzet van de maatschappelijke partners op de terreinen welzijn en zorg en onderlinge samenwerking is essentieel. De gemeenten zijn als het wetsvoorstel wordt aangenomen vanaf 1 januari 2013 verantwoordelijk voor personen die voor het eerst of opnieuw, het laatste vanwege het aflopen van een indicatie, begeleiding nodig hebben en vanaf 1 januari 2014 voor alle burgers met een indicatie voor begeleiding. Uitgangspunt is dat gemeenten minimaal een jaar voorbereidingstijd krijgen tussen de afronding van het wetgevingstraject en de inwerkingtreding van de nieuwe wetgeving. De noodzakelijke wetswijzigingen moeten voor 1 januari 2012 gereed zijn. Voor de financiering van de begeleiding en de uitvoeringskosten krijgen de gemeenten een bedrag gebaseerd op 2010, opgehoogd met de jaarlijkse groeivoet van gemiddeld 2,5% uit het Budgettair Kader Zorg. Op het berekende bedrag wordt vervolgens een aantal correcties toegepast. Op het budget wordt vervolgens een korting van 5% doorgevoerd. Voor de invoering van de nieuwe taak krijgen de gemeenten in 2012 en 2013 een invoeringsbudget (zie bijlage 1). Volgens het zorgkantoor CZ ontvangen in de zorgregio Zuid Limburg 6.210 cliënten groepsbegeleiding en 6.644 cliënten individuele begeleiding, samen 12.854 unieke cliënten. In bijlage 2 treft u een overzicht aan van het aantal cliënten per gemeente. Verdere differentiatie Pagina | 5
en analyse van deze gegevens maakt onderdeel uit van het vervolgproces. De gemiddelde uitgaven per cliënt voor Begeleiding-groep bedragen volgens zorgkantoor CZ € 8.483 en voor Begeleiding-individueel € 9.680 per cliënt. De totale uitgaven in de achttien gemeenten bedragen op grond van deze gegevens € 116.993.350 per jaar. In dit projectplan worden de opdracht, doelen en aanpak beschreven waarmee we in regionaal verband de transitie van de begeleiding van het Rijk naar onze gemeenten kunnen realiseren. De eerste fase: “Inventarisatie en analyse” is uitgewerkt. Omdat op landelijk niveau nog veel onzeker is, zijn de vervolgstappen vooralsnog globaal aangegeven. 1.2
Complexiteit vraagt om samenwerking De decentralisatie van de verschillende overheidstaken gaat gepaard met forse bezuinigingen die in combinatie met strengere regelgeving grote impact hebben op burgers in een kwetsbare positie. Gemeenten zullen door de decentralisaties en bezuinigingen niet alleen hun organisaties aanpassen op de taakuitbreiding maar ook zorgen voor een gezonde financiële huishouding. De genoemde ontwikkelingen, de grote differentiatie onder de zorgvragers, het grote aantal zorgaanbieders dat vaak actief is in meerdere gemeenten en de wisselwerking tussen de verschillende transities leiden tot een hoge complexiteit. Deze complexiteit maakt het noodzakelijk om vanuit een overkoepelende aanpak bij voorkeur op Zuid Limburgs niveau de decentralisatietrajecten uit te voeren. Samenwerking en afstemming zijn daarbij kernbegrippen om een efficiënte en succesvolle implementatie mogelijk te maken. Ook hebben veel zorgaanbieders de hele zorgregio Zuid Limburg als hun werkgebied. De centrumgemeenten hebben gekozen voor een gezamenlijke aanpak en hebben daarbij de volgende verdeling afgesproken: • • •
kartrekker invoering van de Wet Werken naar Vermogen, gemeente Heerlen; kartrekker decentralisatie begeleiding van AWBZ naar Wmo, gemeente Sittard-Geleen; kartrekker decentralisatie Jeugdzorg, gemeente Maastricht.
De centrumgemeenten nodigen de andere Zuid Limburgse gemeenten uit om deel te nemen. 1.3
Groeidocument Dit projectplan is geschreven in samenwerking met alle regiogemeenten. Dit terwijl er nog veel onduidelijkheden zijn over bijvoorbeeld de nieuwe wetgeving, de datum van ingang en overheveling van de budgetten, die het fundament vormen voor de nieuwe dienstverlening. Het is daarom een dynamisch document dat wanneer de ontwikkelingen erom vragen en in overleg met de deelnemende gemeente bijgesteld zal worden. Het plan zal in elk geval voor de aanvang van elke fase worden aangepast. Ook wordt dan inzichtelijk gemaakt welke middelen nodig zijn om de doelen van de volgende fase te behalen.
