Ondersteuningsplan Regionaal Samenwerkingsverband voor Passend Voortgezet Onderwijs Eindhoven en Kempenland
Versie: 1.0 d.d. 18 april 2014
VASTSTELLINGSPARAGRAAF
Het Dagelijks Bestuur van het RSV – PVO Eindhoven en Kempenland heeft dit ondersteuningsplan vastgesteld met de status ‘voorgenomen besluit’ in haar vergadering d.d. 18 april 2014
Voorzitter Martin van den Berg
Secretaris Jos Bosch
Het Algemeen Bestuur van het RSV – PVO Eindhoven en Kempenland heeft dit ondersteuningsplan vastgesteld met de status ‘definitief besluit’ in haar vergadering d.d. 22 april 2014
Voorzitter/secretaris Meine Stoker
De ondersteuningsplanraad heeft dit ondersteuningsplan in de vergadering d.d. 22 april 2014 besproken en heeft vervolgens ingestemd/niet ingestemd met het ondersteuningsplan.
Voorzitter Koos van Oorschot
Secretaris Marian van Engelenburg
2 Ondersteuningsplan RSV PVO 30-07 Versie 1.0 d.d. 18-04-2014
INHOUDSOPGAVE Voorwoord 1. Visie en ambitie - Kenmerken en functies van het ondersteuningsplan - Missie van het samenwerkingsverband - Visie en ambitie van het RSV PVO 30-07 - Algemene bestuurlijke uitgangspunten 2. Bestuurlijke organisatie - Algemene gegevens en bestuursvorm - De regio - Scheiding van functies - Het algemeen bestuur - Het dagelijks bestuur - De directeur van het samenwerkingsverband - Het scholenoverleg - De PCL - De ondersteuningsplanraad - Kenniskringen - Personeel/formatie/medezeggenschap - Deskundigheidsbevordering/professionalisering - OOGO (op overeenstemming gericht overleg) - Relatie met gemeenten - Organogram SWV PVO 30-07 3. Dekkende ondersteuningsstructuur - Visie op onderwijsondersteuning - De ondersteuningsbehoefte - Ondersteuningsvoorzieningen - Bepaling van het totale aanbod van ondersteuningsvoorzieningen - Samenhangend geheel van ondersteuningsvoorzieningen - Het schoolondersteuningsprofiel en voorzieningen van het samenwerkingsverband - Ondersteuningsprofielen - Basisondersteuning - Preventieve interventies - Lichte ondersteuning - Zware ondersteuning - Arrangementen bij meer scholen - Samenwerking met cluster 1 - Samenwerking met cluster 2 - Leerlingen met epilepsie en ambulante begeleiding - Overige activiteiten - Capaciteit - Aandachtspunten 4. Leerlingenstromen - Aanmeldingsprocedure - Aanmelding voor toelating tot een arrangement van meerdere scholen - Het ontwikkelingsperspectief 3 Ondersteuningsplan RSV PVO 30-07 Versie 1.0 d.d. 18-04-2014
- Positie van ouders bij het opstellen en volgen van het ontwikkelingsperspectief - Weigering toelating en doorzendplicht - Procedure voor plaatsing, terugplaatsing en overplaatsing - Criteria voor plaatsing - Beoordeling of een leerling toelaatbaar is tot het speciaal onderwijs - Residentiële leerlingen - Leerlingen die geen voortgezet onderwijs (meer) volgen - De permanente commissie leerlingondersteuning (PCL) 5. Doorlopende leer- en ondersteuningslijnen - PO-V(S)O - SO-V(S)O, VO-VSO, VMBO - MBO - Aansluiting op het arbeidsproces - Uitstroom 6. Ouders als partners - Signalering - Mogelijkheden voor extra ondersteuning - De verantwoordelijkheid van de ouders - De verantwoordelijkheid van de school - Vertrouwensinspecteur - Informatieverstrekking naar ouders 7. Financiële kaders - Hoofdlijnen van de bekostigingssystematiek - Uitgangspunt - Inzet van middelen - Begroting - Financiële verslaglegging, rol en taken auditcommissie - Toekomstperspectief 8. Kwaliteitszorg - Evaluatiecyclus - Toelichting op kwalitatieve en kwantitatieve resultaten - Samenhang tussen ondersteuningsvoorzieningen - Kwaliteitszorgsysteem 9. Communicatie - Algemeen - Communicatiedoelgroepen 10. Geschillenregeling - Definities - Het indienen van een klacht - Bezwaar maken - Procedure voor het indienen van bezwaar - Beroep - Geschil met een gemeente 11. Beleidsagenda en aandachtspunten voor de toekomst Documenten en bronnen waarnaar verwezen wordt
4 Ondersteuningsplan RSV PVO 30-07 Versie 1.0 d.d. 18-04-2014
VOORWOORD Voor u ligt het ondersteuningsplan van het regionaal samenwerkingsverband voor passend voortgezet onderwijs Eindhoven en Kempenland. Het ondersteuningsplan kent twee belangrijke uitgangspunten; voor elke leerling moet er een vorm van passend onderwijs zijn en dat onderwijs moet zo thuisnabij mogelijk gerealiseerd worden. Deze uitgangspunten vormden de basis voor een intensieve samenwerking tussen alle betrokken partijen waarbij de principes ‘partnerschap’ en ‘gedeelde verantwoordelijkheden’ leidend waren. Een plan met een belangrijke ambitie is nooit af; onderwijs blijft nu eenmaal in beweging. Op basis van voortschrijdend inzicht, nieuwe ontwikkelingen en voortdurende verbeteringen en verfijningen zal dit plan in de toekomst steeds worden bijgesteld met als ultieme ambitie dat de belangen van onze leerlingen hiermee worden gediend. Daarnaast mogen ook de onzekerheden waarmee we te maken hebben, niet onvermeld blijven. Het overheidsbeleid en de leerlingenaantallen zijn onzekerheden waarop we moeten anticiperen voor zover dat mogelijk is en er ligt ook nog eens een stevige vereveningsopdracht. Maar met de ambitie, inzet, betrokkenheid en creativiteit van alle betrokken partijen zien wij de toekomst van passend onderwijs met vertrouwen tegemoet.
Eindhoven, d.d. 18-04-2014 Martin van den Berg, voorzitter dagelijks bestuur SWV PVO Eindhoven en Kempenland
5 Ondersteuningsplan RSV PVO 30-07 Versie 1.0 d.d. 18-04-2014
1. VISIE EN AMBITIE Kenmerken en functies van het ondersteuningsplan Het ondersteuningsplan is een plan dat de ondersteuning van leerlingen in het voortgezet onderwijs bevordert en wel zodanig dat hen een zo passend mogelijke plaats in het onderwijs, zo thuisnabij mogelijk, wordt geboden. Het doel van het voortgezet (speciaal) onderwijs is alle leerlingen een diploma of getuigschrift te laten behalen en als dat niet mogelijk is, hen toe te leiden naar een arbeidsplaats of vorm van dagbesteding. Daarnaast wil het voortgezet onderwijs een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van de leerlingen tot actieve, mondige en zelfstandig participerende burgers in onze samenleving. Iedere aangesloten school verzorgt onderwijs en biedt basisondersteuning. Daarnaast kunnen scholen zich specialiseren. Die scholen bieden lichte ondersteuning en/of zware ondersteuning. In de wet worden alle ondersteuningsvoorzieningen ingedeeld in voorzieningen voor basisondersteuning, lichte ondersteuning en zware ondersteuning. Het realiseren van het meest passend onderwijs, zo thuisnabij mogelijk, kent een gezamenlijke verantwoordelijkheid van alle aangesloten schoolbesturen waarbij ook gebruik gemaakt wordt van elkaars expertise en deskundigheid. Daarnaast wordt een open dialoog nagestreefd met alle externe partners en in het bijzonder met de ouders/verzorgers van de leerlingen. De ondersteuning is doelmatig en opbrengstgericht. Dat betekent dat er bijzondere aandacht wordt besteed aan de effectiviteit van inzet van menskracht en middelen die gemonitord zullen worden en waarover verantwoording wordt afgelegd in het jaarverslag. Missie van het samenwerkingsverband Het samenwerkingsverband realiseert zo thuisnabij mogelijk een optimale ondersteuning voor alle leerlingen die bij het samenwerkingsverband betrokken zijn en wel zodanig dat er geen leerlingen tussen wal en schip raken. Dit willen we bereiken door: een samenhangend geheel te creëren van ondersteuningsvoorzieningen binnen en tussen de scholen, die bij overeenkomst aangesloten zijn aan het samenwerkingsverband, waarbij de leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doormaken; leerlingen die extra ondersteuning behoeven een zo passend mogelijke plaats in het onderwijs te bieden; het werken met heldere en korte procedures waarbij als uitgangspunt genomen wordt wat een leerling wèl kan en welk ondersteuningsaanbod daarbij hoort; leraren en schoolleiders die een hoge mate van betrokkenheid laten zien, dicht bij de leerlingen staan en gericht zijn op het inzicht krijgen in de ondersteuningsmogelijkheden van de leerling. Visie en ambitie van het RSV PVO 30-07 Het samenwerkingsverband gaat uit van de eigen kracht van scholen en spant zich in de scholen optimaal te faciliteren. Daarbij is sprake van het beheren van middelen en voldoen aan de ondersteuningsbehoefte van individuele leerlingen. 6 Ondersteuningsplan RSV PVO 30-07 Versie 1.0 d.d. 18-04-2014
Vanuit de visie dat binnen passend onderwijs zoveel mogelijk leerlingen in een zo regulier mogelijk setting geplaatst worden, heeft het samenwerkingsverband de ambitie de instroom in het huidige cluster 4 onderwijs te beperken. Deze beperking geldt met name voor de leerlingen uit dit cluster omdat voor de leerlingen in cluster 3 (ZML, LZ, LG en MG) de plaatsingsmogelijkheden in het regulier onderwijs beperkter zijn maar niet onmogelijk mits deze leerlingen diplomeerbaar of certificeerbaar zijn en er voldoende ondersteuning vanuit het VO wordt geboden. Het aantal leerlingen in het VSO wordt teruggebracht door meer leerlingen deel te laten nemen aan arrangementen.
Algemene bestuurlijke uitgangspunten Onderstaand wordt summier een opsomming gegeven van de belangrijkste algemene uitgangspunten met betrekking tot het beoogde functioneren van het RSV PVO 3007. 1. Het streven is om zo thuisnabij mogelijk (cluster)onderwijs aan te bieden. Dit houdt in dat het kind zo goed mogelijk blijft ingebed in zijn sociale omgeving en dat de inzet van vervoer voor leerlingen zoveel mogelijk overbodig wordt gemaakt. Dit laat onverlet dat instroom in het regulier onderwijs vanuit een regio buiten het samenwerkingsverband gewoon mogelijk is. Het streven van thuisnabij onderwijs concentreert zich rond de instroom in de clusters voor zover beschikbare expertise dit mogelijk maakt. Dit leidt dan weer tot het volgende uitgangspunt: 2. In principe worden alle VSO-leerlingen, ook van buiten het samenwerkingsverband, geplaatst. De geldstroom dient dan wel deze leerlingen te volgen. Dit noopt tot het maken van bindende afspraken met de scholen van de clusterorganisaties en het bovenregionaal inregelen van leerlingstromen. Er kan i.p.v. een VSO-plaatsing, ook gekozen worden voor een VO-plaatsing waarbij dan sprake is van een arrangement (VO-VSO) voor betrokken leerling(en). Deze taak wordt belegd bij de PCL. 3. Er wordt nadrukkelijk gekozen voor een schoolmodel aangevuld met een expertisemodel. Dit houdt in dat er maximaal middelen ter beschikking van de scholen worden gesteld naar rato van een nader vast te stellen verdeelsleutel. Het samenwerkingsverband onderhoudt een relatie en werkt samen met externe organisaties die expertise in huis hebben die aanvullend kan zijn aan het onderwijs. 4. Er wordt een orgaan in het leven geroepen dat bindende uitspraken kan doen over de toelaatbaarheid van leerlingen tot het VSO. 5. Er blijft een vorm van externe opvang voor uitgevallen leerlingen. De versterking van de reguliere scholen, o.a. door het inrichten van een plusvoorziening. Het huidige uitvoeringsorgaan van het samenwerkingsverband dat nu als plusvoorziening Rebound Herstart en Op de Rails uitvoert wordt daartoe tegen het licht gehouden en opnieuw functioneel ingericht (operationeel per 01-08-2014). 6. De regionale uitgaven blijven binnen het beschikbare budget. Het gaat hierbij zowel over de middelen voor de lichte als de zware ondersteuning.
Wijzigingen in versie 0.5 t.o.v. versie 0.4: Er zijn enkele tekstuele wijzigingen doorgevoerd waardoor het document juridisch meer correct is. (Opmerkingen Hans van Ipenburg).
7 Ondersteuningsplan RSV PVO 30-07 Versie 1.0 d.d. 18-04-2014
2. BESTUURLIJKE ORGANISATIE Algemene gegevens en bestuursvorm Er is een overzicht beschikbaar van de aangesloten schoolbesturen alsmede een overzicht van de namen van scholen, brinnummer, adres, naam bevoegd gezag, naam/functie bestuurder/rector/directeur. Beschrijving van de regio Het samenwerkingsverband wordt gevormd door de Stichting Regionaal Samenwerkingsverband voor Passend Voortgezet Onderwijs Eindhoven- Kempenland en de schoolbesturen van alle scholen voor voortgezet onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs in het gebied van het samenwerkingsverband. Het gebied van het samenwerkingsverband heeft de Minister van OCenW als volgt bepaald:
Het gebied omvat in alfabetische volgorde de gemeenten Bergeijk, Best, Bladel, Eersel, Eindhoven, Heeze-Leende (alleen het deel met postcode 5595 tot en met 6029), ‘Nuenen, Gerwen en Nederwetten’, Oirschot, Reusel-De Mierden, Son en Breugel, Valkenswaard, Veldhoven en Waalre. De regio van het samenwerkingsverband is ruimer dan het gebied. De regio heeft betrekking op de woonplaatsen van de leerlingen, die bij scholen van het samenwerkingsverband ingeschreven staan. Er zijn twee redenen voor een grotere regio dan het gebied van het samenwerkingsverband: Leerlingen uit gemeenten buiten het gebied kiezen voor voortgezet onderwijs bij het samenwerkingsverband. Het bestuur van een school voor speciaal voortgezet onderwijs van buiten de regio van het samenwerkingsverband heeft zich vrijwillig bij het samenwerkingsverband aangesloten. Scheiding van functies Voor het correct functioneren van het samenwerkingsverband is het noodzakelijk een strikte scheiding van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden aan te brengen tussen de verschillende organen van het samenwerkingsverband. Een en ander gebeurt conform de governancecode goed bestuur VO. Het gaat bij deze scheiding om de taken van het scholenoverleg (SchO), het dagelijks bestuur (DB),het algemeen bestuur (AB) de Permanente Commissie Leerlingenzorg (PCL). Hierbij hanteert het bestuur van het RSV PVO 3007 het volgende onderscheid: Het bestuur van het samenwerkingsverband is samengesteld uit vertegenwoordigers van het bevoegd gezag van de aangesloten instellingen. Er is gekozen voor een one tier model waarbij er 8 Ondersteuningsplan RSV PVO 30-07 Versie 1.0 d.d. 18-04-2014
sprake is van een algemeen bestuur en een dagelijks bestuur uit de eigen geleding. De taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van het algemeen bestuur (AB) zijn vastgelegd in een bestuurlijk reglement. In de structuur van het samenwerkingsverband heeft het algemeen bestuur een toezichthoudende rol op het DB (dagelijks bestuur). Het AB en het DB hebben samen een beleidsbepalende rol. Het algemeen bestuur (AB) richt zich op de volgende terreinen: • Het AB richt zich op de doelstelling en de legitimatie van de stichting. • Het AB doet richtinggevende uitspraken met betrekking tot de ontwikkeling van het samenwerkingsverband binnen Passend onderwijs. • Het AB ziet erop toe dat de maatschappelijke functie van het samenwerkingsverband vervuld wordt. • Het AB houdt toezicht op het functioneren van het dagelijks bestuur. • Het AB kiest de leden van het dagelijks bestuur. • Het AB spreekt zich uit over het ondersteuningsplan en de (meerjaren-)begroting die het DB voorlegt. • Het AB spreekt zich uit over de jaarrekening en het jaarverslag die het DB voorlegt. Het dagelijks bestuur ( DB): Naast de formele taaktoedeling van voorzitter en penningmeester beheren alle leden een portefeuille. Werkwijze, taken en bevoegdheden zijn vastgelegd in de statuten van de stichting. De manier waarop DB en AB met elkaar omgaan is vastgelegd in het bestuurlijk reglement en het interne toezichtskader. Het dagelijks bestuur van het samenwerkingsverband wordt gekozen door het algemeen bestuur van het samenwerkingsverband en de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van dit gremium worden eveneens vastgelegd in een separaat statuut. Het dagelijks bestuur (DB) richt zich op de volgende terreinen: • Het DB bestuurt het samenwerkingsverband. • Het DB stelt het ondersteuningsplan en de (meerjaren-)begroting vast en legt deze voor aan het AB. • Het DB stelt de jaarrekening en het jaarverslag vast en legt deze voor aan het AB. • Het DB legt verantwoording af aan de inspectie. • Het DB vervult de werkgeversfunctie van de personeelsleden die bij het samenwerkingsverband in dienst zijn. • Het DB benoemt de directeur. • Het DB stuurt de directeur aan en stelt de mandaten vast. • Het DB benoemt de voorzitter van de PCL. • Het DB vertegenwoordigt het RSV-V(S)O 30-07 naar buiten. • Het DB voert OOGO met de gemeenten. • Het DB voert overleg met de OPR. De directeur van het samenwerkingsverband: De taken en verantwoordelijkheden van de directeur zijn afgeleid van het functieprofiel en zijn vastgelegd in het managementstatuut. De directeur richt zich op de volgende terreinen: De directeur is verantwoordelijk voor de dagelijkse gang van zaken in het samenwerkingsverband. 9 Ondersteuningsplan RSV PVO 30-07 Versie 1.0 d.d. 18-04-2014
Is verantwoordelijk voor de afstemming van beleid met de samenwerkingsverbanden primair onderwijs, de collega samenwerkingsverbanden voortgezet onderwijs en het MBO. De directeur stuurt de voorzitter van de PCL aan. De directeur bepaalt het budget in het kader van het afgeven van de toelaatbaarheidsverklaringen. Stuurt het SchO aan en bereidt de vergaderingen voor in overleg met de agendacommissie. Treft voorbereidingen voor het opstellen van de jaarrekening en het jaarverslag van de stichting en legt de jaarrekening en het jaarverslag ter bespreking voor aan het DB. Treft voorbereidingen voor het opstellen van het ondersteuningsplan (waaronder ook het jaarplan) en legt het ondersteuningsplan (incl. de (meerjaren)begroting) ter bespreking voor aan het DB. Treedt op verzoek van het DB naar buiten als formeel vertegenwoordiger van de stichting. Stuurt het bedrijfsbureau aan.
Het scholenoverleg (SchO): Het SchO wordt gevormd door alle locatieleiders van de aangesloten scholen en is verantwoordelijk voor het in concept voorbereiden van beleid t.a.v. het opstellen, uitvoeren, evalueren en bijstellen van het ondersteuningsplan. De voorstellen van het SchO hebben de status van niet bindend advies. Het SchO is tevens het orgaan dat er op toeziet dat in de uitvoering van Passend Onderwijs de individuele scholen binnen de afgesproken kaders handelen. Dit is vastgelegd in een huishoudelijk reglement. De PCL: De PCL is het orgaan dat verantwoordelijk is voor de inhoudelijke besluitvorming met betrekking tot de ondersteuningsbehoefte van leerlingen. De PCL laat zich daarbij leiden door wat een leerling kan. De PCL doet de indicatiestelling voor LWOO en PRO. De hoogte van het RZB (regulier zorgbudget) en de verdeling daarvan wordt vastgesteld door het DB. De Ondersteuningsplanraad (OPR) Inspraak bij het samenwerkingsverband heeft de wetgever belegd bij de ondersteuningsplanraad1. De leden van deze raad worden afgevaardigd door de medezeggenschapsraden van de aangesloten scholen. Als een medezeggenschapsraad daartoe besluit mag die ook andere personen dan zijn leden afvaardigen, mits deze personen voldoen aan de vereisten die gelden voor personen die lid zijn van een MR. De Ondersteuningsplanraad functioneert onafhankelijk van het bestuur.
