September 2013
AWBZ-decentralisatie
In deze nota wordt het kader geschetst waarbinnen de AWBZdecentralisatie per 1 januari 2015 succesvol wordt geïmplementeerd en waarbij aangesloten wordt bij de Wmo-uitvoeringspraktijk. De van de al bestaande Wmo-taken, waarbij de verbinding wordt gezocht met informele zorg en welzijn en de vraagverheldering, toegang en sturing op zorgaanbieders resultaatgericht plaatsvindt. Bij de beleidsrijke uitvoering zal blijken dat voor bepaalde doelgroepen, gezien de complexe ondersteuningsvraag, het bestaande aanbod mogelijk gehandhaafd moet worden. In die situaties kan wel de omslag worden gemaakt naar resultaatsturing en wordt creatief en op innovatieve wijze gekeken naar welke zorgaanbieder het beste maatwerk kan leveren.
Gemeente Heerenveen 10 september 2013
Kade r
decentralisatie wordt beleidsrijk ingevoerd als integraal onderdeel
nota
2015
Begeleiding en Persoonlijke Verzorging
Kadernota Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) Begeleiding & Persoonlijke Verzorging 1. Inleiding Sinds het begin van 2011 is de AWBZ-decentralisatie, op het gebied van de voorziening begeleiding, al ingezet van het Rijk naar gemeenten. Het toenmalige kabinet is vervolgens demissionair verklaard en er zijn nieuwe verkiezingen gehouden. Sinds het aantreden van dit nieuwe kabinet eind 2012 (PvdA en VVD) is het regeerakkoord ‘Bruggen slaan’ gepubliceerd. De koers zoals opgenomen in het regeerakkoord op het gebied van de AWBZ is dat gemeenten vanaf 2015 geheel verantwoordelijk worden voor de activiteiten op het gebied van ondersteuning, begeleiding en verzorging. De aanspraken worden beperkt, dienstverlening wordt versoberd en meer gericht op waar ze het hardste nodig is en gaat vallen onder de Wmo. De gemeente wordt een zeer ruime beleidsvrijheid gegeven met betrekking tot de concrete invulling van deze gedecentraliseerde voorzieningen. Naar aanleiding van het regeerakkoord zijn inmiddels (mei 2013) verschillende deelakkoorden tot stand gekomen, waarbij nu vooral het zorgakkoord ‘hervorming van de langdurige ondersteuning en zorg’ van belang is (zie hiervoor bijlage IX). Bij brief van 25 april 2013 heeft de staatssecretaris van VWS de Tweede Kamer namelijk op de hoogte gesteld van deze hervormingen, welke niet alleen betrekking hebben op de AWBZ-decentralisatie van begeleiding en persoonlijke verzorging, maar op de gehele participatie- en zorgsector: de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), de AWBZ en de Zorgverzekeringswet (Zvw). Het gevolg hiervan is, samengevat, dat de huidige AWBZ vrijwel geheel wordt opgedeeld, de medische zorg naar de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de niet-medische naar de Wmo. De overblijvende ‘kern-AWBZ’ blijft alleen nog voor de zwaardere zorg voor ouderen en gehandicapten (van jong tot oud), eigenlijk de levenslange zorg en dan intramuraal gericht (zorg in een instelling). In deze nota richten wij ons specifiek op de AWBZ-decentralisatie van de huidige voorzieningen ‘begeleiding’ (individuele en groepsbegeleiding en bijbehorend vervoer van en naar de dagbesteding, kortdurend verblijf en palliatieve zorg) en ‘persoonlijke verzorging’. Ingrepen vanuit de Rijksoverheid welke directe gevolgen hebben voor het brede Wmo-beleid vallen buiten het verder geschetste kader. Vanzelfsprekend is er sprake van een samenhang van wetgeving, maatregelen en financiën. Daar waar deze samenhang te maken heeft met de nieuwe taken per 1 januari 2015, hebben wij dat concreet benoemd. Hoewel het zorgakkoord ons veel informatie oplevert, wordt nog niet duidelijk gemaakt hoe de op ons rustende compensatieverplichting gaat luiden specifiek voor begeleiding en persoonlijke verzorging. Op basis van onze ervaringen in het verleden kunnen wij dit wel in kaart brengen. Duidelijkheid hierover zal aan het eind van dit jaar ontstaan, omdat het ministerie van VWS verwacht dat zij dan een nieuw, integraal Wmo-wetsvoorstel naar de Tweede Kamer kan sturen. Tegen de zomer van 2014 verwachten wij pas een definitieve vaststelling in de Kamers. Wel verwachten wij in juli of augustus van dit jaar de concept wetswijziging te ontvangen. Een ander belangrijk proces is het voornemen van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (de heer Plasterk) op het gebied van samenwerking tussen gemeenten. De minister is namelijk van mening dat, om de decentralisaties goed te kunnen doen, gemeenten met elkaar moeten samenwerken. Uit de eerdere brief van de minister blijkt dat gemeenten zoveel mogelijk één budget krijgen met maximale beleidsvrijheid om maatwerk mogelijk te maken en bureaucratie en administratieve rompslomp te vermijden. De minister noemt nadrukkelijk dat gemeenten groot genoeg Gemeente Heerenveen
Kadernota AWBZ 2015
Pagina 2
moeten zijn om met de financiële risico's die met de decentralisatie samenhangen, om te gaan. Gemeenten moeten daarom samenwerkingsverbanden vormen. De minister schrijft namelijk dat er taken (zoals bijvoorbeeld inkoop en aanbestedingen) zijn die vragen om uitvoering op bovenregionaal niveau, zelfs op provinciaal of landelijk niveau. Inmiddels heeft de VFG bij brief aangegeven dat samenwerkingsverbanden in Fryslân zich zouden moeten richten op de bestaande RMC-regio’s. Wij wachten momenteel op de minister of Fryslân hiermee voldoet aan de verwachtingen van het Rijk en op welke gebieden (bijvoorbeeld inkoop) dan specifiek de samenwerking moet worden gezocht. Ons uitgangspunt is en blijft namelijk, lokaal wat lokaal kan, (boven)regionaal wat moet. Kortom, hoewel wij langzamerhand steeds beter een beeld krijgen welke kant de Rijksoverheid de decentralisaties opstuurt, resteren er ook nog vragen. Eén ding is wel duidelijk en dat is dat wij per 1 januari 2015 verantwoordelijk worden voor vrijwel alle vormen van ondersteuning, gericht op participatie, aan onze inwoners. Vanzelfsprekend zijn wij niet content met de aangekondigde kortingen op het (macro)budget en het tijdspad waarbinnen de invoering gereed moet zijn, maar wij zien deze transitie wel als een geweldige uitdaging! Het biedt ons kansen om per 1 januari 2015 een integrale werkwijze in te voeren gericht op alle onderwerpen van het sociale domein. Meer dan ooit in het verleden heeft plaatsgevonden krijgen wij (de lokale overheid) de kans om onze inwoners breed te ondersteunen bij het behouden of bevorderen van de kwaliteit (welbevinden) van het leven. Ondanks de risico’s die er gewoonweg zijn, zijn wij er van overtuigd dat wij ook deze transitie (eerder bijvoorbeeld hulp bij het huishouden) tot een succes zullen maken door nauw samen te werken met onze (betreffende) inwoners, grote en kleinere zorgaanbieders en cliëntorganisaties! Samen willen wij bouwen aan de kracht van de Heerenveense samenleving en haar inwoners. 2. Leeswijzer Deze kadernota AWBZ is een dynamisch document. Zoals beschreven bij de inleiding is het momenteel, vanwege het ontbreken van essentiële informatie (concrete invulling compensatieplicht), nog te vroeg om het gehele toekomstige beeld precies te kunnen schetsen. Dat neemt echter niet weg dat wij op het gebied van de toekomstige ondersteuning wel alvast het te volgen kader kunnen opstellen en (laten) vaststellen, zodat wij voortgang kunnen maken met onze werkzaamheden. Het kader bevat 10 beleidsuitgangspunten welke in 2013 en 2014 verder worden uitgewerkt. Het zogenaamde strategische (‘wat gaan we doen’) kader wordt namelijk verder vertaald in een tactisch (‘hoe gaan we dat doen’) en, uiteindelijk, operationeel (‘wie voert het uit’) kader (2014). In de eerst volgende paragraaf (3) kunt u alvast de samenvatting van de tien beleidsuitgangspunten teruglezen. De toelichting per beleidsuitgangspunt kunt u in zijn geheel teruglezen in paragraaf 7 vanaf pagina 13. In paragraaf 4 (pagina 9) schetsen wij u het beeld van de zelfredzame en niet zelfredzame inwoners en in paragraaf 5 (pagina 10) wordt de (nog vast te stellen) visie op het sociaal beleid kort herhaald. Deze visie vormt de leidraad voor de invoering van de AWBZ-decentralisatie. In paragraaf 6 (pagina 12) wordt de te volgen koers weergegeven om tot een succesvolle implementatie te komen in 2015. In de daaropvolgende paragraaf wordt per beleidsuitgangspunt toegelicht waarom bepaalde keuzes nu worden gemaakt en welk Gemeente Heerenveen
Kadernota AWBZ 2015
Pagina 3
proces nog moet worden doorlopen. In paragraaf 8 (pagina 30) wordt de samenhang tussen de drie decentralisaties benoemd. Deze nota bevat in totaal negental bijlagen (vanaf pagina 32): ¾ Bijlage I: Maatregelen regeerakkoord AWBZ en Wmo; ¾ Bijlage II: Wat is AWBZ-begeleiding en persoonlijke verzorging?; ¾ Bijlage III: De cliëntgroepen begeleiding en persoonlijke verzorging; ¾ Bijlage IV: Het huidige AWBZ-werkproces; ¾ Bijlage V: Het concept wetsvoorstel wijziging Wmo; ¾ Bijlage VI: Totalen cliëntgroepen AWBZ; ¾ Bijlage VII: Huidige AWBZ-zorgaanbieders binnen onze gemeente; ¾ Bijlage VIII: De AWBZ (NZa) Tarieven; ¾ Bijlage IX: Hervormingen van de langdurige ondersteuning en zorg. 3. Samenvatting maatregelen per jaar en 10 beleidsuitgangspunten (kader) De komende jaren zullen er de nodige wijzigingen worden doorgevoerd in het (landelijke) sociale domein, waarbij wij uitgaan van de volgende maatregelen welke mede van belang zijn voor de decentralisatie. Jaren 2013, 2014 & 2015
De te verwachten maatregelen
Jaar 2013
Korting op AWBZ vervoersbudget (niet zijnde Wmo).
Jaar 2014
ZorgZwaartePakket 3 vervalt voor 50% van nieuwe cliënten in de doelgroep Verpleging en Verzorging. Nieuwe cliënten kunnen, in tegenstelling tot het eerdere voornemen van het Rijk, een beroep blijven doen op hulp bij het huishouden. Van gemeenten wordt een bijdrage gevraagd (noot: op moment van schrijven niet duidelijk welke bijdrage dit zal zijn). Herverstrekking van de Wmo-voorzieningen wordt verplicht (gemeente Heerenveen voert dit beleid al). Invulling geven aan congruente samenwerkingsverbanden voor specifiek de AWBZ-decentralisatie. Landelijk vervalt het budget voor tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten en wordt per 1 januari 2014 een maatwerkvoorziening inkomenssteun via de Wmo en WWB (budget oplopend tot € 700 miljoen vanaf 2017) ingevoerd. Voor zover noodzakelijk, samenwerkingsconvenant aangaan met de Zorgverzekeraar inzake de aansluiting tussen participatie en het medisch domein.
Jaar 2015
Gemeente Heerenveen
AWBZ-begeleiding en persoonlijke verzorging wordt, inclusief Vervoer, Kortdurend Verblijf en Palliatieve terminale zorg, overgeheveld naar de Kadernota AWBZ 2015
Pagina 4
gemeente. De compensatieplicht wordt herijkt en ingevoerd per 1 januari 2015. De middelen (voorheen bestemd via de AWBZ voor MEE) worden overgeheveld naar gemeenten. Voor met name inwoners die moeite hebben met het voeren van ‘het gesprek’, wordt een vorm van cliëntondersteuning van belang. Rijk investeert €50 miljoen in het opzetten van sociale wijkteams binnen gemeenten, waarmee de ondersteuning uit het gemeentelijk sociale domein afgestemd kan worden op het medisch domein. Invoering nieuwe aanspraak ‘thuisverpleging’ via de Zvw (inwoners die naast verpleging (Zvw) ook verzorging (Wmo) nodig hebben, kunnen die van dezelfde hulpverlener krijgen). Criteria verstrekking hulp bij het huishouden en budget (korting van 40%) worden aangescherpt. AWBZ-jeugd: decentralisatie naar nieuw wettelijk kader gemeenten (bestaande en nieuwe cliënten), naar verwachting overgeheveld naar de Jeugdwet. De inloop-GGZ (vorm van begeleiding en aanwezig in Heerenveen) wordt naar verwachting overgeheveld naar de centrumgemeente. Wijkverpleegkundigen budget wordt opgehoogd met 250 miljoen en wordt naar verwachting een uitvoeringstaak van de Zorgverzekeringswet. Mogelijke invoering van PGB’s voor mantelzorgers. Voorgaande maatregelen leiden er toe dat er een kader benodigd is waarbinnen toegewerkt kan worden naar de implementatie van de decentralisatie ingaande 2015. Deze kadernota geeft dan ook aan de hand van 10 concrete beleidsuitgangspunten weer op welke wijze het strategische beleid ‘AWBZ-decentralisatie’ in 2013 en 2014 uitgewerkt gaat worden. Deze 10 beleidsuitgangspunten vallen uiteen in meerdere deelvragen. De toelichting bij het betreffende beleidsuitgangspunten kunt u teruglezen in de bijbehorende paragraaf.
Gemeente Heerenveen
Kadernota AWBZ 2015
Pagina 5
De 10 beleidsuitgangspunten voor 2013 en 2014 zijn:
¾
Voorstel uitgangspunt 1: hoe geven wij de ondersteuning vorm?
x
Zorg en ondersteuning wordt via de gebiedsgerichte aanpak (zones) dichter, laagdrempelig en informeler bij de inwoner georganiseerd, waarbij de visie op het Sociaal Beleid leidend is; Er wordt binnen het betreffende gebied individueel maatwerk geleverd, waarbij zoveel als mogelijk de oplossingen gezocht worden in het eigen netwerk, de algemene of collectieve voorzieningen alvorens een professionele individuele voorzieningen wordt ingezet; De kwaliteit van de ondersteuning dicht bij huis wordt hierdoor vergroot; Voor de inwoner waar geen oplossing kan worden gevonden in het eigen netwerk, de algemene of collectieve voorzieningen, bieden wij een passend vangnet in de vorm van individuele voorzieningen; De investering vanuit het Kabinet, zijnde € 50 miljoen op landelijke basis, voor het opzetten van sociale wijkteams (ten behoeve van afstemming sociale domein en het medische domein) wordt ingezet voor het vormgeven van de toegang.
x
x x x
¾
Voorstel uitgangspunt 2: de toegang tot leefbaarheid en meedoen
x
Wij streven naar een (zone) lokaal en gebiedsgerichte toegang tot ondersteuning door de inzet van ‘brede Omtinkers’ (generalisten: Omtinker, Meitinker, WmoWWB-klantmanager).
¾ x
Het proces in 2013: Tijdens de verdere uitwerking van de visie op Sociaal Beleid onderzoeken wij hoeveel ‘brede Omtinkers’ teams noodzakelijk zijn om gemeente (zone) dekkend te kunnen werken; Wij voeren met betrekking tot de vormgeving van de ‘tweede schil’ oriënterende gesprekken met de (maatschappelijke) partners (w.o. vrijwilligersstichtingen); In het verlengde van het proces Omtinker/Meitinker, onderzoeken wij in hoeverre de lokaal en gebiedsgerichte medewerkers zelfstandig kunnen besluiten over de inzet van (individuele) voorzieningen, zodat deze direct ingezet kunnen worden; Wij brengen met behulp van visie op sociaal beleid ‘Onze krachten verbinden’ verder in kaart welke werkstructuren/processen het meest efficiënt zullen gaan werken.
x x x
¾
Voorstel uitgangspunt voorzieningen
x
De (aan)vragen die door de ‘brede Omtinker’ kunnen worden afgehandeld, worden ter plaatse afgehandeld.
¾ x
Het proces in 2013: Onderzocht zal worden op welke wijze de toegang tot een individuele (vangnet) voorziening voor de complexe doelgroep vorm kan worden gegeven, en, indien er sprake is van een (medisch) benodigde indicatie, welke partij de indicatie namens de gemeente kan uitvoeren; In het verlengde daarvan zal onderzocht worden met welke instantie(s) de
x
Gemeente Heerenveen
3:
de
toegang
Kadernota AWBZ 2015
tot
(gespecialiseerde)
Pagina 6
x x
gemeente samenwerkingsverbanden moet aangaan voor het stellen van een indicatie bij meer complexe aanvragen; Gevolgd zal worden of de AWBZ-doelgroep ‘jongeren tot 18 jaar’ inderdaad ondergebracht zal worden in de Jeugdwet (het leefdomein opvoeden en opgroeien, Jeugdzorg); Gevolgd zal worden wat nu de verantwoordelijkheid gaat worden van de centrumgemeente en onze gemeente.
¾
Voorstel uitgangspunt 4: één integrale toegang per 1 januari 2015?
x
Gelet op de landelijke ontwikkelingen streven wij er in ieder geval naar om de lokaal en gebiedsgerichte toegang voor de Wmo en Werk en Inkomen vorm te geven per 1 januari 2015 en nadien via een groeiproces te onderzoeken of er voor alle drie de leefdomeinen (inclusief Jeugdwet) sprake kan zijn van één integrale toegang.
¾ x
Het proces in 2013: Gedurende 2013 starten wij een pilot Omtinker/Meitinker/Klantmanagement en streven wij naar een per 1 januari 2015 operationeel werkende lokale toegang voor de leefdomeinen Wmo en Werk en Inkomen; Verder zal onderzocht worden of wij via een groeimodel er naar toe kunnen werken dat er na 1 januari 2015 sprake is van één integrale toegang voor de drie leefdomeinen, waarbij de (on)mogelijkheden en (on)wenselijkheid hiervan zijn onderzocht.
x
¾
Voorstel uitgangspunt 5: opdrachtgeverschap en bekostiging
x
Als de gemeente ervoor kiest om, bij complexe doelgroepen, samen te werken met professionals in de zorgsector, dan moeten wij voor een passende bekostigingssystematiek zorgen (zorgaanbieders er geen belang bij hebben het zorgvolume bij de eigen organisatie te verhogen); Om een verschuiving van individuele naar algemene/collectieve oplossingen te realiseren moet de gemeente zorgen voor de juiste prikkels in het inkoopbeleid. Een mogelijkheid hiervoor is om bij de inkoop van begeleiding aan zorg- en welzijnsaanbieders te vragen naar een samenhangend en integraal aanbod met persoonlijke verzorging en hulp bij het huishouden (arrangementen); De (landelijke) inhoudelijke keuzes zijn bepalend voor de vorm van aanbesteding en contractering en de sturing daarop (sturen op outcome, het te behalen resultaat o.g.v. participatie en zelfredzaamheid staat centraal en niet de voorziening, nader uit te werken in tactisch (inkoop) beleid); Wij zoeken naar de samenhang tussen subsidie waar mogelijk (bijvoorbeeld welzijnsinstelling en vrijwilligersstichtingen) en inkoop (zoals nu het geval voor bijvoorbeeld hulp bij het huishouden) waar noodzakelijk.
x
x
x
¾ x x x
Het proces in 2013: Onderzocht zal worden welke creatieve en innovatieve vorm(en) van aanbesteding in dit geval leidend kan/moet zijn; Onderzocht zal worden of subsidiering in voorkomende gevallen mogelijk is; Onderzocht zal worden op welke wijze tijdens het inkoopproces gestuurd kan worden op kostenbeheersing en op welke wijze concreet gestuurd kan worden op prestaties.
Gemeente Heerenveen
Kadernota AWBZ 2015
Pagina 7
¾
Voorstel uitgangspunt 6: nieuwe vormen van ondersteuning
x
Voorzieningen welke nu veelal individueel ingericht zijn, worden (daar waar mogelijk) vervangen door algemene voorzieningen (toegankelijk voor de brede doelgroep, zonder indicatie) per 1 januari 2015; Voorzieningen die wel individueel moeten worden ingezet via het vangnet worden bij voorkeur in de vorm van een arrangement toegekend (bijvoorbeeld clustering hulp bij het huishouden, begeleiding en persoonlijke verzorging, verricht door één hulpverlener).
x
¾ x
x x
Het proces in 2013 & 2014: In samenwerking met de welzijnswereld en vrijwilligersstichtingen onderzoeken wij welke (on)mogelijkheden er zijn op het gebied van de ontwikkeling van algemene vormen van ondersteuning, welke laagdrempelig (zonder indicatiestelling of tussenkomst gemeente) en dicht bij de inwoner toegankelijk zijn (bijvoorbeeld dagbesteding, vrijwilligerspool vervoer etc.); Onderzocht zal worden welke arrangementen kunnen worden opgezet. Invulling van de compensatieplicht (eind 2013) zal leiden tot herformulering van de toekomstige gemeentelijke ondersteuningsmogelijkheden en verwerking daarvan in een Wmo-verordening en onderliggende (beleids)regels.
¾
Voorstel uitgangspunt 7: persoonsgebonden budget (PGB) & zorg in natura (ZIN)
x x
Zeggenschap en keuzevrijheid van onze inwoners is een groot goed; Hulpbehoevende inwoners kunnen een beroep doen op een PGB onder stringente voorwaarden; De inzet van ZIN geniet echter wel de voorkeur boven de inzet van een PGB (conform huidige werkwijze); PGB wordt ingezet als maatwerkoplossing en alleen in situaties waarbij gebleken is dat de aanvrager of diens (wettelijk) vertegenwoordiger kan omgaan met een financieel bedrag (regievoering); De ondersteuning moet van goede kwaliteit zijn, waarbij het PGB doelmatig en fraudebestendig is; Maatwerk heeft zowel betrekking op het kostenaspect als op het zorgvraagaspect voor de gemeente (als ZIN de meest goedkope en meest adequate oplossing voor het ervaren participatieprobleem is, wordt ZIN ingezet).
x x x x
¾
Voorstel uitgangspunt 8: inkomenstoets, vermogenstoets, eigen bijdrage
x
Uitgangspunt is dat tijdens de beoordeling van een aanvraag voor een individuele voorziening er rekening wordt gehouden met alle capaciteiten van de aanvrager; Als er sprake is van toekenning van begeleiding of persoonlijke verzorging, valt de inwoner in ieder geval onder de beoordelingsystematiek eigen bijdrage van de individuele voorzieningen zoals vastgelegd in de Algemene maatregel van bestuur en onze Wmo-verordening en onderliggende beleidsregels; De hoogte van de minimale en maximale eigen bijdrage wordt jaarlijks via een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) vastgesteld door het Rijk en overgenomen door onze gemeente; Het CAK (landelijke verplichting) int de eigen bijdrage.
x
x x
Gemeente Heerenveen
Kadernota AWBZ 2015
Pagina 8
¾
Voorstel uitgangspunt 9: vervoersvoorzieningen
x
De gemeentelijke verantwoordelijkheid op het gebied van ‘vervoer van en naar de dagbesteding’ vindt per 1 januari 2015 op de meest goedkope, adequate en efficiënte wijze plaats in samenhang met het gemeentelijk Wmo- en leerlingenvervoer.
¾ x
Het proces in 2013 & 2014: In 2013 en 2014 worden de meest efficiënte oplossingen voor vervoer in beeld gebracht en worden voorbereidingen getroffen om dit vervoer in samenhang te brengen met de andere vormen van vervoer waarvoor de gemeente al verantwoordelijk is (Wmo-vervoer en leerlingenvervoer) ingaande 2015.
¾
Voorstel uitgangspunt 10: financieel kader
x
Financieel taakstellend kader is het maximale budget (op moment van schrijven nog niet duidelijk) dat de gemeente in het gemeentefonds (bestemd of ongeoormerkt) gestort krijgt ten behoeve van de overgang van de functies begeleiding (w.o. vervoer, kortdurend verblijf en palliatieve terminale zorg) en persoonlijke verzorging naar de Wmo als aandeel in het totale decentralisatiefonds.
