ONDERSTEUNINGSPLAN 2014-2018 Samenwerkingsverband Passend Onderwijs Oost Achterhoek
Naam Regionummer Brinnummer Adres Telefoon Email Website
Samenwerkingsverband Passend Onderwijs Oost Achterhoek PO 2502 Morsestraat 21a 7101 JA Winterswijk 0543-512593
[email protected] www.swvoostachterhoek.nl
Postbus 391 7100 AJ Winterswijk
Hoofdstukken indeling hoofdstuk 1
Inleiding 1.1 Vooraf 1.2 Het ondersteuningsplan 1.3 Het beleidskader 1.4 De samenhang met andere documenten 1.5 De planperiode 1.6 Het tot stand komen van dit ondersteuningsplan
pag. 5 pag. 5 pag. 5 pag. 5 pag. 6 pag. 6 pag. 6
Hoofdstuk 2
Missie en Visie 2.1 Missie van het samenwerkingsverband 2.2 Visie van het samenwerkingsverband 2.3 Uitgangspunten 2.4 Ontwikkelingen en relevante denkkaders
pag. 7 pag. 7 pag. 7 pag. 7 pag. 8
hoofdstuk 3
Beoogde resultaten Passend Onderwijs 3.1 Startsituatie 3.1.1 Voortzetting van beleid 3.1.2 Belangrijke kengetallen bij de start 3.1.3 De bestuurlijke start 3.2 Resultaten 3.2.1 Een samenhangend netwerk van ondersteuningsvoorzieningen
pag. 9 pag. 9 pag. 9 pag. 9 pag. 9 pag. 10
Hoofdstuk 4
Inrichting Passend Onderwijs 4.1 De zorgplicht 4.2 Het schoolondersteuningsprofiel 4.3 Basisondersteuning, extra ondersteuning en zware ondersteuning 4.4 Basisondersteuning 4.4.1 Algemene bestuurlijke afspraken 4.4.2 De smalle ondersteuningsschool als basisondersteuning 4.4.3 Ondersteuning binnen de basisondersteuning vanuit het schoolbestuur 4.4.4 Ondersteuning binnen de basisondersteuning vanuit gemeenten 4.5 De extra ondersteuning 4.5.1 Onderwijsarrangement 4.5.2 Samenwerking met cluster 1 4.5.3 Samenwerking met cluster 2 4.5.4 Jeugdhulparrangement vanuit gemeente 4.5.5 Ontwikkelingsperspectief 4.5.6 Procedure en criteria voor toewijzing van extra ondersteuning 4.5.7 Relatie met begroting 4.6 De zware ondersteuning 4.6.1 Het Regionaal Aanmeld Punt 4.6.2 Het Zorg Advies- en Toewijzings- Team (Z.A.T.T.) 4.6.3 Deskundigenadvies 4.6.4 Toelaatbaarheidsverklaring
pag. 10 pag. 12 pag. 12 pag. 12 pag. 13 pag. 13 pag. 14 pag. 14 pag. 15 pag. 16 pag. 17 pag. 17 pag. 17 pag. 17 pag. 18 pag. 18 pag. 18 pag. 19 pag. 19 pag. 20 pag. 20 pag. 21 pag. 21
2
4.6.5 Procedure voor toelaatbaarheid tot S.B.O. en S.O. 4.6.6 Ontwikkelingsperspectief 4.6.7 Voorlopige criteria voor toelaatbaarheid tot S.B.O. en S.O. 4.6.8 Beleid ten aanzien van plaatsing S.B.O. en S.O. 4.6.9 Symbiose 4.6.10 Beleid ten aanzien van tijdelijke toelaatbaarheidsverklaringen, terugplaatsing en overplaatsing 4.6.11 Instroom vanuit voorschoolse voorzieningen 4.6.12 Samenwerking met cluster 1 4.6.13 Samenwerking met cluster 2 4.6.14 Relatie met begroting 4.7 De doorgaande lijn 4.7.1 Uitgangspunten 4.7.2 Afstemming met voorschoolse voorzieningen 4.7.3 Overdracht naar voortgezet onderwijs
pag. 21 pag. 22 pag. 22 pag. 22 pag. 22 pag. 23 pag. 23 pag. 23 pag. 24 pag. 24 pag. 24 pag. 24 pag. 24 pag. 25
Hoofdstuk 5
De samenwerking met de ouders 5.1 Ouders als pedagogisch en educatief partner 5.2 Afstemming rondom individuele leerlingen 5.3 Ouders en medezeggenschap
pag. 27 pag. 27 pag. 27 pag. 27
Hoofdstuk 6
De organisatie van het samenwerkingsverband 6.1 Bestuurlijke inrichting en uitgangspunten 6.1.1 Een stichting als rechtspersoon 6.1.2 Statuten 6.1.3 Beleidskader 6.1.4 Bestuurscommissie s.w.v. Oost Achterhoek 6.1.5 Het management van het s.w.v. Oost Achterhoek 6.1.6 Relatie met begroting 6.2 Medezeggenschap 6.2.1 Relatie met begroting 6.3 Personeel 6.3.1 Bemensing 6.3.2 Tripartiete akkoord 6.4 Geschillenregeling 6.5 Gemeenten 6.6 Ketenpartners
pag. 28 pag. 28 pag. 28 pag. 28 pag. 28 pag. 30 pag. 30 pag. 30 pag. 30 pag. 30 pag. 31 pag. 31 pag. 31 pag. 32 pag. 33 pag. 33
Hoofdstuk 7
Passend Onderwijs in relatie tot gemeentelijk beleid 7.1 Verdeling taken en verantwoordelijkheden 7.1.1 Wettelijke taken van gemeenten 7.1.2 Wettelijke taken van onderwijs 7.1.3 Gedeelde verantwoordelijkheid 7.2 Gezamenlijke missie en uitgangspunten 7.3 De inhoudelijke samenwerking 7.4 Samenwerking onderwijs en jeugdhulp 7.5 Doorgaande lijn 7.6 Aanpak thuiszitters 7.7 Leerlingenvervoer in relatie tot passend onderwijs
pag. 34 pag. 34 pag. 34 pag. 36 pag. 36 pag. 36 pag. 37 pag. 37 pag. 40 pag. 40 pag. 42
3
7.8 Onderwijshuisvesting in relatie tot passend onderwijs 7.9 Relatie begrotingen
pag. 43 pag. 43
Hoofdstuk 8
Kwaliteitszorg 8.1 Toezichtkaders 8.2 Kwaliteitsborging 8.3 Kwaliteitsontwikkeling 8.4 Monitoring van de resultaten
pag. 44 pag. 44 pag. 44 pag. 44 pag. 45
Hoofdstuk 9
De financiën 9.1 Het financieel beleid van het samenwerkingsverband 9.2 Toelichting bij de meerjarenbegroting 9.2.1 Baten 9.2.2 Lasten 9.3 De meerjarenbegroting
pag. 46 pag. 46 pag. 47 pag. 47 pag. 47 pag. 48
Hoofdstuk 10
Bijlagen
pag. 49 pag. 49 pag. 53
10.1 De aangesloten schoolbesturen en scholen 10.2 Lijst met afkortingen 10.3 Basisondersteuning in het samenwerkingsverband Oost Achterhoek 10.4 Toelaatbaarheidscriteria SBO 10.5 Toelaatbaarheidscriteria SO Cluster 3: ZMLK 10.6 Toelaatbaarheidscriteria SO Cluster 3: LZK, LG en MG 10.7 Toelaatbaarheidscriteria SO Cluster 4
pag. 54 pag. 61 pag. 63 pag. 65 pag. 67
4
Inleiding
Hoofdstuk 1 1.1
Vooraf
Voor u ligt het Ondersteuningsplan 2014-2018 “Hart voor leerlingen” van het samenwerkingsverband Passend Onderwijs Oost Achterhoek. Met “Hart voor leerlingen” maken de deelnemende schoolbesturen zich hard voor de kwaliteit van het onderwijs op de scholen in het samenwerkingsverband. Passend onderwijs geeft een nieuwe impuls aan het verder ontwikkelen van onderwijs op maat voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften. Een proces waar in deze regio van Nederland al langere tijd vanuit de huidige visie en aanpak gewerkt wordt; passend onderwijs wordt gezien als de volgende stap in de ontwikkeling. Het bestuur van het samenwerkingsverband heeft een beleidskader opgesteld voor de inrichting van het samenwerkingsverband. Dit beleidskader is richtinggevend voor dit ondersteuningsplan. Maart 2014 Hennie van Schilt Ab Kreunen
1.2
Het ondersteuningsplan
Het ondersteuningsplan heeft de volgende functies: • kwaliteitsdocument, waarin de visie, beleidsuitgangspunten en afspraken zijn vastgelegd; • planningsdocument waarin de activiteiten voor 2014-2018 zijn beschreven en begroot; • verantwoordingsdocument naar belanghebbenden en de Inspectie van het onderwijs. Het ondersteuningsplan bevat –mede op grond van de wetgeving - het volgende: • • • • • • • • • •
1.3
het niveau van basisondersteuning voor alle scholen; de manier waarop het s.w.v. een samenhangend geheel van voorzieningen voor extra ondersteuning (licht en zwaar) binnen en tussen de scholen organiseert; de afspraken (procedures en criteria) over de verdeling, besteding en toewijzing van de middelen en voorzieningen voor extra ondersteuning aan de scholen; de afspraken (procedures en de criteria) voor de plaatsing van leerlingen op s.b.o. en s.o.; de afspraken (procedures en de criteria) voor de terugplaatsing of overplaatsing naar het basisonderwijs voor leerlingen na afloop van de toelaatbaarheidsverklaring; de beoogde resultaten van het onderwijs aan leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben; de manier waarop het s.w.v. ouders informatie verstrekt over de voorzieningen en mogelijkheden voor ondersteuning; de wijze van bekostiging van het speciaal onderwijs en het speciaal basisonderwijs; een meerjarenbegroting; afspraken over de afstemming en samenwerking met gemeenten.
Het beleidskader
Het beleidskader geeft aan dat het samenwerkingsverband als één geheel werkt. Het samenwerkingsverband laat veel autonomie bij de schoolbesturen, zij zijn verantwoordelijk voor de gewenste kwaliteit van het onderwijsaanbod en de invulling van de onderwijsondersteuning binnen de eigen organisatie. Het volledige beleidskader is opgenomen in hoofdstuk 6.
5
1.4
De samenhang met andere documenten
Besturen (en de scholen) zijn verantwoordelijk voor de zorgplicht. Het ondersteuningsplan geldt als een basisdocument voor besturen en scholen. Scholen verwijzen in hun documenten, zoals schoolplan en schoolgids naar dit document. Besturen kunnen dit zelfde doen in hun beleidsplannen. In het jaarverslag legt het samenwerkingsverband verantwoording af over het gevoerde beleid.