1
Artikel 4a.eerste en tweede lid wet medezeggenschap op scholen Ondersteuningsplanraad 1.Het samenwerkingsverband stelt naast de medezeggenschapsraad…een ondersteuningsplanraad in.
2.De leden van de ondersteuningsplanraad worden afgevaardigd door de leden van de afzonderlijke medezeggenschapsraden van de …(aangesloten) scholen en wel zo dat het aantal leden, gekozen uit personeel onderscheidenlijk uit ouders of leerlingen, elk de helft van het aantal leden van de raad bedraagt.
10 Ondersteuningsplan RSV PVO 30-07 Versie 1.0 d.d. 18-04-2014
De onderwerpen en procedures voor advies- of instemming blijken uit de Wet medezeggenschap op scholen en uit het reglement van de Ondersteuningsplanraad. De taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van deze ondersteuningsplanraad zijn vastgelegd in een separaat document, het reglement OPR van het RSV PVO 30-07, dat door het bestuur is vastgesteld. Kenniskringen Er is veel expertise aanwezig op de verschillende scholen. Het organiseren van kenniskringen ziet het RSV als een zeer geschikte manier om kennis binnen de scholen met elkaar uit te wisselen en met elkaar te delen. De zorgcoördinatoren zijn al sinds enkele jaren georganiseerd in een maandelijks overleg. Echter ook op andere niveaus zijn er functionarissen binnen de scholen met vergelijkbare taken, zoals de orthopedagogen/psychologen, ambulante begeleiders, functionarissen die verantwoordelijk zijn voor de toelating van leerlingen en de medewerkers van de administratie die daarbij ondersteunen. In het schooljaar 2014/2015 zal een organisatiestructuur worden opgezet voor de inrichting van de kenniskringen. Personeel/Formatie/Medezeggenschap Iedere voorziening voor lichte en zware ondersteuning van het samenwerkingsverband behoeft personeel, materieel en huisvesting, die afgestemd is op de doelgroep. Uitgangspunt is de norm uit het VN-verdrag2, die ertoe leidt dat het samenwerkingsverband passende maatregelen neemt om docenten aan te stellen, en leidinggevenden en medewerkers op te leiden die op alle niveaus van het onderwijs werkzaam zijn. Het RSV PVO 30-07 heeft bij aanvang personeel in dienst. Er wordt, overeenkomstig wet- en regelgeving, een medezeggenschapsraad ingesteld. De taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van deze MR zullen worden opgenomen in het Reglement MR van het RSV PVO 3007. Omdat het samenwerkingsverband gekozen heeft voor het schoolmodel, wordt gestreefd naar een kleine, effectieve centrale formatie. Het geld dient immers zoveel mogelijk bij de scholen en instellingen terecht te komen. Daar wordt de ondersteuning geboden. Afhankelijk van de aard van de voorziening en de aard van de gewenste ondersteuning zullen hier in goed overleg keuzes gemaakt worden, met dien verstande dat de scholen, vanwege de keuze voor het scholenmodel, primair hun basis- en lichte ondersteuning met bestaand, eigen personeel gaan realiseren. Daar waar een school niet (geheel) zelf in staat is de gevraagde ondersteuning te bieden, wordt met een partner uit het verband de samenwerking gezocht en wordt een arrangement vorm gegeven.
2
Artikel 24 vierde lid van het verdrag inzake de rechten van personen met een handicap: Teneinde te helpen waarborgen dat dit recht verwezenlijkt kan worden, nemen de Staten die Partij zijn passende maatregelen om leerkrachten aan te stellen, met inbegrip van leerkrachten met een handicap, die zijn opgeleid voor gebarentaal en/of braille, en leidinggevenden en medewerkers op te leiden die op alle niveaus van het onderwijs werkzaam zijn. Bij deze opleiding moeten de studenten worden getraind in het omgaan met personen met een handicap en het gebruik van de desbetreffende ondersteunende communicatie en andere methoden, middelen en vormen van en voor communicatie, onderwijstechnieken en materialen om personen met een handicap te ondersteunen.
11 Ondersteuningsplan RSV PVO 30-07 Versie 1.0 d.d. 18-04-2014
Centraal wordt uitsluitend, onder auspiciën van de PCL, het overzicht over voorzieningen (op schoolniveau) bewaard en wordt de kwaliteit van voorzieningen en ondersteuning gemonitord. Het dagelijks bestuur van het samenwerkingsverband heeft eind 2013, aanvullend aan de nulmeting van DUO, een eigen inventarisatie gedaan van mogelijke boventalligheid van personeel in het kader van de tripartiete overeenkomst (van de sector met ministerie en bonden)(Zie hiervoor de gemaakte afspraken). Daaruit is gebleken dat er uitsluitend binnen het Sondervick College en de Aloysiusstichting boventalligheid kan ontstaan na de looptijd van de tripartiete overeenkomst (tot augustus 2016). Gecorrigeerd met natuurlijk verloop en beëindiging van payrolling en overeenkomsten met ZZP’ers is dat voor het Sondervick College 0,6 fte en voor de Aloysiusstichting 11,6 fte. Het betreft hier personeel t.b.v. (preventieve) ambulante begeleiding, m.u.v. de formatie op CUAB. Het Sondervick College, deel van Ons Middelbaar Onderwijs, lost deze boventalligheid binnen eigen bestuurskring op, respectievelijk brengt in in DGO als dat op het niveau van OMO opportuun blijkt. Voor wat de Aloysiusstichting betreft; ook hier geldt dat de stichting haar boventalligheid, voor zover veroorzaakt ten gevolge van het ontbreken van herbestedingsmogelijkheden op grond van de tripartiete overeenkomst en het daarop volgend OOGO, meeneemt in eigen overleg, hetzij over interne mobiliteit binnen Aloysius, dan wel met de vakbonden als en voorzover DGO aan de orde is. Er is niet gekozen voor “opting out” (overnemen van boventallig personeel) omdat dat, naar het oordeel van een grote meerderheid van bestuur en deelnemers, belemmerend zou zijn voor de vrije ontwikkeling van geschikte vormen van ondersteuning de komende jaren. Het past niet bij het beoogde groeimodel. Het spreekt voor zich dat het samenwerkingsverband de verplichting tot herbesteding (zoals geduid in de tripartiete overeenkomst) zal nakomen. Over deze gekozen lijn is driemaal (in de periode januari-april 2014) informeel met vertegenwoordigers van de vakbonden overlegd. Het samenwerkingsverband passend voortgezet onderwijs Eindhoven-Kempenland heeft de intentie om boventallig personeel met voorrang in aanmerking te laten komen voor posities die bij of vanwege het samenwerkingsverband vacant komen. Uiteraard met toepassing van gebruikelijke/passende selectiecriteria en rechtspositionele regelingen (voor de VO-sector). Daar waar personeel van deelnemende scholen niet door het samenwerkingsverband wordt overgenomen, maar wel ten behoeve van het samenwerkingsverband wordt ingezet, streven wij naar het sluiten van herbestedingsovereenkomst teneinde vast te leggen welke functies (naar niveau, aard en omvang) het betreft. Er kan dan met deze mensen gericht gewerkt worden aan een vervolg na augustus 2016, hetzij binnen, hetzij buiten het samenwerkingsverband. In elk geval wil het samenwerkingsverband daar waar personeel wordt overgenomen of wordt ingezet, zeker als dat van een bij het samenwerkingsverband aangesloten bestuur is, eenduidig vast kunnen leggen dat er is gehandeld binnen het gebleken volume van de herbestedingsverplichting binnen de strekking van de tripartiete overeenkomst. Naast inzet van personeel van deelnemers in het samenwerkingsverband ten behoeve van werkzaamheden voor het samenwerkingsverband, in voorzieningen of anderszins, via de herbestedingsovereenkomst, wordt nadrukkelijk rekening gehouden met de mogelijkheid een 12 Ondersteuningsplan RSV PVO 30-07 Versie 1.0 d.d. 18-04-2014
dienstenovereenkomst te sluiten met een of meer van de deelnemers. Daartoe wordt dan een SLA, service level agreement , als onderdeel van de (herbestedings- of diensten)overeenkomst vastgesteld. Elders in dit plan worden de kwalitatieve onderdelen waarop die dienstverlening betrekking kan hebben geduid. Formatie 2014-2015
0,8 directeur 1,6 secretarieel/administratie 0,6 voorzitter PCL 0,7 gedragswetenschapper Totaal:
2015-2016 2016-2017 2017-2018
dir., vz. PCL, secr./admin. idem idem
3,7 fte 3,0 3,0 3,0
Met name voor de PCL zullen door de inzet van aanvullende expertise kosten gemaakt worden. Dit betreft echter wisselende expertise en wordt niet in vaste dienst genomen. De financiële ruimte van het samenwerkingsverband om, tijdelijk en wisselend, ondersteuningscapaciteit aan te bieden aan haar deelnemers (aanvullend aan hun lumpsum bekostiging) wordt aangegeven in de begroting. Van groot belang, ook in verband met de formatie, is te beseffen dat het samenwerkingsverband gekozen heeft voor een gesloten model van bekostiging van lichte en zware zorg. Uitsluitend ter hoogte van het beschikbare bedrag kunnen (samenwerkende) scholen bedeeld worden. Dit in relatie tot specifieke ondersteuningsvragen. In het schoolmodel en gegeven het noodzakelijke groeimodel (en de grenzen aan de mogelijkheden vanwege verevening) kan het samenwerkingsverband geen groot bestand in vaste dienst nemen. De mogelijkheid bestaat dat zich een stijging van het aantal leerlingen in het VSO voordoet na de teldatum. De peildatum wordt gesteld op 2 oktober zodat geen afzonderlijke gegevens behoeven te worden verzameld en bijgehouden. Deskundigheidsbevordering/professionalisering De invoering van passend onderwijs heeft consequenties voor de deskundigheidsbevordering en professionalisering van het personeel. Het is de verantwoordelijkheid van elke school om aandacht te besteden aan het op peil houden van de deskundigheid. In de gesprekkencyclus (o.a. functioneringsen beoordelingsgesprekken) van elke school wordt dit aan de orde gesteld. Het is aan de scholen om, al dan niet in samenwerking met andere scholen, een specifieke scholingsparagraaf in hun jaarplan op te nemen. Op overeenstemming gericht overleg (OOGO) In het kader van Passend Onderwijs voert het samenwerkingsverband jaarlijks op overeenstemming gericht overleg over het concept van het ondersteuningsplan met de samenwerkingsverbanden PO en de gemeente(n) binnen het gebied van het samenwerkingsverband. De samenwerkingsverbanden PO en VO overleggen over de doorgaande leer- en ondersteuningslijnen. 13 Ondersteuningsplan RSV PVO 30-07 Versie 1.0 d.d. 18-04-2014
Het samenwerkingsverband VO en het college van B&W overleggen in elk geval, ieder vanuit de eigen verantwoordelijkheid, met elkaar over de afstemming tussen het passend onderwijs en de jeugdzorg, het leerlingenvervoer, de leerplicht en de onderwijshuisvesting. Bovendien kunnen de partijen in overleg besluiten hier andere gemeenschappelijke thema’s aan toe te voegen. Doel van het OOGO is om een goede afstemming en samenwerking te krijgen tussen de gemeenten en de samenwerkingsverbanden Passend Onderwijs PO en VO. Het te voeren overleg is voorwaardelijk voor het kunnen vaststellen van het ondersteuningsplan. Relatie met gemeenten Onderstaande thema’s spelen bij de gemeenten binnen het gebied van het samenwerkingsverband: Jeugdzorg: Samenwerkingsverband en gemeenten zorgen voor een verbinding tussen school en zorg rondom opvoeden en opgroeien (niet alleen rondom stoornissen) met daarbij een prioriteit op preventie i.p.v. curatie. Leerlingenvervoer: Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het toekennen van leerlingenvervoer. Dit doen zij op grond van hun eigen verordening. Ouders doen hiervoor een aanvraag. Leerplicht: Gemeenten en het samenwerkingsverband hebben de gezamenlijke ambitie om het aantal thuiszitters (waaronder zwerfjongeren) te verminderen. Alleen de leerplichtambtenaar kan ontheffing van de leerplicht verlenen. Afgesproken wordt om ook het thema: “voortijdig schoolverlaters” te bekijken volgens het RMC-Utrecht model. Binnen het RSV-PVO is men zich bewust van het verschil tussen wettelijke verplichting (opdracht) en ambitie. Voortijdig schoolverlaten wordt verbonden met het thema leerplicht. Onderwijshuisvesting: Huisvestingsvraagstukken (waaronder vragen rondom tussenvoorzieningen) worden in regionaal verband besproken met gemeentelijke vertegenwoordigers. Dit laat onverlet dat iedere gemeente een eigen IHP heeft en lokaal afspraken moet maken met de schoolbesturen, die in het IHP voorkomen. AWBZ – WMO: Het gaat hier om zaken als dagbesteding en inzet PGB (persoonsgebonden budget). In het volgende organogram wordt het bestuur met de overige organen van het samenwerkingsverband schematisch in een hiërarchische relatie in beeld gebracht.
14 Ondersteuningsplan RSV PVO 30-07 Versie 1.0 d.d. 18-04-2014
ORGANOGRAM SWV PVO 30-07 Algemeen Bestuur (AB) toezichthoudend
Dagelijks Bestuur (DB) uitvoerend
Scholenoverleg (SchO)
Ondersteuningsplanraad (OPR) instemmend, adviserend
adviserend
Directeur SWV uitvoerend, gemandateerd
Bedrijfsbureau
PCL
Wijzigingen in versie 0.5 t.o.v. versie 0.4: Bij het AB, DB en directeur zijn enkele wijzigingen opgenomen die met elkaar samenhangen. Bij ‘Personeel/Medezeggenschap is het tekstgedeelte over ondersteuningsmiddelen i.c. personele middelen bij hoofdstuk 8 weggehaald en toegevoegd aan deze paragraaf (opmerking Nol van Beurden). Er is ook een gedeelte over formatie ingevoegd. Aan de titel van deze paragraaf is ‘formatie’ toegevoegd. Onder ‘formatie’ is een peildatum toegevoegd van 2 oktober in het geval er sprake is van een stijging van het aantal leerlingen in het VSO. (Opmerking Hans van Ipenburg). Er is een paragraaf ‘deskundigheidsbevordering/professionalisering’ opgenomen. (Opmerking van de OPR). De inrichting van de OPR is verwijderd. Er wordt volstaan met een verwijzing naar het reglement. (Opmerking van de OPR). Bij ‘relatie met gemeenten’ is het onderwerp AWBZ – WMO toegevoegd. (Opmerking vanuit het AB). Er zijn enkele tekstuele wijzigingen doorgevoerd waardoor het document juridisch meer correct is. (Opmerkingen Hans van Ipenburg).
15 Ondersteuningsplan RSV PVO 30-07 Versie 1.0 d.d. 18-04-2014
3. DEKKENDE ONDERSTEUNINGSSTRUCTUUR Visie op onderwijsondersteuning Alle leerlingen, die in staat zijn om onderwijs te volgen, hebben recht op goed onderwijs. Hieronder verstaan we dat de opbrengsten van iedere onderwijsinstelling tenminste moeten voldoen aan de kwaliteitseisen die de onderwijsinspectie stelt aan het verkrijgen van een basisarrangement. Daarbij is het de taak van de school om de leerlingen die aan haar zijn toevertrouwd optimaal te laten ontplooien. Voor sommige leerlingen gaat dat niet vanzelf: zij hebben daar in meer of mindere mate tijdelijk of permanent ondersteuning bij nodig. Hierbij is het van belang de focus niet slechts te richten op leerlingen met weinig cognitieve bagage maar zeker ook op de hoogbegaafde leerlingen. Vanuit de statistische benadering blijkt dat 50% van alle leerlingen binnen het VO een vorm van aangepaste ondersteuning nodig heeft en 3 tot 5 % van de leerlingpopulatie zal een beroep doen op maatwerkondersteuning. De totale organisatie van het RSV rond de ondersteuningsvoorzieningen en de daarbij aangesloten scholen is gericht op de optimale ontplooiing van alle leerlingen, gericht op het behalen van een diploma voortgezet onderwijs passend bij hun capaciteiten. Omdat er een grote diversiteit is binnen de leerlingpopulatie, kan er ook een grote diversiteit zijn in het ondersteuningsaanbod van de verschillende scholen. Volgens de visie van het samenwerkingsverband mag deze diversiteit ook bestaan tussen de scholen. Uitgangspunt is het streven dat alle scholen gezamenlijk een samenhangend geheel van ondersteuningsvoorzieningen ontwikkelen voor alle leerlingen van de regio. Behalve dat er verschillen mogen zijn, dienen er ook overeenkomsten te zijn. Alle scholen van het samenwerkingsverband bieden dan ook ten minste basisondersteuning. De ondersteuningsbehoefte Een aangesloten school kan het samenwerkingsverband vragen welke ondersteuning een leerling nodig heeft. Hierbij spelen de mogelijkheden die een leerling heeft, rekening houdend met zijn chronische ziekte of andere beperkingen een rol. Het samenwerkingsverband zal alle gegevens bekijken, die nodig zijn om de ondersteuningsbehoefte vast te stellen. Soms kan het samenwerkingsverband ook zelf proberen onderzoeksgegevens te verkrijgen. Zo zal het samenwerkingsverband onafhankelijk van de betrokken scholen proberen zicht te krijgen op de diagnose(s) en op de ernst, waarin de ziekte of de beperking zich voordoet. Uitgangspunt is echter dat de ondersteuningsbehoefte leidend is en niet de handicap, ziekte of beperking. De uitkomst van het onderzoek naar de ondersteuningsbehoefte zal zijn dat het samenwerkingsverband aan de school bericht wat het samenwerkingsverband denkt over de ondersteuningsbehoefte van een leerling. Als onvoldoende gegevens beschikbaar zijn, zal het samenwerkingsverband die uitkomst van het onderzoek aan de school doorgeven. Een andere uitkomst van het onderzoek kan zijn dat het samenwerkingsverband inschat dat de ondersteuningsbehoefte niet geboden kan worden op de school, die met de aanmelding bezig is. Of het kan blijken dat het gestelde ontwikkelingsperspectief niet juist is. Het samenwerkingsverband zal in die situatie geen tijd verloren laten gaan en de ondersteuningsbehoefte ook melden aan een school, waar de ondersteuning wel kan worden geboden. In het laatste geval worden alleen beschermde persoonsgegevens doorgegeven aan een aangesloten school van het samenwerkingsverband. Het is mogelijk dat de noodzakelijke ondersteuningsvoorziening niet binnen het bereik van het samenwerkingsverband valt of dat de voorziening niet op redelijke termijn beschikbaar is. De ouders kunnen dan verwachten dat de school met hen in gesprek zal gaan en dat vervolgens gezocht zal worden naar de mogelijkheden. 16 Ondersteuningsplan RSV PVO 30-07 Versie 1.0 d.d. 18-04-2014
Ondersteuningsvoorzieningen Volgens de wet worden de bekostigingsmiddelen over de stichting en de aangesloten scholen verdeeld. De bekostigingsmiddelen voor ondersteuning komen ten goede aan de stichting en de fondsen van de aangesloten scholen. De ondersteuningsmiddelen kunnen bestaan uit: geld voor personeel of materieel bij de scholen, personeel, dat verbonden is aan de Stichting RSV PVO Eindhoven-Kempenland en/of materialen van het samenwerkingsverband. Bijvoorbeeld één registratiesysteem of bovenschools voorlichtingsmateriaal voor ouders. Binnen het samenwerkingsverband is ervoor gekozen de voorzieningen voor lichte en zware ondersteuning zo mogelijk aan de aangesloten scholen toe te wijzen. Om voor specifieke groepen leerlingen de concrete uitwerking vast te stellen, moeten die per ondersteuningsvoorziening worden uitgewerkt3. De commissie samenhang ondersteuningsvoorzieningen heeft een plan opgesteld dat voorziet in: de inventarisatie van de ondersteuningsvoorzieningen (soorten voorziening, vestigingsplaatsen van de voorzieningen, capaciteit per voorziening per vestigingsplaats); de uitwerking van de procedures voor het hanteren van overschotten of tekorten aan ondersteuningsvoorzieningen; de uitwerking van relevante criteria voor uitbreiding of krimp van ondersteuningsvoorzieningen. Bepaling van het totale aanbod van ondersteuningsvoorzieningen Het samenwerkingsverband krijgt op grond van de diagnostiek een indruk van de ondersteuningsbehoefte van vrijwel alle leerlingen die lichte of zware ondersteuning behoeven. Alleen de leerlingen in residentiële instellingen of de leerlingen met een ernstige visuele of auditieve handicap worden door het samenwerkingsverband niet beoordeeld. Op grond van deze inzichten zal binnen het samenwerkingsverband gekeken worden hoeveel plaatsruimte nodig is bij de verschillende ondersteuningsvoorzieningen. Gekeken zal worden wat haalbaar is met de ondersteuningsmiddelen voor zover die aan het samenwerkingsverband worden toegekend en naar de scholen kunnen worden verdeeld. Samenhangend geheel van ondersteuningsvoorzieningen De samenhang tussen de ondersteuningsvoorzieningen wordt vanuit het samenwerkingsverband als volgt nagestreefd: In de overeenkomsten van aansluiting worden de rechten en plichten van zowel het samenwerkingsverband als de aangesloten school vastgelegd. Aldus heeft het samenwerkingsverband de mogelijkheid om de ondersteuningsvoorzieningen te beïnvloeden waar een tekort of een overschot aan bestaat. Het samenwerkingsverband, en vooral een werkgroep van de meest betrokken personen uit het scholenoverleg, kan adviseren over de totstandkoming van arrangementen.