¾ x
Het proces in 2013 & 2014 Nauwlettend zullen de landelijke ontwikkelingen op dit gebied worden gevolgd, waarbij afgewacht moet worden welke verantwoordingsverplichtingen dit met zich mee zal brengen.
4. De zelfredzame en niet zelfredzame inwoners In het diagram op de navolgende pagina is weergegeven dat het wetenschappelijk gezien aangetoond is dat het bij meer dan 80% van onze inwoners (circa 35.000) prima gaat en dat zij uitstekend in staat zijn zichzelf te redden en geen beroep hoeven te doen op onze individuele Wmo-voorzieningen! Bij minder dan 15% van onze inwoners (circa 6.500) gaat het iets minder goed en moeten wij, in samenwerking met onze partners, wel ondersteuning bieden en bij minder dan 5% (circa 2.000) moeten wij (zwaardere) professionele hulpverlening inzetten om inwoners, daar waar mogelijk, weer zelfredzaam te laten worden. Deze procentuele onderverdeling van inwoners biedt een globaal beeld van hoe de participatie- en zorgwereld en problemen zich verhouden tot het aantal inwoners van onze gemeente. Deze onderverdeling geeft ons handvatten om de ondersteuning verder gebiedsgericht vorm te geven en laat de bijbehorende activiteiten/maatregelen zien. Ook blijkt dat preventieve maatregelen essentieel zijn om de kosten te beheersen. Immers, hoe meer wij ons richten op preventie, hoe kleiner de groepen ‘minder zelfredzaam’ en ‘niet zelfredzame inwoners’ in de loop der tijd zal worden. Deze handvatten hebben wij dan ook verwerkt in de 10 genoemde beleidsuitgangspunten voor de jaren 2013 en 2014.
Gemeente Heerenveen
Kadernota AWBZ 2015
Pagina 9
•Zelfredzame inwoners: infomeren, preventieve maatregelen treffen, onderhouden en versterken sociale netwerken, stimuleren vrijwilligerswerk, problemen voorkomen
> 80%
< 15%
< 5% 5.
•Minder zelfredzame inwoners: contactpersoon bieden gebiedsgericht, vraag verhelderen, appèl doen op eigen kracht, adviseren, netwerk activeren, bevorderen vroegtijdig signaleren, erger voorkomen
•Niet zelfredzame inwoners: vraag verhelderen, regie voeren, ondersteunen, zorgen voor, toeleiden naar en afstemmen van hulp en voorzieningen
De visie op het sociaal beleid ‘Onze krachten verbinden’
Sinds 2011 (de start van decentralisaties) is er binnen onze gemeente hard gewerkt aan het tot stand brengen van één visie op het sociale domein. Door vaststelling van deze visie zijn er al essentiële keuzes gemaakt die wij eerder al voor ogen hadden gericht op de specifieke AWBZ-doelgroep. In concept hadden wij deze al beschreven. Nu voorliggende keuzes op het gebied van de toegang tot de voorzieningen zijn bijvoorbeeld: x De toegang tot ondersteuning is laagdrempelig, dichtbij huis en informeel; x Het speerpunt hierbij is vroegtijdige signalering; x De toegang wordt gedaan door brede Omtinkers (zie uitwerking onderdeel toegang); x Deze ‘brede Omtinkers’ zoeken mensen thuis op, onderzoeken de vraag achter de vraag, kunnen zo nodig kortdurende ondersteuning bieden en hebben het mandaat om allerlei algemene, collectieve en individuele vormen van ondersteuning in te zetten; x De indicatie wordt zoveel als mogelijk door de ‘brede Omtinkers’ bij de toegang gedaan; x Als er specialistische kennis nodig is, wordt de indicatie uitbesteed; x De lokaal en gebiedsgerichte toegang moet worden bekostigd uit bestaande middelen door verschuiving van functies; Het uitgangspunt is en blijft dat onze inwoner centraal wordt gesteld. De inwoner moet de regie over zijn of haar eigen leven kunnen voeren en onze inwoners moeten kunnen meedoen in de maatschappij. Deze gewenste maatschappelijke effecten gelden ook voor de komende decentralisatie van de extramurale begeleiding en persoonlijke verzorging vanuit de AWBZ naar de Wmo.
Gemeente Heerenveen
Kadernota AWBZ 2015
Pagina 10
De gewenste werkwijze op het gebied van de toegang tot voorzieningen is gebaseerd op onze Wmo-visie: 1. De bewoner staat centraal en is voor zichzelf (financieel) verantwoordelijk, dus ook voor een oplossing op de hulpvraag; 2. Wanneer een bewoner hulp nodig heeft zal hij/zij in eerste instantie de eigen sociale netwerken (huisgenoten, familie, vrienden, buren e.d.) aanspreken. De mantelzorgers vallen hier ook onder; 3. Wanneer de eigen netwerken geen of onvoldoende oplossing bieden kan de bewoner een beroep doen op georganiseerd vrijwilligerswerk; 4. Wanneer het vrijwilligerswerk geen of onvoldoende oplossing biedt kan de bewoner gebruik maken van algemene of (professionele) collectieve voorzieningen; 5. Wanneer de collectieve voorzieningen geen of onvoldoende oplossing bieden kan de inwoner gebruik maken van een professionele individuele voorziening in het vangnet van de gemeente. In het recente verleden zagen wij vaak dat beleidsdoelen er op gericht zijn om al opgetreden problemen in de maatschappij op te lossen of te verminderen. Met andere woorden; ‘als het kalf verdronken is dempt men de put’. Deze doelen zijn dan curatief van aard en kosten de maatschappij relatief gezien veel geld. In onze ogen moeten beleidsdoelen meer gericht zijn op preventie. Bijbehorende preventieve maatregelen richten zich in eerste instantie dan zoveel als mogelijk op het behoud van de zelfredzaamheid en het versterken van de sociale netwerken. Bij preventieve maatregelen gaat het er dan ook niet zozeer om hoe goed de hulp georganiseerd is, maar hoe goed het voorliggende traject is vormgegeven. Voor de inwoner waarbij preventie maatregelen niet meer werken en al niet meer zelfredzaam zijn, biedt de gemeente uiteraard een vangnet. Aan de hand van gebiedsgerichte ondersteuning en vraagverheldering kunnen wij, en onze (maatschappelijke) partners, dan voor op maat gesneden ondersteuning zorgen en daar waar nodig kunnen wij voor toeleiding zorgen naar de professionele hulp en voorzieningen in het vangnet. Een wezenlijk onderwerp bij preventieve maatregelen is het verstrekken van informatie en advies aan onze inwoners. Daarom zijn wij van mening dat wij in eerste instantie een (fysieke) bijdrage moeten leveren aan het versterken van de sociale samenhang in buurten, wijken en dorpen waar dat van nature nog niet zo is door de inzet van brede Omtinkers (aantal nader te bepalen). Het uitgangspunt op basis van het vingerende beleid en Collegeprogramma 2010-2014 is en blijft; ‘dat wat je zelf kunt doen, moet je ook zelf doen’. Maar door juist te investeren in preventieve maatregelen, kunnen wij stimuleren dat onze inwoners met (eenvoudige) hulpvragen eerst aankloppen bij het eigen sociale netwerk 1. De verschillende programma’s, zoals bijvoorbeeld Welzijn Nieuwe Stijl, gaan er vanuit dat mensen ook een verantwoordelijkheid naar elkaar toe hebben. Het is niet meer zo dat de overheid elk probleem wel zal oplossen. Als het sociale netwerk onvoldoende oplossingen biedt, zal pas worden bekeken of er een oplossing mogelijk is door de inzet van algemene voorzieningen (bijvoorbeeld inzet vrijwilligers of groepsactiviteiten in de buurthuizen). Algemene voorzieningen zijn op eenvoudige wijze, zonder een ingewikkelde (aanvraag) 1
personen die vanwege een persoonlijke, affectieve en/of sociale band met de aanvrager bereid zijn iets voor hem te doen.
Gemeente Heerenveen
Kadernota AWBZ 2015
Pagina 11
procedure te verkrijgen en te gebruiken. Deze voorzieningen zijn voorliggend op collectieve of individuele voorzieningen. Als ook algemene voorzieningen onvoldoende compensatie bieden dan wordt gekozen voor een collectieve of individuele voorziening. Voor collectieve en of individuele voorzieningen moet dan een Wmo-indicatie worden afgegeven. Samengevat hebben wij de volgende doelen: Versterken van het zelf oplossend vermogen van de inwoner voor de zelfredzaamheid en regie, gebiedsgericht vormgegeven, dichtbij huis en informeel; Versterken van de kring daaromheen (inzet (zorg)partners met expertise); Gericht op het terugdringen van de inzet van individuele voorzieningen. De uitdaging is vooral om de het eerste en tweede doel, zoals hiervoor benoemd, samen te voegen in de lokaal en gebiedsgerichte toegang. Niet alleen voor de AWBZdecentralisatie, maar voor het gehele leefdomein ‘leefbaarheid en meedoen’ 2 (Wmo) en het leefdomein ‘werk en inkomen’ (Participatiewet). Op deze manier zijn er in de nabije toekomst vooralsnog twee toegangspoorten tot ons sociale domein, via de brede Omtinkers (Wmo en WWB) en voor het leefdomein ‘opvoeden en opgroeien’ het CJG om uiteindelijk via een groeiproces nader te onderzoeken of één integrale toegang voor het gehele sociale domein (zie verder paragraaf 7) mogelijk is. 6.
De te volgen koers om tot een succesvolle implementatie te komen
Om de decentralisatie per januari 2015 succesvol te implementeren, hebben wij eerder al de keuze gemaakt om de zogenaamde lijn van beleidsrijke invoering te volgen. Bij de beleidsrijke invoering gaat het er om eerst te leren en zelf ervaring op te doen in 2013 en 2014 met begeleiding en verzorging. Op die manier kunnen wij de basis voor de langere termijn leggen. Dit houdt bijvoorbeeld ook in om aan de hand van een pilot te leren en te ‘testen’ of onze uitgangspunten (met name op het gebied van de lokaal en gebiedsgerichte toegang) in de praktijk werkbaar zijn. Verder verwachten wij dat door deze pilot een nog beter beeld zal ontstaan op het gebied van het ontwikkelen van algemene voorzieningen. Met andere woorden, welke algemene voorzieningen kunnen voorliggend worden op individuele voorzieningen en voor welke doelgroep wel en voor welke doelgroep niet. Om de decentralisatie per januari 2015 beleidsrijk in te voeren, hebben wij in ieder geval het volgende nodig: 9
9
9
9
2
Goed inzicht in de ondersteuningsvraag. Die vraag is divers omdat de groep van mensen die ondersteuning nodig heeft zeer divers is. Ook de aantallen en de intensiteit van de begeleiding en verzorging variëren en het netwerk van cliënten en de wijze waarop informele zorg georganiseerd kan worden verschilt per cliënt. Er wordt momenteel hard gewerkt om dit inzicht geheel te verkrijgen; Een vernieuwde Wmo-verordening die ruimte biedt voor maatwerk, bijvoorbeeld voor combinaties van individuele en algemene voorzieningen en het uitgangspunt van eigen kracht; De bijpassende toegang en sturingsmethodiek. Vanuit het perspectief van het compensatiebeginsel, waarin het te realiseren resultaat centraal staat, lijken vormen van resultaatfinanciering het meest passend. De sturing vanuit de gemeente is er dan niet op gericht op het inkopen van afzonderlijke producten, maar veeleer op het ‘ inkopen’ van resultaten of ondersteuningsarrangementen (outcome); Aandacht voor het cultuuraspect. Resultaatgericht werken vraagt ook een andere houding van cliënt en professionals en van de gemeente.
Zie voor verdere verdeling leefdomeinen, in totaal drie, onze visie sociaal beleid.
Gemeente Heerenveen
Kadernota AWBZ 2015
Pagina 12
Tijdens de beleidsrijke invoering moet de koers worden uitgezet om tot een succesvolle implementatie te komen. Aan de hand van deze koers, kunnen de vervolgstappen vertaald worden in tactische en operationele uitgangspunten/doelen. 7.
Voorgesteld kader AWBZ-decentralisatie 2015
In deze paragraaf kunt u de toelichting lezen bij de 10 beleidsuitgangspunten. Deze beleidsuitgangspunten worden gedurende 2013 en 2014 verder uitgewerkt, zodat wij per 2015 voorbereid zijn om het vernieuwde speelveld van de brede Wmo te betreden. Bij het (aanpassen of opnieuw) inrichten van een lokaal en gebiedsgerichte toegang tot ondersteuning, waardoor meer preventieve maatregelen kunnen worden ingezet, spelen de hieronder genoemde uitgangspunten een belangrijke rol. Uitgangspunt 1:
Hoe geven wij de ondersteuning vorm?
Door de decentralisatie kan de toegang tot zorg en ondersteuning dichter bij de inwoner worden georganiseerd, waardoor meer maatwerk mogelijk is en de kwaliteit voor de inwoner kan worden vergroot. De toegang voor de kwetsbare groepen moet zorgvuldig geregeld worden. Een goede toegang is immers de eerste stap in het waarborgen van de kwaliteit en effectiviteit van het proces van toeleiding naar de juiste passende compensatie. De gemeente is verplicht om mensen te compenseren die een beperking ondervinden bij hun maatschappelijke participatie. Wij hebben wel een ruime mate van (beleids)vrijheid om invulling te geven aan deze compensatieplicht. Daartoe hoort ook de afweging of dit met informele, algemene, collectieve of individuele oplossingen kan worden gerealiseerd. Centraal daarbij staat steeds de behoefte van de inwoner en het benutten van de eigen mogelijkheden van de inwoner in zijn omgeving! Kwaliteit, toegankelijkheid en het beheersen van de uitgaven zijn belangrijke thema’s binnen zorg en welzijn. Een goede toegankelijkheid tot de juiste ondersteuning en zorg is een vereiste om kwaliteit en betaalbaarheid te realiseren. Toegankelijkheid bestaat uit de fysieke of directe vindbaarheid in bijvoorbeeld de vorm van gebiedsgerichte teams, maar omvat ook de toegankelijkheid naar behoefte, keuzevrijheid en tijdige en financiële toegankelijkheid. De inrichting van toegang tot het leefdomein biedt belangrijke aanknopingspunten om de Wmo op de langere termijn betaalbaar te houden. Naast de hoogte van het tarief, de wijze van inkopen, het verhogen van de efficiency van aanbieders en het verbeteren van samenwerking tussen partijen, is de toegang één van de manieren om invloed uit te oefenen op de totale uitgaven van de Wmo. Daarbij gaat het enerzijds om het aantal mensen dat ondersteuning uit de Wmo ontvangt en anderzijds om het type in te zetten arrangementen (hierover later meer) en op te zetten samenwerkingsverbanden.
¾
Voorstel uitgangspunt 1: hoe geven wij de ondersteuning vorm?
x
Zorg en ondersteuning wordt via de gebiedsgerichte aanpak (zones) dichter, laagdrempelig en informeler bij de inwoner georganiseerd, waarbij de visie op het Sociaal Beleid leidend is; Er wordt binnen het betreffende gebied individueel maatwerk geleverd, waarbij zoveel als mogelijk de oplossingen gezocht worden in het eigen netwerk, de algemene of collectieve voorzieningen alvorens een professionele individuele voorzieningen wordt ingezet; De kwaliteit van de ondersteuning dicht bij huis wordt hierdoor vergroot; Voor de inwoner waar geen oplossing kan worden gevonden in het eigen
x
x x
Gemeente Heerenveen
Kadernota AWBZ 2015
Pagina 13
x
netwerk, de algemene of collectieve voorzieningen, bieden wij een passend vangnet in de vorm van individuele voorzieningen; De investering vanuit het Kabinet, zijnde € 50 miljoen op landelijke basis, voor het opzetten van sociale wijkteams (ten behoeve van afstemming sociale domein en het medisch domein) wordt ingezet voor het vormgeven van de toegang.
Uitgangspunt 2:
De toegang tot ondersteuning
De gewenste lokale en gebiedsgerichte toegang tot de ondersteuning kan op vele manieren vorm worden gegeven: bijvoorbeeld alleen via ons huidige Wmo-loket in Werkstate, in de lokale wijk- of dorpscentra via nader op te zetten (maatschappelijke) teams bestaande uit verschillende disciplines of via een ‘brede Omtinker’. De uiteindelijke vormgeving van de toegang vergt een gedegen uitwerking, want deze is niet alleen van belang voor de toegang tot de toekomstige Wmo-ondersteuning, maar ook voor de overige twee decentralisaties en het hedendaagse sociale beleid. Definitieve uitwerking van de hieronder weergegeven koers vindt dan ook plaats binnen het kader van de visie op sociaal beleid ‘Onze krachten verbinden’. Om de voortgang van de AWBZ-decentralisatie niet te vertragen, nemen wij u nu alvast op hoofdlijnen mee met de denklijn op het gebied van de toegang. 2.1.
Wat wordt verstaan onder een integrale toegang tot ondersteuning?
De toegang is in principe voor alle inwoners van onze gemeente, waarin lokaal informatie en advies (prestatieveld 3 Wmo) kan worden verstrekt aan een inwoner. Het gaat dus niet alleen om inwoners die een beperking ondervinden in het meedoen. Vragen op het gebied van het sociaal beleid, zoals de leefdomeinen ‘leefbaarheid en meedoen’ (Wmo), ‘opvoeden en opgroeien’ (CJG/Jeugdzorg) en ‘werk en inkomen’ (WWB), kunnen worden gesteld en ter plaatse worden beantwoord. Dit mede op basis van de veronderstelling zoals wij u hebben geschetst in paragraaf 4 (80% zelfredzaam, 15% minder, 5% zwaardere hulpvragen). Ook verlopen alle ondersteuningsvragen, waarbij een (individuele) voorziening zal moeten worden ingezet en waarvoor een indicatie moet volgen, via de gebiedsgerichte toegang. Het streven is dat inwoners in zo min mogelijk stappen en tijd toegeleid worden naar de juiste maatwerkoplossingen! De vormgeving van de gebiedsgerichte toegang bepaalt dus in feite ‘wie, na de inzet van het eigen netwerk, vrijwilligers en algemene voorzieningen, wanneer voor welke collectieve en of individuele ondersteuning in aanmerking komt’. 2.2.
Geografische woonservicezone indeling
Zoals u weet is onze gemeente sinds 2006 ingedeeld in vijf woonservicezones. De opbouw van onze voorzieningen in deze zones is zoveel als mogelijk gelijk aan elkaar. Het aantal van vijf hanteren wij nu als uitgangspunt bij het verder uitwerken van onze gebiedsgerichte visie, maar wordt na herindeling waarschijnlijk zes. Of het inderdaad noodzakelijk is dat er in alle zones een toegang aanwezig is, zal tijdens de verdere uitwerking moeten blijken. Hiervoor moet bijvoorbeeld verder in kaart worden gebracht welke ondersteuning momenteel wordt geboden in een bepaalde zone, zoals in welke zone vindt veel begeleiding plaats en in welke minder? Vooralsnog geredeneerd uit de gedachte dat de (één) integrale toegang tot de drie leefdomeinen via een groeiproces na 1 januari 2015 wellicht tot stand kan komen, is de zonegerichte toegang tot de leefdomeinen ‘leefbaarheid en meedoen’, ‘opvoeden en opgroeien’ en ‘werk en inkomen’ per 1 januari 2015 (gevisualiseerd) in ieder geval als volgt. Gemeente Heerenveen
Kadernota AWBZ 2015
Pagina 14
Visie sociaal beleid: “Samen bouwen aan de kracht van de Heerenveense samenleving en haar inwoners” het versterken van eigen kracht vindt plaats door een drieslag op gebied van preventie, TOEGANG en vangnet
“Toegang tot Ondersteuning en Hulp”
Leefdomein Werk, Inkomen en Zorg & Leefdomein Leefbaarheid en Meedoen
Leefdomein Opvoeden en Opgroeien
Nul - voorzieningen, algemeen toegankelijk, (onderwijs, opbouwwerk, vrijwilligersorganisaties)
Nul- voorzieningen, algemeen toegankelijk, (jongerenwerk, opbouwwerk, onderwijs, kinderopvang, peuterspeelzalen, sportverenigingen, etc.)
vroegsignalering en preventie
vroegsignalering en preventie
Afstemming/ advisering over en weer
Gemeentelijke gebiedsgerichte toegang Brede Omtinker
Gebiedsgericht team Algemeen toegankelijk/1e lijn Centrum voor Jeugd en Gezin AMW,Omtinker,Huisarts
Integrale vraagverheldering ondersteuning
Vraagverheldering , integraal
in eigen omgeving/algemene
ondersteuning
voorzieningen en toegang tot 2e lijn
en evt. toegang tot 2e lijn
Wmo-voorzieningen
Specialistische hulp
Uitkering en reintegratie
Verslavingszorg
Schuldhulpverlening
GGZ
Begeleiding en
Jeugdhulp
Persoonlijke verzorging
Casusregie zo nodig vanuit gebiedsgericht team
Gemeente Heerenveen
Kadernota AWBZ 2015
Pagina 15
2.3.
De toegang tot ondersteuning
Het uitgangspunt is dat wij per zone streven naar een lokaal en gebiedsgerichte toegang (werkwijze). Vooralsnog beschrijven wij nu in hoofdlijnen hoe wij dit voor ogen hebben, eventuele werkprocessen, rolinvulling, exacte bevoegdheden/mandatering etc. vindt plaats in de verder uit te werken ‘visie op sociaal beleid’. 2.3.1. Waaruit bestaat de lokaal en gebiedsgerichte toegang? De toegang bestaat uit breed inzetbare medewerkers cq brede generalisten, welke nu (gemakshalve) ‘brede Omtinker’ wordt genoemd, met klantcontacten en staat onder regie van de gemeente. De reden dat de gemeente de regie (sturing) moet voeren is dat wij (budget)verantwoordelijk zijn en daarmee ook de risico’s lopen. De rol x x x
van brede Omtinker kan ingevuld worden door: Een Wmo/WWB-klantmanager (vaste medewerker voor de zone); Een (huidige) Omtinker (inclusief mantelzorg) (vaste medewerker voor de zone); Een Meitinker.
Van voornoemde medewerkers verwachten wij dat zij uiterlijk per 1 januari 2015 met één gezicht naar buiten treden en meer generalistisch van aard worden, waarbij de ene persoon best meer kennis kan hebben van de doelgroep jeugd en de ander weer van de doelgroep ouderen. Het uitgangspunt is dat iedere zone vaste herkenbare ‘brede Omtinkers’ heeft (zie hiervoor paragraaf 2.4. inzake de tweede schil). Overigens, ten aanzien van directe samenwerking met commerciële (maatschappelijke) partners in de toegang, is dit lastiger. Gelet op de Nederlandse Mededingingsautoriteit mogen wij op voorhand geen zorgaanbieders uitsluiten en mogen wij geen gebieden toewijzen aan één zorginstantie. De zorgsector is nu eenmaal gebaseerd op marktwerking en kan dan ook geen directe overheidsbemoeienis gebruiken. De concurrentie (in een bepaalde wijk of dorp) mogen wij niet beperken en al helemaal de keuzevrijheid van de inwoner niet. Directe samenwerking in de gebiedsgerichte teams met zorginstanties is dan gelet op deze belangen en bepalingen niet mogelijk, wel in het verdere proces daarna (via inkoop- en aanbesteding, subsidie, uitvoeren ondersteuning), waarbij inwoners hun keuzevrijheid behouden als er sprake is van de inzet van (individuele) voorzieningen. Afhankelijk van de betreffende zone-kenmerken (demografische opbouw, cultuur, etc.) zal verder onderzocht worden welke competenties specifiek nodig zijn. Daar waar mogelijk is er ook hierbij sprake van maatwerk, bijvoorbeeld in de huidige zone Jubbega kunnen wel meer mensen of andere disciplines gewenst zijn dan in de zone De Greiden. 2.3.2. Waar kan de inwoner de toegang vinden? Fysiek gezien is de toegang aanwezig in een voor de hand liggende accommodatie. In de ene zone zal dit een MFA zijn en in de andere een dorpshuis. Ook hebben wij verschillende sportaccommodaties in onze gemeente waarbij wellicht gebruik kan worden gemaakt van die accommodaties. Een speerpunt van ons sportbeleid is namelijk dat sportverenigingen een grotere maatschappelijke rol gaan vervullen. De fysieke vindplaats hoeft niet gehele werkdagen bemand te worden, spreekuren draaien ligt het meest voor de hand. Belangrijk is dat de ‘brede Omtinker’ niet alleen is te vinden in de accommodatie, maar ook op de overige vindplaatsen, zoals bijvoorbeeld schoolpleinen, speelvelden, in de buurt, met andere woorden: er wordt een outreachende actieve werkwijze gevraagd!
