Ondersteuningsplan Samenwerkingsverband passend onderwijs Koers VO
april 2014 met aanvullingen 2015
Voorwoord Het afgelopen jaar is er met alle betrokkenen hard gewerkt aan het uitwerken van een aantal inhoudelijke vraagstukken met betrekking tot de invoering van passend onderwijs. Hoofdlijnen en uitgangspunten hebben een plek gekregen in een Koersdocument, sommige thema’s in werkgroepen met een eigen aanvullende rapportage. Er is hierbij veelal sprake van een voortschrijdend inzicht in de samenhang tussen de verschillende onderdelen en een steeds verdere inkleuring van de hoofdlijnen. De inhoudelijke denkrichtingen zijn omgezet in een tekst voor het ondersteuningsplan. In september 2013 is een nul-versie van het ondersteuningsplan opgesteld en vervolgens opnieuw besproken met de schoolbesturen en op onderdelen met beleidsvertegenwoordigers van de gemeenten. Mede op basis van de feedback is de nul-versie van het ondersteuningsplan omgezet in een concept ondersteuningsplan. Over dit concept is in december 2013 OOGO gevoerd met de 14 gemeenten in onze regio. De Ondersteuningsplanraad heeft ingestemd met het aan hen aangeboden concept ondersteuningsplan, met de opmerking dat deze instemming is gebonden aan een looptijd van een jaar, van 1 augustus 2014 tot 1 augustus 2015. Ook is er afgestemd met de samenwerkingsverbanden voor primair onderwijs en de clusters 1 en 2. Op 8 april 2014 is dit ondersteuningsplan goedgekeurd door de Algemene Leden Vergadering en uiteindelijk op 14 april definitief vastgesteld door het College van Bestuur. Het ondersteuningsplan is opgesteld voor een periode van vier jaar. Het plan is het startpunt van een ontwikkeling waarbij we de komende jaren in een cyclisch proces tot een steeds concretere invulling uitwerking en uitvoering komen. Hierbij is sprake van een organisatie in opbouw. In een lerend proces zullen we voortdurend onze organisatie (de vereniging, het netwerk en het bureau Koers VO) trachten te verbeteren en doelstellingen omzetten in activiteiten. Hetzelfde geldt voor het opbouwen van de samenwerking met gemeenten en de nieuw gevormde samenwerkingsverbanden primair onderwijs in onze regio. Ook de afstemming en samenwerking met de clusters 1 en 2 en de MBO’s in de regio, zal zich nog verder gaan ontwikkelen. Voorliggend ondersteuningsplan (mei 2015) bevat enkele wijzigingen ten opzichte van het ondersteuningsplan 2014. Het gaat daarbij met name om de toevoeging van een hoofdstuk over de inpassing van leerwegondersteunend en praktijkonderwijs in passend onderwijs. Deze versie van het ondersteuningsplan is op 2 juni 2015 door de Algemene Leden Vergadering goedgekeurd en op 23 juni 2015 heeft de Ondersteuningsplanraad voor de gehele looptijd (2018) ingestemd met het plan. Waarna het College van Bestuur het ondersteuningsplan op 2 juli 2015 definitief heeft vastgesteld. We zijn trots met dit resultaat op papier, maar nu komt pas het echte werk: met elkaar samenwerken aan een perspectiefrijke toekomst voor elke jongere! Het College van Bestuur is dankbaar voor de enorme inzet van alle betrokkenen bij het samenwerkingsverband Koers VO en ziet daarmee met veel vertrouwen de toekomst tegemoet. J.M. van der Have Voorzitter College van Bestuur
Ondersteuningsplan Koers VO, april 2014, met aanvullingen 2015
M.Dekkers Lid College van Bestuur
1
Ondersteuningsplan Samenwerkingsverband passend onderwijs Koers VO Voorwoord Inhoudsopgave
pagina
1.
Samenwerkingsverband Koers VO 1.1 Kennismaking 1.2 Dekkend netwerk 1.3 Wettelijke taken van Koers VO
4 4 4 5
2.
Visie op ondersteuning 2.1 Ondersteuning 2.2 Ondersteuning op elke school 2.3 Ambitie: dekkend netwerk als continuüm
6 6 7 8
3.
(Extra) Ondersteuning en de regie 3.1 (Extra) ondersteuning binnen het regulier voortgezet onderwijs 3.2 Extra ondersteuning als de reguliere school het niet (meer) kan 3.2.1 Extra ondersteuning op een andere reguliere school 3.2.2 Extra ondersteuning op een vso school 3.2.3 Ondersteuning op een OPDC 3.2 Bijzondere situaties 3.3.1 ‘Casusregie’ in bijzondere situaties 3.3.2 Thuiszitters 3.3.3 Doorzettingskracht
9 9 9 9 10 10 10 10 10 11
4.
Passend onderwijs op school 4.1 Passend onderwijs: zorgplicht en ondersteuning op elke school 4.2 Ondersteuning in het voortgezet onderwijs 4.3 Verantwoording/kwaliteitszorg 4.4 Inpassing lwoo en praktijkonderwijs in passend onderwijs 4.4.1 Van indicatie naar aanwijzing en toelaatbaarheidsverklaring 4.4.2 Ontwikkeling en kansen
12 12 14 15 15 15 16
5.
Passend onderwijs met hulp van het samenwerkingsverband 18 5.1 Extra ondersteuning in het vo: begeleiding passend onderwijs 18 5.2 Extra ondersteuning op een vso school 20 5.2.1 Het verstrekken van toelaatbaarheidsverklaringen voor het vso 21 5.2.2 Uitgangspunten Koers VO 21 5.2.3 Het instellen van de commissies ABT en AB en een evaluatiecommissie 22 5.2.4 De procedure voor het aanvragen en verstrekken van een TLV voor het vso 23 5.2.5 De criteria voor het verstrekken van toelaatbaarheidsverklaringen voor het vso 24 5.2.6 Fasering 25 5.3 Tijdelijke onderwijsopvang in een OPDC 26 5.4 Procedure en beleid terug-of overplaatsing naar het vo vanuit het vso 28
6.
Samenwerken bij zorgplicht en overgangen in een continuüm van ondersteuning 6.1 Zorgplicht en samenwerken in een netwerk 6.2 Overgangen
Ondersteuningsplan Koers VO, april 2014, met aanvullingen 2015
29 29 30 2
6.3 Afstemmen met onderwijspartners 6.3.1 Afstemmen samenwerkingsverbanden primair onderwijs 6.3.2 Afstemmen cluster 1 6.3.3 Afstemmen cluster 2 6.4 Samenwerken aan een perspectiefrijke toekomst voor kwetsbare jongeren 6.5 Afstemmen over onderwijsondersteuning ten behoeve van het dekkend netwerk
31 31 32 32 32 33
7.
Samenwerken met ouders
35
8.
Afstemmen en samenwerken met gemeenten 8.1 Inleiding 8.2 Jeugdhulp 8.3 Leerlingenvervoer 8.4 Leerplicht/thuiszitters 8.5 Onderwijshuisvesting 8.6 Fasering samenwerking in de periode 2014-2018
36 36 37 38 39 39 40
9.
Organisatie en communicatie 9.1 De vereniging Koers VO 9.2 Bureau Koers VO 9.3 Commissies van het samenwerkingsverband 9.4 Het netwerk
42 42 42 44 45
10. Kwaliteit 10.1 Startsituatie 10.2 Ontwikkeling kwaliteit van ondersteuning op scholen 10.3 Ontwikkeling kwaliteitszorgsysteem 10.4 Verantwoording
46 46 46 47 48
11. Financiën en begroting 11.1 Verdelen van middelen, algemeen 11.2 Financieel perspectief 11.3 Meerjarenbegroting
49 49 50 52
Bijlagen I. De school als werkplaats: hulp en ondersteuning in en om de school II. Basisgegevens samenwerkingsverband Koers VO III. Afkortingen en begrippen IV. Overzicht Schoolbesturen SWV Koers VO
55 60 62 67
Ondersteuningsplan Koers VO, april 2014, met aanvullingen 2015
3
Hoofdstuk 1 Samenwerkingsverband Koers VO 1.1 Kennismaking Het samenwerkingsverband passend onderwijs Koers VO (hierna genoemd: Koers VO) wordt gevormd door 27 schoolbesturen, waarvan 24 besturen in de regio met samen 111 vestigingen voor voortgezet (speciaal) onderwijs. Dagelijks gaan op deze scholen zo’n 53.078 leerlingen naar school (stand van zaken 1 oktober 2012). Onze regio bestaat uit 14 gemeenten: Rotterdam (exclusief Rozenburg), Albrandswaard, Barendrecht, Binnenmaas, Capelle aan den IJssel, Cromstrijen (Klaaswaal), Korendijk, Krimpen aan den IJssel, Lansingerland, Nederlek (Lekkerkerk), Oud-Beijerland, Ridderkerk, Strijen en Zuidplas (Nieuwerkerk aan den IJssel). Onze missie is: Samen werken aan een perspectiefrijke toekomst voor elke jongere Dit vertaalt zich in onze visie als: In ons samenwerkingsverband is aandacht voor elke jongere. Elke jongere krijgt boeiend en passend onderwijs. Elke school van Koers VO gaat uit van de talenten en mogelijkheden van de leerling en zoekt hierbij actief naar een passend aanbod voor haar leerlingen. Gezamenlijk hebben de scholen een antwoord op alle onderwijs(ondersteunings)vragen in onze regio. Samen zorgen we voor vloeiende overgangen tussen scholen en onderwijs(zorg)voorzieningen waarbij het onderwijs en de zorg de jongere ondersteunen. Samenwerken in een netwerk Samenwerken in ons netwerk gaat om vorm en inhoud geven aan het uitgangspunt: “Wij zijn samen verantwoordelijk voor onze leerlingen”. Samenwerking start bij elkaar kennen en elkaar vertrouwen. Elkaar kennen is een voorwaarde om elkaars sterke kanten te benutten en samen leerlingen passend onderwijs te kunnen bieden. Het gaat om samen flexibel en creatief willen zijn in het zoeken naar oplossingen voor leerlingen. Als tweede aspect van samenwerken zien we “zorgvuldig handelen in het belang van de leerling”. Dit is het uitgangspunt op elke school. We willen daarom niet alles ‘dichtregelen’ in protocollen en regels. De vraag “Wat heeft deze leerling nodig?” staat centraal en het principe ‘motiveren en documenteren’ wordt steeds toegepast.
1.2 Dekkend netwerk De scholen van Koers VO werken samen met als doel: “een samenhangend geheel van ondersteuningsvoorzieningen binnen en tussen de scholen te realiseren en wel zodanig dat leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doormaken en leerlingen die extra ondersteuning behoeven een zo passend mogelijk plaats in het onderwijs krijgen” (art. 17a, lid 2 WVO). Een dekkend netwerk kán gezien worden als een optelsom van het aanbod dat is beschreven in de schoolondersteuningsprofielen, zoals gesteld in het Referentiekader Passend Onderwijs (januari 2013). Koers VO voegt ook andere aspecten toe en formuleert haar ambitie als volgt: Koers VO streeft naar een dekkend netwerk waarin elke leerling zonder onderbrekingen, binnen korte tijd, op de meest passende vorm van onderwijs, zo dicht mogelijk bij huis, les krijgt.
Ondersteuningsplan Koers VO, april 2014, met aanvullingen 2015
4
Gezien deze ambitie, is kijken naar alleen het aanbod te beperkt. Bij een dekkend netwerk gaat het wat ons betreft ook om: een thuisnabije plek voor elke leerling; een efficiënte en effectieve organisatie van processen, inclusief planmatig werken; een goede samenwerking tussen scholen ten behoeve van leerlingen; flexibel inzetten van expertise en samenwerking met partners. Het uitgangspunt voor de start van ons samenwerkingsverband is dat wij, gezien de grootte van ons netwerk, wat betreft het aanbod al bijna dekkend zijn. Er zijn veel vormen en richtingen van voortgezet onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs en er bestaan tussenvoorzieningen voor tijdelijke opvang. Het aanbod van onze regio brengen wij transparant in beeld met de Schoolprofielen Koers VO die via de website www.koersvo.schoolprofielen.nl zijn te raadplegen. In de komende jaren streven wij naar een hogere kwaliteit van ons netwerk. Aangrijpingspunten zien wij in de vier bovengenoemde aspecten van dekkend netwerk. De focus ligt hierbij op het verder ontwikkelen van de werkwijze op de scholen: het zoeken naar creatieve oplossingen voor leerlingen door flexibel inzetten van ondersteuning, hulp of expertise (te arrangeren) en planmatig (samen) te werken, waardoor de ondersteuningsmogelijkheden op onze scholen toenemen (zie hoofdstuk 4).
1.3 Wettelijk taken van Koers VO Het samenwerkingsverband streeft naar het realiseren van een samenhangend geheel van ondersteuningsvoorzieningen binnen en tussen de scholen. De wettelijke taken van het samenwerkingsverband hierbij zijn: a. het vaststellen van een ondersteuningsplan, b. het verdelen en toewijzen van ondersteuningsmiddelen en ondersteuningsvoorzieningen aan de scholen, c. het beoordelen of leerlingen toelaatbaar zijn tot het voortgezet speciaal onderwijs, op verzoek van het bevoegd gezag van een school waar de leerling is aangemeld of ingeschreven, d. het adviseren over de ondersteuningsbehoefte van een leerling, op verzoek van het bevoegd gezag van een school waar een leerling is aangemeld of ingeschreven, en e. het in stand houden van een permanente commissie leerlingenzorg1. (art. 17a, lid 6 WVO)
1
Als gevolg van de inpassing van lwoo en praktijkonderwijs in passend onderwijs, vervalt deze taak per 1 januari 2016.
Ondersteuningsplan Koers VO, april 2014, met aanvullingen 2015
5
Hoofdstuk 2 Visie op ondersteuning 2.1 Ondersteuning Basisondersteuning Alle scholen van Koers VO bieden ondersteuning. De basis bestaat voor ons uit: 1. Goed onderwijs 2. Basis= afspraken (voorwaardelijke, preventieve afspraken) 3. Basisplusondersteuning (licht curatieve ondersteuning) Deze basis biedt voldoende voor het grootste deel van onze leerlingen. Een veel kleiner deel heeft behoefte aan extra ondersteuning. 1: Goed onderwijs Uitgangspunt is dat elke school goed onderwijs biedt. Het is evident dat goed onderwijs valt of staat met de kwaliteit van de docenten. Alle scholen van Koers VO werken hieraan door uitvoering te geven aan landelijke richtlijnen zoals beschreven in de Wet Bio, de Actieplannen ‘Leraar 2020’ en ‘Beter presteren’ en het Bestuursakkoord 2012-2015. Goed onderwijs is nadrukkelijk de verantwoordelijkheid van elke school (en haar bestuur). In de beschrijving van ondersteuning is daarom de bekwaamheid van docenten niet verder uitgewerkt. Het samenwerkingsverband Passend onderwijs richt zich in eerste instantie op het organiseren van ondersteuning in een dekkend netwerk en minder op het organiseren van kwaliteit van het docentenkorps in de regio. Dit laatste is en blijft een belangrijke taak van de school (en haar bestuur). 2: De basis= afspraken Kenmerkend aan deze voorwaardelijke basisactiviteiten is dat ze gelden voor elke school. Het zijn activiteiten door de hele school heen die voor alle leerlingen uitgevoerd worden basis = heldere toelatingscriteria basis = volgen van de ontwikkeling van de leerling basis = zorgen voor veiligheid en welbevinden van de leerlingen basis = elke leerling heeft een mentor basis = werken aan sociale vaardigheden en omgaan met elkaar basis = betrekken van leerlingen bij elkaar en bij de school basis = betrekken van ouders bij de schoolloopbaan van hun kind en bij de school 3: Basisplus ondersteuning Naast de preventieve basis die elke school biedt, hebben alle scholen meer te bieden. Activiteiten voor (groepen) leerlingen die net iets meer nodig hebben dan anderen. Soms betreft het specifieke ondersteuningsactiviteiten voor een paar leerlingen, maar regelmatig ook voor hele klassen. Dit type ondersteuning kunnen we zien als ‘licht curatief’, er is namelijk een aanleiding om iets extra’s te doen met of voor de leerling. Het zijn ondersteuningsactiviteiten die niet standaard voor elke leerling zijn, maar die wel snel toegankelijk zijn voor leerlingen binnen de eigen setting. Extra ondersteuning Naast de basis biedt elke school –in meer of mindere mate- extra ondersteuning. Koers VO gaat uit van een grijs gebied van ‘veel’ of ‘meer’ ondersteuning in het overgangsgebied van basisplus naar extra ondersteuning en stelt geen harde grens. Eén van de grote uitdagingen van Passend onderwijs is namelijk om flexibel en creatief om te gaan met ondersteuning, en te gaan
Ondersteuningsplan Koers VO, april 2014, met aanvullingen 2015
6
arrangeren2 in plaats van indiceren. De enige heldere grens wordt bepaald door de beschikbare middelen. In de huidige situatie bestaan er, als het gaat om extra ondersteuning, slechts twee smaken: onderwijs op een vso school óf onderwijs op een vo-school met een ‘rugzakje’. De indicering vindt eenmalig plaats en daarmee staat de ondersteuning voor drie jaar vast. Alle andere ondersteuningsvragen vangen scholen op dit moment op met hun basisplus activiteiten. Huidige situatie in beeld:
In de nieuwe situatie die ontstaat met passend onderwijs is de opdracht “een samenhangend geheel van ondersteuningsvoorzieningen binnen en tussen scholen te realiseren”; vrij vertaald: om meer smaken te creëren. Let wel: het gaat hierbij om ‘extra ondersteuning’ dus om intensievere vormen van ondersteuning, waarbij nadrukkelijk sprake is van meer tijd en/of inzet van specifieke expertise. Nieuwe situatie in beeld:
2.2 Ondersteuning op elke school De regel is dat élke school per leerling zorgvuldig bekijkt wat de onderwijsbehoefte is en vervolgens –indien aan de orde- met de ouders bepaalt hoe zij de ondersteuning het best kan vormgeven en wie ze daarbij nodig heeft. De school gaat arrangeren, het kan gaan om basisplus of extra ondersteuning: ondersteuning op maat voor individuele leerlingen arrangementen voor groepen leerlingen Wat is ondersteuning? Voor Koers VO geldt als uitgangspunt dat er bij ondersteuning in het onderwijs altijd sprake is van één of meerdere van de hieronder genoemde vijf aspecten. 1. extra handen/hoeveelheid aandacht (kan bijvoorbeeld gaan om: vormen van coteaching, extra instructie of instructie in kleinere groepen of de inzet van assistenten); 2. aanpassing onderwijsmaterialen; 3. aanpassing ruimtelijke omgeving (bijvoorbeeld prikkelarme omgeving); 4. inzet expertise (kan gericht zijn op leerling maar ook op docenten bij handelingsverlegenheid); 5. samenwerking met instanties die zich richten op jongeren. (bron: M&O groep, indiceren en arrangeren met organisatiemodel IVO Passend onderwijs)
2
Waar staat arrangeren bedoelen wij: het samenstellen van een passende ondersteuningsaanpak om de leerling succesvol de schoolloopbaan te laten vervolgen.
Ondersteuningsplan Koers VO, april 2014, met aanvullingen 2015
7
2.3 Ambitie: dekkend netwerk als continuüm Als het gaat om bieden van (onderwijs)ondersteuning streeft Koers VO naar een continuüm. De grootste uitdaging ligt voor ons in het weergegeven donkergroene gebied. Tussenarrangementen waarbij jongeren binnen een reguliere school passende ondersteuning krijgen, in een reguliere klas, in een aparte groep of juist in een combinatie hiervan. Arrangementen waarbij er sprake is van symbiose horen hier ook bij. Steeds gaat het om een samenwerking waarbij expertise vanuit onder meer het vso wordt ingezet in het vo. Het hele onderwijscontinuüm in beeld:
Uitgangspunt is dat alle onderwijsbehoeften in het continuüm opgepakt kunnen worden. Daarnaast bestaat er een bovenschools vangnet in de vorm van een OPDC (Orthopedagogisch Didactisch centrum) en een aantal scholen/voorzieningen met een nadrukkelijk gecombineerde aanpak van onderwijs en zorg.
Ondersteuningsplan Koers VO, april 2014, met aanvullingen 2015
8
Hoofdstuk 3: (Extra) ondersteuning en de regie Hieronder staan -in grote lijnen- de uitgangspunten van ons samenwerkingsverband als het gaat om de regie op de (extra) ondersteuning. 3.1 (Extra) ondersteuning binnen het regulier voortgezet onderwijs “Het bevoegd gezag beoordeelt of de aanmelding een leerling betreft die extra ondersteuning behoeft”, aldus de wet. Bij het inschatten van de behoefte aan extra ondersteuning begint de school niet bij nul. Er is informatie van de toeleverende school in een onderwijskundig rapport of overdrachtsdossier. En ouders zijn verplicht om te melden of er sprake is van behoefte aan extra ondersteuning. Koers VO heeft voor deze situatie en de uitspraak ‘dit is een leerling die binnen onze school extra ondersteuning nodig heeft’, geen bovenschoolse procedure met commissies ingericht. Het is een aangelegenheid van de school. Vanzelfsprekend kunnen zij hun kernpartners (zie bijlage 1) en het Koersloket raadplegen. Als de uitspraak ‘extra ondersteuning’ wordt gedaan, dan wordt in overleg met ouders een ontwikkelingsperspectief opgesteld. Kortom: scholen zijn zelf regievoerder over het hoe en waarom van de ondersteuning binnen de eigen school. Het gaat niet langer om aantonen van extra onderwijsbehoeften waar geld tegenover staat. Wellicht ten overvloede: het uitgangspunt is dat de school ondersteuning biedt; de vraag of de ondersteuning in het domein ‘basisplus’ of ‘extra’ ondersteuning valt, beantwoordt de school.
3.2 Extra ondersteuning als de reguliere school het niet (meer) kan De school benoemt na overleg met ouders –en al dan niet met behulp van partners- de behoefte aan extra ondersteuning en heeft zelf de regie over de uitvoering. Dit geldt zowel voor leerlingen die nieuw op school komen, als voor leerlingen waarbij gaandeweg blijkt dat ze extra ondersteuning nodig hebben. Het wordt een andere situatie als het ondersteunings/zorgarrangement van de leerling niet (meer) binnen de school is uit te voeren. De school heeft er –samen met de kernpartners- alles aan gedaan, maar de ondersteuning blijkt niet toereikend. De eerste stap, vanuit de zorgplicht, is dan nagaan welke andere school of voorziening in de regio de benodigde ondersteuning wel kan bieden. Dit kan een reguliere school zijn, een OPDC of een vso school. 3.2.1 Extra ondersteuning op een andere reguliere school Het samenwerkingsverband hoeft bij deze overstap niet per definitie betrokken te zijn. Wel faciliteert zij de overstap. Allereerst stelt Koers VO de Schoolprofielen van alle scholen in de regio beschikbaar op www.koersvo.schoolprofielen.nl, zodat iedereen indien nodig kan zoeken naar een andere passende school. Ook kan de school een beroep doen op het Koersloket om mee te zoeken naar een passende plek op een andere school. Ook bestaat het vo-vo overdrachtsdossier dat scholen hanteren bij deze overstap. Financieel geldt de spelregel ‘geld volgt leerling’. Dit houdt in dat als een leerling overstapt naar een andere school, dat er dan budget meegaat. Als de benodigde ondersteuning alleen geboden wordt op een vso school of een OPDC, dan komt het samenwerkingsverband verplicht in beeld. Wettelijk gezien kan alleen het samenwerkingsverband de toelaatbaarheidsverklaring voor vso afgeven. Ook de toegang tot bovenschoolse voorzieningen is belegd bij het samenwerkingsverband.
Ondersteuningsplan Koers VO, april 2014, met aanvullingen 2015
9
3.2.2 Extra ondersteuning op een vso school Het samenwerkingsverband geeft de toelaatbaarheidsverklaring voor het vso af. Scholen krijgen een grote rol in het voortraject, vanuit de gedachte dat zij ook verantwoordelijk zijn voor extra ondersteuning binnen de eigen school. Zij hebben planmatig de leerling ondersteuning geboden, waarbij de eigen inzet en die van de kernpartners regelmatig is geëvalueerd op effectiviteit. Zij hebben overleg gehad met ouders, kunnen genomen besluiten motiveren en komen dan ook met een onderbouwd verzoek tot toelating tot het vso. Vervolgens adviseert een commissie van het samenwerkingsverband over de toelaatbaarheid (zie § 5.2 voor nadere uitwerking toelaatbaarheid vso). 3.2.3 Ondersteuning op een OPDC Koers VO wil ook ondersteuning organiseren binnen een tijdelijk bovenschools arrangement, het OPDC. Uitgangspunt vanuit de wet is dat een leerling, na verblijf in een OPDC terugkeert in het reguliere onderwijs. De reguliere school blijft dan ook verantwoordelijk voor de schoolloopbaan van de leerling. Zij stelt in overleg met ouders een ontwikkelingsperspectief op en stemt af met de kernpartners. Met dit ontwikkelingsperspectief formuleert de school een gerichte (integrale) ondersteuningsvraag aan het OPDC (voor een onderwijszorgarrangement) en heeft in die zin ‘de regie’ over de ondersteuning. Verder kiest ons samenwerkingsverband als uitgangspunt dat het OPDC onderwijszorgarrangementen biedt, waarmee bedoeld wordt dat er altijd sprake moet zijn van multiproblematiek bij de leerling. Voor alleen ondersteuning op het gebied van onderwijs is het OPDC niet bedoeld. De criteria voor plaatsing op een bovenschoolse lesplaats OPDC en de procedures voor aanmelding, plaatsing en uitstroom zijn in schooljaar 2014-2015 uitgewerkt. Scholen spelen een grote rol in het voortraject en de consulenten van het Koersloket vervullen onder meer een rol als ‘poortwachter’ in de toeleiding naar deze bovenschoolse voorzieningen (zie § 5.3 voor nadere uitwerking OPDC). De meest recente informatie over toegang tot een OPDC is te vinden op de website www.koersvo.nl.