3
De uitwerking moet voor leerlingen met dezelfde ondersteuningsbehoefte worden vastgesteld. De uitwerking betreft normen over de benodigde kwaliteit en kwantiteit van de ondersteuningsvoorziening(en) in relatie tot de feiten. De normen zien ook op de haalbaarheid om ondersteuningsvoorzieningen in concrete situaties te realiseren
17 Ondersteuningsplan RSV PVO 30-07 Versie 1.0 d.d. 18-04-2014
Het samenwerkingsverband brengt samenhang door inbreng van zijn expertise in concrete situaties. Gedacht kan worden aan eenduidige diagnostiek. Ook kan gedacht worden aan de rol, die het samenwerkingsverband gegund wordt bij het oplossen van conflicten. De scholing van personeel kan conform het VN-verdrag rechtstreeks door de stichting plaatsvinden. In geval een personeelslid niet goed functioneert, bestaat de mogelijkheid om hem daarop aan te spreken. Binnen het samenwerkingsverband worden vele vormen van ondersteuning geboden; de scholen voor regulier onderwijs bieden op alle vestigingen de basisondersteuning en soms lichte ondersteuning aan. Een groot aantal biedt daarnaast zware ondersteuning ( voormalig LGF; per 0108-2014 in de vorm van voorzieningen). De scholen voor speciaal onderwijs bieden louter zware ondersteuning. Zware ondersteuning wordt nagestreefd voor alle leerlingen die dit nodig hebben en in staat zijn onderwijs te volgen. In de toekomst wordt gestreefd naar meer onderwijsarrangementen tussen VO-VSO en VO-VO. Op dit moment gaan de leerlingen met een cluster 4-indicatie en capaciteiten op het niveau praktijkonderwijs naar een VSO-school buiten de regio. Onderzocht gaat worden of er ook voor deze leerlingen binnen de regio een onderwijsaanbod kan worden gecreëerd. Het schoolondersteuningsprofiel en voorzieningen van het samenwerkingsverband Elk schoolbestuur moet een schoolondersteuningsprofiel vaststellen voor iedere vestiging van zijn school binnen het gebied van het samenwerkingsverband. Dat schoolondersteuningsprofiel is een beschrijving van de voorzieningen die op die vestiging van de school zijn getroffen voor leerlingen die extra ondersteuning behoeven. Iedere school van het samenwerkingsverband biedt basisondersteuning. Een school kan daarnaast andere ondersteuning bieden. Soms is een ondersteuningsvoorziening van de school ook een ondersteuningsvoorziening van het samenwerkingsverband. Het laatste betekent dat de school van het samenwerkingsverband een bijdrage ontvangt en dat de school die voorziening heeft omschreven en gedocumenteerd volgens de regels van het samenwerkingsverband4. Alle ondersteuningsvoorzieningen hebben een beperkte capaciteit. Als de ondersteuningsvoorzieningen een te grote of te kleine capaciteit hebben vindt planning plaats met de aangesloten scholen. Als er een tekort is aan voorzieningen voor leerlingen met gelijke ondersteuningsbehoefte treedt de stichting in overleg met de aangesloten scholen, die openstaan voor en de mogelijkheden hebben tot het aanbieden van de benodigde voorzieningen. Als er een overschot is aan voorzieningen, treedt de stichting in overleg met alle aanbieders, en komt met hen
4
Iedere ondersteuningsvoorziening van het samenwerkingsverband moet voorzien zijn van een beschrijving van de inrichting en werking van die ondersteuningsvoorziening. Verplichte onderwerpen zijn: (a) Wat zijn de onderwijsactiviteiten voor de leerling, (b) Voor leerlingen met welke kenmerken (chronische ziekte, handicap, onderwijsparticipatie) is de voorziening (c) Wat zijn de competenties/kwaliteiten van ingezette ondersteuningsmiddelen (personeel/materieel&huisvesting), voor zover het RSV PVO daaraan bijdraagt. (d) de capaciteit van de voorziening (eventueel minimum, maar in ieder geval maximum plaatsruimte), (e) meetbare bijdrage aan het onderwijs van de leerling in het kader van het ontwikkelingsperspectief en de evaluatie daarvan (f) meetbare inzet ondersteuningsmiddelen (personeel/materieel) en de kosten daarvan (g) borging op kwaliteit in het kader van de beoogde werking van de ondersteuningsvoorziening voor de leerlingen gericht op de bijdrage van de voorziening aan hun ontwikkelingsperspectief.
18 Ondersteuningsplan RSV PVO 30-07 Versie 1.0 d.d. 18-04-2014
tot een oplossing. De oplossingen kunnen vervolgens worden verwerkt in de schoolondersteuningsprofielen van de scholen. NB: De uitgangssituatie op 1 augustus 2014 is dat voor circa 1/3e deel van de zware ondersteuning deze ondersteuning buiten het gebied van het samenwerkingsverband wordt geboden. Het is mogelijk dat de keuze wordt geboden tussen enerzijds een ondersteuningsvoorziening bij het samenwerkingsverband (al dan niet met een wachtlijst) en anderzijds een ondersteuningsvoorziening elders. In het laatste geval kan de stichting proberen om met de wensen van ouders rekening te houden door ondersteuning voor de leerling buiten het gebied van het samenwerkingsverband. Er wordt een samenvattend overzicht opgesteld van alle schoolondersteuningsprofielen van de aangesloten scholen alsmede een overzicht van de tot het samenwerkingsverband behorende ondersteuningsvoorzieningen. Ondersteuningsprofielen Alle scholen hebben vóór 1-8-2014 hun ondersteuningsprofiel ingevuld op basis van een format. Het ondersteuningsprofiel is een weergave van de schoolspecifieke ondersteuning die een school biedt. In dat document beschrijft de school op welke wijze zij uitvoering geeft aan de ondersteuning en hoe deze is georganiseerd. Basisondersteuning Basisondersteuning is het door het samenwerkingsverband afgesproken geheel van voorzieningen die binnen de onderwijsondersteuningsstructuur van de school planmatig en op een overeengekomen kwaliteitsniveau, eventueel in samenwerking met ketenpartners, worden uitgevoerd. De basisondersteuning valt onder de eigen verantwoordelijkheid van elke school. Uitgangspunt is dat basisondersteuning die ondersteuning is die aan alle leerlingen in groepsverband gegeven kan worden. Het gaat daarbij om de aandacht voor de leerling, het in beeld houden van de leerling, hulp bieden bij leermoeilijkheden, waaronder dyslexie, dyscalculie, etc. en de ontwikkeling van sociale competenties in de groep. Het is de bedoeling dat alle scholen m.i.v. 01-08-2014 de basisondersteuning op orde hebben. Preventieve interventies Hoewel preventieve interventies buiten de verantwoordelijkheid van het samenwerkingsverband vallen, zijn ze hieronder ter informatie weergegeven: De school biedt een veilig schoolklimaat. De school beschikt tenminste over een: - Veiligheidsplan - Regeling ter voorkoming van seksuele intimidatie, agressie, geweld - Pestprotocol - Leerlingenstatuut De school kent een cyclus van planmatig handelen. Alle scholen beschikken over een structuur van planmatig handelen waarin tijdig problemen op het gebied van leren, opgroeien en opvoeden worden gesignaleerd en aangepakt (SAVUE, PDCA). Alle docenten en overige betrokken medewerkers zijn bekend met deze structuur. Zij weten welke functionarissen binnen de school welke hulp bieden aan leerlingen. Alle leerlingen hebben een mentor of begeleider. De mentor/begeleider kent zijn leerlingen en hun dossiers, is op de hoogte van het functioneren op school en kent de thuissituatie. Betrokkenheid van ouders/verzorgers: 19 Ondersteuningsplan RSV PVO 30-07 Versie 1.0 d.d. 18-04-2014
Alle scholen hebben in hun schoolgids vastgelegd op welke wijze ouders betrokken worden bij de ondersteuningsbehoefte van hun kind. Afstemming onderwijs-leerlingpopulatie: Alle scholen hebben in hun schoolgids vastgelegd op welke wijze zij een onderwijsprogramma aanbieden dat is afgestemd op de leerlingpopulatie.
Lichte ondersteuning Een voorziening voor lichte ondersteuning heeft tot doel dat iemand met die lichte ondersteuning zijn ontwikkelingsperspectief kan waarmaken. Zonder deze ondersteuning kan een leerling wel een onderwijsprogramma volgen, maar behaalt hij (waarschijnlijk) geen diploma of getuigschrift. Een aantal reguliere scholen voor voortgezet onderwijs hebben, zoals dat nu heet, een interne zorgklas. Ook zijn er nu projecten zoals “Op de rails” en “Herstart”, die worden omgevormd per 1 augustus 2014. Sommige scholen duiden de interne zorgklas ook aan als “interne rebound”. In totaal zijn er in het gebied van het samenwerkingsverband 15 interne zorgklassen. De capaciteit per zorgklas kan per school verschillen. Ook kennen sommige reguliere scholen voor voortgezet onderwijs zogeheten LWOO-groepen. LWOO betekent “leerweg ondersteunend onderwijs”. Het personeel voor een LWOO-groep is bedreven in het omgaan met leerlingen, die zich lesstof in leerwegondersteunend onderwijs eigen willen maken. Ook kunnen LWOO-groepen een specifieke organisatievorm hebben om te bereiken dat alle leerlingen van de groep het onderwijs kunnen volgen. Aangesloten scholen en de stichting streven ernaar om gezamenlijk initiatieven te ontplooien voor ondersteuningsvoorzieningen, die nodig zijn voor een zo passend mogelijke plaats in het onderwijs. Onder lichte ondersteuning valt het geheel aan preventieve en curatieve maatregelen dat buiten het reguliere curriculum geboden wordt om leerlingen met succes hun schoolloopbaan te laten volgen. Deze ondersteuning wordt geboden aan een beperkt aantal leerlingen en is tijdelijk van aard. Indien de ondersteuning permanent van aard is, betreft het compenserende maatregelen die binnen de groep kunnen worden gehanteerd. De school bepaalt zelf of de lichte ondersteuning geboden wordt op school en door school, of in samenwerking met andere instanties. Zware ondersteuning Een voorziening voor zware ondersteuning heeft tot doel dat iemand voortgezet onderwijs kan volgen. Zonder deze ondersteuning kan iemand geen onderwijsprogramma voor voortgezet onderwijs volgen. Het is de ambitie binnen het regulier voortgezet onderwijs speciale arrangementen te ontwikkelen waarmee leerlingen binnen het voortgezet onderwijs worden geholpen. Deze arrangementen vallen onder de zware ondersteuning. Enkele scholen binnen het samenwerkingsverband hebben zich toegelegd op gespecialiseerde voorzieningen, waarbinnen mensen met een handicap in het autistisch spectrum hun mogelijkheden kunnen benutten. Ook zijn voorzieningen met zware ondersteuning nodig, gericht op de mogelijkheden van andere leerlingen. Daarbij zijn technologische ontwikkelingen van belang. Voor wat betreft de inzet van ondersteuningsvoorzieningen kunnen wellicht de webchair of digibeter uitkomst bieden. Sommige ondersteuningsvoorzieningen hebben gevolgen voor de onderwijshuisvesting, enerzijds vanwege de aard van de voorziening en anderzijds vanwege de effecten op het onderwijs aan andere leerlingen. 20 Ondersteuningsplan RSV PVO 30-07 Versie 1.0 d.d. 18-04-2014
Arrangementen bij meer scholen Arrangementen, die in dit ondersteuningsplan worden bedoeld, houden in dat iemand het onderwijs volgt bij een reguliere school voor voortgezet onderwijs, maar dat voor één tot enkele dagen per week onderwijs wordt gevolgd bij een andere school. Die andere school kan zowel een VO-school zijn als een school voor voortgezet speciaal onderwijs. De VO-school van inschrijving bewaakt daarbij dat de leerling zijn recht op voortgezet onderwijs realiseert. Het is eveneens mogelijk dat een leerling fulltime in het regulier onderwijs zit, maar met inzet en expertise vanuit het VSO. Er worden in een arrangement afspraken gemaakt welke onderwijstijd waar wordt gerealiseerd. Bij het bepalen van de ondersteuningsbehoefte wordt een inschatting gemaakt welke onderwijstijd en examinering bij het reguliere voortgezet onderwijs haalbaar is. Als in een arrangement onderwijs bij een school voor voortgezet speciaal onderwijs is opgenomen, heeft dat onderwijs betrekking op het “uitstroomprofiel vervolgonderwijs”. De regierol en het mentoraat liggen bij de reguliere school voor voortgezet onderwijs. De school voor voortgezet speciaal onderwijs zet de expertise in, die nodig is voor de onderwijstijd waarbij de handicap een te grote belasting vormt voor de leerling en/of de VOschool om het reguliere onderwijs te volgen. Samenwerking cluster 1 Voor de scholen van het samenwerkingsverband kan Instelling cluster 1 ‘Visio” de partner voor cluster 1 zijn. Voor alle leerlingen met visuele beperkingen verzorgt Visio in deze regio specialistische onderwijskundige begeleiding op reguliere scholen en andere scholen voor speciaal onderwijs. Op deze manier kunnen 75% van alle leerlingen die blind of slechtziend zijn deelnemen aan thuisnabij onderwijs. Op de website van Visio Onderwijs te Grave is uitgebreide informatie te vinden. Samenwerking cluster 2 Voor de scholen van het samenwerkingsverband kan ‘De Taalbrug’ (SSOE) de partner voor cluster 2 zijn. De Taalbrug (Eindhoven) en ‘Mgr.Hanssenschool’ (Hoensbroek) vormen samen een ’Instelling voor onderwijs en begeleiding cluster 2’. Voor alle leerlingen met een auditieve en/of communicatieve beperking - doof, slechthorend en/of ernstige spraaktaalmoeilijkheden (esm) - wil de Instelling cluster 2 aansluiten bij het zorgniveau van de reguliere scholen binnen het samenwerkingsverband. Indien de onderwijsbehoefte van deze leerlingen op het gebied van communicatie de mogelijkheden van de zorgplicht van de scholen binnen het samenwerkingsverband overstijgt wil de cluster 2 instelling, in dialoog met school en ouders, maatwerk bieden in de vorm van een passend onderwijs arrangement. Basisondersteuning cluster 2: Wanneer de schoolinterne zorg ontoereikend is en vragen rondom een vermoeden van cluster 2 problematiek niet beantwoord kunnen worden, kan een aanvraag worden gedaan voor een traject Consultatie en Advies. Het traject wordt bekostigd door cluster 2. Het invullen van een signaleringsinstrument door de reguliere school ten aanzien van de vermoede cluster 2-problematiek gaat hier aan vooraf. Extra onderwijsondersteuning cluster 2: Wanneer in de schoolinterne zorgstructuur enindien van toepassing - in de schoolnabije zorgstructuur van het samenwerkingsverband vastgesteld wordt dat de school en/of het samenwerkingsverband niet volledig aan haar zorgplicht kan voldoen vanwege de auditieve of communicatieve beperkingen van de leerling, kan een toeleidingstraject naar extra onderwijsondersteuning aangevraagd worden bij het aanmeldpunt van de instelling. De informatie en onderzoeksgegevens van de schoolinterne en schoolnabije zorg worden hiervoor door de reguliere school beschikbaar gesteld. De kosten van de extra onderwijsondersteuning komen ten laste van het cluster 2 budget. 21 Ondersteuningsplan RSV PVO 30-07 Versie 1.0 d.d. 18-04-2014
Verwijzing / plaatsing cluster 2 SO/VSO: Wanneer in de schoolinterne zorgstructuur en indien van toepassing - in de schoolnabije zorgstructuur van het samenwerkingsverband geconcludeerd wordt dat de school en/of het samenwerkingsverband niet volledig aan haar zorgplicht kan voldoen kan een toeleidingstraject naar plaatsing op een cluster 2 lesplaats (SO / VSO school) aangevraagd worden bij een aanmeldpunt van de instelling. De informatie en onderzoeksgegevens van de schoolinterne en schoolnabije zorg worden hiervoor beschikbaar gesteld. Expertise-overdracht: De instelling is de scholen binnen het SWV van dienst bij het vergroten van de cluster 2-expertise. De scholen kunnen daarvoor gebruik maken van het begeleidingsen scholingsaanbod op maat. De kosten van deze dienstverlening worden in overleg op basis van een offerte vastgesteld. Meer informatie is te vinden op de websites van Siméa, SSOE, en Taalbrug. Er kan ook contact opgenomen worden met het Aanmeldpunt Eindhoven via 0402902350 of per mail.
Leerlingen met epilepsie en ambulante begeleiding Leerlingen met epilepsie (die voorheen tot de cluster 3 populatie gerekend werden) kunnen, afhankelijk van de zwaarte van de problematiek in relatie tot de onderwijsbeperkingen, geplaatst worden in een VSO-school die zware zorg biedt. Over de toelaatbaarheid wordt beslist door de PCL. Leerlingen die epilepsie hebben en binnen het regulier onderwijs naar school gaan, konden tot de invoering van passend onderwijs op basis van een LGF-beschikking een beroep doen op de ambulante ondersteuning van de Berkenschutse in Heeze. De ambulante ondersteuning die de Berkenschutse biedt aan leerlingen met epilepsie in het regulier onderwijs zal ook na invoering van passend onderwijs beschikbaar blijven. Overige activiteiten Scholing op passend onderwijs. Het samenwerkingsverband biedt aan personeel van (aangesloten scholen van) het samenwerkingsverband scholing aan, die van belang is voor passend onderwijs. Het samenwerkingsverband heeft een rol te vervullen bij het bieden van rechtsbescherming. Het gaat niet alleen om klachten over gedragingen . Het kan ook gaan om bezwaren tegen besluiten van het samenwerkingsverband, bijvoorbeeld over de toelaatbaarheid tot het speciaal onderwijs. Als niet het samenwerkingsverband een besluit neemt, maar een aangesloten school van het samenwerkingsverband, kan ook die school de rechtsbescherming hebben ondergebracht bij het samenwerkingsverband. Dit zal de regel kunnen zijn als het samenwerkingsverband de betrokken leerling kent omdat het samenwerkingsverband aan de school advies heeft uitgebracht. Ook kan het gaan om bezwaren over besluiten met betrekking tot leerlingen, die veelvuldig wegblijven van school. Het samenwerkingsverband kan uitvoerende taken passend onderwijs verrichten als die nodig worden gevonden door het samenwerkingsverband zelf en één of meer scholen van het samenwerkingsverband. Bijvoorbeeld het bijhouden van het leerling-dossier passend onderwijs. Het samenwerkingsverband let op of in dat dossier de relevante gegevens zijn opgenomen en of die gegevens voldoen aan het ‘Besluit uitwisseling leer- en begeleidingsgegevens’. Het samenwerkingsverband bouwt aan een systeem voor kwaliteitszorg en kwaliteitsborging voor passend onderwijs. (Zie hiervoor de notitie ‘Kwaliteitszorg, kwaliteitsborging en risicobeheersing’). Hiertoe behoren o.a. het toezien op de naleving van de overeenkomsten van aansluiting (waaronder monitoring op basisondersteuning, lichte ondersteuning en 22 Ondersteuningsplan RSV PVO 30-07 Versie 1.0 d.d. 18-04-2014
zware ondersteuning), de monitoring op de procedures en activiteiten die leiden tot een samenhangend geheel van ondersteuningsvoorzieningen tussen de aangesloten scholen van het samenwerkingsverband (VO-VO, VO-VSO, VSO-VO). Het samenwerkingsverband legt voorts verantwoording af aan de onderwijsinspectie.