Gemeente Heerenveen
Kadernota AWBZ 2015
Pagina 16
Verder achten wij het van belang dat de ‘brede Omtinker’ mobiel bereikbaar is voor de inwoners en dat de inwoners via internet informatie kunnen halen over allerlei (sociale) informatie. 2.3.3. De uitgangspunten van de toegang Op hoofdlijnen zijn de uitgangspunten: x Er wordt consequent een beroep gedaan op de professionaliteit van de ‘brede Omtinker’; x Er worden werkprocessen opgesteld. De ‘brede Omtinkers’ in de verschillende zones hebben (frequent) overleg met elkaar, maar kunnen, daar waar nodig en gewenst, afwijkende maatwerkoplossingen inzetten/bieden zolang deze maar passen binnen het door de Raad vast gestelde kader. Wat in een bepaalde zone wel goed werkbaar is, hoeft immers niet per definitie in een andere zone ook zo te werken. 2.3.4. Welke bevoegdheden heeft de toegang/brede Omtinker? De ‘brede Omtinker’ vormt het eerste aanspreekpunt voor alle inwoners. Bij een ondersteuningvraag wordt eerst beoordeeld wat iemand nog zelf kan en wat andere inwoners (eigen netwerk, vrijwilligers) voor hem of haar kunnen betekenen. Als blijkt dat daarop geen (voldoende) beroep kan worden gedaan en er ook geen passende algemene voorzieningen voorhanden zijn, dan heeft de medewerker toegang namens de gemeente het mandaat om in ieder geval alle lichte, niet complexe ondersteuningsvragen af te handelen. Op basis van onze eerdere inschattingen gaat het dan om 80% van de vragen. De vragen die betrekking hebben op 15% van de meldingen, worden eveneens ter plaatse beantwoord en afgehandeld door de ‘brede Omtinkers’. Hierbij kan overleg plaatsvinden met de, minstens zo belangrijke, tweede schil partners (zie volgende paragraaf). Bijvoorbeeld, als na overleg blijkt dat een inwoner niet zonder 3 uur hulp bij het huishouden of ondersteuning kan, dan is de ‘brede Omtinker’ gemandateerd om dit ook in te zetten. Hierbij ligt het voor de hand dat de afhandeling, zoals de beschikkingen, registraties, bezwaar en beroep etc, plaatsvindt in de back-office (in casu WIMO). Het inzetten van informele zorg (sociaal netwerk en vrijwilligers), algemene voorzieningen, collectieve of (lichte) individuele voorzieningen is dan in eerste instantie de verantwoordelijkheid van de betreffende medewerkers toegang. Als het zeer complexe vragen (5%) betreft, dan draagt de ‘brede Omtinker’ toegang de casus na inschatting over aan de back-office (voor de Wmo en WWB is dat WIMO). Ook kan het voorkomen dat er vanuit het leefdomein ‘opvoeden en opgroeien’ actie moet worden opgetart, zodat de ‘brede Omtinker’ hierna verwijst. De medewerker van WIMO wordt, in het geval van meervoudige problemen, dan de contactpersoon voor deze inwoner en blijft dat zolang er sprake is van de inzet van een individuele (professionele) voorziening. Theoretisch leidt dit er toe dat voor circa 95% van de hulpvragende inwoners de ‘brede Omtinker’ een oplossing kan bieden. Voor de overige 5 % wordt, voor wat betreft een eenmaal opgestarte individuele professionele voorziening, de medewerker van WIMO in de back-office het eerste aanspreekpunt. Nader zal worden uitgewerkt hoe breed het mandaat moet gaan worden en voor welke individuele voorzieningen dit wel of niet werkbaar is. Zoals aangehaald vindt dit binnen het uitwerkingskader van de visie op sociaal beleid plaats. 2.4.
De maatschappelijke partners (tweede schil)
Naast de daadwerkelijke toegang, is het minstens zo belangrijk om samen te werken met onze maatschappelijke partners, de tweede schil. Deze partners worden ingeschakeld Gemeente Heerenveen
Kadernota AWBZ 2015
Pagina 17
zodra de inwoners of de ‘brede Omtinker’ daartoe de behoefte hebben. Maar deze partners gelden ook als vindplaats en doorverwijzers naar de ‘brede Omtinker’. De tweede schil partners zijn niet fysiek aanwezig in de toegang, maar kunnen naar behoefte worden ingeschakeld. Bij het toegang betrokken organisaties in de tweede schil zijn bijvoorbeeld (niet limitatief, structuur Jeugdwet nog niet meegewogen): Wijkverpleegkundige (!) Huisartsen Opbouwwerker Jongerenwerker Combinatiefunctionaris cultuur Combinatiefunctionaris sport Maatschappelijk werk MEE Friesland (middelen worden ingaande 2015 overgeheveld naar gemeenten)
Leger des Heils Zorgaanbieders (alleen degene waarmee de gemeente een overeenkomst heeft)
Woningbouwcorporaties Vrijwilligersstichtingen Vrijwilligerssteunpunt (VSP) Politie Kerken Moskeeën VNN ZIENN en LIMOR Sociaal Team De reden waarom er een uitroepteken achter de wijkverpleegkundige staat is dat in het zorgakkoord bepaald is dat er extra middelen (€ 200 miljoen op landelijk niveau) beschikbaar worden gesteld voor de versteviging van de positie van de wijkverpleegkundige. Deze zorg wordt in de Zvw gepositioneerd. Als gemeente worden wij financieel in staat gesteld te investeren in ‘sociale wijkteams’, zodat de noodzakelijk verbinding tussen zorg en welzijn in de wijk wordt gemaakt. De uitvoering/regie op de wijkverpleegkundige zal naar verwachting plaatsvinden vanuit het Zorgkantoor ofwel Zorgverzekeraar De Friesland. Hiermee willen wij niet direct zeggen dat deze rol ook fysiek in de toegang aanwezig moet zijn, maar het verdient wel nadere uitwerking hoe de afstemmingsrelatie kan worden gelegd en geborgd en of daartoe een samenwerkingsconvenant gesloten moet worden. Verder is het denkbaar dat inwoners die een uitkering ontvangen, vanuit de gemeente geredeneerd een WWB-uitkering of, straks, een Wajong-uitkering, toegevoegd kan worden aan de tweede schil. In het kader van de WWB kunnen tegenprestaties worden afgesproken, zoals iedere inwoner die een uitkering aanvraagt zet zich in voor een buurtactiviteit of iets vergelijkbaars. Bijvoorbeeld, in de vorm van vrijwilligers die inwoners van en naar de dagbesteding brengen, vrijwilligers die klussen uitvoeren in de zone, budgetmaatjes, etc. In de verdere uitwerking van de Participatiewet en de AWBZ-decentralisatie wordt hieraan aandacht
Gemeente Heerenveen
Kadernota AWBZ 2015
Pagina 18
geschonken, waarbij ook gekeken wordt naar beschut werken, re-integratie en vormen van (arbeidsmatige) dagbesteding, bijvoorbeeld in een buurtsuper (Oudeschoot). Van belang voor een effectieve en ook herkenbare samenwerking vanuit het perspectief van de inwoner geredeneerd, is dat de voornaamste partners ook één vaste medewerker aanwijzen voor een bepaalde zone. Dan is niet alleen de toegang qua bemensing heel herkenbaar, maar ook de schil daaromheen. Dit zal niet bij alle partners mogelijk blijken te zijn, maar wij verwachten wel dat wij dit kunnen afstemmen met onze voornaamste gesubsidieerde partners. Hiertoe zullen wij dan ook de nodige gesprekken voeren. 2.5.
Het toekomstbeeld
Wij zijn van mening dat wij met de voorgestelde ondersteuningsstructuur lokaal en gebiedsgericht kunnen werken en daarmee aansluiten op de visie op het sociale domein, maar ook bij het landelijke ingezette beleid. De toegang tot ondersteuning is zodoende laagdrempelig, dichtbij huis en zoveel als mogelijk informeel van aard en de inwoner kan snel antwoord ontvangen op zijn of haar vragen. Ons beeld is dat een lokaal en gebiedsgericht team in samenwerking met de hulpbehoevende inwoner op zoek kan naar datgene wat hij of zij zelf nog kan zodat eerst de eigen verantwoordelijkheid kan worden benut. Mocht dat geen uitkomst bieden dan kan de ‘brede Omtinker’, in overleg met de inwoner, de hulp inroepen van zijn of haar eigen sociale netwerk. Juist door meer een beroep te doen op het eigen netwerk en de inwoner daarbij te ondersteunen, kan worden bereikt dat de individuele professionele voorzieningen toegankelijk blijven voor inwoners die echt niet zonder kunnen. Door het beter en meer dan nu benutten van het eigen netwerk, zal een verschuiving merkbaar zijn van inzet van professionele hulpverlening naar vormen van informele hulpverlening. Ook de doorontwikkeling van nieuwe algemene voorzieningen spelen hierbij zeker een rol. Een algemene voorziening, zoals bijvoorbeeld een dagbestedingsactiviteit welke grotendeels wordt geleid door vrijwilligers, heeft niet alleen zijn voordeel voor de hulpvragen inwoners (geen aanvraag nodig, geen beschikkingen) maar ook voor de overige (buurt)bewoners. Eén van de doelen van een dergelijke voorziening is namelijk dat deze voor een ieder toegankelijk is, waardoor deze ook weer geldt als een ontmoetingsplaats voor inwoners. Door het opzetten van algemene voorzieningen, kunnen wij samen met de inwoners verder bouwen aan de kracht van de Heerenveense samenleving. Uit tevredenheidsonderzoeken blijkt bijvoorbeeld dat nu al 66% van de ondervraagden zich inzetten voor hun buurgenoten. En 32% is bereid dit te doen als daarom wordt gevraagd. Feit is dat door het te vragen veel inwoners bereid zijn elkaar te helpen. En hierbij kan zeker de ‘brede Omtinker’ van waarde zijn! Het voorgaande visueel uitgedrukt leidt tot de gewenste toekomstige situatie en de huidige situatie.
Gemeente Heerenveen
Kadernota AWBZ 2015
Pagina 19
Figuur 1: situatie per 1 januari 2015: Eerst het eigen sociale netwerk (huisgenoten, familie, vrienden, buren e.d.) aanspreken wat door de brede Omtinker gefaciliteerd wordt, alvorens professionele hulpverlening (vangnet) wordt ingeschakeld.
Inwoner
Toegang / brede Omtinker Eerst eigen netwerk benutten.
Eigen netwerk (en of algemene voorzieningen) Pas inzetten als eigen netwerk niet voldoende is.
Professionele hulpverlening
Bij figuur 1 wordt een nadrukkelijk beroep gedaan op het eigen sociale netwerk en de ‘brede Omtinker’ ondersteunt de hulpbehoevende inwoner naar het zoeken van oplossingen in eigen kring. Met een beetje hulp zijn er vaak meer oplossingen mogelijk dan men denkt en kan worden voorkomen dat de inwoner direct een beroep moet doen op de professionele individuele voorzieningen uit het gemeentelijk vangnet. Figuur 2: huidige situatie: Eerst wordt professionele hulpverlening ingeschakeld en het eigen netwerk wordt niet bewust actief aangesproken.
Inwoner
Indicatieorgaan
Professionele hulpverlening Eigen netwerk
In figuur 2 is de huidige situatie geschetst, waarbij de inzet van het eigen netwerk te weinig wordt benut (mede ingegeven door eng geformuleerde wetgeving), het netwerk is zwevende. In de huidige situatie wordt, gechargeerd gesteld, meteen professionele Gemeente Heerenveen
Kadernota AWBZ 2015
Pagina 20
hulpverlening ingezet, terwijl er in overleg met de betreffende inwoner vele oplossingen vallen te vinden. Kortom, lokaal en gebiedsgericht werkende ‘brede Omtinkers’ met een breed achterliggend netwerk, zullen het verschil maken tussen de huidige situatie en de toekomstige situatie. Nadrukkelijk stellen wij dat het voorgaande nadere uitwerking nodig heeft. Deze uitwerking zal dit jaar plaatsvinden. Nog vele vragen en net zoveel antwoorden nodig, maar het kader waarbinnen dit verder uitgewerkt kan worden is geschetst! 2.6.
Vervolg doorontwikkeling structuur toegang
De verwachting is dat na de zomer van 2013 gestart kan worden met de pilot Omtinker/Meitinker. Tot 2015 kan dan via een groeiproces aansluiting worden gezocht bij de eerder genoemde tweede schil en de jaren daarna kan worden onderzocht of het haalbaar is dat alle drie de leefdomeinen via één integrale toegang kunnen verlopen.
¾
Voorstel uitgangspunt 2: de toegang tot leefbaarheid en meedoen
x
Wij streven naar een (zone) lokaal en gebiedsgerichte toegang tot ondersteuning door de inzet van ‘brede Omtinkers’ (generalisten: Omtinker, Meitinker, WmoWWB-klantmanager).
¾ x
Het proces in 2013: Tijdens de verdere uitwerking van de visie op Sociaal Beleid onderzoeken wij hoeveel ‘brede Omtinkers’ teams noodzakelijk zijn om gemeente (zone) dekkend te kunnen werken; Wij voeren met betrekking tot de vormgeving van de ‘tweede schil’ oriënterende gesprekken met de (maatschappelijke) partners (w.o. vrijwilligersstichtingen); In het verlengde van het proces Omtinker/Meitinker, onderzoeken wij in hoeverre de lokaal en gebiedsgerichte medewerkers zelfstandig kunnen besluiten over de inzet van (individuele) voorzieningen, zodat deze direct ingezet kunnen worden; Wij brengen met behulp van visie op sociaal beleid ‘Onze krachten verbinden’ verder in kaart welke werkstructuren/processen het meest efficiënt zullen gaan werken.
x x x
Uitgangspunt 3:
Wie voert de toegang voor de gespecialiseerde vormen van begeleiding uit?
In de AWBZ worden indicaties voor begeleiding uitgevoerd door het CIZ of Bureau Jeugdzorg, maar ook de zorgaanbieders hebben hierbij tot op zekere hoogte een mandaat namens het CIZ. De zorgaanbieder geeft aan hoeveel zorg nodig is en het CIZ toetst dit dan nog alleen achteraf. Deze werkwijze is bij onze gemeente niet aan de orde en past ook niet bij ons wensbeeld. Het beeld is namelijk dat vóór inwerkingtreding Wmo de voorziening hulp bij het huishouden (HH) ook te duur werd en dat te vaak en onnodig voor de zwaardere variant (destijds HH 2 en 3) werd gekozen. Sinds invoering van de Wmo is namelijk gebleken dat 80% van onze inwoners in de HH 1 variant valt (de goedkopere vorm van HH) en dat het resterende deel in de HH 2 categorie valt. Voor invoering was dit beeld precies omgekeerd. Maar, ongeacht het aantal op te zetten algemene voorzieningen, is en blijft het een gegeven dat voor het indiceren van gespecialiseerde complexe vormen van individuele begeleiding (en in mindere mate persoonlijke verzorging) in onze ogen specifieke expertise nodig is van de doelgroep en beperkingen. Gemeente Heerenveen
Kadernota AWBZ 2015
Pagina 21
Wij maken in bepaalde gevallen ook nu al gebruik van externe medische expertise. Momenteel wordt deze expertise ingehuurd via organisatie SCIO Consult. De lijn is echter wel, daar waar wij het zelf kunnen, doen wij het ook zelf. Maar uiteindelijk zijn de ‘brede Omtinkers’ geen artsen en in voorkomende gevallen is die specifieke expertise zeker wel noodzakelijk. Feit is namelijk dat er niet te licht mag worden gedacht over deze nieuwe doelgroep!! Natuurlijk willen wij daar waar nodig en mogelijk, zoveel als mogelijk voorliggende voorzieningen inzetten, maar dat maakt niet dat er geen indicaties en verstrekkingen meer zullen plaatsvinden van individuele voorzieningen in ons vangnet. Indien blijkt dat er sprake is van een zware hulpvraag (vanuit de doelgroep AWBZ) en de ‘brede Omtinkers’ kan geen (voorliggende of lichte voorziening) oplossing bieden, dan zal specialistische kennis van de doelgroep ingezet moeten worden. Hiervoor zijn verschillende opties: x zoals nu het geval is; door (gemeentelijk) externe inhuur van artsen of andere (medische) disciplines; x de kennis van zorginstanties (al dan niet per specifieke doelgroep) benutten en inzetten door hun de ‘indicatie’ te laten stellen3; x de toegang voor nader te specificeren doelgroepen (niet alle) alleen extern te laten indiceren, of door een door de gemeente ingehuurde specialist of via een zorgaanbieder. Als wij de complexe ondersteuningsvragen ofwel indicaties zelf willen uitvoeren, dan zullen wij moeten zorgen dat specifieke (medische) expertise ingeschakeld, ingehuurd of aangesteld kan worden. Ook kunnen wij er voor kiezen om met aanbieders af te spreken dat voor bepaalde laagdrempelige vormen van ondersteuning het niet nodig is om een (medische) indicatie te stellen, maar dat instemming achteraf van de gemeente voldoende is. Bijvoorbeeld, voor inwoners met (ernstige) psychiatrische aandoeningen is het laagdrempelig kunnen bezoeken van een GGZ-inloop van belang voor deelname in de maatschappij. In de inloop kan gebruik worden gemaakt van een goedkope maaltijdvoorziening, kleding en bijvoorbeeld een wasmachine. De gemeente kan ook burgers rechtstreeks doorverwijzen naar een GGZ-inloop. De gemeente kan met de aanbieder (in dit voorbeeld de GGZ) regelen dat bekostiging plaatsvindt zonder een beschikking. Wel is het op dit moment onze verwachting dat de regie op deze voorziening een directe verantwoordelijkheid gaat worden van de centrumgemeente, waardoor wij geen rechtstreekse afspraken met de GGZ behoeven te maken. Dit neemt niet weg dat een zelfde soort financiering kan gaan gelden voor bijvoorbeeld zorgboerderijen. Veel gemeenten maken de beweging naar een aanbod en inzet van meer algemene en collectieve voorzieningen en minder inzet van de individuele voorzieningen. Deze voorzieningen kunnen door de ‘brede Omtinkers’ snel worden ingezet en zullen dan ook vóór 2015 ontwikkeld moeten worden. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een vorm van dagbesteding in een buurthuis of MFA welke door vrijwilligers wordt uitgevoerd. De decentralisatie van vooral de begeleiding vraagt van ons keuzes over de verschillende vormen waarin dit wordt aangeboden en op welke manier de toegang tot die verschillende vormen wordt georganiseerd. Dit omvat onder meer de keuze waar een (voorlopige) beschikking nodig is en welke oplossingen ‘collectief’ worden aangeboden. Daarnaast kan bijvoorbeeld dus gekozen worden om een basisaanbod ‘beschikkingsvrij’ in te zetten en alleen nog voor de gespecialiseerde zorg een beschikking af te geven. Ten aanzien van de huidige cliënten in de AWBZ-voorzieningen begeleiding en persoonlijke verzorging, zal in het tactisch beleid uitgewerkt worden of deze doelgroep, die in 2015 overkomt, meteen geherindiceerd moet worden of dat er eerst sprake is van overgangsrecht (behouden van voormalige AWBZ-rechten tot een zekere datum). Onze 3
Is de gespreksvoerder van een zorginstelling wel onafhankelijk of heeft deze persoon er belang bij om de klant door te sturen naar de eigen organisatie; ‘kun je de slager zijn eigen vlees laten keuren?’.
Gemeente Heerenveen
Kadernota AWBZ 2015
Pagina 22
verwachting is dat in de aangepaste Wmo wettelijk verankerd gaat worden dat huidige cliënten gedurende een zekere periode na 1 januari 2015 hun oude rechten behouden. Pas bij een wijziging in de situatie of herindicatie gaat de cliënt dan vallen onder de Wmo-bepalingen. Dit geldt nadrukkelijk niet voor de te hanteren tarieven die nu door de zorgaanbieders worden ontvangen. Deze tarieven zullen via aanbestedingen tot stand komen, waarbij al duidelijk is dat deze per 1 januari 2015 anders zullen zijn dan nu.
¾
Voorstel uitgangspunt voorzieningen
x
De (aan)vragen die door de ‘brede Omtinker’ kunnen worden afgehandeld, worden ter plaatse afgehandeld.
¾ x
Het proces in 2013: Onderzocht zal worden op welke wijze de toegang tot een individuele (vangnet) voorziening voor de complexe doelgroep vorm kan worden gegeven, en, indien er sprake is van een (medisch) benodigde indicatie, welke partij de indicatie namens de gemeente kan uitvoeren; In het verlengde daarvan zal onderzocht worden met welke instantie(s) de gemeente samenwerkingsverbanden moet aangaan voor het stellen van een indicatie bij meer complexe aanvragen; Gevolgd zal worden of de AWBZ-doelgroep ‘jongeren tot 18 jaar’ inderdaad ondergebracht zal worden in de Jeugdwet (het leefdomein opvoeden en opgroeien, Jeugdzorg); Gevolgd zal worden wat nu de verantwoordelijkheid gaat worden van de centrumgemeente en onze gemeente.
x x x
Uitgangspunt 4:
3:
de
toegang
tot
(gespecialiseerde)
Organiseren we per 1 januari 2015 één integrale toegang voor de 3 leefdomeinen of eerst gescheiden?
De decentralisatie van de extramurale begeleiding en persoonlijke verzorging staat niet op zichzelf. Indien alle drie voorgestelde decentralisaties doorgaan zoals tot nu toe wordt aangenomen dan zullen wij antwoord moeten geven op de vraag: ¾
Gaan we direct met één gebiedsgerichte toegang (samenhang tussen de drie leefdomeinen (Participatiewet, Wmo/AWBZ, Jeugdwet) werken of gaan we eerst de toegang tot het leefdomein leefbaarheid en meedoen (Wmo) en Werk en Inkomen (WWB) professionaliseren en de uiteindelijk gewenste integrale toegang via een groeimodel nader onderzoeken op de haalbaarheid?
Gelet op de visie sociaal beleid is het een feit dat wij lokaal en gebiedsgericht gaan werken en daar waar van belang laagdrempelige ondersteuning bieden. Wel is het hierbij belangrijk om te voorkomen dat de toegang tot ondersteuning als een “extra bureaucratische laag” ervaren wordt. Juist hierom is het van belang dat de ‘brede Omtinkers’ ook het mandaat krijgen om bepaalde acties uit te voeren en/of arrangementen in te zetten. Verder is het van belang om de werkprocessen, ook qua registratiesystemen (ICT) in de zogenaamde ‘back office’ (WIMO) aan te passen op deze nieuwe situatie. Als dit niet gebeurt, bestaat het risico dat de inwoner alsnog geconfronteerd wordt met een gemeente die nog een keer dezelfde vragen gaat stellen. Dit dient nader te worden uitgewerkt. Verder moet er managementinformatie met betrekking tot de verschillende leefgebieden van inwoners beschikbaar zijn om de integrale toegang goed vorm te geven (noot: de Gemeente Heerenveen
Kadernota AWBZ 2015
Pagina 23
omvang van de huidige AWBZ-begeleidingsdoelgroep is cijfermatig gezien bij ons bekend, momenteel 884 cliënten, en de AWBZ-doelgroep persoonlijke verzorging is momenteel 1.073 cliënten, zie ook bijlage VI). Hoewel de gedachte leefde dat een ‘brede Omtinker’ meteen per 1 januari 2015 het voorportaal kan vormen voor alle drie leefdomeinen is dat niet zo vanzelfsprekend. Op het gebied van de Wmo en WWB hebben wij veel maar administratief-juridische verantwoordelijkheden. Als er sprake is van een toekenning van een individuele voorziening, dan dient dat via een beschikking te verlopen. De (administratief-organisatorische) werkwijze op het gebied van de Wmo en WWB is dus anders dan die onder de toekomstige Jeugdwet. De zogenaamde tweede lijnsvoorzieningen verschillen van elkaar. Daar waar onder de Wmo bijvoorbeeld individuele voorzieningen worden ingezet, welke direct onder onze verantwoordelijkheid vallen, daar wordt onder de Jeugdwet meer netwerkondersteuning geboden. Feit is dat er aantoonbare verschillen aanwezig zijn, hetgeen maakt dat wij per 1 januari 2015 in eerste instantie streven naar een lokaal en gebiedsgerichte toegang voor de leefdomeinen ‘leefbaarheid en meedoen (Wmo) en ‘werk, inkomen en zorg’ (WWB) in de vorm van ‘brede Omtinkers’. Nadien kan via een groeiproces onderzocht worden wat de (on)mogelijkheden of (on)wenselijkheden zijn van één integrale toegang voor alle drie leefdomeinen. Wel zal de ‘brede Omtinker’ vanzelfsprekend optreden als vindplaats voor het leefdomein ‘opvoeden en opgroeien’ en wordt een inwoner in voorkomende gevallen verwezen naar het CJG als voorportaal voor de Jeugdwet.
