Bart laureys, leraar geschiedenis en cultuurwetenschappen aan Leiepoort campus Sint-Hendrik in Deinze. Auteur van Stapstenen, onderzoek stap voor stap. Auteur en reeksbegeleider van Cultuurgek. Contact:
[email protected]
Onderzoeksvaardigheden in geschiedenis Realisatie van de eindtermen vaardigheden in verband met de methodologische onderbouwing of onderzoeksvaardigheden in de tweede en derde graad aso. Bart Laureys
Analytisch en logisch denken en redeneren zijn tot nu toe de denkvaardigheden die de meeste aandacht krijgen in het onderwijs. Ze zijn nog steeds belangrijk, maar ze vragen aanvulling om eigentijds onderzoeken mogelijk te kunnen maken. Belangrijke vaardigheden die leren en onderzoeken ondersteunen zijn plannen, organiseren en struct ureren en onthouden. We moeten leerlingen uitdagen verder te gaan dan bij elkaar ‘googlen’ van een werkstuk. 1
1. Leerlijnen onderzoeksvaardigheden ontwikkelen De invoering van de specifieke eindtermen voor onderzoekscompetentie in de poolvakken, heeft er wellicht ook in jouw school voor gezorgd dat de opdrachten voor jaarwerken en papers voor het vak geschiedenis ‘aangepast’ werden. Het methodologisch onderzoek is evenwel een belangrijke component van de historische vorming. Leerlingen moeten ook volgens de vakgebonden eindtermen geschiedenis leren historische kennis te verwerken en te beoordelen. Onderzoeksvaardigheden zijn dan ook essentieel bij het verwerven van kennis en inzicht in de geschiedenis. En, omdat ze leerbaar zijn, moeten we er in onze onderwijspraktijk bewust mee om gaan. Als we leerlingen in de onderzoekscompetentie willen trainen en gradueel willen bekwamen, moeten we er tijd voor uittrekken in onze lessen (het zijn eindtermen en dus moeten/mogen ze gerealiseerd worden tijden de lessen). Een graduele opbouw houdt ook in dat we weten welke vaardigheden (maar ook welke inzichten, attitudes en kennis) leerlingen al bezitten (of juist nog niet bezitten) en welke competentie elke vakleerkracht kan bijbrengen. Het aanleren van onderzoeksvaardigheden begint uitdrukkelijk in de eerste graad (met vormen van zelfstandigheidsdidactiek zoals hoekenwerk en contractwerk)2, wordt ‘begeleid’ wetenschappelijk onderzoek in de tweede graad en ‘zelfstandig’ onderzoek in de derde graad. 1
Hilgers, L. (2011). BoekTweePuntNul. Web 2.0. Social Media. Webtools. Onderwijseditie. Educos, pp. 28. Citaat van Erno Mijland 2 VSKO Geleidelijke opbouw van een zelfstandigheidsdidactiek. Focus op de eerste graad. DDS/DOC/07/11 (2007-09-10) 1
Voorbeeld van hoekenwerk om de domeinen te leren herkennen In de klas worden zes hoeken gecreëerd nl. economie, politiek, sociaal, cultuur kunst, cultuur wetenschap en techniek, cultuur godsdienst. Elke leerling krijgt een fiche waarop iets staat afgebeeld van de Egyptische samenleving, vb. farao, de standen, uitvindingen … De leerlingen moeten dan bij de juiste hoek (= domein) gaan staan en aan de andere leerlingen vertellen waarom ze daar staan. (Idee: Tine Camerlinckx en Stéphanie Van Roosendael) Voorbeeld van hoekenwerk om samenlevingen te leren herkennen In de klas worden vier hoeken gecreëerd nl. de voedselverzamelaars-jagers, de landbouwsamenleving, de industriële samenleving en de postindustriële samenleving. Elke leerling krijgt een fiche waarop een kenmerk van één van deze samenlevingen getoond wordt. De leerlingen moeten dan bij de juiste hoek gaan staan en aan de andere leerlingen vertellen waarom ze daar staan. (Idee: Tine Camerlinckx en Stéphanie Van Roosendael)
Dit verschil lees je zo letterlijk in de formulering van de eindtermen vaardigheden in verband met de methodologische onderbouwing (zie bijlage). Het opzoeken, bevragen, begrijpen en verwerken van bronnen vraagt dat leerlingen vaardig worden in verschillende deelcompetenties van onderzoeksvaardigheden. Deelcompetenties worden in ons vak in alle leerjaren in allerlei opdrachten en oefeningen ingeoefend. Het kritisch leren omgaan met bronnen, is eigen aan het vak geschiedenis. We leren leerlingen primaire en secundaire bronnen herkennen en subjectieve en objectieve informatie van elkaar onderscheiden. Ook eigen aan ons vak zijn oefeningen maken op referentiekaders, kaart- en atlasoefeningen, toepassen van historische kritiek op ongeziene tekst (transferwaarde), analyseren en situeren van afbeeldingen, ontleden van grafieken en tabellen, een eigen mening leren formuleren.