1.5
De planperiode
Dit eerste ondersteuningsplan is geschreven voor een periode van vier jaar, namelijk voor de periode van het schooljaar 2014-2015 tot en met 2018-2019. Die periode van vier jaar geldt zeker voor de uitgezette inhoudelijke beleidslijnen. Aangezien er voor de gemeenten grote transities gepland zijn, die nog niet helemaal op inhoud vorm hebben gekregen, geldt voor een aantal elementen van dit ondersteuningsplan dat er steeds na een jaar gekeken wordt of de beschreven lijn nog steeds de inhoudelijke ontwikkelingen dekt. Dat geldt zeker voor de samenwerking met de gemeenten (hoofdstuk 7), maar het is eveneens zinvol per afgelopen schooljaar te kijken naar de ontwikkelingen van de leerlingenaantallen en de daaraan verbonden financiële begrotingsafspraken.
1.6
Het tot stand komen van dit ondersteuningsplan
Ter voorbereiding op dit ondersteuningsplan heeft een regiegroep uit de besturen concepten ontwikkeld, besproken en teruggelegd naar alle schoolbesturen. Vervolgens heeft het bestuur van het nieuwe s.w.v. op 31 januari 2014 het conceptplan vastgesteld. Het bestuur heeft op 3 februari 2014 over het ondersteuningsplan op overeenstemming gericht overleg gevoerd met de betrokken gemeenten, die ingestemd hebben met het voorliggende plan. Ook in februari is overleg gevoerd met het s.w.v. van het voortgezet onderwijs. Het bestuur heeft daarna het plan voorgelegd aan de OndersteuningsPlanRaad (O.P.R.), die op 26 februari unaniem ingestemd heeft met het ondersteuningsplan. Tenslotte is het plan op 31 maart 2014 vastgesteld door het bestuur van het s.w.v. Oost Achterhoek.
6
Hoofdstuk 2 2.1
Missie en Visie
Missie van het samenwerkingsverband
Met alle betrokken partners in de regio streven naar optimale samenwerking om een sluitend onderwijs- en/of zorgcontinuüm te realiseren waarin voor ieder kind een passende plek is en waar mogelijkheden zijn om niet alleen het kind, maar ook de professionals, ouders en andere betrokkenen rond het kind te ondersteunen en te begeleiden om de kansen voor een optimale ontwikkeling van het kind te vergroten.
2.2
Visie van het samenwerkingsverband
Ieder kind heeft het recht zich zo optimaal mogelijk te ontwikkelen in een zo normaal en thuisnabij mogelijke setting waarin vanuit pedagogisch optimisme en vertrouwen in de ontwikkelingskracht van kinderen wordt gedacht en handelingsgericht wordt gewerkt.
2.3
Uitgangspunten
Goede leerlingenzorg en passend onderwijs zijn gebaat bij een optimistische en pedagogische manier van denken over kinderen, we richten ons op wat kinderen wel kunnen. Wezenlijke instrumenten zijn daarbij het vakmanschap van de leerkracht en een goed partnerschap met de ouders. Wij richten ons te allen tijde op preventie, regulier waar het kan, speciaal waar het moet. Leraren zijn de spil van ons onderwijs, van het vroegtijdig signaleren van ondersteuningsbehoeften en van het bieden van de eerste ondersteuning. De schoolbesturen zijn verantwoordelijk voor een goede toerusting van hun leraren en hun professionalisering. Het schoolbestuur is verantwoordelijk om een kind, dat ondersteuning nodig heeft, een passende plek aan te bieden: de zorgplicht. Om dit mogelijk te maken vormen we een samenwerkingsverband met andere schoolbesturen uit de regio. We hebben de gezamenlijke opdracht om voor ieder kind een passende plek te vinden. Dit doel wordt bereikt door intensieve en efficiënte samenwerking met de besturen van het (speciaal) basis- en speciaal onderwijs. Een passende onderwijsplek wordt zo thuisnabij mogelijk gezocht, waarbij de ondersteuningsbehoeften van het kind leidend zijn. Als er naar een passende onderwijsplek gezocht moet worden, betekent dat: - eerst wordt gekeken naar de versterking van het aanbod op de eigen school van de leerling; - vervolgens wordt gezocht naar een andere basisschool in de buurt; - als derde stap wordt onderzocht of het aanbod van het speciaal basisonderwijs passend is; - en als vierde stap wordt automatisch gekeken naar een goede plek binnen het speciaal onderwijs. Voor het plaatsen van leerlingen wordt de meest directe route gekozen. De scholen voor speciaal basisonderwijs zijn complementair aan de basisscholen. Dat wil zeggen, dat het onderwijsaanbod nauw aansluit op het aanbod vanuit de basisscholen, waardoor tijdelijke opvang en de opties tot observatie en terugplaatsing makkelijk realiseerbaar zijn; Er wordt gestreefd naar het realiseren van een doorgaande ontwikkelingslijn van 0 tot 23 jaar. De overgang van de vroeg- en voorschoolse educatie naar onze scholen, de overgang van onze scholen naar het voortgezet (speciaal) onderwijs en de overgangen tussen onze scholen worden steeds goed afgestemd. Leerlingen worden zorgvuldig en (desgewenst) ‘warm’ overgedragen. Omdat passende ondersteuning bij een aantal kinderen (en ouders) het schooldomein overstijgt, geven we samen met onze (keten)partners, waaronder gemeenten en zorginstellingen, gezamenlijk vorm aan een integrale aanpak. Daarbij werken we interactiegericht: de ontwikkelingsbehoeften van de kinderen staan centraal en de ondersteuning richt zich optimaal op wat kinderen nodig hebben om gezond, veilig en succesvol te kunnen opgroeien. Dit alles gebeurt in nauwe samenwerking en afstemming met de ouders. Dit houdt ook in dat er gesignaleerd wordt of er extra ondersteuning in de leefomgeving van het kind noodzakelijk is en de plicht om dit bespreekbaar te maken.
7
2.4 Ontwikkelingen en relevante denkkaders Ontwikkelingen Het beleid van Passend Onderwijs is niet nieuw. De doelen zoals aangegeven in de beleidskaders van passend onderwijs (w.o. thuisnabij, afgestemd onderwijs en geen thuiszitters) zijn voor de samenwerkingsverbanden WSNS in de Oost Achterhoek al meerdere jaren terug als beleid geformuleerd. De afgelopen jaren is daar uitvoering aan gegeven en de opbrengsten van nu zijn aan dat beleid toe te schrijven. Passend onderwijs kent een aantal nieuwe aspecten (de structurele samenwerking met het speciaal onderwijs en de ontschotting van de budgetten), die verrijkend zijn t.o.v. de huidige beleidslijnen en die aanzetten tot verdere ontwikkeling van de missie en visie. Voor het nieuwe samenwerkingsverband Oost Achterhoek geldt, dat Passend Onderwijs de logische volgende stap is op weg naar steeds meer (zo thuisnabij mogelijk) afgestemd onderwijs voor kinderen.
Relevante denkkaders en uitgangspunten De afgelopen jaren is het denkkader van handelingsgericht werken op alle scholen in het s.w.v. Oost Achterhoek geïmplementeerd. De werkwijze is ingevoerd op de scholen en is ook de basis van het werken in het Zorg Advies en Toewijzings- Team. De uitgangspunten van handelingsgericht werken zijn: • De ondersteuningsbehoeften van het kind staan centraal; • Het gaat om wisselwerking en afstemming tussen kind, onderwijs en opvoeding; • Leerkracht en ouders zijn de spil • Positieve aspecten van kind, onderwijs en opvoeding zijn van groot belang; • Constructief samenwerken met alle betrokken partijen; • Sterke doelgerichtheid; • Een systematische en transparante werkwijze Opbrengstgericht werken is het bewust, systematisch en cyclisch werken aan het verbeteren van de resultaten. Hierbij gaat het om leerprestaties en om sociaal-emotionele resultaten. Een combinatie van handelings- en opbrengstgericht werken biedt scholen de kans om de opbrengsten op school-, groeps-, en leerling niveau te verhogen en levert een belangrijke bijdrage aan het bieden van passend onderwijs.
8
Hoofdstuk 3 3.1
Beoogde resultaten Passend Onderwijs
De startsituatie
Veertien schoolbesturen uit de gemeenten Aalten, Oost Gelre en Winterswijk vormen het bestuur van het samenwerkingsverband Passend Onderwijs Oost Achterhoek met als doel Passend Onderwijs te realiseren voor iedere leerling in deze regio. Drie “oude” samenwerkingsverbanden Weer Samen Naar School (Accent, Brevoordt en Lichtenvoorde) vormen samen met twee organisaties voor Speciaal Onderwijs (de Onderwijsspecialisten en S.o.t.o.g) het nieuwe samenwerkingsverband Passend Onderwijs Oost Achterhoek.
3.1.1
Voortzetting van beleid
De visie op Passend Onderwijs in de regio Oost Achterhoek werd al enige jaren geleden vastgesteld: elke leerling heeft recht op kwalitatief goed onderwijs. Daarbij dient het onderwijs zo gewoon mogelijk en zo thuisnabij mogelijk georganiseerd te zijn. Deze richtinggevende beleidsuitspraken worden sinds 2007 in de praktijk gerealiseerd en dat heeft geleid tot een aantal resultaten: - de speciale scholen voor basisonderwijs hebben hun expertise verbreed - is de instroom in het speciaal onderwijs minder geworden - geen thuiszitters - zorgvuldig georganiseerde ondersteuningsstructuren op zowel het niveau van de school als het samenwerkingsverband
3.1.2
Belangrijke kengetallen bij de start
Door de ligging van de scholen kent het samenwerkingsverband een laag verwijzingspercentage naar het Speciaal Onderwijs van 0,96% (landelijk gemiddelde 1,64%) met daar tegen over een groot aantal kinderen met een rugzak 1,9% (landelijk gemiddelde 0,95%). Leerlingen met een speciale onderwijsbehoefte ontvangen het onderwijs veelal op de (speciale) basisschool. De expertise van het Speciaal Onderwijs is gedurende de afgelopen jaren in hoge mate overgedragen naar het (speciaal) basisonderwijs door de inzet van de ambulante diensten van het Speciaal Onderwijs en de (speciale)basisscholen. Het verwijzingspercentage naar het S.B.O. is met de start van het nieuwe samenwerkingsverband van 3,1% omhoog gegaan naar 3,65% (landelijk gemiddelde 2,6%). De oorzaak van deze plotselinge stijging ligt in het feit dat het totaal aantal leerlingen in het nieuwe samenwerkingsverband met ruim 1000 leerlingen afneemt t.a.v. het aantal leerlingen in de drie WSNS verbanden van voor augustus 2014. Daarnaast functioneren de SBO-scholen sinds enige jaren als voorziening van de samenwerkingsverbanden wsns, waardoor leerlingen met complexe vraagstellingen makkelijker daar geplaatst worden in de lichte zorg. De krimp van het leerlingenaantal in de regio en de verevening als gevolg van de wet op Passend Onderwijs legt een druk op de beschikbare onderwijsmiddelen. Passend Onderwijs zal met aanzienlijk minder onderwijsmiddelen gerealiseerd moeten worden.
