Ondersteuningsplan 2014 – 2018 Samenwerkingsverband Passend Onderwijs Rijnstreek 18 april 2014
INHOUD GEGEVENS SAMENWERKINGSVERBAND
4
1
VOORWOORD
5
2 2.1
INLEIDING 6 Functies ondersteuningsplan.................................................................................................... 7
2.2
Terminologie............................................................................................................................. 7
3 3.1
VISIE OP PASSEND ONDERWIJS 8 Missie ....................................................................................................................................... 8
3.2
Visie ......................................................................................................................................... 8
3.3
Samenwerken en afstemming met omringende samenwerkingsverbanden en gemeenten ..... 8
3.4
Organisatie jeugdhulp .............................................................................................................. 9
3.5
Periode augustus 2014 – augustus 2016 ............................................................................... 10
4 4.1
ORGANISATIE VAN HET SAMENWERKINGSVERBAND 11 Partners in het SWV Rijnstreek .............................................................................................. 11
4.2
Aangesloten besturen ............................................................................................................ 11
4.3
Kengetallen ontwikkelingen SBO en SO ................................................................................ 13
4.4
SBO Op Maat ......................................................................................................................... 13
4.5
Kengetallen samenwerkingsverband ...................................................................................... 15
4.6
Organisatie van het samenwerkingsverband Rijnstreek ......................................................... 16
4.7
Bestuurlijke uitgangspunten ................................................................................................... 17
4.8
OOGO .................................................................................................................................... 17
4.9
Organisatie van het SWV Rijnstreek ...................................................................................... 18
4.10 Geschillenregelingen .............................................................................................................. 21 4.11 Communicatie ........................................................................................................................ 22 4.12 Organogram ........................................................................................................................... 23 5 5.1
BEOOGDE RESULTATEN 24 Voortbouwen op ontwikkelingen WSNS en scholen speciaal onderwijs ................................. 24
5.2
Kwalitatieve doelen van het samenwerkingsverband ............................................................. 25
5.3
Alle kinderen gaan naar school .............................................................................................. 30
5.4
Kwantitatieve doelstelling ....................................................................................................... 31
6 6.1
INRICHTING PASSEND ONDERWIJS 32 Schoolondersteuningsprofielen .............................................................................................. 32
6.2
Opbrengsten........................................................................................................................... 32
6.3
Basisondersteuning ................................................................................................................ 33
6.4
Samenvatting basisondersteuning ......................................................................................... 37
6.5
Extra ondersteuning ............................................................................................................... 38
Pagina 2 / 69
7 7.1
SPECIAAL ONDERWIJS 41 Scholen voor speciaal onderwijs ............................................................................................ 41
7.2
Bekostiging groei aantal leerlingen speciaal (basis)onderwijs ................................................ 42
7.3
Terugplaatsing naar het regulier onderwijs ............................................................................ 42
7.4
Gespecialiseerde (ambulante) begeleiding ............................................................................ 42
7.5
Consequentie passend onderwijs voor huidige indicaties (rugzakken en SO) ....................... 44
7.6
Herindicatie SBO en SO ......................................................................................................... 44
7.7
AWBZ-regeling ....................................................................................................................... 45
7.8
Leerlingen met epilepsie ........................................................................................................ 45
7.9
Samenwerking met (V)SO cluster 1 en 2 ............................................................................... 46
7.10 Samenvatting speciale lesplaatsen ........................................................................................ 50 8 8.1
PERSONEEL 51 Personeelsplan tripartiete convenant ..................................................................................... 51
9 9.1
ONDERSTEUNINGSSTRUCTUUR EN ROUTE 53 Uitgangspunten ondersteuning............................................................................................... 53
9.2
Overzicht ondersteuningstoewijzing ....................................................................................... 54
9.3
Criteria en procedure .............................................................................................................. 56
9.4
Aanvulling vanuit de gemeenschappelijke paragraaf ............................................................. 57
9.5
Deskundigenoordeel .............................................................................................................. 57
9.6
Beleid ten aanzien van EMB-leerlingen.................................................................................. 58
9.7
Ontwikkelingsperspectief ........................................................................................................ 58
9.8
Monitoring............................................................................................................................... 59
10 SAMENWERKING MET PARTNERS 60 10.1 Samenwerking met ouders ..................................................................................................... 60 10.2 Samenwerking met externe partners: gemeenten .................................................................. 62 10.3 Samenwerking met andere samenwerkingsverbanden in de regio ........................................ 64 10.4 Samenwerking met andere jeugdhulppartners ....................................................................... 64 10.5 Samenwerking met voorschoolse instellingen ........................................................................ 64 11
FINANCIËEN
66
12 KWALITEITSBELEID 67 12.1 Monitoring en evaluatie .......................................................................................................... 67 12.2 Planning en control ................................................................................................................. 68 12.3 Verantwoording ...................................................................................................................... 68 13
BIJLAGEN
69
Pagina 3 / 69
GEGEVENS SAMENWERKINGSVERBAND GEGEVENS SWV Passend onderwijs Rijnstreek Bezoekadres
Henry Dunantweg 11 2402 NM Alphen aan den Rijn
Postadres
Postbus 2032 2400 CA Alphen aan den Rijn
Telefoonnummer
0172-418759
Algemeen e-mailadres
[email protected]
Website
www.swvrijnstreek.nl
OCW-nummer
28-13
Bestuursnummer:
21699
Inschrijvingsnummer Handels-
Nummer KvK: 59242078
register Kamer van Koophandel Bankrekeningnummer
NL 31 INGB 0006493709
Administratiekantoor
Dyade, Utrecht
Landelijke geschillencommissie
Stichting Onderwijsgeschillen Postbus 85191 3508 AD Utrecht Bezoekadres: Gebouw Woudstede Zwarte Woud 2 3524 SJ Utrecht
Pagina 4 / 69
T
030 – 2809590
E
[email protected]
W
www.onderwijsgeschillen.nl
1 VOORWOORD Dit is het eerste ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband Passend Onderwijs Rijnstreek (28-13). Dit plan is gebaseerd op voorbereidingswerk in werkgroepen die sinds vorig schooljaar actief zijn geweest en op bespreking en besluitvorming van voorstellen in het bestuurlijk overleg. Het ondersteuningsplan is het belangrijkste beleidsdocument van dit samenwerkingsverband. Hierin staat op welke wijze zij vorm en inhoud geven aan een passend onderwijsaanbod voor alle leerlingen uit de regio Rijnstreek. De centrale beleidsterreinen zijn ondersteuningstoewijzing, organisatie, personeel en financiën. Deze vier terreinen worden in samenhang met elkaar beschreven. We beschrijven op welke wijze en op welke plaats de leerlingen momenteel extra ondersteuning krijgen. Ook nu vindt immers al zoveel mogelijk passend onderwijs plaats. Vervolgens beschrijven we op welke manier we die extra ondersteuning in de toekomst vorm willen geven. Daarover zullen niet alleen afspraken gemaakt moeten worden over de inhoud van de pedagogische en didactische ondersteuning, maar ook over de organisatie van de ondersteuning, wie de ondersteuning gaat uitvoeren (personeel) en de bekostiging (financiën). Het met elkaar vormgeven van een nieuw samenwerkingsverband is een geleidelijk proces. In de loop van de tijd komen meer bevoegdheden en middelen naar het samenwerkingsverband. (denk aan middelen ambulante begeleiding). Al werkende weg willen wij stappen ondernemen om te komen tot een integraal en dekkend onderwijsaanbod voor leerlingen met extra onderwijsbehoeften in de regio Rijnstreek. Daarbij werken we nauw samen met gemeenten en jeugdhulp. Dit ondersteuningsplan is opgesteld voor de wettelijke periode van vier jaar. Jaarlijks zullen we het plan actualiseren door middel van het opstellen van een activiteitenplan. Voor de definitieve vaststelling van dit ondersteuningsplan is conform de wettelijke voorschriften op 11 december 2013 het op overeenstemming gericht overleg (OOGO) met de gemeenten in de regio Rijnstreek gevoerd. Het resultaat daarvan is positief. Afgesproken is om een ontwikkelagenda te hanteren. Op 15 januari 2014 vond vooroverleg met de ondersteuningsplanraad (OPR) plaats en het resultaat daarvan is positief. De OPR heeft in haar vergadering van 25 februari 2014 ingestemd met het ondersteuningsplan. De OPR heeft wel vastgesteld dat nog veel zaken uitgewerkt moeten worden de komende tijd. De OPR wil goed geïnformeerd blijven. Afgesproken is om zowel het ondersteuningsplan als de bijlagen op de website te plaatsen. Het bestuur van het samenwerkingsverband passend onderwijs Rijnstreek heeft op 31 januari 2014 het voorliggende ondersteuningsplan vastgesteld.
De heer J. de Roode Voorzitter bestuur SWV passend onderwijs Rijnstreek
Pagina 5 / 69
2 INLEIDING Ieder kind verdient goed onderwijs. Goed onderwijs dat kinderen in staat stelt hun talenten te ontwikkelen en dat hen uitdaagt om steeds een stap extra te zetten. Goed onderwijs betekent het geven van adequate onderwijsondersteuning aan kinderen die dat nodig hebben. Met passend onderwijs wordt de verantwoordelijkheid voor de organisatie van de extra onderwijsondersteuning neergelegd bij ons, de schoolbesturen. Wij krijgen met de start van passend onderwijs de opdracht om voor alle leerlingen in de regio Rijnstreek een samenhangend geheel van onderwijsvoorzieningen te realiseren. Die opdracht nemen we serieus en daar gaan we met elkaar aan werken, samen met de ouders, leerkrachten, gemeenten en jeugdhulp. In dit nieuwe samenwerkingsverband Passend Onderwijs Rijnstreek (hierna te noemen SWV Rijnstreek) werken de besturen van het primair en speciaal onderwijs (huidige cluster 3- en 4scholen) samen. Dat is winst. Door met elkaar in één verband te werken, is het mogelijk om de expertise van zowel het SBO als het SO flexibel en zoveel mogelijk in of dichtbij het regulier onderwijs in te zetten. Op die manier wordt de basis(school) versterkt. Goede ondersteuning in de reguliere scholen kan voorkomen dat kinderen verwezen moeten worden naar het SBO of (V)SO. Voor kinderen die dat echt nodig hebben blijft het speciaal onderwijs bestaan. Door de verantwoordelijkheden dicht bij de scholen te beleggen kan beter worden aangesloten bij de ondersteuningsvraag van kinderen. Om die verantwoordelijkheid vervolgens ook waar te maken, kiezen we ervoor om de gelden van het samenwerkingsverband grotendeels onder de besturen te verdelen. Wij kunnen met de inzet van die gelden op de eigen scholen, zowel regulier als speciaal, de basiskwaliteit en de ondersteuningsstructuur versterken. Wat passend onderwijs is voor de scholen is de Wet transitie jeugdhulp voor de jeugdhulpverlening. In deze wet wordt geregeld dat de verantwoordelijkheid voor alle zorg voor jeugd ondergebracht wordt bij de gemeente. De ‘transitie jeugdhulp’ heeft als doel jeugdigen en hun ouders/gezinnen zo snel en licht mogelijk te ondersteunen of hulp te bieden om het zelf weer aan te kunnen. Ook de zwaardere jeugdhulp (inclusief GGZ, kinderbescherming en jeugdreclassering) wordt toegankelijk via het lokale hulpaanbod voor gezinnen. Hierin ligt een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid. Kinderen hebben recht op een integrale benadering, waarbij er ook aandacht is voor de gezinssituatie en de vrije tijd die de leerling doorbrengt. Kinderen zijn immers niet alleen op school. We trekken daarom samen op met de zestien gemeenten en de overige vijf samenwerkingsverbanden (PO en VO) op het niveau van Holland-Rijnland. Met elkaar zijn we ons bewust van de verantwoordelijkheid om iedere leerling onderwijs en ondersteuning te geven waar hij of zij recht op heeft.
Pagina 6 / 69
2.1 Functies ondersteuningsplan Kaderdocument Dit ondersteuningsplan laat zien welke ondersteuning binnen het samenwerkingsverband wordt geboden en beschrijft het kwaliteitsniveau van die ondersteuning. Dat is van belang voor ouders én voor de professionals binnen en buiten het samenwerkingsverband. Beleids- en planningsdocument Dit ondersteuningsplan geeft inzicht in de visie, de inhoudelijke en organisatorische uitgangspunten, de beleidsvoornemens en de beleidsplanning van het samenwerkingsverband. Het ondersteuningsplan biedt een meerjarenperspectief, waarbij onderscheid wordt gemaakt in korte termijn (2014-2016) en langere termijn (vanaf augustus 2016). Verantwoordingsdocument Om als samenwerkingsverband te laten zien op welke wijze invulling wordt gegeven aan de opdracht van passend onderwijs moet verantwoording worden afgelegd aan de omgeving. | Dit ondersteuningsplan geeft aan betrokkenen de mogelijkheid om inzicht te krijgen in de behaalde resultaten. Jaarlijks worden de behaalde resultaten in het jaarverslag gepubliceerd. Dit is ook een vereiste vanuit de overheid. De inspectie toetst het ondersteuningsplan aan de hand van het toezichtkader passend onderwijs (zie bijlage 1). De Inspectie van het Onderwijs toetst het ondersteuningsplan. Om het ondersteuningsplan ‘leesbaar’ te houden, hebben we ervoor gekozen om het plan beknopt te houden en zoveel mogelijk te verwijzen naar bijlagen. De bijlagen zijn beschikbaar via de website van het samenwerkingsverband (www.swvrijnstreek.nl).
2.2 Terminologie In de wetgeving rondom passend onderwijs wordt gesproken over extra ondersteuning en de ondersteuningsbehoefte van leerlingen. De scholen van het SWV Rijnstreek zijn gewend om vanuit het begrippenkader ‘handelingsgericht werken’ (HGW) te spreken over de onderwijsbehoefte van leerlingen. We hebben ervoor gekozen om in dit ondersteuningsplan aan te sluiten bij de wettelijk gebruikte terminologie, dus ondersteuningsbehoefte. Daarbij merken we op dat het voor ons een belangrijk uitgangspunt is dat de ondersteuning plaatsvindt op basis van de onderwijsbehoefte van de leerling.
Pagina 7 / 69
3 VISIE OP PASSEND ONDERWIJS 3.1 Missie We zien het als onze maatschappelijke opdracht om in samenwerking met ouders en ketenpartners (gemeenten, jeugdhulp) een maximale ontwikkeling van onze leerlingen te realiseren. Daartoe ontwikkelen we een passend onderwijsaanbod, waardoor alle leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doormaken.
3.2 Visie We gaan uit van de ontwikkelkracht van kinderen. We denken daarbij in mogelijkheden. Samen met alle anderen die verbonden zijn met onze leerlingen realiseren we wat het kind nodig heeft om maximaal te profiteren van het onderwijs. Uitgangspunt daarbij is: ’Wat je zelf kan, doe je zelf – wat beter kan als je het samen doet, doe je samen – wat beter werkt als een ander het doet, laat je door een ander doen’. Om dit waar te maken:
stellen we het belang van het kind en de ouders centraal bij alle beslissingen;
realiseren we een goede kwaliteit van onderwijs en ondersteuning op onze scholen;
investeren we in competente medewerkers;
hebben we bestuurders en ondersteuners die hun krachten bundelen, die hun beperkingen kennen en hun eigen verantwoordelijkheid nemen;
streven we naar samenwerking tussen jeugdhulp en onderwijs, waarbij we verbinding maken met de mogelijkheden van de jeugdhulp.
We zijn ervan overtuigd dat in onze regio alle krachten aanwezig zijn om een succesvol samenwerkingsverband te zijn. We werken daarom aan een cultuur van nabijheid, betrokkenheid en gedeelde verantwoordelijkheid. We doen wat we beloven! Twee belangrijke uitgangspunten zijn:
de schoolbesturen zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit van het onderwijs op de eigen scholen;
het onderwijs en de ondersteuning moeten zo thuisnabij mogelijk plaatsvinden.
3.3 Samenwerken en afstemming met omringende samenwerkingsverbanden en gemeenten Met de komst van passend onderwijs staan we voor de taak om een eigen systematiek van ondersteuningstoewijzing te ontwerpen en te organiseren. Bij het ontwerpen van een dergelijke systematiek hebben we van de minister uitdrukkelijk de vrijheid gekregen om ‘te doen wat nodig is’ om voor iedere leerling binnen de grenzen van het SWV Rijnstreek een passende onderwijsplek te
Pagina 8 / 69
garanderen. Daarbij moet die systematiek zo zijn ingericht dat deze bijdraagt aan het realiseren van de missie en de visie van het SWV Rijnstreek. Dit wil zeggen dat we proberen zoveel mogelijk expertise te organiseren aan de voorkant van het traject (in de school) om zo te bewerkstelligen dat leerlingen het liefst zo dicht mogelijk bij huis c.q. in de regio naar school gaan. Dit wordt bereikt door de eigen kracht van de school als uitgangspunt te nemen en passende ondersteuning te arrangeren op basis van de onderwijsbehoeften van de leerling. Aangezien in ‘aangrenzende’ samenwerkingsverbanden (Leiden e.o. / Duin- en Bollenstreek) de ambitie in de kern dezelfde is, wordt samengewerkt met genoemde verbanden om tot gezamenlijke kaders en invulling te komen. Deze onderlinge afstemming heeft ook voordelen voor de partners die op regionaal niveau opereren (bijvoorbeeld scholen voor speciaal onderwijs), aangezien deze scholen over het algemeen een regionale functie hebben en zo kunnen profiteren van een zekere eenheid in beleid en uitvoering. Kern in dat gemeenschappelijke kader is het werken met een ondersteuningsteam op schoolniveau, waarin expertise aan de voorkant gebundeld is, de onderwijsbehoeften van een leerling helder in kaart kunnen worden gebracht en een arrangement voorbereid kan worden (hoe klein/tijdelijk of intensief/langdurig ook). Dit ondersteuningsteam kan per samenwerkingsverband enigszins verschillen, maar bestaat in de basis uit een vertegenwoordiger van de school (veelal de intern begeleider), aangevuld met expertise vanuit de onderwijs- en de gezinskant. Uitgangspunt daarbij is dat ook de ouders van de leerling betrokken zijn bij het ondersteuningsteam. Deze werkwijze stelt het samenwerkingsverband in staat haar primaire taak te verwezenlijken: voorin het traject, snel en adequaat, ondersteuning bieden opdat leerlingen, het liefst in hun eigen sociale omgeving, een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doormaken. De beweging ‘naar voren’ weerspiegelt de wens van de samenwerkingsverbanden om de nadruk van passend onderwijs daar te plaatsen waar deze het meest effect kan bewerkstelligen: op de school.
3.4 Organisatie jeugdhulp De gemeenten hebben het voornemen om bij het organiseren van de jeugdhulp (als onderdeel van de decentralisatie van de jeugdhulp) een vergelijkbare beweging te gaan maken als die in het onderwijs wordt voorgestaan. Ook in de jeugdhulp wil dit zeggen dat de expertise ‘achter de indicatie vandaan’ wordt gehaald en meer voorin het traject wordt aangeboden. Dit gebeurt in de praktijk middels de zogenaamde jeugd- en gezinswerkers. Dit zijn generalisten op het gebied van jeugdhulp die een vaste plek krijgen in het hierboven geschetste ondersteuningsteam op de scholen. Zij hebben, naast het kunnen bieden van vraagverheldering, consultatie en diagnostiek ook een brede blik op het specialistische achterveld van jeugdhulpaanbieders. Daardoor is het mogelijk om snel en adequaat de juiste specialisten in te schakelen. De zes samenwerkingsverbanden (PO en VO) en de 15 gemeenten in de regio Holland-Rijnstreek hebben in het voorbereidende jaar regelmatig met elkaar gesproken over de integrale benadering van passend onderwijs en jeugdhulp. In de regio is men zich bewust van het feit dat het gezamenlijk optrekken in deze transities voor alle partijen een meerwaarde oplevert.
Pagina 9 / 69
Het resultaat van dat overleg is een gemeenschappelijke paragraaf (Verbindende kaders: mogelijkheden tot regionale verbinding van onderwijs- en gezinsondersteuning in Holland-Rijnland) (bijlage 2). Middels deze gemeenschappelijke paragraaf in zowel de ondersteuningsplannen van de samenwerkingsverbanden als de jeugdbeleidsplannen van de gemeenten trachten wij een verbindend kader in visie vast te stellen, waarbinnen een afgestemde, dekkende en passende structuur van onderwijs, jeugdhulp en ondersteuning kan ontstaan. Op die manier valt winst te behalen voor alle jeugdigen binnen Holland-Rijnland, zowel thuis als op school. De wijze waarop de afspraken in de gemeenschappelijke paragraaf concreet zijn vertaald in een werkwijze voor het SWV Rijnstreek staat in hoofdstuk 5.
3.5 Periode augustus 2014 – augustus 2016 Vanaf 1 augustus 2014 gaan de nieuwe samenwerkingsverbanden passend onderwijs van start. De komende twee jaar, tot 1 augustus 2016, is een periode waarin stapsgewijs meer bevoegdheden en middelen naar de besturen komen. Deze twee jaar willen we gebruiken om:
het expertisecentrum dat verbonden was aan het SWV WSNS om te bouwen tot een Centrum voor ondersteuning van en voor het SWV Rijnstreek;
meer onderwijsarrangementen uit te laten voeren door de besturen zelf, omdat ‘Wat je zelf kan, je zelf ook doet’ leidend is;
ervaring op te doen met een nieuwe ondersteuningsstructuur op alle scholen;
de integrale aanpak samen met CJG en gemeenten nader uit te werken;
na te gaan op welke wijze we de expertise van het speciaal onderwijs op de langere termijn, na augustus 2016, willen inzetten.
Pagina 10 / 69
4 ORGANISATIE VAN HET SAMENWERKINGSVERBAND In dit hoofdstuk wordt een beknopte schets van het SWV Rijnstreek gegeven. Allereerst geven we een overzicht van de deelnemende besturen. Daarna wordt de (bestuurlijke) organisatie van het SWV Rijnstreek beschreven, met daarbij onder aandere aandacht voor medezeggenschap.
4.1 Partners in het SWV Rijnstreek Het SWV Rijnstreek is één van de 76 regionale samenwerkingsverbanden passend onderwijs PO en omvat de gemeenten Alphen aan den Rijn, Nieuwkoop en Kaag en Braassem (voor een deel). Door de gemeentelijke herindeling vanaf 1 januari 2014 komen de gemeenten Rijnwoude en Boskoop bij Alphen aan den Rijn. In de tijd dat de afspraken werden gemaakt over de samenstelling van de samenwerkingsverbanden is de afspraak gemaakt dat Boskoop bij het SWV Midden-Nederland zou komen. Deze afspraak blijft gehandhaafd, ondanks de gemeentelijke herindeling.
4.2 Aangesloten besturen Alle schoolbesturen met in dit gebied één of meer vestigingen voor regulier basisonderwijs, speciaal basisonderwijs en speciaal onderwijs (cluster 3 en 4) zijn lid van het SWV Rijnstreek, met uitzondering van de Rehobothschool in Alphen aan den Rijn en de School met de Bijbel in Benthuizen. Deze twee scholen maken deel uit van het landelijk reformatorisch samenwerkingsverband passend onderwijs. Daarnaast nemen drie besturen met (een) vestiging(en) voor speciaal onderwijs buiten de regio deel aan het SWV Rijnstreek. Dat zijn de Stichting Openbaar Primair en Speciaal Onderwijs Leiden (PROO), met de school De Brug (cluster 4) in Leiden en OZC Orion (cluster 4) in Leiderdorp, de Stichting Professor Dokter Leo Kanner Onderwijs Groep met de Leo Kannerschool (cluster 4) in Oegstgeest en de Stichting Speciaal Onderwijs Leiden met de Thermiek (mytyl) en de Korte Vlietschool (zmlk), beide in Leiden.
Pagina 11 / 69
Overzicht aangesloten besturen Bestuur
BAO
SBO
SO1
Aantal leerlingen d.d. 1-10-2013
Stichting voor christelijk onderwijs te Alphen
12
1
aan den Rijn en omstreken De Groeiling, Stichting voor katholiek en
2.866
SO Prisma 67 1
203
10
2.126
Stichting Montessorionderwijs Zuid-Holland
1
158
Stichting Vrije Scholen Rijnstreek
1
89
Stichting voor Openbaar Primair Onderwijs
12
2.7022
6
1.911
interconfessioneel onderwijs Stichting Katholiek Basisonderwijs de Veenplas
Regio Alphen aan den Rijn Stichting Katholiek Basisonderwijs Alphen aan den Rijn Stichting Islamitische Scholen Rijn en Gouwe
1
274
Stichting Protestants-Christelijk Onderwijs
8
1.197
1
171
1
42
De Woudse Venen Vereniging voor Gereformeerd Primair Onderwijs West Nederland Stichting Protestants Christelijk Onderwijs Groene Hart Stichting Horizon, Instituut voor Jeugdhulp en
Parkschool: 37
Onderwijs
en Cardea: 24
Stichting WSNS Samenwerkingsverband
1
146
Rijnstreek (waarvan de naam wordt gewijzigd in Stichting Speciaal (basis)onderwijs Rijnstreek Stichting Speciaal Onderwijs Leiden (SOL)
Korte Vlietschool : 67 De Thermiek 150
Stichting Openbaar Primair en Speciaal
De Brug: 84 en
Onderwijs Leiden (PROO)
Orion 56
Stichting Professor Dokter Leo Kanner
Leo Kanner
Onderwijs Groep
Oegstgeest: 129 Curium: 38
Totaal
1 2
54
1
2+4
Leerlingenaantallen van de SO-scholen c.q. SO-afdeling van de SOVSO-scholen. SOPORA is hier zonder De Populier (120) en mét Arnoldus van Os (133).
Pagina 12 / 69
4.3 Kengetallen ontwikkelingen SBO en SO In onderstaand overzicht staan de leerlingenaantallen vermeld die vanuit het SWV Rijnstreek naar de diverse scholen voor speciaal onderwijs (cluster 3 en 4) gaan. School
1 oktober 2011
1 oktober 2012
1 oktober 2013
SO Parkschool
23
30
24
SO Prismaschool
51
46
35
Subtotaal SO eigen SWV
74
76
59
SO Leo Kannerschool
30
31
32
SO De Brug
19
23
16
SO Orion
3
6
7
SO De Thermiek
32
31
27
SO Korte Vlietschool
1
0
0
Subtotaal
85
91
82
Overig
15
19
7
Totaal
174
186
148
Het aantal leerlingen dat vanuit het SWV Rijnstreek naar de Parkschool is gegaan fluctueert de laatste drie jaar: respectievelijk 23 - 30 - 24 leerlingen. Het aantal leerlingen op de Prismaschool is in de afgelopen drie jaar gedaald: 51 - 46 - 35. Leerlingen uit het SWV Rijnstreek gaan ook naar andere scholen voor speciaal onderwijs buiten de regio van het SWV Rijnstreek. Het aantal leerlingen dat naar de SO-scholen van het eigen samenwerkingsverband is gegaan, is het laatste jaar gedaald met 19%. Het aantal leerlingen dat naar het SO in de omgeving is gegaan, is het laatste jaar met zo’n 10% gedaald. In alle drie de jaren is het aantal leerlingen dat naar het SO gaat in het eigen samenwerkingsverband kleiner dan het aantal leerlingen dat naar het SO in de omgeving gaat.
4.4 SBO Op Maat De ontwikkeling van het aantal leerlingen op de SBO-school binnen het oude SWV WSNS geeft onderstaand beeld. Leerlingen
1 oktober
1 oktober
1 oktober
1 oktober
1 oktober
2009
2010
2011
2012
2013
Aantal lln BAO
12.280
11.910
11.747
11.504
11.345
Aantal lln SBO
256
234
202
165
146
Aantal lln SWV
12.536
12.144
11.949
11.669
11.491
Deelnamepercentage lln SBO
2,04%
1,93%
1,69%
1,41%
1,29%
1,86%
1,59%
1,44%
251
243
239
233
230
5
-9
-37
-35
-35
Verwijzingspercentage Aantal lln 2%-norm Aantal lln bekostigd door SWV
Pagina 13 / 69
In de afgelopen jaren is in het SWV WSNS Rijnstreek het leerlingenaantal van SBO Op Maat met meer dan 100 leerlingen afgenomen van 256 leerlingen op 1 oktober 2009 tot 146 leerlingen op 1 oktober 2013. Het deelnamepercentage is in de loop der jaren gedaald tot 1,29% op 1 oktober 2013. Deze daling van het aantal leerlingen in het SBO is het resultaat van gericht beleid om de opvangcapaciteit van de basisscholen te vergroten. Meer leerlingen kunnen nu thuisnabij naar school gaan. Deze terugloop van het aantal leerlingen is aanleiding geweest om de gewenste positie van het SBO, tussen basisonderwijs en speciaal onderwijs, opnieuw te bepalen. In de bestuursvergadering van maart 2014 is besloten om een denktank in het leven te roepen die de opdracht heeft om zich een beeld te vormen van en onderzoek te doen naar de mogelijkheden van een gespecialiseerd integraal kindcentrum in de ruimste zin van het woord (voor de naaste en verre toekomst). Het aantal leerlingen op de reguliere basisscholen is in 2012-2013 gedaald met 1,4% en in diezelfde periode is het totale aantal leerlingen in het samenwerkingsverband met 1,53% gedaald. De gemeentelijke prognoses geven aan dat de daling van de basispopulatie de komende jaren wordt voortgezet met 1 tot 2% per jaar. Het samenwerkingsverband is financieel verantwoordelijk voor de leerlingen die naar een SBOschool gaan buiten de regio van het samenwerkingsverband. Voor het SWV Rijnstreek geldt dat we een hoger uitgaand dan inkomend grensverkeer hebben, ongeveer vijf leerlingen. Op dit moment bestaat de mogelijkheid om voor leerlingen een SBO-rugzak aan te vragen. De systematiek is vergelijkbaar met de rugzak van het speciaal onderwijs. Het gaat om leerlingen die door de PCL worden gezien, die in principe een PCL-beschikking krijgen en deze beschikking ‘omzetten’ in een SBO-rugzak. Deze leerlingen blijven ingeschreven bij een reguliere basisschool en ontvangen specialistische begeleiding vanuit het Expertise Centrum en daarnaast ontvangt de basisschool een budget. In de afgelopen jaren is jaarlijks voor 3-5 leerlingen een SBO-rugzak aangevraagd; op dit moment zijn er zo’n 15 leerlingen met een SBO-rugzak op reguliere scholen in het samenwerkingsverband.
Pagina 14 / 69
4.5 Kengetallen samenwerkingsverband Hieronder een overzicht van de kengetallen van het samenwerkingsverband op basis van de teldatum 1 oktober 2012. Peilmoment juli 2013
Kengetallen leerlingen o.b.v. 1-10-2012
Nummer SWV
PO2813
Naam SWV
PO Alphen a/d Rijn e.o. BAO
SBO
Totaal
11.743
166
11.909
SO cat 1
SO cat 2
SO cat 3
SO Totaal
Jonger dan 8 jaar
33
7
2
42
8 jaar en ouder
122
10
11
143 185
Naar onderwijssoort
Cluster 4
LG
MG
LZ
ZMLK
SO Totaal
103
17
13
5
47
185
Woonachtig in gebied SWV BAO
SBO
Totaal
11.782
174
11.956
Cluster 4
LG
MG
LZ
ZMLK
Totaal rugzakken
In BAO
51
16
0
10
12
89
In SBO
5
0
0
0 Waarvan in bovenbouw
2
7
10
96
Rugzakken
SBO
SO cat 1
SO cat 2
SO cat 3
SO Totaal
Rugzakken
PO2813
1,39%
1,30%
0,14%
0,11%
1,55%
0,81%
Landelijk
2,60%
1,34%
0,09%
0,21%
1,64%
0,95%
Cluster 1- en 2-leerlingen Schoolgaand in het (S)BO in het SWV
Woonachtig in SWV en schoolgaand in het SO
Cluster 1
Cluster 2
Cluster 1
Cluster 2
5
31
0
71
Pagina 15 / 69
Uit deze gegevens wordt duidelijk dat het SWV Rijnstreek te maken heeft met de volgende uitgangssituatie:
Het deelnamepercentage leerlingen aan het SBO ligt lager (1,39%) dan het landelijk gemiddelde (2,6%).
Ook het deelnamepercentage van het aantal leerlingen in het SO is gunstiger dan het landelijk beeld, hoewel het verschil kleiner is. Het deelnamepercentage SO van Rijnstreek is 1,56% en het landelijk gemiddelde ligt op 1,64%. Er zijn wel verschillen tussen de diverse scholen voor SO. Zo ligt het gemiddelde voor de leerlingen die een zwaarte categorie 1 hebben ongeveer gelijk met het landelijk gemiddelde. Categorie 1 is ongeveer gelijk aan de bekostiging voor zmlk (zeer moeilijk lerende kinderen) en lz (langdurig zieken) in cluster 3 en cluster 4. In deze regio zitten meer kinderen op een cluster 3-school voor lg (lichamelijk gehandicapte leerlingen), namelijk 0,14% en het landelijk gemiddelde bedraagt 0,09 %. Daarentegen hebben relatief weinig kinderen een indicatie voor cluster 3 onderwijs emg (ernstig meervoudig gehandicapt): 0,11 % binnen het SWV Rijnstreek en landelijk is dat 0,21%. Als het gaat om het totaal van indicaties speciaal onderwijs, dan blijkt uit het overzicht dat zowel de aantallen leerlingen in het speciaal onderwijs als de leerlingen die een rugzak hebben (lgf-financiering) in het SWV Rijnstreek lager liggen dan landelijk (1,56% versus 1,64 % respectievelijk 0,80 versus 0,95%).
Dit betekent dat het SWV Rijnstreek in vergelijking met het landelijk beeld kans ziet om meer leerlingen een passend onderwijsaanbod te geven in het reguliere onderwijs; met andere woorden er is een financieel gunstige positie als het gaat om de verevening.
4.6 Organisatie van het samenwerkingsverband Rijnstreek In het kader van WSNS is in deze regio in 2003 gekozen voor een federatie plus: de gezamenlijke besturen van het SWV vormen niet alleen het bestuur van het SWV Rijnstreek, maar ook het bestuur van de SBO-school Op Maat. Ook bij passend onderwijs vinden wij het ‘passend’ dat de besturen met elkaar gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor de SBO-school van het samenwerkingsverband. Er vindt juridisch gezien wel een wijziging plaats, aangezien het niet langer toegestaan is dat de stichting die het samenwerkingsverband in stand houdt, tevens bevoegd gezag van een (speciale) school (voor basisonderwijs) is. Met ingang van passend onderwijs in augustus 2014 zijn er twee stichtingen:
de Stichting Speciaal (basis)onderwijs Rijnstreek. Dit is de stichting die SBO Op Maat in stand houdt en waar alle besturen van scholen die aangesloten zijn bij het SWV PO Rijnstreek deel van uitmaken;
de Stichting Samenwerkingsverband Passend Onderwijs Rijnstreek, waar alle besturen van scholen uit het nieuw samenwerkingsverband passend onderwijs Rijnstreek, inclusief het bestuur van de SBO-school, deel van uitmaken.
Met de oprichting van deze twee stichtingen wordt het Centrum voor ondersteuning/expertise ontvlochten van SBO Op Maat en opgenomen als onderdeel van het SWV Rijnstreek. Het bestuur van het samenwerkingsverband passend onderwijs Rijnstreek heeft daardoor tevens een werkgeversfunctie.
Pagina 16 / 69
4.7 Bestuurlijke uitgangspunten De wetgeving rondom passend onderwijs stelt als eis dat het samenwerkingsverband een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid moet zijn. De besturen in het samenwerkingsverband hebben gekozen voor de stichtingsvorm. De stichting draagt de naam ‘Stichting Samenwerkingsverband Passend Onderwijs Rijnstreek’ (zie bijlage 3 voor de statuten). Het bestuur van het SWV Rijnstreek heeft gekozen voor het bestuurs-/directiemodel, een vorm van functionele scheiding. Het gekozen bestuursmodel voldoet hiermee aan de eisen die de Wet goed onderwijs, goed bestuur (2010) stelt aan de scheiding tussen bestuur en toezicht. Het SWV Rijnstreek heeft een bestuur en een directeur. Het bestuur functioneert als intern toezichthouder van de stichting. Ter uitvoering van de wettelijk voorgeschreven scheiding tussen bestuur en intern toezicht oefent de directeur van het samenwerkingsverband de bestuurlijke taken en bevoegdheden uit, zoals deze door het bestuur aan de directeur in het managementstatuut (zie bijlage 4) zijn gemandateerd. Het bestuur van SWV Rijnstreek vindt het wenselijk om nadere richtlijnen vast te stellen omtrent de wijze waarop het bestuur van het samenwerkingsverband intern toezicht uitoefent op de uitoefening van bestuurlijke taken en bevoegdheden door de directeur van het samenwerkingsverband en heeft daarom een toetsingskader intern toezicht vastgesteld (zie bijlage 5). Het bestuur streeft ernaar te besluiten op basis van consensus. Is consensus niet mogelijk, dan vindt besluitvorming plaats op basis van het consentprincipe. Dit houdt in dat het bestuur een besluit heeft genomen indien geen enkel bestuurslid met betrekking tot het voorgenomen besluit een overwegend en beargumenteerd bezwaar heeft. Mocht het niet mogelijk zijn om een besluit te nemen op basis van het consentprincipe, dan wordt het besluit genomen op basis van stemmen. Daarbij bezit elk bevoegd gezag één of meer stemmen afhankelijk van het aantal scholen van dat bevoegd gezag. De verdeling die dan geldt is: a
minder dan 3 scholen: één stem;
b
3 tot en met 5 scholen: drie stemmen;
c
meer dan 5 scholen: zes stemmen.
Een bevoegd gezag voor speciaal onderwijs of voor speciaal basisonderwijs dat voor één of meer scholen of nevenvestigingen in het samenwerkingsverband deelneemt, heeft voor wat betreft dat speciaal onderwijs of speciaal basisonderwijs drie stemmen.
4.8 OOGO In de wetgeving rondom passend onderwijs en de concept-Jeugdwet zijn bepalingen opgenomen over samenwerking tussen gemeenten en samenwerkingsverbanden. In beide wetten staat dat gemeenten en samenwerkingsverbanden een plan maken waarin zij beschrijven hoe passend onderwijs en jeugdhulp worden ingericht. Over deze plannen moet op overeenstemming gericht overleg (OOGO) tussen beide partijen zijn gevoerd.
Pagina 17 / 69
In deze regio vindt overleg plaats tussen de gemeenten en drie samenwerkingsverbanden: samenwerkingsverband VO/VSO Midden-Holland & Rijnstreek, het reformatorisch samenwerkingsverband passend onderwijs Berséba en het samenwerkingsverband Rijnstreek. Het eerste OOGO vond plaats op 11 december 2013. De frequentie van het OOGO is ten minste één keer per jaar. In dit overleg is afgesproken om te werken met een ontwikkelagenda, waarin de thema’s staan benoemd die de komende jaren gezamenlijk verder worden uitgewerkt (zie bijlage 6).
4.9 Organisatie van het SWV Rijnstreek Het bestuur van het SWV Rijnstreek heeft in de oprichtingsvergadering een voorzitter en een secretaris voor vier jaar gekozen. De voorzitter en secretaris zijn afkomstig uit het midden van het bestuur. Het bestuur neemt de besluiten over het beleid van het samenwerkingsverband.
4.9.1 Directeur De dagelijkse leiding van het SWV Rijnstreek is in handen van de directeur. De directeur voert namens het bestuur overleg met de ondersteuningsplanraad, de medezeggenschapsraad van het samenwerkingsverband en met de centrales in het DGO. Daarnaast voert de directeur namens het bestuur overleg met de gemeente voor zover dat voortvloeit uit de wettelijke en statutaire taken van het samenwerkingsverband. De taken en bevoegdheden van de directeur staan in het managementstatuut. In maart 2014 is de nieuwe directeur benoemd en hij begint met ingang van 1 augustus 2014.
4.9.2 Ondersteuning/secretariaat Voor de personeelsleden die nu werkzaam zijn op het secretariaat geldt werkgelegenheidsgarantie (in het kader van het tripartiete convenant). Zij zullen het secretariaat voeren voor het nieuwe SWV Rijnstreek. De werkzaamheden worden vastgesteld in overleg met de nieuwe directeur van het samenwerkingsverband.
4.9.3 Klankbordgroep De statuten van het SWV Rijnstreek voorzien in een klankbordgroep. Deze klankbordgroep fungeert als klankbord bij de ontwikkeling van het beleid en de realisering van de doelstellingen van het samenwerkingsverband. De klankbordgroep bestaat uit ten minste drie leden, die door het bestuur op voordracht van de directeur worden benoemd. De nadere regels omtrent de klankbordgroep, zoals de samenstelling, zittingstermijn en taken van de klankbordgroep worden te zijner tijd uitgewerkt in een huishoudelijk reglement. Het is de taak van de nieuwe directeur om dit reglement op te stellen.
Pagina 18 / 69
4.9.4 Ondersteuningsplanraad Aan het samenwerkingsverband is een ondersteuningsplanraad (OPR) verbonden. De taak van de OPR is al dan niet instemming geven aan het ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband. In de ondersteuningsplanraad hebben van elk op grond van de ministeriële regeling verplicht aangesloten besturen twee leden van of namens de medezeggenschapsraden zitting. Het aantal leden van de OPR bedraagt tweemaal het aantal schoolbesturen dat scholen in stand houdt, dus 32 leden. De helft van het aantal leden wordt afgevaardigd uit het personeel, de andere helft uit de ouders. Het bestuur heeft een medezeggenschapsreglement OPR van SWV Rijnstreek vastgesteld (zie bijlage 7). Dit eerste reglement heeft een looptijd van twee jaar en is op 1 december 2013 ingegaan. In bijlage 8 is de samenstelling van de OPR opgenomen. Het bestuur heeft met de OPR afgesproken om de komende jaren structureel informatief overleg met elkaar te voeren. De OPR wil graag op de hoogte gehouden worden en bovendien is er nog een aantal zaken in ontwikkeling. Voor dit kalenderjaar zijn twee afspraken gemaakt en wel op 17 juni en 4 november. De directeur zal met een wisselende bestuurder de vergaderingen met de OPR bijwonen.
4.9.5 Medezeggenschapsraad Aan het samenwerkingsverband is naast de OPR ook een medezeggenschapsraad (MR) verbonden. Ten behoeve van deze twee vormen van medezeggenschap is een medezeggenmedezeggenschapsstatuut (zie bijlage 9) opgesteld. Dit statuut regelt vooral de informatievoorziening van het bestuur aan de OPR en de MR. Het statuut treedt in werking op 1 december 2013 en heeft een werkingsduur van twee jaar. De MR wordt rechtstreeks door en uit het personeel gekozen dat in dienst is van het SWV Rijnstreek en bestaat uit drie leden. De directeur voert namens het bestuur het overleg met de MR.
4.9.6 Werkgroepen/commissies Dit schooljaar, 2013-2014, zijn drie werkgroepen actief in het huidige samenwerkingsverband: financiën, personeel en expertise/basisondersteuning. De vorming van werkgroepen/commissies vanaf augustus 2014 wordt overgelaten aan de directeur van het SWV Rijnstreek.
4.9.7 Netwerken in eigen samenwerkingsverband In de afgelopen jaren hebben naar tevredenheid acht netwerken van intern begeleiders gefunctioneerd op het niveau van het samenwerkingsverband: 4 netwerken binnen Alphen aan den Rijn, en 4 netwerken in de omliggende dorpen. Deze netwerken hebben vooral de functie van intercollegiaal contact en uitwisseling. De netwerken van IB’ers worden op een andere wijze voortgezet. Met ingang van augustus 2014 bestaan binnen het SWV voor alle intern begeleiders IB-netwerken waar wordt gewerkt aan kennisuitwisseling, intervisie, casusbespreking e.d.
Pagina 19 / 69
De wijze waarop en door wie deze IB-netwerken worden georganiseerd (per bestuur, per wijk, een aantal besturen gezamenlijk) moet nog nader worden bepaald en is de verantwoordelijkheid van de besturen. De directie/IB-dagen voor volgend schooljaar (2014-2015) zijn in principe gepland (drie data). Een nadere invulling moet nog worden gegeven. In de nieuwe situatie geldt het uitgangspunt dat de orthopedagogen/psychologen allemaal deel uitmaken van een netwerk, ook de orthopedagogen van de SO-scholen. De wijze waarop dit gestalte krijgt wordt nog nader bepaald.
4.9.8 Projecten In de afgelopen periode is al een aantal projecten uitgevoerd met het oog op de nieuwe werkwijze in passend onderwijs. Zo hebben basisschool de Stromen en de Montessorischool meegedaan aan de voorlopersaanpak. In deze pilot stond ’het beslissen over hulp / integraal arrangeren ondersteuning’ centraal. Vanuit de gemeenschappelijke paragraaf is twee jaar geleden een aantal ontwikkelingen in gang gezet met betrekking tot de ondersteuningsstructuur. In maart 2011 is een projectplan ‘Pilot Flexibilisering MPO Rijnstreek’ uitgewerkt en in datzelfde schooljaar is de pilot gestart om te werken met flexibele MPO’s (Meer Partijen Overleg) op diverse scholen. De kern van de pilot is de wens van scholen om een flexibele structuur in te richten waarbij scholen op het moment van signalering direct de expertise kunnen inroepen die nodig is. Naast de IB’er en de directeur maken een onderwijsspecialist en een gezinsspecialist deel uit van een MPO. In november 2013 is besloten om de implementatie van MPO’s in alle scholen vanaf 1 januari 2014 breed uit te rollen over het hele SWV. De werknaam MPO zal tot 1 augustus 2014 gehanteerd worden. Vanaf 1 augustus 2014 wordt gesproken over ondersteuningsteams. In het regionale beleidsplan transitie jeugdhulp Holland Rijnland, ‘Hart voor de jeugd’, is één van de thema’s het instellen van jeugd- en gezinsteams. Jeugd- en gezinswerkers werken ambulant en zijn te vinden in de basisvoorzieningen: zij zijn te vinden op scholen en binnen gezondheidscentra. Desgewenst komen ze bij gezinnen thuis. Eén van de leden van een jeugd- en gezinsteam is de gezinsspecialist op de school. Op deze manier ontstaat een logische verbinding tussen onderwijs en jeugdhulp. Hiervoor starten op 1 januari 2014 een aantal proeftuinen. In het schooljaar 2013-2014 is gestart met de pilot expertteams. Zie voor verdere toelichting paragraaf 7.4.2.
4.9.9 Organisatie-en overlegstructuur Het bestuur van het SWV Rijnstreek is eindverantwoordelijk voor het beleid van het samenwerkingsverband. Dit bestuur is tevens werkgever voor de mensen die zijn aangesteld bij het expertisecentrum/secretariaat. De directeur van het samenwerkingsverband is belast met de dagelijkse leiding van het samenwerkingsverband en is tevens directeur van het expertisecentrum / Centrum voor ondersteuning. Het Centrum voor ondersteuning is een belangrijke uitvoeringsorganisatie.
Pagina 20 / 69
De schoolleiders zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van het beleid van het samenwerkingsverband en leggen hierover verantwoording af aan hun bestuur. Beleid wordt in de verschillende overleggen besproken en geëvalueerd, voorstellen voor aanpassing worden voor besluitvorming aan het bestuur voorgelegd. Op alle scholen is een smal en een breed ondersteuningsteam aanwezig. Dit zijn integrale teams waarin de verbinding met jeugdhulp plaatsvindt. De directeur zal verdere afspraken met het bestuur van het samenwerkingsverband maken over de inrichting van de organisatie (denk hierbij aan overlegstructuur, instellen werkgroepen en dergelijke).
4.10 Geschillenregelingen Op het moment dat ouders en school het niet eens zijn over de extra ondersteuning, het ontwikkelingsperspectief of de toelating tot de school is het mogelijk om het verschil van inzicht voor te leggen aan de landelijke geschillencommissie. Het SWV is automatisch bij deze commissie aangesloten. Zowel ouders als scholen kunnen een beroep doen op deze commissie. Het bestuur van het SWV is op dit moment bezig om, samen met de aanpalende twee SWV PO SO afspraken te maken over andere manieren om een verschil van inzicht te bespreken. We denken daarbij aan de inzet van mediators en de mogelijkheid van een second opnion. In het overleg met de andere twee SWV is ook het wel of niet aansluiten bij de landelijke commissie voor bezwaar onderwerp van gesprek. Bij deze commissie kan bezwaar worden ingediend door ouders/verzorgers en scholen, indien een toelaatbaarheidsverklaring wel/niet is afgegeven. De notitie wordt nu voorbereid en zal in het bestuurlijk overleg van mei a.s. aan de orde zijn. Daarmee zullen de regelingen intern en de eventuele aansluiting bij een landelijke commissie voor bezwaar danwel de instelling van een eigen commissie voor bezwaar voor 1 augustus a.s. zijn geregeld. Daarnaast zijn er nog diverse andere geschillenprocedures rond passend onderwijs, waarvoor uiteenlopende (landelijk vormgegeven) procedures gelden. Het gaat daarbij om:
geschillen rond de vaststelling van het ondersteuningsplan;
medezeggenschapsgeschillen;
geschillen naar aanleiding van op overeenstemming gericht overleg met gemeente(n);
geschillen naar aanleiding van overleg met andere samenwerkingsverbanden;
geschillen met andere instanties;
geschillen rond de vaststelling van het schoolondersteuningsprofiel;
overige medezeggenschapsgeschillen;
geschillen rond inrichting, werkwijze en besluiten van het samenwerkingsverband.
Pagina 21 / 69
Alle geldende geschillenprocedures zijn op een overzichtelijke en samenhangende wijze door de PO-Raad, VO-raad en het ministerie van OCW op een rij gezet. Deze zijn te vinden in het zogenaamde routeboek Geschillen: Samenwerken aan passend onderwijs, voorkom geschillen rond passend onderwijs, op de website www.geschillenpassendonderwijs.nl.
4.11 Communicatie Het SWV Rijnstreek heeft een eigen website. Op deze website staat de basisinformatie van het samenwerkingsverband, waaronder het ondersteuningsplan en de bijlagen. Op de website staat ook de bestuursnotitie met daarin een samenvatting van alle schoolondersteuningsprofielen. De afzonderlijke schoolondersteuningsprofielen staan op de website van de schoolbesturen c.q. scholen. Ouders kunnen op de website onder andere informatie vinden over passend onderwijs, de gemaakte afspraken binnen het SWV en de regeling voor leerlingen die nu nog een rugzakje (indicatie speciaal onderwijs) hebben. Voor de ondersteuningsplanraad is een apart deel van de website beschikbaar. Daarop staan de direct relevante documenten van de OPR, zoals samenstelling en vergaderverslagen. Inmiddels is een nieuwe huisstijl ontwikkeld voor het SWV. De huidige website wordt vernieuwd voor 1 augustus 2014. Regelmatig wordt een nieuwsbrief uitgebracht. Deze nieuwsbrieven verschijnen ook op de website van het SWV. Overige zaken rondom communicatie zullen worden uitgewerkt door de nieuwe directeur.
Pagina 22 / 69
4.12 Organogram
Scholen: regulier en speciaal (basis) onderwijs
Besturen
Bestuur 28-13
Directeur 28-13
MR
Personeel 28-13
Pagina 23 / 69
OndersteuningsPlanRaad (ouders en leerkrachten)
5 BEOOGDE RESULTATEN
Om met elkaar vast te stellen of de beschreven visie (waar gaan we naartoe) de komende jaren ook gerealiseerd wordt, is het gewenst om de visie meer te concretiseren in strategische doelstellingen. In dit hoofdstuk beschrijven we zowel de kwalitatieve als de kwantitatieve doelstellingen. Dit hoofdstuk start met de ontwikkelingen in het SWV Rijnstreek en de scholen voor speciaal onderwijs die benut worden bij de verdere inhoudelijke ontwikkeling van passend onderwijs.
5.1 Voortbouwen op ontwikkelingen WSNS en scholen speciaal onderwijs In deze regio is eind jaren negentig het SWV WSNS Rijnstreek opgericht. De besturen en scholen van het (speciaal) basisonderwijs die deel uitmaakten van dit verband hebben in de afgelopen 15 jaar geïnvesteerd in de pedagogische en didactische ondersteuning van leerlingen. Vier ontwikkelingen willen we hier expliciet benoemen, omdat we die bij passend onderwijs willen benutten en hierop willen voortbouwen.
5.1.1 Handelingsgericht werken In de eerste plaats is dat handelingsgericht werken. Alle scholen hebben de gelegenheid gehad om in de afgelopen zes jaren HGW-scholing te volgen; het project ‘Afstemming’. Dit werd geïnitieerd en ook gedeeltelijk bekostigd door het SWV WSNS. Uiteindelijk heeft ongeveer 90% van de scholen hier gebruik van gemaakt. De scholen hadden de mogelijkheid om te kiezen uit verschillende ‘aanbieders’. Hierdoor zijn er wat verschillende accenten gelegd op scholen en de ontwikkeling per school verschilt. Maar in de kern werken alle scholen volgens de zeven principes van HGW. Het HGW vormt een goed aangrijpingspunt om de kwaliteit van de basisondersteuning op scholen verder te versterken. Bij HGW wordt een goede match tussen het onderwijsaanbod en de ondersteuningsbehoeften van kinderen op het gebied van leren en sociaal-emotionele ontwikkeling gerealiseerd. Het gaat hier over de (extra) arrangementen en de wijze waarop deze arrangementen aan leerlingen worden toebedeeld. De ondersteuningsstructuur van het samenwerkingsverband wordt gewijzigd om leerlingen op een snelle en deskundige manier te kunnen arrangeren naar een passend aanbod.
5.1.2 Onderwijszorgarrangementen Ten tweede de onderwijszorgarrangementen. Er zijn in de afgelopen jaren 18 onderwijsarrangementen ontwikkeld waar alle scholen in het SWV WSNS gebruik van konden maken. Alle basisscholen van het samenwerkingsverband kunnen ondersteuning vragen voor kinderen met een ondersteuningsbehoefte. Deze hulp is bedoeld om de leerlingen onderwijs te blijven bieden in de reguliere onderwijssetting. In sommige gevallen kan deze ondersteuning een periode overbruggen naar plaatsing in een andere school/voorziening. De onderwijszorgarrangementen worden jaarlijks geëvalueerd en in
Pagina 24 / 69
overleg met de besturen/scholen wordt elk jaar bepaald welke onderwijszorgarrangementen nodig en mogelijk zijn. Deze onderwijszorgarrangementen worden nu nog aangeboden vanuit het expertisecentrum van het SWV WSNS en vanaf 1 augustus 2014 door het Centrum voor ondersteuning.
5.1.3 Samenwerking regulier en speciaal onderwijs Als derde ontwikkeling noemen we de samenwerking tussen het regulier en speciaal onderwijs in de vorm van ambulante begeleiding en deskundigheidsbevordering. Door de inzet van ambulante begeleiding wordt expertise van het speciaal onderwijs naar het regulier onderwijs overgeheveld. De ambulante begeleiding is zowel gericht op de leerlingen met een rugzak als op de leerkrachten. Daarnaast hebben de AB-diensten (Horizon en AED) en de AB vanuit de scholen (Prisma) preventieve ambulante begeleiding verzorgd met als doel de leerlingen met ondersteuningsbehoeften in het regulier onderwijs te houden en de leerkrachten te scholen in het snel en adequaat reageren op signalen van een stagnerende ontwikkeling.
5.1.4 Thuisnabij onderwijs Een laatste ontwikkeling is de inzet op zoveel mogelijk thuisnabij onderwijs. Door deze focus is het aantal leerlingen op de SBO-school Op Maat in de afgelopen jaren van WSNS geleidelijk aan gedaald.
5.2 Kwalitatieve doelen van het samenwerkingsverband Het SWV Rijnstreek kiest ervoor om de komende twee jaar drie kwalitatieve doelen centraal te stellen: 1
Versterken van de basisondersteuning
2
Samenhangend geheel van voorzieningen
3
Alle kinderen gaan naar school
Deze doelen worden hieronder nader toegelicht. De drie doelen worden vertaald in praktische doelstellingen aan de hand van de SMART-methode. Op deze manier is het samenwerkingsverband in staat om de voortgang te bewaken en het resultaat te evalueren.
5.2.1 Versterken van de basisondersteuning Passend onderwijs vraagt om goed onderwijs. En goed onderwijs, de basis op orde, betekent in ieder geval dat de kwaliteit van het onderwijs voldoet aan de criteria die inspectie daarvoor stelt. In het samenwerkingsverband is de afspraak gemaakt dat besturen verantwoordelijk zijn voor de kwaliteit van het onderwijs. Passend onderwijs veronderstelt dat leerkrachten goed zicht hebben op de (leer)ontwikkeling van kinderen. Zoals hierboven al geschetst heeft het SWV al enkele jaren geïnvesteerd in handelingsgericht werken op de scholen. Het handelingsgericht werken willen we de komende twee jaar verder implementeren in de scholen.
Pagina 25 / 69
Doel: versterken van de basisondersteuning
Meting
Alle besturen van het SWV realiseren op hun scholen (BAO,
Inspectiebeoordeling
SBO en SO) het overeengekomen niveau van basiskwaliteit; basiskwaliteit zoals gedefinieerd door de indicatoren van de onderwijsinspectie De zeven uitgangspunten van HGW zijn op alle niveaus
Rapportage van besturen in het
aanwezig (school, groep en leerling) in zowel in attitude als
samenwerkingsverband
vaardigheden
Nadere invulling indicatoren: activiteitenplan
Voor een nadere uitwerking van de basisondersteuning verwijzen we naar hoofdstuk 6.
5.2.2 Samenhangend geheel van voorzieningen Elke school in het samenwerkingsverband heeft een schoolondersteuningsprofiel (SOP) opgesteld en dit SOP wordt, zoals wettelijk voorgeschreven, in de schoolgids van de school geplaatst. Scholen, ouders en anderen kunnen zich op basis van het SOP een beeld vormen van de ondersteunings-mogelijkheden van de school. De SOP’s hebben niet alleen een informatieve functie naar ouders, scholen en ketenpartners; de profielen vormen ook mede de basis van een samenhangend geheel van voorzieningen. Tot een samenhangend geheel van ondersteuningsvoorzieningen behoren in ieder geval: alle scholen voor BAO, de SBO-scholen en SO-scholen voor cluster 3 en cluster 4 en ook de vaste onderwijszorgarrangementen (die nu door het expertisecentrum worden geleverd) en de maatwerkarrangementen (onder andere ambulante begeleiding). De voorzieningen behoeven niet alle fysiek binnen de grenzen van het samenwerkingsverband aanwezig te zijn. De essentie van het samenhangend geheel is dat de arrangementen toegankelijk zijn voor leerlingen van het betreffende samenwerkingsverband, mochten de ondersteuningsbehoeften van de leerling daarom vragen. Onderzoek naar dekkende expertise Om te kunnen bepalen of er uitbreiding, aanpassing of juist beperking van het bestaande aanbod aan speciale (onderwijs)voorzieningen nodig is, heeft het samenwerkingsverband in 2009 al een onderzoek laten uitvoeren door KPC Groep naar mogelijke witte vlekken en knelpunten in het SWV WSNS (zie bijlage 10). De belangrijkste conclusie was dat er geen sprake lijkt te zijn van (grote) ‘witte vlekken’. Voor iedere leerling, voor ieder probleem lijkt wel een ‘oplossing’ in de vorm van een onderwijszorgaanbod in de regio te zijn. De onderzoeksrapportage vermeldt wel een aantal knelpunten:
De mogelijke oplossingen zijn niet bekend bij degene die ‘zoekt.
Dit betekent dat in het samenwerkingsverband expliciet aandacht besteed moet worden aan informatieverstrekking over de aanwezigheid van expertise en de mogelijkheden.
Pagina 26 / 69
De beschikbare onderwijszorgarrangementen zullen in ieder geval bekend moeten zijn bij de orthopedagogen/psychologen. Het netwerk zal hiervoor worden benut. Het arrangement is niet direct beschikbaar (wachtlijst).
Een enkele keer komt het voor dat er een wachtlijst is bij het speciaal onderwijs.
De ervaring leert dat het over het algemeen mogelijk is om de leerlingen die niet direct geplaatst kunnen worden op te vangen met het arrangement Binnenboord vanuit het samenwerkingsverband. Bij Curium komen nog wachtlijsten voor, maar er zijn afspraken gemaakt om reeds voor plaatsing hulp aan de scholen/ouders/kind te bieden. Deze afspraken en procedures worden 3x per jaar met het samenwerkingsverband en Curium geëvalueerd. Wachtlijsten bij GGZ, Cardea en dagbehandeling Horizon zijn er nog steeds, waarbij de duur ongeveer een half jaar is. Dit vormt een groot probleem. Vaak wordt op dat moment een beroep gedaan op het arrangement Binnenboord om de leerling in ieder geval ondersteuning te bieden. Vanaf augustus 2014 zullen collega’s vanuit het speciaal onderwijs tijdig bij de aanvraagprocedure voor een TLV voor een leerling worden betrokken om op die manier te voorkomen dat pas na het afgeven van een TLV wordt geconstateerd dat de beoogde school voor SO geen plaats meer heeft. Mocht de beoogde SO-school geen plaats hebben, dan kan op een vroeg moment naar alternatieven worden gezocht.
Het onderwijs en/of jeugdhulp bieden niet de gewenste onderwijszorg of in te beperkte
(bijvoorbeeld tijd) mate. Voor een deel heeft dit te maken met het gemis aan samenwerking en afstemming met jeugdhulp. We zijn ervan overtuigd dat door de gemeenschappelijke afspraken met de gemeenten en jeugdhulpinstellingen de samenwerking met de ketenpartners, zoals CJG en de jeugdhulpinstellingen, zal verbeteren. Daartoe heeft het samenwerkingsverband afspraken gemaakt over integraal samenwerken en dat begint al bij de ondersteuningsteams in de scholen. Daarnaast werd geconcludeerd dat er een beperkte groep leerlingen (zowel in het primair onderwijs als in het speciaal onderwijs) is met zeer complexe problematiek: multiproblematiek. Het lukt niet altijd om voor deze leerlingen een goed onderwijszorgarrangement te organiseren. Het zijn leerlingen die in allerlei trajecten steeds weer besproken worden (bijvoorbeeld bij Gedragswerk). Op dit moment (november 2013) is er een aantal leerlingen in de leeftijd van 7-14 jaar met complexe problematiek waarvoor het samenwerkingsverband nog geen passend onderwijsarrangement heeft. Een aantal van deze leerlingen heeft een gehele of gedeeltelijke ontheffing van de leerplicht. Dit schooljaar (2013-2014) zijn initiatieven genomen om te kijken of het mogelijk is om een bestaand arrangement dat gericht is op dagbesteding (2 Play) uit te breiden met een aantal onderwijsuren om op die manier een geschikt(er) arrangement voor deze leerlingen te bieden. De eerste concrete stappen zijn inmiddels genomen. De kinderen staan vanaf januari 2014 ingeschreven bij Horizon Parkcollege te Alphen aan den Rijn. Een leerkracht van Parkcollege komt naar Autisme Centrum2Play (4 uur per kind per week) en stelt voor ieder kind een lespakket samen. Na de transitie Jeugdzorg dienen er structurele afspraken te komen voor de afstemming van onderwijs en jeugdzorg voor deze kinderen, zowel inhoudelijk als financieel.
Pagina 27 / 69
Met de andere twee samenwerkingsverbanden PO in de regio (Leiden en Duin- en Bollenstreek) vindt regelmatig overleg plaats om structurele afstemming en samenwerking te bewerkstellingen als het gaat om de ondersteuning van de groep leerlingen met zeer complexe problematiek. Van Expertisecentrum SWV naar Centrum voor ondersteuning Het huidige expertisecentrum biedt ondersteuning aan scholen in de vorm van arrangementen. Deze arrangementen maken deel uit van het geheel van voorzieningen van het samenwerkingsverband en vallen voor het merendeel onder de basisondersteuning. Scholen en besturen zijn over het algemeen tevreden over deze arrangementen. Gelet op het uitgangspunt dat we de expertise zoveel mogelijk de scholen in willen brengen, streven we ernaar om over twee jaar minder arrangementen bovenschools uit te voeren en meer op school- c.q. bestuursniveau. Het expertisecentrum zal met ingang van 1 augustus 2014 deel uitmaken van het SWV Rijnstreek en valt dan rechtstreeks onder het bestuur van dit SWV. Het expertisecentrum krijgt een andere functie en in het verlengde daarvan ook een andere naam. Vanaf 1 augustus 2014 spreken we over het Centrum voor ondersteuning. Speciaal onderwijsvoorzieningen binnen het SWV Rijnstreek Binnen de regio van het SWV Rijnstreek zijn twee scholen voor speciaal onderwijs (cluster 3 en 4): Parkschool en Prisma. De passende SO-onderwijsvoorzieningen voor de leerlingen in onze regio liggen niet allemaal binnen de grenzen van het samenwerkingsverband. De ervaring leert dat kinderen en ouders hun weg weten te vinden naar SO-voorzieningen in de aanpalende samenwerkingsverbanden. In de huidige situatie zijn er relatief veel leerlingen die een passend onderwijsaanbod vinden in scholen voor speciaal onderwijs buiten de grenzen van het samenwerkingsverband (zie schema bij paragraaf 4.3.) Eén van de verklaringen is dat niet alle denkbare speciale arrangementen in het samenwerkingsverband zelf voorhanden zijn. Een voorbeeld daarvan is het mytylonderwijs. Dat er een relatief grote groep leerlingen naar onder andere de Leo Kannerschool buiten het samenwerkingsverband wordt verwezen, heeft een andere achtergrond. Dat heeft onder andere te maken met het speciale arrangement dat op deze school aanwezig is, namelijk een arrangement voor leerlingen die veel structuur en regelmaat nodig hebben (ASS-leerlingen). Een tweede groep leerlingen op de Leo Kannerschool bestaat uit leerlingen die opgenomen zijn bij een GGZ-instelling (Curium, Jutters en dergelijke) en die daar onderwijs ontvangen. Deze leerlingen hebben geen toelaatbaarheids-verklaring nodig bij plaatsing in de instelling. Deze leerlingen worden geplaatst vanuit het PO (soms ook vanuit het SO). Voor De Brug geldt dat de school van oudsher veel (onderzoeks-)deskundigheid in huis heeft als het gaat om onderwijs aan leerlingen met zeer complexe gedrags- en/of psychiatrische problematiek. De school heeft naast een aantal reguliere klassen voor leerlingen met ernstige gedragsproblemen enkele klassen met veel structuur en regelmaat voor leerlingen met ASS.
Pagina 28 / 69
Onderwijszorgcentrum Orion biedt onderwijs aan leerlingen die echt een onderwijszorgarrangement nodig hebben (dat wil zeggen een koppeling van onderwijs en jeugdhulp). Deze scholen voor speciaal onderwijs maken deel uit van het samenhangend geheel van onderwijsarrangementen waar leerlingen uit onze regio naartoe kunnen gaan. We hebben de ambitie om zoveel mogelijk thuisnabij onderwijs te bieden. Zoals geconstateerd gaan veel leerlingen naar een SO-school buiten de regio. Met elkaar willen we vanuit die ambitie nagaan welke mogelijke scenario’s uitgewerkt kunnen worden om te bereiken dat op termijn meer leerlingen thuisnabij onderwijs kunnen ontvangen. In overleg met de Parkschool willen we nagaan of het mogelijk is om het aanbod op de school uit te breiden naar een bredere doelgroep leerlingen. Daarmee zou voor een deel van de leerlingen meer thuisnabij onderwijs gerealiseerd kunnen worden. Bovendien biedt dit de mogelijkheid om te werken met flexibele en tijdelijke arrangementen (leerlingen die een deel van de week naar de eigen (basis)school gaan en een ander deel van de week naar het speciaal onderwijs). Zie hiervoor bijlage 11, de uitwerkingsagenda. Doel: realiseren samenhangend geheel van voorzieningen
Meting
Dekkend netwerk van voorzieningen
Realiseren van een onderwijszorgarrangement voor leerlingen in de
Thuiszitterslijst: er zijn geen
leeftijd van 4-14 jaar met complexe problematiek. Deze leerlingen zijn
thuiszitters als gevolg van
aangewezen op een onderwijszorgarrangement waar onderwijs,
onvoldoende passend
dagbesteding en jeugdhulp deel van uitmaken.
onderwijs
Minder leerlingen naar SO buiten de regio
Realiseren van meer passende SO-arrangementen binnen het SWV in
Monitoren
overleg en afstemming met alle SO scholen (met name cluster 4)
leerlingenaantallen op de betrokken SO-scholen en toewijzijng ondersteuningscategorie
Extra ondersteuning
Uitkristalliseren van de diverse arrangementen van extra
Enquêtes
ondersteuning, zowel op het niveau van het SWV, als bestuurs- en
Registratie en
schoolniveau. Met elkaar nagaan of het aanbod ‘extra ondersteuning’
verslaglegging
compleet en voldoende is.
Rapportage van besturen in het SWV
Centrum voor ondersteuning
Meerjarenbeleidsplan opstellen voor het Centrum voor ondersteuning.
Tevredenheidsmeting bij
Uitgangspunt is onder andere de wens van besturen om meer
ouders en scholen.
arrangementen zelf te regelen op school-/bestuursniveau, conform het
Evaluatie van
uitgangspunt ‘Wat je zelf kan, doe je zelf’. Daarbij is de doelstelling om
ondersteuningstrajecten
de aanwezige expertise zoveel mogelijk te behouden.
Pagina 29 / 69
5.3 Alle kinderen gaan naar school Eén van de belangrijkste beleidsdoelstellingen van passend onderwijs is het terugdringen van het aantal thuiszitters. Dit is de voornaamste reden dat met passend onderwijs de zorgplicht voor schoolbesturen wordt ingevoerd: ouders kunnen op die manier niet meer van het kastje naar de muur gestuurd worden bij het zoeken naar een geschikte onderwijsplek voor hun kind. Thuiszitters worden op die manier voorkomen. Het streven om alle leerlingen in de leerplichtige leeftijd (4-14 jaar) in dit samenwerkingsverband naar school te laten gaan, staat gelijk aan het streven om geen thuiszitters te hebben. De inspectie hanteert de volgende indicator: Zijn er leerlingen die niet deelnemen aan het onderwijs? Het betreft leerplichtige jongeren tussen de 5 en de 16 jaar of jongeren van 16 of 17 jaar met kwalificatieplicht die:
niet ingeschreven zijn bij een school (absoluut verzuim);
die ingeschreven zijn op een school of onderwijsinstelling en die zonder geldige reden meer dan vier weken verzuimen, zonder dat zij ontheffing hebben van de leerplicht respectievelijk vrijstelling van geregeld schoolbezoek of wegens het volgen van ander onderwijs.
Op basis van de gegevens die in het SWV Rijnstreek bekend zijn, zijn er op dit moment drie leerplichtige leerlingen die thuis zitten. Naar een passende oplossing voor deze drie kinderen wordt naarstig gezocht. De ervaring leert dat leerlingen over het algemeen voor een korte tijd thuis zitten, met name door de inzet van trajectbemiddeling. Op dit moment is er (nog) geen centraal registratiepunt voor de thuiszitters. Daarover is het samenwerkingsverband in gesprek met de andere twee samenwerkingsverbanden in de regio Rijnland en de gemeenten (afdelingen leerplicht). In het SWV Rijnstreek hebben we trajectbegeleiders die worden ingezet op het moment dat een leerling een stagnerende schoolontwikkeling doormaakt en eventueel dreigt thuis te komen zitten. Het samenwerkingsverband heeft tevens het arrangement Binnenboord waar scholen een beroep op kunnen doen. ‘Binnenboord’ is bestemd voor leerlingen van 4 tot en met 12 jaar met ernstige sociaal-emotionele problematiek waarvoor snel passend onderwijs of passende jeugdhulp moet worden geboden binnen het SWV. Binnenboord draagt bij aan de versterking van de ondersteuningsstructuur van de basisscholen en levert een bijdrage aan de doelstelling om vroegtijdige uitval te voorkomen.
5.3.1 Protocol ‘Voorkomen Thuiszitten SWV Rijnstreek’ In 2007 is een protocol opgesteld om scholen in de regio Rijnstreek een duidelijke en eenduidige structuur te bieden om ongeoorloofd schoolverzuim, schorsing en verwijdering van kinderen te voorkomen. Het protocol biedt tevens handvatten hoe het kind zo snel mogelijk naar het onderwijs teruggeleid kan worden als al ongeoorloofd schoolverzuim plaatsvindt. Dit protocol ‘Voorkomen Thuiszitten SWV Rijnstreek’ is vorig jaar herzien en is in concept beschikbaar (zie bijlage 12). In dit protocol is de handelingsgerichte werkwijze van de scholen verwerkt. In de brede regio Holland Rijnland is vanuit het Regionaal Bureau Leerplicht ook een nieuw protocol rondom thuiszittersproblematiek opgesteld.
Pagina 30 / 69
Komend jaar zal er afstemming moeten plaatsvinden om van beide concepten één document te maken. Daarnaast is het van belang om te beoordelen in hoeverre de nieuwe toewijzingsroute van de toelaatbaarheidsverklaringen aansluit op het protocol. Tevens zal er afstemming gerealiseerd moeten worden met jeugdzorg / Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) in verband met PGBbudgetten die ingezet kunnen worden bij onderwijs-jeugdzorgarrangementen en leerlingen met een gedeeltelijke leerplichtontheffing (zie activiteitenkalender). Doel: alle kinderen gaan naar school
Meting
Geen thuiszitters
Enquete schoolverzuim en een adequate registratie door de scholen Hiervoor wordt een centrale administratie ingericht met als doel een sluitende registratie
5.4 Kwantitatieve doelstelling In de afgelopen jaren is al flink geïnvesteerd in het realiseren van thuisnabij onderwijs met als resultaat dat het aanbod van de reguliere basisscholen voor steeds meer leerlingen passend is. Het deelnamepercentage leerlingen die onderwijs volgen op SBO Op Maat is nu 1,29%. Dit is ruim beneden het landelijk gemiddelde. Het is niet zinvol om dit percentage nog verder te laten dalen. Om een kwalitatief goede SBO-school te houden, is een zekere schoolgrootte noodzakelijk. We streven daarom naar stabilisatie. Wat het aantal leerlingen betreft die vanuit het SWV Rijnstreek naar het speciaal onderwijs gaan weten we dat het deelnamepercentage 1,56% bedraagt. Dit is eveneens lager dan het landelijk gemiddelde. Ook hier kiezen we de komende twee jaar voor stabilisatie. Gelet op de laatste telgegevens van 1 oktober 2013 is het ook mogelijk dat het aantal SO-leerlingen de komende jaren nog licht daalt. We hebben hierbij nog geen rekening gehouden met een mogelijke afname van het aantal leerlingen door gericht(er) terugplaatsingsbeleid. Doel: stabiliseren aantal leerlingen SBO Op Maat en SO-
Meting
scholen Deelnamepercentage SBO-school stabiliseert op 1,4%
Leerlingtelling jaarlijks 1 oktober
Deelnamepercentage SO-scholen stabiliseert op 1,56%
Leerlingtelling jaarlijks 1 oktober
Pagina 31 / 69
6 INRICHTING PASSEND ONDERWIJS 6.1 Schoolondersteuningsprofielen Elke school heeft de wettelijke verplichting om een schoolondersteuningsprofiel op te stellen. Dit profiel bestaat uit het (voor iedereen gelijke) deel basisondersteuning en een eventueel extra deel op grond van specifieke expertise en/of voorzieningen die de school in huis heeft. Om aan deze eis te voldoen, zijn de scholen tijdig begonnen met het opstellen van deze profielen. We hebben in 2012 een aantal uitgangspunten geformuleerd voor het opstellen van de schoolondersteuningsprofielen:
de gegevens van scholen moeten onderling vergelijkbaar en stapelbaar zijn;
de gegevens dienen relevant te zijn voor een nieuwe handelingsgerichte systematiek;
de voorkeur gaat uit naar een instrument dat ook in de aanpalende regio’s wordt gehanteerd;
het instrument is van waarde bij het risicotoezicht van de onderwijsinspectie.
We hebben op basis van deze uitgangspunten gekozen voor de werkwijze van ‘In School’. In het schooljaar 2011-2012 is het instrument afgenomen en zijn op bijna alle basisscholen en de SBO-school de schoolondersteuningsprofielen opgesteld. Op een later moment hebben nog twee basisscholen zich bij het SWV Rijnstreek aangesloten, te weten Arnoldus van Os (Benthuizen) en de Meent (Woerdens Verlaat). Deze scholen hebben ook via de werkwijze van ‘In School’ een schoolprofiel opgesteld, maar deze profielen waren bij het opstellen van het ondersteuningsplan nog niet beschikbaar. Ook het profiel van basisschool De Tamboerijn is later opgesteld, nadat de analyse op het niveau van het samenwerkingsverband was gemaakt. De scholen voor speciaal onderwijs hebben een eigen format gehanteerd om tot een schoolondersteuningsprofiel te komen. Hierover is op het niveau van de REC’s afstemming geweest. Bij de start van passend onderwijs beschikken alle scholen over een schoolondersteuningsprofiel.
6.2 Opbrengsten Van alle schoolondersteuningsprofielen die in 2012-2013 zijn opgesteld is een analyse gemaakt. Deze bestuursrapportage schoolondersteuningsprofielen SWV Rijnstreek is in 2012 opgesteld en als bijlage te vinden op de website van het SWV Rijnstreek (bijlage 13). Een belangrijke nuancering bij deze rapportage is dat de profielen in een periode zijn opgesteld waarin nog niet alle wetgeving over passend onderwijs bekend was. Met name de omschrijving van basisondersteuning en extra ondersteuning zijn op een later moment duidelijker geworden. Dat is één van de redenen dat de profielen onvoldoende concreet beschrijven welke preventieve en curatieve interventies scholen in huis hebben als onderdeel van de basisondersteuning. Nadere informatie over de schoolondersteuningsprofielen is te vinden in de schoolgidsen en op de websites van de afzonderlijke scholen. Elk samenwerkingsverband moet een eigen niveau van basisondersteuning vaststellen. Op dit moment is een globaal niveau van basisondersteuning vastgesteld.
Pagina 32 / 69
Samenvatting schoolondersteuningsprofielen Doelstelling
Beoogd resultaat
Alle scholen (BAO, SBO en SO) hebben een
Collega-scholen, ouders en anderen kunnen zich op
actueel en reëel SOP opgesteld.
basis van het SOP een goed beeld vormen van de ondersteunings(on)mogelijkheden van de school.
Activiteiten SOP’s periodiek opstellen, vaststellen, realiseren, evalueren, etc. Benodigde formatie
Wijze van monitoring
Voor het opstellen van de profielen is geen
Besturen zijn verantwoordelijk om wijzigingen in basis-
specifieke formatie nodig. Voor het realiseren
en extra ondersteuning te vermelden in schoolgids en
ervan wel. Deze formatie bevindt zich binnen de
te melden aan het SWV.
scholen en kan in bepaalde gevallen door het SWV bekostigd worden. Risicoanalyse Door verlies van expertise binnen de school kan de schoolspecifieke expertise onder druk komen te staan, waardoor de school het betreffende profiel niet langer kan realiseren en er een lacune in het dekkend aanbod ontstaat. Budgethouder(s)
Beschikbaar budget
N.v.t.
N.v.t.
6.3 Basisondersteuning Basisondersteuning is een omschrijving van wat alle scholen gaan bieden, zodat voor ouders, leerlingen en andere betrokkenen helder is welke begeleidingsmogelijkheden elke school minimaal biedt. Onze uitgangspunten bij basisondersteuning zijn:
Elk bestuur zorgt dat de basiskwaliteit op zijn scholen in orde is. Daarbij is het toezichtkader PO/WEC van de inspectie leidend.
Op alle aangesloten scholen is handelingsgericht werken ingevoerd.
De ondersteuning van het samenwerkingsverband is gericht op het realiseren van meer en betere mogelijkheden voor goed onderwijs voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften.
De professionele, menselijke maat is leidend bij het organiseren van de ondersteuning in het samenwerkingsverband.