Capaciteit Een tweede peildatum i.v.m. groei van het VSO ligt op 2 oktober (zie paragraaf ‘personeel, formatie en medezeggenschap’ in hoofdstuk 2. Als op basis van voortschrijdend inzicht blijkt dat er na die datum toch sprake is van een groei van het VSO, kunnen er afspraken gemaakt worden over een nader te bepalen regeling die een kennelijke onbillijkheid voorkomt. Volgens de wet en de statuten zorgt de stichting er voor dat ook leerlingen, die ondersteuning behoeven boven het niveau van de basisondersteuning, een zo passend mogelijke plaats in het onderwijs krijgen. De woorden “zo passend mogelijk” betekenen dat er geen sprake is van een absolute norm. Bij de capaciteitsplanning zal op die grond leidend zijn wat voor de scholen en het samenwerkingsverband redelijkerwijs haalbaar en proportioneel is. Dit geldt ook voor voorzieningen voor leerlingen met beperkingen in de onderwijsparticipatie. De start van deze voorziening zal echter mede afhankelijk zijn van het rijksbeleid en het beleid van de gemeenten. Voor deze doelgroep zijn immers geen middelen voor ondersteuning vastgelegd. Aandachtspunten: Voor 1-8-2014 hebben alle scholen hun schoolondersteuningsprofiel ingevuld. In dat schoolondersteuningsprofiel is de ambitie verwoord welke voorzieningen uitgezet worden. Dit profiel moet gezien worden als een groeimodel en zal de komende jaren regelmatig worden aangepast. In schooljaar 2014-2015 kan een commissie zich buigen over het ontwikkelen van een audit waarin de mate waarin de school de basisondersteuning op orde heeft en voldoet aan de Wet BIO in kaart wordt gebracht. Deze audit dient aan te sluiten bij de controle die door de onderwijsinspectie wordt uitgevoerd. Leerlingen met beperkingen in de onderwijsparticipatie moeten vanaf 01-08-2014 worden geholpen onder medeverantwoordelijkheid van het samenwerkingsverband. In Eindhoven betreft dit bijv. de ‘zwerfjongeren’. Deze zijn ten dele buiten het beeld van de overheid of, als dat wel het geval is, blijven zij soms verstoken van hun mensenrechten. Zo kunnen Nederlandse jongeren zonder adres niet worden ingeschreven bij een aangesloten school. Aldus kunnen zij geen examen afleggen of stage lopen. Desalniettemin wil de stichting ook voor deze jongeren hun beperking in de onderwijsparticipatie opheffen als de overheid de wettelijke belemmeringen wegneemt.
Wijzigingen in versie 0.5 t.o.v. versie 0.4: Opmerkingen van Nol van Beurden overgenomen. Bij ‘samenhangend geheel van ondersteuningsvoorzieningen’ is de eerste opsomming op advies van Hans van Ipenburg toegevoegd. Onder ‘lichte ondersteuningen’ is de opsomming van voorbeelden verwijderd omdat deze verwarrend is; immers de voorbeelden behoren ook tot de basisondersteuning. Tekst onder ‘leerlingen met epilepsie’ is toegevoegd. Er zijn enkele tekstuele wijzigingen doorgevoerd waardoor het document juridisch meer correct is. (Opmerkingen Hans van Ipenburg).
23 Ondersteuningsplan RSV PVO 30-07 Versie 1.0 d.d. 18-04-2014
4. LEERLINGENSTROMEN Aanmeldingsprocedure Het is de bedoeling dat ouders hun kind bij één VO-school aanmelden. Aanmelding bij meerdere scholen kan tot vertraging en overbodige kosten leiden. Voor aangemelde leerlingen die lichte of zware ondersteuning nodig hebben, is het verzoek om toelating tevens het verzoek tot toelating tot een ondersteuningsvoorziening van het samenwerkingsverband. De aanmelding dient zo mogelijk minstens tien weken voor de beoogde plaatsingsdatum te gebeuren bij de school waar de voorkeur van de ouders naar uit gaat. De volgende gegevens dienen bij aanmelding overlegd te worden: - een geldig identiteitsbewijs; - het schooladvies van de toeleverende school; - de citoscore, indien beschikbaar; - gegevens en papieren over ziekte, stoornissen, handicaps of wegblijven van school, een eventuele dyslexieverklaring of dyscalculieverklaring; Als de school bij aanmelding niet voldoende gegevens of bewijzen heeft ontvangen, moet de school de inschrijving aanhouden. In dat geval kan de school vragen om gegevens aan te vullen of de benodigde papieren te overleggen en/of een afspraak te maken bij het samenwerkingsverband, zodat het samenwerkingsverband aan de school advies kan geven over de ondersteuningsbehoefte. De school kan een leerling weigeren als er geen plaatsruimte op die school meer is. Als de aanmelding voor toelating niet meer door de school kan worden behandeld krijgen de ouders schriftelijk bericht binnen vier weken na de aanvulling van de aanmelding of na de datum, die de school in een bericht heeft laten weten.
Leerlingen uit het eigen samenwerkingsverband worden altijd aangenomen op een school van het samenwerkingsverband. In principe geldt dat ook voor leerlingen die afkomstig zijn van buiten het samenwerkingsverband.Het kan voorkomen dat iemand anders dan de ouder een jongere aanmeldt voor toelating. Soms bereiken een school signalen van een leerplichtambtenaar of van anderen over jongeren, die thuis zitten of die geen thuis hebben (zwerfjongeren). Deze aanmeldingen lopen in principe via het samenwerkingsverband. De termijnen over toelating beginnen pas te lopen als de ouder of (voorlopig) voogd de jongere voor toelating bij een school heeft aangemeld. Dat betekent dat de aanmelding dan pas in behandeling wordt genomen. Aanmelding voor toelating tot een arrangement van meer scholen Het wordt in het nieuwe stelsel van passend onderwijs mogelijk dat een leerling wordt toegelaten tot één school, die voor het onderwijs voor een deel van het onderwijsprogramma samenwerkt met een andere school. Het kan gaan om samenwerking met het onderwijs van een andere reguliere VOschool, maar ook om samenwerking met een school voor voortgezet speciaal onderwijs. In het voortgezet onderwijs volgt een leerling het onderwijsprogramma van de school. In het voortgezet speciaal onderwijs heet het onderwijs, dat toeleidt naar het VO-diploma “onderwijs in het kader van het uitstroomprofiel vervolgonderwijs”. Dit kan ook een vorm van symbiose onderwijs zijn. Het ontwikkelingsperspectief Voor een leerling in het VSO en een leerling in het VO die extra ondersteuning behoeft, moet vanaf 1 augustus 2014 een ontwikkelingsperspectief worden opgesteld. 24 Ondersteuningsplan RSV PVO 30-07 Versie 1.0 d.d. 18-04-2014
In dat ontwikkelingsperspectief dient tenminste te worden opgenomen: Het nagestreefde diploma waarmee de leerling verder kan naar het vervolgonderwijs of een getuigschrift waarmee de leerling terecht kan op de arbeidsmarkt. Als het VO niet tot de mogelijkheden behoort, kan in het VSO in het ontwikkelingsperspectief het uitstroomprofiel dagbesteding of het arbeidsmarktgerichte uitstroomprofiel worden beschreven. De eventuele afwijking van het onderwijsprogramma dat toeleidt naar dat programma. De ondersteuningsvoorziening waarin de begeleiding wordt geboden. De zorgcomponent door derden, die voor het onderwijs of de ondersteuning relevant is. De belemmerende factoren die van invloed zijn op het onderwijsproces als deze afwijken van de doelgroepomschrijving van de ondersteuningsvoorziening. De bevorderende factoren die van invloed zijn op het onderwijsproces. Als het leren voor een diploma of getuigschrift bemoeilijkt wordt door de persoonlijke omstandigheden van een leerling, kan extra ondersteuning nodig zijn. Het gaat om ondersteuning vanwege chronische ziekte, handicap of veelvuldig wegblijven van school (de wet passend onderwijs noemt dat “beperkingen in de onderwijsparticipatie”). In de wet passend onderwijs wordt extra ondersteuning vanuit het samenwerkingsverband uitgesloten als die ondersteuning nodig is ter bevordering van de beheersing van de Nederlandse taal. De brief over het ontwikkelingsperspectief voor leerlingen met extra ondersteuning, vermeldt het na te streven diploma alsmede de voorziening die de school nodig vindt om te voldoen aan de ondersteuningsbehoefte van een leerling. Voor die behoefte kan de school advies vragen aan het samenwerkingsverband. Indien van toepassing houdt de school bovendien rekening met de mening van de instellingen waaronder het Bureau Jeugdzorg, de jeugdgezondheidszorg, een instantie voor maatschappelijke ondersteuning, de GGZ of een daarmee vergelijkbare instelling. Als de school bij het onderwijs aan een leerling zal afwijken van het onderwijsprogramma, moet de school dat ook in de brief over het ontwikkelingsperspectief benoemen. Bovendien, als het ontwikkelingsperspectief voor een leerling het praktijkschoolgetuigschrift zal zijn, benoemt de school in de brief over dit ontwikkelingsperspectief de indeling van het praktijkonderwijs voor deze leerling. Positie van ouders bij het opstellen en volgen van het ontwikkelingsperspectief Het is de verantwoordelijkheid van de school om het ontwikkelingsperspectief op te stellen. De school bespreekt het ontwikkelingsperspectief met de ouders en soms ook met de betrokken leerling. De ouders worden door de school geïnformeerd over de voortgang en eventuele bijstellingen van het ontwikkelingsperspectief. Weigering toelating en doorzendplicht Een school zal de toelating na aanmelding op die school weigeren als op die school geen plaatsruimte beschikbaar is. Als er geen plaatsruimte is voor een ondersteuningsvoorziening van die school of voor een arrangement van die school met een andere school staat dat gelijk aan het ontbreken van plaatsruimte op die school5. Als er wel plaatsruimte is op de school en de school heeft andere redenen om toelating te weigeren, moet die school er zorg voor dragen dat een andere school bereid zal zijn om de leerling toe te laten. De school zal in die situatie doorgaans het samenwerkingsverband vragen om de ondersteuningsbehoefte van de betrokken leerling te bepalen. Tegelijk met de school ontvangen de
25 Ondersteuningsplan RSV PVO 30-07 Versie 1.0 d.d. 18-04-2014
ouders van het samenwerkingsverband het advies over de ondersteuningsbehoefte. Ouders ontvangen dit advies over de ondersteuningsbehoefte ook. De school gaat vervolgens na wat de meest geschikte ondersteuningsvoorziening in de eigen regio is. In overleg met de ouders zal de school die andere school benaderen. De beslissing wordt in principe genomen binnen zes weken na aanmelding. Als de beslissing niet binnen tien weken kan worden genomen, is van belang of de leerling al op een school voor voortgezet onderwijs is ingeschreven. Zo niet, dan moet de school de leerling tijdelijk plaatsen en inschrijven. Indien de leerling daarna toch wordt toegelaten, wordt de tijdelijke plaatsing omgezet in een definitieve plaatsing. Indien de toelating van de leerling op de andere school wordt geweigerd of een beslissing wordt genomen de aanmelding niet te behandelen, beëindigt de school de tijdelijke plaatsing. Deze zogenaamde “arrangementen”, waar verschillende scholen bij betrokken zijn, zullen in de komende jaren toenemen en verder ontwikkeld worden. Het onderwijsprogramma van de scholen van het arrangement moet uitmonden in het nagestreefde VO-diploma. De vormgeving van het arrangement wordt met de ouders besproken en vastgelegd in het ontwikkelingsperspectief. Procedure voor plaatsing, terugplaatsing en overplaatsing Voor toelating tot het voortgezet speciaal onderwijs is nodig dat een samenwerkingsverband een toelaatbaarheidsverklaring afgeeft. De procedure voor plaatsing: De school, waar een kind wordt aangemeld, kan aan het samenwerkingsverband vragen om een toelaatbaarheidsverklaring af te geven als blijkt dat de leerling extra ondersteuning nodig heeft. Er is altijd een toelaatbaarheidsverklaring nodig voor het voortgezet speciaal onderwijs in het kader van het uitstroomprofiel dagbesteding. In dat geval is geen (inclusief) voortgezet onderwijs van toepassing. Een toelaatbaarheidsverklaring is nodig als de leerling: - in een arrangement bij de school van aanmelding én een andere VO-school of school voor voortgezet speciaal onderwijs moet worden geplaatst (in verband met de ondersteuningsvoorziening bij die andere VO-school of school voor voortgezet speciaal onderwijs). - volledig bij een school voor voortgezet speciaal onderwijs kan worden geplaatst. Als de school van aanmelding praktijkonderwijs biedt kan ook een arrangement met onderwijs in het arbeidsmarktgerichte uitstroomprofiel aan de orde zijn. Als een toelaatbaarheidsverklaring wordt afgegeven leidt dat tot voltijdse plaatsing bij de school voor voortgezet speciaal onderwijs voor de periode waarin de toelaatbaarheidsverklaring geldig is6. De onderzoeksprocedure bij de toelaatbaarheidsverklaring houdt in dat het samenwerkingsverband er zorg voor draagt dat deskundigen het samenwerkingsverband adviseren over de toelaatbaarheid van leerlingen tot het voortgezet speciaal onderwijs. De procedure voor terugplaatsing of overplaatsing: In het laatste schooljaar waarop de toelaatbaarheidsverklaring betrekking heeft, draagt de school voor voortgezet speciaal onderwijs er zorg voor dat terugplaatsing of overplaatsing 6
Die toelaatbaarheidsverklaring heeft betrekking op een periode van één of meer schooljaren. Indien de toelaatbaarheidsverklaring in de loop van een schooljaar wordt afgegeven, wordt de periode vanaf die datum tot de eerste dag van het eerstvolgende schooljaar toegevoegd aan de schooljaren.
26 Ondersteuningsplan RSV PVO 30-07 Versie 1.0 d.d. 18-04-2014
van de leerling naar het voortgezet onderwijs plaatsvindt. In dat geval treedt de school voor voortgezet onderwijs in contact met een reguliere VO-school, bij voorkeur de VO-school van herkomst. Als de school voor voortgezet speciaal onderwijs vindt dat voortgezet verblijf van de leerling op de school noodzakelijk is benadert de school het samenwerkingsverband. Die bekijkt aan de hand van de criteria en de gegevens of een nieuwe toelaatbaarheidsverklaring kan worden verstrekt. Als geen nieuwe toelaatbaarheidsverklaring wordt afgegeven moet de leerling worden teruggeplaatst of overgeplaatst naar het voortgezet onderwijs. Nazorg: Leerlingen kunnen in een residentiële instelling zijn geplaatst. Het onderwijs wordt gevolgd bij het voortgezet speciaal onderwijs, dat aan de residentiële instelling is verbonden. Na afloop van de plaatsing moetvanuit het voortgezet speciaal onderwijs nazorg worden geboden met het oog op hulp bij het realiseren van het ontwikkelingsperspectief.
Criteria voor plaatsing Bij het afgeven van een toelaatbaarheidsverklaring moet rekening gehouden worden met wetten en verdragen. In het verdrag van de Verenigde Naties is hier een passage over opgenomen die in de kern neerkomt op het recht van leerlingen met een handicap op hoogwaardig onderwijs binnen de beperkingen die een handicap met zich meebrengt. Een toelaatbaarheidsverklaring is niet meer nodig als de zorgbehoefte van de betrokken leerling zo groot is dat deze leerling redelijkerwijs niet in staat is tot effectieve deelname aan het onderwijs. Afhankelijk van de ondersteuningsbehoefte van de leerling in kwestie, ook gelet op zijn (voorgenomen) ontwikkelingsperspectief, kan het dilemma spelen tussen voortgezet onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs met redelijke aanpassingen. De criteria voor toelating tot het voortgezet onderwijs zijn gebaseerd op: - De ondersteuningsbehoefte van de leerling in kwestie. - De redelijke aanpassing, die het voortgezet speciaal onderwijs kan bieden - De expertise van het personeel in het voortgezet speciaal onderwijs in het omgaan met personen met een handicap, en - De expertise van het personeel in het voortgezet speciaal onderwijs om personen met een handicap te ondersteunen. De criteria voor plaatsing zijn eveneens van toepassing bij terugplaatsing en overplaatsing. Beoordeling of een leerling toelaatbaar is tot het speciaal onderwijs Een school kan aan het samenwerkingverband vragen de ondersteuningsbehoefte van een leerling vast te stellen. Als de ondersteuningsbehoefte van een leerling van dien aard is dat er samengewerkt moet worden met het VSO, is er sprake van een arrangement. Als dat laatste gebeurt, geldt niet de beperking dat het onderzoek naar de ondersteuningsbehoefte moet worden verricht door mensen, die onafhankelijk staan ten opzichte van die uitgekozen school voor voortgezet speciaal onderwijs. Voor toelating tot het VSO is een TLV (toelaatbaarheidverklaring) nodig. Het samenwerkingsverband heeft een permanente commissie leerlingenzorg (PCL). Deze bepaalt of een leerling voldoet aan de criteria voor het leerwegondersteunend onderwijs (LWOO) of praktijkonderwijs (PRO).
27 Ondersteuningsplan RSV PVO 30-07 Versie 1.0 d.d. 18-04-2014
Residentiële leerlingen Residentiële leerlingen zijn leerlingen die in samenwerking met een zorginstelling op een school geplaatst zijn die een samenwerkingsovereenkomst met die zorginstelling heeft. Het ministerie van OC&W geeft aan de betreffende school een erkenning voor residentiële plaatsingen af. Residentiële leerlingen worden ook wel ‘plaatsbekostigde’ leerlingen genoemd. Voor residentiële leerlingen is geen toelaatbaarheidsverklaring (TLV) nodig. Het samenwerkingsverband heeft daardoor geen directe zeggenschap over residentiële plaatsingen. Vanzelfsprekend zullen scholen met residentiële plaatsen steeds in goed overleg en in afstemming met het samenwerkingsverband handelen. Binnen ons samenwerkingsverband betreft dit de Emiliusschool (MG). De bekostiging van residentieel geplaatste leerlingen geschiedt rechtstreeks aan de betreffende school door DUO. De middelen voor de zware ondersteuning die hiermee gemoeid zijn worden in mindering gebracht bij het samenwerkingsverband. Leerlingen die geen voortgezet onderwijs (meer) volgen Er kunnen verschillende redenen zijn waarom leerlingen geen onderwijs (meer) volgen. In de toekomst zal in kaart gebracht worden welke redenen daar aan ten grondslag liggen en welke trajecten daar op ingezet kunnen worden. Permanente commissie leerlingondersteuning (PCL) De PCL vormt het centrale overleg- , advies- en besluitvormingsorgaan met betrekking tot alle leerling- en ondersteuningsgekoppelde vragen. Wet- en regelgeving stellen voorwaarden en regels aan het functioneren van dit gremium. De functie en betekenis van de PCL is in een apart document verder uitgewerkt. In dit hoofdstuk wordt volstaan met de hoofdzaken van de PCL. Doel PCL: De PCL heeft als doel, het bevoegd gezag van het samenwerkingsverband te voorzien van adviezen met betrekking tot de volgende onderwerpen: - Opstellen van een advies voor het verlenen van een toelaatbaarheidsverklaring voor plaatsing van een leerling op een school voor voortgezet speciaal onderwijs. - Een advies opstellen met betrekking tot het bekostigen van een ondersteuningsvoorziening op een school voor voortgezet onderwijs, dan wel een advies voor het verlenen van ondersteuning aan een leerling in een bijzondere situatie in het voortgezet onderwijs (ambulante ondersteuningsbegeleiding). - Het vanuit monitoring van de activiteiten uit het ondersteuningsplan geven van advies over de voortgang van verdere ontwikkeling van deze activiteiten en het mee vormgeven van de ontwikkelingsambities van het samenwerkingsverband in de ondersteuningsplanperiode. - Adviseren over de uitvoering van het kwaliteitszorgsysteem en het opstellen van adviezen voor scholenoverleg en bestuur. Samenstelling PCL: De PCL bestaat uit een vaste en een flexibele ‘schil’. In de vaste schil hebben zitting: - Voorzitter - Orthopedagoog - Administratief medewerker De flexibele schil wordt toegevoegd aan de vaste schil bij zware ondersteuningsvragen (bijv. bij een toelaatbaarheidsverklaring). In deze schil hebben zitting: 28 Ondersteuningsplan RSV PVO 30-07 Versie 1.0 d.d. 18-04-2014
-
Maatschappelijk werker uit de jeugdzorg Medewerker uit cluster 3 (niet werkzaam op de school die de aanmelding verzorgt) Kinder- of jeugdpsycholoog, en/of pedagoog, en/of kinderpsychiater, en/of maatschappelijk werker, en/of arts, afhankelijk van de specifieke ondersteuningsvraag van de leerling. Criteria: In de notitie over de PCL zijn criteria geformuleerd met betrekking tot toelating tot een onderwijsinstelling voor: - LWOO - PRO - ZMLK (zeer moeilijk lerende kinderen) - Lichamelijk gehandicapte leerlingen - Langdurig zieke kinderen met een lichamelijke handicap - Meervoudig gehandicapte kinderen - Cluster 4 (leerlingen met een emotionele, gedrags- en/of ontwikkelingsstoornis) De criteria voor LWOO en PRO blijven tot 01-08-2015 conform de huidige regelgeving in stand. Ook worden aanvragen voor een indicatie voor LWOO of PRO nog door de RVC behandeld. Wijzigingen in versie 0.5 t.o.v. versie 0.4: Opmerkingen van Corinne Sebregts overgenomen. Het merendeel van de opmerkingen betreft tekstuele aanpassingen die het geheel leesbaarder maken. Bij ‘ontwikkelingsperspectief’ is de laatste bullit vervallen en zijn twee nieuwe bullits toegevoegd. (Opmerking Hans van Ipenburg). Op voorstel van Hans van Ipenburg is de paragraaf ‘positie van ouders bij het opstellen en volgen van het ontwikkelingsperspectief’ vervallen. De paragraaf ‘residentiële leerlingen’ is toegevoegd.
