Gevolgen van de decentralisatie AWBZ naar Wmo
Startnota Walcheren December 2013
Hoofdstuk 1
Inleiding
In oktober 2012 verscheen het regeerakkoord Rutte-II. In de loop van de tijd zijn daar een aantal aanpassingen op gekomen in de vorm van het zorgakkoord, het sociaal akkoord, de kamerbrief langdurige zorg, het herfstakkoord en de nadere uitwerking van de brief langdurige zorg. Op dit moment wordt nog steeds gewerkt aan verdere uitwerking van de diverse akkoorden. Dat betekent dat er nog wijzigingen kunnen plaatsvinden. Ook de (tekst van de) nieuwe Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo) is nog niet vastgesteld. Toch moeten we ons nu al voorbereiden op het jaar 2015. In dat jaar worden we namelijk verantwoordelijk voor de lokale maatschappelijke ondersteuning aan mensen in de leefdomeinen werk, inkomen, welzijn, zorg en opvoeden en veiligheid. Alleen onderwijs, persoonlijke en medische zorg en wonen vallen (nog) niet onder de volledige verantwoording van gemeenten. Dit betekent dat we een aantal nieuwe doelgroepen tot onze verantwoordelijkheid mogen rekenen en deze zijn meestal kwetsbaar. Toch wordt er een appel gedaan op een grotere zelfredzaamheid en samen-redzaamheid van burgers. Voor burgers betekent dat een verandering van (nu) recht hebben op voorzieningen, naar (straks) eerst zelf doen en met elkaar doen. Waar in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) sprake is van een recht op zorg, kent de Wmo een compensatieplicht voor gemeenten, om tegemoet te komen in de ondersteuningsbehoefte van een burger. De compensatieplicht gaat vervangen worden door de ruimer geformuleerde resultaatverplichting. Hierdoor wordt benadrukt dat de gemeente en burger de ruimte hebben om te komen tot oplossingen die zijn toegesneden op individuele en lokale omstandigheden. De cultuuromslag heeft niet alleen betrekking op burgers. Werkgevers worden steeds nadrukkelijker aangesproken op hun verantwoordelijkheid om ruimte te creëren om mensen naar vermogen betaald te laten werken. Grote zorginstellingen zullen meer samen moeten werken dan ze nu gewend zijn onder de AWBZ. En gemeenten zullen mogelijk dichter op het aanbod van die instellingen zitten dan het zorgkantoor. In het regeerakkoord staat dat er gemeenten gevormd moeten worden van meer dan 100.000 inwoners. Inmiddels is dit veranderd in een samenwerking in grote(re) verbanden. De Walcherse gemeenten werkten al samen via Walcheren voor Elkaar. Ook bij deze nota is samengewerkt. Deze nota gaat over de gevolgen van de overheveling van taken van AWBZ naar de Wmo, maar er worden ook relaties gelegd met aanpalende gebieden als dat noodzakelijk is. Deze nota is een startnota, waarin een inventarisatie wordt gegeven van de diverse akkoorden en wat die betekenen. Tussendoor worden conclusies getrokken en voorstellen gedaan. Deze zijn omkaderd weergegeven.
1
Hoofdstuk 2
Samenvatting
In oktober 2012 verscheen het Regeerakkoord van het kabinet-Rutte II. De boodschap van het akkoord is dat ieder mens zelf verantwoordelijk is voor de inrichting van zijn eigen leven, maar dat mensen soms een extra steuntje in de rug moeten krijgen. Na het regeerakkoord is een aantal andere akkoorden tot stand gekomen. Daarin staan aanpassingen van het regeerakkoord of aanvullingen daarop. Het gaat om het Zorgakkoord, het Sociaal akkoord, het Herfstakkoord en de beleidsbrief Langdurige Zorg (en de nadere uitwerking daarvan). Een groot deel van de maatregelen worden vertaald in de nieuwe Wmo. In hoofdstuk 3 worden de belangrijkste punten uit de akkoorden op een rij gezet. Vanaf 1 januari 2015 worden de gemeenten verantwoordelijk voor de lokale maatschappelijke ondersteuning aan mensen in de leefdomeinen werk, inkomen, welzijn, zorg en opvoeden en veiligheid. Alleen onderwijs, persoonlijke en medische zorg en wonen vallen (nog) niet onder de volledige verantwoordelijkheid van gemeenten. Dit betekent dat we verantwoordelijk worden voor nieuwe doelgroepen. In hoofdstuk 4 wordt aangegeven wat dit betekent voor de Walcherse gemeenten. Vanaf 1 januari 2013 wordt een aantal lage ZZP’s niet meer geïndiceerd. Vanaf 1 januari 2015 geldt dit ook voor andere ZZP’s. De zorg voor nieuwe cliënten vindt plaats in de eigen omgeving. Dit betekent dat nieuwe cliënten niet meer in een zorginstelling verblijven. Zij krijgen voortaan thuis de zorg en ondersteuning die zij nodig hebben. In hoofdstuk 5 worden de gevolgen besproken voor de burgers, de uitvoerende partijen en de gemeenten. De gemeenten zien een aantal mogelijke ontwikkelingen in de komende tijd. Deze worden besproken in hoofdstuk 6. In de volgende hoofdstukken worden conclusies getrokken en voorstellen gedaan. Deze worden hieronder weergegeven. Conclusies 1. Het overgangsrecht kan voor de gemeenten een financieel risico opleveren. We worden immers gekort en toch moeten we aanspraken voor een deel laten bestaan. Dat brengt het risico van budgetoverschrijdingen met zich mee, terwijl het uitgangspunt in de pentekening is dat de nieuwe taken worden uitgevoerd met de middelen die we krijgen. 2. Tot 75 jaar is de zorgvraag relatief laag. Daarna neemt de zorgvraag toe. We moeten bij plannen maken dus rekening houden met de leeftijdsgroep 75+. Maar we moeten ons vooral richten op de brede groep kwetsbaren. 3. Walcheren en met name Veere vergrijst in de komende jaren sterk. 4. Jongere zorgvragers (18-50) hebben nu vaker een PGB dan Zorg in Natura. Hoe jonger, hoe meer regie men blijkbaar wenst. 5. Op Walcheren zijn er in totaal 2890 indicaties voor begeleiding. Het gaat hier niet om unieke personen: er zit overlap in de indicaties. 6. Op basis van de huidige cijfers verwachten we dat er op Walcheren zo’n 900 mogelijke klanten zijn die de gemeenten zullen aanspreken op een oplossing met maatwerk. 7. We weten nog niet hoeveel geld we voor de nieuw functies beschikbaar hebben vanaf 2015. Het is al wel duidelijk dat het om forse bedragen gaat. 8. De gemeenten zijn straks verantwoordelijk voor een grote en kwetsbare groep jongeren. 9. Voor het grootste deel van onze inwoners met een ZZP verandert er niets. Zij houden hun indicatie of krijgen nog een nieuwe. Nieuwe indicaties voor (een deel van) ZZP 3 of 4 worden met
2
ingang van 1 januari 2015 niet meer afgegeven. Deze mensen gaan voor een oplossing aankloppen bij de gemeente. Er wordt maatwerk geleverd en er komt zorg als dat echt nodig is. Voor een deel van deze inwoners geldt dat zij kwetsbaar zijn. Zij moeten er op (kunnen) vertrouwen dat er zorg (op afroep) is als dat nodig is. Met name oudere inwoners hebben nu die verwachting. Hier moet aandacht aan besteed worden in onze communicatie. 10. De investeringscapaciteit van de corporaties is door de maatregelen van de rijksoverheid ongewis. Uitbreiding van het aanbod van woningen ligt in de nabije toekomst niet voor de hand. 11. Zo lang mogelijk zelfstandig blijven wonen zal niet altijd kunnen zonder een woningaanpassing of ondersteuning. Beide zullen mogelijk worden geregeld vanuit de gemeenten. Voorstellen 1. We willen rekening houden met de wens van zorgvragers om meer regie te hebben. 2. Zorginstellingen zullen geconfronteerd gaan worden met leegstand. Dat is op zich niet het probleem van de gemeenten, maar van de instellingen. De gemeenten willen mee denken over oplossingen. Het is immers wel onze samenleving waar ze deel vanuit maken en het zijn onze inwoners die zorg van ze (gaan) afnemen. 3. Een alternatief voor het vergroten van de voorraad zit in het levensloopbestendig maken van het bestaande aanbod. 4. De gemeenten gaan zich bij ondersteuning meer richten op de kwetsbare inwoners. 5. Gemeenten gaan aanbieders van activering, werk en ondersteuningsdiensten aanspreken, als werkgever, om mensen met een uitkering in dienst te nemen (stellen van voorwaarden: social return). Dat geldt ook voor de gemeenten zelf.