Pagina | 6
2
AANPAK Vanwege de verwachte grote impact van de verschillende decentralisaties zijn een gezamenlijke bestuurlijke aanpak en centrale regie nodig. Vanuit die invalshoek is besloten dat voor heel Zuid Limburg een Stuurgroep Decentralisatietrajecten Zorg wordt ingesteld bestaande uit de portefeuillehouders van de drie centrumgemeenten Maastricht, Heerlen en Sittard-Geleen, aangevuld met drie portefeuillehouders uit de drie subregio’s Maastricht-Mergelland, Parkstad Limburg en Westelijke Mijnstreek. De regiogemeenten bepalen daarbij per subregio en in onderling overleg welke wethouder zij afvaardigen. De Stuurgroep Zorg geeft zowel sturing aan de decentralisatie Jeugdzorg als aan de decentralisatie begeleiding van AWBZ naar de Wmo. Op deze wijze ontstaat op Zuid Limburgse schaal een bestuurlijke structuur die adequate inbreng en sturing van zowel de centrumgemeenten als de regiogemeenten mogelijk maakt. Tevens is de benodigde continuïteit van het proces hiermee geborgd. Voor een optimaal gebruik van de beschikbare kennis, gestructureerde inbreng, gezamenlijke ontwikkeling en afstemming tussen alle deelnemende gemeenten wordt voor de decentralisatie van de functie begeleiding een projectteam ingesteld. Elke centrumgemeente heeft een medewerker vrijgemaakt voor deelname aan het projectteam. Bestuurlijke en ambtelijke afstemming binnen de subregio’s vindt plaats via de bestaande overlegstructuren: op bestuurlijk niveau in de portefeuillehouders-overleggen en op ambtelijk niveau in de Wmo-beleidsmedewerkers-overleggen. Indien de voortgang van het project extra overleg vereist, wordt gebruik gemaakt van ad-hoc constructies. De leden van het projectteam zijn op afroep beschikbaar en vervangen elkaar onderling. Uiterlijk tegen het einde van de eerste fase (Inventarisatie en analyse) zullen op regionaal niveau werkgroepen worden geformeerd. Voor de bemensing ervan worden de betrokken beleidsmedewerkers/projectleiders van de deelnemende gemeenten gevraagd en zo nodig medewerkers met specifieke deskundigheid (zoals inkoop, financiën e.d.). Dit laat onverlet dat gemeenten ook aandacht moeten besteden aan de lokale invoering van de decentralisatie begeleiding. Het aanwijzen van een (beleids)medewerker die hiervoor verantwoordelijk is, is een taak van elke afzonderlijke gemeente. De producten van het projectteam worden aan de Regionale Stuurgroep Decentralisatietrajecten Zorg ter vaststelling voorgelegd. De Stuurgroep biedt deze producten aan de betrokken gemeenten aan met het advies deze over te nemen. Elke gemeente zal zijn eigen participatie- en besluitvormingsprocessen organiseren. Voor een verdere uitwerking van de projectorganisatiestructuur zie hoofdstuk 3.
2.1
Opdracht en doelstellingen De Regionale Stuurgroep Decentralisatietrajecten Zorg geeft opdracht aan het “Projectteam Decentralisatie begeleiding AWBZ naar de Wmo” te zorgen voor de voorbereiding van de implementatie van de functie begeleiding in de Wmo binnen de financiële kaders bij alle deelnemende gemeenten rekening houdend met de volgende doelstellingen: •
• •
Intensiveren en verhogen van efficiency en effectiviteit in (regionale) beleidsontwikkeling en -uitvoering door: o gebruik te maken van elkaars expertise, netwerken en infrastructurele voorzieningen; o implementatiebudgetten (tot een overeengekomen maximum) gezamenlijk in te zetten om de kosten te drukken (meer met minder); Waar mogelijk versterken van de zelfregie en de eigen kracht van de zorgvrager door een passend ondersteuningsaanbod dat aansluit op de ingezette “Kanteling” van de Wmo; Waar mogelijk hanteren van een financieringsvorm waarbij op outcome in plaats van op productie wordt gestuurd; Pagina | 7
• • •
Waar mogelijk ontschotten van financieringsstromen en maatwerk: één toegang tot ondersteuning, voor één gezin, met één ondersteuningsplan; Het versterken van de gemeentelijke regiefunctie; Het verminderen van de administratieve lasten.
Pagina | 8
3
ORGANISATIESTRUCTUUR De centrumgemeenten zijn bereid om de kar te trekken bij het decentralisatieproces. Om een succesvolle invoering en uitvoering mogelijk te maken, is een gezamenlijke en projectmatige aanpak wenselijk. In de volgende paragrafen worden de organisatiestructuur en de verschillende taken en rollen beknopt beschreven.
3.1
Organigram projectstructuur De organisatie en haar context schematisch weergegeven.