29 Ondersteuningsplan RSV PVO 30-07 Versie 1.0 d.d. 18-04-2014
5. DOORLOPENDE LEER- EN ONDERSTEUNINGSLIJNEN PO-V(S)O In een aparte notitie is het traject beschreven van de overstap van het primair onderwijs naar het voortgezet onderwijs. Daarin zijn de volgende aspecten verder uitgewerkt: Procedure plus tijdpad. Informatie die nodig is om een leerling de juiste plaats te geven in het V(S)O zoals het onderwijskundig rapport, advies basisschool en eventueel een ontwikkelingsperspectief met een beschrijving van de ondersteuningsbehoefte van de betrokken leerling. Overleg en afstemming: de wijze waarop de ouders geïnformeerd worden en de afstemming met de basisschool (inclusief latere terugkoppeling van de resultaten op het V(S)O naar de basisschool. Samen met andere samenwerkingsverbanden zijn voor schooljaar 2014-2015 twee thema’s geagendeerd die een bijdrage leveren aan een doorgaande leerweg: De overgang PO-VO voor leerlingen die in het samenwerkingsverband primair onderwijs een TLV (toelaatbaarheidsverklaring) voor het SO (speciaal onderwijs) of SBO (speciaal basisonderwijs) hebben ontvangen. In de nieuwe wet passend onderwijs eindigt de geldigheidsduur van een TLV op het moment dat de leerling de overstap maakt naar het VO. Er moeten afspraken gemaakt worden tussen de samenwerkingsverbanden over de wijze waarop een ononderbroken leerweg voor deze leerlingen gerealiseerd wordt. Het is dus geen automatisme dat een TLV die afgegeven is in het primair onderwijs automatisch doorloopt in het V(S)O. Bij de informatieoverdracht van leerlingen die de basisschool verlaten en de overstap maken naar het VO wordt gekozen voor een specifiek programma om informatie te documenteren en plaatsingen te monitoren. Naast de afspraken over de informatieoverdracht moet een protocol worden opgesteld omtrent communicatie en overdracht van informatie waarbij specifiek aandacht is voor tijdlijnen, activiteiten en inzet van relevante actoren alsmede de terugkoppeling naar de basisscholen. SO-V(S)O, VO-VSO, VMBO – MBO In de periode 2014 – 2016 wordt gewerkt aan het opzetten van arrangementen. Daarna vindt evaluatie en bijstelling plaats en is het de bedoeling dat er voor de periode 2016 – 2020 een consistente lijn wordt gevolgd waarbij de aangeboden arrangementen passen bij de ondersteuningsbehoefte van de betrokken leerlingen. Aansluiting op het arbeidsproces Vooralsnog wordt hier de bestaande gedragslijn gevolgd. Uitstroom De commissie uitstroom V(S)O – arbeidsmarkt en vervolgonderwijs heeft een overzicht opgesteld van alle mogelijke varianten van uitstroom naar arbeidsmarkt en vervolgonderwijs. In de notitie is naast de stroomschema’s een toelichting van de diverse vormen van uitstroom opgenomen. Wijzigingen in versie 0.5 t.o.v. versie 0.4: Toevoeging van de afspraken met andere samenwerkingsverbanden. Dit onderdeel is ook toegevoegd aan de beleidsagenda. (Opmerking van Nol van Beurden).
30 Ondersteuningsplan RSV PVO 30-07 Versie 1.0 d.d. 18-04-2014
6. OUDERS ALS PARTNERS Signalering Zowel van de ouders als van de school mag oplettendheid worden verwacht. Ouders hebben daarbij het ouderlijk gezag, en zijn daarom in de positie om voor hun kind de zorg en opvoeding te organiseren, die het nodig heeft. Ook de school zal opletten of een leerling iets heeft of moeilijkheden ondervindt, waarvoor mogelijk ondersteuning nodig zou kunnen zijn. Van de kant van de school mag verwacht worden dat ouders als eerste dat signaal van school ontvangen. Na een afgegeven signaal moet een gesprek plaatsvinden tussen de school en, indien mogelijk, beide ouders. Als er een voogd is, dan vindt het gesprek plaats tussen de school, de voogd en degene, die de dagelijkse zorg voor de leerling heeft. Zowel de ouders als de school mogen deskundigen bij het gesprek vragen, die betekenisvol kunnen zijn. Bij veelvuldig wegblijven van school kan dat de leerplichtambtenaar zijn. Het onderwerp van het gesprek is extra ondersteuning. Als daar sprake van zal zijn, zal de school een ontwikkelingsperspectief opstellen. Hierbij zal de school beoordelen of er voldoende gegevens zijn. Voor het verzamelen en verstrekken van de gegevens over chronische ziekte, handicap of de achtergronden van veelvuldig wegblijven van school zijn de ouders verantwoordelijk. Toch kan de school het samenwerkingsverband om advies vragen over een eventuele ondersteuningsbehoefte. Als het samenwerkingsverband daarover advies geeft ontvangen de ouders daarvan een afschrift evenals de school die het advies heeft gevraagd. Na ontvangst van alle gegevens en eventueel het advies over de ondersteuningsbehoefte zal de school met de ouders overleggen over het ontwikkelingsperspectief voor de betrokken leerling. Vanaf het allereerste gesprek over extra ondersteuning leggen zowel ouders als school de afspraken, vragen en antwoorden vast waarbij ieder een eigen verantwoordelijkheid heeft. Mogelijkheden voor extra ondersteuning De school zal zelf de extra ondersteuning bieden als de school daar volgens haar schoolondersteuningsprofiel toe in staat is. Als blijkt dat de school een leerling binnen de periode dat extra ondersteuning normaal gesproken start, niet zelf de benodigde extra ondersteuning kan bieden, zijn er verschillende mogelijkheden: de ondersteuning kan binnen redelijke tijd op de school worden verwacht, bijvoorbeeld door vrijgekomen plaatsruimte op een ondersteuningsvoorziening; de ondersteuning kan binnen een arrangement met een andere school worden georganiseerd; het is nodig om van school te veranderen; de ondersteuning van de school is (mede) afhankelijk van de ontwikkelingen in de thuissituatie; de ondersteuning van de school is (mede) afhankelijk van de acties van anderen, zoals behandeling in de gezondheidszorg of maatregelen van politie en justitie (bureau Halt, bureau jeugdzorg, raad voor de kinderbescherming, de kinderrechter). In geval het nodig zal zijn om van school te veranderen, zal plaatsing en inschrijving op die andere school moeten plaatsvinden. Hier kan enige tijd overheen gaan. Als de school vindt dat die tijd voor een leerling te lang gaat duren, kan de school beslissen dat een leerling tijdelijk onderwijs zal kunnen volgen op een ondersteuningsvoorziening van het samenwerkingsverband (bij een andere aangesloten school van het samenwerkingsverband). 31 Ondersteuningsplan RSV PVO 30-07 Versie 1.0 d.d. 18-04-2014
Soms zijn er ondersteuningsmogelijkheden voor het onderwijs, die niet te maken hebben met de school. Wellicht biedt een patiëntenvereniging praktische hulp bij het leren. Ook zijn er soms landelijke voorzieningen, waar gebruik van kan worden gemaakt. Zo bestaat het Landelijk netwerk ziek zijn &onderwijs. Die heeft een voorziening met de naam “Onderwijsondersteuning Zieke Leerlingen”, die gesubsidieerd wordt door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Voor informatie daarover en over projecten van dat netwerk wil de minister dat ieder samenwerkingsverband wijst op www.ziezon.nl. De verantwoordelijkheid van de ouders Van de ouders wordt verwacht dat ze hun verantwoordelijkheid nemen ten opzichte van de opvoeding van hun kind. Dat komt erop neer dat ouders een open communicatie aangaan met de school, voor de school bereikbaar zijn en actief contact zoeken als het belang van hun kind daar aanleiding toe geeft. Daarnaast wordt verwacht dat ouders in het kader van hun pedagogische taak hun kind ook normen en waarden bijbrengen die als maatschappelijk algemeen aanvaard beschouwd worden. Van de ouders wordt verwacht dat afspraken worden nagekomen. De verantwoordelijkheid van de school De school zal met de ouders op een open wijze communiceren en zelf actief contact zoeken als de schoolsituatie daar aanleiding toe geeft. Van de school mag worden verwacht dat gemaakte afspraken worden nagekomen. Overige verantwoordelijkheden van de school zijn neergelegd in het toezichtskader van de inspectie. Vertrouwensinspecteur De verantwoordelijkheid van de inspectie van het onderwijs is om toezicht uit te oefenen. Belangrijk uitgangspunt7 is dat de uitoefening van het toezicht er mede op gericht is betrokkenen te informeren over de ontwikkeling, in het bijzonder van de kwaliteit, van het onderwijs. Tevens mag van de inspectie door de inzet van vertrouwensinspecteurs worden verwacht om (preventief) binnen het samenwerkingsverband discriminatie te voorkomen. Het gaat erom dat de vertrouwensinspecteur benaderbaar zal zijn voor de ouders, vooral op het grensvlak van wat wel en niet geoorloofd onderscheid is (niet of wel discriminatie). Informatieverstrekking aan ouders Ouders kunnen informatie putten uit de inhoud van het ondersteuningsplan. Dit gedeelte is beschikbaar via de website van het samenwerkingsverband. Ook zal iedere aangesloten school dienovereenkomstig informatie verstrekken. Er wordt een verkorte populaire versie van het ondersteuningsplan opgesteld die specifiek op ouders is gericht. Omdat het hier om leesbare en begrijpelijke informatie gaat, wordt de oudergeleding van de OPR betrokken bij de totstandkoming van deze versie. Het leidmotief van deze informatie is immers ‘informatie voor en met de ouders’. Wijzigingen in versie 0.5 t.o.v. versie 0.4: Op verzoek van de OPR is onder ‘signalering’ vastgelegd dat ouders èn school hun eigen verantwoordelijkheid hebben in het vastleggen van afspraken. De vorige versie wekte de indruk dat die verantwoordelijkheid alleen bij de ouders lag.
7
Artikel 4 leden 2, 3 en 4 van de wet op het onderwijstoezicht
32 Ondersteuningsplan RSV PVO 30-07 Versie 1.0 d.d. 18-04-2014
De OPR is van mening dat de vorige versie nogal betuttelend is. De paragraaf over de verantwoordelijkheid van de ouders is weliswaar gehandhaafd maar er is een paragraaf ‘verantwoordelijkheid van de school’ toegevoegd teneinde te benadrukken dat er sprake moet zijn van een open communicatie tussen ouders en school. Uiteraard heeft een school meer verantwoordelijkhden, maar die zijn vastgelegd in het toezichtskader van de inspectie, waarnaar verwezen wordt.
33 Ondersteuningsplan RSV PVO 30-07 Versie 1.0 d.d. 18-04-2014
7. FINANCIËLE KADERS Hoofdlijnen van de bekostigingssystematiek Schooljaar 2014-2015 (overgangsjaar): Op 1 aug. 2014 gaat passend onderwijs officieel van start en wordt de zorgplicht ingevoerd en wordt het samenwerkingsverband verantwoordelijk voor onder meer de toewijzing van extra ondersteuning aan leerlingen en de beoordeling van de toelaatbaarheid tot het vso. Omdat dit eerste jaar een overgangsjaar is, betekent dit dat voor de volgende componenten gelden worden ontvangen: - Bekostiging van de VSO-scholen gebeurt op basis van het aantal leerlingen op de teldatum 1 oktober 2013 en de huidige regelgeving. Ook de groeiregeling van 16 januari 2014 wordt nog op basis van de huidige regelgeving uitgevoerd. - Budget voor lichte ondersteuning: vanaf schooljaar 2014-2015 ontvangen samenwerkingsverbanden de middelen die betrekking hebben op het regionaal zorgbudget en Rebound, Herstart en Op de Rails. De middelen voor de lichte ondersteuning worden als één budget toegekend (in plaats van een apart regionaal zorgbudget en losse middelen voor de reboundvoorzieningen). De cijferoverzichten die betrekking hebben op het budget voor leerlingen die zijn geïndiceerd voor lwoo en pro zijn nog niet in de cijfers opgenomen. Het budget voor lichte ondersteuning wordt per 1 augustus 2014 gebaseerd op alle vo- leerlingen in het samenwerkingsverband in plaats van het aantal leerlingen in het 3e en 4e leerjaar van het vmbo. Het gaat dan om een bedrag van € 87,= per leerling. - Budget zware ondersteuning; dit bestaat uit het reguliere deel leerlinggebonden financiering (lgf): in het overgangsjaar ontvangt het samenwerkingsverband het reguliere deel van de lgf. De hoogte van het budget is gebaseerd op het aantal leerlingen met lgf binnen het samenwerkingsverband op 1 oktober 2013. De middelen voor de ambulante begeleiding (ab) worden in het overgangsjaar nog direct toegekend aan de vso-scholen. Het samenwerkingsverband maakt afspraken met het vso over de inzet van expertise/ab, eveneens op basis van het aantal leerlingen op 1 oktober 2013. Opting out; het samenwerkingsverband kan afspraken maken over de over de overdracht van personeel met alle vso-scholen waar het ab van ontving. In dat geval kan het geld voor de ab al dit jaar naar het samenwerkingsverband gaan. Binnen ons samenwerkingsverband is daar NIET voor gekozen. Schooljaar 2015 – 2016 en verder: Vanaf dit schooljaar ontvangt het samenwerkingsverband de volgende budgetten: - Budget voor lichte ondersteuning: een bedrag van € 87,= per leerling voor alle leerlingen in het VO (waarbij ook de LWOO en PRO leerlingen meegeteld worden). - Budget voor zware ondersteuning: per leerling in het samenwerkingsverband (exclusief de leerlingen die op het VSO zijn ingeschreven) ontvangt het samenwerkingsverband een bedrag van € 504,= per VO-leerling. In schooljaar 2015-2016 geldt nog een verplichte besteding bij het VSO van het ab-gedeelte van het bedrag dat voor de rugzakken ontvangen wordt. Die bedragen zijn overigens niet meer gekoppeld aan de voormalige individuele rugzakleerlingen. Deze verplichte besteding is een gevolg van het niet kiezen voor opting-out. Vanaf 2016-2017 vervalt deze verplichte besteding. 34 Ondersteuningsplan RSV PVO 30-07 Versie 1.0 d.d. 18-04-2014
Vanaf 2015-2016 wordt een vereveningsbijdrage toegekend (€ 3.576.475,=) die jaarlijks afgebouwd wordt en in schooljaar 2020-2021 nihil zal zijn. Bekostiging van het VSO vanaf schooljaar 2015-2016: - Elke VSO-school ontvangt van OCW een basisbekostiging van ongeveer € 6.000,= per leerling. - Daarnaast ontvangen deze scholen de ondersteuningsbekostiging via DUO. Deze bekostiging komt ten laste van het budget voor zware ondersteuning van het samenwerkingsverband en ligt tussen de € 9.000,= en € 20.000,= per VSO-leerling, afhankelijk van de categorie leerlingen. Als het leerlingenaantal in het VSO groeit, kan er een situatie ontstaat dat de ondersteuningsbekostiging ontoereikend is. Het VSO krijgt in alle gevallen de ondersteuningsbekostiging toegekend waar het VSO recht op heeft. De meerkosten zal DUO ten laste brengen van de lumpsum van de aangesloten scholen. Informatiebron is de toelichting op bekostiging samenwerkingsverbanden VO van januari 2014 van de site ‘kengetallen passend onderwijs’. Uitgangspunt Allocatie van middelen dient gebaseerd te zijn op het principe ‘geld volgt zoveel mogelijk de leerling’. Het samenwerkingsverband kiest voor het zogenoemde ‘schoolmodel’; het geld wordt zoveel mogelijk voor ondersteunende voorzieningen op de scholen ingezet. Het gaat hier om de middelen voor lichte ondersteuning. Daarbij wordt uitgegaan van vertrouwen dat de scholen het te ontvangen budget op een goede manier inzetten voor passend onderwijs. Tegen het einde van schooljaar 20142015 wordt alle scholen gevraagd een verantwoording te geven van de gelden die zijn ingezet en de resultaten die dat opgeleverd heeft. Deze verantwoording dient als uitgangspunt om onderstaande verdeling te handhaven dan wel bij te stellen. Alle scholen hebben een inspanningsverplichting de gevraagde ondersteuning te leveren. Als er ondanks alle inspanning een tekort ontstaat (bijv. bij een toename van het aantal VSO-leerlingen waarvoor het budget voor zware ondersteuning ontoereikend is), dan worden de meerkosten ten laste gebracht van de lumpsum van de aangesloten scholen (dit wordt door DUO geregeld). Dat betekent dat het budget voor lichte ondersteuning onaangetast blijft. Inzet van middelen Taakstelling daling van het percentage VSO-leerlingen. Het is de ambitie om het percentage VSO-leerlingen omlaag te brengen. Deelnamepercentage binnen het samenwerkingsverband ligt nu op 3,92% ten opzichte van 3,60% als landelijk gemiddelde. (Bron: Kengetallen passend onderwijs). De daling van het percentage VSO-leerlingen wordt opgevangen door het aantal arrangementen (VO-VSO) te laten stijgen waarbij een positief ontwikkelingsperspectief optimaal gestimuleerd wordt. Gunstig neveneffect van de daling van het percentage VSOleerlingen is dat het budget zware ondersteuning toereikend is waardoor de lumpsum van de aangesloten scholen niet extra belast wordt. Uit de eerste ambitie volgt dat er geïnvesteerd moet worden in het in voldoende mate inzetten van middelen voor ambulante ondersteuning van rugzakleerlingen of leerlingen met een specifieke ondersteuningsbehoefte. Van dat budget wordt 90% ingezet op de VMBOscholen en 10% op de HAVO-VWO-scholen. Voor het bepalen van de verdeelsleutel wordt uitgegaan van het aantal leerlingen in de twee laatste leerjaren op de meest recente teldatum van de VMBO-scholen en de HAVO-VWO-scholen. Deze verdeelsleutel wordt 35 Ondersteuningsplan RSV PVO 30-07 Versie 1.0 d.d. 18-04-2014
toegepast in schooljaar 2014-2015. Na dat jaar wordt de effectiviteit van de inzet geëvalueerd. De externe rebound is per 1-8-2014 afgebouwd. Het is aan de scholen zelf om een interne rebound op te starten vanuit de middelen die aan de scholen ter beschikking worden gesteld. Het samenwerkingsverband zal in samenwerking met de scholen onderzoeken of er alternatieve mogelijkheden zijn. Vanwege de ambities zoals hierboven vermeld, is een uitbreiding van de taken van de PCL en de hoeveelheid te bespreken dossiers te verwachten. Jaarlijks wordt het resultaat en efficiency van de PCL geëvalueerd. Leerlingen met een ondersteuningsvraag die van buiten het samenwerkingsverband komen worden toegelaten waarbij de volgende gedragslijn wordt gevolgd: - Leerlingen vanuit een ander samenwerkingsverband worden altijd toegelaten als het andere samenwerkingsverband de gevraagde ondersteuning dan wel de gewenste opleiding of schooltype (bijv. vakschool, vrije school, etc.) niet ‘in huis’ heeft. Het is de intentie dat dit samenwerkingsverband ook de door hen ontvangen gelden overhevelt (grensverkeer). - De autonomie voor het toelaten van leerlingen ligt bij de scholen. Als een school een ruimer toelatingsbeleid voert dan gebruikelijk, kan die school vervolgens geen aanspraak maken op extra financiële middelen voor deze leerlingen. - Voor de goede orde wordt nog vermeld dat overige leerlingen zonder specifieke ondersteuningsvraag altijd worden toegelaten conform de reguliere procedures en afspraken. De middelen voor LWOO en PRO zijn budgetneutraal opgenomen in de baten en lasten. Er wordt van uit gegaan dat er geen krimp of groei plaats zal vinden. Als dat wel het geval is, zal de begroting daarop aangepast moeten worden. De overheadkosten moeten eenduidig gedefinieerd worden zodat duidelijk is wat er wel en wat niet onder valt. Er zal een efficiencyslag gemaakt moeten worden zodat de overheadkosten substantieel minder worden in vergelijking met de huidige doorlopende verplichtingen. Opbouw en omvang van reserve; de hoogte van de reserve dient bepaald te worden op basis van een risico-analyse. Deze analyse zal in schooljaar 2014-2015 worden opgesteld. Daarna wordt in de begroting jaarlijks een dotatie opgenomen totdat de omvang van de reserve op peil is. Als er sprake is van een batig saldo (exploitatie-overschot), zal de dotatie met het batig saldo worden verminderd. Vooralsnog wordt uitgegaan van een maximale hoogte van een algemene reserve van 5% van de jaarinkomsten.