3
Hoofdstuk 3
Korte weergave van regeerakkoord, sociaal akkoord, zorgakkoord, herfstakkoord, kamerbrief langdurige zorg en de nieuwe Wmo
In oktober 2012 verscheen het Regeerakkoord van het kabinet-Rutte II. De boodschap van het akkoord is dat ieder mens zelf verantwoordelijk is voor de inrichting van zijn eigen leven, maar dat mensen soms een extra steuntje in de rug moeten krijgen. Na het regeerakkoord is een aantal andere akkoorden tot stand gekomen. Daarin staan aanpassingen van het regeerakkoord of aanvullingen daarop. Het gaat om het Zorgakkoord, het Sociaal akkoord, het Herfstakkoord en de beleidsbrief Langdurige Zorg (en de nadere uitwerking daarvan). Voor gemeenten zijn de volgende zaken van belang: 3.1 Regeerakkoord • •
•
•
•
•
•
• •
Gemeenten krijgen een zeer ruime beleidsvrijheid (bij alle decentralisaties). Eén gezin, één plan, één regisseur is het uitgangspunt bij de decentralisaties in het sociale domein: bij de participatiewet, de AWBZ, de Wmo en de jeugdhulpverlening. Dit vergt ook één budget en één verantwoordelijke. Er komt een einde aan de praktijk waarbij vele hulpverleners langs elkaar heen werken bij de ondersteuning van één gezin. In de langdurige zorg en in welzijn wordt de komende tijd een omslag gemaakt naar meer maatwerk, meer zorg in de buurt, meer samenwerking tussen de verschillende aanbieders maar ook naar houdbaar gefinancierde voorzieningen, zodat ook latere generaties er nog gebruik van kunnen maken. Gemeenten worden geheel verantwoordelijk voor de activiteiten op het gebied van ondersteuning, begeleiding en verzorging. NB: persoonlijke verzorging wordt ondergebracht in de Zorgverzekeringswet (Zvw) en dus niet bij de gemeenten. Dit is aangekondigd in de Kamerbrief Nadere uitwerking Hervorming Langdurige Zorg. Zie 3.6. De aanspraken worden beperkt, dienstverlening wordt versoberd en meer gericht op waar ze het hardste nodig is en gaat vallen onder de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De aanspraken op huishoudelijke hulp worden beperkt en vervangen door een maatwerkvoorziening voor degenen die het echt nodig hebben en het niet uit eigen middelen kunnen betalen. Regelingen als compensatie eigen risico, de aftrek specifieke zorgkosten en de wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten worden afgeschaft en een deel gaat naar de maatwerkvoorziening die gemeenten gaan maken. NB: in het herfstakkoord is afgesproken dat de aftrek specifieke zorgkosten blijft bestaan. Zie 3.5. De jeugdzorg wordt in 2015 gedecentraliseerd naar gemeenten. Deze decentralisatie omvat alle onderdelen: de jeugdzorg die nu een verantwoordelijkheid is van de provincie, de gesloten jeugdzorg onder regie van het Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport (VWS), de jeugdGeestelijke Gezondheidszorg (GGZ) die onder de Zvw valt, de zorg voor lichtverstandelijk gehandicapte jongeren op basis van de AWBZ en de jeugdbescherming en jeugdreclassering van Veiligheid en Justitie. NB: dit is aangepast in het zorgakkoord. Zie 3.3 voor de uitwerking. De decentralisatie van de jeugdzorg moet ertoe bijdragen dat de eigen kracht, het sociale netwerk en de voorzieningen in een gemeente beter worden benut. Het accent zal steeds liggen op participatie in de samenleving. Het wetsvoorstel Werken naar Vermogen wordt vervangen door een nieuwe Participatiewet, in te voeren op 1 januari 2015. De arbeids- en reïntegratieplicht en de plicht tot tegenprestatie naar vermogen geldt voortaan voor iedereen.
4
3.2 Sociaal akkoord •
• •
Gemeenten worden verantwoordelijk voor de ontschotte Wet Werk en Bijstand (WWB), Wet Sociale Werkvoorziening (WSW) en de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong). Uit het totaalbudget bekostigen zij hun aandeel van de activiteiten van het regionale Werkbedrijf. Er komt 1 Werkplein per arbeidsmarktregio. De focus van het speciaal onderwijs zal nog meer gericht moeten worden op het opleiden van mensen, zodat zij meer kans hebben dan nu op een duurzame plaats op de arbeidsmarkt. Het speciaal onderwijs dient daarom in een vroegtijdig stadium betrokken te worden bij het beperken van de instroom in de Wajong en de WSW.
3.3 Zorgakkoord •
•
•
•
•
In het regeerakkoord is afgesproken dat de jeugd-GGZ in 2015 wordt overgeheveld naar de gemeenten. Dit gaat gepaard met een korting. Om een gelijkmatige transitie te bewerkstelligen en daarmee tevens de werkgelegenheidseffecten te beperken is besloten de voorgenomen korting op het jeugddossier (gerelateerd aan de jeugd-GGZ) voor een belangrijk deel teniet te doen door het GGZ-kader geoormerkt te verhogen voor de jeugd. De middelen voor de huishoudelijke verzorging worden met 35% verhoogd ten opzichte van het regeerakkoord. Van het huidige budget blijft daardoor 60% beschikbaar voor gemeenten. NB: dit is uitgewerkt in de beleidsbrief langdurige zorg. Zie 3.4 voor de uitwerking. De voorgenomen extramuralisering (hoeveel mensen kunnen thuis blijven wonen) wordt verzacht. Het gaat daarbij om maatwerk voor mensen met beperkingen. Bij de ouderenzorg (Zorgzwaartepakket/ZZP 4) wordt verwacht dat niet 100% van de mensen thuis kunnen wonen, maar 50%. De mensen die thuis kunnen blijven wonen, kunnen een beroep doen op een nieuwe aanspraak thuisverpleging (Zvw). Deze is bedoeld om mensen die voorheen een zwaarder ZZP zouden hebben gekregen, langer thuis te laten blijven wonen. De zorg voor mensen met een licht verstandelijke handicap gecombineerd met (zware) gedragsproblemen blijft volledig onder de kern-AWBZ. Dit geldt ook voor de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap (ZZP 3: verzachting van 50% en ZZP 4 verzachting van 100%). Ook de zwaardere zorg blijft voor lichamelijk, auditief en visueel gehandicapten onder de kernAWBZ vallen. Ook de extramuralisering van GGZ ZZP 3 zal niet doorgaan. Voor een nadere toelichting: zie hoofdstuk 5. In het wetsvoorstel tot wijziging van de huidige Wmo zullen de waarborgen voor werknemers uit hoofde van de wetsvoorstellen Kant/Leijten worden verankerd. Het gaat om de volgende waarborgen: Geen verplichte aanbesteding: indien het college van Burgemeester en Wethouders besluit het verlenen van huishoudelijke hulp door derden te laten verrichten, geldt niet de verplichting tot het uitschrijven van een aanbesteding; Overname personeel: indien een gemeente besluit een nieuwe aanbieder te contracteren, treedt deze aanbieder in overleg over de overname van het betrokken personeel met aanbieder(s) die vóór hem in opdracht van de gemeente huishoudelijke hulp hebben verleend. Met gemeenten en het kabinet worden nadere afspraken gemaakt om scherper toezicht te houden op deze afspraken en CAO-bepalingen; Basistarieven: gemeenten dienen basistarieven voor huishoudelijke hulp vast te stellen.
5
3.4 Beleidsbrief hervorming langdurige zorg Met ingang van 1 januari 2013 is gestart met het scheiden van wonen en zorg. De ZZP’s 1 en 2 worden niet meer geïndiceerd. Deze mensen blijven dus langer thuis wonen. Door het scheiden van wonen en zorg gaat de cliënt zelf betalen voor het wonen via huur of koop. De zorg wordt apart gefinancierd via de Zvw, de Wmo, de AWBZ en eventueel via eigen middelen. De gedachte hierachter is dat bewoners van verzorgings- en verpleeghuizen hierdoor meer keuzevrijheid krijgen en de diversiteit in wonen wordt vergroot. In de beleidsbrief hervorming langdurige zorg is dit verder uitgewerkt. In de brief komen zaken aan de orde die al bekend waren (voor of door het regeerakkoord of zorgakkoord) en daarnaast worden nieuwe maatregelen aangekondigd. Al bekend: •
•
•
•
•
De aanspraken op extramurale zorg in de AWBZ komen te vervallen, de Wmo wordt aangepast en de bijbehorende budgetten worden overgeheveld naar gemeenten. Dit betekent geen overheveling van rijkstaken, maar wel een overheveling van het budget zodat gemeenten in grote beleidsvrijheid ondersteuning op maat kunnen organiseren. In tegenstelling tot de AWBZ kunnen er dus geen verzekerde rechten ontleend worden aan de Wmo. Per 2015 kan geen aanspraak meer worden gemaakt op de extramurale functies begeleiding, kortdurend verblijf en bijbehorend vervoer in de AWBZ. Circa 75% van het budget wordt overgeheveld naar gemeenten voor de ondersteuning van mensen. Per 2015 kan geen aanspraak meer worden gemaakt op de extramurale functie persoonlijke verzorging in de AWBZ. Gemeenten worden verantwoordelijk voor ondersteuning en ontvangen circa 85% van het budget (exclusief het deel dat naar de Zvw gaat). NB: aangepast in nadere uitwerking langdurige zorg: persoonlijke verzorging wordt overgeheveld naar de Zvw. Zie 3.6 voor verdere uitwerking. Het op behandeling gerichte verblijf in een GGZ-instelling wordt in de Zvw ondergebracht. Het begeleid wonen dat gericht is op participatie vindt het kabinet meer passen binnen het gemeentelijke domein. Gemeenten worden in 2015 verantwoordelijk voor de ondersteuning van mensen met psychiatrische problemen, waarbij niet behandeling, maar op participatie gerichte ondersteuning vanuit een beschermende woonomgeving centraal staat. Ook het bieden van een beschermende woonomgeving aan deze doelgroep wordt een taak van gemeenten. De bijbehorende budgetten worden dan volledig overgeheveld naar gemeenten. Vooralsnog worden primair de centrumgemeenten verantwoordelijk voor de opvang van deze groep. Er worden met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) aanvullende afspraken gemaakt over maatregelen die de continuïteit, waaronder de toegankelijkheid en de kwaliteit van de ondersteuning, borgen. Gemeenten worden ook verantwoordelijk voor het creëren van laagdrempelige voorzieningen (inloopfunctie GGZ). Zie ook 3.7 en 5.2.3. Met de komst van de Wmo in 2007 is een ontwikkeling in gang gezet die beoogt eerst de eigen mogelijkheden en die van de sociale omgeving na te gaan, voordat een beroep kan worden gedaan op publiek gefinancierde ondersteuning. Dit uitgangspunt wordt in de herziene Wmo explicieter vastgelegd. Zo wordt benadrukt wat de burger van de gemeente mag verwachten en omgekeerd. De compensatieplicht wordt vervangen door de ruimer geformuleerde resultaatverplichting. Dit benadrukt dat gemeente en burger de ruimte hebben om te komen tot oplossingen die zijn toegesneden op individuele en lokale omstandigheden. De gemeente die een inwoner ondersteunt, mag van deze verwachten dat die er zelf ook alles aan doet om te kunnen participeren, zowel in sociaal als in financieel opzicht. Recht op zorg voor kwetsbare mensen via de kern-AWBZ. Dit wordt voor volwassenen en kinderen onder de 18 jaar:
6
•
•
die cognitieve beperkingen en/of gedragsproblemen hebben waardoor zij (nog maar) in zeer beperkte mate de gevolgen van eigen keuzen kunnen overzien (zij hebben niet of nauwelijks eigen regie); of die dusdanige fysieke beperkingen hebben waardoor zij niet in staat zijn (tijdig) om hulp te vragen en dagelijks meerdere keren ongeplande zorg nodig hebben; en waarbij de mogelijkheden om de zorg in de eigen omgeving vorm te geven met hulp van het sociale netwerk, de Wmo, Zvw of de Jeugdwet niet (langer) voldoende zijn, en waarbij dit ook niet verantwoord en doelmatig is; en die aangewezen zijn op een veilige, beschermende woonomgeving waar een samenhangend pakket van zorg wordt geleverd en permanent toezicht gehouden wordt, omdat de cliënt een gevaar voor zichzelf en anderen vormt en niet (meer) in staat is hulp in te roepen. Ten aanzien van de afbakening met andere stelsels geldt dat de Wmo, Zvw en Jeugdwet voorliggend zijn. Eén persoon kan niet gelijktijdig gebruik maken van de Wmo of Jeugdwet enerzijds en de kern-AWBZ anderzijds. Bij de Zvw en de kern-AWBZ ligt dat anders. Eén persoon kan gelijktijdig zowel zorg via de Zvw en de kern-AWBZ ontvangen, maar een dubbele verstrekking is uitgesloten. Naar verwachting gaat het in de kern-AWBZ om minder dan 200.000 mensen (ter vergelijking: nu zijn het er ruim 600.000).