¾
Voorstel uitgangspunt 4: één integrale toegang per 1 januari 2015?
x
Gelet op de landelijke ontwikkelingen streven wij er in ieder geval naar om de lokaal en gebiedsgerichte toegang voor de Wmo en Werk en Inkomen vorm te geven per 1 januari 2015 en nadien via een groeiproces te onderzoeken of er voor alle drie de leefdomeinen (inclusief Jeugdwet) sprake kan zijn van één integrale toegang.
¾ x
Het proces in 2013: Gedurende 2013 starten wij een pilot Omtinker/Meitinker/Klantmanagement en streven wij naar een per 1 januari 2015 operationeel werkende lokale toegang voor de leefdomeinen Wmo en Werk en Inkomen; Verder zal onderzocht worden of wij via een groeimodel er naar toe kunnen werken dat er na 1 januari 2015 sprake is van één integrale toegang voor de drie leefdomeinen, waarbij de (on)mogelijkheden en (on)wenselijkheid hiervan zijn
x
Uitgangspunt 5:
Hoe zorgen we voor samenhangende keuzes ten aanzien van de toegang, opdrachtgeverschap en bekostiging van zorgaanbieders?
Bij de bovenstaande keuzes is aan bod gekomen dat er verschillende raakvlakken zijn tussen de keuzes op het gebied van opdrachtgeverschap en bekostiging en de keuzes ten aanzien van toegang. Het is van belang om hier vanaf het begin rekening mee te houden zodat samenhangende keuzes gemaakt worden die (uiteindelijk) niet tot tegenstrijdigheden leiden. ¾
Voorstel uitgangspunt 5: opdrachtgeverschap en bekostiging
x
Als de gemeente ervoor kiest om, bij complexe doelgroepen, samen te werken met professionals in de zorgsector, dan moeten wij voor een passende
Gemeente Heerenveen
Kadernota AWBZ 2015
Pagina 24
x
x
x
¾ x x x
bekostigingssystematiek zorgen (zorgaanbieders er geen belang bij hebben het zorgvolume bij de eigen organisatie te verhogen); Om een verschuiving van individuele naar algemene/collectieve oplossingen te realiseren moet de gemeente zorgen voor de juiste prikkels in het inkoopbeleid. Een mogelijkheid hiervoor is om bij de inkoop van begeleiding aan zorg- en welzijnsaanbieders te vragen naar een samenhangend en integraal aanbod met persoonlijke verzorging en hulp bij het huishouden (arrangementen); De (landelijke) inhoudelijke keuzes zijn bepalend voor de vorm van aanbesteding en contractering en de sturing daarop (sturen op outcome, het te behalen resultaat o.g.v. participatie en zelfredzaamheid staat centraal en niet de voorziening, nader uit te werken in tactisch (inkoop) beleid); Wij zoeken naar de samenhang tussen subsidie waar mogelijk (bijvoorbeeld welzijnsinstelling en vrijwilligersstichtingen) en inkoop (zoals nu het geval voor bijvoorbeeld hulp bij het huishouden) waar noodzakelijk. Het proces in 2013: Onderzocht zal worden welke creatieve en innovatieve vorm(en) van aanbesteding in dit geval leidend kan/moet zijn; Onderzocht zal worden of subsidiering in voorkomende gevallen mogelijk is; Onderzocht zal worden op welke wijze tijdens het inkoopproces gestuurd kan worden op kostenbeheersing en op welke wijze concreet gestuurd kan worden op prestaties.
Uitgangspunt 6:
Nieuwe vormen van ondersteuning
Het hedendaagse Wmo-beleid en straks ook het vernieuwde Wmo-beleid, is er op gericht om, als er in het sociale netwerk geen passende oplossing kan worden gevonden, eerst algemene of collectieve voorzieningen in te zetten. Op het gebied van begeleiding en persoonlijke verzorging zijn deze nog niet voorhanden. Willen wij de druk op de toekomstige individuele Wmo-voorzieningen verlagen, dan zullen wij nieuwe vormen van ondersteuning en verzorging moeten opzetten. Denkbaar is dat er vanuit de welzijnswereld of het vrijwilligersveld nieuwe vormen van dagbesteding kunnen worden opgezet, met name voor de doelgroep lichamelijk en somatisch gehandicapten. Deze zijn dan algemeen toegankelijk zonder bureaucratische drempels. Ditzelfde geldt bijvoorbeeld voor de vervoersbehoefte van en naar de dagbesteding, welke wellicht meer dan nu door vrijwilligers kan worden uitgevoerd. Voor de psychogeriatrische, zintuiglijke, psychiatrische en verstandelijk gehandicapten doelgroep ligt deze vorm van dagbesteding in eerste instantie niet voor de hand. Bij deze doelgroep is vrijwel altijd de inzet gewenst van professionele ondersteuners en kan niet enkel en alleen worden geboden door vrijwilligers. Of het mogelijk is dat er minder professionals worden ingezet, die ondersteund worden door vrijwilligers, zal in 2013 en 2014 moeten blijken uit nader onderzoek. Ook bij persoonlijke verzorging is dit lastiger vorm te geven. Ten aanzien van de individuele voorzieningen geldt dat daar waar mogelijk zoveel als mogelijk arrangementen zullen moeten worden opgezet. Denkbaar hierbij is het toewerken naar een nieuwe voorziening waarin bijvoorbeeld aspecten van hulp bij het huishouden, begeleiding en persoonlijke verzorging zijn verenigd en kunnen worden aanbesteed. Ook streven wij naar de inzet van één (zorg)hulpverlener per situatie, zodat er zo weinig mogelijk inbreuk op de privacy hoeft plaats te vinden.
¾
Voorstel uitgangspunt 6: nieuwe vormen van ondersteuning
x
Voorzieningen welke nu veelal individueel ingericht zijn, worden (daar waar
Gemeente Heerenveen
Kadernota AWBZ 2015
Pagina 25
x
¾ x
x x
mogelijk) vervangen door algemene voorzieningen (toegankelijk voor de brede doelgroep, zonder indicatie) per 1 januari 2015; Voorzieningen die wel individueel moeten worden ingezet via het vangnet worden bij voorkeur in de vorm van een arrangement toegekend (bijvoorbeeld clustering hulp bij het huishouden, begeleiding en persoonlijke verzorging, verricht door één hulpverlener). Het proces in 2013 & 2014: In samenwerking met de welzijnswereld en vrijwilligersstichtingen onderzoeken wij welke (on)mogelijkheden er zijn op het gebied van de ontwikkeling van algemene vormen van ondersteuning, welke laagdrempelig (zonder indicatiestelling of tussenkomst gemeente) en dicht bij de inwoner toegankelijk zijn (bijvoorbeeld dagbesteding, vrijwilligerspool vervoer etc.); Onderzocht zal worden welke arrangementen kunnen worden opgezet. Invulling van de compensatieplicht (eind 2013) zal leiden tot herformulering van de toekomstige gemeentelijke ondersteuningsmogelijkheden en verwerking daarvan in een Wmo-verordening en onderliggende (beleids)regels.
Uitgangspunt 7:
Keuzevoorstel PersoonsGebonden Budget & Zorg in natura
In de eerdere concept wijziging Wmo was het de bedoeling dat een PGB een zogenaamde kan-bepaling zou worden. Iedere gemeente had dan zelfstandig kunnen besluiten om wel of niet (meer) met PGB’s te werken. Inmiddels is uit het zorgakkoord gebleken dat de mogelijkheid om PGB’s te verstrekken in stand zal blijven. Inwoners behouden dan, in het geval van de inzet van een individuele professionele voorziening, hun keuzevrijheid tussen ZIN of PGB. Wij zijn voorstander van deze ontwikkeling. Ook als de verstrekking van een PGB een kan-bepaling was geworden, hadden wij u geadviseerd om deze keuzevrijheid wel te behouden. Zeggenschap en keuzevrijheid van onze inwoners vinden wij namelijk een groot goed. Ook is het een feit dat vooral de kleinschalige zorgaanbieders, zoals zorgboerderijen, in stand kunnen blijven door de PGB’s. Ook hieraan hechten wij grote waarde. De verstrekking van PGB’s zal onder stringente voorwaarden plaatsvinden. Deze voorwaarden dienen door het Rijk nog nader uitgewerkt te worden, maar zijn, net als in de (nieuwe) kern-AWBZ, onder andere oriëntatie op gemeentelijke ingekochte voorzieningen, de mogelijkheid van regievoering bij de budgethouder, het borgen van goede kwaliteit, doelmatigheid en fraudebestendigheid, onder andere door het bieden van de mogelijkheid van trekkingsrecht 4. In het uiteindelijke wijzigingsvoorstel Wmo, indiening Tweede Kamer voorzien voor december 2013, verwachten wij meer informatie over de voorwaarden. Feit is echter dat de verstrekking van PGB’s uiteraard niet nieuw is voor ons. Ook de hiervoor benoemde voorwaarden, zoals regievoering, doelmatigheid en fraudebestendigheid, zijn niet nieuw voor ons. Wij zullen dan ook goed voorbereid zijn om op adequate wijze om te gaan met de inzet van PGB’s.
¾
Voorstel uitgangspunt 7: persoonsgebonden budget (PGB) & zorg in natura (ZIN)
x x
Zeggenschap en keuzevrijheid van onze inwoners is een groot goed; Hulpbehoevende inwoners kunnen een beroep doen op een PGB onder stringente voorwaarden; De inzet van ZIN geniet echter wel de voorkeur boven de inzet van een PGB (conform huidige werkwijze);
x
4
Cliënten krijgen het PGB niet meer op hun eigen rekening gestort. Een organisatie gaat de budgetten beheren. De cliënt geeft deze organisatie de opdracht om betalingen te doen aan zijn zorgverleners, vanuit een omgeving die lijkt op internetbankieren. Dit heet trekkingsrecht. Met het trekkingsrecht kan de besteding van het pgb gemakkelijker worden gecontroleerd. Alle betalingen zijn digitaal en de zorgverleners zijn bekend.
Gemeente Heerenveen
Kadernota AWBZ 2015
Pagina 26
x x x
PGB wordt ingezet als maatwerkoplossing en alleen in situaties waarbij gebleken is dat de aanvrager of diens (wettelijk) vertegenwoordiger kan omgaan met een financieel bedrag (regievoering); De ondersteuning moet van goede kwaliteit zijn, waarbij het PGB doelmatig en fraudebestendig is; Maatwerk heeft zowel betrekking op het kostenaspect als op het zorgvraagaspect voor de gemeente (als ZIN de meest goedkope en meest adequate oplossing voor het ervaren participatieprobleem is, wordt ZIN ingezet).
Uitgangspunt 8:
Keuzevoorstel (mogelijke) inkomenstoets, vermogenstoets en eigen bijdrage
Tijdens ‘het gesprek’ wordt bij de vraagverheldering en de noodzaak tot het inzetten van een Wmo-voorziening wordt rekening gehouden met de persoonskenmerken en behoeften van de belanghebbende, waaronder: x verandering van woning in verband met wijziging van leefsituatie; x de capaciteit van de belanghebbende om zelf de ontstane beperking te kunnen compenseren. De beoordeling in het kader van artikel 4 Wmo reikt ver, ook de eigen verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid van de belanghebbende spelen hierbij een belangrijke rol. Zo wordt ook beoordeeld of het ervaren probleem niet op een andere manier (dan het verstrekken van een voorziening) opgelost kan worden. Hierbij kan gedacht worden aan ondersteuning van familieleden, buurtgenoten of vrienden bij het vervoer of het huishouden. Maar ook aan een andere indeling of ander gebruik van de woning kunnen van de belanghebbende zelf worden gevraagd. Op grond van onze gekantelde Wmo-verordening en bijbehorende verstrekkingsregels, houden wij al rekening met deze bepalingen. Bovenstaande beoordeling past ook het beste in het kader van de Wmo: individueel maatwerk. Elk geval dient individueel beoordeeld te worden, waarbij bijzondere omstandigheden aanleiding kunnen zijn om af te wijken van de te hanteren beleidsregels, zolang dit valt te beargumenteren. Bij de beoordeling of een aanvrager zelf de voorziening kan betalen op grond van zijn of haar inkomen of vermogen, zijn wij in eerste instantie afhankelijk van de plannen van het Rijk zoals deze nog verwerkt moeten worden in het uiteindelijke wijzigingsvoorstel Wmo. In het zorgakkoord is wel al aangegeven dat het de intentie van het Rijk is dat, na instemming van het wijzigingsvoorstel Wmo, de financiële draagkracht van inwoners gewogen zal worden via de weg van de eigen bijdragesystematiek, zodat gemeenten, naast de eigen bijdrage, geen aanvullend inkomensbeleid kunnen voeren. Zoals nu ook al het geval is, zijn inwoners zelf verantwoordelijk voor voorzieningen die algemeen gebruikelijk worden verondersteld (eenvoudige vervoermiddelen of eenvoudige woonvoorzieningen). Ook kan een inwoner die de voorziening zelf moet betalen gebruik maken van de voordelen die gezamenlijke inkoop door de gemeente biedt. Opgemerkt zij dat het voorgaande proces betrekking heeft op het proces vóór dat er daadwerkelijk een voorziening wordt verstrekt, met andere woorden de beoordeling vanaf het moment van melding tot daadwerkelijke besluitvorming. Zodra er daadwerkelijk een voorziening wordt/is verstrekt, dan hanteren wij binnen de Wmo een eigen bijdrage voor het gebruik van de voorzieningen. Binnen zowel de Wmo als de huidige AWBZ geldt een inkomensafhankelijke maximale eigen bijdrage. Er is een anticumulatie beding, de bijdrage voor de Wmo heeft namelijk voorrang op de bijdrage aan diensten onder de AWBZ. Feit is dat sinds januari 2013 er onder de AWBZ ook rekening wordt gehouden met het vermogen van een aanvrager. Onder de Wmo is dat nog (niet) het geval, althans niet wettelijk verankerd. Gemeente Heerenveen
Kadernota AWBZ 2015
Pagina 27
Op dit moment kunnen wij niet anders dan afwachten wat nu precies hierover zal worden bepaald. Wel of geen verdergaande inkomenspolitiek. De jaren daarna zijn wij afhankelijk van de jurisprudentie.
¾
Voorstel uitgangspunt 8: inkomenstoets, vermogenstoets, eigen bijdrage
x
Uitgangspunt is dat tijdens de beoordeling van een aanvraag voor een individuele voorziening er rekening wordt gehouden met alle capaciteiten van de aanvrager; Als er sprake is van toekenning van begeleiding of persoonlijke verzorging, valt de inwoner in ieder geval onder de beoordelingsystematiek eigen bijdrage van de individuele voorzieningen zoals vastgelegd in de Algemene maatregel van bestuur en onze Wmo-verordening en onderliggende beleidsregels; De hoogte van de minimale en maximale eigen bijdrage wordt jaarlijks via een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) vastgesteld door het Rijk en overgenomen door onze gemeente; Het CAK (landelijke verplichting) int de eigen bijdrage.
x
x x
Uitgangspunt 9:
Keuzevoorstel uitvoering vervoer
Wanneer een inwoner groepsbegeleiding ontvangt of dagbesteding, kan het zijn dat deze persoon een indicatie heeft voor vervoer van en naar de dagbesteding. Ook voor deze voorzieningen worden wij verantwoordelijk. Feit is dat de huidige vormen van AWBZvervoer versnipperd zijn, de ene zorgaanbieder regelt het zelfstandig voor zijn cliënten, een andere zorgaanbieder laat het weer over aan de taxi-wereld. Momenteel voeren wij het Wmo-vervoer uit voor inwoners die gelet op hun beperkingen niet (meer) met het openbaar vervoer kunnen reizen of deze niet kunnen bereiken. Het is nog afwachten op welke wijze de toekomstige (vervoer van en naar de dagbesteding) compensatieplicht gaat luiden, waarbij het kader is dat de voorziening op de meest goedkope adequate efficiënte en effectieve wijze wordt ingericht in samenhang met het bestaande Wmo- en leerlingenvervoer.
¾
Voorstel uitgangspunt 9: vervoersvoorzieningen
x
De gemeentelijke verantwoordelijkheid op het gebied van ‘vervoer van en naar de dagbesteding’ vindt per 1 januari 2015 op de meest goedkope, adequate en efficiënte wijze plaats in samenhang met het gemeentelijk Wmo- en leerlingenvervoer.
¾ ¾
Het proces in 2013 & 2014: In 2013 en 2014 worden de meest efficiënte oplossingen voor vervoer in beeld gebracht en worden voorbereidingen getroffen om dit vervoer in samenhang te brengen met de andere vormen van vervoer waarvoor de gemeente al verantwoordelijk is (Wmo-vervoer en leerlingenvervoer) ingaande 2015.
Uitgangspunt 10: Keuzevoorstel financieel kader Deze decentralisatie gaat gepaard met een forse budgetkorting. Zoals blijkt uit het zorgakkoord wordt het macro-budget ten aanzien van de voorziening ‘begeleiding’ gekort met 25%. De decentralisatie van de huidige AWBZ-voorziening persoonlijke verzorging gaat gepaard met een korting van circa 15%. De gemeente ontvangt dan nog circa 85% van het budget, exclusief het deel dat naar de Zvw gaat. Gemeente Heerenveen
Kadernota AWBZ 2015
Pagina 28
Als wij het huidige macrobudget voor begeleiding en persoonlijke verzorging globaal vertalen naar de lokale situatie en daarbij een korting hanteren van 25%, dan leidt dit tot het volgende financiële beeld. Het macrobudget bedraagt nu € 6,8 miljard, waarop naar verwachting een korting van € 1,7 miljard zal plaatsvinden. Het over te hevelen macrobudget per 2015 bedraagt dan € 5,1 miljard. De rekenformule om bij benadering het lokale budget in te schatten is gebaseerd op inwonertal, in ons geval (na herindeling) bedraagt deze dan 3 promille van het macrobudget, zijnde € 15,3 miljoen op jaarbasis. Overigens, op dit moment kost de voorziening begeleiding en persoonlijke verzorging binnen onze gemeentegrenzen de AWBZ circa € 20,4 miljoen. De vergelijking tussen de twee laatstgenoemde bedragen leidt dan tot de verwachting dat er een korting plaatsvindt van circa € 5,1 miljoen op jaarbasis. Daarnaast spelen de twee andere decentralisaties een belangrijke rol, omdat er naar verwachting in de toekomst sprake zal zijn van één totaalbudget voor de drie decentralisaties (sociale domein). Er is dan geen sprake meer van afzonderlijke budgetten, maar van één ontschotbudget! Hoe dan ook, de landelijke bezuiniging is zo fors dat die niet alleen is te behalen door ‘efficiencyverhoging’, meer gebruik van nulde- en eerstelijnsvoorzieningen of ‘meer eigen verantwoordelijkheid van burgers’. Het verlagen van de tarieven, zoals die nu door de Nza op landelijke basis worden vastgesteld en contractueel worden vastgelegd met ZINzorgaanbieders en de hoogte van PGB’s, is onvermijdelijk! Het door ons te ontvangen budget voor alle 3 decentralisaties is taakstellend! Voor de begrotingsvergadering 2013 zal het College van B&W beheersmaatregelen vaststellen om aan die randvoorwaarde (taakstellend) in de praktijk invulling te kunnen geven. Vanzelfsprekend zullen wij nog meer dan nu de samenwerking zoeken op dit gebied met vrijwilligers. Dit neemt echter niet weg dat er niet aan valt te ontkomen om ook inkoopen aanbestedingsprocedures te doorlopen om het vangnet vorm te geven. Dit vangnet moet passend zijn bij de financiën die van het Rijk naar gemeente overgaan ten aanzien van de drie decentralisatie. De nieuwe Wmo-voorzieningen zullen dan binnen het maximale budget van in eerste instantie de AWBZ-decentralisatie moeten worden uitgevoerd!
8.
¾
Voorstel uitgangspunt 10: financieel kader
x
Financieel taakstellend kader is het budget (op moment van schrijven nog niet duidelijk) dat de gemeente in het gemeentefonds (bestemd of ongeoormerkt) gestort krijgt ten behoeve van de overgang van de functies begeleiding (w.o. vervoer, kortdurend verblijf en palliatieve terminale zorg) en persoonlijke verzorging naar de Wmo als aandeel in het totale decentralisatiefonds.