Begroting Er wordt een begroting voor het schooljaar 2014-2015 opgesteld die de functie heeft van een overgangsbegroting. In de bekostigingssystematiek is immers ook sprake van een overgangssituatie. Daarnaast wordt er een meerjarenperspectief opgesteld dat minder gedetailleerd is dan de begroting voor schooljaar 2014-2015. Het is dan ook de bedoeling om aan het einde van schooljaar 2014-2015 de begroting en het resultaat grondig te evalueren en de meerjarenbegroting op basis van die evaluatie bij te stellen. De begroting kent de volgende opbouw: Basisgegevens leerlingentellingen en deelname percentages Overzicht baten 36 Ondersteuningsplan RSV PVO 30-07 Versie 1.0 d.d. 18-04-2014
- Budget lichte ondersteuning - Budget zware ondersteuning - Vereveningsbijdrage Overzicht lasten - Overheadkosten: bestuur, coördinatie en beheer ( w.o. coördinatie, beheer, bedrijfsbureau, PCL, ondersteuning netwerken en commissies, bestuurskosten, verzekeringen, contributies, OPR) - Gemeenschappelijke voorzieningen zoals arrangementen en ondersteuningsplannen (w.o. alle kosten van programma’s die rechtstreeks betrekking hebben op activiteiten voor en met leerlingen; trajectbegeleiding, PAB, PO-VO, interne zorgstructuur, professionalisering, ontwikkeling en implementatie van programma’s op scholen in het kader van passend onderwijs) - Verplichte besteding AB-middelen (alleen nog in schooljaar 2014-2015) Van dit budget wordt 90% ingezet op de VMBO-scholen en 10% op de HAVO-VWOscholen. - PRO en LWOO - Afdrachten aan VSO (loopt overigens via DUO) Dotatie/onttrekking aan eigen vermogen. Deze opbouw is verder uitgewerkt in een bijlage waarin o.a. is beschreven welke fondsen het samenwerkingsverband beheert. De gecomprimeerde begroting wordt als bijlage bijgevoegd. Financiële verslaglegging, rol en taken auditcommissie De jaarrekening wordt opgesteld conform het EFJ-model (electronisch financiële jaarrekening) en jaarlijks na afsluiting van het boekjaar (= kalenderjaar) worden vastgesteld door het dagelijks bestuur en ter goedkeuring worden voorgelegd aan het algemeen bestuur. De jaarrekening wordt ter kennisname verstrekt aan de OPR. Voordat het dagelijks bestuur de jaarrekening vaststelt, wordt deze voorgelegd aan een auditcommissie. Er is een apart reglement dat de taken en verantwoordelijkheden van de auditcommissie beschrijft. Jaarlijks stelt het dagelijks bestuur een begroting op die op detailniveau de inkomsten en uitgaven weergeeft voor het komende (kalender)jaar en op hoofdlijnen de inkomsten en uitgaven voor de drie daarop volgende jaren weergeeft in de vorm van een meerjarenperspectief. Het dagelijks bestuur legt de begroting voor aan de auditcommissie en stelt de begroting daarna vast en legt deze ter goedkeuring voor aan het algemeen bestuur en de OPR. Toekomstperspectief Het beschrijven van de procedures AO (administratieve organisatie) en IC (interne control). Het gaat hier o.a. om het vastleggen van de wijze waarop de administratie wordt gevoerd, welke maatregelen er genomen worden om fraude te voorkomen en het regelen van autorisatiebevoegdheden. Koppeling van de jaarrekening aan het jaarverslag. De jaarrekening dient integraal deel uit te maken van het jaarverslag. In het jaarverslag dient t.z.t. een koppeling gelegd te worden tussen de prestatie-indicatoren en de gerealiseerde uitgaven teneinde de doelmatigheid en 37 Ondersteuningsplan RSV PVO 30-07 Versie 1.0 d.d. 18-04-2014
efficiënte inzet van middelen te kunnen beoordelen. Dat zal gebeuren op grond van de drie W’s: - Wat willen we bereiken ? - Wat gaan we daarvoor doen ? - Wat mag dat kosten ? De cyclus van begroting en jaarverslaglegging wordt gebaseerd op de PDCA-cyclus.
Wijzigingen in versie 0.5 t.o.v. versie 0.4: Nadrukkelijker aangegeven bij ‘uitgangspunt’ dat het hier gaat om middelen voor lichte ondersteuning. (Opmerking van de OPR).
38 Ondersteuningsplan RSV PVO 30-07 Versie 1.0 d.d. 18-04-2014
8. KWALITEITSZORG Evaluatiecyclus Voor wat betreft de totstandkoming en het onderhoud van het ondersteuningsplan volgt het samenwerkingsverband een PDCA cyclus. De eerste twee schooljaren (2014-2015 en 2015-2016) vindt halfjaarlijks een evaluatie plaats, daarna jaarlijks, volgens onderstaand schema. Het scholenoverleg kan zich zowel intern als extern laten adviseren teneinde een ontwerp aan het bestuur te kunnen presenteren dat draagvlak heeft bij alle partners.
PDCA bespreking RSV
Goedkeuring Algemeen Bestuur en OPR
Definitief Ontwerp in dagelijks bestuur
Interne input directie RSV SchO PCL en OPR
Externe input adviseurs gemeenten jeugdzorg e.d.
Toelichting op kwalitatieve en kwantitatieve resultaten Het is niet te verwachten dat de bezuiniging van M€ 3,5 op een budget van M€ 13,5 zonder gevolg blijft op de kwalitatieve en kwantitatieve resultaten van het samenwerkingsverband. De uitgangssituatie is echter niet duidelijk. Sowieso is in het nieuwe stelsel van passend onderwijs de kwantiteit uitgebreid tot alle leerlingen in het voortgezet onderwijs. Een deelpopulatie hiervan betreft de leerlingen voortgezet onderwijs, die extra ondersteuning behoeven. Omdat de kwalitatieve en kwantitatieve resultaten in de uitgangssituatie niet bekend zijn, zal eerst worden gewerkt aan de vastlegging van begrippen. Wat zijn de maten voor kwaliteit? Wat wordt de kwantiteit van de gehele populatie en van de deelpopulatie(s)? Op welke wijze kan rekening worden gehouden met de toevoeging van LWOO en praktijkonderwijs per 1 januari 2015? Om tot de meting van kwaliteit en kwantiteit te komen, zal de stichting zich richten op de vastlegging van de beginsituatie. Daarbij zal enerzijds rekening worden gehouden met de gegevens, die de werkelijkheid van de overheid representeren. Anderzijds zal worden uitgegaan van de gegevens volgens de werkelijkheid, die zich voordoet bij de stichting en de aangesloten scholen van het samenwerkingsverband. Deze werkelijkheden staan op 1 augustus 2014 van elkaar af, bijvoorbeeld vanwege de bestaande praktijk dat voorzieningen voor grotere groepen thans gefinancierd worden 39 Ondersteuningsplan RSV PVO 30-07 Versie 1.0 d.d. 18-04-2014
op basis van de ondersteuningsbekostiging voor enkelen uit die groepen. In het bestaande stelsel gaat het immers om diagnostiek op wat mensen niet kunnen, en het samenwerkingsverband zal zich richten op wat mensen wel kunnen, binnen de grenzen van hun beperking. Samenhang tussen ondersteuningsvoorzieningen In de overeenkomsten van aansluiting worden de rechten en plichten van zowel het samenwerkingsverband als de aangesloten school vastgelegd. Aldus heeft het samenwerkingsverband de mogelijkheid om de ondersteuningsvoorzieningen te beïnvloeden waar een tekort of een overschot aan bestaat. Het samenwerkingsverband, en vooral een werkgroep van de meest betrokken personen uit het scholenoverleg kan adviseren over de totstandkoming van arrangementen. Het samenwerkingsverband brengt samenhang door inbreng van zijn expertise in concrete situaties. Gedacht kan worden aan eenduidige diagnostiek. Ook kan gedacht worden aan de rol, die het samenwerkingsverband gegund wordt bij het oplossen van conflicten. De scholing van personeel dat wordt ingezet door of ten behoeve van het samenwerkingsverband kan conform het VN-verdrag rechtstreeks door de stichting plaatsvinden. In geval een personeelslid, werkend bij of voor het samenwerkingsverband, niet goed functioneert, bestaat de mogelijkheid om hem daarop aan te spreken. Kwaliteitszorgsysteem Een goed kwaliteitszorgsysteem is gebaseerd op de PDCA-cyclus en kent een instrument dat de volgende onderdelen bevat: Beleidsdoel/resultaat: een beschrijving van de impact, het nut en toegevoegde waarde van elk gesteld doel. De beschrijving geeft een antwoord op de vraag: “Waar gaat het eigenlijk om ?” Meetinstrument: een beschrijving van het instrument dat gebruikt wordt om vast te stellen of het doel al dan niet is bereikt. Tijdstip: weergave van het moment waarop het doel gerealiseerd moet zijn en er dus ‘gemeten’ kan worden. Prestatie-indicator: dit is de norm of het effect dat behaald moet worden of de resultaatafspraak. Borging: hier wordt aangegeven op welke wijze afspraken, evaluaties en verbeterplannen worden vastgelegd zodat deze later geraadpleegd kunnen worden en ook toegankelijk zijn voor anderen zodat de ‘winst’ van een behaald resultaat niet verloren gaat. Kansen en belemmeringen: hier gaat het om een overzicht van kansen waardoor het resultaat verbeterd of uitgebreid kan worden alsmede een inventarisatie van belemmerende factoren waardoor inzicht ontstaat in risicofactoren die succes in de weg kunnen staan zodat hier op gestuurd kan worden. Voor de volgende doelen/te behalen resultaten worden in het kwaliteitszorgsysteem kpi’s (kritische prestatie indicatoren) ontwikkeld: - Vermindering van deelname aan het VSO. - Mate van toegankelijkheid (valt er niemand tussen de wal en het schip ?). - De arrangementen en ondersteuningsvoorzieningen hebben een meetbaar effect op het realiseren van de gewenste doorstroom en uitstroom. - Er zijn geen thuiszitters meer. 40 Ondersteuningsplan RSV PVO 30-07 Versie 1.0 d.d. 18-04-2014
-
-
De begroting is sluitend. Afspraken met externe partijen (bijv. afstemming onderwijs-jeugdzorg) leveren binnen de afgesproken tijd het beoogde resultaat op. Uit een tevredenheidsonderzoek bij personeel, ouders en leerlingen blijkt een nog nader te definiëren mate van tevredenheid. In de mate van tevredenheid dient ten minste aandacht besteed te worden aan de communicatie en wijze waarop men wordt geïnformeerd. De medewerkers zijn voldoende toegerust voor en berekend op hun taak. Hieronder valt ook de mate van deskundigheid en scholing. Alle onderdelen van het inspectiekader scoren minimaal een voldoende. Klachten zijn op een acceptabele manier opgelost.
De kpi’s worden gemeten door middel van interne audits, enquêtes en analyse van databestanden. Daar waar mogelijk worden benchmarkgegevens gebruikt teneinde te kunnen bepalen hoe de kwaliteit en de resultaten binnen dit samenwerkingsverband zich verhouden tot die van de andere samenwerkingsverbanden. Jaarlijks worden de verkregen gegevens opgenomen in het jaarverslag. Wijzigingen in versie 0.5 t.o.v. versie 0.4: De laatste alinea van de paragraaf ‘toelichting op kwalitatieve en kwantitatieve resultaten’ is vervallen omdat deze tekst voor teveel verwarring zorgde. De tekst van paragraaf ‘ondersteuningsmiddelen i.c. de personele middelen’ is verplaatst naar hoofdstuk 2 (Opmerking Nol van Beurden).
41 Ondersteuningsplan RSV PVO 30-07 Versie 1.0 d.d. 18-04-2014
9. COMMUNICATIE Algemeen Het Regionaal Samenwerkingsverband voor Passend Voorgezet Onderwijs Eindhoven en Kempenland (RSV PVO) wil de komende jaren haar interne en externe communicatie vorm geven door het opstellen van een communicatieplan. Het plan wordt op dit moment door de commissie samengesteld en in het plan wordt vastgelegd op welke wijze de leden van de organisatie met communicatie willen omgaan in het belang van de organisatie en in het kader van de start van passend onderwijs per 01-08-2014. In het communicatieplan wordt het samenwerkingsverband in kaart gebracht en worden communicatiedoelen, -doelgroepen en –strategie beschreven. Communicatiedoelen zullen SMART geformuleerd en beschreven worden in termen van kennis, houding en gedrag. Voor wat betreft de externe communicatie communiceert het RSV PVO met een duidelijke visie naar de doelgroepen. Op basis van deze visie wordt bepaald welke communicatievormen en –middelen het beste kunnen worden ingezet. Het belangrijkste communicatiemiddel voor zowel interne als externe communicatie zal de nieuwe website van het RSV PVO Eindhoven en Kempenland zijn. De website zal in de loop van 2014 operationeel zijn. Het vormgeven van de communicatie is een belang van alle gremia binnen het samenwerkingsverband. Via de website wordt informatie verspreid en gedeeld. Communicatiedoelgroepen Tot de primaire communicatiedoelgroep behoren: algemeen bestuur en commissies dagelijks bestuur scholenoverleg en commissies bedrijfsbureau Daarnaast wordt een secundaire communicatiedoelgroep onderscheiden waartoe behoren: ondersteuningsplanraad (OPR) permanente commissie leerlingenondersteuning (PCL) zorgcoördinatoren ondersteunende diensten Ook wil het samenwerkingsverband bekendheid geven aan haar activiteiten aan actoren waarvoor het samenwerkingsverband van belang kan zijn te weten; ouders, toeleverende scholen, medewerkers van primair en v(s)o, gemeenten aanpalende samenwerkingsverbanden PO en V(S)O. Wijzigingen in versie 0.5 t.o.v. versie 0.4: geen
42 Ondersteuningsplan RSV PVO 30-07 Versie 1.0 d.d. 18-04-2014
10. GESCHILLENREGELING Definities Klacht: een klacht is gericht tegen een voorlopige beslissing. Bezwaar: een bezwaar is gericht tegen een definitieve beslissing. Het indienen van een klacht 1. Klacht tegen de voorlopige beslissing van een aangesloten school over de weigering om een leerling tot de school toe te laten of over verwijdering van een leerling. 2. Klacht tegen de voorlopige beslissing van het samenwerkingsverband om geen toelaatbaarheidsverklaring tot het voortgezet speciaal onderwijs af te geven. Bij 1 en 2: Iemand kan een klacht indienen tegen een voorlopige beslissing. Deze klacht kan worden gericht aan het secretariaat van het samenwerkingsverband. Die zorgt ervoor dat de klacht wordt onderzocht, en dat daarop een reactie komt. Die reactie zal gestuurd worden aan de klager en aan degene, die de voorlopige beslissing heeft genomen. De klacht kan worden ingediend bij het secretariaat van het samenwerkingsverband. Bezwaar maken 1. Bezwaar tegen de beslissing van een aangesloten school over de weigering om leerlingen tot de school toe te laten of over verwijdering van de leerling. 2. Bezwaar tegen de beslissing van het samenwerkingsverband om geen toelaatbaarheidsverklaring tot het voortgezet speciaal onderwijs af te geven. Bij 1 en 2: Een aangesloten school van het samenwerkingsverband kan beslissen dat een leerling niet wordt toegelaten of verwijderd. Als de aangesloten school het mogelijk heeft gemaakt dat bezwaar tegen haar besluit kan worden ingediend bij de stichting, kan de klager tegen die beslissing van de aangesloten school bezwaar maken bij de Commissie van bezwaar RSV PVO Eindhoven Kempenland8. Ook als deze leerling van het samenwerkingsverband geen toelaatbaarheidsverklaring krijgt kunnen de ouders bezwaar maken bij de Commissie van bezwaar RSV PVO Eindhoven Kempenland. De procedure voor het indienen van bezwaar Het bezwaar kan ingediend worden met een brief of een volledig ingevuld emailformulier. Die brief of het emailformulier moet binnen zes weken na de beslissing verstuurd zijn. Er kan ook gebruik gemaakt worden van het formulier op de website van het samenwerkingsverband. Om het bezwaar in behandeling te kunnen nemen moet de bezwaarcommissie voldoende gegevens hebben. Daarom moet de definitieve beslissing van de school of het samenwerkingsverband meegestuurd worden. Deze definitieve beslissing is te herkennen aan de motivering van die beslissing alsook de zin, dat tegen de beslissing binnen zes weken bezwaar gemaakt kan worden bij de Commissie van bezwaar RSV PVO Eindhoven Kempenland. Het RSV PVO Eindhoven Kempenland zal op het bezwaar beslissen nadat het daarover advies heeft gekregen van de Commissie van bezwaar RSV PVO Eindhoven Kempenland. De procedure is als volgt: het samenwerkingsverband ontvangt het bezwaarschrift. Als het samenwerkingsverband niet of niet volledig aan het bezwaar tegemoet komt, zal het 8
De bezwaarcommissie is een adviescommissie overeenkomstig artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht. Die commissie bestaat uit een onafhankelijke voorzitter en tenminste twee leden.