NB er dient nog invulling gegeven te worden aan de koppeling van de projectteams Begeleiding en Jeugdzorg binnen de stuurgroep Decentralisatietrajecten Zorg. Op regionaal niveau zal het management van de centrumgemeenten voor ambtelijke afstemming zorg dragen. Afstemming tussen de gemeenten over de Wet Werken naar Vermogen vindt plaats binnen het stedelijk overleg. Van belang is dat ook de dwarsverbanden tussen de 3 decentralisaties zowel bestuur als ambtelijk goed geborgd worden. Elke gemeente voert vanuit haar eigen verantwoordelijkheid en autonomie lokaal overleg en legt producten ter informatie, advies en/of besluitvorming voor aan het college, de gemeenteraad en de Wmo-raad. Ter ondersteuning van de deelnemende gemeenten zal het projectteam nieuwsbrieven, model-besluiten en notities aan de betrokken beleidsmedewerkers aanreiken. In het organigram is alleen de hoofdstructuur geschetst. Zoals hierboven aangegeven zullen tijdens het proces werkgroepen worden ingesteld waarbij de leden uit alle deelnemende gemeenten worden gerekruteerd. 3.2
Stuurgroep Decentralisatietrajecten Zorg
Pagina | 9
3.2.1
Samenstelling • • • • • •
3.2.2
Taken en verantwoordelijkheden • • • • • • • •
3.3 3.3.1
Zorg dragen voor benodigde middelen (geld en mensen). Zorg dragen voor bestuurlijk committent op lokaal en subregionaal niveau. Accorderen van door de projectgroep opgeleverde eindproducten. Aanbieden eindproducten in de vorm van adviezen aan gemeenten voor lokale besluitvorming (o.a. college, raad, adviesraad). Sturing geven, onder andere aan de hand van voortgangsrapportages en beslisdocumenten. Op verzoek van projectteam uitvoeren van interventies indien opschaling nodig is. Actief periodiek terugkoppelen en bespreken voortgang in bestuurlijk regio-overleg. Bevorderen van een integrale aanpak van de drie decentralisatietrajecten.
Projectteam Samenstelling • • •
3.3.2
Berry van Rijswijk, wethouder Sittard-Geleen, voorzitter en aanspreekpunt regio Westelijke Mijnstreek. Peter van Zutphen, wethouder Heerlen, lid en aanspreekpunt regio Parkstad. Mieke Damsma, lid en aanspreekpunt voor regio Maastricht-Mergelland. Wethouder Brunssum, lid en aanspreekpunt regio Parkstad (speciaal aandachtspunt decentralisatie begeleiding). Wethouder Stein, lid en aanspreekpunt Westelijke Mijnstreek (speciaal aandachtspunt decentralisatie begeleiding). Wethouder Vaals, lid een aanspreekpunt voor regio Mergelland (speciaal aandachtspunt decentralisatie begeleiding).
Wim Römkens, gemeente Sittard-Geleen, projectleider en aanspreekpunt regio westelijke Mijnstreek. Joke ten Thije, gemeente Heerlen, lid en aanspreekpunt Parkstad. Tony Maas, gemeente Maastricht, lid en aanspreekpunt regio Mergelland.
Taken en verantwoordelijkheden • • • • • • • • • • • •
Opstellen projectplan, detailplanningen, begrotingen en rapportages. Opstellen van opdrachten en voorstellen voor alle deelproducten conform planning. Actief zorgdragen voor ambtelijke inbreng en commitment van regiogemeenten. Uitvoeren project conform vastgesteld plan en planning(en). Opzetten en beheren projectadministratie. Periodiek rapporteren aan Stuurgroep. Actief terugkoppelen op subregionaal niveau. Afstemming met landelijk Transitiebureau. Begeleiden leden van de Stuurgroep bij overleg op landelijk, subregionaal en lokaal niveau. Inhuren expertise indien die niet (tijdig) binnen regiogemeenten gevonden kan worden. Verzorgen tijdige en adequate info naar alle betrokken partijen. In samenwerking met betrokken gemeenten leveren van inhoudelijke (eind)producten, daar waar aan de orde in de vorm van adviezen, waarbij inbegrepen het organiseren en uitvoeren van symposia, werkbezoeken, inventarisaties, overleggen, analyses etc.
Pagina | 10
3.4 3.4.1
Projectleiders gemeenten Taken en verantwoordelijkheden lokale projectleiders • • • • • •
3.5
Zorg dragen voor inhoudelijke inbreng in opdrachten, voorstellen en (deel)producten die door het projectteam worden voorgelegd. Zorg dragen voor lokale inbreng en terugkoppeling op ambtelijk en bestuurlijk niveau over de voortgang en inhoud. Deelnemen aan subregionale overleggen en regionale bijeenkomsten die voortkomen uit het project. Zorg dragen voor draagvlak en communicatie op lokaal niveau. Zorg dragen voor ondersteuning lokale wethouder. Deelnemen aan werkgroep(en) of zorgdragen voor inbreng van collega’s uit eigen gemeente.