3.1.3
De bestuurlijke start
Het samenwerkingsverband heeft gekozen voor het vormen van een stichting als rechtspersoon. De statuten van deze stichting zijn op 1 oktober 2013 vastgelegd. De stichting kent tevens een bestuurscommissie bestaande uit twee vertegenwoordigers vanuit het Speciaal Onderwijs en drie vertegenwoordigers vanuit het Primair Onderwijs. De taken van de bestuurscommissie zijn vastgelegd in een reglement. De taken en de bevoegdheden van het bestuur en de directie zijn vastgelegd in een managementstatuut. Het bestuur keurt de beleidsbesluiten goed en ziet toe op de uitvoering van het beleid door middel van verantwoordingsrapportages van de directie.
9
3.2
Resultaten
Het samenwerkingsverband realiseert onderstaande kwalitatieve resultaten gedurende de planperiode. • De schoolbesturen realiseren de zorgplicht en zijn verantwoordelijk voor het vormgeven van Passend Onderwijs binnen de wettelijke en financiële kaders. • De schoolbesturen dragen zorg voor de realisering van een voldoende basiskwaliteit op hun scholen conform de norm die de inspectie van onderwijs hiervoor stelt. • De expertise in het basisonderwijs groeit, waardoor meer leerlingen in het basisonderwijs kwalitatief goed onderwijs ontvangen en het speciaal onderwijs en het speciaal basisonderwijs in omvang zullen afnemen. • De schoolbesturen zorgen voor de realisering van de schoolondersteuningsprofielen op hun scholen. Het schoolondersteuningsprofiel voldoet in 2016 in elk geval aan het kwaliteitsniveau van de basisondersteuning, zoals vastgesteld in het najaar van 2013. • Alle scholen in het samenwerkingsverband voldoen in 2016 aan het profiel van de smalle ondersteuningsschool. • 20% van de scholen in het samenwerkingsverband voldoet in 2017 aan het profiel van de brede ondersteuningsschool. • 10% van de scholen in het samenwerkingsverband voldoet in 2017 aan het profiel van de inclusieve school. • De toewijzing van arrangementen vindt handelingsgericht, deskundig, transparant en efficiënt plaats conform de zorgroute. • De scholen realiseren een effectieve ondersteuning van de leerlingen door gebruik te maken van de samenwerking met de gemeenten en de organisaties voor de jeugdhulpverlening (Zios). • De scholen maken gebruik van de afspraken van het samenwerkingsverband met cluster 1 en 2 en de aangrenzende samenwerkingsverbanden Passend Onderwijs.
• • •
De scholen maken gebruik van de afspraken over doorgaande lijnen van VVE-PO en van PO-VO.
•
Steeds meer leerlingen ontvangen het onderwijsaanbod op de reguliere basisschool. Steeds minder leerlingen worden naar het S.O. en naar het S.B.O. verwezen. De uitgaven van het samenwerkingsverband blijven binnen de beschikbare rijksmiddelen en de begroting.
•
3.2.1
Alle leerlingen gaan succesvol naar school. Kinderen die een specifieke onderwijsondersteuning nodig hebben, ontvangen deze direct. De school stelt, eventueel met ondersteuning vanuit het schoolbestuur, extra onderwijsondersteuning beschikbaar. Het schoolbestuur kan desgewenst gebruik maken van de beschikbare expertise van de deelnemende scholen van het samenwerkingsverband.
Een samenhangend netwerk van ondersteuningsvoorzieningen
Per 1-08-2014 is een dekkend netwerk van scholen (voorzieningen) beschikbaar om alle leerlingen op een passende onderwijsplek te krijgen. Hiervoor zijn afspraken gemaakt met alle typen onderwijs. Dat dekkend netwerk omvat de scholen binnen de clusters 3 en 4 (dit ligt binnen de bestuurlijke structuur van het samenwerkingsverband Passend Onderwijs) en de scholen binnen de clusters 1 en 2. Met cluster 1 en 2 zijn contacten gelegd om daar waar gewenst expertise en lesplaatsen beschikbaar te krijgen. In de volgende hoofdstukken van dit ondersteuningsplan wordt dit netwerk van ondersteuningsvoorzieningen beschreven. De routes en het plaatsingsbeleid zijn tevens uitgewerkt. Tot het totale netwerk van ondersteuningsvoorzieningen behoren ook de mogelijkheden om binnen de basis- en extra ondersteuning leerlingen met een onderwijsbehoefte te ondersteunen. Daarvoor worden middelen overgedragen naar de reguliere schoolbesturen die zorg dragen voor het realiseren van die basis- en de extra ondersteuning. Het samenwerkingsverband laat aan de deelnemende besturen de mogelijkheid open om, conform de beleidskaders van het samenwerkingsverband, verdere afspraken te maken over een bestuurlijke samenwerking op beleidsonderwerpen binnen de lichte en de zware ondersteuning.
10
De zorgroute geeft de stappen van basisondersteuning naar extra ondersteuning weer. Wanneer de basisondersteuning en de extra ondersteuning niet toereikend zijn, wordt de stap naar de bovenschoolse ondersteuning gezet. De bovenschoolse ondersteuning geeft de mogelijkheid van zware ondersteuning weer. Zie de zorgroute in de bijlage. De ondersteuning van het OndersteuningsTeam Jeugd is tevens een mogelijkheid. In het kader van de nieuwe Wet op de Jeugdzorg is met de drie gemeenten binnen het samenwerkingsverband de uitlijning naar de jeugdzorg gerealiseerd. In hoofdstuk 7 wordt dat deel verder uitgewerkt.
11
Hoofdstuk 4
Inrichting Passend Onderwijs
In dit hoofdstuk staat de inrichting van passend onderwijs beschreven. Aan de orde komen: 1. Zorgplicht 2. Basisondersteuning 3. Extra ondersteuning 4. Zware ondersteuning 5. De toeleiding naar de ondersteuning
4.1
De zorgplicht
Per 1-08-2014 krijgen schoolbesturen zorgplicht. Dit houdt in dat scholen ervoor moeten zorgen dat iedere leerling een passende onderwijsplek binnen het samenwerkingsverband krijgt. Als de school de leerling niet de extra ondersteuning kan bieden die hij nodig heeft, is het verplicht om in overleg met de ouders een passend aanbod op een andere school te bieden. De procedure voor aanmelding bij het regulier onderwijs is – conform de wet Passend onderwijs - als volgt: • Ouders melden hun kind schriftelijk bij de school van voorkeur aan. Dit kan worden gedaan vanaf de dag waarop het kind de leeftijd van 3 jaar bereikt. Het is net als nu mogelijk om een kind bij meerdere scholen tegelijk aan te melden. • De ouders melden tenminste 10 weken voor de datum waarop toelating wordt gevraagd aan en geven bij de aanmelding aan bij welke school of scholen eveneens om toelating is verzocht. • De school beoordeelt of het een kind betreft dat extra ondersteuning nodig heeft. Hiertoe kan de school de ouders verzoeken gegevens te overleggen over welke ondersteuning het kind nodig heeft, aangevuld met informatie van een voorschoolse voorziening en/of vorige school. Van ouders wordt verwacht zij die informatie met school deelt (informatieplicht). • De school moet binnen zes weken beslissen of de leerling kan worden toegelaten. Deze periode kan eenmaal met maximaal vier weken worden verlengd. • Als een school de leerling niet kan toelaten, moet de school (of het schoolbestuur) na overleg met ouders een passende onderwijsplek op een andere school zoeken. Dat kan een reguliere school zijn of een school voor speciaal (basis)onderwijs. Belangrijk daarbij is dat een goede balans wordt gevonden tussen de wensen van ouders en de mogelijkheden van scholen. Hierbij kan het samenwerkingsverband ondersteuning bieden. • Voor leerlingen waarvan bekend is dat ze extra ondersteuning nodig hebben, kan het samenwerkingsverband of het schoolbestuur in samenspraak met school en ouders een arrangement op stellen. Daarmee kan een leerling met extra ondersteuning naar het reguliere onderwijs. • Voor leerlingen die lichte ondersteuning (s.b.o.) of zware ondersteuning (s.o.) nodig hebben is een 'toelaatbaarheidsverklaring' nodig. Deze kan worden aangevraagd bij het samenwerkingsverband. Daarmee kan de leerling respectievelijk naar het speciaal onderwijs of speciaal basisonderwijs.
4.2
Het schoolondersteuningsprofiel
De wet op Passend Onderwijs schrijft voor dat elke school een schoolondersteuningsprofiel heeft. Dit profiel geeft informatie over de mate waarin de scholen voldoen aan de basisondersteuning en in welke mate de school extra ondersteuning kan realiseren. Het schoolondersteuningsprofiel is gebaseerd op het model IVO (Indiceren Volgens Onderwijsbehoefte). Het geeft naast de basis- en de extra ondersteuning de beschikbare expertise weer op de volgende vijf velden: extra aandacht en tijd, onderwijsmaterialen, ruimtelijke omgeving, expertise en samenwerking met externen. De schoolondersteuningsprofielen zijn in het voorjaar van 2014 opgesteld. De schoolondersteuningsprofielen zijn ter advisering voorgelegd aan de Medezeggenschapsraad van de school en ter goedkeuring aan het schoolbestuur. De schoolondersteuningsprofielen zijn inzichtelijk op de website van de school.
12
4.3
Basisondersteuning, extra ondersteuning en zware ondersteuning
Bij de inrichting van passend onderwijs maken we onderscheid in basisondersteuning, extra ondersteuning, lichte ondersteuning en zware ondersteuning. • De basisondersteuning beschrijft het niveau van ondersteuning dat van alle scholen uit het samenwerkingsverband wordt verwacht en welke ondersteuning ouders dus van elke school mogen verwachten. • Leerlingen voor wie de basisondersteuning niet voldoende is, komen in aanmerking voor extra ondersteuning. De extra ondersteuning beschrijft de ondersteuningsmogelijkheden die verder gaan dan de afspraken die gemaakt zijn over de basisondersteuning. Deze extra ondersteuning wordt geboden in de vorm van arrangementen. Dit kan zijn een onderwijsarrangement, een jeugdhulparrangement of een combinatie daarvan. • Lichte ondersteuning heeft betrekking op de lesplaatsen in het speciaal basisonderwijs. • Zware ondersteuning heeft betrekking op de lesplaatsen in het speciaal onderwijs. De basisondersteuning, extra ondersteuning, lichte en zware ondersteuning zijn communicerende vaten. Naarmate het niveau van basisondersteuning hoger ligt, wordt de schaal waarbinnen arrangementen voor extra ondersteuning worden opgesteld als vanzelf kleiner. In de volgende hoofdstukken worden bovenstaande vormen van ondersteuning nader toegelicht.
s.o.
s.b.o. extra ondersteuning
basisondersteuning
basiskwaliteit
4.4
Basisondersteuning
Een belangrijk onderdeel van Passend onderwijs is de basisondersteuning: het niveau van ondersteuning dat van alle scholen uit het samenwerkingsverband wordt verwacht.