3.3 Bijzondere situaties 3.3.1 ‘Casusregie’ in bijzondere situaties Er zijn ook situaties waarin er sprake is van een zorgarrangement en in veel mindere mate van onderwijsondersteuning. De school kan dan samen met partners besluiten om de regie anders te beleggen. Van belang is dat de afstemming zo is dat er sprake is van ‘1 kind - 1 plan’ met een duidelijke casusregie. Daarnaast zijn er situaties waar de omgeving eerst ‘op orde’ moet komen of juist de leerling ruimte moet krijgen, om daarna weer van onderwijs te kunnen profiteren. Ook hier moet worden afgestemd wie de ‘casusregie’ houdt om de jongere de meest passende ondersteuning te geven en –zodra mogelijk- terug te leiden naar onderwijs. Helaas zijn er ook situaties dat de jongere niet (tijdig) de benodigde ondersteuning of zorg krijgt en zelfs thuis komt te zitten. Het is van belang dat het samenwerkingsverband over deze leerlingen met de gemeenten in de regio afspraken maakt over casusregie, voortgang en de mogelijkheden tot opschalen, zodat in deze situaties slagvaardig gezocht kan worden naar passende oplossingen (zie § 8.2 voor nadere uitwerking samenwerking met gemeenten). 3.3.2 Thuiszitters Met onze visie op ondersteuning (zie hoofdstuk 2), waarbij we samen creatief willen zoeken naar oplossingen, ontstaan voor de scholen meer mogelijkheden om flexibel in te spelen op ondersteuningsvragen van leerlingen. Scholen kunnen deze ruimte benutten en daarbij -in goed samenspel met de partners in het ondersteuningsteam- de focus leggen op preventie en het dreigend thuiszitten in het bijzonder.
Ondersteuningsplan Koers VO, april 2014, met aanvullingen 2015
10
Sinds schooljaar 2014-2015 hanteren alle scholen van ons samenwerkingsverband voor leerlingen die thuiszitten het Protocol Thuiszitters. Hiermee willen we het plaatsen op een passende onderwijsplek versnellen, dan wel bereiken dat de duur van het thuiszitten en het aantal jongeren dat thuiszit afneemt. De ambitie van Koers VO is om de landelijke norm voor passend onderwijs (binnen drie maanden een passend aanbod, ook voor thuiszitters)3 versneld, dat wil zeggen eerder dan in 2020, te bereiken. Informatie over het thuiszitten maakt deel uit van het kwaliteitszorgsysteem van Koers VO. 3.3.3 Doorzettingskracht van het samenwerkingsverband Met het Protocol Thuiszitters is Koers VO op de goede weg om thuiszitten tegen te gaan. Soms ontstaat er echter een situatie die in het samenwerkingsverband ongewenst is. Ondanks het Protocol Thuiszitters worden dan de beoogde termijnen voor het doen van een passend aanbod overschreden en is er geen zicht op een snelle plaatsing van een leerling. Er is dan sprake van een stevige impasse met een voor de leerling uitzichtloze situatie. In deze uitzonderlijke situatie is er voor een sluitende thuiszittersaanpak meer nodig dan onderling goede afspraken: doorzettingskracht is noodzakelijk. Deze ultieme optie is dan de laatste stap in onze gezamenlijke verantwoordelijkheid om te zorgen voor een passende onderwijsplek voor elke jongere in de regio. De gezamenlijke schoolbesturen en het bestuur van het samenwerkingsverband menen dat met een unaniem gedragen besluit over de uiteindelijke plaatsing, doorzettingskracht vermeden dient te worden. Onderling vertrouwen en vertrouwen in het samenwerkingsverband vormen de basis, maar doorzettingskracht is inzetbaar als sluitstuk van de aanpak van thuiszittersproblematiek en daarmee een toonbeeld van de gezamenlijke beslissingskracht in ons samenwerkingsverband.
3
Bron: Leerplichtbrief 2015, brief Sander Dekker aan de Tweede Kamer 19-03-2015
Ondersteuningsplan Koers VO, april 2014, met aanvullingen 2015
11
HOOFDSTUK 4: Passend onderwijs op school 4.1 Passend onderwijs: zorgplicht en ondersteuning op elke school Een belangrijk onderdeel van passend onderwijs is dat scholen zorgplicht krijgen. Dit betekent dat, per 1 augustus 2014, het bevoegd gezag van een school er voor verantwoordelijk is dat een leerling die extra ondersteuning nodig heeft en die zich bij een school aanmeldt een passende plek in het onderwijs krijgt. Dat wil niet zeggen dat een school elke leerling die zich aanmeldt, en valt binnen de toelatingscriteria van de school, moet toelaten. Maar wel, dat als blijkt dat de school zélf geen passende ondersteuning kan bieden, dat het dan de wettelijke verantwoordelijkheid van deze school (feitelijk het schoolbestuur) is om een passende onderwijsplek voor deze leerling te zoeken en te vinden. Hiervoor werken scholen samen in regionale samenwerkingsverbanden passend onderwijs, samen hebben de scholen de opdracht om te zorgen voor een dekkend onderwijsondersteuningsaanbod in de regio. Zorgplicht is dus een nieuwe verantwoordelijkheid van de school en een nieuwe dimensie in de regionale samenwerking. Doel: Elke school zorgt actief voor een passend onderwijsondersteuningsaanbod voor haar leerlingen. Passend onderwijs krijgt vorm op de scholen van ons samenwerkingsverband. Scholen bieden zelf basis(plus)ondersteuning en indien nodig –al dan niet met hulp van anderen- extra ondersteuning (zie ook hoofdstuk 2). Wij beschouwen daarbij de school als ‘werkplaats’. Dat wil zeggen dat ondersteuning –waar mogelijk en gewenst- de school wordt ingehaald. Het gaat om de verschuiving van ‘export van problemen’ naar ‘import van oplossingen’ gericht op het vergroten van het schoolsucces van de leerling (zie ook bijlage 1: ‘School als werkplaats’). Om dit uitgangspunt waar te maken krijgen scholen zelf de regie over de inzet van de ondersteuningsmiddelen en de uitvoering van de ondersteuning binnen de school; regie over zowel de basis- en basisplusondersteuning als de extra ondersteuning. De vo scholen ontvangen via het samenwerkingsverband middelen om de ondersteuning ook waar te kunnen maken. Basis(plus)-budget Een deel van het schoolbudget bestaat uit middelen bedoeld ter versterking van de basis(plus)ondersteuning op de vo-school (voorheen ‘zorgbreedte-budget’). Koers VO stelt hiervoor jaarlijks een vast bedrag per leerling beschikbaar (voor regulier vo), met een vaste voet van € 4.000 per locatie. Voor dit budget is jaarlijks € 500.000 begroot. Scholen worden geacht hiermee in ieder geval te faciliteren dat mensen die actief nodig zijn in het netwerk van Koers VO, zoals zorgcoördinatoren, daar ook tijd voor hebben. Extra-budget Een nieuw deel van het schoolbudget bestaat uit middelen bedoeld ter versterking van de extra ondersteuning op de vo-school. Een deel hiervan bestaat –voorlopig- uit ‘tijd’ van een begeleider passend onderwijs (zie uitleg in § 5.1). Een tweede deel bestaat uit geld waarmee scholen het proces om na te gaan of de leerling ondersteuning nodig heeft en welke ondersteuning passend is, beter kunnen. Bovendien kan met dit budget extra ondersteuning worden uitgevoerd. Dit laatste budget is voor het samenwerkingsverband oplopend van €345.000 in 2014-2015 en € 570.000 in 2015-2016 (exclusief overgangsmaatregelen) tot € 2.850.000 vanaf 20162017 (bij ongewijzigde deelname aan het vso ten opzichte van 1-10-2013). Het samenwerkingsverband stelt via het schoolmodel de bovengenoemde middelen beschikbaar aan de reguliere scholen. Zie ook hoofdstuk 11 Financiën. Op het moment dat er sprake is van extra ondersteuning, dan is er veelal expertise nodig. De vo scholen kunnen op vier manieren aan de benodigde expertise komen: benutten expertise van het eigen personeel; Ondersteuningsplan Koers VO, april 2014, met aanvullingen 2015
12
-
gebruik maken van de expertise van de ‘begeleider passend onderwijs’ die beschikbaar wordt gesteld aan elke vo-school (zie § 5.1); zelf de benodigde expertise inhuren bij een eigen gekozen aanbieder; gebruik maken van specifieke expertise via het Koersloket, de expertisepool (zie ook § 5.1).
Uitgangspunten: wat verwachten wij van al onze scholen? 1. Goede ondersteuning start bij goed onderwijs. Dit wordt gegeven door betrokken en deskundige docenten. Elke schoollocatie werkt daarom actief aan de deskundigheid van het personeel. De vo scholen leven minimaal het uitgangspunt uit het Bestuursakkoord 20122015 na: “Leraren signaleren verschillen tussen leerlingen –niet alleen de gemiddelde leerlingen, maar ook de cognitief zwakkere en sterkere leerlingen- en gaan hier op een adequate wijze mee om”. De vso scholen werken minimaal volgens Kwaliteitsaspect 7 uit het Waarderingskader vso 2012 van de Inspectie: “De leraren stemmen aanbod, instructie, verwerking, onderwijstijd en aanpak af op verschillen in ontwikkeling tussen de leerlingen”. 2. Elke schoollocatie biedt basis- en basisplus ondersteuning (zie ook hoofdstuk 2). 3. Elke vo-schoollocatie biedt –indien aan de orde- extra ondersteuning voor een deel van haar leerlingen (zie ook hoofdstuk 2); vso locaties bieden extra ondersteuning voor alle leerlingen. 4. Elke schoollocatie bepaalt wat de onderwijs- en ondersteuningsbehoefte is van individuele of groepen leerlingen (Waarderingskader voortgezet onderwijs 2013, kwaliteitsaspect 9.2, Inspectie van het onderwijs). Indien er sprake is van ondersteuning wordt dit met de ouders gecommuniceerd en vastgelegd in het leerlingdossier. 5. Als er sprake is van ‘extra ondersteuning’, dan wordt in overleg met ouders en leerling een ontwikkelingsperspectief opgesteld en bepaald hoe de ondersteuning het best kan worden vormgegeven en wie daarbij nodig is. 6. De vo scholen van Koers VO bepalen zelf (= het bevoegd gezag) of de leerling extra ondersteuning nodig heeft binnen de eigen schoolsetting. Koers VO richt hiervoor geen bovenschoolse beoordelingscommissie in. Wel kunnen scholen bij vragen het Koersloket inschakelen (zie ook hoofdstuk 3). 7. Elke schoollocatie heeft zelf de regie over het bieden van ondersteuning, inclusief de extra ondersteuning en het inschakelen van expertise binnen de eigen vestiging (zie hoofdstuk 3). 8. Elke schoollocatie brengt jaarlijks de behoeften van de leerlingpopulatie in beeld en neemt op basis hiervan –indien aan de orde- initiatief om vragen op het gebied van hulp en zorg te bespreken met CJG/gemeente, waardoor het CJG/de gemeente in de gelegenheid is om haar aanbod hierop af te stemmen. 9. Elke schoollocatie heeft, als er sprake is van extra ondersteuning, waar nodig overleg met haar kernpartners in het ondersteuningsteam om samen te komen tot één (integraal) plan en de casusregie te beleggen (zie bijlage 1: ‘school als werkplaats’). 10. Elke schoollocatie heeft haar ondersteuningsmogelijkheden beschreven in het Schoolprofiel Koers VO*. * Schoolprofiel Koers VO De scholen van Koers VO beschrijven hoe zij de basis= afspraken en de verdere ondersteuning binnen de school vormgeven in de digitale Schoolprofielen Koers VO. Het profiel is daarmee een ‘foto’ van de huidige situatie op de school. Op de website www.koersvo.schoolprofielen.nl kunnen de profielen van al onze scholen worden geraadpleegd. De website geldt als hulpmiddel voor ouders en andere betrokkenen bij het zoeken naar een passende school voor voortgezet (speciaal) onderwijs voor een leerling. Uiterlijk per 2015/2016 voldoen alle scholen aan de genoemde uitgangspunten.
Ondersteuningsplan Koers VO, april 2014, met aanvullingen 2015
13
4.2 Ondersteuning in het voortgezet onderwijs Zoals genoemd onder de uitgangspunten in 4.1 biedt elke vo-school basis(plus)ondersteuning en –indien aan de orde- voor een deel van haar leerlingen extra ondersteuning. De vo-scholen bepalen zelf (= het bevoegd gezag) of een leerling extra ondersteuning nodig heeft binnen de eigen schoolsetting. Om te bepalen of en welke ondersteuning passend is en deze vervolgens uit te voeren, gaat een deel van het budget van het samenwerkingsverband rechtstreeks naar de scholen voor regulier vo (zie § 4.1). Doel: vergroten van de ondersteuningsmogelijkheden van de vo scholen Scholen nemen het initiatief om te werken aan hun ontwikkeling. Zoals aangegeven biedt iedere school basis(plus) én extra ondersteuning. De focus ligt op het verder ontwikkelen van de werkwijze op de scholen: het zoeken naar creatieve oplossingen voor leerlingen door flexibel te arrangeren en planmatig (samen) te werken. Scholen doen dit samen met hun kernpartners in het ondersteuningsteam (zie ook bijlage 1: ‘School als werkplaats’). Hierbij staan de komende vier jaar twee doelstellingen centraal: 1. Elke leerling krijgt –indien aan de orde- tijdig ondersteuning. Scholen werken planmatig binnen hun ondersteuningsstructuur en maken hierbij gebruik van ‘onderwijsondersteuningsroutes’. Scholen werken de samenwerking met hun kernpartners in het ondersteuningteam verder uit en gebruiken hierbij het streefbeeld ‘school als werkplaats’ (zie bijlage 1). 2. De ondersteuning is afgestemd op de behoefte van de leerling. Voor leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben, heeft de school een warme overdracht met de school van herkomst en volgt de wettelijke eisen: opstellen ontwikkelingsperspectief, inclusief een handelingsdeel, voeren van op overeenstemming gericht overleg met ouders en jaarlijks samen evalueren (school, ouders, leerling). Scholen gaan –samen met de kernpartners- arrangeren en bepalen de benodigde ondersteuning aan de hand van de vijf punten van het IVO-model4 (extra handen/hoeveelheid aandacht; aanpassing onderwijsmaterialen; aanpassing ruimtelijke omgeving; inzet expertise; samenwerking met kernpartners. Zie ook hoofdstuk 2). Scholen werken planmatig waardoor cyclisch de geboden aanpak (het arrangement) wordt geëvalueerd en waar nodig wordt bijgesteld. Hoogbegaafdheid In een brief van 23 april 2014 heeft de staatssecretaris van OCW aangekondigd dat samenwerkingsverbanden ook beleid dienen te maken voor hoogbegaafdheid. Middelen voor dit onderwerp zijn niet-geoormerkt ondergebracht in het budget lichte ondersteuning van de samenwerkingsverbanden. Het is de bedoeling dat dit budget wordt ingezet om de brede doelstelling van passend onderwijs vorm te geven: passend onderwijs voor alle leerlingen, niet alleen voor leerlingen met een beperking of leerprobleem, ook voor hoogbegaafde leerlingen. Koers VO heeft gekozen voor het schoolmodel, en heeft de visie dat scholen uitgaan van wat een leerling nodig heeft en op basis daarvan passende ondersteuning bieden (zie ook uitgangspunten in § 4.1). Vanuit deze visie ligt het in de lijn dat onze schoollocaties leerlingen die iets extra’s nodig hebben vanwege hun hoogbegaafd zijn, ook kunnen ondersteunen. In 2015 wordt –mede op basis van gesprekken met scholen- nader invulling gegeven aan beleid hieromtrent.
4
Indiceren en arrangeren met organisatiemodel IVO passend onderwijs, M&O-groep 2012 (zie ook hoofdstuk 2)
Ondersteuningsplan Koers VO, april 2014, met aanvullingen 2015
14
4.3 Verantwoording/kwaliteitszorg De vo scholen krijgen een grote rol in het toekennen en organiseren van ondersteuning voor hun leerlingen, zij krijgen de regie. Het gaat dan onder meer om de regie over het bepalen van de onderwijsbehoefte, het flexibel inzetten van tijd en expertise, de samenwerking met v(s)o scholen en het actief afstemmen over interventies vanuit bijvoorbeeld CJG en Jeugdhulp. Hiervoor zal in toenemende mate ondersteuningsbudget van het samenwerkingsverband rechtstreeks aan de vo scholen worden toegekend. Bij een regiefunctie hoort het bewaken van de kwaliteit van interne processen en van de uitvoering. Ook hoort hierbij het verantwoorden dat de beperkte middelen uit ons gezamenlijke budget gericht op onderwijsondersteuning, doelmatig worden ingezet en dus besteed worden aan ondersteuning van leerlingen. Koers VO wil daarom een kwaliteitsproces gaan introduceren op de scholen waarbij elke school cyclisch de geboden ondersteuning en de resultaten hiervan onder de loep neemt. De onderdelen van dit proces en de invoering ervan op de scholen worden in de periode 2014/2015 voorbereid. Onderdelen zijn in ieder geval: Elke school heeft zicht op de tussentijds uitgestroomde leerlingen en de reden daarvan, en trekt op basis hiervan jaarlijks conclusies voor de eigen school. Op het niveau van het samenwerkingsverband worden deze gegevens gebruikt om na te gaan of er ‘witte vlekken’ bestaan in de (sub)regio en in hoeverre het ondersteuningaanbod aangepast moet worden. Elke school verantwoordt de inzet van de ondersteuningsmiddelen. Hierbij worden de vijf punten uit het eerder genoemde IVO-model gebruikt. Aanleveren van –nog nader te bepalen- aanvullende gegevens om na te gaan in hoeverre het samenwerkingsverband er in slaagt een dekkend netwerk te bieden. Tot slot wordt een kwaliteitszorgsysteem ingericht om zicht te houden op de kengetallen (zie hoofdstuk 10). Bovendien komen er kwalitatieve uitspraken over het proces dat de school doorloopt (kwaliteitsstandaarden). Scholen gaan aan de hand van deze standaarden, via een traject van collegiale visitatie (‘Spiegeltjestraject’), elkaar een spiegel voorhouden wat betreft de ontwikkeling van de ondersteuning op schoolniveau.
4.4 Inpassing lwoo en Praktijkonderwijs in passend onderwijs Vanaf 2016 worden de ondersteuningsbudgetten voor leerwegondersteunend onderwijs (lwoo) in het vmbo en voor praktijkonderwijs (pro) ingepast in het systeem van passend onderwijs en worden samenwerkingsverbanden verantwoordelijk voor de toewijzing van lwoo en pro. Hiermee komt er ruimte om alle vormen van onderwijsondersteuning op elkaar af te stemmen, zodat een goede afweging kan worden gemaakt welke ondersteuning het beste bij een leerling in een specifieke situatie past. In deze paragraaf wordt beschreven hoe Koers VO invulling geeft aan de inpassing en zich gaat voorbereiden op de te verwachten wetswijzigingen. Het landelijk proces bestaat uit 3 stappen: 1 januari 2016: inpassing lwoo en pro in passend onderwijs. Het samenwerkingsverband wordt verantwoordelijk voor de toewijzing van lwoo en pro. Daarnaast gaan de ondersteuningsbudgetten van lwoo en pro onderdeel uitmaken van het budget voor lichte ondersteuning van het samenwerkingsverband. In 2016: besluit over verevening budgetten van lwoo en pro. Als wordt besloten tot een verevening, wordt na 2016 een wetsvoorstel voorbereid. 1 augustus 2018: loslaten criteria lwoo en pro en lwoo-licenties. Dit wetsvoorstel wordt voorbereid. 4.4.1 Van indicatie naar aanwijzing en toelaatbaarheidsverklaring De regionale verwijzigingscommissies (RVC’s), die de indicaties voor lwoo en pro afgeven, worden per 1 januari 2016 opgeheven. Koers VO heeft vanaf dat moment de taak om –op
Ondersteuningsplan Koers VO, april 2014, met aanvullingen 2015
15
aanvraag van scholen van het samenwerkingsverband- te verklaren dat een leerling (wanneer aan de criteria voldaan is) is aangewezen op het lwoo (aanwijzing) of toelaatbaar is tot het praktijkonderwijs (toelaatbaarheidsverklaring, TLV). De aanwijzingen lwoo en de TLV’s voor praktijkonderwijs worden afgegeven op grond van landelijke criteria. Deze criteria, die nu ook gelden, worden opgenomen in een AMvB die waarschijnlijk tegelijk met de wet van kracht wordt. In het voorjaar van 2015 heeft het college van bestuur van Koers VO alle leden van het samenwerkingsverband geraadpleegd. Hieruit blijkt een bereidheid tot verkennen van mogelijkheden die ontstaan bij het loslaten van de landelijke criteria en het zoeken naar nieuwe werkwijzen. Deze verkenning dient zorgvuldig te gebeuren en daarom maakt Koers VO geen gebruik van de mogelijkheid tot opting-out per 1 januari 2016 (mogelijkheid tot het afwijken van de landelijke criteria). De nieuwe taken voor het samenwerkingsverband worden ondergebracht bij de adviescommissie van Koers VO (zie ook paragraaf 9.3). Per 1 januari 2016 wordt de PCL van Koers VO als gevolg van de wetswijziging opgeheven. Wat betreft de procedure voor het afgeven van lwoo-aanwijzingen en pro-TLV’s geldt dat scholen die lid zijn van ons samenwerkingsverband een aanvraag kunnen indienen bij de ABT (Adviescommissie Beoordeling Toelaatbaarheid). De commissie beoordeelt de aanvraag op grond van de landelijke criteria en een deskundigenadvies en geeft advies aan het college van bestuur van het samenwerkingsverband (specifieke vereisten op dit terrein worden nog in een AMvB vastgelegd). Het college van bestuur neemt vervolgens een besluit en geeft de aanwijzingen en TLV’s al dan niet af. De ambitie van Koers VO is om het aanvragen van een TLV of aanwijzing, inclusief het toekenningsproces en het totale overgangsproces, zo soepel en gebruiksvriendelijk mogelijk te organiseren. Hierbij worden onder andere digitale mogelijkheden optimaal te benut. 2015 wordt benut om waar mogelijk verbeteringen in deze processen te realiseren. Uitwerkingen worden in het najaar van 2015 gecommuniceerd naar de scholen en besturen. De informatie zal onder andere de volgende onderwerpen betreffen: De wijze van aanvraag van een aanwijzing of TLV en de van toepassing zijnde vereisten en termijnen waarmee wordt gewerkt bij de aanvragen. De wijze van betrekken van ouders bij de aanvragen. De afspraken die worden gemaakt met de samenwerkingsverbanden primair onderwijs in de regio. 4.4.2 Ontwikkeling en kansen Naast het overnemen van de taken van de RVC en het uitwerken van verbeteringen in de processen van overgangen start in 2015 de verkenning van kansen en mogelijkheden van de inpassing lwoo en praktijkonderwijs in passend onderwijs. Hierbij ligt de focus op de situatie die (mogelijk) per 1 augustus 2018 ontstaat als de landelijke criteria voor zowel lwoo als pro worden losgelaten. De huidige indicatiestelling die via de RVC wordt afgegeven is een slagboombesluit, de leerling komt wel of niet in aanmerking. Zolang de leerling met een indicatie voor praktijkonderwijs op een school voor praktijkonderwijs of een leerling met een indicatie voor lwoo op een vmbo met lwoo licentie staat ingeschreven, ontvangt deze school hiervoor aanvullende bekostiging. Er wordt door de RVC geen uitspraak gedaan over de mate en de duur waarin de ondersteuning nodig is. Eén van de uitdagingen van Passend onderwijs is flexibel en creatief invulling geven aan ondersteuning in het belang van de leerling. Door het onderbrengen van de verantwoordelijkheid voor de toewijzing van lwoo en praktijkonderwijs, en daarmee de verdeling van de bijbehorende ondersteuningsbudgetten, ontstaat ruimte voor gesprek met
Ondersteuningsplan Koers VO, april 2014, met aanvullingen 2015
16
onze scholen en besturen over hoe wij onze ambitie “streven naar een dekkend netwerk waarin elke leerling zonder onderbrekingen, binnen korte tijd, op de meest passend vorm van onderwijs, zo dicht mogelijk bij huis, les krijgt” samen kunnen waarmaken. In navolging van het denken over toekennen en bekostigen van extra ondersteuning en de afgifte van een TLV voor vso in dit ondersteuningsplan, geldt daarom dat we ons vergelijkbare vragen willen stellen over ondersteuning in het praktijkonderwijs en het vmbo met lwoo. Richtvragen hiervoor zijn: Welke kansen liggen er voor de scholen en leerlingen als de criteria worden losgelaten? Welke scenario’s zijn mogelijk als we op termijn het ‘indiceren’ van individuele leerlingen zouden loslaten? Welke ondersteuning is voor deze leerling in deze situatie nodig, gedurende welke periode? Op welk niveau wordt deze vraag en de toekenning van ondersteuning belegd: op school of bovenschools? Zijn er afspraken nodig en zo ja welke om er samen zorg voor te dragen dat de leerling op de juiste plek komt? Hoe beleggen we de toegangsvraag tot het praktijkonderwijs en het VMBO met LWOO? Hoe komen we tot een goede verdeling, toekenning en beheersing van de beperkte middelen? Hoe komen we tot een transparante inzet en verantwoording van de beperkte middelen? Wat is de rol en betekenis van lwoo-licenties? Fasering Onder voorbehoud van de landelijke planning schooljaar 2015-2016
Start beleidsontwikkeling samen met de scholen in een participatieve aanpak. Verkenning mogelijkheden en kansen. Inzichten worden in dit proces regelmatig voorgelegd aan besturen en de ondersteuningsplanraad.
Schooljaar 2016-2017
Vervolg beleidsontwikkeling zoals in 2015-2016. De inzet is dat er voor de zomer in 2017 beleidsrichtingen zijn geformuleerd gericht op de periode vanaf augustus 2018.
Schooljaar 2017-2018
Specifieke uitwerking van het beleid, waar nodig of gewenst start pilot/experimentfase of starten met de implementatie van het gekozen beleid.
Ondersteuningsplan Koers VO, april 2014, met aanvullingen 2015
17
Hoofdstuk 5 Passend onderwijs met hulp van het samenwerkingsverband Doel: het samenwerkingsverband Koers VO zorgt actief voor een dekkend onderwijsondersteuningsaanbod voor alle leerlingen in de regio Een deel van de leerlingen heeft ondersteuning nodig om te kunnen profiteren van onderwijs. Elke school biedt in eerste instantie zelf deze (extra) ondersteuning. Het samenwerkingsverband faciliteert de vo scholen door het inzetten van begeleiders passend onderwijs op de scholen en het beschikbaar stellen van expertise via het Koersloket. Hierover gaat paragraaf 5.1. Er bestaan echter ook situaties waarin de school zelf de benodigde ondersteuning niet (of niet meer) kan bieden. Als de school het niet zelf kan, dan zijn er drie opties: extra ondersteuning op een andere vo-school; extra ondersteuning op een vso school; tijdelijke ondersteuning in een OPDC. Het samenwerken en gebruik maken van de mogelijkheden van andere scholen –waaronder symbiose- doen we in een netwerk. Dit komt nader aan de orde in hoofdstuk 6. De laatste twee mogelijkheden zijn bovenschools georganiseerd. Deze worden toegelicht in § 5.2 en § 5.3.