Dit betekent dat de ondersteuning dichtbij, zichtbaar, flexibel is en zo dicht mogelijk bij de werkvloer wordt georganiseerd. De ondersteuning kenmerkt zich door korte lijnen, snelle beschikbaarheid en passend bij de situatie. Het resultaat (of ‘de oplossing’) is daarbij leidend.
Ouders worden nauw betrokken en worden gezien als educatief partner in het ontwikkelingsproces van de leerling
De inrichting van de ondersteuning heeft een directe relatie met de afspraken over basisondersteuning en basiskwaliteit en is gericht op optimale vraagsturing. Waar mogelijk wordt gebruikgemaakt van de opgebouwde expertise in de (speciale) scholen en het Centrum voor ondersteuning.
Pagina 33 / 69
De basisondersteuning bestaat uit vier onderdelen (conform het referentiekader):
basiskwaliteit (eisen inspectiekader);
planmatig handelen;
preventieve en licht curatieve interventies;
ondersteuningsstructuur.
6.3.1 Basiskwaliteit Dit verwijst naar de minimale onderwijskwaliteit die gemeten wordt door het toezichtkader van de Inspectie van het Onderwijs. Scholen die onder het basistoezicht van de inspectie vallen, hebben hun basiskwaliteit op orde. Op dit moment beschikt één nevenvestiging van een basisschool niet over een basisarrangement van de inspectie.
6.3.2 Planmatig handelen Dit gaat onder andere over de manier waarop de school nagaat welke onderwijsbehoeften leerlingen hebben, daarop een passend onderwijsaanbod organiseren en dat evalueren. In de afgelopen jaren heeft het samenwerkingsverband gericht geïnvesteerd in de scholing 3
‘Handelingsgericht werken’ (HGW) . Bovenschools zijn er door het samenwerkingsverband diverse trainingen en intervisiemomenten aangeboden voor intern begeleiders en directieleden. Op schoolniveau hebben de scholen zelf – al dan niet met ondersteuning door een externe partij – gewerkt aan de implementatie. HGW is een planmatige en cyclische werkwijze waarbij onderwijsprofessionals (leerkracht, IB-er, en leidinggevende) de volgende zeven uitgangspunten toepassen: 1
De werkwijze is doelgericht.
2
Het gaat om de afstemming en wisselwerking van het kind met zijn omgeving.
3
De onderwijsbehoeften van kinderen staan centraal.
4
Ouders en leerkrachten maken het verschil.
5
Positieve aspecten zijn van groot belang.
6
Betrokkenen werken constructief samen.
7
De werkwijze is systematisch en transparant.
Het samenwerkingsverband heeft ten opzichte van de HGW-standaarden meer ruimte voor eigen normering. De komende twee jaar zal worden benut om met elkaar niet alleen een standaard voor HGW te ontwikkelen en vast te stellen, maar daarbij tevens afspraken te maken over normering en monitoring. Dit punt staat op de uitwerkingsagenda.
3
Korte definitie handelingsgericht werken: ‘Dit kind, van deze ouders, in deze groep, bij deze leerkracht, op
deze school’.
Pagina 34 / 69
6.3.3 Preventieve en licht curatieve interventies Onder preventie verstaan we de basisondersteuning voor alle leerlingen die erop is gericht om tijdig leerproblemen en opgroei- en opvoedproblemen te signaleren. Een beperkte groep leerlingen heeft binnen de basisondersteuning een extra aanbod nodig in de vorm van curatieve interventies. Dan gaat het om leerlingen met bijvoorbeeld dyslexieproblemen, ernstige reken- en wiskundeproblematiek, leerlingen die begeleiding nodig hebben bij de sociaal-emotionele ontwikkeling of leerlingen die begeleiding nodig hebben omdat ze meer dan gemiddeld intelligent zijn. Deze interventies worden in het SWV Rijnstreek op twee niveaus aangeboden: het zijn interventies die door de school zelf worden geboden, soms in samenwerking met een externe organisatie;
het zijn interventies in de vorm van arrangementen die op het niveau van het samenwerkingsverband worden aangeboden (huidige zorgarrangementen expertisecentrum).
Preventieve en licht curatieve interventies schoolniveau In de schoolprofielen is het volgende basisschema van interventies opgenomen: Interventie
Aanbod voor leerlingen met dyscalculie
Aanbod voor leerlingen met dyslexie
Protocol medisch handelen
De school biedt fysieke toegankelijkheid en beschikt over hulpmiddelen voor leerlingen met een (meervoudige) lichamelijke handicap De school biedt aangepaste werk- en instructieruimtes voor leerlingen die dit nodig hebben
De school biedt de beschikbaarheid van hulpmiddelen voor leerlingen die dit nodig hebben
De school heeft een aanpak gericht op sociale veiligheid
De school heeft een aanpak gericht op het voorkomen van gedragsproblemen
De school heeft een onderwijsprogramma en leerlijnen die zijn afgestemd op leerlingen met een minder dan gemiddelde intelligentie De school heeft een onderwijsprogramma en leerlijnen die zijn afgestemd op leerlingen met een meer dan gemiddelde intelligentie
Pagina 35 / 69
In de uitwerkingsagenda wordt opgenomen dat het niveau van basisondersteuning de komende twee jaar nader wordt uitgewerkt, met daarbij de volgende vragen:
Welke preventieve en licht curatieve interventies kunnen de gemeenten bieden?
Welke aanvullende jeugdhulp, gericht op opgroei- en opvoedvraagstukken (niveau basisondersteuning) kunnen de gemeenten bieden?
Preventieve en licht curatieve interventies SWV-niveau Het huidige expertisecentrum biedt een groot aantal arrangementen. Deze arrangementen zijn in het kader van passend onderwijs voor het merendeel te beschouwen als vormen van basisondersteuning. In het schooljaar 2013-2014 gaat het om 17 arrangementen:
preventieve ambulante begeleiding;
PAB voor slimme kleuters;
PAB-traject – ondersteuning dyslexie;
trajectbemiddeling;
BAO-BAO-plaatsing;
nieuwkomers;
schrijfmotoriek;
begaafden;
Plusklas;
training sociale vaardigheden (SOVA);
taal-/spraakontwikkeling / logopedie;
steunpunt gedrag;
kindercoaching;
spelbegeleiding
overdracht PO/VO;
onderwijsspecialist;
interne rugzak.
Met ingang van 1 augustus 2014 zijn deze arrangementen voor alle scholen/besturen beschikbaar. Het budget voor arrangementen zonder personele verplichtingen wordt naar rato van het aantal leerlingen over de besturen verdeeld. Het budget voor arrangementen met personele verplichtingen blijft bij het SWV. In de beginsituatie worden de arrangementen 1 op 1 overgenomen en gaandeweg zal bekeken worden op welke wijze de inkoop geregeld gaat worden. Vast staat dat waar verplichtingen liggen de besturen een inkoopverplichting hebben bij het Centrum voor ondersteuning. Zoals eerder gezegd zullen op termijn deze arrangementen hoofdzakelijk op school- en bestuursniveau worden uitgevoerd. Deze verandering vindt plaats binnen de context van het tripartiete convenant.
Pagina 36 / 69
6.3.4 Ondersteuningsstructuur Dit verwijst naar de manier waarop de school de ondersteuning heeft georganiseerd en met andere organisaties en specialisten samenwerkt. Een nadere analyse van de ondersteuningsstructuur van de scholen heeft geen deel uitgemaakt van de rapportage over de schoolondersteuningsprofielen. Daardoor beschikken we niet over een 0-meting vanuit ‘In School’. Vanuit de gemeenschappelijke paragraaf is twee jaar geleden een aantal ontwikkelingen in gang gezet met betrekking tot de ondersteuningsstructuur. Zoals al genoemd in paragraaf 4.9.8 loopt er nu een pilot om te werken met MPO’s (Meer Partijen Overleg) op scholen. De kern van de pilot is de wens van scholen om een flexibele structuur in te richten waarbij scholen op het moment van signalering direct de expertise kunnen inroepen die nodig is. Het zwaartepunt van de ondersteuningsstructuur moet daarbij liggen op het niveau waar de ondersteuningsbehoefte wordt gesignaleerd; in veel gevallen is dat op groeps-/schoolniveau. Elke school heeft straks een smal ondersteuningsteam dat bestaat uit de leerkracht, intern begeleider en directeur. Het brede ondersteuningsteam bestaat naast de drie genoemde personen uit een onderwijsspecialist en een gezinsspecialist. En indien nodig zijn andere specialisten aanwezig bij het overleg van het brede ondersteuningsteam (flexibele schil). Het ondersteuningsteam speelt een belangrijke rol in de route ondersteuningstoewijzing van het nieuwe SWV Rijnstreek. De ervaringen met het werken met MPO’s zijn positief en inmiddels werkt ongeveer de helft van onze scholen met een dergelijk team. Het is van groot belang dat in de aanloop naar 1 augustus 2014 (en voordat de PCL en de CVI’s verdwijnen) deze teams ingericht zijn en functioneren. Met ingang van 1 januari 2014 (of zo spoedig mogelijk daarna) is (wordt) op alle scholen gestart met ondersteuningsteams.
6.4 Samenvatting basisondersteuning Er zijn in dit eerste ondersteuningsplan afspraken gemaakt over de basisondersteuning. De komende twee jaar worden benut om de basisondersteuning concreter in te vullen. Na twee jaar wordt geëvalueerd of het afgesproken niveau ook door alle scholen wordt gehaald en of de kwaliteit is geborgd. Afhankelijk van de uitkomsten van die evaluatie worden hernieuwde afspraken over de basisondersteuning gemaakt. Kwaliteit van onderwijs en ook van basisondersteuning kun je niet afdwingen. Maar kwaliteit kun je wel bevorderen. Dat is de insteek van het SWV Rijnstreek. De besturen, de directeuren en de schoolteams willen elkaar aanspreken op professionaliteit en kwaliteit van handelen.
Pagina 37 / 69
Samenvatting basisondersteuning Doelstelling
Beoogd resultaat
Alle scholen dienen het overeengekomen niveau van
Alle scholen realiseren uiterlijk 1 augustus
basisondersteuning te realiseren. Basisondersteuning is
2016 het overeengekomen niveau van
gedefinieerd met behulp van indicatoren van de
basisondersteuning.
Inspectie van het Onderwijs in combinatie met de zeven elementen van handelingsgericht werken. Alle scholen hebben met ingang van 1 augustus 2014 een basisarrangement en behouden dat niveau van basiskwaliteit. Activiteiten Scholen werken aan implementatie van gemaakte afspraken met betrekking tot basisondersteuning; een adequate ondersteuningsstructuur binnen de school is hier onderdeel van. Benodigde formatie
Wijze van monitoring
Het SWV faciliteert via de schoolbesturen de scholen
Rapportage door schoolbestuur aan
(BAO, SBO en SO) met een bedrag per leerling om de
bestuur SWV.
leerkrachten in staat te stellen het overeengekomen
De wijze waarop en de indicatoren dienen
niveau van basisondersteuning te realiseren.
nog nader vastgesteld te worden.
Risicoanalyse Scholen realiseren het overeengekomen niveau van basisondersteuning niet. Door bezuinigingen en extra taken komt IB-formatie in de scholen onder druk te staan. Budgethouders
Beschikbaar budget
Schoolbesturen.
Het bedrag per leerling € 55,-
Elke school krijgt via het schoolbestuur een geoormerkt bedrag per leerling. Dit bedrag is voor alle scholen gelijk.
6.5 Extra ondersteuning Voor sommige leerlingen is de basisondersteuning die de school kan geven niet voldoende. Voor deze leerlingen is extra ondersteuning nodig. Deze extra ondersteuning wordt op de school zelf gegeven met hulp van buitenaf. Bij extra ondersteuning blijft de leerling vallen onder de verantwoordelijkheid van de school en blijft daar ingeschreven. De extra ondersteuning heeft het karakter van tijdelijk en/of aanvullend en wordt georganiseerd in de vorm van arrangementen. Deze kunnen variëren van licht curatief en tijdelijk van aard tot intensief en langdurend of structureel van aard. Bij extra ondersteuning behoren ook de ondersteunings-arrangementen die tegemoetkomen aan de onderwijs-opvoedingsbehoeften van een kind en aan de ondersteuningsbehoeften van ouders, te regelen via BJZ/CJG e.d. De inhoud en vormgeving van de extra ondersteuning in het samenwerkingsverband zal tot stand moeten komen op basis van een vraaggerichte manier van werken. Welke extra ondersteuning hebben leerlingen nodig? En welke arrangementen willen we als samenwerkingsverband als vaste arrangementen aanbieden en op welk niveau (SWV of bestuur/school)?
Pagina 38 / 69
Voor leerlingen die extra ondersteuning ontvangen wordt door de school in overleg met de ouders een ontwikkelingsperspectief opgesteld. Dit is een wettelijke verplichting. Elke school heeft een schoolondersteuningsprofiel opgesteld. Dit profiel bestaat uit het (voor iedereen gelijke) deel basisondersteuning en eventueel een extra deel op grond van specifieke expertise en/of voorzieningen die de school in huis heeft. Van een expertisedeel kan alleen maar sprake zijn als de basisondersteuning op orde is. Scholen hebben de keuze om wel/niet extra ondersteuning te bieden. Dat hoeft dus niet. Op het moment dat de totaalrapportage door NTO Effect werd opgesteld van (bijna) alle schoolprofielen, was het niveau van basisondersteuning nog niet gedefinieerd. Dat houdt in dat op dat moment ook nog niet helder was welke scholen nu extra ondersteuning bieden. Een van de werkgroepen zal hiervoor nog een voorstel uitwerken op het moment dat het niveau van de basisondersteuning concreter is vastgesteld. Vooralsnog gaan we uit van de volgende indeling in extra arrangementen. Extra ondersteuning die door het Centrum voor ondersteuning wordt aangeboden De twee arrangementen die door het Centrum voor ondersteuning worden aangeboden en vallen onder extra ondersteuning zijn:
SBO-rugzak;
Binnenboord.
Het brede ondersteuningsteam is verantwoordelijk voor de toekenning van een extra arrangement. Gespecialiseerde (ambulante) begeleiding (voormalige lgf-rugzak) In de periode 2014-2016 zijn er nog kinderen die een ‘rugzak’ hebben. Vanaf 1 augustus 2014 bestaat de ‘rugzak’ formeel niet meer. Maar in het SWV is afgesproken dat deze leerlingen gedurende de looptijd van de indicatie nog een AB arrangement krijgen dat door de ambulante begeleiders van AED/Horizon wordt verzorgd. Voor deze kinderen wordt een ontwikkelingsperspectief opgesteld.
Pagina 39 / 69
Samenvatting extra ondersteuning Doelstelling
Beoogd resultaat
Arrangementen in het kader van de extra
Kwalitatief goede uitvoering van kortdurende en
ondersteuning realiseren op basis van
flexibele arrangementen, zodat leerlingen met
ondersteuningsvragen van leerlingen in het BAO,
behulp van het arrangement zoveel mogelijk het
SBO en incidenteel ook SO. Deze arrange-
uitstroomperspectief behalen.
menten monitoren en evalueren. Activiteiten
Uitwerken kwaliteitscriteria voor arrangementen.
Afspraken maken over extra ondersteuning door scholen.
Afspraken maken over de arrangementen die op bovenschool niveau beschikbaar blijven in het SWV.
Benodigde formatie
Wijze van monitoring Uitvoering arrangementen (op basis van gestelde doelen) volgen en evalueren (ook tussentijds): a
kwantitatief: aard en omvang van de arrangementen;
b
kwalitatief: kwaliteit van de uitvoering, realisatie beoogd resultaat.
Risicoanalyse Te veel besturen/scholen willen dezelfde extra ondersteuning aanbieden. Versnippering van expertise, omdat de expertise (te veel?) wordt verspreid. Budgethouders Besturen
Pagina 40 / 69
7 SPECIAAL ONDERWIJS 7.1 Scholen voor speciaal onderwijs Zoals eerder vermeld heeft het SWV Rijnstreek twee scholen voor speciaal onderwijs binnen de regio met in totaal drie lesplaatsen. Hier geven we in het kort de ontwikkelingen aan in deze scholen gebaseerd op de schoolprofielen.
7.1.1 Prisma In het profiel van de Prismaschool staat dat de doelgroep van de school de zeer moeilijk lerende leerlingen (ZML) zijn. Alle leerlingen op Prisma hebben een IQ onder de 70. Een aantal leerlingen heeft een ZML/MG-indicatie; deze leerlingen hebben een intensieve begeleidingsbehoefte. Qua doelgroep verwacht de directie van Prisma dat deze in de toekomst breder zal worden. De school zal minder een doelgroepschool (ZML) zijn en een meer integratieve school worden. Leerlingen met cluster 4-problematiek zullen bijvoorbeeld mogelijk naar het Prisma verwezen worden. Binnen Alphen aan den Rijn zijn al verschillende initiatieven richting passend Onderwijs, waaraan Prisma een bijdrage levert, bijvoorbeeld:
onderzoek naar de samenwerking tussen SO, speciaal basisonderwijs en het praktijkonderwijs;
onderzoek naar de mogelijkheid om als Prisma te participeren in een ‘reboundachtige’ voorziening.
7.1.2 Parkschool De Parkschool is een kleinschalige voorziening voor onderwijs aan leerlingen met (ernstige) gedrags en/of psychiatrische problematiek. De school heeft een drietal klassen voor leerlingen in de basisschoolleeftijd. Op dit moment volgen 35 leerlingen hier onderwijs. De school werkt veel samen met instellingen voor jeugdhulp.
7.1.3 Cardea, campus Alphen aan de Rijn Parkschool en Cardea bieden op de campus Cardea een geïntegreerd aanbod van intensieve jeugdzorg en speciaal onderwijs. Dit aanbod is gericht op jonge kinderen van 3 tot 6 jaar en hun ouders. In de thuissituatie is dikwijls sprake van problemen in de opvoeding of ontwikkelingsproblemen bij de kinderen. Ook kan er sprake zijn van leerproblemen of complexe gedragsstoornissen. Vanaf het moment dat de kinderen 4 jaar oud zijn, kan de combinatie worden geboden van zorg en speciaal onderwijs. De campus biedt vooralsnog onderdak aan 24 kinderen. Voor een uitgebreide beschrijving van het aanbod van de SO-scholen die onder de besturen van dit SWV vallen, verwijzen we naar de schoolondersteuningsprofielen van de SO-scholen (zie eigen websites).
Pagina 41 / 69
Zoals eerder aangegeven in paragraaf 4.3 is er een grote groep leerlingen die naar het speciaal onderwijs buiten de regio gaat. In de periode 2014-2016 zal gekeken worden in welke mate het wenselijk en mogelijk is om meer passende onderwijsarrangementen binnen het speciaal onderwijs te creëren binnen het SWV zelf. De komende jaren streven we naar een verdere afstemming en samenwerking tussen de diverse scholen voor speciaal onderwijs om zo op termijn te komen tot gespecialiseerd onderwijs.
7.2 Bekostiging groei aantal leerlingen speciaal (basis)onderwijs Het SO kent momenteel een landelijke groeiregeling. Met ingang van 1 augustus 2015 wordt het SWV Rijnstreek verantwoordelijk voor bekostiging van tussentijdse groei van het SO. Voor de bepaling van de groei van het SO wordt uitgegaan van 1 februari (peildatum). Dit betekent dat de SO-scholen worden bekostigd op basis van de teldatum, alsmede een correctiemoment 4 maanden later. De overdracht die het samenwerkingsverband doet op basis van de peildatum bestaat uit de ondersteuningsbekostiging én de basisbekostiging. Ook voor SBO Op Maat geldt 1 februari als tweede peildatum. De leerlingen die tussen 1 oktober en 1 februari de school voor SBO binnenkomen, worden bekostigd op ondersteuningsbekostiging en basisbekostiging.
7.3 Terugplaatsing naar het regulier onderwijs Met ingang van 1 augustus 2014 hebben leerlingen een toelaatbaarheidsverklaring nodig om toegelaten te worden tot het SBO en SO. Deze toelaatbaarheidsverklaring wordt afgegeven voor minimaal een schooljaar. De scholen voor speciaal onderwijs hebben de verplichting om het jaar voordat de verklaring afloopt na te gaan of de leerling teruggeplaatst/doorgeplaatst kan worden. Dat betekent dat bij verwijzing al duidelijk moet zijn voor welke tijdsperiode de leerling de gespecialiseerde setting van het SBO/SO nodig heeft. Met andere woorden: terugplaatsing begint bij de plaatsing. Het terugplaatsen van leerlingen is een traject dat zorgvuldig moet gebeuren. In het SWV Rijnstreek is afgesproken dat leerlingen die volgens de SO- of SBO-school in aanmerking komen voor terugplaatsing gemeld worden bij de Toelaatbaarheidscommisie (TLC), om vanuit een centraal orgaan de terugplaatsing te kunnen monitoren. Voor het beleid op het niveau van het samenwerkingsverband willen we gebruik maken van de handreiking ‘Overstappen’ die hiervoor is ontwikkeld op basis van onderzoek dat door KPC Groep is uitgevoerd. Het concretisren van terugplaatsingsbeleid staat op de uitwerkingsagenda.
7.4 Gespecialiseerde (ambulante) begeleiding Met ingang van passend onderwijs komt een einde aan de ambulante begeleiding zoals we die nu kennen. De AB die gekoppeld is aan een leerling met een indicatie speciaal onderwijs die in het regulier onderwijs verblijft (de zogenaamde rugzak-leerling). Vanuit het SWV Rijnstreek hebben we te maken met de AED (begeleiding van cluster 2-, 3- en 4-leerlingen) en Horizon (cluster 4leerlingen).
Pagina 42 / 69
De arrangementen AB vallen uiteen in:
preventieve ambulante begeleiding (PAB);
reguliere ambulante begeleiding;
terugplaatsings-AB (TAB);
trainingen/cursussen.
7.4.1 PAB- en TAB-begeleidingsmiddelen De PAB- en TAB-gelden gaan met ingang van 1 augustus 2014 naar het samenwerkingsverband.
7.4.2 AB-inzet in de periode 2014-2016 De AB-gelden gaan in het schooljaar 2014-2015 nog naar het speciaal onderwijs (het SO-deel van de rugzak). In het schooljaar 2015-2016 gaat ook het SO-deel van de rugzak naar het samenwerkingsverband, maar dat jaar geldt nog wel een herbestedingsverplichting voor die gelden bij het speciaal onderwijs. In het samenwerkingsverband is besloten om geen gebruik te maken van opting out. Dat betekent dat de gelden voor AB tussen augustus 2014 en augustus 2016 bij het speciaal onderwijs worden herbesteed. (Zie voor een overzicht van AB-gelden bijlage 14.) De ambulant begeleiders worden in de huidige situatie ingezet om de scholen te begeleiden met leerlingen die een indicatie speciaal onderwijs hebben. Afhankelijk van de afspraken met de scholen worden de leerlingen en/of leerkrachten begeleid door de ambulant begeleiders. Deze begeleiding is eigenlijk altijd curatief van aard: de leerling heeft immers al een indicatie. Het streven is erop gericht om de ondersteuning van leerlingen die dat nodig hebben vooral preventief in te zetten. In dat kader is binnen het SWV Rijnstreek gesproken over een andere inzet van externe deskundigen van de huidige AB-diensten. In overleg met één van de AB-diensten in de regio, te weten AED, is het idee van een expertteam ontstaan. De kern van deze werkwijze is dat elke school ‘vaste’ ambulant begeleiders heeft die op verzoek van de school aansluiten bij de besprekingen van het ondersteuningsteam op school (zie paragraaf 3.3). De inzet van deze ambulant begeleiders is vooral gericht op de basisondersteuning aan leerlingen. Het doel is om de ondersteuning sneller, breder en flexibeler in te zetten. De ambulant begeleiders kunnen ook voor een extra arrangement worden ingezet. De verwachting is dat de regelmatige aanwezigheid van specialisten meer effect zal hebben op de deskundigheidsbevordering in het algemeen. Deskundigheidsbevordering van de leerkracht vindt bijvoorbeeld via co-teaching plaats. In de periode januari 2013 – juli 2013 en het schooljaar 2013-2014 worden via pilots ervaringen opgedaan met deze werkwijze. Een tussenevaluatie heeft in maart 2014 plaatsgevonden. Aan het einde van schooljaar 2013-2014 vindt een uitgebreide evaluatie plaats. De uitkomsten van deze evaluatie worden meegenomen in de verdere besluitvorming over organisatie en financiering van de ambulante begeleiding na 1 augustus 2016.
Pagina 43 / 69
7.5 Consequentie passend onderwijs voor huidige indicaties (rugzakken en SO) Per 1 augustus 2014 wordt de taak van de CvI’s ten aanzien van cluster 3 en 4 landelijk overgenomen door de samenwerkingsverbanden Passend Onderwijs. Leerlinggebonden financiering in de vorm van ‘rugzakken’ komt te vervallen en maakt plaats voor ‘arrangementen speciale lesplaatsen’. Deze wijziging wordt door het SWV Rijnstreek als volgt financieel ingevuld:
in schooljaar 2014-2015 verandert niets voor kinderen die een ‘oude rugzak’ hebben (financiering AB blijft bij de betreffende AB-dienst, het schooldeel gaat naar het samenwerkingsverband, maar zal op basis van budgetfinanciering terugvloeien naar het bevoegd gezag van de school waar het kind staat ingeschreven);
In schooljaar 2015-2016 zijn er ook nog leerlingen die een ‘oude’ lgf-indicatie hebben. Ook dat jaar verandert financieel niets. Dit betekent dat de financiering AB via het samenwerkingsverband bij de betreffende AB-dienst blijft, het schooldeel naar het samenwerkingsverband gaat, maar zal op basis van budgetfinanciering terugvloeien naar het bevoegd gezag van de school waar het kind staat ingeschreven.
Bovenstaande betekent een financiële afspraak. Inhoudelijk wordt vanaf augustus op de scholen al anders gewerkt, namelijk met ondersteuningsteams, met een ontwikkelingsperspectief (OPP) voor leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben en met de toekenning van arrangementen. De kinderen die in 2014-2015 nog een ‘oude’ indicatie rugzak hebben, krijgen de ondersteuning die ze nodig hebben in de vorm van een arrangement. Datzelfde geldt voor de kinderen die in 20152016 een ‘oude’ indicatie rugzak hebben. Het is te verwachten dat door het nieuwe systeem van toewijzen niet alle kinderen in dat tweede jaar een even intensief arrangement nodig hebben. Hierover zal tijdig met ouders en leerlingen worden gesproken in de cyclus die daarvoor op de scholen wordt gehanteerd.
7.6 Herindicatie SBO en SO Voor leerlingen die nu in het SO of SBO zitten geldt een overgangsregeling. Voor leerlingen in het SO is een ministeriële regeling ontwikkeld. Leerlingen die op 31 juli op een SO-school zitten hebben in ieder geval nog twee jaar recht op plaatsing. Daarna bepaalt het samenwerkingsverband of de plaatsing wordt verlengd of dat doorplaatsing of terugplaatsing aan de orde is. SBO-leerlingen met een beschikking van de PCL houden recht op plaatsing voor de lengte van de beschikking.
Voor kinderen waarvan de indicatie per 1 augustus 2014 afloopt (rugzak) en waarvan de verwachting is dat het SO een passend arrangement is, vindt voor deze datum op basis van toetsing door de Toelaatbaarheidscommissie toekenning plaats.
voor kinderen met een indicatie geplaatst binnen het speciaal onderwijs verandert er in 20142015 niets (financiering verloopt via ministerie), tenzij de beschikking na 2013-2014 afloopt. In dat geval is bij een gewenste voortzetting van de schoolloopbaan op het SO een toekenning door de Toelaatbaarheidscommissie verplicht vanaf 1 augustus 2014.
Pagina 44 / 69
De ouders van leerlingen die een rugzak hebben, zijn door het SWV geinformeerd over bovenstaande afspraken. De scholen voor SO hebben de ouders van de leerlingen waarvan de indicatie afloopt in het schoolljaar 2013-2014 inmiddels op de hoogte gesteld van de veranderingen in de wetgeving.
7.7 AWBZ-regeling Een deel van de leerlingen die extra zorg op school nodig hebben, krijgt door de wijzigingen die in 2009 zijn doorgevoerd in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (Pakketmaatregel AWBZ) minder of geen PGB (persoonsgebonden budget) voor inzet binnen het onderwijs. Door deze beperking van de AWBZ is de extra ondersteuning voor een aantal leerlingen niet (meer) beschikbaar of minder geworden. Als een leerling zonder die steun niet meer aan het onderwijs kan deelnemen, bestaat sinds 2009 de mogelijkheid om bij het REC extra geld voor ondersteuning aan te vragen. De regeling geldt op dit moment voor leerlingen met een nog geldende beschikking in het kader van de Wet op de expertisecentra (WEC). De middelen voor deze compensatieregeling (landelijk 10 miljoen euro) waren bij de REC’s belegd. Met ingang van 1 augustus 2014 zijn deze gelden verdisconteerd in de middelen zware ondersteuning. Het komt ongeveer neer op € 4,- per leerling van het samenwerkingsverband. De huidige afspraken rondom de AWBZ-regeling blijven gehandhaafd. Er wordt nog wel bekeken welke instantie in het SWV de aanvraag AWBZ behandelt en toekent. De werkgroep expertise kijkt na de eerste ervaringen in 2014/2015 of bijstelling van de afspraken nodig is.
7.8 Leerlingen met epilepsie Leerlingen met epilepsie en aanverwante neurologische stoornissen kunnen, als er sprake is van specifieke onderwijsbehoeften, rekenen op ondersteuning vanuit het landelijk Werkverband Onderwijs en Epilepsie (LWOE). Het LWOE wordt gevormd door de ambulante diensten van de twee epilepsiescholen De Berkenschutse in Heeze en de Waterlelie in Cruquius. Beide scholen zijn verbonden aan een epilepsiecentrum (3e lijnsziekenhuis) voor epileptologie en neurologisch bepaalde stoornissen, respectievelijk Kempenhaeghe en Stichting Epilepsie Instellingen Nederland. (SEIN). Het LWOE biedt ondersteuning aan leerlingen met epilepsie in het regulier onderwijs en leerlingen in het speciaal onderwijs. Na aanmelding bij het LWOE door ouders, arts, school of samenwerkingsverband volgt directe preventieve betrokkenheid door een onderwijskundig begeleider van het LWOE. Indien meer intensieve ondersteuning nodig is, wordt de ondersteuningsbehoefte en het beleidingsarrangement voor de betreffende leerling vastgesteld. Naast de eerste preventieve interventie worden de volgende arrangementen onderscheiden: lichte begeleiding, medium begeleiding en zware onderwijszorg. De lichte begeleiding is screenend en kortdurend van aard. De mediumbegeleiding is handelingsgericht en langer durend van aard. In voorkomende gevallen zal het LWOE het samenwerkingsverband zware onderwijszorg adviseren om een leerling toe te laten tot het (voortgezet) speciaal onderwijs.
Pagina 45 / 69
Voor het samenwerkingsverband geldt dat hierbij de orhopedoog betrokken kan worden voor nadere advisering. Ter toerusting van leerkrachten en docenten biedt het LWOE een signaleringslijst aangaande het herkennen van epilepsieproblematiek. Tevens biedt het LWOE voorlichting, workshops en scholing met betrekking tot epilepsie, leren en gedrag (zie: www.lwoe.nl).
7.9 Samenwerking met (V)SO cluster 1 en 2 Het (voortgezet) speciaal onderwijs, cluster 1 (voor leerlingen met een visuele beperking) en cluster 2 (voor leerlingen met een communicatieve en auditieve beperking) komen niet onder de verantwoordelijkheid van de samenwerkingsverbanden. De beide clusters gaan met de invoering van passend onderwijs over op een landelijke systematiek, vanwege de schaalgrootte en expertise. Het onderwijs voor deze clusters wordt ondergebracht bij een beperkt aantal instellingen en elke instelling heeft een eigen Commissie van Onderzoek (CvO) die beschikkingen afgeeft. Voor cluster 2 komen er landelijk vijf instellingen. Een van de instellingen is de instelling i.o. Koninklijke Auris Groep. De scholen die de samenwerking verkennen om te komen tot een instelling cluster 2 zijn: de Aurisscholen, de Spreekhoorn, Professor van Gilseschool en de de Weerklank (per 1 januari 2014 zijn de scholen van De Weerklank overgedragen aan Auris) De instelling io Koninklijke Auris Groep werkt nauw samen met de AED cluster 2. Met ingang van 1 augustus 2014 voeren de instellingen in oprichting al een deel van de wettelijke taken uit, namelijk:
indiceren/toelaatbaarheid tot het (V)SO of begeleiding binnen het regulier onderwijs;
leveren van begeleidingsarrangementen;
trajectbegeleiding van ouders.
De instellingen voor cluster 1 en 2 worden volledig verantwoordelijk voor zowel onderwijs als begeleiding voor leerlingen met een visuele respectievelijk auditieve en/of communicatieve beperking. De instellingen krijgen de volledige bekostiging voor begeleiding van leerlingen in het regulier onderwijs. Dus – in vergelijking met nu – zowel de SO-middelen als de AB- en schoolgebonden middelen.
7.9.1 Onderwijsarrangementen cluster 2 Cluster 2 heeft de onderwijsarrangementen ingedeeld in drie hoofdvormen. Afhankelijk van de intensiteit en expertise die nodig is om aan de onderwijsbehoefte van de leerling tegemoet te komen wordt één van de onderwijsarrangementen door de CvO toegekend. De CvO stelt ook de duur van het onderwijsarrangement vast. De onderwijsarrangementen zijn:
licht arrangement: de leerling heeft niet veel ondersteuning vanuit de instelling nodig.
medium arrangement: een leerling heeft vaker ondersteuning nodig dan bij een licht arrangement en de ondersteuning is uit te voeren op een reguliere school.
Pagina 46 / 69
intensief arrangement: de leerling heeft intensieve ondersteuning door een gespecialiseerde medewerker van cluster 2. Bij een intensief arrangement gaat de leerling naar het speciaal onderwijs cluster 2.
7.9.2 Overgangsregeling Op 1 augustus 2014 vervallen alle indicaties. Dit heeft te maken met de invoering van de nieuwe Wet passend onderwijs op 1 augustus 2014. Voor leerlingen die nog een geldige indicatie hebben tot 1 augustus 2015 en 1 augustus 2016 is er een overgangsregeling. Deze leerlingen houden recht op begeleiding vanuit de AED / Koninklijke Auris Groep. De overgangsregeling houdt het volgende in:
De leerling houdt het recht op ondersteuning vanuit cluster 2 tot 1 augustus 2016.
In de periode tot 1 augustus 2016 wordt met de ouders besproken hoe de begeleiding eruit zal zien. De vorm en duur van de begeleiding zal op maat samengesteld worden. Dit gebeurt altijd in overleg met de ouders en de school.
Tussen 1 augustus 2014 en 1 augustus 2016 stelt de Commissie van Onderzoek vast of de leerling daarna nog begeleiding nodig heeft. Er wordt dan een intensief, medium of licht onderwijsarrangement toegewezen.
De AB-middelen en de schoolgebonden middelen gaan met ingang van 1 augustus 2014 naar de instellingen belast met de ambulante begeleiding. Voor cluster 2 geldt dat ze per 1 augustus 2014 een budget ontvangen op basis van de telling 1 oktober 2011. In 2011 had cluster 2 minder leerlingen (10%) en lagere lgf-bedragen. Het budget dat ontvangen wordt per 1 augustus 2014 is dan ook lager dan wat nu ontvangen wordt (15 tot 20% minder). Met de AED is afgesproken dat waar wenselijk en haalbaar de schoolgebonden middelen voor cluster 2 in het schooljaar 2014-2015 geheel of gedeeltelijk worden overgedragen. Mogelijk zal deze constructie ook voor 2015-2016 gelden. De afspraken over de toekenning van extra ondersteuning door cluster 2 worden gemaakt met de betreffende school en het bestuur. Het swv kan wel in het voortraject (start groeidocument) betrokken zijn. Voor leerlingen waarvoor een nieuwe indicatie / nieuw arrangement wordt aangevraagd, gaat vanaf 1 augustus 2014 de nieuwe wijze van arrangeren in.
7.9.3 Verantwoording en inzet middelen Omdat de instelling cluster 2 verantwoording af dient te leggen over de geboden kwaliteit, zijn door Siméa (belangenorganisatie voor cluster 2-onderwijs) voorwaarden opgesteld waarvoor de middelen worden ingezet. Het beschikbaar stellen van de middelen is altijd gekoppeld aan de onderwijsbehoefte van de individuele leerling en/of de ondersteuningsvraag die door de context van de individuele leerling wordt gesteld. In een op overeenstemming gericht overleg tussen de instelling cluster 2 en het regulier onderwijs worden afspraken gemaakt over hoe aan de onderwijsen ondersteuningsbehoefte van de leerling en/of de context wordt voldaan en wie dit doet.
Pagina 47 / 69
Voorwaarden 1
De middelen worden gericht ingezet voor de directe begeleiding van de leerling cluster 2. Er wordt rekening gehouden met de bestaande zorgstructuur van de school. In het begeleidingsplan kan deze zorgstructuur worden ingezet door bijvoorbeeld specifieke remedial teaching, logopedie, het toegankelijk maken van leerstof en overige activiteiten inzake de taalontwikkeling en communicatieve redzaamheid van de cluster 2-leerling.
2
De middelen worden ingezet voor de directe ondersteuning van de leraar aangaande pedagogische en didactische vaardigheden betreffende de leerling cluster 2 (bijvoorbeeld in de vorm van coaching, cursussen, trainingen, co-teaching).
3
De middelen worden ingezet voor specifieke materialen voor de leerling cluster 2 in afstemming met cluster 2.
Verantwoording en aandachtspunten ten aanzien van kwaliteit
In het begeleidingsplan, gekoppeld aan het ontwikkelingsperspectief van de leerling, staan de ondersteuningsactiviteiten beschreven die uitgevoerd gaan worden in relatie tot de onderwijsbehoefte van de leerling cluster 2. Daarin staat expliciet genoemd wie welke bijdrage levert en hoeveel uren hiervoor beschikbaar zijn.
De activiteiten die de school inzet zijn cluster 2-specifiek en voldoen aan de kwaliteitseisen die de sector stelt. Zie hiertoe ook de kaderdocumenten en de kwaliteitsindicatoren van Siméa (zie www.simea.nl). Over de activiteiten is vooraf altijd afstemming met de cluster 2medewerker. Waar ondersteuning nodig is, wordt deze altijd geboden.
In de tussen- en eindevaluatie wordt zowel de inzet van de instelling cluster 2 als die van de school geëvalueerd in relatie tot de opbrengsten van de leerling. Hierbij zijn betrokken de cluster 2-medewerker, de school en de ouders. Eventueel biedt de instelling cluster 2 ondersteuning bij complexe problematiek (systeemgericht en multidisciplinair).
Het beschikbaar te stellen budget is afhankelijk van het aantal leerlingen met een cluster 2onderwijsarrangement en het type arrangement (licht of medium). Bij nieuwe indicaties geldt dat de middelen worden toegekend op basis van een beschikking van de Commisie van Onderzoek over de toelating en begeleiding van de leerling in samenhang met het daartoe geëigende onderwijsarrangement; de beschikking is geldig voor bepaalde tijd.
7.9.4 Informatie en aanmeldpunt cluster 2 Het samenwerkingsverband heeft reeds een goede samenwerking met de Weerklank en de AED, die de ambulante begeleiding voor onder andere cluster 2 uitvoert. Het aanmelden van leerlingen voor de instelling i.o. in deze regio kan vanaf 1 augustus 2014 bij de Commissie van Onderzoek via het aanmeldpunt in onze regio. Dit aanmeldpunt is: Auris Aanmeldpunt Cluster 2 Leiden e.o. Robijnstraat 100 2332 KV Leiden
Pagina 48 / 69
Telefoon: 071 – 5765149 E-mail:
[email protected] Op de website van de Weerklank zijn brochures beschikbaar over passend onderwijs en cluster 2.
7.9.5 Onderwijsarrangementen cluster 1 De samenwerking met cluster 1 heeft op het niveau van het samenwerkingsverband niet of nauwelijks plaatsgevonden. Voor de enkele leerlingen op onze basisscholen met een rugzak uit cluster 1 lopen de contacten rechtstreeks tussen de reguliere basisschool en de AB-dienst van de betreffende cluster 1-school. In het SWV Rijnstreek zijn er met name contacten met Bartimeus. Wanneer leraren, ouders of andere verwijzers vermoeden dat een leerling een visuele beperking heeft, kunnen de ouders hun kind aanmelden bij Visio of Bartiméus. Na aanmelding worden de medische gegevens, waaronder de oogheelkundige gegevens, opgevraagd en worden er zo nodig gedurende één of meerdere dagen onderzoeken uitgevoerd, zoals visueel functieonderzoek, psychologisch onderzoek en pedagogisch en/of didactisch onderzoek. Op grond van de resultaten van dit onderzoek beoordeelt de Commissie van Onderzoek van de betreffende onderwijsinstelling of het kind op basis van de landelijke toelatingscriteria recht heeft op ambulante onderwijskundige begeleiding of op onderwijs van een onderwijsinstelling voor leerlingen met een visuele beperking. Wanneer de leerling toelaatbaar is, wordt in afstemming met de ouders en (indien aan de orde) de reguliere school een passend arrangement samengesteld:
ambulante onderwijskundige begeleiding op een reguliere school;
(voortgezet) speciaal onderwijs bij een onderwijsinstelling voor leerlingen met een visuele beperking;
samenwerking tussen regulier en speciaal onderwijs.
Elk arrangement wordt op maat ingevuld op basis van de behoeften en ondersteuningsvragen van de betreffende leerling.
7.9.6 Informatie- en aanmeldpunt cluster 1 Bartiméus en Visio hebben een website ontwikkeld met de naam eduVIP. Op deze website is veel informatie te vinden over het onderwijs aan en de begeleiding van visueel beperkte leerlingen en studenten (www.eduvip.nl). Een leerling kan worden aangemeld door de ouders of de school (na toestemming van ouders). Dit kan via de Bartiméus Infolijn, telefoon: 0900 – 7788899 (lokaal tarief) of via e-mail:
[email protected].
Pagina 49 / 69
7.10 Samenvatting speciale lesplaatsen Doelstelling
Beoogd resultaten
Voldoende speciale lesplaatsen in
eigen regio met hoogwaardig onderwijs in combinatie (waar nodig)
Speciale lesplaatsen in eigen regio met breder aanbod van arrangementen.
met kwalitatief goede jeugdhulp.
Speciale lesplaatsen /SO-scholen hebben basisarrangement van de inspectie
Goede samenwerking met jeugdhulp-organisaties, zodat onderwijs en zorg waar nodig gecombineerd aangeboden kunnen worden.
Duidelijke positionering van SBO-school in passend aanbod.
Activiteiten Benodigde formatie
Wijze van monitoring a
Kwantitatief: aard en omvang van de lesplaatsen.
b
kwalitatief: kwaliteit van de uitvoering, realisatie beoogd resultaat (ook in termen van leerwinst).
Risicoanalyse Het beschikbare budget is vroegtijdig uitgeput. Onvoldoende aansluiting en/of inzet van jeugdhulpverlening. De kwaliteit van de lesplaatsen is onvoldoende.
Pagina 50 / 69
8 PERSONEEL 8.1 Personeelsplan tripartiete convenant Met de komst van passend onderwijs worden geldstromen verlegd van SO-besturen, REC’s en regulier onderwijs naar de samenwerkingsverbanden. Daarnaast is er op termijn sprake van een gefaseerde landelijke verevening van de zware ondersteuningsmiddelen. Deze ontwikkelingen hebben consequenties voor een aantal groepen personeel op wie het tripartiete convenant betrekking heeft. De schoolbesturen van het SWV Rijnstreek hebben door deze overeenkomst een gezamenlijke inspanningsverplichting om verlies van expertise en gedwongen ontslag van personeel zoveel mogelijk te voorkomen. Deze inspanningsverplichting heeft betrekking op:
personeel in dienst van het huidige WSNS samenwerkingsverband;
personeel benoemd op het ‘schooldeel lgf’ binnen het regulier basisonderwijs;
ambulant begeleiders in dienst van besturen cluster 3 en 4 en REC’s;
overig personeel in dienst van REC’s.
8.1.1 Personeel in dienst van het huidige WSNS samenwerkingsverband De uitspraak van de besturen om een groot aantal zorgarrangementen op termijn zelf te verzorgen, heeft vanzelfsprekend consequenties voor het personeel van het expertisecentrum. Vanuit het belang om expertise te behouden is besloten om werkgelegenheidsgarantie te geven voor het personeel dat in dienst is van het huidige samenwerkingsverband. Dit betreft het personeel dat verbonden is aan het expertisecentrum en dat werkzaam is op het secretariaat. Dat betekent dat zij vooralsnog werkzaam blijven voor het SWV Rijnstreek, maar op termijn mogelijk een andere taak krijgen of elders worden ondergebracht. Op korte termijn moeten nadere voorstellen worden uitgewerkt met betrekking tot een strategisch personeelsbeleid. Dan liggen de volgende vragen voor:
Welke verplichtingen heeft het SWV Rijnstreek aan deze collega’s?
Welke mogelijkheden en wensen zijn er om de expertise over te hevelen naar een ander bestuur of schoolniveau?
Welke andere mogelijkheden zijn er om deze collega’s in te zetten in het SWV Rijnstreek? Of eventueel elders te plaatsen?
De uitvoering van dit personeelsbeleid in de periode 2014-2016 vindt stapsgewijs plaats: Stap 1
Actualiseren van de taak- en functiebeschrijvingen
Stap 2
Vragen naar de wensen van het personeel zelf
Stap 3
Inventarisatie toekomstige bovenschoolse arrangementen
Stap 4
Inventarisatie arrangementen op school /bestuursniveau
Stap 5
Opstellen procedure matching
Stap 6
Matching
Stap 7
Balans opmaken
N.B. De fasen worden niet per se in deze volgorde doorlopen, maar zijn wel te onderscheiden.
Pagina 51 / 69
8.1.2 AB’ers en personeel in dienst van besturen en REC’s cluster 3 en 4 Zoals gezegd heeft het tripartiete convenant betrekking op de personeelsleden die verbonden zijn aan de AB-diensten. In het SWV Rijnstreek zijn dat de AED in Leiden en de AB-dienst van Horizon. Het betreft ook het personeel dat in dienst is van de REC’s in deze regio. Dit betreft de volgende REC’s: REC West, Expertise Centrum Speciaal Onderwijs (ECSO) en REC Zuid Holland Midden en Noord. Hieronder vallen ook de steunpunten autisme. Het besluit is genomen om voor de periode 1 augustus 2014 – 1 augustus 2016 de inzet van het huidige AB-personeel (inclusief overhead) over te nemen. De komende twee jaar zullen afspraken gemaakt worden over de gewenste ondersteuning door het speciaal onderwijs, de kwaliteit van de dienstverlening en de omvang van aansturing; dit binnen de bedoeling van het convenant. In de periode 2014-2016 zullen we de uitvoering van het personeelsbeleid stapsgewijs uitvoeren: Stap 1
Inventarisatie personeel dat met ontslag wordt bedreigd N.B. De inventarisatie van de verplichtingen vanuit het SO laat nog op zich wachten.
Stap 2
Inventarisatie toekomstige behoefte aan personeel
Stap 3
Opstellen procedure matching
Stap 4
Matching
Stap 5
Balans opmaken
-
Voeren van Decentraal Georganiseerd Overleg (DGO) met de vakbonden.
In het kader van goed werkgeverschap wordt een strategisch personeelsplan ontwikkeld (zie uitwerkingsagenda).
Pagina 52 / 69
9 ONDERSTEUNINGSSTRUCTUUR EN ROUTE 9.1 Uitgangspunten ondersteuning Schema ondersteuningsstructuur
Commissie voor TLV
Speciale
TLV =
les-
toelaatbaarheidsverklaring
plaatsen SBO en SO
Extra Breed ondersteuningsteam
Smal ondersteuningsteam
ondersteuning Arrangementen op bestuurs- en SWV-niveau
Basisondersteuning Basiskwaliteit Preventieve en licht curatieve interventies Ondersteuningsstructuur Planmatig werken / HGW
Pagina 53 / 69
Ontwikkelingsperspectiefplan (OPP) verplicht
Voor het SWV Rijnstreek gelden de volgende uitgangspunten bij de ondersteuning van leerlingen:
altijd in goed overleg met ouders en leerling;
integrale ondersteuning begint in het primair proces;
handelingsgericht werken is de basis;
en daar vloeit handelingsgericht arrangeren uit voort.
9.2 Overzicht ondersteuningstoewijzing De ondersteuningstoewijzing verloopt volgens een stappenplan. De wijze waarop de ondersteuningstoewijzing in het SWV Rijnstreek verloopt, is uitgeschreven in twee aparte documenten die bij elkaar horen: een schematisch overzicht en een toelichting (zie bijlage 15). In dit ondersteuningsplan is een samenvatting opgenomen. Een belangrijke kanttekening is dat de fasen 2 en 3 te onderscheiden zijn, maar niet altijd in deze volgorde verlopen. Het kan zijn dat na een groepsbespreking direct de inzet van het brede ondersteuningsteam gewenst is. En ook met het oog op preventief werken kan het zijn dat in een vroeg stadium de inzet van een specialist gewenst is.
9.2.1 Groepsbespreking Het proces start bij het door een leerkracht signaleren van de onderwijsbehoeften van leerlingen volgens de stappen van de cyclus van handelingsgericht werken (zie schema HGW). Overeengekomen is dat alle scholen binnen het SWV Rijnstreek handelingsgericht werken.
9.2.2 Leerlingbespreking en smal ondersteuningsteam Soms is er meer of iets anders nodig om de onderwijsbehoeften van kinderen te begrijpen en/of de aanpak te kunnen realiseren in de groep. De leerkracht, IB-er, ouders en directie (smal ondersteuningsteam) gaan daarover in gesprek: men gaat over tot een leerlingbespreking.
Pagina 54 / 69
Bij de leerlingbespreking wordt het individuele plan van de leerling, het groeidocument, als leidraad gebruikt. In deze fase wordt bekeken welke basisondersteuning voor de leerling nodig is. Dit kan het toekennen van een interventie zijn of er is bijvoorbeeld meer onderzoek wenselijk.
9.2.3 Leerlingbespreking en breed ondersteuningsteam Het brede ondersteuningsteam bestaat uit de leerkracht, IB-er, directie, ouders en een onderwijsspecialist en/of gezinsspecialist, zo nodig aangevuld met andere deskundigen. Een onderwijsspecialist is een HBO’er of WO’er (bijvoorbeeld gedragsspecialist, orthopedagoog of PAB’er). Dit team moet worden gezien als een flexibel collegiaal netwerk van de IB’er. Het team adviseert, ‘wijst de weg’ en wordt in ieder geval ingeschakeld op het moment dat de onderwijsbehoefte onduidelijk is en/of een extra arrangement / speciale lesplaats nodig is. Het breed ondersteuningsteam heeft de verantwoordelijkheid om extra arrangementen toe te kennen. De vervolgstap is afhankelijk van welk arrangement het beste aansluit bij de vraag van de leerling / het gezin. Dat kan variëren:
extra arrangement;
arrangement op een andere school;
arrangement speciale lesplaats (SBO of SO).
Het is mogelijk dat bij verschil van inzicht tussen school en ouders mediation / second opinion wordt ingezet vanuit het SWV. Dit wordt nog uitgewerkt in overleg met de twee aanpalende SWV passend onderwijs en moet nog door het bestuur worden vastgesteld.
9.2.4 Aanvragen TLV bij toelaatbaarheidscommissie (TLC) Het bestuur van een school vraagt een toelaatbaarheidsverklaring (TLV) aan voor een leerling bij de toelaatsbaarheidscommissie (TLC). Deze commissie bestaat uit de directeur, de orthopedagoog en het secretariaat van het samenwerkingsverband. Het eerste jaar toetst deze TLC niet alleen procedureel, maar ook inhoudelijk. In dat eerste jaar zullen de huidige criteria voor de SO-scholen worden meegewogen in de beslissing om een TLV af te geven. Deze commissie toetst vanaf het tweede jaar procedureel (marginaal) of alle stappen via de afgesproken procedure zijn verlopen. Bij een dergelijke toets wordt gecontroleerd of alle verplichte en gewenste stappen in het proces zijn doorlopen en of er sprake is van een consistent advies. Enerzijds wordt hiermee voldaan aan de wettelijke verplichting en anderzijds wordt hiermee het vertrouwen in de arrangeercapaciteit van het ondersteuningsteam in en om de scholen uitgesproken.
9.2.5 Leerling wordt toegelaten op SBO of SO Het bestuur van een SBO- of SO-school kan alleen leerlingen toelaten die over een TLV beschikken. Een TLV voor het SO heeft een geldigheidsduur van één of meer schooljaren. Over de geldigheidsduur van een TLV voor het SBO staan geen bepalingen in de gewijzigde WPO.
Pagina 55 / 69
In ons SWV hebben we afgesproken dat ook voor het SBO de regeling geldt dat de TLV voor één of meer schooljaren geldig is. Aangezien de school, in afstemming met ouders, mag bepalen voor hoeveel schooljaren een TLV wordt aangevraagd voor een leerling, is het van belang om een goede inschatting te kunnen maken voor hoeveel jaar de leerling de speciale setting van het SBO of SO nodig heeft. In het laatste jaar waarop de toelaatbaarheidsverklaring betrekking heeft, zorgt het schoolbestuur van het S(B)O ervoor dat de leerling wordt teruggeplaatst of doorgeplaatst naar het regulier onderwijs. Mocht het speciaal (basis)onderwijs na afloop van de TLV langer gewenst zijn voor de leerling, dan moet het bestuur van de S(B)O-school een nieuwe TLV aanvragen bij het SWV.
9.3 Criteria en procedure Om ervoor te zorgen dat er per 1-8-2014 op alle scholen een zorgvuldige werkwijze is ontwikkeld voor het aanvragen van een toelaatbaarheidsverklaring voor een leerling is in de maand april 2014 een pilot uitgezet. In de periode april – juli kunnen de scholen alvast werken volgens de afgesproken ondersteuningsroute. Binnen het SWV Rijnstreek is afgesproken om het groeidocument te gebruiken als basis van een dossieraanvraag richting S(B)O. Het handelingsgericht werken vormt een belangrijk uitgangspunt bij het werken met het groeidocument. Met deze pilot wordt ook ervaring opgedaan met het inhoudelijk en procedureel toetsen van de aanvragen op basis van een dossier. Om een doorgaande onderwijsontwikkeling en een passende lesplaats voor een leerling te arrangeren zijn een kwaliteitsvol dossier en een kwaliteitsvol proces noodzakelijk. Aangezien handelingsgericht werken de basis vormt van de ondersteuning aan leerlingen zijn de 7 principes van HGW als kader genomen van een kwalitatief inhoudelijk goed dossier. Daarnaast wordt bij de afweging om een TLV af te geven ook gekeken naar het proces. In het proces van verwijzing moeten de volgende stappen aantoonbaar zijn: De HGW-handelingscyclus is toegepast; waarnemen, plannen, begrijpen en realiseren:
-
verzamelen gegevens van leerling,
-
verzamelen gegevens van leerkracht/groep/school;
-
verzamelen gegevens van ouders;
-
verklarend beeld opstellen;
-
benoemen van onderwijsbehoeften van de leerling;
-
benoemen van ondersteuningsbehoeften van de leerkracht en/of ouders;
-
doelen stellen voor leerling, groep, school, leerkracht en/of ouders;
-
handelingsplan opstellen;
-
uitvoeren plan;
evalueren doelen en plan. Interne leerlingbespreking / bespreking smal ondersteuningsteam, waarbij minimaal aanwezig ouders, leerkracht en IB-er/directie, heeft plaatsgevonden.
Groeidocument is opgesteld in samenspraak met ouders, leerkracht, school.
Leerlingbespreking met breed ondersteuningsteam heeft plaatsgevonden.
Pagina 56 / 69
In samenspraak met breed ondersteuningsteam, orthopedagoog/psycholoog, tweede deskundige en specialist ontvangende S(B)O-school zijn groeidocument en OPP aangevuld en is een passend onderwijsarrangement geadviseerd.
Schoolondersteuningsprofielen zijn meegenomen bij het tot stand komen van het besluit.
Op de studiedagen in het SWV begin juni wordt de pilot geëvalueerd. De resterende tijd tot aan de zomervakantie wordt gebruikt om op basis van de evaluatie de procedure en criteria bij te stellen.
9.4 Aanvulling vanuit de gemeenschappelijke paragraaf Om in de regio te komen tot vergelijkbare uitgangspunten met betrekking tot toewijzing van arrangementen is op bestuurlijk niveau afgesproken dat elk samenwerkingsverband onderstaande passage uit ‘Verbindende kaders’ opneemt in het ondersteuningsplan. Toch is het – ook voor het primair onderwijs – de wettelijke taak en bevoegdheid van het samenwerkingsverband de TLV af te geven. Om beperking door bureaucratie te voorkomen wordt daarom voorgenomen het deskundigenadvies in principe over te nemen, tenzij dit conflicteert met de zienswijze van de school of de ouders, dan wel het beleid van het samenwerkingsverband. Het samenwerkingsverband toetst de aanvraag voor een TLV slechts procedureel, waarbij wordt gecontroleerd of alle verplichte en gewenste stappen in het proces (dat als onderdeel van de basisondersteuning is vastgelegd in het ondersteuningsplan) zijn doorlopen en er sprake is van een consistent advies. Enerzijds wordt hiermee voldaan aan de wettelijke verplichting en anderzijds wordt hiermee het vertrouwen in de arrangeercapaciteit van het collegiaal team in en om de scholen uitgesproken. Eenzelfde beweging richting een gemeenschappelijk kader is ook te vinden bij de gemeenten. Zij hebben het voornemen om op het niveau van de regio Holland-Rijnland bij het organiseren van de jeugdhulp (als onderdeel van de decentralisatie van de jeugdhulp) een vergelijkbare beweging te gaan maken als die in het onderwijs wordt voorgestaan. Ook in de jeugdhulp wil dit zeggen dat de expertise ‘achter de indicatie vandaan’ wordt gehaald, en meer voorin het traject wordt aangeboden. Dit gebeurt in de praktijk middels de zogenaamde Jeugd- en Gezinsteams. De teams moeten een cruciale rol vervullen bij het verhogen van de kwaliteit van de (preventieve) jeugdhulp en daarmee de vermindering van het gebruik van (zware) specialistische voorzieningen. De expertise van diverse soorten ambulante jeugdhulp uit het huidige stelsel wordt in deze teams samengevoegd. Daarmee wordt het hulpaanbod doelmatiger en overzichtelijker: voor ouders, maar ook voor scholen en andere (basis)voorzieningen. Vanaf 2015 moet er een regionaal dekkend aantal teams zijn. De Jeugd- en Gezinsteams werken vanuit het CJG en daarnaast zijn de teamleden regelmatig fysiek aanwezig in de basisvoorzieningen. Scholen en voorschoolse voorzieningen hebben een vaste Jeugd- en Gezinswerker, die bijvoorbeeld deel kan nemen aan het ondersteuningsteam op schoolniveau.
9.5 Deskundigenoordeel Het SWV Rijnstreek heeft de verplichting om twee deskundigen mee te laten oordelen of een leerling in aanmerking komt voor SBO of speciaal onderwijs. Een orthopedagoog/psycholoog is altijd betrokken in de fase waarin het arrangement speciale lesplaats wordt overwogen.
Pagina 57 / 69
Dat kan de orthopedagoog/psycholoog zijn van het bestuur / AED / SWV / Onderwijs Advies / externe orthopedagoog/psycholoog. Op het moment dat de tweede deskundige ook een orthopedagoog is, zal dat niet dezelfde orthopedagoog zijn als de deskundige die al eerder bij het dossier is betrokken. De inschakeling van de tweede deskundige (een kinder- of jeugdpsycholoog, een kinderpsychiater, een maatschappelijk werker of een arts) zal via de orthopedagoog/ psycholoog of via de gezinsspecialist lopen.
9.6 Beleid ten aanzien van EMB-leerlingen Bij ernstig meervoudig beperkte leerlingen (EMB leerlingen)gaat het om kinderen met: a
een laag ontwikkelingsperspectief ten gevolge van een ernstige verstandelijke beperking (IQ < 35), vaak met moeilijk te ‘lezen’ gedrag en ernstige senso-motorische problematiek (zoals ontbreken van spraak, bijna niet kunnen zitten/staan), of
b
een matig tot licht verstandelijke beperking (IQ tussen 35 en 70) en een grote zorgvraag ten gevolge van ernstige en complexe lichamelijke beperkingen, of
c
een matig tot licht verstandelijke beperking (IQ tussen 35 en 70) in combinatie met moeilijk te reguleren gedragsproblematiek als gevolg van ernstige psychiatrische stoornissen.
Voor deze groep leerlingen is het advies om een aparte richtlijn te volgen met betrekking tot toelaatbaarheid tot het speciaal onderwijs. Met deze richtlijn wordt plaatsing in een voor deze leerlingen passende school gerealiseerd met zo min mogelijk procedurele en administratieve belasting voor betrokkenen. Het SWV Rijnstreek hanteert een vereenvoudigde procedure voor het vaststellen van de toelaatbaarheid van EMB-leerlingen. Deze procedure houdt in dat:
toelaatbaarheidsverklaringen voor EMB-leerlingen als beschreven onder a, b en c eenmalig worden afgegeven en vervolgens geldig zijn gedurende het hele verblijf op het SO;
veel leerlingen maken de overstap naar het voortgezet (speciaal) onderwijs op de leeftijd van 12 jaar, maar in ieder geval verlaten de leerlingen het speciaal onderwijs het einde van het schooljaar waarin zij de leeftijd van 14 jaar hebben bereikt;
bij de overstap van SO naar VSO moet een nieuwe toelaatbaarheidsverklaring worden aangevraagd bij het SWV VO.
9.7 Ontwikkelingsperspectief Voor alle leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben moet de school een ontwikkelingsperspectief opstellen (OPP). Dit betekent dat in ieder geval alle leerlingen in het SO en SBO een OPP hebben en daarnaast de leerlingen met extra ondersteuning in het regulier basisonderwijs. Het OPP voor de leerlingen met extra ondersteuning bestaat in ieder geval uit:
de uitstroombestemming van de leerling;
de onderbouwing, waaronder in ieder geval de belemmerende en bevorderende factoren die van invloed zijn op het onderwijs;
in regulier onderwijs een beschrijving van de ondersteuning en begeleiding, alsmede afwijkingen van het onderwijsprogramma.
Over het ontwikkelingsperspectief vindt op overeenstemming gericht overleg plaats met de ouders. N.B. Het kan zijn dat deze bepaling nog wijzigt (wetgeving in ontwikkeling).
Pagina 58 / 69
9.8 Monitoring Voor het uitwerken van het kwaliteitsbeleid moeten we onder andere over de juiste kengetallen beschikken. Daarvoor wordt een monitor ontwikkeld. Deze monitor hebben we ook nodig om voldoende middelen beschikbaar te houden voor zowel de basisondersteuning, de extra ondersteuning als de speciale lesplaatsen. Daarbij willen we ook zicht houden op de leerlingstromen en de doorloopsnelheid bij het arrangeren. Het streven is om leerlingen zoveel mogelijk thuisnabij onderwijs te bieden. Andere kengetallen die worden verzameld hebben te maken met de inzet (kwantiteit) en ook de kwaliteit van de arrangementen in het SWV Rijnstreek. In het kader van de speciale lesplaatsen worden verwijzingen SBO en SO gemonitord. Ook terugplaatsingen van SBO/SO naar de basisscholen worden vastgelegd. Samenvatting monitoring Doelstelling
Beoogd resultaat
Adequate monitoring van de situatie in de regio
Alle kengetallen beschikbaar en actueel in een of
met betrekking tot passend onderwijs.
andere vorm van digitaal ‘dashboard’.
Activiteiten Keuze maken met betrekking tot welke kengetallen gewenst zijn. Keuze maken voor monitorsysteem. Inrichting monitorsysteem. Benodigde formatie
Wijze van monitoring
Administratieve ondersteuning bij het verzamelen
Maandelijks via digitaal systeem.
en actueel houden van de gegevens. Risicoanalyse Basisgegevens zijn nog niet in orde en niet volledig. Budgethouder(s)
Beschikbaar budget
Directeur SWV
Voorlopige indicatie: digitaal systeem Administratieve ondersteuning
Pagina 59 / 69
10 SAMENWERKING MET PARTNERS 10.1 Samenwerking met ouders Invulling geven aan de zorgplicht vraagt ouderbetrokkenheid en dit zien we primair als de verantwoordelijkheid van ouders en scholen samen. Scholen investeren in ouderbetrokkenheid met het oog op het realiseren van pedagogisch en educatief partnerschap. Deze vorm van samenwerking komt het kind én de school ten goede. We vinden dat ouders vanaf stap 1 al betrokken moeten zijn bij het onderwijs aan hun kind, niet pas als blijkt dat extra ondersteuning nodig is.
10.1.1 Ouders als educatief partner Samenwerking tussen ouders en school bij het vinden van de juiste ondersteuning voor het kind is essentieel. Onderwijs op school en de opvoeding thuis liggen in elkaars verlengde. Ouders vanuit hun verantwoordelijkheid als opvoeder, de school vanuit haar verantwoordelijkheid als professionele onderwijsinstelling. Met oog voor deze gescheiden verantwoordelijkheden blijven ouders en school op elkaar aangewezen en zullen zij in dialoog samen zoeken naar de meest passende ondersteuning voor het kind. Het SWV Rijnstreek wil de samenwerking tussen ouders en scholen optimaliseren door op schoolniveau:
een voor ouders goed leesbaar overzicht te maken van de basisondersteuning en extra ondersteuning die binnen de school en het samenwerkingsverband geboden wordt (zie (uitwerkingsagenda);
ouders direct te betrekken bij het bepalen van de inhoud van ondersteuning;
ouders als gelijkwaardige partner te betrekken bij het vinden van een passende plek op een andere school (bijvoorbeeld ook bij terugplaatsing van een leerling van het SO naar regulier onderwijs);
Relevante informatie en links voor ouders over passend onderwijs staat zowel op websites van de afzonderlijke scholen als op de website van het samenwerkingsverband. De volgende informatiedocumenten zijn beschikbaar op de website:
privacyreglement tussen de kernpartners waarin de omgang met persoonsgegevens wordt geregeld om persoonsbescherming te garanderen. Bij dit reglement horen ook toestemmingsverklaringen;
schoolondersteuningsprofielen van alle scholen. Alle PO- en SO-scholen binnen het samenwerkingsverband hebben een ondersteuningsprofiel opgesteld. Dit profiel moeten samen met het schoolplan ouders informeren over de ondersteuningsmogelijkheden die de school biedt. Deze informatie wordt door elke school op de eigen website ontsloten;
Ouderbrochure voor de PO-VO-procedure.
Pagina 60 / 69
10.1.2 Ouders, leerling en school Naast een formele betrokkenheid van ouders bij de beleidsvoering (zie vorige paragraaf) is er nauwe betrokkenheid gewenst bij de daadwerkelijk ondersteuning van hun kind. Handelingsgericht werken is op de scholen geïmplementeerd en binnen deze werkwijze hebben ouders een centrale plaats. Zij kennen hun kind het beste en geven belangrijke input voor het vaststellen van de ondersteuningsbehoefte van het kind. Ouders worden gezien als gelijkwaardige gesprekspartner van de school. Vanaf de start van de ondersteuningsroute worden ouders betrokken. Formulieren als het groeidocument of het ontwikkelingsperspectief (OPP) worden in samenwerking met ouders opgesteld en geëvalueerd. Aanvragen met betrekking tot extra ondersteuning of speciale lesplaats worden in nauwe samenwerking met ouders ingediend. Het swv Rijnstreek biedt steun aan ouders in hun zoekproces naar een geschikte school en bij gewenste ondersteuning voor hun kind. Enkele arrangementen vanuit het Centrum voor ondersteuning bieden tevens gerichte ondersteuning aan ouders, bijvoorbeeld bij Binnenboord, trajectbegeleiding, vanuit het steunpunt gedrag en bij de nieuwkomers. Het eerste aanspreekpunt voor ouders is de leerkracht. De ouders kunnen ook een beroep doen op het ondersteuningsteam van de school. De ouders kunnen bijvoorbeeld terecht bij de gezinsspecialist voor vragen over de opvoeding en de ontwikkeling van hun kind in relatie tot school. Deze specialisten zijn laagdrempelig en snel beschikbaar en hebben tevens de bevoegdheid om in overleg met de ouders ondersteuning voor alle betrokkenen (leerling, leerkracht en ouder) te arrangeren.
10.1.3 SWV en ouders Sommige ondersteuningsvragen van ouders of school overstijgen de gemiddelde mogelijkheden van de individuele school. Soms zijn er problemen met ouders, bijvoorbeeld ouders die wegblijven of belangrijke informatie niet aan de school verschaffen, ondanks de informatieplicht van ouders. Bij dergelijke ernstige problemen of complexe vragen komt het op een goede samenwerking met de ouders aan en is meestal een onafhankelijke en deskundige begeleider of hulpverlener gewenst. Deze vorm van begeleiding of hulpverlening is vooralsnog in het samenwerkingsverband beschikbaar. Het arrangement ‘Trajectbemiddeling’ voorziet in deze behoefte.
10.1.4 Ouders en medezeggenschap Ouders kunnen in het kader van medezeggenschap op twee manieren inspraak hebben op de beleidsvoering binnen het samenwerkingsverband. Op schoolniveau door middel van adviesrecht dat de medezeggenschapsraad heeft op het schoolondersteuningsprofiel. Op niveau van het samenwerkingsverband middels instemmingsrecht van de ondersteuningsplanraad (OPR) op het ondersteuningsplan. De positie van ouders wordt verstevigd met de inrichting van de OPR. Binnen deze nieuwe vorm van medezeggenschap zullen ouders nauw betrokken worden bij het beleid van het SWV. Zie ook paragraaf 4.9.4 over OPR. De MR’en van de afzonderlijke scholen worden via een nieuwsbrief op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen binnen het samenwerkingsverband.
Pagina 61 / 69
10.2 Samenwerking met externe partners: gemeenten In het bieden van passend onderwijs aan leerlingen met een ondersteuningsbehoefte heeft het onderwijs ook andere partijen nodig. Op dit moment ontbreekt een integrale aanpak. Eén van de doelen van passend onderwijs is dat de inzet van extra ondersteuning in het onderwijs beter moet worden afgestemd op de inzet vanuit andere sectoren in het jeugddomein, zoals de jeugdhulp en de jeugd-GGZ. De aanstaande transitie van de jeugdhulp naar gemeenten biedt kansen om een integrale aanpak van onderwijs en zorg te realiseren. Zorgstructuren in en om het onderwijs en het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) moeten hiervoor worden verbonden. Dit moet leiden tot ‘Eén kind/gezin, één plan’. De eerste uitwerking vormen de ondersteuningsteams. Maar die ontwikkeling moet de komende jaren nog een vervolg krijgen. In de regio Rijnstreek is het samenwerkingsverband hierover – mede in het kader van de voorlopersprojecten – intensief in gesprek met de gemeenten. Voor het SWV Rijnstreek neemt de directeur deel aan dit gemeentelijk overleg.
10.2.1 Leerplicht In samenwerking met de gemeenten wordt een nieuw protocol ‘Voorkomen thuiszitters’ opgesteld. Het SWV Rijnstreek stemt hierin met de betrokken gemeenten af over het direct melden van verzuim en de aanpak. Op verzoek van de scholen kan de leerplichtambtenaar deelnemen aan het brede ondersteuningsteam van de scholen. Het doel is uiteraard: alle leerplichtige kinderen naar school.
10.2.2 Leerlingenvervoer De gemeente is verantwoordelijk voor het leerlingenvervoer. Daarbij is onderscheid te maken tussen het vervoer op grond van denominatie en het vervoer voor leerlingen die zijn aangewezen op speciaal onderwijs. Voor het speciaal onderwijs is het leerlingvervoer bij wet en verordening geregeld. In het kader van passend onderwijs zijn er ook andere groepen leerlingen waarvoor leerlingvervoer soms noodzakelijk is. Denk daarbij aan de leerlingen die in het basisonderwijs zitten en aangewezen zijn op een ondersteuningsarrangement waarin een bepaalde school voorziet. Een andere groep vormen de leerlingen die aangewezen zijn op de dagbehandeling van de GGZ elders of daghulp van Cardea elders. Een ander relevant aspect bij leerlingvervoer is het begrip ‘dichtstbijzijnde school’. Het samenwerkingsverband moet sommige leerlingen voor SO verwijzen naar een andere regio, omdat de school die bij de leerling past niet in het SWV aanwezig is (denk in ons geval aan mytylonderwijs). Ook komt het voor dat er een passende school is in het samenwerkingsverband, maar dat de ouders een andere school prefereren, omdat deze dichterbij ligt. Dit zijn knelpunten en bespreekpunten in het overleg met de gemeenten.
Pagina 62 / 69
Een van de ambities van het SWV Rijnstreek is om voor meer leerlingen thuisnabij (speciaal) onderwijs bereikbaar te maken. Dat zou een besparing op de kosten voor leerlingenvervoer betekenen. Voor het structurele overleg met de gemeenten is een ontwikkelagenda opgesteld, waarbij het leerlingenvervoer één van de onderwerpen is van verder overleg. Een duidelijke beleidslijn van de gemeente is belangrijk om ouders en leerlingen goed te kunnen informeren.
10.2.3 Huisvesting Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de huisvesting van scholen in het basis-, voortgezet en speciaal onderwijs. De afgelopen tijd heeft regelmatig overleg plaatsgevonden over de huisvesting van onder andere SBO-school Op Maat. Het bestuur van de Stichting WSNS Rijnstreek en het bestuur van het samenwerkingsverband Passend Onderwijs Rijnstreek (28-13) kiezen voor de locatie Henry Dunantweg 11 voor huisvesting van SBO Op Maat, de SO-afdeling van Horizon en het samenwerkingsverband Rijnstreek. Dit is inmiddels gerealiseerd: de Parkschool zit vanaf januari 2014 ook op deze locatie. Op termijn kan hier mogelijk het ‘kindcentrum speciaal onderwijs / jeugdhulp‘ gehuisvest worden (met onder andere onderwijszorgopvang van bijvoorbeeld Cardea). Of het opzetten van een kindcentrum wenselijk en financieel haalbaar is, wordt de komende tijd onderzocht. In maart 2014 is hiervoor een denktank ingesteld die de opdracht heeft om voor de zomervakantie een eerste schets op te leveren, in het najaar een nadere uitwerking en voor 1 januari 2015 een goed beeld van de toekomstige samenwerking.
10.2.4 Samenwerking en afstemming met omringende samenwerkingsverbanden en gemeenten betreffende jeugdhulp en jeugdhulpverlening Met de komst van passend onderwijs staan de nieuwe samenwerkingsverbanden voor de taak om een eigen systematiek van ondersteuningstoewijzing te ontwerpen en te organiseren. Bij het ontwerpen van een dergelijke systematiek hebben we ervoor gekozen om: de eigen kracht van de school (en de leerling en het gezin) als uitgangspunt te nemen;
en nauwere samenwerking te zoeken met jeugdhulp om niet alleen integraal, maar met name preventief te kunnen werken.
Dat is niet alleen in het belang van de leerling, maar dit heeft (als het goed is) ook een kostenreducerend effect. Van belang in dat gemeenschappelijke kader is het werken met een ondersteuningsteam op schoolniveau, waarin expertise aan de voorkant gebundeld is, de onderwijsbehoeften van een leerling helder in kaart worden gebracht en een arrangement wordt voorbereid (hoe klein of groot ook). Aangezien in ‘aangrenzende’ samenwerkingsverbanden (Leiden e.o. / Duin- en Bollenstreek) de ambitie in de kern dezelfde is, is in de afgelopen tijd samengewerkt en is een gemeenschappelijke paragraaf opgesteld. Dit gemeenschappelijk kader is op dit moment onderwerp van gesprek in de regio Rijnstreek / Leiden /Duin- en Bollenstreek met de gemeenten.
Pagina 63 / 69
10.3 Samenwerking met andere samenwerkingsverbanden in de regio Het SWV Rijnstreek heeft in de regio Rijnstreek te maken met één samenwerkingsverband voortgezet onderwijs, het samenwerkingsverband VO/VSO Midden-Holland en Rijnstreek Met dit samenwerkingsband wordt samengewerkt voor wat betreft de doorlopende lijn PO-VO. Samen met het SWV PO Gouda zijn de drie samenwerkingsverbanden gezamenlijk ‘eigenaar’ van het onderwijskundig rapport en het digitaal overdrachtsdossier (DOD). Basisscholen verwijzen kinderen volgens de vastgestelde PO-VO-procedure. Op dit moment loopt een pilot in het kader van de plaatsingswijzer. In het overleg tussen de samenwerkingsverbanden PO en VO wordt dit schooljaar 2013-2014 expliciet gesproken over de overgang van leerlingen met extra ondersteuningsbehoefte. Voor met name deze groep leerlingen zullen aanvullende afspraken worden gemaakt. In het samenwerkingsverband VO/VSO Midden-Holland en Rijnstreek bestaan enkele tussenvoorzieningen, zoals Herstart en Op de Rails. De gelden die met deze voorzieningen gemoeid zijn, worden met ingang van passend onderwijs versleuteld over de samenwerkingsverbanden VO. In de huidige situatie mogen ook leerlingen van het primair onderwijs gebruikmaken van deze voorzieningen. In het verleden vond vanuit de REC’s de toedeling over PO-VO plaats. Er zullen afspraken gemaakt worden met het SWV VO/VSO MHR welke gelden of voorzieningen in de toekomst benut kunnen worden voor PO. Dit onderwerp komt in het overleg PO-VO aan de orde.
10.4 Samenwerking met andere jeugdhulppartners Naast het overleg met de gemeente over de afstemming tussen onderwijs en jeugdhulp op beleidsniveau is er een afstemmingsoverleg tussen jeugdhulppartners (maatschappelijk werk, JGZ, bureau jeugdhulp, Cardea, onderwijsbegeleidingsdienst), gemeente en SWV PO en VO en vertegenwoordiging SO om op uitvoeringsniveau de wederzijdse inzet af te stemmen en te adviseren over toekomstige beleidsontwikkeling. In de komende jaren zal dit overleg een duidelijke plek moeten krijgen in de organisatiestructuur van het samenwerkingsverband. Op verzoek van partners kunnen (incidenteel) anderen aansluiten, te denken valt onder andere aan Leerplicht, GGZ. Het overleg vindt tot heden gemiddeld vier keer per jaar plaats.
10.5 Samenwerking met voorschoolse instellingen Al enige jaren functioneert in onze regio een werkgroep 0-4 / PO. In de werkgroep zitten vertegenwoordigers van peuterspeelzalen en kinderdagverblijven, van VVE, van de ambulante dienst en van het samenwerkingsverband. In deze werkgroep is een advies opgesteld over de procedure van overdracht van de voorschoolse situatie naar de basisschool. Het voorstel is adviserend, maar wordt in de meeste gevallen gehanteerd.
Pagina 64 / 69
Op alle voorscholen, speelzalen en kinderdagverblijven wordt met een observatiesysteem gewerkt. Een samenvatting hiervan wordt door de instelling of de ouders overgedragen aan de basisscholen en als er specifieke vragen zijn, vindt ook warme overdracht plaats, altijd met toestemming van de ouders. Er worden afspraken gemaakt over gezamenlijke scholing en over een ZAT-overleg voor kinderen waar specifieke ondersteuningsvragen zijn, preventief van aard en met als doel kinderen direct op de juiste plaats verder te begeleiden. Het samenwerkingsverband heeft een vertegenwoordiger in dit ZAT. Ook voor deze werkgroep is het gewenst dat deze een duidelijke status krijgt in de organisatiestructuur van het SWV Rijnstreek.