Nieuw of verder uitgewerkt: •
•
•
•
In de Zvw wordt een nieuwe aanspraak opgenomen: thuisverpleging. Deze aanspraak omvat verpleging en indien onlosmakelijk daarmee verbonden ook verzorging. De wijkverpleegkundige draagt zorg voor de verbinding tussen het sociale en medische domein en wordt gepositioneerd in de Zvw. Het kabinet stelt hiervoor € 200 miljoen beschikbaar. Gemeenten worden gestimuleerd om sociale wijkteams op te richten. Het kabinet stelt hiervoor € 50 miljoen beschikbaar. Langer thuis wonen is niet voor iedereen met een ZZP 3 en 4 mogelijk. Meer mensen kunnen vanaf 2015 in een instelling verblijven. Intramurale zorg in de kern-AWBZ is en blijft een verzekerd recht. De voorziening hulp bij het huishouden in de Wmo wordt beperkt tot mensen die deze echt nodig hebben en die er zelf (financieel) niet in kunnen voorzien. De voorgenomen maatregel uit het Regeerakkoord wordt verzacht. Gemeenten houden 60% van het budget om breed in te zetten voor ondersteuning van burgers. Vanaf 2015 is een vorm van huishoudelijke hulp in individuele situaties mogelijk, als onderdeel van een breed ondersteuningspakket. Dit kan bijdragen aan de wens van mensen om langer thuis te blijven wonen. Het kabinet creëert een recht op het PGB onder stringente voorwaarden in de nieuwe Wmo en de kern-AWBZ. Die voorwaarden zijn: De budgethouder moet daadwerkelijk in staat zijn de regie over zijn ondersteuning en zorg te voeren; De aanzuigende werking moet worden weggenomen; Er moet sprake zijn van goede kwaliteit; De ondersteuning en zorg moet goedkoper zijn dan via zorg in natura; Er wordt een zogenoemd bruto-PGB ingevoerd; De regeling moet fraudebestendig zijn door onder andere de introductie van een trekkingsrecht; Kortom: de wijze waarop het PGB wordt vormgegeven lijkt op vormen van persoonsvolgende bekostiging.
7
•
•
Gemeenten kunnen besparen op uitgaven aan hulpmiddelen in de Wmo. Het Gemeentefonds is hiervoor taakstellend verlaagd met structureel € 50 mln. Gemeenten worden ondersteund bij het stimuleren van hergebruik van hulpmiddelen en het ontwikkelen van poolbeheer voor scootmobielen. Voor burgers is het van belang dat inzichtelijk is hoe het gemeentelijke beoordelingsproces werkt en welke voorwaarden worden gesteld. Zoveel mogelijk moet worden aangesloten bij de individuele situatie, zodat bijvoorbeeld een eenvoudige ondersteuningsvraag snel (eventueel digitaal) wordt opgepakt. De mogelijkheid van rechtsgang voor de burger blijft in de Wmo gehandhaafd. De gemeente zal zich er tijdens de vraagverkenning van moeten vergewissen dat de burger ook daadwerkelijk in staat is om een dergelijk gesprek aan te gaan. Gemeenten bepalen zelf hoe de cliëntondersteuning wordt ingezet. De professionele cliëntondersteuner is 1 onafhankelijk. Steeds meer gemeenten schakelen consulenten van MEE in voor het voeren van de gesprekken met de burger. De middelen in de AWBZ voor cliëntondersteuning worden per 2015 overgeheveld naar gemeenten.
3.5 Herfstakkoord In het herfstakkoord is aangekondigd dat de fiscale ondersteuning van chronisch zieken en gehandicapten blijft bestaan. De maatregel wordt wel aangescherpt: uitgaven waarvoor een voorliggende voorziening bestaat in de Wmo (bijvoorbeeld uitgaven voor woningaanpassing) worden van de fiscale aftrek uitgezonderd. Doordat de fiscale regeling blijft bestaan wordt het over te hevelen bedrag voor de maatwerkvoorziening lager. In het herfstakkoord werd ook een bezuiniging op MEE aangekondigd van 25 miljoen. In het debat over de begroting van VWS is deze weer terug gedraaid, in die zin dat het geen specifieke bezuiniging meer is op de cliëntondersteuning van MEE. De extra bezuiniging van 25 miljoen slaat straks neer op het totale budget voor het sociaal domein. 3.6 Kamerbrief Nadere uitwerking brief Hervorming Langdurige Zorg In de brief Nadere uitwerking Hervorming Langdurige Zorg van 6 november 2013 geeft de staatssecretaris aan dat de persoonlijke verzorging voor het grootste deel niet naar de Wmo (en dus de gemeenten) wordt overgeheveld, maar dat het met ingang van 1 januari 2015 wordt ondergebracht in de Zvw. De reden hiervoor is dat de combinatie met de nieuwe aanspraak wijkverpleging volgens de staatssecretaris logischer is dan de combinatie met de Wmo. Voor gemeenten betekent dit dat er minder combinaties gemaakt kunnen worden binnen het maatwerk en dat het daarmee moeilijker is om de opgelegde bezuinigingen te halen. Toch gaat naar schatting 5% van de persoonlijke verzorging wel naar de gemeenten, namelijk dat deel van de mensen die alleen persoonlijke verzorging nodig hebben of persoonlijke verzorging in combinatie met zorg en ondersteuning. De VNG heeft in de bijzondere algemene ledenvergadering op 29 november 2013 een resolutie aangenomen die oproept tot het terugdraaien van dit besluit. En als het kabinet daartoe niet bereid is moeten de volgende obstakels weggenomen worden:
1
MEE ondersteunt mensen met een beperking bij vragen over opvoeding & ontwikkeling, leren & werken, samenleven & wonen en regelgeving & geldzaken. Het doel is om zo zelfstandig en onafhankelijk mogelijk mee te doen in de samenleving. En zelf de regie houden over het leven. Een indicatie of verwijsbrief is niet nodig. De ondersteuning is gratis.
8
•
•
•
De door het kabinet aangebrachte knip in de persoonlijke verzorging (95% naar de Zvw) is onuitvoerbaar en financieel riskant; de gehele persoonlijke verzorging moet dan overgaan naar de Zvw. Borging van samenwerking met verzekeraars en inzet wijkverpleegkundigen in sociale wijkteams door de volgende maatregelen: o Verzekeraars verplichten een afstemmingmodel te creëren waardoor gemeenten per regio één verzekeraar als (gemandateerd) aanspreekpunt hebben. o De inzet van wijkverpleegkundigen in sociale wijkteams borgen door in de aanspraak en de bekostiging vast te leggen dat de wijkverpleegkundige een schakelfunctie vervult in de sociale wijkteams. Een substantiële verlaging van de besparingstaakstelling voor huishoudelijke hulp en begeleiding en compensatie voor het jaar overgangsrecht.
3.7 Nieuwe Wmo Met ingang van 1 januari 2015 treedt de nieuwe Wmo in werking. De (tekst van de) wet is nog niet vastgesteld, maar de hoofdlijnen zijn wel bekend. Prestatievelden De negen prestatievelden in de huidige wet worden vervangen door drie doelen: • •
•
Het bevorderen van sociale samenhang, de mantelzorg, het vrijwilligerswerk en de veiligheid en leefbaarheid in de gemeente, alsmede voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld. Het ondersteunen van de zelfredzaamheid en de participatie van personen met een beperking of met chronische, psychische of psychosociale problemen, zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving. Het bieden van opvang (maatschappelijke opvang, vrouwenopvang, beschermd wonen en verslavingszorg vallen hieronder).
Algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen De gemeenten moeten algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen bieden, die de zelfredzaamheid en participatie van de cliënten ondersteunen. Een maatwerkvoorziening is een op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen ten behoeve van: • • •
Zelfredzaamheid (waaronder ook kortdurend verblijf ter ontlasting van de mantelzorger, het daarvoor noodzakelijke vervoer etc.). Participatie (inclusief vervoer etc.). Beschermd wonen en opvang.