5.1 Extra ondersteuning in het vo: begeleiding passend onderwijs Doel: vergroten van de ondersteuningsmogelijkheden van de vo scholen Met het invoeren van passend onderwijs wordt onder meer de financieringssystematiek voor extra ondersteuning gewijzigd. De huidige ‘leerlinggebonden financiering’ (rugzakmiddelen) worden aan het samenwerkingsverband toegekend. Deze leerlinggebonden financiering bestaat op dit moment uit een schooldeel en een ambulant begeleidingsdeel. Het schooldeel komt per 1 augustus 2014 naar de samenwerkingsverbanden. Koers VO verdeelt deze middelen het eerste en tweede jaar over de vo locaties; grotendeels op basis van het aantal leerlingen met een rugzak op teldatum 1 oktober 2013 (zie hoofdstuk 11, post 2D in de begroting), zodat lopende verplichtingen kunnen worden nagekomen. Het deel ambulante begeleiding komt per 1 augustus 2015 naar de samenwerkingsverbanden. Dit wordt het eerste jaar in ieder geval besteed aan de inzet van expertise door de begeleiders passend onderwijs (hoofdstuk 11, post 2A van de begroting). Het perspectief is dat beide budgetten worden samengevoegd en toegekend aan de vo scholen op basis van nader vast te stellen criteria, via het ‘schoolmodel’. Zie verder hoofdstuk 11 Financiën. Om scholen te faciliteren bij het bieden van extra ondersteuning aan leerlingen die dit nodig hebben, gaat Koers VO expertise beschikbaar stellen aan de vo scholen in de vorm van begeleiders passend onderwijs. De begeleiders passend onderwijs krijgen als taak het adviseren over de ondersteuningsbehoefte van een leerling, op verzoek van het bevoegd gezag van een school waar een leerling is aangemeld of ingeschreven (wettelijke taak) en het (mede) uitvoeren van ondersteuning aan leerlingen en docenten. De functie begeleider passend onderwijs zal in eerste instantie vervuld worden door de huidige ambulant begeleiders voor leerlingen met een rugzak. Hierdoor blijft de expertise van de ambulant begeleiders niet alleen behouden, maar wordt deze ook dichter aan de scholen verbonden. Koers VO koopt deze vorm van ondersteuning tot augustus 2016 in bij aanbieders van ambulante begeleiding in onze regio. Hiermee neemt Koers VO haar rol in de uitvoering van de tripartiete overeenkomst5. 5
Tripartiete overeenkomst personele gevolgen passend onderwijs, 2012
Ondersteuningsplan Koers VO, april 2014, met aanvullingen 2015
18
Koers VO stelt ten behoeve van de inkoop een kwaliteitskader op. Het perspectief is dat op een nog nader te bepalen moment scholen direct hun begeleider passend onderwijs inkopen zonder tussenkomst van het samenwerkingsverband. In de rol van inkoper heeft het samenwerkingsverband het volgende beeld voor ogen: Het grootste deel van de huidige ambulant begeleiders ontwikkelen zich tot generalisten ‘begeleiders passend onderwijs’. Koers VO stelt een omschrijving op van de functie ‘begeleider passend onderwijs’, met een daaruit voortvloeiende lijst met competenties die bij deze functie horen. Elke school krijgt een vaste begeleider passend onderwijs; streven is dit per uiterlijk augustus 2015 in te laten gaan. De school maakt afspraken met de begeleider passend onderwijs over de inhoud van de ondersteuning. De werkafspraken worden vastgelegd en jaarlijks geëvalueerd. De begeleider passend onderwijs maakt deel uit van het ondersteuningsteam en valt hiermee onder regie van de zorgcoördinator (of degene waar deze taken zijn ondergebracht).
Fasering “van ambulante begeleiding naar begeleiding passend onderwijs” Fase 1: schooljaar 2014-2015 Koers VO vraagt dit jaar een afname van ambulante begeleiding bij de aanbieders, gebaseerd op de formatieomvang van 1 oktober 2013. In deze fase is de verdeelsleutel voor de inzet van de begeleiders passend onderwijs op de scholen gebaseerd op de feitelijke inzet van ambulante begeleiding op een school op 1 maart 2014. Hiermee wordt de bestaande ambulante begeleiding waar mogelijk gecontinueerd. Daarnaast is er sprake van centraal ingekochte expertise die scholen via het Koersloket aan kunnen vragen. Deze bestaat uit ‘specialisten’ voor leerlingen met heel specifieke ondersteuningsvragen (de ‘expertisepool’) en ‘generalisten’ die op aanvraag beschikbaar zijn voor scholen die dit schooljaar geen vaste begeleider passend onderwijs hebben. Dit jaar wordt een scholingsplan opgesteld om de ambulant begeleiders te laten ontwikkelen naar generalisten. Scholen bereiden zich voor op hun rol als inkoper van begeleiding passend onderwijs. Deze beleidslijn wordt verder uitgewerkt in een plan van aanpak. Resultaten op schoolniveau Elke school met een vaste ambulant begeleider heeft de werkafspraken over de inzet ambulante begeleiding schriftelijk vastgelegd. De werkafspraken ambulante begeleiding zijn geëvalueerd en er zijn ontwikkelpunten voor 2015-2016 geformuleerd. Resultaten op Koersniveau De bovenschoolse specialisten en generalisten zijn inzetbaar via het Koersloket volgens een vaste procedure. Er is een taakomschrijving voor de begeleiders passend onderwijs. Er is een scholingsplan voor de begeleiders passend onderwijs vastgesteld. Fase 2: schooljaar 2015-2016 Koers VO zet dit jaar in op de inkoop van begeleiders passend onderwijs en begeleiders in de expertisepool, gebaseerd op de formatieomvang van 1 oktober 2013. Om tot een efficiëntere en doelmatige inzet te komen wordt de herbesteding/inkoop bij externe aanbieders (besturen die geen deel uitmaken van Koers VO) zo snel mogelijk afgebouwd.
Ondersteuningsplan Koers VO, april 2014, met aanvullingen 2015
19
Elke vo-school heeft vanaf dit jaar een vaste begeleider passend onderwijs. De begeleiders passend onderwijs nemen deel aan scholingsbijeenkomsten om zich verder te ontwikkelen in hun rol. Hierover zijn afspraken gemaakt tussen de aanbieders en het samenwerkingsverband. Voor scholen wordt het mogelijk om een begeleider passend onderwijs zelf in dienst te nemen. Op dat moment vervalt voor die omvang de inkoopplicht van het samenwerkingsverband naar de aanbieder en schuift het budget direct door naar de school. Aan de overdracht van middelen vanuit Koers VO naar de betreffende school worden door het college van bestuur van Koers VO voorwaarden verbonden. Deze hebben in ieder geval betrekking op de kwaliteit/expertise die de school in huis moet hebben, de omvang van de inzet en de verantwoording hiervan. Bij eventuele overdracht van middelen worden ook de gevolgen voor de betreffende aanbieder en de overige scholen van Koers VO betrokken6. Resultaten op schoolniveau Op elke school zijn werkafspraken over de inzet begeleiding passend onderwijs. De werkafspraken begeleiding passend onderwijs zijn geëvalueerd en er zijn afspraken over de inzet van de vaste begeleider passend onderwijs vanaf augustus 2016. Resultaten op Koersniveau Er is inzicht in de vraag naar bovenschoolse specialisten en er zijn ontwikkelpunten en afspraken voor 2016-2017 en verder. Elke school heeft een vaste begeleider passend onderwijs. Elke school heeft afspraken over begeleiding passend onderwijs vanaf augustus 2016. De begeleiders passend onderwijs hebben zich ontwikkeld tot generalisten binnen de interne ondersteuningsteams op scholen. Fase 3: nog nader te bepalen Vanaf dit nader te bepalen moment gaat het budget voor de begeleiding passend onderwijs rechtstreeks naar de scholen. Alle scholen bekostigen hiermee de inzet van de begeleider passend onderwijs, waardoor zij de benodigde expertise in huis hebben om leerlingen zoveel mogelijk passend onderwijs te bieden. Dit kan via inkoop bij aanbieders of via het zelf aanstellen van een begeleider. Op het niveau van het samenwerkingsverband blijft specialistische expertise beschikbaar (expertisepool). Voordat er sprake kan zijn van overdracht van middelen naar de scholen, dienen er eerst op het niveau van het samenwerkingsverband nadere afspraken te zijn gemaakt. Deze hebben in ieder geval betrekking op het mogelijke risico voor de aanbieder (schoolbestuur als werkgever), een kwaliteitskader en de wenselijke organisatie. Resultaten op schoolniveau Elke school heeft de expertise van de begeleider passend onderwijs in huis. Op elke school zijn werkafspraken over de inzet begeleiding passend onderwijs. Resultaten op Koersniveau De vraag naar bovenschoolse specialisten en het bovenschoolse aanbod is afgestemd en er zijn afspraken gemaakt over de inzet van specialisten (expertisepool) vanaf augustus 2017.
5.2 Extra ondersteuning op een vso school Voor een deel van de leerlingen is een plek in het speciaal onderwijs het meest passend. Omdat daar de specifieke ondersteuning geboden kan worden die zij nodig hebben. In oktober 2012 gingen er zo’n 1735 leerlingen uit onze regio naar een school voor vso cluster 3 of 4. In oktober 2013 zijn dit er 1847. Met ingang van 1 augustus 2014 wordt de plaatsbekostiging voor het vso cluster 3 en 4 in mindering gebracht van het budget van het samenwerkingsverband waar de 6
Ook in verband met de Tripartiete overeenkomst personele gevolgen passend onderwijs, 2012
Ondersteuningsplan Koers VO, april 2014, met aanvullingen 2015
20
leerling woont. Voor Koers VO gaat het om een bedrag van € 18.788.741 (gebaseerd op teldatum 1-10-2013). Wij gaan er van uit dat het aantal leerlingen dat deelneemt aan het vso zal stabiliseren, waarmee we uitkomen op het landelijk gemiddelde. Op dit moment is het niet ons streven om het aantal vso plaatsen actief te gaan verminderen. Vanaf 1 augustus 2014 kunnen leerlingen alleen terecht in het speciaal onderwijs cluster 3 en 4 met een toelaatbaarheidsverklaring van het samenwerkingsverband. Koers VO is dan ook vanaf deze datum verantwoordelijk voor het afgeven van deze toelaatbaarheidsverklaring. Hierbij hoort ook het bepalen van de ‘ondersteuningszwaarte’ in verband met de bekostigingscategorie en de benodigde periode van extra ondersteuning (‘ondersteuningsduur’). Hieronder staat uitgewerkt op welke manier Koers VO omgaat met de toelaatbaarheidsverklaringen en de bijbehorende verplichtingen. 5.2.1 Het verstrekken van toelaatbaarheidsverklaringen voor het vso Het samenwerkingsverband moet in dit ondersteuningsplan onder andere duidelijk maken welke criteria gehanteerd worden bij het al dan niet toekennen van een toelaatbaarheidsverklaring (TLV) op basis waarvan een leerling toegelaten kan worden tot het speciaal onderwijs. In verband daarmee moet het samenwerkingsverband een adviescommissie instellen die het bestuur adviseert over het toekennen van de toelaatbaarheidsverklaringen, de Adviescommissie Beoordeling Toelaatbaarheid (ABT). Daarnaast moet er een Adviescommissie Bezwaarschriften (AB) worden ingesteld die het samenwerkingsverband adviseert over bezwaarschriften die ingediend worden naar aanleiding van besluiten over het al dan niet toekennen van een toelaatbaarheidsverklaring. In dit hoofdstuk maakt Koers VO duidelijk hoe het in de komende jaren deze verplichtingen en verantwoordelijkheden zal invullen. Koers VO heeft de ambitie om in bepaalde opzichten verder te gaan dan alleen het voldoen aan de eisen die de wet stelt. Daarbij kan gedacht worden aan het zoveel mogelijk terugdringen van (onnodige) bureaucratische handelingen door het toelaatbaarheidsproces efficiënt/doelmatig en waar mogelijk digitaal te laten verlopen. Wij streven naar de beste onderwijsplek voor elke leerling. Wanneer de beste plek een vso-school blijkt te zijn, moet dit via een zo licht mogelijke, heldere procedure tot stand kunnen komen. Hieronder wordt allereerst ingegaan op de uitgangspunten die Koers VO bij het afgeven van de toelaatbaarheidsverklaringen hanteert. Daarna komen de nieuwe commissies die Koers VO moet instellen aan de orde. Vervolgens worden de procedure en de criteria beschreven, die Koers VO volgt bij de toekenning van een toelaatbaarheidsverklaring. In het laatste onderdeel van dit hoofdstuk wordt duidelijk gemaakt hoe Koers VO de invoering van het verstrekken van toelaatbaarheidsverklaringen wil faseren. 5.2.2. Uitgangspunten rondom toelating tot het vso Met de invoering van passend onderwijs wil de wetgever grip krijgen op de uitgaven voor het speciaal onderwijs en met name op de stijgende kosten van het cluster 4 - onderwijs. De overheid wil dit bereiken door de scholen te stimuleren leerlingen, meer dan tot nu toe gebeurt, binnen het reguliere onderwijs de ondersteuning te geven die de leerlingen nodig hebben. Het samenwerkingsverband zal ervoor moeten zorgen dat het regulier onderwijs leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben, minder snel doorverwijst naar het speciaal onderwijs. Koers VO ziet passend onderwijs als een mogelijkheid om het onderwijs verder te verbeteren en te professionaliseren. Bijvoorbeeld door het inzetten van flexibelere en creatieve vormen van ondersteuning in het reguliere onderwijs. Koers VO ziet ook kansen in het verder uitbreiden en verbreden van de samenwerking tussen scholen. Voor het samenwerkingsverband Koers VO leidt dit tot een aantal uitgangspunten die ten grondslag liggen aan de formulering van de criteria op grond waarvan de toelaatbaarheidsverklaringen worden afgegeven: 1. De verantwoordelijkheid voor de ondersteuning van leerlingen ligt in beginsel bij de school waar de leerling staat ingeschreven. Als blijkt dat het regulier voortgezet onderwijs niet in
Ondersteuningsplan Koers VO, april 2014, met aanvullingen 2015
21
staat is of in staat geacht kan worden de benodigde extra ondersteuning te geven, kan een toelaatbaarheidsverklaring (TLV) worden verstrekt voor een verwijzing naar het speciaal voortgezet onderwijs. Als blijkt dat een leerling van het speciaal onderwijs extra ondersteuning nodig blijft hebben en dit aantoonbaar alleen in het speciaal onderwijs gegeven kan worden, dan kan een nieuwe toelaatbaarheidsverklaring worden verstrekt. 2. Scholen moeten maatwerk ontwikkelen voor alle leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben. Koers VO wil de ontwikkeling van flexibele maatwerk-ondersteuning voor leerlingen die dat nodig hebben, stimuleren. Zie ook hoofdstuk 4.2 waarin staat op welke manier scholen planmatig en cyclisch hun leerlingen kunnen ondersteunen. 3. Het afgeven van toelaatbaarheidsverklaringen heeft een financiële consequentie voor de vo scholen die de verklaring hebben aangevraagd, in die zin dat de school een bijdrage betaalt voor de deelname aan het speciaal onderwijs. Daar staat tegenover dat het voor reguliere scholen in positieve zin financiële consequenties heeft wanneer zij leerlingen opvangen vanuit het speciaal onderwijs. Hier geldt het principe ‘geld volgt de leerling’. 4. De ABT geeft een advies op basis van door de school verstrekte gegevens. De ABT laat zelf geen (psychodiagnostisch) onderzoek uitvoeren. Dit betekent dat de door de scholen verstrekte gegevens voldoende informatie moeten bevatten om op basis van de vastgestelde criteria tot een oordeel te komen over de toelaatbaarheid. Het gaat er om dat de school alle ondersteuningsmogelijkheden die er zijn, benut. Hierom zal bij een verwijzing naar het vso vanuit een reguliere vo-school in de regio Koers VO de inzet van de begeleider passend onderwijs, het ondersteuningsteam van de school en de consulenten van het Koersloket (zie ook bijlage 1 ‘De school als werkplaats’) van cruciaal belang zijn. Om ervoor te zorgen dat de aanvraag voor een toelaatbaarheidsverklaring de vereiste en relevante informatie bevat, wordt bij een verwijzing vanuit een reguliere vo-school in het voortraject altijd een consulent van het Koersloket betrokken. 5. Koers VO hecht grote waarde aan een zo snel mogelijke afwikkeling van de aanvraagprocedure voor een toelaatbaarheidsverklaring en aan een snelle plaatsing in het vso nadat er een toelaatbaarheidsverklaring is afgegeven. Om dat te bevorderen wordt bekeken welke rol deskundigen vanuit het vso krijgen in de ABT en hoe Koers VO hen het best kan betrekken bij de plaatsing nadat een toelaatbaarheidsverklaring is afgegeven. 6. Koers VO hecht tevens aan het betrekken van ouders in het proces van verwijzing of doorstroom naar het vso. Dit punt is daarom verwerkt in de werkwijze om tot een toelaatbaarheidsverklaring te komen. 7. Waar duidelijk is dat er geen goed alternatief is voor de huidige landelijke criteria, worden deze criteria overgenomen en door Koers VO gehanteerd. Dit geldt zeker voor die situaties waarin er sprake is van doorstroom van so naar vso voor leerlingen waarbij de extra ondersteuning duidelijk niet in het regulier onderwijs geboden kan worden. Bij deze overstap willen we de procedure en criteria zo ‘licht’ mogelijk houden. 5.2.3. Het instellen van de commissies ABT en AB en het instellen van een evaluatiecommissie Koers VO stelt zo snel mogelijk na de vaststelling van dit ondersteuningsplan twee commissies in: de Adviescommissie Beoordeling Toelaatbaarheid (ABT) en de Adviescommissie Bezwaarschriften (AB). De ABT adviseert het bestuur over het al dan niet afgeven van een toelaatbaarheidsverklaring. Bij het samenstellen van de ABT neemt Koers VO vanzelfsprekend de Algemene Maatregel van
Ondersteuningsplan Koers VO, april 2014, met aanvullingen 2015
22
Bestuur in acht die op 6 maart 2014 is gepubliceerd in het Staatsblad. In de commissie zitten in ieder geval een orthopedagoog of een psycholoog en afhankelijk van de leerling over wiens toelaatbaarheid wordt geadviseerd ten minste een tweede deskundige, te weten een kinder- of jeugdpsycholoog, een pedagoog, een kinderpsychiater, een maatschappelijke werker of een arts. Koers VO denkt aan een soms (gedeeltelijk) wisselende samenstelling van de commissie. Ook leden van de commissies van begeleiding van het speciaal onderwijs en leden van soortgelijke commissies van andere samenwerkingsverbanden kunnen ingezet worden. Koers VO heeft geen eigen Adviescommissie Bezwaarschriften ingesteld. Het samenwerkingsverband heeft zich aangesloten bij de Landelijke Bezwaaradviescommissie Toelaatbaarheidsverklaring sbo/(v)so. Deze commissie adviseert het samenwerkingsverband over bezwaarschriften die ingediend worden naar aanleiding van besluiten over het al dan niet toekennen van een toelaatbaarheidsverklaring. Op de bezwaarschriftprocedure is de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Naast deze twee commissies stelt Koers VO in 2014 een evaluatiecommissie in die de invoering van passend onderwijs, zoals Koers VO die uitvoert, jaarlijks evalueert. Deze evaluatiecommissie beoordeelt onder meer welke effecten de invoering van Passend onderwijs heeft wat betreft de toelating tot het speciaal onderwijs en op welke punten het eventueel nodig is het beleid bij te stellen. De commissie bestaat in ieder geval uit medewerkers van Bureau Koers VO en medewerkers die werkzaam zijn in het voortgezet (speciaal) onderwijs (cluster 3 en 4). Zie ook § 9.3. 5.2.4. De procedure voor het aanvragen en verstrekken van een toelaatbaarheidsverklaring voor het vso Hieronder wordt de procedure voor het aanvragen en verstrekken van een toelaatbaarheidsverklaring (TLV) beschreven. De genoemde termijnen zijn deels wettelijk maximale termijnen en deels zelf bepaalde termijnen. Zoals eerder genoemd, streeft het samenwerkingsverband steeds naar een zo snel mogelijke afwikkeling van de procedure. 1) Het bevoegd gezag van een school kan bij het bestuur van het samenwerkingsverband voor een leerling van die school een toelaatbaarheidsverklaring aanvragen. Hiervoor worden aanvraagformulieren ter beschikking gesteld. In deze aanvraagformulieren zal duidelijk worden gemaakt welke gegevens de school moet overleggen. Daaruit moet blijken dat het moeten bieden van de benodigde extra ondersteuning een onevenredige belasting van de school vraagt (bij de overstap po-vo) en/of de school aantoonbaar de nodige inspanningen heeft verricht om binnen de school zelf de benodigde extra ondersteuning te realiseren. Bij verwijzing vanuit een reguliere vo-school is het inschakelen van een consulent van het Koersloket voorwaardelijk. In verband met een snelle verwerking vindt het aanvragen en de verdere verwerking van een toelaatbaarheidsverklaring zoveel mogelijk gedigitaliseerd plaats. 2) De Adviescommissie Beoordeling Toelaatbaarheid (ABT) beoordeelt de aanvraag aan de hand van de daarvoor vastgestelde criteria. Het spreekt voor zich dat het dossier volledig moet zijn en aan de gestelde eisen moet voldoen om in behandeling genomen te kunnen worden. De ABT brengt zo spoedig mogelijk een advies uit over de aanvraag aan het college van bestuur van het samenwerkingsverband. 3) Het bestuur van het samenwerkingsverband komt –mede op basis van het advies van de ABT- zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval binnen zes weken nadat de toelaatbaarheidsverklaring is aangevraagd, tot een besluit over het al dan niet verstrekken van een toelaatbaarheidsverklaring. In bijzondere omstandigheden kan het bestuur van het samenwerkingsverband deze termijn verlengen met ten hoogste zes weken. Van deze
Ondersteuningsplan Koers VO, april 2014, met aanvullingen 2015
23
verlenging wordt aan de partijen mededeling gedaan. Wanneer een toelaatbaarheidsverklaring wordt verstrekt, wordt aan die verklaring een volgnummer toegekend. 4) Aan de ouders en de school wordt een afschrift gestuurd van het besluit dat het bestuur van het samenwerkingsverband heeft genomen. 5) Ouders en scholen of andere belanghebbenden kunnen binnen zes weken nadat het besluit omtrent de toelaatbaarheidsverklaring naar hen is verzonden bezwaar aantekenen tegen het besluit van het bestuur van het samenwerkingsverband bij de Landelijke Bezwaaradviescommissie Toelaatbaarheidsverklaring sbo/(v)so conform de Algemene wet bestuursrecht (Awb), artikel 6:7. 6) Over het bezwaar brengt de Landelijke Bezwaaradviescommissie Toelaatbaarheidsverklaring sbo/(v)so advies uit aan het bestuur van het samenwerkingsverband. 7) Het bestuur van het samenwerkingsverband neemt zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval binnen twaalf weken na het verstrijken van de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift, een beslissing over dat bezwaar, art. 7:10 Awb. 8) Belanghebbenden kunnen op grond van de Algemene wet bestuursrecht binnen zes weken tegen die beslissing in beroep gaan bij de bestuursrechter. De verschillende procedures en de werkwijze van de ABT worden na uitwerking steeds geëvalueerd en bijgesteld. De meest recente versies zijn, na vaststelling door het college van bestuur en nadat deze beschikbaar zijn gesteld aan de schoolbesturen, te vinden op de website van Koers VO (www.koersvo.nl/tlv). De volledige procedure van de Landelijke Bezwaaradviescommissie Toelaatbaarheidsverklaring sbo/(v)so is te vinden op http://www.onderwijsgeschillen.nl/passend-onderwijs/landelijke-bezwaaradviescommissietoelaatbaarheidsverklaring-sbovso/
5.2.5 De criteria voor het verstrekken van toelaatbaarheidsverklaringen voor het vso Vanaf 1 augustus 2014 kan een leerling alleen worden toegelaten tot het vso wanneer Koers VO voor die leerling een toelaatbaarheidsverklaring heeft verstrekt. De landelijke indicatiesystematiek wordt afgeschaft en het is de bedoeling dat het bij steeds minder leerlingen nodig zal zijn tekortkomingen te labelen en/of diagnoses te stellen. Er zal niet uitgegaan worden van de beperkingen van een leerling, maar van de mogelijkheden die de leerling wel heeft. Het gaat met name om het vaststellen van wat de leerling aan extra ondersteuning nodig heeft. Er is een aantal categorieën leerlingen te onderscheiden waarvoor Koers VO moet vaststellen welke criteria zij hanteert op grond waarvan bepaald wordt of Koers VO een toelaatbaarheidsverklaring verstrekt. Hieronder wordt in hoofdlijnen aangegeven welk beleid Koers VO voert met betrekking het verstrekken van een toelaatbaarheidsverklaring. Het beleid met betrekking tot de afzonderlijke categorieën wordt verder uitgewerkt. Koers VO gaat ervan uit dat er, wat dit onderwerp betreft, sprake is van een ontwikkelmodel. In de loop van de komende jaren wordt in overleg met de betrokken partijen het systeem van verwijzen naar het speciaal onderwijs op basis van de opgedane ervaringen, waar nodig en mogelijk, verder verfijnd. De meest recente procedures zijn te vinden op de website van Koers VO (www.koersvo.nl/tlv). Als opmerking vooraf: de betrokkenheid van ouders en leerlingen in het proces van verwijzen, is belangrijk. De waarde van hun opvattingen kan niet worden onderschat. In het hele proces van het aanvragen van een toelaatbaarheidsverklaring wordt nauwlettend bekeken of en op welke
Ondersteuningsplan Koers VO, april 2014, met aanvullingen 2015
24
manier de ouders/leerlingen betrokken worden. Zonder hun medewerking kan een verwijzing naar het vso nooit succesvol zijn. Het beleid met betrekking tot het verstrekken van een toelaatbaarheidsverklaring ziet er op hoofdlijnen als volgt uit: Toelaatbaarheidsverklaringen voor leerlingen met een lichamelijke en/of verstandelijke beperking en/of een chronische ziekte (cluster 3) worden, afgezien van enkele tekstuele en inhoudelijk wijzigingen, afgegeven conform de huidige landelijke criteria voor een indicatie voor het vso cluster 3. Bij leerlingen die vallen in de categorie ernstig meervoudig beperktheid (EMB) kan, op verzoek van de commissie van begeleiding van de school, een toelaatbaarheidsverklaring worden afgegeven voor de hele schoolcarrière. In maart 2015 is bekend gemaakt7 dat er een landelijke procedure komt voor het aanvragen van een toelaatbaarheidsverklaring voor leerlingen met een ernstige meervoudige beperking. Koers VO zal handelen volgens deze landelijke procedure. Toelaatbaarheidsverklaringen voor leerlingen waarbij sprake is van gedragsproblematiek en/of psychiatrische problematiek (cluster 4) worden, gedurende een overgangsontwikkelperiode van twee jaar, afgegeven op een combinatie van de nu bekende landelijke criteria gekoppeld aan een nieuwe werkwijze. Dit betekent onder meer dat er in ieder geval eisen worden gesteld aan de verleende ondersteuning en dat bekeken wordt of een school doet wat de school in het schoolprofiel aangeeft te doen. Bij de herbeoordeling van cluster 3 en cluster 4 leerlingen wordt het advies, op grond van het ontwikkelingsperspectief van de leerling, van de commissie van begeleiding van de vsoschool leidend. Met dien verstande dat er eisen worden gesteld aan het dossier om een verlenging van de toelaatbaarheidsverklaring te kunnen krijgen. Zo moet worden gedocumenteerd en gemotiveerd waarom de leerling niet ondersteund kan worden binnen het regulier onderwijs. Vanzelfsprekend speelt de mening van de ouders/leerlingen daarbij een belangrijke rol. Koers VO geeft de toelaatbaarheidsverklaring uiterlijk af tot en met het schooljaar waarin een leerling 18 wordt. In het schooljaar waarin de leerling 17 wordt, maakt de school een gewogen afweging wat betreft het perspectief van de leerling. Deze afweging kan leiden tot een verzoek van de school voor herbeoordeling door de ABT om de leerling een jaar langer onderwijs te bieden binnen het vso. In deze gevallen zal op leerlingniveau worden bekeken of onderwijs nog voorliggend is, waarbij het uitstroomperspectief en de leerbaarheid van de leerling leidend zullen zijn. De vso-school zal de meerwaarde van onderwijs moeten onderbouwen aan de hand van onder andere het opgestelde en uitgevoerde OPP. Het samenwerkingsverband zal beleid met betrekking tot de leeftijdsgrenzen en het aanvragen van de herbeoordeling nog verder uitwerken. Deze hoofdlijnen, in combinatie met de eerder genoemde uitgangspunten, worden uitgewerkt in gespecificeerde criteria voor de categorieën leerlingen waarvoor aanvragen voor het verstrekken van een toelaatbaarheidsverklaring te verwachten zijn. Als gezegd worden deze gespecificeerde criteria per categorie leerlingen in de loop van 2014 uitgewerkt, waarna alle partijen ervan op de hoogte worden gesteld. 5.2.6. Fasering In de komende vier jaar moet passend onderwijs vorm krijgen. Een belangrijk onderdeel daarvan is het invoeren van het systeem van aanvragen en verstrekken van toelaatbaarheidsverklaringen. Koers VO heeft hierbij voor de periode 2014-2017 de volgende fasering voor ogen. 2014
7
- Instellen van de ABT, de AB en een evaluatiecommissie. - Start van de werkzaamheden van de ABT en (in voorkomende gevallen) de AB.