Pagina 65 / 69
11 FINANCIËEN Met ingang van 1 augustus 2014 functioneert het samenwerkingsverband passend onderwijs Rijnstreek. De meerjarenbegroting 2014-2021 is een financiële vooruitblik van het SWV Rijnstreek voor de komende zeven jaar. Bij de start van het SWV Rijnstreek gaan we uit van het huidige beleid van het samenwerkingsverband en de daaruit voortvloeiende activiteiten als overgang voor een periode van twee jaar, zodat besturen/scholen voldoende tijd hebben zich voor te bereiden op veranderingen. Het schooljaar 2014-2015 is voor de bekostiging een overgangsjaar. Naast deze overgangsperiode is ook als vast gegeven meegenomen dat de vaste dienstverbanden van de medewerkers van het oude samenwerkingsverband worden overgenomen door samenwerkingsverband Rijnstreek conform het overleg met de vakbonden (tripartiete overeenkomst). In de meerjarenbegroting is ook gekeken naar het effect van een mogelijke afname van het percentage SO-leerlingen en het effect van een mogelijke toename van het percentage SOleerlingen. In de begroting is geen rekening gehouden met de jaarlijkse herziening van de beschikbare middelen en indexering van kosten. De gegevens met betrekking tot het aantal leerlingen zijn ontleend aan de website van het ministerie: http://swv.passendonderwijs.nl/PO2813/. In bijlage 16 is de begroting met uitgebreide toelichting integraal opgenomen. Hierna is de weergave op hoofdlijnen verwoord. Hier wordt duidelijk dat we werken met een positieve begroting en dat er nog ruimte is voor te ontwikkelen beleid. De begroting is nog steeds in ontwikkeling en zal in de loop van 2014 nauwkeuriger worden als gevolg van besluiten omtrent ondersteuningstoewijzing en toekennen van middelen. Meerjarenbegroting Doel
Schooljaar
14-15
15-16
16-17
17-18
18-19
19-20
20-21
Totale baten
2.987.967
5.307.804
5.257.204
5.227.273
5.198.780
5.222.752
5.250.787
Totaal lasten
2.974.434
5.162.187
5.058.802
5.010.223
4.985.839
4.849.633
4.827.618
13.533
145.617
198.402
217.050
212.941
373.119
423.169
Resultaat
Pagina 66 / 69
12 KWALITEITSBELEID In dit hoofdstuk gaan we in op de ontwikkeling van de kwaliteitszorg en welke resultaten worden gezien als succesfactoren. Kwaliteitszorg is onmisbaar om verantwoording af te leggen, zowel intern als extern. Een systeem van kwaliteitszorg stelt het SWV Rijnstreek in staat om gepland en gericht te sturen op de verbetering van passend onderwijs. Bij kwaliteitszorg gaat het over de vraag welke maatregelen het samenwerkingsverband (zowel SWV als afzonderlijke schoolbesturen) moet nemen om te zorgen dat |we waarmaken wat we beloven.
12.1 Monitoring en evaluatie In onze visie en de uitwerking daarvan hebben we beschreven wat we de komende twee jaar en de jaren daarop willen bereiken en welke activiteiten daarvoor in gang worden gezet. Om te evalueren of we onze doelstellingen halen, wordt een systematiek voor monitoring ontwikkeld. In paragraaf 5.2 hebben we aangegeven welke doelen (kwalitatief en kwantitatief) de komende jaren centraal staan in dit SWV: 1
Versterken van de basisondersteuning
2
Samenhangend geheel van voorzieningen
3
Alle kinderen gaan naar school
4
Stabilisatie van het aantal leerlingen op het SBO en SO
In de schema’s bij de diverse hoofdstukken is beknopt weergegeven op welke manier we de doelen willen bereiken en welke activiteiten daarvoor worden uitgevoerd. De schema’s zijn nog niet compleet als het gaat om alle activiteiten en het ‘meten en evalueren’. Bij de nadere invulling van het kwaliteitsbeleid richt het SWV Rijnstreek zich op de volgende vier sturingselementen: onderwijskundige resultaten, dekkend passend aanbod, personeel en financiën. Om te kunnen sturen op deze vier elementen zal een evaluatiesystematiek worden ontwikkeld. Dit systeem bestaat uit:
kwantitatieve cijfers: verzamelen van kengetallen inzake aantal thuiszitters, aantal leerlingen met extra ondersteuning, aantal leerlingen op het S(B)O, aantal terugplaatsingen, aantal toelaatbaarheidsverklaringen per jaar/school (naar categorie), aantal klachten per jaar;
kwalitatieve informatie: verwijspercentage; passende zorg afgestemd op specifieke ondersteuningsbehoeften van leerlingen;
kwaliteit en tevredenheid: tevredenheidsonderzoeken ouders, leerlingen, medewerkers (bijvoorbeeld eenmaal per vier jaar gekoppeld aan de beleidscyclus).
Bij het ontwikkelen van een evaluatiesysteem wordt aandacht besteed aan de drie kwaliteitsaspecten die de Inspectie van het Onderwijs voorlopig heeft geformuleerd voor passend onderwijs: 1
Resultaten: een passende plek voor iedere leerling door een samenhangend geheel van ondersteuningsvoorzieningen (analyse van het aantal voortijdig schoolverlaters en thuiszitters, zicht op leerlingen die tussen wal en schip vallen, doorstroomgegevens, resultaten samenwerking jeugdhulp).
Pagina 67 / 69
2
Management en organisatie: een duidelijke missie en doelstellingen van het samenwerkingsverband voor passend onderwijs, slagvaardige aansturing, communicatie en een doelmatige, inzichtelijke organisatie.
3
Kwaliteitszorg: zorg voor kwaliteit door systematische zelfevaluatie vanuit het samenwerkingsverband, planmatige kwaliteitsverbetering, jaarlijkse verantwoording hierover en borging van verbeteringen.
De uitwerking van kwaliteitszorg staat op de uitwerkingsagenda.
12.2 Planning en control In de planning- en controlecyclus (P&C-cyclus) wordt op een systematische manier inhoud gegeven aan het proces van richting geven (besturen/plannen) en het op koers houden van het samenwerkingsverband. Het doel van planning en controle is: vergroten van de doelmatigheid en beheersbaarheid van de organisatie in financiële zin;
uitvoeren en bewaken van de realisatie dan wel bijsturing van beleidsdoelstellingen.
Jaarlijks werken we dit ondersteuningsplan uit in een jaarplan/activiteitenplan inclusief de jaarbegroting. De uitvoering van het programma volgen we intensief. De focus ligt hierbij op risicogerichte kwaliteitsbewaking. Dit houdt in dat we onze monitorinspanningen vooral richten op het in kaart brengen van bereikte resultaten en (mogelijke) belemmeringen die het bereiken van onze doelen in de weg kunnen staan. Elk jaar stellen we een jaarverslag inclusief de jaarrekening op. Deze documenten stellen we beschikbaar aan onze belanghebbenden (onder andere schoolbesturen, ondersteuningsplanraad, gemeenten, partners).
12.3 Verantwoording Het SWV Rijnstreek kent naast een interne horizontale en verticale verantwoording ook een externe verantwoording naar stakeholders. De interne horizontale verantwoording betreft met name de verantwoording die aan het onderwijsveld wordt afgelegd binnen de klankbordgroep en de OPR. Zowel de klankbordgroep als de OPR hebben een belangrijke rol in het volgen van de voortgang. De verticale verantwoording is de verantwoording naar het bestuur van het samenwerkingsverband. De externe verantwoording naar stakeholders betreft met name de verantwoording naar gemeenten en ouders, maar ook naar bijvoorbeeld de andere samenwerkingsverbanden in de regio Holland Rijnland. Binnen het OOGO met de betrokken gemeenten wordt samengewerkt op basis van een ontwikkelagenda. Deze agenda biedt aanknopingspunten voor evaluatie. Verantwoording naar ouders vindt plaats in de dialoog die de school met ouders voert en op niveau van het samenwerkingsverband in geval van extra ondersteuning en toelaatbaarheid tot het speciaal onderwijs.
Pagina 68 / 69
13 BIJLAGEN De volgende bijlagen behoren bij het ondersteuningsplan van SWV Rijnstreek. Deze zijn te vinden op www.swvrijnstreek.nl. 1
Toezichtkader samenwerkingsverbanden passend onderwijs (Inspectie van het Onderwijs)
2
Gemeenschappelijke paragraaf: Verbindende kaders: mogelijkheden tot regionale verbinding van onderwijs- en gezinsondersteuning in Holland-Rijnland
3
Statuten van de Stichting Samenwerkingsverband Passend Onderwijs Rijnstreek
4
Managementstatuut
5
Intern toezichtkader
6
Ontwikkelagenda OOGO
7
Medezeggenschapsreglement OPR
8
Samenstelling OPR
9
Medezeggenschapsstatuut MR en OPR
10 Onderzoeksrapportage ‘Dekkende expertise in de regio, SWV WSNS Rijnstreek, 2009’ (KPC Groep) 11 Uitwerkingsagenda SWV Rijnstreek 12 Protocol ‘Voorkomen Thuiszitten SWV Rijnstreek’ 13 Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofielen, NTO effect (2012) 14 Overzicht AB-gelden 15 Route ondersteuningstoewijzing (tekst en schema) 16 Meerjarenbegroting 17 Lijst met afkortingen en begrippen
Pagina 69 / 69
Toezichtkader 2013 passend onderwijs
Integraal toezicht op de samenwerkings verbanden in het primair en voortgezet onderwijs
Inspectie van het Onderwijs
1 Inleiding De Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) zal na inwerkingtreding van de Wet passend onderwijs toezicht houden op de uitvoering van deze wet. De inspectie ontwikkelde hiervoor dit toezichtkader voor het toezicht op de samenwerkingsverbanden in het primair en voortgezet onderwijs1. Het toezicht op de samenwerkingsverbanden is integraal toezicht, want het omvat - in samenhang - zowel kwaliteitstoezicht, nalevingstoezicht als financieel toezicht2. De procedure van vaststelling, goedkeuring en publicatie van het toezichtkader is vastgelegd in de Wet op het onderwijstoezicht3. De inspectie besprak het concepttoezichtkader met het veld en stelde vervolgens het kader vast. De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap keurde het toezichtkader goed.
1 2
3
77 in het primair onderwijs en 75 in het voorgezet onderwijs Het toezichtkader betreft het toezicht op de samenwerkingsverbanden in het primair en voortgezet onderwijs en niet op de instellingen voor beroepsonderwijs en volwasseneneducatie. De Wet passend onderwijs wijzigt de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB) slechts in zeer beperkte mate. De inspectie gaat nog na of en zo ja in hoeverre zij haar toezicht op de instellingen met ingang van 1 augustus 2014 aanpast. Artikel 13 WOT
Inhoud
1
Inleiding
3
2
Toezichtkader
4
3
Vormen van toezicht
5
4
Waarderingskader
6
4.1 4.2
Kwaliteitsaspecten Indicatoren
5
Naleving wettelijke voorschriften
5.1 5.2 5.3
Programmatisch handhaven Rechtmatige verkrijging en besteding van de onderwijsmiddelen Ondersteuningsplannen
6
7
8
8
9
9
6
Risicogestuurd toezicht
6.1 6.2
Risicobepaling Parameters
7
Toezicht op passend onderwijs
7.1 7.2
Onderwijs, zorgplicht en samenwerking Deels samenvallende beleidsdomeinen
8
Tijdpad
8.1 8.2 8.3 8.4 8.5
Gefaseerde uitvoering van het toezicht Simulaties Onderzoeksopzet Het verslag Implementatie van het toezicht
Bijlage - Waarderingskader Kwaliteitsaspect 1 - Resultaten Kwaliteitsaspect 2 - Management en organisatie Kwaliteitsaspect 3 - Kwaliteitszorg
10 10 11
14 14 14
16 16 16 16 17 18
20 20 22 24
2 Toezichtkader Artikel 13 van de Wet op het onderwijstoezicht (WOT) schrijft voor dat de inspectie haar werkwijze voor een onderzoek als bedoeld in artikel 11 (regulier onderzoek) vastlegt in een toezichtkader. Hierin staat niet alleen hoe de inspectie te werk gaat, maar ook wat zij beoordeelt en wanneer er sprake is van voldoende kwaliteit. De inspectie onderscheidt in haar toezicht de volgende elementen:
1. de werkwijze die de inspectie bij haar toezicht hanteert (hoofdstukken 3, 6 en 7); 2. het waarderingskader: de kwaliteitsaspecten en indicatoren waarop de inspectie een object van
toezicht beoordeelt (hoofdstukken 4 en 5).
Fasering van invoering van het toezicht Omdat de samenwerkingsverbanden nog in een opbouwfase verkeren, past de inspectie de uitvoering van haar toezicht daarop aan. Op 1 augustus 2014 treedt de zorgplicht voor schoolbesturen in werking. Schoolbesturen zijn dan verplicht voor iedere leerling met een extra onderwijsbehoefte een passende plaats binnen het onderwijs te vinden. De meeste samenwerkingsverbanden zijn op dat moment nog volop ‘in ontwikkeling’. Daarom hanteert de inspectie een invoeringstraject voor het toezicht en legt dit op transparante wijze vast (hoofdstuk 8). Daarnaast verzamelt ze over de volle breedte informatie over de (zich ontwikkelende) kwaliteit van de samenwerkingsverbanden en blijft daarover in gesprek met de samenwerkingsverbanden. Naar aanleiding van tussentijdse resultaten/bevindingen blijft de inspectie in gesprek met belanghebbenden en overlegt de inspectie in de fase van invoering enkele keren per jaar met hen. Orthopedagogisch-didactische centra (opdc) De samenwerkingsverbanden krijgen ook de verantwoordelijkheid over de kwaliteit en de naleving van wettelijke voorschriften door de opdc’s. De inspectie gaat ook toezien op deze vorm van onderwijs. Hierover vindt nog nadere besluitvorming plaats. De uitwerking van het toezichtkader voor deze opdc’s valt daarom vooralsnog buiten dit toezichtkader.
4
3 Vormen van toezicht Voor de samenwerkingsverbanden heeft de inspectie drie vormen van toezicht:
1. Toezicht vanuit risicobepaling: risicogestuurd toezicht Het toezicht van de inspectie is risicogestuurd4. Jaarlijks voert de inspectie een risicoanalyse uit op basis van de kennis die al bij haar aanwezig is (zie hoofdstuk 6). Zo nodig volgt een kwaliteitsonderzoek. 2. De staat van het onderwijs: steekproefonderzoek De inspectie rapporteert jaarlijks in het Onderwijsverslag over de positieve en negatieve ontwikkelingen in het gehele onderwijsbestel5. Hiertoe onderzoekt de inspectie ook een representatieve steekproef van samenwerkingsverbanden. Het steekproefonderzoek vindt plaats door een kwaliteitsonderzoek aan de hand van het waarderingskader. Deze onderzoeken zijn niet risicogestuurd ingevuld (zie hoofdstuk 6). 3. Nalevingstoezicht De inspectie voert jaarlijks onderzoek uit naar de naleving van wettelijke voorschriften
(zie hoofdstuk 5).
4 5
Wet op het onderwijstoezicht artikel 15 c, jo artikel 11 Wet op het onderwijstoezicht artikel 3, tweede lid onder f
5
4 Waarderingskader Om de kwaliteit van het samenwerkingsverband te kunnen beoordelen, is het nodig:
• te weten of leerlingen de ondersteuning krijgen waar zij recht op hebben; • zicht te hebben op de doelmatigheid van de bestuurlijke en organisatorische inrichting van de samenwerkingsverbanden; • te weten of de besteding van middelen rechtmatig en doelmatig is.
Bij een kwaliteitsonderzoek maakt de inspectie gebruik van een waarderingskader. Het waarderingskader bestaat uit drie kwaliteitsaspecten. Elk kwaliteitsaspect bestaat uit een aantal indicatoren. Een aantal indicatoren is een ‘normindicator’. Een normindicator speelt een belangrijke rol bij het bepalen van de kwaliteit (en dus van het toezichtarrangement) van het samenwerkingsverband: ‘basis’, ‘zwak’ of ‘zeer zwak’. De inspectie voert het toezicht op de samenwerkingsverbanden gefaseerd in en bepaalt pas na 1 augustus 2015 een toezichtarrangement voor elk samenwerkingsverband. Dat geeft de ruimte om op een later tijdstip te bepalen welke indicatoren ook normindicatoren zijn en welke normen gelden voor basiskwaliteit per indicator. Zie hoofdstuk 8 voor een nadere toelichting.
4.1
Kwaliteitsaspecten De inspectie gebruikt de volgende kwaliteitsaspecten:
1. Resultaten Het samenwerkingsverband voert de opgedragen taken uit en realiseert een samenhangend geheel van ondersteuningsvoorzieningen binnen en tussen de scholen, zodanig dat alle leerlingen die extra ondersteuning behoeven een zo passend mogelijke plaats in het onderwijs krijgen. 2. Management en organisatie Het samenwerkingsverband weet zijn missie en doelstellingen binnen het kader van de Wet passend onderwijs te realiseren door een slagvaardige aansturing, effectieve interne communicatie en een doelmatige, inzichtelijke organisatie. 3. Kwaliteitszorg Het samenwerkingsverband heeft zorg voor kwaliteit door systematische zelfevaluatie, planmatige kwaliteitsverbetering, jaarlijkse verantwoording van gerealiseerde kwaliteit en borging van gerealiseerde verbeteringen.
6
4.1.1 Rangschikking van de kwaliteitsaspecten De inspectie wil het samenwerkingsverband niet onnodig belasten met haar onderzoeksactiviteiten. Daarom start elk inspectieonderzoek met de prestaties van het samenwerkingsverband op de indicatoren van het kwaliteitsaspect ‘Resultaten’. Dit aspect is rechtstreeks afgeleid van de opdracht die de samenwerkingsverbanden hebben gekregen vanuit de Wet passend onderwijs. Als de prestaties op orde zijn, is er geen directe aanleiding om de andere twee kwaliteitsaspecten nader te onderzoeken, tenzij er signalen zijn die aanleiding geven dat wel te doen. Als de resultaten echter wel achterblijven dan:
1. wil de inspectie meer weten over de organisatie, over de aansturing en over de interne communicatie van het samenwerkingsverband (‘Management en organisatie’); 2. onderzoekt de inspectie het geheel aan maatregelen waarmee het samenwerkingsverband op systematische wijze de kwaliteit van de eigen resultaten bepaalt, bewaakt en verbetert (‘Kwaliteitszorg’).
Beide kwaliteitsaspecten zijn niet altijd direct af te leiden uit de wettelijke voorschriften, maar kunnen
belangrijke aanwijzingen opleveren voor de oorzaak van de achterblijvende resultaten.
Ook de analyse van het ondersteuningsplan kan aanleiding zijn om de kwaliteitsaspecten ‘Management en
organisatie’ en/of ‘Kwaliteitszorg’ toch te onderzoeken.
4.2 Indicatoren De drie kwaliteitsaspecten zijn uitgewerkt in achttien indicatoren. In de bijlage staat een beschrijving van iedere indicator.
7
5 Naleving wettelijke voorschriften Onderdeel van het toezicht van de inspectie is het jaarlijks toezicht op de naleving van de wettelijke voorschriften door de samenwerkingsverbanden6.
5.1
Programmatisch handhaven De inspectie voert het nalevingstoezicht al enige jaren uit volgens de methodiek van ‘programmatisch handhaven’. Dit betekent dat bepaalde regels uit de Wet passend onderwijs permanent of gedurende een bepaalde tijd prioriteit krijgen. In haar Jaarwerkplan beschrijft de inspectie welke prioriteiten zij dat jaar stelt op het vlak van naleving. Door deze werkwijze zorgt de inspectie ervoor dat het toezicht effectief is, terwijl de toezichtlast voor de samenwerkingsverbanden beperkt blijft. Vooralsnog zal de inspectie jaarlijks toezien op de volgende voorschriften: Beschrijving
Wetsartikelen
N1 De aansluiting bij een samenwerkingsverband voor elke school van het bevoegd gezag per 1 november 2013.
De nieuwe artikelen 18a, eerste lid, WPO en 17a, eerste lid, WVO
N2 Het vormgeven van het samenwerkingsverband door het oprichten van een rechtspersoon door de bevoegde gezagsorganen binnen het samenwerkingsverband per 1 november 2013. N3 De naleving van de regels met betrekking tot de vaststelling van het ondersteuningsplan en de instemming van de ondersteuningsplanraad vanaf januari 2014.
De nieuwe artikelen 18a, zevende tot en met negende lid, WPO, 17a, zevende tot en met negende lid, WVO en 14a WMS
N4 De tijdige vaststelling van het ondersteuningsplan en het insturen aan de inspectie (vóór 1 mei 2014).
De nieuwe artikelen 18a, tiende lid, WPO en 17a, tiende lid, WVO
N5 Het ondersteuningsplan wordt niet eerder vastgesteld dan nadat over een concept van het plan op overeenstemming gericht overleg heeft plaatsgevonden met burgemeester en wethouders van de desbetreffende gemeente of gemeenten.
6
8
De nieuwe artikelen 18a, vierde lid, WPO en 17a, vierde lid, WVO
Wet op het onderwijstoezicht artikel 3, tweede lid onder b
De nieuwe artikelen 18a, negende lid, WPO en 17a, negende lid, WVO
5.2 Rechtmatige verkrijging en besteding van de onderwijsmiddelen De inspectie is ook verantwoordelijk voor het toezicht op de rechtmatige verkrijging en besteding van onderwijsmiddelen. De uitvoering van dit toezicht ligt bij de instellingsaccountant. De inspectie is verantwoordelijk voor de aansturing van dit toezicht. Jaarlijks controleert de inspectie steekproefsgewijs de kwaliteit van de controle door de instellingsaccountants.
5.3
Ondersteuningsplannen Een ondersteuningsplan geeft een beeld van het beleid dat het samenwerkingsverband gaat voeren. Zowel in het primair onderwijs als in het voortgezet onderwijs dient het ondersteuningsplan dezelfde punten te omvatten. Deze zijn in wettelijke voorschriften vastgelegd net als de procedure voor vaststelling. De inspectie moet uiterlijk 1 mei 2014 de ondersteuningsplannen van de samenwerkingsverbanden ontvangen. Ze gaat vervolgens na of de ondersteuningsplannen aan de wettelijke voorschriften voldoen, of ze op de wettelijk voorgeschreven wijze tot stand zijn gekomen – met inachtneming van de procedures voor inspraak – en analyseert de inhoud van de plannen. Wanneer dat nodig is, koppelt de inspectie de bevindingen van de analyse aan het samenwerkingsverband terug. Dit vindt in elk geval plaats als er sprake is van het niet naleven van wettelijke voorschriften.
9
6 Risicogestuurd toezicht 6.1
Risicobepaling Bij het risicogestuurd toezicht is sprake van een getrapt model: altijd eerst een risicoanalyse die bestaat uit een kennisanalyse, gevolgd door een expertanalyse. Wanneer er aanleiding is volgt een bestuursgesprek en alleen als er dan nog aanwijzingen zijn dat de kwaliteit mogelijk niet op orde is, volgt een kwaliteitsonderzoek. Voor de risicoanalyse bij de samenwerkingsverbanden gebruikt de inspectie een model dat is gebaseerd op zes parameters. De inspectie gaat ervan uit dat deze parameters voorspellend kunnen zijn voor de kwaliteit van het samenwerkingsverband. Risicoanalyse is dus iets anders dan kwaliteitsbepaling. Het is een middel om zicht te krijgen op een mogelijk kwaliteitstekort. Of er ook daadwerkelijk sprake is van een kwaliteitstekort, is alleen vast te stellen door een kwaliteitsonderzoek en volgt nooit uit een risicoanalyse. Geen risico Als de risicoanalyse geen aanwijzing geeft dat er een kwaliteitstekort kan zijn, is er voor de inspectie geen reden om een bestuursgesprek te voeren of een kwaliteitsonderzoek te starten. Wel risico Als er wel aanwijzingen zijn voor een kwaliteitstekort, kan de inspectie beslissen om dit te bespreken met het samenwerkingsverband. De risicobepaling is in dat geval pas afgerond nadat de uitkomsten van de analyse zijn besproken met het samenwerkingsverband. Indien nodig kan de inspectie daarna een kwali teitsonderzoek uitvoeren. Hierin stelt de inspectie aan de hand van het waarderingskader vast of er tekortkomingen zijn. Wanneer dit het geval is, volgt een interventie. Kennisanalyse en expertanalyse De risicoanalyse valt uiteen in een kennisanalyse en een expertanalyse. De kennisanalyse is een geautomati seerde waardemeting van parameters. Na de kennisanalyse volgt een expertanalyse. De expertanalyse is een waardemeting van parameters via deskonderzoek door inspecteurs en analisten. De expertanalyse wordt alleen uitgevoerd bij samenwerkingsverbanden waar mogelijke risico’s blijken na de kennisanalyse en bij de samenwerkingsverbanden die in aanmerking komen voor een steekproef onderzoek. Indien nodig vraagt de inspectie ten behoeve van de expertanalyse aanvullende informatie op bij de samenwerkingsverbanden of bij derden.
10
6.2
Parameters De inspectie heeft twee groepen parameters vastgesteld:
1. parameters voor de kennisanalyse (nummers 1 t/m 4); 2. parameters voor de expertanalyse (nummers 4 t/m 6). Parameter nummer 4 heeft zowel een plaats in de kennisanalyse als in de expertanalyse.
1 - Thuiszitters, niet deelnemers aan onderwijs (kennisanalyse) Zijn er leerlingen die niet deelnemen aan onderwijs? Het betreft de leerplichtige jongeren tussen de vijf en de zestien jaar of jongeren van zestien of zeventien jaar met kwalificatieplicht die:
e`\k`e^\jZ_i\m\eq`aeY`a\\ejZ_ffcXYjfcllkm\iql`d 2 [`\`e^\jZ_i\m\eq`aefg\\ejZ_ffcf]fe[\in`aj`ejk\cc`e^\e[`\qfe[\i^\c[`^\i\[\ed\\i[Xe vier weken verzuimen, zonder dat zij ontheffing hebben van de leerplicht respectievelijk vrijstelling van geregeld schoolbezoek of wegens het volgen van ander onderwijs.
2 - Spreiding en doorstroom in het onderwijs (kennisanalyse) Aan welke onderwijsinstelling volgen leerlingen die extra ondersteuning krijgen onderwijs? De inspectie vergelijkt hierbij op het niveau van de samenwerkingsverbanden de doorstroom binnen en tussen de verschillende onderwijssoorten, de uitstroom, de afstroom en de opstroom naar ander onderwijs met het landelijk gemiddelde of met andere vergelijkingsgroepen. 3 - (Eerder gegeven) inspectieoordelen op scholen en instellingen (kennisanalyse) Wat is het aantal scholen met aangepast toezicht binnen het samenwerkingsverband en in hoeverre wijkt dit af van het landelijk gemiddelde? Bij een aangepast arrangement of bij scholen uit de jaarlijkse steekproef in het kader van het Onderwijsverslag, maakt de inspectie ook een analyse van de kwaliteitsoordelen van de scholen in het samenwerkingsverband op het kwaliteitsaspect 'ondersteuning van de leerling'. 4 - Signalen (kennis- en expertanalyse) Zijn er signalen die wijzen op tekortkomingen in de uitvoering van passend onderwijs in een regio? Deze parameter is zowel een variabele bij de kennisanalyse als een informatiebron bij de expertanalyse. Vast onderdeel is dat de inspectie input van de gemeenten vraagt. Daarnaast kijkt de inspectie bijvoorbeeld naar het aantal, de inhoud en de uitkomst van beroeps- en bezwaarprocedures en van klachten die voorgelegd zijn aan de Commissie Gelijke Behandeling. Verder kunnen er signalen komen vanuit ouderorganisaties, onderwijsconsulenten, vakbonden, gemeenten of jeugdzorg, maar ook van individuele ouders. Ook kan er sprake zijn van een patroon van signalen in de vorm van telefonische contacten met vertrouwensinspecteurs of publieksfuncties, zoals Informatie Rijksoverheid (voorheen: Postbus 51) en het Loket Onderwijsinspectie.
11
5 - Het ondersteuningsplan, de jaarverslagen en de verdeling van de ondersteuningsmiddelen (expertanalyse) De inspectie hanteert een (risico)analysemodel voor het ondersteuningsplan. Hierin komen vragen aan de orde, zoals:
• Hoe zijn de schoolbesturen in het samenwerkingsverband aan elkaar verbonden? • Is sprake van een structuur waarin ze kunnen komen tot een verdeling van inzet van personele en financiële middelen op het gebied van ondersteuning? • Is er een dekkend systeem om te komen tot passend onderwijs voor alle leerlingen? • Is het ondersteuningsplan afgestemd met de gemeente(n) in een op overeenstemming gericht overleg? • Heeft dit overleg tot overeenstemming geleid? • Hoe is de verantwoording geregeld, is er sprake van transparante inzet van ondersteuningsgelden en is het interne toezicht geregeld? • Hoe is de communicatie met leraren en ouders en is hun inbreng voldoende gewaarborgd?
Zodra de jaarverslagen van de samenwerkingsverbanden beschikbaar zijn, betrekt de inspectie ook deze bij de expertanalyse. 6 - De deskundigheid van de leraar op het gebied van het bieden van extra ondersteuning (expertanalyse) De inspectietaak is met ingang van 1 juli 2012 uitgebreid met het beoordelen en bevorderen van de kwaliteit van het onderwijspersoneel. De vraag is aan de orde of er in de scholen voldoende deskundigheid aanwezig is en of de leraren voldoende vakbekwaam zijn op het gebied van pedagogische en didactische ondersteuning van de leerling die extra ondersteuning nodig heeft. De inspectie ontwikkelt een werkwijze om uitspraken op schoolniveau te kunnen doen over de kwaliteit van de leraar op deze gebieden. De gegevens die daarmee (te zijner tijd) ter beschikking komen, kan de inspectie op het niveau van het samenwerkingsverband bij de expertanalyse betrekken.
12
Schema risicogestuurd toezicht
primaire detectie, risicoanalyse
Thuiszitters, niet deelnemers aan onderwijs
Spreiding en doorstroom in het onderwijs
Signalen Expertanalyse
Het ondersteuningsplan, de jaarverslagen en de verdeling van de ondersteuningsmiddelen, informatie belanghebbenden, derden
Risicoanalyse
Naleving wet- en regelgeving
(Eerder gegeven) inspectieoordelen op scholen en instellingen
De deskundigheid van de leraar op het gebied van het bieden van extra ondersteuning
Bestuursgesprek
Kwaliteitsonderzoek
De komende jaren werkt de inspectie doorlopend aan de ontwikkeling van de risicobepaling. Dit doet zij onder andere door:
eXk\^XXe`e_f\m\ii\[\q\gXiXd\k\ijmffijg\cc\e[\nXXi[\mffiXZ_k\iYc`am\e[\bnXc`k\`k hebben; [\d\k`e^\ek\m\iY\k\i\e\e[\efid\emXjkk\jk\cc\e\ek\_\i`ab\e2 e`\ln\f]e`\lnY\jZ_`bYXi\`e]fidXk`\`e_XXiXeXcpj\k\Y\ki\bb\e%
13
7 Toezicht op passend onderwijs 7.1
Onderwijs, zorgplicht en samenwerking Ook na de invoering van passend onderwijs blijven schoolbesturen volledig verantwoordelijk voor het onderwijs op hun scholen. Het toezicht op de realisatie van passend onderwijs richt zich daarom in eerste instantie op het onderwijs op de scholen binnen het samenwerkingsverband. Dit toezicht vindt plaats volgens de vigerende toezichtkaders voor het primair en voortgezet onderwijs, het speciaal en voortgezet speciaal onderwijs en het toezichtkader Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie. Hierin staat het toezicht op scholen en instellingen beschreven. Schoolbesturen zijn ook verantwoordelijk voor de uitvoering van de zorgplicht. Samenwerkingsverbanden hebben een andere verantwoordelijkheid. Dit toezichtkader richt zich uitsluitend op de samenwerkingsver banden. En dus niet op de kwaliteit van het onderwijs op de scholen of op de uitvoering van de zorgplicht. Voor het toezicht op de kwaliteit van de scholen voor voortgezet onderwijs, primair onderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs heeft de inspectie andere toezichtkaders vastgesteld. De verantwoordelijkheidsverdeling tussen schoolbesturen en het samenwerkingsverband in het kader van passend onderwijs is vastgelegd in wettelijke voorschriften. Deze bepalen de scheidslijn tussen de onder scheiden verantwoordelijkheden. Die scheidslijn is echter niet altijd even helder, omdat er sprake is van deels samenvallende beleidsdomeinen. De inspectie heeft er oog voor dat de belangen van een school bestuur kunnen conflicteren met de belangen van het samenwerkingsverband.
7.2
Deels samenvallende beleidsdomeinen Op meerdere manieren zijn schoolbestuur en samenwerkingsverband met elkaar verbonden. Er zijn beleidsdomeinen waarvoor beide partijen een – eigen – verantwoordelijkheid dragen, ieder binnen de kaders die de wet daarvoor geeft. Het probleem van de ‘thuiszitters’ is daarvan een voorbeeld. Een leerling die thuiszit of thuis komt te zitten zonder te zijn aangemeld bij een school, is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de ouders en de leerplichtambtenaar. Daarnaast heeft het samenwerkingsverband de taak om te voorkomen dat een leerling thuis komt te zitten, omdat het schoolbestuur de aangemelde leerling niet plaatst. Het samenwerkingsver band heeft de mogelijkheid om hiervoor regionaal beleid te ontwikkelen en afspraken te maken met schoolbesturen. Daardoor kunnen schoolbesturen voorkomen dat zij niet aan de zorgplicht voldoen. Wanneer een leerling op een school is aangemeld en desondanks thuiszit, is dat niet alleen de verantwoor delijkheid van de ouders, maar ook van het betreffende schoolbestuur. Er kan soms sprake zijn van een causaal verband tussen het onvoldoende functioneren van het samenwerkingsverband en dat van een school en vice versa. Hierna volgen enkele voorbeelden waarbij de rol van de inspectie is toegelicht.
14
Voorbeeld 1 Het samenwerkingsverband heeft de verantwoordelijkheid om binnen de regio tot een samenhangend geheel aan voorzieningen voor extra ondersteuning te komen. Het moet ook de financiële middelen zodanig verdelen, dat optimale ondersteuning binnen het bereik van alle leerlingen is. Het schoolbestuur is verantwoordelijk voor de extra ondersteuning op de school. Als uit het toezicht op de school blijkt dat de kwaliteit van de ondersteuning niet aan de basiskwaliteit voldoet, spreekt de inspectie daarop in eerste instantie het schoolbestuur aan. Concludeert de inspectie echter dat het schoolbestuur de vereiste kwaliteit niet kán leveren, vanwege het beleid van het samenwerkingsverband, dan spreekt de inspectie ook het samenwerkingsverband aan. Voorbeeld 2 Het kan voorkomen dat het samenwerkingsverband niet tot een samenhangend geheel aan ondersteuningsvoorzieningen komt, omdat sommige scholen zich niet houden aan de afspraken over hun ondersteuningsprofiel. In dat geval spreekt de inspectie het samenwerkingsverband aan. Het samenwerkingsverband heeft hiervoor immers de primaire verantwoordelijkheid. De inspectie kan ook het schoolbestuur aanspreken, als de school zich niet houdt aan haar ondersteuningsprofiel. Conclusie In de praktijk zal er regelmatig samenhang zijn tussen de verantwoordelijkheden van beide partijen: de mate waarin een schoolbestuur in staat is de zorgplicht in te vullen, wordt deels beïnvloed door de mate waarin het samenwerkingsverband hiervoor de juiste voorwaarden biedt. Het is goed om daarbij scherp voor ogen te houden dat het de schoolbesturen zijn die het samenwerkingsverband vormen. Zij maken, op het niveau van het samenwerkingsverband, afspraken over de inrichting van de voorzieningen voor extra ondersteuning. Interventies door de inspectie vanwege achterblijvende onderwijskwaliteit of op het terrein van de naleving van wet- en regelgeving kunnen daarom gericht zijn op het samenwerkingsverband, op het schoolbestuur of op beide.
15
8 Tijdpad 8.1
Gefaseerde uitvoering van het toezicht Met dit toezichtkader zet de inspectie de standaard voor de ondergrens van de basiskwaliteit van het samenwerkingsverband. Ze is zich ervan bewust dat samenwerkingsverbanden nieuwe organen zijn in een nieuw veld met nieuwe partijen. Bovendien beschikt een samenwerkingsverband in het begin nog over weinig evaluatiegegevens. De inspectie past haar toezicht hierop aan.
8.2
Simulaties In het schooljaar 2013/2014, voorafgaand aan de inwerkingtreding van de zorgplicht, voert de inspectie simulaties uit bij alle samenwerkingsverbanden. Dat houdt in dat de inspectie een kwaliteitsonderzoek nabootst en de samenwerkingsverbanden aan de hand van het waarderingskader toetst. Het doel van de simulaties is tweeledig:
1. stimuleren van de ontwikkeling van de samenwerkingsverbanden door een kwaliteitsonderzoek na te bootsen en zo een beeld te geven van de ontwikkeling op dat moment, afgezet tegen het waarderingskader van de inspectie; 2. toezicht houden op de ontwikkeling van de samenwerkingsverbanden, zowel inhoudelijk als op de totstandkoming van de rechtspersoon en de inspraak door de ondersteuningsplanraad.
Voor de inspectie levert deze simulatieronde informatie op over de wenselijke en redelijke normering van de indicatoren, de werking van het risicomodel en de kwaliteit van het toezichtkader. De informatie uit de simulaties moet leiden tot:
• het vaststellen van de normen voor basiskwaliteit per indicator vanaf 1 augustus 2014 en • het bepalen van de normindicatoren en de beslisregels voor het toezichtarrangement op 1 augustus 2015.
8.3
Onderzoeksopzet Het onderzoek start met een bureauanalyse van documenten en gegevens over het samenwerkingsverband die bij de inspectie aanwezig zijn en een analyse van documenten die het samenwerkingsverband aan de inspectie toestuurde of uitreikte. Centraal staan het ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband en de eventuele bijlagen.
16
Hierna vindt een onderzoek op locatie plaats waarbij het samenwerkingsverband het ondersteuningsplan toelicht. Die toelichting bestaat uit een presentatie door het samenwerkingsverband. Het samenwerkingsverband geeft aan deze presentatie - binnen de kaders van het simulatieonderzoek - zelf een invulling, met het ondersteuningsplan als uitgangspunt. Daarbij is de inspectie ook geïnteresseerd in de context waarbinnen het samenwerkingsverband opereert: kenmerken van het samenwerkingsverband waarop het bestuur geen of geen directe invloed heeft, maar het wel terdege rekening mee moet houden. Te denken valt bijvoorbeeld aan regionale kenmerken, financiële randvoorwaarden (verevening), samenstelling en historie van het samenwerkingsverband. De inspectie vervolgt het onderzoek door - na overleg met het samenwerkingsverband over de samenstelling van de gespreksgroep- gesprekken te voeren met diverse betrokkenen bij het samenwerkingsverband en het bestuur van het samenwerkingsverband. Daarbij is nadrukkelijk aandacht voor hetgeen in de praktijk is of wordt ontwikkeld. Dat betekent dat het samenwerkingsverband naast functionarissen van het samenwerkingsverband zelf ook andere betrokkenen kan uitnodigen voor deelname aan de gesprekken. Uitgangspunt is dat het samenwerkingsverband voluit in de gelegenheid is zich optimaal te presenteren. Het onderzoek zal een dag in beslag nemen. Presentaties en gesprekken geven de inspectie een beeld van de koers die het samenwerkingsverband vaart. Aan het eind van het onderzoek bespreekt de inspectie haar bevindingen met het bestuur en het management van het samenwerkingsverband.
8.4
Het verslag Het samenwerkingsverband ontvangt een verslag van het onderzoek. Volgend op een inleiding en een weergave van het schriftelijk onderzoeksmateriaal, bevat het verslag een algemeen beschrijvend beeld van het samenwerkingsverband waarin een waardering tot uitdrukking komt van wat goed gaat en wat beter moet. Zo mogelijk geeft de inspectie ook aan wat beter kán in relatie tot vergelijkbare andere samenwerkingsverbanden. Daarna volgt een overzicht van de bevindingen over de onderdelen van het waarderingskader en over al dan niet voldoen aan wettelijke voorschriften. Op deze manier kunnen de simulaties bijdragen aan kwaliteitsbevordering van het samenwerkingsverband. De inspectie stelt het verslag niet eerder vast dan nadat het samenwerkingsverband in de gelegenheid is geweest te reageren op een conceptverslag. Het verslag gaat bovendien vergezeld van een verzoek aan het bestuur om inhoudelijk te reageren over de wijze waarop het de bevindingen uit het verslag zal betrekken bij de verdere ontwikkeling van het samenwerkingsverband. Naar aanleiding van de reactie van het bestuur kan de inspectie zo nodig nadere afspraken met het bestuur maken of een vervolgactiviteit plannen. De inspectie plaatst het definitieve verslag in de vijfde week na vaststelling op internet.
17
8.5
Implementatie van het toezicht 1 januari tot 1 augustus 2013 ;\`ejg\Zk`\Y\jgi\\bk[\fekn`bb\c`e^mXe_\kkf\q`Z_kbX[\id\kY\kifbb\e\el`k_\km\c[\egifY\\ik de ontwikkelde instrumenten uit bij enkele samenwerkingsverbanden. @eXl^ljklj)'(*jk\ck[\`ejg\Zk\li$^\e\iXXc_\kkf\q`Z_kbX[\imXjk%;XXieXbXe[\d`e`jk\i_\k goedkeuren. Na goedkeuring door de minister volgt publicatie in de Staatscourant en treedt het toezichtkader in werking. 1 augustus 2013 tot 31 juli 2014 Fg(Xl^ljklj)'(*ki\\[k[\N\kgXjj\e[fe[\in`ajfgfe[\i[\c\e`en\ib`e^%;\\\ijk\kf\q`Z_k$ activiteit van de inspectie betreft de bestuurlijke inrichting van de samenwerkingsverbanden (vanaf 1 november 2013). @e]\YilXi`)'(+Y\miXX^k[\`ejg\Zk`\[\jXd\en\ib`e^jm\iYXe[\efm\i[\jkXe[mXeqXb\ed\k betrekking tot de formele totstandkoming van de ondersteuningsplannen. @e[`kjZ_ffcaXXimf\ik[\`ejg\Zk`\Y`aXcc\(,)jXd\en\ib`e^jm\iYXe[\e\\e`ek\^iXc\ j`dlcXk`\l`k% De verslagen hiervan zijn openbaar. 1 augustus 2014 tot 31 juli 2015 Bij alle 152 samenwerkingsverbanden controleert en rapporteert de inspectie of zij voldoen aan de wet- en regelgeving. Ook ontvangt ieder samenwerkingsverband na een vervolgsimulatie een overzicht met verbeterpunten voor de kwaliteit (indien nodig). De rapportage is openbaar. Zo nodig gaat de inspectie over tot handhaving van de niet- naleving van de wettelijke voorschriften. 1 augustus 2015 tot 31 juli 2016 Bij alle 152 samenwerkingsverbanden voert de inspectie voor de eerste keer een kwaliteitsonderzoek uit en gebruikt het waarderingskader voor het toezicht op de samenwerkingsverbanden. Ieder samenwerkingsverband krijgt een rapportage, een kwaliteitsprofiel en een toezichtarrangement. Rapportage, kwaliteitsprofiel en arrangement zijn openbaar. Na 1 augustus 2016 De inspectie voert jaarlijks een risicoanalyse uit. Dit gebeurt op basis van het risicomodel. Een risico wijst op een mogelijk kwaliteitstekort. Alleen bij een risico vindt een kwaliteitsonderzoek plaats. Ieder samenwerkingsverband krijgt een toezichtarrangement voor basistoezicht of aangepast toezicht. Bij aangepaste arrangementen volgt na één jaar een onderzoek naar kwaliteitsverbetering (OKV).
18
Bijlage Waarderingskader Kwaliteitsaspect 1 – Resultaten Het samenwerkingsverband voert de aan hem opgedragen taken uit en realiseert een samenhangend geheel van ondersteuningsvoorzieningen binnen en tussen de scholen, zodanig dat alle leerlingen die extra ondersteuning behoeven een zo passend mogelijke plaats in het onderwijs krijgen.
1.1
Het samenwerkingsverband realiseert passende ondersteuningsvoorzieningen voor alle leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben. Het samenwerkingsverband doet aantoonbaar al het mogelijke om voor leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben passende ondersteuningsvoorzieningen te organiseren. Dit leidt er toe dat geen leerlingen van passende ondersteuning verstoken blijven, verwijtbaar aan het samenwerkingsverband. Het samenwerkingsverband kan verantwoorden dat het zijn bevoegdheden en invloed heeft aangewend om deze ondersteuningsvoorzieningen in en/of tussen de scholen te realiseren.
1.2
Het samenwerkingsverband realiseert de toewijzing van de extra ondersteuning en de plaatsing van de leerling tijdig en effectief. Toewijzing en plaatsing zijn aan termijnen gebonden. Het samenwerkingsverband kan voor iedere leerling voor wie extra ondersteuning is aangevraagd, desgevraagd aantonen dat - wanneer van toepassing - ten minste de wettelijk voorgeschreven termijnen gehaald zijn en dat de leerling geplaatst is in een bij zijn ondersteuningsbehoefte passend arrangement in of buiten het regulier onderwijs. In de periode augustus 2014 t/m juli 2016 herindiceert het samenwerkingsverband de zittende so- /vso- leerlingen.
1.3
Het samenwerkingsverband zet zijn middelen doelmatig in. Het samenwerkingsverband werkt met een meerjarenbegroting waarin het beleid uit het ondersteuningsplan duidelijk herkenbaar is vertaald in gekwantificeerde doelstellingen. De meerjarenbegroting op zijn beurt is vertaald in een gedetailleerde begroting op jaarbasis. Minstens een keer per jaar toetst het samenwerkingsverband de realisatiecijfers aan de begroting, analyseert de verschillen en past zo nodig de meerjarenbegroting en/of de jaarbegroting aan.
20
1.4
Het samenwerkingsverband realiseert de beoogde kwalitatieve en kwantitatieve resultaten die het voor leerlingen met extra ondersteuningsbehoeften heeft opgesteld. Het samenwerkingsverband toont aan dat het de geplande kwalitatieve en kwantitatieve resultaten (incl. bekostigingsaspecten) behaalt.
1.5
Binnen het samenwerkingsverband is geen schoolverzuim door leerlingen die (mogelijk) extra ondersteuning nodig hebben. Het samenwerkingsverband bevordert in voldoende mate dat alle leerplichtige of kwalificatieplichtige leerlingen die mogelijk extra ondersteuning nodig hebben, ingeschreven staan bij een school en daadwerkelijk onderwijs volgen. Het samenwerkingsverband toont aan dat het alsnog bestaande schoolverzuim door deze leerlingen buiten zijn invloedsfeer ligt en niet voorzienbaar was. Dit kan aan de hand van kengetallen, analyses en planningen van activiteiten om schoolverzuim te voorkomen. Het samenwerkingsverband kan bovendien aantonen dat het ten behoeve van het bereiken van dit doel functionele contacten onderhoudt met relevante ketenpartners (leerplicht, jeugdzorg, politie, pcl, rmc, et cetera).
1.6
Het samenwerkingsverband stemt goed af met jeugdzorg en WMO-zorg. Het samenwerkingsverband toont aan dat mede door zijn inspanningen de afstemming met zorgaanbieders in de regio leidt tot een geïntegreerde aanpak van zorg en onderwijs, met als doel de verbetering van het onderwijsaanbod. Het samenwerkingsverband heeft een actueel beeld van de zorgvoorzieningen/aanbieders in de regio en heeft zicht op het zorgaanbod en de tekortkomingen in het zorgaanbod in de regio. Het samenwerkingsverband maakt hiertoe – onder meer in het op overeenstemming gericht overleg - werkbare afspraken met de gemeenten7 over de afstemming met jeugdzorgaanbieders, jeugdgezondheidszorg en WMO- zorg gericht op jeugdigen.
7
Maakt voor de te overbruggen tijd tot de decentralisatie afspraken met de provincies (Nieuwe Wet op de jeugdzorg).
21
Kwaliteitsaspect 2 - Management en organisatie Het samenwerkingsverband weet zijn missie en doelstellingen binnen het kader van de Wet passend onderwijs te realiseren door een slagvaardige aansturing en effectieve interne communicatie en een doel matige, inzichtelijke organisatie.
2.1
Het samenwerkingsverband heeft een missie bepaald, waaruit consequenties zijn getrokken voor de inrichting van de organisatie en de te bereiken doelstellingen (visie). Het samenwerkingsverband heeft zijn missie en visie geformuleerd. De missie is uitgewerkt in een strategisch beleid en bevat een karakteristiek van het samenwerkingsverband, een visie op de toekomst en daarop aansluitende strategische doelen. Missie en visie zijn gekoppeld aan de wetgeving; doelen en beoogde resultaten zijn eenduidig vastgelegd. Het besturingsmodel van het samenwerkingsverband past bij de missie en de beleidsvoornemens. Er is een kader vastgesteld waarbinnen de organisatie haar taken uitvoert en waarmee zij aangeeft hoe de activiteiten die daarbij horen, passen binnen het grotere geheel.
2.2
Verantwoordelijkheden, taken en bevoegdheden van de deelnemers aan het samenwerkings verband en van degenen die voor het samenwerkingsverband taken (al dan niet in mandaat) uitvoeren, zijn helder vastgelegd. Het samenwerkingsverband heeft een organisatieschema waaruit eenduidig blijkt waarop elk orgaan formeel aanspreekbaar is. De taken en de operationele bevoegdheden van de verschillende organen binnen het samenwerkingsverband zijn eenduidig belegd, vastgesteld en bekendgemaakt.
2.3
Het samenwerkingsverband heeft een doelmatige overlegstructuur. Het samenwerkingsverband kan aantonen dat het georganiseerd overleg binnen de organen van het samenwerkingsverband voldoende gericht is op realisatie van het beleid en op de samenhang tussen de taken van het samenwerkingsverband. Het functioneel overleg richt zich zowel op de inhoud als op de planning, uitvoering en evaluatie van taken. Het samenwerkingsverband heeft een procedure vastgesteld met de gemeente(n) die in het samen werkingsverband liggen om te komen tot een op overeenstemming gericht overleg.
22
2.4
Het samenwerkingsverband heeft eenduidige procedures en termijnen voor het plaatsen van leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben en het toewijzen van extra ondersteuning. Er is een toewijzingsprotocol vastgesteld. Dit protocol bevat ten minste de criteria voor toewijzing van middelen voor extra ondersteuning, de inhoudelijke plaatsingscriteria voor leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben, de termijnen voor de toelaatbaarheidsbepaling en termijnen voor de stappen in de plaatsingsprocedure. Voor de periode augustus 2014 t/m juli 2016 heeft het samenwerkingsverband een procedure vastgesteld voor de herindicatie van zittende so- /vso- leerlingen.
2.5
Het samenwerkingsverband voert een actief voorlichtingsbeleid over taken en functies van het samenwerkingsverband. Het samenwerkingsverband profileert zich in de regio actief als dienstverlener voor passend onderwijs. Daartoe beschikt het in elk geval over adequate informatievoorzieningen ten behoeve van belanghebbenden bij het samenwerkingsverband en overige voorzieningen zoals cluster 1 en cluster 2, over voorzieningen in de sfeer van de jeugdhulpverlening en over de overstapmogelijkheden naar vervolgvoorzieningen. Waar dit waarderingskader spreekt over belanghebbenden behoren daartoe ten minste: ouders, deelnemende schoolbesturen, medezeggenschapsorganen, leraren, gemeente(n), jeugdzorginstellingen.
2.6
Het samenwerkingsverband heeft het interne toezicht op het bestuur georganiseerd, vastgesteld waarop dit toezicht betrekking heeft en zorggedragen voor middelen om dit toezicht te kunnen uitoefenen. Het interne toezicht is onafhankelijk van het bestuur van het samenwerkingsverband en wordt op systematische en planmatige wijze uitgevoerd. Het interne toezichtsorgaan beschikt over voldoende middelen om taken, bevoegdheden te kunnen uitvoeren en zijn verantwoordelijkheid te nemen en beschikt over een toezichtkader. Het interne toezicht rapporteert jaarlijks schriftelijk over zijn bevindingen, conclusies en beleidsaanbevelingen.
23
Kwaliteitsaspect 3 - Kwaliteitszorg Het samenwerkingsverband heeft zorg voor kwaliteit door systematische zelfevaluatie, planmatige kwaliteitsverbetering, jaarlijkse verantwoording van gerealiseerde kwaliteit en borging van gerealiseerde verbeteringen.
3.1
Het samenwerkingsverband plant en normeert zijn resultaten in een vierjarencyclus. Het samenwerkingsverband vertaalt tenminste eens per vier jaar de beleidsdoelstellingen naar kwalitatieve en kwantitatieve resultaten (incl. bekostigingsaspecten). Onderdeel daarvan is het in overleg met belanghebbenden vaststellen van acceptabele normen voor die resultaten.
3.2
Het samenwerkingsverband voert zelfevaluaties uit. Intern: Ten behoeve van de evaluatie van het gevoerde beleid verzamelt het samenwerkingsverband jaarlijks, aan de hand van vastgestelde procedures en instrumenten, ten minste gegevens over de toewijzing van de extra ondersteuning die leerlingen nodig hebben en de plaatsing van deze leerlingen. De ondersteuningsprofielen van de deelnemende scholen aan het samenwerkingsverband zijn beschik baar. Het samenwerkingsverband toetst de verzamelde informatie aan de vastgestelde doelen en normen en trekt daaruit conclusies voor de kwaliteitsverbetering op korte en langere termijn. Extern: Het samenwerkingsverband stelt zich jaarlijks op systematische wijze op de hoogte van de ervaringen van de belanghebbenden met de gerealiseerde dienstverlening, toetst deze aan de vastgestelde doelen en trekt daaruit conclusies voor de kwaliteitsverbetering op korte en langere termijn.
3.3
Het samenwerkingsverband werkt planmatig aan kwaliteitsverbetering. Op basis van de conclusies uit de zelfevaluatie werkt het samenwerkingsverband jaarlijks beargumen teerd, doelgericht en aan de hand van een plan aan verbeteractiviteiten.
24
3.4
Het samenwerkingsverband legt jaarlijks verantwoording af van gerealiseerde kwaliteit. Het samenwerkingsverband verantwoordt zich jaarlijks schriftelijk aan belanghebbenden over de gerealiseerde kwaliteit, de kwaliteitsverbetering en daarmee samenhangend de inzet van middelen.
3.5
Het samenwerkingsverband borgt gerealiseerde verbeteringen. Het samenwerkingsverband legt nieuwe afspraken op een concrete en controleerbare manier vast en gaat systematisch na of betrokkenen volgens die afspraken handelen.
3.6
Het samenwerkingsverband onderzoekt bij de belanghebbenden de tevredenheid over het samenwerkingsverband. Uit een tenminste vierjaarlijkse, betrouwbare en valide (zelf)evaluatie blijkt de mate van tevredenheid met de realisatie van het beleid van het samenwerkingsverband. Ook evalueert het samenwerkingsverband haar klachtbehandeling. De resultaten van de evaluaties leiden tot afstemming van beleid.
25
Colofon Publicatie Inspectie van het Onderwijs Postbus 2730 | 3500 GS Utrecht www.onderwijsinspectie.nl Uitgave 2013- 17 | gratis ISBN: 978- 90- 850- 332- 02 Een exemplaar van deze publicatie is te downloaden vanaf de website van de Inspectie van het Onderwijs: www.onderwijsinspectie.nl. © Inspectie van het Onderwijs | augustus 2013
Eindversie 23 oktober 2013
Gemeenschappelijke paragraaf samenwerkingsverbanden PO en VO en gemeenten Holland-Rijnland.
1. Inleiding: passend onderwijs en decentralisatie jeugdzorg – twee zielen, één gedachte? Ieder kind verdient goed onderwijs. Goed onderwijs dat kinderen en jongeren in staat stelt hun talenten te ontwikkelen en dat hen uitdaagt om steeds een stap extra te zetten. De huidige organisatie van de extra onderwijsondersteuning biedt daarvoor, zowel inhoudelijk, structureel als financieel, onvoldoende mogelijkheden. Inhoudelijk doordat een passend onderwijsaanbod vaak verscholen zit ‘achter een diagnose’, te laat komt of niet dicht bij huis gerealiseerd kan worden. Structureel omdat de huidige systematiek een geheel is van ingewikkelde regels en complexe bekostiging, dat resulteert in lange doorlooptijden en onduidelijkheid over wie de regie heeft en de verantwoordelijkheid draagt. En tenslotte financieel aangezien de perverse prikkel van hulp na een diagnose heeft geleid tot een aanzienlijke stijging van indicaties. Doel passend onderwijs Het doel van passend onderwijs is, door het verleggen van verantwoordelijkheden en geldstromen, de mogelijkheden op goed onderwijs voor ieder kind en iedere jongere optimaal te benutten. Met passend onderwijs wordt daarom de verantwoordelijkheid voor de organisatie van de extra onderwijsondersteuning neergelegd bij de schoolbesturen, in overleg met ouders, leraren en gemeenten. Schoolbesturen krijgen met de start van passend onderwijs een zorgplicht en werken hierbij samen in een door de minister vastgesteld en regionaal afgebakend samenwerkingsverband. Door de verantwoordelijkheden dicht bij de scholen te beleggen kan beter worden aangesloten bij de ondersteuningsvraag van kinderen/jongeren en de specifieke kenmerken van het samenwerkingsverband. Goede ondersteuning in de reguliere scholen kan voorkomen dat kinderen e jongeren verwezen moeten worden naar het (voortgezet) speciaal onderwijs ((v)so). Voor kinderen die dat echt nodig hebben, blijft het (V)SO bestaan. Deze wijzigingen zijn vastgelegd in de Wet passend onderwijs die op 5 november 2012 is gepubliceerd in het Staatsblad. Vanaf 1 augustus 2014 gaan de nieuwe samenwerkingsverbanden van start met passend onderwijs. Doel transitie jeugdzorg Dezelfde constatering over het tekort aan mogelijkheden en de negatieve gevolgen van slagboomdiagnostiek is de aanleiding geweest voor de nieuwe jeugdwet. In deze wet wordt geregeld dat de verantwoordelijkheid voor alle zorg voor jeugd ondergebracht wordt bij de overheidslaag die het dichtst bij de burger staat: de gemeente. Daarbij is, net als in passend onderwijs, niet enkel sprake van een verschuiving van middelen en verantwoordelijkheden, maar hoofdzakelijk van een inhoudelijke transformatie. Uitgangspunt daarbij is de eigen kracht van mensen benutten en het ontzorgen en normaliseren van de situatie. De ‘transitie jeugdzorg’ beoogt jeugdigen en hun ouders/gezinnen zo snel en licht mogelijk te ondersteunen of hulp te bieden om het zelf weer aan te kunnen, door de zwaardere jeugdhulp (inclusief ggz, kinderbescherming en jeugdreclassering) in te voegen in of toegankelijk te maken via het lokale hulpaanbod voor gezinnen. In de aanloop naar 1 augustus 2014 staan de nieuwe samenwerkingsverbanden voor de taak om een eigen systematiek van ondersteuningstoewijzing te ontwerpen en te organiseren. Bij het ontwerpen van een dergelijke systematiek hebben samenwerkingsverbanden van de minister de vrijheid gekregen om ‘te doen wat nodig is’ om voor iedere leerling binnen de grenzen van het samenwerkingsverband een passende onderwijsplek te garanderen. Gemeenten staan voor de uitdaging om voor januari 2015 het geheel van jeugdhulpvoorzieningen in te richten en af te stemmen. Zij worden daardoor gestimuleerd na te denken over een slagvaardiger en snellere manier van hulp rondom kinderen en gezinnen organiseren en worden daarnaast regievoerder en opdrachtgever voor uitvoeringsorganisaties.
1
Eindversie 23 oktober 2013 In beide gevallen moet de nieuwe systematiek zo zijn ingericht dat deze bijdraagt aan het realiseren de eigen missie en de visie en aan een integrale aanpak voor alle jeugdigen. Daarmee bieden de beide beleidswijzigingen zowel voor kinderen/jongeren en gezinnen, als voor scholen en gemeenten interessante kansen voor snellere en passender ondersteuning wanneer dat nodig is. De zes regionale samenwerkingsverbanden (PO en VO), het landelijk reformatorisch samenwerkingsverband1 en de vijftien gemeenten op het niveau van Holland-Rijnland zien deze kansen en zijn zich bewust van hun gezamenlijke verantwoordelijkheid. In de regio is men zich daarnaast bewust van het feit dat het gezamenlijk optrekken in deze transities voor alle partijen een meerwaarde oplevert. Middels deze gezamenlijke paragraaf in zowel de ondersteuningsplannen van de samenwerkingsverbanden als de jeugdbeleidsplannen van de gemeenten, trachten zij dan ook een verbindend kader in visie vast te stellen, waarbinnen een afgestemde, dekkende en passende structuur van onderwijs, zorg en ondersteuning kan ontstaan. Op die manier valt winst te behalen voor alle jeugdigen binnen Holland-Rijnland, zowel thuis als op school. 2. Gedeelde missie en visie: de beweging van achter naar voren De kern van de visie van zowel de betrokken samenwerkingsverbanden als de betrokken gemeenten is samen te vatten in drie kerntransities in het denken en handelen, afkomstig uit het Referentiekader – het leidende document van de onderwijssectoren bij invoering van passend onderwijs: - van achteren naar voren, met zo min mogelijk bureaucratie - van curatief naar preventief, met hulp zodra dat nodig is - van sectoraal naar integraal, op basis van een gedeelde verantwoordelijkheid ‘Van achter naar voren’ doelt op het verplaatsen van het moment waarop ondersteuning wordt geboden in een traject, zowel in de jeugdzorg als in de onderwijsondersteuning. Nu gebeurt dat niet direct na signalering, maar pas op het moment dat aan een vooraf vastgestelde set van indicatiecriteria wordt voldaan. Dit heeft tot gevolg dat kinderen en jongeren die niet, of net niet aan de indicatiecriteria voldoen, verstoken blijven van de (ook) voor hen benodigde hulp en ondersteuning. In een nieuwe systematiek is het van belang dat de benodigde ondersteuning achter de indicatiecriteria vandaan komt (‘van achteren’) en direct, snel en passend wordt georganiseerd in de directe leefomgeving van kinderen/jongeren en hun gezin. Professionals worden ingezet op de plek en op het moment waar zij het hardst nodig zijn en het meeste verschil kunnen maken: in en om de school, in en om de gezinnen. Van belang daarbij is dat zij bij het geven van die hulp tegen zo min mogelijk bureaucratische barrières aanlopen. Het gevolg van deze beweging van achteren naar voren is een nadruk op voorkomen, in plaats van de afhankelijkheid van curatief repareren. Hoe eerder hulp en ondersteuning beschikbaar zijn, hoe meer er wordt voorkomen dat een kleine stagnatie in de ontwikkeling van een kind of jongere uitgroeit tot een onderwijsachterstand, of jongerenproblematiek / een lastige gezinssituatie uitgroeit tot zware sociale problematiek. De verwachting is dat, door de nadruk te leggen op preventie, eveneens het aantal kinderen dat aangewezen is op specialistische (bovenschoolse) voorzieningen wordt gereduceerd. Een laatste punt in de kern van de visie is de overgang van sectoraal naar integraal. Daarbij doelt sectoraal op de huidige situatie, waarin hulp en ondersteuning vaak op gecompartimenteerde wijze bij kinderen en gezinnen terecht komen als gevolg van schotten tussen (uitvoerings)organisaties, slechte afstemming tussen hulpverleners en deskundigen onderling en een focus op diagnosticeren. We willen toe naar een situatie waarin zowel in cultuur als in structuur, zowel in denken als in doen, deze schotten worden opgeheven en de afstemming een wezenlijke voorwaarde voor effectieve hulp wordt.
1
De twee landelijke samenwerkingsverbanden op reformatorische grondslag (PO en VO) participeren in meerdere regio’s en dienen hun beleid ook op deze regio af stemmen. De intentie is om maximaal aan te sluiten bij de regionale afspraken.
2
Eindversie 23 oktober 2013 Zowel in het onderwijs als in de jeugdhulp tekenen zich de kaders van een dergelijke integrale benadering zich al af, zij het met twee verschillende invalshoeken: In het primair onderwijs is men goed op weg om op alle scholen Handelingsgericht te werken. Die ontwikkeling is ook gaande op de scholen voor voortgezet onderwijs. Met Handelingsgericht werken (HGW) worden de onderwijsondersteuningsbehoeften in plaats van de beperkingen van leerlingen centraal gesteld en ligt de focus op oplossingsgericht handelen. Hiernaast gaat HGW uit van de continue afstemming en wisselwerking tussen het kind en zijn of haar sociale omgeving: de klas, de leerkracht, de ouders, etc. Het propageert daarmee (hoofdzakelijk) een integrale denk- en analysewijze: contextueel en transactioneel. De gemeenten hebben het werken volgens de ‘ 1Gezin1Plan-werkwijze’ geïntroduceerd: het werken vanuit een gezinsplan dat uitgaat van de doelen die de jeugdige (het gezin) zelf stelt, dat zowel lichte als (waar nodig) specialistische hulp kan omvatten en rekening houdt met het complete sociale domein, waar het onderwijs deel van uitmaakt. Essentie is het versterken van de eigen kracht, met behulp van laagdrempelig advies en hulp op maat, waarbij het gezin of de jeugdige centraal staat. Het propageert daarmee (hoofdzakelijk) een integrale handelingswijze. Na een periode van gewenning wordt deze werkwijze steeds vaker benut. De beide bewegingen benadrukken dezelfde integraliteit, alleen leggen beide de nuance net anders. De essentie van de verbinding ligt dan ook in de (h)erkenning van de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor alle kinderen en jongeren. De wijze waarop samenwerkingsverbanden en gemeenten hier reeds op aan het voorsorteren zijn, biedt heldere aanknopingspunten voor het ontwikkelen van een integrale systematiek. 3. Hoe krijgt dat praktisch zijn beslag? De samenwerkingsverbanden in de regio hebben in de afgelopen jaren ieder hun eigen ontwikkeling in de richting van Passend onderwijs doorgemaakt. Daarbij zijn in ieder samenwerkingsverband verschillende keuzes gemaakt en verschillende thema’s uitgewerkt. Daarbij komt dat het primair en voortgezet onderwijs qua cultuur behoorlijk verschillend zijn. Tevens van belang om te beseffen bij het onderstaande gemeenschappelijk kader is dat er fundamentele verschillen zijn in de organisatie tussen het primair en het voortgezet onderwijs. Deze verschillen hebben invloed op de wijze waarop een nieuwe ondersteuningsstructuur kan worden ingericht. Zonder daar hier inhoudelijk op in te gaan, kan op hoofdlijnen worden vastgesteld dat: -
-
-
3
Het VO met andere leeftijdsgroepen leerlingen te maken heeft en daardoor ook geconfronteerd wordt met andere ondersteuningsbehoeften/problematiek dan het PO. Het VO is qua leerlingpopulatie al ‘gesegregeerd’, door de bestaande niveauverschillen. De signaleringsfunctie in het VO gespreid is over veel docenten, terwijl deze in het PO in handen van maximaal twee leerkrachten ligt. Daarnaast heeft een leerling op het voortgezet onderwijs een andere (vaak meer invloedrijke) rol in het eigen hulp- of arrangeerproces dan leerlingen op het PO (waar de ouders in dit proces een belangrijker rol spelen). Door de schaalgrootte is het voor scholen voor voortgezet onderwijs vaak eenvoudiger / aantrekkelijker om de bij het proces van ondersteuningstoewijzing benodigde deskundigen (bijvoorbeeld een onderwijs/gedragsspecialist) in eigen dienst te hebben, dan deze te ‘delen’ met andere scholen. In tegenstelling tot de meeste basischolen hebben scholen voor VO, SO, VSO en (basis)scholen met een specifieke signatuur vaak een regiofunctie. Door die regiofunctie moeten deze scholen andere afspraken maken met de gemeenten als het gaat om de inzet van wijkgebonden Jeugd- en Gezinsteams. Dit stelt andere (netwerk-)eisen aan de betrokken deskundigen. Het primair onderwijs zoekt naar een wijze om zoveel mogelijk arrangeren in de basisschool zelf te laten plaatsvinden. Het voortgezet onderwijs zoekt hiernaast tevens naar een bovenschools platform voor het arrangeren van (bepaalde vormen van) extra ondersteuning. Dit vergt verschillende afspraken met de gemeente over de inzet van expertise voor de gezinskant.
Eindversie 23 oktober 2013 Ondanks de verschillen in organisatie en uitwerking valt er, de ontwikkelingen overziend, echter ook een duidelijk gemeenschappelijk kader te ontwaren, hoofdzakelijk op het gebied van de afspraken in de basisondersteuning over de ondersteuningsstructuur in en om de scholen, of de ‘routing’. Van cruciaal belang in dat gemeenschappelijke kader is het werken met een collegiaal netwerk van professionals in en om de school, waarmee expertise aan de voorkant gebundeld is, de ondersteuningsbehoeften van een leerling helder in kaart kunnen worden gebracht en een arrangement voorbereid kan worden (hoe klein of groot ook). Het gaat daarbij expliciet niet om een nieuwe laag in het proces van ondersteuning toewijzen: het collegiale netwerk kan gezien worden als een methodiek voor het benoemen van ondersteuningsbehoeften en het vinden van oplossingen: een ondersteuningsteam met vaste deelnemers in de basisschool (directie, IB, leerkracht, ouders) en de juiste expertise dichtbij en direct te consulteren (onderwijsspecialist/gedragsspecialist, gezinsspecialist2). Juist de directe beschikbaarheid van de juiste expertise garandeert dat men elkaar kan vinden op het moment dat dat nodig is en dat er daardoor reeds aan de voorkant van het traject de juiste dingen gebeuren. Bovenstaande impliceert dat het samenwerkingsverband erop kan vertrouwen dat scholen tot een weloverwogen afweging komen welk arrangement het beste past bij de ondersteuningsbehoefte van een leerling – zulks met inachtneming van de gestelde beleids- en budgettaire kaders. De conclusie kan zijn dat een leerling het best geholpen is met plaatsing op het SBO, Praktijkonderwijs, LWOO of (V)SO. De toelaatbaarheidsverklaring (TLV) wordt (als onderdeel van het arrangeren en met behulp van beschikbare expertise) dan ook op het niveau van de school voorbereid. Hierbij is het van wezenlijk belang dat de school (met behulp van de onderwijsspecialist/gedragsspecialist) in staat is om een ontwikkelingsperspectief ( OPP) op te stellen. Dit is verplicht voor het afgeven van een toelaatbaarheidsverklaring en ouders hebben hier instemming op. In het primair onderwijs garandeert de betrokkenheid van onderwijs- en gezinsexpertise bij het vormgeven van een arrangement in de school dat wordt voldaan aan de wettelijke verplichting tot een deskundigenadvies voorafgaand aan een verwijzing naar SBO of SO. De toekenning van het arrangement hoeft daardoor niet óók nog eens op een hoger niveau in het samenwerkingsverband inhoudelijk getoetst te worden. In het voortgezet onderwijs zal de (op schoolniveau voorbereide) verwijzing naar het Praktijkonderwijs, LWOO of VSO en – afhankelijk van de afspraken in het swv - naar andere bovenschoolse onderwijsplekken inhoudelijk beoordeeld worden door een commissie van het samenwerkingsverband. Toch is het – ook voor het primair onderwijs - de wettelijke taak en bevoegdheid van het samenwerkingsverband de TLV af te geven. Om beperking door bureaucratie te voorkomen wordt daarom voorgenomen het deskundigenadvies in principe over te nemen, tenzij dit conflicteert met de zienswijze van de school of de ouders, dan wel het beleid van het samenwerkingsverband. Het samenwerkingsverband toetst de aanvraag voor een TLV slechts procedureel, waarbij wordt gecontroleerd of alle verplichte en gewenste stappen in het proces (dat als onderdeel van de basisondersteuning is vastgelegd in het ondersteuningsplan) zijn doorlopen en er sprake is van een consistent advies. Enerzijds wordt hiermee voldaan aan de wettelijke verplichting en anderzijds wordt hiermee het vertrouwen in de arrangeercapaciteit van het collegiaal team in en om de scholen uitgesproken. Eenzelfde beweging richting een gemeenschappelijk kader is ook te vinden bij de gemeenten. Zij hebben het voornemen om op het niveau van de regio Holland-Rijnland bij het organiseren van de jeugdhulp (als onderdeel van de decentralisatie van de jeugdzorg) een vergelijkbare beweging te gaan maken als die in het onderwijs wordt voorgestaan. Ook in de jeugdhulp wil dit zeggen dat de expertise ‘achter de indicatie vandaan’ wordt gehaald, en meer voorin het traject wordt aangeboden. Dit gebeurt in de praktijk middels de zogenaamde Jeugd- en Gezinsteams. De teams moeten een cruciale rol vervullen bij het verhogen van de kwaliteit van de (preventieve) jeugdhulp en daarmee de vermindering van het gebruik van (zware) specialistische voorzieningen. De expertise van diverse soorten ambulante jeugdhulp uit het huidige stelsel wordt in deze teams samengevoegd. Daarmee wordt het hulpaanbod doelmatiger en overzichtelijker: voor ouders, 2
In de regio dragen deze ondersteuningsteams diverse namen, waaronder bijvoorbeeld MZT (in 28.12) en MPO (in 28.13). Er wordt echter met alle benamingen gedoeld op hetzelfde team van directeur, IB, leerkracht, ouders, onderwijsen gezinsspecialist.
4
Eindversie 23 oktober 2013 maar ook voor scholen en andere (basis)voorzieningen. Vanaf 2015 moet er een regionaal dekkend aantal teams zijn. De Jeugd- en Gezinsteams werken vanuit het CJG en daarnaast zijn de teamleden regelmatig fysiek aanwezig in de basisvoorzieningen. Scholen en voorschoolse voorzieningen hebben een vaste Jeugd- en Gezinswerker, die bijvoorbeeld deel kan nemen aan het ondersteuningsteam op schoolniveau. In onderstaand schema is een visualisatie opgenomen van het toekomstmodel jeugdhulp HollandRijnland. Het onderwijs is een van de basisvoorzieningen in dit schema en zowel het CJG als de Jeugd- en Gezinsteams staan in het toekomstmodel in nauwe verbinding met het onderwijs.