13
4.4.1
Algemene bestuurlijke afspraken
De beschrijving van de basisondersteuning is gebaseerd op het IVO-model. Gekozen is om de kenmerken van de smalle ondersteuningsschool als het minimale niveau voor alle scholen binnen het samenwerkingsverband te gebruiken. De smalle ondersteuningsschool is uitgewerkt met beschrijving en indicatoren over vijf velden. Aan de beschrijving ligt een aantal afspraken ten grondslag waaraan alle schoolbesturen van het s.w.v. Oost Achterhoek zich conformeren. De algemene bestuurlijke afspraken zijn: 1. Schoolbesturen zorgen er samen met hun scholen voor dat alle scholen voldoen aan de basiskwaliteit van de inspectie. 2. Schoolbesturen zorgen er voor dat alle scholen uiterlijk 1 augustus 2016 voldoen aan het niveau van basisondersteuning. 3. De principes van handelingsgericht werken vormen het uitgangspunt. Alle lagen in de organisatie van het samenwerkingsverband passen deze toe. 4. Alle scholen werken volgens de ondersteuningsroute (de zorgroute) van het samenwerkingsverband. Deze werkwijze is cyclisch en bij alle stappen worden ouders betrokken. 5. In de groep kan een leerkracht omgaan met verschillen tussen leerlingen. Er wordt in niveaus les gegeven met een individuele aanpak daar waar nodig. 6. Binnen de basisondersteuning heeft elke school een efficiënt en een snel opererend zorgteam. In een zorgteam worden leerlingen met speciale onderwijsbehoeften besproken en wordt de ondersteuning bepaald. Het zorgteam wordt door de school gecoördineerd en de school neemt de voorzittersrol op zich. In de basis beschikt ieder zorgteam over een orthopedagoog, een vertegenwoordiger uit het ondersteuningsteam jeugd en bovenschools inzetbare expertise (zie de zorgroute). 7. Het schoolbestuur zorgt er voor dat de benodigde expertise voldoende in de zorgteams aanwezig is. Voor de inzet vanuit het Ondersteuningsteam Jeugd ligt hier een taak voor het samenwerkingsverband samen met de gemeenten. 8. Het schoolbestuur faciliteert scholen in de basisondersteuning door daar waar nodig specifieke expertise beschikbaar te stellen. 9. We gaan uit van het principe dat wat we op de school kunnen regelen/uitvoeren ook daar regelen, eventueel met ondersteuning vanuit het schoolbestuur, de beschikbare expertise van de deelnemende scholen binnen het samenwerkingsverband en/of andere externe partners. We brengen de ondersteuning naar de school toe in plaats van de school richting de ondersteuning.
4.4.2
De smalle ondersteuningsschool als basisondersteuning
De basisondersteuning beschrijft het kwaliteitsniveau van de ondersteuning die elke school minimaal aan een leerling kan bieden. Voor de scholen in het samenwerkingsverband Oost Achterhoek is dat het niveau van de smalle ondersteuningsschool conform het IVO-model. De basisondersteuning op het niveau van de smalle ondersteuningsschool stelt eisen aan het onderwijsconcept van de school en beschrijft de volgende standaarden: - de ondersteuningsstructuur; - het pedagogisch klimaat; - de wijze waarop met verschillen wordt omgegaan; - de hoeveelheid extra aandacht en tijd; - welke (extra) onderwijsmaterialen beschikbaar zijn; - hoe de ruimtelijke omgeving ingericht is; - de beschikbaarheid van expertise en - hoe de samenwerking met externen georganiseerd is. Elke standaard is vervolgens weer onderverdeeld in een aantal indicatoren. De basisondersteuning is gekoppeld aan de zorgroute.
14
De smalle ondersteuningsschool is in staat om adequaat onderwijs te bieden aan leerlingen met speciale onderwijsbehoeften (denk bijvoorbeeld aan leerlingen met leer- en gedragsvraagstellingen). De basisondersteuning van de basisscholen is in het voorjaar van 2014 gemonitord. Daaruit blijkt dat leerkrachten in staat zijn om speciale onderwijsbehoeften van leerlingen te signaleren en de ontwikkeling van de leerlingen systematisch te volgen. Daarbij werken de leerkrachten handelingsgericht en zijn de ouders nauw betrokken als pedagogisch- en educatief partner. Ontwikkelpunten zijn er ook, zoals: - de gespreksvoering met leerlingen conform de zorgroute; - de verantwoording van de ondersteuningsmiddelen; - de gemeenschappelijke afspraken over hoe volwassenen en leerlingen met elkaar omgaan; - het omgaan met leerstijlverschillen tussen leerlingen; - onderwijsprogramma’s die afgestemd zijn op leerlingen met fysieke beperkingen; - het gebruik van een protocol voor medische handelingen; - het gebruik van een dyscalculie-protocol; - het opstellen van beleid voor kinderen met een minder of meer dan gemiddelde intelligentie. De schoolondersteuningsprofielen van het voorjaar 2014 worden gebruikt om de schoolontwikkeling te optimaliseren en het niveau van smalle ondersteuningsschool te realiseren. De uitwerking van de basisondersteuning is als bijlage 3 opgenomen in dit ondersteuningsplan.
4.4.3
Ondersteuning binnen de basisondersteuning vanuit het schoolbestuur
Het schoolbestuur faciliteert scholen binnen de basisondersteuning op de volgende manieren: • Deelname orthopedagoog in zorgteam Iedere school beschikt binnen de basisondersteuning over een zorgteam op schoolniveau waarin kinderen met ondersteuningsbehoeften multidisciplinair worden besproken en waar de ondersteuning wordt bepaald. Het schoolbestuur zorgt er voor, dat elk zorgteam beschikt over een orthopedagoog die snel beschikbaar is. Binnen het niveau van basisondersteuning kan de orthopedagoog lichte, kortdurende interventies inzetten. Denk hierbij aan consultatiegesprekken of een observatie in de klas. • Beschikbare bovenschoolse expertise Voor specifieke ondersteuningsvragen, kan de school contact opnemen met het schoolbestuur of samenwerkende schoolbesturen. De volgende expertise is snel en op maat beschikbaar: − orthopedagoog en/of gz-psycholoog − bovenschoolse begeleiders met specifieke expertise op het gebied van hoog-, meerbegaafdheid, dyslexie, dyscalculie, ontwikkelingsperspectief en/of gedrag. − specifieke expertise vanuit S.O. (cluster 1, 2, 3 en 4) • Samenwerking met cluster 1 Voor kinderen met een visuele beperking werkt het samenwerkingsverband samen met cluster 1 (Bartiméus en Visio). Binnen de basisondersteuning bieden zij consultatie en advies aan scholen. Dit wordt bekostigd vanuit het budget voor cluster 1. • Samenwerking met cluster 2 Voor kinderen met een auditieve en/of communicatieve beperking (doof, slechthorend en/of ernstige spraaktaalmoeilijkheden) werkt het samenwerkingsverband samen met cluster 2 (Kentalis en Attendiz). Ten aanzien van de basisondersteuning is het volgende afgesproken: wanneer de schoolinterne ondersteuning ontoereikend is en vragen rondom een vermoede cluster 2 problematiek niet beantwoord kunnen worden kan een consultatie en advies traject worden aangevraagd (3 tot 5 dagdelen). Het traject wordt bekostigd vanuit het
15
budget voor cluster 2. Het invullen van een signaleringsinstrument t.a.v. vermoede cluster2-problematiek gaat hieraan vooraf.
• Budget basisondersteuning In principe bekostigen de scholen de basisondersteuning uit de reguliere middelen. Het samenwerkingsverband draagt ondersteuningsmiddelen over aan de schoolbesturen, die met deze middelen de basisondersteuning op het gevraagde niveau brengen, versterken en verder ontwikkelen. 4.4.4
Ondersteuning binnen de basisondersteuning vanuit gemeenten (zie kader) • Deelname vertegenwoordiger ondersteuningsteam jeugd in het zorgteam Binnen de drie gemeenten en het samenwerkingsverband is afstemming op de inzet van collega’s uit het domein jeugdondersteuning. Dat ondersteuningsteam jeugd functioneert als pilot vanaf 1-04-2013 en heeft de nadrukkelijke intentie om in deze vorm de verbinding tussen de Wet op de Jeugdzorg en de Wet op Passend Onderwijs vorm te geven na 1-01-2015. Vanaf 1 januari 2014 worden vanuit het ondersteuningsteam vaste vertegenwoordigers aan de basisscholen gekoppeld. Op afroep worden ze door de voorzitter van een zorgteam betrokken: . in de zorgteamvergadering voor bekende of nieuwe casuïstiek . in een eerdere fase van de ondersteuningsroute binnen de school (altijd via de intern begeleider/directeur) voor consultatieve en informatieve interventies De vertegenwoordiger van het ondersteuningsteam jeugd kan ook uit eigen beweging contact met de intern begeleider/directeur leggen om lijnen vanuit gezinnen naar scholen te leggen. • Deelname jeugdverpleegkundige in het zorgteam Vanuit het basistakenpakket van de G.G.D. is de lokale jeugdverpleegkundige beschikbaar om aan te sluiten op de ondersteuningsroutes binnen een school. In principe betekent dat de beschikbaarheid voor deelname aan een zorgteam. Desgewenst neemt de internbegeleider in een eerdere fase van de ondersteuningsroute voor consultatie en informatie contact op, of wordt het initiatief daartoe genomen vanuit de jeugdverpleegkundige. • Inzet van preventieve en lichte opvoed- en opgroeiondersteuning op scholen Naast de deelname van een vertegenwoordiger van het ondersteuningsteam jeugd, is de school ook een belangrijke en natuurlijke plek voor het bieden van informatie en advies rondom opvoeden en opgroeien. Zo worden op scholen al verschillende activiteiten aangeboden voor kinderen, gericht op een gezonde en veilige ontwikkeling (denk aan sociale vaardigheden, gezonde leefstijl, weerbaarheid en kinderen in echtscheidings-situaties). Daarnaast wordt op enkele scholen ook informatie en advies aan ouders geboden, om hen te ondersteunen bij hun opvoedtaak. Denk aan inloopspreekuren en themabijeenkomsten.
Vertegenwoordiger ondersteuningsteam en Gezin • ndelingsadviezen rondom opvoeden enJeugd opgroeien aan ouders en school; Deze• collega concentreert opvoeden opgroeiomgeving van jeugdigen en het gezin en heeft in elk Neemt structureel zich deelop aandehet ondersteuningsteam; geval taak: verantwoordelijkheid voor het tijdig inzetten en volgen van passende opvoed- en • totNeemt • opgroeiondersteuning; Ondersteunt ouders en school bij het verhelderen van de ondersteuningsvraag; • Geeft(bij handelingsadviezen rondom opvoeden en opgroeien aan ouders en school; • Biedt voorkeur zelf) lichte, kortdurende opvoeden opgroeiondersteuning aan kinderen/ ouders; Is vast contactpersoon voor een basisschool en participeert opopgroeiondersteuning afroep in het zorgteamnaar ouders en •• Communiceert over de voortgang van de ingezette opvoed- en • school; Neemt verantwoordelijkheid voor het tijdig inzetten en volgen van passende opvoed- en opgroeiondersteuning; • Zorgt bij wachttijden voor de gespecialiseerde jeugdhulp voor wachttijdhulp aan kind, ouders en school; Biedt (bij voorkeur zelf) lichte, kortdurende opvoed- en opgroeiondersteuning aan kinderen/ ouders; •• Treedt zo nodig op als coördinator. • Communiceert over de voortgang van de ingezette opvoed- en opgroeiondersteuning naar ouders en school; • Zorgt bij wachttijden voor de gespecialiseerde jeugdhulp voor wachttijdhulp aan kind, ouders en school; • Is de vaste contactpersoon voor het gezin en treedt op als coördinator van de noodzakelijke ondersteuning binnen het gezin.