43 Ondersteuningsplan RSV PVO 30-07 Versie 1.0 d.d. 18-04-2014
samenwerkingsverband de indiener van het bezwaarschrift melden dat een commissie over het bezwaar zal adviseren. De onafhankelijke voorzitter of, indien beschikbaar, een onafhankelijk lid van de commissie, of alle commissieleden zullen de klager horen over het bezwaar. Ook het samenwerkingsverband mag daarbij zijn standpunt toelichten. Van het horen maakt het samenwerkingsverband een verslag. De indiener van het bezwaar krijgt een afschrift van dit verslag. Vervolgens geeft de commissie advies over de toelaatbaarheid van de betreffende leerling bij het voortgezet speciaal onderwijs. De beslissing op het bezwaar mag het samenwerkingsverband ter harte nemen, maar dat hoeft niet. Het samenwerkingsverband mag afwijken van het advies, maar moet in dat geval die afwijking van het advies helder motiveren. Tegelijk met de beslissing op het bezwaar moet in die situatie het advies van de commissie worden meegestuurd. Beroep Beroep tegen de beslissing van de commissie van bezwaar over weigering van toelating of over verwijdering. De klager kan beroep instellen tegen een beslissing van de aangesloten school nadat deze advies heeft ontvangen van de Commissie van bezwaar RSV PVO Eindhoven Kempenland. Het beroep moet worden ingediend bij een landelijke commissie voor geschillen. De gegevens van deze landelijke commissie en de procedure voor het indienen van beroep zijn opgenomen in het leerlingenstatuut en de schoolgids van de aangesloten school. Er dient hier een onderscheid gemaakt te worden tussen een beroep tegen een beslissing die onder verantwoordelijkheid van het samenwerkingsverband is genomen en een beroep tegen een beslissing van (het bevoegd gezag van) een school. Geschil met een gemeente De wet passend onderwijs verplicht gemeenten en samenwerkingsverbanden op overeenstemming gericht overleg (OOGO) te voeren over het ondersteuningsplan en om in dit kader een geschillencommissie in te richten. Deze ‘Geschillencommissie OOGO’ wordt ondergebracht bij een landelijke Stichting Onderwijsgeschillen. Wijzigingen in versie 0.5 t.o.v. versie 0.4: Omdat de begrippen ‘klacht’ en ‘bezwaar’ door elkaar lopen, is een definitie toegevoegd. (Opm. van de OPR).
44 Ondersteuningsplan RSV PVO 30-07 Versie 1.0 d.d. 18-04-2014
11. BELEIDSAGENDA EN AANDACHTSPUNTEN VOOR DE TOEKOMST Korte termijn (in principe vóór 01-08-2014) Operationele taken: Actie/taak: Opstellen van de begroting voor 2014-2015 en een meerjarenperspectief voor de volgende schooljaren. Daarvoor moeten de meest actuele leerlinggegevens bij DUO worden opgevraagd (zijn in april 2014 beschikbaar).
Gereed:
Afspraken maken over de inrichting van de financiële administratie en keuze van accountant. Opzetten organisatiestructuur kenniskringen.
Inhoudelijke taken: Actie/taak: Onderzoeken van de mogelijkheid om voor leerlingen met een cluster 4indicatie en capaciteiten op het niveau praktijkonderwijs binnen het samenwerkingsverband een onderwijsaanbod te bieden. Momenteel gaan deze leerlingen nog naar een VSO-school buiten de regio.
Gereed:
Criteria ontwikkelen t.b.v. een procedure op basis waarvan voorzieningen voor lichte en zware ondersteuning aan de aangesloten scholen worden toegewezen. Elke ondersteuningsvoorziening moet apart worden uitgewerkt met normen over de benodigde kwaliteit en kwantiteit en de haalbaarheid ervan. Ontwikkelen van arrangementen zware ondersteuning waardoor instroom in VSO wordt beperkt. Uitwerken van het thema “ononderbroken ontwikkelingslijn”, zowel de horizontale (onderwijs – ondersteuning – zorg) en de verticale (PO – VO – MBO/HBO – arbeid) lijn. De externe rebound is per 1-8-2014 afgebouwd. Het is aan de scholen zelf om een interne rebound op te starten vanuit de middelen die aan de scholen ter beschikking worden gesteld. Het samenwerkingsverband zal in samenwerking met de scholen onderzoeken of er alternatieve mogelijkheden zijn. Opstellen van een communicatieplan. De nieuwe website van het samenwerkingsverband is operationeel. Overwegen om een praktijktoets aan te vragen. 45 Ondersteuningsplan RSV PVO 30-07 Versie 1.0 d.d. 18-04-2014
Overleg, afstemming en informatie: Actie/taak: Plan voorleggen aan gemeenten, scholenoverleg en OPR.
Gereed:
In het kader van het tripartiete overleg moet nog worden uitgewerkt welke personeelsleden vanuit de SO-partners (functies en aantallen fte’s) in dienst genomen worden van het samenwerkingsverband en onder welke voorwaarden dat zal gebeuren. Als de Aloysiusstichting informatie omtrent boventalligheid (incl. de berekeningswijze) heeft verschaft, wordt vanuit het samenwerkingsverband een brief aan de Aloysiusstichting verstuurd i.v.m. de personele inzet. De Aloysiusstichting gaat een opzet voor een SLA (service-level agreement) aanreiken die onderlegger kan zijn voor de overeenkomst tussen SWV en Aloysius inzake de herbestedingsmiddelen. Het streven is dit meteen per augustus te gaan effectueren. Voor het werk dat gedaan wordt op de LGF-middelen wordt een SLA opgesteld. Daarover wordt overleg gevoerd tussen het samenwerkingsverband en de Aloysiusstichting. Gemeenten en RSV-PVO spreken gezamenlijk een pilot af voor de komende twee jaar (vanaf schooljaar 2014/2015) waarbij verkend gaat worden hoe gemeenten m.b.t. leerlingenvervoer om kunnen gaan met arrangementen (tussen VO en VSO). Informatie naar ouders; opstellen van een aparte ouderbrochure en/of overwegen of informatieve bijeenkomsten nodig/wenselijk zijn. Afspraken maken over wie en op welke wijze de schoolteams worden geïnformeerd. Alle ondersteuningsvoorzieningen die er zijn, worden door het samenwerkingsverband beoordeeld of zij aan bepaalde criteria voldoen. De status daarvan wordt vóór 1 augustus 2014 door het samenwerkingsverband aan de gemeenten medegedeeld. Het regionale thuiszittersoverleg (en de manier van registreren van thuiszitters) wordt aan de hand van het voorbeeld van het Utrechtse model geëvalueerd. Naar aanleiding daarvan maken gemeenten en het samenwerkingsverband nadere afspraken over eventuele aanpassingen en het beleggen van de regiefunctie. Er worden ook afspraken gemaakt over hoe gemeenten en SWV de uitwerking hiervan organiseren. Hierbij dient de SRE-nota “21 voor de jeugd 2.0”als uitgangspunt (26-02-2014 vastgesteld). Werken met gegevens; er komt een nulmeting door RSV-PVO. Het betreft een nulmeting met typering van leerlingen, zo mogelijk in relatie tot kwaliteit en kwantiteit van voorzieningen. Het betreft ook instroom/uitstroom uit het 46 Ondersteuningsplan RSV PVO 30-07 Versie 1.0 d.d. 18-04-2014
gebied en afstemming van wat nodig is voor het onderwijs op school met jeugdhulp en opvoedondersteuning. De nulmeting is een gezamenlijk verantwoordelijkheid van RSV-VO en de gemeenten en kent een sterke verbondenheid met jeugdbeleid. Nieuwe ontwikkelingen, thema’s die voor de hele regio gelden worden regionaal ingebracht door het SWV (b.v. middels een startnotitie). Daarnaast nemen vertegenwoordigers van de regiogemeenten deel aan de betreffende overleggen.
Langere termijn (na 01-08-2014) Operationele taken: Actie/taak: Uitvoeren van een risico-analyse teneinde de hoogte van de reserve te bepalen.
Gereed:
Beschrijven van AO (administratieve organisatie) en IC (interne control). Verder uitbouwen van huisstijl. Jaarlijks wordt een activiteitenplan opgesteld.
Inhoudelijke taken: Actie/taak: Onderwijsarrangementen VSO-VO en VO-VO initiëren en implementeren.
Gereed:
In schooljaar 2014-2015 zal een bestuurlijke commissie zich buigen over het ontwikkelen van een audit waarin de mate waarin de school de basisondersteuning op orde heeft en voldoet aan de Wet BIO in kaart wordt gebracht. Deze audit dient aan te sluiten bij de controle die door de onderwijsinspectie wordt uitgevoerd. Ontwikkelen van prestatie-indicatoren en een kwaliteitszorgsysteem. Opzet van een jaarverslag ontwikkelen waarvan de jaarrekening integraal deel uit maakt. Procedure ontwikkelen voor het toewijzen van voorzieningen voor lichte en zware ondersteuning aan de scholen op grond van eenduidige criteria. Inventarisatie en verdere uitwerking van ondersteuningsvoorzieningen. Inventariseren van omvang en achterliggende redenen waarom leerlingen geen onderwijs (meer) volgen en bezien welke trajecten daar op ingezet kunnen 47 Ondersteuningsplan RSV PVO 30-07 Versie 1.0 d.d. 18-04-2014
worden.
Overleg en afstemming: Actie/taak:
Gereed:
Gemeenten en RSV-PVO verkennen de relatie tussen onderwijshuisvesting en leerlingenvervoer. De regionale afspraken kunnen/zullen lokaal afgestemd worden en leiden tot verbinding tussen onderwijs en gemeentelijke verantwoordelijkheden, taken en functies. Voor de gemeenten gaat het ook over opvoedondersteuning, niet alleen de jeugdzorg. Gemeenten wil ook die voorliggende ondersteuning expliciet benoemen een met name de afstemming zoeken/vinden naar “de zorg op school. De LEA lijkt lokaal het gremium voor afspraken en afstemming. In regionaal verband zijn bindende afspraken gemaakt, de afzonderlijke gemeenten kunnen/moeten van daaruit het aanbod formuleren en organiseren (zoals: thuisnabije, generalisten-wijkteam). RSV-PVO en de gemeenten streven integraliteit, korte lijnen, vroegtijdige signalering, accent op preventie na. RSVPVO en gemeenten delen deze ambitie. Gemeenten kiezen niet voor schoolteams maar voor wijkgebonden, thuisnabije generalistische teams. De spanning zit op thuis/gezinsnabije aanpak of aanpak op school. Afspraken maken met andere samenwerkingsverbanden over de wijze waarop omgegaan wordt met de TLV die in het SWV PO is afgegeven. Afspraken maken met andere samenwerkingsverbanden over een protocol m.b.t. overdracht en documentatie van informatie over leerlingen.
48 Ondersteuningsplan RSV PVO 30-07 Versie 1.0 d.d. 18-04-2014
DOCUMENTEN EN BRONNEN WAARNAAR VERWEZEN WORDT: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21.
Statuten Huishoudelijk reglement (regelt de verhoudingen tussen AB en DB) Statuut taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van het samenwerkingsverband Managementstatuut (regelt taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de directeur) Overzicht van de aangesloten schoolbesturen, namen van scholen, brinnummer, adres, naam bevoegd gezag, naam/functie bestuurder/rector/directeur Reglement OPR Huishoudelijk reglement Scholenoverleg Notitie basisondersteuning (gebaseerd op driedaagse met alle directies en zorgcoördinatoren van het samenwerkingsverband, inclusief de VSO-scholen) Format beschrijving en inrichting van een ondersteuningsinrichting Format ondersteuningsprofiel Samenvatting van alle schoolspecifieke ondersteuningsprofielen Format basisondersteuning De permanente commissie leerlingonderstuening (PCL) Procedure PO-VO Notitie uitstroom V(S)O – arbeidsmarkt en vervolgonderwijs Reglement auditcommissie Begroting 2014-2015 plus meerjarenperspectief. Overzicht van de schoolondersteuningsprofielen van de aangesloten scholen Communicatieplan Afspraken tripartiete overleg Notitie ‘Kwaliteitszorg, kwaliteitsborging en risicobeheersing’
49 Ondersteuningsplan RSV PVO 30-07 Versie 1.0 d.d. 18-04-2014
BIJLAGE: Beschrijving en inrichting van de ondersteuningsvoorziening Naam school: Locatie: Afdeling: Plaats: Schooljaar: Datum: Naam ondersteuningsvoorziening Bijvoorbeeld: Interne Reboundklas, Individuele ambulante begeleiding, LWOO-klas. Geef in enkele regels aan wat voor type voorziening dit is. Beschrijving en inrichting van de ondersteuningsvoorziening: 1. A. Wat zijn de onderwijsactiviteiten voor de leerling? Normaal lesrooster? Aangepast lesrooster? Extra vakken? B. Wat zijn de specifieke begeleidingsactiviteiten Bijvoorbeeld een andere pedagogische aanpak of extra mentoraat. 2. Voor leerlingen met welke kenmerken (chronische ziekte, handicap, onderwijsparticipatie) Geef aan welke gedrag de leerling laat zien op grond waarvan de leerling in deze ondersteuningsvoorziening past. Geef bij ziekte of stoornis aan hoe het probleem zich manifesteert, bijvoorbeeld ‘moeite met leswisselingen’ of ‘niet instaat om 5 dagen per week school te bezoeken’. 3. Welke competenties/kwaliteiten van personeel worden ingezet? Welke competenties van personeel worden specifiek voor deze voorziening ingezet? Bijvoorbeeld : PABO-docenten met specifieke pedagogisch-didactische kwaliteiten. 4. Welke specifieke materialen worden ingezet? Bijvoorbeeld RT-materiaal. 5. Op welke wijze is de ondersteuningsvoorziening gehuisvest? Heeft de voorziening een eigen ruimte vindt de ondersteuning in de klas plaats? 6. Wat is de capaciteit van de voorziening (eventueel minimum, in ieder geval maximum) Als de leerlingen niet voor een heel jaar geplaatst worden, geef dan tevens aan wat de gemiddelde verblijfsduur is in de voorziening en hoeveel leerlingen op grond hiervan op jaarbasis geplaatst kunnen worden. Bijvoorbeeld: Maximaal 10 leerlingen tegelijk voor de duur van een half jaar. Dus 20 leerlingen op jaarbasis. 7. Op welke wijze wordt meetbaar bijgedragen aan het onderwijs van de leerling in het kader van het ontwikkelingsperspectief. Nadere richtlijnen formuleren. 8. Op welke wijze vindt hiervan evaluatie plaats? Nadere richtlijnen formuleren. 9. Hoeveel personeel/materieel wordt ingezet en wat zijn de kosten hiervan? Geef een specificatie van fte’s aan personeel en materieel. Indien een orthopedagoog een fulltimebaan heeft en één dag per week voor deze voorziening werkt, reken dan de kosten hiervoor uit. 10. Vanuit welke middelen worden deze kosten gefinancierd? Indien verschillende geldstromen hiervoor worden ingezet, geef hiervan een specificatie (lumpsum, LWOO, RZB, LGF, op kosten van ouders, additionele middelen). 50 Ondersteuningsplan RSV PVO 30-07 Versie 1.0 d.d. 18-04-2014
Bijvoorbeeld: 70% van de kosten wordt betaald vanuit de LWOO-middelen en 30% RZB. 11. Op welke wijze wordt de kwaliteit geborgd in het kader van de beoogde werking van de ondersteuningsvoorziening. Nadere richtlijnen formuleren
51 Ondersteuningsplan RSV PVO 30-07 Versie 1.0 d.d. 18-04-2014
BIJLAGE: De financiële bepalingen voor het samenwerkingsverband. Geldstroom voor basisondersteuning en voorzieningen voor zware ondersteuning bij het voortgezet speciaal onderwijs. De basis ondersteuning dient iedere aangesloten school van het samenwerkingsverband te betalen uit de rijksbijdrage aan die school. Hetzelfde geldt voor de voorzieningen voor zware ondersteuning, die de overheid rechtstreeks betaalt aan de aangesloten school of die het samenwerkingsverband moet doorbetalen. Immers, deze middelen komen niet daadwerkelijk ter beschikking van het samenwerkingsverband. Drie fondsen Het samenwerkingsverband beheert een drietal fondsen: 1. Een fonds ‘lichte ondersteuning”. Deze is bedoeld voor voorzieningen voor lichte ondersteuning 2. Een fonds “zware ondersteuning VO”. Het betreft niet alleen voorzieningen voor zware ondersteuning bij scholen voor voortgezet onderwijs, maar ook voorzieningen in arrangementen tussen scholen voor voortgezet onderwijs onderling en/of scholen voor voortgezet speciaal onderwijs. 3. Een fonds “zware ondersteuning VSO”. Het betreft een fonds voor voorzieningen voor zware ondersteuning bij scholen voor voortgezet speciaal onderwijs. De inkomsten voor de fondsen Het leidend principe is dat het samenwerkingsverband de rijksbijdrage besteedt via de fondsen voor zover de stichting over de besteding van de rijksbijdrage mag beslissen en de stichting de gelden niet nodig heeft voor eigen activiteiten. Het verschil tussen de toegekende rijksbijdrage aan de stichting en de toebedeelde rijksbijdrage via de fondsen bestaat derhalve uit: a. de gelden, die de stichting moet herbesteden b. de gelden die de stichting moet afdragen aan derden. c. de middelen voor de activiteiten en ondersteuningsmiddelen van de stichting voor de voorzieningen voor lichte ondersteuning d. de middelen voor de activiteiten en ondersteuningsmiddelen van de stichting voor de voorzieningen voor zware ondersteuning bij VO-scholen en arrangementen. e. De middelen voor de activiteiten en ondersteuningsmiddelen van de stichting voor de voorzieningen voor zware ondersteuning bij VSO-scholen exclusief arrangementen. NB. Niet alle activiteiten van de stichting kunnen worden benoemd als activiteiten voor lichte ondersteuning, zware ondersteuning VO en zware ondersteuning VSO. Als die uitsplitsing voor minder dan de helft van de activiteiten gebeurt wordt de verdeling toegepast, die voortvloeit uit de rijksbijdrage. 52 Ondersteuningsplan RSV PVO 30-07 Versie 1.0 d.d. 18-04-2014
De toedeling aan voorzieningen voor lichte ondersteuning uit het fonds lichte ondersteuning. De voorzieningen voor lichte ondersteuning in 2013/2014, waarvoor het samenwerkingsverband in de toekomst het normbedrag voor zal ontvangen zijn: 1. IRK = Interne Rebound Klassen: 14 vestigingen hebben een interne rebound klas à € 40.000 per jaar. 2. SK = Speciale Klassen. Het Stedelijk College heeft een aparte voorziening voor ondersteuning van analfabeten. Voor zover deze voorziening tot het passend onderwijs behoort (waarvan is uitgezonderd het onderwijs wegens onderwijsachterstanden9) betreft het lichte ondersteuning 3. RZB = Regionaal Zorgbudget: Sinds schooljaar 2012-2013 kunnen naast de vmbo scholen ook de havo/vwo scholen een bijdrage aanvragen voor leerlingen. Er zijn verschillende categorieën, hieronder de meest voorkomende: Voor vmbo: a) Leerlingen met een stoornis (indien geen LGF-indicatie is toegekend) b) Leerlingen met een sociaal-emotionele problematiek c) Leerlingen met een (grote) relatieve achterstand (meestal begrijpend lezen, soms ook rekenen) in combinatie met een sociaal-emotionele problematiek. Voor havo/vwo: a) Leerlingen met een stoornis (indien geen LGF-indicatie is toegekend) b) Leerlingen met een sociaal-emotionele problematiek c) Hoogbegaafde leerlingen met een sociaal-emotionele problematiek Bedrag categorie 1 = € 5.600,- voor vier jaar, dus voor 2013/2014 € 1.400,- per leerling Bedrag categorie 2 en 3 = € 2.200,- voor vier jaar, dus voor 2013/2014 € 550,- per leerling Toegewezen RZB gelden dit schooljaar zijn eind dit kalenderjaar bekend. 4. PAB = Preventieve Ambulante Begeleiding. Het samenwerkingsverband koopt bij het Sondervick en Antoon Schellens PAB uren in voor 1050 uur per jaar. Scholen kunnen vervolgens bij het samenwerkingsverband inzet van een PAB-er aanvragen voor maximaal 6 maanden. De leerling wordt individueel begeleid en indien van toepassing worden ook mentoren, vakdocenten en kernteams begeleid. Dit betekent dat scholen in 2013/2014 een voorziening voor passend onderwijs hebben gehad, waarvan de bekostiging overeen komt met de uren dat de leerlingen op de aangesloten school door een PAB-er zijn begeleid. De toegewezen inzet PAB 2013 voor dit schooljaar is eind dit kalenderjaar bekend. 9
Artikel 27 lid 2b laatste volzin WVO: Onder extra ondersteuning wordt niet verstaan ondersteuning ter bevordering van de beheersing van de Nederlandse taal met het oog op het voorkomen en bestrijden van onderwijsachterstanden.