Toekomstmodel Holland Rijnland
6. Verbinding middels
1Gezin1Plan inclusief sociaaldomein
4. Regionale specialistische jeugdhulp
5. Hulp in gedwongen kader
3. Gebiedsgerichte Jeugd&gezinsteams 2. Basisvoorzieningen
CJG
1. Pedagogische civil society
*** Beide bovenstaande werkwijzen stellen professionals in het onderwijs en de jeugdhulp in staat hun primaire taak te verwezenlijken: voorin het traject, snel en adequaat, ondersteuning bieden opdat kinderen, het liefst in hun eigen sociale omgeving, een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doormaken. De beweging ‘naar voren’ weerspiegelt de wens van de samenwerkingsverbanden en gemeenten om de nadruk van Passend onderwijs en de Transitie Zorg voor Jeugd daar te plaatsen waar deze het meest effect kan bewerkstelligen: dicht bij huis en in de eigen sociale omgeving. Door het op elkaar laten aansluiten van de routes binnen het onderwijs en binnen de jeugdhulp in de regio kan een slagvaardig, integraal en voor alle actoren overzichtelijk collegiaal netwerk ontstaan, dat in de scholen opereert op basis van een gedeelde, handelingsgerichte visie op de ontwikkeling van kinderen en jongeren. Bijkomend voordeel is dat op deze manier, in ieder geval op regionaal niveau, een voor alle betrokkenen overzichtelijke en eenduidige inrichting van het proces van ondersteuningstoewijzing ontstaat. Op die manier weten besturen, scholen en ouders dat er op diverse plekken in de regio met dezelfde maat gemeten wordt. Dit is tevens van belang voor de besturen voor (voortgezet) speciaal onderwijs in de regio. Naast de gemeenten op het niveau van Holland-Rijnland vormen immers ook de besturen voor (voortgezet) speciaal onderwijs een verbindende factor in de regio. Voor hen is het voor de eigen organisaties van belang dat bovengenoemde eenduidigheid in de systematiek van toewijzen regionaal geboden wordt en er een verbinding wordt gelegd met de gezinskant. Dit is specifiek van belang voor de, aan de scholen voor (V)SO verbonden, Commissies van Begeleiding, die betrokken zijn bij de toelating van leerlingen op de (V)SO-school en de begeleiding tijdens hun plaatsing. 4. Hoe bereiken we dat? Nu de opdracht, visie en de contouren van de praktische uitwerking voor beide partijen verkend zijn is het de vraag op welke manier de eerder genoemde omslag in denken nu daadwerkelijk haar beslag kan krijgen in de praktijk van alledag: zowel in het onderwijs als in de jeugdhulpverlening. Het gevaar is dat we de belangrijke kernconcepten uit de gedeelde visie blijven benoemen in termen van structuren en instrumenten. We gaan daarmee voorbij aan de duale kern van elk veranderingsproces: dat verandering niet in enkel in structuren zit, maar voornamelijk ook in
5
Eindversie 23 oktober 2013 culturen: in mensen dus. De zes samenwerkingsverbanden, het landelijk reformatorisch swv en de vijftien Holland-Rijnland-gemeenten willen dan ook voornamelijk de handen op elkaar krijgen voor een cultuuromslag die het mogelijk maakt de gedeelde visie - om van indiceren te komen naar arrangeren door deskundige professionals - in de praktijk te realiseren. In uitwerking in de praktijk zou dat zijn beslag moeten krijgen in: - Het door samenwerkingsverbanden en gemeenten actief bevorderen van de gewenste cultuuromslag en de nieuwe wijze van werken; - Het zoveel mogelijk voorkomen van bureaucratie; - De vormgeving en instandhouding van een collegiaal netwerk van betrokken en gemotiveerde professionals; - Een zo praktisch en integraal mogelijke werkwijze van deskundigen, vanuit een realistisch kader. - Professionals de ruimte geven om gezaghebbend te opereren, om te zeggen ‘zo gaan we het doen’. Niet zonder (financiële) restricties en vastgestelde, richtinggevende kaders. Wel met een behoorlijke bewegings- en beslissingsvrijheid. - Vervang vaste criteria en ‘slagbomen’ (‘als u niet aan de voorwaarden voldoet, krijgt u geen hulp’) in diverse lagen van het proces van ondersteuning toewijzen (zowel aan de onderwijs- als aan de gezinskant) door professionals op de route, geselecteerd op hun merites en hun competenties. - Vanuit de eigen deskundigheid daar waar nodig het intersectorale opzoeken. Onderken dat iedere sector zijn eigen expertise heeft en haar eigen methoden om deze in de praktijk in te zetten. Onderken tevens dat iedere sector ook blinde vlekken en beroepsdeformaties heeft. Onderken tenslotte dat twee sectoren altijd meer weten dan een. Zolang deze uitgangspunten gerespecteerd worden leert men van elkaar in plaats van dat men elkaar tegenwerkt. - Nagestreefd wordt dat gezamenlijk benodigde expertise efficiënt ingezet en bij voorkeur gezamenlijk bekostigd wordt; - Daar waar ondersteuning in het onderwijs en de jeugdhulp voor kinderen/jongeren en/of gezin nodig is, worden deze zoveel als mogelijk gelijktijdig ingezet en gestart; - Uitgaan van en benutten van de eigen kracht van kind, jeugdige en/of gezin en hun sociale netwerk; - Partijen zijn zich bewust dat dit verandertraject inspanningen en tijd van eenieder vergt. Als bovenstaande ideaalbeelden werkelijkheid kunnen worden, is het pas echt mogelijk denk- en handelingskaders als Handelingsgericht werken en 1kind-1gezin-1plan tot hun recht te laten komen en in de praktijk handen en voeten te geven. 5. Wat leggen we vast en waar en wanneer leggen we dat vast? Een omslag in het denken en doen zoals in de paragrafen hierboven beschreven is niet van de ene op de andere dag gerealiseerd. Veel zaken moeten worden uitgevonden, ontwikkeld en geprobeerd alvorens we met zekerheid kunnen zeggen wat werkt en wat niet. Samenwerkingsverbanden en gemeenten hebben weliswaar een tijdpad voor de invoering van nieuwe structuren, de nieuwe culturen kunnen niet ineens gemeengoed zijn. Voorgesteld wordt daarom om het schooljaar 2013-2014 te gebruiken om gezamenlijk de visie te verankeren. Deze visie zal vervolgens praktisch moeten voortvloeien in een ontwikkelagenda voor planjaar 20142015 en de periode daarna. In de eerste ondersteuningsplannen van de samenwerkingsverbanden PO en VO, en in de jeugdbeleidsplannen van de gemeenten, kan deze werkwijze beschreven worden als eerste stap in de richting van een werkelijk integrale manier van toewijzen van ondersteuning. De ontwikkelagenda voor 2014-2015 en verder zal daarmee het primaire onderwerp vormen voor het op overeenstemming gericht overleg tussen samenwerkingsverbanden en gemeenten. Doel is de onderwerpen op die agenda voor de jaarwisseling 2013 op hoofdlijnen afgestemd te hebben, en voor de start van schooljaar 2014-2015 uitgewerkt te hebben. Op deze ontwikkelagenda zal in ieder geval ruimte moeten zijn voor:
6
Eindversie 23 oktober 2013 -
de uitwerking van de ondersteuningsteams en jeugd- en gezinsteams als collegiaal netwerk van deskundigen: geen geïnstitutionaliseerd overleg, maar een flexibele methodiek; het in de praktijk het geven van ruimte aan professionals die gezaghebbend kunnen opereren aandacht voor taken en competenties die kwaliteit –en in combinatie met goede monitoring ook in enige mate financiële beheersing– garanderen; gezamenlijke afspraken over professionalisering; het werken met pilots en proeftuinen: klein beginnen, consciëntieus voortgang boeken; In 2014 zullen 6 proeftuinen van Jeugd- en Gezinsteams van start gaan in Holland-Rijnland. het maken van functionele afspraken: horizontaal voor afspraken tussen onderwijs en opvang en verticaal voor afspraken tussen vve-po-vo-mbo. Belichting van de volle breedte van relevante gespreksonderwerken, waaronder: o Kinderopvang: afstemming tussen onderwijs en gemeenten over signalering, overdracht, doorgaande lijn, inzet van preventieve hulp, etc. o Leerplicht en het voorkomen van thuiszitters. o Huisvesting en de samenhang met passend onderwijs o Leerlingenvervoer in relatie tot voorzieningen van het swv o AWBZ (begeleidingsfunctie): inzet van begeleidingsmiddelen vanuit het swv en de relatie met persoonsgebonden budgetten o Schoolbegeleiding o Onderwijsachterstanden/gewichtenregeling o Toeleiding naar scholing, arbeidsmarkt of dagbesteding voor kwetsbare doelgroepen o Specifieke voorzieningen van swv en jeugdhulpverlening ***
Verantwoording Auteurs: Dick Rasenberg Bas Warner
PO- Raad OOG onderwijs en jeugd
Participanten: Samenwerkingsverbanden: SWV PO-28-01 SWV PO-28-12 SWV PO-28-13 SWV PO-00-01 Gemeenten: Alphen aan den Rijn Kaag en Braassem Leiden Lisse Noordwijk Oegstgeest Teylingen Zoeterwoude
7
SWV SWV SWV SWV
VO-28-01 VO-28-02 VO-28-03 VO-00-01
Hillegom Katwijk Leiderdorp Nieuwkoop Noordwijkerhout Rijnwoude Voorschoten
1
10017457 STICHTING Vandaag zesentwintig september tweeduizend dertien, ---------------------------------verschenen voor mij, mr. Gerrit Pieter van Breugel, notaris gevestigd te -----------Hazerswoude : -------------------------------------------------------------------------------------1. de heer Johannes de Roode, geboren te Leiden op dertien juni ----------------negentienhonderd tweeënvijftig, (paspoort nummer NV36409P9 uitgegeven te Leiden op zeventien april tweeduizend tien), wonende te Leiden, Morsweg 98A (postcode 2332 EP), gehuwd; en --------------------------------------------------2. de heer Geert Jan Scholte, geboren te Scheemda op vijfentwintig april ------negentienhonderd drieënvijftig, (paspoort nummer NT6LB6R83 uitgegeven te Alphen aan den Rijn op zestien september tweeduizend elf), wonende te Alphen aan den Rijn, Van Boetzelaerstraat 76 (postcode 2406 BG), gehuwd; hierna tezamen te noemen : 'de oprichter'. -------------------------------------------------De verschenen personen verklaarden als volgt. -------------------------------------------De oprichter richt bij deze akte een stichting op en stelt daarvoor de volgende ---statuten vast. ---------------------------------------------------------------------------------------STATUTEN -----------------------------------------------------------------------------------------Artikel 1 Naam ------------------------------------------------------------------------------------De stichting draagt de naam “Stichting Samenwerkingsverband Passend --------Onderwijs Rijnstreek” --------------------------------------------------------------------------Artikel 2 Begripsbepalingen -----------------------------------------------------------------a. afgevaardigde: een door een bevoegd gezag aangewezen ----------------------vertegenwoordiger, die namens dat bevoegd gezag zitting heeft in het ------bestuur van de stichting; -------------------------------------------------------------------b. bestuur: het bestuur van de stichting; --------------------------------------------------c. bevoegd gezag: de navolgende rechtspersonen, die een of meer scholen --voor primair of speciaal onderwijs in stand houden en deelnemen in de ------stichting : --------------------------------------------------------------------------------------1. Stichting voor christelijk onderwijs te Alphen aan den Rijn en omstreken, Postbus 166, 2400 AD Alphen aan den Rijn, ingeschreven in het --------handelsregister onder dossiernummer 40448185; ----------------------------2. De Groeiling, Stichting voor katholiek en interconfessioneel onderwijs, Postbus 95, 2800 AB Gouda, ingeschreven in het handelsregister onder dossiernummer 41174298; ---------------------------------------------------------3. Stichting Katholiek Basisonderwijs de Veenplas, Ambroziolaan 32, 2441 AD Nieuwveen, ingeschreven in het handelsregister onder ----------------dossiernummer 28076731; ----------------------------------------------------------4. Stichting Montessori-Onderwijs Zuid-Holland, Saturnusgeel 64, 2718 CT Zoetermeer, ingeschreven in het handelsregister onder dossiernummer 27251709; ------------------------------------------------------------------------------5. Stichting Vrije Scholen Rijnstreek, Maresingel 19, 2316 HA Leiden, -----ingeschreven in het handelsregister onder dossiernummer 28095908: -6. Stichting voor Openbaar Primair Onderwijs Regio Alphen aan den Rijn, Postbus 2053, 2400 CB Alphen aan den Rijn, ingeschreven in het -------
2
handelsregister onder dossiernummer 28099420;-----------------------------7. Stichting Katholiek Basisonderwijs Alphen aan den Rijn, Postbus 290, 2400 AG Alphen aan den Rijn, ingeschreven in het handelsregister -----onder dossiernummer 41165477;--------------------------------------------------8. Stichting Islamitische Scholen Rijn en Gouwe, Marsdiep 1-3, 2401 XA Alphen aan den Rijn, ingeschreven in het handelsregister onder ---------dossiernummer 41167880; ----------------------------------------------------------9. Stichting Protestants-Christelijk Onderwijs “De Woudse Venen”, ---------President Kennedylaan 22, 2403 DP Alphen aan den Rijn, ingeschreven in het handelsregister onder dossiernummer 28083864;---------------------10. Vereniging voor Gereformeerd Primair Onderwijs West Nederland, 's- --Molenaarsweg 1, 2401 LL Alphen aan den Rijn, ingeschreven in het ----handelsregister onder dossiernummer 28113126;-----------------------------11. Stichting Protestants Christelijk Onderwijs Groene Hart, Leidsestraatweg 147, 3443 BT Woerden, ingeschreven in het handelsregister onder -----dossiernummer 30178583; ----------------------------------------------------------12. Stichting Horizon, Instituut voor Jeugdzorg en Onderwijs, Postbus 3056, 3005 LB Rotterdam, ingeschreven in het handelsregister onder ----------dossiernummer 41169931; ----------------------------------------------------------13. Stichting WSNS Samenwerkingsverband Rijnstreek (waarvan de naam wordt gewijzigd in Stichting Speciaal (basis)onderwijs Rijnstreek, Henry Dunantweg 11, 2402 NM Alphen aan den Rijn, ingeschreven in het -----handelsregister onder dossiernummer 28079749;-----------------------------14. Stichting Speciaal Onderwijs Leiden (SOL), Lammenschansweg 130 D, 2331 JX Leiden, ingeschreven in het handelsregister onder ---------------dossiernummer 27320519; ----------------------------------------------------------15. Stichting Professor Dokter Leo Kanner Onderwijs Groep, Hazenboslaan 101, 2343 SZ Oegstgeest, ingeschreven in het handelsregister onder --dossiernummer 41165490; ----------------------------------------------------------d. directeur: de functionaris die is aangesteld om de leiding van het -------------Samenwerkingsverband te verzorgen; ------------------------------------------------e. directiestatuut: document, waarin het bestuur bepaalt welke bestuurlijke ----taken en bevoegdheden het mandateert en/of delegeert aan de directeur; ---f. samenwerkingsverband: het samenwerkingsverband als bedoeld in artikel -18a van de wet; ------------------------------------------------------------------------------g. stichting: Stichting Samenwerkingsverband Passend Onderwijs Rijnstreek. -h. wet: de Wet op het primair onderwijs. --------------------------------------------------Artikel 3 Zetel en tijdsduur -------------------------------------------------------------------De stichting is gevestigd in de gemeente Alphen aan den Rijn en is opgericht --voor onbepaalde tijd. -----------------------------------------------------------------------------Artikel 4 Doel en middelen van de stichting --------------------------------------------1. De stichting stelt zich ten doel het realiseren van een samenhangend geheel van ondersteuningsvoorzieningen binnen en tussen de scholen, die deel ---uitmaken van het samenwerkingsverband en wel zodanig dat leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doormaken en leerlingen die --extra ondersteuning behoeven een zo passend mogelijke plaats in het ------onderwijs krijgen. -----------------------------------------------------------------------------
3
2.
Bij het uitvoeren van de taken en het uitoefenen van de bevoegdheden van het samenwerkingsverband, zoals bedoeld in het eerste lid van dit artikel, -respecteren de afgevaardigden de identiteit en doelstellingen van de --------aangesloten bevoegde gezagen. -------------------------------------------------------3. Om het doel te verwezenlijken kan de stichting gebruik maken van alle ------wettelijke middelen, die daaraan dienstbaar zijn -------------------------------------Artikel 5 Vermogen------------------------------------------------------------------------------Het tot verwezenlijking van het doel van de stichting bestemde vermogen wordt gevormd door: -------------------------------------------------------------------------------------a. Rijksbekostiging of Rijksbijdragen; ------------------------------------------------------b. vergoeding voor de door de stichting verleende diensten; ------------------------c. subsidies, giften en donaties; -------------------------------------------------------------d. hetgeen verkregen wordt door erfstellingen of legaten, met dien verstande -dat erfstellingen slechts kunnen worden aanvaard onder het voorrecht van -boedelbeschrijving;--------------------------------------------------------------------------e. hetgeen op andere wijze verkregen wordt. --------------------------------------------Artikel 6 Bevoegde gezagen -----------------------------------------------------------------Deelnemers van de stichting zijn de bevoegde gezagen, die in artikel 2 van deze statuten zijn vermeld, alsmede de bevoegde gezagen, die na oprichting van de -stichting als deelnemer tot de stichting zijn toegetreden. -------------------------------Artikel 7 Scheiding bestuur en intern toezicht -----------------------------------------1. Het bestuur functioneert – overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 17a, 17b en 17c van de wet – als intern toezichthouder van de stichting. -----------2. Ter uitvoering van de wettelijk voorgeschreven scheiding tussen bestuur en intern toezicht oefent de directeur van het samenwerkingsverband de -------bestuurlijke taken en bevoegdheden uit, zoals deze door het bestuur aan de directeur in het directiestatuut zijn gemandateerd en/of gedelegeerd ---------Artikel 8 Samenstelling bestuur ------------------------------------------------------------1. Ieder deelnemend bevoegd gezag, zoals bedoeld in artikel 6 van deze ------statuten, maakt deel uit van het bestuur van de stichting. -------------------------2. Ieder bevoegd gezag, zoals bedoeld in het eerste lid van dit artikel, wijst een afgevaardigde, alsmede een plaatsvervangend afgevaardigde aan, die de --rechtspersoon vertegenwoordigt in het bestuur van de Stichting. ---------------Deze aanwijzing vindt plaats voor ene periode van vier jaar. Deze periode --kan eenmaal worden verlengd voor eenzelfde periode.----------------------------3. Indien, om welke reden dan ook, een of meer afgevaardigden alsmede de -betreffende plaatsvervanger ontbreken, functioneren de overblijvende -------afgevaardigden niettemin als een wettig bestuur. -----------------------------------4. Indien een afgevaardigde dan wel een plaatsvervanger wegvalt, wordt ------daarvan binnen een maand een schriftelijke kennisgeving gedaan aan het -desbetreffende bevoegd gezag en wijst het betreffende bevoegd gezag -----binnen vier maanden na de schriftelijke kennisgeving een nieuwe -------------afgevaardigde dan wel een nieuwe plaatsvervanger aan. -------------------------5. Het bestuur kan zich in zijn vergaderingen door deskundigen laten bijstaan. 6. Het bestuur kiest uit zijn midden voor een periode van vier jaren een --------voorzitter en een secretaris. --------------------------------------------------------------Artikel 9 Einde bestuurslidmaatschap bevoegd gezag -------------------------------
4
Het lidmaatschap van het bestuur van het bevoegd gezag eindigt indien: ----------a. het bevoegd gezag ophoudt te bestaan als gevolg van ontbinding of fusie en niet langer bevoegd gezag is als bedoeld in de wet; --------------------------------b. het bevoegd gezag geen school meer in stand houdt; -----------------------------c. Als voor een bevoegd gezag de grond voor participatie in de stichting vervalt en er geen wettelijke aansluitingsplicht is dan eindigt voor dit bevoegd gezag het bestuurslidmaatschap. ----------------------------------------------------------------Artikel 10 Einde afgevaardigde of plaatsvervanger ----------------------------------Een afgevaardigde dan wel een plaatsvervanger houdt op afgevaardigde dan wel plaatsvervanger van een bevoegd gezag te zijn door: ----------------------------------a. overlijden; -------------------------------------------------------------------------------------b. schriftelijke ontslagname als afgevaardigde respectievelijk plaatsvervanger; c. verlies van het vrije beheer over zijn vermogen; ------------------------------------d. vervanging door het bevoegd gezag van een afgevaardigde danwel zijn ----plaatsvervanger door een andere persoon; -------------------------------------------e. het verstrijken van de periode waarvoor hij als afgevaardigde danwel als ----plaatsvervanger is aangesteld; -----------------------------------------------------------f. benoeming tot directeur. -------------------------------------------------------------------Artikel 11 Taken en bevoegdheden bestuur --------------------------------------------1. Het bestuur is belast met het besturen van de stichting. Bij de vervulling van zijn taak richt het bestuur zich naar het belang van de stichting en de school. 2. Het bestuur heeft alle taken en bevoegdheden die niet bij of krachtens deze statuten aan anderen zijn toegekend. --------------------------------------------------3. Het bestuur is bevoegd tot het verrichten van alle rechtshandelingen, --------daaronder met name ook begrepen het besluiten tot het aangaan van -------overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding en bezwaring van --------------registergoederen, en tot het aangaan van overeenkomsten waarbij de -------stichting zich als borg of hoofdelijk schuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een ander -----verbindt.----------------------------------------------------------------------------------------Artikel 12 Besluitvorming ---------------------------------------------------------------------1. Het bestuur streeft er naar te besluiten op basis van consensus. Is -----------consensus niet mogelijk dan vindt besluitvorming plaats op basis van het ---consentprincipe, zoals geformuleerd in het tweede lid van dit artikel. ----------2. Het bestuur heeft een besluit genomen indien geen enkel bestuurslid met --betrekking tot het voorgenomen besluit een overwegend en beargumenteerd bezwaar heeft. -------------------------------------------------------------------------------3. In het geval het niet mogelijk is een besluit te nemen op basis van de --------voorwaarden zoals omschreven in het tweede lid van dit artikel, kan het ---bestuur beslissen het besluit te nemen overeenkomstig de voorschriften ----inzake besluitvorming zoals geformuleerd in het vierde lid van dit artikel van deze statuten. -------------------------------------------------------------------------------4. Elk bevoegd gezag heeft het recht tot het uitbrengen van één of meer -------stemmen afhankelijk van het aantal scholen (=brinnummers) dat het ---------bevoegd gezag in standhoudt en dat aangesloten is bij het ----------------------samenwerkingsverband op basis van de onderstaande verdeling: -------------a. minder dan drie scholen: één stem; ------------------------------------------------
5
b. drie tot en met vijf scholen: drie stemmen; --------------------------------------c. Meer dan vijf scholen: zes stemmen. ---------------------------------------------Een bevoegd gezag voor speciaal onderwijs of voor speciaal basisonderwijs dat voor in de Stichting deelneemt heeft drie stemmen. In het geval door ----opheffing of stichting van scholen het bevoegd gezag onder een andere ----categorie, zoals in de vorige volzin van dit lid is beschreven, komt te vallen, geldt het aantal stemmen met ingang van een januari van het jaar volgend -op een oktober van het jaar waarop het aantal scholen gewijzigd is. ---Een blanco stem geldt als een niet uitgebrachte stem. ----------------------------5. Stemmen per volmacht is toegestaan mits de volmacht schriftelijk is verstrekt door het bestuurslid aan een ander bestuurslid. Elk bestuurslid kan voor ----slechts één ander bestuurslid bij volmacht stemmen. ------------------------------6. Het in de vergadering uitgesproken oordeel van de voorzitter van de ---------vergadering over de uitslag van een stemming is beslissend. --------------------Hetzelfde geldt voor de inhoud van een genomen besluit, voor zover werd -gestemd over een niet schriftelijk vastgelegd voorstel. Wordt onmiddellijk na het uitspreken van het oordeel van de voorzitter de juistheid daarvan betwist, dan vindt een nieuwe stemming plaats, als de meerderheid van de -----------vergadering of, als de oorspronkelijke stemming niet hoofdelijk of schriftelijk plaatsvond, een stemgerechtigde aanwezige dit verlangt. Door deze nieuwe stemming vervallen de rechtsgevolgen van de oorspronkelijke stemming.----7. Van het verhandelde in de vergaderingen van het bestuur worden notulen --gehouden door de daartoe door de voorzitter van de vergadering -------------aangewezen persoon. ----------------------------------------------------------------------De notulen worden - nadat zij zijn vastgesteld - door de voorzitter en de -----notulist van de vergadering ondertekend. ---------------------------------------------Artikel 13 Stemming ----------------------------------------------------------------------------1. Over personen wordt schriftelijk gestemd, over zaken mondeling. --------------2. Indien de stemmen staken tijdens een stemming, niet een benoeming -------betreffende, wordt het nemen van een besluit tot een volgende vergadering uitgesteld, waarin de beraadslagingen kunnen worden heropend. Indien bij herstemming de stemmen staken, wordt het voorstel geacht te zijn -----------verworpen. ------------------------------------------------------------------------------------3. Indien bij een stemming over personen, een benoeming betreffende, de ----vereiste meerderheid niet is verkregen, vindt op een door de voorzitter te ---bepalen tijdstip herstemming plaats tussen de personen die de meeste ------stemmen op zich hebben verenigd. Indien bij deze stemming de stemmen -opnieuw staken, beslist de stem van de voorzitter. ---------------------------------Artikel 14 Bijeenroeping en Quorum ------------------------------------------------------1. De voorzitter alsmede ten minste twee van de overige bestuurders -----------gezamenlijk zijn bevoegd een vergadering van het bestuur bijeen te roepen.2. De bijeenroeping van de vergaderingen van het bestuur vindt schriftelijk ----plaats, met inachtneming van een termijn van ten minste zeven dagen, de -dag van bijeenroeping en die van de vergadering niet meegerekend, onder opgave van de dag, het aanvangstijdstip en de plaats van de vergadering en van de te behandelen onderwerpen (agenda). ---------------------------------------Het bestuurslid die voor dit doel een adres aan de stichting bekend heeft ----
6
gemaakt, kan tot de vergaderingen van het bestuur worden opgeroepen door een langs elektronische weg aan dat adres toegezonden leesbaar en --------reproduceerbaar bericht. ------------------------------------------------------------------3. Als wordt gehandeld in strijd met enige bepaling van de twee vorige leden --kan het bestuur niettemin rechtsgeldige besluiten nemen als alle bestuurders in de vergadering aanwezig of vertegenwoordigd zijn. -----------------------------4. Een vergadering van het bestuur vindt geen doorgang indien niet tenminste de helft van de zittende bestuursleden aanwezig of vertegenwoordigd is. ----5. In geval een vergadering op grond van het vierde lid geen doorgang kan ----vinden, belegt de voorzitter binnen veertien dagen een nieuwe vergadering. 6. Indien wegens onvoltalligheid op grond van het vijfde lid een nieuwe ---------vergadering Is belegd, beraadslagen en besluiten de aanwezige --------------afgevaardigden over de onderwerpen die voor de eerste vergadering aan de orde waren gesteld, ongeacht het aantal leden dat aanwezig is. ----------------Artikel 15 Directeur samenwerkingsverband -------------------------------------------1. Het bestuur benoemt, schorst en ontslaat de directeur van het -----------------samenwerkingsverband. -------------------------------------------------------------------2. De directeur, zoals bedoeld in het eerste lid van dit artikel, geeft leiding aan het samenwerkingsverband en adviseert het bestuur over alle -----------------aangelegenheden betreffende het samenwerkingsverband. ----------------------In bestuursvergaderingen heeft de directeur spreek- en adviesrecht en geen stemrecht. -------------------------------------------------------------------------------------3. Het bestuur stelt – met inachtneming van het bepaalde in artikel 7 van deze statuten – een directiestatuut vast, waarin het bepaalt welke bestuurlijke ----taken en bevoegdheden het mandateert en/of delegeert aan de directeur. ---Artikel 16 Vertegenwoordiging --------------------------------------------------------------1. Het bestuur alsmede de voorzitter tezamen met een ander bestuurslid zijn -bevoegd tot vertegenwoordiging van de stichting voor zover niet anders uit -de wet voortvloeit. --------------------------------------------------------------------------2. Het bestuur kan besluiten tot het verlenen van volmacht aan derden om de stichting binnen de grenzen van die volmacht te vertegenwoordigen. ---------Artikel 17 Huishoudelijk reglement --------------------------------------------------------1. Het bestuur kan ter regeling van interne aangelegenheden van de stichting op voordracht van de directeur een huishoudelijk reglement vaststellen. -----2. Het huishoudelijk reglement mag geen bepalingen bevatten, die in strijd zijn met de wet en deze statuten. ------------------------------------------------------------Artikel 18 Klankbordgroep--------------------------------------------------------------------1. Het bestuur stelt een klankbordgroep in die voor de directeur van het --------samenwerkingsverband als klankbord fungeert bij de ontwikkeling van het --beleid en realisering van de doelstellingen van de stichting.----------------------2. De klankbordgroep bestaat uit ten minste drie leden, die door het bestuur op voordracht van de directeur worden benoemd. --------------------------------------3. Op voorstel van de directeur legt het bestuur als onderdeel van het -----------huishoudelijk reglement nadere regels vast omtrent in ieder geval de --------samestelling, zittingstermijn en taken van de klankbordgroep. -------------------Artikel 19 Informatieplicht --------------------------------------------------------------------De bevoegde gezagen verschaffen desgevraagd aan het bestuur alle informatie
7
die het bestuur redelijkerwijze nodig heeft voor een goede uitvoering van de -----taken van de stichting. ---------------------------------------------------------------------------Artikel 20 Ondersteuningsplanraad -------------------------------------------------------1. Het bestuur stelt ten behoeve van het samenwerkingsverband een -----------ondersteuningsplanraad in, zoals bedoeld in artikel 4a van de Wet ------------medezeggenschap op scholen. ----------------------------------------------------------2. Het bestuur stelt – met inachtneming van de bepalingen van de Wet --------medezeggenschap op scholen – een medezeggenschapsreglement en -----medezeggenschapsstatuut voor de ondersteuningsplanraad vast. -------------Artikel 21 Adviescommissie bezwaarschriften ----------------------------------------1. Het bestuur stelt een adviescommissie in, die het bestuur adviseert over ----bezwaarschriften, die zijn ingediend tegen beslissingen van het ---------------samenwerkingsverband over de toelaatbaarheid van leerlingen tot het -------speciaal basisonderwijs en het speciaal onderwijs. ---------------------------------2. Het bestuur stelt een reglement voor de adviescommissie, zoals bedoeld in het eerste lid van dit artikel vast, waarin – met in achtneming van het --------bepaalde in artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht – in ieder geval de samenstelling, taak en werkwijze van de adviescommissie worden -------geregeld. ------------------------------------------------------------------------------------Artikel 22 Klachtencommissie ---------------------------------------------------------------1. Het bestuur stelt een klachtencommissie in – bestaande uit leden die geen -deel uitmaken van het bestuur en niet werkzaam zijn voor de stichting – die het bestuur adviseert over de gegrondheid van een klacht en al dan niet ter zake aanbevelingen geeft over besluiten en gedragingen van het bestuur en het personeel van het samenwerkingsverband.--------------------------------------2. Het bestuur stelt ten behoeve van de klachtencommissie, zoals bedoeld in -het eerste lid van dit artikel, een regeling in, waarin in ieder geval de ---------samenstelling, taak en werkwijze van de klachtencommissie worden ---------geregeld.---------------------------------------------------------------------------------------3. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel kan het bestuur besluiten – voor wat betreft de afhandeling van klachten – zich aan te sluiten bij een reeds bestaande of daartoe opgerichte (regionale of landelijke) ------klachtencommissie. -----------------------------------------------------------------------Artikel 23 Geschillenregeling ----------------------------------------------------------------1. Het bestuur stelt een geschillencommissie samenwerkingsverband in. --------2. De commissie, zoals bedoeld in het eerste lid van dit artikel, bestaat uit een voorzitter en twee leden, die allen worden benoemd door het bestuur. --------3. De voorzitter en leden van de commissie worden benoemd voor een termijn van vier jaar. Zij zijn opnieuw benoembaar. De commissie legt haar ----------werkwijze vast in een reglement. --------------------------------------------------------4. De voorzitter en leden mogen niet: ------------------------------------------------------a. bestuurder zijn van een bevoegd gezag; -------------------------------------------b. deel uitmaken van het toezichthoudend orgaan van een bevoegd gezag; of -------------------------------------------------------------------------------------------c. in dienst zijn van een bevoegd gezag. ----------------------------------------------5. Een bevoegd gezag kan een voorziening vragen bij de commissie tegen: ----a. het besluit tot vaststelling of wijziging van het ondersteuningsplan; ----------
8
b. het besluit tot vaststelling van de begroting of jaarverslag; --------------------c. het besluit tot wijziging van de statuten van de stichting; of--------------------d. het besluit tot ontbinding van de stichting. -----------------------------------------6. De uitspraak van de commissie is bindend voor de bevoegde ------------------gezagsorganen van het samenwerkingsverband. -----------------------------------7. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel kan het bestuur besluiten zich aan te sluiten bij een bestaande of daartoe opgerichte ---------(regionale of landelijke) geschillencommissie.----------------------------------------8. Artikel 23 van deze statuten vervalt op het moment dat een wettelijke --------regeling inzake de beslechting van schillen, zoals bedoeld in artikel 18, -----vierde lid van de wet, in werking treedt. -----------------------------------------------Artikel 24 Commissie van beroep ----------------------------------------------------------De Stichting is in zijn hoedanigheid als werkgever aangesloten bij een commissie van beroep. -----------------------------------------------------------------------------------------Artikel 25 Financiën en verslaglegging ---------------------------------------------------1. Het boekjaar is gelijk aan het kalenderjaar. -------------------------------------------2. Het bestuur stelt jaarlijks vóór een december een begroting en -----------------meerjarenbegroting met toelichting voor het komende jaar van de baten en de lasten van het samenwerkingsverband vast. Binnen twee weken na ------vaststelling van de begroting zendt het bestuur een afschrift van de begroting aan de bevoegde gezagen. --------------------------------------------------------------3. Het bestuur stelt jaarlijks vóór een juni een jaarverslag vast, dat een ---------overzicht bevat van de jaarrekening en een verantwoording van de -----------werkzaamheden, die door het samenwerkingsverband gedurende het -------verslagjaar zijn uitgevoerd. Het bestuur draagt alvorens het jaarverslag vast te stellen een accountant op de jaarrekening te onderzoeken. De accountant stelt een verslag op, dat behalve de verklaring bij de rekening, bevindingen bevat over de rechtmatigheid en doelmatigheid van de financiële --------------administratie en het financiële beheer van de stichting. Binnen twee weken na vaststelling van het jaarverslag zendt het bestuur een afschrift van het --jaarverslag aan de bevoegde gezagen. ------------------------------------------------Artikel 26 Statutenwijziging ------------------------------------------------------------------1. Het bestuur is bevoegd de statuten te wijzigen.--------------------------------------2. Het besluit van het bestuur tot statutenwijziging wordt genomen in een ------vergadering van het bestuur waarin ten minste drie vierde van de zittende --bestuursleden aanwezig of vertegenwoordigd is. In het geval dit quorum niet wordt gehaald, zal een nieuwe vergadering worden bijeengeroepen, te ------houden niet eerder dan twee en niet later dan vier weken na de bedoelde --vergadering, waarin het besluit kan worden genomen, ongeacht het aantal -aanwezigen. ----------------------------------------------------------------------------------3. Een statutenwijziging treedt eerst in werking nadat daarvan een notariële ---akte is opgemaakt. Het bestuur is verplicht een authentiek afschrift van de wijziging en een volledig doorlopende tekst van de gewijzigde statuten neer te leggen op het kantoor van de door de Kamer van Koophandel gehouden handelsregister. -----------------------------------------------------------------------------Artikel 27 Ontbinding ---------------------------------------------------------------------------1. Het bestuur is bevoegd de stichting te ontbinden. Met betrekking tot het ------
9
nemen van een besluit over de ontbinding is het tweede lid van artikel 26 van overeenkomstige toepassing. ------------------------------------------------------------2. Het bestuur is met de vereffening belast. Het bestuur stelt – met --------------inachtneming van het bepaalde in de wet – met twee derde meerderheid van het aantal stemmen de bestemming van het batig saldo vast. -------------------3. De vereffenaars dragen er zorg voor, dat van de ontbinding inschrijving -----geschiedt in het op het kantoor van de door de Kamer van Koophandel -----gehouden handelsregister. ---------------------------------------------------------------4. Na de ontbinding blijft de stichting voortbestaan voor zover dit tot de ---------vereffening van haar vermogen nodig is. Gedurende de vereffening blijven -de bepalingen van deze statuten zoveel mogelijk van kracht. --------------------Artikel 28 Overgangsbepalingen -----------------------------------------------------------1. In alle gevallen waarin de bepalingen van deze statuten in strijd blijken te zijn met de wet, prevaleert de wet. -----------------------------------------------------------2. In de gevallen betreffende de stichting, waarin deze statuten niet voorzien, -beslist het bestuur. -------------------------------------------------------------------------3. Het bestuur draagt er zorg voor dat na het verstrijken van de periode een ---augustus tweeduizend veertien tot een augustus tweeduizend zestien deze statuten worden geëvalueerd. Op grond van het resultaat van deze evaluatie beslist het bestuur vóór een januari tweeduizend zeventien of de statuten al dan niet gewijzigd worden. ---------------------------------------------------------------SLOTVERKLARINGEN -------------------------------------------------------------------------De verschenen personen verklaarden ten slotte: ------------------------------------------Eerste bestuur ------------------------------------------------------------------------------------Het eerste bestuur bestaat uit veertien bestuurders. -------------------------------------Voor de eerste maal worden tot bestuurders benoemd: de deelnemers ------------(bevoegde gezagen) onder artikel 2 lid c 1 tot en met 15 genoemd. -----------------Eerste boekjaar-----------------------------------------------------------------------------------Het eerste boekjaar van de stichting eindigt op eenendertig december -------------tweeduizend dertien. -----------------------------------------------------------------------------Adres ------------------------------------------------------------------------------------------------Het adres van de stichting is Henry Dunantweg 11, 2402 NM Alphen aan den ---Rijn. ---------------------------------------------------------------------------------------------------AANGEHECHTE STUKKEN -------------------------------------------------------------------Aan deze akte zijn geen stukken gehecht. --------------------------------------------------SLOT -------------------------------------------------------------------------------------------------De verschenen personen zijn mij, notaris, bekend. ---------------------------------------WAARVAN AKTE is verleden te Hazerswoude, op de datum in het hoofd van --deze akte vermeld.--------------------------------------------------------------------------------De inhoud van deze akte is aan de verschenen personen opgegeven en ---------toegelicht. Zij hebben verklaard tijdig voor het verlijden van de inhoud van deze akte te hebben kennis genomen, met de inhoud in te stemmen en op volledige -voorlezing van de akte geen prijs te stellen. ------------------------------------------------Onmiddellijk daarna is deze akte beperkt voorgelezen en door de verschenen --personen en mij, notaris, ondertekend. -------------------------------------------------------
Concept managementstatuut swv Passend Onderwijs Rijnstreek Artikel 1 Begripsbepalingen a. bestuur: het bestuur van de stichting; b. directeur: de functionaris die is aangesteld om de dagelijkse leiding van het samenwerkingsverband te verzorgen; c. managementstatuut: document, zoals bedoeld in artikel 7, tweede lid van de statuten van de stichting , waarin het bestuur bepaalt welke bestuurlijke taken en bevoegdheden het mandateert en/of delegeert aan de directeur; d. samenwerkingsverband; het samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 18a van de wet; e. stichting; Stichting Samenwerkingsverband Passend Onderwijs Rijnstreek. f. wet: de Wet op het primair onderwijs.
Artikel 2 Taken en bevoegdheden bestuur Lid 1 a. Het bestuur heeft de algemene eindverantwoordelijkheid voor de instandhouding en uitvoering van taken van het samenwerkingsverband en de bedrijfsvoering van de stichting. b. Het bestuur besluit over het verkrijgen, bezwaren en vervreemden van registergoederen; c. Het bestuur benoemt, schorst en ontslaat de directeur en bepaalt de arbeidsvoorwaarden van de directeur; d. Het bestuur voert de functionerings- en beoordelingsgesprekken met de directeur e. Het bestuur stelt het managementstatuut vast; f. Het bestuur wijst de accountant aan; g. Het bestuur stelt het huishoudelijk reglement van de stichting vast; h. Het bestuur neemt een besluit over de wijziging van de statuten en de ontbinding van de stichting. Lid 2 Het bestuur verleent ten aanzien van alle taken en bevoegdheden die hem bij of krachtens de wet en de statuten van de stichting toekomen en niet in het eerste lid van dit artikel zijn genoemd mandaat aan de directeur. Lid 3 De directeur heeft de voorafgaande goedkeuring nodig van het bestuur met betrekking tot het besluit tot: a. vaststelling en wijziging van de (meerjaren) begroting; b. vaststelling en wijziging van het jaarverslag; c. de vaststelling en wijziging van het ondersteuningsplan; d. de vaststelling van het reglement van de klankbordgroep, zoals bedoeld in artikel 18 van de statuten van de stichting; c. vaststelling en wijziging van het strategisch meerjarenplan van de stichting; en d. het voeren van een rechtsgeding, geschillen- of klachtenprocedure.
Artikel 3 Taken en bevoegdheden directeur Lid 1 De directeur oefent de taken en bevoegdheden uit die door het bestuur op grond van dit artikel en het bepaalde in artikel 2, tweede lid en met inachtneming van het derde lid van dit managementstatuut aan de directeur zijn gemandateerd. Lid 2 De directeuren heeft - met inachtneming van de beleids- en financiële uitgangspunten, die zijn vastgesteld - de volgende taken en bevoegdheden: a. De directeur is belast met de dagelijkse leiding van het samenwerkingsverband; b. De directeur voert alle taken en verantwoordelijkheden uit, die in de bij zijn functie behorende functiebeschrijving zijn opgenomen; c. De directeur voert namens het bestuur overleg met de ondersteuningsplanraad, de medezeggenschapsraad van het samenwerkingsverband en met de Centrales in het DGO; d. De directeur voert namens het bestuur overleg met de gemeente voor zover dat voortvloeit uit de wettelijke en statutaire taken van het samenwerkingsverband. Lid 3 De directeur voert periodiek overleg met de directeur van de school SBO Op Maat en de directeuren van de deelnemende scholen voor speciaal onderwijs over de samenwerking en afstemming van werkzaamheden tussen deze scholen en het genoemde samenwerkingsverband.
Artikel 4 Verlenen ondermandaat door de directeur Lid 1 De directeur kan aan derden die in dienst zijn van of te werk zijn gesteld bij de stichting en werkzaam zijn ten behoeve van het samenwerkingsverband mandaat verlenen ten aanzien van de taken en bevoegdheden zoals genoemd in artikel 3 van dit managementstatuut. Lid 2 De directeur stelt een regeling vast waarin het ondermandaat, zoals genoemd in het eerste lid van dit artikel, beschreven wordt. De regeling behoeft de voorafgaande goedkeuring van het bestuur,
Artikel 5 Rapportage De directeur informeert het bestuur – overeenkomstig de door het bestuur vastgestelde richtlijnen – over het verloop en de resultaten van het gevoerde beleid van het samenwerkingsverband.
Artikel 6 Schorsing en intrekken van besluiten. Lid 1 Het bestuur kan besluiten en/of maatregelen van de directeur of derden wegens strijd met enig geldende regeling en/of wegens mogelijke schade aan de belangen van het samenwerkingsverband of de stichting bij gemotiveerd besluit geheel of gedeeltelijk intrekken.
Lid 2 De directeur kan besluiten en/of maatregelen van derden die in naam van de directeur op grond van het bepaalde in artikel 4 van dit statuut zijn genomen wegens strijd met enig geldende regeling en/of wegens mogelijke schade aan de belangen van het samenwerkingsverband of de stichting bij gemotiveerd besluit geheel of gedeeltelijk intrekken.
Artikel 7 Werkingsduur Lid 1 Het managementstatuut geldt voor een tijdvak van drie jaar. Na het verstrijken van de eerste twee jaar evalueert het bestuur de werking van het managementstatuut en neemt vóór het aflopen van de termijn van drie jaar een besluit over het al dan niet wijzigen van het managementstatuut. Lid 2 Na het tijdvak van de eerste drie jaar wordt het managementstatuut vervolgens telkens verlengd met een periode van drie jaar met dien verstande dat in ieder tijdvak van drie jaar een evaluatie plaatsvindt overeenkomstig het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.
Artikel 8 Vaststelling en wijziging van het managementstatuut Lid 1 Het bestuur stelt de directeur in de gelegenheid advies uit te brengen over de vaststelling en iedere wijziging van het managementstatuut. Lid 2 De directeur wordt door het bestuur in de gelegenheid gesteld - voor dat het advies wordt uitgebracht - met het bestuur overleg te voeren. Lid 3 Het bestuur stelt de directeur zo spoedig mogelijk en met redenen omkleed op de hoogte of het aan het uitgebrachte advies gevolg wil gegeven.
Artikel 9 Slotbepalingen Lid 1 Het managementstatuut treedt voor het eerst in werking op 1 ……… . Lid 2 Een tussentijdse wijziging van het managementstatuut dan wel de verlenging, zoals bedoeld in artikel 11, tweede lid, treedt in werking op de dag volgend op de dag waarop het bestuur tot wijziging dan wel verlenging heeft besloten. Lid 3 In gevallen waarin dit managementstatuut niet voorziet, beslist het bestuur. ____________________
Versie 13 maart 2013
Concept Versie 11 september 2013
Concept Intern Toezichtkader
het bestuur van de “Stichting Samenwerkingsverband Passend Onderwijs Rijnstreek”
overwegende dat: •
aan de wettelijke opdracht om de functiescheiding tussen bestuur en intern toezicht inhoud is gegeven door toepassing van het mandaat-/delegatiemodel zoals bedoeld in artikel 5, tweede lid, sub c van de Code goed bestuur voor het primair onderwijs” van de PO-raad;
•
de directeur van het samenwerkingsverband op grond van artikel 5 van het directiestatuut gehouden is het bestuur van het samenwerkingsverband te informeren over het verloop en de resultaten van het gevoerde beleid van het samenwerkingsverband;
•
het wenselijk is om nadere richtlijnen vast te stellen omtrent de wijze waarop het bestuur van het samenwerkingsverband intern toezicht uitoefent op de uitoefening van bestuurlijke taken en bevoegdheden door de directeur van het samenwerkingsverband;
besluit tot vaststelling van
het intern toezichtkader van de “Stichting Samenwerkingsverband Passend Onderwijs Rijnstreek”
§ 1
Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsbepalingen In dit intern toezichtkader wordt verstaan onder: a. bestuur: het bestuur van de stichting; b. directeur: de directeur van het samenwerkingsverband, zoals bedoeld in artikel 15 van de statuten; c. directiestatuut: het directiestatuut , zoals bedoeld in artikel 15 van de statuten; d. klankbordgroep: de adviesgroep van de directeur, zoals bedoeld in artikel 18 van de statuten; 1
e. f. g. h. i.
MR: de medezeggenschapsraad van het samenwerkingsverband; 1 OPR: de ondersteuningsplanraad, zoals bedoeld in artikel 20 van de statuten; statuten: de statuten van de Stichting; stichting: “Stichting Samenwerkingsverband Passend Onderwijs Rijnstreek”; wet: de Wet op het primair onderwijs;
Artikel 2 Inhoud intern toezichtkader Het intern toezichtkader bevat regels over: a. de taak en werkwijze van het bestuur als intern toezichthouder; b. de relatie tussen bestuur en de directeur; Artikel 3 Vaststelling intern toezichtkader 1. Het eerste bestuur stelt vóór 1 november 2013 een intern toezichtkader vast. Het bestuur evalueert – met inachtneming van het bepaalde in het tweede lid van dit artikel – vóór 1 november 2014 de werking van het intern toezichtkader. 2. Alvorens het intern toezichtkader vast te stellen dan wel te wijzigen stelt het bestuur de directeur in de gelegenheid advies uit te brengen. 3. Het intern toezichtkader, alsmede een wijziging daarvan treedt in werking op de dag volgend op de dag waarop het bestuur het intern toezichtkader dan wel een wijziging daarvan heeft vastgesteld.
§ 2
Taken van het bestuur
Artikel 4 Taken van het bestuur Het bestuur oefent als intern toezichthouder de onderstaande taken uit: a. het werkgeverschap van de directeur (artikel 5); b. het houden van intern toezicht (artikel 6 t/m 10); c. het geven van advies aan de directeur (artikel 11); d. het afleggen van verantwoording over de wijze waarop intern toezicht is uitgeoefend door het bestuur (artikel 12 t/m 13). Artikel 5 Werkgeverschap 1. Het bestuur treedt op als werkgever van de directeur. 2. Het bestuur stelt voor de directeur een functiebeschrijving en een profielschets vast. Het bestuur toetst periodiek of deze functiebeschrijving en profielschets bijgesteld moeten worden. 3. Het bestuur stelt – met inachtneming van het advies van de directeur en de MR – een regeling vast voor de werving en selectie van de directeur. 4. De voorzitter van het bestuur voert tezamen met een ander lid van het bestuur jaarlijks een gesprek met de directeur over zijn functioneren op basis van een door het bestuur vastgesteld beoordelingskader en beoordelingsprocedure. 5. Het bestuur bepaalt welke regelingen voor de directeur van toepassing zijn betreffende de bezoldiging en rechtspositie. Het besluit omtrent de hoogte van de bezoldiging vindt plaats op basis van de uitkomst van een functiewaardering overeenkomstig de voorschriften van de cao-po. 1
Dit opnemen in het geval het samenwerkingsverband een MR kent.
2
Artikel 6 Het bestuur oefent intern toezicht uit door: a. het voorafgaand goedkeuren van besluiten van de directeur zoals aangegeven in het directiestatuut en dit intern toezichtkader; b. de directeur gevraagd en ongevraagd met advies en raad ter zijde te staan; c. het instellen van commissies, zoals bedoeld in artikel 10 van dit intern toezichtkader; d. het inwinnen en beoordelen van informatie. Artikel 7 Onderwerpen van toezicht 1. Het intern toezicht van het bestuur richt zich op de strategie, de doelen en het beleid van de stichting. Het bestuur toetst de beleidsvoornemens en uitkomsten op haalbaarheid en effectiviteit aan de hand van de gestelde doelen. 2. Het bestuur bespreekt ten minste één maal per jaar: - de realisering van de doelstellingen van de stichting; - de strategie van de stichting; - mogelijke risico’s die het samenwerkingsverband loopt; - de risicobeheersing en controlesystemen binnen de stichting. 3. Het bestuur bespreekt periodiek – in het kader van zijn taak en bevoegdheid tot het goedkeuren van besluiten en uitoefenen van toezicht – de hoofdlijnen van beleid, zoals vastgelegd in het ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband. Artikel 8 Informatievoorziening 1. Het bestuur is verantwoordelijk voor zijn informatievoorziening. 2. Het bestuur bepaalt over welke informatie het wil beschikken en bespreekt dit met de directeur. Het verstrekken van informatie door de directeur geschiedt op gestandaardiseerde wijze op basis van een cyclus van planning en control. De directeur draagt er zorg voor dat het bestuur de informatie tijdig ontvangt. 3. De directeur informeert het bestuur – naast hetgeen voor wat betreft het beschikbaar stellen van informatie in de statuten en het directiestatuut is bepaald – in ieder geval over: a. belangrijke interne en externe ontwikkelingen; b. belangrijke wijzigingen op het terrein van wet- en regelgeving; c. ernstige problemen of conflicten binnen de stichting; d. de adviezen van de Adviescommissie bezwaarschriften en de klachtencommissie, zoals bedoeld in de artikelen 21 en 22 van de statuten; e. calamiteiten die gemeld zijn bij de gerechtelijke autoriteiten; f. onderwerpen waarover naar verwachting (negatieve en positieve) publiciteit in de media te verwachten is. 4. Het bestuur kan desgewenst op eigen gezag en wijze informatie bij derden inwinnen en heeft toegang tot de documenten en voorzieningen van de stichting. Artikel 9 Klankbordgroep De directeur doet aan het bestuur verslag van bijeenkomsten en adviezen van de klankbordgroep.
3
Artikel 10 Commissies 1. Het bestuur kan commissies instellen bestaande uit leden van het bestuur en/of (externe) deskundigen, die onder verantwoordelijkheid van het bestuur belast kunnen worden met aangelegenheden, die tot de bevoegdheid van het bestuur behoren. Een commissie is verantwoording schuldig aan het bestuur. 2. Indien het bestuur een commissie – zoals bedoeld in het eerste lid van dit artikel – instelt, stelt het bestuur voor die commissie een reglement vast, dat in ieder geval regels bevat over de samenstelling, taak, werkwijze, bevoegdheden en de instellingsduur van die commissie. Artikel 11 Adviseren 1. Het bestuur , alsmede ieder lid van het bestuur afzonderlijk, kan fungeren als klankbord voor de directeur door mee te denken en zijn kennis en expertise daartoe ter beschikking te stellen. 2. De voorzitter van het bestuur treedt op als aanspreekpunt voor de directeur. 3. De voorzitter van het bestuur en de directeur van het bestuur overleggen periodiek met elkaar. Artikel 12 Verantwoording Het bestuur legt jaarlijks in een verslag verantwoording af over de uitvoering van de taken en de uitoefening van de bevoegdheden van het bestuur als intern toezichthouder, zoals genoemd in de statuten en dit intern toezichtkader. Dit verslag maakt deel uit van het jaarverslag van de stichting. Artikel 13 Evaluatie 1. Het bestuur evalueert ten minste één maal per jaar – buiten aanwezigheid van de directeur – het functioneren van de directeur alsmede de relatie tussen het bestuur en de directeur. Het bestuur bespreekt het resultaat van de evaluatie met de directeur. 2. Het bestuur evalueert ten minste één maal per jaar – buiten aanwezigheid van de directeur – zijn eigen functioneren als toezichthoudend orgaan. Het bestuur bespreekt het resultaat van de evaluatie met de directeur.
___________________
4
ONTWIKKELAGENDA’s PASSEND ONDERWIJS EN JEUGDHULP REGIO RIJNSTREEK – Primair Onderwijs en Voortgezet Onderwijs Samenwerkingsverband PO Rijnstreek Reformatorisch samenwerkingsverband PO Bersèba samenwerkingsverband VO/VSO Midden-Holland & Rijnstreek Opmerking vooraf Als uitwerking van de gemeenschappelijke paragraaf wordt hieronder per thema aangegeven wat de te verwachten ontwikkelingen zijn in het schooljaar 2014/2015 en evt. de jaren daarna die in het overleg tussen samenwerkingsverbanden en gemeenten besproken dienen te worden. Daarbij moet het volgende worden opgemerkt. Passend Onderwijs is een grote verandering. Schoolbesturen, scholen en samenwerkingsverbanden moeten het ondersteuningsaanbod heroverwegen en er zullen nieuwe keuzes worden gemaakt, zowel binnen de scholen als binnen het samenwerkingsverband. Dit leidt niet tot alleen veranderingen qua inhoud, maar ook tot wijzigingen van samenwerking, organisatie, procedures en financiën. Over passend onderwijs is nog niet alles even duidelijk of bekend. Dat geldt ook voor de transitie jeugdzorg, waarmee verbindingen moeten worden gemaakt. Daarenboven zullen de wijzigingen t.a.v. de jeugdhulp later geëffectueerd worden. Daarom is een ontwikkelagenda nodig.
1 . Ontwikkelagenda Primair Onderwijs Thema
De samenwerking tussen jeugdhulp en onderwijs
Beschrijving
In het kader van de transitie jeugdzorg is op hoofdlijnen tussen de gemeenten en het samenwerkingsverband overeenstemming voor wat betreft de verbinding tussen onderwijs en de jeugd- en gezinsteams, waaronder de toewijzing van ondersteuning en jeugdhulp. Voor wat betreft het organisatiemodel hebben de gemeenten vooral uitwerking gegeven aan de wijkgerichte opzet. Voor veel basisscholen past dit prima. Er zijn echter ook basisscholen die een wijkoverstijgend of gemeenteoverstijgend voedingsgebied hebben. Dit is voor het sbo en so altijd het geval. Voor het realiseren van extra ondersteuning in het onderwijs levert dit geen voorziene knelpunten op. Voor het bieden van zorg aan jeugd in en rond het gezin wel, omdat het uitgangspunt bij de drie D’s het woonplaatsbeginsel is. De uitwerking voor deze scholen vraagt daarmee speciale aandacht. Van belang is dat vanuit de vindplaats school snel de benodigde hulp integraal 1
ingezet kan worden ook daar waar wijk- of gemeenteoverstijgende situaties aanwezig zijn. Verder is het van belang aandacht te vragen voor alle disciplines die een rol kunnen spelen in het realiseren van 1K1G1P. In het bijzonder vragen we aandacht voor de positie van leerplicht bij dit overleg, daar waar het leerplichtzaken raakt Bij de uitvoering van de ‘Proeftuinen’ (Rijnstreek) zal het samenwerkingsverband/onderwijs nauw betrokken moeten worden, omdat huidige structuren aanpassing behoeven om tot een goede organisatie te komen. Het is van belang dat er jeugdhulp binnen de scholen snel beschikbaar aanwezig is en dat de jeugd&gezinsmedewerker samenwerkt met school en samenwerkingsverband, voor wat betreft de toewijzing van ondersteuning en jeugdhulp, maar ook de communicatie hierover en de terugkoppeling van ingezette ondersteuning naar scholen. Het swv vraagt aandacht voor specifieke situaties van scholen, waardoor een andere jeugd&gezinsmedewerker soms nodig is. Bijzondere aandacht verdienen de doelgroepen die aangewezen zijn op zware ondersteuning vanuit het onderwijs en jeugdhulpverlening. Te denken valt aan kinderen die thans aangewezen zijn op dagbehandeling GGZ en dan (tijdelijk) onderwijs ontvangen van een school voor SO.
Voornemens swv
Ook wordt aandacht gevraagd voor de leerlingen SO met een lichamelijke of meervoudige beperking die thans aangewezen zijn op SO – al dan niet in de regio – en voorzieningen vanuit de wmo of awbz. De school krijgt met ingang van 1-8-2014 een centrale plaats in het arrangeren van onderwijsondersteuning. Het arrangeren van elk arrangement zal op de school plaatsvinden, incl. de arrangementen sbo en so. Bij deze besprekingen zit daarom een onderwijsspecialist (op de reformatorische scholen : orthopedagoog) van het samenwerkingsverband . Er wordt de komende jaren bekeken op welke wijze verder invulling gegeven wordt aan het volgen van ‘gecombineerde vormen’ van onderwijs op bao en so, de zgn. symbioseregeling. In een afzonderlijke commissie zullen de toelaatbaarheidsverklaringen voor sbo en so worden afgegeven door middel van een marginale toetsing van een kwaliteitsdossier. 2
Daar waar het arrangement raakvlakken heeft met de jeugdhulp wenst het swv gaarne afstemming met het beleid van de gemeenten. Bij de operationalisering zijn afspraken nodig over de informatiedragers (bv. welke info moet er zijn?hoe maken we optimaal gebruik van reeds beschikbare informatie? Hoe stemmen we af over beschikbare informatie? ) en de wijze waarop wederzijds gebruik gemaakt kan worden van deskundigen en instrumenten. De vorming van ondersteuningsteams binnen de proeftuinen wordt voorgestaan. Voorts wordt geïnventariseerd welke doelgroepen zijn aangewezen op zware ondersteuning en jeugdhulp. Het samenwerkingsverband wenst ook afspraken te maken over de wijze waarop het uitvoeringsoverleg tussen onderwijs en jeugd&gezinsteams beleidsmatig zal gaan plaatsvinden, als mede de evaluatie. Mogelijke gevolgen
Overgangssituatie
Het swv zal een onderwijsspecialist (op de reformatorische scholen: orthopedagoog) beschikbaar stellen voor de proeftuinen. Het handhaven van het bestaande aanbod voor de partijen die (nog) niet bij de proeftuinen zijn betrokken. Voor wat betreft de uitwerking van de jeugd&gezinteams zal gestart worden met proeftuinen. Hierbij zijn niet alle scholen betrokken. Er wordt op gerekend dat de proeftuinen J&G-teams geen ingrijpende gevolgen zullen hebben voor de bestaande samenwerking en dat de inzet van jeugdmaatschappelijk werk vooralsnog zal worden gecontinueerd.
Thema
Onderwijshuisvesting
Beschrijving
De gemeente is verantwoordelijk voor de onderwijshuisvesting van het PO en SO. Het samenwerkingsverband is gehouden passend onderwijs voor alle leerlingen te realiseren. Dat kan binnen de regio zijn, maar ook daarbuiten.
Voornemens swv
Samenwerkingsverband Rijnstreek zet in op stabilisatie van het deelnamepercentage aan SBO en SO. Er wordt nog beleid ontwikkeld m.b.t. verdergaande samenwerking tussen SBO en SO. Het reformatorisch swv gaat ervan uit, dat er vooralsnog niet veel veranderen zal in de leerlingstromen 3
naar het sbo en so. De huidige deelnamepercentages zijn niet verontrustend. Op termijn zou de focus op thuisnabij onderwijs kunnen leiden tot de opvang van meer leerlingen in de eigen basisschool.
Mogelijke gevolgen
Vooralsnog zal een en ander geen ingrijpende gevolg hebben voor de onderwijshuisvesting. Indien meer leerlingen binnen het regulier onderwijs ondersteuning krijgen – al dan niet in symbioseverband – dan zal dit een extra claim leggen op de huisvesting binnen de bestaande capaciteit. Dat geldt ook als de leerlingen die thans de regio dagelijks verlaten, meer onderwijs thuisnabij kunnen krijgen. Voor het personeel van het samenwerkingsverband is het gewenst dat zij een werkplek hebben in of dichtbij de scholen. Aangezien er ook een autonome krimp te verwachten is, wordt vooralsnog aangenomen dat deze ontwikkelingen niet leiden tot een extra vraag in de vorm van uitbreiding van de onderwijshuisvesting. Mogelijk wel tot kleine accentverschuivingen bv. huisvestingverzoeken voor de expertteams
Thema
Leerlingenvervoer
Beschrijving
De gemeente is verantwoordelijk voor het leerlingenvervoer. Daarbij zijn o.a. te onderscheiden het vervoer op grond van denominatie en het vervoer voor leerlingen die zijn aangewezen op speciaal onderwijs. Voor het speciaal onderwijs is het bij wet en verordening geregeld. Echter, reguliere leerlingen die niet het SO bezoeken, maar wel aangewezen zijn op een ondersteuningsarrangement, vallen er buiten. Dit is een knelpunt. Dat geldt soms ook voor leerlingen die aangewezen zijn op de dagbehandeling van de ggz elders of daghulp van Cardea elders. Een ander aspect is het begrip “dichtstbijzijnde school”. Het swv moet sommige leerlingen voor SO verwijzen naar een andere regio. Ook komt het voor dat er een passende school is in het swv, maar dat de ouders een andere school prefereren, omdat deze dichterbij ligt. Het verdient aanbeveling om afspraken te maken tussen de gemeenten en het swv welke beleidslijn de gemeenten dan 4
Voornemens swv
Mogelijke gevolgen
volgen. De voorkeur voor het swv ligt bij het volgen van de toelaatbaarheidsverklaring van het swv, omdat dit het makkelijkst is voor leerling en ouders. Voor 1 augustus 2014 moet een nieuwe verordening worden opgesteld; bij voorkeur is deze nieuwe verordening in de drie gemeenten in Rijnstreek hetzelfde. Het swv geeft voor de zware ondersteuningsarrangementen toelaatbaarheidsverklaringen af, die een plaatsing op een school voor sbo en so mogelijk maken. Hiervoor is opgemerkt dat er nagegaan wordt of vormen van symbiose tussen so en (s)bao mogelijk zijn of kunnen worden geïntensiveerd.De vergoeding van leerlingenvervoer kan zowel gebaseerd zijn op het openbaar vervoer, collectief vervoer (busje) dan wel individueel vervoer (taxi). De inzet is te bepalen op grond van de ontwikkeling en (on-)mogelijkheden van de leerling. Het samenwerkingsverband Rijnstreek ziet mogelijkheden om meer leerlingen met een cluster 4 indicatie in de regio onderwijs te bieden. Dit zou een besparing op de kosten van leerlingvervoer kunnen opleveren. Het samenwerkingsverband Rijnstreek vraagt ook aandacht voor leerlingen die zijn aangewezen op intensieve (soms 1 op 1) begeleiding die vaak buiten de regio plaatsvindt en waarvoor (soms tijdelijk) leerlingvervoer noodzakelijk is. Het zou goed zijn als er afspraken worden gemaakt dat het swv een advies formuleert over de gewenste inzet voor vervoer. Dit geldt niet voor het vervoer op denominatieve grondslag. Nieuwe arrangementen, in het bijzonder in het kader van de symbiose-afspraken, kunnen leiden tot een andere vraag met betrekkingtot het leerlingenvervoer. Ook in de thans vigerende situatie heeft de VNG altijd bepleit een budget (in het kader van jeugdbeleid) beschikbaar te houden voor leerlingen die wel aangewezen waren op een aangepast arrangement, maar geen indicatie hadden. Indien het swv erin slaagt om meer leerlingen SO nabij gericht onderwijs te bieden, dan kan dit leiden tot lagere kosten. Deze ontwikkelingen worden meegenomen in de voorbereidingen over de nieuwe verordening.
5
Thema
Overgangsmomenten
Beschrijving
De volgende overgangsmomenten zijn te onderscheiden: - Voorschoolse voorzieningen – PO/SO - PO/SO - VO/VSO-MBO - VO (VSO) – HBO/WO - PRO/VSO – arbeidsmarkt Voor het PO zijn in dit verband de overgangen VoorschoolsPO, PO-SO en PO-VO/VSO van belang. Het samenwerkingsverband Rijnstreek heeft een werkgroep die zich bezighoudt met de overgang voorschool – PO en afspraken hierover maakt met betrokken instellingen en scholen. De afspraken m.b.t. overgang PO – VO worden vastgelegd in een gemeenschappelijk document van dit samenwerkingsverband en het samenwerkingsverband voor VO MHR. Voor de overgang voorschools PO, PO-SO en PO-VO/VSO legt het reformatorisch samenwerkingsverband de verantwoordelijkheid bij de individuele school. Vanuit het kwaliteitsbeleid van het swv wordt hierop toegezien.
Voornemens swv
Het samenwerkingsverband Rijnstreek maakt een gezamenlijk document met het samenwerkingsverband VO MHR met daarin de afspraken m.b.t. overgang PO-VO. Afstemming met de voorschoolse voorzieningen (m.n. de kinderdagverblijven) wordt voortgezet. In het reformatorisch verband worden met de scholen in het ondersteuningsprofiel afspraken gemaakt op welke wijze de school zorg draagt voor een soepele overgang en hoe knelpunten worden opgelost. Indien gewenst, zouden jeugdhulparrangementen moeten kunnen doorlopen.
Mogelijke gevolgen
Thema
Thuiszitters
Beschrijving
Behoudens enkele vrijstellingen op de leerplichtwet, zijn thuiszitters leerplichtigen die om welke reden dan ook, behalve wegens ziekte, vier weken of meer geen onderwijs volgen, dus thuiszitten. 6
Een van de doelen van passend onderwijs is het voorkomen van het aantal thuiszitters: leerplichtige leerlingen die verzuimen (absoluut of relatief). Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het uitvoeren van de Leerplichtwet. Samenwerkingsverbanden krijgen door de komst van passend onderwijs een duidelijke rol bij de thuiszittersproblematiek. Gemeenten streven er naar om gezamenlijk met het samenwerkingsverband primair onderwijs en het samenwerkingsverband het aantal thuiszitters door een combinatie van preventieve inzet en repressie zo laag mogelijk te houden. Een adequaat verzuimbeleid op de scholen is een belangrijk preventief middel om ongewenst en ongeoorloofd schoolverzuim te voorkomen en mogelijke andere problematieken te signaleren. Het ontwikkelen van een verzuimbeleid dat gebruikt kan worden om de samenwerking tussen gemeente, onderwijsinstellingen, CJG partners en ouders te verbeteren, is een belangrijke stap in de goede richting. Het swv po wisselt informatie uit met leerplicht n.a.v. casuïstiek. Er dienen nog structurele afspraken gemaakt te worden In het kader van Passend Onderwijs zullen de gegevens van BRON, zoals deze door leerplicht zijn aangeleverd, bepalend zijn. Het is van belang dat die gegevens correct zijn en overeenkomen met die van de scholen. Er is reeds een verzuimprotocol voor de scholen (Rijnstreek). Voornemens swv
Het is van belang dat scholen sneller signaleren en melden dat een leerling afwezig is. In dat verband kan het verzuimprotocol worden “gerevitaliseerd”. Er wordt een bijgesteld verzuimprotocol ontwikkeld in Holland Rijnlandverband. Vaak komt het voor dat de leerlingen afwezig worden gemeld door de ouders. Het is moeilijk om de legitimiteit van ziekte na te gaan. Het zou te overwegen zijn als de jeugdarts meer en sneller kan worden benut om min of meer als “controlerend jeugdarts” op te treden. Daarnaast is bekend dat er vaak redenen van sociale of sociaal-emotionele aard zijn waardoor leerlingen verzuimen. Jeugdhulp is in heel veel gevallen moeilijk te “verkopen”. Door een actievere samenwerking met de medewerker van het jeugd&gezinsteam kunnen wellicht eerder barrières 7
Mogelijke gevolgen
worden weggenomen. Het vernieuwde verzuimprotocol (Voorkomen schoolverzuim en thuiszitten) wordt de basis van werken m.b.t. het voorkomen van ongewenst en ongeoorloofd schoolverzuim. Dat geldt ook voor inzet van een jeugdarts in het kader van de verzuimcontrole.
8
2. Ontwikkelagenda Voortgezet Onderwijs Thema
De samenwerking tussen jeugdhulp en onderwijs
Beschrijving
In het kader van de transitie jeugdzorg is op hoofdlijnen tussen de gemeenten en het samenwerkingsverband overeenstemming voor wat betreft de verbinding tussen onderwijs en de jeugd- en gezinteams, waaronder de toewijzing van ondersteuning en jeugdhulp. Van belang is dat vanuit de vindplaats school snel de benodigde hulp integraal ingezet kan worden ook daar waar wijk- of gemeenteoverstijgende situaties aanwezig zijn. Voor wat betreft het organisatiemodel hebben de gemeenten vooral uitwerking gegeven aan de wijkgerichte opzet. Het regionale karakter van het VO en VSO vraagt een andere uitwerking. Ook de positie van de andere disciplines waarmee de school thans samenwerkt, zoals leerplicht en politie, is nog onvoldoende belicht. Bij de uitvoering van de ‘Proeftuinen’ (Rijnstreek) zal het samenwerkingsverband/onderwijs nauw betrokken moeten worden. Dit betekent namelijk dat de ZAT-structuur wordt gewijzigd dan wel vervalt. Het is van belang dat er jeugdhulp binnen de scholen direct beschikbaar aanwezig is en dat de jeugd&gezinsmedewerker samenwerkt met school en samenwerkingsverband, ook voor wat betreft de toewijzing van ondersteuning en jeugdhulp. Het swv vraagt aandacht voor het onderscheid in schoolsoort. Het regulier VO vraagt een andere jeugd&gezinsmedewerker dan het praktijkonderwijs, het vso-zmlk of het vso-zmok. De regio kent thans een regionale onderwijsopvangvoorziening, Plusschool De Rotonde te Alphen aan den Rijn, zulks in het kader van het voorkomen van voortijdig schoolverlaten. Binnen deze voorziening wordt er al nauw samengewerkt tussen onderwijs en jeugdhulp. Het is wenselijk dat dit integrale arrangement worden gecontinueerd dan wel worden verbreed. Bijzondere aandacht verdienen de doelgroepen die aangewezen zijn op zware ondersteuning vanuit het onderwijs en jeugdhulpverlening. Te denken valt aan jongeren die thans aangewezen zijn op dagbehandeling GGZ 9
en dan (tijdelijk) onderwijs ontvangen van een school voor VSO.
Voornemens swv
Ook wordt aandacht gevraagd voor de leerlingen VSO met een lichamelijke of meervoudige beperking die thans aangewezen zijn op VSO – al dan niet in de regio – en voorzieningen vanuit de wmo of awbz. In dit verband wordt ook gewezen op de residentiële instelling van Horizon-Rijnhove die in de gemeente Alphen aan den Rijn gevestigd is. Tot slot wordt er op gewezen om ook het preventief veiligheidsbeleid bij een en ander te betrekken. De school krijgt met ingang van 1-8-2014 een centrale plaats in het arrangeren van onderwijsondersteuning. Het arrangeren van arrangementen zal voor een groot deel op de school plaatsvinden. Hierbij is een “onderwijsspecialist” (=orthopedagoog of psycholoog) betrokken. Ook bij de verwijzing naar een vorm van voortgezet speciaal onderwijs is deze onderwijsspecialist betrokken. De wijze waarop de ondersteuning zal worden toegewezen binnen het swv is nog in ontwikkeling. Dit zal voor de 1e augustus 2014 een feit moeten zijn. Voor de toeleiding naar het VSO zal een Adviescommissie Toelaatbaarheid worden ingesteld. Daar waar dit raakvlakken heeft met de jeugdhulp wenst het swv gaarne af te stemmen met het beleid van de gemeenten, waaronder ook de bemensing. Met de samenwerkingsverbanden VO Leiden e.o. en Duinen Bollenstreek wordt gekeken in hoeverre een bovenregionale commissie in te stellen is. Voor de operationalisering zijn nadere afspraken nodig over de informatiedragers (bv. welke info moet er zijn? hoe maken we optimaal gebruik van reeds beschikbare informatie? Hoe stemmen we af over beschikbare informatie?) en de wijze waarop wederzijds gebruik gemaakt kan worden van deskundigen en beschikbare instrumenten. Deelname aan de proeftuinen wordt voorgestaan op grond van vooraf te bepalen kaders dan wel beleidsrichtingen Voorts wordt geïnventariseerd welke doelgroepen zijn aangewezen zijn op zware ondersteuning en jeugdhulp. In dit verband wordt opgemerkt dat jongeren die niet kwalificatieplichtig (vanaf 16 jaar) zijn veelal nog als 18plusser ingeschreven zijn op school. Zij vragen zware onderwijssteuning. Zal overwegen of deze constructie wenselijk en/of mogelijk is. Daarover wenst zij met 10
gemeenten afspraken te maken.
Mogelijke gevolgen
Het samenwerkingsverband wenst ook afspraken te maken over de wijze waarop het uitvoeringsoverleg tussen onderwijs en jeugd&gezinsteams beleidsmatig zal gaan plaatsvinden, als mede de evaluatie. Het swv zal een onderwijsspecialist beschikbaar stellen voor de deelname aan proeftuinen. Het handhaven van het bestaande aanbod voor de partijen die (nog) niet bij de proeftuinen zijn betrokken. Voor leerlingen die 18 jaar of ouder zijn en het vso dan wel praktijkonderwijs volgen, kunnen een eerder een beroep doen op de voorzieningen in het kader van wmo of awbz.
Thema
Onderwijshuisvesting
Beschrijving
De gemeente is verantwoordelijk voor de onderwijshuisvesting van het VO en VSO. Het samenwerkingsverband is gehouden passend onderwijs voor alle leerlingen te realiseren. Dat kan binnen de regio zijn, maar ook daarbuiten. Het aantal plaatsen vso wordt qua bekostiging teruggebracht op het niveau van oktober 2011. Dit gegeven maakt het noodzakelijk dat het swv zich oriënteert op het volume. Omdat het niet meer noodzakelijk is dat een leerling met een tlv (= toelaatbaarheidsverklaring) voor zijn volledige schoolloopbaan een school voor vso bezoekt, kan er qua duur en intensiteit gedifferentieerd worden. Er gaan nu nog veel redelijk veel leerlingen de regio uit, om elders een passend onderwijs programma te volgen. Bezien kan worden of er meer “nabijgerichtonderwijs” kan worden gerealiseerd. Voor leerlingen die aangewezen zijn op dagbehandeling en speciaal onderwijs is het ook gewenst dat dit meer nabij zou kunnen worden gerealiseerd. Omdat uitgangspunt van beleid is dat de school als vindplaats wordt gezien, is het nodig dat medewerkers ook in de scholen ruimte hebben hun werkzaamheden te verrichten. Dit geldt niet alleen voor de medewerkers van het onderwijs, maar ook voor de medewerkers van de jeugdhulp. Voor 1 augustus 2014 moet een nieuwe verordening worden opgesteld; bij voorkeur is deze nieuwe verordening in de drie gemeenten in Rijnstreek hetzelfde. 11
Voornemens swv
Mogelijke gevolgen
Het swv oriënteert zich op een andere positie van de Plusschool De Rotonde en wel op die wijze dat deze voorziening niet alleen als onderwijsopvangvoorziening dient maar ook als voorziening van onderzoek en observatie om een meest passende onderwijsprogramma voor leerlingen met een ondersteuningsvraag te kunnen bepalen. Daarnaast wordt nagegaan of er voor zowel op de Plusschool als op de scholen voor VSO symbiosearrangementen mogelijk en wenselijk zijn. Met de reguliere scholen voor VO wordt nagegaan welke arrangementen VSO binnen het VO mogelijk zijn. Vooralsnog zal een en ander geen ingrijpende gevolg hebben voor de onderwijshuisvesting. Indien meer leerlingen binnen het regulier onderwijs ondersteuning krijgen – al dan niet in symbioseverband – dan zal dit leiden tot andere vragen m.b.t. de huisvesting binnen de bestaande capaciteit. Dat geldt ook als de leerlingen die thans de regio dagelijks verlaten, meer onderwijs nabij kunnen krijgen. Aangezien er ook een autonome krimp te verwachten is, wordt vooralsnog aangenomen dat deze ontwikkelingen niet leiden tot een extra vraag in de vorm van uitbreiding van de onderwijshuisvesting. Mogelijk wel tot kleine accentverschuivingen. Er is op de scholen ruimte nodig voor personeelsleden vanuit het onderwijs en de jeugdhulp.
Thema
Leerlingenvervoer
Beschrijving
De gemeente is verantwoordelijk voor het leerlingenvervoer. Daarbij zijn o.a. te onderscheiden het vervoer op grond van denominatie en het vervoer voor leerlingen die zijn aangewezen op (voortgezet) speciaal onderwijs. Voor het (voorgezet) speciaal onderwijs is het bij wet en verordening geregeld. Echter, reguliere leerlingen die niet het vso bezoeken, maar wel aangewezen zijn op een ondersteuningsarrangement, vallen er buiten. Dit is een knelpunt. Dat geldt soms ook voor leerlingen die aangewezen zijn op de dagbehandeling van de ggz elders of daghulp van Cardea elders. Een ander aspect is het begrip “dichtstbijzijnde school”. Het swv moet sommige leerlingen voor vso verwijzen naar een andere regio. Ook komt het voor dat er een passende school is in het swv, maar dat de ouders een andere school 12
Voornemens swv
prefereren, omdat deze dichterbij ligt. Het verdient aanbeveling om afspraken te maken tussen de gemeenten en het swv welke beleidslijn de gemeenten dan volgen. Het makkelijkste voor leerling en ouders dat de gemeenten de TLV van het swv volgt. Het swv geeft voor de zware ondersteuningsarrangementen toelaatbaarheidsverklaringen af, die een plaatsing op een school voor VSO mogelijk maken. Hiervoor is opgemerkt dat er nagegaan wordt of vormen van symbiose tussen VSO en VO mogelijk zijn of kunnen worden geïntensiveerd. Ook is het wenselijk dat voor sommige leerlingen die voor kortere of langere tijd aangewezen zijn op de Plusschool De Rotonde een beroep kunnen doen op de verordening leerlingenvervoer. Dat geldt ook voor de leerlingen voor wie een arrangement wenselijk is vanuit vso of Plusschool in combinatie met een stageplek. Met name moet dan gedacht worden aan leerlingen in het vso-zmlk. Het samenwerkingsverband vraagt ook aandacht voor leerlingen die zijn aangewezen op intensieve (soms 1 op 1) begeleiding die vaak buiten de regio plaatsvindt en waarvoor (soms tijdelijk) leerlingvervoer noodzakelijk is.
Mogelijke gevolgen
De vergoeding van leerlingenvervoer kan zowel gebaseerd zijn op het openbaar vervoer, collectief vervoer (busje) dan wel individueel vervoer (taxi). De inzet is te bepalen op grond van de ontwikkeling en (on-)mogelijkheden van de leerling. Het zou goed zijn als er afspraken worden gemaakt dat het swv een advies formuleert over de gewenste inzet voor vervoer. Dit geldt niet voor het vervoer op denominatieve grondslag. De arrangementen leiden tot een andere vraag m.b.t. de inzet van leerlingvervoer. Ook in de thans vigerende situatie heeft de VNG altijd bepleit een budget (in het kader van jeugdbeleid) beschikbaar te houden voor leerlingen die wel aangewezen waren op een aangepast arrangement, maar geen indicatie hadden. Indien het swv erin slaagt om meer leerlingen VSO nabij gericht onderwijs te bieden, dan lijkt dit positieve gevolgen te hebben op de kosten leerlingenvervoer. Deze ontwikkelingen worden meegenomen in de voorbereidingen voor de nieuwe verordening.
13
Thema
Overgangsmomenten
Beschrijving
De volgende overgangsmomenten zijn te onderscheiden: - Voorschoolse voorzieningen – PO/SO - PO/SO – VO/VSO - VO/VSO-MBO - VO (VSO) – HBO/WO - PRO/VSO – arbeidsmarkt Voor het VO zijn in dit verband de overgangen PO-VO/VSO, VO(VSO)-MBO en PRO/VSO-arbeidsmarkt van belang. De overgang PRO/VSO-arbeidsmarkt wordt nader beschreven bij toeleiding naar de onderkant van de arbeidsmarkt. Voor de overgang PO/SO-VO/VSO dienen de samenwerkingsverbanden PO en VO sluitende afspraken te maken. In het kader van het voorkomen van VSV is het van belang dat het ROC/MBO en het SWV VO goede afspraken maken. Binnen het raam van het VSV-convenant zijn er reeds samenwerkingsafspraken VO-MBO. Hierbij is het RMC ZHOost actief betrokken. Om het VSV te verminderen wordt er gebruikt gemaakt van de digitale overdracht VO-ROC. Passend Onderwijs geldt ook voor het MBO. Derhalve moeten de afspraken tussen het VO en het MBO aangaande de doorlopende leer- en zorglijnen worden verbeterd. Punt van aandacht daarbij is de inzet van jeugdhulp voor de jongeren die 18 jaar of ouder zijn. Met de ROC’s worden nadere afspraken gemaakt over een verbetering van de “warme overdracht” van jongeren vanuit het VO. Deze worden geborgd door beleidsafspraken met het RMC, waarin de gemeente vertegenwoordigd zijn. Indien gewenst, zouden jeugdhulparrangementen moeten kunnen worden doorlopen. Voor de 18+ ‘ers zijn afspraken met de gemeenten noodzakelijk. De wijze waarop capaciteit inzet jeugdhulp voor jongeren ouder dan 18.
Voornemens swv
Mogelijke gevolgen
14
Thema
Thuiszitters
Beschrijving
Behoudens enkele vrijstellingen op de leerplichtwet, zijn thuiszitters leerplichtigen die om welke reden dan ook, behalve wegens ziekte, vier weken of meer geen onderwijs volgen, dus thuiszitten. Een van de doelen van passend onderwijs is het reduceren van het aantal thuiszitters: leerplichtige leerlingen die verzuimen (absoluut of relatief). Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het uitvoeren van de Leerplichtwet. Samenwerkingsverbanden krijgen door de komst van passend onderwijs een duidelijke rol bij de thuiszittersproblematiek. Gemeenten streven er naar om gezamenlijk met het samenwerkingsverband primair onderwijs en het samenwerkingsverband voortgezet onderwijs het aantal thuiszitters door een combinatie van preventieve inzet en repressie zo laag mogelijk te houden. Een adequaat verzuimbeleid op de scholen is een belangrijk preventief middel om voortijdig schoolverlaten, vooral in het VO en op het MBO, te voorkomen en mogelijke andere problematieken te signaleren. Het ontwikkelen van een verzuimbeleid dat gebruikt kan worden om de samenwerking tussen gemeente, onderwijsinstellingen, CJG partners en ouders te verbeteren, is een belangrijke stap in de goede richting. Het swv vo inventariseert thans drie keer per jaar het aantal thuiszitters volgens opgave van de scholen en volgens opgave van leerplicht. Deze gegevens komen niet in alle gevallen overeen. De coördinator VSV van het SWV gaat de leerlingen na en onderneemt actie, eventueel door een overleg met betrokken te arrangeren. In het kader van Passend Onderwijs zullen de gegevens van BRON, zoals deze door leerplicht zijn aangeleverd, bepalend zijn. Het is van belang dat die gegevens correct zijn en overeenkomen met die van de scholen. Er is reeds een verzuimprotocol voor de scholen. Naast thuiszitters zijn er VSV’ers. Dit zijn jongeren die het onderwijs voortijdig verlaten. Dit kunnen ook leerlingen zijn met een diploma, maar waarvan het diploma geen startkwalificatie is. In dit verband wordt er door het swv vo 15
Voornemens swv
Mogelijke gevolgen
samengewerkt met de Regionale Meld- en Coördinatiefunctie en met de ROC’s, met name het ROC ID College. Het is van belang dat scholen sneller signaleren en melden dat een leerling afwezig is. In dat verband kan het verzuimprotocol worden “gerevitaliseerd”. Er wordt een bijgesteld verzuimprotocol ontwikkeld in Holland Rijnlandverband. Vaak komt het voor dat de leerlingen afwezig worden gemeld door de ouders. Het is moeilijk om de legitimiteit van ziekte na te gaan. Het zou te overwegen zijn als de jeugdarts meer en sneller kan worden benut om min of meer als “controlerend jeugdarts” op te treden. Daarnaast is bekend dat er vaak redenen van sociale of sociaal-emotionele aard zijn waardoor leerlingen verzuimen. Jeugdhulp is in heel veel gevallen moeilijk te “verkopen”. Door een actievere samenwerking met de medewerker van het jeugd&gezinsteam kunnen wellicht eerder barrières worden weggenomen. Het vernieuwde verzuimprotocol (Voorkomen schoolverzuim en thuiszitten) wordt de basis van werken m.b.t. het voorkomen van ongewenst en ongeoorloofd schoolverzuim. Dat geldt ook voor inzet van een jeugdarts in het kader van de verzuimcontrole.