Klankbordgroep In de Wmo is vastgelegd dat burgers bij beleidsvorming betrokken moeten worden. Bij alle gemeenten is dit vertaald naar de instelling van een Wmo-raad. In een verordening of regeling is de lokale aanpak vastgelegd. In de advisering aan de gemeenteraden hebben de Wmoraden ook in dit proces een belangrijke rol. Zij zorgen daarmee vanuit hun eigen verantwoordelijkheid onder meer voor toetsing van de kwaliteit. Naast deze formele adviesrol heeft het projectteam behoefte aan onafhankelijke materiedeskundigen als klankbord. Dit vooral omdat door de gewijzigde contouren een nieuwe situatie ontstaat zonder dat er een (kwaliteits)referentiekader is. Het projectteam zal na vaststelling van het projectplan starten met de bemensing (maximaal drie leden) van de klankbordgroep. Gedacht wordt aan onafhankelijke deskundigen met een hoge mate van expertise op het brede gebied van zorg en welzijn en de financiering daarvan, onder meer uit de academische wereld en het hoger onderwijs.
3.5.1
Taak klankbordgroep •
Meedenken en richting geven.
Pagina | 11
4 4.1
INFORMATIE EN COMMUNICATIE Informatie Het projectteam wil alle informatie digitaal op een centrale plek opslaan, waarbij de projectleiders van de betrokken gemeenten toegang krijgen tot deze data. De insteek is om op een “ambtenaar-2.0” wijze gezamenlijk aan producten te werken. Een voorbeeld: het projectteam heeft een vragenlijst opgesteld voor informatie van zorgaanbieders en wil commentaar hierop van de lokale projectleiders. Dit concept wordt centraal opgeslagen. Alle projectleiders van de betrokken gemeenten ontvangen een e-mail met het verzoek om hun aanvullingen, wensen en verberingen in het concept te bewerken. Het projectteam komt vervolgens tot een definitieve vragenlijst. De projectleiders van de betrokken gemeenten krijgen hierover bericht en kunnen die vragenlijst raadplegen en gebruiken voor eigen doeleinden. Deze werkwijze vraagt om spelregels en instructies. Indien goed uitgevoerd kun je snel en efficiënt samen aan producten werken en heeft elke gemeente toegang tot een centraal up-todate projectarchief, waarin alle correspondentie, verslagen, begrotingen en voortgangsrapportages te vinden zijn. Het projectteam verkent momenteel de mogelijkheden om het landelijk platform Pleio voor de geschetste werkmethode in te zetten. Voor de volledigheid volgt hieronder een korte beschrijving van Pleio. Pleio komt voort uit een initiatief van het programma Ambtenaar 2.0 en de Belastingdienst, maar ondertussen hebben zich diverse andere overheidsorganisaties daarbij gevoegd. De afgelopen jaren zijn op internet allerlei handige sites ontstaan waar je kunt bloggen, berichten uitwisselen, samen aan teksten kunt schrijven (wiki’s), groepen kunt maken, foto’s, video’s en documenten kunt uitwisselen, etc. Deze functionaliteiten zijn bij elkaar gebracht in één overheidsplatform, zodat ook binnen en tussen overheidsorganisaties gebruik gemaakt kan worden van deze nieuwe mogelijkheden. Daarnaast kunnen overheidsorganisaties een deelsite met links naar andere relevante websites openen op Pleio, zodat ze een eigen platform hebben. Dit platform kan worden gebruikt als intranet, als participatiesite of als evenementensite. Aan het gebruik van Pleio zijn geen kosten verbonden.
4.2
Communicatie Communicatie kan een belangrijke bijdrage leveren aan het bereiken van draagvlak voor de vertaling van landelijke richtlijnen naar regionaal beleid. Communicatie kan helpen het besluitvormingstraject te regisseren waar het moet en te faciliteren waar het kan. Immers, een eenduidige richtlijn en afspraken op macro niveau, zorgen voor kostenbesparing en een snellere doorlooptijd bij de uitvoering van het beleid. Bijvoorbeeld: in de tweede fase door op consequente wijze partijen te betrekken en te informeren over hun belangen en de impact voor hun gemeente. In de derde fase door advies aan het projectteam in de vorm van een toolkit die iedere gemeente kan gebruiken bij het uitrollen van het beleid. Het projectteam zal daarnaast zo veel als mogelijk aansluiten bij de terminologie en communicatie-uitingen van het door het ministerie van VWS en de VNG ingestelde Transitiebureau Begeleiding. Dit vanwege de eenduidigheid maar ook om bijvoorbeeld gebruik te kunnen maken van en aan te sluiten op landelijke voorlichtingscampagnes. Dit neemt niet weg dat er regionaal een doorvertaling dient plaats te vinden van de communicatie-uitingen. Immers, regionaal kunnen andere onderwerpen meer aandacht behoeven dan landelijk (denk aan vergrijzing en krimp).