Maar we wijzen leerlingen er van in het begin ook op dat bij het citeren van bronnen ook de bron zelf moet aangegeven worden. Vanaf de tweede graad moeten leerlingen een correcte bibliografische referentie kunnen geven. Het internet is geen bronvermelding, Google image of Google books is dat ook niet. Een artikel dat op het internet gepubliceerd wordt, heeft een auteur en een titel, alleen een verwijzing naar het url is dus fout … Met heuristiek en de validiteit van informatie zijn we wellicht bewust bezig. Maar ook andere deelcompetenties laten we leerlingen inoefenen: samenwerken in groep, planmatig werken, taalvaardigheid in gesproken en geschreven taal (presentatie en rapportering), maar toch ook bv. het werken met voetnoten om bronnen aan te geven in een verslag …
2
Het beschrijven van een historische gebeurtenis is een goede oefening om opgezochte informatie te verwerken tot een zelf geschreven tekst. Om knip en plakwerk te voorkomen, kan je een standplaatsgebondenheid meegeven. Zo kan je de landing in Normandië laten schrijven vanuit het standpunt van een Franse of een Duitse soldaat, maar ook door een overlevende Amerikaanse soldaat die 50 jaar later terug naar Frankrijk keert. Je kan een overzichtelijk curriculum vitae laten schrijven, bv. van Galilei dat hij kan gebruiken wanneer hij solliciteert als hofmathematicus van Groothertog Cosimo II in Florence in 1610 (er bestaat een dergelijke sollicitatiebrief van De Vinci). En wat zou een frontsoldaat in zijn dagboek schrijven over de inundatie?
Ook ict-vaardigheden komen in onze lessen aan bod. In de eerste plaats het leren omgaan met digitale informatiebronnen. Maar ook bv. het aanmaken van tijdlijnen met tools zoals bijvoorbeeld Xtimeline, Tribbit of Timeline, … Grotere werkstukken worden aangemaakt met een tekstverwerkingsprogramma volgens een vaste indeling, met sjablonen en bronvermelding in voetnoot. Tenslotte ook nog even wijzen op reflectieve en zelfevaluerende vaardigheden die we onze leerlingen aanleren door hen over een excursie te laten reflecteren of bij grotere opdrachten te laten nadenken over het geleverde onderzoek. Synthesevragen na bezoek aan het fort van Breendonk (1 lesuur in computerklas) 1. De officiële benaming van het kamp van Breendonk was Auffangslager. Wat hield dit in? 2. Welke Duitse en Belgische militaire en politiediensten stonden in voor het oppakken en bewaken van de gevangenen? Geef de afkorting en de volledige benaming. 3. Geef vijf verschillende groepen van arrestanten die in Breendonk werden opgesloten? 4. Wat gebeurde er in volgende zalen: kantine – Stube – de bunker – de werf 5. Geef drie voorbeelden van cynisme bij bewakers in Breendonk 6. Geef een voorbeeld van opportunisme a) zowel bij de bewakers als b) bij de gevangenen. 7. Bewijs door drie feiten dat de bewakers hun gevangenen hard behandelden. 8. Vind je het bezoek aan dit kamp zinvol of niet. Leg uit waarom en schrijf op wat je daar geleerd hebt over ‘de mens’.
Het aanleren en herhaaldelijk inoefenen van al deze deelcompetenties brengt ons vanzelf tot leerlijnen. Leerlijnen geven aan hoe we doorheen de verschillend jaren (deelcompetenties van) onderzoeksvaardigheden aanleren en inoefenen met als doel zowel de onderzoekende leerhouding te bevorderen als de kwaliteit van de uitvoering van het onderzoeksproces te verhogen. Ze zorgen er ook voor dat alle onderdelen van een onderzoek aan bod komen en (verschillende keren) ingeoefend worden in verschillende leerjaren en dat er anderzijds toch geen te grote taakbelasting is voor de leerlingen. Daarom moeten er niet alleen leerlijnen 3
opgemaakt worden binnen de vakgroep geschiedenis maar is er best ook overleg met andere vakgroepen en zeker ook met de poolvakken die de specifieke eindtermen onderzoekscompetentie moeten realiseren.