16
4.5
De extra ondersteuning
Leerlingen voor wie de basisondersteuning ontoereikend is, komen in aanmerking voor extra ondersteuning. De extra ondersteuning beschrijft de ondersteuningsmogelijkheden die verder gaan dan de afspraken die gemaakt zijn over de basisondersteuning. Deze extra ondersteuning kan variëren van licht curatief en tijdelijk van aard tot intensief en langdurend of structureel van aard, en wordt geboden in de vorm van arrangementen. Dit kan zijn een onderwijsarrangement, een jeugdhulparrangement (vanuit gemeenten) of een combinatie daarvan. Een aantal reguliere basisscholen binnen het samenwerkingsverband Oost Achterhoek heeft aangegeven mogelijkheden te bieden voor extra ondersteuning. Het betreft een aanbod dat het niveau van basisondersteuning overstijgt. Vooralsnog is het lastig te beoordelen in hoeverre het een structureel aanbod betreft, en het onderscheid tussen basisondersteuning en extra ondersteuning de komende jaren nog verder uitgekristalliseerd wordt.
4.5.1
Onderwijsarrangement
Een onderwijsarrangement richt zich op de onderwijsbehoeften van het kind en de ondersteuningsbehoeften van de leerkracht. Het omvat de activiteiten die nodig zijn om de gestelde doelen op dit vlak te bereiken. Het kan bestaan uit informatie, advies, diagnostisch onderzoek of begeleiding op het gebied van: • Leer- en ontwikkelingsondersteuning; waaronder taal-, lees- en rekenvragen (zoals dyslexie en dyscalculie), kinderen met een meer of minder dan gemiddelde intelligentie. • Sociaal- emotioneel en gedragsondersteuning; waaronder stil en teruggetrokken gedrag (zoals ASS), faalangst, druk en impulsief gedrag (zoals ADHD), zelfvertrouwen, weerbaarheid en pesten. • Fysiek medische ondersteuning, waaronder de sensomotorische ontwikkeling van kinderen. Een onderwijsarrangement kan door verschillende deskundigen/organisaties flexibel aangeboden worden, zoals door deskundigen vanuit het S.B.O. of S.O., de beschikbare expertise binnen de (samenwerkende) schoolbesturen of door een reguliere basisschool met een extra ondersteuningsprofiel.
4.5.2
Samenwerking met cluster 1
Het streven is dat zoveel mogelijk kinderen met een visuele beperking op een reguliere school onderwijs volgen. Om dat te realiseren geven medewerkers van cluster 1 (Bartiméus) ondersteuning op maat aan leerkrachten en kinderen op reguliere scholen. Deze ondersteuning kan bestaan uit ambulante onderwijskundige begeleiding, advies, coaching, instructie, collegiale consultatie en cursussen. Samen met de school en ouders maken zij hierover afspraken. De procedure voor aanmelding en toelating staat beschreven in paragraaf 4.5.7.
4.5.3
Samenwerking met cluster 2
Wanneer de basisondersteuning en eventuele extra ondersteuning vanuit het samenwerkingsverband niet toereikend is voor kinderen met een auditieve en/of communicatieve beperking, wordt een toeleidingstraject naar extra ondersteuning aangevraagd bij cluster 2. De school en ouders stellen informatie/onderzoeksgegevens hiervoor beschikbaar. De kosten van de extra onderwijsondersteuning komen ten laste van het cluster 2 budget. Cluster 2 biedt lichte en medium arrangementen. De interventies worden op maat ingezet en zijn te allen tijde cluster 2 specifiek. Lichte arrangementen • Ondersteuning leerkracht bij handelingsverlegenheid (consultaties en adviezen n.a.v. bijvoorbeeld observatie) • Voorlichting en scholing • Begeleiding op afstand • Incidentele of kortdurende ondersteuning van het kind • Kortdurende co-teachingstrajecten
17
Medium arrangementen Meerdere dagdelen aanwezigheid van cluster 2 medewerker voor begeleiding en ondersteuning van kind, leerkracht/school. Aanvulling uit pakket Onderwijsondersteuning De lichte en medium arrangementen kunnen op maat worden aangevuld met: • Speciale remedial teaching (pre-, re- en afterteaching) • Co-teaching • Schoolvideo-interactiebegeleiding • Deskundigheidsbevordering
4.5.4
Jeugdhulparrangement vanuit gemeente
Een jeugdhulparrangement richt zich op de opvoed- en opgroeibehoeften van het kind en de ondersteuningsvragen van ouders. Het omvat de activiteiten die nodig zijn om de gestelde doelen op dit vlak te bereiken. Het kan bestaan uit informatie, advies, diagnostisch onderzoek of ondersteuning aan kinderen en hun ouders met: • Psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen, opvoedingsproblemen of adoptie-gerelateerde problemen; • Somatische, verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem. Een jeugdhulparrangement wordt geboden door professionals vanuit de jeugdhulp en gezondheidszorg.
4.5.5
Ontwikkelingsperspectief
Voor het inzetten van extra ondersteuning is het opstellen van een ontwikkelingsperspectief wettelijk verplicht en een bespreking in het zorgteam is een voorwaarde. De school stelt in geval van extra ondersteuning een ontwikkelingsperspectiefplan (OP) op en legt dit voor akkoord voor aan de ouders. Er ligt een wetsvoorstel dat regelt dat ouders instemmingsrecht hebben op het handelingsdeel van het plan. In het ontwikkelingsperspectiefplan voor een leerling in het regulier onderwijs zijn in ieder geval opgenomen: • de belemmerende en bevorderende factoren die van invloed zijn op het onderwijsproces; • het te verwachten uitstroomniveau per vakgebied van de leerling en een onderbouwing daarvan; • de afwijkingen van het reguliere onderwijsprogramma en de te bieden begeleiding en ondersteuning Op basis van minimaal 3 meetmomenten en een intelligentieonderzoek kan een betrouwbare voorspelling gedaan worden voor het ontwikkelingsperspectief. De consultatie van een orthopedagoog is hierbij gewenst. Bijstelling van het Ontwikkelingsperspectief dient in overleg met ouders, leerling (indien mogelijk), orthopedagoog, leerkracht, internbegeleider en directeur plaats te vinden.
4.5.6
Procedure en criteria voor toewijzing van extra ondersteuning
•
Onderwijsarrangement in de extra ondersteuning Onderwijsarrangementen voor de extra ondersteuning worden vanuit twee niveaus ingezet: vanuit het samenwerkingsverband en vanuit de schoolbesturen.
•
Onderwijsarrangement in de extra ondersteuning vanuit het samenwerkingsverband Vanuit het samenwerkingsverband is één onderwijsarrangement binnen de extra ondersteuning beschikbaar: de observatieplaats. Als de basisschool vast loopt met een leerling omdat het beeld en de ondersteuningsbehoeften van die leerling niet duidelijk zijn, kunnen school en ouders een observatieplek aanvragen.
18
De procedure loopt via het Z.A.T.T. en wordt opgepakt door de voorzitter. Het protocol in hoofdlijnen: - school en ouders melden aan; - een observatieplek kan op een speciale basisschool, op een school voor speciaal onderwijs of een basisschool gerealiseerd worden; - de voorzitter van het Z.A.T.T. is de procesmanager. Het Z.A.T.T. kent de plaats toe, volgt de ontwikkelingen en bespreekt de terugplaatsing. De inhoudelijke uitlijning is de verantwoordelijkheid van de school die de observatie verzorgt; - de terugplaatsing is in principe naar de aanvragende school; - periode voor de observatie is in opzet twee maanden; - de kosten worden gedragen door het samenwerkingsverband; De uitgebreide beschrijving van dit arrangement staat op de website van het samenwerkingsverband. •
Onderwijsarrangement in de extra ondersteuning vanuit de schoolbesturen Een onderwijsarrangement kan door verschillende deskundigen/organisaties flexibel aangeboden worden. De ondersteuningsmiddelen voor het realiseren van onderwijsarrangementen binnen de extra ondersteuning gaan naar de schoolbesturen. De ondersteuning op leerkrachtniveau wordt op maat ingezet conform de routing van de zorg. De scholen vragen deze ondersteuning bij het schoolbestuur aan. De ondersteuning van het speciaal onderwijs wordt ook op deze wijze ingezet. Door middel van ambulante begeleiding zet het speciaal onderwijs al vele jaren haar expertise in binnen de (speciale) basisscholen. De inzet van expertise wijzigt met de veranderende vraag naar ondersteuning vanuit de (speciale) basisscholen. Door succesvolle kennisoverdracht vanuit het S.O. naar scholen is het bv. ten dele mogelijk geworden om klassenassistenten in te zetten i.p.v ambulant begeleiders. De ondersteuningsbehoefte van de scholen is het uitgangspunt voor de wijze waarop expertise wordt ingezet. De expertise inzet is mede gericht op het vergroten van de zelfredzaamheid van scholen in het verzorgen van onderwijs aan leerlingen met een speciale ondersteuningsbehoefte. In periodiek overleg bepalen de schoolbesturen en het S.O. de wijze waarop expertise wordt ingezet. De zorgroute is hierbij leidend.
•
4.5.7
Jeugdhulparrangement vanuit gemeenten De vertegenwoordiger van het Ondersteuningsteam Jeugd is verantwoordelijk voor de inzet van passende opvoed- en opgroeiondersteuning. Daarbij heeft hij/zij het mandaat om daar waar dat noodzakelijk is, gespecialiseerde jeugdhulp met instemming van de ouders te activeren. Ook gedurende een traject van specifieke begeleiding blijft de vertegenwoordiger van het Ondersteuningsteam Jeugd contactpersoon voor het gezin en coördinator van de noodzakelijke ondersteuning.
Relatie met begroting De kosten voor de observatieleerlingen zijn opgenomen in de jaarbegroting.
4.6
De lichte ondersteuning en de zware ondersteuning
Voor sommige kinderen is een (tijdelijke) lesplaats op het speciaal (basis)onderwijs de meest passende plek. In de volgende paragrafen beschrijven we wat voor de toelating tot het speciaal (basis)onderwijs nodig is, waarbij als uitgangspunt geldt dat kinderen – waar mogelijk en al dan niet met extra ondersteuning – weer terugkeren naar een reguliere school in de eigen omgeving.
19
4.6.1
Het Regionaal Aanmeld Punt
Voor het oppakken van alle bovenschoolse vragen en aanmeldingen heeft het samenwerkingsverband centraal een Regionaal Aanmeld Punt (R.A.P.) ingericht. Met een bemensing vanuit het secretariaat van het samenwerkingsverband en een dagelijkse bereikbaarheid in de week, kunnen scholen, ouders en derden hun vragen en aanmeldingen op één centraal telefoonnummer en emailadres wegleggen. De taakstelling van het R.A.P. omvat naast het functioneren als info- en aanmeldpunt ook het administratief verwerken van de aanmeldingen voor de zware zorg en de monitoring daarvan.