Brief Dekker/van Rijn aan de Tweede Kamer 20-03-2015
Ondersteuningsplan Koers VO, april 2014, met aanvullingen 2015
25
2014 - 2016
- Waar noodzakelijk herbeoordeling van leerlingen die al een CVI-indicatie hebben. - Starten digitalisering aanvragen toelaatbaarheidsverklaringen.
2015
Eerste evaluatie van de evaluatiecommissie. Waar nodig wordt het beleid bijgesteld.
2016
Tweede evaluatie van de evaluatiecommissie. Met name de financiële gevolgen van het gevoerde beleid zullen in deze evaluatie aan de orde komen. Waar nodig wordt het beleid bijgesteld.
2017
Derde evaluatie van de evaluatiecommissie. Deze evaluatie vormt de basis voor de inhoud van het hoofdstuk over het verstrekken van toelaatbaarheidsverklaringen in het tweede ondersteuningsplan.
5.3 Tijdelijke onderwijsopvang in een OPDC Een andere wijziging in de financieringssystematiek is dat de budgetten voor Herstart en Op-deRails per 1 augustus 2014 ook naar de samenwerkingsverbanden passend onderwijs komen. Koers VO kiest ervoor om te willen werken met bovenschools georganiseerde tijdelijke opvang in een OPDC (orthopedagogisch didactisch centrum). Het OPDC is bedoeld voor leerlingen uit het regulier voortgezet onderwijs die –ondanks voorafgaande inzet en bemoeienis- een hoge mate aan handelingsverlegenheid op de school veroorzaken. Er moet daarbij sprake zijn van behoefte aan ondersteuning op meerdere terreinen, onderwijs én niet-onderwijsproblematiek (de voormalige categorieën ‘Rebound’- en ‘Op de Rails’-leerlingen). Ook kan het gaan om thuiszittende leerlingen voor wie niet direct passend onderwijs voorhanden is (de voormalige categorie ‘Herstart’-leerlingen). Het OPDC geldt als een vangnet om ons netwerk dekkend te krijgen. In de overleggen met vertegenwoordigers van de gemeenten in onze regio is gebleken dat we allen de maatschappelijke verantwoordelijkheid voelen en het belang van een voorziening voor tijdelijke opvang erkennen. De gemeenten willen daarin ook hun verantwoordelijkheid nemen (zie ook § 8.2). Doelstelling van het OPDC Bieden van tijdelijke lesplaatsen met een integraal aanbod van onderwijs en jeugdhulp voor leerlingen die dreigen uit te vallen uit het regulier onderwijs. Uitgangspunten De functie van het OPDC is tijdelijke plaatsing –gericht op doorstroom- (time-out). Leerlingen worden bij voorkeur niet langer dan drie maanden geplaatst in een OPDC. In uitzonderlijke gevallen kan de verblijfsduur maximaal 6 maanden zijn. De capaciteit van de opvang start in 2014-2015 met maximaal het aantal plaatsen dat in schooljaar 2013-2014 beschikbaar was in de OOVR en in de regio. De toekomstige capaciteit moet passen binnen de vastgestelde begrotingskaders van het ondersteuningsplan. Koers VO exploiteert vooralsnog zelf geen OPDC, maar koopt deze taak in via schoolbesturen die deze vorm van onderwijs kunnen bieden. De betreffende schoolbesturen zijn verantwoordelijk voor de inzet van personeel, zowel arbeidsrechtelijk als qua (onderwijs)bevoegdheden, en voor zaken als huisvesting van de eigen voorziening. Koers VO stelt ten behoeve van de inkoop van OPDC plekken en de verantwoording van de kwaliteit van het onderwijs een kwaliteitskader op.
Ondersteuningsplan Koers VO, april 2014, met aanvullingen 2015
26
-
Het aanbiedende schoolbestuur krijgt binnen het beschikbare budget een meerjarige afnamegarantie voor de duur van de ondersteuningsplanperiode (4 jaar; looptijd huidig ondersteuningsplan is tot augustus 2018). Mocht uit tussentijdse evaluatie blijken dat afbouw (dan wel omvorming) noodzakelijk is, volgt een meerjarige garantie van twee jaar (binnen en/of buiten de 4-jarige ondersteuningsplanperiode) passend bij het mobiliteitsbeleid van de aanbieder(s).
Uitgangspunten in de vormgeving van een integraal arrangement van onderwijs en jeugdhulp Tijdelijke bovenschoolse onderwijsopvang is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van alle schoolbesturen. Samen nemen de besturen deze verantwoordelijkheid en ook het risico wordt samen gedragen. Tijdelijke bovenschoolse onderwijsopvang in de vorm van een integraal arrangement van onderwijs en jeugdhulp is uitsluitend mogelijk met inbreng van de gemeenten in onze regio. Koers VO is verantwoordelijk voor de kwaliteit van het op het OPDC geboden onderwijs en maakt hierover afspraken met de aanbieders in de inkoopovereenkomst; De gemeenten zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit en inkoop van de in te zetten Jeugdhulp; Koers VO maakt afspraken met de gemeenten binnen het werkgebied ten einde: de toekenning en inzet van vormen van jeugdzorg af te stemmen en te borgen; het integrale arrangement van onderwijs en jeugdhulp verder te ontwikkelen en af te stemmen op de vraag; de sturingskaders voor het onderwijsdeel én het niet-onderwijsdeel van het arrangement af te stemmen; kaderafspraken te maken met betrekking tot geschikte huisvesting voor de OPDC vestigingen. Het college van bestuur van Koers VO stelt een procedure en werkwijze vast voor de instroom, het werkproces en de uitstroom van het OPDC. Hierbij gelden in ieder geval de volgende uitgangspunten: Bij plaatsing in een OPDC blijft de verantwoordelijkheid voor de leerling bij de school van inschrijving van de leerling; De vo-school werkt volgens de afgesproken onderwijsondersteuningsroutes; De vo-school stelt een ontwikkelingsperspectief op voor de leerling waaruit duidelijk wordt waarop de onderwijsondersteuning in het OPDC gericht moet zijn; Toekennen van een integraal arrangement op een OPDC en het plaatsen gebeurt via het Koersloket; Bij plaatsing in een OPDC start de onderwijsondersteuning voor de leerling; Op uiterlijk ditzelfde moment start de communicatie tussen vo-school van herkomst en het OPDC over het onderwijs aan en beoogde terugkeer van de leerling naar een reguliere school. Ook start het gesprek tussen Jeugdhulp en het ‘thuisfront’ van de leerling. Dit werkproces valt onder verantwoordelijkheid van de gemeente(n). Ontwikkelpunten Het OPDC werkt zoveel mogelijk thuisnabij. Dit heeft als consequentie dat er een spreiding komt van bovenschoolse voorzieningen binnen de regio; De instroom- en uitstroomprocedure is op alle OPDC locaties identiek; Het OPDC werkt vraaggericht volgens een vaste kwaliteitscyclus. Perspectief: Het scenario om de arrangementen van het OPDC onder te brengen in één functionele organisatie wordt nadrukkelijk onderzocht. Een OPDC moet fungeren als sluitstuk van het dekkend onderwijsaanbod binnen Koers VO.
Ondersteuningsplan Koers VO, april 2014, met aanvullingen 2015
27
Kwaliteitsbewaking Koers VO monitort de leerlingenstromen. Koers VO monitort vraag en aanbod als het gaat om de benodigde tijdelijke lesplekken op een OPDC. Er kunnen verschuivingen ontstaan door: De ontwikkeling van ondersteuningsmogelijkheden op de vo scholen; De spreiding van de behoefte aan tijdelijke lesplekken op een OPDC in de regio; De vraag naar onderwijsopvang op de verschillende onderwijsniveaus (praktijkonderwijs t/m gymnasium). Koers VO bewaakt de kwaliteit van het integrale aanbod op basis van het Inspectiekader Onderwijs in samenspraak met de betreffende gemeenten. Koers VO evalueert de opbrengst van de aangeboden arrangementen. Koers VO evalueert de procedures (instroom en uitstroom) en werkproces in relatie tot de gestelde doelen op niveau van het samenwerkingsverband. Fasering en resultaat De huidige situatie wordt gezien als startpunt. In de periode 2014-2016 wordt nader uitgewerkt hoe vanuit de huidige situatie de ontwikkeling ingezet kan worden naar OPDC. Aandachtspunten zijn in ieder geval: de regionale spreiding, de capaciteit, de samenwerking met jeugdzorg, de kwaliteit van het arrangement, de snelheid van plaatsing en het behalen van de resultaten. Resultaten Op leerling niveau: leerlingen die dreigden uit te vallen, vervolgen hun schoolloopbaan in lijn met het opgestelde ontwikkelingsperspectief op de (eigen) reguliere school. Op niveau samenwerkingsverband: er is een samenhangend passend onderwijs-jeugdhulp arrangement waar leerlingen tijdelijk opgevangen worden. Leerlingen krijgen tijdig passende ondersteuning. 5.4 Procedure en beleid terug-of overplaatsing naar het voortgezet onderwijs vanuit het vso Het samenwerkingsverband wil leerlingen zo veel mogelijk de kans geven om regulier onderwijs te volgen. De regel is: ‘regulier waar het kan, speciaal waar het moet’. Om dit vorm te geven zijn er binnen Koers VO een aantal werkwijzen en plannen ontwikkeld: Koers VO werkt met een waarderingskader. Dit houdt in dat (reguliere) scholen extra geld ontvangen wanneer zij leerlingen vanuit het so of vso opnemen. Het principe ‘geld volgt leerling’ geldt altijd, zowel wanneer leerlingen de overstap vanuit het speciaal onderwijs naar het regulier onderwijs maken als wanneer de overstap van het regulier naar het speciaal onderwijs is. Er wordt nagedacht over manieren om het aantal leerlingen binnen het vso stabiel te houden. Een mogelijkheid is om te bepalen dat er bij elke toelating tot een vso-school een terugplaatsing naar het regulier onderwijs moet plaatsvinden. Deze manier van werken wordt in 2016 verder uitgewerkt en besproken met de betrokken partijen. In de procedure ten aanzien van de herbeoordeling van vso-leerlingen wordt expliciet aandacht gegeven aan de mogelijkheid van over/terugplaatsing naar het regulier onderwijs. De vso-school wordt, indien van toepassing, geacht contact op te nemen met een reguliere school en moet aangeven om welke redenen terugplaatsing nog niet aan de orde is. Koers VO ondersteunt projecten waarbij reguliere scholen intensief en innovatief samenwerken met vso-scholen, dit om de overstap naar het regulier onderwijs makkelijker te maken.
Ondersteuningsplan Koers VO, april 2014, met aanvullingen 2015
28
Hoofdstuk 6 Samenwerken bij zorgplicht en overgangen in een continuüm van ondersteuning Een dekkend netwerk is meer dan het organiseren van voldoende en regionaal gespreid aanbod. Het gaat ook om goede samenwerking tussen scholen ten behoeve van leerlingen. Zoals al aangegeven in hoofdstuk 1 is ons uitgangspunt “Wij zijn samen verantwoordelijk voor onze leerlingen”. Deze samenwerking is zeker van belang bij het kunnen invullen van de zorgplicht en bij situaties waarin een leerling overstapt van de ene school naar een andere. Doel: elke leerling op de juiste plek 6.1 Zorgplicht en samenwerken in een netwerk Schoolbesturen krijgen met de invoering van passend onderwijs zorgplicht. Dit betekent dat zij voor leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben en niet zonder meer het onderwijs kunnen doorlopen, de verantwoordelijkheid hebben om een passend onderwijsaanbod te doen. Hetzij op de eigen school, zelf of met/door anderen, hetzij doorverwijzen naar een andere passende plek. Met de invoering van de zorgplicht is de rolverdeling in het proces van plaatsing duidelijker geworden. De verantwoordelijkheid voor tijdig plaatsen in het v(s)o begint op het moment dat de leerling wordt aangemeld bij een v(s)o school van ons samenwerkingsverband. De mate waarin een schoolbestuur echter in staat is om die zorgplicht in te vullen, wordt deels beïnvloed door de mate waarin –door de schoolbesturen- binnen het samenwerkingsverband wordt samengewerkt. De rol van het samenwerkingsverband is daarmee het scheppen van de juiste voorwaarden om samen te werken. Het netwerk Elke school heeft de taak haar leerlingen passend onderwijs te bieden; samen hebben we als verantwoordelijkheid om voor alle leerlingen een passende plek te realiseren. Koers VO gaat uit van ‘het geheel is meer dan de som der delen’ in de zin dat wij samen meer creatieve oplossingen kunnen creëren voor onze leerlingen. Voor samenwerken is, naast een gedeeld doel, vertrouwen een belangrijke basis. Vertrouwen gaat over de verwachtingen die je hebt over de ‘voorspelbaarheid’, ‘de goede bedoelingen’, ‘het nakomen van verplichtingen’ en de bereidheid je kwetsbaar op te stellen. Vertrouwen ontstaat op basis van ervaringen die mensen met elkaar opdoen en deels door organisatorische maatregelen zoals (prijs)afspraken, regels en procedures. Koers VO wil daarom het samenwerken faciliteren door enerzijds het creëren van de meer organisatorische zaken en anderzijds het bieden van de mogelijkheid om samen ervaringen op te doen en werkafspraken te maken. Concreet gezamenlijk doel in de (sub)regio is in ieder geval het gebruik maken van de mogelijkheden voor extra ondersteuning van een collega school als een school het zelf niet meer kan. Tevens wordt actief de terugkeer vanuit het vso geagendeerd. Streven is om hierbij te komen tot werkbare procedures en spelregels. Samen met de scholen wordt bovendien gezocht naar goede vormen om contacten op te doen en uit te breiden zodat scholen elkaar leren kennen en samenwerken mogelijk wordt. Daarnaast wordt afgestemd met de samenwerkingsverbanden po, cluster 1 en cluster 2 en de MBO’s in de regio.
Ondersteuningsplan Koers VO, april 2014, met aanvullingen 2015
29
6.2 Overgangen Het samenwerkingsverband krijgt te maken met veel soorten overgangssituaties. We onderscheiden twee hoofdgroepen: 1. Overstappen binnen ons samenwerkingsverband: Taak van Koers VO is scheppen van de juiste voorwaarden om samen te werken in het kader van de zorgplicht. a) VO naar VO b) VO naar VSO en terug c) VO naar OPDC en terug 2. Overstappen van of naar een school die niet tot samenwerkingsverband Koers VO behoort: Taak van Koers VO is hierover afstemmen met anderen. a) PO naar VO b) PO of SO naar VSO c) School/instelling buiten Koers naar VO (dit is inclusief cluster 1, 2, detentie, etc) d) School/instelling buiten Koers naar VSO (en terug) e) V(S)O naar vervolgonderwijs (MBO, VAVO e.a.) f) V(S)O naar dagbesteding en/of arbeid g) Instroom nieuwkomers Om te werken aan een perspectiefrijke toekomst voor de jongeren is het van belang dat deze overgangsmomenten goed verlopen. Het samenwerkingsverband is mede verantwoordelijk voor de overgangssituaties binnen het samenwerkingsverband (punt 1 a t/m c), en zal daarom hierop beleid maken. Bij punt 2 gaat het om overgangen waar samenwerken en afstemmen met anderen aan de orde is. We bouwen hierbij voort op de reeds bestaande samenwerkingsrelaties en ontwikkelde werkwijzen. Uitgangspunten bij overgangen Grondhouding: “We helpen elkaar, we zeggen geen nee tegen elkaar”. Leerlingen stappen bij voorkeur over op een ‘natuurlijk moment’, namelijk na de zomervakantie. Alleen als het aantoonbaar in het belang van de leerling (en/of de onderwijsleersituatie) is, dan is een tussentijdse overstap aan de orde. Elke vo en vso school heeft ruimte voor een beperkt aantal tussentijdse instromers. Hiermee doelen we op de hierboven genoemde grondhouding (zaken als formatie, klassengrootte en vakkenpakket kunnen immers soms een belemmering vormen voor plaatsing). Bij overstap van vo naar opdc of vo naar vso geldt een gebruikersvergoeding (geld volgt leerling). Aannemen en/of overnemen van leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben door een vo-school wordt beloond (via een ‘waarderingssysteem’). Zie verder hoofdstuk 8 Financiën. Uitsluitend in geval van een onevenredige groei van het aantal zij-instromers die extra ondersteuning nodig hebben, komt het samenwerkingsverband de school tegemoet met bekostigingsafspraken. De rol van Koers VO en het Koersloket Onder coördinatie van het Koersloket worden scholen –waar nodig- ondersteund bij het nakomen van de zorgplicht. Scholen kunnen de consulenten van het Koersloket inschakelen voor advies bij overgangssituaties. Inzet is dat de ervaringen van de afgelopen jaren worden gebruikt als basis. Verder is de aandacht gericht op heldere procedures en registratie. Tot slot kan het monitoren van leerlingstromen leiden tot nieuwe initiatieven voor leerlingen. Aandachtspunten bij het uit te werken beleid: Procedure van toelating na aanmelding bij een v(s)o school: tijdpad en samenwerking.
Ondersteuningsplan Koers VO, april 2014, met aanvullingen 2015
30
-
-
-
Transparantie over hoe omgaan met capaciteit. Enerzijds op moment van onderinstroom (hoe bepalen welke leerlingen toelaten indien er meer aanmeldingen zijn dan plaatsen), anderzijds bij tussentijdse instroom (op welke wijze vaststellen dat een school ‘vol’ is). Monitoren leerlingstromen (leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben): 1: van vo naar vo; 2: van vo naar vso 3: van vso naar vo; 4: van vo naar opdc; 5 van opdc naar andere vo. Benutten van digitale middelen ter ondersteuning van overgangen (proces versnellen, efficiënter en inzichtelijker maken) Benoemen van bestuurlijke kaders, ambities en resultaten op bovenschools én op schoolniveau.
Morele zorgplicht Voor leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben geldt, met ingang van passend onderwijs, een zorgplicht voor schoolbesturen (zie ook § 6.1). Ook voor leerlingen die niet onder deze formele zorgplicht vallen, geldt dat een soepele overstap van po naar vo van belang is. Dit noemen we een ‘morele zorgplicht’. Het initiatief om te komen tot sluitende afspraken voor deze groep ligt bij de schoolbesturen voor po en vo in een (of enkele) gemeente(n).
6.3 Afstemmen met onderwijspartners 6.3.1 Afstemmen samenwerkingsverbanden primair onderwijs Koers VO heeft te maken met zeven samenwerkingsverbanden voor primair onderwijs in de regio. Dit zijn: swv po Delflanden (po2802), swv Westland (PO2803), swv Hoeksche Waard (PO2804), swv RIBA (PO2805), swv PPO Rotterdam (PO2806), swv Midden Holland (PO2814) en swv Aan den IJssel (PO2818). Koers VO wil afstemmen met deze samenwerkingsverbanden primair onderwijs in de regio om er samen voor te zorgen dat leerlingen zoveel mogelijk een ononderbroken schoolloopbaan hebben, en dus voortdurend passend onderwijs krijgen. Concreet betekent dit: dat de overgang van leerlingen van het po/so naar vo/vso soepel verloopt en dat de ondersteuningsvoorzieningen als onderdeel van het dekkend netwerk po en vo zoveel mogelijk op elkaar aansluiten. Koers VO neemt minimaal twee maal per jaar het initiatief om met alle samenwerkingsverbanden po in de regio bijeen te komen. In de aanloop om te komen tot dit ondersteuningsplan is afstemmingsoverleg geweest met de po samenwerkingsverbanden en samen is een lijst met thema’s rond de samenwerking tussen po en vo opgesteld. De prioritering en werkagenda voor de komende beleidsperiode worden samen nader bepaald en er is bestuurlijke besluitvorming over de wijze waarop thema’s –en de hieraan verbonden randvoorwaarden (zoals inzet middelen)- worden belegd. Het doel van de overleggen is om per thema de kaders en grote lijnen te vast te stellen, verdere uitwerking en realisatie wordt vooral lokaal gedaan. Afstemmingspunten zijn in ieder geval: optimaliseren van de verwijzing van po/so naar de meest passende vo/vso school; optimaliseren informatieoverdracht; optimaliseren procedure aanmelding en toelating; benutten van digitale middelen ter ondersteuning van de informatie overdracht en het plaatsingsproces; met elkaar delen van informatie en ervaringen uit de samenwerkingsverbanden.
Ondersteuningsplan Koers VO, april 2014, met aanvullingen 2015
31
Resultaten op Koersniveau Er zijn werkprocessen afgesproken voor de overgang van po/so naar vo/vso die gedragen worden door de betrokkenen. Er is een heldere taakverdeling tussen de samenwerkingsverbanden ten aanzien van het overgangsproces8. Resultaten op schoolniveau Scholen volgen de afspraken uit de overgangsprocedure. Leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben zijn warm overgedragen. Knelpunten in de overgangsprocedure zijn in beeld en worden teruggekoppeld naar betrokkenen. 6.3.2 Afstemmen cluster 1 Visio verzorgt al in onze regio specialistische onderwijskundige begeleiding voor leerlingen met visuele beperkingen op andere scholen. Hierdoor kan 75% van de leerlingen met visuele beperkingen deelnemen aan thuisnabij onderwijs. De reeds bestaande samenwerking wordt vanzelfsprekend voortgezet. Hierbij wordt de procedure voor aanmelding en toelating van cluster 1 gevolgd. Wanneer de leerling toelaatbaar is, wordt in afstemming met de ouders en de school een passend arrangement samengesteld. Jaarlijks is er overleg tussen vertegenwoordigers van cluster 1 en Koers VO om na te gaan of verdere afstemming of samenwerking nodig of mogelijk is. Als eerste stap heeft de cluster 1 school in onze regio alvast het Schoolprofiel Koers VO ingevuld. In de werkwijze van de –nog op te richten- adviescommissie voor toelaatbaarheidsverklaringen voor het vso wordt ook de afstemming met cluster 1 opgenomen. 6.3.3 Afstemmen cluster 2 Auris verzorgt in onze regio specialistische onderwijskundige begeleiding voor leerlingen met auditieve en/of communicatieve beperkingen op andere scholen. De reeds bestaande samenwerking wordt vanzelfsprekend voortgezet. Hierbij wordt de procedure voor aanmelding en toelating van cluster 2 gevolgd. Na overleg met ouders, bepaalt de Commissie van Onderzoek van cluster 2 de toelaatbaarheid en het onderwijsarrangement (intensief, medium of licht). Jaarlijks is er overleg tussen vertegenwoordigers van cluster 2 en Koers VO om na te gaan of verdere afstemming of samenwerking nodig of mogelijk is. Een vertegenwoordiger van cluster 2 is aanwezig in het casuïstiekoverleg van het Koersloket en de cluster 2 school heeft ook het Schoolprofiel Koers VO ingevuld. In de werkwijze van de –nog op te richten- adviescommissie voor toelaatbaarheidsverklaringen voor het vso wordt ook de afstemming met cluster 2 opgenomen.
6.4 Samenwerken aan een perspectiefrijke toekomst voor kwetsbare jongeren De scholen binnen de regio Koers VO werken samen aan een perspectiefrijke toekomst voor elke jongere. Dat is onze missie. Voor de een betekent dat doorstroming naar een passende vervolgopleiding, voor de ander is een plek op de arbeidsmarkt of een vorm van dagbesteding het meest passende toekomstperspectief. Om dit te kunnen bereiken is samenhangend beleid nodig vanuit verschillende sectoren, waarbij het samenwerkingsverband de partner is vanuit het onderwijs. De minister van OCW heeft dat ook op 12 december 2014 aangekondigd in een beleidsbrief aan de kamer: “Kansen voor jongeren in kwetsbare posities”. In deze brief worden maatregelen aangekondigd om de risico’s op uitval van deze kwetsbare jongeren verder te
8
In veel subregio’s –en soms per gemeente- is er een ‘bovo-overleg’ en zijn er afspraken met betrekking tot de overstap van (reguliere) leerlingen, open dagen, enz. De afspraken die tussen de samenwerkingsverbanden worden gemaakt, kunnen –op initiatief van de lokaal betrokkenen- in het lokale overgangsproces een plek krijgen.