Een maatwerkvoorziening is een individuele voorziening. Voor maatwerkvoorzieningen kan daarom een inkomensafhankelijke bijdragen gelden. De algemene voorzieningen in de gemeente zijn in principe toegankelijk voor iedereen, soms met een lichte toegangstoets. De algemene voorzieningen zijn voorliggend op maatwerkvoorzieningen en moeten de samenleving toegankelijker maken voor mensen met een beperking.
9
Compensatieplicht De compensatieplicht in de huidige Wmo wordt vervangen door de ruimer geformuleerde resultaatverplichting. Dit benadrukt dat gemeente en burger de ruimte hebben om te komen tot oplossingen die zijn toegesneden op individuele en lokale omstandigheden. Beleid Het te voeren beleid wordt vastgelegd in een periodiek plan, vast te stellen door de gemeenteraad. Het plan is erop gericht dat: • •
mensen zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven, mensen die beschermd of in opvang wonen, zo snel mogelijk weer op eigen kracht te laten deelnemen aan de samenleving.
Uitwisselen gegevens In de nieuwe Wmo zal ook worden aangegeven op welke wijze en onder welke voorwaarden de gegevens kunnen worden uitgewisseld tussen de gemeente, de aanbieders, het Centraal Administratiekantoor (CAK), de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en de zorgverzekeraars. Dit is nodig om een integrale dienstverlening aan de klant te garanderen en om een zo efficiënt mogelijk pakket van ondersteuning aan de klant te bieden. Ook maakt dit continuering van zorg mogelijk, bijvoorbeeld wanneer iemand uitbehandeld is op grond van de Zvw en nog wel ondersteuning vanuit de Wmo nodig heeft. Gegevensuitwisseling vindt verplicht plaats op grond van burgerservicenummers. Overgangsrecht De aanspraken op de gedecentraliseerde AWBZ-taken vervallen per 1 januari 2015. Er is een overgangsregeling getroffen, die ervoor zorgt dat cliënten de zorg, die zij bij de inwerkingtreding van het wetsvoorstel ontvangen, nog een bepaalde tijd kunnen blijven ontvangen. De overgangsperiode duurt in principe een jaar, tenzij de indicatie eerder vervalt. De overgangsperiode voorziet erin dat de gemeente, desgewenst eerder dan na een jaar, een nieuw ondersteuningsarrangement kan vaststellen. Als de betrokkene zich daarin kan vinden, vervalt de AWBZ-overgangstermijn en gaat het nieuwe arrangement in werking. Dit geldt ook voor mensen die gebruik maken van een PGB. Mensen met een AWBZ-indicatie kunnen uiterlijk tot 1 januari 2016 hun recht op zorg behouden, onder de “oude” AWBZ-condities en door de “oude” zorgaanbieder, zelfs als deze niet is gecontracteerd door de gemeente. Voor mensen met een AWBZ-aanspraak op beschermd wonen geldt een overgangstermijn van vijf jaar, omdat het om kwetsbare mensen gaat die vaak al jaren in een instelling beschermd wonen verblijven. Als mensen tijdens de overgangsperiode een aanvraag indienen bij het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ), dan moet het CIZ de gemeente vragen om hun zienswijze, voordat zij een besluit nemen. Conclusie Het overgangsrecht kan voor de gemeenten een financieel risico opleveren. We worden immers gekort en toch moeten we aanspraken voor een deel laten bestaan. Dat brengt het risico van budgetoverschrijdingen met zich mee, terwijl het uitgangspunt in de pentekening is dat de nieuwe taken worden uitgevoerd met de middelen die we krijgen.
10
Beschermd wonen
2
De staatssecretaris van VWS heeft het voornemen om alle intramurale GGZ voor cliënten van 18 jaar en ouder, gericht op behandeling, over te hevelen naar de Zvw. Daarnaast worden gemeenten (op grond van de Wmo) verantwoordelijk voor de ondersteuning van mensen met psychiatrische problemen. Daarbij staat de op zelfredzaamheid en participatie gerichte ondersteuning vanuit een zelfstandige woonsituatie of een beschermde woonomgeving centraal. Het bieden van een 3 beschermende woonomgeving aan deze doelgroep wordt dus een taak van gemeenten, evenals het creëren van laagdrempelige voorzieningen voor dagbesteding en werk. 3.8 Participatiewet Vanaf 1 januari 2015 treedt de participatiewet in werking. Het doel van de wet is om meer mensen aan het werk te krijgen, ook mensen met een arbeidsbeperking. De gemeenten worden verantwoordelijk voor mensen met arbeidsvermogen, die ondersteuning nodig hebben. Deze mensen hebben nu een uitkering op grond van WWB, WSW of Wajong. De gemeenten krijgen voor Wajongers dezelfde taken als nu bij de WWB. Namelijk het bieden van ondersteuning gericht op arbeidsinschakeling en (waar nodig) inkomensondersteuning. Voor de reïntegratieondersteuning krijgen de gemeenten de beschikking over een gebundeld reïntegratiebudget. Gemeenten gaan op basis van maatwerk bepalen wie voor welke vorm van ondersteuning in aanmerking komt.
2 3
Zie ook 3.4 en 5.2.3. Het gaat hier om mensen met een GGZ C. Zie 5.2.3 voor de uitwerking.
11
Hoofdstuk 4
Wat betekent dit voor Walcheren?
Vanaf 1 januari 2015 worden de gemeenten verantwoordelijk voor de lokale maatschappelijke ondersteuning aan mensen in de leefdomeinen werk, inkomen, welzijn, zorg en opvoeden en veiligheid. Alleen onderwijs, persoonlijke en medische zorg en wonen vallen (nog) niet onder de volledige verantwoordelijkheid van gemeenten. Dit betekent dat we verantwoordelijk worden voor nieuwe doelgroepen. In de bijlage van Scoop wordt dit verder toegelicht. Hier volgt een korte samenvatting voor Walcheren, per gemeente en per wijk/kern. VOORAF De belangrijkste bronnen die hier zijn gebruikt zijn de verschillende brochures en rapportages die in opdracht van het Transitiebureau Wmo en het bureau Zorg voor de jeugd zijn vervaardigd. HHM en/of BMC zijn daarbij de belangrijkste opdrachtnemers. Voor het cijfermateriaal is gebruik gemaakt van de bijlage van Scoop. Deze heeft daarvoor verschillende bronnen gebruikt: •
Zorgkantoor Zeeland of CZ
•
Vektis, informatiebestanden AWBZ naar Wmo voor gemeenten (peildatum juli 2012, 18 jaar en ouder)
•
Vektis, bestand Jeugdwet 0-17 jaar
•
Centraal Administratiekantoor (CAK)
•
CIZ, basisrapportage AWBZ (verschillende peildata, ook jonger dan 18 jaar)
Omdat de peildata en systematiek van de registraties nogal uiteen lopen kunnen er tussen tabellen verschillen optreden in de vermelde data (enkelvoudig en totalen). Verschillen in tabellen doen zich ook voor doordat het gewenste gegeven ontbreekt bij sommige cliënten in het bestand (bijvoorbeeld de leeftijd is niet ingevuld). Vooral van belang is echter goed in het oog te houden of het gegeven een persoon betreft of een indicatie. Een cliënt kan verschillende indicaties hebben. 4.1 Aantal indicaties voor AWBZ-zorg Op Walcheren waren er op 1 januari 2013 6.100 mensen met een indicatie voor AWBZ-zorg. De verdeling over de gemeenten is als volgt: Middelburg 2.760, Veere 970 en Vlissingen 2.370. Hiervan is het grootste gedeelte (58%) nu al extramuraal. Er zijn wat afwijkingen tussen de gemeenten: Middelburg 56%, Veere 49% en Vlissingen 66%. Op grond van de vergaande extramuralisering in Middelburg zou je daar meer extramurale indicaties verwachten. Dit cijfer wordt verklaard door de vestiging van Arduin in Middelburg. Overigens is niet elke indicatie van dezelfde omvang en in de praktijk wordt ook niet elke indicatie verzilverd, bijvoorbeeld omdat men de eigen bijdrage bezwaarlijk vindt of omdat de zorg nog geleverd wordt door een mantelzorger.