4.6.2
Het Zorg Advies- en Toewijzings- Team (Z.A.T.T.)
Het samenwerkingsverband legt zo veel mogelijk verantwoordelijkheden op het niveau van de basisscholen (het primaire proces). Alle vragen rond ondersteuning, die niet ingevuld en beantwoord kunnen worden op het niveau van de school (zorgteam) kunnen, na een zorgvuldig school-intern proces conform de zorgroute, gemeld worden bij het R.A.P. en desgewenst besproken worden in een commissie, die zowel adviserende als toewijzende taken heeft: het Zorg Advies- en ToewijzingsTeam (Z.A.T.T.). De positie van het Z.A.T.T. - het Z.A.T.T.. is een uitvoerend orgaan binnen het samenwerkingsverband. Het beleid voor het Z.A.T.T. is een integraal onderdeel van het beleid van het samenwerkingsverband. - het Z.A.T.T. valt onder de verantwoordelijkheid van het management van het s.w.v. - binnen de kaders van het samenwerkingsverband adviseert en beschikt het Z.A.T.T. autonoom o.b.v. het kindbelang - het Z.A.T.T heeft een de reikwijdte van 0 tot en met 12 jaar De functies van het Z.A.T.T. Het Z.A.T.T.. heeft de volgende functies en taken: De toewijzingstaak: - het beschikken over de toelaatbaarheid tot spec. basisonderwijs en speciaal onderwijs, cluster 3 en 4 - het toewijzen van leerlingen voor beschikbare onderwijsondersteunings-arrangementen De adviestaak: - het adviseren en desgevraagd ondersteunen van een aanvraag voor cluster 1 en 2 - het adviseren in geval van een open adviesaanvraag of aanmelding voor jeugdzorg - feedback geven op de schoolondersteuningsprofielen - het verzorgen van een second opinion als school en ouders dat wensen Het Z.A.T.T.: • beoordeelt de aanvragen voor extra ondersteuning op niveau van het samenwerkingsverband • beoordeelt de aanvragen voor lichte en zware ondersteuning (lesplaatsen S.B.O. en S.O.) • geeft toelaatbaarheidsverklaringen voor S.B.O./S.O. af • geeft de duur van de toelaatbaarheid aan • informeert ouders en betrokken school of scholen over het besluit • monitort alle gevraagde ontwikkelingen, w.o. het aantal toegewezen arrangementen en verklaringen, redenen voor verwijzingen die te wijten zijn aan schoolkenmerken etc. Het Z.A.T.T. wisselt desgevraagd aangemelde cases uit met het C.J.G., W.M.O.-plus, de lokale zorgnetwerken van de verschillende gemeenten en het samenwerkingsverband Voortgezet Onderwijs. Vanuit het Z.A.T.T. wordt een jaarverslag opgesteld per schooljaar. De organisatie Het Z.A.T.T. is een multidisciplinair team dat additioneel functioneert op de zorgteams van de scholen. Het Z.A.T.T. functioneert op basis van de volgende uitgangspunten: - de voorzitter beheert protocol, procedure en de dossiers
20
- daarin bijgestaan door de medewerkers van het secretariaat - ouders en aanmeldende school zijn aanwezig bij de bespreking - de vergaderingen zijn gepland in een jaaropzet - centraal werkt een klein kernteam (voorzitter, secretaris, orthopedagoog en jeugdarts) aangevuld met deskundigen op afroep (belang van kind bepaalt) - voor een lesplaats in het S.B.O. of S.O. is een deskundige vanuit het S.B.O. of S.O. betrokken De Z.A.T.T.- opzet is uitgelijnd met de gemeenten en de jeugdzorg en functioneert als CJG-partner
4.6.3
Deskundigenadvies
Voor het toekennen van lichte en zware ondersteuning is naast een ontwikkelingsperspectief ook deskundigenadvies nodig. Dit houdt in dat voor de toelating tot het speciaal (basis)onderwijs het Z.A.T.T. zich moet laten adviseren door een orthopedagoog en door een tweede deskundige, afhankelijk van de ondersteuningsvraag van de leerling, door een kinder- of jeugdpsycholoog, een pedagoog, een maatschappelijk werker, een arts of een kinderpsychiater. Het Z.A.T.T. bepaalt, afhankelijk van de ondersteuningsvraag, welke deskundige zij erbij vraagt. In de praktijk zal dit doorgaans een deskundige vanuit het S(B)O en/of een lid van het ondersteuningsteam jeugd zijn. Op deze manier is geborgd dat het samenwerkingsverband relevante deskundigheid betrekt bij de beslissing over het wel of niet verwijzen van leerlingen naar speciale voorzieningen in het samenwerkingsverband. De vertegenwoordiger van speciaal (basis-)onderwijs heeft in de Z.A.T.T.-bespreking het mandaat vanuit de eigen organisatie voor het toewijzen van een lesplaats s.b.o. of s.o. De toewijzing vanuit het Z.A.T.T. leidt automatisch tot plaatsing van de leerling op de bedoelde school.
4.6.4
Toelaatbaarheidsverklaring
De daadwerkelijke beoordeling of een leerling (tijdelijk) wordt toegelaten tot het S.B.O. of S.O. ligt – met de komst van passend onderwijs - bij het samenwerkingsverband. Het samenwerkingsverband bepaalt, mede op basis van het advies van het ondersteuningsteam en het deskundigenadvies, of een leerling een toelaatbaarheidsverklaring krijgt. Er zijn vier verschillende toelaatbaarheidsverklaringen: • Speciaal basisonderwijs; • S.O. categorie 1: voor zeer moeilijk lerende kinderen (ZML), langdurig zieke kinderen (LZK), kinderen met epilepsie en kinderen met gedragsproblemen (ZMOK); • S.O. categorie 2: voor kinderen met een motorische beperking (LG); • S.O. categorie 3: voor kinderen met een (meervoudige) lichamelijke en/of verstandelijke beperking (MG). Met een toelaatbaarheidsverklaring kunnen ouders hun kind aanmelden bij een school voor speciaal basisonderwijs of speciaal onderwijs. Toelaatbaarheidsverklaringen kunnen worden uitgeschreven met een tijdelijke geldigheidsduur. Conform de wet wordt de minimale termijn van één jaar aangehouden. Het beleid van het samenwerkingsverband bepaalt, dat voor aangemelde leerlingen s.b.o. en de categorie 1 kinderen voor het s.o. ,die jonger dan 8 jaar zijn, het uitgangspunt is dat ze teruggeplaatst worden. Dat uitgangspunt wordt getoetst op de aangemelde leerling en in principe wordt er dan een tijdelijke toelaatbaarheidsverklaring uitgeschreven.
4.6.5
Procedure voor toelaatbaarheid tot S.B.O. en S.O.
De toegang tot lichte en zware ondersteuning verloopt op aanvraag van het bevoegd gezag van de school waar de leerling aangemeld is of ingeschreven staat. De aanvraag wordt daarbij in het ondersteuningsteam van de desbetreffende school voorbereid. In geval van een aanmelding zal het Z.A.T.T. altijd toetsen of op het niveau van de basisschool de stappen van de zorgroute zorgvuldig zijn doorlopen en op de juiste wijze zijn geregistreerd. Als er sprake is van een vermoeden dat het kind niet voldoende heeft aan het aanbod vanuit het regulier basisonderwijs melden de ouders en de voorschoolse instelling zich rechtstreeks bij het ZATT voor een advies.
21
De aanvraag wordt vervolgens door het Z.A.T.T. beoordeeld, waarbij de orthopedagoog, de jeugdarts en een derde deskundige een stemhebbende positie hebben.
4.6.6
Ontwikkelingsperspectief
Voor kinderen in het S.B.O. of S.O. is het opstellen van een ontwikkelingsperspectief (binnen 6 weken) wettelijk verplicht (zie hiervoor paragraaf 4.4.3).
4.6.7
Voorlopige criteria voor toelaatbaarheid tot S.B.O. en S.O.
Het Z.A.T.T. van het samenwerkingsverband Oost Achterhoek beoordeelt de aanvraag op basis van de volgende voorlopige criteria: Procedureel • De basisschool heeft aantoonbaar minimaal gedaan wat volgens de afspraken voor de basisondersteuning mag worden verwacht. De stappen binnen de zorgroute zijn daarin leidend; beschikbare deskundigheid is optimaal benut om te komen tot vroegsignalering, diagnostiek en voor plannen van aanpak. • De basisschool heeft aangetoond dat de eventuele extra ondersteuning, beschikbaar vanuit het schoolbestuur of de samenwerkende schoolbesturen, doelmatig is ingezet en dat dit niet heeft geleid tot substantiële verbetering in het kunnen voldoen aan de onderwijsbehoeften van de leerling. Als extra ondersteuning niet is ingezet, moet duidelijk zijn beschreven welke argumenten of overwegingen daaraan ten grondslag liggen. • Eventueel (geen voorwaarde) ingezet psychodiagnostisch onderzoek is ondersteunend ten aanzien van het bepalen en formuleren van de onderwijsbehoeften en ondersteuningsbehoeften. • De leerling is (meermalen) in het zorgteam van de school besproken, er is gewerkt met handelingsplannen en deze zijn recentelijk geëvalueerd. • De ouders participeren volledig of zoveel als mogelijk in het proces. • De aanvraag is ondertekend door de school en ouders. • De aanvraag bestaat uit - een samenvattende, handelingsgerichte onderwijskundige verslaggeving, die de onderwijsbehoeften in beeld brengt; - aanvullende rapportage waaruit blijkt wat de school allemaal gedaan heeft in de eerste vier stappen van de zorgroute en het resultaat daarvan - aanvullende bijlagen die relevant zijn voor de beschrijving van het kind. Hierbij horen onderzoeksverslagen, consultaties G.G.Z. en andere instellingen. Inhoudelijk De voorlopige inhoudelijke criteria zijn opgenomen in de bijlagen 4 t/m 7.
4.6.8
Beleid ten aanzien van plaatsing S.B.O. en S.O.
Zowel het speciaal onderwijs als het speciaal basisonderwijs plaatst de kinderen (met een toelaatbaarheidsverklaring) in ieder geval op de eerste van de drie volgende verplichte plaatsingsdata: de eerste dag na de zomervakantie, de eerste dag na de kerstvakantie of op 1 april. Ingeval van urgentie wordt het kind zo spoedig mogelijk na afgifte van de toelaatbaarheidsverklaring geplaatst. Er zijn geen wachtlijsten. Hierover worden afspraken met het speciaal onderwijs en speciaal basisonderwijs gemaakt.
4.6.9
Symbiose
De wettelijke regeling van symbiose maakt het voor leerlingen op het speciaal onderwijs mogelijk om een deel van het onderwijs op een reguliere school of een school voor speciaal basisonderwijs te volgen. Regulier en speciaal onderwijs maken onderling afspraken over het programma en de bekostiging en leggen dit vast in een
22
symbioseovereenkomst. Er zijn geen voorwaarden voor de minimale lengte en het minimale aantal uren. Deze flexibilisering maakt het voor scholen gemakkelijk om een onderwijsarrangement te bieden dat past bij de mogelijkheden van de leerling. De afspraken die worden gemaakt, worden opgenomen in het ontwikkelingsperspectief van de leerling.