Pagina | 12
De insteek is om op regionaal niveau op een moderne manier periodiek partijen te informeren over de ontwikkelingen en hen hierbij te betrekken (waarbij tevens om respons wordt gevraagd en dit ook te verwerken in het beleid). Op die manier kan communicatie een bijdrage leveren aan de benodigde participatie. Gezien de grote omvang van het aantal betrokken partijen wordt een gerichte communicatiestrategie en uitvoering uitgewerkt in een communicatieplan. Het projectteam stelt voor om het team Communicatie van de gemeente Sittard-Geleen hierin de leiding te geven. Na vaststelling van het projectplan zal het projectteam overgaan tot opdrachtverstrekking. Het concept communicatieplan wordt aan de regionale stuurgroep ter vaststelling aangeboden. Wij denken in elk geval aan advies met betrekking tot de dialoog (willen we dat partijen, meepraten, meedenken, meebepalen?), het bepalen van het toetsingskader voor de dialoog (welke rol heeft een partij, hoe bepalen we waarover een partij kan meedenken? Etc). Wat betreft de middelen denken we aan het publiceren van een digitale nieuwsbrief die breed verspreid wordt, inclusief plaatsing ervan op Pleio, het bevorderen van interactieve beleidsvorming, o.a. door ook e-mailadressen onder artikelen op te nemen, het creëren van ruimte voor deelnemende gemeenten om hun eigen boodschap in de nieuwsbrief op te nemen. 4.3
Transparantie en participatie Vanwege de vele soms ook tegengestelde belangen hecht het projectteam grote waarde aan transparantie, maar vooral ook aan samenwerking met en inbreng van zoveel mogelijk partijen. Tijdens de looptijd van het project worden bijeenkomsten georganiseerd om elkaar te informeren, ideeën te inventariseren, visies te ontwikkelen of om “hands on” gezamenlijk een bepaald probleem aan te pakken. Gezien het groot aantal belanghebbenden wil het projectteam daarom op gezette tijden workshops, brainstorm-, klankbord- en informatiesessies organiseren. Om dat zo effectief en efficiënt mogelijk te doen wordt tijdens een of enkele sessies ook de mogelijkheid geboden aan belanghebbenden om als toehoorder aanwezig te zijn. De rol van deelnemer of toehoorder kan wisselen afhankelijk van het onderwerp of de fase waarin het project zich bevindt.
Op deze manier wordt zowel aan zorgvragers en zorgaanbieders, alsook aan raadsleden en WMO-raden de mogelijkheid gegeven om het proces niet alleen te volgen, maar ook mede vorm te geven. Gelijktijdig biedt deze aanpak een podium om te netwerken. Het projectteam verwacht met deze transparante aanpak een positieve bijdrage te leveren aan de formele besluitvormings- en adviestrajecten die onderdeel vormen van het proces.
Pagina | 13
De Wmo-raden adviseren de afzonderlijke gemeenten. Omdat wij het hier hebben over een project op Zuid Limburgse schaal, willen wij de gezamenlijke Wmo-raden nadrukkelijk betrekken bij het boven beschreven proces (zie ook het schema). De beleidsparticipatie vindt vooral plaats op de hier geschetste wijze, terwijl het formele adviestraject plaatsvindt binnen de afzonderlijke gemeenten.
Pagina | 14
5
MIDDELEN Voor een succesvolle uitvoering van het project zijn voldoende menskracht en financiën nodig. Het uitgangspunt van de gezamenlijk aanpak is dat de deelnemende gemeenten hier een bijdrage in leveren, naar rato van het invoeringsbudget (waarbij inwoneraantal de grootste component vormt) dat zij van het rijk voor de decentralisatie begeleiding ontvangen.
5.1
Ambtelijke inzet De centrumgemeenten stellen elk een medewerker beschikbaar voor het regionale projectteam. Hun personeelskosten zijn voor zover het regionale werkzaamheden betreft opgenomen in de begroting (zie bijlage 1). Daarnaast is het wenselijk dat elke gemeente menskracht vrijmaakt voor de invoering van de begeleiding. Op de eerste plaats denkt het projectteam aan medewerkers belast met het Wmo-beleid en de uitvoering van de Wmo. De inzet van deze projectleiders bij de deelnemende gemeenten tijdens fase 1 wordt geschat op 2 dagdelen per week, waarvan een beperkt deel voor input en deelname op regionaal niveau en het grootste deel voor de lokale voorbereiding. Daarnaast is (in mindere mate) ook inzet van medewerkers voor personeelszaken, inkoop, financiën en juridische zaken enz. nodig. Elke gemeente is daarbij verantwoordelijk voor het vrijmaken van voldoende formatie. De insteek is dat de voor de regio benodigde expertise tijdens het project, zoals ICT, dataverwerking, inkoop en aanbesteding en communicatie, zoveel als mogelijk wordt ingebracht door de betrokken gemeenten. Mocht dit niet of niet tijdig mogelijk blijken dan wordt door het projectteam in overleg met de betrokken gemeenten overgegaan tot inhuur van externe expertise.