12
4.2 Leeftijdsverdeling indicatiehouders AWBZ Van het totale aantal indicatiehouders is 56% ouder dan 75 jaar. En daarbinnen is de groep 85+ iets groter dan de groep 75-84 jaar. Daarnaast is het aantal indicaties in de leeftijdsgroepen 50-65 jaar en 65-74 jaar bijna 60% lager dan vanaf 75 jaar. Tot 75 jaar is de zorgvraag dus nog relatief laag. We moeten bij plannen maken rekening houden met de leeftijdsgroep 75+. Maar we moeten ons vooral 4 richten op de brede groep kwetsbaren . Conclusie 5
Tot 75 jaar is de zorgvraag relatief laag. Daarna neemt de zorgvraag toe . We moeten bij plannen maken dus rekening houden met de leeftijdsgroep 75+. Maar we moeten ons vooral richten op de brede groep kwetsbaren. 4.3 Bevolkingsontwikkeling leeftijdscategorie 75 jaar en ouder In 2012 had Walcheren 10.100 inwoners van 75 jaar en ouder. Dit loopt op naar 10.700 in 2015, 12.300 in 2020 en 15.300 in 2025. Dat is een groei van 51%. Voor de afzonderlijke gemeenten: Vlissingen 45%, Middelburg 50% en Veere 67%. Gelukkig worden we op Walcheren steeds vitaler oud. Niet deze hele groep is dus meteen een zorgvrager, maar deze cijfers hebben uiteraard wel belangrijke gevolgen voor zorg, ondersteuning en wonen. Conclusie Walcheren en met name Veere vergrijst in de komende jaren sterk. 4.4 Verdeling zorg in natura en persoonsgebonden budget voor de huidige AWBZ-zorg Er blijkt een groot verschil te zijn tussen de AWBZ-cliënten die gebruik maken van Zorg in Natura (ZIN) en een Persoonsgebonden Budget (PGB). Bijna de helft van de Walchenaren met ZIN is 75 jaar of ouder. En bij het PGB is juist de jongste leeftijdscategorie van 18 tot 50 jaar de grootste groep (bijna 75%). Daarbinnen heeft Middelburg het grootste aantal PGB-gebruikers. Het is niet duidelijk of het hoge aantal PGB-houders onder jongere inwoners ligt aan de verwachtingen van de zorgvragers (bijvoorbeeld meer flexibiliteit vanwege gezin/werk) of aan de productie van de zorgaanbieders (te weinig flexibel). Feit is wel dat we hier rekening mee moeten houden: hoe jonger, 6 hoe meer regie men blijkbaar wenst . Conclusie Jongere zorgvragers (18-50) hebben nu vaker een PGB dan Zorg in Natura. Hoe jonger, hoe meer regie men blijkbaar wenst. Voorstel
4
Het begrip kwetsbaar wordt later ingevuld. De gezamenlijke Wmo-raden stellen het volgende voor: iemand die hulp nodig heeft en niet in staat is het zelf te vragen of te organiseren. 5 Deze ontwikkeling zien we ook bij de huidige Wmo: ook daar neemt de zorgvraag toe als mensen boven de 75 jaar komen. 6 Deze ontwikkeling zien we ook bij de huidige Wmo: ook daar is meer behoefte aan een PGB als de zorgvrager jong(er) is.
13
We willen rekening houden met de wens van zorgvragers om meer regie te hebben. 4.5 Huidige aantal cliënten dat begeleiding ontvangt De functie begeleiding wordt per 1 januari 2015 naar de gemeenten gedecentraliseerd. Op dit moment is de verdeling over de gemeenten als volgt: Functie Middelburg Veere Vlissingen totaal Begeleiding in 650 202 601 1453 groepsverband Begeleiding individueel 632 184 621 1437 NB: in deze cijfers zit overlap: veel mensen hebben een indicatie voor begeleiding in groepsverband en individueel. De cijfers kunnen dus niet bij elkaar worden opgeteld. Conclusie Op Walcheren zijn er in totaal 2890 indicaties voor begeleiding. Het gaat hier niet om unieke personen: er zit overlap in de indicaties. 4.6 Huidige ZZP’s 1 tot en met 4 Zoals gezegd wordt in geval van een intramurale indicatie gesproken over ZZP’s. In principe wijst een hoger cijfer op de noodzaak van zwaardere zorg. De belangrijkste betrokken sectoren zijn Verpleging en Verzorging, Verstandelijk Gehandicapten en de GGZ. Hieronder ziet u de huidige indicaties voor de ZZP’s die (gedeeltelijk) naar de gemeenten wordt gedecentraliseerd. NB: de eerste tabel is ZZP toegekend via een PGB. De tweede tabel is ZZP toegekend via zorg in natura. ZZP/PGB
Middelburg
Veere
Vlissingen
Totaal (100%)
Totaal (exclusief 50% die waarschijnlijk niet gedecentraliseerd wordt) 1 14 16 3
GGZ 1 1 1 GGZ 2 5 1 8 14 7 GGZ 3 24 1 7 32 Verpleging en 1 2 3 Verzorging 3 Verpleging en 1 1 2 1 3 Verzorging 4 Verstandelijke 1 1 1 handicap 1 Verstandelijke 2 2 4 8 8 handicap 2 Verstandelijke 11 3 1 15 7 3 handicap 3 Totaal 44 8 25 76 51 NB: ZZP 1 en 2 Verpleging en Verzorging worden vanaf 1 januari 2013 niet meer geïndiceerd. 7
Hiervan wordt naar verwachting 50% naar de gemeenten gedecentraliseerd.
14
ZZP/ZIN
Middelburg
Veere
Vlissingen
Totaal (100%)
Totaal (exclusief 50% die waarschijnlijk niet gedecentraliseerd wordt) 6 17 47 11
GGZ 1 4 2 6 GGZ 2 8 2 7 17 3 GGZ 3 52 5 36 93 Verpleging en 5 5 1 11 Verzorging 1 Verpleging en 46 21 32 99 99 Verzorging 2 Verpleging en 126 42 124 292 292 Verzorging 3 Verpleging en 165 51 109 325 163 3 Verzorging 4 Verstandelijke 11 1 3 15 15 handicap 1 Verstandelijke 61 3 21 85 85 handicap 2 Verstandelijke 108 24 32 164 82 3 handicap 3 Totaal 586 155 367 1107 817 NB: ZZP 1 en 2 Verpleging en Verzorging worden vanaf 1 januari 2013 niet meer geïndiceerd.
ZZP 1 en 2 Verpleging en Verzorging worden vanaf 1 januari 2013 niet meer geïndiceerd. Vanaf 1 januari 2015 worden ZZP 3 en een deel van ZZP 4 niet meer geïndiceerd. Nieuwe klanten blijven thuis wonen met een maatwerkoplossing. Op basis van de gegevens van de huidige klanten zal het dus gaan om zo’n 600 mensen met een zorgvraag die nu wordt opgelost in de Verpleging en Verzorging. Ook voor de andere groepen geldt dat indicaties niet meer worden verstrekt en dat nieuwe klanten thuis blijven wonen met een maatwerkoplossing. Voor een deel geldt dat per persoon wordt bekeken of zij naar de Wmo moeten voor zorg en ondersteuning of AWBZ-zorg krijgen (vanaf 1/1/2015). De verwachting is dat 50% niet naar de gemeenten komt. Dit betekent dat er zo’n 300 mensen uit andere doelgroepen naar de gemeenten komen. Zie voor een verdere uitwerking hoofdstuk 5. Conclusie Op basis van de huidige cijfers verwachten we dat er op Walcheren zo’n 900 mogelijke klanten zijn die de gemeenten zullen aanspreken op een oplossing met maatwerk. 4.7 Kosten AWBZ Walcheren Op dit moment zijn er nog geen concrete bedragen te noemen die bij de decentralisaties naar de gemeenten zullen toekomen. Wel weten we wat er nu omgaat om de AWBZ voor de functies die gedecentraliseerd worden. Eind 2012 waren de bedragen voor Walcheren in totaal € 45,7 miljoen. Het is nog niet duidelijk hoeveel daarvan naar de gemeenten wordt gedecentraliseerd. Wel is duidelijk dat er een flinke decentralisatiekorting (circa 25%) wordt toegepast.
15
Conclusie We weten nog niet hoeveel geld we voor de nieuw functies beschikbaar hebben vanaf 2015. Het is al wel duidelijk dat het om forse bedragen gaat. 4.8 Participatiewet Door het afsluiten van de toegang tot de WSW en de beperking van de Wajong zijn meer mensen vanaf 1 januari 2015 afhankelijk van een bijstandsuitkering. Door de invoering van de participatiewet zullen meer mensen zich bij de gemeenten melden, die gaan vragen om ondersteuning bij reintegratie en/of een uitkering. De overdracht van UWV naar gemeenten zal stapsgewijs gaan, zodat iedereen de tijd heeft om zich voor te bereiden op de nieuwe situatie. Naar verwachting komt straks 80% van alle herkeurde jongeren onder de verantwoordelijkheid van de gemeenten. Conclusie De gemeenten zijn straks verantwoordelijk voor een grote en kwetsbare groep jongeren.
16
Hoofdstuk 5
Gevolgen voor de burger/cliënt en de uitvoerende partijen
5.1 Inleiding Een ZZP is een pakket aan zorg, met daaraan verbonden een budget waarmee hulp kan worden ingekocht. Om in aanmerking te komen voor een ZZP moet zijn vastgesteld dat iemand: • • •
Een somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of beperking heeft, of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking. Vanwege de zorg die nodig is, is aangewezen op een beschermde woonomgeving en/of een therapeutisch leefklimaat en/of permanent toezicht (NB: met uitzondering van kinderen) Meer dan 3 etmalen (18 dagdelen) per week deze zorg nodig heeft.
Een ZZP beschrijft dus welke ondersteuning of zorg iemand nodig heeft die niet zelfstandig kan wonen, zoals langdurig zieken of gehandicapten. Het ZZP bepaalt ook hoeveel geld de instelling krijgt voor de zorg aan de cliënt. Het CIZ geeft de indicatiebesluiten af en bepaalt welk ZZP daarbij hoort. Er zijn lichte pakketten voor mensen die alleen hulp nodig hebben bij de dagelijkse verzorging. En er zijn zware pakketten voor mensen met bijvoorbeeld een ernstige beperking of een zware vorm van dementie. De zorgaanbieder krijgt voor elk ZZP een bedrag en mag een deel daarvan besteden aan gemeenschappelijke voorzieningen. Het ZZP kan ook als PGB verstrekt worden voor mensen die thuis willen blijven wonen of willen wonen in kleinschalige woonvormen. Voor de volledigheid: als wordt gesproken over een Volledig Pakket Thuis (VPT) wordt de zorg aan huis geleverd door een instelling. Dit is een vorm van zorg in natura en geen PGB. Vanaf 1 januari 2013 wordt een aantal lage ZZP’s niet meer geïndiceerd. Vanaf 1 januari 2015 geldt dit ook voor andere ZZP’s. De zorg voor nieuwe cliënten vindt plaats in de eigen omgeving. Dit betekent dat nieuwe cliënten niet meer in een zorginstelling verblijven. Zij krijgen voortaan thuis de zorg en ondersteuning die zij nodig hebben. 5.2. Gevolgen voor de burger/cliënt die nu een ZZP heeft 5.2.1 Gevolgen voor iemand met een ZZP voor verzorging of verpleging Voor degenen die al in een verzorgingshuis of verpleeghuis wonen verandert niets: zij kunnen er blijven wonen. De zorgaanbieders worden mogelijk geconfronteerd met een andere financiering en wellicht dat zij daardoor maatregelen moeten nemen om huidige bewoners een ander arrangement aan te bieden. Voor nieuwe gevallen verandert er veel: met ingang van 1 januari 2013 worden ZZP’s 1 en 2 niet meer geïndiceerd. ZZP 3 vervalt met ingang van 1 januari 2015. Ook een gedeelte van ZZP 4 wordt met ingang van 1 januari 2015 niet meer geïndiceerd. Deze inwoners komen daarmee niet meer in aanmerking voor het wonen in een zorginstelling. Deze mensen gaan voor een oplossing aankloppen 8 bij de gemeente. Met een kantelingsgesprek gaan we bekijken welke oplossing in hun situatie de 8
De kern van de Kanteling is het gesprek tussen burger en gemeente. Als een burger met een hulpvraag bij de gemeente aanklopt, gaat de gemeente een gesprek met hem of haar aan. Om belemmeringen in participatie te bespreken en samen oplossingsrichtingen te zoeken. Het resultaat moet zijn dat iemand weer gewoon mee kan doen. Het resultaat wordt vastgelegd in een verslag. Het is richtinggevend in een eventueel verder contact van de burger met de gemeente. De gemeente kan op grond van het verslag een indicatiebesluit afgeven.