4.6.10 Beleid ten aanzien van tijdelijke toelaatbaarheidsverklaringen, terugplaatsing en overplaatsing In ieder geval vier maanden voor het aflopen van een toelaatbaarheidsverklaring wordt het aanvragen van een nieuwe verklaring door de school in overleg met ouders in gang gezet of wordt de leerling in overleg met de ouders aangemeld op een andere vorm van onderwijs (speciaal basisonderwijs of regulier basisonderwijs). Voor toelaatbaarheidsverklaringen van een jaar of een tijdelijke toelaatbaarheidsverklaring wordt een termijn van 2 maanden gehanteerd. Bij terugplaatsing vanuit het S.B.O. of S.O. kan altijd ondersteuning worden aangevraagd bij het schoolbestuur of advies aan het samenwerkingsverband (Z.A.T.T.). De uitplaatsende school overlegt met de ouders van het betreffende kind over een passende vervolgschool. Hierbij kan ook advies worden aangevraagd bij het Z.A.T.T. binnen het samenwerkingsverband. Terug te plaatsen kinderen worden bij voorkeur overgeplaatst op de eerste dag na de zomervakantie of de eerste dag na kerstvakantie. Teruggeplaatste kinderen worden altijd gemeld bij het R.A.P. van het samenwerkingsverband.
4.6.11 Instroom vanuit voorschoolse voorzieningen Voor een kleine groep leerlingen is in een zeer vroeg stadium al duidelijk dat zij aangewezen zijn op een (onderwijs-) opvang met een specifiek aanbod. Gedoeld wordt hier op leerlingen met een ernstig meervoudige beperking. Deze leerlingen moeten met een zo min mogelijk belastende procedure hun plek krijgen binnen het speciaal onderwijs (conform Richtlijn toelaatbaarheid ernstig meervoudig beperkte leerlingen). De toewijzing van de passende onderwijsplek gebeurt in het schooljaar 2014-2015 en 2015-2016 gewoon via de aanmeldingslijn voor het Z.A.T.T. Deze keuze is gebaseerd op de volgende argumenten: - voor deze kinderen moet bepaald worden of er een onderwijs- en/of zorgarrangement aangeboden moet worden; - het samenwerkingsverband heeft de ambitie uitgesproken om (samen met de gemeenten) het arrangement voor deze doelgroep integraal in te richten (zie hoofdstuk 7.4 laatste bullit); In de maand mei 2016 wordt dit traject geëvalueerd en wordt gekeken naar het vervolg daarop. De toelaatbaarheidsverklaring wordt in principe afgegeven voor de gehele basisschoolperiode (tot en met de leeftijd van 12 jaar), tenzij gekozen wordt voor een tussenevaluatie om de aard van het onderwijs-/zorgarrangement opnieuw te bekijken.
4.6.12 Samenwerking met cluster 1 Wanneer ouders, scholen of andere verwijzers vermoeden dat een kind een visuele beperking heeft, kunnen de ouders hun kind aanmelden bij Bartiméus of Visio. Ook het samenwerkingsverband kan met toestemming van ouders een kind aanmelden. Na aanmelding worden de medische gegevens, waaronder de oogheelkundige gegevens, opgevraagd en worden zo nodig gedurende één of meerdere dagen onderzoeken uitgevoerd, zoals visueel functieonderzoek, psychologisch onderzoek en pedagogisch en/of didactisch onderzoek. Op grond van de resultaten van dit onderzoek beoordeelt de Commissie van Onderzoek van de betreffende cluster 1-instelling of het kind op basis van landelijke toelatingscriteria recht heeft op ambulante onderwijskundige begeleiding of op onderwijs van een onderwijsinstelling voor kinderen met een visuele beperking. Wanneer het kind toelaatbaar is, wordt in afstemming met de ouders en (indien aan de orde) de reguliere school een passend arrangement samengesteld: • Ambulante onderwijskundige begeleiding op een reguliere school, • Speciaal onderwijs bij een onderwijsinstelling voor kinderen met een visuele beperking • Samenwerking tussen regulier en speciaal onderwijs.
23
Ieder arrangement wordt op maat ingevuld op basis van de behoeften en ondersteuningsvragen van het betreffende kind. Zie voor meer informatie: www.bartimeusonderwijs.nl
4.6.13 Samenwerking met cluster 2 Voor leerlingen met een auditieve en/of communicatieve beperking, waarbij de onderwijsbehoefte de zorgplichtmogelijkheden van de school en/of het samenwerkingsverband overstijgt kan een toeleidingstraject naar plaatsing op een cluster 2 school worden aangevraagd. Deze leerlingen worden eerst in het Z.A.T.T. besproken. De Commissie van Onderzoek van de cluster 2-instelling bepaalt of de leerling recht heeft op ondersteuning door cluster 2. Een leerling is toelaatbaar tot cluster 2 als hij doof of slechthorend is en/of ernstige spraaktaalmoeilijkheden heeft én als er sprake is van een onderwijsbehoefte. De Commissie wijst een onderwijsarrangement toe op grond van de ernst van de onderwijsbehoefte. De Commissie geeft aan voor welke periode de toelaatbaarheid geldt. Ouders, de leerling en de reguliere school worden betrokken bij het traject om de toelaatbaarheid tot cluster 2 te bepalen. Voor de leerlingen die nu een beschikking van cluster 2 hebben met als einddatum 1 augustus 2015 (of later) is een overgangsregeling gemaakt. De leerlingen die een beschikking hebben die eindigt op 1 augustus 2014 en de leerlingen met ernstige spraak- en taalmoeilijkheden die in het schooljaar 2013-2014 in groep 8 zitten kunnen een herindicatie aanvragen. De overgangsregelingen zijn te vinden op de website van Siméa: www.simea.nl
4.6.14 Relatie met begroting De kosten voor het Z.A.T.T. zijn opgenomen in de meerjarenbegroting.
4.7
De doorgaande lijn
Juist voor kinderen met extra ondersteuningsbehoeften is een doorgaande lijn in de ondersteuning van groot belang. In dit hoofdstuk wordt beschreven op welke wijze de doorgaande lijn wordt gerealiseerd.
4.7.1
Uitgangspunten
Elke leerling dient zorgvuldig overgedragen te worden. Uitgangspunten daarbij: • Voor elke (tussentijdse) aanmelding vindt een gesprek met ouders en eventueel kind plaats. Wederzijdse verwachtingen en rollen worden gedeeld. • Bij alle kinderen vindt overdracht plaats vanuit de voorschoolse voorziening (of van de vorige school) en bij de overgang naar een andere school. • Kinderen met extra ondersteuningsbehoeften worden middels een gesprek overgedragen. Dit geldt zowel voor de overdracht met voorschoolse voorzieningen als bij de overgang naar een andere school. • Alle kinderen binnen de school worden middels een gesprek overgedragen bij de overgang naar een volgende groep of een volgende leerkracht. • Ouders worden actief betrokken bij de schoolkeuze en overgang naar een andere school. Ouders ontvangen een (digitaal) kopie van het overdrachtsdossier.
4.7.2
Afstemming met voorschoolse voorzieningen
Kinderen zonder extra ondersteuningsbehoeften Voorschoolse voorziening zoals peuterzalen en kinderdagverblijven beschikken altijd over belangrijke informatie over de ontwikkeling van een kind. De samenwerking in de regio met peuterspeelzalen en kinderdagverblijven kent al een lange geschiedenis. Die heeft o.a. opgeleverd dat alle peuterspeelzalen en verreweg de meeste kinderdagverblijven werken met één gezamenlijk volgsysteem voor jonge kinderen, het Ontwikkeling Volg Model (O.V.M.) van de Hogeschool Utrecht. Binnen dit volgmodel worden de ontwikkelingen van kinderen op meerdere ontwikkelingsgebieden in beeld gebracht en kan tijdig worden gesignaleerd wanneer er sprake is van ontwikkelingsachterstanden of ontwikkelingsvoorsprong. Vanuit de signalering worden plannen van aanpak gestimuleerd om op een speelse manier het aanbod desgewenst te richten of te verdiepen. Gaat een leerling over naar de basisschool dan gaat de rapportage van het O.V.M. als overdrachtsrapportage naar
24
de basisschool. Op een aantal basisscholen wordt hetzelfde ontwikkelingsinstrument gewoon verder gebruikt om de ontwikkelingen van het als kleuter te volgen. De conclusie mag zijn dat de doorgaande lijn tussen voorschoolse instellingen en school goed geborgd is. Kinderen met extra ondersteuningsbehoeften Binnen het hierboven beschreven model van signaleren en volgen kunnen kinderen in beeld komen, die al op jongere leeftijd opvallen en een extra aanbod nodig hebben. Naast de hierboven beschreven methodiek heeft het samenwerkingsverband met de voorschoolse instellingen voor deze doelgroep de volgende afspraken gemaakt: - kinderen met extra ondersteuningsbehoeften worden ‘warm’ overgedragen. Dat houdt in dat de overdracht plaats vindt middels een gesprek tussen de medewerker van de voorschoolse voorziening en de intern begeleider en de leerkracht - lopende de periode in de voorschoolse voorziening kan de expertise ingeroepen worden van de (samenwerkende) schoolbesturen. Er kan worden meegekeken, geadviseerd door zowel een gespecialiseerde leerkracht of een orthopedagoog. - kinderen in voorschoolse voorzieningen waar vragen of zorgen over zijn kunnen ter advies aangemeld worden bij het Z.A.T.T. Zie voor de organisatorische aspecten van de samenwerking met de voorschoolse instellingen hoofdstuk 6.7.
4.7.3
Overdracht naar voortgezet onderwijs
De samenwerkingsverbanden voor primair en voortgezet onderwijs zijn samen verantwoordelijk voor een ononderbroken ontwikkelingslijn van kinderen. Voor de meeste leerlingen zal deze overstap soepel verlopen, maar voor kinderen met extra onderwijsbehoeften is een doorgaande lijn van groot belang. Indien een leerling in het basisonderwijs extra ondersteuning ontvangt moet tijdig helder zijn voor het kind en de ouders welke middelbare school deze ondersteuning ook kan bieden of dat er wellicht een specialistische voorziening in beeld komt. •
Afspraken over leerlingen zonder extra ondersteuningsbehoeften In groep 8 brengt de leerkracht een advies uit over het gewenste niveau van de leerling en bespreekt dit met ouders. De basisschool zorgt voor een overdrachtsdossier en bespreekt dit met ouders. Ouders ondertekenen dit voor gezien. In deze rapportage draagt het basisonderwijs alle relevante informatie over aan het voortgezet onderwijs. De gegevens worden zo veel mogelijk digitaal over gedragen via de landelijk Overstap Service Onderwijs (O.S.O.). Indien noodzakelijk worden leerlingen ook nog via een “warme overdracht” overgedragen. Dit houdt in dat er een gesprek is tussen de ouders, de leerkracht groep 8 en de zorgcoördinator van de middelbare school.