Thema
Aansluiting “onderkant arbeidsmarkt”
Beschrijving
Leerlingen met een beperking kunnen niet in alle gevallen een startkwalificatie behalen. Vooral moet dan gedacht worden aan leerlingen in het praktijkonderwijs en in het vso. Deze jongeren worden rechtstreeks toegeleid naar arbeid aan de “onderkant van de arbeidsmarkt”. Vaak zijn deze jongeren ook aangewezen op vormen van ondersteuning dan wel op een plaats in de sociale werkvoorziening. Nu krijgen deze jongeren nog een Wajong-uitkering of een PGB dan wel een andere vorm van begeleiding. Veel gaat veranderen met de komst van de participatiewet, die – net als de jeugdhulp – uitgevoerd gaat worden door de gemeenten. Ook is er samenhang op onderdelen wellicht met de awbz of wmo. Ook op dit terrein is regionale samenwerking van gemeenten en afstemming met het onderwijs noodzakelijk. 16
Voornemens swv
Mogelijke gevolgen
Het swv heeft zorgen over de doelgroep. Over de gevolgen voor de doelgroep en de gewenste maatregelen om een en ander te temperen wil het swv beleidsafspraken te maken – uiteraard in overleg met de schoolbesturen – met de gemeenten. Daarbij komt ook aan de orde of leerlingen van de doelgroep die 18 of ouder zijn nog op school moeten blijven of dat daarvoor arrangementen buiten het onderwijs moeten worden ontwikkeld. Nog niet duidelijk.
17
MODEL-MEDEZEGGENSCHAPSREGLEMENT ONDERSTEUNINGSPLANRAAD SAMENWERKINGSVERBAND PRIMAIR ONDERWIJS 2813 ALPHEN AAN DE RIJN E.O.
Medezeggenschapsreglement van samenwerkingsverband PO 2813 Alphen aan de Rijn e.o. (‘het samenwerkingsverband’). Hoofdstuk 1
Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsbepalingen a. wet: de Wet medezeggenschap op scholen (Stb. 2006, 658); b. bestuur: het bestuur van het samenwerkingsverband; c. OPR: de ondersteuningsplanraad van het samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 4a van de wet; d. scholen: de scholen als bedoeld in artikel 18a, tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs en artikel 28a, tweede lid, van de Wet op de expertisecentra; e. ouders: de ouders, voogden of verzorgers van de leerlingen van de scholen; f. personeel: het personeel dat in dienst is dan wel ten minste 6 maanden te werk gesteld is zonder benoeming bij ten minste één van de scholen; g. geleding: de afzonderlijke groepen van leden, als bedoeld in artikel 4a, tweede lid, van de wet; h. directeur: de directeur van het samenwerkingsverband; i. reglement: dit medezeggenschapsreglement; en j. waarnemer: vertegenwoordiger van een school zonder vestiging in de regio van het samenwerkingsverband zonder stemrecht. Het bestuur van de desbetreffende school is deelnemer aan het samenwerkingsverband. Artikel 2 Werkingsduur en wijzigingen reglement 1. Het reglement treedt in werking op 1 december 2013. 2. Het bestuur legt het reglement en elke wijziging daarvan als voorstel voor aan de OPR en stelt het (gewijzigde) reglement slechts vast voor zover het na overleg al dan niet gewijzigde voorstel de instemming van ten minste twee derde deel van het aantal leden van de OPR heeft verworven. 3. Het eerste reglement heeft een werkingsduur van twee jaar. Drie maanden voor het verstrijken van het tweede jaar legt het bestuur aan de OPR een voorstel voor een nieuw reglement voor. Hoofdstuk 2
Inrichting van de OPR
Artikel 3 OPR 1. Aan het samenwerkingsverband is een OPR verbonden. Artikel 4 Leden OPR 1. De leden van de OPR wordt afgevaardigd volgens de bepalingen van dit reglement. 2. Het aantal leden van de OPR bedraagt tweemaal het aantal schoolbesturen, dat scholen in stand houdt, van wie: a. de helft van het aantal leden afgevaardigd zijn uit het personeel; en
1
b. de helft van het aantal leden afgevaardigd zijn uit de ouders; 3. Aan de OPR kunnen één of meerdere waarnemers worden toegevoegd. Artikel 5 Zittingsduur leden 1. De zittingsduur van de leden van de OPR bedraagt drie jaar. 2. Een lid van de OPR treedt na zijn zittingsperiode af en kan terstond opnieuw worden afgevaardigd met een maximale zittingsduur van twee termijnen 3. Een lid dat ter vervulling van een tussentijdse vacature is afgevaardigd, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats hij is afgevaardigd, zou moeten aftreden. 4. Behalve door periodieke aftreding eindigt het lidmaatschap van de OPR: a. door overlijden van het lid; b. door opzegging door het lid; c. zodra het lid geen personeelslid of ouder meer is, of d. door onder curatele stelling. 5. In het huishoudelijk reglement zal een rooster van aftreden worden opgenomen. Artikel 6 Onverenigbaarheden 1. Personen die deel uitmaken van het bevoegd gezag van een van de scholen of het bestuur kunnen geen zitting nemen in de OPR. 2. Een personeelslid dat is opgedragen om namens het bestuur op te treden in besprekingen met de OPR kan niet tevens lid zijn van de OPR. Hoofdstuk 3
Afvaardiging leden OPR
Artikel 7 Organisatie afvaardiging 1. De afvaardiging van de leden van de OPR geschiedt door middel van verkiezingen. 2. Ieder aan het samenwerkingsverband deelnemende bestuur, dat scholen in stand houdt, heeft recht op één afgevaardigde in de personeelsgeleding en één afgevaardigde in de oudergeleding. 3. De leden van de medezeggenschapsraden kiezen de afvaardiging in de OPR namens het eigen bestuur. 4. De leiding van de verkiezingen berust bij de OPR. De OPR kan de organisatie daarvan opdragen aan een commissie. 5. De OPR bepaalt de samenstelling, werkwijze, en de bevoegdheden van de in het tweede lid bedoelde commissie, alsmede de wijze waarop over bezwaren inzake besluiten van deze commissie wordt beslist. Artikel 8 Datum verkiezingen 1. De OPR bepaalt de datum van de verkiezing, alsmede de tijdstippen van aanvang en einde van de stemming. 2. De OPR stelt het bestuur en de leden van de medezeggenschapsraden van de scholen in kennis van de in het eerste lid genoemde tijdstippen. Artikel 9 Verkiesbare en kiesgerechtigde personen 1. Zij die op de dag van de kandidaatstelling deel uitmaken van het personeel van ten minste één van de scholen of ouder van ten minste één van de scholen zijn, zijn verkiesbaar tot lid van de OPR. 2. Zij die op de dag van de kandidaatstelling lid zijn van de medezeggenschapsraden van ten minste één van de scholen, zijn kiesgerechtigd.
Artikel 10 Bekendmaking verkiesbare en kiesgerechtigde personen De OPR stelt drie weken voor de verkiezingen een lijst vast van de personen die verkiesbaar zijn. Deze lijst wordt
2
aan de leden van de medezeggenschapsraden van de scholen bekend gemaakt. Artikel 11 Onvoldoende kandidaten 1. Indien uit het personeel dan wel de ouders niet meer kandidaten zijn gesteld dan er zetels in de OPR voor die geleding zijn, vindt voor die geleding of geledingen geen verkiezing plaats en worden de gestelde kandidaten geacht te zijn gekozen. 2. De OPR stelt het bestuur, de leden van de medezeggenschapsraden van de scholen en de betrokken kandidaten daarvan tijdig vóór de verkiezingsdatum in kennis. Artikel 12 Verkiezing De verkiezing vindt plaats bij geheime, schriftelijke stemming, waaronder wordt begrepen een digitaalschriftelijke stemming. Artikel 13 Stemming en volmacht 1. Een kiesgerechtigde brengt ten hoogste evenveel stemmen uit als er zetels voor zijn geleding in de OPR zijn. Op een kandidaat kan slechts één stem worden uitgebracht. 2. Een kiesgerechtigde kan bij schriftelijke volmacht met overgave van zijn stembiljet een ander, die tot dezelfde geleding behoort, zijn stem laten uitbrengen. Een kiesgerechtigde kan voor ten hoogste één andere kiesgerechtigde bij volmacht een stem uitbrengen. Artikel 14 Uitslag verkiezingen 1. Gekozen zijn de kandidaten die achtereenvolgens het hoogste aantal stemmen op zich hebben verenigd. Indien er voor de laatste te bezetten zetel meer kandidaten zijn, die een gelijk aantal stemmen op zich verenigd hebben, beslist tussen hen het lot. 2. De uitslag van de verkiezingen wordt door de OPR vastgesteld en schriftelijk bekendgemaakt aan het bestuur en de medezeggenschapsraden van de scholen. Artikel 15 Tussentijdse vacature 1. In geval van een tussentijdse vacature wijst de OPR tot opvolger van het betrokken lid aan de kandidaat uit de desbetreffende geleding die blijkens de vastgestelde uitslag, bedoeld in artikel 14, eerste lid, daarvoor als eerste in aanmerking komt. 2. De aanwijzing geschiedt binnen een maand na het ontstaan van de vacature. De OPR doet van deze aanwijzing mededeling aan het bestuur, de medezeggenschapsraden van de scholen en de betrokken kandidaat. 3. Indien uit de ouders en het personeel minder kandidaten zijn gesteld dan er zetels in de OPR voor die geleding zijn of indien er geen opvolger als bedoeld in het eerste lid aanwezig is, kan in de vacature(s) voorzien worden door het houden van een tussentijdse verkiezingen. In dat geval zijn de artikelen 7 t/m 14 van overeenkomstige toepassing. 4. Indien binnen drie maanden na het ontstaan van een vacature reguliere verkiezingen plaatsvinden, vinden er geen tussentijdse verkiezingen plaats, tenzij in die periode een ondersteuningsplan moet worden vastgesteld.
Hoofdstuk 4
Taken, bevoegdheden en verplichtingen OPR
Artikel 16 Vergaderingen OPR 1. De vergaderingen van de OPR zijn openbaar, tenzij de OPR anders besluit. De OPR kan besluiten de vergadering achter gesloten deuren te houden, indien het belang van de openbaarheid niet opweegt
3
tegen: a. het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer; b. de economische of financiële belangen van het samenwerkingsverband; c. het belang van voorkoming van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheden betrokken natuurlijke personen dan wel derden. 2. Indien bij een vergadering of een onderdeel daarvan een persoonlijk belang van een van de leden van de OPR in het geding is, kan de OPR besluiten dat het betrokken lid aan die vergadering of dat onderdeel daarvan niet deelneemt. De OPR kan tegelijkertijd besluiten dat de behandeling van de desbetreffende aangelegenheid in een besloten vergadering plaatsvindt. Artikel 17 Overleg met bestuur 1. Het bestuur en de OPR komen bijeen indien de OPR dan wel het bestuur daarom onder opgave van redenen verzoekt, met dien verstande dat het bestuur en OPR ten minste twee maal per jaar overleg voeren. In dat overleg komen in ieder geval jaarlijks de onderstaande onderwerpen aan de orde: - de voortgang van de werkzaamheden van het samenwerkingsverband; - de eventuele noodzaak om het ondersteuningsplan tussentijds te wijzigen; - het activiteitenplan van het samenwerkingsverband; en - het jaarverslag van het samenwerkingsverband. 2. Indien twee derde deel van de leden van de OPR en de meerderheid van elke geleding dat wensen, voert het bestuur de in het eerste lid bedoelde bespreking met elke geleding afzonderlijk. 3. De directeur voert namens het bestuur het overleg, als bedoeld in dit reglement, met de OPR. 4. Op verzoek van de OPR of op verzoek van de directeur kan het bestuur besluiten de directeur in het geval een persoonlijk belang van de directeur in het geding is te ontheffen van zijn taak om een bespreking namens het bestuur te voeren. 5. Op verzoek van de OPR voert het bestuur in bijzondere gevallen zelf de besprekingen met de OPR. Onder bijzondere gevallen wordt in ieder geval verstaan die situatie waarin de directeur onderwerp van overleg is. Artikel 18 Initiatiefbevoegdheid OPR 1. De OPR is bevoegd tot bespreking van alle aangelegenheden het samenwerkingsverband betreffende. Hij is bevoegd over deze aangelegenheden aan het bestuur voorstellen te doen en standpunten kenbaar te maken. 2. Het bestuur brengt op deze voorstellen binnen drie maanden een schriftelijke, met redenen omklede reactie uit aan de OPR. 3. Alvorens over te gaan tot het uitbrengen van deze reactie, stelt het bestuur de OPR ten minste eenmaal in de gelegenheid met hem overleg te voeren over de voorstellen van de OPR. Artikel 19 Algemene taken OPR 1. De OPR bevordert naar vermogen openheid en onderling overleg in het samenwerkingsverband. 2. De OPR waakt voorts in het samenwerkingsverband tegen discriminatie op welke grond dan ook en bevordert gelijke behandeling in gelijke gevallen en in het bijzonder de gelijke behandeling van mannen en vrouwen en de inschakeling van gehandicapten en allochtone werknemers. Artikel 20 Wijze informatieverschaffing Het bestuur stelt de informatie die de OPR nodig heeft voor het uitoefenen van zijn taken, op een toegankelijke wijze beschikbaar. Onder ‘op een toegankelijke wijze’ wordt verstaan: op een wijze waardoor de informatie begrijpelijk, relevant en helder is voor de uitoefening van de taken van de OPR.
4
Artikel 21 Jaarverslag 1. De OPR stelt jaarlijks voor 1 december een verslag van zijn werkzaamheden in het afgelopen schooljaar vast en maakt dit bekend aan alle betrokkenen. 2. De OPR draagt er zorg voor dat het verslag op een algemeen toegankelijke plaats binnen het samenwerkingsverband en de scholen ter inzage wordt gelegd en zo mogelijk digitaal toegankelijk is. Artikel 22 Geheimhouding 1. De leden van de OPR zijn verplicht tot geheimhouding van alle zaken die zij in die hoedanigheid vernemen en ten aanzien waarvan het bestuur dan wel de OPR hun geheimhouding heeft opgelegd of waarvan zij, in verband met opgelegde geheimhouding, het vertrouwelijke karakter moeten begrijpen. Het voornemen om geheimhouding op te leggen wordt zoveel mogelijk vóór de behandeling van de betrokken aangelegenheid meegedeeld. 2. Degene die de geheimhouding, zoals bedoeld in het eerste lid van dit artikel, oplegt, deelt daarbij tevens mede welke schriftelijk of mondeling verstrekte gegevens onder de geheimhouding vallen en hoelang deze geheimhouding duurt, alsmede of er personen of aangelegenheden zijn ten aanzien van wie of waarvan de geheimhouding niet in acht behoeft te worden genomen. 3. De plicht tot geheimhouding vervalt niet door beëindiging van het lidmaatschap van de OPR dan wel doordat het lid geen personeelslid dan wel ouder meer is. Artikel 23 Instemming ondersteuningsplan Het bestuur behoeft de voorafgaande instemming van de OPR met betrekking tot de vaststelling of wijziging van het ondersteuningsplan als bedoeld in artikel 18a van de Wet op het primair onderwijs. Artikel 24 Termijnen instemming 1. De OPR besluit binnen zes weken tot instemming of onthouding van instemming met betrekking tot het voorgenomen ondersteuningsplan. Deze termijn gaat lopen vanaf het moment dat de OPR het verzoek tot instemming schriftelijk heeft ontvangen. Op verzoek van de OPR verlengt het bestuur deze termijn met maximaal drie weken. 2. De OPR besluit binnen zes weken tot instemming of onthouding van instemming met betrekking tot het medezeggenschapstatuut en medezeggenschapsreglement, elke wijziging daaronder begrepen. Deze termijn gaat lopen vanaf het moment dat de OPR het verzoek tot instemming heeft ontvangen. Op verzoek van de OPR verlengt het bestuur deze termijn met maximaal drie weken.
Hoofdstuk 5
Inrichting en werkwijze OPR
Artikel 25 Voorzitter en secretaris 1. De OPR kiest uit zijn midden een voorzitter, een plaatsvervangende voorzitter en een secretaris. 2. De voorzitter, of bij diens verhindering de plaatsvervangende voorzitter, vertegenwoordigt de OPR in rechte. Artikel 26 Uitsluiting leden OPR 1. De leden van de OPR komen de uit het lidmaatschap van de OPR voortvloeiende verplichtingen na. 2. De OPR kan tot het oordeel komen dat een lid de in het eerste lid bedoelde verplichtingen niet nakomt, indien het betrokken lid: a. ernstig nalatig is in het naleven van de bepalingen van de wet of het reglement; b. de plicht tot geheimhouding als bedoeld in artikel 22 hierboven schendt; of
5
c. een ernstige belemmering vormt voor het functioneren van de OPR. 3. Ingeval van een oordeel als bedoeld in het tweede lid kan de OPR met een meerderheid van ten minste twee derde deel van het aantal leden besluiten het betrokken lid te wijzen op zijn verplichtingen dan wel het betrokken lid verzoeken zich terug te trekken als lid van de OPR dan wel het betrokken lid uitsluiten van de werkzaamheden van de OPR voor de duur van ten hoogste drie maanden. 4. De OPR pleegt ingeval van het in het tweede lid bedoelde oordeel en ingeval van een voornemen als bedoeld in het derde lid zoveel als mogelijk overleg met de leden van de medezeggenschapsraden waardoor het betrokken lid is afgevaardigd, rekening houdend met de vertrouwelijkheid van gegevens. 5. Een in het tweede lid bedoeld oordeel wordt schriftelijk aan het betrokken lid kenbaar gemaakt. 6. Een in het derde en vierde lid bedoeld besluit kan niet worden genomen, dan nadat het betrokken lid in de gelegenheid is gesteld schriftelijk kennis te nemen van de tegen hem ingebrachte bezwaren en tevens in de gelegenheid is gesteld zich daartegen te verweren, waarbij hij zich desgewenst kan doen bijstaan door een raadsman. Artikel 27 Betrokkenheid werkzaamheden 1. De OPR betrekt alle bij het samenwerkingsverband betrokkenen in de volgende gevallen bij de werkzaamheden van de OPR: het vaststellen van het ondersteuningsplan 2. De OPR doet dit door middel van verslaglegging en informatievoorziening. 3. De OPR kan het personeel en de ouders raadplegen. Artikel 28 Quorum 1. De OPR kan in een vergadering alleen dan geldige besluiten nemen, indien de meerderheid (de helft plus een) van het aantal leden, waaruit de OPR bestaat, aanwezig is. 2. In het geval over een onderwerp op grond van het eerste lid van dit artikel geen besluit kan worden genomen, wordt het desbetreffende onderwerp geagendeerd voor de eerst volgende vergadering van de OPR. 3. Indien wegens onvoltalligheid op grond van het bepaalde in het tweede lid van dit artikel een nieuwe vergadering is belegd, beraadslagen en besluiten de aanwezige leden van de OPR over het onderwerp dat voor de eerste vergadering was geagendeerd, ongeacht het aantal leden dat aanwezig is. Artikel 29 Besluitvorming OPR 1. De OPR streeft bij het nemen van een besluit naar consensus. 2. In het geval geen consensus kan worden bereikt, zoals bedoeld in het eerste lid van dit artikel, neemt de OPR een besluit bij meerderheid van stemmen. Een blanco stem wordt niet als een uitgebrachte stem beschouwd. 3. Ieder lid van de OPR bezit één of meer stemmen afhankelijk van het aantal scholen (=brinnummers) dat het schoolbestuur in standhoudt en waaruit het lid afgevaardigd is op basis van de onderstaande verdeling: a. minder dan 3 scholen: één stem; b. 3 tot en met 5 scholen: drie stemmen; c. Meer dan 5 scholen: zes stemmen. Een lid van de OPR dat afgevaardigd is vanuit een schoolbestuur voor speciaal onderwijs of voor speciaal basisonderwijs dat voor één of meer scholen of nevenvestigingen in het samenwerkingsverband deelneemt heeft voor wat betreft dat speciaal onderwijs of speciaal basisonderwijs drie stemmen. 4. In het geval door opheffing of stichting van scholen het schoolbestuur onder een andere categorie, zoals in het derde lid van dit artikel is beschreven, komt te vallen, geldt het aantal stemmen met ingang van 1 januari van het jaar volgend op 1 oktober van het jaar waarop het aantal scholen gewijzigd is.
6
Artikel 30 Huishoudelijk reglement 1. De OPR kan, met inachtneming van de voorschriften van het reglement en de wet, een huishoudelijk reglement vaststellen. 2. De OPR zendt een afschrift van het huishoudelijk reglement aan het bestuur.
Toelichting Algemeen Bij de in het reglement genoemde termijnen gaat het steeds om werkbare of lesweken, -dagen of –maanden. Vakanties tellen dus niet mee. Artikelgewijs Artikel 9, lid 2: Omdat in het reglement is opgenomen dat elk bestuur een ouder en een personeelslid kan voordragen, is het een zaak van een afvaardiging door de MR-en. Om tot die MR-afvaardiging te komen, kan de (G)MR een (interne) stemming organiseren op basis van het eigen reglement. Artikel 24, lid 1: Overschrijding van de in dit lid genoemde termijn door de OPR wordt niet aangemerkt als een instemming met het voorgenomen ondersteuningsplan. Artikel 24, lid 2: Overschrijding van deze termijn door de OPR wordt niet aangemerkt als een instemming met het voorgenomen medezeggenschapstatuut en medezeggenschapsreglement, elke wijziging daaronder begrepen.
7
A 1
B
C
Ondersteuningsplanraad
2 3
Bestuur
Naam ouderlid
Naam personeellid
An Noer GPOWN Groeiling Horizon Montessorisi Op Maat Prisma Scope SKBA Sopora SPCO Veenplas Vrije School Woudse Venen
Vacature Vacature geen vert. Vacature Ron Bout Vacature Vacature Johan Wijnhorst Carine Zwijnenburg Astrid Bultink Herriete van Oosterom Joyce Ouwerkerk Vacature Janny Oppelaar
Vacature Vacature geen vert. Cees Hollemans Diana de Mol Aafke Gall Esther van Straalen Willeke Speet Henk de Reuver William Bastiaan Letta Willemsen Barbara Heemskerk Vacature Joris van Veen
4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19
MEDEZEGGENSCHAPSSTATUUT SAMENWERKINGSVERBAND PRIMAIR ONDERWIJS 2813 ALPHEN AAN DE RIJN E.O Medezeggenschapsstatuut van samenwerkingsverband primair onderwijs 2813 Alphen aan de Rijn e.o te Alphen aan de Rijn (‘het samenwerkingsverband’). Hoofdstuk 1
Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsbepalingen a. wet: de Wet medezeggenschap op scholen (Stb. 2006, 658); b. bestuur: het bestuur van het samenwerkingsverband; c. MR: de medezeggenschapsraad van het samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 3 van de wet; d. OPR: de ondersteuningsplanraad van het samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 4a van de wet; e. scholen: de scholen als bedoeld in artikel 18a, tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs; f. ouders: de ouders, voogden of verzorgers van de leerlingen van de scholen; g. personeel van het samenwerkingsverband: het personeel dat in dienst is dan wel ten minste 6 maanden te werk gesteld is zonder benoeming bij het bestuur en dat werkzaam is bij het samenwerkingsverband; h. directeur: de directeur van het samenwerkingsverband; i. personeel van de scholen: het personeel dat in dienst is dan wel ten minste 6 maanden te werk gesteld is zonder benoeming en dat werkzaam is bij ten minste één van de scholen; en j. statuut: dit medezeggenschapsstatuut. Artikel 2 Werkingsduur en wijziging statuut 1. Het statuut treedt in werking op 1 december 2013 en heeft een werkingsduur van twee jaar. 2. Uiterlijk drie maanden voordat de termijn van de werkingsduur van het statuut is afgelopen, treden de OPR, de MR en het bestuur in overleg over het evalueren, actualiseren en opnieuw vaststellen van het statuut. In deze evaluatie wordt in ieder geval aandacht besteed aan de wijze van samenstelling van de eerste OPR en de wijze van besluitvorming.. 3. De OPR, de MR en het bestuur kunnen voorstellen doen tot wijziging van het statuut ongeacht het verloop van de in het eerste lid van dit artikel genoemde termijn van de werkingsduur. 4. Een voorstel tot het statuut en een wijziging daarvan behoeft de instemming van twee derde meerderheid van de leden van zowel de OPR als van de MR. Hoofdstuk 2
Inrichting van de medezeggenschap
Artikel 3 Samenstelling van de OPR en de MR 1. Bij het samenwerkingsverband zijn een OPR en een MR ingesteld. 2. De OPR bestaat uit een aantal leden dat tweemaal het aantal deelnemende schoolbesturen omvat, die scholen in standhouden. De leden van de OPR worden afgevaardigd door de leden van de afzonderlijke medezeggenschapsraden van de scholen, en wel zo dat het aantal leden, gekozen uit het personeel van de scholen onderscheidenlijk uit ouders, elk de helft van het aantal leden van de OPR bedraagt.
1
3. De MR bestaat uit drie leden gekozen uit het personeel van het samenwerkingsverband. 4. De verkiezing van de leden van de OPR en MR vindt plaats overeenkomstig het medezeggenschapsreglement van de OPR en de MR plaats.
Artikel 4 Besprekingen namens bestuur De besprekingen als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de wet worden namens het bestuur gevoerd door de directeur. Op eigen verzoek kan de directeur in het geval een persoonlijk belang van betrokkene in het geding is van die taak worden ontheven. In dat geval zorgt het bestuur terstond voor een vergelijkbare vervanging. Hoofdstuk 3
Informatievoorziening
Artikel 5 Beschikbaar stellen informatie door het bestuur 1. Het bestuur stelt, gevraagd en ongevraagd, de informatie die de OPR en de MR nodig hebben voor het uitoefenen van de taken, tijdig en op een toegankelijke wijze en beschikbaar. Onder ‘tijdig’ wordt verstaan: vanaf de beginfase van de beleidsontwikkeling, en in ieder geval op een zodanig tijdstip dat de OPR en de MR de informatie bij de uitoefening van hun taken kunnen betrekken, en zo nodig deskundigen kunnen raadplegen. Onder ‘op een toegankelijke wijze’ wordt verstaan: op een wijze waardoor de informatie begrijpelijk, relevant en helder is voor de OPR en de MR bij de uitoefening van hun taken. 2. Het bestuur stelt de in het voorgaande lid bedoelde informatie in ieder geval schriftelijk, en zo mogelijk eveneens langs digitale weg, ter beschikking. 3. Alle bedoelde informatie is in principe openbaar. 4. De OPR en de MR ontvangen in elk geval: a. jaarlijks de begroting en bijbehorende beleidsvoornemens op financieel, organisatorisch en onderwijskundig gebied; b. jaarlijks voor 1 mei informatie over de berekening die ten grondslag ligt aan de middelen uit 's Rijks kas die worden toegerekend aan het bestuur; c. jaarlijks voor 1 juli het jaarverslag; d. de uitgangspunten die het bestuur hanteert bij de uitoefening van zijn bevoegdheden; e. terstond informatie over elk oordeel van de klachtencommissie, bedoeld in artikel 14 van de Wet op het primair onderwijs, waarbij de commissie een klacht gegrond heeft geoordeeld en over de eventuele maatregelen die het bestuur naar aanleiding van dat oordeel zal nemen; f. ten minste eenmaal per jaar schriftelijk gegevens over de hoogte en inhoud van de arbeidsvoorwaardelijke regelingen en afspraken van de in het samenwerkingsverband werkzame personen en de leden van het bestuur; g. ten minste eenmaal per jaar schriftelijk gegevens over de hoogte en inhoud van de arbeidsvoorwaardelijke regelingen en afspraken met het orgaan van de rechtspersoon dat is belast met het toezicht op het samenwerkingsverband; en h. aan het begin van het schooljaar schriftelijk de gegevens met betrekking tot de samenstelling van het bestuur, de organisatie binnen het samenwerkingsverband, het managementstatuut en de hoofdpunten van het reeds vastgestelde beleid. Artikel 6 Informatieverstrekking achterban 1. De OPR doet aan de leden van de medezeggenschapsraden van de scholen gevraagd en ongevraagd schriftelijk verslag over zijn activiteiten en stelt elk van die leden in de gelegenheid om met hem overleg te voeren. De OPR informeert de leden in ieder geval in de regel binnen uiterlijk vijftien dagen na een OPR-vergadering of een vergadering tot overleg met het bestuur.
2
2. De MR doet aan het personeel van het samenwerkingsverband gevraagd en ongevraagd schriftelijk verslag over zijn activiteiten en stelt dit personeel in de gelegenheid om met hem overleg te voeren. De MR informeert dit personeel in ieder geval in de regel binnen uiterlijk vijftien dagen na een MRvergadering of een vergadering tot overleg met het bestuur c.q. de directeur. 3. Alle informatie wordt in principe schriftelijk verstrekt en waar mogelijk en wenselijk eveneens langs digitale weg. Hoofdstuk 4
Faciliteiten
Artikel 7 Faciliteiten 1. Het bestuur staat de OPR en de MR het gebruik toe van de voorzieningen waarover het bestuur kan beschikken en die de OPR en de MR voor de vervulling van hun taken redelijkerwijs nodig hebben. 2. Het bestuur treft een regeling voor de redelijkerwijs noodzakelijke kosten van medezeggenschapsactiviteiten die door de OPR en de MR worden ondernomen, daaronder begrepen scholingskosten, kosten voor inhuur van deskundigen en kosten van het voeren van rechtsgedingen. 3. Het bestuur treft een regeling voor de leden van de OPR en de MR afkomstig uit het personeel voor faciliteiten in tijd ten behoeve van het voeren van overleg, scholing en overige medezeggenschapsactiviteiten. Het bestuur stelt ten behoeve van personeelsleden die lid zijn van de OPR een vergoeding beschikbaar aan het desbetreffende schoolbestuur, waarbij dat personeelslid in dienst is, uitgaande van 20 uren op jaarbasis. Voor wat betreft het beschikbaar stellen van faciliteiten in tijd voor de leden van de MR past het bestuur de regels van de CAO-PO op overeenkomstige wijze toe. 4. In de regeling zoals bedoeld in het derde lid van dit artikel - wordt teven een procedure opgenomen inzake de wijze waarop de OPR en de MR overleg voeren met het bestuur over het gebruik van deze faciliteiten , met dien verstande dat het bestuur en de OPR en de MR op overeenstemming gericht overleg voeren over de omvang van de inzet van die faciliteiten 5. Het bestuur kent een onkostenvergoeding toe aan ouders die lid zijn van de OPR, die gelijk is aan de onkostenvergoeding die voor personeelsleden in de vigerende CAO PO is opgenomen. 6. Het bestuur kent een vacatievergoeding toe aan ouders die lid zijn van de OPR ter grootte van € 50. per bijgewoonde vergadering. Voor de voorzitter/secretaries is een vergoeding van 40 uur indien leerkracht, 300 euro indien ouder. Hierbij geldt 100 euro per bijeenkomst en maximaal 300 euro per jaar. 7. Tevens draagt het bestuur zorg voor administratieve en secretariële ondersteuning van de OPR en de MR. Artikel 8 Wijze van beschikbaarstelling faciliteiten 1. Op het verzoek van de OPR dan wel de MR stelt het bestuur de faciliteiten terstond aan de OPR dan wel de MR beschikbaar. 2. Op het schriftelijk verzoek van de OPR dan wel de MR vergoedt het bestuur aan de OPR dan wel de MR terstond de kosten als bedoeld in artikel 7, tweede lid, hierboven. De OPR dan wel de MR kan het bestuur verzoeken deze kosten rechtstreeks aan de deskundige of andere derde partij te betalen. In dit laatste geval voldoet het bestuur terstond aan dat verzoek.
3
Regionaal Interzuilair Samenwerkingsverband Voortgezet Onderwijs Midden-Holland & Rijnstreek
Rapportage Onderzoek naar dekkende expertise in de regio Rijnstreek
Margaret Rekers Lia van Meegen
Conclusies en aanbevelingen Dit onderzoek naar de expertise in de regio Rijnstreek heeft een schat aan informatie opgeleverd. Informatie over de aanwezige expertise, de mate waarin de expertise bekend is bij alle partners, de expertise die wordt gemist en de richting waarin oplossingen worden gezocht voor ervaren problemen. De conclusies en aanbevelingen hieronder hebben betrekking op de ‘grote’ lijnen van de geschetste problematiek. Er worden in het overzicht concrete situaties genoemd (bijv. leerlingen die na een verblijf bij Curium terugkeren in het reguliere onderwijs en geen passende ondersteuning krijgen) waarvoor met betrokkenen in die concrete situatie oplossingen moeten worden gezocht. De onderzoekers hebben tevens gebruik gemaakt van gegevens uit literatuuronderzoek en ervaringen elders bij het formuleren van deze conclusies en aanbevelingen. Op het moment (december 2007) dat dit onderzoek startte was het nog niet duidelijk wat de ontwikkelingen rond Passend Onderwijs voor deze regio zouden betekenen en welke partners daarbij betrokken zouden zijn. De opdrachtgevers (samenwerkingsverbanden PO en VO) wilden dit onderzoek gebruiken om deze ontwikkelingen mede in te vullen. Het betekent echter ook dat er geen visie op Passend Onderwijs in deze regio als basis ‘onder’ dit onderzoek ligt. Wel hebben beide samenwerkingsverbanden in hun zorgplannen missies en doelen benoemd. Met deze missies en doelen is rekening gehouden bij het formuleren van deze conclusies en aanbevelingen. Er kan echter pas richting worden gegeven aan de ontwikkelingen in het regionale netwerk als er een gezamenlijke missie/visie/ambitie is geformuleerd. Conclusie 1 De eerste en misschien belangrijkste conclusie is dat er geen sprake lijkt te zijn van ‘grote’ ‘witte vlekken’. Voor iedere leerling, voor ieder probleem lijkt er wel een ‘oplossing’ in de vorm van een onderwijszorgaanbod in de regio te zijn. Echter de mogelijke ‘oplossingen’ zijn: a. niet bekend bij degene die ‘zoekt’ b. niet direct beschikbaar (wachtlijst) c. bieden niet de gewenste onderwijszorg of in te beperkte (bv. tijd) mate Aanbeveling 1 a. Er zal (verder) gewerkt moeten worden aan informatieverstrekking over de aanwezigheid van expertise en de mogelijkheden. De uitwerking van dit onderzoek (het inventarisatiedeel) draagt hieraan ook aan bij. Ook zou gedacht kunnen worden aan een gezamenlijke website voor de regio waar het inventarisatiemodel met gegevens een plek kan krijgen. b. Om meer zicht te krijgen op de wachtlijstproblematiek is het nodig om afspraken te maken over het bijhouden van gegevens daarvan. (zie ook aanbeveling 7). Als duidelijk is waar deze problematiek zich voordoet, hoe vaak en met betrekking tot. hoeveel kinderen, dan kunnen er voorstellen worden gedaan om wachtlijstproblematiek te voorkomen. Daarbij is het ook belangrijk om met elkaar af te spreken in welke mate het bestaan van wachtlijsten aanvaardbaar is. Het is ook nodig om te werken aan een houding waarin geanticipeerd wordt op de wachtlijst- en indicatieproblematiek Als de indicatieprocedure drie maanden duurt, wat doe je dan in de tussentijd. Als je weet dat een leerling na de reboundperiode niet terug kan, wat doe je dan? c. Het niet aanwezig zijn van de gewenste onderwijszorg of de beperkingen van de geboden onderwijszorg zijn meestal subjectieve ervaringen. Deels heeft dit te maken met de wijze waarop de onderwijsbehoefte van het kind wordt gedefinieerd. Als wordt gedacht vanuit ‘defecten’ is er vaak andere zorg nodig, dan wanneer vanuit ‘mogelijkheden’ wordt gedacht. Deze wijze van denken over leerlingen zal nog verdere ingang moeten vinden, zowel in de onderwijswereld als in de onderwijszorgwereld. Voor een ander deel wordt het gemis aan jeugdzorg zo ervaren omdat instellingen vanuit verschillende uitgangspunten ondersteuning bieden. Als een instelling voor Jeugdzorg ondersteuning biedt aan de ouders kan vanuit deze instelling ervaren worden dat de juiste zorg wordt geboden. De school (die geen ondersteuning ervaart) kan zich in de steek gelaten voelen. Onderwijs- en zorginstellingen hebben elkaar veel te bieden. Elkaar ontmoeten op allerlei niveau moet gestimuleerd en gefaciliteerd worden.
Conclusie 2: Door veel gesprekspartners wordt de handelingsverlegenheid van leraren als probleem ervaren. Deze handelingsverlegenheid betreft: - tijdige signalering of tijdige melding van signalen van problemen - gedragsproblematiek - werken met handelingsplannen (dit wordt vooral gemeld in het voortgezet onderwijs). Daarnaast wordt aangegeven dat er onvoldoende kennis is van een handelingsgerichte aanpak en onvoldoende gebruik wordt gemaakt van handelingsgerichte diagnostiek Aanbeveling: Handelingsgericht werken en handelingsgerichte diagnostiek staan al volop in de aandacht en in de plannen van de samenwerkingsverbanden. Deze lijn dient te worden voortgezet en doorgetrokken in de samenwerking met instellingen die ook diagnostisch onderzoek verrichten. In overleg met de besturen zal komende jaren veel aandacht dienen uit te gaan naar het versterken van de handelingsbekwaamheid van leraren met name met betrekking tot gedragsproblematiek. Hierbij kan gedacht worden aan het aanbieden van aanpakken die ‘werken’, maar vooral aan het brengen van de kennis en vaardigheden hierover in de school, bij de leraar: de kennis naar het kind in plaats van het kind naar de deskundige. Meer handen in de klas en vooral ‘speciale’ handen in de klas Conclusie 3 Er zijn een beperkt aantal (schatting: 10 à 20– geen concrete cijfers beschikbaar) leerlingen – vooral leeftijdsgroep voortgezet onderwijs – voor wie geen geschikte school gevonden kan worden. Dit zijn leerlingen die vaak al hulp ontvangen via verslavingszorg, afkomstig zijn uit een justitiële inrichting, al meerdere scholen/voorzieningen (rebound - Curium) bezocht hebben, maar voor wie geen onderwijs’plek’ gevonden kan worden, die past bij de behoeften en mogelijkheden van deze leerlingen. Aanbeveling 3: Onderzoek hoe deze leerlingen begeleid kunnen worden naar een startkwalificatie: a. om hoeveel leerlingen gaat het op jaarbasis? b. welke voorbeelden zijn er van een passende en werkende aanpak? c. hoe kan deze aanpak in deze regio gerealiseerd worden? Deze leerlingen zijn vooral bij het Coördinatieteam Vroegtijdige Schoolverlating (CTVS), Bureau leerplicht en de Regionaal Meldpunt en Coördinatiepunt (RMC) bekend. Conclusie 4: Er is een beperkte groep leerlingen (zowel in primair onderwijs, voortgezet onderwijs als speciaal onderwijs -aantal niet duidelijk) met zeer complexe problematiek: ‘multiproblematiek’. Het lukt vaak niet om voor deze leerlingen een goed onderwijszorgarrangement te organiseren. Dit zijn de leerlingen die in allerlei trajecten steeds weer besproken worden (bv. bij Gedragswerk). Een continue lijn/aanpak is meestal niet aanwezig. Soms is er wel tijdelijk een passend onderwijszorgarrangement voor deze leerlingen, maar dit arrangement is maar voor een bepaalde periode te verkrijgen. Daarna is het de bedoeling dat de leerling teruggaat naar het reguliere onderwijs, terwijl de leerling daar niet het noodzakelijke onderwijsaanbod geboden kan worden. Bijv. bij terugplaatsingen vanuit het Curium is dit soms het geval. Aanbeveling 4: Onderzoek mogelijkheden om voor deze leerlingen een ‘continue factor’ in de ondersteuning ‘in te bouwen’ bijv. een ‘coach’, ‘mentor’, ‘casemanager’. Er zijn diverse projecten in het land waar succesvolle aanpakken ontwikkeld zijn/worden. Conclusie 5: Wij hebben bij de gesprekspartners feitelijke gegevens (aantallen, tijdsduur e.d.) proberen te achterhalen. Dit bleek
echter bijzonder moeilijk. Ook aanvullend onderzoek om deze gegevens boven tafel te krijgen leverde onvoldoende op. Veelal bleven verzoeken om informatie onbeantwoord. De kolom ‘omvang’ bij de ‘Inventarisatie Problematiek’ kon dus slechts met beperkte gegevens worden ingevuld. Voor een deel blijken gegevens niet beschikbaar te zijn (bijv. aantal kinderen dat een bepaalde tijd thuis zit) of beschikbaar gesteld te worden. Ook zijn er gegevens die niet goed gebruikt kunnen worden omdat ze van verschillende ‘aard’ zijn. Zo houdt de ene instelling de leerling-gegevens per teldatum (1 oktober) aan en de andere instelling leerling-gegevens per kalenderjaar (rebound/herstart/op de rails). Zie ook de ervaringen met ‘transitieonderwijs’ . Aanbeveling 5: Bepaal als regio (projectgroep?) welke gegevens nodig zijn om te kunnen sturen op de gewenste situatie in de regio. Deze ‘set van gegevens’ moet aansluiten bij de visie/ambitie van het regionaal netwerk. Als bv. de ambitie is ‘geen leerling thuis’, dan moeten gegeven over thuiszittende leerlingen accuraat worden bijgehouden. Als de regio ‘thuisnabij onderwijs’ wil realiseren voor alle leerlingen zal uit de gegevens duidelijk moeten worden hoe ver leerlingen moeten reizen naar de plaats waar zij onderwijs ontvangen en of zij hiervoor hun dorp/stad uit moeten. Met alle betrokken instellingen in de regio moeten afspraken gemaakt worden over het registreren en aanleveren van deze gegevens (wanneer – bij wie – in welke vorm etc.). Conclusie 6: In alle gesprekken met de spilfunctionarissen bleek dat gesprekspartners praten en redeneren vanuit de eigen situatie. Er werden vooral problemen, tekorten en witte vlekken elders (bij ‘anderen’) geconstateerd. Oplossingen worden vooral gezocht door het creëren van meer voorzieningen en veelal ook het versterken van het werkterrein van de eigen organisatie. De middelen zijn echter beperkt. Deze richting uitgaan (meer speciale voorzieningen creëren) is een doodlopende weg. Er moet daarom gezocht worden naar andere (creatieve en flexibele) oplossingen. Zie ook: ‘Het wassende water van de leerlingenzorg – Kees van der Wolf’(19). Het is hiervoor nodig dat er een omslag in het denken plaatsvindt. Aanbeveling 6: Versterking van het vakmanschap van leraren is een belangrijk (het allerbelangrijkste?) aangrijpingspunt voor de oplossing van veel problematiek. Het is belangrijk om met de leraren het gesprek aan te gaan om te kijken hoe dit kan en wat werkt. Zij dienen betrokken te worden bij de discussies over de inzet van middelen en de consequenties daarvan voor hun werk. Denken vanuit onderwijsbehoeften, mogelijkheden van het kind en niet het denken en werken vanuit deficiënties vraagt om stimulans. Op studiedagen, conferenties is dit steeds een centraal onderwerp en de gelegenheid om good practice aan te reiken. Organiseer bijv. een ‘Passend Onderwijs Tour’ langs goede voorbeelden in de regio, een Onderwijscafé voor discussies, ‘good practicebezoeken’ ter stimulans en ondersteuning. Conclusie 7: Ervaringen uit het verleden blijken nogal bepalend zijn voor keuzes met betrekking tot onderwijszorg voor leerlingen in het heden. Deze (vaak negatieve) ervaringen kunnen achterhaald zijn door veranderingen en verbeteringen bij een instelling/voorziening. Dit blijft echter onbekend, omdat men de instelling/voorziening vermijd. Ook kan de negatieve interpretatie van deze ervaringen onterecht zijn. Door het ontbreken van contact worden deze beelden niet bijgesteld. Aanbeveling 7: Organiseer in de regio een ‘bezoekregeling’ die leraren en andere betrokkenen bij de leerlingenzorg in de gelegenheid stelt om bij elkaar op bezoek te gaan: onderwijsgevenden primair onderwijs bij het voortgezet onderwijs en speciaal onderwijs. Mensen uit het speciaal onderwijs naar het primair onderwijs en voortgezet onderwijs. Mensen uit het voortgezet onderwijs naar het speciaal onderwijs en primair onderwijs. Ook de mogelijkheid van een bezoekregeling tussen onderwijs en jeugdzorginstellingen kan onderzocht worden. Conclusie 8:
Over begrippen als ‘wachtlijst’, ‘wachttijd’, ‘indicering’ , ‘thuiszitters’ bestaan misverstanden. De één spreekt van een wachtlijst op het moment van aanmelding bij een indicatiecommissie, voor de ander is een wachtlijst de lijst van geïndiceerde leerlingen, waarvoor nog geen passende plaats beschikbaar is. Ook bij andere begrippen blijkt dat de refentiekaders en de conceptuele concepten verschillen. Met name tussen het onderwijs en de jeugdzorg valt dit op. Denk bijvoorbeeld aan een woord als ‘handelingsgericht’ en de verschillende definities, die worden gehanteerd. Aanbeveling 8: Het voorstel is dan ook om deze begrippen gezamenlijk te definiëren en voor deze regio afspraken te maken over de hantering ervan. Werken vanuit éen referentiekader is voor passend onderwijs van wezenlijk belang. Conclusie 9: Als er eenmaal een beeld is opgeroepen: op ‘die’ school is een wachtlijst, dan blijft dat beeld vaak langer in stand dan de wachtlijst. Dit komt doordat correcte informatie over het bestaan van wachtlijsten niet beschikbaar is voor veel spilfunctionarissen. Aanbeveling 9: Spreek één of enkele vaste ‘plekken’ (bv. websites van de samenwerkingsverbanden) af waar actuele wachtlijstinformatie te vinden is. Geef een functionaris als taak om deze informatie wekelijks te ‘upgraden’. Conclusie 10: Leerlingen die op een wachtlijst staan voor geïndiceerde zorg van bijv. Geestelijke Gezondheidszorg worden door het onderwijs als probleem genoemd. Er is voor deze leerlingen tijdens de wachttijd vaak geen overbruggingshulp beschikbaar. Dit geeft aan hoe groot de betrokkenheid en zorg voor leerlingen is. Formeel is dit echter geen onderwijsprobleem. Aanbeveling 10: Het is belangrijk dat het onderwijs afbakent wat tot de kerntaak behoort en opgepakt dient te worden en welke problematiek elders opgelost moet worden. Tegelijkertijd kan worden gezocht naar mogelijkheden om deze leerlingen zo goed mogelijk in de onderwijssetting te ondersteunen in afwachting van de noodzakelijke zorg. Bij casuïstiekbespreking In ZAT’s en netwerken interne begeleiders dient regelmatig aan de orde komen hoe om te gaan met de wachtlijstproblematiek: niet alleen bespreken hoe de wachtlijst ‘opgelost’ kan worden, maar vooral hoe tijdens de wachtlijstperiode wordt omgegaan met de leerling. Dit betekent ook dat er flexibele, tijdelijke ondersteuningsvormen moeten worden gezocht die hierop inspelen. Conclusie 11: Samenhangend met voorgaande conclusie: door de grote betrokkenheid van onderwijsmensen worden problemen soms te lang binnen de school gehouden. Dit speelt een nog grotere rol als onderwijsgevenden vermoeden dat ouders niet willen meewerken met verwijzingen of ouders daadwerkelijk medewerking weigeren.. Er wordt dan gezocht naar oplossingen binnen de school en dit kan leiden tot (te) late verwijzingen. Aanbeveling 11: (zie ook aanbeveling 9) Werk aan een houding van met name intern begeleiders en zorgcoördinatoren die voorkomt dat er te lang wordt ‘doorgemodderd’ (balans tussen betrokkenheid en distantie). Zorg ervoor dat succesvolle aanpakken voor lichte problematiek eenvoudig beschikbaar zijn voor scholen bv. preventieve ambulante begeleiding, ouderondersteuning e.d. Conclusie 12: Waar het ‘echt’ mis gaat met een leerling en deze leerling thuis komt te zitten, heeft dit vaak te maken met onduidelijkheden over het ‘eigenaarschap’ van het probleem. Er is ‘niemand’ verantwoordelijk voor de ontstane situatie en/of er is niemand met voldoende doorzettingsmacht om de leerling te bieden wat nodig is. Deze situatie doet zich enkele malen per jaar (juiste aantallen onbekend) in ernstige mate voor.
In lichtere vorm (problemen bij overgang vo-mbo) komt dit veel vaker voor. Aanbeveling 12: In het verleden is in de regio meegedaan met het project Gedragswerk. Het is nodig om regelmatig (2 à 3 x per jaar) een soort ‘tussenwalenschipoverleg’ te organiseren rond casuïstiek om: −
oplossingen te zoeken en ‘eigenaarschap’ te bepalen voor de betreffende leerling (curatief), zodat er gehandeld wordt en zo snel mogelijk een passende oplossing wordt geregeld;
−
na te gaan of er sprake is van een ‘ad hoc’ probleem of een structureel probleem; in het eerste geval is het ‘geregeld’, in het tweede geval worden door betrokkenen voorstellen geformuleerd voor het preventief en proactief (indien mogelijk) aanpakken van dergelijke situaties;
−
afspraken te maken over het inrichten van een keten rond vergelijkbare problematiek en deze afspraken vast te leggen met de betrokken instellingen. Het is in deze situaties nodig om te definiëren op welk niveau/niveaus het probleem ligt: Op regionaal niveau? Bestuurlijk niveau? Op operationeel (school) niveau of niveau van de leerkracht/leraar en het kind/leerling? Het kan zijn dat een aanpak op meerdere niveau nodig is.
Er moeten afspraken worden gemaakt wie initiator en organisator is van dergelijke ‘tussenwalenschip’ bijeenkomsten. Conclusie 13: Uit de verzamelde informatie en gesprekken blijkt dat er grote verschillen zijn tussen basisonderwijs, voortgezet onderwijs en speciaal onderwijs met betrekking tot de onderwijszorg. De verschillen hebben in hoofdlijnen betrekking op: - inrichting van de zorgstructuur - opvattingen over de rol/taak van de leraar m.b.t. zorgleerlingen - de rol van de schoolleiding m.b.t. zorgleerlingen. Aanbeveling 13: Er kan veel van elkaar geleerd worden. Benut de aanwezige deskundigheid door meer ‘overbruggende’ werkzaamheden te creëren: mensen die werken in po èn vo, in so èn vo, in vo èn so etc. Maar ook door scholingsbijeenkomsten, studiedagen e.d. over de ‘grenzen’ heen te organiseren bijv. een bijeenkomst over kinderen met een (mogelijke) autistische spectrum stoornis (ASS) voor leerkrachten bovenbouw basisonderwijs en leraren/mentoren onderbouw voortgezet onderwijs. Conclusie 14: Er is een duidelijk verschil in de problematiek die de basisscholen in de dorpen ervaren en de ervaringen van de basisscholen in Alphen aan den Rijn. Het lijkt erop dat kinderen in de dorpen langer op de basisschool worden gehouden, omdat de stap naar sbo en so in Alphen aan den Rijn, Gouda of Leiden erg groot is. Aanbeveling 14: Onderzoek of het creëren van voorzieningen in de regio (groep in de school of groep bij de school) haalbare oplossingen biedt voor de gesignaleerde problemen. Conclusie 15: In alle gesprekken is weinig aandacht en oog voor de positie van de ouders. Er wordt regelmatig aangegeven dat men het lastig vindt om een goede manier van samenwerken te vinden met ouders van zorgleerlingen. Aanbeveling 15: Betrek ouders door middel van een ‘ouderplatform’ bij het realiseren van Passend Onderwijs in de regio. Laat ouders meedenken over de gewenste informatie, de wijze van begeleiden etc. Zoek vormen waarin ouders en leraren gezamenlijk hiermee bezig kunnen zijn. Zorg voor werkelijk partnerschap tussen onderwijs en ouders en voor werkelijke dialoog met ouders in een vroeg stadium, liefst voor problemen ontstaan. Conclusie 16:
De problematiek betreffende de overgang van vo naar mbo en arbeidsmarkt is groot: het betreft een grote groep leerlingen en het niet goed verlopen van deze overgang heeft grote consequenties voor deze jongeren en voor de maatschappij. Binnen de regionale samenwerking Passend Onderwijs is hiervoor nog weinig aandacht. Aanbeveling 16: Installeer een werkgroep met een heldere opdracht om de problematiek rond deze overgang in kaart te brengen en met voorstellen voor oplossingen te komen. Conclusie 17: Vanuit de (subjectieve) waarneming van gesprekspartners komt naar voren dat er in vergelijking met het verleden (enige jaren terug) steeds meer hulpverleners rond een leerling betrokken lijken te zijn. Waar het aantal hulpverleners toeneemt, neemt de kans ook toe op onduidelijkheid, onvoldoende gedeelde informatie en dus een gedeelde aanpak. Aanbeveling 17: Zolang de Verwijsindex en het Elektronisch Kind Dossier nog niet kunnen zorgen voor het attenderen op meerdere betrokken instanties rond een leerling, is het zinvol om bij gecompliceerde problematiek afspraken te maken over casemanagement. Het zorgteam of het ZAT is de aangewezen plek om hierover te spreken. Afsluiting: De keuze van conclusies en aanbevelingen is arbitrair. Het zijn keuzes van de onderzoekers op basis van de verzamelde informatie. Het is echter mogelijk dat er problemen niet zijn gesignaleerd of dat een verkeerde inschatting is gemaakt met betrekking tot het belang van genoemde problemen. Ook zijn niet alle genoemde probleemsituaties in deze conclusies en aanbevelingen aan de orde gekomen. Door de genoemde problematiek te gebruiken als basis voor gesprekken in diverse gremia (projectgroep Passend Onderwijs, netwerken intern begeleiders, bijeenkomst zorgcoördinatoren) en hiervan jaarlijks een ‘update’ te maken met daarbij de feitelijke gegevens (cijfers – zie aanbeveling 4), kan een monitorinstrument voor de regio ontstaan.
Bijlage bij ondersteuningsplan swv passend onderwijs Rijnstreek Versie 6 april 2014
Uitwerkingsagenda april 2014-juli 2014 Zaken die nog uitgewerkt dienen te worden en daarna besproken in het bestuurlijk overleg Onderwerp Criteria toelaatbaarheid SBO en SO : welke criteria, welke wijze, inrichting TLC etc.
Aansluiting bij een bezwaarcommissie + regeling mediation/second opinion e.d. Aangepast begroting op basis van de cijfers 1-10-2013 en uitwerking werkwijze financiering arrangementen
Toelichting Wettelijke indicatiecriteria vervallen. Er is een overgangsregeling nodig die ook gecommuniceerd moet worden naar scholen en ouders
Wie? Werkgroep bestaande uit Jan Willem, Leontien, Jan D. Werkgroep Personeel buigt zich over bemensing TLC Werkgroep bestuurlijke inrichting
Wanneer? Mei 2014 besluit in bestuurlijk overleg
Mei 2014
Definitief voorstel m.b.t. financiering
Werkgroep financiën
Mei 2014 in bestuurlijk overleg
Personele consequenties op basis van Tripartiete akkoord: zowel personeel van samenwerkingsverband als AB Keuze groeidocument
In samenhang met vorige punt een personeelsplan maken
Werkgroep Personeel
Mei 2014
Pameijer of NTO
Mei 2014
Nadere invulling van de organisatie- en overlegstructuur: waaronder de directie/ib dagen Aanvulling aanmeldingsroute
Hierbij ook de rol van de directies
Werkgroep Ondersteuning Werkgroep ondersteuning
Document waarin helder beschreven staat wanneer de zorgplicht ingaat en hoe de aanmelding van een leerling verloopt • Website • Huisstijl
Aleid
Mei 2014
Jan Willem/Bert
Presentatie 11 mei 2014
Op basis van actuele gegevens terugplaatsingsbeleid ontwikkelen
Werkgroep ondersteuning + Sander
Juni 2014
Jan Willem/Bert in overleg met regio Holland Rijnland
Juni 2014
Werkgroep financiën m.b.t. financiële aspecten Werkgroep personeel m.b.t. personele aspecten
Juni 2014 voorstel in bestuurlijk overleg
Jan Willem/Bert en Don met
Juni 2014 voorstel in bestuurlijk
Communicatie over invoering passend onderwijs Terugplaatsingsbeleid: w.o. informatie m.b.t.aantal teruggeplaatste leerlingen van Parkschool en Prisma + afspraken m.b.t. terugplaatsing van leerlingen na Curiumplaatsing
Protocol thuiszitters van SWV en van gemeente in elkaar schuiven Systeem van monitoring ontwikkelen
Evaluatie van de pilots met de expertteams
Zie pagina 60 van het Ondersteuningsplan: wat gaat er ‘gemeten’ en gemonitord worden?
Na evaluatie opstellen van een voorstel voor mogelijk
Mei 2014
1
vervolg in schooljaar 20142015
Visie op positie/ rol SBO in samenwerkingsverband / in combinatie met visie op Kindcentrum/samenwerking met Jeugdzorg e.d.
Het gaat hierbij o.a. over: Kwaliteit SBO Positie SBO Minimale grootte Er zijn eerdere onderzoeken beschikbaar
betrokkenen; voorstel wordt opgesteld door werkgroep ondersteuning Denktank met opdracht
overleg
Eerste schets : juni 2014 Voorstel: najaar 2014
Bijeenkomsten bestuurlijk overleg 1e helft 2014 Datum bestuurlijk overleg Vrijdag 23 mei
Vrijdag 27 juni
Agendapunten • Voorstellen Ad de Swart • Toelaatbaarheid SO/SBO – inrichting TLC • Evaluatie pilots expertteams • Aansluiting bezwarencie. • Aangepaste begroting • Personeelsplan • Voorstel besluit groeidocument • Vaststelling notitie toelating en aanmelding • Besluit over invulling directie/ib dagen 2014/2015 • Voorstel systeem van monitoring • Opnieuw doorlopen van de ondersteuningsroute + ‘het ei’ • Eerste schets m.b.t. visie op positie SO/SBO/Kindcentrum • Terugplaatsingsbeleid • Protocol thuiszitters •
Toelichting
Activiteitenagenda 2014-2016 Onderwerp Nadere inrichting van de organisatie van het SWV (werkgroepen, projecten enz.) Uitwerking van de wijze waarop de ruimte die ontstaat voor een andere inzet van middelen wordt benut. Nadere uitwerking van de manier waarop de besturen horizontale verantwoording afleggen over de kwaliteit van de basisondersteuning op de scholen. Tevens ontwikkelen van indicatoren set. Uitwerken van de ambitie dat meer leerlingen thuisnabij naar het speciaal onderwijs gaan (maw naar het so in de eigen regio). En nagaan welke mogelijkheden er zijn om dit te organiseren in relatie met de kwaliteit van het
2
onderwijs. Inrichten van een centrale administratie met als doel een sluitende registratie van thuiszitters. Hierbij ook : hoe gaan we om met leerlingen die ontheffing van de leerplicht hebben. De komende twee jaar zal worden benut om met elkaar niet alleen een standaard voor HGW te ontwikkelen en vast te stellen, maar daarbij tevens afspraken te maken over normering en monitoring Uitwerking van het niveau van basisondersteuning en actualisering van de schoolondersteuningsprofielen
Gezamenlijke aftrap Gebruikmaken van webbased versie
Overleg met gemeente voeren over: - welke preventieve en de licht curatieve interventies kunnen de gemeenten bieden? - Welke aanvullende jeugdhulp, gericht op opgroei- en opvoedvraagstukken (niveau basisondersteuning) kan de gemeente bieden? uitwerken kwaliteitscriteria voor extra arrangementen - afspraken maken over extra ondersteuning door scholen - afspraken maken over de arrangementen die op bovenschool niveau beschikbaar blijven in het SWV Opstellen monitor (kwantitatief en kwalitatief) als onderdeel van het kwaliteitsbeleid van het SWV. Uitwerken terugplaatsingsbeleid Nadere afspraken met cluster 1 en 2 m.b.t. arrangementen Strategisch personeelsbeleid uitvoeren mbt personeel verbonden aan centrum voor ondersteuning Strategisch personeelsbeleid uitvoeren mbt personeel verbonden aan AB diensten en REC’s gekoppeld aan o.a. uitkomsten pilot expertteams. Ontwikkeling van speciaal onderwijs tot vormen van ‘gespecialiseerd onderwijs/ speciale lesplaatsen’ Evaluatie van de wijze waarop de middelen AWBZcompensatieregeling zijn toegekend en op basis van deze evaluatie criteria vaststellen voor de toekenning van middelen AWBZ-compensatieregeling.
Agenda bestuur Op Maat Keuze voorzitter/secretaris bestuur OpMaat Huisvestingssituatie OpMaat en medegebruik – besluit gemeente Formatieplan OpMaat
Mei 2014 Mei 2014 Mei 2014
3
Het protocol Voorkomen Thuiszitten SWV Rijnstreek is vorig jaar herzien en is in concept beschikbaar. In dit protocol is de Handelingsgerichte werkwijze van de scholen verwerkt. In de brede regio Holland Rijnland is vanuit het Regionaal Bureau Leerplicht ook een nieuw protocol rondom Thuiszittersproblematiek opgesteld. Komend jaar zal er afstemming moeten plaatsvinden om van beide concepten een document te maken. Daarnaast is het van belang om te beoordelen in hoeverre de nieuwe Toewijzingsroute van de Toelaatbaarheidsverklaringen aansluit op het protocol.
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofielen SWV Rijnstreek
Naar een dekkend netwerk van Passend Onderwijs in de regio Januari 2013
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Pagina 2
Inhoudsopgave Hoofdstuk 1:
Inleiding Wat is het schoolondersteuningsprofiel van NTO-Effekt? (voorheen APRIL-zorgprofiel) Voor scholen Voor schoolbesturen en samenwerkingsverbanden
Hoofdstuk 2:
Conclusies en aanbevelingen
Bronnen waarop de conclusies en aanbevelingen zijn gebaseerd: Hoofdstuk 3:
Basiskwaliteit Onderwijszorg en Handelingsgericht Werken Voldoen de scholen aan de standaarden voor planmatig werken en basiskwaliteit? Standaarden kwaliteit schoolorganisatie Standaarden handelingsgericht werken
Hoofdstuk 4:
Typering van de scholen binnen het SWV
Hoofdstuk 5:
Basiszorg, breedtezorg en dieptezorg
Hoofdstuk 6:
Specifieke deskundigheden
Hoofdstuk 7:
Ambities
Hoofdstuk 8:
Uiteenzetting verdeelmodellen
Bijlagen
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Pagina 3
Hoofdstuk 1: Inleiding Voor alle basisscholen in het SWV Rijnstreek zijn in de schooljaren 2011 – 2012 en 2012 2013 schoolondersteuningsprofielen (SOP) opgesteld. Het SOP wordt aangemerkt als een schoolzelfevaluatie-instrument. Deze schoolondersteuningsprofielen geven een beeld van de mogelijkheden van de scholen om Passend Onderwijs te realiseren. Het SOP functioneert: 1. Als bron voor de school om inzicht te geven in de mogelijkheden die de school nu en op termijn ziet om invulling te geven aan Passend Onderwijs. 2. Als bron voor de school om ontwikkeldoelen Passend Onderwijs op te stellen. 3. Als bron om de communicatie met ouders over de mogelijkheden van de school om vorm te geven aan Passend Onderwijs. 4. Als basis voor bovenschools beleid. Het SWV Passend Onderwijs is, met behulp van deze bovenschoolse rapportage, in staat om samen met de aangesloten besturen, beleidskeuzes te maken over de manier waarop de onderwijszorgtoewijzing in de regio wordt ingevuld.
Deze bovenschoolse rapportage ondersteunt de laatstgenoemde functie. Met deze rapportage (en de rapportages per school) wordt voldaan aan de wettelijke verplichting om de basisondersteuning van de aangesloten scholen in beeld te brengen. Als definitie voor basisondersteuning wordt gehanteerd: Het door het samenwerkingsverband afgesproken geheel van preventieve en lichte curatieve interventies die binnen de onderwijszorgstructuur van de school planmatig en op een overeengekomen kwaliteitsniveau, eventueel in samenwerking met ketenpartners, worden uitgevoerd. (bron: referentieniveaus PO-raad) De basisondersteuning wordt vastgelegd in het ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband. De basisondersteuning is niet landelijk vastgelegd; samenwerkingsverbanden bepalen zelf het niveau van basisondersteuning die scholen binnen het samenwerkingsverband bieden. De kwaliteit van de basisondersteuning moet voldoen aan door de onderwijsinspectie vastgestelde normen. Mede op basis van deze rapportage wordt het mogelijk om afspraken te maken over gezamenlijke basisondersteuning voor de scholen in het SWV Rijnstreek. Bovendien biedt de rapportage inzicht in de bijdrage die de scholen in het SWV leveren aan het dekkend netwerk van onderwijs en zorg. Deze rapportage biedt ook een overzicht van de mogelijkheden van scholen. Dit overzicht kan helpen bij het inschatten van plaatsingsmogelijkheden van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften. Voor een onderbouwd oordeel over de match tussen de mogelijkheden van de school en de onderwijsbehoeften van een leerling, moet worden teruggegrepen op het schoolondersteuningsprofiel van de individuele school. De Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Pagina 4
schoolondersteuningsprofielen vormen de basis voor een gesprek tussen school en SWV over wat er in een concrete situatie mogelijk is. Tevens kan deze bovenschoolse rapportage een onderbouwing voor het beleid van het SWV bieden waar het gaat om de verdeling van zorgmiddelen. (ondersteuningsbudget) (Hoofdstuk 7) De rapportage biedt antwoord op de volgende vragen: 1. Voldoen de scholen aan de basisondersteuning zoals omschreven in het referentiekader? o Hoe ziet het geheel van preventieve en licht curatieve interventies ( voorheen geformuleerd als basis en breedte zorg op schoolniveau) er uit binnen de scholen? o Welke specifieke expertise schrijven individuele scholen zichzelf toe en zouden onderdeel kunnen gaan uitmaken van de extra ondersteuning binnen het samenwerkingsverband? (Hoofdstuk 6) o Voldoen de scholen aan de standaarden voor planmatig werken en kwaliteit van de basisondersteuning zoals door de onderwijsinspectie omschreven? (Hoofdstuk 3) o Voldoende scholen aan de standaarden voor handelingsgericht werken? (Hoofdstuk 3) 2. Hoe typeert de school zichzelf nu en wat is haar ambitie, gebaseerd op de SARDEStypologieën. (Hoofdstuk 4) 3. Hebben we als SWV een antwoord op alle onderwijsbehoeften van kinderen? (Hoofdstuk 5) 4. Waaruit bestaan de ontwikkelambities van de scholen. (Hoofdstuk 7) Wat is het schoolondersteuningsprofiel van NTO-Effekt? Voor scholen - Met het schoolondersteuningsprofiel van NTO-Effekt hebben de schoolteams, directies en intern begeleiders van alle scholen binnen het SWV in kaart gebracht welke kinderen nu al succesvol opgevangen worden, welke kinderen met extra onderwijsbehoeften in de toekomst denken op te kunnen vangen en voor welke kinderen geen passend aanbod geboden kan worden. -
Het NTO-Effekt schoolondersteuningsprofiel is - als enige - volledig gebaseerd op de uitgangspunten van Handelingsgericht Werken. Met de opbrengsten van het schoolondersteuningsprofiel kunnen schoolteams gericht werken aan de ontwikkeling van Passend Onderwijs. Met het schoolondersteuningsprofiel worden scholen een goede gesprekspartner voor het bestuur, de ouders, het samenwerkingsverband, het speciaal onderwijs en andere organisaties in welzijn en zorg.
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Pagina 5
Voor schoolbesturen en samenwerkingsverbanden -
Schoolbesturen en samenwerkingsverbanden kunnen met behulp van deze bestuursrapportage een dekkend netwerk Passend Onderwijs inrichten.
-
Schoolbesturen en samenwerkingsverbanden hebben precies die informatie op basis waarvan zij de basisondersteuning op het niveau van het SWV kunnen omschrijven/ vaststellen.
-
Schoolbesturen en samenwerkingsverbanden beschikken over informatie om beleid te ontwikkelen, bijvoorbeeld over verdeling van gebudgetteerde middelen, de inrichting van gemeenschappelijke voorzieningen voor leerlingen met extra onderwijsbehoeften of de implementatie van Handelingsgericht Werken.
-
Het NTO-Effekt schoolondersteuningsprofiel bereidt voor op Handelingsgericht Integraal Arrangeren. (HIA)
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Pagina 6
Hoofdstuk 2:
Conclusies en aanbevelingen
Voldoen de scholen aan de basisondersteuning zoals omschreven in het referentiekader van 21 februari 2012? o Hoe ziet het geheel van preventieve en licht curatieve interventies ( voorheen geformuleerd als basis en breedte zorg op schoolniveau) er uit binnen de scholen? o Welke specifieke expertise schrijven individuele scholen zichzelf toe en zouden onderdeel kunnen gaan uitmaken van de extra ondersteuning binnen het samenwerkingsverband? (Hoofdstuk 6) o Voldoen de scholen aan de standaarden voor planmatig werken en kwaliteit van de basisondersteuning zoals door de onderwijsinspectie omschreven? (Hoofdstuk 3) o Voldoende scholen aan de standaarden voor handelingsgericht werken? (Hoofdstuk 3) 2.1.
Hoe ziet het geheel van preventieve en licht curatieve interventies ( voorheen geformuleerd als basis en breedte zorg op schoolniveau) er uit binnen de scholen?
Percentage waarin scholen aangeven op eigen kracht tegemoet te kunnen komen aan onderwijsbehoeften van kinderen die iets anders of extra’s nodig hebben dan het basisaanbod (in het onderzoek beschreven als basiszorg)op gebied van: Leren en ontwikkeling
Fysiek en medisch
Sociaalemotioneel en gedrag
Werkhouding
Thuissituatie
58
8
34
58
66
Percentage waarin scholen aangeven met hulp vanuit het SWV tegemoet te kunnen komen aan onderwijsbehoeften van kinderen die iets anders of extra’s nodig hebben dan het basisaanbod (In het onderzoek beschreven als breedtezorg) op gebied van: Leren en ontwikkeling 40
Fysiek en medisch 50
Sociaalemotioneel en gedrag 46
Werkhouding 40
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Thuissituatie 32
Pagina 7
Conclusies In 98% van de gevallen kunnen scholen zelf aan de onderwijsbehoeften van kinderen kunnen voldoen – al dan niet met hulp van externen – als deze onderwijsbehoeften betrekking hebben op leren en ontwikkeling, werkhouding of thuissituatie. In 58% van de gevallen kunnen kinderen met fysiek-medische onderwijs- en ondersteuningsbehoeften – al dan niet met hulp van externen – opgevangen worden binnen de huidige scholen van het SWV. In 42% van de gevallen zal een beroep gedaan worden op een andere onderwijssetting. In 80% van de gevallenkunnen kinderen met speciale onderwijsbehoeften op het gebied van sociaal-emotionele ontwikkeling en/of gedrag opgevangen worden binnen de huidige scholen van het SWV en in 20 % van de gevallen zal hiervoor een andere onderwijssetting moeten worden gezocht.
Aanbevelingen Ondanks het gegeven dat de scholen aangeven al goed tegemoet te kunnen komen aan onderwijsbehoeften op de domeinen leren en ontwikkeling, werkhouding en thuissituatie formuleren scholen veel ontwikkelvragen op deze domeinen en hebben zij veel vragen op het gebied van deskundigheidsvergroting. Het lijkt de moeite waard om te onderzoeken of deze behoefte voort komt om ook goed voorbereid te zijn op de te verwachten ontwikkelingen rondom Passend Onderwijs of dat er andere redenen voor zijn. Omdat de beschikbaarheid van fysiek-medische deskundigheid op de meeste scholen slechts incidenteel noodzakelijk is, lijkt het logisch om deze expertise vooral beschikbaar te krijgen door goede afspraken met externe deskundigen. Desalniettemin geven veel scholen ook aan behoefte hebben aan meer kennis van zaken over dit soort problematieken. Zij zouden graag door (praktijk)deskundigen hier verder over geïnformeerd willen worden. Ook geeft een aantal scholen aan dat er behoefte is aan aanpassingen in het gebouw om deze taak waar te kunnen maken. Met name op het gebied van sociaal-emotionele ontwikkeling en gedrag hebben scholen veel behoefte aan extra ondersteuning en aan het vergroten van eigen deskundigheden om een passende aanpak te kunnen realiseren. Hierbij is behoefte aan duidelijke afspraken en een doorgaande lijn. Ondersteunend beleid vanuit het SWV om scholen hierin te ondersteunen verdient zeker aanbeveling. Dit mede in het licht van de aandacht die er op dit moment is in het voorkomen van pestgedrag.
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Pagina 8
2.2.
Specifieke expertise van individuele scholen die onderdeel kunnen gaan uitmaken van de extra ondersteuning binnen het samenwerkingsverband?
Leren en ontwikkeling Onderwijs vanuit concept faseonderwijs Onderwijs afstemmen op individu Hoogbegaafden F&L, visuele aanpak spelling Spraak-taal ontwikkeling Dyslexie Kinderen uit cluster 3 Engels en schaken Combinatiegroepen Differentiëren Dalton onderwijs TOP-ondernemers Flexibel lezen Rekenspecialist Leesspecialist Leerlingen met DCD Combinatie OGW en HGW Leerachterstanden Leerlijnen Buitenlandse kinderen (NT2) Coöperatieve werkvormen en MI Werken vanuit A/B normering in de BB Plusklas en pluszorgklas
Werkhouding Zelfstandig werken i.c.m. individuele onderwijsbehoeften Pedagogisch sterk en veel structuur Faalangstreductie Klankkasten bij kleuters Motiveren van kinderen
Fysiek en medisch Ernstig zieke kinderen Motoriek Autisme ADHD Kinderen uit cluster 2 Gehoor-implantaat Syndroom van Down Expertise ZML Slechtziende kinderen Diabetes Gebarentaal
Sociaal-emotioneel en gedrag Groepsvorming Combigroepen SE volgsysteem Autisme Leefstijl gecertificeerd Kinderen uit cluster 4 Kanjerlessen Gedragsspecialist Kinder-mediation Crisisopvang SVIB Pestgedrag opvangen Kindercoach Allerlei methodes SEO ADHD
Thuissituatie Samenwerken met ouders Problematische thuissituaties HECHT: huiswerk protocol Ouder-vertel-het-maar-gesprekken
Overig Creatieve communicatie vanuit kindertekeningen Begeleiding “ cluster-leerlingen” (autisme) Planmatig werken Oplossingsgericht coachen TOM-onderwijs Terugplaatsing vanuit SBO ICT implementatie Partnerschap met ouders Hoogbegaafden met portfolio Verbeteren relatie leerkrachtleerling.
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Pagina 9
Conclusies In een samenwerkingsverband met een vrij grote omvang - zoals in Rijnstreek het geval is Is er de nodige expertise, knowhow en ervaring in het opvangen van kinderen met extra ondersteuningsbehoeften. Deze wordt uiteraard in eerste instantie ingezet binnen de eigen school. Er is aan de scholen ook gevraagd of zij over expertise beschikken die zij zouden willen inzetten ten behoeve van andere scholen in het SWV. Op de in het schema hierboven genoemde gebieden is die bereidheid aanwezig. Aanbevelingen Het verdient aanbeveling om de aard en mogelijkheden van deze expertise nader te verkennen. Soms zijn scholen te bescheiden; soms ook overschatten scholen zichzelf enigermate. Daarbij verdient het aanbeveling om te zoeken naar mogelijkheden om deze expertise daadwerkelijk te benutten voor het SWV. Afhankelijk van de visie op onderwijsondersteuning waar het SWV voor kiest zal bepaalde expertise en deskundigheid meer gericht worden gevraagd en/of ingezet. Het is hierbij ook van belang om te onderzoeken of scholen bereid zijn om hun expertise in principe in te zetten voor alle scholen van het samenwerkingsverband of dit willen beperken tot alleen de scholen van het eigen bestuur. Daarnaast verdient het aanbeveling na te gaan in hoeverre deze expertise zich verhoudt tot de deskundigheid die er is vanuit het expertisecentrum en waar scholen over het algemeen tevreden over zijn. 2.3.
Voldoen de scholen aan de standaarden voor planmatig werken en kwaliteit van de basisondersteuning zoals door de onderwijsinspectie omschreven? (Hfdst. 3)
Vrijwel alle scholen in het SWV geven aan te voldoen aan de standaarden voor planmatig werken en kwaliteit van de basis ondersteuning, op de aspecten waarop de scholen ook beoordeeld worden door de inspectie. Er zijn slechts 4 scholen van het SWV die zichzelf (nog) niet op alle onderdelen voldoende scoren. Conclusies De basiskwaliteit van het onderwijs is op vrijwel alle scholen van het SWV Rijnstreek op een voldoende niveau. Aanbevelingen Het verdient aanbeveling om vanuit de coördinatie van het SWV of vanuit het bestuur met deze vier scholen in gesprek te gaan om te wegen wat dit betekent. Enerzijds voor hetgeen de scholen ondernemen om de overige onderdelen ook op niveau te krijgen en anderzijds om te onderzoeken in hoeverre de scores gevolgen hebben voor kinderen met extra ondersteuningsbehoeften. Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Pagina 10
Het verdient aanbeveling om vanuit het SWV te kijken of dit beeld ook overeenkomt met de ervaringsgegevens rondom aanmeldingen van leerlingen bij de PCL en met verwijzingspercentages. Wellicht dat op basis hiervan ook nog met andere scholen gesprekken gevoerd moeten worden. Op basis van de uitkomsten van deze gesprekken kunnen dan verdere activiteiten worden ondernomen. 2.4
Voldoen de scholen aan de standaarden voor handelingsgericht werken? (Hfdst.3)
Wat betreft het implementeren van Handelingsgericht Werken hebben de scholen binnen het SWV de afgelopen jaren een aantal stappen gezet. Bovenschools zijn er door het SWV diverse trainingen en intervisiemomenten aangeboden voor intern begeleiders en directieleden. Op schoolniveau hebben de scholen zelf – al dan niet met ondersteuning door een externe partij – gewerkt aan de implementatie. In de visie en het beleid van het SWV wordt HGW als richtinggevend gezien. Het referentiekader geeft in verschillende paragrafen een aanwijzing dat de inrichting van de ondersteuning gebaseerd dient te zijn op handelingsgerichte diagnostiek en begeleiding. Indicering op kindkenmerken dient te worden vermeden. Hiermee is het gebruik van de HGW-indicatoren gelegitimeerd. Conclusies Uit de door de scholen ingevulde indicatoren voor handelingsgericht werken, blijkt dat 38% van de scholen zichzelf op een aantal indicatoren als zwak scoren. Daarnaast geeft 58% van de scholen zich een voldoende en 4% scholen geven zich een goed of hoger. Leerlingen betrekken bij analyse van fouten, stellen van doelen en samen zoeken naar oplossingen komt nog relatief weinig voor. Ook het benoemen van reële SMART-doelen en met leerlingen en ouders communiceren over deze doelen wordt relatief vaak als zwak ingevuld, evenals het benoemen en benutten van sterke kanten van leerlingen, teamleden en ouders. Aanbevelingen Hoewel er stappen zijn gezet richting HGW is dit op een groot aantal scholen nog onvoldoende geïmplementeerd. Het verdient aanbeveling dat (op een aantal specifieke aspecten) er aandacht blijft voor de verdere implementatie van HGW. Veranderen van mentale modellen en het daarbij behorende gedrag is en blijft een van de lastigste opgaven die er zijn. Met name ondersteuning en feedback in de groepen blijft belangrijk om niet terug te vallen in oude gewoonten. Dus groepsbezoeken door directie en IB blijven belangrijk, met daarnaast ook gesprekken in het team en tussen teamleden onderling. Met collega’s bespreken van onderwijsresultaten en samen analyses maken zijn krachtige interventies in dit verband.