¾ x
Het proces in 2013 & 2014 Nauwlettend zullen de landelijke ontwikkelingen op dit gebied worden gevolgd, waarbij afgewacht moet worden welke verantwoordingsverplichtingen dit met zich mee zal brengen. Samenhang drie decentralisaties en het sociaal beleid
8.1. Samenhang met Jeugdzorg AWBZ begeleiding is één van de vormen van ondersteuning in de jeugdzorg. Bureau Jeugdzorg (BJZ) indiceert uitsluitend de AWBZ zorg voor kinderen met een psychiatrische aandoening of stoornis. Het CIZ indiceert de AWBZ zorg voor kinderen met een lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke handicap of een somatische aandoening. Gemeente Heerenveen
Kadernota AWBZ 2015
Pagina 29
Kinderen die begeleiding of andere AWBZ zorg ontvangen hebben soms een andere vorm van jeugdzorg, maar vaak ook niet. Uit cijfers van BJZ blijkt dat er een (landelijk) stijging is van vrijwel alle vormen van jeugdzorg de afgelopen jaren. De AWBZ zorg voor kinderen met psychiatrische stoornissen stijgt echter het hardst van allemaal. In 2011 is was er zelfs een stijging van 60% ten opzichte van 2010 waar te nemen. De doelgroep ‘jeugd-AWBZ’ gaat over naar de Jeugdwet. 8.2. Samenhang met Participatiewet De reden dat mensen met een (arbeids)beperking bij de Wsw of AWBZ dagactiviteit terecht komen is vaak niet bepaald door objectieve criteria, maar eerder door hun geschiedenis en de plek waar de problemen het eerste aan het licht kwamen. Zo bleek uit een expertmeeting van de VNG in mei 2011 over de toekomstige samenwerking tussen SW en AWBZ-dagactiviteit het volgende: “De deelnemers zagen kansen voor samenwerking tussen arbeidsmatige dagactiviteit en de sociale werkvoorziening”. De doelgroep overlapt deels. Genoemd werd een aantal van 30.000 mensen van wie niet zozeer de beperking als wel de onderwijs- en werkgeschiedenis bepalend is geweest voor de plek waar ze terecht zijn gekomen. Het speciaal onderwijs (cluster 3 en 4) stuurt aan richting AWBZ begeleiding en Wajong. Mensen die uit het regulier onderwijs zijn gevallen komen na mislukte werkkringen en bijstand eerder in de sociale werkvoorziening terecht. Hierdoor is ook de samenwerking tussen het onderwijs en de gemeente op het gebied van Participatie en begeleiding van belang. Een doel van onderwijs is dat kinderen met een startkwalificatie de arbeidsmarkt op kunnen. Om kinderen met een beperking een goede toekomst met (aangepast) werk te geven is het van belang dat scholen aansluiten op de trajecten in de Participatiewet. Mensen die nu voor 80 tot 100 procent zijn afgekeurd voor werk door een beperking hebben nu niet de verplichting om zich te laten keuren voor WSW. Zij kunnen daarnaast een indicatie voor AWBZ dagactiviteit aan vragen op basis van hun beperking of handicap. WSW is wettelijk voorliggend op dagactiviteit. Doordat er geen verplichting is om voor WSW gekeurd te worden kunnen mensen die er wel voor in aanmerking komen toch AWBZ dagactiviteit krijgen op basis van beperkingen. Dit is de doelgroep die arbeidsgerelateerde AWBZ dagactiviteit heeft. De overgang van de AWBZ dagactiviteit naar de gemeente en de uitgangspunten van de Participatiewet (en de Wsw hervorming) gaat deze situatie van arbeidsbeperkten erg veranderen. Binnen de Participatiewet komt er immers een verplichte keuring en wordt het recht op AWBZ dagactiviteit vervangen door een compensatieplicht. In de praktijk betekent dit voor mensen die een verdiencapaciteit hebben die overeenkomt met de huidige WSW en arbeidsmatig dagactiviteit dat zij geen recht meer hebben op zowel WSW als dagactiviteit. In plaats daarvan komen zij in een bijstandsregime van de Participatiewet waarin de plicht tot een tegenprestatie naar vermogen is. De Wmo moet deze mensen indien nodig wel compenseren zodat ze kunnen participeren. Dit hoeft echter niet in de vorm van een dagactiviteit te zijn. Deze compensatie kan ook bestaan uit een participatietraject naar betaald of vrijwilligerswerk. 8.3. Samenhang met Passend onderwijs Kinderen kunnen nu tijdens het onderwijs aanspraak maken op begeleiding vanuit de AWBZ. In algemene zin geldt daarbij het volgende: als een kind, vanwege een aandoening, stoornis en beperkingen, gedrag heeft dat het leren bemoeilijkt, valt de daarbij behorende begeleiding onder het onderwijs. Een concentratieprobleem of Gemeente Heerenveen
Kadernota AWBZ 2015
Pagina 30
wegloopgedrag van een kind leidt op zich dus niet tot een indicatie voor de functie Begeleiding individueel tijdens het onderwijs. Als het gedrag de omgang met andere leerlingen bemoeilijkt, kan Begeleiding individueel in de vorm van toezicht zijn aangewezen. Hierbij valt te denken aan begeleiding bij ’vrije‘ of praktijklessen als schoolzwemmen of schoolgym, bij de omgang met andere kinderen en/of bij spel. Op een school voor speciaal onderwijs moet een kind kunnen functioneren in een groep van minimaal 8 kinderen. Een kind met (extreem) probleemgedrag, dat niet gerelateerd is aan het leren, heeft echter regelmatig één op één toezicht nodig om zijn gedrag te corrigeren. Met het begeleidingsgeld wordt nu bijvoorbeeld extra ondersteuning voor de leerkracht ingehuurd die het kind apart neemt wanneer het probleemgedrag gaat vertonen. Hierdoor is voor een kind dat regelmatig probleemgedrag vertoont onderwijs mogelijk. In de eerdere concept wetswijziging, waarin de begeleiding werd opgenomen in de Wmo, kwam geen expliciete plicht tot het bieden van zorg tijdens onderwijs. Wanneer gemeenten geen begeleiding tijdens het onderwijs willen inzetten kan dit grote gevolgen hebben voor het onderwijs aan kinderen met zware beperkingen. Dit wordt ook onderstreept in de brief van het College van VNG (2011) aan de staatsecretaris van VWS over risico’s die de decentralisatie begeleiding met zich meebrengt: “Na de decentralisatie van begeleiding is geen beroep op extramurale begeleiding meer mogelijk. Ook niet tijdens het onderwijs. Het is onzeker hoe gemeenten zich zullen opstellen. Zolang niet helder is of begeleiding tijdens onderwijs onder de compensatieplicht valt, betekent dit dat er lacunes in de begeleiding tijdens onderwijs kunnen ontstaan. En tot op heden is hierover nog geen duidelijkheid en wordt dit ook niet concreet benoemd in het zorgakkoord. Het uiteindelijke wijzigingsvoorstel Wmo wordt hoogstwaarschijnlijk in december 2013 ingediend bij de Tweede Kamer. 9.
Het vervolg
Bij de verdere uitwerking (niet limitatief) kunt u, naast het uitwerken van de 10 beleidsuitgangspunten, denken aan het concreet vormgeven van het gewenste werkproces in de gebiedsgerichte teams, de omschrijving van de ‘nieuwe’ Wmovoorzieningen, de complete analyse van de huidige doelgroep en zorgaanbieders, het aanbestedingsproces, wel of niet herindiceren van de huidige doelgroep per 1 januari 2015, de personele gevolgen van deze extra belasting, de financiën, mogelijkheden subsidie, ICT-structuur, etc. etc. Kortom, alle werkzaamheden die passen binnen het eerder geschetste kader. Mei 2013 Namens de projectgroep AWBZ Projectleider: R.H.G. Kuipers Projectmedewerker: A.D. de Grave Projectmedewerker: S.J. de Graaf Projectmedewerker: J.G. Sloothaak
Gemeente Heerenveen
Afdeling Samenleving Juridisch medewerker bezwaar & beroep Kwaliteitsmedewerker WIMO Beleidsadviseur Wmo & Sport
Kadernota AWBZ 2015
Pagina 31
De bijlagen De volgorde van de bijlagen is: ¾ Bijlage I: Maatregelen regeerakkoord AWBZ en Wmo; ¾ Bijlage II: Wat is AWBZ-begeleiding en persoonlijke verzorging?; ¾ Bijlage III: De cliëntgroepen begeleiding en persoonlijke verzorging; ¾ Bijlage IV: Het huidige AWBZ-werkproces; ¾ Bijlage V: Het eerdere concept wetsvoorstel wijziging Wmo; ¾ Bijlage VI: Totalen cliëntgroepen AWBZ; ¾ Bijlage VII: Huidige AWBZ-zorgaanbieders binnen onze gemeente; ¾ Bijlage VIII: De AWBZ (NZa) Tarieven. ¾ Bijlage IX: Hervormingen van de langdurige ondersteuning en zorg.
Gemeente Heerenveen
Kadernota AWBZ 2015
Pagina 32
Bijlage I
Voorgestelde maatregelen uit het regeerakkoord ‘Bruggen slaan’
Op 29 oktober 2012 is het regeerakkoord gepresenteerd door de VVD en PvdA. Vervolgens is in april 2013 het zorgakkoord: ‘langdurige ondersteuning en zorg’ (zie bijlage XI) gepubliceerd. Voor de volledigheid laten wij u zien welke intenties het regeerakkoord had en wat daarvan uiteindelijk in het zorgakkoord (cursief en groen gedrukt) is overgenomen. 1. Begeleiding en Persoonlijke Verzorging Voor de functie persoonlijke verzorging was het de intentie dat in 2014 het recht op zorg bij een indicatie korter dan 6 maanden zou vervallen en dat de norm voor gebruikelijke zorg van 60 naar 90 minuten per week verhoogd zou worden verhoogd. Uit het zorgakkoord blijkt dat de extramurale persoonlijke verzorging onder de AWBZ in 2014 blijft bestaan. De groepsbegeleiding/dagbesteding voor nieuwe gevallen leek in 2014 te verdwijnen uit de AWBZ. Echter, Samson en Zijlstra hebben de Kamers gevraagd op zoek te gaan naar een oplossing in overleg met betrokken partijen, zoals de gemeenten, zodat mensen die in 2014 dagbesteding nodig hebben in dat jaar in aanmerking komen voor adequate ondersteuning. Uit het zorgakkoord blijkt dat de extramurale dagbesteding in 2014 beschikbaar blijft. 2. Huishoudelijke hulp Op het budget voor de Wmo-huishoudelijke hulp wilde het kabinet € 1,2 miljard korten (75% korting van het budget). Huishoudelijke hulp zou daardoor veranderen van een brede voorziening met veel preventief effect in een vangnet voor een kleine groep meest kwetsbaren. Ongeveer 50% van de huidige gebruikers hebben een laag inkomen. De intentie was dat door deze bezuiniging in 2014 huishoudelijke hulp verdween voor nieuwe cliënten en in 2015 voor bestaande cliënten. Uit het zorgakkoord blijkt dat nieuwe cliënten in 2014 ‘gewoon’ een beroep kunnen doen op huishoudelijke hulp. Maar, van gemeenten wordt in 2014 hiervoor een bijdrage gevraagd. Wij kunnen nu nog niet aangeven welke concrete gevolgen dit zal hebben voor onze gemeente en inwoners. De HH-voorziening wordt wel beperkt tot mensen die deze echt nodig hebben en die er zelf (financieel) niet in kunnen voorzien. Vanaf 2015 is een vorm van huishoudelijke hulp in individuele situaties mogelijk, als onderdeel van een breed ondersteuningspakket. Dit kan bijdragen aan de wens van mensen om langer thuis te blijven wonen. De eerder aangekondigde korting van 75% op het HH-budget wordt in die zin teruggedraaid dat er sprake is van een korting van 40%. Wij behouden ingaande 2015 dan nog 60% van het HH-budget. Separaat (los van de decentralisatie) zullen wij in kaart brengen welke gevolgen dit heeft voor onze inwoners en gemeente. 3. AWBZ ZorgZwaartePakketten (ZZP’s) Het kabinet was voornemens om op termijn de ZorgZwaartePakketten (ZZP) 1 tot en met 4 in de AWBZ te schrappen. Per 1 januari 2013 zijn de ZZP 1 en 2 al stopgezet voor nieuwe aanvragers. Huidige ZZP-ers blijven de hulp ontvangen waarop zij recht hebben. Op jaarbasis vragen gemiddeld 9.800 inwoners (landelijk) een ZZP 1 of 2 indicatie aan. Overigens, kinderen, jeugdigen en jongvolwassenen tot en met 22 jaar en voor licht verstandelijk gehandicapten met gedragsproblematiek is de maatregel niet doorgevoerd. Dit wordt meegenomen in de nieuwe Jeugdwet. Gemeente Heerenveen
Kadernota AWBZ 2015
Pagina 33
Het gevolg kan zijn dat een grote groep inwoners, ook die met een grote zorgvraag, thuis (blijft) wonen en daar extramurale zorg en ondersteuning ontvangt. Wij verwachten door de maatregel wel een langer beroep op gemeentelijke voorzieningen voor in ieder geval Wmo-voorzieningen, welzijn, gezondheid en wonen. Bij ZZP 3 en 4 gaat om kwetsbare mensen die onder andere sterk verminderd sociaal redzaam zijn. Zonder stevige ondersteuning van (mantel)zorg is het de vraag of zij zich kunnen handhaven in een extramurale setting. De ZZP 3 wordt per 2014 en een deel per 2015 voor nieuwe cliënten geextramuraliseerd. De ZZP 4 variant wordt nog nader onderzocht. Inzake de impact van deze specifieke maatregel, welke in feite losstaat van de AWBZdecentralisatie, bent u begin mei 2013 separaat ingelicht via de ‘impactanalyse scheiden wonen en zorg’. Uit het zorgakkoord blijkt dat de al doorgevoerde maatregelen ingaande 2013, de verdwijning van ZZP’s 1 en 2 voor nieuwe aanvragers, in stand blijven. Per januari 2014 volgt de vervolgstap met ‘Verpleging en Verzorging 3’ voor nieuwe cliënten. Per januari 2015 volgt een deel (naar verwachting 50%) van de nieuwe cliënten met ZZP ‘Verstandelijk Gehandicapt 3’. Per januari 2016 volgen ZZP ‘Lichamelijk gehandicapt 1 en 3’ en ‘zintuiglijk gehandicapt 1 (zowel auditief als visueel) en ‘Verpleging en Verzorging 4’ (naar verwachting voor 50%) van de nieuwe cliënten. De ZZP-maatregel welke geldt voor lichamelijk of zintuiglijk gehandicapt is volledig nieuw en was niet opgenomen in het regeerakkoord. Over de specifieke gevolgen voor deze doelgroep zult u separaat worden ingelicht. 4. Wijkverpleegkundigen Vanaf 2015 gaat het kabinet investeren in extra wijkverpleegkundigen met een bedrag dat oploopt tot minimaal 250 miljoen in 2017. Dit verloopt naar verwachting via de Zorgverzekeringswet. Uit het zorgakkoord blijkt dat het kabinet € 200 miljoen ter beschikking stelt voor de inzet van wijkverpleegkundigen via de Zorgverzekeringswet. Als gemeente worden wij financieel in staat gesteld te investeren in sociale wijkteams, zodat de noodzakelijke verbinding tussen zorg en welzijn in de wijk wordt gemaakt. 5. Compensatie chronisch zieken De gemeente moet een gemeentelijke voorziening chronisch zieken en gehandicapten organiseren in Wmo, WWB of via een nieuwe wet. Er is hiervoor een bedrag van 750 mln beschikbaar. Uit het zorgakkoord blijkt dat per 1 januari 2014 een maatwerkvoorziening inkomenssteun in het leven wordt geroepen. Hierdoor komen de bestaande regelingen op het gebied van financiële compensatie (de Wtcg, de Compensatie Eigen Risico (CER), de fiscale aftrek van specifieke zorgkosten en de Tegemoetkoming Specifieke Zorgkosten) te vervallen. Wij moeten daarvoor een vangnet opzetten tegen een budget oplopend tot € 700 miljoen structureel vanaf 2017. De gemeente kan maatwerk bieden door het compenseren van beperkingen met voorzieningen via de Wmo of het geven van directe inkomenssteun via de bijzondere bijstand. Hierover zult u in de loop van 2013 separaat worden ingelicht. 6. Hergebruik voorzieningen Voor de hulpmiddelen zoals rolstoelen en scootmobielen die worden verstrekt door gemeenten op grond van de Wmo geldt straks een plicht tot hergebruik.
Gemeente Heerenveen
Kadernota AWBZ 2015
Pagina 34
Uit het zorgakkoord blijkt dat het gemeentefonds taakstellend is verlaagd met structureel € 50 miljoen. De gemeenten worden ondersteund bij het stimuleren van hergebruik van hulpmiddelen. Feit is dat wij daar waar mogelijk nu al hulpmiddelen inzetten als herverstrekking.
Gemeente Heerenveen
Kadernota AWBZ 2015
Pagina 35
Bijlage II
Wat is AWBZ-begeleiding en persoonlijke verzorging?
1. De Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (een volksverzekering) De AWBZ is ooit ingevoerd om niet verzekerbare zorg financieel te dekken. Het gaat om vormen van zorg en welzijn die duur en langdurig zijn; medische kosten die vrijwel niemand op kan brengen en niet te verzekeren zijn. De AWBZ is een publieke verzekering. Iedereen die in Nederland woont of werkt is verzekerd en heeft recht op AWBZ-zorg. De zorg die wordt verzekerd via de AWBZ is geoperationaliseerd in functies. Deze functies zijn gedefinieerd in het besluit zorgaanspraken AWBZ. Het gaat om onder andere persoonlijke verzorging (2015 naar de Wmo), begeleiding (2015 naar de Wmo), behandeling, verpleging (2015 naar de Zorgverzekeringswet) en verblijf (wordt geëxtramuraliseerd en deels (voor wat betreft ‘kortdurend verlijf’ (weekendlogeren) overgeheveld naar de Wmo in 2015). De voorziening ‘verpleging’ gaat in 2015 over naar de Zorgverzekeringswet, maar hebben wij volledigheidshalve wel kort weergegeven. 2. AWBZ-begeleiding Eén van de 7 zorgfuncties binnen de AWBZ is begeleiding. Er is sprake van intramurale en extramurale begeleiding. Alleen de extramurale begeleiding gaat over naar de gemeenten. 2.1. Extramurale begeleiding Het doel van de functie begeleiding binnen de AWBZ is het bevorderen, behouden of compenseren van de zelfredzaamheid van mensen met een beperking. De begeleiding is bedoeld voor mensen met een beperking die zonder deze zorg moeten verblijven in een instelling of zichzelf verwaarlozen. Binnen de AWBZ wordt onderscheid gemaakt tussen individuele begeleiding (BGI) en begeleiding groep of dagbesteding (BGG). Daarnaast worden wij verantwoordelijk voor de voorziening kortdurend verblijf (logeren in de weekenden) en vervoer van en naar de dagbesteding en de voorziening Palliatieve Terminale Zorg (PTZ). In essentie gaat het om hulp bij het organiseren van praktische zaken in het leven. De huidige voorziening begeleiding omvat het verlenen van activiteiten aan inwoners met een: x somatische aandoening; x psychogeriatrische problematiek; x zintuiglijk handicap; x psychiatrisch handicap; x lichamelijk handicap; x verstandelijk handicap; x licht verstandelijke beperking, die matige of zware beperkingen hebben op het terrein van: x x x x x
Sociale zelfredzaamheid; Het bewegen en verplaatsen; Het psychisch functioneren; Het geheugen en de oriëntatie of; die matig of zwaar probleem gedrag vertonen.
Gemeente Heerenveen
Kadernota AWBZ 2015
Pagina 36
De begeleiding kan bestaan uit het: x ondersteunen bij of oefenen met vaardigheden of handelingen; x ondersteunen bij of aanbrengen van structuur of voeren van regie, en; x overnemen van toezicht op een cliënt. 2.2. Individuele begeleiding De individuele begeleiding bestaat onder andere uit: x begeleiding bij wonen (administratief, geldbeheer, huishouden, medicijnbeheer, sociale integratie, agenda (tijd- en afsprakenbesef); x begeleiding bij bezoek aan formele instanties en medische organisaties; x begeleiding bij werken en; x advies en voorlichting.
voeding,
Voorbeelden van individuele begeleiding zijn: woonbegeleiding of begeleid zelfstandig wonen (vanaf 18 jaar); praktische pedagogische thuishulp (kinderen); praktische pedagogische gezinsbegeleiding (kinderen met een verstandelijke beperking); extra ondersteuning in de kinderopvang en op de basisschool; begeleiding tijdens het voortgezet speciaal onderwijs; thuisbegeleiding; activerende psychiatrische thuiszorg en; begeleiding bij rehabilitatietrajecten voor verslaafden. 2.3. Begeleiding groep of dagbesteding De begeleiding groep of dagbesteding kan worden onderverdeeld naar de volgende vormen: x niet-arbeidsmatige dagbesteding (recreatie en educatie); x vrijblijvende vormen van arbeidsmatige dagbesteding (maken van producten en leveren van diensten zonder productie eisen); x niet-vrijblijvende vormen van arbeidsmatige dagbesteding (maken van producten en leveren van diensten met beperkte productie eisen) en; x toeleiding tot arbeid (maken van producten en diensten). Voorbeelden van begeleiding groep of dagbesteding zijn: dagprogramma voor kinderen vanaf 4 jaar die een ontheffing van de leerplicht hebben; stages in een dagactiviteitencentrum voor jongeren uit het speciaal (cluster) onderwijs; dagactiviteiten voor mensen met een psychiatrische stoornis; dagbesteding voor mensen met een verstandelijke beperking, d.w.z. gericht op beleving, ontwikkeling of arbeid (o.a. kaarsenmakerij, groenwerkplekken, houtbewerkingsplaatsen); speciale buitenschoolse opvang voor kinderen met een verstandelijke beperking die speciaal onderwijs volgen; zaterdagopvang voor kinderen met een verstandelijke beperking; ontmoetingsgroepen en ervaringsgroepen; belevenis- en uitgaanscentrum voor ernstig verstandelijk beperkten; arbeidsmatige dagbesteding en; dagopvang voor dementerenden. 2.4. Beoogde resultaat van de begeleiding Het beoogde resultaat van de extramurale begeleiding ligt meestal op 2 terreinen: x x
Regie over eigen leven: groter gevoel van zelfstandigheid en welzijn; Wonen: mogelijkheid om zelfstandig te blijven wonen in een veilige woonomgeving.
Gemeente Heerenveen
Kadernota AWBZ 2015
Pagina 37
2.5. Omvang huidige cliëntengroep Het actuele aantal cliënten in deze voorzieningen bedraagt circa 884 en de begeleiding wordt aan deze doelgroep geleverd door 59 verschillende zorgaanbieders (exclusief aanbieders die uitsluitend via PGB’s werken, zoals zorgboerderijen). De verschillende cliëntgroepen die aanspraak maken op deze vormen van ondersteuning kunt u teruglezen in bijlage III ‘de cliëntgroepen’. 3.
Persoonlijke Verzorging
De beperkingen van inwoners die persoonlijke verzorging ontvangen, is vrijwel gelijk aan die van begeleiding. Het gaat bij deze voorziening om het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid. Concreet kunt u hierbij denken aan hulp bij het wassen of douchen, hulp bij uiterlijke verzorging, hulp bij de toiletgang, hulp bij eten en drinken, hulp bij beweging (wisselligging, verplaatsen). Maar ook hulp bij medicijngebruik (tabletten, zetpillen, oogdruppels, zalven), hulp bij kathetergebruik (legen van urinezakjes, maagzakjes) en het schoonhouden van bijvoorbeeld een stoma vallen onder persoonlijke verzorging. Min of meer is er sprake van een combinatie tussen medische en niet-medische werkzaamheden. Het aantal cliënten ‘persoonlijke verzorging’ bedraagt circa 1.073. 4.
Verpleging (VP)
Bij verpleging AWBZ gaat het om het herkennen en analyseren van gezondheidsproblemen en het uitvoeren van samenhangende verpleegtechnische handelingen. Bij verpleging valt te denken aan het toedienen van medicijnen, zuurstof, het aanbrengen van een infuus of katheter, wondverzorging, lichamelijke controles en het geven van injecties. Ook gaat het om het oefenen met de cliënt om zichzelf injecties te geven en om te gaan met zuurstof. Verder omvat verpleging onderzoek naar de gezondheid evenals het geven van advies, instructie en voorlichting over omgang met ziekte, preventie en hulpmiddelen en dergelijke. De term 'voorkoming van verergering' houdt ook in dat het kan gaan om palliatieve zorg, welke voorziening ook weer overgaat naar de Wmo Deze vorm van zorg (VP) gaat ingaande 2015 over naar de Zorgverzekeringswet.
Gemeente Heerenveen
Kadernota AWBZ 2015
Pagina 38
Bijlage III
De cliëntgroepen begeleiding en persoonlijke verzorging
Hieronder kunt u lezen welke cliëntgroepen aanspraak maken op AWBZ-begeleiding en persoonlijke verzorging. 1. Kinderen en volwassenen met een verstandelijke beperking De AWBZ maakt onderscheid tussen twee hoofdgroepen gehandicapten: x kinderen met een verstandelijke handicap 0-17 jaar, en; x verstandelijk gehandicapten van 18 jaar en ouder.
bij
de
verstandelijk
Bij verstandelijk gehandicapten wordt een indeling en classificatie voor IQ scores gebruikt om de ernst van de handicap te duiden. Indeling en classificatie voor IQ scores: IQ-score > 130
Classificatie Zeer begaafd
121-130
Begaafd
111-120
Bovengemiddeld
90-110
Gemiddeld
80-89
Beneden gemiddeld
70-79 50-69
Laag begaafd/moeilijk lerend en licht verstandelijk gehandicapt Matig verstandelijk gehandicapt
35-49
Matig verstandelijk gehandicapt
20-34
Ernstig verstandelijk gehandicapt
<20
Zeer ernstig verstandelijk gehandicapt
De groen gearceerde doelgroepen “laag begaafd” en “lichtverstandelijk gehandicapt” zijn vooral de cliënten waar de gemeenten na de overdracht mee te maken krijgt. Bij matig verstandelijk gehandicapten is zelfstandig wonen buiten een instelling meestal niet haalbaar. Intramurale zorg blijft onder de kern-AWBZ vallen. 2. Kinderen met een verstandelijke handicap 0-17 jaar De meest voorkomende groepen bij kinderen met een verstandelijke handicap zijn: x zwakbegaafd/laagbegaafd al dan niet met psychiatrische problematiek; x licht verstandelijk gehandicapt; x licht verstandelijk gehandicapt met ernstige gedragsproblematiek; x matig verstandelijk gehandicapt; x ernstig en zeer ernstig verstandelijk gehandicapt.