Ondersteuningsplan Koers VO, april 2014, met aanvullingen 2015
32
beperken en een betere aansluiting met vervolgonderwijs en de arbeidsmarkt te bewerkstelligen. Kwetsbare jongeren zijn jongeren die vanwege een bijzondere thuissituatie, gedragsproblemen en/of specifieke leerbehoeften een groter risico lopen om uit te vallen zonder afgeronde opleiding of goed arbeidsmarktperspectief. Zij bevinden zich op het snijvlak van onderwijs, arbeidsmarkt en (jeugd)zorg en hebben extra aandacht nodig om goed te worden voorbereid op de toenemende eisen die de samenleving, het onderwijs en de arbeidsmarkt aan hen stellen. De jongeren die tot de doelgroep behoren zijn grofweg te vinden in de volgende onderwijssettingen: 1. scholen voor praktijkonderwijs; 2. scholen voor voortgezet speciaal onderwijs; 3. scholen voor vmbo: basisberoepsgerichte leerweg en leerwerktraject; 4. entreeopleidingen in het mbo (voormalig mbo-1) en in mbo-2. Ook in ons samenwerkingsverband zijn er kwetsbare jongeren die extra aandacht nodig hebben. Op het terrein van gemeenten, zorg en onderwijs spelen op dit moment beleidsmatige ontwikkelingen die direct van invloed zijn op de groep kwetsbare jongeren. Zij hebben te maken met gevolgen van de drie decentralisaties en passend onderwijs. Koers VO en de gemeenten voeren samen op overeenstemming gericht overleg (OOGO) over passend onderwijs en de jeugdwet zoals wordt vastgelegd in respectievelijk het Ondersteuningsplan en het Jeugdplan. Het voornemen bestaat om wettelijk vast te leggen dat de mbo-instellingen aansluiting zoeken bij dit overleg tussen gemeenten en samenwerkende vo-scholen. Daarmee wordt de stap gezet om voor onder andere kwetsbare jongeren de doorstroom naar vervolgonderwijs in samenwerking met jeugdhulp te verbeteren. De aanpak voor deze jongeren richting arbeidsmarkt vraagt echter een integrale regionale aanpak waarbij gemeenten, onderwijsinstellingen, jeugdhulp en liefst ook werkgevers samenwerken vanuit de bedoeling: een perspectiefrijke loopbaan voor elke jongere. Aan het eind van het schooljaar 2015-2016 lopen de bestaande convenanten voortijdig schoolverlaten (vsv) af9. Er wordt nagegaan of de bestaande vsv-structuur, waarin de betrokken organisaties –met uitzondering van de werkgevers- vertegenwoordigd zijn, het uitgelezen platform kan zijn om gezamenlijk nieuw beleid te ontwikkelen. In gesprekken met de gemeente Rotterdam, mbo-instellingen en het ministerie van OCW wordt onderzocht wat de positie van ons samenwerkingsverband hierin kan zijn en welke beleidsontwikkeling nodig is.
6.5 Afstemmen over onderwijsondersteuning ten behoeve van het dekkend netwerk Er bestaan situaties waarbij een leerling ondersteuning/expertise nodig heeft die niet aanwezig is bij de leden van Koers VO. Hierover wordt waar mogelijk afgestemd met partijen die deze expertise wel aanbieden. Onderwijs aan zieke kinderen Wanneer een school met een zieke leerling te maken krijgt, blijft de school verantwoordelijk voor het onderwijs aan deze leerling. Om het onderwijs op school, in het ziekenhuis of thuis te continueren, kan ondersteuning nodig zijn. Scholen kunnen hierbij een beroep doen op het Expertisecentrum Ziek en Onderwijs Rotterdam.
9
De bestaande convenanten lopen feitelijk af per einde schooljaar 2014-2015. Deze zijn echter met één jaar verlengd tot einde 2015-2016.
Ondersteuningsplan Koers VO, april 2014, met aanvullingen 2015
33
Onderwijs aan leerlingen met epilepsie Leerlingen met epilepsie en aanverwante neurologische stoornissen kunnen, als er sprake is van specifieke onderwijsbehoeften, rekenen op ondersteuning vanuit het Landelijk Werkverband Onderwijs en Epilepsie (LWOE). Het LWOE biedt ondersteuning aan leerlingen met epilepsie in het reguliere onderwijs en leerlingen in het speciaal onderwijs.
Ondersteuningsplan Koers VO, april 2014, met aanvullingen 2015
34
Hoofdstuk 7 Samenwerken met ouders
10
Belangrijk onderdeel van de invoering van passend onderwijs is het in positie brengen van ouders. De schoolbesturen krijgen zorgplicht en worden hiermee nadrukkelijker verantwoordelijk om zelf onderwijs te bieden aan iedere aangemelde leerling of om een passend alternatief te bieden. Bij de toelating tot het voortgezet onderwijs worden ouders in principe geholpen door de school waar zij hun kind aanmelden. Als een jongere al voorgezet (speciaal) onderwijs volgt, richten ouders zich met vragen tot de school waar hun kind is ingeschreven. Informeren van ouders Elke school maakt een schoolondersteuningsprofiel. Koers VO heeft gekozen om te werken met één format ‘het Schoolprofiel Koers VO’. De profielen van alle schoollocaties in de regio zijn makkelijk toegankelijk via de website www.koersvo.schoolprofielen.nl en kunnen door ouders en andere betrokkenen worden gebruikt als hulpmiddel bij het zoeken naar een passende plek. In eerste instantie verschaffen scholen zelf informatie over ondersteuning in het samenwerkingsverband. Daarnaast verstrekt bureau Koers VO informatie over wat ouders kunnen verwachten van het samenwerkingsverband, de werkwijzen en procedures via onze website www.koersvo.nl en via brochures. Samenwerken met ouders Koers VO ziet ouders als essentiële partners bij de (basis)ondersteuning. Dit wordt zichtbaar in de volgende punten: Het is één van de basis= afspraken (zie ook hoofdstuk 2) Basis= betrekken van ouders bij de schoolloopbaan van hun kind en bij de school. In de schoolprofielen is terug te vinden welke activiteiten elke school onderneemt om ouders bij de schoolloopbaan van hun kind en bij de school te betrekken. In het model ‘de school als werkplaats’ formuleren we als uitgangspunt voor een sterke basis: “Scholen willen vanaf de start een goede relatie met ouders onderhouden en hen steeds betrekken bij de schoolloopbaan van hun kind, ook wanneer alles goed verloopt.” Bovendien zijn ouders voor de school de eerste ingang als het gaat om in beeld brengen van ‘wat er nog meer speelt’ op het moment dat er signalen zijn dat hun kind niet gedijt in de onderwijssetting. Eventuele ontwikkelingsperspectieven, handelingsplannen en arrangementen worden altijd besproken met ouders. Ouders worden volgens de wet geacht al bij de aanmelding te melden of er sprake is van behoefte aan extra ondersteuning (informatieplicht). In de werkwijze om tot een toelaatbaarheidsverklaring voor het vso te komen, is het punt ‘betrokkenheid van ouders bij de verwijzing/doorstroom’ verwerkt. Koers VO wil leren van ervaringen die worden opgedaan. Onderdeel van de evaluatie wordt om ouders gericht feedback te vragen over de manier waarop het samenwerkingsverband de toelaatbaarheidsverklaring verstrekt. Meepraten over ondersteuning Wettelijk is geregeld dat de stem van de ouders over de ondersteuningsmogelijkheden op school en in het samenwerkingsverband een plek krijgt. Op schoolniveau kunnen ouders via de MR adviseren over het schoolondersteuningsprofiel. Op niveau van het samenwerkingsverband kunnen ouders meebeslissen over het ondersteuningsplan via het lidmaatschap van de Ondersteuningsplanraad. Koers VO wil de ondersteuningsplanraad tevens benutten om feedback te krijgen op de uitvoering van het beleid. Op onze website is meer te lezen over deze Ondersteuningsplanraad.
10
Waar ouders staat bedoelen wij ‘wettelijke vertegenwoordigers’
Ondersteuningsplan Koers VO, april 2014, met aanvullingen 2015
35
Hoofdstuk 8 Afstemmen en samenwerken met gemeenten Het samenwerkingsverband staat er niet alleen voor in de opdracht om passend onderwijs te bieden aan de jongeren in onze regio. We hebben te maken met vele partners, die zich allemaal in preventieve en/of curatieve zin inspannen voor deze jongeren. Het is daarom nodig om af te stemmen met deze partijen, zodat we de aanwezige expertise en krachten kunnen bundelen om effectief en efficiënt samen te werken aan een perspectiefrijke toekomst voor de jongeren.
8.1 Inleiding Het onderwijs en de gemeenten krijgen te maken met een decentralisatie van de ondersteuning van kinderen en jongeren. Het onderwijs voert vanaf 1 augustus 2014 de wet Passend Onderwijs in. In passend onderwijs worden de samenwerkingsverbanden verantwoordelijk voor de manier waarop binnen de scholen van het samenwerkingsverband extra ondersteuning aan leerlingen wordt gegeven. De samenwerkingsverbanden worden tegelijkertijd verantwoordelijk voor de verdeling van de middelen die voor extra ondersteuning beschikbaar zijn. Met de invoering van passend onderwijs stopt de open-eind-financiering van die extra ondersteuning en worden de middelen daarvoor gebudgetteerd. De gemeenten krijgen te maken met de Jeugdwet, de WMO 2015, de wijzigingen in de AWBZ en de Participatiewet. Als deze wetgeving tot stand komt, krijgen de gemeenten er vanaf 1 januari 2015 zeer grote verantwoordelijkheden bij. Bovendien zullen zij al hun nieuwe taken moeten gaan uitvoeren met minder middelen dan daarvoor op dit moment beschikbaar zijn. Er bestaan grote en belangrijke raakvlakken tussen de nieuwe wetgevingen. Voor het samenwerkingsverband Koers VO gaat het dan uiteraard met name om de raakvlakken die er liggen tussen de wetgeving met betrekking tot passend onderwijs en de Jeugdwet zoals die inmiddels door de Tweede Kamer is aangenomen. Na de invoering van de Jeugdwet wordt de samenwerking tussen scholen en gemeenten nog belangrijker dan voorheen. Gemeenten en samenwerkingsverband krijgen een zorgplicht ten aanzien van jeugdigen. Het is dan ook logisch dat de Jeugdwet en de wet Passend Onderwijs complementaire bepalingen bevatten over de samenwerking tussen gemeenten en samenwerkingsverband. In beide wetten wordt bepaald dat gemeenten en samenwerkingsverbanden een plan dienen te maken waarin wordt beschreven hoe respectievelijk de jeugdhulp en passend onderwijs wordt ingericht. De partijen hebben de verplichting om deze plannen in een op overeenstemming gericht overleg (OOGO) met elkaar te bespreken. De bedoeling van dit overleg is het op elkaar afstemmen van de werkzaamheden die te maken hebben met de ondersteuning van jeugdigen. De school is een belangrijke plek om problemen vroeg te signaleren. Daardoor kan snel en adequaat hulp en ondersteuning verleend worden en kan voorkomen worden dat problemen voortduren of escaleren. Wat de gemeente betreft: door preventieve en curatieve jeugdhulp dichter bij de school te brengen, kan de gemeente ertoe bijdragen het verzuim/schooluitval en de negatieve gevolgen daarvan terug te dringen. Duidelijk mag zijn dat ouders en leerlingen hierbij een cruciale rol spelen. Het samenwerkingsverband Koers VO hoopt dat met de inzet van jeugdhulp het schoolsucces van leerlingen kan toenemen, leerlingen tijdig een passende plek krijgen, en de uitstroom naar het voorgezet speciaal onderwijs kan worden beperkt. Meer algemeen gezegd: Koers VO streeft ernaar de zorg in en om de school (met name die binnen het voorgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs) een belangrijke pijler te laten worden in het beleid van het samenwerkingsverband én de gemeenten om voortijdig schoolverlaten tegen te gaan.
Ondersteuningsplan Koers VO, april 2014, met aanvullingen 2015
36
Het eerste OOGO van het samenwerkingsverband Koers VO met de 14 betrokken gemeenten heeft in december 2013 plaats gevonden. In dit overleg kwamen met name vier onderwerpen aan de orde: de jeugdhulp, het leerlingenvervoer, de leerplicht en de onderwijshuisvesting. Deze onderwerpen worden ook door de wetgever gezien als de belangrijkste raakvlakken van de verantwoordelijkheden van beide partijen. Het spreekt voor zich dat deze onderwerpen voor de gemeenten en Koers VO niet nieuw zijn. Er wordt al jaren op een aantal vlakken samengewerkt. Koers VO gaat ervan uit dat de samenwerking langs reeds ingezette lijnen wordt voortgezet en, waar nodig, uitgebreid. Hieronder worden de vier onderwerpen besproken en wordt aangegeven welke afspraken Koers VO daarover en over de daarbij horende fasering met de gemeenten in het OOGO heeft gemaakt.
8.2 Jeugdhulp Het samenwerkingsverband heeft als belangrijke doelstelling dat elke leerling een succesvolle schoolloopbaan heeft. Deze doelstelling sluit naadloos aan op de doelstelling van de jeugdhulp zoals de minister die zich voorstelt in de Jeugdwet. Om de schoolcarrière van de leerling zo soepel mogelijk te laten verlopen, is het belangrijk dat onderwijsondersteuning en jeugdhulp binnen de school gemakkelijk en snel in te roepen zijn. Voor de gemeenten is daarbij artikel 2.3 van de Jeugdwet van belang. Dit artikel verplicht de gemeenten tot het treffen van een voorziening, wanneer dat nodig is (bijvoorbeeld vervoer van de leerling). De wet waarborgt de toeleiding naar, en het inzetten van de aangewezen voorziening. Binnen het samenwerkingsverband krijgt de verantwoordelijkheid voor de extra onderwijsondersteuning vorm door middel van een dekkend netwerk van voorzieningen. De verantwoordelijkheden van de gemeenten en het samenwerkingsverband sluiten op elkaar aan. Het samenwerkingsverband streeft naar een werkwijze waarbij de leerling en zijn/haar ontwikkelingsperspectief centraal staan. De school is naast vindplaats ook werkplaats: gericht op het ontwikkelingsperspectief van de leerling en wordt zoveel mogelijk in de school gerealiseerd. Docenten, leerlingen en ouders spelen een belangrijke rol in dit proces. Uiteraard moet de gespecialiseerde hulp en ondersteuning alleen worden ingeroepen als alle andere ondersteuning niet voldoende effect heeft gehad. Om onnodige ondersteuningsvragen en een langs elkaar heen werken van gemeenten en samenwerkingsverband te voorkomen is het nodig dat er regelmatig contact is tussen de scholen en de medewerkers van het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG)/Wijkteam van de gemeente. In de samenwerking met de gemeente wil Koers VO werken vanuit het uitgangspunt: één jongere, één gezin, één plan en één regisseur. Daarbij moet een integraal (onderwijs-jeugdhulp) arrangement kunnen worden gemaakt, waarbij duidelijk is wie voor de betreffende casus de regisseur is, wie verder welke taken uitvoert, wie de afspraken bewaakt en wanneer er wordt geëvalueerd. Elke school heeft een ondersteuningsteam (voorheen Zorg Advies team). Zie hiervoor ook bijlage 1: “De school als werkplaats”. Het is belangrijk elkaar vroegtijdig via het ondersteuningsteam van de school te betrekken bij de hulpverlening aan leerlingen en aan gezinnen bij wie/waar binnen problemen gesignaleerd worden. Daarmee kan worden voorkomen dat deze problemen escaleren. In het OOGO is afgesproken om, al voordat passend onderwijs wordt ingevoerd, in de eerste twee maanden van 2014 met de gemeenten te bespreken hoe met een jeugdhulpverlener -die op school werkzaam zal zijn als ‘verbindingsofficier’- de afstemming tussen de lokale jeugdhulp en het onderwijs het best vorm gegeven kan worden. Men was het er in het OOGO over eens dat deze afstemming niet altijd binnen het onderwijs hoeft plaats te vinden. Wanneer onverhoopt zou blijken dat het niet mogelijk is tijdig goede afspraken te maken over de afstemming, zal bezien worden of het mogelijk en nodig is hierover nog in 2014 opnieuw in een OOGO te overleggen.
Ondersteuningsplan Koers VO, april 2014, met aanvullingen 2015
37
Het door de gemeenten (ambtelijk niveau) en het samenwerkingsverband opgestelde streefbeeld Hulp en ondersteuning in en om de school (bijlage 1: ‘De school als werkplaats’) kan behulpzaam zijn bij het maken van afspraken over de afstemming. Een belangrijk uitgangspunt is dat de hulp zo dicht mogelijk bij school en gezin wordt gegeven. Om dit uitgangspunt direct vorm te geven heeft Koers VO met de gemeenten afgesproken dat de gemeenten een jeugdhulpmedewerker afvaardigen in het ondersteuningsteam van elke school. Deze jeugdhulpmedewerker wordt een vast gezicht in de school. En heeft daarbij een tweeledige taak namelijk: het verbinden van de ondersteuning binnen en buiten de school en een concrete hulpverlenende taak in de school. Het samenwerkingsverband Koers VO vraagt speciale aandacht voor het Orthopedagogisch Didactisch Centrum (OPDC), de voorzieningen die voorheen werden gevormd door onder andere de onderwijsopvangprojecten (OOVR). Binnen het OPDC worden leerlingen opgevangen bij wie sprake is van problemen op meerdere gebieden en waarbij tijdelijk de opvang binnen de eigen school niet mogelijk is. Het gaat bij de OPDC om opvangplekken die over de hele regio verdeeld zullen zijn. Op dit moment is er binnen deze vorm van opvang sprake van een combinatie van onderwijs en jeugdhulparrangementen. Het OPDC maakt hierbij onderdeel uit van het (sub)regionaal voorzieningenpalet c.q. dekkend netwerk. Op dit moment bestaat dit pakket nog (onder andere) uit de OOVR-projecten. Met de gemeenten is in het OOGO afgesproken dat er een gezamenlijke tijdelijke werkgroep wordt ingesteld die de opdracht krijgt om in de eerste helft van 2014 beleid te formuleren voor een optimalisering van de samenwerking tussen onderwijs en jeugdhulp binnen het OPDC nieuwe stijl. Daarbij valt vanzelfsprekend de jeugdhulp onder (financiële) verantwoordelijkheid van de gemeente en is het samenwerkingsverband verantwoordelijk voor het onderwijs in de voorzieningen. De huidige situatie met betrekking tot de OOVR-projecten is daarbij het vertrekpunt. Mede op basis van geformuleerd beleid maken de gemeenten en het samenwerkingsverband vervolgens, waar mogelijk op regionaal niveau, afspraken over het vervolg van de samenwerking binnen het OPDC. Het lijkt op dit moment niet altijd even duidelijk hoe de verantwoordelijkheden van de gemeenten en samenwerkingsverband zich tot elkaar verhouden. Koers VO en de gemeenten gaan ervan uit dat dit zich de komende jaren moet uitkristalliseren. De gezamenlijke werkgroep krijgt daarom ook de opdracht de verantwoordelijkheden en verschillen daarin zo te formuleren dat daarover aan iedereen zoveel mogelijk duidelijkheid gegeven kan worden. In het OOGO is afgesproken ernaar te streven op korte termijn, liefst vóór mei 2014, duidelijkheid te creëren over de financiering van en toelating tot het OPDC.
8.3 Leerlingenvervoer De gemeenten zijn verantwoordelijk voor het leerlingenvervoer. Hier heeft het samenwerkingsverband Koers VO in principe geen rol. Ten aanzien van het belang van de leerlingen/ouders kan het onderwijs eventueel wel een rol spelen. Een van de uitgangspunten van het samenwerkingsverband Koers VO is dat het onderwijs zoveel mogelijk "thuis nabij" moet worden aangeboden. Dit kan er ook toe bijdragen dat de kosten voor het vervoer zo laag mogelijk worden gehouden. Koers VO is zich ervan bewust dat elke gemeente op dit vlak zijn eigen beleid heeft. Het ligt daarom niet voor de hand hier binnen het OOGO regionale afspraken over te maken. Wanneer het belang van een leerling dat vraagt, of wanneer er onduidelijkheden ontstaan voor de scholen, de ouders en/of een betrokken gemeente, zal hier naar de mening van Koers VO overleg over gevoerd moeten worden. In het OOGO is afgesproken dat er in 2014 met elke gemeente afspraken gemaakt worden over de wijze waarop overlegd zal worden in het geval er onduidelijkheden voor betrokkenen
Ondersteuningsplan Koers VO, april 2014, met aanvullingen 2015
38
ontstaan met betrekking tot vervoer van leerlingen. Het uitgangspunt daarbij zal zijn dat de partijen elkaar wederzijds informeren over ontwikkelingen met betrekking tot dit onderwerp.
8.4 Leerplicht/Thuiszitters Gemeenten en het samenwerkingsverband willen vanzelfsprekend voorkomen dat leerlingen thuis zitten. Koers VO en de gemeenten zijn voorstander van een eenduidige landelijk gebruikte definitie van het begrip thuiszitters. Dit is helaas nog niet het geval. Vooralsnog houdt Koers VO als definitie aan dat het bij thuiszitters gaat om leerlingen die vier weken of langer niet op school aanwezig zijn, ongeacht de oorzaak. Op dit gebied wordt door de partijen reeds op een aantal terreinen samengewerkt. Zo zijn zowel de gemeenten als het samenwerkingsverband betrokken bij acties rond thuiszitters, zoals bij voorheen de Rotterdamse ‘Actietafel thuiszitters’ en de samenwerking in het kader van het VSV-convenant. Verder neemt een medewerker van de afdeling Leerplicht, binnen Koers VO, deel aan overleg over leerlingen die zijn aangewezen op een OPDC-plaatsing en aan het overleg over leerlingen die dreigen tussen wal en schip te raken in de overgang tussen primair en voortgezet onderwijs. In het OOGO is afgesproken dat er afspraken gemaakt moeten worden over de wijze waarop gemeenten en samenwerkingsverband Koers VO gezamenlijk proberen te voorkomen dat leerplichtige leerlingen niet naar school gaan. Deze afspraken zullen vóór mei 2014 zijn vastgelegd in een protocol. Daarbij wordt een relatie gelegd tussen de taken en verantwoordelijkheden van de afdelingen Leerplicht van de gemeenten en die van de partners in het ondersteuningsteam op school. In het op te stellen protocol wordt opgenomen hoeveel tijd er maximaal mag zitten tussen de signalering van het thuiszitten en het –via het ondersteuningsteam van de school- opstellen van een gezamenlijk plan van aanpak. In het protocol worden ook afspraken opgenomen over leerlingen die in het onderwijs instromen vanuit bijzondere situaties zoals vanuit een 3-milieu-voorziening of vanuit een detentie. In het protocol wordt ook een werkwijze geformuleerd voor situaties waarin niet tijdig een oplossing wordt gevonden voor een leerling die de leerplicht verzaakt. Het protocol wordt met ingang van begin 2015 in de hele regio gehanteerd. Tenslotte is afgesproken dat er jaarlijks een evaluatie plaatsvindt met betrekking tot de wijze waarop de afspraken in het protocol gerealiseerd worden.
8.5 Onderwijshuisvesting Het samenwerkingsverband heeft geen directe verantwoordelijkheid voor onderwijshuisvesting. Werkend vanuit het beleidsuitgangspunt van het samenwerkingsverband dat er zoveel mogelijk gezorgd moet worden voor "thuis nabij onderwijs", worden er mogelijk in de toekomst op meerdere plekken in de regio lesplekken (OPDC/vso) gerealiseerd voor leerlingen die deze extra ondersteuning nodig hebben. Te denken valt daarbij ook aan het realiseren van vso-plekken binnen het regulier onderwijs. Ook bestaat de mogelijkheid dat de jeugdhulp voor een deel gehuisvest wordt binnen scholen ook om schooluitval en plaatsing op het speciaal onderwijs te kunnen voorkomen. Een en ander kan op termijn gevolgen hebben voor de onderwijshuisvesting. Er is dan sprake van een gezamenlijk belang van de gemeenten, de schoolbesturen en het samenwerkingsverband. Koers VO denkt hierbij in eerste instantie aan de huisvesting van de OPDC - vestiging en de bekostiging daarvan. In het OOGO is afgesproken elkaar te informeren over ontwikkelingen met betrekking tot de huisvesting. Wanneer dat nodig is zullen er in 2014 afspraken gemaakt worden over consequenties van nieuw beleid. In het OOGO is verder afgesproken dat alle partijen erop toezien dat de Regionale Plannen Onderwijs aan elkaar gekoppeld worden en afgestemd worden met de gemeenten.