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Pagina 11
Daarnaast blijft verdere deskundigheidsvergroting noodzakelijk. Ook een vorm van intervisie ( op schoolniveau, maar ook tussen scholen, bijvoorbeeld in de vorm van audits) kan een belangrijke steun in de rug zijn om HGW echt goed in de vingers te krijgen. 2.5 Hoe typeert de school zichzelf nu en wat is haar ambitie, gebaseerd op de SARDEStypologieën (Hfdst. 4) Ambities van scholen zijn verwoord in de SARDES typering van de aanwezige zorg en begeleiding op de scholen: netwerkschool, smalle zorgschool, brede zorgschool en inclusieve school. Van de 56 scholen is de typering voor het moment van invullen van het schoolondersteuningsprofiel als volgt: 1 school typeert zichzelf als netwerkschool die zich wil ontwikkelen tot smalle zorgschool 6 scholen typeren zich tussen netwerkschool en smalle zorgschool en willen zich verder ontwikkelen richting smalle zorgschool 26 scholen typeren zich als smalle zorgschool die zich ontwikkelt naar brede zorgschool 1 scholen typeren zich tussen smalle en brede zorgschool in 12 scholen typeren zich tussen smalle en brede zorgschool en willen zich verder ontwikkelen tot brede zorgschool 4 scholen typeren zich als brede zorgschool 5 scholen typeren zich als brede zorgschool en ontwikkelen zich richting inclusieve school
Conclusies Er is binnen het SWV een vrij grote spreiding van mogelijkheden die scholen zichzelf toedichten om nu reeds aan alle onderwijsbehoeften van kinderen tegemoet te komen. Daarnaast is tijdens de teambijeenkomsten geïnventariseerd welke ontwikkelambities er zijn binnen de scholen om zo af te kunnen stemmen op meer onderwijsbehoeften dan nu al het geval is. Deze ambities laten zich omschrijven als: Alle scholen willen zich inzetten om zich verder te bekwamen om zodoende voor zoveel mogelijk kinderen Passend Onderwijs te kunnen verzorgen. Hoewel de marges soms smal zijn, is er overwegend een grote bereidheid om aan te sluiten bij de gevarieerde onderwijsbehoeften van kinderen. Aanbevelingen Het verdient aanbeveling om een datum vast te stellen waarop alle scholen van het SWV zich in ieder geval hebben ontwikkeld tot het niveau van smalle zorgschool.
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Pagina 12
2.6
Hebben we als SWV een antwoord op alle onderwijsbehoeften van kinderen? (Hfdst. 5)
Ervaren grenzen aan preventieve en licht curatieve interventies. Percentage waarin scholen aangeven ook niet met hulp tegemoet te kunnen komen aan onderwijsbehoeften van kinderen die iets anders of extra’s nodig hebben dan het basisaanbod op gebied van: In het onderzoek beschreven als dieptezorg Leren en ontwikkeling
Fysiek en medisch
Sociaalemotioneel en gedrag
Werkhouding
Thuissituatie
2
42
20
2
2
Conclusies De grenzen die scholen ervaren liggen vooral op fysiek-medisch gebied en op het gebied van sociaal-emotionele ontwikkeling en gedrag. Voor deze kinderen is een andere setting nodig. Dat kan in sommige gevallen een andere basisschool of speciale basisschool zijn die wél aan de onderwijsbehoeften van dit kind tegemoet kan komen óf het kan een school voor speciaal onderwijs zijn. Ondersteuning die ervaren wordt vanuit het expertisecentrum draagt er toe bij dat scholen minder snel aan de grenzen van hun mogelijkheden komen. Aanbevelingen Versterken van deskundigheden in het omgaan met kinderen met gedragsproblemen en het creëren van een onderwijssetting waarin tegemoet gekomen kan worden aan speciale onderwijsbehoeften op sociaal-emotioneel gebied en op het gebied van gedrag verdient aanbeveling. Daarnaast verdient het aanbeveling goed te evalueren in hoeverre de inzet van het expertisecentrum een rol kan blijven spelen in het nieuwe SWV Passend Onderwijs.
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Pagina 13
2.7
Waaruit bestaan de ontwikkelbehoeften van de scholen?
(Hfdst. 7)
Leren en ontwikkeling Beleid hoogbegaafden / hoogbegaafdenspecialist /plusklas 1111111111111111111111111 Kennis van leerlijnen en doelen bewaken / Doelen SMART 11111111111111111111111 Betrekken leerlingen bij doelen/Leerling meer eigenaar leerproces 11111111111 Klassenmanagement /zelfstandig werken versterken 11111111 11 Deskundigheid vergroten op het gebied van leer-problematieken (dyscalculie/dyslexie). 1111 1111 Cyclus HGW verder versterken/borgen in de school; Werken met groepsoverzicht en groepsplan 111111111 Vaardigheid vergroten in het opstellen en uitvoeren van OPP’s. 111111111 Specialismen in de school ontwikkelen voor rekenen, taal/lezen en gedrag 111111 Deskundigheid vergroten in effectieve instructie en gedifferentieerde instructie 111111 Teamgewijs samenwerken/ leren van elkaar/collegiale consultatie en intervisie 1 1111 Deskundigheidsbevordering in gesprekken met kinderen 11111 Taal-leesonderwijs (in de onderbouw ) versterken 111 Beter afstemmen op onderwijsbehoeften IN de groep 111 Ontwikkelen van een doorgaande lijn in de school ten aanzien van dyslexie (protocol) 11 Orthotheek 11 Toetsgegevens analyseren en opbrengsten vergroten 11 Gebruik ICT 1 Klassendoorbrekend werken voor ernstige leermoeilijkheden Inzetten van onderwijsassistenten Teambrede visie op differentiatie Kennis vergroten om een uitdagende leeromgeving in te richten/verrijken basisaanbod Preventief werken in plaats van curatief. Werken met dag- en weektaken Evalueren en reflecteren op eigen handelen Dalton onderwijs actualiseren GOVK updaten HGW in combinatiegroepen Sneller SWV en expertisecentrum raadplegen Herkennen en erkennen excellente kleuter. Creëren binnen school van prikkelarme werkplekken/ time-out plek Groepsoverzicht en groepsplan een plek geven binnen Parnassys
Fysiek en medisch Deskundigheidsvergroting over leerlingen met een fysiek of medische beperking. 111111111111111111 Gebouw aanpassen 111111111111111 Kennis over sociale kaart rondom de school/ samenwerken met externen 111111 Protocol ontwikkelen (m.b.t. medicatiegebruik) 1111 Kennis over syndroom van Down 11 Begeleiden langdurig zieke kinderen 1 Aanname = teambesluit. Aannameprocedure ontwikkelen. 1 Kennis delen over de onderwijsbehoeften van de leerlingen 1 Kennis over spraak-taalproblematiek vergroten 1 Inzet MRT Gedeelde visie ontwikkelen op het omgaan met fysiek-medische onderwijsbehoeften van de leerlingen Beter inschatten: welbevinden leerling en balans in de groep. Versterken samenwerking met externen Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Pagina 14
Respect voor teamleden met “ lagere” grens. Professionele training op gebied van epilepsie Samenwerking met ouders 1 EHBO-cursus
Sociaal-emotionele ontwikkeling en gedrag Deskundigheidsbevordering team rond gedrag en soc-em ontwikkeling 111111111111111111111 Doorgaande lijn sociaal-emotionele ontwikkeling ontwikkelen (of methode) 111111111111 Deskundigheidsvergroting rond specifieke stoornissen, zoals autisme, faalangst, ADHD, PDD-NOS 111111111 Vaardig worden in voeren van (coachende) gesprekken met leerlingen. 111111111 Time out plek realiseren 111111 Expertise van (of opleiden van) gedragsspecialist benutten in team. 1111111 Visie/beleid m.b.t. gedrag 111111 Samenwerken met ouders op dit gebied 11111 Samenwerking tussen teamleden/delen van kennis 111111 Vreedzame school /Kanjertraining opfrissen 11111 Doelen stellen mét kinderen 1111 Protocol goed gedrag 11 Gebruik maken van de kennis van de kindcoach 1 Deskundigheidsvergroting op gebied van groepsdynamiek (grip op de groep) 1 Effectievere inrichting gebouw/ onderwijsomgeving voorspelbaar inrichten 1 Afstemmen op onderwijsbehoeften Protocol verwijzing maken Protocol “ schorsing en verwijdering” Kinderen zelfregulatie leren Teamcursus leefstijl Cursus zelfverdediging voor leerkrachten Kinderen weerbaar maken tegen pesten Leerlingen uit crisisopvang beter begeleiden Pro-actief hulp inzetten Belevingswereld van het kind een plek geven in ons onderwijs.
Werkhouding Stilteplekken/werkplekken in de school 111111111111111111 Scholing op gebied van werkhouding, taakgerichtheid, motivatie en concentratie 11111111111111 Inzicht krijgen in functionele kennis van leerprocessen, leerstijlen, MI en motivatie 111111111111 Kinderen betrekken bij eigen onderwijsproces/ met leerlingen doelen formuleren 111111111111 Samenwerken met ouders 11111 Overleg tussen leerkrachten over wat werkt. 1111 Inzet van goed klassenmanagement en zelfstandig werken 1111 Gebruik study buddy 111 Eigenaarschap van kinderen vergroten/ gesprekken met kinderen 11 Coöperatieve werkvormen benutten 11 Reflecteren met kinderen op geleverd werk 11 Geven van effectieve feedback 1 Inzet ICT 1 Doorgaande lijn in aanpak ontwikkelen 1 Omgaan met ADHD 1 Klassenmanangement 1 Expertise Human Dynamics in de groepen. Gericht observeren Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Pagina 15
Kieskast Dag- en weektaken in de school Energizers inzetten Werken volgens HGW Visuele ondersteuning benutten Benutten materiaal uit orthotheek Positieve mogelijkheden van kinderen benutten Leerlijnen duidelijk maken voor kinderen Creëren van een uitdagende leeromgeving. Instructie meer afstemmen op onderwijsbehoeften
Thuissituatie Samenwerking & communicatie met ouders verbeteren/ ouders als partner 11111111111111111111111 Gespreksvaardigheden met ouders en kinderen vergroten 11111111111111111111111111 Protocol hoe om te gaan met vragen rond thuissituatie 1111 Zicht op inzetten van instanties bij gezinnen/ sociale kaart 11 Tijdig signaleren van moeilijkheden thuis 11 Samenwerking met AMK en CJG 11 Ouder vertelgesprekken invoeren 11 Zelfvertrouwen kinderen vergroten 1 Training coaching 1 Leren omgaan met agressie 1 Protocol kindermishandeling Inzet SMW Structureel inzetten MPO Deskundigheidsbevordering rond verwaarloosde kinderen Deskundigheidsvergroting over effecten van scheiding. Kennis over protocol kindermishandeling Kennis vergroten over diverse culturen Thema-avonden binnen de school over gezins- en opvoedingssituaties Verbeteren van imago van de school bij ouders Intake op school verbeteren
Overig Belang van verdere implementatie (en scholing) van HGW; kijken naar mogelijkheden van leerlingen; ouders als partners 11111111 HGW voortzetten en verdiepen 111111111 Klassenconsultatie en collegiale consultatie 111111 Lerende organisatie blijven ontwikkelen 11 Borgen van ingevoerde vernieuwingen 1 ( HGW en OGW) Samenwerken met ALLE ouders Denken vanuit stimulerende factoren versterken Meer overleg met voorschoolse voorzieningen Belang van in kaart brengen van onderwijsbehoeften van ALLE kinderen
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Pagina 16
Conclusies Ondanks het feit dat scholen aangeven dat er op veel scholen en zeker in totaliteit op alle scholen van het SWV een behoorlijk grote knowhow is bij teamleden op het gebied van leren en ontwikkelen – met hulp kan aan bijna alle onderwijsbehoeften worden voldaan – is er bij scholen toch behoefte aan verdere verdieping van hun kennis en vaardigheden. Deze behoefte zit vooral in: Deskundigheidvergroting op het gebied van meer- en hoogbegaafden, In kennis over leerlijnen en werken met duidelijke doelen (ook voor het kind) Het creëren van een leeromgeving waarin leerlingen meer dan tot nu toe kunnen medebepalen over hoe ze willen leren; Meer een samen leren met meer verantwoordelijkheid bij de leerling in plaats van alleen leren van de leerkracht. Versterken en borgen van handelingsgericht werken en het werken met een groepsoverzicht en groepsplan Deskundigheidsvergroting op het gebied van instructie, klassenmanagement, zelfstandig werken en leerproblematieken.
Bij fysiek-medisch is vooral behoefte aan deskundigheidsvergroting over leerlingen met een fysieke of medische beperking, aanpassingen in het gebouw, een goede samenwerking met externen en een duidelijke afbakening van verantwoordelijkheden.
Bij sociaal-emotionele problematiek is er een grote behoefte aan: het opbouwen van meer deskundigheid op het gebied van sociaal-emotionele ontwikkeling en gedrag het ontwikkelen van een doorgaande lijn in de school en het delen van expertise met elkaar samenwerking met ouders kennis over specifieke stoornissen en deskundigheid in het voeren van (coachende) gesprekken met kinderen.
Bij werkhouding richten de behoeften zich vooral op Scholing op het gebied van werkhouding, taakgerichtheid, motivatie en concentratie Functionele kennis opbouwen over leerprocessen, leerstijlen en MI Stilteplekken of aparte werkplekken in de school Kinderen meer betrekken bij het onderwijsproces en Heldere doelen formuleren.
Wat betreft de thuissituatie, blijft het voeren van constructieve gesprekken met ouders en kinderen het opbouwen van een relatie waarin ouders als partners gezien worden
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Pagina 17
Naast bovengenoemde vijf domeinen geven veel scholen aan behoefte te hebben om verder aan de slag te gaan met de verdere implementatie en borging van handelingsgericht werken.
Aanbevelingen Een belangrijk kernpunt van Passend Onderwijs is de omslag van curatieve naar meer preventieve ondersteuning. Handelingsgericht werken en handelingsgerichte diagnostiek zijn belangrijke instrumenten om dit proces te ondersteunen. Hoewel er de nodige stappen zijn gezet vanuit het SWV richting HGW, verdient het aanbeveling dat (op een aantal specifieke aspecten) er aandacht blijft voor de verdere implementatie van HGW. Veranderen van mentale modellen en het daarbij behorende gedrag is en blijft een van de lastigste opgaven die er zijn. Naast een gericht en afgestemd professionaliseringsaanbod (zowel op individueel niveau als op teamniveau) om het kennisniveau van leerkrachten te vergroten, vooral op het gebied van sociaal-emotionele ontwikkeling en gedrag en op het gebied van werkhouding en samenwerking met ouders, vraagt handelingsgericht denken en werken met name ook om ondersteuning en feedback in de groepen om niet terug te vallen in oude gewoonten. Dus gerichte groepsbezoeken door directie en IB rond HGW zijn belangrijk, met daarnaast ook gesprekken in het team en tussen teamleden onderling. Met collega’s bespreken van onderwijsresultaten en samen analyses maken zijn krachtige interventies in dit verband. Daarnaast blijft een vorm van intervisie ( op schoolniveau, maar ook tussen scholen, bijvoorbeeld in de vorm van audits) een belangrijke steun in de rug om HGW echt goed in de vingers te krijgen. Blijvend investeren in wat Andy Hargreaves en Michael Fullan opbouwen van professioneel kapitaal noemen kan hierbij helpen. Een open lerende schoolcultuur en samenwerking met andere scholen kan hierbij zeer ondersteunend zijn. Dit vraagt om inzet op onderwijskundig leiderschap en teamcoaching door de schoolleider. We weten uit andere samenwerkingsverbanden dat een training voor de stuurgroepen van scholen (directie, IB en bouwcoördinatoren) over leiding geven aan de implementatie van HGW hier een belangrijke impuls aan kan geven. De samenwerking tussen directie en IB en de manier waarop invulling wordt gegeven aan de verschillende rollen en verantwoordelijkheden kan hierdoor aanmerklelijk verbeteren.
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Pagina 18
Hoofdstuk 3: Basiskwaliteit Onderwijszorg en Handelingsgericht Werken Voldoen de scholen aan de standaarden voor planmatig werken en basiskwaliteit? Elke school c.q. elk schoolbestuur is zelf verantwoordelijk voor de basiskwaliteit van het onderwijs dat op de scholen wordt gegeven. Voldoen aan de basiskwaliteit van het onderwijs in het kader van Passend Onderwijs betekent dat de school voldoet aan de indicatoren zoals door de onderwijsinspectie gehanteerd. Daarnaast moet de school ook – in het kader van het bredere begrip basisondersteuning - voldoen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het referentiekader/ wetgeving Passend Onderwijs. Met het wettelijk kader als onderlegger worden op het niveau van het SWV gezamenlijke afspraken gemaakt over de invulling van de basisondersteuning. Deze kan SWV specifiek gemaakt worden door gezamenlijk aanvullende criteria op te nemen die onderdeel uit maken van de basisondersteuning van het SWV Rijnstreek e.o. Criteria netwerkschool, smalle zorgschool, brede zorgschool, inclusieve school, conform beschrijving Sardes.
Bij het opstellen van het schoolondersteuningsprofiel hebben scholen uitspraken gedaan over de mate waarin zij, naar eigen oordeel , voldoen aan standaarden die betrekking hebben op de kwaliteit van de organisatie van onderwijszorg en op de kwaliteit van handelingsgericht werken (HGW). Deze twee series van standaarden over de onderwijszorg en HGW hebben betrekking op twee aspecten van de basisondersteuning zoals aangegeven in het referentiekader, namelijk planmatige uitvoer en basiskwaliteit. Handelingsgerichte terminologie Het ondersteuningsprofiel moet inzicht bieden in de mate waarin de school kan voorzien in onderwijsbehoeften van de leerlingen. Aan de hand daarvan kan worden bezien of de school kan bieden wat de leerling nodig heeft, of wat nog georganiseerd moet worden om in de behoeften van de leerling te voorzien. Dit brengt met zich mee, dat de toekenning van extra ondersteuning plaatsvindt op basis van handelingsgerichte diagnostiek. Daarbij staat de vraag van de leerling centraal binnen de context van de leefomgeving, waaronder de klas of groep. Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Pagina 19
De mogelijkheden van het kind, de ouders en de leerkracht bepalen alle drie wat er nodig is. Handelingsgerichte diagnostiek vertaalt de onderwijsbehoefte in directe en haalbare handelingssuggesties. Dus niet de beperking of stoornis van de leerling is leidend bij het bepalen van wat er nodig is, maar wel de ondersteuningsbehoefte binnen de context van de school- én thuissituatie. De omschrijvingen van het schoolondersteuningsprofiel worden dan ook in handelingsgerichte termen gesteld. Dus niet: ‘de school kan omgaan met leerlingen die een aandachtstoornis hebben’, maar liever: ‘de school is in staat om meerdere (verlengde) instructiemomenten te organiseren, beschikt over prikkelarme werkplekken, heeft een doorgaande lijn vanaf de kleutergroepen bij het aanleren van uitgestelde aandacht’, enzovoort. (uit: instrumentarium passend onderwijs)
Scholen hebben het meest recente inspectierapport benut in de zelfbeoordeling en hebben bij de standaarden voor onderwijszorg en bij de standaarden voor HGW gescoord op een 4-puntschaal, waarbij 1 = zwak, 2 = voldoende, 3 = goed en 4 = excellent Deze zelfbeoordeling is tijdens besprekingen kritisch getoetst door de begeleider van NTO-Effekt. Hiervoor is gebruik gemaakt van indicatoren die invulling geven aan de standaarden. De gehanteerde standaarden en indicatoren zijn opgenomen bij deze rapportage. In de schema’s op pagina’s 22 t/m 52 is een overzicht gemaakt van de scores van de scholen. In rood zijn de scores weergegeven van scholen die 1 = zwak hebben gescoord op een standaard. In zwart zijn de scores van 2 = voldoende of hoger weergegeven.
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Pagina 20
Normeren van de uitkomsten In het overzicht is weergegeven in rood welke scores onvoldoende zijn. In het referentiekader is aangegeven dat het niveau van de planmatige uitvoer en de basiskwaliteit, gemeten volgens de indicatoren van de inspectie, voldoende behoort te zijn. Binnen het SWV kan een eigen “benchmark” gehanteerd worden, bijvoorbeeld dat alle scholen alle standaarden voldoende moeten scoren. Op dit moment (april 2012) zijn hierover nog geen verdere afspraken gemaakt. Er is een onderscheid tussen de standaarden uit het toezichtkader van de inspectie en de standaarden die betrekking hebben op handelingsgericht werken. De standaarden van HGW zijn (nog) niet opgenomen in het toezichtkader en strikt genomen wordt hiervoor door de beleidskaders niet aangegeven dat dit voldoende behoort te zijn. Het samenwerkingsverband heeft ten opzichte van de HGW-standaarden meer ruimte voor eigen normering. In de visie en het beleid van het SWV wordt HGW als richtinggevend gezien. Het referentiekader geeft in verschillende paragrafen een aanwijzing dat de inrichting van de ondersteuning gebaseerd dient te zijn op handelingsgerichte diagnostiek en begeleiding. Indicering op kindkenmerken dient te worden vermeden. Hiermee is gebruik het van de HGW-indicatoren gelegitimeerd. Het is aan te bevelen dat het bestuur van het SWV zo snel mogelijk een eigen invulling geeft aan het begrip basisondersteuning binnen SWV Rijnstreek. Juist door het hebben van een dergelijke beschrijving wordt duidelijk in welke gevallen een beroep gedaan kan worden op het SWV Passend Onderwijs voor aanvullende ondersteuning en wanneer er sprake is van de eigen verantwoordelijkheid van de school c.q. het schoolbestuur. In het ondersteuningsplan van het SWV dient naast bovenstaande inzicht gegeven te worden op welke wijze de ondersteuning en de ondersteuningsstructuur (inrichting, planmatigheid, preventie) dekkend is binnen het SWV en hoe deze hun vorm hebben gekregen.
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Pagina 21
Alphense Montessori Alphen ad Rijn
An Noer Alphen ad Rijn
Antoniusschool Noorden
Baken Alphen ad Rijn
Bonifacius Alphen ad Rijn
Esselyckerwoude Woubrugge
Fontein Ter Aar
Fontein 1 Alphen ad Rijn
Fontein 2 Alphen ad Rijn
Groen van Prinsterer Alphen ad Rijn
Hobbitburcht Alphen ad Rijn
J.P.F. Steijaert Hazerswoude-Rijndijk
Jenaplaneet Alphen ad Rijn
Johannes de Doper Zevenhoven
Johannes Post Hazerswoude Dorp
1.1 De opbrengsten liggen op het niveau dat op grond van de kenmerken van de leerlingenpopulatie verwacht mag worden. 1.4 Leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften ontwikkelen zich naar hun mogelijkheden. 2.4 De school met een substantieel aantal leerlingen met een leerlinggewicht biedt bij Nederlandse taal leerinhouden aan die passen bij de onderwijsbehoeften van leerlingen met een taalachterstand. 4.2 De leerlingen voelen zich aantoonbaar veilig op school.
Aeresteijn Langeraar
Standaarden kwaliteit schoolorganisatie (A t/m J) Bron: Toezichtkader Inspectie
2
2
3
3
3
3
3
2
2
1
2
2
1
3
3
2
2
3
2
3
3
2
3
3
2
2
1
2
2
3
3
2
2
Nvt
3
3
2
2
2
2
1
2
2
2
2
2
3
2
3
3
2
3
3
3
3
3
3
3
2
3
3
3
4
3
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Pagina 22
4.4 De school heeft inzicht in de veiligheidsbeleving van leerlingen en personeel en in de incidenten die zich op het gebied van sociale veiligheid op de school voordoen. 4.5/6 De school heeft een veiligheidsbeleid gericht op het voorkomen en afhandelen van incidenten in en om de school. 4.7 Het personeel van de school zorgt ervoor dat de leerlingen op een respectvolle manier met elkaar en anderen omgaan. 6.1 De leraren stemmen de aangeboden leerinhouden af op verschillen in ontwikkeling tussen de leerlingen. 6.2 De leraren stemmen de instructie af op verschillen in ontwikkeling tussen de leerlingen. 6.3 De leraren stemmen de verwerkingsopdrachten af op verschillen in ontwikkeling tussen de leerlingen. 6.4 De leraren stemmen de onderwijstijd af op verschillen in ontwikkeling tussen de
2
3
2
3
3
3
3
3
2
3
3
2
3
3
4
3
3
3
3
3
3
3
3
3
2
3
3
2
3
3
4
2
3
3
2
3
3
4
3
3
3
3
2
3
3
3
4
3
2
4
2
3
3
2
3
3
2
2
2
2
2
3
3
2
2
4
2
3
2
2
3
3
2
3
2
2
2
3
2
2
3
3
2
3
2
2
3
3
2
2
2
2
2
2
3
2
2
3
2
3
2
2
2
2
2
3
1
2
2
2
3
2
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Pagina 23
leerlingen.3 7.1 De school gebruikt een samenhangend systeem van genormeerde instrumenten en procedures voor het volgen van de prestaties en de ontwikkeling van de leerlingen. 7.2 De leraren volgen en analyseren systematisch de voortgang in de ontwikkeling van de leerlingen. 8.1 De school signaleert vroegtijdig welke leerlingen zorg nodig hebben. 8.2 Op basis van een analyse van de verzamelde gegevens bepaalt de school de aard van de zorg voor de zorgleerlingen. 8.3 De school voert de zorg planmatig uit. 8.4 De school evalueert regelmatig de e3ffecten 3 van de zorg.3 8.5 De school zoekt de structurele samenwerking m3et ketenpartners waar noodzakelijke2 interventies op leerling-niveau haar eigen kerntaak overschrijden.
3
3
2
4
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
4
3
2
3
2
3
2
3
3
2
2
1
2
2
3
3
2
3
2
3
3
3
2
2
3
3
2
3
3
2
2
3
3
2
2
3
3
3
2
3
3
3
2
3
2
3
2
3
3
2
2
4
3
3
2
1
3
2
2
3
1
2
2
3
3
3
1
4
2
3
2
2
3
2
2
3
2
2
2
3
2
3
3
4
2
3
2
3
2
4
2
2
2
2
2
3
4
3
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Pagina 24
9.1 De school heeft inzicht in de onderwijsbehoeften van haar leerlingenpopulatie. 9.2 De school evalueert jaarlijks de resultaten van de leerlingen. 9.3 De school evalueert regelmatig het onderwijsleerproces. 9.4 De school werkt planmatig aan verbeteractiviteiten. 9.5 De school borgt de kwaliteit van het onderwijsleerproces. 9.6 De school verantwoordt zich aan belanghebbenden over de gerealiseerde onderwijskwaliteit. Gemiddelde score per school
2
3
2
3
2
3
3
3
2
3
3
3
2
3
3
2
2
4
2
3
3
3
3
3
2
2
2
2
3
3
3
3
3
3
2
3
3
3
3
2
2
2
2
2
3
3
3
3
3
4
2
3
2
3
3
3
2
2
1
2
3
3
3
2
2
3
2
4
2
2
3
3
2
2
2
2
2
3
3
2
2
3
2
3
2
3
3
3
2
2
2
2
3
3
2
3
2,29
3,26
2,25
3,08
2,42
2,58
2,88
2,75
2,08
2,42
2,04
2,21
2,38
2,88
3,08
2,46
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Pagina 25
4.4 De school heeft inzicht in de veiligheidsbeleving van leerlingen en personeel en in de incidenten die zich op het gebied van sociale veiligheid op de school voordoen.
Rijnschans Koudekerk ad Rijn
Rhynenburch Hazerswoude Rijndijk
Rank Koudekerk ad Rijn
2
2
2
3
2
2
4
2
3
2
2
2
3
2
3
2
2
2
3
2
3
2
2
2
3
2
3
2
3
2
3
2
2
2
2
2
2
2
2
2
3
2
3
2
4
2
2
3
2
3
2
3
3
2
3
3
2
2
3
2
4
2
3
3
3
3
2
2
3
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Pagina 26
Rietkraag Nieuwkoop
3
Rank Alphen ad Rijn
3
Populier Boskoop
3
Palet Alphen ad Rijn
2
Oranje Nassau Zwammerdam
2
Op Maat Alphen ad Rijn
1
Meridiaan Alphen ad Rijn
4
Mare Alphen ad Rijn
2
Maranatha Nieuwkoop
2
Kompas Ter Aar
2
Kleine Wereld Leimuiden
Kinderkring Woubrugge
2.4 De school met een substantieel aantal leerlingen met een leerlinggewicht biedt bij Nederlandse taal leerinhouden aan die passen bij de onderwijsbehoeften van leerlingen met een taalachterstand. 4.2 De leerlingen voelen zich aantoonbaar veilig op school.
Kinderarcke Rijnsaterwoude
1.1 De opbrengsten liggen op het niveau dat op grond van de kenmerken van de leerlingenpopulatie verwacht mag worden. 1.4 Leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften ontwikkelen zich naar hun mogelijkheden.
Nieuwe Ambacht Alphen ad Rijn
Standaarden kwaliteit schoolorganisatie ( K t/m R) Bron: Toezichtkader Inspectie
2
3
4.5/6 De school heeft een veiligheidsbeleid gericht op het voorkomen en afhandelen van incidenten in en om de school.
2
2
2
2
2
3
3
3
1
3
2
3
3
1
3
1
4.7 Het personeel van de school zorgt ervoor dat de leerlingen op een respectvolle manier met elkaar en anderen omgaan.
2
4
3
4
2
3
2
3
2
4
3
3
3
3
3
3
6.1 De leraren stemmen de aangeboden leerinhouden af op verschillen in ontwikkeling tussen de leerlingen.
2
2
3
4
2
3
2
3
2
3
2
2
2
2
2
2
3
6.2 De leraren stemmen de instructie af op verschillen in ontwikkeling tussen de leerlingen.
2
2
2
3
2
3
2
3
2
3
2
2
2
2
3
2
2
2
3
3
4
2
3
2
3
2
3
2
2
2
2
2
2
2
2
3
2
3
2
2
2
2
2
3
3
2
2
2
2
2
2
7.1 De school gebruikt een samenhangend systeem van genormeerde instrumenten en procedures voor het volgen van de prestaties en de ontwikkeling van de leerlingen.
2
3
3
4
3
3
3
3
3
4
3
3
3
3
3
3
3
7.2 De leraren volgen en analyseren systematisch de voortgang in de ontwikkeling van de leerlingen.
2
2
3
3
2
3
1
3
2
2
3
2
3
2
2
2
3
6.3 De leraren stemmen de verwerkingsopdrachten af op verschillen in ontwikkeling tussen de leerlingen. 6.4 De leraren stemmen de onderwijstijd af op verschillen in ontwikkeling tussen de leerlingen.
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Pagina 27
8.1 De school signaleert vroegtijdig welke 1leerlingen zorg nodig hebben.
2
3
3
3
2
3
2
3
2
4
3
3
3
3
3
2
3
3
3
2
2
1
3
2
4
3
2
3
3
2
2
3
2
2
3
3
2
2
1
3
2
3
3
3
3
3
1
2
3
2
2
3
3
2
2
2
3
2
3
3
3
3
3
2
1
3
2
4
3
2
3
3
3
2
2
2
3
3
3
3
2
3
2
4
3
3
2
3
2
3
1
3
3
2
3
2
3
2
9.2 De school evalueert jaarlijks de resultaten van de leerlingen.
2
3
3
3
2
3
2
3
3
3
3
3
3
2
2
3
9.3 De school evalueert regelmatig het onderwijsleerproces.
2
3
3
3
2
3
2
3
2
3
3
3
2
2
2
3
9.4 De school werkt planmatig aan verbeteractiviteiten.
2
3
3
3
3
2
1
3
3
3
3
3
3
3
2
2
9.5 De school borgt de kwaliteit van het onderwijsleerproces.
2
2
3
3
2
3
2
3
2
2
3
2
3
2
2
2
8.2 Op basis van een analyse van de verzamelde gegevens bepaalt de school de aard van de zorg voor de zorgleerlingen. 8.3 De school voert de zorg planmatig uit. 8.4 De school evalueert regelmatig de effecten 3 van de zorg. 8.5 De school zoekt de structurele samenwerking met ketenpartners waar noodzakelijke2 interventies op leerlingniveau haar eigen kerntaak overschrijden. 9.1 De school heeft inzicht in de onderwijsbehoeften van haar leerlingenpopulatie.
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Pagina 28
3
9.6 De school verantwoordt zich aan belanghebbenden over de gerealiseerde onderwijskwaliteit.
2
2
3
3
2
3
2
3
Aanvullend voor SBO S7.3 De school stelt bij plaatsing voor iedere leerling een ontwikkelingsperspectief vast.
3
3
3
3
2
4
3,00
2,71
2,50
2,67
2,38
2,33
3
2
S7.4 De school volgt of de leerlingen zich ontwikkelen conform het ontwikkelingsperspectief en maakt naar aanleiding hiervan beredeneerde keuzes. Gemiddelde score per school
2
2
2,00
2,71
2,71
3,08
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
2,08
2,71
1,96
3,00
2,08
Pagina 29
2,00
2,63
2.4 De school met een substantieel aantal leerlingen met een leerlinggewicht biedt bij Nederlandse taal leerinhouden aan die passen bij de onderwijsbehoeften van leerlingen met een taalachterstand. 4.2 De leerlingen voelen zich aantoonbaar veilig op school. 4.4 De school heeft inzicht in de veiligheidsbeleving van leerlingen en personeel en in de incidenten die zich op het gebied van sociale veiligheid op de school voordoen.
Tweeklank Hazerswoude Rijndijk
Torenvalk Leimuiden
Ter Does Hoogmade
Tamboerijn Nieuwveen
Sweelinckschool Alphen ad Rijn
Stromen Alphen ad Rijn
Startblok Alphen ad Rijn
St. Nicolaas Nieuwveen
St. Michael Hazerswoude Dorp
Springplank Hazerswoude Dorp
2
Spinnewiel Alphen ad Rijn *
3
Spectrum Alphen ad Rijn
Schakel Leimuiden
1.1 De opbrengsten liggen op het niveau dat op grond van de kenmerken van de leerlingenpopulatie verwacht mag worden. 1.4 Leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften ontwikkelen zich naar hun mogelijkheden.
Samen op Weg Alphen ad Rijn
Standaarden kwaliteit schoolorganisatie (S t/m T) Bron: Toezichtkader Inspectie
3
2
2
2
3
2
2
1
2
2
1
3
2
1
3
2
2
2
2
2
2
2
1
2
1
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
3
2
3
3
2
3
2
2
3
3
4
2
1
3
2
3
2
2
1
3
3
2
2
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Pagina 30
4.5/6 De school heeft een veiligheidsbeleid gericht op het voorkomen en afhandelen van incidenten in en om de school.
2
2
1
3
2
3
2
2
1
2
2
3
4.7 Het personeel van de school zorgt ervoor dat de leerlingen op een respectvolle manier met elkaar en anderen omgaan.
3
3
3
3
2
3
2
3
3
3
3
3
6.1 De leraren stemmen de aangeboden leerinhouden af op verschillen in ontwikkeling tussen de leerlingen.
2
2
2
2
3
2
4
2
2
3
3
3
2
6.2 De leraren stemmen de instructie af op verschillen in ontwikkeling tussen de leerlingen.
2
2
2
2
2
2
3
2
2
3
2
3
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
3
2
3
2
2
2
1
2
2
2
3
2
2
3
2
3
2
7.1 De school gebruikt een samenhangend systeem van genormeerde instrumenten en procedures voor het volgen van de prestaties en de ontwikkeling van de leerlingen.
3
2/3
3
3
3
2
4
2
3
3
2
3
3
7.2 De leraren volgen en analyseren systematisch de voortgang in de ontwikkeling van de leerlingen.
3
2
1
3
2
2
3
2
2
3
3
3
2
6.3 De leraren stemmen de verwerkingsopdrachten af op verschillen in ontwikkeling tussen de leerlingen. 6.4 De leraren stemmen de onderwijstijd af op verschillen in ontwikkeling tussen de leerlingen.
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Pagina 31
8.1 De school signaleert vroegtijdig welke leerlingen zorg nodig hebben.
2
2
3
3
3
2
3
2
2
3
3
2
2
2
2
2
2
3
2
2
2
1
3
3
2
2
3
2
3
2
3
2
3
1
2
3
2
2
2
2
2
2
2
2
1
2
2
2
3
2
2
1
3
3
3
3
2
3
2
2
2
2
1
2
9.1 De school heeft inzicht in de onderwijsbehoeften van haar leerlingenpopulatie.
3
2
2
3
2
3
2
2
2
2
3
3
9.2 De school evalueert jaarlijks de resultaten van de leerlingen.
3
2
3
3
2
2
2
1
3
2
3
3
9.3 De school evalueert regelmatig het onderwijsleerproces.
2
2
3
2
2
3
2
2
3
3
1
3
9.4 De school werkt planmatig aan verbeteractiviteiten.
2
3
2
2
2
3
2
3
3
2
3
3
9.5 De school borgt de kwaliteit van het onderwijsleerproces.
2
2
2
2
2
2
2
2
3
3
2
2
8.2 Op basis van een analyse van de verzamelde gegevens bepaalt de school de aard van de zorg voor de zorgleerlingen. 8.3 De school voert de zorg planmatig uit. 8.4 De school evalueert regelmatig de effecten 3 van de zorg. 8.5 De school zoekt de structurele samenwerking m3et ketenpartners waar noodzakelijke2 interventies op leerling niveau haar eigen kerntaak overschrijden.
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Pagina 32
9.6 De school verantwoordt zich aan belanghebbenden over de gerealiseerde onderwijskwaliteit.
3
3
2
3
2
2
2
3
3
2
2
3
2,21
2,58
1,96
2,75
1,96
2,08
2,58
2,38
2,46
2,21
Aanvullend voor SBO S7.3 De school stelt bij plaatsing voor iedere leerling een ontwikkelingsperspectief vast. S7.4 De school volgt of de leerlingen zich ontwikkelen conform het ontwikkelingsperspectief en maakt naar aanleiding hiervan beredeneerde keuzes. Gemiddelde score per school
2,46
2,00
2,13
0,00
*Spinnewiel Alphen ad Rijn 13/06/2013 2e bijeenkomst SOP (in overleg met SWV)
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Pagina 33
2.4 De school met een substantieel aantal leerlingen met een leerlinggewicht biedt bij Nederlandse taal leerinhouden aan die passen bij de onderwijsbehoeften van leerlingen met een taalachterstand. 4.2 De leerlingen voelen zich aantoonbaar veilig op school. 4.4 De school heeft inzicht in de veiligheidsbeleving van leerlingen en personeel en in de incidenten die zich op het gebied van sociale veiligheid op de school voordoen.
2
2
2
3
3
3
3
2
3
2
1
2
3
2
3
2
3
2
3
2
nvt
3
3
4
3
3
3
3
2
3
1
3
3
2
3
3
3
2
2
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Zilveren Maan Nieuwkoop
2
Zevenhof Zevenhoven
2
Windroos Alphen ad Rijn
2
Wereldwijzer Alphen ad Rijn
3
Vroonhoeve Alphen ad Rijn
2
Vrije School Ridderspoor
3
Vosseschans Ter Aar
Viergang Aarlanderveen
1.1 De opbrengsten liggen op het niveau dat op grond van de kenmerken van de leerlingenpopulatie verwacht mag worden. 1.4 Leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften ontwikkelen zich naar hun mogelijkheden.
Vianova Alphen ad Rijn
Standaarden kwaliteit schoolorganisatie (V t/m Z) Bron: Toezichtkader Inspectie
Pagina 34
4.5/6 De school heeft een veiligheidsbeleid gericht op het voorkomen en afhandelen van incidenten in en om de school.
3
2
3
2
2
3
3
2
2
4.7 Het personeel van de school zorgt ervoor dat de leerlingen op een respectvolle manier met elkaar en anderen omgaan.
3
3
3
3
3
3
3
3
3
6.1 De leraren stemmen de aangeboden leerinhouden af op verschillen in ontwikkeling tussen de leerlingen.
4
3
2
2
3
3
3
1
3
6.2 De leraren stemmen de instructie af op verschillen in ontwikkeling tussen de leerlingen.
4
3
2
2
3
3
3
1
3
4
3
2
2
3
3
2
1
3
4
3
2
2
3
3
3
1
3
7.1 De school gebruikt een samenhangend systeem van genormeerde instrumenten en procedures voor het volgen van de prestaties en de ontwikkeling van de leerlingen.
3
3
3
3
3
3
3
2
2
7.2 De leraren volgen en analyseren systematisch de voortgang in de ontwikkeling van de leerlingen.
2
3
2
2
3
3
2
1
3
6.3 De leraren stemmen de verwerkingsopdrachten af op verschillen in ontwikkeling tussen de leerlingen. 6.4 De leraren stemmen de onderwijstijd af op verschillen in ontwikkeling tussen de leerlingen.
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Pagina 35
8.1 De school signaleert vroegtijdig welke leerlingen zorg nodig hebben.
2
3
2
2
3
3
2
1
3
2
3
3
3
3
3
2
1
3
3
3
2
3
3
2
3
2
2
2
3
3
3
3
2
3
1
2
3
3
3
2
3
3
3
2
3
3
3
3
2
3
3
2
2
3
9.2 De school evalueert jaarlijks de resultaten van de leerlingen.
3
2
3
3
3
3
3
1
2
9.3 De school evalueert regelmatig het onderwijsleerproces.
3
1
2
3
2
3
2
1
2
9.4 De school werkt planmatig aan verbeteractiviteiten.
4
3
3
3
2
2
3
2
2
9.5 De school borgt de kwaliteit van het onderwijsleerproces.
3
1
3
3
2
2
2
2
2
8.2 Op basis van een analyse van de verzamelde gegevens bepaalt de school de aard van de zorg voor de zorgleerlingen. 8.3 De school voert de zorg planmatig uit. 8.4 De school evalueert regelmatig de effecten van de zorg. 8.5 De school zoekt de structurele samenwerking met ketenpartners waar noodzakelijke2 interventies op leerlingniveau haar eigen kerntaak overschrijden. 9.1 De school heeft inzicht in de onderwijsbehoeften van haar leerlingenpopulatie.
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Pagina 36
9.6 De school verantwoordt zich aan belanghebbenden over de gerealiseerde onderwijskwaliteit.
3
3
4
Aanvullend voor SBO S7.3 De school stelt bij plaatsing voor iedere leerling een ontwikkelingsperspectief vast.
2
3
3
2
2
2,71
2,75
2,63
1,58
2,48
2
S7.4 De school volgt of de leerlingen zich ontwikkelen conform het ontwikkelingsperspectief en maakt naar aanleiding hiervan beredeneerde keuzes. Gemiddelde score per school
2
2
2,96
2,67
2,75
2,27
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Pagina 37
Alphense Montessori Alphen ad Rijn
An Noer Alphen ad Rijn
Antoniusschool Noorden
Baken Alphen ad Rijn
Bonifacius Alphen ad Rijn
Esselyckerwoude Woubrugge
Fontein Ter Aar
Fontein 1 Alphen ad Rijn
Fontein 2 Alphen ad Rijn
Groen van Prinsterer Alphen ad Rijn
Hobbitburcht Alphen ad Rijn
J.P.F. Steijaert Hazerswoude-Rijndijk
Jenaplaneet Alphen ad Rijn
Johannes de Doper Zevenhoven
Johannes Post Hazerswoude Dorp
Leerkrachten verkennen en benoemen de onderwijsbehoeften van leerlingen, o.a. door observatie, gesprekken en het analyseren van toetsen. Leerkrachten bekijken en bespreken de wisselwerking tussen de leerling, de leerkracht, de groep en de leerstof om de onderwijsbehoeften te begrijpen en daarop af te stemmen.
Aeresteijn Langeraar
Standaarden handelingsgericht werken (scholen A t/m J)
2
2
2
3
2
1
3
3
2
2
3
2
2
3
2
2
2
3
2
3
2
1
3
3
2
2
3
2
2
3
2
1-2
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Pagina 38
Leerkrachten reflecteren op hun eigen rol en het effect van hun gedrag op het gedrag van leerlingen, ouders en collega's. Leerkrachten zijn zich bewust van de grote invloed die zij op de ontwikkeling van hun leerlingen hebben. Alle teamleden zoeken, benoemen en benutten de sterke kanten en interesses van de leerlingen, de leerkrachten, de ouders en het schoolteam. Leerkrachten werken samen met hun leerlingen. Ze betrekken hen bij de analyse, formuleren samen doelen en benutten de ideeën en oplossingen van leerlingen.
2
3
2
2
2
1
3
3
1
2
2
2
2
3
1
1-2
2
3
3
3
2
1
3
3
2
2
3
3
3
3
3
3
1
3
2
2
2
1
3
2
2
1
3
2
2
3
2
2
2
2
2
2
1
1
2
2
1
1
1
1
1
2
2
1
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Pagina 39
Leerkrachten werken samen met ouders. Ze betrekken hen als ervaringsdeskundige en partner bij de analyse van de situatie en het bedenken en uitvoeren van de aanpak. Leerkrachten benoemen hoge, reële SMARTI-doelen voor de lange (einde schooljaar) en voor de korte (tussendoelen) termijn. Deze doelen worden gecommuniceerd en geëvalueerd met leerlingen, ouders en collega's. Leerkrachten werken met een groepsplan waarin ze de doelen en aanpak voor de groep, subgroepjes en mogelijk een individuele leerlingen beschrijven.
2
2
2
2
2
1
2
2
2
3
2
3
2
2
2
2
1
2
2
2
1
1
2
2
1
1
2
1
2
2
2
1-2
2
Nvt
2
3
3
1
3
3
2
2
3
2
2
3
1
2
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Pagina 40
Leerkrachten bespreken minstens drie keer per jaar hun vragen betreffende het opstellen, uitvoeren en realiseren van hun groepsplannen met de intern begeleider. De onderwijs- en begeleidingsstructuur is voor een ieder duidelijk. Er zijn heldere afspraken over wie wat doet, waarom, waar, hoe en wanneer. Alle teamleden zijn open naar collega's, leerlingen en ouders over het werk dat gedaan wordt of is. Motieven en opvattingen worden daarbij inzichtelijk gemaakt.
Gemiddelde score per school
2
2
3
3
3
1
3
3
2
2
3
2
3
3
1
2
2
2
1
3
3
1
3
3
2
2
2
2
3
3
3
2
2
3
2
3
3
1
3
2
2
2
3
2
3
3
3
2
1,83
2,45
2,08
2,58
2,17
1,00
2,75
2,58
1,75
1,83
2,50
2,00
2,25
2,75
2,00
1,75
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Pagina 41
Kinderkring Woubrugge
Kleine Wereld Leimuiden
Kompas Ter Aar
Maranatha Nieuwkoop
Mare Alphen ad Rijn
Meridiaan Alphen ad Rijn
Nieuwe Ambacht Alphen ad Rijn
Op Maat Alphen ad Rijn
Oranje Nassau Zwammerdam
Palet Alphen ad Rijn
Populier Boskoop
Rank Alphen ad Rijn
Rank Koudekerk ad Rijn
Rhynenburch Hazerswoude Rijndijk
Rietkraag Nieuwkoop
Rijnschans Koudekerk ad Rijn
Leerkrachten verkennen en benoemen de onderwijsbehoeften van leerlingen, o.a. door observatie, gesprekken en het analyseren van toetsen. Leerkrachten bekijken en bespreken de wisselwerking tussen de leerling, de leerkracht, de groep en de leerstof om de onderwijsbehoeften te begrijpen en daarop af te stemmen.
Kinderarcke Rijnsaterwoude
Standaarden handelingsgericht werken (scholen K t/m R)
2
3
3
3
3
2
1
2
2
2
3
2
3
2
2
2
2
2
4
3
3
2
2
1
2
2
2
3
2
2
2
2
1
3
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Pagina 42
Leerkrachten reflecteren op hun eigen rol en het effect van hun gedrag op het gedrag van leerlingen, ouders en collega's. Leerkrachten zijn zich bewust van de grote invloed die zij op de ontwikkeling van hun leerlingen hebben. Alle teamleden zoeken, benoemen en benutten de sterke kanten en interesses van de leerlingen, de leerkrachten, de ouders en het schoolteam. Leerkrachten werken samen met hun leerlingen. Ze betrekken hen bij de analyse, formuleren samen doelen en benutten de ideeën en oplossingen van leerlingen.
2
2
3
3
2
2
1
3
2
2
3
1
2
2
2
3
3
4
3
4
2
3
1
3
2
3
3
2
3
2
2
3
1
2
2
4
2
2
1
3
1
2
3
1
2
2
2
3
1
1
2
4
1
2
1
1
1
2
3
2
1
2
2
2
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Pagina 43
Leerkrachten werken samen met ouders. Ze betrekken hen als ervaringsdeskundige en partner bij de analyse van de situatie en het bedenken en uitvoeren van de aanpak. Leerkrachten benoemen hoge, reële SMARTI-doelen voor de lange (einde schooljaar) en voor de korte (tussendoelen) termijn. Deze doelen worden gecommuniceerd en geëvalueerd met leerlingen, ouders en collega's. Leerkrachten werken met een groepsplan waarin ze de doelen en aanpak voor de groep, subgroepjes en mogelijk een individuele leerlingen beschrijven.
1
3
2
3
2
2
2
2
1
2
2
1
2
3
3
2
2
1
2
2
2
2
2
1
2
1
2
2
2
1
2
2
1
2
1
4
2
2
3
3
1
1
2
3
2
2
1
3
2
1
2
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Pagina 44
Leerkrachten bespreken minstens drie keer per jaar hun vragen betreffende het opstellen, uitvoeren en realiseren van hun groepsplannen met de intern begeleider. De onderwijs- en begeleidingsstructuur is voor een ieder duidelijk. Er zijn helderen afspraken over wie wat doet, waarom, waar, hoe en wanneer. Alle teamleden zijn open naar collega's, leerlingen en ouders over het werk dat gedaan wordt of is. Motieven en opvattingen worden daarbij inzichtelijk gemaakt.
Gemiddelde score per school
1
4
3
3
2
3
1
2
3
4
2
3
2
3
2
1
2
2
4
3
2
2
3
1
3
2
4
2
3
3
3
2
2
2
1
3
3
3
2
2
1
3
2
3
2
2
2
2
2
1,50
3,00
2,58
3,00
2,08
2,33
1,08
2,25
1,75
2,58
2,50
1,92
2,00
2,33
2,08
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Pagina 45
2
1,43
2,33
Spectrum Alphen ad Rijn
Springplank Hazerswoude Dorp
St. Michael Hazerswoude Dorp
St. Nicolaas Nieuwveen
Startblok Alphen ad Rijn
Stromen Alphen ad Rijn
Sweelinckschool Alphen ad Rijn
Tamboerijn Nieuwveen
Ter Does Hoogmade
Torenvalk Leimuiden
Tweeklank Hazerswoude Rijndijk
2
2
1
2
2
2
3
2
2
3
2
2
3
2
2
1
3
2
2
3
2
2
3
2
2
3
Spinnewiel Alphen ad Rijn
Schakel Leimuiden
Leerkrachten verkennen en benoemen de onderwijsbehoeften van leerlingen, o.a. door observatie, gesprekken en het analyseren van toetsen. Leerkrachten bekijken en bespreken de wisselwerking tussen de leerling, de leerkracht, de groep en de leerstof om de onderwijsbehoeften te begrijpen en daarop af te stemmen.
Samen op Weg Alphen ad Rijn
Standaarden handelingsgericht werken (scholen S t/m T)
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Pagina 46
Leerkrachten reflecteren op hun eigen rol en het effect van hun gedrag op het gedrag van leerlingen, ouders en collega's. Leerkrachten zijn zich bewust van de grote invloed die zij op de ontwikkeling van hun leerlingen hebben. Alle teamleden zoeken, benoemen en benutten de sterke kanten en interesses van de leerlingen, de leerkrachten, de ouders en het schoolteam. Leerkrachten werken samen met hun leerlingen. Ze betrekken hen bij de analyse, formuleren samen doelen en benutten de ideeën en oplossingen van leerlingen.
2
2
1
1
1
1
2
2
2
2
2
2
3
3
2
3
2
3
2
3
2
3
2
2
3
3
2
2
1
2
2
2
2
2
2
3
2
1
2
1
2
1
2
1
1
1
2
1
2
2
1
1
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Pagina 47
Leerkrachten werken samen met ouders. Ze betrekken hen als ervaringsdeskundige en partner bij de analyse van de situatie en het bedenken en uitvoeren van de aanpak. Leerkrachten benoemen hoge, reële SMARTI-doelen voor de lange (einde schooljaar) en voor de korte (tussendoelen) termijn. Deze doelen worden gecommuniceerd en geëvalueerd met leerlingen, ouders en collega's. Leerkrachten werken met een groepsplan waarin ze de doelen en aanpak voor de groep, subgroepjes en mogelijk een individuele leerlingen beschrijven.
1
1
1
2
2
1
2
2
2
2
2
2
1
1
2
1
2
1
2
2
1
1
2
2
2
1
2
2
1
2
2
1
4
2
1
3
2
2
1
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Pagina 48
Leerkrachten bespreken minstens drie keer per jaar hun vragen betreffende het opstellen, uitvoeren en realiseren van hun groepsplannen met de intern begeleider. De onderwijs- en begeleidingsstructuur is voor een ieder duidelijk. Er zijn helderen afspraken over wie wat doet, waarom, waar, hoe en wanneer. Alle teamleden zijn open naar collega's, leerlingen en ouders over het werk dat gedaan wordt of is. Motieven en opvattingen worden daarbij inzichtelijk gemaakt.
Gemiddelde score per school
2
2
1
3
2
2
4
2
1
3
2
3
2
2
2
2
2
2
2
3
3
1
2
2
3
1
2
2
2
2
2
2
3
2
3
2
2
2
2
1,83
1,92
1,33
2,08
1,83
1,67
2,67
2,00
1,75
2,42
2,00
2,08
1,92
0,00
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Pagina 49
Viergang Aarlanderveen
Vosseschans Ter Aar
Vrije School Ridderspoor
Vroonhoeve Alphen ad Rijn
Wereldwijzer Alphen ad Rijn
Windroos Alphen ad Rijn
Zevenhof Zevenhoven
Zilveren Maan Nieuwkoop
Leerkrachten verkennen en benoemen de onderwijsbehoeften van leerlingen, o.a. door observatie, gesprekken en het analyseren van toetsen. Leerkrachten bekijken en bespreken de wisselwerking tussen de leerling, de leerkracht, de groep en de leerstof om de onderwijsbehoeften te begrijpen en daarop af te stemmen.
Vianova Alphen ad Rijn
Standaarden handelingsgericht werken (scholen V t/m Z)
2
3
2
2
2
2
2
1
2
3
3
2
2
2
2
2
1
2
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Pagina 50
Leerkrachten reflecteren op hun eigen rol en het effect van hun gedrag op het gedrag van leerlingen, ouders en collega's. Leerkrachten zijn zich bewust van de grote invloed die zij op de ontwikkeling van hun leerlingen hebben. Alle teamleden zoeken, benoemen en benutten de sterke kanten en interesses van de leerlingen, de leerkrachten, de ouders en het schoolteam. Leerkrachten werken samen met hun leerlingen. Ze betrekken hen bij de analyse, formuleren samen doelen en benutten de ideeën en oplossingen van leerlingen.
3
3
3
3
1
2
2
1
2
3
3
4
3
2
2
2
2
2
3
2
2
3
1
2
2
1
2
4
2
3
1
1
2
1
1
1
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Pagina 51
Leerkrachten werken samen met ouders. Ze betrekken hen als ervaringsdeskundige en partner bij de analyse van de situatie en het bedenken en uitvoeren van de aanpak. Leerkrachten benoemen hoge, reële SMARTI-doelen voor de lange (einde schooljaar) en voor de korte (tussendoelen) termijn. Deze doelen worden gecommuniceerd en geëvalueerd met leerlingen, ouders en collega's. Leerkrachten werken met een groepsplan waarin ze de doelen en aanpak voor de groep, subgroepjes en mogelijk een individuele leerlingen beschrijven.
4
2
2
1
1
2
1
1
2
2
2
2
1
1
2
1
1
2
1
4
2
1
1
3
2
1
1
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Pagina 52
Leerkrachten bespreken minstens drie keer per jaar hun vragen betreffende het opstellen, uitvoeren en realiseren van hun groepsplannen met de intern begeleider. De onderwijs- en begeleidingsstructuur is voor een ieder duidelijk. Er zijn helderen afspraken over wie wat doet, waarom, waar, hoe en wanneer. Alle teamleden zijn open naar collega's, leerlingen en ouders over het werk dat gedaan wordt of is. Motieven en opvattingen worden daarbij inzichtelijk gemaakt.
Gemiddelde score per school
3
4
3
1
1
2
2
2
2
3
3
3
2
2
2
3
2
3
4
3
4
3
2
2
2
1
3
2,92
2,83
2,67
1,92
1,42
2,08
1,83
1,25
2,00
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Pagina 53
Hoofdstuk 4: Typering van de scholen binnen het SWV De typologie van scholen, zoals gehanteerd door SARDES, onderverdeeld in netwerkschool, smalle zorgschool, brede zorgschool of inclusieve school, is een breed geaccepteerde en gehanteerde onderverdeling van scholen voor primair onderwijs waar het gaat om het geven van een beschrijving van Passend Onderwijs op schoolniveau. Juist om deze reden hebben we scholen gevraagd zichzelf onder te brengen in een van deze typologieën Aan de hand van de typologieën hebben de scholen zichzelf in beeld gebracht. Ze hebben aangegeven hoe de situatie nu is en ze hebben aangegeven hoe ze zich willen ontwikkelen in de komende vier jaar. Indien scholen hebben aangegeven zich verder te willen ontwikkelen, dan is dat zichtbaar in het schema met een >. Als een school zichzelf inschat als tussen twee typeringen in, dan zijn beide typeringen beantwoord met ja. De typologie geeft aan: de mate waarin een school zichzelf in staat acht (al dan niet met hulp of ondersteuning) om met verschillende onderwijsbehoeften om te kunnen gaan. In de individuele schoolondersteuningsprofielen staan de nuances per school verder aangegeven. Binnen een netwerkschool zijn deze mogelijkheden beperkt, binnen een smalle zorgschool is meer mogelijk, in een brede zorgschool kan aan veel onderwijsbehoeften tegemoet gekomen worden en in een inclusieve school kan op vrijwel alle onderwijsbehoeften een antwoord worden gegeven. (zie bijlage 1 voor een uitgebreide beschrijving van de vier typologieën)
Legenda schema pagina 24 en 25. Een “ja” in een kolom betekent dat het team zich inschat volgens deze typologie. Een “ja” in twee kolommen betekent dat de school zich inschat op de grens tussen deze twee typologieën. Een “ja” in een kolom en een > in een andere kolom betekent dat de school zich wil ontwikkelen naar de volgende typologie. Een “ja>“ in een kolom betekent dat de school zich wil ontwikkelen naar de typologie van deze kolom
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Pagina 54
TYPERING VAN DE SCHOLEN BINNEN HET SWV
Wat hebben de scholen in huis; aan welke onderwijsbehoeften kunnen ze tegemoet komen. Naam school 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18
Aeresteijn Alphense Montessorischool An Noer Antoniusschool Baken Bonifacius Esselyckerwoude Fontein Fontein 1 Fontein 2 Groen v. Prinsterer Hobbitburcht J.P.F. Steijaert Jenaplaneet Johannes de Doper Johannes Post Kinderarcke Kinderkring
netwerkschool Langeraar Alphen ad Rijn Alphen ad Rijn Noorden Alphen ad Rijn Alphen ad Rijn Woubrugge Ter Aar Alphen ad Rijn Alphen ad Rijn Alphen ad Rijn Alphen ad Rijn Hazerswoude R Alphen ad Rijn Zevenhoven Hazerswoude D Rijnsaterwoude Woubrugge
smalle zorgschool
brede zorgschool
ja
> Ja
ja
Ja> ja Ja
Ja
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Ja Ja ja Ja > ja Ja ja Ja> ja
Ja > > Ja> ja> > > > > Ja> > Ja> > >
Pagina 55
inclusieve school
TYPERING VAN DE SCHOLEN BINNEN HET SWV Wat hebben de scholen in huis; aan welke onderwijsbehoeften kunnen ze tegemoet komen. 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36
Naam school Kleine Wereld Kompas Maranatha Mare Meridiaan Nieuwe Ambacht Op Maat Oranje Nassau Palet Populier Rank Rank Rhynenburch Rietkraag Rijnschans Samen op Weg Schakel Spectrum
netwerkschool Leimuiden Ter Aar Nieuwkoop Alphen ad Rijn Alphen ad Rijn Alphen ad Rijn Alphen ad Rijn Zwammerdam Alphen ad Rijn Boskoop Alphen ad Rijn Koudekerk ad R Hazerswoude R Nieuwkoop Koudekerk ad R Alphen ad Rijn Leimuiden Alphen ad Rijn
ja
Ja
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
smalle zorgschool ja Ja Ja Ja> Ja> Ja Ja ja Ja Ja Ja> Ja Ja ja Ja ja
brede zorgschool > Ja> > ja > > ja > > ja Ja> > > > Ja> Ja> > >
Pagina 56
inclusieve school
>
TYPERING VAN DE SCHOLEN BINNEN HET SWV
Wat hebben de scholen in huis; aan welke onderwijsbehoeften kunnen ze tegemoet komen. 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56
Naam school Spinnewiel Springplank St. Michael St. Nicolaas Startblok Stromen Sweelinckschool Tamboerijn Ter Does Torenvalk Tweeklank Vianova Viergang Vosseschans Vrije School Ridderspoor Vroonhoeve Wereldwijzer Windroos Zevenhof Zilveren Maan
netwerkschool Alphen ad Rijn Hazerswoude D Hazerswoude D Nieuwveen Alphen ad Rijn Alphen ad Rijn Alphen ad Rijn Nieuwveen Hoogmade Leimuiden Hazerswoude R Alphen ad Rijn Aarlanderveen Ter Aar Alphen ad Rijn Alphen ad Rijn Alphen ad Rijn Alphen ad Rijn Zevenhoven Nieuwkoop
ja
smalle zorgschool
brede zorgschool
Ja> ja ja ja ja Ja>
> ja> Ja> >
> Ja
Ja
ja
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Ja> ja ja ja ja ja
> ja > Ja> > >
ja
ja >
> ja ja ja
> ja > ja
Pagina 57
inclusieve school
Hoofdstuk 5: BASISZORG, BREEDTEZORG EN DIEPTEZORG De in eerdere publicaties gehanteerde begrippen ‘basis-, breedte- en dieptezorg’ zijn in de uiteindelijke wet vervangen door de begrippen basisondersteuning en extra ondersteuning. Basisondersteuning is een rijker begrip dan basiskwaliteit. Basisondersteuning omvat vier aspecten: - basiskwaliteit Dit verwijst naar de minimale onderwijskwaliteit die gemeten wordt door het toezichtkader van de inspectie van het onderwijs. Scholen die onder basistoezicht van de inspectie van het onderwijs vallen, hebben hun basiskwaliteit op orde. - preventieve en lichte curatieve interventies zoals een aanbod voor leerlingen met dyslexie, of een aanpak voor het voorkomen van gedragsproblemen - onderwijsondersteuningstructuur onder andere de manier waarop de school de ondersteuning heeft georganiseerd en met andere organisaties en specialisten samenwerkt - planmatig werken onder andere de manier waarop de school nagaat welke onderwijsbehoefte leerlingen hebben, daarop een passend onderwijsaanbod organiseren en dat evalueren. Het begrip basiszorg in deze bestuursrapportage is vergelijkbaar met het begrip basisondersteuning (niveau kwaliteit onderwijsinspectie en referentiekader) Het samenwerkingsverband stelt vast wat het niveau van basisondersteuning is, waaraan alle deelnemende scholen zullen voldoen. Dit moet in het SWV Rijnstreek nog gebeuren. Deze bestuursrapportage biedt hiervoor bouwstenen. Elk samenwerkingsverband bepaalt een eigen niveau van basisondersteuning, dat per samenwerkingsverband kan verschillen. De scholen die aan een samenwerkingsverband deelnemen, zullen (gaan) voldoen aan de afspraken die gemaakt zijn over de invulling van de basisondersteuning. De schoolondersteuningsprofielen van alle scholen uit het samenwerkingsverband zullen richting geven aan de invulling van de basisondersteuning; uit het overzicht van alle profielen kan opgemaakt worden welke basisondersteuning haalbaar is. Het kan zijn dat scholen op sommige onderdelen niet aan de vastgestelde basisondersteuning kunnen voldoen, en op sommige onderdelen een veel hoger niveau van ondersteuning kunnen realiseren dan de vastgestelde basisondersteuning. Dat blijkt dan uit de gegevens die verzameld zijn in het schoolondersteuningsprofiel. (uit: instrumentarium passend onderwijs) Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Pagina 58
Extra ondersteuning De extra ondersteuning geeft de mogelijkheden van de school weer die de afgesproken basisondersteuning overstijgen.
Het begrip extra ondersteuning in deze bestuursrapportage is vergelijkbaar met de begrippen breedtezorg en dieptezorg. De extra ondersteuning wordt georganiseerd in de vorm van arrangementen. Deze arrangementen kunnen licht en kortdurend van aard zijn, of zwaar en langdurig. De arrangementen worden door de school gerealiseerd, al dan niet met behulp van middelen, menskracht of expertise van buiten de school. Een compleet arrangement bestaat uit vijf aspecten: - de aanwezige deskundigheid binnen het team van leerkrachten; - de aandacht en tijd die het team kan vrijmaken voor een leerling; - de protocollen, aanpakken en methodieken en materialen die de school heeft; - de mogelijkheden van het schoolgebouw; - de samenwerkingsrelaties met onderwijs- en ketenpartners.
In het hierna volgend schema vindt u een overzicht van achtereenvolgens de basiszorg, de breedtezorg en de dieptezorg. De basiszorg geeft aan welke basisondersteuning de school kan bieden met de huidige formatie van de school en zonder een beroep te doen op anderen binnen het SWV. De breedtezorg omschrijft aan welke onderwijsbehoeften de school tegemoet kan komen met hulp van anderen (en/ of na verdere professionalisering) De dieptezorg geeft aan waar voor scholen een grens ligt en voor welke onderwijsbehoeften zij de verantwoordelijkheid overdragen aan een andere school of instantie.
De scores van de scholen op de verschillende onderdelen (Leren en ontwikkeling, Fysiek en medisch, Sociaal-emotioneel en gedrag, Werkhouding en Thuissituatie) kunnen worden afgezet tegen de benchmark = de gemiddelde score van de scholen binnen het SWV.
De 5 domeinen zijn in de praktijk vaak minder makkelijk te scheiden, omdat ze elkaar wederzijds beïnvloeden. Het gaat in de beschrijving dan ook om een accent en niet om een exclusieve omschrijving. Leren en ontwikkeling De omschrijvingen bevatten kenmerken van de leerling die de ontwikkeling en het leren bemoeilijken en die niet hoofdzakelijk toe te schrijven zijn aan de andere vier domeinen. Te denken valt aan leer- en ontwikkelingsmoeilijkheden c.q. stoornissen, zoals bijvoorbeeld dyslexie.
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Pagina 59
Fysiek/ medisch De omschrijvingen bevatten een meer rechtstreekse relatie tussen de lichamelijke kenmerken van de leerling (en de medische consequenties) en de onderwijsbehoeften van deze leerling. Hierbij gaat het om lichamelijke of verstandelijke beperkingen. Sociaal-emotioneel/ gedrag De omschrijvingen bevatten gedrag van de leerling dat ervoor zorgt dat de leerprocessen belemmerd worden. De gedragsmoeilijkheden/ stoornissen zorgen er in meer of mindere mate voor dat de leerling niet optimaal aan de leerprocessen kan deelnemen. Werkhouding De omschrijvingen bevatten moeilijkheden met de vaardigheden van de leerling om aandachtig en betrokken aan de leerprocessen deel te nemen. De oorzaken hiervan zijn uiteraard divers. Thuissituatie De omschrijvingen bevatten belemmeringen in de thuissituatie. De omstandigheden belasten de leerling zodanig dat speciale onderwijsbehoeften ontstaan om de leerprocessen op gang te brengen en te houden.
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Pagina 60
BASISZORG Wat hebben de scholen in huis; aan welke onderwijsbehoeften kunnen ze tegemoet komen. SociaalLeren en Fysiek en Naam school emotioneel en ontwikkeling medisch gedrag In % In % In % Benchmark 61 10 38 Gemiddelde van het SWV 1 13 29 42 Aeresteijn Langeraar Alphense 2 81 6 33 Montessorischool Alphen ad Rijn 51 3 2 30 An Noer Alphen ad Rijn 65 4 23 41 Antoniusschool Noorden 5 45 2 29 Baken Alphen ad Rijn 38 6 3 24 Bonifacius Alphen ad Rijn 7 8 39 59 Esselyckerwoude Woubrugge 8 3 40 72 Fontein Ter Aar 9 67 10 30 Fontein 1 Alphen ad Rijn 10 59 7 34 Fontein 2 Alphen ad Rijn 11 57 3 38 Groen v. Prinsterer Alphen ad Rijn 12 44 10 29 Hobbitburcht Alphen ad Rijn 13 38 4 34 J.P.F. Steijaert Hazerswoude R 14 91 19 61 Jenaplaneet Alphen ad Rijn 15 60 17 42 Johannes de Doper Zevenhoven 16 57 35 35 Johannes Post Hazerswoude D 17 61 0 25 Kinderarcke Rijnsaterwoude 18 72 6 47 Kinderkring Woubrugge Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Pagina 61
werkhouding
Thuissituatie
In %
In %
58
66
46
52
88
85
46 61 38 32 72 77 53 63 60 38 50 84 56 73 58 75
49 68 60 51 78 70 66 73 90 50 71 94 71 65 63 77
BASISZORG Wat hebben de scholen in huis; aan welke onderwijsbehoeften kunnen ze tegemoet komen. SociaalLeren en Fysiek en Naam school emotioneel en ontwikkeling medisch gedrag 19 Kleine Wereld Leimuiden 63 8 23 20 Kompas Ter Aar 75 4 33 21 Maranatha Nieuwkoop 55 28 35 22 Mare Alphen ad Rijn 59 10 44 23 Meridiaan Alphen ad Rijn 46 4 28 24 Nieuwe Ambacht Alphen ad Rijn 52 9 44 25 Op Maat Alphen ad Rijn 53 10 33 26 Oranje Nassau Zwammerdam 85 0 34 27 Palet Alphen ad Rijn 67 11 54 28 Populier Boskoop 56 0 19 29 Rank Alphen ad Rijn 53 5 31 30 Rank Koudekerk ad R 49 3 30 31 Rhynenburch Hazerswoude R 54 19 41 32 Rietkraag Nieuwkoop 49 8 35 33 Rijnschans Koudekerk ad R 71 17 38 34 Samen op Weg Alphen ad Rijn 50 8 28 35 Schakel Leimuiden 69 17 42 36 Spectrum Alphen ad Rijn 49 5 38
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Pagina 62
werkhouding
Thuissituatie
50 58 78 65 47 63 60 66 64 50 47 61 59 55 64 58 68 40
65 58 70 71 60 69 71 76 79 38 64 66 72 61 70 58 63 55
BASISZORG Wat hebben de scholen in huis; aan welke onderwijsbehoeften kunnen ze tegemoet komen. SociaalLeren en Fysiek en Naam school emotioneel en ontwikkeling medisch gedrag 37 Spinnewiel Alphen ad Rijn 38 Springplank Hazerswoude D 50 5 35 39 St. Michael Hazerswoude D 63 10 48 40 St. Nicolaas Nieuwveen 35 5 23 41 Startblok Alphen ad Rijn 53 3 35 42 Stromen Alphen ad Rijn 55 6 37 43 Sweelinckschool Alphen ad Rijn 35 8 32 44 Tamboerijn Nieuwveen 67 0 25 45 Ter Does Hoogmade 56 8 36 46 Torenvalk Leimuiden 69 4 33 47 Tweeklank Hazerswoude R 56 6 36 48 Vianova Alphen ad Rijn 72 12 21 49 Viergang Aarlanderveen 72 8 40 50 Vosseschans Ter Aar 70 7 37 Vrije School 51 Ridderspoor Alphen ad Rijn 55 11 43 52 Vroonhoeve Alphen ad Rijn 55 2 21 53 Wereldwijzer Alphen ad Rijn 51 5 30 54 Windroos Alphen ad Rijn 49 5 17 55 Zevenhof Zevenhoven 74 0 33 56 Zilveren Maan Nieuwkoop 50 11 43
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Pagina 63
werkhouding
Thuissituatie
50 67 42 55 50 44 58 67 58 67 44 70 64
58 60 58 68 57 61 58 75 75 78 67 70 74
68 48 45 47 67 61
75 65 48 37 89 71
BREEDTEZORG Aan welke onderwijsbehoeften kunnen scholen tegemoet komen met hulp en/of ondersteuning? Naam school
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18
Benchmark Gemiddelde van het SWV Aeresteijn Langeraar Alphense Montessorischool Alphen ad Rijn An Noer Alphen ad Rijn Antoniusschool Noorden Baken Alphen ad Rijn Bonifacius Alphen ad Rijn Esselyckerwoude Woubrugge Fontein Ter Aar Fontein 1 Alphen ad Rijn Fontein 2 Alphen ad Rijn Groen v. Prinsterer Alphen ad Rijn Hobbitburcht Alphen ad Rijn J.P.F. Steijaert Hazerswoude R Jenaplaneet Alphen ad Rijn Johannes de Doper Zevenhoven Johannes Post Hazerswoude D Kinderarcke Rijnsaterwoude Kinderkring Woubrugge
Leren en ontwikkeling In %
Fysiek en medisch In %
Sociaalemotioneel en gedrag In %
werkhouding In %
Thuissituatie In %
37 57
54 45
46 46
39 50
32 48
18 46 35 55 58 41 28 31 38 42 53 62 9 40 42 39 28
65 47 55 38 28 58 58 39 42 35 27 52 61 63 48 58 73
52 48 48 48 55 56 40 46 44 45 46 46 39 48 48 63 48
13 49 39 62 63 28 22 44 34 35 58 50 16 42 28 38 25
13 49 32 38 44 22 28 33 25 8 48 29 6 27 35 38 23
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Pagina 64
BREEDTEZORG Aan welke onderwijsbehoeften kunnen scholen tegemoet komen met hulp en/of ondersteuning?
19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36
Naam school Kleine Wereld Kompas Maranatha Mare Meridiaan Nieuwe Ambacht Op Maat Oranje Nassau Palet Populier Rank Rank Rhynenburch Rietkraag Rijnschans Samen op Weg Schakel Spectrum
Leimuiden Ter Aar Nieuwkoop Alphen ad Rijn Alphen ad Rijn Alphen ad Rijn Alphen ad Rijn Zwammerdam Alphen ad Rijn Boskoop Alphen ad Rijn Koudekerk ad R Hazerswoude R Nieuwkoop Koudekerk ad R Alphen ad Rijn Leimuiden Alphen ad Rijn
Leren en ontwikkeling 37 25 45 41 49 35 40 15 29 44 46 50 46 48 29 48 30 49
Fysiek en medisch 68 54 60 47 43 19 45 48 64 56 48 47 59 51 79 64 54 37
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Sociaalemotioneel en gedrag 53 46 50 41 38 38 54 55 29 50 42 47 50 39 43 47 32 43
Pagina 65
werkhouding 50 42 23 35 49 38 39 29 36 50 49 38 41 36 36 33 32 59
Thuissituatie 35 42 28 27 37 28 29 22 14 59 30 31 28 37 25 39 37 44
BREEDTEZORG Aan welke onderwijsbehoeften kunnen scholen tegemoet komen met hulp en/of ondersteuning?
37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56
Naam school Spinnewiel Springplank St. Michael St. Nicolaas Startblok Stromen Sweelinckschool Tamboerijn Ter Does Torenvalk Tweeklank Vianova Viergang Vosseschans Vrije School Ridderspoor Vroonhoeve Wereldwijzer Windroos Zevenhof Zilveren Maan
Leren en ontwikkeling
Fysiek en medisch
Sociaalemotioneel en gedrag
werkhouding
Thuissituatie
Alphen ad Rijn Hazerswoude D Hazerswoude D Nieuwveen Alphen ad Rijn Alphen ad Rijn Alphen ad Rijn Nieuwveen Hoogmade Leimuiden Hazerswoude R Alphen ad Rijn Aarlanderveen Ter Aar
48 38 59 47 44 65 31 44 28 42 26 28 30
50 67 36 40 56 33 46 50 33 53 35 60 57
43 48 55 58 41 46 54 53 29 49 56 50 39
48 33 55 45 47 46 42 33 42 33 44 30 33
40 40 41 33 42 37 33 22 25 21 27 30 24
Alphen ad Rijn Alphen ad Rijn Alphen ad Rijn Alphen ad Rijn Zevenhoven Nieuwkoop
43 45 44 48 26 46
68 59 29 40 58 46
36 46 45 50 28 42
32 50 55 52 33 38
25 33 45 57 11 28
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Pagina 66
DIEPTEZORG Scholen komen aan hun grenzen en kunnen niet aan onderwijsbehoeften tegemoet komen in de volgende gevallen: Naam school
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18
Benchmark Gemiddelde van het SWV Aeresteijn Langeraar Alphense Montessorischool Alphen ad Rijn An Noer Alphen ad Rijn Antoniusschool Noorden Baken Alphen ad Rijn Bonifacius Alphen ad Rijn Esselyckerwoude Woubrugge Fontein Ter Aar Fontein 1 Alphen ad Rijn Fontein 2 Alphen ad Rijn Groen v. Prinsterer Alphen ad Rijn Hobbitburcht Alphen ad Rijn J.P.F. Steijaert Hazerswoude R Jenaplaneet Alphen ad Rijn Johannes de Doper Zevenhoven Johannes Post Hazerswoude D Kinderarcke Rijnsaterwoude Kinderkring Woubrugge
Leren en ontwikkeling In %
Fysiek en medisch In %
Sociaalemotioneel en gedrag In %
werkhouding In %
Thuissituatie In %
2 1
38 42
16 25
2 4
2 0
1 3 0 0 3 0 0 3 3 2 4 0 0 0 2 0 0
29 51 23 60 69 33 38 51 51 63 63 45 19 19 18 42 20
15 22 11 23 21 6 20 24 21 18 25 20 0 10 18 13 5
0 5 0 0 5 0 2 3 3 5 4 0 0 2 0 4 0
2 2 0 2 5 0 2 1 2 3 2 0 0 2 0 0 0
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Pagina 67
DIEPTEZORG Scholen komen aan hun grenzen en kunnen niet aan onderwijsbehoeften tegemoet komen in de volgende gevallen SociaalFysiek en emotioneel en Leren en medisch gedrag werkhouding Naam school ontwikkeling 19 Kleine Wereld Leimuiden 0 25 25 0 20 Kompas Ter Aar 0 42 21 0 21 Maranatha Nieuwkoop 0 13 15 0 22 Mare Alphen ad Rijn 0 44 15 0 23 Meridiaan Alphen ad Rijn 5 53 34 4 24 Nieuwe Ambacht Alphen ad Rijn 13 72 19 0 25 Op Maat Alphen ad Rijn 7 45 13 1 26 Oranje Nassau Zwammerdam 0 53 11 5 27 Palet Alphen ad Rijn 5 25 18 0 28 Populier Boskoop 0 44 31 0 29 Rank Alphen ad Rijn 1 48 27 4 30 Rank Koudekerk ad R 1 50 23 2 31 Rhynenburch Hazerswoude R 0 22 9 0 32 Rietkraag Nieuwkoop 3 41 25 8 33 Rijnschans Koudekerk ad R 0 4 19 0 34 Samen op Weg Alphen ad Rijn 2 28 25 8 35 Schakel Leimuiden 2 29 26 0 36 Spectrum Alphen ad Rijn 1 58 19 1
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Pagina 68
Thuissituatie 0 0 3 2 4 3 1 3 7 3 6 3 0 2 5 3 0 1
DIEPTEZORG Scholen komen aan hun grenzen en kunnen niet aan onderwijsbehoeften tegemoet komen in de volgende gevallen SociaalFysiek en emotioneel en Leren en medisch gedrag werkhouding Naam school ontwikkeling 37 Spinnewiel Alphen ad Rijn 38 Springplank Hazerswoude D 2 45 23 3 39 St. Michael Hazerswoude D 0 23 4 0 40 St. Nicolaas Nieuwveen 5 59 22 3 41 Startblok Alphen ad Rijn 0 58 8 0 42 Stromen Alphen ad Rijn 1 38 22 3 43 Sweelinckschool Alphen ad Rijn 0 59 21 10 44 Tamboerijn Nieuwveen 3 54 21 0 45 Ter Does Hoogmade 0 42 11 0 46 Torenvalk Leimuiden 3 63 38 0 47 Tweeklank Hazerswoude R 2 42 15 0 48 Vianova Alphen ad Rijn 3 54 23 12 49 Viergang Aarlanderveen 0 33 10 0 50 Vosseschans Ter Aar 0 36 24 2 Vrije School 51 Ridderspoor Alphen ad Rijn 2 21 21 0 52 Vroonhoeve Alphen ad Rijn 0 39 33 2 53 Wereldwijzer Alphen ad Rijn 5 66 25 0 54 Windroos Alphen ad Rijn 3 55 33 2 55 Zevenhof Zevenhoven 0 42 39 0 56 Zilveren Maan Nieuwkoop 3 43 14 1
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Pagina 69
Thuissituatie 3 0 2 0 1 2 8 3 0 1 6 0 2 0 2 7 7 0 1
Hoofdstuk 6: Specifieke deskundigheden Uit de individuele schoolondersteuningsprofielen blijkt dat scholen over mogelijkheden beschikken voor extra ondersteuningsmogelijkheden, die specifiek of bovengemiddeld zijn uitgewerkt. Tevens is aan scholen gevraagd of ze bereid zijn deze expertise in te zetten voor andere scholen binnen het SWV. Daar waar scholen bereid zijn om deze expertise in te zetten, is dit opgenomen in het volgende overzicht. In een enkel geval heeft de school aangegeven de expertise niet in te willen zetten voor het SWV. Uiteraard moet op het niveau van het SWV geregeld worden onder welke condities deze inzet mogelijk is en welke vergoeding in menskracht en/of geld hier tegenover staat. In onderstaand schema zijn deze mogelijkheden in kernwoorden aangegeven. Voor nadere toelichting verwijzen we naar de individuele schoolondersteuningsprofielen.