Gemeente Heerenveen
Kadernota AWBZ 2015
Pagina 39
De zwakbegaafde en licht verstandelijk gehandicapten wonen doorgaans tot 23 jaar bij hun (pleeg) ouders. Bij matig en ernstig verstandelijk gehandicapten is thuis wonen of zelfstandig wonen vaak niet mogelijk. Kinderen met een verstandelijke beperking zijn met name aangewezen op scholen voor speciaal basisonderwijs cluster 3 (Z)MLK) en cluster 4 (ZMOK en PI-scholen). Kinderen die niet naar reguliere opvang, basisschool of speciaal basisonderwijs kunnen worden op een kinderdagcentrum(KDC) geplaatst in de leeftijd van 3 tot 18 jaar. Een voorbeeld hiervan in Heerenveen is het KDC Us Greide, in wijk De Greiden en uitvoering door Zorggroep Alliade. Reden om AWBZ begeleiding aan te vragen: ¾ Leerproblemen, oriëntatiestoornissen, gedragsproblemen en daardoor opvoedproblemen voor de ouders, gemis aan sociale relaties met leeftijdgenoten en sociaal isolement. Verder zijn er vervoersproblemen bij een combinatie van verstandelijke en lichamelijke beperkingen bij deze doelgroep. AWBZ begeleiding bij de verstandelijk gehandicapten tot 18 jaar wordt individueel (BIG) en in groepsvorm (BG) geboden. Begeleiding individueel kan worden ingezet bij het aanleren van structuur en het ondersteunen bij praktische vaardigheden en het bieden van toezicht. Dagbesteding voor kinderen met een verstandelijke beperking is in 2010 voor een deel omgezet naar ’behandeling groep’. Het betreft een dagprogramma waarin behandeling een wezenlijk onderdeel van het programma is. Deze zorg zal naar verwachting niet naar de gemeenten worden overgeheveld. Begeleiding groep omvat de overige vormen van dagbesteding. Bij jongeren met een licht verstandelijke beperking die zelfstandig wonen en gebruik maken van een steunpunt van een zorgaanbieder is het doel van de individuele begeleiding niet altijd helder. 3. Verstandelijk Gehandicapten 18 jaar en ouder De meest voorkomende groepen bij volwassenen met een verstandelijke handicap: x zwakbegaafd al dan niet met psychiatrische problematiek; x licht verstandelijk gehandicapt al dan niet met psychiatrische problematiek; x verstandelijk gehandicapt met somatische beperkingen (veel voorkomend: epilepsie). Zwakbegaafde cliënten wonen veelal zelfstandig en zijn veelal werkzaam in WSWverband. Bij het vrije bedrijf werken is mogelijk mits het om eenvoudige afgebakende werkzaamheden gaat. Indien de verstandelijk handicap gepaard gaat met psychiatrische problematiek dan is zelfstandig wonen vaak niet mogelijk. Licht verstandelijk gehandicapte volwassenen werken veelal in WSW-verband of voeren arbeidsmatige activiteiten uit in een AWBZ-instelling, bijvoorbeeld werken in een keuken of restaurant. De meeste wonen binnen een instelling of in de omgeving van een instelling met toezicht op afstand. Kleine groep woont zelfstandig en krijgt ondersteuning op een vast tijdstip. Redenen om AWBZ-begeleiding in te zetten zijn: ¾ structuur aan te brengen in de dag, helpen bij het nemen van beslissingen, overname van administratie en regievoering en ondersteuning bij het huishouden. Zwakbegaafde cliënten wonen vaak zelfstandig met ambulante (thuis)begeleiding AWBZ.
Gemeente Heerenveen
Kadernota AWBZ 2015
Pagina 40
AWBZ groepsbegeleiding in de vorm van dagbesteding kan worden ingezet als de persoon door zijn handicap niet in staat is te werken in (WSW-) dienstverband. 3.1. Indicatie De indicatie voor de AWBZ begeleiding wordt uitgevoerd door het CIZ. MEE belangrijke rol in het voortraject van de indicatiestelling. Bij een flink aantal wordt de ‘voorindicatie’ van MEE integraal overgenomen door het CIZ. Als grondslag psychiatrische problematiek < 18 jaar is wordt de indicatiestelling door Bureau Jeugdzorg. Naar het zich laat aanzien valt de doelgroep < toekomst onder de Jeugdwet.
speelt een aanvragen dominante uitgevoerd 18 jaar in
3.2. Kortdurend Verblijf (KVB) Kortdurend verblijf is een vorm van respijtzorg waarbij een thuiswonende cliënt die dagelijks wordt verzorgd door mantelzorgers 1 tot 3 nachten per week in een zorginstelling kan doorbrengen. Mantelzorgers komen hiervoor in aanmerking als er permanent toezicht nodig is op de cliënt. KVB valt onder de AWBZ en gaat over naar de Wmo. De groep verstandelijk gehandicapten maakt het meest gebruik van deze vorm van ondersteuning die geïndiceerd wordt in combinatie met AWBZ-begeleiding. Bij doelgroep ouderen met begeleiding wordt deze vorm van respijt ook ingezet maar in veel mindere mate. Gezien de beperkte omvang van de respijtzorg aan mantelzorgers lijkt het verstandig dit product met meerdere gemeenten (regionaal) in te kopen. 4. Kinderen en volwassenen met een zintuiglijk handicap Deze groep kan worden onderverdeeld in de volgende groepen: x visuele handicap (slechtziend tot blind); x auditieve handicap (slechthorend tot doof), en; x een kleine groep is visueel-auditief gehandicapt. Deze doelgroep is door de sterke vergrijzing aan sterke groei onderhevig: veel oudere mensen krijgen te maken met slechthorendheid en/of slechtziendheid. 4.1. Begeleiding De begeleiding kan bestaan uit: x Praktische hulp bij of oefenen met handelingen/vaardigheden (gericht op de cliënt of op de mantelzorger ten behoeve van de cliënt); x Herstellen of compenseren van het beperkte of afwezige regelvermogen. Deze doelgroep ontvangt zowel individuele begeleiding als groepsbegeleiding. 4.2. Vervoer De meeste cliënten met een indicatie zintuiglijk handicap hebben ook een indicatie voor vervoer. 4.3. Voorziening (ZIN of PGB) Ongeveer de helft van de cliënten ontvangt de begeleiding in ZIN en de andere helft in PGB. 4.4. Kansen ombuiging voorziening Er zijn weinig mogelijkheden voor vernieuwing bij deze doelgroep. Het gaat om doofblinden, blinden, doven en slechthorenden i.c.m. ouderdom.
Gemeente Heerenveen
Kadernota AWBZ 2015
Pagina 41
In het algemeen heeft deze doelgroep een klein netwerk en is het lastig om de ondersteuning uit te laten voeren door vrijwilligers. Er is specifieke expertise nodig. Het ligt voor de hand om het begeleidingsaanbod regionaal/provinciaal te regelen. 5. Kinderen en volwassenen met lichamelijke beperking of chronische ziekte Deze groep kan worden onderverdeeld in drie subgroepen: 1. Mensen met ernstige fysieke/motorische beperkingen en meervoudige problemen; 2. Mensen die door progressief verlopende aandoeningen meervoudige problemen ondervinden op (vrijwel) alle levensgebieden; 3. Mensen met niet-aangeboren hersenletsel met meervoudige problematiek op alle levensgebieden die van tijd tot tijd zeer wisselend kan verlopen. 5.1. Begeleiding De individuele begeleiding kan bestaan uit: 1. Praktische hulp bij of oefenen met handelingen/vaardigheden. Helpen van het op de rit houden van het leven van de cliënt; 2. Compenseren van het beperkte regelvermogen (regie). Overnemen van toezicht; toezicht op het aansturen van gedrag ten gevolge van een stoornis. De groepsbegeleiding wordt vaak ingezet om een dagprogramma te bieden. 5.2. Niet aangeboren handicap (NAH) Deze specifieke kleine doelgroep maakt onderdeel uit van de doelgroep lichamelijk gehandicapten. De zorg voor mensen met NAH is complex. De kantelmogelijkheden zijn beperkt. Deze groep ontvangt vaak ook verpleging vanuit de AWBZ. De begeleiding (Wmo) zal op de verpleging (Zvw) afgestemd moeten worden. Omdat het hier gaat om een relatief kleine groep lijkt een regionaal zorgarrangement de beste optie. 5.3. Beoogde resultaat Het beoogde resultaat van de extramurale begeleiding ligt meestal op 3 terreinen: x Werk/dagbesteding: betaald werk of vervanging van werk (bij kinderen: speciaal onderwijs); x Wonen: benodigde hulpmiddelen in en om de woning zijn geregeld of er is ondersteuning om zich thuis te redden; x Lichamelijke zorg: schoon en verzorgd uiterlijk, medische hulpverleners worden bezocht. 5.4. Voorziening (ZIN of PGB) De meeste cliënten ontvangen de voorziening in natura. Een hele kleine groep ontvangt deze voorziening in een PGB. 6. Kinderen en jongeren met psychiatrische problematiek en opvoed- en opgroeiproblemen. Deze cliëntgroep valt uiteen in 2 subgroepen: x Kinderen en jongeren met psychiatrische problematiek zonder noodzaak van behandeling; x Kinderen en jongeren met psychiatrische problematiek met noodzaak van behandeling. 6.1.
Kinderen en jongeren met psychiatrische problematiek zonder noodzaak van behandeling. Deze cliëntgroep omvat kinderen en jeugdigen tot 18 jaar met psychiatrische aandoeningen. Meestal gaat het om stoornissen in het autismespectrum (ASS) of ADHD.
Gemeente Heerenveen
Kadernota AWBZ 2015
Pagina 42
Combinaties met andere psychische of lichamelijke stoornissen komen veel voor: x Epilepsie; x Angststoornissen; x Motorische stoornissen. Doordat deze cliënten nog in ontwikkeling zijn, kan de aard en intensiteit van de klachten variëren. Het lastige voor hen is dat ze willen zijn zoals hun leeftijdgenoten en maar moeilijk kunnen accepteren dat zij beperkingen hebben waarmee ze moeten leren omgaan. Vaak wonen deze cliënten nog thuis bij hun ouders. Met begeleiding kunnen de klachten verminderen en kan de sociale redzaamheid verbeteren. Sommige cliënten zijn zo kwetsbaar dat ze hun hele leven begeleiding nodig hebben. 6.2.
Kinderen en jongeren met psychiatrische problematiek met noodzaak van behandeling. Deze cliëntgroep omvat kinderen en jeugdigen tot 18 jaar met psychiatrische aandoeningen. Meestal gaat het om (combinaties) van stoornissen. Het gaat de volgende stoornissen: x in het autismespectrum (ASS); x ADHD; x Schizofrenie; x Borderline; x Psychoses; x Depressie, x Hechtingsproblematiek, etc. Belangrijk is dat deze cliënten een psychiatrische behandeling nodig hebben. Sommigen staan hier niet voor open of zijn hiertoe niet in staat. De psychiatrische problematiek gaat vaak samen met gedragsproblemen. Doordat deze cliënten nog in ontwikkeling zijn variëren hun psychiatrische en gedragsproblemen erg. 6.3. Beoogde resultaat Het beoogde resultaat van de extramurale begeleiding ligt meestal op 3 terreinen: x Wonen: gezin weet hoe om te gaan met de beperkingen van de cliënt; ontlasting van overbelaste andere gezinsleden; x Ontwikkelde woonvaardigheden bij cliënten die zelfstandig willen wonen; x Sociaal functioneren: sociaal netwerk is aanwezig met daarbinnen goede contacten met familie en leeftijdsgenoten; x Psychisch functioneren: omgang met beperkingen. 6.4. Indicatiestelling Bij alle doelgroepen van de AWBZ is het CIZ de bevoegde indicatiesteller ook voor jeugdigen tot 18 jaar met een somatische, zintuiglijke, lichamelijke en verstandelijke beperking. Het CIZ is echter niet bevoegd voor het afgeven van indicaties voor jeugdigen tot 18 jaar met een psychiatrische aandoening. Bureau Jeugdzorg is hier de bevoegde indicatiesteller. 6.5. Voorziening (ZIN of PGB) De cijfers in onze regio hieromtrent zijn niet exact bekend. Op basis van landelijke cijfers maakt 75% van de cliënten gebruik van een PGB bij invulling van zorg. 6.6. Samenloop transitie AWBZ/transitie Jeugdzorg De jeugdzorg wordt in 2015 gedecentraliseerd naar gemeenten en de decentralisatie Jeugdzorg omvat de volgende onderdelen: x
de provinciale jeugdzorg;
Gemeente Heerenveen
Kadernota AWBZ 2015
Pagina 43
x x x x x
de de de de de
gesloten jeugdzorg onder regie van het ministerie van VWS; jeugdreclassering onder de regie van het ministerie van Veiligheid en Justitie; jeugdbescherming onder de regie van het ministerie van Veiligheid en Justitie; Jeugd-GGZ < 1 jaar op grond van Zvw en >1 jaar op grond van de AWBZ; jeugdige verstandelijke gehandicapten.
De jeugd GGZ en de jeugdige verstandelijk gehandicapten maakte in eerste instantie zowel onderdeel uit van de transitie Jeugdzorg als de transitie Awbz. Momenteel blijkt dat de AWBZ-zorg voor jeugd tot 18 jaar naar verwachting overgaat naar de Jeugdwet. 7. Volwassenen met psychiatrische problematiek De doelgroep bestaat uit cliënten met een (al dan niet gediagnosticeerde) chronische psychiatrische aandoening die hen belemmert op enkele of vele levensgebieden. Er is bijvoorbeeld vaak sprake van financiële problematiek. Hierbij kan worden gedacht aan de volgende stoornissen: x Stemmingsstoornissen; x Angststoornissen; x Middelenstoornissen; x Aandachtstekort- of gedragsstoornissen, psychotische stoornissen en een combinatie van stoornissen. De aandoening maakt dat cliënten ten gevolge van soms kleine gebeurtenissen in hun omgeving uit balans raken en dan voor korte of langere tijd meer of andere zorg nodig hebben. Deze cliënten hebben niet alleen last van hun aandoening, maar ook van de gevolgen bijvoorbeeld in het sociale verkeer. Het kenmerk van de groep is dat zij weinig of geen regie (kunnen) nemen. Deze groep gaat daarom vaak niet uit zichzelf naar algemeen beschikbare voorzieningen, er is sprake van zorg- en contactmijdend gedrag. 7.1. Begeleiding Deze doelgroep ontvangt zowel individuele als groepsbegeleiding. De individuele begeleiding richt zich vooral op: x Structureren en ondersteunen van de eigen regie; x Ondersteunen bij het aangaan en onderhouden van de sociale contacten; x Inzicht geven in gevolgen van eigen optreden; x Terugvalpreventie en toezicht op medicatiegebruik. De groepsbegeleiding is bedoeld voor: x Opbouw van een normaal werkritme en werkervaring; x Bevorderen van samenwerking met anderen. Deze groep ontvangt matige tot zware ondersteuning. De prognose van de begeleiding is over het algemeen gelijkblijvend of progressief. 7.2. Beoogd resultaat Het beoogd resultaat van de extramurale begeleiding ligt meestal op vijf terreinen: x Werk-/dagbesteding: gestructureerde indeling van de dag, zinvolle (arbeidsmatige) dagbesteding eventueel in aanloop naar betaald werk; x Sociaal functioneren: (opgebouwd of versterkt) sociaal netwerk met goede contacten met familie; x Wonen: aangeleerde woonvaardigheden; x Financiën: beperkte financiële problemen en om kunnen gaan met geld; x Psychisch functioneren: om kunnen gaan met de beperking en een vergroot zelfvertrouwen; x Lichamelijke zorg: schoon en verzorgd uiterlijk en dagelijks eten en drinken.
Gemeente Heerenveen
Kadernota AWBZ 2015
Pagina 44
7.3. Opvallende zaken Cliënten met psychiatrische problematiek maken minder gebruik van groepsbegeleiding, maar wel van individuele begeleiding (ruim 90%). Opvallend is dat er nauwelijks gebruik wordt gemaakt van vrijwilligers voor begeleiding (gezelschap, maatje, praktische ondersteuning). 7.4. Maatschappelijke opvang (MO) Een belangrijk onderdeel van de doelgroep zijn de mensen die de maatschappelijke opvang bezoeken in Leeuwarden en Sneek en de inloopvoorzieningen GGZ in Fryslân. De financiering van de Maatschappelijke Opvang loopt voor het leeuwendeel via de centrumgemeente Leeuwarden en de AWBZ. Er is nadrukkelijk sprake van een samenloop van AWBZ begeleiding met AWBZ verzorging en/of verpleging. Verpleging gaat naar de zorgverzekeraars. De overige vormen gaan over naar de gemeenten. Voor de inloop GGZ is het de verwachting dat deze overgaat naar de centrumgemeente maar voor de maatschappelijke opvang is het nog niet exact duidelijk wat overgeheveld wordt van AWBZ naar gemeente, wat bij de centrumgemeenten blijft en wat doorgeschoven wordt aan alle gemeenten. Omdat het voor een deel gaat om alleenstaanden en (een-)oudergezinnen zonder een vaste woonof verblijfplaats lijkt een regionale schaal van organiseren voor de hand liggend. 8. Ouderen met somatische of psychogeriatrische problematiek Deze cliëntengroep bestaat uit: x ouderen die door lichamelijk achteruitgang beperkt zijn in hun zelfredzaamheid en x ouderen die door cognitieve achteruitgang beperkt zijn in hun zelfredzaamheid. Er is sprake van drie groepen: ¾
Ouderen die door lichamelijke achteruitgang beperkt zijn in hun zelfredzaamheid. Bij deze groep is er sprake van verminderde vitaliteit door het ouder worden. Er bestaat daardoor een grotere kans op sociaal isolement en verminderde zelfredzaamheid. Bij verminderde lichamelijke kwaliteit kan worden gedacht aan slechte mobiliteit, beperkt zicht/gehoor/spraak. De verminderde geestelijke kwaliteit uit zich bijvoorbeeld in depressieve klachten, beginnende cognitieve beperkingen en psychiatrische ziektebeelden die versterken met het ouder worden. Bij deze doelgroep is vaak sprake van multiproblematiek, ook wordt het sociale netwerk kleiner en wordt de kwaliteit van leven als minder ervaren. Onder deze cliënten bevinden zich ook veel zorgmijders.
¾
Ouderen die door cognitieve achteruitgang beperkt zijn in hun zelfredzaamheid. De cliënten hebben een vorm van dementie, waardoor zij cognitieve beperkingen hebben en meer valgevaarlijk worden. De zelfredzaamheid neemt af. Dementie is een progressieve ziekte waarbij er vaak sprake is van multiproblematiek. De dagbehandeling gaat verder dan dagbesteding. Er is vaak mantelzorg, maar overbelasting van deze persoon dreigt. Het is daarom belangrijk om de cliënt niet op zich te benaderen, maar als geheel.
¾
Ouderen ouder dan 65 jaar die relatief vroeg geconfronteerd worden met vormen van dementie. Een naar verhouding kleine groep die terug te vinden is onder de cliëntgroep somatisch 0-65 jaar.
Er wordt zowel individuele begeleiding als groepsbegeleiding verstrekt:
Gemeente Heerenveen
Kadernota AWBZ 2015
Pagina 45
x
De individuele begeleiding kan bestaan uit: praktische hulp bij allerlei zaken, zoals administratie en boodschappen doen. Bij lichamelijke achteruitgang kan de begeleiding ook bestaan uit: gesprekken over de zingeving en waarde van het leven en hulp bij plannen en stimuleren van contact met mensen uit sociale omgeving. Bij cognitieve achteruitgang kan de begeleiding ook bestaan uit het compenseren van het beperkte of afwezige regelvermogen.
x
Groepsbegeleiding is gericht op zinvolle daginvulling. Ook het vervoer van en naar de instelling valt onder deze vorm van begeleiding.
8.1. Beoogde resultaat begeleiding Het beoogde resultaat van de extramurale begeleiding ligt meestal op de terreinen: x Dagbesteding: structuur in het dagelijks leven en een passende dagactiviteiten; x Sociaal functioneren: (versterkt) sociaal netwerk bestaande uit familie, vrienden en buren; x Wonen: gecompenseerde beperkingen waardoor langer zelfstandig wonen en leven mogelijk is en voorkómen van onveilige situaties; x Financiën: overzicht op de administratie en financiën; x Psychisch functioneren: draagkrachtige mantelzorger of steunsysteem, tijdige medicijninname en tijdige herkenning van signalen van onrust; x Lichamelijke zorg: schoon en verzorgd uiterlijk en dagelijks eten en drinken. 8.2. Vervoer van en naar de dagbesteding Meer dan 90% van de cliënten die een indicatie hebben voor dagbesteding hebben ook een indicatie voor het vervoer van naar de dagbesteding. 8.3. Voorkeurslevering (PGB of ZIN) Ongeveer 90% van de individuele/groepsbegeleiding wordt in de vorm van zorg in natura door gecontracteerde zorgaanbieders geleverd. 9. Palliatief terminale zorg Palliatief terminale zorg (PTZ) is de zorg in de laatste fase voor mensen die ongeneeslijk zijn, maar ook voor familie en naasten van deze mensen. Het doel van de palliatieve zorg is om een zo hoog mogelijke kwaliteit van leven voor patiënten en hun familie te realiseren. Palliatieve terminale zorg kan worden ingezet wanneer een cliënt een levensverwachting heeft van minder dan 3 maanden. Een bijzondere en kwetsbare groep mensen maakt van PTZ gebruik. PTZ wordt vaak gecombineerd met verzorging en verpleging. Verpleging wordt een Zvw-voorziening dus afstemming tussen gespecialiseerde verpleegkundige zorg en andere hulpverleners is hierbij noodzakelijk. Dit is ook de intentie van het Rijk, omdat er onder de Zvw hoogstwaarschijnlijk een nieuwe voorziening zal ontstaan: thuisverpleging (zie bijlage IX) Palliatieve zorg moet snel geleverd kunnen worden, ook wanneer iemand vrijdagmiddag uit het ziekenhuis ontslagen wordt. Hierover worden afspraken gemaakt met het ziekenhuis. De palliatieve zorg kan aan huis of in een instelling geleverd worden. Het wordt professioneel via de AWBZ aangeboden, maar ook door vrijwilligers zoals bijvoorbeeld in het Julie Jan Wouters Hospice in Heerenveen. Het is nog niet volledig zeker dat PTZ definitief overgaat van AWBZ naar Wmo, hetgeen wel onze verwachting is. 9.1. Begeleiding Het betreft alleen individuele begeleiding. De begeleiding richt zich op: x Het overnemen van toezicht, omdat er geen mantelzorg is of om de mantelzorg te ontlasten; Gemeente Heerenveen
Kadernota AWBZ 2015
Pagina 46
x x
Praktische hulp bij het handelingen en het compenseren van de regie voor de cliënten; Ook worden cliënt en mantelzorg ondersteund bij zinvolle tijdsbesteding op “goede momenten”.
9.2. Beoogd resultaat Het beoogd resultaat van de extramurale begeleiding ligt meestal op 9 terreinen: 1. Een veilig en comfortabel sterfbed thuis; 2. Proactieve, professionele zorg die goed is afgestemd met aanwezige mantelzorgers en eventuele vrijwilligers; 3. Overzicht voor de cliënt en zijn naasten op regelzaken (coördinatie mantelzorg, afstemming met verpleging, voorbereiding op overlijden en uitvaart); 4. Goede en juiste informatie zodat de cliënt en zijn naasten de juiste keuzes kunnen maken over het verloopt van het ziek- en sterfbed; 5. Structurele ontlasting van de mantelzorgers; 6. Advies en ondersteuning bij het vinden van een zinvolle tijdsbesteding in de laatste levensfase; 7. Zoveel mogelijk behoud van regie bij de cliënt op de eigen zorgsituatie; 8. Actief meedenken van mantelzorgers met professionele zorgverleners; 9. Ondersteuning bij communicatie met de huisarts en/of specialist. 9.3. Natura of PGB Er zijn weinig cliënten die gebruik maken van een PGB. Voor veel mantelzorgers zijn “de regelzaken” rond een PGB te belastend.