2. Werken met een stappenplan Omdat een wetenschappelijk onderzoek op een systematische manier gebeurt (en niet toevallig) kunnen we leerlingen best leren weken met een stappenplan. Een stappenplan biedt leerlingen houvast bij het uitvoeren van hun onderzoek. Het is dan ook aangewezen dat een stappenplan geleidelijk wordt aangeleerd en steeds verder wordt uitgebouwd door alle leerkrachten. In 'Stapstenen, onderzoek stap voor stap' 3 worden voorbeelden en uitleg gegeven bij de verschillende stappen van een (wetenschappelijk) onderzoek volgens de OVUR methode: Oriënteren, Voorbereiden Uitvoeren verwerken en rapporteren en Reflecteren. Het boekje is bedoeld voor leerlingen vanaf de tweede graad en laat leerkrachten toe om instructie te geven en stelt leerlingen in staat om op zelfstandige basis een onderzoeksopdracht aan te pakken. Uiteraard bestaan er ook andere stappenplannen en zijn er ook veel scholen die een eigen vademecum of handleiding hebben ontwikkeld. In wat volgt gebruik ik het stappenplan zoals beschreven in Stapstenen. Bij ons op school hebben alle leerlingen van tweede en derde graad het boekje en wordt in opdrachten naar Stapstenen verwezen voor de praktische uitvoering.
2.1 Oriënteren In de oriënterende fase kiezen (of krijgen) de leerlingen een onderzoeksprobleem. Ze bakenen het onderzoek af en inventariseren de gekende informatie. In een tweede stap wordt een onderzoeksvraag geformuleerd, eventueel met hoofd- en deelvragen als het om een groter onderzoek gaat. De vragen houden rekening met de verschillende factoren die een invloed kunnen hebben op het onderzoeksprobleem en moeten zo concreet mogelijk zijn. Er wordt een geschikte dataverzamelingsmethode (interview, enquête, literatuuronderzoek, observatie, labo-onderzoek …) gekozen om het onderzoek te voeren. Kan de wereld 9 miljard mensen aan? Volgens sommigen prognoses zijn we in 2050 met 12 miljard, de VN houden het op 9 miljard. De nog te verwachten bevolkingstoename zal niet netjes verspreid gebeuren. Liefst 97% van de aangroei komt er in ontwikkelingslanden, vooral in Afrika en delen van Azië. Toch is overbevolking op zich voor de wereld als geheel niet het grootste probleem. Wel de overconsumptie die met groeiende welvaart gepaard gaat. De inwoners van de rijke landen laten een grote economische voetafdruk achter, niet de veel talrijker bevolkingen van arme Laureys, B. (2012, gewijzigde herdruk). Stapstenen, onderzoek stap voor stap. Antwerpen, De Boeck 3
4
landen in Afrika en Azië.
Moet de strijd om overbevolking tegen te gaan zich vooral concentreren op jonge vrouwen in ontwikkelingslanden? Gaat de bevolkingsgroei de inspanningen om de ecologische voetafdruk te verminderen teniet doen? Gaat de jonge bevolking van het Zuiden voor de nodige dynamiek en werkkracht zorgen in het Noorden om de vergrijzing op te vangen? Stevenen we echt af op een uitputting van grondstoffen, vervuiling en uitroeiing van ecosystemen? Wat is de correcte demografische evolutie en wat betekenen die cijfers? Hoeveel mensen kan onze planeet aan ? Is er genoeg voedsel en water? Zullen de migratiestromen nog toenemen? Moet geboortebeperking (zoals in China) opgelegd worden en is dit wel ethisch verantwoord? Hoe moet in de toekomst het leven in megasteden georganiseerd worden?