5.2
Financiën: begroting fase 1 Het Rijk stelt aan elke gemeente een inoveringsbudget beschikbaar. De hoogte daarvan op macroniveau bedraagt in 2012 € 47,6 miljoen en in 2013 € 32,0 miljoen. De Regionale Stuurgroep Decentralisatietrajecten wil de projectkosten delen met de in het project deelnemende gemeenten. Voor 2012 en 2013 is respectievelijk € 1.806.567 en € 1.213.690, in totaal € 3.020.257 beschikbaar gesteld. Zie bijlage 1 voor een overzicht van de invoeringsbudgetten (conform informatie septembercirculaire) per gemeente en een verdeling van de kosten voor fase 1 van het project, uitgaande van deelname van alle regiogemeenten. De stuurgroep zal erop toezien dat voor de start van elke fase van het project een begroting wordt gepresenteerd. Op die wijze weet elke gemeente – behoudens onontkoombare ontwikkelingen - vooraf wat de te leveren financiële bijdrage is. Verantwoording en facturering vinden na elke projectfase plaats aan de hand van een gespecificeerd overzicht.
Pagina | 15
6
PLANNING EN RESULTATEN Het project start na besluitvorming door de regionale stuurgroep. Naar verwachting is dat begin december 2011. Omdat de tijd dringt is het projectteam al gestart met de voorbereiding: zonder projectteam geen projectplan. Het project eindigt officieel op 1 januari 2013, als de eerste zorgvragers zich bij gemeenten kunnen melden. Voor de planning sluiten wij aan bij het stappenplan dat is ontwikkeld door het Transitiebureau Begeleiding in de Wmo. Wij hanteren overigens een iets andere tijdslijn. De onderstaande figuur visualiseert de vier projectfasen uit het stappenplan en de tijdslijn die nu is voorzien.
In dit hoofdstuk worden de activiteiten voor fase 2 tot en met 4 beknopt opgesomd. Fase 1 is uitgewerkt om inzicht te geven in wat op korte termijn moet gebeuren en wat de concrete eindresultaten zijn. Op dit moment zijn er nog veel zaken onzeker. Veel is afhankelijk van de concrete inhoud van de nieuwe wet en de termijn waarbinnen die wordt vastgesteld. Het is heel goed mogelijk dat dit wetgevingstraject niet vóór 1 januari 2012 is afgerond en de invoeringsdatum opschuift. Hierdoor ontstaat dan iets meer tijd en loopt het project door in (een gedeelte van) 2013. 6.1
Fase 1: inventarisatie en analyse (november 2011 – februari 2012) Een greep uit de vele vragen die spelen: • wat is de inhoud van de nieuwe wettekst en wanneer wordt die vastgesteld? • wat zijn de definitieve budgetten die worden overgeheveld? • wie zijn de huidige en potentiële zorgvragers (o.a. leeftijden, grondslagen, zorgomvang, individuele begeleiding versus groepsbegeleiding?) • hoe is nu toegang (intake etc.) geregeld? • hoe zit het met vervoer naar de dagbesteding? • wie zijn de zorgaanbieders? • werken zij samen met welzijnsinstellingen en zo nee zijn daartoe mogelijkheden? • welke mogelijkheden zien professionals en klant om de dienstverlening anders te organiseren? • etc. etc. Om een visie te kunnen ontwikkelen en keuzes ter besluitvorming voor te kunnen leggen dienen eerst antwoorden op de boven geformuleerde en nog vele andere vragen gegeven te worden. Vandaar dat we de eerste maanden van het project vooral aan de slag gaan om informatie te verzamelen, de feiten te analyseren en in gesprek met de betrokken partijen de eerste (on)mogelijkheden in kaart te brengen voor een slimme en innovatieve dienstverlening. In opdracht van de VNG en de G32 is er een landelijke visie beschreven in de notitie “Van zorg naar participatie”. Deze notitie is digitaal verstuurd aan de betrokken beleidsmedewerkers en kunt u downloaden via http://www.vng.nl/Documenten/actueel/beleidsvelden/maatschappelijke_ondersteuning/2011/2 0110714_Visie_Van_zorg_naar_participatie.pdf. De notitie gaat met name over de inhoudelijke en maatschappelijke meerwaarde die gemeenten met hun nieuwe mogelijkheden kunnen realiseren. De hoofdlijn in deze notitie wordt door de centrumgemeenten onderschreven.
6.2
Kernthema’s fase 1 Tijdens fase 1 komen de volgende thema’s nadrukkelijk aan de orde.
Pagina | 16
6.2.1
Projectopdracht en -aanpak De opdracht, doelstellingen en de in dit projectplan voorgestelde aanpak wordt voorgelegd aan de betrokken gemeenten. Aan de verschillende colleges zal gevraagd worden of men wil participeren in de gezamenlijke aanpak en ook de financiële consequenties hiervan wil dragen. Wij adviseren de gemeenten om de rol van de Wmo-raden in dit traject niet te vergeten.