Ondersteuningsplan Koers VO, april 2014, met aanvullingen 2015
39
8.6 Fasering samenwerking in de periode 2014-2016 Tot slot Het ligt voor de hand dat het voor het samenwerkingsverband Koers VO van belang is dat de gemeenten onderling samenwerken met betrekking tot de jeugdhulp of onderdelen daarvan. Dat zou de afstemming tussen gemeenten en Koers VO kunnen vereenvoudigen. Maar het spreekt evenzeer voor zich dat dergelijke samenwerkingsverbanden tussen gemeenten (zoals de Jeugdwet die voor ogen heeft) primair de verantwoordelijkheid van de gemeenten is. In het afgelopen jaar (2013) is een aantal keer vooroverleg geweest tussen beleidsmedewerkers van de 14 gemeenten en medewerkers van bureau Koers VO. Eenmaal heeft er overleg in een groter verband plaatsgevonden. Daarbij waren ook leerplichtconsulenten en andere medewerkers van de gemeenten aanwezig. Er is een aantal uitgangspunten geformuleerd. Deze uitgangspunten zijn zoveel mogelijk verwerkt in de behandeling van de vier hierboven besproken onderwerpen. Koers VO heeft de overleggen als zeer prettig en constructief ervaren en wil de samenwerking met de medewerkers van de gemeenten graag voortzetten in de toekomst. Fasering Zoals gezegd ziet het samenwerkingsverband ernaar uit de samenwerking met de gemeenten in de komende jaren concreet gestalte te geven. Deze samenwerking krijgt in ieder geval formeel gestalte in de wederzijdse OOGO’s, die de komende jaren plaatsvinden. Koers VO realiseert zich dat er door de nieuwe Jeugdwet en andere nieuwe wetgeving vanaf 2015 zeer veel voor de gemeenten verandert. Zij krijgen, in veel grotere mate dan voor het samenwerkingsverband geldt, meer taken en meer verantwoordelijkheden. Er kunnen, door allerlei omstandigheden en ook afhankelijk van het tot stand komen van wet- en andere regelgeving, grote verschillen tussen gemeenten ontstaan. In het OOGO zijn over de fasering van de samenwerking voor de komende jaren de volgende afspraken gemaakt. 2014 Voorlopig zal er, vanwege de vele nieuwe ontwikkelingen, elk jaar een bestuurlijk overleg plaats vinden en niet slechts éénmaal in de vier jaar, de wettelijk verplichte minimale frequentie. Er is afgesproken om in het volgende overleg de voortgang van de invoering van passend onderwijs te bespreken en eventueel nieuwe afspraken te maken op grond van deze evaluatie. Het tweede bestuurlijke overleg vindt plaats in december 2014. De gemeenten zullen met de samenwerkingsverbanden in het kader van de Jeugdwet ook een OOGO voeren. Koers VO hoopt dat het wellicht mogelijk is om dit in enkele gevallen, met een paar gemeenten die al veel samenwerken, tegelijk te doen. Koers VO is zich bewust van het gegeven dat de gemeenten de toegang tot jeugdhulp verschillend gaan organiseren. Waar bij de hierboven besproken vier onderwerpen (de Jeugdwet, leerlingenvervoer, leerplicht/thuiszitters en onderwijshuisvesting) is afgesproken dat er in 2014 verdere afspraken gemaakt zullen worden, zal Koers VO voor het overleg daarover het initiatief nemen. De overleggen van het samenwerkingsverband op regionaal niveau met de beleidsmedewerkers en, waar wenselijk, jeugdhulpmedewerkers van de 14 gemeenten zullen voortgezet worden. Er zal gekeken worden of de hierboven geformuleerde afspraken in deze overleggen kunnen worden uitgewerkt. Een voordeel kan zijn dat gemeenten nog een jaar (en hopelijk ook op langere termijn) gebruik kunnen maken van elkaars ‘good practices’.
Ondersteuningsplan Koers VO, april 2014, met aanvullingen 2015
40
2014-2015 Er wordt vastgesteld welke zaken regionaal en welke zaken op gemeenteniveau moeten worden uitgewerkt. Ook zal bezien worden of het mogelijk is om het OOGO, voor de gemeente met betrekking tot het beleidsplan van de gemeente en voor het samenwerkingsverband met betrekking tot het ondersteuningsplan, op termijn samen te laten vallen in een tweezijdig OOGO. Dit lijkt vooralsnog de meest efficiënte manier van werken voor beide partijen. 2016-2018 De samenwerking krijgt op een aantal punten een vaste vorm, waarbij naar bevind van zaken gehandeld en met elkaar gesproken wordt: regionaal waar het kan en per gemeente als dat het meest praktisch is. In het OOGO was men het eens over de hierboven geschetste fasering en het voornemen elkaar regelmatig bestuurlijk te treffen en ook op ambtelijk niveau waar nodig met elkaar te overleggen.
Ondersteuningsplan Koers VO, april 2014, met aanvullingen 2015
41
Hoofdstuk 9 Organisatie en communicatie 9.1 De vereniging Koers VO Samenwerkingsverband Koers VO kiest voor een verenigingsmodel waarbij alle 24 schoolbesturen uit onze regio zijn aangesloten via het lidmaatschap van de vereniging. Via een statutenwijziging is de bestaande vereniging voor voortgezet onderwijs omgevormd naar een vereniging voor passend onderwijs. De vereniging kent de volgende organen: De algemene ledenvergadering (ALV) Alle besturen hebben door hun lidmaatschap via de algemene ledenvergadering invloed op de koers van het samenwerkingsverband. De ALV fungeert als een intern toezichthoudend orgaan. Naast de 24 besturen uit onze regio zijn ook 3 besturen aangesloten van scholen van buiten onze regio die onderwijs verzorgen voor leerlingen uit ons gebied. Twee maal per jaar wordt een ledenvergadering gehouden. De Raad van Toezicht (RvT) Uit de ledenvergadering worden zes leden van de Raad van Toezicht gekozen. Een zevende lid wordt voorgedragen door onze Ondersteuningsplanraad. De Raad van Toezicht fungeert als een intern toezichthoudend orgaan en houdt namens alle leden toezicht op de werkwijze en besluiten van het door hen benoemde College van Bestuur. College van Bestuur (CvB) Het college van bestuur bestaat uit twee personen (een voorzitter en een lid van het college van bestuur) en fungeert als verenigingsbestuur. Het college van bestuur is onder meer verantwoordelijk voor de uitvoering van het ondersteuningsplan en de dagelijkse gang van zaken binnen het samenwerkingsverband. Het CvB vertegenwoordigt de vereniging naar buiten en geeft tevens leiding aan de medewerkers van Bureau Koers VO.
9.2 Bureau Koers VO (in ontwikkeling: organisatie volgt inhoud) Om ervoor te zorgen dat de gezamenlijke opdracht en ambities van het netwerk waargemaakt kunnen worden, bestaat Bureau Koers VO. De organisatie is op dit moment in opbouw. Bureau Koers VO houdt zich bezig met het organiseren en faciliteren van het dekkend netwerk in onze regio. Hierbij horen in ieder geval de volgende taken: Financiën en beleid opstellen ondersteuningsplan, begroting en jaarrapportages; beheer financiën, verdelen van ondersteuningsbudget. Communicatie communicatie gericht op scholen en besturen die deel uitmaken van de vereniging (o.a. website, nieuwsbrief, verslagen); communicatie en informatie gericht op ouders (brochures, website). Overleg en afstemmen overleg met de ondersteuningsplanraad en informeren school (G)MR-en; afstemmen met gemeenten en instellingen; afstemmen met samenwerkingsverbanden PO, cluster 1 en 2 en MBO; onderhouden relatie/afstemmen met dagbesteding, arbeidsmarkt en vervolgonderwijs;
Ondersteuningsplan Koers VO, april 2014, met aanvullingen 2015
42
Samenwerken organiseren van overleg en/of activiteiten ter bevordering van de samenwerking tussen scholen in de regio, waaronder de in 6.3 beschreven overleggen; mede organiseren van overleg en/of activiteiten ter bevordering van de samenwerking tussen scholen en partners in de regio; Innoveren (mede) initiëren van oplossingen voor onderwijs(ondersteunings)vragen waar nog onvoldoende antwoord op is binnen ons dekkend netwerk. ontwikkelen en bijhouden website Schoolprofielen Koers VO; ontwikkelen van werkwijzen of aanpakken (zoals het streefbeeld ‘De school als werkplaats’ en onderwijsondersteuningsroutes); Evaluatie en monitoring Koers VO wil de consequenties van het nieuwe beleid goed volgen. De centrale vraag hierbij is: “Lukt het ons een dekkend netwerk te realiseren?” De taken evaluatie en monitoring worden hiervoor belegd bij medewerkers van het bureau. Bij deelopdrachten zullen ook medewerkers die werkzaam zijn in het voortgezet (speciaal) onderwijs worden betrokken. Het gaat in ieder geval om de volgende taken: evaluatie van activiteiten van het samenwerkingsverband; monitoren van processen van de Adviescommissie en de consequenties hiervan op de plaatsing van leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs; monitoren van de schoolloopbaan van leerlingen waarvoor advies is uitgebracht (dit is op dit moment een taak van de PCL); monitoren van overgangsprocessen voor leerlingen van po/so naar vo/vso; signaleren van hiaten in het dekkend netwerk (o.a. via gegevens Koersloket): verzamelen van beleidsgegevens van onze regio (leerlingstromen, ontwikkelingen); Bovengenoemde gegevens maken deel uit van het te ontwikkelen kwaliteitszorgsysteem (zie ook hoofdstuk 10). Koersloket Een belangrijk deel van het bureau wordt gevormd door het Koersloket. Hier worden alle activiteiten met betrekking tot leerlingen opgepakt en gecoördineerd. Het Koersloket fungeert als vraagbaak en coördinatiepunt voor scholen. De advisering over ondersteuningsbehoeften van een leerling, op verzoek van het bevoegd gezag van een school waar een leerling is aangemeld of ingeschreven (wettelijke taak), wordt uitgevoerd door de begeleiders passend onderwijs die op de scholen aanwezig zijn (zie ook § 5.1). In situaties waar op schoolniveau geen oplossing voor handen is of specifieke expertise nodig is, kan een beroep worden gedaan op het Koersloket. Het Koersloket draagt in ieder geval zorg voor de volgende activiteiten: op verzoek van scholen ondersteunen bij het vinden van een passende onderwijsplaats (via consulenten Koersloket); op verzoek van vso scholen ondersteunen bij het schakelen naar een passende plek in het regulier onderwijs; op verzoek van scholen ondersteunen bij zoeken naar oplossingen voor ‘thuiszitters’ in overleg met leerplicht (en het ondersteuningsteam van de school); organisatie van verschillende plaatsingsoverleggen (waaronder: moeilijk plaatsbare leerlingen in overgang po-vo; overstap van vo naar vo). Deze overleggen worden, in het kader van thuisnabijheid, in toenemende mate subregionaal georganiseerd; toegang tot bovenschoolse tijdelijke opvang in een OPDC; signaleren van hiaten in het dekkend netwerk; coördinatie van de inzet van bovenschoolse begeleiders passend onderwijs: de bovenschoolse generalisten (2014-2016) en de specialisten (expertisepool);
Ondersteuningsplan Koers VO, april 2014, met aanvullingen 2015
43
-
intake LAN (nieuwkomers); traject De zorgleerling in beeld11
9.3 Commissies van het samenwerkingsverband Binnen Koers VO worden een aantal (wettelijk verplichte) commissies ingesteld. Adviescommissie Deze commissie, waarin deskundigen plaatsnemen, wordt door samenwerkingsverband Koers VO ingesteld. Er zijn twee taken: adviseren van het college van bestuur van Koers VO over de toelaatbaarheid van leerlingen tot het vso door de adviescommissie beoordeling toelaatbaarheid (ABT), zie ook § 5.2 en fungeren als permanente commissie leerlingzorg (PCL) en uitvoeren van de bijbehorende taken zoals opgenomen in wet en regelgeving vanuit de overheid (zie kader hieronder). De permanente commissie leerlingzorg (PCL) 1. De PCL adviseert over de overplaatsing van leerlingen met een beschikking praktijkonderwijs die vanuit het praktijkonderwijs naar een VMBO school met leerwegondersteunend onderwijs gaan (de zogenaamde zij-instromers). 2. De PCL adviseert over leerlingen die overstappen van po naar vo met een beschikking praktijkonderwijs, maar waarvan ouders, leerling en vmbo-school met een afdeling voor leerwegondersteunend onderwijs van mening zijn dat de leerling een kans dient te krijgen in het leerwegondersteunend onderwijs (de zogenaamde onder-instromers). 3. De PCL adviseert m.b.t. de aanvraag van een indicatiestelling praktijkonderwijs voor leerlingen waarbij het zorg- en onderwijsaanbod van het praktijkonderwijs het beste aansluit bij de behoeften van de leerling (op basis van de regeling bijzondere gevallen). 4. Aanvullend is binnen Koers VO het monitoren van de schoolloopbaan van leerlingen waarvoor advies is uitgebracht als taak opgenomen van de PCL (commissie toewijzing). Als gevolg van de inpassing van lwoo en praktijkonderwijs in het systeem van passend onderwijs (zie ook § 4.4) wordt de PCL per 1 januari 2016 opgeheven. Vanaf dat moment heeft de adviescommissie van Koers VO de volgende taken: adviseren van het college van bestuur van Koers VO over de toelaatbaarheid van leerlingen tot het vso en praktijkonderwijs; adviseren van het college van bestuur van Koers VO over de afgifte van aanwijzingen lwoo. De adviescommissie werkt met een door het college van bestuur vastgestelde werkwijze. De taken van de commissie worden opgepakt in ‘Kamers’. De kamers werken met een eigen reglement en vastgestelde werkwijze. Adviescommissie Bezwaarschriften Koers VO heeft geen eigen Adviescommissie Bezwaarschriften ingesteld. Het samenwerkingsverband heeft zich aangesloten bij de Landelijke Bezwaaradviescommissie Toelaatbaarheidsverklaring sbo/(v)so. Deze commissie adviseert het samenwerkingsverband over bezwaarschriften die ingediend worden naar aanleiding van besluiten over het al dan niet toekennen van een toelaatbaarheidsverklaring. Op de bezwaarschriftprocedure is de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Informatie over de werkwijze van de commissie en de procedure is te vinden op http://www.onderwijsgeschillen.nl/passend-
onderwijs/landelijke-bezwaaradviescommissie-toelaatbaarheidsverklaring-sbovso/
11
Mede afhankelijk van besluiten rondom indicering prakijkonderwijs en lwoo
Ondersteuningsplan Koers VO, april 2014, met aanvullingen 2015
44
Evaluatiecommissie passend onderwijs Koers VO vindt het van belang om de consequenties van het nieuwe beleid goed te volgen. De centrale vraag hierbij is: “Lukt het ons een dekkend netwerk te realiseren?” Hiervoor wordt een evaluatiecommissie ingericht. Deze commissie evalueert onder meer welke effecten de invoering van passend onderwijs heeft op de toelating tot het speciaal onderwijs. Ook evalueert zij het werkproces van de Adviescommissie wat betreft de toelaatbaarheidsverklaring en het werkproces van het Koersloket wat betreft de toegang tot het OPDC. De commissie heeft ook tot taak de schoolloopbaan van leerlingen, waarvoor advies is uitgebracht, te monitoren. Ook bekijkt zij in welke mate er sprake is van terugplaatsing van leerlingen vanuit het speciaal onderwijs naar het reguliere onderwijs. De commissie adviseert op basis van de gegevens vervolgens over het al dan niet aanpassen van beleid. De precieze opdracht voor deze commissie wordt voor 1 augustus 2014 nader geformuleerd. De commissie bestaat in ieder geval uit medewerkers van Bureau Koers VO. Voor deeltaken worden ook medewerkers die werkzaam zijn in het speciaal onderwijs (cluster 3 en 4) en medewerkers uit het reguliere onderwijs betrokken.
9.4 Het netwerk Elke school geeft zelf actief vorm aan passend onderwijs voor haar leerlingen. Daarbij vormt elke vo en vso school een onderdeel van het netwerk. Dit netwerk is van groot belang om vorm en inhoud te geven aan het uitgangspunt: “Wij zijn samen verantwoordelijk voor onze leerlingen”. Bureau Koers VO faciliteert het netwerk om samen passend onderwijs te bieden (zie ook hoofdstuk 4). Hierbij wordt uitgegaan van in ieder geval de volgende activiteiten: (Sub)regionale netwerkbijeenkomsten Koers VO neemt het initiatief om bijeenkomsten te organiseren voor groepen van scholen. Er wordt –zoveel als mogelijk- gezocht naar een passende samenstelling per bijeenkomst, waardoor de deelnemers uit het vo en vso –afhankelijke van het onderwerp- functionele contacten opdoen en het gezamenlijke zorgen voor een dekkend netwerk gestimuleerd wordt. Doel: bevorderen van thuisnabij onderwijs, vormgeven aan (sub)regionale ambities, stimuleren van het delen en gebruikmaken van elkaars expertise. Deelnemers: nog te bepalen vertegenwoordigers van scholen, mede afhankelijk van het thema van de bijeenkomst/activiteit; soms per subregio, soms regionaal. Expertise bijeenkomsten Doel: informeren, vergroten kennis over actuele thema’s. Deelnemers: zorgcoördinatoren en begeleiders passend onderwijs van alle schoollocaties van Koers VO, soms aangevuld met gedragswetenschappers of schoolmaatschappelijk werkers van de locaties. Ontwikkelbijeenkomsten Doel: starten van ontwikkelingen, peilen van behoefte/meningen en meedenken over actuele thema’s gericht op ondersteunen van leerlingen en/of komen tot creatieve oplossingen voor leerlingen. Deelnemers: afhankelijk van het thema bijvoorbeeld directeuren of zorgcoördinatoren van de vo en vso scholen.
Doel: het samenwerkingsverband Koers VO zorgt actief voor een dekkend onderwijsondersteuningsaanbod voor alle leerlingen in de regio
Ondersteuningsplan Koers VO, april 2014, met aanvullingen 2015
45
Hoofdstuk 10 Kwaliteit 10.1 Startsituatie Kwaliteit kan op veel manieren worden opgevat. Koers VO hanteert tot op heden bij haar werkzaamheden de volgende vuistregels: Wat we doen, goed doen; Bewuste kiezen wat we doen: gevoed vanuit de schoolpraktijk, rekening houdend met de uitvoering; Terugblikken op wat er gebeurd is (proces en getalsmatig) en verbeterpunten toepassen. In feite gaat kwaliteit voor Koers VO om zorgvuldig handelen en het doorlopen van een cyclisch proces (PDCA). Daarbij is ‘kwaliteit’ niet zozeer een statisch gegeven als wel een ontwikkeling. Hierbij benutten we waar mogelijk de mogelijkheden van automatisering (zoals bij de Zorgleerling in beeld, het werk van de consulenten van het Koersloket, de pcl, de monitor praktijkonderwijs en de CIC). Op niveau van de scholen is een werkwijze met collegiale visitatie een goede activiteit om bezig te zijn met kwaliteit. Kwaliteit kan in beeld gebracht worden door evaluatie van activiteiten en processen en nagaan in hoeverre gestelde doelen behaald worden door bijvoorbeeld het volgen van leerlingstromen, houden van tevredenheidsonderzoek of doen van audits. Het samenwerkingsverband heeft een complexe opdracht om een dekkend netwerk te realiseren. De onderwijsinspectie zal daarom ook toezien op de uitvoering van de wettelijke taken van de samenwerkingsverbanden. Zij gebruikt daarbij drie kwaliteitsaspecten: 1. Resultaten Het samenwerkingsverband voert de opgedragen taken uit en realiseert een samenhangend geheel van ondersteuningsvoorzieningen binnen en tussen de scholen, zodanig dat alle leerlingen die extra ondersteuning behoeven een zo passend mogelijke plaats in het onderwijs krijgen. 2. Management en organisatie Het samenwerkingsverband weet zijn missie en doelstellingen binnen het kader van de Wet passend onderwijs te realiseren door een slagvaardige aansturing, effectieve interne communicatie en een doelmatige, inzichtelijke organisatie. 3. Kwaliteitszorg Het samenwerkingsverband heeft zorg voor kwaliteit door systematische zelfevaluatie, planmatige kwaliteitsverbetering, jaarlijkse verantwoording van gerealiseerde kwaliteit en borging van gerealiseerde verbeteringen.
10.2 Ontwikkeling kwaliteit van ondersteuning op scholen Koers VO wil ontwikkelingsgericht werken aan de kwaliteit van de ondersteuning op de scholen. Zoals reeds genoemd in § 4.3 komen er kwalitatieve uitspraken over het proces dat de school doorloopt (kwaliteitsstandaarden). Scholen gaan aan de hand van deze standaarden, via een traject van collegiale visitatie (zoals het ‘Spiegeltjestraject’), elkaar een spiegel voorhouden wat betreft de ontwikkeling van de ondersteuning op schoolniveau. Hierbij wordt rekening gehouden met het gegeven dat passend onderwijs niet zwart of wit is, er is niet altijd sprake van dé passende plek voor een leerling. Het is regelmatig een zoektocht waarbij afwegen en keuzes maken aan de orde is, waarbij ouders en deskundigen betrokken worden om te komen tot een oplossing. Dit betekent dat het vooral gaat om zorgvuldig werken. Het gaat om het motiveren van keuzes en het documenteren daarvan, zodat we te allen tijde kunnen verantwoorden waarom een bepaalde keuze is gemaakt met betrekking tot ondersteuning van een leerling.
Ondersteuningsplan Koers VO, april 2014, met aanvullingen 2015
46
10.3 Ontwikkeling kwaliteitszorgsysteem De opdracht van het samenwerkingsverband is: ‘Het realiseren van een samenhangend geheel van ondersteuningsvoorzieningen binnen en tussen scholen en wel zodanig, dat leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doormaken en leerlingen die extra ondersteuning behoeven een zo passend mogelijke plaats in het onderwijs krijgen’. De centrale vraag voor de evaluatie en verantwoording is daarom: “Lukt het ons een dekkend netwerk te realiseren?”. Hiervoor is het nodig om verschillende gegevens te verzamelen, zoals: gegevens van het Koersloket over bijvoorbeeld leerlingen die moeilijk plaatsbaar zijn; gegevens van scholen over leerlingen die tussentijds uitstromen; gegevens over deelname en verblijfsduur in de OPDC’s; signalen van ouders over hiaten in het dekkend netwerk (zoals thuisnabijheid, snelheid van plaatsing); signalen over de overgangsprocessen voor leerlingen van po/so naar vo/vso; gegevens over thuiszitters (in samenwerking met gemeenten verzamelen); volgen van schoolloopbanen van leerlingen die in aanmerking komen voor extra ondersteuning; enz. Er is een digitaal kwaliteitszorgsysteem passend onderwijs Koers VO in ontwikkeling, om na te gaan of we onze doelen behalen en de opdacht van het samenwerkingsverband daadwerkelijk nakomen. Vanuit de missie “Samen werken aan een perspectiefrijke toekomst voor elke jongere” heeft Koers VO drie hoofddoelstellingen geformuleerd: 1. Elke school zorgt actief voor een passend onderwijsondersteuningsaanbod voor haar leerlingen. 2. Het samenwerkingsverband Koers VO zorgt actief voor een dekkend onderwijsondersteuningsaanbod voor alle leerlingen in de regio. 3. Elke leerling op de juiste plek. Deze hoofddoelstellingen worden vanaf 2014 geoperationaliseerd en omgezet in activiteiten. Vervolgens wordt bij elke geplande activiteit het beoogde resultaat geformuleerd. Bij het evalueren van de drie hoofddoelstellingen zijn drie niveaus te zien: 1. de school voert activiteiten uit als bijdrage aan het dekkend netwerk (doelstelling 1); 2. het bureau Koers VO voert activiteiten uit ten behoeve van het netwerk van scholen om aan de opdracht van het samenwerkingsverband te voldoen (doelstelling 2); 3. de scholen samen (het netwerk) zorgen ervoor dat er voor elke leerling een passende plek komt in de regio (doelstelling 3). Evalueren op deze drie niveaus is van belang om input te kunnen geven voor de kwaliteitsaspecten die de inspectie in het waarderingskader heeft geformuleerd. Ad 1: De scholen hebben de regie over de ondersteuning van leerlingen binnen de eigen school. Zij bewaken de kwaliteit hiervan en verantwoorden de inzet van middelen. Ad 2: Het Bureau Koers VO voert activiteiten uit ten behoeve van het netwerk van scholen, deze activiteiten worden geëvalueerd. Ad 3: Resultaten van het netwerk: het netwerk draagt zorg voor een passende plek voor elke leerling (het gaat dan om inspanningen van individuele scholen waarbij iedereen elkaar nodig heeft om tot het beoogde resultaat te komen). Tot slot is het van belang dat de bedrijfsvoering van bureau Koers VO op orde is. Hierbij gaat het om de interne organisatie, het systematisch werken met PDCA cyclus en vaststellen van transparante werkwijzen. Prioriteit ligt vooralsnog bij het ontwikkelen van de werkprocessen die horen bij het afgeven van de toelaatbaarheidsverklaringen voor het vso. In het kwaliteitszorgsysteem zijn de drie niveaus herkenbaar verwerkt. Aan de hand van kritische succesfactoren worden per niveau resultaten bijgehouden. De voorlopige kritische
Ondersteuningsplan Koers VO, april 2014, met aanvullingen 2015
47
succesfactoren zijn naast het inspectiekader gelegd, en blijken grotendeels overeen te komen. Dit betekent dat we in 2014 het kwaliteitszorgsysteem verder kunnen uitwerken. Bij het verder uitwerken wordt per onderdeel steeds kritisch bekeken wat we precies willen weten, welke gegevens hiervoor nodig zijn en hoe vaak (jaarlijks of langere cyclus), welke methode van verzamelen hiervoor geschikt is (zo efficiënt mogelijk). Het gaat namelijk niet om “evalueren om het evalueren”, we willen bureaucratie en papierwerk of invulwerk voorkomen. Waar mogelijk gebruiken we gegevens van DUO of het –nog te ontwikkelen- Vensters voor verantwoording voor samenwerkingsverbanden. Bovendien gaat het niet altijd om cijfers, maar soms ook op procesgegevens of om ontwikkelingen die op een andere manier in beeld gebracht worden (denk aan collegiale visitatie zoals in het ‘Spiegeltjestraject’).
10.4 Verantwoording Het samenwerkingsverband verantwoordt zich door een jaarverslag en een jaarrekening op te stellen. Het jaarverslag wordt per schooljaar opgesteld en beschrijft de in het kader van onze doelstellingen ondernomen activiteiten en resultaten. Hierbij worden gegevens uit het –nog verder te ontwikkelen- kwaliteitszorgsysteem gebruikt. Tevens wordt relevante beleidsinformatie opgenomen (leerlingstromen, trends e.d.). Tot slot wordt in het jaarverslag ook een relatie gelegd met het door de ALV van Koers VO vastgestelde toetsingskader. De jaarrekening wordt per kalenderjaar opgesteld en gaat tevens in op de doelmatigheidsvraag. Deze verantwoording is onderdeel van de jaarlijkse PDCA cyclus van het samenwerkingsverband.
Ondersteuningsplan Koers VO, april 2014, met aanvullingen 2015
48
Hoofdstuk 11 Financiën en begroting Met de invoering van passend onderwijs is de financieringssystematiek voor onderwijsondersteuning ingrijpend veranderd. Geldstromen zijn verlegd van schoolbesturen en REC’s naar het samenwerkingsverband. De belangrijkste financiële veranderingen zijn: Het samenwerkingsverband gaat verplicht meebetalen aan leerlingen die in onze regio wonen en die worden verwezen naar een vso school cluster 3 en 4. De voormalige ‘rugzakmiddelen’ worden aan het samenwerkingsverband toegekend als onderdeel van het budget voor ‘zware ondersteuning’; op termijn geldt landelijk eenzelfde bedrag per leerling om zware ondersteuning te bekostigen (verevening). Met ingang van het schooljaar 2015-2016 wordt lwoo/praktijkonderwijs ondergebracht in het stelsel passend onderwijs. Dit betekent dat de middelen (vooralsnog niet verevend) worden toegevoegd aan de inkomsten van het samenwerkingsverband. De directe bekostiging per school betreft alleen nog maar de basisbekostiging, het samenwerkingsverband gaat de ondersteuningsbekostiging betalen. De middelen voor Herstart, Op de rails komen –naast de Rebound middelen- naar het samenwerkingsverband. Koers VO kiest voor het werken met OPDC’s (zie § 5.3), met als belangrijk uitgangspunt thuisnabijheid. Dit zal leiden tot heroverwegen van de verdeling van middelen waarbij: het totaalbudget voor onderwijsopvang niet toe neemt, een gebruikersvergoeding in stand blijft en er een relatie zal zijn tussen het per voorziening beschikbare budget en de afgesproken capaciteit en/of het voedingsgebied van de betreffende voorziening.