In de oriënterende fase is het nuttig eerst vrij en associatief te laten zoeken. Leerlingen lezen zich best eerst in over het onderwerp in een encyclopedie. Op internet wordt dat al snel Wikipedia. Wikipedia is een bron die ik wel toelaat in de oriënterende fase, in het uiteindelijke resultaat wil ik de data uit Wikipedia graag bevestigd zien in specifiekere bronnen. Om op internet gericht te kunnen zoeken, is het nodig dat leerlingen eerst zo nauwkeurig mogelijk nagaan welke informatie ze nodig hebben. Een woordspin of mindmap kan hierbij erg nuttig zijn. Leerlingen zoeken naar geschikte zoektermen (in het Nederlands, maar misschien ook in het Engels eventueel door van de Nederlandstalige naar de Engelstalige Wikipedia te gaan). Hoe nauwkeurig de zoektermen gekozen worden, hoe specifieker de informatie naderhand zal zijn. Om een inhoudelijk goed werkstuk te krijgen moet de opdracht duidelijk zijn zodat leerlingen weten wat van hen verwacht wordt en wanneer de opdracht succesvol afgewerkt is. De opdracht wordt dan ook best uitgeschreven in een studiewijzer (of opdrachtenkaart voor jongere leerlingen). Hierin wordt duidelijk aangegeven wat de opdracht is en hoe die moet gemaakt worden. De studiewijzer wordt best vooraf samen met de leerlingen gelezen en bij complexere opdrachten, kan er best ook regelmatig naar teruggegrepen worden. Zelf laat ik bij grotere opdrachten de studiewijzer opnemen in het portfolio. Milieubewustzijn en milieubeleid Maak in duogroepen een visuele voorstelling (filmpje, prezi, ppt) van de partijstandpunten over klimaat, milieu en (duurzame) energie van een Vlaamse politieke partij die je door de leerkracht wordt toegewezen. Ga na of de partij kiest voor mitigatie of voor adaptatie. Zoek op wie de specialisten ter zake zijn binnen de partij op de verschillende beleidsniveaus. Welk standpunt heeft de partij ingenomen over Rio +20?
5
Het portfolio is een map waarin alle stukken opgenomen worden die tot het uiteindelijke resultaat van het onderzoek hebben geleid. Het toont het leerproces dat leerlingen hebben doorgemaakt en laat toe het onderzoeksproces te beoordelen.
2.2 Voorbereiden In de voorbereidende fase wordt (voor een groter onderzoek) een onderzoeksplan gemaakt. In het onderzoeksplan worden de structuur van het onderzoek, de onderzoeksmethode en de taakverdeling (bij een groepswerk) vastgelegd. Een onderzoeksplan kan wijzigen in de loop van een onderzoek, bv. wanneer de deelvragen worden bijgesteld. Als de leerling weet welke informatie nodig is, moet er nagedacht worden over de vraag waar deze informatie te vinden is en hoe die informatie kan verkregen worden. Daarvoor is het nodig dat de leerling niet alleen kennis heeft van verschillende soorten bronnen, maar dat de leerling deze ook weet te vinden en uit de verschillende bronnen de juiste keuzes kan maken. Ict opdracht over Luther Wanneer je tijdens een lesuur over de computerklas kan beschikken, kan je leerlingen met gerichte vragen een onderwerp laten uitdiepen. Verplicht leerlingen de aangeboden informatie te lezen door concrete vragen te maken. Laat geen antwoorden knippen en plakken. Met meerkeuzevragen aangemaakt in Hot Potatoes of in Googledoc gebeurt de verbetering ook automatisch. Op 17 juli 1505 werd Luther monnik te Erfurt o in het Rode Klooster o in het Zwarte Klooster Een beroemde uitspraak die in Luthers mond werd gelegd: “Als ik wist dat morgen de wereld verging, zou ik vandaag een … planten” o een appelboompje o een perenboompje Luther zou zich in Wartburg tegen de duivel verweerd hebben door het gooien van o een inktpot o een stenen kruikje De vermelding door Melanchton van het aanslaan van de 95 stellingen op 31 oktober 1517 aan de kerkdeur van Wittenberg is omstreden omdat hij op dat moment niet in Wttenberg was. Wie was wel een ooggetuige en schreef hierover een notitie? o Erasmus o Rörer Is het waar dat Karel V het graf van Luther liet openbreken om de resten van Luther te laten verbranden? o ja o neen
6
In deze fase moet de leerling ook weten of het vooropgestelde onderzoek (praktisch en budgettair) uitvoerbaar is. Zo brengt bv. een mondeling geschiedenisproject op school een aantal kosten met zich mee zoals de kost voor de voorbereiding of vorming van de leerlingen op de interviews, de zoektocht naar getuigen, kosten voor de presentatie en verspreiding van de resultaten van het project. Daarom is het nodig om bij de voorbereidingsfase na te gaan of er binnen de werkingsmiddelen van de school mogelijkheden zijn of niet. Of waar er bijkomend budget buiten de school gevonden kan worden via sponsoring of subsidies. 4
2.3 Uitvoeren, verwerken en rapporteren De volgende stappen zijn uitvoeren van het onderzoek door de informatie te verwerven, verwerken van de gevonden informatie en rapporteren (schriftelijk of mondeling) van de resultaten. Dit zijn moeilijke opdrachten voor de leerlingen, en ze zijn ook moeilijk te begeleiden door de leerkracht. De kans is groot dat de geïnvesteerde tijd niet opweegt tegen het uiteindelijke resultaat. Soms zitten leerlingen oeverloos te zoeken op internet en zijn ze vooral bezig met toeters en bellen in powerpoint, terwijl de inhoud nagenoeg niets voorstelt of knippen en plakken ze een verslag bij elkaar.