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Pagina 70
SPECIFIEKE DESKUNDIGHEDEN Scholen hebben de volgende specifieke deskundigheden en mogelijkheden inzetbaar in de breedtezorg van het SWV Naam school
Leren en ontwikkeling
1
Aeresteijn
Langeraar
Onderwijs bieden vanuit het concept Faseonderwijs
2
Alphense Montessorischool
Alphen ad Rijn
Differentiatie leerstof i.c.m. indiv. onderwijsbehoeften leerlingen. Afstemmen op begaafde leerlingen.
3
An Noer
Alphen ad Rijn
4
Antoniusschool
Noorden
Fysiek en medisch Sociaalemotioneel en gedrag
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
werkhouding
Thuissituatie
Overig
Fase-onderwijs Creatieve communicatie met als uitgangspunt kindertekeningen Individuele ondersteuningsbehoeften. Groepsvorming, combigroepen, SE volgsysteem.
Zelfstandig werken i.c.m. indiv. ob leerlingen
Nog niet naar gekeken
Autisme
Pagina 71
De opgedane ervaring en deskundigheid bij de begeleiding van “cluster-leerlingen” kan door het SWV benut worden in de
Naam school
Leren en ontwikkeling
Fysiek en medisch Sociaalemotioneel en gedrag
werkhouding
Thuissituatie
Overig
breedte- of dieptezorg van haar scholen. Met name bij vraagstukken over de omgang met autistische leerlingen. 5
Baken
Alphen ad Rijn
6
Bonifacius
Alphen ad Rijn
7
Esselyckerwoude
Woubrugge
8
Fontein
Ter Aar
F&L, een methode die de spelling, die nu vooral auditief is, ondersteunt door een visuele benadering. Speciaal ingezet voor taalzwakke kinderen en/of kinderen met dyslexie. Sterk in groepsvorming, gecertificeerd in Leefstijl.
Onderwijs bieden op alle leervragen, voor kinderen met spraak- taal problematiek
Bij ernstig zieke kinderen kijken we of we passend onderwijs kunnen bieden.
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Kinderen uit cluster 4.
Pagina 72
Geen specifieke deskundigheid per leerling vooraf bespreken. Planmatig werken
Naam school
Leren en ontwikkeling
Fysiek en medisch Sociaalemotioneel en gedrag
werkhouding
Thuissituatie
Overig
-
-
-
9
Fontein 1
Alphen ad Rijn
-
-
10
Fontein 2
Alphen ad Rijn
Dyslexie
Motorische problematiek
11
Groen v. Prinsterer
Alphen ad Rijn
Lesgeven moeilijke groepen Onderwijs Cluster 3 leerlingen Hoogbegaafdheid
12
Hobbitburcht
Alphen ad Rijn
Hoogbegaafden, lessen Engels en schaken, werken in combinatiegroepen
13
J.P.F. Steijaert
Hazerswoude R
14
Jenaplaneet
Alphen ad Rijn
15
Johannes de Doper
Zevenhoven
-
Het geven van Kanjerlessen
Oplossingsgericht coachen
Planmatig werken (is nog wel in ontwikkeling) Wijze van differentiëren. Werken met kinderen met dyslexie Goed pedagogisch Autisme/ADHD klimaat, ons Dalton onderwijs
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Samenwerken met ouders.
Kanjertraining
Pagina 73
Elke collega die geïnteresseerd is is welkom.
Naam school
Leren en ontwikkeling
Fysiek en medisch Sociaalemotioneel en gedrag
16
Johannes Post
Hazerswoude D
17
Kinderarcke
Rijnsaterwoude
18
Kinderkring
Woubrugge
TOP-ondernemers
19
Kleine Wereld
Leimuiden
leerlingen met DCD Een flexibele organisatie t.a.v. lezen (en begeleiding) Vragen rond rekenen (rekenspecialist)
Leerlingen met een gehoor-implantaat
20
Kompas
Ter Aar
-
-
21
Maranatha
Nieuwkoop
22
Mare
Alphen ad Rijn
werkhouding
Thuissituatie
Overig
Expertise cluster 2 kinderen Op dit moment geen specifieke deskundigheden Werken vanuit het concept “TOM-onderwijs” Inzet MPO op school.
Kanjertraining Oplossingsgerich te aanpak op het gebied van gedragsproblem en. Vragen rond gedrag (gedragsspecialist) -
-
-
-
Expertise Syndroom van Down -
-
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
-
Pagina 74
Naam school
Leren en ontwikkeling
23
Meridiaan
Alphen ad Rijn
24
Nieuwe Ambacht
Alphen ad Rijn
25
Op Maat
Alphen ad Rijn
Expertise z.m.l.k. en meer praktisch ingestelde kinderen.
26
Oranje Nassau
Zwammerdam
Combinatie OGW en HGW
27
Palet
Alphen ad Rijn
Fysiek en medisch Sociaalemotioneel en gedrag
werkhouding
Thuissituatie
Expertise delen
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Overig
In principe is elke leerling welkom en we kijken of ze binnen onze grenzen op school passen. Voor elk kind willen we een gesprek aangaan en een tweede kans bieden. Expertise met kinderen met gedragshulpvraag, kindermediation en crisisopvang.
Hoe om te gaan met leerlingen en ouders waarvan de thuissituatie problematisch en zorgelijk is.
Pagina 75
Veel diversiteit in deskundigheid aanwezig binnen het team. Niet specifiek te benoemen. Wil vooral delen en expertise inzetten daar waar nodig.
Naam school
Leren en ontwikkeling
Fysiek en medisch Sociaalemotioneel en gedrag
werkhouding
Thuissituatie
Overig
28
Populier
Boskoop
Het delen van onze kennis m.b.t. hoogbegaafdheid en expertise op leesgebied.
29
Rank
Alphen ad Rijn
Expertise met zeer Expertise met moeilijk lerende slechtziende kinderen. kinderen, syndroom van Down en lichamelijke beperking.
30
Rank
Koudekerk ad Rijn
Fungeren als klankbord.
31
Rhynenburch
Hazerswoude Rijndijk
In principe is elke leerling welkom en we kijken of ze binnen onze grenzen op school passen.
32
Rietkraag
Nieuwkoop
-
Altijd bellen voor kinderen daar gaan we mee in gesprek.
-
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Expertise met kinderen met autiforme kenmerken.
-
-
Pagina 76
-
Naam school
Leren en ontwikkeling
33
Rijnschans
Koudekerk ad R.
34
Samen op Weg
Alphen ad Rijn
35
Schakel
Leimuiden
Er is veel ervaring op onze school met leerachterstanden. Onze IB’er heeft veel kennis op dit gebied.
36
Spectrum
Alphen ad Rijn
Goed inzicht in leerlingen met dyslexie.
Fysiek en medisch Sociaalemotioneel en gedrag
werkhouding
Thuissituatie
Overig
N.v.t.
Leerlingen met fysiek/medische beperkingen
Leerlingen met een niet te grote fysieke en of medische beperking die leerbaar zijn en gedragsmatig te reguleren kunnen bij ons geplaatst worden.
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Leerlingen met Pedagogisch onderwijsbehoef sterk en veel ten rond sociaal structuur. emotionele ontwikkeling kunnen bij ons goed een plek vinden. Pedagogisch sterk en veel structuur. Goed inzicht in leerlingen met gedragsproblem en
Pagina 77
Pedagogisch sterk en veel structuur.
Naam school
Leren en ontwikkeling
37
Spinnewiel
Alphen ad Rijn
38
Springplank
Hazerswoude Dorp
39
St. Michael
Hazerswoude D
40
St. Nicolaas
Nieuwveen
41
Startblok
Alphen ad Rijn
42
Stromen
Alphen ad Rijn
Fysiek en medisch Sociaalemotioneel en gedrag
werkhouding
Thuissituatie
Overig
N.v.t. Kennis van kinderen met leerproblemen, van gedifferentieerd werken, we kunnen aparte leerlijnen opstellen. Veel kennis van leerlijnen.
Ervaring met kinderen uit cluster 2, 3 en 4.
Ib-er heeft kennis van de kanjertraining en schoolvideointeractiebegeleiding.
Ervaring met terugplaatsing van SBO-leerlingen
ICT implementatie Inzet onderwijsassistent
Opvang/onderwijs aan buitenlandse kinderen. Spraak/ Taalachterstand
Advies m.b.t. lln Opvang/begeleid Faalangstige autistische spectrum ing sociaal leerlingen kwetsbare lln en pestslachtoffers
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Pagina 78
Naam school
Leren en ontwikkeling
43
Sweelinckschool
Alphen ad Rijn
44
Tamboerijn
Nieuwveen
Op dit moment nog niet
45
Ter Does
Hoogmade
Voor vragen over het inzetten van coöperatieve werkvormen en MI
46
Torenvalk
Leimuiden
47
Tweeklank
Hazerswoude R
48
Vianova
Alphen ad Rijn
Fysiek en medisch Sociaalemotioneel en gedrag
werkhouding
Thuissituatie
Overig
Kinderen met gezichtsbeperking
kindercoach
Op dit moment nog niet
Op dit moment nog niet
Op dit moment nog niet
Op dit moment Op dit moment nog nog niet niet
Voor vragen over: Motiveren van kinderen Klankkastje bij kleuters
Voor vragen over: HECHT Huiswerkprotocol
-
-
Voor vragen over: Methode natuurlijk sociaal Win-win Kanjertraining Rots en water training Goed van start Kids skills -
-
-
-
-
-
-
-
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
-
Fasen onderwijs gedifferentieerd werken hoogbegaafden werken met portfoliopartnerschap met ouders Pagina 79
Naam school
Leren en ontwikkeling
49
Viergang
Aarlanderveen
Werken vanuit A/B normering in de BB
50
Vosseschans
Ter Aar
Expertise delen in het werken met een Plus- en een Pluszorgklas
51
Vrije School Ridderspoor
Alphen ad Rijn
52
Vroonhoeve
Alphen ad Rijn
-
53
Wereldwijzer
Alphen ad Rijn
Dyslexie
54
Windroos
Alphen ad Rijn
55
Zevenhof
Zevenhoven
M.I. bij spelling. NT2
Fysiek en medisch Sociaalemotioneel en gedrag
werkhouding
Thuissituatie
Overig
Werken met combinatie-groepen
-
-
-
-
Vragen over het omgaan met leerlingen met ADHD
Ervaring met diabetes. Kennis en ervaring met gebarentaal.
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
In principe is elke leerling welkom en we kijken of ze binnen onze grenzen op school passen.
Ouder-vertelhet-maar gesprekken
Pagina 80
Naam school
56
Zilveren Maan
Leren en ontwikkeling
Fysiek en medisch Sociaalemotioneel en gedrag
Nieuwkoop
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
werkhouding
Thuissituatie
Overig
Scholen ideeën aanreiken om de relatie leerlingleerkracht te verbeteren.
Pagina 81
Hoofdstuk 7: Ambities. Het schoolondersteuningsprofiel van NTO-Effekt heeft, nadat er inzicht was ontstaan in de eigen mogelijkheden en beperkingen van de school, ook gevraagd in welke richting zij zich willen ontwikkelen. Per dimensie (leren en ontwikkelen, fysiek-medisch, sociaal-emotioneel en gedrag, werkhouding en thuissituatie) hebben scholen nagedacht en beschreven welke ambities zij hebben voor de periode tot 2015. Het overzicht op de volgende pagina’s geeft in kernwoorden weer waaruit de ambities per school bestaan. (Voor een meer gedetailleerd inzicht is het van belang de ondersteuningsprofielen per school te raadplegen) Het overzicht biedt het SWV en de schoolbesturen de mogelijkheid in haar beleid hiermee rekening te houden en/of haar beleid af te stemmen op deze ambities.
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Pagina 82
AMBITIES Scholen hebben de volgende ambities aangegeven welke ze de komende jaren verder willen ontwikkelen in het kader van Passend Onderwijs: Naam school 1
Aeresteijn Langeraar
Leren en ontwikkeling Inzicht in hoe de leerling meer eigenaar van zijn leerproces kan worden. Vooral voor leerling met een eigen ontwikkelingslijn. Het betrekken van leerlingen bij het stellen van onderwijsdoelen. Opstellen, uitvoeren, evalueren en borgen van Handelings-gericht Werken.
Fysiek en medisch
Sociaal-emotioneel en gedrag Versterken van de Minimaal 2x per jaar samenwerking met studiemomenten voor externe instanties in het gehele team over het creëren van sociaal-emotionele passend onderwijs. gedrag. Deskundige binnen Oog moeten voor school die tips kan teambuilding, elkaar geven over het goed leren kennen en versterken van het op de hoogte komen pedagogisch klimaat (zijn) van elkaar wanneer er een kwaliteiten en die op leerling komt met juiste wijze weten te specifieke benutten. onderwijsbehoeften. Individuele cursussen mogelijk maken zodat leerkrachten met ambities hierin geschoold kunnen worden. School breed aspecten aanpakken als consequent handelen en het aanbieden van structuur.
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Werkhouding
Thuissituatie
Overig
Werkhouding ontwikkelen bij leerlingen zodat zij het onderwijsproces met zo min mogelijk correcties doorlopen. Zicht krijgen op hoe een kind leert en welk onderwijsaanbod optimaal aansluit bij het kind. Balans in mogelijkheden om te kiezen en willen dan om onderwijs te moeten. Nog meer afstemmen op leerlingen door instructies zo in te zetten dat de leerling actief betrokken raakt bij het eigen onderwijsproces.
Op- en uitbouwen van ons netwerk met externe instantie. Blijven ontwikkelen in (ouder)gesprekstechnieken.
Verder opzetten van een goede zorgstructuur binnen de gehele school. Doorgaande lijnen waarborgen binnen de zorg. Het opzetten van een overgangsprotocol. Expertise ontwikkeling op het gebied van rekenen/dyscalculie. Goede, warme overdracht vanuit de PSZ. Bewust momenten creëren om van en met elkaar te leren. Waarborgen terugkoppeling van opgedane expertise bij bijv. cursussen.
Pagina 83
Naam school
2
3
Leren en ontwikkeling Alphense Op structurele basis Montessorischool gesprekken met Alphen ad Rijn kinderen voeren. Gesprekstechnieken verbeteren en invoeren. Meer gebruik maken stimulerende factoren lln. Specifieke kennis leerproblemen vergroten. Intrinsieke motivatie lln. An Noer Beleid m.b.t. de Alphen ad Rijn begaafde leerling ontwikkelen. Methoden vervangen. Inzet extra handen in de groep. Screening bij toelating zijinstromers aanscherpen. Meer afstemmen op de kinderen IN de groep.
Fysiek en medisch
Sociaal-emotioneel en gedrag Kennis van het team Gebruik maken van de over het aanwezige kennis/ vaardigheden netwerk vergroten van de kindcoach. (geldt ook voor Inventariseren hoe andere domeinen) het gebouw Kennis over taal-en effectiever ingericht spraakproblematiek kan worden. Kennis vergroten. nemen van specifieke stoornissen (NLD, autistisch spectrum, etc.)
EHBO cursus voor het hele team + jaarlijkse herhaling. Kennis verbreden m.b.t. epilepsie. Deskundigheid delen.
Visie/beleid m.b.t. gedrag. Time-out plaats creëren. Doorgaande lijn , schoolbrede aanpak gedrag/sociaal emotioneel (SEO methode). Ouderbetrokkenheid vergroten. Afspraken nakomen. Gedeelde verantwoordelijkheid. Meer handen in de groep, vanaf groep 3
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Werkhouding
Thuissituatie
Verbeteren van intrinsieke motivatie (bijv. door nut/doel te bespreken) van leerlingen Verbetering van de organisatie van het zelfstandig werken
Leren omgaan met agressie. Educatief partnerschap van ouders vergroten
Van en met elkaar leren, didactische vaardigheden vergroten. Zelfreflectie. Gebruik study buddy. Stilte plekken creëren. Ouderbetrokkenheid vergroten. Doorgaande lijn. Expertise m.b.t. motivatie vergroten. Klassenregels onder de loep.
Thema nieuwsbrieven verstrekken. Ouderbetrokkenheid vergroten. Inzet huisbezoek onderzoeken. Inzet klassenouder. Advies AMK vragen. CJG consulteren. e-mail adressen. Inventariseren i.v.m. nieuwsbrief.
Pagina 84
Overig
Structuur aanbrengen in de zorg. HGW nader uitwerken en implementeren.
Naam school 4
Antoniusschool Noorden
Leren en ontwikkeling Uitbreiding van de kennis van leerstoornissen als dyslexie en dyscalculie Materialen verzamelen waarmee kinderen met een leerachterstand uitgedaagd worden. Aanbod van spellingsonderwijs versterken(resultate n zijn dalend).
Fysiek en medisch
Sociaal-emotioneel en gedrag De school wil alles Meer kennis hebben kunnen en en handelingsontwikkelen, bekwamer worden wanneer het binnen voor kinderen met: onze grenzen blijft. depressie, stemmingsKennis nemen van wisselingen, laag het kind en de zelfbeeld. beperkingen en de Kinderen die moeite mogelijkheden hebben met sociale ontdekken. contacten. Kennis van- en Kinderen die moeite begeleiding bij hebben met het ziektes (terminaal, inleven in de ander en rouwverwerking). daar rekening mee houden. Leerlingen uit crisisopvang beter begeleiden bij hechtingsproblematiek. Meer inzicht/kennis over bepaalde gedragsproblemen. Kennis en inzicht op gebied van groepsdynamiek verwerven (Grip op je groep)
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Werkhouding
Thuissituatie
Overig
Vergroten van de kennis van ontwikkeling van kinderen ten aanzien van concentratie, motivatie en taakgerichtheid. Het creëren van een prikkelarme werkplek in een school waar veel beweging en dynamiek is door het gebouw en schoolconcept Gesprekstechnieken verwerven om leermotivatie te verhogen
Meer kennis krijgen over/van signalen die kinderen geven. intake bij instroming op de school versterken.
Verdere versterking van het afstemmen op de onderwijs-behoeften van alle leerlingen waardoor: We ons meer bewust worden van het effect op ALLE leerlingen We beter gaan reflecteren op ons onderwijsproces We leren samenwerken met ALLE ouders. Ten aanzien van het borging van vernieuwingen blijkt dat er soms na verloop van tijd verschillen in interpretaties ontstaan van een innovatie, de integratie niet geheel tot stand komt met de bestaande onderwijspraktijk en nieuwe innovaties vorige “verdringen”. Voor de school is dit een punt van aandacht.
Pagina 85
Naam school 5
Baken Alphen ad Rijn
Leren en ontwikkeling Begeleiding dyslectische leerlingen in een doorgaande lijn van groep 1 t/m 8. Scholing binnen FLA. Ontwikkeling van een bruikbaar praktisch/effectief dyslexieprotocol.
Fysiek en medisch
Sociaal-emotioneel en gedrag Kennis overdracht Regelmatig vanuit instanties en opfrisdagen of professionals voor “kanjertraining”. de leerlingen die wij Zicht krijgen op een hebben met een effectieve benadering fysiek of medische naar deze leerlingen beperking. zodat het tijd oplevert voor andere leerlingen. Het inbeeld brengen en continueren van effectief klassenmanagement. Cursussen volgen op het gebied van gedrag die de school dienen.
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Werkhouding
Thuissituatie
Overig
Vaardiger worden in het geven van effectieve feedback op gebied van werkhouding. Kinderen betrekken bij hun eigen onderwijsproces. Doelen, op korte en lange termijn, samen met leerlingen formuleren.
Vaardig worden in gesprektechnieken met leerlingen en ouders. Deze gesprekken vervolgens borgen en laten ondertekenen door ouders. Terugkomen op gemaakte afspraken. Als school zijnde grenzen aangeven qua ondersteuning en zorg in zorgelijk thuissituaties. Voortkomend uit bovenstaande; Zicht op instanties die wij als team kunnen inzetten in gezinnen en/of bij kinderen (Sociale kaart).
Aanscherpen van de cyclus HGW. Doorgaande lijnen binnen school helder krijgen op diverse vlakken: overdracht/besprekingen/p arnassys Vaste aanpak dyslexie Zicht krijgen op vaardigheden en competenties teamleden Waar mogelijk basiszorg vergroten In gaan zetten op pro-actief handelen
Pagina 86
Naam school 6
Bonifacius Alphen ad Rijn
Leren en ontwikkeling Uitbouwen hulp voor excellente leerling. Materialen voor excellente leerlingen. Materialen voor remediëring en een complete gestructureerde orthotheek. Een hoogbegaafden specialist in ons team. De aansluiting tussen de Plusklas en school verbeteren.
Fysiek en medisch Meer schoolbrede kennis over het fysiek-medische domein
Sociaal-emotioneel en gedrag Schoolbrede afspraken over aanpak van leerlingen met vragen in het sociaal-emotionele domein. Wat dit domein betreft de incidentenregistratie beter uitvoeren
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Werkhouding
Thuissituatie
Meer rust in de Beter signaleren van school, meer rustige problemen in de werkruimtes, beter thuissituatie inrichten van de klassen met prikborden en opbergruimtes. Meer kennis en vaardigheden wat betreft werkhouding en beter leren signaleren
Pagina 87
Overig Invoeren handelingsgericht werken, met name: kijken naar mogelijkheden van leerlingen betrekken van ouders als partner samenwerken met het kindgroepsplannen leren maken. Meer gebruik gaan maken van de RT deskundigheid van 4 personen binnen de school. Meer kennis delen met elkaar na een cursus. Collegiale consultatie en intervisie opzetten en aandacht voor sterkere onderlinge samenwerking. Inventariseren welke behoefte aan specialisten er nog meer is en welke kennis er al is. Wel letten op mogelijkheden om dit te faciliteren, op haalbaarheid en werkplezier. Individuele scholing meer stimuleren en koppelen aan de POP-gesprekken. Aandacht voor de professionaliteit van de
Naam school
Leren en ontwikkeling
Fysiek en medisch
Sociaal-emotioneel en gedrag
Werkhouding
Thuissituatie
Overig leerkrachten om de onderlinge verschillen te verminderen. Bespreken met het samenwerkingsverband of de aansluiting van het aanvragen van een interne rugzak met onze werkwijze beter kan. De Lio-stagiares beter inzetten en de gymtijden gebruiken.
7
Esselyckerwoude Woubrugge
Ontwikkelen van beleid t.a.v. de hoogbegaafde leerling. Kennis van doelen en leerlijnen vergroten. Doelgericht onderwijs (methode durven loslaten). Kennis en materialen uitwisselen met collega’s en met andere scholen. Materiaal voor bovenbouw aanschaffen.
Indien nodig aanpassingen in het gebouw realiseren (toilet, drempels)
Nascholing Kanjertraining voor het hele team. Aandacht voor omgangsvormen en basisvaardigheden. Meer kennis m.b.t. gedragsproblematieken Visie op gedrag helder krijgen. Gedrag specialist in de school.
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Verdere ontwikkeling en implementatie HGW. Effectief klassenmanagement. Doorgaande lijn ontwikkelen m.b.t. de weektaak.
Pagina 88
Naam school 8
Fontein Ter Aar
9
Fontein 1 Alphen ad Rijn
Leren en ontwikkeling Kennis en materiaal hoogbegaafdheid, meer ICT in kunnen zetten.
Fysiek en medisch
Sociaal-emotioneel en gedrag Per kind bekijken of Meer kennis en inzicht passend onderwijs m.b.t. sociaalmogelijk is op emotioneel gedrag. school. Meer gespreksvaardigheden met kinderen ontwikkelen. Afstemming tussen Kennis delen over de Meer en betere MT en team onderwijsbehoeften kindgesprekken versterken van de leerlingen voeren Klassendoorbrekend Gedeelde visie Stappenplan werken voor ontwikkelen op het ontwikkelen de ernstige omgaan met fysiek- omgang met leermoeilijkheden medische leerlingen onderwijsbehoeften Samenwerking tussen van de leerlingen de teamleden verbeteren Consequenter handelen als team richting leerlingen
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Werkhouding
Thuissituatie
Meer kennis en inzicht m.b.t. zelfstandig werken, doorgaande lijn ontwikkelen zelfstandig werken. Meer stilteplekken. Meer tools om de motivatie te verbeteren vergaren Meer overleg tussen leerkrachten over wat werkt bij een leerling
Gespreksvaardigheden met ouders verder ontwikkelen.
Pagina 89
Omgaan met gevoelige informatie regelen Vroegere en beter signaleren van moeilijkheden thuis Samenwerking met ouders versterken Stappenplan ontwikkelen voor onveilige situatie
Overig
Een verbetering van het imago van de school bij de ouders en een versterking van de concurrentiepositie in vergelijking met scholen in de omgeving Het versterken van de standaarden voor kwaliteit (toezichtkader inspectie) door de minder sterke punten aan te pakken met het team of een deel daarvan Het versterken van het handelingsgericht werken, waardoor naar verwachting complexere onderwijsbehoeften beantwoord kunnen worden Het benutten van de samenwerking met externe instanties, waardoor meer “handen” in de school zijn.
Naam school
Leren en ontwikkeling
Fysiek en medisch
Sociaal-emotioneel en gedrag
Werkhouding
Thuissituatie
Overig De samenwerking kan verschuiven van ad-hoc naar structureel Het sterker benutten van elkaars kennis en het versterken van de samenwerking op grond van een gedeelde visie
10
Fontein 2 Alphen ad Rijn
11
Groen van Prinsterer Alphen ad Rijn
Grenzen bepalen hoever we kunnen gaan. Inzet onderw. ass. Werken met OPP. Professionele houding Leerlijnen bewaken. Eenduidig formulier. Toetsgegevens analyseren en opbrengsten eind CITO verhogen. Vaardig worden in het opstellen en werken met een OPP. Kennis vergroten in het opstellen van een uitdagende leeromgeving. Beter bekend zijn
Beter inschatten: welbevinden leerling en balans in de groep. Aanname = teambesluit. Eindejaars evaluatie met ouders. Afspraken vastleggen.
Doorgaande lijn m.b.t. Scol ontwikkelen. Protocol verwijzing. Stappenplan storend gedrag. Rekening houden met uitstroomprofiel.
Gericht observeren mbv 5 fasen model Feedback tijdens leerlinggesprek. Pro actief i.p.v. corrigerend. Prikkelarme ruimten. Met de ll eigen doelen stellen. Afspraken over werk na schooltijd
Thuissituatie in ParnasSys objectief kunnen omschrijven Wel/geen huisbezoeken? Ouder vertel gesprekken in de hele school. Beschrijven verantwoordelijkheden school-thuis
Verdere ontwikkeling en implementatie van HGW Kindgesprekken door de leerkrachten zelf Samenwerken met de kinderen, betrekken bij de analyse en samen doelen stellen Doelen SMARTI formuleren
We kunnen kinderen toelaten die middels middelen en/of medicatie goed kunnen functioneren.
Hulp tijdig leren signaleren en inzetten. Mogelijk pro-actief. Vaardig worden in het voeren van coachende gesprekken met leerlingen. Niet over leerlingen maar met
Scholing op het gebied van werkhouding- en concentratieproble men gericht op het vergroten van leerrendement. Vaardiger worden in het vinden van
Situaties en overlegmomenten met elkaar creëren zodat we een effectieve aanpak met ouders op kunnen pakken, gericht op samen oplossingen
Vaardiger worden in organisatie zorgleerlingen in combinatiegroepen. School bij renovatie beter kunnen afstemmen op passend onderwijs. Signaleren van onderwijsbehoeften en wat dan?? (borgen)
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Pagina 90
Naam school
12
Hobbitburcht Alphen ad Rijn
Leren en ontwikkeling met doorgaande lijnen binnen de school zodat er een gericht onderwijsaanbod aangeboden kan worden. Preventief i.p.v. curatief. Cyclus HGW afmaken, evalueren en borgen en eventueel een 2e starten.
Fysiek en medisch
Meer evalueren, Aanname beleid meer moderne bekijken. media bewust inzetten, meer uitgaan van talenten van kinderen. GOVK updaten.
Sociaal-emotioneel en gedrag leerlingen. Vooral bij leerlingen met gedragsprobleem. Expertise opbouwen o.h.g.v. gedragsproblematieken en dan vooral, hoe te handelen binnen de groep. Inzet van Rots en Water en een kindercoach. Zoveel mogelijk op tijd inzetten van (interne) rugzakken om goede zorg te bieden voor deze kinderen. Het opzetten van een goed handelingsplanen deze tijdig evalueren. Kennis van kanjer training teambreed delen en afspraken maken. Gespreksvaardighede n met kinderen vergroten. Meer kennis over sociaalemotioneel.
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Werkhouding
Thuissituatie
Overig
mogelijkheden om zelfstandig werken te bevorderen. Doorgaande lijn opzetten en borgen. Kleine stapjes maken in de overgang van moeten naar willen en kunnen.
bedenken in probleemsituatie. Inzichten krijgen in hoe we ouders op een goede manier kunnen betrekken bij het onderwijsproces van hun kind . Oudervertelavonden organiseren.
Leerkrachten rooster/methode meer los durven laten, mogelijkheden voor afstemmen op de leerling. Implementeren van het pestprotocol en afstemmend onderwijs. Cyclus HGW borgen, 3x per jaar overleg-momenten inplannen. Het onderwijsproces volgen middels trendanalyses.
Prikkelvrije omgeving creëren.
Gespreksvaardigheden met ouders vergroten.
Teambreed zorg van kind dragen.
Pagina 91
Naam school 13
J.P.F. Steijaert Hazerswoude R.
Leren en ontwikkeling Structurele aanpak voor de begaafde leerling ontwikkelen. Toetsgegevens analyseren, trendanalyses gebruiken en opbrengsten verhogen. Leerkracht kan zelf een OPP schrijven. Specialismen in team. Kennis m.b.t. ernstige leerproblematiek vergroten. Kennis m.b.t. hoogbegaafdheid vergroten. Kennis m.b.t. effectieve instructie vergroten. Kennis ontluikende geletterdheid/gecijf erd-heid vergroten. SMARTI doelen stellen.
Fysiek en medisch
Sociaal-emotioneel en gedrag Indien nodig Kennis vergroten aanpassingen in het omtrent specifiek gebouw realiseren. gedrag zoals autisme, Kunnen omgaan met ADHD enz. geluidskastje t.b.v. Gedrag specialist. slechthorende Uniformiteit in leerling. dagritme en Epi-pen kunnen dagprogramma gebruiken. aanbrengen. Expertise vergroten m.b.t. materialen slechthorenden en slechtzienden. Kennis vergroten m.b.t. eventueel aangemelde leerling.
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Werkhouding
Thuissituatie
Overig
Aparte werkplekken in school creëren. Eigen initiatief van de leerling meer benutten. Leren van en met elkaar. Collegiale consultatie. Digi-bord in elke groep.
AMK ook gebruiken voor tips. Gesprekstechnieken met ouders en met kinderen vergroten.
Verdere ontwikkeling en implementatie HGW. Vroegtijdige signalering/begrijpen wat kinderen nodig hebben. Samenwerken met de kinderen, analyseren en doelen stellen. Schoolbreed gedragen visie ontwikkelen.
Pagina 92
Naam school 14
Jenaplaneet Alphen ad Rijn
15
Johannes de Doper Zevenhoven
Leren en ontwikkeling Doelgericht werken. Naast gebruik van digi-bord ook ‘levende’ beelden blijven inzetten. Diagnostische gesprekken kunnen voeren. Effectief klassenmanagement. Mogelijkheden van tussentijds door- en afstromen onderzoeken.
Dalton onderwijs meer actualiseren. HGW ontwikkelen en 1-zorgroute structuur, meer inzicht in leerlijnen, klassemanagement meer afstemmen. Meer signaleren excellente kinderen.
Fysiek en medisch Goed informeren over leerlingen met ernstige medische aandoening m.b.v. o.a. foto en teamoverleg na vakantie. Respect hebben voor leerkrachten met ‘lagere’ grens. Voorafgaand aan plaatsing een teamgesprek. De ruimten optimaal inzetten.
Sociaal-emotioneel en gedrag Ontwikkelingslijn sociaal-emotioneel ontwikkelen t/m groep 8. (is nu t/m groep 3) Bouw overstijgende intervisie. Kwaliteiten van leerkrachten in kaart brengen en inzetten. Meer materialen voor ondersteuning van gedrag.
Gesprekstechnieken met kinderen. Meer teambreed reflecteren.
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Werkhouding
Thuissituatie
Overig
Leerlijn werkhouding ontwikkelen. Meer kennis omtrent het focussen van leerlingen. Beter omgaan met ADHD. Time-out plek voor kinderen creëren. Betrokkenheid en motivatie van kinderen centraal stellen. Doelgericht werken. Overzicht van materialen, hulpmiddelen en tips samenstellen.
Opgebouwde vertrouwensband met ouders versterken. Verwijzingsmogelijk heden voor ouders in kaart brengen. Koffiemoment voor ouders organiseren om te delen wat hen bezig houdt. Digitaal informatiebord in de aula met info over school. School doorbroken activiteiten inzetten, ondersteunend voor de thuissituatie. Zelfvertrouwen van kinderen vergroten. Huisbezoek, teambrede schoolafspraken, gespreksvaardigheden ouders vergroten.
Nog beter zorgen voor een passende leeromgeving voor elk kind. Tegemoetkomen aan de ambities van de leerkracht. Lerende organisatie blijven door ruimte, vertrouwen, verantwoordelijkheid en vrijheid. Leren van en met elkaar. Kwaliteiten van gesprekken en samenwerking verbeteren (kind, ouders, collega’s)
Relatie Dalton onderwijs en motivatie en zelfstandigheid versterken. Kieskast actualiseren.
Pagina 93
Meer teambreed reflecteren op ons handelen.
Naam school 16
Johannes Post Hazerswoude D.
17
Kinderarcke Rijnsaterwoude
Leren en ontwikkeling Aanpak voor de begaafde leerling. Materialen voor de begaafde leerling moeten afwezig zijn voor de hele school. Meer materialen voor kinderen met een leerachterstand.
Fysiek en medisch
Sociaal-emotioneel en gedrag Expertise vergroten Duidelijke grenzen m.b.t. de fijne vanuit de school naar motoriek/ schrijven. ouders Teambreed overleg communiceren. voordat een leerling “Zien’ in leerlinglijst. geplaatst wordt. Reflectie op het Expertise protocol gedrag. ontwikkelen m.b.t. Kinderen weerbaar de specifieke maken tegen pesters. onderwijsbehoeften In vroeg stadium met van een leerling die ouders om de tafel. geplaatst wordt. Externe inzet bij probleemgroepen. Voorbereiding van de kinderen in groep 8 naar het V.O.
Hernieuwde aanpak voor de begaafde leerling. Doelen SMARTI formuleren. Kennis over rekenproblematiek Doorgaande lijn. Effectieve Instructie (verlengde, r.t., pré). Werken op meer niveaus. Samenwerking tussen leerlingen /
De wens leeft te ontwikkelen, passend bij de problematiek / onderwijsbehoeften van de leerling. Expertise ontwikkelen. Begeleiding langdurig zieken. Evt. aanpassingen aan het gebouw.
Deskundigheid ontwikkelen, toegespitst op het individuele kind. (autisme, ADHD, PDD NOS). Van en met elkaar leren. Communicatie met ouders verbeteren: ouders als partner.
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Werkhouding Coöperatief leren. HGW. Beleid maken. Samenwerking met ouders / verantwoordelijkheid delen.
Inzet externe begeleiding. Extra handen. Extra materialen. (computerprogramma, tijdklok). Stilwerkplekken. (study buddy)
Pagina 94
Thuissituatie
Overig
Expertise vergroten m.b.t. oudergesprekken. Handvatten om agressie om te buigen naar samenwerken. Sneller contact met ouders. Leerlingen zelfstandig / medeverantwoordelijk maken. Met elkaar reflecteren op ‘thuissituatie – schoolsituatie’ Verdere uitdieping van mogelijkheden en optimaal partnership met ouders aangaan. Kanjertraining. Training omgaan met moeilijke gesprekken. Training coaching.
Verdere implementatie HGW. Kinderen meer betrekken bij eigen leerproces. SMARTI doelen benoemen. Implementatie ‘Zien’ in ParnasSys. Herijking visie/missie.
Verdere implementatie en ontwikkeling HGW. Scholing HGW. Herijking van de visie / missie.
Naam school
18
Kinderkring Woubrugge
Leren en ontwikkeling leren van elkaar. Zelfstandig werken.
Fysiek en medisch
Specifieke deskundigheden door leden van het team vergroten en deze breed in zetten. We denken daarbij aan specialisten op het gebied van rekenen, taal/lezen, gedrag, beweging en (hoog)begaafdheid
Inzetten op constructieve samenwerking met ouders om aanpak thuis en op school op elkaar af te stemmen. Samen met de intern begeleider ertoe overgaan om doelen voor de leerlingen aan te passen. Gedegen besluit hierin nemen.
Sociaal-emotioneel en gedrag
Werkhouding
Thuissituatie
Overig
Succeservaringen in leerprocessen benutten voor zelfregulatie van de leerlingen in de gehele ontwikkeling. Vaardiger worden in het organiseren van samenwerkingsopdrachten. Doelen formuleren in de zone van de naaste ontwikkeling op het gebied van sociaal/emotionele vaardigheden.
Kennis vergroten over motivatietheorieën en deze in weten te zetten. Meer betrokkenheid van ouders weten te realiseren. Leerlijnen inzichtelijk maken voor leerkracht en leerling. Inzicht vergroten in het creëren van een rijke leeromgeving.
Meer expertise opbouwen/inzichten krijgen in verwaarloosde kinderen. Kennis over het protocol “Kindermishandeling”. Leerkracht meer zicht op de sociale kaart. Kennis en materialen blijven updaten.
Doorontwikkeling op het gebied van Opbrengstgericht Onderwijs. Oriënteren op meer thematisch werken. Meer doelgericht en beredeneerd handelen binnen het onderwijsaanbod. Inzet van collegiale consultatie. Leerlingen betrekken bij het formuleren van doelen binnen eigen onderwijsproces. Vaardig worden in het werken met en opzetten van een OPP. Bekijken aanmeldformulier nieuwe leerlingen. Eventueel digitale rapportage aan ouders en inzichtelijk maken portfolio.
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Pagina 95
Naam school 19
Kleine Wereld Leimuiden
Leren en ontwikkeling Het voeren van coachende gesprekken met leerlingen gericht op oplossingen en omgaan met beperkingen. Zicht op en vertrouwd zijn met de opbouw van leeren ontwikkelingslijnen. Brede kennis en vaardigheden ontwikkelen op het gebied van (hoog)begaafde leerlingen, zowel wat betreft signalering als wat betreft begeleiding.
Fysiek en medisch
Sociaal-emotioneel en gedrag Het aannamebeleid Oplossingsgerichte zorgvuldig hanteren. gesprekken voeren Het team, op het met ouders om moment dat een gezamenlijk de situatie zich begeleiding en aanpak voordoet, van problemen te meenemen in de te bespreken. Hierin nemen beslissingen. indien mogelijk, leerlingen betrekken. Formuleren van korte en lange termijndoelen gericht op gedrag.
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Werkhouding
Thuissituatie
Overig
Vanuit effectieve instructie (directe instructie model) kinderen motiveren en betrokken laten werken aan hun ontwikkeling. Bewust omgaan met feedback aan de kinderen. Wat zijn de effecten en op welke manier. Op welk moment geef je effectieve feedback. Creëren van een positieve werksfeer. Mogelijkheden voor rustige werkplekken en time-out onderzoeken en creëren.
Het verder uitwerken en structureel in blijven zetten van MPO’s. Oplossingsgerichte gesprekken voeren met ouders en betrokkenen rondom de leerling.
Bewustwording bij leerkrachten dat leerlingen zelf aan de slag moeten en mede eigenaar kunnen zijn en verantwoordelijkheid kunnen krijgen voor hun leer- en ontwikkelingsproces. Kinderen meer betrekken bij het onderwijsproces door met elkaar doelen op te stellen. Effecten van MPO’s bespreken. Opstellen van OPP’s. Signaleren en beredeneerd aanbod formuleren voor (hoog) begaafde leerlingen. Meer werken vanuit differentiatie in instructie, klassen-management daarop afstemmen. Voor lezen, rekenen en spelling werken met groepsplannen. Groepsoverzichten en groepsplannen in het team bespreken.
Pagina 96
Naam school 20
21
Kompas Ter Aar
Maranatha Nieuwkoop
Leren en ontwikkeling Kennis vergroten hoogbegaafdheid en dyscalculie
Fysiek en medisch -
Dyslexie protocol Protocollen vaststellen. Vangnetten Aanpak begaafde Scholing leerling ontwikkelen. Kennis vergroten wat betreft ernstige leerproblematiek en uitdagende leerinhouden.
Sociaal-emotioneel en gedrag Time-out ruimte Privacy en rust voor de leerlingen Minder frequent bezoek in de groep
Bewust toepassen gedragsbeinvloeding. Korte termijndoelen stellen (SMARTI). Onderwijsomgeving meer voorspelbaar inrichten, aansluiten op onderwijsbehoeften
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Werkhouding
Thuissituatie
Overig
Versterken van de samenwerking tussen teamleden; klankbord zijn en feedback geven Ruimte creëren voor de leerkracht om intensiever betrokken te zijn bij de leerling waar de taakwerkhouding de ontwikkeling in de weg zit.
Verdiepen van de communicatievaardi gheden bij voor ouders gevoelige onderwerpen
Vroeger signaleren en met ouders in gesprek gaan (gesprekstechnieken/communicatie). Collegiale consultatie Klassenconsultatie
Goede gesprekken met ouders (gesprekstechnieken) Vangnet voor team.
Uitbreiding in de beschikbare fysieke ruimte voor het onderwijs Het stroomlijnen van de samenwerking binnen de groep met anderen dan de leerkracht Het verder versterken van de samenwerking tussen leerkrachten Het steviger documenteren van de besproken onderwijsbehoeften en doelen van de leerlingen Het organiseren van een 34 combinatie voor hoogbegaafden Het handhaven van de balans in de groepen, ondanks verdichting van de hoeveelheid speciale onderwijsbehoeften Verdere implementatie HGW. Implementatie OGW (directe instructie model). Zorgstructuur doorspreken. Klassen consultatie en collegiale consultatie. Medeverantwoordelijkheid van de leerling
Pagina 97
Naam school
22
Mare Alphen ad Rijn
23
Meridiaan Alphen ad Rijn
Leren en ontwikkeling Verschillende werkvormen hanteren. Vertrouwd raken met de inhoud van de leerlijnen. Samenwerkingsopdrachten voor groepen 1 t/m 5. Oudervoorlichting Tools om ouders te motiveren. Kennis van leerlijnen en doelen vergroten. Werken met groepsoverzicht en groepsplan. Evalueren en reflecteren op eigen handelen. Orthotheek actualiseren . Successen delen en vieren. Teambrede visie op differentiatie. Meer kennis begeleiden kinderen met ontwikkelingsvoorsprong
Fysiek en medisch
Meer kennis van kinderen binnen dit domein. Transparant zijn rond mogelijkheden.
Sociaal-emotioneel en gedrag (dagtaak/weektaak). Kanjerbeleid verder ontwikkelen. Scholing specifieke stoornissen.
Werkhouding
Thuissituatie
Overig vergroten. Kanjertraining toepassen in dagelijks gebeuren.
Meer kennis van kinderen binnen dit domein. Onderzoeken mogelijkheden gebouw.
Feedback op succeservaringen geven aan kinderen. Eigenaarschap van kinderen vergroten.
Gespreksvaardighed Uitbreiden van expertise en en vergroten m.b.t. teambreed delen. ouders en kinderen. HGW verdiepen. Kennis vergroten rond diverse culturen. Ouder-vertel-hetmaar-gesprek invoeren.
Structureler inzetten kindercoach en orthopedagoog. Duidelijke grenzen stellen. Specialisatie op
Kinderen verantwoordelijker maken voor eigen leerproces. Verbeteren klassen management.
Meer gesprekken voeren met kinderen en ouders. Meer inzicht verkrijgen in jouw rol als leerkracht bij
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Pagina 98
Naam school
24
Nieuwe Ambacht Alphen ad Rijn
25
Op Maat Alphen ad Rijn
Leren en ontwikkeling Een lijn creëren op zelfstandig werken (dag- en weektaak) Uitbreiden orthotheek Creëren stilwerkplekken.
Meer expertise rond plusleerlingen en versterken van zelfstandigheid. Kennis van leerlijnen en doelen bepalen. Samenwerken met kinderen en eigenaarschap van kinderen vergroten. Breder orthodidactisch repertoire Scholing m.b.t. dyslexie en dyscalculie. Kennis en inzetten van coop. Werkvormen.
Fysiek en medisch
Sociaal-emotioneel en gedrag gedrag. Collegiale consultatie benutten t.b.v. kennisdeling.
Scholen indien nodig.
Gestructureerd omgaan met sociaalemotionele methode.
Kennis omgaan met syndroom van Down. Gebouw aanpassen.
Gedeelde visie over omgaan met gedrag ontwikkelen. Meer uitgaan van stimulerende factoren. Eigenaarschap meer bij kinderen leggen. Cursus zelfverdediging voor leerkrachten. Reflecteren op effect eigen handelen. Kennis vergroten rond kinderen in dit
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Werkhouding
Thuissituatie
Overig
Helder formuleren signalering in de van leerdoelen. thuissituatie. Creëren beredeneerd aanbod voor alle kinderen. Intensiveren overleg leerkrachten opeen volgende groepen. Meer gebruik maken van aanwezige kwaliteiten binnen het team. Eventueel oudervertel-het-maar gesprekken. Denken in kansen. Gesprekken met kinderen. Doelgericht werken. Zelfvertrouwen en eigenaarschap van kinderen vergroten. Gebruikmaken van de mogelijkheden van het gebouw.
Pagina 99
Gespreksvaardigheden met ouders vergroten. O.P.P. bespreken met ouders.
HGW verdiepen. Samenwerken met ouders. Beleid maken passend onderwijs.
Naam school
Leren en ontwikkeling
Fysiek en medisch
26
Oranje Nassau Zwammerdam
HGW in combigroepen. Expertise ontwikkelen mbv H Swaab en NTO. Teamgewijs samenwerken. Sneller SWV/EC raadplegen. Kleutermateriaal
Protocol ontwikkelen tbv medicatie gebruik
27
Palet Alphen ad Rijn
Vergroten van en zicht krijgen op onderwijsaanbod aan (hoog)begaafde leerlingen. Zicht krijgen op leerlingen die anders leren en denken. Betrokkenheid vergroten van de leerlingen door het aanbieden van aansprekende inhouden, keuzevrijheden en mogelijkheden tot
Kennis vergroten op het gebied van werken met leerlijnen van leerlingen met Syndroom van Down. Scholing op het gebied van motorische problematieken. Aannamebeleid bekijken/herzien.
Sociaal-emotioneel en gedrag domein. Verdieping onderwijsbehoeften op soc-em / gedrag + samenwerken met ouders. Leerkrachtvaardighed en vergroten. Gedrag specialist. Cursus extreem gedrag. Protocol ontwikkelen tav grenzen. Zicht krijgen op mogelijkheden om extra hulp binnen de groepen te genereren. Kennis vergroten op gebied van stoornissen en gedrag. Met elkaar nadenken over mogelijkheden om rust in de klas te krijgen en te behouden.
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Werkhouding
Thuissituatie
Overig
Energizers inzetten Leren door bewegen. Coöperatieve werkvormen inzetten. Autonomie leerlingen
Cursus oudergesprekken. Ouders als partner. Huisbezoeken
Verdiepen HGW-OGW Collegiale consultatie Verdieping onderwijsbehoeften op soc-em / gedrag + samenwerken met ouders
Leerstof hanteerbaar en betekenisvol maken. Kennis vergroten in het werken met uitnodigende materialen (Kieskast). Leren kijken vanuit het kind. Wat motiveert een kind, wanneer wil hij leren en wat betekent dat voor mijn onderwijsaanbod?
Betrokkenheid van ouders vergroten door leerkrachtoudergesprekken
Momenten creëren voor meer individuele ondersteuning van de leerlingen in de groep. Deskundigheid binnen school op gebied van rekenen. Inzicht krijgen in werken vanuit MI. Verder ontwikkelen in het stellen van doelen (korte en lange) met daaruit voortvloeiend evalueren. Aanpassen methode Ik en Ko omdat VVE stopt in 2012. Gebouw opknappen zodat
Pagina 100
Naam school
Leren en ontwikkeling samenwerken.
28
Populier Boskoop
Klassemanagement ontwikkelen, kinderen meer betrekken bij doelen stellen. Meer kennis van ADHD, autisme en PDD NOS. Communicatie met kinderen vergroten. Verrijken basisaanbod. Leerlijnen en doelen formuleren. Herkennen en erkennen excellente kleuter.
29
Rank Alphen ad Rijn
30
Rank Beleid en aanpak Koudekerk ad Rijn voor de begaafde leerling ontwikkelen. Kennis van doelen en leerlijnen vergroten. Doorgaande lijn per vakgebied. Zelfcorrigerend materiaal.
Fysiek en medisch
Sociaal-emotioneel en gedrag
Werkhouding
Thuissituatie
Overig er meer mogelijkheden ontstaan voor groei en multifunctionele plekken. Meer denken vanuit stimulerende- dan vanuit belemmerende factoren.
Bereid tot scholing indien nodig.
Meer kennis rond sociaal- emotioneel. Meer teambrede afspraak maken, stilte plek creëren.
Kinderen meer zelfstandig laten werken. Rustige werkplek creëren.
Ouder vertel avond ontwikkelen. Gespreksvaardigheden met ouders vergroten.
Procedure ontwikkelen aanname en (tussentijds) evalueren.
Communicatie met kinderen vergroten. Meer kennis op dit gebied. Één lijn t.a.v. gehanteerde schoolregels. Procedure ontwikkelen aanname en (tussentijds) evalueren. Deskundigheid wat betreft faalangst ontwikkelen. Benoemen en vastleggen wat acceptabel is. Netwerken helder krijgen in zorgboekje. Ouders steun de school mbt het beleid.
Huidige kennis en aanpak passend onderwijs teambreed delen. Visuele ondersteuning inzetten. Rustige werkplekken organiseren.
Meer zicht op onderlinge relaties in de groep. Bijzonderheden rond kinderen teambreed delen.
Verdiepen HGW. Pedagogisch handelen van de leerkracht versterken.
Deskundigheid werkhouding ontwikkelen. Openstaan voor veranderingen. Stil werkplekken en samenwerk plekken creëren. Medeverantwoordelijkheid van de
Samenwerken met ouders, ouders als partner. (Meer) pro-actief zijn. Protocol opstellen. Samenwerken met ouders in het belang van het kind. Aandacht voor de
Visie op onderwijs Verder ontwikkeling en implementatie HGW. Mogelijkheden klassenmanagement en gebouw onderzoeken. Doorgaande lijn zelfstandig werken en autonomie ontwikkelen. Specialismen in het team
Indien nodig aanpassingen in het gebouw realiseren en indien nodig bepaalde cursussen volgen.
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Pagina 101
Naam school
31
Rhynenburch Hazerswoude R.
32
Rietkraag Nieuwkoop
Leren en ontwikkeling Kennis maken met materiaal. ’s Morgens meer handen in de klas. Mogelijkheden van klassendoorbrekend werken onderzoeken. Kennis vergroten over coöperatief leren, MI, werken met ateliers. Talenten en kwaliteiten van leerlingen herkennen en benutten. Zicht krijgen op leerlijnen. Creëren van kleinere werkplekken. Meer uitdagend materiaal beschikbaar. Kennis van leerlijnen en doelen. Onderwijsbehoeften meer begrijpen. Succeservaring bij
Fysiek en medisch
Sociaal-emotioneel en gedrag
Werkhouding
Thuissituatie
Overig
leerling vergroten. Zelfde aanpak als duo-collega’s.
Keuze maken methode SEO. Kanjertraining?? Scholen tot kindercoach.
Kennis rond kinderen vanuit dit domein vergroten. Meer gesprekken met ouders doen. Meer samenwerking
thuissituatie tijdens ontwikkelen. de overdracht. Veiligheidsbeleid Goed ontwikkelen. functionerende SMW’er. Informatie voor ouders over bovenstaande in de nieuwsbrief. Beter afstemmen op Differentiëren op de onderwijsbehoeften. weektaak. Welbevinden van het kind centraal. Leerlingen verantwoordelijk eigen leerproces. Persoonlijke leerdoelen per kind.
Onderwijsbehoeften Prikkelvrije/arme meer begrijpen. ruimtes creëren. Deskundigheidsbevordering verschillende gedragsproblematieke
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Pagina 102
Gesprekken met ouders.
De zorgstructuur vertalen naar de praktijk. Deskundigheden team uitbreiden.
Naam school
33
34
Leren en ontwikkeling zwakke leerling creëren. Meer gesprekken met kinderen. Rijnschans Engels in alle Koudekerk ad Rijn groepen. Structurele aanpak begaafde leerlingen ontwikkelen. Expertise w.b. de begaafde leerling. Samen op Weg Alphen ad Rijn
Creëren binnen school van prikkelarme werkplekken. Oude stoplichten weer terug in de klas. Ontwikkelen als teamleden daar waar nodig en dit met elkaar bespreken.
Fysiek en medisch
Sociaal-emotioneel en gedrag
met extern.
n Meer inzicht in rol diverse instanties.
Kennis in communicatiemidde len opdoen. Expertise ontwikkelen gericht op de onderwijsbehoeften van de leerling die binnenkomt. Verdiepen in de ondersteuning van zorg en het onderwijsaanbod die een leerling met specifieke onderwijsbehoeften nodig heeft.
Training in communicatie met kinderen, gericht op emotionele ontwikkeling. Visie op gedrag ontwikkelen en in groepsplan verwoorden. Van Pestprotocol naar Protocol Goed Gedrag Methodes binnen school zoals bijv. de Vreedzame school of expertise over kanjertrainingen. Met elkaar bespreken hoe wij de belevingswereld van het kind binnen ons onderwijs een plek kunnen geven (zoals bijv. social media). Verrijking van deskundigheid binnen school door de expertise van een
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Werkhouding
Thuissituatie
Overig
Deskundigheid m.b.t. motivatie ontwikkelen. Materialen inzetten. Kennis uitwisselen met andere scholen.
(Nog) meer samenwerken met ouders. Meer partijen overleg.
Visie bepalen Verdere ontwikkeling HGW.
Protocol ontwikkelen op het gebied van werkhoudingsproble men. Hoe pakken we dit met elkaar aan? Toewerken naar een doorgaande lijn in aanpak. Zicht op welke informatie er is binnen onze orthotheek en wat we met elkaar kunnen inzetten. Eventueel verwerken in
Met elkaar bekijken hoe wij alle ouders kunnen betrekken bij gesprekken over de thuissituatie. Werken vanuit gedeelde verantwoordelijkheid. Weten hoe wij leerlingen kunnen bijstaan, ook al werken ouders daar niet aan mee. Rechten en plichten van school. Thema-avonden binnen school organiseren over
De GP en GO een plek geven binnen ParnasSys. Het optimaliseren van het werken met ParnasSys binnen ons onderwijs. Meer gebruik maken van het zorgloket binnen het SWV. Vaardiger worden in het opzetten van en werken met OPP’s. Oriëntatie nieuwe taalmethode en mogelijkheden verrijken in het werken met excellente leerlingen. Mogelijkheden bekijken om aanwezige deskundigheid
Pagina 103
Naam school
Leren en ontwikkeling
Fysiek en medisch
35
Schakel Leimuiden
Leren om een goed onderwijsontwikkelingsperspe ctief te maken. Leren om leerstijlen waar te nemen en daar iets mee te doen. We willen leren om goed te kijken naar begaafde kinderen en wij willen samen goede afspraken maken over begaafde leerlingen.
Leren om leerlingen met verstandelijk of fysieke beperkingen indien mogelijk op te vangen Hier meer fysieke ruimte voor creëren
36
Spectrum
OPP aanscherpen en Nadenken over
Sociaal-emotioneel en gedrag gedragsspecialist.
Werkhouding protocol. Inzichten krijgen in functionele kennis van leerprocessen. Inzichten krijgen in motivatie Theorieën. Autonomie stimuleren door selectieve reacties op zelfstandig en verantwoordelijk gedrag.
Thuissituatie gezins- en opvoedsituaties. Met elkaar afspreken wie met het gezin communiceert en over wat. (wat verloopt via leerkrachten, wat via de IB-er en/of directeuren wat doen ketenpartners?)
Rond werkhoudingsproblemen leren om de oorzaak beter in kaart te krijgen
Tijd voor inzetten
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Overig effectief in te zetten binnen ons onderwijs. Binnen de zorg planmatiger gaan werken; trendanalyses, tussenevaluaties, analyseren en dan……? Inzetten gesprekken met leerlingen om zo meer betrokkenheid op eigen onderwijsproces te creëren. Het HGW- proces voortzetten, vooral: Analyseren van onze opbrengsten en omzetten in plannen Doelen en onderwijsbehoeften scherper stellen Zorg goed inplannen Dit alles goed aansturen. Leren om ouders waar mogelijk meer als educatieve partners te zien Alle aspecten uit hoofdstuk 3.1 van voldoende naar goed krijgen
Creatiever met de Pagina 104
Een stappenplan
HGW overwegen
Naam school Alphen ad Rijn
Leren en ontwikkeling in het team bespreken. Beleid maken wat betreft hoogbegaafdheid en dyscalculie . De getrapte instructie uitbreiden. Meer differentiëren wat betreft spelling. Ook materiaal aanschaffen voor de betere spellers. In de onderbouw 4 momenten voor de kleine kring en 3 HPmomenten.
Fysiek en medisch kinderen uit cluster 3, bv Down syndroom, mooi sociaal aspect.
Sociaal-emotioneel en gedrag gedragsspecialisme
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Werkhouding
Thuissituatie
Overig
ruimte omgaan. Betere werkplekken in de hallen maken. En meer rust creëren in de lokalen. Duidelijkere afspraken rond het domein werkhouding wat betreft structuur, rust, motivatie en regie van de leerkrachten. Meer verantwoordelijkhei d geven aan de leerlingen, hier de mogelijkheden van zoeken.
maken voor leerlingen met vragen rond het domein thuissituatie. Meer aandacht voor deze leerlingen. Misschien themaouderavonden houden. Een vaste vertrouwenspersoon per locatie aanstellen.
/invoeren. Meer overleg met voorschoolse voorzieningen. Beleid handelingsplannen en evaluatie daarvan aanscherpen. Doelstellingen smarter maken. Intervisie opzetten Meer kennis en vaardigheden over speciale kinderen. Hier samen prioriteiten in stellen. Communicatie met ouders en kinderen verbeteren. Rapportgesprekken samen met de kinderen doen en in oktober al doen. Meer zichtbaar maken naar de ouders wat we doen. Bekijken hoe de intakegesprekken nog zinvoller kunnen worden. En een goed protocol afspreken met elkaar wat betreft het aanbieden van zorgarrangementen aan ouders.
Pagina 105
Naam school 37
Spinnewiel Alphen ad Rijn
38
Springplank Hazerswoude D.
Leren en ontwikkeling
Fysiek en medisch
Sociaal-emotioneel en gedrag
Werkhouding
Thuissituatie
Structurele aanpak voor de begaafde leerling ontwikkelen. Groepsplan opstellen. Eenduidig een SMARTI HP opstellen. Eenduidig het dyslexiebeleid uitvoeren. Effectief klassenmanagement Centraal bewaren van alle zorgdocumenten (ParnasSys). Opstellen OPP. Kennis vergroten m.b.t. alle vakgebieden per leerjaar. Gestandaardiseerde (hulp)formulieren.
Kennis vergroten m.b.t. omgang ziekenhuiskinderen. Oproepkracht aanstellen voor kinderen met zindelijkheidsproblemen. Klimaatbeheersing van het gebouw. Rolstoelplankjes waar dat nodig is.
Kinderen inbrengen in het ZAT. Teamcursus Leefstijl. Protocol ‘schorsing en verwijdering’ opfrissen. Ambulante hulp voor leerling, groepsgenoten en/of leerkracht inschakelen.
Kennis vergroten wat betreft diverse benaderingen. Terugtrekplek creëren. Uitleefplek creëren. Intervisie. Deskundigheidsbevo rdering / expertise ontwikkeling.
(Nog) meer samenwerken met ouders. Confrontatiegesprek ken kunnen voeren. Bewust aanbieden van relevante thema’s (informatieve ouderavonden). Protocol kindermishandeling opstellen.
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Pagina 106
Overig
Verdere ontwikkeling afstemmend onderwijs. Reflectie op eigen handelen.
Naam school 39
St. Michael Hazerswoude D.
40
St. Nicolaas Nieuwveen
Leren en ontwikkeling RT plus opzetten. Groepsplan handelingsgericht maken Betere rekenmethode. Leerlijnen voor begaafden. Meer kennis van leerlijnen.
Op de hoogte zijn van recente onderwijsontwikkelingen (NOT). Leren van elkaar / kennis delen. Meer tijd voor IB-er organiseren. Stiltehoeken creëren. Study buddy
Fysiek en medisch
Sociaal-emotioneel en gedrag Kennis verbreden op Meer informatie over het moment (of van cluster 4 kinderen. tevoren) dat er een -Extra handen in de leerling met klas. specifieke behoeften Workshop / is. nascholing, of het kind Meer handen in de zelf laten vertellen gymles. over zijn beperking. Voorzieningen -Time-out plek die afgestemd op wat veilig is (mogelijk met nodig is. webcam). Collegiale consultatie, inzet IB, meer PAB gebruik
Werkhouding
Deskundigheid verbreden. Betere planning en klassenmanagement , waardoor we verantwoorde keuzes kunnen maken Flexibele werkplekken. Positieve samenwerking op basis van gelijkwaardigheid Eigen werkplekken (pop-up desk) . Creatief naar de mogelijkheden van het gebouw bekijken. Expertise vergroten Adviesgesprekken Inzet externe hulp / m.b.t. kleine verbeteren. overleg met spraakproblemen. Brede inzet van deskundigen. Expertise vergroten externe deskundigen. Vaardigheden wat betreft Dossiervorming. ontwikkelen m.b.t. kleurgebruik Regelmatigere update gesprekken voeren (visueel). – terugkoppeling met ouders en Deskundigheid teambreed. kinderen. ontwikkelen t.a.v. de Nieuwe SEO Kennis van middelen onderwijsbehoeften methode? vergroten. van een nieuwe Sneller tot actie
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Pagina 107
Thuissituatie
Overig
Kennis van / over o.a. gescheiden ouders en wat dat met kinderen doet en waar noteer je dat. In gesprek gaan hierover met ouders. Loyaliteit bespreekbaar leren maken. Gesprekken met kinderen waar de thuissituaties zorgelijk zijn.
Feedback naar jezelf, middels S-VIB. Meer coöperatieve werkvormen.
Vaardigheden ontwikkelen m.b.t. gesprekken voeren met ouders en kinderen. Meer scholing.
Verdere ontwikkeling van HGW (groepsoverzichten en groepsplannen). Nog meer begrijpen wat kinderen nodig hebben en verdiepen in afstemming. Samenwerken met kinderen, betrekken bij analyse en samen doelen stellen. Samenwerken met ouders
Naam school
41
Startblok Alphen ad Rijn
42
Stromen Alphen ad Rijn
Leren en ontwikkeling inzetten.
Kennis opdoen m.b.t. begaafdheid, MI, gedragsproblematiek, discalculie. Doelen SMART
Fysiek en medisch leerling. Aanpassingen in het gebouw.
Specialisme in expertise met autisme borgen.
Sociaal-emotioneel en gedrag komen. Visie op gedrag ontwikkelen. Vaardigheden ontwikkelen m.b.t. gesprekken voeren met ouders en kinderen. Deskundigheid ontwikkelen in het omgaan met kinderen met storend gedrag.
Werkhouding
Aanpak van leerlingen met complexe gedragsproblematiek ontwikkelen.
Lln zijn in staat om hun eigen werkhouding/ inzet/ vaardigheden/ presentatie/ succeservaringen te benoemen. Afstemmen lessen zodat ruimtes effectief gebruikt worden.
Time out plek creëren.
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Thuissituatie
Overig en hen betrekken als ervaringsdeskundigen. Effecten van de zorg evalueren.
Pagina 108
Stappenplan ontwikkelen (bij wie moet ik precies zijn voor wat). Zorg met elkaar delen.
Naam school 43
Sweelinckschool Alphen ad Rijn
44
Tamboerijn Nieuwveen
Leren en ontwikkeling Meer kennis van leerlijnen + leerproblematieken. Versterken klassenmanagement. Werken met dag- en weektaken. Onderbouw: taalonderwijs verrijken. Doorgaan met de actieplannen wat betreft de opbrengsten. Voor sommige leerlingen een doorgaande lijn vaststellen en dit regelmatig evalueren. Meer vooruitkijken bij de groepsdoelen. Groepsplannen voor meerdere vakken maken Meer kennis en materialen voor hoogbegaafde leerlingen
Fysiek en medisch Gebouw aanpassen. Aanwezige kennis teambreed delen.
Als het nodig is, dus als er een leerling bij ons geplaatst wordt, meer kennis over het fysiek-medische domein
Sociaal-emotioneel en gedrag Overzicht van kennis van collega’s en deze kennis teambreed inzetten. Time-out ruimte creëren.
Meer kennis over faalangst. Naast Goed gedaan nog een andere methode voor sociaalemotionele ontwikkeling.
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Werkhouding
Thuissituatie
Dag- en weektaken inzetten.
Gespreksvaardigheid vergroten rond slecht nieuws gesprekken.
Meer kennis, materialen en methodes m.b.t. concentratie, motivatie en leren leren.
Vaardigheden krijgen om met ouders te praten over ingewikkelde thuissituaties.
Pagina 109
Overig
Meer leren over praten met kinderen en ouders. De handelingsplannen aanscherpen. Voor teamleden meer inzicht in wat verschillende instanties voor ons kunnen betekenen.
Naam school 45
Ter Does Hoogmade
46
Torenvalk Leimuiden
Leren en ontwikkeling Deskundigheid vergroten m.b.t. het begeleiden van meerbegaafde leerlingen en kinderen met dyslexie. Materialen t.b.v. meerbegaafde kinderen en kinderen met dyslexie. Meer handen beschikbaar middels onderwijsassistent. Ruimtes creëren t.b.v. werken met kleine groepjes kinderen. Versterking in het omgaan met grotere niveau- en tempoverschillen in leren (OPP)
Fysiek en medisch Lift en miva toilet
De school formuleert hier geen specifieke ambities, maar is wel bereid en in staat om haar kennis te verbreden in voorkomende gevallen met externe experts
Sociaal-emotioneel Werkhouding en gedrag Opleiden gedragsVerder doorspecialist ontwikkelen van Doorgaande lijn SEO coöp en MI. Door-ontwikkelen van win-win
Bekwamer worden in het omgaan met specifieke onderwijsbehoeften rondom gedrag bij oudere kinderen in teamverband
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Het ontwikkeling van een aanpak bij stagnerende motivatie van de leerling
Pagina 110
Thuissituatie
Overig
Betrokkenheid ouders vergroten door leerdoelen op rapport te vermelden. Organiseren informatieavonden ondersteund door externe deskundigen. Creëren gespreksruimte Constructief samenwerken met ouders in het belang van hun kind, onze leerling. De invloed en betrokkenheid van ouders bij de leeren ontwikkelingsproces sen in school vergroten Een protocol ontwikkelen voor situaties waarin de thuissituatie de ontwikkeling van de
Werkwijzen in de groepen minder leerkrachtafhankelijk en meer schoolgebonden maken Ontwikkelen van een gedeelde visie op het primaire proces en weerspiegeling hiervan in groepsplannen Groeien van ong. 50 naar 80-100 leerlingen
Naam school
Leren en ontwikkeling
Fysiek en medisch
Sociaal-emotioneel en gedrag
Werkhouding
Thuissituatie leerling in de school belemmert
47
Tweeklank Hazerwoude R.
Naast lezen nu ook de vaardigheden van spelling en taal uitbreiden. Ontwikkelen protocol begaafden. Kennis van de leerlijnen vergroten. Meer gebruik maken / inzetten van compacten en verrijken. Inzetten van een computerrooster.
Overig
Meer betrokken raken bijen profiteren van de bovenschoolse zorgstructuren Investeren in ICT voorzieningen Meer betrekken van ouders en leerlingen in de leerprocessen, onderwijsbehoeften niet alleen op toetsresultaten en observaties van de leerkracht enten Meer samenwerking met andere scholen binnen het SWV om mogelijkheden te vergroten Kennis vergroten Inzetten gedrag Kennis vergroten Meldcode (Nog) meer samenwerken w.b. specialist. w.b. het begeleiden ontwikkelen m.b.t. met kinderen en ouders. schrijfontwikkeling, Kennis ontwikkelen van deze kinderen hoe te signaleren en (Nog) meer van en met inzetten van schrijf t.a.v. zonder externe hulp. te noteren / elkaar leren, planmatiger specialist (MRT-er). gedragsproblematieke Doorgaande lijn vervolgstappen. evalueren. zelfstandig werken. Kennis en ervaring Kennis vergroten n. Verder uitwerken van w.b. technische Protocol ‘Acceptabel Werken met dag- en vergroten wat HGW. mogelijkheden t.a.v. gedrag’ ontwikkelen. weektaken. betreft kind- en Doelen SMARTI slechtzienden en Werken aan een veilig Werkhouding oudergesprekken. formuleren. onderdeel van slechthorenden. schoolklimaat. Focus op Bestand ‘dossiervorming’ groepsplan maken. thuissituatie tijdens op de Tweeklank Reflecteren en Stilteruimten / timeevalueren (per jaar). out plekken creëren. Stilte werkplekken de ontwikkelen. Signaleren van Rust en regelmaat creëren. leerlingbespreking / HGW = OGW behoeften. creëren. Afspraken maken indien gewenst actie (trendanalyses).
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Pagina 111
Naam school
48
Leren en ontwikkeling Nadenken over groepsdoorbrekend werken bij bepaalde vakken. Talenten van kinderen inzetten (M.I.) en ervaringen delen. Kennis vergroten w.b. referentieniveaus en deze gebruiken bij uitstroom. Kennis vergroten w.b. OPP. Kennis vergroten w.b. M.I. / verschillende leerstijlen.
Fysiek en medisch
Sociaal-emotioneel en gedrag Terugkoppeling / warme overdracht.
Werkhouding over de stilte werkplekken. Van en met elkaar leren. Doorgaande lijn werkhoudingsproblemen / structuur aanbrengen in regels en afspraken.
Vianova Alphen ad Rijn
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Thuissituatie
Overig
ondernemen.
Ten aanzien van HGW: Een puzzel voor de interne begeleiding is nog wel de verschillende manieren van registreren door de verschillende leerkrachten. Het signaleren van leerlingen die een wat specialere aanpak nodig hebben is voor de school een punt van aandacht. Meer gebruikmaken van Pagina 112
Naam school
Leren en ontwikkeling
Fysiek en medisch
Sociaal-emotioneel en gedrag
Werkhouding
Thuissituatie
Overig elkaars expertise en ervaring Relatie tussen toetsen en doelen versterken Leerlijn verbeteren op het gebied van leren lezen Doelen met kinderen evalueren Kennis vergroten over de motorische moeilijkheden bij kinderen Leerlingbespreking binnen het team versterken Ontwikkelen van deskundigheid op gedragsaanpakken Ruimtes creëren waarin leerlingen zich even kunnen terugtrekken of met minder afleiding kunnen werken Netwerk om de school en het gezin versterken qua kennis en benutten ervan en een procedure hiervoor ontwikkelen Sterker verbinden met voorschools traject en VO in de samenwerking met ouders
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Pagina 113
Naam school 49
Viergang Aarlanderveen
50
Vosseschans Ter Aar
Leren en ontwikkeling Het team geeft aan meer zicht te willen krijgen op de leerlijnen. Zeker nu er met 3 jaargroepen in klas gewerkt moet gaan worden volgend schooljaar. Groep doorbroken gaan werken op het gebied van de zaakvakken en daar ook een lijn in aanbrengen is een streven. Verder is het voeren van coachende gesprekken met kinderen en hen daardoor mede eigenaar laten worden van het onderwijsproces en doel om in teamverband aan te gaan werken.
Fysiek en medisch
Sociaal-emotioneel en gedrag Het team geeft aan Het gehele team wil geen ambities te graag expertise hebben op dit verkrijgen om gebied. kinderen met De grenzen liggen bij gedragsproblemen te wat zij nu doen en begeleiden en te willen hierin geen ondersteunen. Het verandering team wil graag meer brengen. Nu is het in staat zijn het kind haalbaar om kleine eigenaar te laten zijn medische en voelen van zijn handelingen te leerproces. Daarnaast verrichten. Daar is het opstellen van waar het eventueel sociaal-emotionele noodzakelijk zou doelen en daarbij het worden om grotere kind betrekken een medische ambitie. Hierin handelingen te succeservaringen en moeten verrichten, leerprocessen willen zij daarbij zichtbaar maken is ondersteuning. goed om de betrokkenheid te vergroten.
Het zoeken naar een Op dit gebied heeft effectieve vorm van het team geen ondersteuning voor specifieke ambities
Verdieping van de kennis van lichte en zwaardere
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Werkhouding
Thuissituatie
Overig
Het team heeft de ambitie om bij elk kind de positieve kanten, mogelijkheden en kansen te blijven zien. Inlevingsvermogen en adequaat blijven reageren op gedrag is van groot belang. Kennis van leerstijlen (MI), deze te leren zien bij de kinderen en weten hoe deze in te zetten is van belang om op ieder kind te kunnen blijven afstemmen.
Het team heeft de ambitie om tijdig ketenpartners in te schakelen bij zorgelijke thuissituaties. Zicht krijgen op welke mogelijkheden er zijn en wie daarbij contactpersonen zijn is van belang.
Inwerken/scholen van een (schaduw) IB-er. Het maken en analyseren van groepsprofielen per groep en trendanalyses schoolbreed. Verder ontwikkelen van het OPP. Planmatig werken in de groepen met taal/spelling/begr.lezen. Zicht krijgen op de inhoudelijke consequenties van het feit dat De Viergang een nevenvestiging wordt van De Stromen. Verdiepen in en zicht krijgen op het werken met 3 jaargroepen in 1 groep. (Bezoeken van scholen, scholing, methode bekijken, enz)
Deskundigheid binnen het team ontwikkelen over
Plan van aanpak maken met het kind over de betreffende
Intensiever werken aan profilering van de school. Ontwikkelen op het gebied
Pagina 114
Naam school
51
Leren en Fysiek en medisch ontwikkeling zwakken leerlingen geformuleerd. in de onderbouw, anders dan opvang voor groep 5 in de Pluszorgklas. Verder ontwikkelen in het formuleren van inhoudelijke doelen in de zone van de naaste ontwikkeling. Meer thuisraken in het aanbieden van passende activiteiten voor kinderen die iets extra’s of anders nodig hebben en dit inbedden in het groepsaanbod. Vertrouwd zijn met de opbouw en inhoud van leerlijnen. Op basis daarvan passend aanbod organiseren.
Sociaal-emotioneel en gedrag gedragsproblemen.
Werkhouding
Thuissituatie
Overig
(hyper)actieve kinderen. Deskundigheid in het team gericht op het inzichtelijk krijgen van groepsprocessen. Creëren van ruimten buiten de groep voor stille werkplekken. Expertise in Human Dynamics en MI in de groepen.
situatie waarin verantwoordelijkheid van het kind toeneemt. Betrokkenheid vergroten door keuzevrijheid en mogelijkheden tot samenwerken. Ontwikkelen in constructief samenwerken met ouders vanuit een gezamenlijk belang.
van gedragsproblematiek. Meer inzetten op betrokkenheid leerlingen bij het stellen van doelen. Handelingsgerichte vaardigheden verbeteren. Ouderbetrokkenheid vergroten bij de algehele ontwikkeling van het kind. Blijven ontwikkelen in het werken vanuit kind kenmerken. Zelfreflectie blijven ontwikkelen en toepassen.
Vrije School Ridderspoor Alphen ad Rijn
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Pagina 115
Naam school
52
Vroonhoeve Alphen ad Rijn
53
Wereldwijzer Alphen ad Rijn
Leren en ontwikkeling Doelen benoemen. Aanstellen taal-en rekenspecialist. Rode draad zelfstandig werken doorzetten en afstemmen. Zelfstandig O.P.P. schrijven.
Fysiek en medisch
Sociaal-emotioneel en gedrag
Kennis vergroten rond kinderen binnen dit domein. Drempels uit het gebouw. Opstellen protocol risicovolle handelingen. Activiteiten inzetten die de samenwerking bevorderen.
Inzetten van gedragsspecialist. Stilwerkplekken creëren. Inzetten van dag- en weektaken. Kennis en toepassen van coop. Werkvormen.
Werkhouding
Eigenaarschap van de kinderen vergroten.
Aanschaffen methode Vergroten SEO. betrokkenheid leerlingen en zelfsturing bij het leerproces.
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Pagina 116
Thuissituatie
Communicatie leerkrachten onderling én met ouders vergroten. Protocol ontwikkelen: hoe om te gaan m.b.t. AMK.