17
beste is. Dan kan ook een oplossing in het eigen netwerk zijn of met ondersteunende diensten. Maar als het echt nodig is leveren we uiteraard zorg en ondersteuning. Dit zijn inwoners die kwetsbaar zijn. Ze moeten het vertrouwen hebben dat er zorg (op afroep) is als dat nodig is. Dat geldt uiteraard ook voor onze inwoners die nu nog geen ZZP hebben, maar tot voor kort de verwachting hadden dit in de toekomst wel te kunnen krijgen. Ook zij zullen zich zorgen maken over de toekomst. Dat betekent dat we hier veel aandacht aan moeten besteden in onze communicatie. 5.2.2. Gevolgen voor iemand met een ZZP gehandicaptenzorg De ZZP’s voor de gehandicaptenzorg (GZ) zijn onderverdeeld in sectoren: • • • • • •
Verstandelijk gehandicapt Licht verstandelijk gehandicapt (behandelcentra) Sterk gedragsgestoord licht verstandelijk gehandicapt (behandelcentra) Lichamelijk gehandicapt Zintuigelijk gehandicapt (auditief en communicatief) Zintuigelijk gehandicapt (visueel)
Hiervan is/wordt het volgende naar de Wmo gedecentraliseerd: Verstandelijk Gehandicapten • •
ZZP 1 en 2 (vanaf 1/1/2013) ZZP 3: er wordt per persoon bekeken of zij naar de Wmo moeten voor zorg en ondersteuning of AWBZ-zorg krijgen (vanaf 1/1/2015). De verwachting is dat 50% naar de gemeenten komt.
Licht verstandelijk gehandicapt •
ZZP 1 tot en met 5 (vanaf 18 jaar), behalve voor mensen die dagbehandeling hebben.
Sterk gedragsgestoord licht verstandelijk gehandicapt •
ZZP 1
De rest blijft onder de kern-AWBZ. Lichamelijk gehandicapt • •
ZZP 1 (1/1/2016) ZZP 3 (1/1/2016)
(NB: ZZP 2 is met probleemgedrag en wordt daarom niet gedecentraliseerd) Zintuiglijk gehandicapt •
ZZP 1 (vanaf 1/1/2016)
De zwaardere zorg voor lichamelijk, auditief en visueel gehandicapten blijft onder de kern-AWBZ vallen. 5.2.3. Gevolgen voor iemand met een ZZP in de geestelijke gezondheidszorg/beschermd wonen De ZZP’s voor de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) zijn onderverdeeld in sectoren:
18
• •
Pakketten voor cliënten die gebruik maken van voortgezet verblijf (B-categorie) Pakketten voor cliënten die verblijven met ondersteuning (C-categorie)
Hiervan is/wordt het alleen een deel van de C-categorie gedecentraliseerd: • • •
ZZP 1 (vanaf 1/1/2013) ZZP 2 (vanaf 1/1/2013) Deel van ZZP3 (vanaf 1/1/2015). De verwachting is dat 50% naar de gemeenten komt.
Voor cliënten met een psychiatrische aandoening die op grond van de Wmo in een beschermende woonomgeving wonen, biedt dit de kans op betere, integrale zorg. Het GGZ-aanbod kan worden afgestemd op de totale sociale behoefte van de individuele cliënt. Voor de cliënt kan de overgang naar de Wmo ook betekenen dat (de inhoud) van de zorg of de manier waarop hij die nu krijgt, verandert. 5.2.4 Gevolgen voor iemand met een indicatie voor begeleiding Begeleiding in de AWBZ is bedoeld om de zelfredzaamheid van personen te bevorderen, te behouden of te compenseren zodat een verblijf in een instelling of verwaarlozing zo lang mogelijk wordt uitgesteld. Begeleiding binnen de AWBZ is mogelijk in de vorm van individuele begeleiding of als begeleiding in groepsverband. 9
De decentralisatie heeft alleen betrekking op extramurale begeleiding. Dat is de begeleiding voor 10 personen met een extramurale indicatie. Voor personen met een intramurale (ZZP-)indicatie blijft de begeleiding een onderdeel van het ZZP-pakket en daarmee een onderdeel van de AWBZ. Ook ZZP’s voor extramurale begeleiding worden met ingang van 1 januari 2015 niet meer geïndiceerd. Ook hier wordt met een kantelingsgesprek bekeken welke oplossing in die situatie de beste is. Conclusie (geldend voor 5.2.1, 5.2.2, 5.2.3 en 5.2.4) Voor het grootste deel van onze inwoners met een ZZP verandert er niets. Zij houden hun indicatie of krijgen nog een nieuwe. Nieuwe indicaties voor (een deel van) ZZP 3 of 4 worden met ingang van 1 januari 2015 niet meer afgegeven. Deze mensen gaan voor een oplossing aankloppen bij de gemeente. Er wordt maatwerk geleverd en er komt zorg als dat echt nodig is. Voor een deel van deze inwoners geldt dat zij kwetsbaar zijn. Zij moeten er op (kunnen) vertrouwen dat er zorg (op afroep) is als dat nodig is. Met name oudere inwoners hebben nu die verwachting. Hier moet aandacht aan besteed worden in onze communicatie. 5.3 Gevolgen voor zorginstellingen voor verpleging en verzorging Als huidige bewoners verhuizen of overlijden kunnen de vrijgekomen plaatsen niet meer worden ingenomen door mensen met ZZP 1-4. Daar kunnen wel “gewone” huurders komen. Dat kunnen senioren zijn die verwachten in de toekomst (meer) zorg nodig te hebben. Zij vinden het mogelijk een veilig idee dat ze snel hulp kunnen inschakelen als dat later nodig mocht zijn. Zij moeten dan echter wel meebetalen aan de algemene voorzieningen in het complex (restaurant, winkel etc.). Niet iedereen zal dat kunnen betalen of dat de prijs waard vinden.
9
Zorg die geleverd wordt buiten de muren van een instelling. Zorg die geleverd wordt binnen de muren van een instelling.
10
19
De verwachting is dan ook dat zorginstellingen geconfronteerd gaan worden met leegstand. Dat is formeel niet het probleem van de gemeenten, maar van de instellingen. Gemeenten willen wel meedenken, maar het initiatief ligt bij de zorginstellingen.
Voorstel Zorginstellingen zullen geconfronteerd gaan worden met leegstand. Dat is op zich niet het probleem van de gemeenten, maar van de instellingen. De gemeenten willen mee denken over oplossingen. Het is immers wel onze samenleving waar ze deel vanuit maken en het zijn onze inwoners die zorg van ze (gaan) afnemen. De boekwaarde van de gebouwen moet mogelijk worden afgewaardeerd doordat de inkomsten bij huur mogelijk lager zijn dan de vergoeding van de kapitaallasten, die instellingen op dit moment krijgen. Of daar sprake van is, is afhankelijk van meerdere factoren, zoals: • • • • • • • •
de afhankelijkheid van de inkomsten van de betreffende ZZP’s; de mogelijkheid die instellingen hebben om zorg te gaan verlenen aan zwaardere doelgroepen; het aanbod in de regio van alternatieve vormen van wonen, zorg en welzijn; de geschiktheid en aantrekkelijkheid van de gebouwen om deze te verhuren en extramurale zorg te verlenen; de mogelijkheden voor herbestemming van het vastgoed; de restwaarde van het vastgoed (als het vastgoed in eigendom is); de lengte van de huurcontracten van het vastgoed (als het vastgoed niet in eigendom is); de wens van het bestuur om de omslag te maken naar zorg aan huis en de mate waarin al is ingespeeld op de tendens van langer thuis wonen.
5.4 Gevolgen voor corporaties De komende jaren zijn er dus meer woningen nodig, die geschikt zijn om langer thuis te blijven wonen. Er is immers een grote groep inwoners die niet meer in aanmerking komt voor een verzorgingshuis. Maar mensen met een ZZP 1-4 hebben vaak wel een aangepaste woning nodig. Of een woning die makkelijk is aan te passen. Gelukkig is in de afgelopen jaren al veel geïnvesteerd in woningen voor senioren. Dit is ook het gevolg van de veranderende bevolking: de meeste mensen willen zo lang mogelijk zelfstandig blijven wonen (al dan niet in een “normale” woning). Die woningen zijn veelvuldig gebouwd in de afgelopen jaren. Uitbreiding in de nabije toekomst ligt niet voor de hand, gezien de verhuurderheffing voor de corporaties. Uit de Middelburgse enquête onder oudere bewoners is naar voren gekomen dat 90% niet wil verhuizen naar een andere woning. Wij hebben geen aanleiding om te veronderstellen dat dit anders is in de andere twee gemeenten. De oplossing zal dus met name gevonden moeten worden in aanpassen van de bestaande voorraad. De verwachting is dat de vraag naar specifieke woningen over 10 jaar hoog zal zijn, omdat dan de babyboomers inmiddels 75-plus zijn geworden. Dit is een grote groep. Conclusie De investeringscapaciteit van de corporaties is door de maatregelen van de rijksoverheid ongewis. Uitbreiding van het aanbod van woningen ligt in de nabije toekomst niet voor de hand.