6.2.2
Inventarisatie In de inventarisatiefase wordt, gebruik makend van verschillende bronnen, gegevens verzameld over: 1. Cliënten (aantallen, kenmerken. profielen) en het huidige begeleidingsaanbod, kwantitatief, kwalitatief en geografisch. NB het betreft geanonimiseerde informatie in het kader van privacy. 2. Zorgaanbieders, zowel van zorg in natura als pgb-gefinancierde zorg. 3. Vervoer. 4. Processen: van toegang tot administratie. Hiervoor wil het projectteam gebruik maken van een vragenlijst die wordt verspreid onder de zorgaanbieders zorg in natura, alsook de pgb-gefinancierde, aanbieders. In de vragenlijst worden de zorgaanbieders ook bevraagd over mogelijkheden tot innovatie: hoe zou de begeleiding anders georganiseerd kunnen worden, als we invulling willen geven aan ‘de kanteling’, integraal willen werken en goede ondersteuning willen bieden met slinkende budgetten? Daarnaast wordt gebruik gemaakt van de gegevens van het Zorgkantoor CZ, BJZ, CAK, CIZ. Aan de hand van bovenstaande informatie willen we in gesprek met de meest relevante zorgaanbieders. Daarvoor zullen we per subregio (regio’s Westelijke Mijnstreek, MaastrichtMergelland en Parkstad) een bijeenkomst organiseren, waar we in de vorm van een circuit op één dag per regio een aantal instellingen uitgebreid kunnen bevragen op een aantal verschillende thema’s: o.a. bedrijfsvoering, cliënten, mogelijkheden tot innovatie. Alle deelnemende gemeenten kunnen hierin participeren. Op deze wijze kunnen we gezamenlijk een verdiepingsslag maken. Als derde stap willen we een of meerdere symposia organiseren, waar naast gemeenten en zorgaanbieders ook zorgvragers en cliëntenorganisaties en anderen, zoals professionals van CIZ en zorgkantoor, in de vorm van presentaties en workshops kennisdelen en innovatieve ideeën uitwisselen. De uitkomsten van de vragenlijst, de gesprekken met zorgaanbieders en de symposia vormende kern van de input voor fase 2: Visie en Keuzes.
6.2.3
Begeleiding: onderdeel van de Wmo en samenhang met andere decentralisaties De overheveling van de begeleiding van de AWBZ naar de Wmo versterkt de regierol van de gemeenten. Doordat gemeenten beleidsvrijheid hebben om op eigen wijze invulling te geven aan de compensatieplicht, kan ‘begeleiding nieuwe stijl’ ingebed worden binnen het lokale Wmo-beleid en kan (deels) op wijkniveau ingevuld worden. Er kan gekozen worden voor een brede integrale indicatiestelling met als perspectief: korte lijnen, minder bureaucratie en meer maatwerk. De begeleiding kan heel flexibel zijn: intensief in geval van crisis, periodiek ‘vinger aan de pols’ als het goed gaat. Er kan voor gekozen worden om minder individuele voorzieningen aan te beiden, en meer algemeen toegankelijke collectieve voorzieningen. Als straks ook de jeugdzorg een taak van de gemeente is, kan, nog beter dan nu het geval is, invulling gegeven worden aan het adagium ”Eén gezin, één plan” en kan het aantal hulpverleners dat betrokken is bij één gezin teruggebracht worden. Er is dan ook geen breuk meer in de zorg op het moment dat een kind meerderjarig wordt. Met de Wet Werken naar Vermogen, in combinatie met de overheveling van de functie begeleiding, kan een Pagina | 17
ononderbroken overgang gecreëerd worden van dagbesteding tot betaald werk en kan iedereen daadwerkelijk naar vermogen maatschappelijk participeren. Kortom: de decentralisaties bieden de gemeente de kans om ook haar kwetsbare burgers te laten participeren en daarbij te ondersteunen waar dat nodig is. Van belang is om te onderkennen dat het overgrote deel van de mensen die nu AWBZ-begeleiding krijgt, ook in de toekomst aangewezen zal zijn op een vorm van professionele ondersteuning. En dat we door het Rijk genoodzaakt zijn om de doelstellingen met fors minder budget na te streven. Een goede afstemming tussen de projectleiders van de drie decentralisatie trajecten is van groot belang. Het projectteam zal tijdens fase 1 de mogelijkheden hiervan verkennen. 6.3
Gemeentelijke samenwerking De uitkomsten van de inventarisatie zullen door het projectteam worden geanalyseerd en in een eerste conceptrapport worden beschreven. Hieruit zal blijken of en zo ja wat voor mogelijkheden er zijn voor gemeentelijke samenwerking op subregionaal en regionaal niveau. Bespreking van deze mogelijkheden zal plaatsvinden via tijdens een regionaal symposium.