Leerlingen worden al een flink stuk op weg gezet met aanwijzingen over de manier waarop de bronnen gezocht moeten worden. Hierbij kan gebruik gemaakt worden van een vast en steeds weerkerend sjabloon. Aanvankelijk kan de leerkracht de zoekopdracht redelijk structureren door de bronnen aan te geven. Wanneer leerlingen hiermee voldoende ervaring hebben opgedaan kunnen de sjablonen wegvallen.
Een webquest maken Met behulp van een webquest 5beperk je de bronnen waar de leerlingen de nodige informatie terugvinden voor het maken van de opdracht. Een voorbeeld van een webquest over het Oude Egypte van Joni Vanhaverbeke is terug te vinden bij de i-Oefeningen in Klascement. Er zijn vijf leerpaden waarin de leerlingen (zelfstandig) het Oude Egypte situeren in tijd en ruimte en de verschillende domeinen leren kennen. Een webquest kan je makkelijk zelf maken. Handleidingen hiervoor zijn op verscheidene plaatsen op het internet te vinden. Een webquest maken met Google Sites is gratis en gemakkelijk 1. Ga naar sites.google.com 2. Log in met je Google account 4
De Witte, N., Simons, J. De Meester, K., Van Heddegem, I. (2012) Leren van horen zeggen. Draaiboek voor een vakoverschijdend project mondelinge geschiedenis in het secundair onderwijs. Berchem, De Boeck. 5 Een webquest is een onderzoeksopdracht waarbij de leerlingen moeten gebruik maken van het internet om de vragen te beantwoorden. Een webquest bestaat uit verschillende vaste onderdelen: inleiding, opdracht, werkwijze, bronnen, beoordelingschema, conclusie en evaluatie. 7
3. 4. 5. 6. 7.
Klik op ‘Maken’ Geef een titel op voor je site Er wordt automatisch een url aangemaakt Met de optie ‘Een thema selecteren’ kan je de site verder opmaken. Bij ‘Meer opties’ kan je een beschrijving van de site geven en kan je instellen of de site openbaar is of enkel voor opgegeven personen. 8. Typ de gegeven code over 9. Klik op ‘Site maken’ 10. Je komt direct op de lege startpagina van je site terecht Voorbeelden van webquest aangemaakt met Google Sites zijn het digitaal leerpad van Bart Vanden Driessche over de middeleeuwen, terug te vinden via i-Oefeningen op Klascement of op https://sites.google.com/site/webvragen/3de-graad/de-middeleeuwen het digitaal leerpad van Tommy Blommaert over oorlog en media. Met de Vietnamoorlog als voorbeeld op https://sites.google/com/site/vietnamop3/ en het digitaal leerpad van Hans Blomme over het Vlaams ontluiken op https://sites.google.com/site/vlaamsontluiken/1/1-2
Om een goede zoekstrategie te kunnen ontwikkelen moeten leerlingen over basiskennis over internet beschikken. Als er bruikbare websites zijn geselecteerd moet de informatie op betrouwbaarheid worden gecontroleerd. Om dat te kunnen moeten leerlingen kennis hebben van betrouwbaarheidscriteria. Voor het beoordelen van een website kunnen leerlingen o.a. gebruik maken van een beoordelingsformulier. Nagenoeg alle handboeken geschiedenis bieden zo’n formulier aan. Eigenlijk start elk wetenschappelijk onderzoek met een literatuuronderzoek. Leerlingen houden de gevonden bronnen bij in een onderzoeks- of literatuurrapport. Dit laat toe de informatie naderhand gemakkelijk terug te vinden, te selecteren en te ordenen. Er kan een aanduiding gegeven worden van de betrouwbaarheid en de bruikbaarheid van de bron. Een krant of een encyclopedie bieden betrouwbare, gefilterde informatie aan. Het beoordelen van informatie op het internet vraagt nieuwe vaardigheden: sorteren, classificeren, vergelijken, selecteren, waarderen en beoordelen. Deze vaardigheden kunnen ingeoefend worden bij onderwijsactiviteiten