11.1 Verdelen van middelen, algemeen Uitgangspunten: Scholen dragen verantwoordelijkheid voor bieden van passend onderwijs. Het samenwerkingsverband is hierbij faciliterend en wil scholen maximale speelruimte bieden om keuzes te maken die in het belang zijn van de leerling. De doelstelling van passend onderwijs is in onze ogen het zodanig aanpassen van het onderwijs dat een extra onderwijsbehoefte geen belemmering meer vormt. In deze visie kunnen scholen dus geen extra geld meer aanvragen door het aantonen van extra onderwijsbehoeften van leerlingen. We vertrouwen onze scholen in het waarmaken van hun verantwoordelijkheid om passend onderwijs te bieden en daarbij zorgvuldige afwegingen te maken ten behoeve van de leerlingen. Geld volgt de leerling. Dit houdt in dat het doorverwijzen van een leerling naar een OPDC of het speciaal onderwijs negatieve financiële consequenties heeft voor de school die dit aanvraagt. Omgekeerd zal het opnemen van leerlingen die extra ondersteuning hebben gehad door een reguliere school positieve financiële consequenties hebben. Besturen verzoeken nadrukkelijk om ook bovenschools zaken te organiseren zoals tijdelijke opvang en stimulering van samenwerking om ons netwerk meer dekkend te maken. Voor Koers VO wijzen de meeste uitgangspunten voor het verdelen van de middelen op een schoolmodel. Wel worden vooraf middelen gereserveerd ‘uit solidariteit’ om calamiteiten en (een deel van) de kosten voor tijdelijke opvang en initiatieven op het vlak van tussenarrangementen te kunnen bekostigen. Dit wijst op een ‘expertisemodel’. Met het schoolmodel hebben scholen maximale ruimte om flexibel te handelen binnen de begrenzing van financiële kaders. Scholen hebben zelf de regie over de ondersteuning die zij binnen hun vestiging bieden en kunnen deze tijdig en passend inzetten. De school kan ervoor Ondersteuningsplan Koers VO, april 2014, met aanvullingen 2015
49
kiezen om de eigen mogelijkheden te versterken (met expertise van de school zelf en/of van buitenaf). De school kan ook kiezen voor (tijdelijke) plaatsing op een OPDC of VSO. Financieel geldt de spelregel ‘geld volgt leerling’. Dit houdt in dat als een leerling overstapt naar een andere school, dat er dan budget meegaat. Via de verdeelsystematiek van het schoolmodel bestaat bovendien de mogelijkheid om als criterium voor verdelen van middelen op te nemen ‘het aantal leerlingen met extra onderwijsbehoefte dat een school (tussentijds) opneemt’. Dit betekent dat de betreffende school dan meer budget krijgt in de eerstvolgende verdeelperiode. Dit model wordt in 2015 verder uitgewerkt. Gekozen is om het schoolmodel toe te passen op de voormalige rugzakgelden en deze op een andere manier te gaan verdelen over de scholen. In 2015-2016 zal dit omstreeks 25% van het voormalige budget van de rugzakgelden betreffen. Met ingang van schooljaar 2016-2017 zal de verdeling van deze middelen volledig volgens het te ontwikkelen waarderingssysteem plaatsvinden. Groeibekostiging Met de invoering van passend onderwijs per 1 augustus 2014 zijn de groeiregelingen voor het (v)so cluster 3 en 4 komen te vervallen en zijn de budgetten overgegaan naar de samenwerkingsverbanden. De samenwerkingsverbanden dienen als gevolg hiervan minimaal de personele ondersteuningsbekostiging te betalen voor de leerlingen die worden ingeschreven tussen 1 oktober en 1 februari van het daaropvolgende jaar. Samenwerkingsverband Koers VO maakt voor de groei per 1 februari 2015 additioneel de basisbekostiging personeel en materieel en de ondersteuningsbekostiging materieel over aan de betreffende vso-scholen. Voor de tussentijdse groei op de tel data van 1 februari 2016 en daaropvolgende jaren zal in de tweede helft van 2015 een besluit genomen worden op basis van voortschrijdend inzicht en de bijstelling van de meerjarenbegroting. De tussentijdse groei wordt bepaald via door het ministerie beschikbaar gestelde informatie. Deze zal door ‘Kijkglas’-rapportages beschikbaar worden gesteld aan het samenwerkingsverband. De over te dragen bekostiging wordt op basis van de dan geldende normbekostiging uitgevoerd. 11.2 Financieel perspectief In deze paragraaf wordt de bekostiging van het samenwerkingsverband toegelicht. Koers VO beschikt in het nieuwe stelsel passend onderwijs over twee hoofdbudgetten: a. het budget lichte ondersteuning algemeen: € 87 per leerling (€ 94 vanaf 2016); b. het budget zware ondersteuning: € 498,48 per leerling voor personeel en € 27,12 voor materieel. Ad a. In 2015 en 2016 is er sprake van een negatieve verevening in het budget lichte ondersteuning algemeen. Dit budget bestaat uit vier samengevoegde budgetten: het Regionaal Zorgbudget, de Rebound-middelen, de middelen Herstart en de middelen Op de Rails. Vanaf 1 juli 2014 wordt dit toegekend volgens de verdeelmaatstaf ‘totaal aantal leerlingen van het samenwerkingsverband’. Voorheen was de verdeelmaatstaf nog het aantal vmbo 3/4 leerlingen. Wijziging van deze verdeelmaatstaf heeft voor Koers VO een negatief effect omdat Koers VO een bovengemiddeld aantal vmbo 3/4 leerlingen telt. Ad b. Voor het budget zware ondersteuning is sprake van een positieve verevening, hierdoor ontvangt Koers VO aanvankelijk niet het volledige budget voor zware ondersteuning. In de jaren 20152016 tot en met 2019-2020 wordt vanwege de positieve verevening een tijdelijke, aflopende korting toegepast op het budget zware ondersteuning. In 2020-2021 beschikken we voor de eerste maal daadwerkelijk over het volledige bedrag per leerling. Per 1 januari 2016 komen er twee budgetten in de categorie lichte ondersteuning bij: c. het budget voor ondersteuningsbekostiging lwoo;
Ondersteuningsplan Koers VO, april 2014, met aanvullingen 2015
50
d.
het budget voor ondersteuningsbekostiging praktijkonderwijs.
Ad c en d. De bekostiging in het vmbo met lwoo en het praktijkonderwijs is net als bij het vso gesplitst in een deel basisbekostiging en een deel ondersteuningsbekostiging. Tot 2016 bekostigt het Rijk het lwoo en praktijkonderwijs volledig en rechtstreeks. Het ondersteuningsdeel is gebaseerd op de ramingen bij de rijksbegroting 2012. Tot 2016 zal jaarlijks door het Rijk vastgesteld worden welk bedrag er per leerling beschikbaar is voor de ondersteuningsbekostiging. Dit gebeurt op basis van een vergelijk van de werkelijke deelname aan lwoo en praktijkonderwijs met eerdere ramingen. De bekostiging voor het kalenderjaar 2015 wordt dus voor het laatst op deze systematiek gebaseerd. Vanaf 1 januari 2016 geldt voor elk vo-samenwerkingsverband een regiobudget. Dit wordt vastgesteld op basis van het percentage lwoo-leerlingen en het percentage praktijkonderwijsleerlingen ten opzichte van alle vo-leerlingen in het betreffende samenwerkingsverband op 1 oktober 2012. Voor Koers VO zijn deze percentages in 2012: 12,33% deelname lwoo en 3,47% deelname praktijkonderwijs. Jaarlijks wordt op basis van de 1 oktober telling het regiobudget vastgesteld met als uitgangspunt het deelnemerspercentage 2012 ten opzichte van het actuele totaal aantal vo-leerlingen in de regio. Concreet betekent dit: 12,33% vermenigvuldigd met het totaal aantal vo-leerlingen van Koers VO op een nieuwe teldatum is bekostigingsgrondslag voor lwoo in het betreffende jaar. 3,47% vermenigvuldigd met het totaal aantal vo-leerlingen van Koers VO op een nieuwe teldatum is bekostigingsgrondslag voor praktijkonderwijs in het betreffende jaar. De ondersteuningskosten voor lwoo en praktijkonderwijs worden door het Rijk verrekend met de lichte ondersteuningsmiddelen van de vo-samenwerkingsverbanden. Bij uitputting van het totale budget lichte ondersteuning van een samenwerkingsverband, wordt het tekort gedekt door een korting bij alle verplicht deelnemende besturen/scholen in het samenwerkingsverband. Naast bovengenoemde budgetten, van de rijksoverheid, kent Koers VO enkele (additionele) inkomsten: e. Subsidies, bijvoorbeeld VSV (€ 230.000) en Plusvoorzieningen (€ 730.000). Opgenomen in Programma 5B en 5C. Het samenwerkingsverband kent vanaf augustus 2015, dan wel 1 januari 2016, drie structurele vormen van verplichte uitgaven: a. Ondersteuningsbekostiging vso; b. Ondersteuningsbekostiging lwoo; c. Ondersteuningsbekostiging praktijkonderwijs. In het schooljaar 2015-2016 is er een tijdelijke verplichte uitgave: de verplichte inhuur van ambulante begeleiding bij het vso. In 2014-2015 wordt de ambulante begeleiding nog rechtstreeks bekostigd door OCW. Het SWV gaat in deze twee jaren over de inzet van de ambulant begeleiders (zie ook § 5.1). Het na aftrek van de verplichte uitgaven resterende budget is “vrij” besteedbaar om de in het Ondersteuningsplan opgenomen programma’s te realiseren. Ontoereikende budgetten In het geval dat de verplicht aan het vso af te dragen ondersteuningsbekostiging hoger is dan het normbudget zware ondersteuning dat het samenwerkingsverband Koers VO ontvangt, wordt de afdracht door het samenwerkingsverband gemaximeerd. DUO zal in dit geval het restant naar rato van het aantal leerlingen vo en vso in mindering brengen op de reguliere lumpsumbudgetten van de schoolbesturen die participeren in het samenwerkingsverband. De
Ondersteuningsplan Koers VO, april 2014, met aanvullingen 2015
51
lichte ondersteuningsbudgetten van het samenwerkingsverband worden hierbij niet aangesproken. In de praktijk is de kans op een korting op de lumpsumbudgetten van de scholen van het samenwerkingsverband Koers VO zeer beperkt. Bij een gelijkblijvend aantal kinderen in het vo en vso neemt de resterende zware ondersteuningsbekostiging voor het samenwerkingsverband (als gevolg van de positieve verevening) in de komende jaren toe tot een bedrag van € 6,7 miljoen in 2020-2021. Het omslagpunt voor het samenwerkingsverband vindt plaats, en aldus opgenomen in de risicoanalyse van het samenwerkingsverband, bij een gemiddelde jaarlijkse stijging van het aantal leerlingen in het vso van 5 %. In 2020-2021 zal in dat geval 34% meer leerlingen in het vso aanwezig zijn dan op de teldatum van 1 oktober 2014. Op dat moment zal de zware ondersteuningsbekostiging onvoldoende zijn om de afdracht aan de vso-scholen te kunnen voldoen. Deze situatie wordt op basis van de huidige situatie als onrealistisch beoordeeld. Indien gedurende de looptijd van de ondersteuningsplanperiode deze situatie zich lijkt te gaan voordoen wordt hierover in overleg getreden met de leden van het samenwerkingsverband. 11.3 Meerjarenbegroting Koers VO hanteert als uitgangspunten voor het financieel beleid: we hanteren een simpel allocatiemodel, er wordt geen geld rondgepompt; een zo groot mogelijk deel van de middelen wordt, op basis van een bepaalde verdeelsleutel, ter beschikking gesteld aan de scholen: daar krijgt passend onderwijs vorm. In deze paragraaf is een samenvattende meerjarenbegroting opgenomen, gebaseerd op de gegevens van teldatum 1 oktober 2014. Hierin komen samen: de informatie uit paragraaf 11.2 over de inkomsten en de verplichte uitgaven (voor vso, lwoo en praktijkonderwijs), de uitgaven voor de in dit Ondersteuningsplan beschreven activiteiten (programma’s). In totaal is er sprake van een tiental programma’s waarmee de gelden worden ingezet. De meerjarenbegroting is gebaseerd op de aanname dat: het leerlingaantal van het regulier voortgezet onderwijs in het samenwerkingsverband vanaf 1 oktober 2014 gelijk blijft; een stijgende deelname aan vso in de komende jaren met een einde van deze stijging per 1-102018 en een ongewijzigde deelname aan het lwoo en praktijkonderwijs. Voor het aantal leerlingen verwijzen wij graag naar onderstaande tabel.
Regulier voortgezet onderwijs (incl. VAVO) Voortgezet speciaal onderwijs Leerweg ondersteunend onderwijs Praktijkonderwijs
2014 51.943 1.938 6.178 1.867
2015 51.943 2.018 6.178 1.867
2016 51.943 2.078 6.178 1.867
2017 51.943 2.118 6.178 1.867
2018 51.943 2.138 6.178 1.867
De meerjarenbegroting is aangepast op basis van de meest recente ontwikkelingen en cijfers. De in de meerjarenbegroting van mei 2014 opgenomen uitgaven in de programma’s zijn niet aangepast, tenzij hiervoor uit voortschrijdend inzicht een noodzakelijkheid naar voren is gekomen. De belangrijkste wijzigingen ten opzichte van de voorgaande versie betreft de hogere bijstelling van het aantal leerlingen en een aanpassing van het uitgangspunt dat het aantal leerlingen in het vso gelijk blijft. De stijging van het aantal leerlingen in het vso heeft tot gevolg dat de uitgaven in programma 7 Beleidsintensivering pas vanaf 2018 zijn uitvoer zal krijgen. Bij de begroting zijn een tweetal opmerkingen te plaatsen: Hoogbegaafdheid. De middelen voor het ondersteunen van hoogbegaafdheid worden niet geoormerkt ontvangen vanuit het ministerie en vallen onder de totale lichte ondersteuning. Deze middelen maken onderdeel uit van het ondersteuningsbudget dat de scholen
Ondersteuningsplan Koers VO, april 2014, met aanvullingen 2015
52
-
ontvangen middels programma 2 Ondersteuning binnen de scholen. Voor een uitwerking hiervan verwijzen wij naar § 4.2. AWBZ. In het voorjaar 2015 is door het ministerie van OCW gecommuniceerd dat met ingang van schooljaar 2015-2016 de niet geoormerkte bijdrage die alle samenwerkingsverbanden ontvangen als gevolg van de compensatiemaatregel AWBZ, welke is meegenomen in de zware ondersteuning, rechtstreeks zal worden herverdeeld naar de vso-scholen. De taken en bijbehorende uitgaven die de samenwerkingsverbanden hiervoor maken, zullen dan ook uitgevoerd gaan worden door de vso-scholen. De definitieve uitwerking hiervan is op dit moment niet in te schatten. Koers VO geeft omstreeks eenzelfde bedrag uit als binnenkomt als gevolg van deze maatregel. In de begroting is hiervoor niet gecompenseerd en naar verwachting zal de invloed op de cijfers beperkt zijn.
Ondersteuningsplan Koers VO, april 2014, met aanvullingen 2015
53
Exploitatieoverzicht Samenwerkingsverband Koers VO Werkelijk Begroting Begroting 2014 2015 2016 3.1 (RIJKS)BIJDRAGEN OCW # Normbudget zwa re onders teuni ng pers oneel 0 Vereveni ng zwa re onders teuni ng pers oneel 0 Vermi nderi ng zwa re onders teuni ng pers oneel VSO # Normbudget zwa re onders teuni ng ma teri eel 0 Vereveni ng zwa re onders teuni ng ma teri eel 0 Vermi nderi ng zwa re onders teuni ng ma teri eel VSO # Berekeni ng l i chte onders teuni ng VO 0 Vereveni ng l i chte onders teuni ng 0 Ba ten LWOO 0 Ba ten PrO 0 Overdra cht LWOO 0 Overdra cht PrO # Budget zwa re onders teuni ng s chool deel LGF 0 Overdra cht groei tel l i ng VSO 3.1.1 (Normatieve) rijksbijdragen OCW
350.531 5.561 2.384.286 706.805 3.447.183
11.017.076 1.352.6258.295.8341.057.627 142.2334.475.367 299.435 912.274 149.9387.821.149
# Pa s s end Onderwi js 81205 Regi ona a l Zorgbudget + Rebound 81210 Pl us voorzi eni ngen 3.1.2 Overige subsidies OCW
299.256 1.918.140 732.941 2.950.336
425.833 425.833
Totaal (RIJKS)BIJDRAGEN OCW
6.397.519
Begroting 2017
25.831.732 3.150.60719.616.0111.405.386 132.7371.261.5834.871.174 151.497 26.129.944 7.344.902 24.623.4697.284.474359.8529.305.901 -
Begroting 2018
25.831.732 2.753.35720.250.4531.405.386 110.6141.296.0994.871.174 26.129.944 7.344.902 24.623.4697.284.474359.8528.904.820 -
Begroting 2019
25.831.732 2.260.21820.707.8411.405.386 88.4911.319.1104.871.174 26.129.944 7.344.902 24.623.4697.284.474359.8528.939.683 -
25.831.732 1.561.60520.988.1751.405.386 44.2461.330.6154.871.174 26.129.944 7.344.902 24.623.4697.284.474359.8529.390.701 -
0 0
0 0
0 0
0 0
8.246.982
9.305.901
8.904.820
8.939.683
9.390.701
378.938 378.938
134.167 134.167
0 0
0 0
0 0
0 0
88.600 88.600
-
-
-
-
-
467.538
134.167
0
0
0
0
3.5 OVERIGE BATEN 85680 Bi jzondere ba ten 85690 Overi ge ba ten
14.983 24.478
-
-
-
-
-
Totaal OVERIGE BATEN
39.461
-
-
-
-
-
Totaal BATEN
6.904.518
8.381.149
9.305.901
8.904.820
8.939.683
9.390.701
UITGAVEN PROGRAMMA'S Voorma l i ge s a menwerki ngs verba nd 41210 Progra mma 1: Ba s i s (pl us )onders teuni ng 41220 Progra mma 2: Onders teuni ng bi nnen regul i ere s chol en 41221 Progra mma 3: Onders teuni ng bui ten regul i ere s chol en 41230 Progra mma 4: Koers l oket en overga ngen va n l eerl i ngen 41231 Progra mma 5: Projecten 41231 Progra mma 6: Moni tori ng en Kwa l i tei ts zorg 41231 Progra mma 7: Bel ei ds i ntens i veri ngen 41231 Progra mma 8: Ca l a mi tei ten 41231 Progra mma 9: Overi ge overga ngs ma a tregel en 41231 Progra mma 10: Bes tuur, ma na gement, bel ei d Totaal uitgaven programma's
3.243.036 298.428 1.164.015 707.274 476.001 404.223 176.856 57.594 677.162 7.204.590
0 650.000 2.570.986 2.120.000 750.000 760.000 350.000 100.000 230.000 850.000 8.380.986
650.000 3.196.781 2.583.333 750.000 200.000 500.000 100.000 134.167 900.000 9.014.281
650.000 3.055.000 2.700.000 750.000 241.667 500.000 100.000 900.000 8.896.667
650.000 3.055.000 2.700.000 750.000 300.000 500.000 7.500 100.000 0 900.000 8.962.500
650.000 3.055.000 2.700.000 750.000 300.000 500.000 427.167 100.000 0 900.000 9.382.167
Totaal UITGAVEN PROGRAMMA'S
7.204.590
8.380.986
9.014.281
8.896.667
8.962.500
9.382.167
12.973.492
15.102.770
16.297.129
16.058.406
16.190.831
17.030.157
-300.072
163
291.620
8.153
-22.817
8.535
15.974
0
0
0
0
0
-284.098
163
291.620
8.153
-22.817
8.535
3.2 OVERIGE OVERHEIDSBIJDRAGEN 82100 Vergoedi ng gemeente 82105 Vergoedi ng gemeente pers oneel 3.2.1 Gemeentelijke bijdragen 82250 Overi ge overhei ds bi jdra gen 3.2.2 Overige Totaal OVERIGE OVERHEIDSBIJDRAGEN
Totaal LASTEN Saldo BATEN en LASTEN Saldo FINANCIËLE BATEN en LASTEN EXPLOITATIESALDO
Conclusie: Ten opzichte van de voorgaande meerjarenbegroting is het resultaat in de jaren 2015 tot en met 2017 verbeterd. Boekjaar 2016 vertoont een positief saldo van € 291.000 waarna in de daaropvolgende jaren zich een neutraal saldo zal gaan vertonen in de begroting. De lagere rijksbekostiging als gevolg van het gestegen aantal vso-leerlingen wordt gecompenseerd door een algehele stijging van het aantal leerlingen in het voortgezet onderwijs. Ondersteuningsplan Koers VO, april 2014, met aanvullingen 2015
54
BIJLAGE 1 De school als werkplaats Hulp en ondersteuning in en om de school
Context In het visiemodel passend onderwijs (Referentiekader passend onderwijs, 2013) wordt een relatie gelegd tussen succes op school en de domeinen gezondheid en veiligheid. De visie is dat een veilige en gezonde omgeving, goed onderwijs en passende hulp en ondersteuning bijdragen aan een succesvolle schoolloopbaan. Voor de opvoeding zijn ouders de eerst verantwoordelijken. Tegelijkertijd zijn onderwijs en opvoeding onlosmakelijk met elkaar verbonden. Jongeren groeien op in verschillende leefomgevingen: thuis, omgeving en op school. Meestal gaat dat goed, soms niet. Naast het versterken van de eigen kracht, is er soms meer nodig en moeten we kunnen doorpakken als het moet. Gemeenten en het samenwerkingsverband trekken hierin samen op. Deze bijlage van het ondersteuningsplan is geschreven vanuit de context van de jongere op school. Uitgangspunten De scholen van samenwerkingsverband Koers VO willen gaan werken volgens het principe ‘de school als werkplaats’. Het gaat hierbij vooral om de gedachte dat we oplossingen de school in willen halen in plaats van problemen (in dit geval: jongeren) de school uit sturen. Hierbij is – naast de samenwerking met ouders- de samenwerking tussen school en partners ten behoeve van de ondersteuning van de jongere van essentieel belang. Uitgangspunten bij deze samenwerking zijn: Focus op schoolsucces Het gezamenlijk doel voor zowel onderwijs als partners is realiseren van betere kansen voor en gezondere groei en ontwikkeling van jongeren. Bij de school als werkplaats ligt de focus op ‘schoolsucces’. Juist omdat schoolsucces een sleutelfactor is als beschermende factor voor jongeren, willen we goed onderwijs, ondersteuning, hulp en zorg effectief met elkaar verbinden. Integraal werken De samenwerking tussen onderwijs en jeugdhulp gaat over integraal kijken naar de jongere als persoon, niet als ‘object om te diagnosticeren’. Het gaat om daadwerkelijk komen tot een gemeenschappelijke aanpak. Indien aan de orde worden het ontwikkelingsperspectief van de jongere en het gezinsplan op elkaar afgestemd en met elkaar verbonden (integrale aanpak). Resultaten voor jongeren Belangrijkste –zo niet de enige- indicator van het slagen van de decentralisatie Jeugdzorg en de invoering Passend onderwijs is of jongeren en hun ouders er beter van worden. Door wie en hoe ze beter worden is van ondergeschikt belang. Het inhoudelijke resultaat gaat boven de vorm en organisatie. Het gaat om de relatie (het netwerk) We willen niet eerst een structuur- en takendiscussie, maar vooral ontwikkelen naar handelingsgerichte en een doelgerichte aanpak. Het gaat om ruimte nemen om te doen. Daarna volgen regels en procedures. Professionals hebben hierbij de verantwoordelijkheid om samen te werken in een netwerk. Naast het versterken van de eigen kracht, is er soms meer nodig en moeten we kunnen doorpakken als het moet.
55
Handelingsgericht werken vanuit de vraag De school als werkplaats gaat uit van de jongere. Niet het specialisme van de persoon of de instelling staat centraal, maar de jongere die in meer of mindere mate steun in de rug nodig heeft. Werken met kernpartners Om vorm te geven aan het principe ‘school als werkplaats’ is het streven dat er een beperkt aantal vaste gezichten in de school komt, de ‘kernpartners’. Samen met de zorgcoördinator vormen zij het ondersteuningsteam in de school. De kernpartners vertegenwoordigen de vier domeinen: onderwijsondersteuning, jeugdhulp, gezondheid en veiligheid. Deze vaste gezichten werken in eerste instantie als generalisten met brede kennis van en contacten binnen hun domein én hebben speelruimte om zelf binnen de school concreet aan de slag te gaan. Doen is het sleutelwoord. De rol van de kernpartners is vooral: het bieden van hulp en ondersteuning gericht op het schoolsucces: de ondersteuning gaat altijd om concrete hulp voor de jongere en/of hulp voor de docent; het leggen van verbinding tussen signalen en aanpak op school met signalen en aanpak in de wijk (thuisomgeving); afstemmen van de aanpak binnen en buiten de school volgens de één jongere (één gezin) één plan gedachte. Per situatie wordt afgestemd wie de regierol heeft; een makelaarsrol: via de kernpartner kan intensieve hulp of specialistische expertise ingezet worden vanuit het domein dat zij vertegenwoordigen. Ook kan de kernpartner vanuit de jeugdhulp en/of gezondheid bijvoorbeeld het binnen het CJG beschikbare (preventieve) aanbod op en rond de school toegankelijk maken. De kernpartners zijn steeds vroegtijdig betrokken bij de (hulp)vraag van jongere (en/of de school) en hebben de ruimte en professionele verantwoordelijkheid om zelf actief bij te dragen aan een oplossing samen met collega’s van het ondersteuningsteam en waar nodig uit het achterveld. De kernpartners zijn in feite werkzaam als uitvoerder én ‘verbindingsofficier’ om in het netwerk steeds de relatie te leggen met de lokaal betrokkenen.