Overig
HGW verdiepen. Blijven delen van de visie i.v.m. zijnde een groeischool. Inzetten collegiale consultatie en teambrede expertise.
Delen aanwezige deskundigheid binnen het team. Ontwikkelen gezamenlijke verantwoordelijkheid binnen de school. Creëren van een doorgaande lijn op alle domeinen. Creëren van afgebakende werkruimtes. Aanschaffen diverse materialen. Ontwikkelen specialisaties binnen het team (SEO, hoogbegaafdheid, rekenen, taal/lezen en gedrag)
Naam school 54
Windroos Alphen ad Rijn
Leren en ontwikkeling Deskundigheid vergroten op het gebied van leerproblematieken. Vaardigheid vergroten in het opstellen en uitvoeren van OPP’s. Passend onderwijs bieden aan excellente leerlingen.
Fysiek en medisch
Sociaal-emotioneel en gedrag Professionele De mogelijkheden training op het bekijken van een gebied van gedragsspecialist epilepsie. binnen de school en Onderzoeken deze deskundigheid mogelijkheden tot effectief uitbreiding van inzetten(delen met expertise bij een teamleden en in de diagnose van een groepen). motorisch Werkdocument probleem, zodat we ontwikkelen op beter in staat zijn tot sociaal/emotioneel afstemming. gebied.
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Werkhouding
Thuissituatie
Overig
Effectievere samenwerking met ouders ontwikkelen; afspraken, verwachtingen en betrokkenheid vergroten. Meer voorzieningen creëren om optimaal toe te komen aan computeronderwijs. Deskundigheid in de groepen vergroten op het gebied van werkhoudingsproble men en dagelijkse organisatie, klassenmanagement .
Vaardigheid vergroten van het team op het gebied van moeilijke oudergesprekken. Meer kennis en inzichten in de sociale kaart.
Structureel in zorgcyclus opnemen gesprekken met kinderen m.n. om hen te betrekken bij eigen onderwijsproces. Het wederom invoeren van CoCo om meer van en met elkaar te leren. Doorgaande lijn in de HGW-cyclus krijgen binnen school. Onderzoeken van de mogelijkheden tot het krijgen van specialisten op het gebied van bijvoorbeeld taal/lezen, gedrag of rekenen. Zorg in de groep beter afstemmen op de (onder)gemiddelde leerling door goede analyse van de toetsen. Inzetten op Opbrengstgericht Werken door een handelingsgericht proces. Leerlingen en ouders betrekken bij het stellen van doelen en plan van aanpak.
Pagina 117
Naam school 55
Zevenhof Zevenhoven
56
Zilveren Maan Nieuwkoop
Leren en ontwikkeling Passend onderwijs meer- en hoogbegaafd Verdiepen HGW. Meer kennis van leerlijnen. Toetsgegevens meer evalueren en analyseren. Zelfstandig werken van kinderen versterken. Eilanden gevoel doorbreken. Coachende gesprekken kunnen voeren. Onderwijsinhoudelijke
Fysiek en medisch Verdiepen in de problematiek van elk aangemeld kind.
Onderzoeken waar grenzen liggen. Protocol
Sociaal-emotioneel en gedrag Leerlijn sociaalemotioneel opfrissen. Kennis verrijken rond autisme, adhd en pubers.
Storend gedrag beperken/ beëindigen Deskundigheid bevorderen.
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Werkhouding
Thuissituatie
Verdiepen hoe te handelen m.b.t. motivatie.
Kinderen meer betrekken. Reflectieve gesprekken met kinderen kunnen/ leren voeren. Functionele werkplekken voor leerlingen.
Pagina 118
Gesprekstechniek Netwerk rondom de school goed in kaart brengen.
Overig
Hoofdstuk 8: Verdeelmodellen Het schoolondersteuningsprofiel biedt zicht op de mogelijkheden en beperkingen van scholen als het gaat om het bieden van passend onderwijs aan leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften. Deze informatie heeft het samenwerkingsverband nodig, als het een eigen manier van onderwijszorgtoedeling ontwikkelt, zoals de invoering van Passend onderwijs dat nodig maakt. De ontwikkeling van een eigen systematiek voor onderwijszorgtoedeling heeft betrekking op drie deelvragen: - Hoe zorgen we voor een goede match tussen de behoefte van de leerling en de mogelijkheden van de school? - Hoe zorgen we voor een goede besteding van onderwijszorgmiddelen? - Hoe richten we het verdelen van de onderwijszorgmiddelen in? Het NTO-Effekt schoolondersteuningsprofiel draagt direct bij aan het beantwoorden van de eerste vraag. Met welke systematiek ook gewerkt gaat worden, op basis van het schoolondersteuningsprofiel kan nauwkeurig worden beoordeeld welke mogelijkheden voor (extra) zorg een school kan bieden. Op basis van deze rapportage kan snel gezocht worden naar een school die mogelijk een antwoord kan bieden op de voorliggende onderwijszorgvraag. In het (voorlopige) Referentiekader Passend onderwijs van de sectorraden worden deze twee genoemde kwesties op hoofdlijn uitgewerkt. De begrippen ‘basiszorg’ en ‘verdeelmodellen’ vormen het hart van de werkwijze die in het Referentiekade wordt aangeboden. Verdeelmodellen In de wetgeving Passend Onderwijs worden drie modellen gegeven, waarlangs de onderwijszorgmiddelen kunnen worden besteed. Opgemerkt wordt dat naar alle waarschijnlijkheid een samenwerkingsverband zal uitkomen op een combinatie van modellen. Het schoolondersteuningsprofiel bepaalt de keuze voor en uitwerking van verdeelmodellen niet; de verdeelmodellen worden gekozen op basis van beleid. De schoolondersteuningsprofielen ondersteunen de toepassing van de verdeelmodellen.
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Pagina 119
Leerlingmodel Bij het Leerlingmodel wordt gekozen voor een financiering van individuele ondersteuningsbehoeften van leerlingen op basis van handelingsgerichte diagnostiek. Het schoolondersteuningsprofiel ondersteunt bij dit model vooral de vraag op welke school een leerling het best passend onderwijs kan ontvangen, en wat die school nodig heeft aan extra ondersteuning. Het leerlingmodel vraagt om het ontwerpen van een individueel arrangement. Met de werkwijze van Integraal Handelingsgericht Arrangeren is het SWV Passend Onderwijs in staat een dergelijk individueel arrangement in te richten. Schoolmodel Bij het Schoolmodel worden onderwijszorgmiddelen naar rato van het leerlingenaantal verdeeld onder scholen. Het schoolondersteuningsprofiel dient bij dit model vooral als borging van de afgesproken basiszorg in het samenwerkingsverband en als verantwoording voor het verwijzen van leerlingen, voor wie de school geen passend onderwijs kan bieden. Expertisemodel Bij het Expertisemodel neem het samenwerkingsverband de regie over het inrichten van een dekkend netwerk van lesplaatsen en voorzieningen in een kern, buurt of regio. Het schoolondersteuningsprofiel ondersteunt de borging van een dekkend netwerk en de vraag op welke school, met behulp van welke voorzieningen, een leerling het best passend onderwijs geboden kan worden. In al deze opties ondersteunt het schoolondersteuningsprofiel van NTO-Effekt het beleid van schoolbesturen en samenwerkingsverbanden. Het schoolbestuur is direct verantwoordelijk voor de zorgplicht; samenwerkingsverbanden zijn direct verantwoordelijk voor de inzet van middelen. Zij hebben elkaar nodig bij het inrichten van een eigen systematiek voor onderwijszorgtoewijzing. In geen geval kan op basis van alleen het schoolondersteuningsprofiel onderwijszorgverbreding worden ingericht. Schoolbesturen maken in het SWV Passend Onderwijs hier sluitende afspraken over.
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Pagina 120
Bijlagen Bijlage 1:
Beschrijving van vier schoolprofielen. Netwerkschool-smalle zorgschool –brede zorgschool – inclusieve school Bron: Sardes – Profileren en indiceren - 2010
1.
Speciale onderwijszorg op de netwerkschool
Veld
Setting binnen de klas Er is één paar handen in de klas. De leerkracht zorgt zelf voor bijv. preteaching, werken aan de instructietafel, op tijdelijke basis (bijv. een uur per week) Er wordt gewerkt met de gegeven groepsgrootte ( ca. 25 leerlingen)
Setting binnen de school Er is speciale begeleiding door de RT’er en/of IB’er op tijdelijke basis. (gedurende enkele uren per week)
Onderwijsmaterialen
Er wordt waar nodig gebruik gemaakt van niveaudifferentiatie volgens de lesmethoden. Er is aanvullend remediërend materiaal voor de kernvakken, behoren bij de gebruikte lesmethoden.
Er zijn onderwijsmaterialen beschikbaar die tegemoet komen aan specifieke didactische kenmerken en speciale pedagogische/psychologische kenmerken (bijv. beloningssysteem)
3.
Ruimtelijke omgeving
In de klas is er gelegenheid om éénop-één begeleiding te geven.
Er is op de gang ruimte waar één-opéén begeleiding of begeleiding van een groepje leerlingen kan plaats vinden.
4.
Expertise
De leerkracht heeft enige kennis van en competenties op het gebied van speciale onderwijsbehoeften
De rt’er en/of ib’er hebben enige kennis van en competenties op het gebied van de meest voorkomende speciale onderwijsbehoeften.
5.
Samenwerking met andere instanties
De leerkracht onderhoudt contacten met de ib’er om op de hoogte te blijven.
Er is op basis van behoefte samenwerking en afstemming met professionals uit S(B)O en zorginstellingen.
1.
Hoeveelheid aandacht en tijd
2.
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Pagina 121
2. Speciale onderwijszorg op de smalle zorgschool Veld
Setting binnen de klas Er is één paar handen in de klas, de lk zorgt eventueel met extra ondersteuning van oa/ou/mll voor bijv. preteaching, extra leestijd, op tijdelijke basis (enkele uren per week). Er wordt grotendeels gewerkt met de gegeven groepsgrootte (± 25 leerlingen). Voor korte perioden kan de groep kleiner worden gemaakt door inzet van oa/ou/mll. De lk kan dan individuele zorgleerling of groepje zorgleerlingen helpen. Er wordt gebruik gemaakt van niveauen tempodifferentiatie in de lesmethoden. Er is aanvullend remediërend materiaal, behorend bij de gebruikte lesmethoden.
Setting binnen de school Er is speciale begeleiding door RT’er en/of IB’er op tijdelijke basis (een dagdeel of dag per week). Er is speciale onderwijszorg door AB’er (gedurende enkele uren per week).
1.
Hoeveelheid aandacht en tijd
2.
Onderwijsmaterialen
3.
Ruimtelijke omgeving
Er is een aparte plek (bijv. prikkelarm hoekje) waar één-op-één begeleiding of begeleiding van een groepje leerlingen met speciale onderwijsbehoeften kan plaatsvinden.
4.
Expertise
De lk heeft enige kennis van en competenties op het gebied van speciale onderwijsbehoeften. Enkele leerkrachten hebben zich verdiept in de meest voorkomende speciale onderwijsbehoeften en aanpakken.
De RT’er en/of IB’er heeft kennis van en competenties op het gebied van vele speciale onderwijsbehoeften. Een deel van het team heeft kennis van en competenties op het gebied van speciale onderwijsbehoeften.
5.
Samenwerking met andere instanties
De lk onderhoudt contacten met de IB’er om op de hoogte te blijven.
Er is geregeld samenwerking en afstemming met professionals uit s(b)o en zorginstellingen.
Er zijn onderwijsmaterialen beschikbaar die tegemoetkomen aan specifieke didactische kenmerken (bijv. pictogrammen) en speciale pedagogische/psychologische kenmerken. Er wordt op projectbasis gewerkt aan het pedagogisch klimaat. Er is op de gang ruimte waar één-opéén begeleiding of begeleiding van een groepje leerlingen met speciale onderwijsbehoefen kan plaatsvinden.
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Pagina 122
3. Speciale onderwijszorg op de brede zorgschool Veld
Setting binnen de klas Er zijn meer handen in de klas mogelijke, door oa, voor aanvullende begeleiding, op tijdelijke basis (gedurende) enkele dagdelen per week). De groepen zijn kleiner.
Setting binnen de school Er is speciale begeleiding door RT’er en/of IB’er, op semipermanente basis (gedurende enkele dagen per week). Er is speciale ondersteuning door AB’er (gedurende enkele dagdelen per week).
Onderwijsmaterialen
Er wordt niveau- en tempodifferentiatie toegepast binnen de lesmethoden. Voor leerlingen met speciale onderwijsbehoeften zijn er ook andere materialen en methoden beschikbaar. Er is aanvullend remediërend materiaal, behorend bij de gebruikte lesmethoden. Er wordt lesstof aangeboden vanuit leerlijnen die zijn gebaseerd op de kerndoelen.
3.
Ruimtelijke omgeving
Er zijn aparte plekken waar één-opéén begeleiding en begeleiding van groepjes leerlingen met speciale onderwijsbehoeften kan plaatsvinden.
Er is een orthotheek met onderwijsmaterialen, die tegemoetkomen aan specifieke didactische kenmerken, speciale pedagogische/psychologische kenmerken en fysieke/lichamelijke kenmerken. Er wordt door de hele school gewerkt met een speciaal programma of methodiek voor de sociaal-emotionele ontwikkeling (bijv. Leefstijl). Er is en aparte ruimte voor andere functies (bijvoorbeeld voor verzorging of voor een time-out).
4.
Expertise
Meerdere lk hebben veel kennis en competenties op het gebied van wat leerlingen met speciale onderwijsbehoeften nodig hebben. Via collegiale consultatie en intervisie blijven lk scherp.
Een groot deel van het team heeft kennis van en competenties op het gebied van de speciale onderwijsbehoeften van leerlingen
5.
Samenwerking met andere instanties
De IB’er, RT’er en lk werken regelmatig samen met professionals van externe instanties (bijv. algemeen maatschappelijk werk, RIAGG, GG & GD).
Er is regelmatig samenwerking en afstemming met professionals uit s(b)o en zorginstellingen (bijv. gezamenlijke bijdrage aan uitvoering van het plan van aanpak). Externe experts zijn op afroep beschikbaar als daar behoefte aan is (bijvoorbeeld faalangsttrainer).
1.
Hoeveelheid aandacht en tijd
2.
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Pagina 123
4. Speciale onderwijszorg op de inclusieve school Veld 1.
Hoeveelheid aandacht en tijd
2.
Onderwijsmaterialen
3.
Ruimtelijke omgeving
Setting binnen de klas Er zijn meerdere handen in de klas, door lk/oa voor intensieve (één-op-één) begeleiding, op permanente basis (gedurende de gehele week). Er wordt gewerkt in kleinere groepen.
Setting binnen de school Er is speciale onderwijszorg door vlk, RT’er en/of IB’er op permanente basis (gedurende alle dagen). Er is speciale onderwijszorg door AB’er (gedurende enkele dagen per week).
Leerlingen met speciale onderwijsbehoeften volgen (individuele) leerlijnen in de kernvakken, gebaseerd op de kerndoelen. Er zijn onderwijs-materialen aanwezig met speciale didactische kenmerken, speciale pedagogische kenmerken en fysieke/lichamelijke kenmerken, tegemoetkomend aan kindspecifieke behoeften (bijv. verpleegmateriaal voor langdurig zieke kinderen). De lokalen zijn aangepast voor leerlingen met speciale bewegingsbehoeften (bijv. rolstoelgebruik). De lokalen zijn ruim en er zijn deelruimtes voor diverse activiteiten.
Er is een rijk geoutilleerde orthotheek met onderwijsmaterialen die tegemoetkomen aan specifieke didactische kenmerken, speciale pedagogische/psychologische kenmerken en fysieke/ lichamelijke kenmerken. Er wordt door de hele school gewerkt met een speciaal programma of methodiek voor de sociaal-emotionele ontwikkeling (preventief pedagogisch schoolklimaat).
De binnen- en buitenruimte zijn volledig aangepast voor leerlingen met speciale behoeften (bijv. rolstoelgebruik, time-out), voor speciale verzorging (bijv. revalidatie, fysiotherapie) en voor speciale leerbehoeften (bijv. schooltuin). Er zijn meerdere aparte ruimtes met een eigen functie (bijv. voor time-out). 4. Expertise De lk zijn experts op het gebied van Het gehele team heeft kennis van en speciale onderwijsbehoeften. Zij hebben competenties op het gebied van de daartoe scholings- en speciale onderwijsbehoeften van certificeringstrajecten gevolgd (bijv. akte so leerlingen. Experts op het gebied van de en master SEN). De lk laten zich verschillende domeinen, zoals gedrag, voortdurend bijscholen, m.b.v. coaching en fysiek-medisch, thuissituatie, leren en ‘training on the spot’(video-interactieontwikkelen, zijn direct beschikbaar (bijv. begeleiding). Via externe logopedist, schoolmaatschappelijk werker, audits/inspectiebezoeken blijven lk scherp. orthopedagogisch specialist, kinderfysiotherapeut, schoolpsycholoog). Er is een ouderconsulent die belangen behartigt van ouders en hen wegwijs maakt in de ‘wereld die zorg heet’ (bijv. bij aanvragen lgf/pgb). 5. Samenwerking met andere De IB’er, RT’er en lk werken intensief Er is op structurele basis intensieve instanties samen met professionals van externe samenwerking en afstemming met s(b)o en instanties (hogescholen en universiteiten), andere zorginstellingen (ook met Bureau benutten nieuwe wetenschappelijke Jeugdzorg) voor alle leerlingen met speciale inzichten en evidence based onderwijs- en opvoedingsbehoeften (bv. behandelingsmethoden (na raadpleging gezamenlijke bijdrage aan uitvoering van databank Effectieve jeugdinterventies). het plan van aanpak). Externe experts zijn Daarnaast wordt op een verantwoorde op afroep beschikbaar (bv. speltherapeut, wijze ook nieuwe aanpakken faalangsttrainer, maar ook wijkagent, uitgeprobeerd. wijkverpleegkundige/ schoolarts, leerplichtambtenaar). De school biedt i.s.m. instellingen aantrekkelijke (opvoedings)cursussen aan voor ouders. Op www.jeugdinterventies.nl van het Nji (Nederlands Jeugdinstituut) wordt bijgehouden wat in de speciale onderwijszorg werkt, wat wetenschappelijk bewezen is in de praktijk (evidence based)
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Pagina 124
Bijlage 2:
Hoofdpunten uit de wet passend onderwijs
De plannen voor passend onderwijs brengen veranderingen met zich mee. Voor schoolbesturen, leraren en ouders. Op deze pagina vindt u een overzicht van de belangrijkste punten uit het wetsvoorstel.
School heeft zorgplicht Ouders melden hun kind aan bij de school die hun voorkeur heeft. Binnen 6 tot 10 weken moet de school een zo passend mogelijk aanbod op de eigen, een andere reguliere of een speciale school binnen de regio regelen. De school heeft dus een zorgplicht. De school regelt de extra ondersteuning in de klas of een plek op een andere school of de plaatsing in het speciaal onderwijs. Ouders hoeven dus niet meer zelf een ingewikkelde indicatieprocedure te doorlopen. De landelijke indicatiesystematiek wordt afgeschaft. Het accent verschuift van het medisch labelen van kinderen, naar wat zij daadwerkelijk nodig hebben om onderwijs te kunnen volgen. De onderwijsbehoefte is dus vanaf nu het uitgangspunt. In de wet wordt dan ook expliciet gesproken van onderwijsondersteuning van leerlingen. Scholen stellen een schoolondersteuningsprofiel op. Hierin geven zij aan welke onderwijsondersteuning ze aan leerlingen kunnen bieden. Leraren worden opgeleid in het omgaan met verschillende soorten leerlingen in de klas. Hierdoor kunnen leerlingen zo veel mogelijk extra ondersteuning in de klas krijgen, in plaats van daarbuiten.
Samenwerken noodzakelijk Kan de school waar de leerling is aangemeld niet zelf in de benodigde onderwijsondersteuning voorzien, dan is het de verantwoordelijkheid van de school om binnen het samenwerkingsverband een school te vinden die wel een passend aanbod kan doen. Is het niet haalbaar om de leerling binnen het regulier onderwijs te plaatsen, dan kan een aanbod op het (v)so worden gedaan. Om deze samenwerking vorm te geven zijn samenwerkingsverbanden Passend Onderwijs geformeerd. Hierin werken regulier en speciaal onderwijs (cluster 3 en 4) samen, zowel in het primair als in het voortgezet onderwijs. De samenwerkingsverbanden passend onderwijs worden verantwoordelijk voor alle ondersteuning. Samenwerkingsverbanden krijgen ook een eigen budget voor extra ondersteuning. Betalen en bepalen van onderwijsondersteuning komt hiermee in één hand.
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Pagina 125
Deze rijksmiddelen worden (na een overgangsperiode) naar rato van het aantal leerlingen verdeeld over de samenwerkingsverbanden. Op die manier krijgt iedereen naar rato evenveel. Het totale aantal plekken in het speciaal onderwijs (ongeveer 70.000) blijft gelijk. Maar regionaal zullen wel verschuivingen ontstaan. Door regionale samenwerking is niet alleen betere samenwerking, expertise-uitwisseling en afstemming mogelijk tussen scholen onderling, maar ook tussen scholen en gemeenten. Samenwerkingsverbanden kunnen aan scholen extra onderwijsondersteuning in de klas toekennen voor leerlingen die dat nodig hebben. Er is dus meer ruimte voor maatwerk. Samenwerkingsverbanden stellen een ondersteuningsplan op waarin zij onder meer aangeven hoe zij met elkaar een samenhangend geheel aan ondersteuningsvoorzieningen hebben gecreëerd, hoe de beschikbare middelen worden verdeeld en op welke wijze verwijzing naar het (v)so plaatsvindt. Ouders en leraren hebben via de ondersteuningsplanraad instemmingsrecht op het beleid en de verdeling van het budget van het samenwerkingsverband.
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Pagina 126
Bijlage 2:
Hoe werkt het schoolondersteuningsprofiel van NTO-Effekt?
Het NTO-Effekt schoolondersteuningsprofiel bestaat uit drie onderdelen: een lijst met ‘facts & findings’, een online enquête, waarin teamleden hun mogelijkheden en grenzen aangeven, een workshop. Door deze aanpak wordt een genuanceerd schoolondersteuningsprofiel opgesteld, waarin kenmerken van de schoolorganisatie en opvattingen van teamleden een samenhangend beeld vormen. Het NTO-Effekt schoolondersteuningsprofiel wordt in de volgende stappen opgesteld. 1. het invullen en bespreken van de verzamelde facts & findings tijdens een intakegesprek met directie en intern begeleider, 2. een voorbereidende teambijeenkomst met alle teamleden, 3. het invullen en verwerken van de online enquête, 4. een teamworkshop waarin alle bevindingen in samenhang met elkaar worden gebracht, 5. het uiteindelijke schoolondersteuningsprofiel. In een vervolg hierop kan samen met de leidinggevenden van de school een ontwikkeltraject worden opgesteld en begeleid. Indien gewenst kan NTO-Effekt hierbij ondersteuning bieden. ‘facts & findings’ De school vult een lijst in met ‘facts & findings’ over de onderwijszorg. Zo worden kenmerken van de schoolorganisatie zichtbaar, die relevant zijn voor het realiseren van Passend onderwijs. De lijst bestaat uit feitelijke gegevens, die gemakkelijk zelf ingevuld kunnen worden, via bestaande monitors al beschikbaar zijn of zelfs automatisch kunnen worden ingevoerd. De lijst bestaat uit de volgende onderdelen: Algemene schoolgegevens Kengetallen leerlingpopulatie Beschikbare aandacht en tijd Omvang en deskundigheid schoolteam Mogelijkheden van het schoolgebouw Kwaliteit volgens inspectie Handelingsgericht werken Aanvullende voorzieningen Samenwerking met andere instanties
- naam, brinnummer, etc. - aantal, gewicht, verwijzingen, etc. - handen in de klas, groepsgrootte, etc. - functies, specifieke dipoma’s, etc. - één-op-één, prikkelarm, etc. - aspecten uit het toezichtskader - werken met groepsplannen, etc - PAB, Autiklassen, etc. - SO, CJG, GGD, etc.
Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Pagina 127
De directeur of intern begeleider geeft bij elk onderdeel van de lijst een korte toelichting en formuleert in ‘findings’ of de feitelijke gegevens belemmerende of stimulerende factoren vormen voor de ontwikkeling van Passend onderwijs. Online enquête naar onderwijsbehoeften en competenties Deelnemers vullen individueel een online vragenlijst in na het verkrijgen van een inlogcode voor de April website. Na het lezen van een korte beschrijving over een leerling met extra onderwijsbehoeften geeft de deelnemer aan of ze wel of niet in staat zouden zijn om deze leerlingen het onderwijs te bieden dat nodig is. Per beschrijving geeft de deelnemer aan welke competenties er in meer of mindere mate aanwezig zijn die passen bij de onderwijsbehoeften van deze leerling. De uitslag van de enquête geeft een beeld van wat het team denkt te kunnen, waar het grenzen ervaart en welke ambities in het team leven. Tevens geeft het een beeld van de aanwezige competenties toegespitst op het realiseren van Passend Onderwijs. Teamworkshop De lijst met facts & findings en de opbrengst van de enquête worden in een workshop met het team besproken. Het team brengt onder begeleiding van ervaren trainers de motieven, achterliggende opvattingen en stimulerende en belemmerende factoren in beeld. Er ontstaat een eerste beeld van wat de school succesvol kan aan bieden en wat er nodig is om de ambities in de nabije toekomst te kunnen realiseren. Wat levert het schoolondersteuningsprofiel van NTO-Effekt op? voor schoolteams - Het team is zich bewust van wat Passend onderwijs betekent voor de school. - Het team weet welke basiszorg het kan leveren: voor welke extra onderwijsbehoeften het team zich competent voelt en de school als organisatie is toegerust. - Het team weet welke breedtezorg het kan leveren: welke ondersteuning nodig is om aan sommige extra onderwijsbehoeften van leerlingen te voldoen. - Het team weet waar haar grenzen liggen: voor welke onderwijsbehoeften het team niet competent is of de school als organisatie niet is toegerust. - Het team kan aangeven welke ambities er zijn om sommige competenties binnen het team te vergroten. - Het team kan aangeven welke ontwikkeling van de school als organisatie de mogelijkheden van de school zouden vergroten, zoals groepsgrootte, indeling en inrichting van het schoolgebouw. - De school is een krachtige gesprekspartner voor bestuur, ouders, het samenwerkingsverband, het speciaal onderwijs en andere organisaties in welzijn en zorg. - De school heeft een helder document waarin de mogelijkheden, ambities en grenzen voor het geven van Passend onderwijs zijn geformuleerd. Bestuursrapportage schoolondersteuningsprofiel SWV Rijnstreek – januari 2013
Pagina 128
1 augustus 2014 Ondersteuning
waarvoor
specificatie
besteding
verplichtingen
Zware ondersteuning
so-plaatsen
Aantal so-plaatsen op basis van beschikkingen
Formatie gaat nog direct naar de besturen voor so
AB
AB-formatie (in strikte zin kent de wet geen ab meer)
Gelden gaan nog direct naar de besturen voor so
Schoolgebonden deel (in strikte zin kent de wet deze formatie niet meer, alleen maar zware ondersteuning)
Gelden gaan naar de swv’en. Het SWV 28-13 heeft besloten om na 1-8-2014 het schooldeel gedurende de periode van indicatiestelling over te dragen aan de scholen
Verplichtingen en bekostiging op basis van het aantal leerlingen per 1 oktober 2013 Verplichtingen en bekostiging op basis van aantal beschikkingen lgf per 1 oktober 2013 (groei wordt dus niet meegenomen na deze datum) Bekostiging op basis van 1 oktober 2013
1 augustus 2015 Ondersteuning
waarvoor
specificatie
besteding
verplichtingen
Zware ondersteuning
so-plaatsen
Aantal so-plaatsen op basis van beschikkingen
Formatie gaat naar swv’en, maar is bestemd voor so plaatsen
AB
AB-formatie
Gelden gaan naar de samenwerkingsverbanden, maar verplichte besteding bij so
Schoolgebonden deel (in strikte zin kent de wet deze formatie niet meer, alleen maar zware ondersteuning)
Gelden gaan naar de swv’en. Het SWV 28-13 heeft besloten om na 1-8-2014 het schooldeel gedurende de periode van indicatiestelling over te dragen aan de scholen.
Verplichtingen op basis van het aantal beschikkingen per 1 augustus 2014 “oud- regime: en verstrekte TLV’s in nieuwe situatie. Bekostiging op basis van het aantal leerlingen per 1 oktober 2011 (!) Verplichtingen AB op basis van aantal beschikkingen lgf per 1 oktober 2013 (groei wordt dus niet meegenomen na deze datum), bekostiging op basis van de telling per 1 oktober 2011 (!) Bekostiging op basis van 1 oktober 2013.
1 augustus 2016 Ondersteuning
waarvoor
specificatie
besteding
verplichtingen
Zware ondersteuning
so-plaatsen
Aantal so-plaatsen op basis van beschikkingen
Gelden/formatie gaat naar swv’en maar is bestemd voor so-plaatsen
Overig Toetsing op herbezetting formatie AB, al dan niet anders in gevuld.
AB-formatie (in strikte zin kent de wet geen ab meer) Schoolgebonden deel (in strikte zin kent de wet deze formatie niet meer, alleen maar zware ondersteuning)
Gelden gaan naar de swv’en
Verplichtingen op basis van het aantal geldende beschikkingen (kunnen formeel doorlopen tot 1-08-2016) per 1 augustus 2014 “oud- regime: en verstrekte TLV’s in nieuwe situatie. Bekostiging op basis van het aantal leerlingen per 1 oktober 2011 (!) Bekostigingsgrondslag 1 oktober 2011, echter hoger aantal formatieve verplichtingen AB hoeven niet meer te worden gecompenseerd. Daarnaast gaat aantal leerlingen in het swv een rol spelen De financiële ruimte wordt kleiner als de verplichtingen so-plaatsen groter zijn
Versie 31 januari 2014
ONDERSTEUNINGTOEWIJZINGSROUTE De toeleiding naar passende ondersteuning vindt plaats op basis van arrangeren. Arrangeren wordt gedefinieerd als het proces om te komen tot een match tussen onderwijsbehoefte van de leerling en het meest passende ondersteuningsaanbod. De beschrijving van dit proces wordt ondersteuningstoewijzingsroute genoemd.
ROUTE A: LEERLING WORDT AANGEMELD BIJ EEN BASISSCHOOL STAP 1. AANMELDING Meer dan 10 weken voor beoogde toelatingsdatum zoeken ouders naar een passende onderwijssetting voor de leerling. Aanmelding bij meerdere scholen is mogelijk. Ook direct aanmelden bij een S(B)O is mogelijk. Ouders houden met de directeur en/of IB-er een aanmeldingsgesprek. De school die de voorkeur heeft van ouders is verantwoordelijk voor het realiseren van een passende plaatsing. De school heeft 6 weken de tijd om te onderzoeken of de school een passend aanbod heeft en te beslissen over toelaatbaarheid. Deze termijn gaat in vanaf het moment dat de school de schriftelijke aanmelding heeft ontvangen. Verlenging met 4 weken is mogelijk. Indien ouders vermoeden dat er extra ondersteuning nodig is om hun kind tot ontwikkeling te brengen, geven ze dit aan bij de school. Aan de hand van het aanmeldingsformulier en aanmeldingsgesprek beoordeelt de directie / IB-er of de leerling in het breed ondersteuningsteam besproken moet worden. STAP 2. LEERLINGBESPREKING MET BREED ONDERSTEUNINGSTEAM Als blijkt dat er extra ondersteuning nodig is om de leerling het onderwijs goed te laten doorlopen gaat de zorgplicht voor het schoolbestuur in. De mogelijkheid bestaat het Brede Ondersteuningsteam (directie, IB-er, leerkracht, ouders, gezinsspecialist en/of onderwijsspecialist) bijeen te roepen om het beeld van de leerling zo nodig te verhelderen, dan wel om een passend aanbod te arrangeren. Indien gewenst kunnen andere deskundigen (vanuit onderwijs/jeugdhulp/gemeente) aan het Brede Ondersteuningsteam toegevoegd worden. Het groeidocument wordt opgesteld en afspraken worden gemaakt over plaatsbaarheid op de betreffende basisschool, aanpak, vervolgstappen en terugkoppeling. Binnen max. 10 weken moet het bestuur van de school de ouders laten weten of ze de leerling aannemen. Vervolgens wordt een passend arrangement georganiseerd, zie stap 3. ROUTE B: LEERLING STAAT INGESCHREVEN OP EEN BASISSCHOOL STAP 1.GROEPSBESPREKING
1
Versie 31 januari 2014
Het proces start bij het door een leerkracht signaleren van de specifieke onderwijsbehoefte van leerling volgens de stappen van de cyclus van Handelingsgericht werken, zie schema HGW. Overeengekomen is dat alle scholen binnen het SWV Rijnstreek Handelingsgericht werken.
In de groepsbespreking van de leerkracht met de IB-er wordt het groepsoverzicht bijgewerkt, het groepsplan geëvalueerd en voortgang besproken. Als de leerkracht handelingsverlegen is gaat deze in gesprek met de IB-er. Indien het verklarend beeld, de onderwijsbehoeften van de leerling en de ondersteuningsbehoeften van de leerkracht duidelijk zijn kan er, in samenspraak met de ouders, overgegaan worden tot een arrangement uit het basisaanbod, zie ook stap 3a. Gedacht kan worden aan preventieve en licht curatieve kortdurende interventies. Daarbij worden de opbrengsten in het groepsplan genoteerd. STAP 2A. LEERLINGBESPREKING MET SMAL ONDERSTEUNINGSTEAM Soms is er meer of iets anders nodig om de onderwijsbehoeften van kinderen te begrijpen en/of de aanpak te kunnen realiseren in de groep. De leerkracht, IB-er, ouders en eventueel directie (Smal Ondersteuningsteam) gaan daarover in gesprek: men gaat over tot een leerlingbespreking. Er wordt besloten tot een leerlingbespreking wanneer: -
De leerkracht en/of ouders en IB-er vragen hebben over de onderwijs- en opvoedingsbehoeften waar zij met elkaar geen antwoord op kunnen vinden. En/of de aanpak tot nu toe te weinig resultaat laat zien en er vragen zijn over het onderwijsaanbod en de begeleiding.
Bij de leerlingbespreking wordt het individuele plan van de leerling, het groeidocument, als leidraad gebruikt. In het groeidocument komt naar voren welke doelen er voor deze leerling, deze leerkracht en deze ouders nagestreefd worden, welk aanbod daarbij hoort en hoe de
2
Versie 31 januari 2014
evaluatie daarbij aansluit. Gedurende een jaar worden de vorderingen bijgehouden en het groeidocument aangevuld. Basisarrangementen kunnen direct worden ingezet. STAP 2B. LEERLINGBESPREKING MET BREED ONDERSTEUNINGSTEAM Afhankelijk van de hulpvraag en behoefte kunnen bij de leerlingbespreking naast de leerkracht, ouders, IB-er en directie (smal ondersteuningsteam) een gezinsspecialist en/of een onderwijsspecialist toegevoegd worden. Een onderwijsspecialist is een hbo’er of wo’er (bijvoorbeeld gedragsspecialist, orthopedagoog of pab’er). Samen vormen ze de kern van het Brede Ondersteuningsteam. Indien gewenst kunnen andere deskundigen (vanuit onderwijs/jeugdhulp/gemeente) uitgenodigd worden. Het Brede Ondersteuningsteam moet worden gezien als een flexibel collegiaal netwerk van de IB’er dat adviseert, ´de weg wijst´ en in overleg tot een arrangement komt dat past bij de ondersteuningsbehoeften van de leerkracht en/of van ouders in relatie tot de leerling. De vervolgstap is afhankelijk van welk soort arrangement uit de bespreking komt. STAP 3A – ARRANGEMENT IN DE BASISONDERSTEUNING Van het budget dat de school voor basisondersteuning beschikbaar heeft, organiseert zij het betreffende arrangement. STAP 3B – ARRANGEMENT IN DE EXTRA ONDERSTEUNING Op het moment dat een arrangement de afspraak over basisondersteuning te boven gaat, worden voorbereidingen getroffen richting een arrangement vanuit de extra ondersteuning. Een groeidocument met OPP wordt opgesteld. Het Brede Ondersteuningsteam is bevoegd om het Extra arrangement te arrangeren (bestuurlijk overleg, juni 2013). STAP 3C – ARRANGEMENT OP EEN ANDERE BASISSCHOOL Indien de basisschool waar de leerling staat ingeschreven niet kan voldoen aan de onderwijsbehoefte van de leerling en een andere basisschool dit wel kan, vindt overleg plaats met ouders, huidige school en de school naar keuze. De school naar keuze doet onderzoek en beoordeelt of ze een passend aanbod kan realiseren. Indien nodig wordt of een arrangement in de basisondersteuning danwel in de extra ondersteuning gearrangeerd. STAP 3D – SECOND OPINION Indien ouders en school het structureel niet eens worden over de te organiseren ondersteuning voor een leerling is het mogelijk om bij het samenwerkingsverband een second opinion aan te vragen. Deze second opinion is bedoeld om op objectieve wijze het advies dat de school in het kader van de benodigde ondersteuningsbehoeften en het daarbij behorende arrangement heeft gegeven te toetsen. Deze second opinion kan eventueel worden georganiseerd in combinatie met een ander samenwerkingsverband (gebruik maken van elkaars deskundigenadvies). STAP 3E – ARRANGEMENT SPECIALE LESPLAATS
3
Versie 31 januari 2014
Op het moment dat duidelijk is dat de school niet kan voldoen aan de behoefte van een leerling en een arrangement S(B)O passend is, is het wettelijk verplicht dat er twee deskundigen het samenwerkingsverband adviseren. De eerste deskundige moet een orthopedagoog (eigen bestuur, AED, Horizon, SWV, O & A, overige externen) zijn. De tweede deskundige die het swv om advies vraagt is, afhankelijk van de ondersteuningsvraag van de leerling, een kinder- of jeugdpsycholoog/een pedagoog/een maatschappelijk werker/een arts of een kinderpsychiater. Indien als eerste deskundige de orthopedagoog van het eigen bestuur betrokken is en de hulpvraag van de leerling vraagt om een pedagoog als tweede deskundige, dan is dat de orthopedagoge van het SWV. Indien de eerste deskundige de orthopedagoog van het samenwerkingsverband is, dan is de tweede deskundige bv. de orthopedagoog van de AED of de onderwijsbegeleidingsdienst. Met deze deskundigen en in samenspraak met ouders worden de mogelijkheden op de school doorgesproken in termen van tijdsduur plaatsing (hoeveel jaar is een lesplaats nodig), van intensiviteit van het arrangement (SBO/SO), bekostigingsniveau (categorie 1, 2, of 3) en mogelijkheden tot eventuele terugplaatsing op termijn. Het dossier wordt compleet gemaakt en de Toelaatbaarheidsverklaring (TLV) wordt voorbereid. Het bevoegd gezag van de school vraagt de TLV aan. STAP 4 – AFGEVEN TOELAATBAARHEIDSVERKLARING (TLV) Als stap 3E is afgerond wordt bij de Toelaatbaarheidscommissie (TLC) van het samenwerkingsverband een toelaatbaarheidsverklaring aangevraagd door het bevoegd gezag van de school. De commissie bestaat uit de directeur van het SWV, orthopedagoog SWV en secretariaat. Deze commissie toetst enkel procedureel (marginaal) of alle stappen tot aan stap 4 via de afgesproken procedure zijn verlopen. Bij een dergelijke toets wordt gecontroleerd of alle verplichte en gewenste stappen in het proces zijn doorlopen en er sprake is van een consistent advies. Enerzijds wordt hiermee voldaan aan de wettelijke verplichting en anderzijds wordt hiermee het vertrouwen in de arrangeercapaciteit van het collegiaal team in en om de scholen uitgesproken. Indien de TLC van het samenwerkingsverband een verklaring afgeeft wordt daarop het nummer van de TLV, de startdatum en einddatum en het overeengekomen bekostigingsniveau (categorie 1, 2, 3) van de ondersteuning aangegeven. Indien de TLC geen TLV afgeeft, moet de school waar de leerling is aangemeld of geplaatst is op zoek gaan naar een passende oplossing voor de leerling. De zorgplicht blijft dan bij de aanmeldingsschool of de school waar de leerling al zit. STAP 5 – TOELATING S(B)O Het bevoegd gezag van het Speciaal (Basis) Onderwijs neemt een besluit tot toelating van de leerling op basis van het aangeleverde Groeidocument met OPP. De zorgplicht van de S(B)O school gaat in nadat de leerling is aangemeld. Toelating kan plaatsvinden als een TLV is afgegeven. Indien het bevoegd gezag van de S(B)O, ondanks een afgegeven TLV, besluit de leerling niet toe te laten, is er sprake van een gezamenlijke verantwoordelijkheid. De betrokken schoolbesturen en de directie van het
4
Versie 31 januari 2014
samenwerkingsverband hebben de verantwoordelijkheid om een passende setting voor de leerling te realiseren. STAP 6-EVALUATIE Als onderdeel van cyclisch werken worden, voordat het arrangement (van klein naar groot) daadwerkelijk start, er afspraken gemaakt over evaluatie. De evaluatie wordt cyclisch ingericht en de opbrengsten worden opgenomen in het groeidocument, leerlingdossier en gebruikt als input voor het (eventueel) vormgeven van een ander- of vervolgarrangement. Hiernaast is constante evaluatie van alle stappen in het proces noodzakelijk om kwaliteit te waarborgen. Het eerste jaar van passend onderwijs worden alle dossiers ook inhoudelijk getoetst door de TLC. De bevindingen worden teruggekoppeld aan de scholen.
5
Routes Samenwerkingsverband Primair Onderwijs Rijnstreek / 31-1-2014 Voorschoolse voorzieningen
Aanbod B) Leerling staat ingeschreven op een basisschool
BASISONDERSTEUNING Plaatsing reguliere school
Is er sprake van extra ondersteuningsbehoefte?
-
Nee De leerkracht in de groep observeert, signaleert en werkt handelingsgericht
(Voor)onderzoek IB-er Max. 10 weken. De IB-er: - geeft advies over plaatsbaarheid en aanpak - maakt afspraken over terugkoppeling - betrekt ouders bij traject - is verantwoordelijk voor dossiervorming
-
-
Groepsbespreking lkr en IB-er
basiskwaliteit plangericht werken / handelingsgericht werken preventieve en licht curatieve interventies kortdurend ambulant aanbod (pab) psychodiagnostisch onderzoek georganiseerd/ingekocht door scholen / besturen / swv / expertteam verantwoording naar het swv verplicht
Gezinshulp
A) Leerling wordt aangemeld bij een reguliere basisschool / SO / SBO
Leerkracht/ouders handelingsverlegen / verklarend beeld onduidelijk?
Gezinshulp
Leerlingbespreking met Smal OT Opstellen groeidocument Aanwezig Smal OT: Leerkracht, IB-er, (directie) en ouders. Ondersteuningsarrangement in de reguliere basisondersteuning te realiseren?
Plaatsing reguliere school ja
nee
Leerlingbespreking met Breed OT Naar behoefte en/of bij vermoeden van extra ondersteuningsarrangement Opstellen groeidocument /OPP Aanwezig Breed: Smal OT, Gezinsspecialist en/of Onderwijsspecialist Eventueel aangevuld met andere deskundigen. Bij TLV: Breed OT, evt. afgevaardigde van SBO/SO en orthopedagoog Verplicht is twee deskundigen waaronder orthopedagoog en andere deskundige (wettelijk verplicht bij TLV, terugplaatsing vanuit S(B)O
Gezinshulp
basis
Arrangement ondersteuning te realiseren?
ja
Voortzetten plaatsing extra
nee
Andere basisschool die de leerling kan en wil plaatsen met arrangement extra ondersteuning? Plaatsing op andere basisschool
ja
EXTRA ONDERSTEUNING: intensief ambulant aanbod (b.v. vanuit expertteam) uitgevoerd door specialisten georganiseerd/ingekocht door scholen en/of kring verantwoording naar het swv verplicht evalueren doelen en opbrengsten met ondersteuningsteam enkel inzetten naar behoefte combinatie onderwijs/daghulp
Overwegen terugplaatsing
nee
Procedurele toets TLC (directeur SWV / ortho SWV / secretariaat)
Toelaatbaarheidsverklaring SWV afgeven en monitoren door TLC
ja Toelating door bevoegd gezag SBO / SO
Bezwaarschrift regeling
Speciale lesplaatsen bij terugplaatsing TLC informeren nee gezamenlijke zorgplicht betrokken schoolbesturen en directie SWV
nee
Meerjarenbegroting SWV 28-13 Ten behoeve van de bestuursvergadering samenwerkingsverband 28-13 29 november 2013
In de tekst en cijfers zijn de voorstellen t.b.v. het besturenoverleg 29-11-2013 op voorhand opgenomen. Hier is voor gekozen om een reëel financieel beeld te schetsen, die een eventuele instemming met de voorstellen met zich mee brengt.
Meerjarenbegroting SWV 28-13 bestuur SWV 29 november 2013
Inhoud 1.Financiën SWV 2813 ..................................................................................................................... 3 1.1 Inkomsten en uitgaven van het SWV 2813 ............................................................................... 3 1.1.1 De baten van het SWV ........................................................................................................... 3 1.1.2 De lasten van het SWV ........................................................................................................... 4 1.2 De meerjarenbegroting (MJB) SWV 2813................................................................................ 6 1.3 Doelstellingen en activiteiten van het SWV financieel ............................................................. 8 2. Scenario’s..................................................................................................................................... 9 3. Risico’s ......................................................................................................................................... 9 4. Algemene reserve...................................................................................................................... 10 5. Kengetallen ................................................................................................................................ 10
Meerjarenbegroting SWV 28-13 bestuur SWV 29 november 2013
1.Financiën SWV 2813 M.i.v. 1 augustus 2014 functioneert het samenwerkingsverband 28-13. In het ondersteuningsplan wordt uitgewerkt hoe de missie en visie vorm krijgen. Deze notitie beperkt zich tot de financiële vertaling hiervan. De meerjarenbegroting 2014-2021 is een financiële vooruitblik van het SWV in de komende 7 jaar. Bij de start van het SWV 2813 gaan we uit van het huidige beleid van het samenwerkingsverband Rijnstreek en de daaruit voortvloeiende activiteiten als overgang voor een periode van twee jaar, zodat besturen/scholen voldoende tijd hebben zich voor te bereiden op veranderingen. Het schooljaar 2014-2015 is voor de bekostiging een overgangsjaar. Naast deze overgangsperiode is ook als vast gegeven meegenomen, dat de vaste dienstverbanden van de medewerkers van het oude samenwerkingsverband, worden overgenomen door het samenwerkingsverband 28-13 conform het overleg met de vakbonden. In deze meerjarenbegroting is ook gekeken naar het effect van een mogelijke afname van het percentage SO leerlingen en het effect van een mogelijke toename van het percentage SO leerlingen. In deze begroting is geen rekening gehouden met de jaarlijkse herziening van de beschikbare middelen en indexering van kosten. De gegevens m.b.t. het aantal leerlingen zijn ontleend aan de website van het ministerie: http://swv.passendonderwijs.nl/PO2813/
1.1 Inkomsten en uitgaven van het SWV 2813 Alle scholen, ook de SO-scholen, krijgen hun basisbekostiging (lumpsum) rechtstreeks van de rijksoverheid voor het onderwijs. Het SWV krijgt in het kader van passend onderwijs middelen van de rijksoverheid.
1.1.1 De baten van het SWV De kern van het budget van het SWV wordt gevormd door: a. Lichte ondersteuning: elk samenwerkingsverband krijgt een budget voor lichte ondersteuning (voorheen WSNS): € 156 per leerling in het BAO van het samenwerkingsverband. b. Zware ondersteuning: elk samenwerkingsverband krijgt een normbudget voor leerlingen met een zware ondersteuningsvraag (voorheen LGF, REC en SO gelden): € 323 per leerling in het BAO en SBAO op 1 oktober 2012. 14/15: € 843.861. Met ingang van 15/16 is dit bedrag hoger. In 15/16 is dit € 3.419.551 doordat de middelen voor zware ondersteuning dan ter beschikking komen van het samenwerkingsverband. c. Verevening : Dit zijn gelden die het SWV erbij krijgt of die er af gaan om overal in het land hetzelfde niveau van bekostiging te realiseren in 5 jaar. Voor SWV 28-13 is dit per leerling € 323 (in jaar 5). Het SWV krijgt in de periode 2015-2020 te maken met een positieve verevening van uiteindelijk € 340.239. In de meerjarenbegroting is deze verevening verwerkt als een afnemende korting op de baten. d. Overige baten zoals grensverkeer. Het betreft gelden van een ander samenwerkingsverband, die het SWV 28-13 krijgt omdat kinderen uit een andere regio in het samenwerkingsverband 28-13 onderwijs genieten. e. Overdracht SBAO. Het betreft overdracht van middelen van de SBO-scholen naar het SWV, omdat het deelnamepercentage onder de 2% ligt, dit een ondergrens van 1,7%. f. Het materieel deel betreft het materieel deel van de DUO rugzakgelden (een DUO rugzak bestaat uit een schooldeel dat weer onderverdeeld is in een materieel deel en een personeel deel en daarnaast een deel ambulante begeleiding dat door het speciaal onderwijs uitgevoerd wordt.
Meerjarenbegroting SWV 28-13 bestuur SWV 29 november 2013
1.1.2 De lasten van het SWV De uitgaven van het SWV 28-13 worden gevormd door enerzijds lasten vanuit het SO en anderzijds lasten van het oude SWV. In de nieuwe situatie betreft dit een geheel. Voor de duidelijkheid ivm de overgangsperiode is er nu een splitsing in aangebracht. Lasten vanuit het SO: a. Afdracht SO via DUO: per leerling die door het samenwerkingsverband wordt verwezen naar het speciaal onderwijs (SO) wordt een bedrag overgeheveld naar de betreffende SO-school: de ondersteuningsbekostiging. Indien de ondersteuningsbekostiging het normbudget overschrijdt, wordt dit verrekend met de lumpsum van de scholen binnen het samenwerkingsverband. Het budget voor lichte ondersteuning valt buiten deze verrekening en blijft dus altijd ter beschikking van het samenwerkingsverband. De ondersteuningsbekostiging van leerlingen in het SO, woonachtig in het SWV (op basis van teldatum 1-10-2012), is in 15/16 € 1,757.307. b. Groeibekostiging: Het ministerie van OCW en DUO voeren nog eenmaal de groeibekostiging van 16 januari 2014 uit voor het (v)so, voor de aanvullende bekostiging van het schooljaar 2014/2015. De uitvoering gebeurt conform artikel 37 van het Besluit bekostiging WEC. Uitgangspunt vormt het aantal leerlingen in het (v)so op de teldatum 16 januari 2014 die op 16 februari 2014 zijn opgenomen in BRON. Als het aantal leerlingen op die datum is gegroeid met een halve N-factor of meer ten opzichte van de teldatum 1 oktober 2013, ontvangt de (v)so-school aanvullende bekostiging voor het schooljaar 2014/2015. De kosten voor de groei van het (v)so trekt OCW af van de bekostiging van de samenwerkingsverbanden. Voor het samenwerkingsverband 28-13 wordt een bedrag genoemd van €7 per leerling, (ongeveer €85.000; in de begroting een bedrag van € 187.456, gebaseerd op de vergoeding die is opgenomen in de €26 zie hieronder bij e). c. Grensverkeer: dit zijn SBO leerlingen die vanuit een andere regio in ons SWV aanwezig zijn, het SWV 28-13 betaalt dit aan het SWV waar deze kinderen onder vallen. d. Een LGF (leerlinggebonden financiering)rugzak bestaat uit een deel ambulante begeleiding en een schooldeel. Het samenwerkingsverband 28-13 ontvangt het schooldeel van de leerlinggebonden financiering (LGF), op basis van het aantal leerlingen LGF binnen het samenwerkingsverband op 1 oktober 2013. De middelen voor de ambulante begeleiding worden tot dan nog toegekend aan de scholen voor speciaal onderwijs. Het samenwerkingsverband 28-13 is met ingang van 1 augustus 2014 verantwoordelijk voor de afspraken met het speciaal onderwijs over de inzet van expertise/ ambulante begeleiding, eveneens op basis van het aantal leerlingen op 1 oktober 2013. Tot 1 augustus 2016 ligt vast dat de ambulant begeleiders ingezet worden, zoals zij tot 1 augustus 2014 zijn ingezet (huidige situatie). Voor het schooldeel is, als overgangsmaatregel, opgenomen dat scholen nog over het schooldeel van de rugzakgelden kunnen beschikken zolang de indicatiestelling voor deze leerlingen geldt, op basis van de op de peildatum 1-8-2014 aanwezige leerlingen. Daarna worden nieuwe afspraken gemaakt over de inzet van deze gelden. In de huidige situatie blijkt na inventarisatie dat er nu minder gebruik gemaakt wordt van deze gelden dan het beschikbare budget aan ruimte biedt. Voor de nieuwe situatie vraagt dit een besluit hoe om te gaan met deze ruimte. In de meerjarenbegroting is het totale bedrag voor het schooldeel opgenomen. e. AWBZ e.a.: totaal € 26,- per leerling: dit zijn o.a. gelden voor zorg/zieke leerlingen in het SO, gelden voor een dubbele rugzak leerling ZMLK leerling, gelden voor begeleiding voor terugplaatsing en het steunpunt autisme en groeibekostiging SO.
Meerjarenbegroting SWV 28-13 bestuur SWV 29 november 2013
Lasten vanuit de activiteiten van het SWV uitgaande van het voortzetten van de oude activiteiten i.v.m. de overgangsperiode van 2 jaar: f. Ondersteunende medewerkers t.b.v. de scholen (in het oude SWV Rijnstreek bekend onder het expertisecentrum / de arrangementen). De lasten nemen af door natuurlijk verloop van medewerkers zonder nieuwe invulling. g. GPOWN (Gereformeerd Primair Onderwijs West- Nederland) wil graag meewerken aan een zorgvuldige aansluiting bij SWV 28-13. Zij hebben in de huidige situatie te maken met 22 verschillende SWV-en en hebben vanuit hun huidige situatie (eigen SWV), evenals SWV Rijnstreek, personele verplichtingen naar de werknemers in hun expertisecentrum. Kennisgenomen van de uitgangspunten van SWV 28-13 en vooral één op één overname van SWV Rijnstreek door SWV 28-13 met een transitie-periode van twee jaar, is het voorstel dat ook voor GPOWN een overgangsperiode van twee jaar geldt. Voor het eerste jaar zal het samenwerkingsverband 28-13 aan GPOWN 100% verminderd met 10% uitkeren en het tweede jaar 50% ten behoeve van basisschool de Tamboerijn. Dit is € 14.568 in 14/15 en € 3.564 in 15/16. h. Loket ondersteuningstoewijzing en toelaatbaarheid (voorheen het CVI). Besproken wordt nog of medewerkers die nu in het huidige SWV in het expertisecentrum hier een plaats in kunnen krijgen. Dit wordt besproken zodra de werkwijze rond het vaststellen van de toelaatbaarheid besloten is. In deze post zitten nu geen personele verplichtingen. Dit bedrag is een inschatting op basis van het aantal leerlingen en de huidige werkwijze. i. Verplichting medewerkers PCL. Ook hier geldt dat dit pas definitief vastgelegd kan worden zodra de werkwijze rond het toekennen van de lichte en zware ondersteuning besloten is. In deze post zitten nu de loonkosten van de dienstverbanden van de medewerkers die hier voor aangesteld zijn in het oude samenwerkingsverband. j. Directie (salariskosten) nieuwe SWV. k. Bestuur en beheer (bijkomende materiële kosten , huisvesting en OPR vacatiegelden (ondersteuningsplanraad). De vacatiegelden worden uitgekeerd op basis van aanwezigheid aan de besturen per eind van het kalenderjaar en zijn gebaseerd € 40 per uur per persoon. l. IB-netwerken/scholing (zoals georganiseerd in het oude SWV). Binnen het samenwerkingsverband 28-13 zullen nog afspraken gemaakt worden hoe hiermee om te gaan. In de begroting is uitgegaan van het één op één overnemen van de huidige situatie. m. Scholing medewerkers ondersteuning. Omdat het mogelijk ook om omscholing kan gaan, is er voor de eerste twee jaren een hoger bedrag begroot. n. Overdracht van gelden naar de scholen € 41,- per leerling en € 1.600 per school ( huidige situatie). Indien het plusbudget voor het IB netwerk is hieraan toegevoegd wordt (zie 6) en het schooldeel wordt omgezet in een bedrag per leerling, komt het totaal dit neer op een bedrag van € 55,- per leerling per 1 augustus 2014. o. Projecten (zoals nu jaarlijks worden vastgesteld in het oude SWV Rijnstreek € 37,- per leerling). Voor 14/15 zijn nog geen projecten vastgesteld. Binnen het samenwerkingsverband 28-13 zullen nog afspraken gemaakt worden hoe hiermee om te gaan. In de begroting is uitgegaan van het één op één overnemen van de huidige situatie. p. Schoolmaatschappelijk werk € 24.000. Dit is gekoppeld aan extra schoolmaatschappelijk werk op het budget vanuit de gemeenten.
Meerjarenbegroting SWV 28-13 bestuur SWV 29 november 2013
1.2 De meerjarenbegroting (MJB) SWV 2813 Qua inkomsten is in deze MJB is uitgegaan van een stabiel deelnamepercentages SBO of SO en een jaarlijkse terugloop van leerlingenaantal op niveau van het swv van gemiddeld 1,5%, gebaseerd op ervaringscijfers en prognoses van de gemeenten. . De MJB is daardoor gebaseerd op de volgende aantallen leerlingen: Schooljaar leerlingaantallen swv 1-10-13 (-1,5% bao)
14-15
15-16
16-17
17-18
18-19
19-20
20-21
11.712
11.528
11.348
11.179
11.013
10.850
10.689
waarvan op sbo
146
135
125
125
125
125
125
leerlingen so, 1-10-2013 (gem 1,53%)
179
177
175
173
169
167
165
88
88
88
88
88
88
88
8
8
8
8
8
8
8
rugzak leerlingen bao, 1-10-12 rugzak leerlingen sbao
In het ondersteuningsplan zijn de doelen van het samenwerkingsverband 28-13 vastgelegd. De verschillende posten in de meerjarenbegroting zijn gerelateerd aan deze doelen. Om dit te verhelderen wordt in het hierna volgende overzicht de meerjarenbegroting gecombineerd met de doelen en toelichting van de baten en lasten (waar in de eerste kolom naar verwezen wordt). De meerjarenbegroting is zo opgesteld dat zichtbaar is over welke bedragen keuzes gemaakt dienen te worden. In principe worden deze gelden aan de besturen/scholen toebedeeld vanuit het uitgangspunt ‘wat je zelf kan, doe je zelf – wat beter kan als je het samen doet, doe je samen – wat beter werkt als een ander het doet, laat je door een ander doen’. Bij de start van het samenwerkingsverband 28-13 per 1 augustus 2014 betekent dit dat er zonder veranderingen een keuze ruimte is van €13.533 die in de loop van de tijd toeneemt (zie resultaat). Deze keuzeruimte neemt toe door de afname van de vereveningskorting en het natuurlijk verloop van medewerkers . Daarnaast kan dit bedrag toenemen door de inhoudelijke en beleidsmatige keuzes die gemaakt worden vanuit het principe ‘wat je zelf kan, doe je zelf – wat beter kan als je het samen doet, doe je samen – wat beter werkt als een ander het doet, laat je door een ander doen’. Zie voor de eerst periode met name de punten h, l, o die genoemd zijn bij de lasten van het samenwerkingsverband.
Meerjarenbegroting SWV 28-13 bestuur SWV 29 november 2013
SWV 28-13
Meerjarenbegroting
Doel/
Schooljaar
Toelichting in tekst Zie 1.1.1.a
Baten
14-15
15-16
16-17
17-18
18-19
19-20
20-21
Lichte ondersteuning
1.721.546
1.695.545
1.670.141
1.644.892
1.620.092
1.595.741
1.571.691
Zie 1.1.1.b
Zware ondersteuning
843.861
3.419.551
3.366.157
3.316.027
3.266.786
3.218.436
3.170.678
Zie 1.1.1 c
Vereveningskorting
-340.239
-306.264
-255.220
-204.176
-102.088
Zie 1.1.1.d
Overige baten (bijv. grensverkeer) Overdracht van sbao (lln onder 2%) Materiële bekostiging (ischooldeel rugzak) Totale baten
23.000
23.000
23.000
23.000
23.000
23.000
23.000
128.670
128.670
128.670
128.670
128.670
128.670
128.670
270.890
381.277
375.500
369.904
364.408
358.993
356.748
2.987.967
5.307.804
5.257.204
5.227.273
5.198.780
5.222.752
5.250.787
1.757.307
1.739.810
1.722.314
1.704.818
1.687.322
1.669.776
Zie 1.1.1.e. Zie 1.1.1.f
Lasten vanuit SO Doel 5 Zie 1.1.2.a Doel 5 Zie 1.1.2.b Doel 5 Zie 1.1.2.c Doel 3b Zie 1.1.2.d Doel 3b Zie 1.1.2.d Doel 5 Zie 1.1.2.e
Doel 3a,3b Zie 1.1.2. f Doel 3a,3b Zie 1.1.2. g Doel 6 Zie 1.1.2.h Doel 6 Zie 1.1.2.i Doel 7,8,9,10,11 Zie 1.1.2 j Doel 7,8,9,10,11 Zie 1.1.2.k Doel 1b Zie 1.1.2.l Doel 3a,3b Zie 1.1.2.m Doel 1a Zie 1.1.2.n Doel 3a Zie 1.1.2.o Doel 3a Zie 1.1.2.p
Afdracht so via Duo Overdracht op peildatum
187.456
187.456
187.456
187.456
187.456
187.456
187.456
Grensverkeer naar andere regio (8 lln) Besteding AB bij so
34.000
34.000
34.000
34.000
34.000
34.000
34.000
480.900
480.900
480.900
480.900
480.900
480.900
Rugzakgelden schooldeel (€55 per ll) AWBZ,ea (26 per ll) (excl overdracht op peildatum) Lasten activiteiten swv verplichting personeel swv ondersteuning Verplichting GPOWN
639.507
639.507
639.507
639.507
639.507
639.507
639.507
117.056
117.056
117.056
117.056
117.056
117.056
117.056
450.400
418.100
359.450
333.000
333.000
218.800
218.800
14.568
2.564
Loket/toelaatbaarheid
113.000
113.000
113.000
113.000
113.000
113.000
113.000
Verplichting personeel swv-pcl Directie
75.000
75.000
75.000
75.000
75.000
75.000
75.000
120.000
120.000
120.000
120.000
120.000
120.000
120.000
Bestuur en beheer (materieel )
120.000
120.000
120.000
120.000
120.000
120.000
120.000
Ib-netwerken, dagen, scholing €6 per lln Scholing personeel SWV (ondersteuning) Overdracht € 55 per lln
70.000
70.000
70.000
70.000
70.000
70.000
70.000
40.000
40.000
20.000
20.000
20.000
20.000
20.000
638.447
632.297
627.623
622.990
616.102
611.592
607.123
Projecten (nog nader te bepalen) Schoolmaatschappelijk werk Totaal lasten
331.000
331.000
331.000
331.000
331.000
331.000
331.000
24.000
24.000
24.000
24.000
24.000
24.000
24.000
2.974.434
5.162.187
5.058.802
5.010.223
4.985.839
4.849.633
4.827.618
13.533
145.617
198.402
217.050
212.941
373.119
423.169
Resultaat
Meerjarenbegroting SWV 28-13 bestuur SWV 29 november 2013
1.3 Doelstellingen en activiteiten van het SWV financieel Het SWV 28-13 heeft zich ten doel gesteld een samenhangend geheel van ondersteuningsvoorzieningen binnen en tussen de scholen te realiseren, zodanig dat alle leerlingen die extra ondersteuning behoeven een zo passend mogelijke plaats in het onderwijs krijgen en naar school gaan. Het aantal thuiszitters is 0. Het SWV beschikt over een ondersteuningsplan vastgesteld na instemming van de OPR en na een op overeenstemming gericht overleg. De uitgaven van het SWV zijn gebaseerd op de doelstellingen van het SWV. In hierna volgend overzicht is per doelstelling aangegeven hoe deze zich vertaalt naar de uitgaven. Doelen 1a
1b
2
Financieel 2014/2015 Basisondersteuning Alle besturen van het SWV 28-13 realiseren op hun scholen het overeengekomen niveau van basisondersteuning. Basisondersteuning zoals gedefinieerd met behulp van indicatoren van de onderwijsinspectie. Alle geselecteerde indicatoren dienen groen te zijn (minimaal 3e bolletje). Alle besturen van het SWV hebben het handelingsgericht werken in hun organisatie als basis voor passend onderwijs ingevoerd en leerkrachten beschikken over deze vaardigheden. Het SWV organiseert gedurende de eerste 2 jaar deskundigheidsbevordering van leerkrachten t.a.v. de vaardigheden t.a.v. handelingsgericht werken Extra ondersteuning Alle besturen realiseren dat elke school in het SWV 28-13 een ondersteuningsprofiel heeft opgesteld. Dit profiel bestaat uit het (voor iedereen gelijke) deel basisondersteuning en een eventueel extra deel, op grond van specifieke expertise en/of voorzieningen die de school in huis heeft. Scholen, ouders en anderen kunnen zich op basis van het SOP een goed beeld vormen van de ondersteuningsmogelijkheden van de school.
Lumpsum scholen + bedrag per leerling. Zie 1.1.2.n en 1.1.2.o: €557.447 Keuze is te maken om deskundigheidsbevordering als collectieve activiteit op te nemen. In de overgang zit dit mogelijk voor een deel in IBnetwerken/scholing Zie 1.1.2.l: € 70.000 School/ bestuursprofiel is aanwezig en actueel Zijn kosten tlv vanuit het oude SWV geweest . Op termijn van 4 jaar nieuwe afspraak /keuze maken waar de financiering ligt van het actualiseren. Is niet meegenomen in de MJB als aparte post. Medewerkers van het oude SWV /arrangementen Zie 1.1.2.f: € 450.400 en de ambulante begeleiding 1.1.2.d miv 15/16 € 480.900
3a
Kwalitatief goede uitvoering van kortdurende en flexibele arrangementen. Scholen beschikken over de faciliteiten om extra ondersteuning te realiseren
3b
Medewerkers van het SWV en AB’s hebben afspraken gemaakt met de directeur over hun inzet (kwantitatief en kwalitatief) en hebben relevante scholing gevolgd
3c
Leerkrachten stellen voor leerlingen die extra ondersteuning ontvangen in overleg met de ouders een ontwikkelingsperspectief op.
Basisbekostiging
Een overgangsmaatregel is dat scholen in het schooljaar 2014-2015 nog over het schooldeel van de rugzakgelden kunnen beschikken gedurende de periode van de indicatiestelling, op basis van de peildatum 1-8-2014 om de transitie van het huidige naar het nieuwe stelsel te vergemakkelijken. Ondersteuningsteams zijn instaat om kortdurende en flexibele arrangementen in het kader van de extra ondersteuning toe te kennen, te realiseren en te evalueren. Op de scholen van het SWV werken we met ondersteuningsteams, waar de expertise van onderwijs en, indien relevant, van de jeugdhulp gebundeld zijn, de ondersteuningsbehoeften van het kind in kaart gebracht worden en arrangementen vastgesteld worden in overleg
Zie 1.1.2.d: € 639.507
3d
4
Meerjarenbegroting SWV 28-13 bestuur SWV 29 november 2013
Basisbekostiging en Bedrag per leerling vanuit extra ondersteuning dat naar de besturen gaat . Zie 1.1.2.n en 1.1.2.o en resultaat: € 13.533 (14/15)
10
met ouders. De routes binnen het onderwijs en binnen de jeugdhulp sluiten op elkaar aan. Voorzieningen SBO school en SO Aangenomen wordt dat de SBO deelname de komende jaren stabiel blijft. In het SWV is er een deelname bij de start van 120-150 leerlingen (circa 1,4%) Aangenomen wordt dat de SO deelname de komende jaren iets afneemt. Zowel in totaliteit, als in de onderscheiden categorieën. Het SWV biedt leerlingen onderwijs in SOscholen van goede kwaliteit. Efficiënte en goede indicering tbv voorzieningen. Indicering van leerlingen voor SBO en SO die uitgevoerd moet worden in verband met het toelaatbaar verklaren van leerlingen voor SBO en SO wordt uitgevoerd door de ondersteuningsteams. Er is een toelaatbaarheidscommissie die de toelaatbaarheid procedureel toetst. Organisatie van het SWV Het SWV is een doelmatige inzichtelijke organisatie met een efficiënte en slagvaardige aansturing. De organisatie om tot de inkoop van bestaande diensten (inclusief AB) via het SWV te komen is voor alle besturen inzichtelijk en diensten worden door de besturen ingekocht naar rato van het aantal leerlingen Besturen hebben zelf de extra ondersteuning georganiseerd naast de genoemde collectieve inkoop op basis van het principe ‘wat je zelf kan, doe je zelf – wat beter kan als je het samen doet, doe je samen – wat beter werkt als een ander het doet, laat je door een ander doen’. Het bestuur van het samenwerkingsverband monitort de kwaliteit van het passend onderwijs en maakt in het bestuurlijk overleg afspraken hierover. Het SWV voldoet aan wet en regelgeving.
11
De OPR is opgericht en voert zijn taken uit.
5
6
7 8
9
Zie 1.1.2.a,b,c,e
Zie 1.1.2.h en 1.1.2.i: €113.000 en € 75.000
Zie 1.1.2.j en 1.1.2.k: € 120.000 en € 120.000 Zie 1.1.2.j en 1.1.2.k: € 120.000 en € 120.000
Zie 1.1.2.j en 1.1.2.k € 120.000 en € 120.000 Zie 1.1.2.j en 1.1.2.k € 120.000 en € 120.000 De kosten van de OPR zijn in de begroting opgenomen. Zie 1.1.2.k
2. Scenario’s Op basis van het gemiddeld aantal leerlingen in het SO van de laatste 3 jaar is uitgerekend wat de gevolgen zijn van meer/minder leerlingen in het SO. Aangezien deze veranderingen door het samenwerkingsverband bekostigd dienen te worden en indien dit niet toereikend is uit de lumpsum van de scholen. Meer of minder leerlingen in het SO heeft invloed op de post afdracht SO via DUO. Uit de berekeningen blijkt dat iedere leerling SO (ongeacht de categorie gemiddeld € 10.000 kost. Dit betekent dat het resultaat bij 1 leerling meer in het SO afneemt met € 10.000 en toeneemt met € 10.000 elke leerling minder in het SO. In de nu voorliggende meerjarenbegroting is uitgegaan van 179 SO leerlingen gebaseerd op het gemiddelde deelnamepercentage van de afgelopen drie jaar. Volgens de (voorlopige) opgave van de besturen zijn dit er 155 op 1-10-213. Dit zou een aanzienlijk positief verschil opleveren. Gezien het effect van meer of minder SO leerlingen dient er strak gemonitord te worden op de ontwikkeling van het aantal leerlingen in het SO. Met het nu begrote budget van toename op de peildatum kunnen 18 leerlingen bekostigd worden, ook dit lijkt aan de hoge kant. Bij een aantal van 200 leerlingen in het SO zouden we met de overige inkomsten en kosten de komende 5 jaren ongeveer op een resultaat van € 0 uitkomen.
3. Risico’s Mogelijke risico’s voor het SWV 2813 zijn: Kwaliteit en kwantiteit van de huidige ondersteuning vraagt aanpassing van de inkoopvraag die door de besturen wordt gesteld. Voldoende (kwantitatief en kwalitatieve) arrangementen. Groei van het aantal SO-plaatsen met beperkte financiële middelen. Exploitatie (m.n. huisvesting) SBO Op Maat.
Meerjarenbegroting SWV 28-13 bestuur SWV 29 november 2013
…….
Een uitgebreide risicoanalyse dient nog gemaakt te worden door de nog aan te stellen directeur van het nieuwe samenwerkingsverband.
4. Algemene reserve Het nieuwe SWV start zonder algemene reserve. In de MJB is geen post opgenomen om een algemene reserve op te bouwen, vooralsnog wordt voorgesteld om gezien de onduidelijkheden die er nog zijn en het ontbreken van een risicoanalyse de reserve van het samenwerkingsverband Rijnstreek in stand te houden zijnde € 578.000. In welke vorm dit gebeurt, vraagt nog nader onderzoek i.v.m. schenkingsrechten ed. Een mogelijkheid lijkt te zijn dat de reserves van de oude samenwerkingsverbanden worden uitgekeerd aan de besturen die hier aan deelnamen. Voor het startkapitaal zullen de besturen dit bedrag weer inbrengen in het nieuwe SWV door de eerste periode (nog nader vast te stellen) geen gelden van het SWV te ontvangen. Om definitieve afspraken te maken over de algemene reserve van SWV 2813 dient er eerst een goede risico analyse te komen.
5. Kengetallen Op basis van deze meerjarenbegroting volgt de komende periode nog een Meerjarenontwikkeling in kengetallen (Liquiditeit, Solvabiliteit, Kapitalisatiefactor en weerstandsvermogen. Evenals een meerjaren balansprognose, investeringsbegroting en liquiditeitsbegroting.
Meerjarenbegroting SWV 28-13 bestuur SWV 29 november 2013
Bijlage 17 Afkortingen en Begrippen
AB
Ambulante begeleiding
AWBZ
Algemene wet bijzondere ziektekosten
CGB
Commissie Gelijke Behandeling
CJG
Centrum voor Jeugd en Gezin
LEA
Lokale educatieve agenda
LGF
Leerlinggebonden financiering
MBO
Middelbaar beroepsonderwijs
MPO
Meer Partijen Overleg
OCW
Ministerie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
OOGO
Op overeenstemming gericht overleg
OPR
Ondersteuningsplanraad
PCL
Permanente Commissie Leerlingenzorg
PGB
Persoonsgebonden budget
PO
Primair onderwijs
REC
Regionaal Expertisecentrum
SBO
Speciaal basisonderwijs
SO
Speciaal onderwijs
SWV
Samenwerkingsverband
VO
Voortgezet onderwijs
VSO
Voortgezet speciaal onderwijs
TLC
Toelaatbaarheidscommissie
TLV
Toelaatbaarheidsverklaring
VVE
Voor- en vroegschoolse educatie
WBP
Wet bescherming persoonsgegevens
WEC
Wet op de Expertisecentra
WGBH/CZ
Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte
WMO
Wet maatschappelijke ondersteuning
WMS
Wet medezeggenschap scholen
WOT
Wet op het onderwijstoezicht
WPO
Wet primair onderwijs
WSNS
Weer samen naar school
WVO
Wet voortgezet onderwijs
ZAT
Zorg- en adviesteam
1
Begrippenlijst
Arrangement Extra onderwijsondersteuning op maat, met inzet van (bovenschoolse) voorzieningen, expertise en financiën. Een arrangement kan variëren van licht curatief en tijdelijk van aard tot intensief en langdurend of structureel van aard. Een onderwijs- en zorgarrangement betreft altijd een samenwerking tussen onderwijs en jeugdzorg.
Basisondersteuning Het door het samenwerkingsverband afgesproken geheel van preventieve en licht curatieve interventies die binnen de ondersteuningsstructuur van de school – eventueel samen met ketenpartners - planmatig en op een overeengekomen kwaliteitsniveau worden uitgevoerd.
Basiskwaliteit Basiskwaliteit verwijst naar de inspectienorm: leerprestaties en opbrengsten zijn ten minste voldoende en het onderwijsleerproces of de zorg en begeleiding voldoet op de kernindicatoren.
Clusterindeling speciaal onderwijs Cluster 1: Visueel gehandicapte kinderen. Cluster 2: Auditief en communicatief gehandicapte kinderen, dove kinderen, slechthorende kinderen, kinderen met ernstige spraakproblemen. Cluster 3: Lichamelijk gehandicapte kinderen, verstandelijk en meervoudig gehandicapte kinderen, langdurig zieke kinderen. Cluster 4: Kinderen met psychiatrische problematiek en/of ernstige gedragsproblemen.
Extra ondersteuning Alle vormen van onderwijsondersteuning die de basisondersteuning overstijgen. Deze extra ondersteuning wordt toegekend in de vorm van arrangementen. Dit kan een tijdelijk arrangement zijn (denk bijv. aan de ‘oude’ rugzakken) of een arrangement voor plaatsing op het speciaal onderwijs voor minimaal een jaar. Voor een plaats op het speciaal onderwijs wordt ook wel gesproken over een speciaal arrangement.
Ketenpartners Lokale/regionale instanties die een bijdrage (kunnen) leveren aan een sluitende keten jeugd en onderwijs, zoals bijvoorbeeld: scholen, (bureau) jeugdzorg, peuterspeelzalen/kinderdagverblijven, (school)maatschappelijk werk, politie, justitie, jeugdgezondheidszorg/GGD, Jeugd-ggz, AMK, (sport)verenigingen, leerplicht, RMC-functie, verslavingszorg, buitenschoolse opvang, welzijnswerk en zorgaanbieders in het kader van de AWBZ.
2
Schoolondersteuningsprofiel De door het samenwerkingsverband vastgestelde omschrijving van de basisondersteuning en de eventuele extra ondersteuning die een individuele school – eventueel in samenwerking met ketenpartners - biedt.
Ondersteuningsplan Beleidsdocument van het samenwerkingsverband dat laat zien op welke wijze een dekkend aanbod van onderwijsondersteuning in de regio wordt gerealiseerd. In het ondersteuningsplan zijn ten minste de ondersteuningsprofielen van de scholen opgenomen en het door het samenwerkingsverband vastgestelde (ambitie)niveau van basisondersteuning dat voor alle scholen geldt.
Referentiekader Het geheel van werkwijzen en afspraken waarnaar schoolbesturen en samenwerkingsverbanden zich richten bij de vormgeving van passend onderwijs. Het referentiekader is opgesteld door de sectororganisaties (PO Raad, VO Raad, MBO Raad en )
Verevening In de wet is bepaald dat de omvang van het budget voor het samenwerkingsverband wordt bepaald op basis van het aantal leerlingen van het samenwerkingsverband. Naar rato krijgt ieder samenwerkingsverband dus evenveel ondersteuningsbekostiging. Dit wordt de verevening genoemd. Op dit moment verschilt het aantal indicaties voor zware ondersteuning (indicaties voor speciaal onderwijs en het rugzakje) sterk per samenwerkingsverband. Daarom is er een overgangsregeling. Daarmee wordt het samenwerkingsverband gecompenseerd voor het verschil tussen de niet verevende, en de verevende situatie. Dit verschil wordt eenmalig bepaald op basis van 1-10-2011. In 2015-2016 wordt dit verschilbedrag voor 100% toegevoegd/afgetrokken van het normatief budget van het samenwerkingsverband. In de jaren die volgen is dit percentage respectievelijk 90%, 75%, 60% en 30%.
Zorgplicht Juridisch begrip dat de verantwoordelijkheid voor het bereiken van een wettelijke omschreven doel tot uitdrukking brengt. In het kader van passend onderwijs ligt de zorgplicht bij het bevoegd gezag van de school en is van toepassing op leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben en die niet zonder meer het onderwijs kunnen doorlopen. De invoering van passend onderwijs betekent dat wanneer ouders hun kind dat extra ondersteuning behoeft op een bepaalde school aanmelden, deze school de taak heeft dit kind een zo goed mogelijke plek in het onderwijs te bieden. Als de school zelf geen passend onderwijs kan bieden, heeft de school de verantwoordelijkheid om in overleg met andere scholen vaan het swv na te gaan welke school wel een passend onderwijsaanbod kan bieden. De formele verantwoordelijkheid voor zorgplicht ligt bij de besturen van de scholen van het swv. Doordat scholen op zoek moeten naar een school die wel een passend onderwijsaanbod heeft, hoeven ouders niet langer meer zelf diverse scholen af om passend onderwijs voor hun zoon/dochter te vinden.
3