Gemeente Heerenveen
Kadernota AWBZ 2015
Pagina 47
Bijlage IV
Het huidige verzorging
AWBZ-werkproces
begeleiding
en
persoonlijke
Een inwoner, familielid, huisarts, zorgaanbieder of ziekenhuis meldt bij het CIZ dat behoefte is aan ondersteuning van een inwoner met een beperking. Het CIZ neemt een vragenlijst af bij een inwoner en bepaalt of er voldoende (matige of zware) grondslag is voor een AWBZ indicatie. Het CIZ komt tot een indicatie begeleiding of verzorging, doorgaans bestaande uit een bandbreedte van uren waarbinnen de zorg vergoed mag worden. Dat kan zijn groepsbegeleiding of individuele begeleiding of een combinatie van beiden of persoonlijke verzorging. Inwoners hebben op dit moment de vrijheid om te kiezen voor zorg in natura (ZIN) of een persoonsgebonden budget en in de aanbieder van de zorg. Inwoners worden door het CIZ geïnformeerd over één of meerdere instellingen die behulpzaam kunnen zijn. Dat betreft bij zorg in natura een instelling die wettelijk is toegelaten tot het bieden van zorg onder de AWBZ (moet voldoen aan certificering en andere voorwaarden). Bij een PGB mag de inwoner zelf bepalen wie de zorg levert. De inwoner kiest een zorgaanbieder of individuele begeleider (hoeft niet te voldoen aan certificering of opgelegde voorwaarden). De ZIN-aanbieder bepaalt in overleg de kwaliteit en aard van de gewenste ondersteuning en declareert de kosten bij het Zorgkantoor. Het CAK krijgt een melding van het indicatiebesluit en betaalt op voordracht van het Zorgkantoor de zorgaanbieder voor geleverde zorguren en int eventueel een eigen bijdrage bij betrokken inwoner. In de onderstaande twee schema’s kunt u lezen op welke wijze nu de aanvraagprocedure is voorgegeven voor zowel ZIN en PGB. Deze aanvraagprocedure is niet nieuwe voor onze gemeente, in 2006 was dit ook het geval bij de hedendaagse voorziening hulp bij het huishouden. Ook die voorziening is succesvol geïmplementeerd binnen ons Wmobeleid. Schema 1: Van zorgvraag naar zorgverlening, in natura 8 CIZ 1 2 Inwoner/cliënt
Zorgkantoor 3
5
CAK
Belastingdienst
9
7
4
6 10
Zorgaanbieder
Gemeente Heerenveen
Kadernota AWBZ 2015
Pagina 48
1. De cliënt meldt zich bij het CIZ voor een indicatie. 2. De indicatie wordt doorgestuurd naar het zorgkantoor, waarbij de cliënt de voorkeursaanbieder heeft aangegeven. 3. Wanneer de zorgaanbieder van voorkeur geen plaats heeft, bemiddelt het zorgkantoor, na overleg met de cliënt, naar een andere zorgaanbieder. 4. Het zorgkantoor stuurt de indicatie door naar de zorgaanbieder. 5. De zorgaanbieder neemt contact op met de cliënt en de begeleiding kan worden gestart. 6. De zorgaanbieder meldt de cliënt bij het CAK zodat de eigen bijdrage berekend kan worden. 7. Het CAK vraagt bij de Belastingdienst het inkomen op om de definitieve eigen bijdrage te berekenen. 8. Het CAK brengt de eigen bijdrage bij de cliënt in rekening. De cliënt betaalt de eigen bijdrage aan het CAK. 9. Het zorgkantoor geeft het CAK opdracht gelden over te maken naar de zorgaanbieders op basis van de overeengekomen productieafspraken. 10. Het CAK betaalt naar aanleiding van de betalingsopdracht de gelden uit aan de zorgaanbieders.
Schema 2: Van zorgvraag naar zorgverlening, in pgb
CIZ 1 2 3
Inwoner/cliënt
Zorgkantoor
4
CAK
5
Belastingdienst
6 7 Zorgaanbieder
1. De cliënt meldt zich bij het CIZ voor een indicatie. 2. De indicatie wordt doorgestuurd naar het zorgkantoor, waarbij de cliënt voorkeur heeft aangegeven voor een pgb. 3. Het zorgkantoor vertaalt de indicatie naar een (netto) pgb en betaalt het pgb uit aan de cliënt. Na berekening van de definitieve eigen bijdrage wordt de cliënt door het zorgkantoor op de hoogte gebracht (met eventueel verrekening, nabetaling of vordering). 4. Het zorgkantoor verzoekt het CAK om de definitieve eigen bijdrage te berekenen. Het CAK koppelt deze terug naar het zorgkantoor. 5. Het CAK vraagt bij de Belastingdienst het inkomen op om de definitieve eigen bijdrage te berekenen. 6. Het zorgkantoor verstrekt de Belastingdienst informatie over bestede pgb-gelden van budgethouder. 7. De cliënt koopt zelf zorg in en betaalt.
Indicatiestelling In de praktijk vragen cliënten meestal rechtstreeks begeleiding of verzorging aan bij een aanbieder, waarnaar zij door huisarts, ziekenhuis of maatschappelijk werk zijn verwezen. De aanbieder maakt zelf een begeleidingsplan met de daarbij horende indicatie. Deze indicatie wordt administratief - en bij bepaalde cliënten telefonisch - getoetst door het Gemeente Heerenveen
Kadernota AWBZ 2015
Pagina 49
CIZ. Bij de keuze welk type aanvragen, van welke zorgverleners en welk percentage getoetst wordt, hanteert het CIZ een op ervaring gebaseerd ‘staffelsysteem’. De gang van zaken verschilt zodoende per aanbieder. Als de aanbieder, volgens het oordeel van het CIZ, nauwkeurig en betrouwbaar aangeeft welke zorg nodig is, kan de zorgaanbieder vrijwel direct de zorg inzetten. In andere gevallen moet de aanbieder wachten op toetsing van het CIZ en zorgtoewijzing van het zorgkantoor. Dit proces is nu volledig geautomatiseerd. Soms is er aanvullend overleg tussen cliënt, CIZ en aanbieder. Overigens, de totstandkoming van een passend indicatiebesluit is inhoudelijk niet altijd even eenvoudig. Om in aanmerking te komen voor AWBZ-begeleiding of verzorging moet worden vastgesteld dat de hulpvrager matige tot zware beperkingen heeft. Het onderscheid tussen enerzijds lichte en anderzijds matige tot zware beperkingen is niet altijd eenvoudig te maken. Herindicaties Wijzigingen in de begeleiding (zwaarte, duur etc.) worden in overleg met de cliënt door de aanbieder via een herindicatie aan het CIZ gemeld. Na toetsing door het CIZ wordt dit weer doorgegeven aan het zorgkantoor, enzovoort. Sinds 1 januari 2010 is het formeel mogelijk om Herindicaties via Taakmandaat (HiT's) in te dienen. Dit houdt in dat de zorgaanbieder gemandateerd is een herindicatie af te geven zonder tussenkomst van een CIZ-indicatiesteller. HiT's worden steekproefsgewijs gecontroleerd.
Gemeente Heerenveen
Kadernota AWBZ 2015
Pagina 50
Bijlage V
Het (eerdere) concept wetsvoorstel wijziging Wmo-begeleiding
In het oorspronkelijke wijzigingsvoorstel Wmo was, voor wat betreft de compensatieplicht bij de decentralisatie van begeleiding, al het onderstaande opgenomen. Logischerwijs kunnen wij u nog niet het beeld schetsen op welke manier de voorziening persoonlijke verzorging precies zal worden in de Wmo. Onze verwachting is dat deze formulering niet veel zal afwijken van die onder de AWBZ. Duidelijkheid hierover zal er zijn in het najaar van 2013 met behulp van het wijzigingsvoorstel Wmo. Wij verwachten nog steeds dat de op grond van de AWBZ-begeleiding (straks Wmo) te treffen voorzieningen de burger in staat dienen te stellen om dagelijkse levensverrichtingen uit te voeren en het persoonlijk leven te structureren en daarover regie te voeren. Dit nieuwe onderdeel richt zich in de eerste plaats op praktische handelingen en vaardigheden, gericht op de zelfredzaamheid in de dagelijkse leefsituatie, met inbegrip van het voorkomen van het verlies van zelfredzaamheid. Op grond hiervan kan bijvoorbeeld ondersteuning en hulp worden geboden bij eenvoudige of complexe (praktische) taken/activiteiten, of bij het oplossen van praktische problemen die buiten de dagelijkse routine vallen, het optillen en verplaatsen van voorwerpen die iemand dagelijks nodig heeft, of het beheer van huishoudgeld en de thuisadministratie. Het uitvoeren van dagelijkse levensverrichtingen zoals in dit resultaatgebied bedoeld, dient bij te dragen aan de structuur en de regie over het persoonlijke leven. Het onvermogen om praktische handelingen te verrichten staat meestal niet op zich. Dit nieuwe onderdeel is gericht op het compenseren en actief herstellen van het beperkte of afwezige regelvermogen van de burger, waardoor deze onvoldoende of geen regie over het eigen leven kan voeren. Het gaat dan bijvoorbeeld om zaken als het regelen van randvoorwaarden op het gebied van wonen, onderwijs, werk en inkomen, hulp bij het plannen, stimuleren en voorbespreken van activiteiten, hulp bij het initiëren of het op- of bijstellen van dag- of weekplanning, het inzicht geven in (mogelijke) gevolgen van besluiten en hulp bij het zich aan regels en afspraken houden en het corrigeren van besluiten of gedrag. Ook is het in voorkomende gevallen nodig om toezicht te bewerkstelligen, bijvoorbeeld op gedrag ten gevolge van een stoornis, thuis of elders, of een zodanig toezicht dat tijdig kan worden ingegrepen bij bijvoorbeeld valgevaar, of complicaties bij een ziekte. Begeleiding kan ook, al dan niet in samenhang met verpleging en verzorging, bij palliatieve terminale zorg noodzakelijk zijn, bijvoorbeeld als het nodig is om permanent toezicht te houden op iemand die in de laatste levensfase verkeert. De vorm waarin de resultaten van de compensatieplicht van de Wmo wordt bereikt, behoort vooralsnog tot de beleidsvrijheid van de gemeente en is duidelijk in het najaar van 2013.
Gemeente Heerenveen
Kadernota AWBZ 2015
Pagina 51
Bijlage VI
Totalen cliëntgroepen AWBZ
1. Aantal cliënten met een geldige indicatie voor AWBZ-zorg Onder AWBZ-zorg wordt alle zorg verstaan die momenteel via deze volksverzekering wordt verstrekt aan onze inwoners. Het gaat dus niet alleen om begeleiding of persoonlijke verzorging, maar ook om verpleging, behandeling en intramuraal. Gemeente Heerenveen
Aantal 2.475 2.540 2.575
1 juli 2011 1 januari 2012 1 juli 2012
Heerenveense deel B’him
5
Totaal aantal 2.718 2.785 2.823
243 (tot. 785 B’him) 245 (tot. 790 B’him) 248 (tot. 795 B’him)
2. Aantal cliënten met een geldige indicatie voor AWBZ-zorg (extramuraal en intramuraal) naar leeftijd Leeftijd
H’veen
0-11 12-17 18-49 50-64 65-74 75-84 86 en o.
60 75 570 260 260 570 680
Totaal
2475
1 juli 2011 B’him 6 6 50 23 26 64 68
totaal
H’veen
66 81 620 283 286 634 748
60 70 600 275 255 575 705
2718
2540
(20) (20) (160) (75) (80) (205) (220)
243
1 januari 2012 B’him totaal 8 8 48 23 26 61 71
68 78 648 298 281 636 776
65 70 625 280 260 560 710
2785
2575
(25) (25) (155) (75) (80) (195) (230)
245
H’veen
1 juli 2012 B’him 8 8 50 23 25 64 70
totaal
(25) (25) (160) (75) (80) (205) (225)
248
73 78 675 303 285 629 780 2823
3. Aantal cliënten met een geldige indicatie voor AWBZ-zorg (extramuraal en intramuraal) op dominante grondslag 1 juli 2011 Dominante grondslag
H’veen
SOM PG PSY LG VG ZG
1155 265 355 180 490 30
Totaal
2475
B’him 127 25 26 23 37 5
(410) (80) (85) (75) (120) (15)
243
1 januari 2012 totaal
H’veen
1282 290 381 203 527 35
1160 285 380 195 500 25
2718
2540
B’him 125 27 27 24 39 3
(405) (85) (85) (75) (125) (10)
245
1 juli 2012 totaal
H’veen
1285 312 407 219 539 28
1175 280 395 185 520 20
2785
2575
B’him 127 26 31 23 38 3
(410) (85) (100) (75) (125) (10)
248
totaal
1302 306 426 208 558 23 2823
(SOM) = Somatische aandoening/beperking; (PG) = Psychogeriatrische aandoening/ beperking, (PSY) = Psychiatrische aandoening/ beperking, (LG) = Lichamelijke handicap, (VG) = Verstandelijk handicap, (ZG) = Zintuiglijke handicap.
5
berekening is als volgt: 31% van de inwoners van B’him gaat naar H’veen. Van de aantallen genoemd in de CIZ Basisrapportage AWBZ, Gem. B’him is 31% genomen en in bovenstaande tabel weergegeven.
Gemeente Heerenveen
Kadernota AWBZ 2015
Pagina 52
4. Aantal extramurale cliënten met een indicatie voor de functie begeleiding met een geldige indicatie voor extramurale AWBZ-zorg naar cliëntgroep Cliëntgroep
H’veen
SOM 0-64 SOM 65-75 SOM > 75 PG > 65 PSY > 18 VG 0-17 VG > 18 ZG LG
20 10 45 50 235 75 200 20 65
Totaal
720
1 juli 2011 B’him (10) (5) (15) (10) (75) (25) (50) (5) (30)
3 2 5 3 22 8 16 2 9
70
1 januari 2012 H’veen B’him totaal
totaal 23 12 50 53 257 83 216 22 74
25 10 40 40 255 75 210 15 70
790
740
(10) (5) (15) (10) (70) (30) (50) (5) (30)
3 2 5 3 22 9 16 2 9
71
H’veen
28 12 45 43 277 84 226 17 79
25 10 45 45 270 75 215 15 65
811
765
1 juli 2012 B’him (10) (5) (15) (10) (80) (35) (45) (5) (25)
3 2 5 3 25 11 14 2 8
73
totaal 28 12 50 48 295 86 229 17 73 838
5. Aantal cliënten met een geldige indicatie voor AWBZ-zorg per functiecategorie (alleen extramuraal). 1 juli 2011 B’him
1 januari 2012 B’him Tot
Hv
200
622
585
67
8 14
25 45
98 149
75 145
11 9
21 5 35 30
10
X
X
10
10
2
5
12
361
350
31
100
381
360
33
10 5
393
35
106
100
12
40
112
105
11
35
116
3
10
43
45
3
10
48
45
3
10
48
80
9
30
89
80
11
35
91
75
11
35
86
55
5
15
60
65
6
20
71
70
6
20
76
55
3
10
58
50
3
10
53
55
3
10
58
60
8
25
68
55
6
20
61
50
6
20
56
1620
1540
1696
1575
Functie
Hv
PV-sec
530
62
VP-sec PV + VP BH (+ PV/VP)
90 120
BGI-sec BGI+PV/VP/ BH BGG-sec BGG +PV/VP/BH BGI+BGG (sec) BGI+BGG(+ PV/VP/BH) KVB (+PV/VP/BH /BGI/BGG)
Totaal
Tot
Hv
200
592
560
62
9 12
30 40
99 132
90 135
10
2
5
12
330
31
100
95
11
40
1465
155
156
1 juli 2012 B’him totaal
162
652 86 154
1737
(PV) = Persoonlijke verzorging; (VP) = Verpleging; (BH) = Behandeling; (BG) = Begeleiding Individueel; (BGG) = Begeleiding Groep; (KVB) = Kortdurend Verblijf
Gemeente Heerenveen
Kadernota AWBZ 2015
Pagina 53
6. Aantal cliënten met Begeleiding Individueel en het gemiddelde aantal uren Begeleiding Individueel per cliëntgroep. 1 juli 2011 Cliënt SOM 0-64 SOM 65-75 SOM 75 en o. PG 65 en o. PSY 18 en o. VG 017 VG 18 en o. ZG LG Totaal
H’veen Gemidd. Aantal Aantal clienten uren
1 januari 2012
B’him Gemidd. Aantal Aantal clienten uren
H’veen Gemidd. Aantal Aantal clienten uren
1 juli 2012
B’him Gemidd. Aantal Aantal clienten uren
H’veen Gemidd. Aantal Aantal clienten uren
B’him Gemidd. Aantal Aantal clienten uren
15
9,6
3
10
8,0
15
8,9
3
10
11,3
15
11,3
3
10
7,8
10
13,6
X
X
X
5
17,3
X
X
X
5
20,6
X
X
X
10
19,3
2
5
10,6
15
19,6
2
5
16,1
20
15,0
X
X
X
25
3,5
X
X
X
20
3,6
X
X
X
15
2,7
X
X
X
225
2,8
20
65
3,1
245
2,8
20
65
3,0
255
2,9
23
75
3,0
55
3,7
8
25
3,9
55
3,5
8
25
3,5
55
3,6
8
25
3,3
185
4,3
16
50
3,7
195
4,3
16
50
4,0
200
4,3
14
45
3,8
15 40
2,1 3,6
2 6
5 20
2,4 3,1
15 40
2,1 3,3
2 6
5 20
2,4 3,1
15 45
1,9 3,1
X 6
x 20
X 3,5
580
4,1
3,8
605
4,1
4,3
625
4,2
57
57
54
7. Aantal cliënten met Begeleiding Groep en het gemiddelde aantal dagdelen Begeleiding Groep per week per cliëntgroep.
Cliënt SOM 0-64 SOM 65-75 SOM 75 en o. PG 65 en o. PSY 18 en o. VG 017 VG 18 en o. ZG LG Totaal
1 juli 2011 H’veen B’him Aant Gem. Gem. Aantal client aantal Aant clienten en dagd. dagd
1 januari 2012 H’veen B’him Gem. Gem Aantal Aantal aantal Aant clienten clienten dagd. dagd
1 juli 2012 H’veen B’him Gem. Gem Aantal Aantal aantal aantal client clienten dagd dagd
10
5,6
x
x
x
10
5,8
x
x
X
10
6,1
X
X
X
5
6,6
x
x
x
5
6,0
2
5
4,8
X
X
X
X
X
35
4,5
3
10
4,0
30
4,4
3
10
4,0
25
4,7
3
10
4,2
35
5,4
3
10
6,2
30
6,0
3
10
6,2
35
5,6
3
10
6,3
25
5,0
3
10
5,1
35
5,1
3
10
4,6
40
4,8
5
15
5,2
55
2,8
6
20
2,1
50
2,8
6
20
2,0
55
2,7
8
25
2,0
70
7,7
5
15
8,3
75
7,7
3
10
8,7
75
7,4
3
10
7,6
10 35
2,8 5,1
x 3
x 10
x 4,3
5 40
3,0 4,9
x 5
x 15
X 4,2
5 40
3,2 4,5
X 5
x 15
x 4,5
280
5,3
4,8
280
5,4
4,5
285
5,2
23
25
27
4,5
8. Aantal cliënten met Kortdurend Verblijf en het gemiddelde aantal etmalen Kortdurend Verblijf per week per cliëntgroep.
cliëntgr oep SOM 064 SOM 6575 SOM 75
1 juli 2011 H’veen B’him Gem. Gem Aant Aant aant aant client al etmal etmal en client en en
1 januari 2012 H’veen B’him Gem Gem Aant Aant aant aant client al etmal etmal en client en en
1 juli 2012 H’veen B’him Gem Gem Aant Aant aant aant client al etmal etmal en client en en
X
X
-
X
x
X
X
-
X
X
X
X
-
X
X
X
X
-
X
X
X
X
-
X
X
X
X
-
X
X
X
X
-
X
X
X
X
-
X
X
X
X
-
X
X
Gemeente Heerenveen
Kadernota AWBZ 2015
Pagina 54
4,2
en o. PG 65 en o. PSY 18 en o. VG 0-17 VG 18 en o. ZG LG Totaal
X
X
-
X
X
X
X
-
X
X
X
X
-
X
X
X
X
-
X
X
X
X
-
X
X
X
X
-
X
X
1,2
35
1,2
5
1 5
1,2
30
1,1
6
2 0
1,2
40
1,2
6
2 0
10
1,3
-
X
X
10
1,2
-
X
X
10
1,1
-
X
X
X 5
X 2,2
-
X X
X X
X 5
X 2,2
-
X X
X X
X 5
X 2,0
-
X X
X X
55
1,3
1,2
50
1,3
1,2
45
1,3
6
5
6
1,2
9. Aantal cliënten met Persoonlijke Verzorging en het gemiddelde aantal uren Persoonlijke Verzorging per week per cliëntgroep.
Cliënt groep SOM 0-64 SOM 65-75 SOM 75 en o. PG 65 en o. PSY 18 en o. VG 0-17 VG 18 en o. ZG
1 juli 2011 H’veen B’him Gem Gem Aant Aant aant aant client client uren uren 3 9 60 7,6 8,2 0 3 11 110 5,0 4,7 5 1 57 505 5,6 5,4 8 5 1 3 40 10,0 4,2 0
60
1 juli 2012 H’veen B’him Gem Gem Aant Aantal aant aant client client uren uren
6,6
9
30
8,1
65
7,3
9
30
6,8
100
4,7
1 2
40
5,8
100
4,9
6
20
7,9
540
5,5
5 7
18 5
5,6
570
5,5
5 9
19 0
5,7
40
9,3
3
10
4,4
45
7,5
5
15
4,9
20
4,2
2
5
4,4
25
4,5
3
10
4,8
25
4,8
3
10
4,4
35
6,5
2
5
2,8
30
6,4
2
5
2,8
30
6,2
3
10
2,6
45
5,3
3
4,2
45
5,4
2
5
3,3
45
5,4
2
5
3,4
1 1
1 1
10
5,6
-
LG
75
10,0
9
Totaal
900
6,2
10.
1 januari 2012 H’veen B’him Gem Gem Aant Aantal aant aant client client uren uren
1 0 X 3 0 96
X
5
5,2
12,4
85
9,8
6,1
930
6,0
X
X
5
6,1
35
12,5
90
10,2
6,5
975
6,1
99
X
X
35
12,0
98
6,5
Aantal cliënten met een geldige extramurale indicatie voor AWBZ -zorg per voorkeursleveringsvorm 1 juli 2011 B’him
1 juli 2012 B’him 11 1160 (375) 6
H’veen
zorg in natura (ZIN)
1080
113
(365)
1125
115
(370)
270
29
(95)
295
29
(95)
290
29
(95)
50 75 1475
6 6
(20) (20) 154
45 70 1540
6 8
(20) (25)
45 80 1575
6 9
(20) (30) 160
persoonsgebonden budget (Pgb) ZIN+Pgb Onbekend Totaal
Gemeente Heerenveen
H’veen
1 januari 2012 B’him
Voorkeurslevervorm
Kadernota AWBZ 2015
158
H’veen
Pagina 55
Bijlage VII
Huidige AWBZ-zorgaanbieders binnen onze gemeente
Hieronder staan de 59 zorgaanbieders genoemd welke momenteel op het gebied van begeleiding en (deels) persoonlijke verzorging binnen onze gemeentegrenzen de zorg leveren. De definitieve lijst van zorgaanbieders sec voor persoonlijke verzorging moeten wij nog ontvangen. Let wel, deze organisaties hebben dus een contract met het Zorgkantoor om zorg in natura te mogen leveren binnen onze grenzen. Zorgboerderijen, welke via een persoonsgebondenbudget worden gefinancierd, zijn nog niet opgenomen in de onderstaande tabellen. Talant GGZ Friesland Coornhertstate Anna Schotanus Thuiszorg Friese Wouden Tjallingahiem Olmen Es
Verslavingszorg Noord Nederland GGMD voor Doven en Slechthorenden De Miente Greunshiem Hoeve Boschoord GGZ Zorgcentrum Heremastate Zorgcentrum Marienbosch
Philadelphia Friesland De Noorderbrug (dagbest. Drenthe) J.P. van den Bent stichting, De Noorderbrug regio Friesland Ilmarinen de Vlonder Stichting de Noorderbrug Groningen
RIBW PC Hooft Leger des Heils GGZ Groningen Kwintes Limor ZIENN Friesland Pi-Zorg Fier Fryslân
Zorgcentrum Marijkehiem Zorg v. ouderen Harenkarspel Bertilla De Zijlen verblijf met behandeling Verpleegcentrum Lindestede ZuidOostZorg, locatie Ikenhiem Reinaerde, extramuraal
Leger des Heils, regio Friesland Terwille Zorgkompas in beweging Zorgmaatwerk B.V. Prozorg, regio Friesland WerkPro, regio Friesland STICHTING BEZINN (FRIESLAND)
Comfortzorg AWBZ B.V. Stichting Residentie Buitenzorg Dichterbij extramuraal NOB Maeykehiem
TDC Friesland Leger des Heils Welzijn Thuiszorg Groot Gelre BV Privazorg, regio Friesland
Thuiszorg Zuidwest Friesland
Buurtzorg Nederland, regio Friesland
THUISZORG OUDE EN NIEUWE LAND
Aardema Thuiszorg
St.Zorggarant Friesland
TDC (Drenthe)
Gemeente Heerenveen
Kadernota AWBZ 2015
Zorg op Maat Actiefzorg ZOB Kinderman Zorggroep B.V.