53 Ondersteuningsplan RSV PVO 30-07 Versie 1.0 d.d. 18-04-2014
5. LWOO. Wordt nu rechtstreeks toegekend aan de scholen 6. Ondersteuningsbekostiging praktijkonderwijs. Wordt nu rechtstreeks toegekend aan de scholen. De bedragen in 2013-2014, indien de school aan het begin van het schooljaar een voorziening voor lichte ondersteuning aanbiedt, zullen in de schooljaren 2014-2015 en volgende voor gelijk bedrag bij iedere school gecontinueerd worden als het normbedrag voor lichte ondersteuning aan het samenwerkingsverband dat toelaat. Dit is het geval als de rijksbijdrage voor het fonds voor lichte ondersteuning gelijk of hoger is dan het totaal van deze voorzieningen. Uitgaande van de gegevens van OCenW zal dat voor 2014-2015 het geval zijn. Voor daaropvolgende schooljaren is de uitkomst afhankelijk van besluitvorming van de staatssecretaris van OCenW, die is aangekondigd voor het najaar 2014 (over de voortzetting van landelijke criteria) en medio 2016 (over verevening lwoo en praktijkonderwijs) 10. Als de rijksbijdrage voor het fonds voor lichte ondersteuning lager blijkt dan het totaal van de voorzieningen wordt volgens de kaasschaafmethode11 gekort.
Na afloop van een schooljaar kan ook blijken dat in het fonds voor lichte ondersteuning nog geld beschikbaar is. Dit geld komt toe aan de scholen, die voorzieningen voor lichte ondersteuning aanbieden. Het geld wordt betaald naar rato van de aantallen leerlingen, rekening houdend met de bedragen, die de betreffende scholen al voor hun voorzieningen voor lichte ondersteuning hebben ontvangen. (een school krijgt alleen geld als het bedrag naar rato van het leerlingenaantal hoger is dan het bedrag, dat de school al voor haar voorzieningen voor lichte ondersteuning heeft ontvangen) De toedeling aan voorzieningen voor zware ondersteuning uit het fonds zware ondersteuning VO. Voorzieningen voor zware ondersteuning verschillen van elkaar. Iedere voorziening zal bekostiging ontvangen uitgaande van de noodzakelijke middelen om de voorziening in stand te houden. Tot deze middelen behoren niet de middelen, die ten laste komen van anderen (gemeente, ouders, stagebedrijven, donateurs/sponsors) Andere begrenzingen dan het noodzaakcriterium zijn: -
De voorziening moet voldoen aan de kwaliteit, die de stichting daaraan stelt, en deze kwaliteit moet geborgd zijn. Er is een maximum bedrag, dat herleid wordt uit historische gegevens, waaronder de bedragen volgens het Bekostigingsbesluit WVO. Andere criteria, opgenomen in de overeenkomst van aansluiting
In geval van arrangementen tussen VO-scholen onderling of een VO-school en een VSO-school wordt rekening gehouden met het criterium “onderwijstijd”12. De VO-school van inschrijving ontvangt 10
Brief van de staatssecretaris van OCenW aan de Tweede Kamer d.d. 22 augustus 2013 referentie 538918 De kaasschaafmethode houdt de korting met een gelijk percentage in. 12 Artikel 6h. WVO Meetellen onderwijstijd 11
54 Ondersteuningsplan RSV PVO 30-07 Versie 1.0 d.d. 18-04-2014
immers de basisbekostiging voor de leerling. In een arrangement bestaat de bekostiging uit zowel basisbekostiging als ondersteuningsbekostiging, die verdeeld wordt over de scholen van het arrangement. Bijvoorbeeld: Als een leerling voor de helft van de tijd verblijft bij de VO-school en voor de helft bij de VSO-school, komt de helft van de basisbekostiging toe aan de VO-school en de helft aan de VSOschool. Tegelijk hebben zowel de VO-school als de VSO-school recht op ondersteuningsbekostiging voor de ondersteuning die zij voor hun gedeelte van het arrangement bieden. Een afzonderlijke categorie kosten zijn de kosten om het arrangement te administreren. Die laatste kosten komen ten laste van het fonds zware ondersteuning VO voor een vast bedrag per leerling. De toedeling aan voorzieningen voor zware ondersteuning uit het fonds zware ondersteuning VSO Voorzieningen voor zware ondersteuning bij het VSO zullen grotendeels rechtstreeks worden bekostigd. Het is echter mogelijk dat een VSO-school voorzieningen voor zware ondersteuning biedt ten behoeve van leerlingen met beperkingen in de onderwijsparticipatie. Voor deze leerlingen is bepaald dat de rijksbijdrage ten goede komt aan het samenwerkingsverband. Hetzelfde geldt voor de rijksbijdrage, die verwacht mag worden als een leerling wordt ontslagen uit de plaatsing bij een residentiële instelling. Het samenwerkingsverband deelt een eventuele rijksbijdrage voor de ondersteuning aan die leerlingen vervolgens via het fonds toeaan een voorziening voor zware ondersteuning bij de VSO-school, die de voorziening in stand houdt.
Indien een leerling gedurende een deel van de week onderwijs ontvangt op een school voor voortgezet speciaal onderwijs telt de tijd gedurende welke de leerling dit onderwijs ontvangt mee voor het aantal uren onderwijs dat de leerling ten minste moet ontvangen.
55 Ondersteuningsplan RSV PVO 30-07 Versie 1.0 d.d. 18-04-2014
BIJLAGE: Rechtsbescherming, externe rechtsgangen Procedure Tijdelijke geschillencommissie toelating en verwijdering (geschillencommissie passend onderwijs) Naar de rechter Als de twee opties die hierboven staan het geschil niet naar tevredenheid oplossen, kunnen ouders het besluit van het schoolbestuur voorleggen aan de rechter. In het bijzonder onderwijs gebeurt dit bij de civiele rechter en in het openbaar onderwijs bij de bestuursrechter. Ouders uit het bijzonder onderwijs kunnen een geschil ook rechtstreeks aan de civiele rechter voorleggen, zonder eerst de bezwaarprocedure te doorlopen. Dit is alleen aan te raden als bij rond de beslissing van het schoolbestuur principiële vragen aan de orde zijn. In het openbaar onderwijs behandelt een bestuursrechter een zaak alleen als eerst de bezwaarprocedure is doorlopen. Procedure Beroep op de civiele rechter Procedure Beroep op bestuursrechter Naar het College voor de rechten van de mens Als ouders vinden dat rond het besluit over toelating en verwijdering sprake is van discriminatie op grond van handicap of chronische ziekte, kunnen zij het College voor de rechten van de mens vragen een oordeel te geven. Deze procedure staat los van de andere hier genoemde procedures. Indien er een oordeel van het College ligt, zal de rechter dat in zijn oordeel betrekken. Procedure College voor de rechten van de mens Als een leerling extra ondersteuning nodig heeft, stelt de school een ontwikkelingsperspectief vast, waarin staat welke leerdoelen haalbaar zijn. De speciale school voor basisonderwijs, de school voor (voortgezet) speciaal onderwijs en de school voor praktijkonderwijs stellen dat vast voor iedere leerling die toegelaten is tot de school. Reguliere scholen moeten een ontwikkelingsperspectief vaststellen voor leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte. Voorafgaand aan de vaststelling voert de school ‘op overeenstemming gericht overleg’ met de ouders. Het ontbreken van overeenstemming kan leiden tot een geschil tussen ouders en bevoegd gezag. Ouders kunnen gebruik maken van de klachtenregeling van de school indien zijn het niet eens zijn met de gang van zaken bij de vaststelling of de inhoud van het ontwikkelingsperspectief. Ook als zij het niet eens zijn met de manier waarop de ondersteuning wordt uitgevoerd, is de klachtenregeling de voor de hand liggende weg. Procedure Klachten Bij een geschil over het ontwikkelingsperspectief in het (voortgezet) speciaal onderwijs kunnen ouders zich in de periode van 1 augustus 2013 tot 1 augustus 2014 wenden tot de Tijdelijke geschillencommissie ontwikkelingsperspectief. Vanaf 1 augustus 2014 kan een geschil aanhangig gemaakt worden bij de Tijdelijke geschillencommissie toelating en verwijdering (geschillencommissie passend onderwijs), die ook over het ontwikkelingsperspectief een oordeel geeft. Dat geldt niet alleen als het gaat om een ontwikkelingsperspectief in het (voortgezet)
56 Ondersteuningsplan RSV PVO 30-07 Versie 1.0 d.d. 18-04-2014
speciaal onderwijs, praktijkonderwijs en SBO, maar ook in het reguliere basisonderwijs en voortgezet onderwijs. Plaatsing van een leerling op het orthopedagogisch en didactisch centrum (OPDC) valt daar ook onder. Procedure Tijdelijke geschillencommissie ontwikkelingsperspectief Procedure Tijdelijke geschillencommissie toelating en verwijdering (geschillencommissie passend onderwijs) Geschillen kunnen ook worden voorgelegd aan de rechter, voor het openbaar onderwijs de bestuursrechter, voor het bijzonder onderwijs de civiele rechter. Dat kan wat de civiele rechter betreft na de klachten- en/of geschillenprocedure, maar ook direct. Tenzij principiële zaken spelen, lijkt dat laatste niet de aangewezen weg. Hetzelfde geldt voor de bestuursrechter, met dien verstande dat aan een beroepsprocedure een bezwaarprocedure vooraf dient te gaan. Procedure Beroep op de civiele rechter Procedure Beroep op bestuursrechter Een verschil van inzicht over de vormgeving van de ondersteuning kan ook worden beoordeeld tegen de achtergrond van de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte. Daarbij kan het bijvoorbeeld gaan over de vraag welke aanpassingen de school moet realiseren om de leerling in staat te stellen aan het onderwijs deel te nemen. Een geschil hierover kan worden voorgelegd aan het College voor de rechten van de mens. Procedure College voor de rechten van de mens Als ouders van mening zijn dat de school ernstig tekort schiet bij te verlenen van de noodzakelijke ondersteuning, waardoor schade is ontstaan of dat de school nalatig is bij het nakomen van afspraken daarover, kunnen zij de civiele rechter benaderen, bijvoorbeeld met een eis tot het vergoeden van schade.
57 Ondersteuningsplan RSV PVO 30-07 Versie 1.0 d.d. 18-04-2014
BIJLAGE: Rechten van de mens
Procedure College voor de rechten van de mens Procedures Procedure staat open voor iedere belanghebbende Instantie: Duur: Kosten:
College voor de rechten van de mens ten hoogste 6 maanden (een spoedprocedure is mogelijk) geen (eventueel kosten advocaat)
In dit college is de Commissie gelijke behandeling opgegaan. Deze commissie beoordeelde of er sprake is van handelen of nalaten in strijd met de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte. Belanghebbenden kunnen bijvoorbeeld een procedure starten bij het College voor de rechten van de mens indien er naar hun oordeel sprake is van discriminatiekwesties rondom school, wonen, winkelen, werken, uitgaan of sporten. Een belanghebbende kan verzoeken uit te zoeken of er ongeoorloofd onderscheid is gemaakt op grond van geslacht, leeftijd, godsdienst, seksuele gerichtheid, ras, nationaliteit, handicap of chronische ziekte, burgerlijke staat, arbeidsduur, vast of tijdelijke arbeidsovereenkomst, levensovertuiging of politieke overtuiging. In het kader van passend onderwijs is het mogelijk het College met een dergelijk verzoek te benaderen in geval van de (weigering van) toelating van leerlingen met een handicap of chronische ziekte, bij de verwijdering van leerlingen met een handicap of chronische ziekte of bij vragen over doeltreffende aanpassingen. De procedure start met een schriftelijk ingediend verzoek. Het College onderzoekt eerst of het het verzoek mag behandelen. Zo ja, dan start het College een onderzoek. Het College kan ook eerst mediation aanbieden alvorens daarmee te starten als het College van mening is dat hierdoor de kans vergroot wordt dat partijen er samen uitkomen. Deze mediation is voor partijen kosteloos. Na het onderzoek is er een zitting, waarbij zowel de klager als de wederpartij gehoord worden. Maximaal een half jaar nadat de klacht is ingediend, spreekt het College zijn oordeel uit. Hierin staat of er wel of niet is gediscrimineerd. Ook kan het College in het oordeel een aanbeveling doen om discriminatie in de toekomst te voorkomen. Het is mogelijk te vragen de zaak met spoed te behandelen. De termijn is in dat geval afhankelijk van de spoedeisendheid van het voorgelegde verzoek. De procedure bij het College is kosteloos. Het is niet verplicht een advocaat in te schakelen. Als men toch een beroep doet op een advocaat, komt dit wel voor eigen rekening. Het College vraagt de school in de procedure aangeeft wat nodig is om de leerling op school te laten functioneren, welke middelen de school ter beschikking staan, wat de school op basis van deze
58 Ondersteuningsplan RSV PVO 30-07 Versie 1.0 d.d. 18-04-2014
middelen kan realiseren en waarom de school, ondanks de inzet van die middelen, de leerling niet het adequate, op zijn behoefte afgestemde onderwijs kan bieden. Uit de oordelen van het College blijkt een aantal zaken. De school moet altijd per situatie een onderzoek doen. Als de school geen toelatingsbeleid geformuleerd heeft, mag dat niet ten nadele van de leerling worden gebruikt. Een handicap is geen rechtvaardiging voor een uitzondering op de bevoegdheid van het bevoegd gezag om een leerling wegens gedragsproblemen te verwijderen. Aanpassingen moeten deelname aan onderwijs mogelijk maken, een school kan niet verplicht worden tot aanpassingen ten behoeve van persoonlijke verzorging. De aanpassingen moeten feitelijk nadeel bij de deelname aan het onderwijs in voldoende mate wegnemen. De school is niet verplicht tot aanpassingen als deze voor de school of voor het samenwerkingsverband onevenredig belastend zijn. Het oordeel van het College is niet bindend. De praktijk laat zien dat de wederpartij het oordeel van het College en de aanbevelingen in de meeste gevallen overneemt. In een procedure bij de rechter wordt, indien een oordeel van het College beschikbaar is, dit oordeel altijd bij de afwegingen betrokken. Het College kan ook een oordeel uitspraken als er geen sprake is van een geschil. Zowel ouders als school kunnen het College vragen te beoordelen of het beleid, een specifieke handeling of beslissing al dan niet in strijd is met de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte. Betrokkenen vragen in dat geval om, zoals dat heet, een oordeel omtrent eigen handelen. Zie www.mensenrechten.nl
59 Ondersteuningsplan RSV PVO 30-07 Versie 1.0 d.d. 18-04-2014
BIJLAGE: Artikel 24 VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (over het onderwijs) 1. De Staten die Partij zijn erkennen het recht van personen met een handicap op onderwijs. Teneinde dit recht zonder discriminatie en op basis van gelijke kansen te verwezenlijken, waarborgen Staten die Partij zijn een inclusief onderwijssysteem op alle niveaus en voorzieningen voor een leven lang leren en wel met de volgende doelen: a. de volledige ontwikkeling van het menselijk potentieel en het gevoel van waardigheid en eigenwaarde en de versterking van de eerbiediging van mensenrechten, fundamentele vrijheden en de menselijke diversiteit; b. de optimale ontwikkeling door personen met een handicap van hun persoonlijkheid, talenten en creativiteit, alsmede hun mentale en fysieke mogelijkheden, naar staat van vermogen; c. het in staat stellen van personen met een handicap om effectief te participeren in een vrije maatschappij. 2. Bij de verwezenlijking van dit recht waarborgen de Staten die Partij zijn dat: a. personen met een handicap niet op grond van hun handicap worden uitgesloten van het algemene onderwijssysteem, en dat leerlingen met een handicap niet op grond van hun handicap worden uitgesloten van gratis en verplicht basisonderwijs of van het voortgezet onderwijs; b. personen met een handicap toegang hebben tot inclusief, hoogwaardig en gratis basisonderwijs en tot voortgezet onderwijs en wel op basis van gelijkheid met anderen in de gemeenschap waarin zij leven; c. redelijke aanpassingen worden verschaft naar gelang de behoefte van de persoon in kwestie; d. personen met een handicap, binnen het algemene onderwijssysteem, de ondersteuning ontvangen die zij nodig hebben om effectieve deelname aan het onderwijs te faciliteren; e. doeltreffende, op het individu toegesneden, ondersteunende maatregelen worden genomen in omgevingen waarin de cognitieve en sociale ontwikkeling wordt geoptimaliseerd, overeenkomstig het doel van onderwijs waarbij niemand wordt uitgesloten. 3. De Staten die Partij zijn stellen personen met een handicap in staat praktische en sociale vaardigheden op te doen, teneinde hun volledige deelname aan het onderwijs en als leden van de gemeenschap op voet van gelijkheid te faciliteren. Daartoe nemen de Staten die Partij zijn passende maatregelen, waaronder: a. het faciliteren van het leren van braille, alternatieve schrijfwijzen, het gebruik van ondersteunende en alternatieve communicatiemethoden, -middelen en -vormen, alsmede het opdoen van vaardigheden op het gebied van oriëntatie en mobiliteit en het faciliteren van ondersteuning en begeleiding door lotgenoten; b.het leren van gebarentaal faciliteren en de taalkundige identiteit van de gemeenschap van doven bevorderen; c.waarborgen dat het onderwijs voor personen, en in het bijzonder voor leerlingen, die blind, doof of doofblind zijn, plaatsvindt in de talen en met de communicatiemethoden en -middelen die het meest geschikt zijn voor de desbetreffende persoon en in een omgeving waarin hun cognitieve en sociale ontwikkeling worden geoptimaliseerd. 60 Ondersteuningsplan RSV PVO 30-07 Versie 1.0 d.d. 18-04-2014
4. Teneinde te helpen waarborgen dat dit recht verwezenlijkt kan worden, nemen de Staten die Partij zijn passende maatregelen om leerkrachten aan te stellen, met inbegrip van leerkrachten met een handicap, die zijn opgeleid voor gebarentaal en/of braille, en leidinggevenden en medewerkers op te leiden die op alle niveaus van het onderwijs werkzaam zijn. Bij deze opleiding moeten de studenten worden getraind in het omgaan met personen met een handicap en het gebruik van de desbetreffende ondersteunende communicatie en andere methoden, middelen en vormen van en voor communicatie, onderwijstechnieken en materialen om personen met een handicap te ondersteunen. 5. De Staten die Partij zijn waarborgen dat personen met een handicap, zonder discriminatie en op voet van gelijkheid met anderen, toegang verkrijgen tot algemeen universitair en hoger beroepsonderwijs, beroepsonderwijs, volwasseneneducatie en een leven lang leren. Daartoe waarborgen de Staten die Partij zijn dat redelijke aanpassingen worden verschaft aan personen met een handicap.
61 Ondersteuningsplan RSV PVO 30-07 Versie 1.0 d.d. 18-04-2014
FORMAT GECOMPRIMEERDE MEERJARENBEGROTING 2014-2015 BASISGEGEVENS Aantal VO-leerlingen t-1 Aantal VSO-leerlingen t-1 % VSO-leerlingen
BATEN Lichte ondersteuning: Zware ondersteuning: Vereveningsbijdrage: Totaal opbr. zware ondersteuning: PRO: LWOO: Overige baten: Geoormerkte baten: Totaal baten: LASTEN Overheadkosten: Gemeensch.voorzieningen: Inzet middelen in scholen: Activiteit A: Activiteit B: Activiteit C: Activiteit D: PRO: LWOO: Verpl. besteding AB-middelen bij VSO: Afdracht VSO (via DUO): Overige uitgaven: Totaal lasten: Dotatie/onttrekking eigen vermogen: Resultaat:
2015-2016 28.268 1.108 3,92%
28.268 1.108 3,92%
2.459.273 3.487.249 0
2016-2017 28.268 1.108 3,92%
2.459.273 14.233.534 3.576.475
2017-2018 28.268 1.108 3,92%
2.459.273 14.233.534 3.218.827
2019-2019 28.268 1.108 3,92%
2.459.273 14.233.534 2.682.356
2019-2020 28.268 1.108 3,92%
2.459.273 14.233.534 2.145.885
2020-2021 28.268 1.108 3,92%
2.459.273 14.233.534 1.072.942
2.459.273 14.233.534 0
3.487.249 0 0 0 0 5.946.522
17.810.009 0 0 0 0 20.269.282
17.452.361 0 0 0 0 19.911.634
16.915.890 0 0 0 0 19.375.163
16.379.419 0 0 0 0 18.838.692
15.306.476 0 0 0 0 17.765.749
14.233.534 0 0 0 0 16.692.807
0 0 0 0 0 0 0 0 0 3.016.595 0 0 3.016.595
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 11.526.388 0 11.526.388
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 11.526.388 0 11.526.388
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 11.526.388 0 11.526.388
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 11.526.388 0 11.526.388
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 11.526.388 0 11.526.388
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 11.526.388 0 11.526.388
0
0
0
0
0
0
0
2.929.927
8.742.894
8.385.246
7.848.775
7.312.304
6.239.361
5.166.419