20
Voorstel Een alternatief voor het vergroten van de voorraad zit in het levensloopbestendig maken van het bestaande aanbod.
5.5 Gevolgen voor gemeenten Mensen zullen langer zelfstandig blijven wonen. Omdat ze dat willen, maar ook omdat ze dat moeten op grond van het nieuwe rijksbeleid. Dat zullen ze niet altijd kunnen zonder woningaanpassing of ondersteuning. Beide zullen mogelijk worden geregeld vanuit de gemeenten. De gemeenten gaan zich 11 daarbij meer richten op de kwetsbare inwoners. Dit betekent dat we onze inwoners ook anders gaan benaderen. De vraag is niet “waar heeft u recht op”, maar “wat heeft u nodig”? De focus verschuift van het individu naar huishoudens en families. 12 Porthos zal inventariseren wat mensen zelf kunnen doen, regelen en betalen en als dat nodig is welke arrangementen van wonen, zorg en welzijn het beste bij mensen passen. Deze visie en benadering van het vraagstuk vraagt ook om een andere mentaliteit, overlegstructuur en organiserend vermogen binnen de gemeenten. Niet de wettelijke taak of het domein (c.q. het ministerie waar de regeling vandaan komt) bepaalt bij welke afdeling, ambtenaar of vakspecialist het onderwerp wordt ondergebracht, maar de vraag van de inwoner staat centraal en hoe deze zo effectief mogelijk kan worden ingevuld. Overigens is deze benadering niet nieuw: de gemeenten zijn sinds de komst van de Wmo in 1997 al aan het “kantelen”: er wordt gekeken naar de vraag achter de vraag en er wordt samen met de hulpvrager gekeken wat de echte oplossing is voor dat probleem. Dit vraagt echter ook kantelen door onze inwoners. Ook zij moeten er van doordrongen raken dat zij het eerst zelf moeten oplossen, al dan niet met hun omgeving. En soms ook met eigen middelen. Dat vraagt ook wat van onze gemeenten in de communicatie. Daar wordt al aan gewerkt, maar voor de meeste mensen zal het nog geen realiteit zijn. Er is een paar jaar nodig om deze kanteling daadwerkelijk te laten plaatsvinden. Conclusie Zo lang mogelijk zelfstandig blijven wonen zal niet altijd kunnen zonder een woningaanpassing of ondersteuning. Beide zullen mogelijk worden geregeld vanuit de gemeenten. Voorstel De gemeenten gaan zich daarbij meer richten op de kwetsbare inwoners. Het beschermd wonen in de Wmo zal naar verwachting worden uitgevoerd door de centrumgemeenten, omdat het aantal cliënten te beperkt is om dit in iedere gemeente apart te organiseren. De gemeenten zijn daarbij ook verantwoordelijk voor de keuze of en zo ja, hoe het vervoer van en naar (externe) dagbesteding wordt geregeld.
11
Het begrip kwetsbaar wordt later ingevuld. De gezamenlijke Wmo-raden stellen het volgende voor: iemand die hulp nodig heeft en niet in staat is het zelf te vragen of te organiseren. 12 Met Porthos wordt hier niet alleen het Porthos-loket bedoeld, maar het brede pakket met gebiedsteams en vindplaatsen.
21
Hoofdstuk 6
Ontwikkelingen
De gemeenten zien op grond van alle voorgaande hoofdstukken een aantal mogelijke ontwikkelingen in de komende tijd. Deze zijn besproken met zorgaanbieders en corporaties op 26 september 2013. 1. Zorgaanbieders werken alleen nog met een zwaarder cliëntenprofiel en passen hun voorziening daarop aan. Het gevolg is dat het personeel in de voorziening zelf moet mee veranderen (meer naar verpleging dan verzorging). Als alle aanbieders dat doen, betekent dit dat er veel meer mensen zelfstandig blijven wonen en die doen voor een groot deel een beroep op de Wmo en de thuiszorg. Dit biedt kansen voor commerciële aanbieders. Voor mantelzorgers betekent dit dat er een (nog) groter beroep op ze wordt gedaan. Zorgaanbieders hebben aangegeven dat dit gaat gebeuren: ze moeten wel. In de sector verstandelijk gehandicapten gaat de ontwikkeling naar het ambulant aanbieden van zorg, waarbij de bewoners meer voorbereid worden op zelfstandig wonen. Dat betekent dat de bewoners ook zelfstandiger zullen (moeten) worden. 2. Zorgaanbieders gaan ook optreden als verhuurder van woonruimte aan doelgroepen die 13 (vooralsnog) zelf geen zorg behoeven . Gevolg is dat inwoners dan een groot bedrag aan servicekosten moeten gaan betalen. Zij moeten immers meebetalen aan de algemene voorzieningen. De huur inclusief servicekosten voor een kleine kamer (in een voormalige verzorgingshuis) is dan net zo hoog als van een nieuw gebouwd appartement. Het is de vraag of veel mensen die keus willen maken. Weinig vraag leidt tot dan tot leegstand. De Walcherse gemeenten vinden het belangrijk dat woningen kwaliteit hebben en deze hebben dat niet (voldoende). Daarnaast is het de vraag of de verhuur van woningen bij zorgaanbieders thuishoort. Variant 2a: de zorgaanbieder voegt appartementen samen en richt zich bij de verbouw op een kapitaalkrachtige doelgroep. Dit kan interessant zijn voor een zorgaanbieder, maar minder voor de gemeenten. Dit zou als gevolg kunnen hebben dat de minder kapitaalkrachtige inwoners gedwongen zijn om te blijven wonen in woningen die niet of (veel) minder geschikt zijn om zorg te ontvangen. Zorgaanbieders geven aan dat beide varianten een reëel toekomstperspectief zijn, maar alleen als een corporatie daarbij hun partner is. Verhuren is immers de corebusiness van corporaties. Dat moeten zorgaanbieders niet zelf gaan doen. Ze geven verder aan dat hier nog wel haken en ogen aan zitten, zoals de uitstraling van de gebouwen en de boekwaarden die op de gebouwen rusten. Probleem hierbij is dat de corporaties door de verhuurdersheffing steeds minder armslag hebben. Gemeenten, zorginstellingen en corporaties moeten dus met elkaar in gesprek.
13
Dit kunnen ook mensen zijn met ZZP 1 t/m 4 die niet meer in een instelling terecht kunnen (en dat wel willen/moeten) en het dus zelf moeten betalen. Behalve huur en servicekosten betalen ze in dat geval dus ook voor zorg.
22
3. Een deel van de ruimte van zorgaanbieders komt beschikbaar voor een “buurtfunctie” voor zorg of welzijn. Een deel van de activiteiten voor de wijk wordt georganiseerd in leegstaande ruimten. De vraag is of onze inwoners daar naar toe gaan, als er daarnaast niet geïnvesteerd wordt in het uiterlijk van het gebouw. In de (Middelburgse) praktijk blijken activiteiten wel bezocht te worden als er sprake is van een nieuwe locatie, waar een wijkcentrum onderdeel is van een woon(zorg)complex. Het wordt dan niet of veel minder gezien als een activiteit voor ouderen. Een deel van onze bewoners zal niet meedoen aan activiteiten in een verzorgingshuis omdat ze zich daar niet prettig voelen c.q. niet bij die groep willen horen. Overigens hebben de Walcherse gemeenten de keus gemaakt om gebouwen af te stoten. Het ligt dus niet voor de hand dat de gemeenten gaan investeren in welzijnsruimte. Variant 3a: de leegstaande ruimten gebruiken voor maatschappelijke doeleinden, bijvoorbeeld een buurtwinkel die gerund wordt door mensen in de dagbesteding. Dit is met name interessant in de (kleine) kernen om voorzieningen op peil te houden of terug te brengen. Variant 3b: leegstaande gebouwen (of de locaties) gebruiken voor ombouw of nieuwbouw voor starters. Zorgaanbieders en corporaties geven aan dat deze ontwikkeling wel de visie is, maar dat dit lastig is in de exploitatie. De budgetten worden steeds lager en dat maakt het lastig om hier nog middelen voor te vinden. Bovendien zijn niet alle doelgroepen met elkaar te combineren. Bij Philadelphia blijkt bijvoorbeeld dat bij de combinatie dagbesteding en sociale werkvoorziening niveauverschillen steeds duidelijker worden en dat geeft dan juist weer uitval. 4. Leegstaande ruimten van zorgaanbieders worden gebruikt voor dagbestedingsactiviteiten. Nu worden de activiteiten apart van elkaar via verschillende geldstromen georganiseerd. Als gemeenten de diverse vormen van dagbesteding en begeleiding beter op elkaar afstemmen en waar mogelijk combineren kan dat zorgen voor meer keuze voor onze inwoners. En wellicht kan in sommige gevallen de kans op uitstroom naar vormen van betaald werk worden vergroot. Bij samenwerking tussen bijvoorbeeld Sociale Werkvoorziening-bedrijven (SW) en zorgaanbieders krijgen beide groepen een breder aanbod. Vanuit de instellingen geredeneerd worden de activiteiten rendabeler, of ze kunnen (onrendabele) activiteiten afstoten omdat hun cliënten elders terecht kunnen. Zorgaanbieders geven aan dat activiteiten dichtbij de mensen brengen uitstekend is, maar ook hier wordt gesteld dat combineren niet altijd kan (zie ook 3). 5. Mensen in een uitkering worden ingezet bij maatschappelijke ondersteuning. Er kunnen meer mensen met een uitkering ingezet worden voor voorzieningen in de Wmo en begeleiding. Dit moet in samenwerking met de aanbieders van welzijns- en zorgdiensten. Denk daarbij aan: • • • • •
Welzijnsactiviteiten als draaien van buurthuizen, computerlessen, zwemlessen etc.; Informatie en advies over geld en mogelijkheden; Individuele voorzieningen als licht huishoudelijke hulp, hulp bij boodschappen of klusjes in huis; Faciliterende activiteiten als beheer en vervoer; Ondersteunen van de professional bij zijn/haar taken.