Pagina 56
Bijlage VIII
De AWBZ (NZa)tarieven
Tot slot verstrekken wij u inzicht in de huidige AWBZ-tarieven, welke nu nog worden vastgesteld door de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). Binnen de huidige AWBZ zijn er 42 zorg in natura producten begeleiding, waarvan 19 dagactiviteiten voor volwassenen, 14 dagactiviteiten voor kinderen en 9 begeleiding individiueel producten. Daarnaast zijn er twee producten kortdurend verblijf. De producten zijn ingedeeld naar klantprofiel en worden per sector (verpleging en verzorging, GGZ en GZ) ingekocht. Binnen de PGB zijn er vier producten: begeleiding individueel, begeleiding groep met en zonder vervoer en kortdurend verblijf. De hieronder genoemde NZa tarieven zijn maximale tarieven. Het zorgkantoor bepaalt momenteel het tarief wat een instellig vergoed krijgt op basis van kwaliteitseisen die zij stellen. Een tarief van 70% van het NZa tarief is ongeveerd de ondergrens. Deze tarieven hebben wij opgenomen om hierover een beeld te kunnen vormen. Tarieven Begeleiding dagactiviteit in natura per product (bron: CAK, NZa) NZa tarief (per dagdeel van 4 uur)
Dagactiviteit kinderen (0 tot 18 jaar) Verstandelijk gehandicapt kind zwaar Dagactiviteit volwassenen (18 jaar eo) Basis Somatiek ondersteunend Somatiek revalidatie Psychogeriatrie Verstandelijk gehandicapt licht Verstandelijk gehandicapt midden Verstandelijk gehandicapt zwaar Lichamelijk gehandicapt midden Lichamelijk gehandicapt zwaar Zintuiglijk gehandicapt auditief licht Zintuiglijk gehandicapt visueel licht Zintuiglijk gehandicapt visueel zwaar Jong licht verstandelijk gehandicapt Dagactiviteit langdurig zorg afhankelijk
€ 97,57 € 34,53 € 63,81 € 63,81 € 63,81 € 36,74 € 46,51 € 71,57 € 53,08 € 56,85 € 47,85 € 36,58 € 45,53 € 121,87 € 10,50 (p.u.)
Budget Begeleiding individueel in natura per product (bron: CAK, NZa) NZa tarief (per uur)
Begeleiding individueel Begeleiding Begeleiding extra Begeleiding speciaal 1 (niet aangeboren hersenletstel Gespecialiseerde begeleiding (psychiatrie) Begeleiding ((Jeugd) licht verstandelijk gehandicapten) Begeleiding Zintuiglijk gehandicapt visueel Begeleiding Zintuiglijk gehandicapt auditief
Gemeente Heerenveen
Kadernota AWBZ 2015
€ 50,27 € 53,84 € 82,63 € 87,50 € 97,03 € 91,76 € 76,62
Pagina 57
Bijlage IX
Hervormingen van de langdurige ondersteuning en zorg
In het zorgakkoord is, voor zover van belang voor de decentralisatie, het volgende bepaald. Bij brief van 25 april 2013 heeft de staatssecretaris van VWS de Tweede Kamer op de hoogte gesteld van de notitie ‘hervormingen in de langdurige ondersteuning en zorg’. Deze hervormingen hebben niet alleen betrekking op de wel bekende AWBZdecentralisatie, maar op de gehele zorgsector: de Wmo, de AWBZ en de Zorgverzekeringswet (Zvw). 1.
Samenvatting hervormingen langdurige zorg: naar een waardevolle toekomst
In de nieuwe Wmo x wordt mogelijk gemaakt dat meer mensen dan nu met ondersteuning en zorg thuis kunnen blijven wonen. x zijn gemeenten verantwoordelijk voor ondersteuning van burgers, zodat die kunnen participeren. Deze ondersteuning is voor verschillende doelen beschikbaar, zoals verzorging, begeleiding en participatie. x blijft meer budget beschikbaar dan eerder voorzien, zodat gemeenten op maat huishoudelijke ondersteuning kunnen bieden: 60% (€ 530 miljoen extra) in plaats van 25% van het budget (waarschijnlijk ingaande 2015). x komt een recht op het persoonsgebonden budget, onder stringente voorwaarden en fraudebestendig. x wordt er € 50 miljoen uitgetrokken om sociale wijkteams in te richten. x blijft cliëntondersteuning bestaan, zodat een cliënt zich kan laten bijstaan bij de aanvraag. De AWBZ-middelen hiervoor worden per 2015 overgeheveld naar gemeenten (MEE-middelen). x is er per 2014 een vangnet waarmee gemeenten steun kunnen bieden, ofwel via Wmo-voorzieningen ofwel inkomenssteun via de bijzondere bijstand. Het budget hiervoor loopt op tot ruim € 700 miljoen in 2017. De huidige landelijke regelingen voor inkomenssteun verdwijnen. In de Zorgverzekeringswet (Zvw) x komt een nieuwe aanspraak thuisverpleging, zodat mensen die naast verpleging ook verzorging nodig hebben die van dezelfde hulpverlener kunnen krijgen en mensen langer in eigen omgeving kunnen blijven. x wordt de rol van de wijkverpleging versterkt: de wijkverpleegkundige is een spil in de zorg van mensen en verbindt het medische en sociale domein. Het kabinet trekt € 200 miljoen uit voor meer wijkverpleegkundigen. x wordt de op behandeling en begeleiding gerichte intramurale geestelijke gezondheidszorg ondergebracht. In de nieuwe kern-AWBZ: x is en blijft de zorg in een instelling een verzekerd recht. x wordt mogelijk gemaakt dat mensen in een instelling zorg kunnen krijgen als zij niet langer met steun van hun omgeving thuis kunnen wonen. De drempel voor instellingszorg wordt ten opzichte van het Regeerakkoord verlaagd. x komt een recht op het persoonsgebonden budget, onder stringente voorwaarden en fraudebestendig. x de verhoging van de eigen bijdrage voor mensen die in een instelling verblijven, wordt verzacht. x wordt meer zorg op individuele maat geboden en wordt (in plaats van standaard zorg) gekeken met welke zorg iemand het best geholpen is. In de indicatiestelling Gemeente Heerenveen
Kadernota AWBZ 2015
Pagina 58
x
wordt bepaald of er een recht op zorg is en hoe zwaar die moet zijn. En bepaalt de zorgverlener in overleg met de cliënt welke zorg het beste past. ligt bij de zorgkantoren de verantwoordelijkheid om te zorgen voor een meer doelmatige uitvoering.
Voor 2014 betekent dat: x extramurale dagbesteding beschikbaar blijft, net als de extramurale persoonlijke verzorging onder de AWBZ. x huishoudelijke hulp ook voor nieuwe cliënten beschikbaar blijft (maar wordt er een nog niet nader gedefinieerde bijdrage van de gemeenten gevraagd). 2. Analyse mogelijke gevolgen voor onze inwoners en gemeentelijk Wmo-beleid Algemeen Uitgangspunten van de landelijke visie zijn: 1. Er wordt uitgegaan van wat mensen (nog) wel kunnen in plaats van wat zij niet kunnen. Kwaliteit van leven (welbevinden) staat voorop. 2. Als ondersteuning nodig is, wordt allereerst gekeken naar het eigen, sociale netwerk en de financiële mogelijkheden van betrokkenen en wordt de hulp dichtbij georganiseerd. 3. Voor wie, ook met steun van de omgeving, niet (meer) zelfredzaam kan zijn, is er altijd (op participatie gerichte) ondersteuning en of passende zorg. 4. De meest kwetsbare mensen krijgen recht op passende zorg in een beschermende, intramurale omgeving in een nieuwe kern-AWBZ. De door ons lokaal ingezette visie en onderliggende koers kan dan ook ongewijzigd worden voortgezet! De nieuwe Wmo In de eigenlijke Wmo wordt het nodige veranderd, aangescherpt en verduidelijkt. Aan het einde van dit jaar verwacht het Rijk dat zij een nieuw, integraal Wmo-wetsvoorstel naar de Tweede Kamer kan sturen. Wij verwachten een definitieve vaststelling tegen de zomer van 2014. De hieronder opgenomen hoofdlijnen zijn nog amendeerbaar in de Tweede Kamer, waardoor er nog veranderingen kunnen optreden. Vooralsnog houden wij ons aan de ingezette koers en verwachtingen. De herinrichting Alles is er op gericht om mensen langer zelfstandig thuis te laten wonen. De ondersteuning en zorg en, belangrijker, het meer voor elkaar zorgen vindt bij voorkeur in de eigen omgeving plaats. Overigens, de verdere maatregelen en impact op het gebied van de zogenaamde ZorgZwaarte-pakketten zullen wij separaat aan uw College voorleggen. Wel kunnen wij alvast aangeven dat het beleid ten aanzien van langer tuis wonen effecten heeft op de combinatie van wonen en zorg. Hierover is het Rijk in gesprek en komt nog met een verdere uitwerking van het beleid. De AWBZ-decentralisatie Per 1 januari 2015 worden wij op grond van de Wmo verantwoordelijk voor de ondersteuning van burgers die beperkt kunnen participeren. De al eerder aangekondigde AWBZ-decentralisatie gaat door, waarbij benadrukt wordt dat er geen sprake is van de overheveling van rijkstaken (!!), maar wel een overheveling van het budget zodat wij in grote beleidsvrijheid ondersteuning op maat kunnen organiseren. Derhalve kan men, anders dan aan de AWBZ, geen verzekerde rechten ontlenen aan de Wmo. Het gevolg hiervan is dus dat inwoners geen recht kunnen uitoefenen op een bepaalde individuele voorziening.
Gemeente Heerenveen
Kadernota AWBZ 2015
Pagina 59
De decentralisatie van de huidige AWBZ-voorziening ‘begeleiding’ gaat gepaard met een budgetkorting van circa 25%. Dit hebben wij u eerder al aangegeven. De decentralisatie van de huidige AWBZ-voorziening ‘persoonlijke verzorging’ gaat gepaard met een budgetkorting van circa 15%. Wij ontvangen dan circa 85% van het budget (exclusief het deel dat naar de Zvw gaat). Hulp bij het huishouden Zoals aangehaald, kunnen nieuwe cliënten in 2014 ‘gewoon’ een beroep doen op huishoudelijke hulp. Maar, van gemeenten zal in 2014 een bijdrage gevraagd worden ter dekking hiervan. Wij kunnen nog niet aangeven welke concrete gevolgen dit zal hebben voor onze gemeente. Zover is men op rijksniveau nog niet. De HH-voorziening wordt beperkt tot mensen die deze echt nodig hebben en die er zelf (financieel) niet in kunnen voorzien. De voorgenomen maatregel uit het Regeerakkoord wordt verzacht. Wij houden 60% van het budget om breed in te zetten voor ondersteuning van burgers. Vanaf 2015 is een vorm van huis-houdelijke hulp in individuele situaties mogelijk, als onderdeel van een breed ondersteuningspakket. Dit kan bijdragen aan de wens van mensen om langer thuis te blijven wonen. Wmo-hulpmiddelen Verder is men van mening dat gemeenten kunnen besparen op uitgaven aan hulpmiddelen in de Wmo. Het gemeentefonds is hiervoor taakstellend verlaagd met structureel € 50 miljoen. De gemeenten worden ondersteund bij het stimuleren van hergebruik van hulpmiddelen en het ontwikkelen van poolbeheer voor scootmobielen. Maatwerkvoorziening inkomenssteun Er wordt per 1 januari 2014 een maatwerkvoorziening inkomenssteun in het leven geroepen, waardoor de bestaande regelingen voor financiële compensatie (Wtcg, Compensatie Eigen Risico (CER), de fiscale aftrek van specifieke zorgkosten en de daarmee samenhangende Tegemoetkoming Specifieke Zorgkosten) worden afgeschaft. De gemeenten moeten daarvoor een vangnet opzetten tegen een budget van oplopend tot € 700 miljoen structureel vanaf 2017. Dit budget wordt via het Sociale Domein in het Gemeentefonds overgeheveld naar de gemeente. Gemeenten kunnen maatwerk bieden door het compenseren van beperkingen met voorzieningen via de Wmo of het geven van directe inkomenssteun via de bijzonder bijstand. Het recht op de Wtcg en CER zal met ingang van 2014 vervallen. Dit wetsvoorstel zal nog tijdens dit (tweede) kwartaal bij de kamer worden ingediend. Let wel, inwoners die nu in aanmerking kwamen voor Wtcg en CER (aantallen nog niet bekend) behouden dat recht niet. Inzet sociale wijkteams Het Kabinet investeert (naar verwachting ingaande 2015) € 50 miljoen in het opzetten van sociale wijkteams binnen gemeenten, waarmee de ondersteuning uit het gemeentelijk sociale domein afgestemd kan worden op het medisch domein. Begeleid wonen Wij vermoeden dat het zogenaamde ‘begeleid wonen’ (ondersteuning van mensen met psychiatrische problemen, waarbij niet behandeling maar op participatie gerichte ondersteuning vanuit een beschermde woonomgeving centraal staat) per 2015 een centrumgemeente verantwoordelijkheid gaat worden. Een nieuwe verhouding tussen burger en overheid Om de nieuwe verhouding tussen burger en overheid kracht bij te zetten wordt in de nieuwe Wmo vastgelegd dat eerst de eigen mogelijkheden en die van de sociale omgeving ingezet moeten worden alvorens men een beroep kan doen op publiek gefinancierde ondersteuning.
Gemeente Heerenveen
Kadernota AWBZ 2015
Pagina 60
De compensatieplicht wordt hiertoe herijkt, waarmee gemeenten meer ruimte krijgen om mensen zo nodig, als de hulp in eigen kring ontoereikend is, te ondersteunen met passende voorzieningen. De gemeente die een inwoner ondersteunt, mag van deze verwachten dat die er zelf ook alles aan doet om te kunnen participeren, zowel in sociaal als in financieel opzicht. De financiële draagkracht van burgers zal via de weg van de eigen bijdragesystematiek6 worden gewogen zodat gemeenten, naast de eigen bijdrage, geen aanvullend inkomensbeleid kunnen voeren. Zoals nu ook al het geval is, zijn burgers zelf verantwoordelijk voor voorzieningen die algemeen gebruikelijk worden verondersteld, zoals eenvoudige vervoermiddelen of eenvoudige woonvoorzieningen. Daarbij kan iemand die de voorziening zelf moet betalen ook gebruik maken van de voordelen die gezamenlijke inkoop door de gemeente biedt. Waarborgen in de Wmo De gemeente zal zich tijdens de vraagverkenning er van moeten vergewissen dat de burger ook daadwerkelijk in staat is om een dergelijk gesprek aan te gaan. Voor met name burgers die moeite hebben met het voeren van de regie over het eigen leven kan iemand uit het sociale netwerk, een vrijwilliger, een mentor of zo nodig een professionele cliëntondersteuner bijstand verlenen in het gesprek met de gemeente. Gemeenten bepalen zelf hoe de cliëntondersteuning wordt ingezet. De professionele cliëntondersteuner is onafhankelijk. De middelen in de AWBZ voor cliëntondersteuning worden om deze reden per 2015 overgeheveld naar gemeenten (betreffen de MEE middelen). Samen bieden deze instrumenten een sluitende waarborg dat de burger een oplossing wordt geboden die aansluit bij zijn individuele behoeften en mogelijkheden. Zeggenschap op collectief niveau Zeggenschap op collectief niveau voor burgers wordt verder geconcretiseerd in de Wmo. In de Wmo wordt ruimte gecreëerd voor gemeenten om desgewenst de medezeggenschap rondom de Jeugdwet, Participatiewet en de Wmo gezamenlijk te organiseren. In de herziene Wmo wordt de gemeente verplicht om in het gemeentelijk beleidsplan aan te geven welke eisen zij stellen ten aanzien van de medezeggenschap van cliënten van aanbieders van Wmo-ondersteuning. Specifieke groepen 7 Er zijn groepen inwoners die specifiek zijn vanwege de aard van de beperkingen, de mate waarin deze voorkomt en de concentratie van het aanbod. Tijdens de hervorming zal extra aandacht nodig zijn bij de signalering, toewijzing en inkoop. De overheid is in overleg met gemeenten om voor deze groep tot specifieke arrangementen te komen, bijvoorbeeld via centrale inkoopvoorwaarden. Kwaliteit en toezicht Wij zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit van de maatschappelijke ondersteuning en voor het toezicht daarop. Om kwaliteit te borgen, wordt in de Wmo een wettelijke basisnorm gesteld voor verantwoorde maatschappelijke ondersteuning van goed niveau. Deze norm kan door betrokken partijen worden uitgewerkt tot een gezamenlijk kwaliteitskader met veldnormen. De wenselijkheid en mogelijkheden van een rol voor de IGZ in het toezicht op ondersteuning, waarvoor een individuele beschikking is afgegeven door gemeenten, wordt door het Rijk verkend.
6
Zoals bekend loopt er nu hoger beroep bij de CRvB inzake de toepassing van de (financiele) draagkracht van een aanvrager. Wij verwachten in het eerste half jaar van 2014 hiervan behandeling en uitspraak. 7 Bijvoorbeeld zintuiglijk gehandicapten, niet aangeboren hersenletsel, meervoudige complexe gehandicapten.
Gemeente Heerenveen
Kadernota AWBZ 2015
Pagina 61
Persoonsgebonden budget (PGB) Bij individuele voorzieningen is zeggenschap en keuzevrijheid van de burger een groot goed. Daarom introduceert het Rijk in die gevallen een recht op het pgb onder stringente voorwaarden. Burgers kunnen dan vragen om een pgb, maar deze wordt onder strikte voorwaarden afgegeven door de gemeente. Deze voorwaarden dienen nader uitgewerkt te worden, maar zijn, net als in de kern-AWBZ, onder andere oriëntatie op gemeentelijke ingekochte voorzieningen, de mogelijkheid van regievoering bij de budgethouder, het borgen van goede kwaliteit, doelmatigheid en fraudebestendigheid onder andere door het bieden van de mogelijkheid van trekkingsrecht. Tevens wordt nog bezien of gemeenten zelf mogen besluiten of en onder welke voorwaarden en pgb kan worden verstrekt bij mantelzorg. Informele zorg Het werk van vrijwilligers en mantelzorgers wordt volgens het Rijk nog belangrijker. Gemeenten hebben al een belangrijke rol op het gebied van ondersteuning. Er zal nog overleg worden gepleegd met gemeenten om te verkennen hoe de ondersteuning van mantelzorgers is in te vullen. Sociaal domein De gelden in het sociale domein worden gebundeld, er wordt één brede monitor ontwikkeld, de uitvraag van informatie wordt gestroomlijnd en er wordt samenhang aangebracht in de ondersteuning van gemeenten. Verder wordt er van gemeenten gevraagd om hun gemeentelijke uitvoeringskracht te verstreken door samen te werken. Dit kan door voort te bouwen op de praktijk van intergemeentelijke samenwerking op verschillende schaalniveaus. Overig Het nieuwe Wmo-wetsvoorstel zal ook ingaan op specifieke thema’s als inkoop, meldplicht calamiteiten en geweld, clientervaringsonderzoeken en aanbevelingen over de vrouwenopvang. Daarnaast wordt samenwerking tussen gemeenten en verzekeraars aanbevolen en hierover vindt op landelijk niveau overleg plaats. Via inkoop moeten gemeenten en aanbieders met elkaar op een constructieve wijze samenwerken zodat cliënten zo goed mogelijk worden geholpen. Om gemeenten en aanbieders te helpen zal het transitiebureau ondersteunen bij de ontwikkeling van ondersteuningsarrangementen. 3.
De hervorming van de Zorgverzekeringswet
Zoals eerder aangehaald, bespreken wij voor dit gebied alleen de hoofdlijnen die mogelijk gevolgen kunnen hebben voor ons beleid en inwoners. Nieuwe aanspraak thuisverpleging Met het opnemen van de aanspraak thuisverpleging in de Zvw wordt verpleging dichter bij andere eerstelijnszorg gepositioneerd. Samen met de huisartsenzorg is de (wijk)verpleegkundige zorg erop gericht om mensen zo lang mogelijk thuis te helpen. Door deze nieuwe aanspraak wordt de zorgverzekeraar verantwoordelijk voor het hele medische domein, van verpleging thuis tot en met opname in een ziekenhuis. De aanspraak in de Zvw omvat naast verpleging ook de verzorgende activiteiten als deze onlosmakelijk met de verpleging vervlochten zijn. Niet alle cliënten hebben recht op thuisverpleging. Bijvoorbeeld degenen die geen verpleging nodig hebben maar alleen persoonlijke verzorging (algemene dagelijkse levensverrichtingen, hulp bij zelfverzorging of aanleren van deze handelingen) of waarbij deze activiteiten niet vervlochten zijn met het verpleegkundige handelen. Deze cliënten kunnen in de toekomst een beroep doen op de Wmo. Deze nieuwe aanspraak zal nog verder uitgewerkt worden.
Gemeente Heerenveen
Kadernota AWBZ 2015
Pagina 62
Intensiveren wijkverpleegkundigen Om als wijkverpleegkundige goed te kunnen functioneren, heeft deze ruimte nodig om te doen wat nodig is voor de cliënt. Het kabinet stelt dan ook € 200 miljoen ter beschikking voor de inzet van wijkverpleegkundigen. Deze zorg wordt in de Zvw gepositioneerd. Gemeenten worden financieel in staat gesteld te investeren in sociale wijkteams zodat de noodzakelijke verbinding tussen zorg en welzijn in de wijk wordt gemaakt. 4.
De hervorming van de AWBZ tot kern-AWBZ (intramuraal)
In het toekomstige stelsel van langdurige zorg blijft intramurale zorg beschikbaar voor degenen die deze nodig hebben. Zorg op grond van de kern-AWBZ is bestemd voor kwetsbare mensen, volwassenen en kinderen, die vanwege beperkingen niet meer in staat zijn in de thuisomgeving te wonen. Het gaat hierbij om een combinatie van het bieden van zorg, bescherming en veiligheid aan kwetsbare mensen waarbij sprake is van (soms volledig) regieverlies. Belangrijk onderdeel voor de kern-AWBZ is dat, ten aanzien van de afbakening met andere stelsels, geldt dat de Wmo, Zvw en Jeugdwet voorliggend zijn (namelijk zolang mogelijk thuis blijven wonen). Eén persoon kan niet gelijktijdig gebruik maken van de Wmo of Jeugdwet enerzijds en de kern-AWBZ anderzijds. Bij de Zvw en de kern-AWBZ ligt dat anders. Eén persoon kan gelijktijdig zowel zorg via de Zvw en de kern-AWBZ ontvangen, maar een dubbele verstrekking is uitgesloten. 5. Verdere uitwerking langer thuis wonen Tot slot op hoofdlijnen de verdere uitwerking van het langer thuis wonen: x Het Rijk werkt in overleg met alle betrokken partijen aan het vergroten van de mogelijkheden om langer thuis te blijven wonen. Het langer thuis wonen wordt daarom ondergebracht in een meerjarig transitieprogramma. x De voorbereidingen hiervan zijn ondergebracht bij het transitiebureau en ‘InvoorZorg’. x Het ministerie werkt aan een kennis- en experimentprogramma wonen en zorg. x Er wordt advies gevraagd aan de Raad voor de leefomgeving over de effecten van de beleidsveranderingen binnen de langdurige zorg voor ouderen en mensen met beperkingen op de woningmarkt en de handelingsperspectieven daarbij voor de overheden, het maatschappelijk middenveld en marktpartijen.
Gemeente Heerenveen
Kadernota AWBZ 2015
Pagina 63