zoals begrijpend lezen en tekstverklaring. Bied leerlingen niet één bron aan, maar bijvoorbeeld een krantenartikel, een blogtekst en een lemma uit Wikipedia. Geef uitdagende opdrachten bij deze bronnen. Laat ze daarbij niet alleen parafraseren en reproduceren, maar vooral ook nadenken en hun eigen gedacht formuleren.6 Tijdens het verzamelen van informatie ontstaat bij de leerlingen vaak een gevoel van verwarring, twijfel en onzekerheid. De leerlingen lopen tegen de grenzen van hun kennis en begrip aan. Zij dreigen bovendien te verdrinken in de grote hoeveelheid informatie. Deze fase gaat over in een gevoel van zelfverzekerdheid wanneer zij het onderwerp met medeleerlingen of de leerkracht bespreken en reflecteren op wat zij aan het doen zijn. Zo krijgen ze greep op het onderwerp en kunnen ze gericht op zoek gaan naar informatie. De laatste fase wordt 6
Hilgers, L. (2011). BoekTweePuntNul. Web 2.0. Social Media. Webtools. Onderwijseditie. Educos, pp. 26. Citaat van Erno Mijland 8
gekenmerkt door een gevoel van opluchting. De informatie is verzameld en kan worden verwerkt tot een eindproduct. Ook In deze fase van het onderzoek is het belangrijk om tussentijdse controles te voorzien om de leerlingen bij te sturen maar ook om ze aan te moedigen. Voorzie momenten voor het stellen van verduidelijkingsvragen in tussentijdse evaluaties of feedbackmomenten. Leerlingen kunnen ten slotte een tekst schrijven op basis van de gevonden informatie waarin de bevindingen van het onderzoek neergeschreven worden. Ook andere vormen van rapportering zijn mogelijk: voordracht, uiteenzetting, toneel, debat, rollenspel, betoog, toelichting bij een tentoonstelling of een markt. Leerlingen ervaren vaak een kloof tussen het beantwoorden van vragen en het schrijven van een werkstuk. Je kan leerlingen helpen bij het leren schrijven van een werkstuk door te werken met schrijfkaders waarbij het begin van de zin wordt aangegeven. Schrijfkaders zetten leerlingen aan het schrijven en bieden steun om hun gedachten te verwoorden. Voorbeelden van schrijfkaders Ik wil mijn mening geven over… Ik vind dat… Ik heb een aantal argumenten om mijn mening te ondersteunen. Ten eerste… Ook… Een ander argument is… Nu snap ik waarom ik vind dat… Over het onderwerp… wist ik al dat… Voordat ik met het onderwerp … begon, dacht ik dat… Ik had verder gedacht dat…, maar dat bleek zo niet te zijn. Ik heb nu geleerd dat… (som op). Ik heb ook geleerd dat… Iets anders wat ik te weten ben gekomen is… Tot slot heb ik geleerd dat… (Idee: Luc Ulenaers) Het is belangrijk dat leerlingen beseffen dat het overnemen van informatie zonder bronvermelding plagiaat is. Digitale versies van werkstukken kunnen op plagiaat gecontroleerd worden met een plagiaatscan. De digitale leeromgeving eloV beschikt over zo’n plagiaatscan. Best worden er ook op schoolniveau afspraken gemaakt over bestraffing van plagiaat. Bronnen worden aangegeven in noten. Alle gebruikte bronnen worden opgenomen in een bibliografie. Voor het vermelden van de bronnen bestaan vaste regels. De gewijzigde herdruk van Stapstenen geeft aan hoe bibliografische referenties moeten gemaakt worden volgens het auteur-jaar of de APA bibliografiestijl. Office 2010 maakt zelf bibliografische referenties aan volgens verschillende methodes. 9
2.4 Reflecteren en bijsturen De laatste fase van een onderzoeksopdracht is reflecteren over het gevoerde onderzoek. Het logboek waarin de leerling na elk moment of op regelmatige tijdstippen reflecteert over het geleerde en het portfolio zijn bij grotere opdrachten geschikte hulpmiddelen.