23
Zorgaanbieders geven aan dat dit nu ook al gebeurt, maar dat daar nog best een slag te maken is. Het is wel goed om ons te realiseren dat het om kwetsbare mensen gaat. Je kunt dus niet iedereen overal inzetten. 6. Gemeenten subsidiëren alleen nog als instellingen elkaars ruimten (mogen) gebruiken. Datzelfde geldt voor inkopen. De werk- en dagactiviteiten vinden vaak plaats in eigen accommodaties. Deze zijn niet altijd in de eigen wijk en daardoor vindt veel vervoer plaats om mensen daar naar toe te brengen. Zowel bij de WSW als AWBZ en bij de welzijnsinstellingen zit huisvesting in de tarieven. Gemeenten kunnen bij inkopen/subsidiëren aangeven dat zij daarvoor geen of een lagere vergoeding gaan geven als accommodaties niet gedeeld worden. De zorgaanbieders en corporaties geven aan dat gemeenten dit vooral moeten doen. Het is dan wel goed om ons te realiseren dat er dan wellicht een overschot aan ruimten is. Ook daar moeten we dan aandacht voor hebben. Zorgaanbieders geven aan dat dit vooral met je visie te maken heeft: wil je anderen/de wijk binnen halen? Voor de meeste zorgaanbieders is daarop het antwoord ja. 7. Contracteren maatschappelijke ondersteuning onder voorwaarden. De aanbieders van activering, werk en ondersteuningsdiensten zijn grote werkgevers in de gemeente of de regio. Gemeenten kunnen hen aanspreken, als werkgever, om mensen met een uitkering in dienst te nemen (stellen van voorwaarden: social return). Dat geldt overigens ook voor de gemeenten zelf. Zorgaanbieders geven aan dat dit een prima idee is. Het is dan wel belangrijk om te kijken naar wat je dan aanbiedt. Er is een ruim aanbod nodig, zodat iedereen iets van zijn gading kan vinden. Als het aanbod beperkt is kun je te maken krijgen met onwillige mensen en dat is voor iedereen frustrerend. Het is logisch om de mensen meer aan te stellen bij activiteiten dan bij 1 op 1 contacten. Voorstel Gemeenten gaan aanbieders van activering, werk en ondersteuningsdiensten aanspreken, als werkgever, om mensen met een uitkering in dienst te nemen (stellen van voorwaarden: social return). Dat geldt ook voor de gemeenten zelf. 8. De productie in de zorg zit nu op slot vanwege de onzekerheid over de toekomst en dus wordt er niet geïnnoveerd. Zorgaanbieders stellen voor dat de gemeenten geld vrij maken om te experimenteren. Het doel is dan om te oefenen met het samenbrengen van diverse doelgroepen. 9. Hulp organiseren rondom zelfstandig wonende mensen. Als onze inwoners steeds langer zelfstandig (moeten) blijven wonen betekent dit dat ze terug moeten kunnen vallen op hun netwerk. Dit zal in eerste instantie het eigen netwerk zijn, maar daarnaast zal er ook wat geregeld moeten worden voor mensen die dit niet (meer) hebben. Hieraan is ook aandacht besteed in de Walcherse kadernota Wmo.
24
10. Meer solidariteit. Er is ook een rol voor de gemeenten als er steeds meer mensen met een beperking of psychiatrische achtergrond in wijken komen wonen. Het is nodig om de inwoners daar vroegtijdig bij te betrekken. Dat zorgt voor betrokkenheid en solidariteit. Overigens moeten we daarbij ook rekening houden met het feit dat deze doelgroep vaak een laag inkomen heeft. Dat betekent dat zij geconcentreerd zijn in de wijken waar de overlast toch al wat groter is. Je kunt je afvragen of je steeds weer uit kunt gaan van solidariteit tussen groepen. Er zit natuurlijk ook een andere kant aan dit verhaal: de bewoners in die wijken moeten er ook op kunnen rekenen dat we echt optreden als het over de grens gaat. Ook daar hebben gemeenten, zorgaanbieders en corporaties een rol.
25
BIJLAGEN
26
Bijlage 1
Gebruikte afkortingen
AWBZ
Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten
CAK
Centraal Administratiekantoor
CAO
Collectieve Arbeids Overeenkomst
CIZ
Centrum Indicatiestelling Zorg
GGZ
Geestelijke Gezondheids Zorg
MEE
MEE is een ondersteuningsorganisatie voor mensen met een beperking. Het doel is om zo zelfstandig en onafhankelijk mogelijk mee te doen in de samenleving. En zelf de regie houden over het leven.
PGB
Persoonsgebonden budget
SVB
Sociale Verzekeringsbank
SW
Sociale Werkvoorziening
VNG
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
VPT
Volledig Pakket Thuis
VWS
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Wajong
Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten
Wmo
Wat maatschappelijke ondersteuning
WSW
Wet Sociale Werkvoorziening
WWB
Wet Werk en Bijstand
ZIN
Zorg in natura
ZRM
Zelfredzaamheidsmatrix
ZVW
Zorgverzekeringswet
ZZP
Zorgzwaartepakket
27
Bijlage 2
Bronnen
1. Beleidsbrief ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over hervorming langdurige zorg. (25 april 2013) 2. Beleidsbrief Nadere uitwerking brief Hervorming Langdurige Zorg, ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (6 november 2013) 3. Bruggen slaan. Regeerakkoord VVD-PvdA. (29 oktober 2012) 4. DOCUMENT SCOOP 5. Gebruikersgids verpleging en verzorging, College voor Zorgverzekeringen. (februari 2013) 6. Goed wonen voor senioren. Wat senioren willen, wat senioren kunnen. Adviesrapport van Sander Plukaard (student NHTV Hogeschool Breda) in kader van stage bij gemeente Middelburg (november 2013) 7. Herfstakkoord, Brief van ministerie van Financiën over begrotingsafspraken 2014 (11 oktober 2013) 8. Het gezicht van extramuralisering. Diverse interviews met cliënten, zorgaanbieders en corporaties. Aedes-Actiz Kenniscentrum Wonen-Zorg. (februari/maart 2013) 9. Meicirculaire. Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. (31 mei 2013) 10. Resolutie Wmo voor bijzondere algemene ledenvergadering van de VNG (29 november 2013) 11. Sociaal akkoord. Brief ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. (19 juni 2013) 12. Stilte voor de storm, zicht op prestaties ouderenzorg. Gupta Strategists. (december 2012) 13. Verslag ronde tafel bijeenkomst over transitie verzorgingshuizen. (11 maart 2013) 14. Versterken, verlichten en verbinden. Brief van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over mantelzorg. (20 juli 2013) 15. Wie is de cliënt? Veranderingen in de AWBZ. CIZ. (maart 2013) 16. Winst door verbinden werk, activering en maatschappelijke ondersteuning. Verkenning voor gemeenten. Radar in opdracht van ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en ministerie van Volksgezondheid en Sport. (oktober 2012) 17. Zorgakkoord. Brief ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. (24 april 2013)
28
Bijlage 3 AWBZ Schema Volwassen met een AWBZ-indicatie, indeling in nieuwe stelsels: Extramuraal Grondslag
Intramuraal
SOM
LG
ZG
(L) VG
PSY
V&V
LG
ZG
LVG
VG
GGZ
naar
naar
naar
naar
naar
BG
Wmo
Wmo
Wmo
Wmo
Wmo
zzp
naar
zzp
naar
zzp
naar
zzp
naar
zzp
naar
(> 12 mnd.) zzp
naar
Kortdurend
Wmo
Wmo
Wmo
Wmo
Wmo
1
Wmo
1
Wmo
1 V/A
Wmo
1
Wmo
1
Wmo
1c
Wmo
95%
95%
95%
95%
95%
2
Wmo
2
Wlz
2 V/A
Wlz
2
Wmo
2
Wmo
2c
Wmo
Zvw
Zvw
Zvw
Zvw
Zvw
5%
5%
5%
5%
5%
Wmo
Wmo
Wmo
Wmo
Wmo
Zvw
Zvw
nvt
nvt
nvt
3
Wmo
3
Wmo
3 V/A
Wlz
3
50%
3
Wmo
3c
verblijf PV
VP
o
50%
50%
Wlz BH
Zvw
Zvw
Zvw
Wmo
nvt
4
50%
4
Wlz
4 V/A
Wlz
4
50%Wm
Wmo
Wlz
Wlz 4
Wmo
Wmo
4
Wlz
b/c
50% Wlz 5
Wlz
5
Wlz
5V
Wlz
5
Wlz
5
Wmo
5
Wlz
b/c 6
Wlz
6
Wlz
6
Wlz
7
Wlz
7
Wlz
7
Wlz
8
Wlz
8
Wlz
9
Wlz
10
Wlz
6
Wlz
b/c
Groen = Wmo (als functie resp. zorgzwaartepakket). Rood = Zorgverzekeringswet (Zvw). nvt = betreffende grondslag biedt geen toegang tot die functie.
7b
Wlz
ZG: V/A= Visueel resp. Auditief. GGZ: b/c= wonen met behandeling/wonen met bescherming. B gaat naar Wlz Geel = Wet langdurige zorg (Wlz). Wit = extramuraliseren 29