Streefbeeld Passend onderwijs begint op school en de jongere staat daarin centraal. Kernpartners staan in de school om te ondersteunen bij het vinden van de juiste oplossingen voor de jongere en deskundigheid wordt –waar mogelijk en gewenst - de school ingehaald. Resultaat hiervan is vooral dat de jongere wordt geholpen en dat docenten en de school zich gesteund voelen en meer handvatten hebben voor de ondersteuning van de jongere op school. Een streefbeeld voor de gewenste situatie kan er als volgt uitzien12:
12
Het werkmodel en de bijbehorende beschrijving is geïnspireerd op het model ondersteunings- en begeleidingsstructuur VO van samenwerkingsverband 20.1 Utrecht en Vechtstreek Ondersteuningsplan Koers VO, april 2014, met aanvullingen 2015
56
Sterke basis Zoals gezegd staat de jongere centraal. In dit model staat de blauwe ring voor een sterke basis voor de jongere op school. De start van de sterke basis is de docent, hij geeft goed onderwijs en dat is de start van goede ondersteuning. Docenten vormen in die zin de ‘handen en ogen’ van de school. De mentor vormt de spil in het bundelen van de signalen, het vertalen naar onderwijsbehoeften en het op gang brengen van adequate ondersteuning voor de jongere. Ouders als partner In de sterke basis spelen de ouders een belangrijke rol. Samenwerking in de driehoek jongere-ouders-school leidt immers tot betere schoolprestaties en helpt schooluitval te voorkomen (Marzano, 2007). Scholen onderhouden vanaf de start een goede relatie met ouders en betrekken hen bij de schoolloopbaan van hun kind, ook wanneer alles goed verloopt. De interne onderwijsondersteuners van de school, zoals de zorgcoördinator en bijvoorbeeld een remedial teacher en orthopedagoog, bieden elk vanuit hun specifieke invalshoek hulp bij vragen van jongeren en docenten die de les overstijgen, maar wel gericht zijn op de onderwijssituatie op school. Samen biedt het docententeam met de interne onderwijsondersteuners in ieder geval de basis- en basisplusondersteuning. Kernpartners De zorgcoördinator vormt de spil in het breder kijken naar hulpvragen. Dit doet hij samen met de kernpartners van de school binnen het ondersteuningsteam. Anders dan in het huidige ZAT worden verschillende domeinen (gezondheid, jeugdhulp, veiligheid en onderwijsondersteuning) door een kleine groep vertegenwoordigd. Voor bijvoorbeeld het domein onderwijsondersteuning worden dit de ‘begeleiders passend onderwijs’ (zie § 5.1). In feite betreft het een ‘doorontwikkeling’ van het ZAT. De kernpartners zijn ‘vaste gezichten’ op school met een brede kennis van hun domein én met expertise, tijd en speelruimte om ook zelf binnen de school concreet aan de slag te gaan. Ze vertegenwoordigen een breed achterveld en ondersteunen de jongere en de school bij handelingsverlegenheid, een ‘niet-pluis-gevoel’ of een te hoge druk op het primaire proces. Het ondersteuningsteam is daarmee een team van partners die op school flexibel steun kunnen bieden én snelle toegang hebben tot het circuit buiten de school. Door hun brugfunctie met het achterveld ontstaan meer mogelijkheden om tot een samenhangende en handelingsgerichte aanpak te komen, ook voor die situaties waarbij het accent van de aanpak meer gericht is op de thuissituatie. Uitgangspunt in de samenwerking is één jongere (één gezin) één plan en één regisseur. Indien aan de orde wordt het ontwikkelingsperspectief van de jongere verbonden aan het gezinsplan. Er wordt dus steeds integrale ondersteuning geboden of een integraal arrangement gemaakt, waarbij het helder is wie afspraken bewaakt, wie welke taken uitvoert en wanneer geëvalueerd wordt. Ondersteuningsplan Koers VO, april 2014, met aanvullingen 2015
57
Ouders als partner Na de gesprekken met de jongere, zijn de ouders voor de school de eerste ingang als het gaat om in beeld brengen van ‘wat er nog meer speelt’ op het moment dat er signalen zijn dat hun kind niet gedijt in de onderwijssetting. Eventuele ontwikkelingsperspectieven, handelingsplannen en arrangementen worden altijd besproken met ouders. School en ouders zijn als partners gericht op hetzelfde doel: jongeren maximale kansen bieden. Expertise uit de domeinen In die situaties dat de onderwijs- of ondersteuningsvraag van een jongere, docent of team de mogelijkheden van de kernpartners overstijgt, is intensieve hulp of specifieke expertise nodig. Via de kernpartners kunnen de mogelijkheden of interventies uit het ‘achterveld’ snel worden ingeschakeld als dat nodig blijkt om de jongere succesvol binnen school te houden. Voor het domein veiligheid betekent dat bijvoorbeeld toezicht, handhaving en expertise vanuit het veiligheidshuis en de justitiële keten (jeugdbescherming en jeugdreclassering). Het domein jeugdhulp gaat over inzetten van bijvoorbeeld wijkteams en benutten van de mogelijkheden van de diagnostische teams, lokale preventieve en curatieve interventies of inschakelen van intensieve hulp. Voor het domein gezondheid liggen in het achterveld de mogelijkheden en expertise van onder meer de huisartsen, jeugd-ggz en jeugd-lvg (licht verstandelijk gehandicaptenzorg) en ook de diagnostische teams. Het achterveld onderwijsondersteuning betreft onder meer expertise van het samenwerkingsverband passend onderwijs, zoals expertise vanuit het Koersloket, inzet van specifieke bovenschoolse expertise, expertise uit en toegang tot bovenschoolse voorzieningen (OPDC) en het vso en zo mogelijk expertise vanuit andere vo scholen.
Leerproces Op dit moment hebben alle scholen te maken met meerdere personen die vanuit hun eigen instelling een jongere en/of de school ondersteunen. De ontwikkeling naar het werken met kernpartners heeft verschillende dimensies. Het gaat om het ontwikkelen van een nieuwe samenwerking tussen docenten en de kernpartner, tussen de kernpartners onderling en tussen de kernpartners die deel uitmaken van het ondersteuningsteam op school en hun eigen collega’s die buiten de school werken. En natuurlijk de belangrijke inhoudelijke ontwikkeling naar een professionaliteit gericht op de jongere als persoon. Niet het specialisme van de instelling is het vertrekpunt, maar de jongere die in meer of mindere mate een vorm van ondersteuning nodig heeft. Samen willen we komen tot een flexibele organisatie van goed toegeruste professionals die laagdrempelig elkaar consulteren en inschakelen (mandaat hebben) en werken aan het versterken van de eigen kracht van de jongere. De school is hierbij de vindplaats van jongeren waar het (even) niet goed mee gaat, en de werkplaats voor oplossingen gericht op het vergroten van het schoolsucces. Het komen tot ons streefbeeld ‘de school als werkplaats’ zien we daarom nadrukkelijk als een leerproces dat per schoollocatie door de professionals in de school én de kernpartners samen doorlopen moet worden. De school beschouwen we daarmee als verandereenheid. Het streefbeeld geldt steeds als kapstok voor de samenwerking. De focus is dat scholen –met hun kernpartners- de juiste ondersteuning gaan bieden (arrangeren) gericht op schoolsucces, en daarvoor intern werkprocessen organiseren en vastleggen. Structuur is hierbij een hulpmiddel. Op elke school worden uiteindelijk met de aanbieders hanteerbare werkafspraken gemaakt die jaarlijks worden geëvalueerd. Koers VO heeft de ambitie om dit streefmodel de komende jaren –in afstemming met de scholen en partners- nader uit te werken op basis van voortschrijdend inzicht, waarmee dit een dynamisch document wordt. Zo kunnen, afhankelijk van de lokale situatie, bijvoorbeeld de
Ondersteuningsplan Koers VO, april 2014, met aanvullingen 2015
58
domeinen jeugdhulp en gezondheid bij elkaar worden gebracht en mogelijk in één kernpartner worden verenigd. In het OOGO met de gemeenten in onze regio is het voorstel aangenomen om in het nieuw te vormen ondersteuningsteam van elke school een jeugdhulpmedewerker vanuit de gemeente af te vaardigen. Als eerste stap wordt gezamenlijk verder uitgewerkt hoe middels deze kernpartner (als ‘verbindingsofficier’) de afstemming tussen jeugdhulp en onderwijs het best kan worden vormgegeven. Binnen Koers VO wordt de ontwikkeling van ambulant begeleider naar begeleider passend onderwijs verder opgepakt (zie ook § 5.1).
Ondersteuningsplan Koers VO, april 2014, met aanvullingen 2015
59
BIJLAGE 2 Basisgegevens samenwerkingsverband Koers VO bron: Schoolprofielen Koers VO d.d. 17/01/2014 (www.koersvo.schoolprofielen.nl) 13
Locaties Er zijn 109 middelbare schoollocaties in de regio Koers VO 14. In de regio Noord (boven de Maas) gaat het om 70 locaties, waarvan 59 regulier voortgezet onderwijs bieden en 11 voortgezet speciaal onderwijs. Van de 39 schoollocaties in de regio Zuid (onder de Maas) behoren er 8 tot het speciaal onderwijs en 31 tot het regulier onderwijs.
Leerlingen In de regio Koers VO gaan 53.517 leerlingen naar een middelbare (speciale) school. Bijna twee derde (63%) gaat in de regio Noord naar school en ruim een derde (37%) in de regio Zuid. In de noordelijke regio gaat het hierbij om 33.522 leerlingen, van wie er 1.203 (3,6%) op een vsolocatie naar school gaan. In de regio Zuid gaan 19.995 leerlingen naar school, van wie er 815 (4,1%) op een vso-locatie zitten. Van alle middelbare scholieren in de regio Koers VO zit 3,8 procent op een vso-school.
Voor de website schoolprofielen vullen alle schoollocaties in de regio Koers VO een format in. De informatie in dit format vormt de basis voor de website www.koersvo.schoolprofielen.nl. Op deze website kan gezocht worden naar het ondersteuningsaanbod van scholen, naast het onderwijsaanbod. Van elke schoollocatie kan een PDF gedownload worden waarin de gegevens uit het format staan vermeld. Ook kan de informatie bij de beheerder (bureau Koers VO) gedownload worden in Excel en SPSS. De informatie in deze bijlage heeft deze databestanden als bron. 14 De Opperd (nieuw) is hierbij niet meegeteld, noch de locaties van cluster 1 (Visio) en cluster 2 (Auris). Er is twee keer één format ingevuld voor twee schoollocaties tegelijk; deze worden hier geteld als 1 locatie. 13
Ondersteuningsplan Koers VO, april 2014, met aanvullingen 2015
60
Type onderwijs In onderstaand overzicht staat het aantal v(s)o-locaties binnen de regio’s Noord en Zuid waar een bepaald onderwijsniveau gevolgd kan worden.
Vier locaties bieden ook onderwijs –in een internationale schakelklas- voor leerplichtige anderstalige nieuwkomers (LAN).
Niet-diploma gericht onderwijs Op de meeste schoollocaties is het behalen van een diploma het ontwikkelingsperspectief voor de aanwezige leerlingen. Voor leerlingen op de Tyltylschool, zml-scholen, praktijkonderwijs en een deel van de leerlingen van de Mytylschool is het voorbereiden op dagbesteding of arbeidsmarkt het ontwikkelingsperspectief. In onderstaande tabel is zichtbaar op hoeveel locaties binnen de regio Koers VO dit uitstroomprofiel beschikbaar is. noord
zuid
totaal
Dagbesteding Belevingsgericht
3
3
6
Taak- of activiteitgericht
4
4
8
Arbeidsmatig
5
3
8
Arbeid (Beschermde) arbeid in sociale werkvoorziening
12
9
21
Regulier bedrijf zonder certificaten
12
10
22
9
7
16
Regulier bedrijf met landelijk erkende certificaten
Samenwerkingsrelaties Twee derde van alle schoollocaties (72 locaties) heeft een structurele samenwerkingsrelatie met een andere vo- of vso-locatie. Van de 109 schoollocaties hebben er 49 (45%) een structurele samenwerkingsrelatie met een (zorg)instelling.
Ondersteuningsplan Koers VO, april 2014, met aanvullingen 2015
61
Bijlage 3 Afkortingen en begrippen Passend onderwijs
A
Begrip
Uitleg
Actietafel thuiszitters
Overleg tussen verschillende partijen gericht op doorpakken voor leerlingen die thuiszitten. Adviescommissie Bezwaarschriften: adviseert het college van bestuur van het samenwerkingsverband Adviescommissie Beoordeling Toelaatbaarheid: adviseert het bestuur van het samenwerkingsverband over het afgeven van een toelaatbaarheidsverklaring voor het voortgezet speciaal onderwijs.
AB ABT
B
Ambulante begeleiding
Begeleiding vanuit het speciaal onderwijs voor leerlingen met een rugzak of leerlingen die teruggeplaatst zijn vanuit het speciaal onderwijs in het regulier onderwijs.
Arrangement
Ondersteuningsaanpak die bestaat uit verschillende onderdelen
Arrangeren
Bepalen van een passende ondersteuningsaanpak om de leerling succesvol de schoolloopbaan te laten vervolgen, op basis van de vraag: ‘wat heeft deze leerling nodig?’.
Basisondersteuning
Alle scholen in het samenwerkingsverband bieden basisondersteuning. Elk samenwerkingsverband maakt hierover eigen afspraken, dit wordt vastgelegd in het ondersteuningsplan. Koers VO: basisondersteuning is: goed onderwijs, voorwaardelijke activiteiten (de basis= afspraken) en licht curatieve ondersteuning (basisplus ondersteuning). Begeleider passend onderwijs. Koers VO: Functionaris op de school gericht op adviseren over de aanpak van een leerling met behoefte aan extra ondersteuning en het (deels) zelf uitvoeren van ondersteuning ten behoeve van die leerling. College van bestuur; ook wel aangeduid met bestuur van het samenwerkingsverband
BPO
C
CvB Cluster 1 onderwijs
Onderwijs voor leerlingen met een visuele beperking.
Cluster 2 onderwijs
Onderwijs voor leerlingen met een auditief/communicatieve beperking.
Cluster 3 onderwijs
Onderwijs voor leerlingen met een verstandelijke of lichamelijke beperking. Deze scholen zijn deel van het samenwerkingsverband passend onderwijs. Onderwijs voor leerlingen met gedragsproblemen. Deze scholen zijn deel van het samenwerkingsverband passend onderwijs. Is opgegaan in het College voor de rechten van de mens. Dit adviseert de overheid gevraagd en ongevraagd. Onder meer om ervoor te zorgen dat ook leerlingen met een handicap toegang hebben tot het onderwijs.
Cluster 4 onderwijs
Commissie gelijke behandeling
Continuüm
Een verzameling van mogelijkheden zonder onderbrekingen.
Ondersteuningsplan Koers VO, april 2014, met aanvullingen 2015
62
D
Begrip
Uitleg
CVI
Commissie voor Indicatiestelling: onafhankelijke commissie die aan de hand van landelijk vastgestelde criteria bepaalt of een leerling recht heeft op speciaal onderwijs. Stopt per 1 augustus 2014. Een structurele tijdsbesteding met een welomschreven doel waarbij de cliënt actief betrokken wordt en die hem zingeving verleent. Voor mensen onder de 65 jaar vervangt dagbesteding een betaalde baan.
Dagbesteding
Dekkend netwerk
E
Extra ondersteuning
H
Handelingsplan
I
Indiceren
IVO-model K
Kernpartners
Koersloket
L
LAN Lwoo
Een samenhangend geheel van ondersteuningsvoorzieningen binnen en tussen de scholen van het samenwerkingsverband, waarbij leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doormaken en leerlingen die extra ondersteuning behoeven een zo passend mogelijke plaats in het onderwijs krijgen. Intensievere vormen van ondersteuning, waarbij nadrukkelijk sprake is van meer tijd en/of inzet van specifieke expertise. Een plan dat voor een afgesproken periode gedetailleerd aangeeft wat, hoe, wanneer, door wie en waar zal plaatsvinden. Op basis van landelijke criteria vaststellen dat een leerling in aanmerking komt voor een aanpak/ondersteuning, vanuit de vraag ‘Wat mankeert er aan deze leerling?’ “indiceren vanuit onderwijsbehoeften”, een model van de M&O groep 2012. Vaste gezichten op school met een brede kennis van hun domein en met expertise, tijd en speelruimte om ook zelf binnen de school concreet aan de slag te gaan. Koers VO: de toegangsdeur naar bovenschoolse en extra ondersteuning voor alle vo-leerlingen in de regio Rotterdam. Scholen van Koers VO kunnen hier terecht met vragen over ondersteuning en zoeken naar een passende onderwijsplaats. Leerplichtige Anderstalige Nieuwkomers Leerwegondersteunend onderwijs: ondersteuning binnen het vmbo bedoeld voor leerlingen met achterstanden op gebied van taal en rekenen, al dan niet in combinatie met sociaal emotionele problemen. De RVC geeft een beschikking (indicatie) op grond van landelijk vastgestelde criteria waarmee de school aanvullende bekostiging krijgt om de ondersteuning te bieden. Vanaf 1 augustus 2015 wijzen de samenwerkingsverbanden vo de ondersteuning voor praktijkonderwijs toe, de RVC wordt per die datum opgeheven. Voorlopig blijven de huidige landelijke criteria gehandhaafd, medio 2014 wordt besloten wat er met de criteria en/of licenties gebeurt. Het samenwerkingsverband kan besluiten om andere afspraken te maken over de indicatie systematiek, via ‘opting out’.
Ondersteuningsplan Koers VO, april 2014, met aanvullingen 2015
63
O
Begrip
Uitleg
LGF
Leerlinggebonden financiering: een budget bedoeld voor ondersteuning van kinderen die een indicatie hebben voor speciaal onderwijs, maar op een reguliere school zitten (=rugzak). De landelijke indicatie wordt afgeschaft, daarmee vervalt deze financiering per 1 augustus 2014.
Ondersteuningsteam
Handelingsgericht team in de school waarin vertegenwoordigers vanuit de domeinen onderwijsondersteuning, jeugdhulp, gezondheid en veiligheid samen zoeken naar passende oplossingen gericht op schoolsucces van een jongere.
Ondersteuningsplan
In het regionaal ondersteuningsplan legt een samenwerkingsverband passend onderwijs vast hoe het passend onderwijs voor elk kind wil realiseren. Wordt ten minste één keer per vier jaar opgesteld. Landelijk georganiseerde ondersteuning om ouders/verzorgers en scholen te adviseren en te begeleiden bij onderwijskwesties rond een kind met een handicap, ziekte of stoornis. Ook zoeken onderwijsconsulenten oplossingen voor kinderen die langdurig thuiszitten. Zij bieden kosteloos ondersteuning bij het zoeken naar oplossingen.
Onderwijsconsulenten
Onderwijsondersteuningsroute Ontwikkelingsperspectief
OOGO
OPDC
OPR
Stappen die een school zet om te zorgen voor passende ondersteuning. Document waarin staat wat het verwachte uitstroomniveau is en welke onderwijsdoelen een leerling zal kunnen halen. De school stelt dit op voor alle leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben in het reguliere onderwijs en voor alle leerlingen in het speciaal onderwijs. Het ontwikkelingsperspectief biedt een handvat om planmatig en doelgericht onderwijs te geven en is een instrument voor afstemming en communicatie tussen school, ouders en leerling (minimaal jaarlijks). Op overeenstemming gericht overleg. De samenwerkingsverbanden passend onderwijs voeren OOGO met de gemeenten in hun regio over het ondersteuningsplan. Orthopedagogisch didactisch centrum. Tijdelijke ondersteuning op een aparte lesplek bekostigd door het samenwerkingsverband. Koers VO: de aanpak is altijd een combinatie van onderwijs en jeugdhulp. Ondersteuningsplanraad: medezeggenschap op niveau van het samenwerkingsverband. Leden zijn ouders of personeelsleden van besturen die lid zijn van het samenwerkingsverband. De OPR heeft instemmingsrecht op het ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband.
Ondersteuningsplan Koers VO, april 2014, met aanvullingen 2015
64
P
Begrip
Uitleg
PCL
Permanente Commissie Leerlingenzorg, deze commissie adviseert over: de overplaatsing van leerlingen met een beschikking praktijkonderwijs die vanuit het praktijkonderwijs naar een vmbo met lwoo gaan; leerlingen die overstappen van po naar vo met een beschikking praktijkonderwijs, maar waarvan ouders, leerling en vmbo-school met een afdeling voor lwoo van mening zijn dat de leerling een kans dient te krijgen in het lwoo; de aanvraag van een indicatiestelling praktijkonderwijs voor leerlingen waarbij het zorg- en onderwijsaanbod van het praktijkonderwijs het beste aansluit bij de behoeften van de leerling (obv de regeling bijzondere gevallen). Primair onderwijs
PO
R
S
Praktijkonderwijs
Onderwijs gericht op voorbereiding op de arbeidsmarkt bedoeld voor leerlingen voor wie het niet mogelijk is een vmbo-diploma te halen. De RVC geeft een beschikking (indicatie) op grond van landelijk vastgestelde criteria waarmee de leerling geplaatst kan worden op een school voor praktijkonderwijs. Vanaf 1 augustus 2015 wijzen de samenwerkingsverbanden vo de ondersteuning voor praktijkonderwijs toe, de RVC wordt per die datum opgeheven. Voorlopig blijven de huidige landelijke criteria gehandhaafd, medio 2014 wordt besloten wat er met de criteria en/of licenties gebeurt. Het samenwerkingsverband kan besluiten om andere afspraken te maken over de indicatie systematiek, via ‘opting out’.
REC
Regionaal Expertise Centrum: bundelt de expertise van scholen voor speciaal onderwijs in een regio en coördineert de ondersteuning door ambulant begeleiders.
Referentiekader
Referentiekader Passend Onderwijs, opgesteld door de PORaad, VO-Raad, MBO-Raad en AOC-Raad, januari 2013
Rugzak
Een budget bedoeld voor ondersteuning van kinderen die een indicatie hebben voor speciaal onderwijs, maar op een reguliere school zitten (= leerlinggebonden financiering). De landelijke indicatie wordt afgeschaft, daarmee vervalt deze financiering per 1 augustus 2014.
RVC
Regionale verwijzingscommissie: onafhankelijke commissie die beschikkingen afgeeft voor lwoo en praktijkonderwijs op grond van landelijk vastgestelde criteria. Wordt per 1 augustus 2015 opgeheven. Document waarin de school beschrijft welke ondersteuning zij –zelf en/of met hulp van partners- de leerlingen kan bieden
Schoolprofiel/ schoolondersteuningsprofiel
Ondersteuningsplan Koers VO, april 2014, met aanvullingen 2015
65
Begrip
Uitleg
Smal Regionaal Arrangement
Koers VO: De mogelijkheid voor ‘verbrede instroom’ op de nevenvestigingen zorg. Dat wil zeggen dat op deze nevenvestigingen zorg ook niet geïndiceerde leerlingen onderwijs krijgen, zonder dat hun bekostiging vanuit de overheid vervalt. Bovendien houdt dit in dat deze leerlingen, naast schakelmogelijkheden, afsluitend onderwijs kunnen volgen in de afdeling waarvoor de hoofdvestiging van de desbetreffende nevenvestiging zorg licenties heeft. samenwerkingsverband
Swv Symbiose
T
Toelaatbaarheidsverklaring
Tripartiete overeenkomst
Tussenarrangement
Leerlingen die staan ingeschreven in het voortgezet speciaal onderwijs volgen een deel van het onderwijsprogramma op een reguliere school. Een verklaring van het samenwerkingsverband dat een leerling toelaatbaar is tot het speciaal onderwijs, met hierop onder meer vermelding van de start- en einddatum en het overeengekomen bekostigingsniveau van de ondersteuning. Principe overeenkomst tussen de sectororganisaties, vakorganisaties en het ministerie van OCW over de personele gevolgen in het nieuwe stelsel passend onderwijs, 2012.
U
Uitstroomperspectief
V
VO
Een onderwijsaanpak waarbij expertise van het speciaal onderwijs binnen de reguliere school wordt ingezet waardoor een leerling niet naar een school voor speciaal onderwijs hoeft. De verwachting over welke vervolgopleiding/werkplek een leerling kan halen aan het einde van zijn schoolloopbaan (kan bepaald onderwijsniveau zijn, of een perspectief richting arbeidsmarkt of dagbesteding). Maakt deel uit van het ontwikkelingsperspectief. Voortgezet onderwijs
VSO
Voortgezet speciaal onderwijs
VSV
Voortijdig schoolverlaten
W
WVO
Wet op het voortgezet onderwijs
Z
Zorgplicht
De plicht van een schoolbestuur om een passend onderwijsaanbod te doen aan alle leerlingen met extra ondersteuningsbehoeften die op de school worden aangemeld of al staan ingeschreven.
Ondersteuningsplan Koers VO, april 2014, met aanvullingen 2015
66
Bijlage 4 Overzicht Schoolbesturen SWV Koers VO 1 CSG De Waard 2 Martinusstichting voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs 3 SIVOR 4 Stichting Bestuur Openbaar Onderwijs Rotterdam 5 Stichting Edudelta Onderwijsgroep 6 Stichting Evangelisch Bijbelgetrouw Voortgezet Onderwijs in Nederland 7 Stichting Grafisch Lyceum Rotterdam 8 Stichting Horizon Instituut voor Jeugdzorg en Speciaal Onderwijs 9 Stichting Katholiek Voortgezet Onderwijs Rotterdam 10 Stichting Krimpenerwaard College 11 Stichting LMC VO Rotterdam 12 Stichting Onderwijsgroep Zuid-Hollandse Waarden 13 Stichting Openbaar Voortgezet Onderwijs Hoeksche Waard 14 Stichting Scheepvaart en Transport Onderwijs 15 Stichting Scholengemeenschap Montessori Lyceum Rotterdam 16 Stichting voor Protestants Christelijk Basis- en Orthopedagogisch Onderwijs te Rotterdam-Zuid 17 Stichting voor R.K. Voorbereidend Hoger en Middelbaar Onderwijs voor Noordelijk Rotterdam 18 Stichting Voortgezet Onderwijs Capelle aan den IJssel 19 Stichting Vrije Scholen Zuidwest Nederland 20 Stichting Wellant 21 Stichting Yulius 22 Vereniging Christelijk Voortgezet Onderwijs Hoeksche Waard 23 Vereniging voor Christelijk Voortgezet Onderwijs te Rotterdam e.o. 24 Vereniging voor Gereformeerd Voortgezet Onderwijs voor West Nederland schoolbesturen opting in: Aloysius Stichting (Kompas College, Spijkenisse) Hoenderloo Groep (Hoenderloo College) s Heeren Loo (Emaus College in Ermelo)
Ondersteuningsplan Koers VO, april 2014, met aanvullingen 2015
67