3. Web 2.0 Met internet kunnen leerlingen meer doen dan alleen maar “aan onderzoek doen”. Jongere leerkrachten hebben hopelijk in hun opleiding praktische ervaring opgedaan met het integreren van onderzoekscompetentie met ict. Ze hebben leren werken in een elo, met een digitaal portfolio, met hyperteksten en simulaties. Ze zijn bovendien erg vertrouwd met Web 2.0 toepassingen. Maar ook leerkrachten die niet zo vertrouwd zijn met ict moeten nadenken over manieren waarop ict in het onderwijs geïntegreerd kan worden. Gebruik maken van ict brengt een verandering van inhoud en didactiek met zich mee waar we als leerkrachten (en als school) niet altijd klaar voor zijn. Een leraar die ict in zijn onderwijs wil integreren moet deskundig zijn op drie gebieden die zorgvuldig op elkaar zijn afgestemd: didactiek, vakinhoud en ict of digitale technologie. Niet alleen leerlingen ook leerkrachten beschikken vaak niet over voldoende kennis en vaardigheden om leerdoelstellingen met behulp van ict te bereiken. Toch denk ik dat we niet mogen aarzelen om ict in onze lessen en zeker ook bij onderzoekscompetentie te gebruiken. Leerlingen gebruiken vandaag het internet minder voor het vinden van informatie dan wel voor de onderlinge communicatie. Sociale media zijn gericht op interactie en samenwerking tussen gebruikers en ze stellen gebruikers in staat om zelf teksten, foto’s en video’s op eenvoudige manier op het internet te publiceren (in wat we user generated content noemen). Onderzoekscompetentie wordt efficiënter wanneer je de traditionele voordelen van web 1.0 kan combineren met de kracht van web 2.0.
Voordelen van web 1.0 • Interactief oefenen met feedback • Zelfstandig leren of herhalen • Gebruik kunnen maken van bewegende bronnen (video, animatie) • Diagnostische toetsen en remediëren op maat • Procesondersteuning (studiewijzer, extra informatie, feedback) • Procesevaluatie
Voordelen van web 2.0 • Analyseren, construeren en delen van informatie: zelf bronnen analyseren en kennis ontwikkelen • Interactie: samenwerken, communiceren, kennis delen • Versterken ‘mediawijsheid’ • Kansrijke tools: Google, wiki’s, blogs, podcasts, skype, …
10
Web 2.0 staat voor het uitwisselen van nieuws (tekst, blogs), geluid (podcasts en muziek) en beeld (foto en video) op het internet. Web 2.0 betekent vooral dat je als gebruiker zelf online inhoud kunt toevoegen aan webprogramma’s zoals blogs, sociale netwerken (Facebook en Twitter), sociale nieuwssites (Digg, Scoop-it) en Wiki’s (met Wikipedia als bekendste voorbeeld). Sociale media zijn dan ook bijzonder geschikt om leerlingen actief aan de slag te laten gaan met het verzamelen, selecteren en verwerken en delen van informatie. Samenwerkend leren wordt met behulp van web 2.0 een stuk gemakkelijker. Wat meteen ook de discussie opent of je smartphones in de klas of Facebook op het netwerk van je school moet toelaten. Sociale media helpen denk- en samenwerkingsprocessen transparant te maken. Met behulp van Google Docs en wiki’s kun je leerlingen niet alleen laten samenwerken aan documenten, je kunt als leerkracht ook de ontwikkeling van het document bekijken. Op die manier kun je nagaan welke leerling een actieve en welke een minder actiever rol hebben gespeeld Dankzij sociale media kunnen leerlingen de resultaten van hun onderzoek aan een veel breder publiek tonen. Dat werkt niet alleen motiverend, het zorgt er ook voor dat leerlingen extra veel zorg besteden aan hun werk. Voorbeelden zijn weblogs, video’s op YouTube en foto’s op Picasa of Flickr. Via Glogster kan je de leerlingen gratis digitale posters, zgn. Glogs, laten maken. Deze gratis Engelstalige online tool laat toe om zowel tekst, afbeeldingen, achtergronden, foto’s, video en geluid op een creatieve manier samen te voegen. Leerlingen kunnen ten slotte al bloggend reflecteren op hun leerproces. Blogger is een van de gratis internetdiensten van Google. Gebruikers kunnen er alleen of in groep een weblog bijhouden. Een weblog is een logboek in de vorm van een website. Op een weblog kun je nieuws, informatie en opinies kwijt in tekst met links, beeld en geluid.