6.4
De resultaten Door het projectteam worden de volgende drie producten opgeleverd aan de stuurgroep. De stuurgroep biedt deze ter besluitvorming aan de deelnemende gemeenten aan. De gemeenten dienen zelf deze producten ter info, advies of besluitvorming voor te leggen aan hun college, gemeenteraad en adviesraden zoals de Wmo-raad.
6.5
•
Een projectplan met begroting en planning die door de deelnemende gemeenten is vastgesteld.
•
Een rapport met een inventarisatie van alle bekende zorgaanbieders met een verdieping van de meest relevante zorgaanbieders, een feitenanalyse en ideeën over mogelijke innovaties.
•
Plan van aanpak fase 2 “Visie en keuzes”. Een in samenwerking met de betrokken gemeenten opgestelde planning met activiteitenoverzicht, fasebegroting en beschrijving van de te bereiken eindresultaten van fase 2.
Activiteitenplanning Een overzicht van de activiteiten en doorlooptijden tijdens fase 1 is digitaal toegezonden aan de betrokken beleidsmedewerkers van de achttien gemeenten in Zuid-Limburg en wordt op aanvraag digitaal toegestuurd. Aan te vragen per e-mail via
[email protected].
6.6
Fase 2: Visie en keuzes (maart 2012 – mei 2012) Deze fase vormt de kern van het project. In deze fase wordt de visie ontwikkeld en worden de keuzes gemaakt: hoe organiseren we de begeleiding. Fase 2 bestaat uit de volgende activiteiten: • • • •
6.7
Formuleren visie en aanpak van de functie begeleiding. Uitwerking van de visie in een aantal keuzes. Opstellen raadsvoorstellen voor de deelnemende gemeenten. Besluitvorming door de gemeenteraden van de deelnemende gemeenten.
Fase 3: Verwerking aanpak en keuzes (juni 2012 – augustus 2012) De volgende activiteiten vormen de basis voor fase 3. Pagina | 18
• • •
Verwerking van de gekozen aanpak in een uitvoeringsplan, conceptverordening en beleidsregels. Opstellen en publicatie van het bestek i.v.m. aanbesteding of opstellen van subsidieregels voor subsidiëring van het zorgaanbod. Indien besloten is tot (gedeeltelijke) aanbesteding: Start aanbestedingstraject
Pagina | 19
6.8
Fase 4: Implementatie (september 2012 – december 2012) De volgende activiteiten vormen de basis voor fase 4. • • • • • • • •
Communicatie met burgers en cliënten over de veranderingen, in aansluiting op de landelijke campagne. Organiseren van toegang tot de begeleiding en vraagverheldering. Inrichten van de administratieve organisatie voor de uitvoering en de werkprocessen. Maken van afspraken over de eigen bijdrage. Maken van afspraken over Persoonsgebonden Budgetten. Opstellen en vaststellen van beleidsregels. Afronden inkoop en aanbesteding, o.a. opstellen van contracten met zorgaanbieders. Publicatie van de definitieve verordening.
Pagina | 20
7
RISICOBEHEER Op dit moment zijn er nog veel onduidelijkheden. Denk daarbij onder andere aan nu nog openstaande vragen over bijvoorbeeld de inhoud van de nieuwe wetgeving, de datum van ingang daarvan en de concrete budgetten die worden overgeheveld. Ook moet er binnen de regiogemeenten nog besluitvorming plaatsvinden over deelname aan een gezamenlijke aanpak zoals in dit projectplan wordt voorgesteld. Door deze onduidelijkheden is het moeilijk om nu een uitputtende risicoanalyse en daarbij horende beheersmaatregelen op te stellen. De belangrijkste risico’s en beheersmaatregelen die nu kunnen worden voorzien, worden in het volgende overzicht opgesomd. Risico
Beheersmaatregel
Binnen de deelnemende gemeente blijkt de benodigde expertise om te komen tot een succesvolle invoering niet of niet tijdig beschikbaar. De afstemming met de implementatie WWnV en decentralisatie Jeugdzorg verloopt niet goed. Besluitvormings- of adviestraject loopt vertraging op bij één of meerdere fasen.
Projectteam mag overgaan tot inhuur van externe deskundigheid waarbij de kosten door de deelnemende gemeenten worden gedeeld. Projectteam vraagt regionale stuurgroep om bij te sturen.
Trage besluitvorming in wetgevingstraject die tijdige implementatie lastig of wellicht onmogelijk maakt.
Er is geen draagvlak voor deelname aan een gezamenlijk aanpak.
Projectteam start vervolgfase op grond van te verwachten besluit (zonder definitieve verplichtingen aan te gaan). Actie stuurgroep namens deelnemende gemeenten richting VNG en ministerie om te pleiten voor verplaatsing invoeringsdatum. Indien niet mogelijk uitbreiding capaciteit projectteam De centrumgemeenten besluiten of zij gezamenlijk verder gaan.
Pagina | 21