11
Bijlage De eindtermen geschiedenis geven ook aan welke vaardigheden in verband met de methodologische onderbouwing moeten gerealiseerd worden in de tweede en derde graad. Methodologie = het systeem van regels en methoden voor wetenschappelijk onderzoek. Verzameling van historisch informatiemateriaal De leerlingen kunnen op het einde van de tweede graad doelgericht informatie opzoeken over het verleden en het heden op basis van duidelijk afgebakende opdrachten met gevarieerd en gedifferentieerd leermateriaal [ET 14]. tekstuele, auditieve, visuele, audiovisuele en multimediale informatie ordenen op basis van de criteria historische bron of historiografisch materiaal, met vermelding van de referentie [ET 15]. op basis van duidelijk afgebakende opdrachten een verantwoorde en doelgerichte selectie maken uit het informatieaanbod. Daartoe kunnen ze een werkplan opmaken en een overzicht opstellen van te raadplegen informatiekanalen [ET 16]. De leerlingen kunnen op het einde van de derde graad doeltreffend informatie selecteren uit gevarieerd informatiemateriaal omtrent een ruim geformuleerde historische of actuele probleemstelling [ET 14]. hun selectie van informatie kritisch verantwoorden [ET 15]. Bevraging van het historisch informatiekanaal De leerlingen kunnen op het einde van de tweede graad aan de hand van vragen en op hun niveau geformuleerde opdrachten, de nodige gegevens voor het beantwoorden van een historische probleemstelling halen uit informatiemateriaal zoals tekeningen, schema's, tabellen, diagrammen, kaarten, cartoons, dagboekfragmenten, brieven, reisverslagen, memoires [ET 17]. in historische informatie hoofd- van bijzaken onderscheiden in een duidelijk op hun niveau omschreven probleem [ET 18]. aan de hand van vragen en op hun niveau omschreven opdrachten, informatie interpreteren en mogelijke betekenislagen achterhalen [ET 19]. uit historische informatie een standpunt halen en daaromtrent een vraag formuleren [ET 20]. De leerlingen kunnen op het einde van de derde graad zelfstandig de nodige gegevens voor het beantwoorden van een historische probleemstelling halen uit het historisch informatiemateriaal zoals beeldmateriaal, schema's, tabellen, diagrammen, kaarten, cartoons, dagboekfragmenten, reisverslagen, memoires [ET 16]. een vraagstelling ontwikkelen om de historische informatie kritisch en vanuit verschillende standpunten te benaderen [ET 17]. argumenten weergeven die worden gebruikt om standpunten omtrent problemen uit het verleden en heden te onderbouwen [ET 18]. Historische redenering De leerlingen kunnen op het einde van de tweede graad 12
aan de hand van vragen en op hun niveau geformuleerde opdrachten, historische documenten met elkaar vergelijken, uit die vergelijking de draagwijdte van die informatie bepalen en een besluit formuleren [ET 21]. met coherente argumenten hun eigen standpunt tegenover een historisch of actueel maatschappelijk probleem verdedigen [ET 22]. De leerlingen kunnen op het einde van de derde graad verschillende argumentaties tegen elkaar afwegen [ET 19]. een redenering opbouwen vanuit de studie van verleden en heden om hun standpunt t.o.v. een maatschappelijk probleem te verdedigen [ET 20]. bij hun historisch onderzoek de aangewende methode evalueren en eventueel bijsturen [ET 21]. Historische rapportering De leerlingen kunnen op het einde van de tweede graad informatie uit historisch bronnenmateriaal en historiografische documentatie structureren en synthetiseren [ET 23]. het resultaat van een beperkt historisch onderzoek onder vorm van een eigen deelopdracht of van een groepswerk op een heldere manier weergeven in een mondelinge of schriftelijke uiteenzetting, of uitbeeldend of grafisch [ET 24]. De leerlingen kunnen op het einde van de derde graad omtrent een maatschappelijk relevante (actuele of historische) probleemstelling initiatieven nemen, met hun medeleerlingen een doelmatige historische methodiek afspreken, de deelconclusies evalueren en een samenhangende rapportering brengen [ET 22].
13