•
Afspraken over leerlingen met extra ondersteuningsbehoeften Hierbij gaat het om leerlingen die binnen de basisschool extra ondersteuning ontvangen. Voor al deze leerlingen is een ontwikkelingsperspectief opgesteld. Wanneer deze leerlingen in groep 7 zitten worden ze in de periode januari tot en met maart besproken in het zorgteam van de basisschool. Bij deze bespreking sluit een vertegenwoordiger van het samenwerkingsverband VO aan. De onderwijsbehoeften worden besproken en er wordt in kaart gebracht welke route men gaat volgen richting het voortgezet onderwijs. De afspraken worden vastgelegd. Op deze wijze is voor alle betrokken tijdig duidelijk welk traject wordt ingezet en worden ouders goed meegenomen in het proces. De volgende trajecten kunnen bijvoorbeeld worden afgesproken: − Het VO gaat op zoek naar eens school die passende ondersteuning kan bieden − Er wordt een traject ingezet richting Leerweg ondersteunend onderwijs of praktijkonderwijs. − Er wordt een traject ingezet richting het voortgezet speciaal onderwijs − Er moet ander onderzoek worden verricht. Leerlingen kunnen begeleiding ontvangen om ze voor te bereiden op het voortgezet onderwijs. Alle leerlingen met extra ondersteuningsbehoeften worden middels een warme overdracht overgedragen. Toelaatbaarheidsverklaringen voor de doelgroep E.M.B. worden zonder procedurele ballast door het V.O.-
25
samenwerkingsverband overgenomen. Zie voor de organisatorische aspecten van de samenwerking met het V.O. hoofdstuk 6.7.
26
Hoofdstuk 5 5.1
Ouders als pedagogisch en educatief partner • • • • • •
• • • • •
5.2
De school betrekt ouders als ervaringsdeskundige en partner bij de ontwikkeling van het kind volgens de stappen van de zorgroute. De school hanteert het uitgangspunt dat er sprake is van een gelijkwaardige relatie tussen ouders en school met waardering voor en de benutting van ieders deskundigheid. Bij aanmelding van een leerling wordt o.a. de informatie van de ouders gebruikt om de onderwijsbehoefte van de leerling in kaart te brengen. In alle gesprekken waar een kind centraal staat, wordt de verkregen informatie van de ouders meegenomen. De leerkrachten bespreken de pedagogische- en didactische onderwijsbehoeften van de leerling met de ouders. De leerkrachten beschikken over competenties om de ouders als educatief en pedagogisch partner te betrekken bij de onderwijsondersteuning en daarbij de didactische en pedagogische ondersteuning bespreekbaar te maken. Daarbij wordt ook ruimte gemaakt voor de eigen deskundige inbreng van ouders. De school legt haar schoolondersteuningsprofiel ter advies voor aan de MR. Ouders hebben via de ondersteuningsplanraad instemmingsrecht op het ondersteuningsplan. Het samenwerkingsverband informeert ouders via de website www.s.w.v.oostachterhoek.nl. Informatieavondenvonden voor ouders worden georganiseerd op het niveau van het schoolbestuur. Het samenwerkingsverband werkt samen met de jeugdhulporganisaties binnen de drie gemeenten. Deze jeugdhulporganisaties bieden informatie en advies aan ouders rondom opgroeien en opvoeden.
Afstemming rondom individuele leerlingen •
• • •
5.3
De samenwerking met de ouders
De ouders van een leerling worden vanaf stap 1 van de zorgroute betrokken bij de ontwikkeling van hun kind. De leerkracht informeert de ouders over het Handelings Gericht Werken en wisselt ervaringen uit. De expertise van de ouders wordt gebruikt om het onderwijsaanbod af te stemmen op de onderwijs- en ondersteuningsbehoefte van de leerling. Voor een leerling die meer ondersteuning nodig heeft dan de basisondersteuning, stelt de school in overleg met ouders een ontwikkelingsperspectief vast. Het ontwikkelingsperspectief wordt minimaal één keer per schooljaar met ouders geëvalueerd. Er is dossiervorming volgens wettelijke regels. Ouders hebben inzage in het dossier.
Ouders en medezeggenschap
Ouders hebben op twee manieren inspraak in de vormgeving van het samenwerkingsverband: 1. Via het adviesrecht dat de Medezeggenschapsraad van een individuele school heeft op het schoolondersteuningsprofiel 2. Via deelname aan de OndersteuningsPlanRaad (O.P.R.) van het samenwerkingsverband. Daar bestaat de medezeggenschap uit de instemming op het ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband. De opzet en het functioneren van de OndersteuningsPlanRaad staat uitgewerkt onder paragraaf 6.2. In het hele proces van het zoeken naar een passende onderwijsplek en het toewijzen daarvan kunnen de meningen van ouders en school of samenwerkingsverband uit een lopen. Om daar met elkaar uit te komen zijn zowel schoolbestuur als samenwerkingsverband aangesloten bij klachten- en geschillenregelingen. Zie paragraaf 6.4.
27
Hoofdstuk 6 6.1 6.1.1
De organisatie van het samenwerkingsverband
De bestuurlijke inrichting en uitgangspunten Een stichting als rechtspersoon
Als rechtspersoon heeft het s.w.v. gekozen voor de vorm van een stichting met een toezichthoudende rol van het bestuur van het s.w.v. en een mandaat voor de directie. Het bestuur keurt daarbinnen de belangrijkste beleidsbesluiten goed en ziet toe op de uitvoering van het beleid middels de verantwoordingsrapportages van de directie.
6.1.2
Statuten
Per 1-10-2103 zijn door de notaris de statuten van het s.w.v. Oost Achterhoek vastgesteld. In die statuten is het volgende geregeld: - de doelen en middelen van de stichting - de aangesloten schoolbesturen - de middelen voor het samenwerkingsverband - samenstelling van het bestuur met de taken en bevoegdheden - taken en bevoegdheden van de directie - de besluitvorming - procedure en inhoud ondersteuningsplan - de informatieplicht, medezeggenschap en bezwaaradviescommissie - het inrichten van bestuurscommissie
6.1.3
Beleidskader
Het bestuur heeft op 2-12-2013 het volgende kader wat betreft de samenwerking vastgelegd 1. 2. 3.
4.
5.
6.
Het nieuw te vormen samenwerkingsverband werkt als één geheel, er is geen sprake van een onderverdeling in kamers. De afspraken over de beleidskaders worden vastgelegd in het Ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband. Het samenwerkingsverband laat veel autonomie bij de schoolbesturen, zij zijn verantwoordelijk voor de gewenste kwaliteit van het onderwijsaanbod en de invulling van de onderwijsondersteuning in de eigen organisatie binnen het werkgebied van het samenwerkingsverband. Het samenwerkingsverband wil haar doelstellingen bereiken door mede gebruik te maken van de diversiteit aan expertise die bij de verschillende schoolbesturen aanwezig is. Een duurzame verbinding tussen BaO, S.B.O. en S.O. vormt hierbij het uitgangspunt. Deze duurzame verbinding komt mede tot uitdrukking in de wijze waarop de S.O.-expertise wordt ingezet. Het samenwerkingsverband zal daarom de deelnemende schoolbesturen stimuleren deze expertise in te zetten t.b.v. de doelstellingen van het samenwerkingsverband. De schoolbesturen concurreren niet op elkaars expertise. Alle ondersteuningsmiddelen Passend Onderwijs worden na aftrek van de gezamenlijke kosten (Speciaal Onderwijsleerlingen, management en beheer, Zorg Advies Team-kosten e.d.) op basis van de beleidskaders en het Ondersteuningsplan van het S.W.V. Oost-Achterhoek, naar rato van het aantal leerlingen, rechtstreeks toegerekend aan de reguliere schoolbesturen. De reguliere schoolbesturen en de (V)S.O.-besturen zijn jaarlijks verplicht om over de inzet van de S.O.-expertise met elkaar overleg te voeren. Achteraf vindt door de schoolbesturen hierover verantwoording plaats. Het samenwerkingsverband laat aan de deelnemende besturen de mogelijkheid open om, aanvullend op de gezamenlijke beleidskaders van het samenwerkingsverband verdere afspraken te maken over een bestuurlijke samenwerking op beleidsonderwerpen binnen de lichte en de zware ondersteuning.
28
7.
8.
9. 10. 11. 12.
13. 14.
15. 16. 17. 18.
19. 20.
De ondersteuning en invulling van de aanvullende afspraken die door een deel van de deelnemende besturen worden gemaakt, worden door hen zelf bekostigd, hiertoe kunnen eveneens de middelen worden ingezet die de schoolbesturen van het samenwerkingsverband ontvangen, ter invulling van de doelstellingen van het Ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband. Voor verwijzing van leerlingen naar het S.B.O. en het S.O. (categorie-1) geldt het principe “De verwijzer betaalt”. De onderinstroomleerlingen én de reeds zittende leerlingen in het S.B.O. en het S.O. zijn hiervan uitgezonderd. Voor iedere leerling die wordt verwezen naar het S.B.O. en het S.O. (categorie-1) betaalt de verwijzende school (schoolbestuur) een nog nader te bepalen geldbedrag. Het eerste schooljaar 20 14-2015 wordt aan het principe “De verwijzer betaalt” nog geen uitvoering maar worden de verwijzingen en met name de reden van verwijzing meegenomen in een nog op te zetten kwaliteitsmonitor. Als de monitor uitwijst dat verwijzingen hoofdzakelijk plaatsvinden zonder aantoonbare redenen die liggen binnen de invloedsfeer van de scholen dan kan overwogen worden om de verwijzingen collectief te dragen. Indien de monitor uitwijst dat verwijzingen in veel gevallen te wijten zijn aan schoolkenmerken dan zal voor iedere leerling die na 1-08-2015 wordt verwezen naar het S.B.O. of S.O.(categorie-1) een nog nader te bepalen geldbedrag in rekening worden gebracht bij de verwijzende school (schoolbestuur). In het voorjaar van 2015 zal deze keuze op de agenda komen van de bestuursvergadering van het S.W.V.. Onderbouwing moet dan plaatsvinden m.b.t. kwaliteitsmonitor die naast de harde kengetallen (van het aantal verwijzingen naar S.O., S.B.O. en BAO-BAO met arrangement) ook de redenen van de verwijzing in kaart brengt. Het samenwerkingsverband respecteert de afspraken van het landelijk vastgestelde tripartiete akkoord en zal hier ook naar handelen. Bij de uitwerking hiervan zal rekening gehouden worden met de eerdere afspraken die gemaakt zijn tussen de bestaande samenwerkingsverbanden Brevoordt en Accent zonder andere partners hierbij te benadelen. Invulling van de directie zal in de eerste periode van maximaal 4 schooljaren bestaan uit een tweehoofdig collegiaal directieteam. De functie-inhoud van de leden van het directieteam en het managementstatuut worden vastgesteld door het bestuur, uitgaande van de van het directieteam van het nieuwe samenwerkingsverband vindt (in de eerste periode van maximaal 4 schooljaren) plaats middels één voordracht vanuit AccentScholengroep en één voordracht vanuit de andere groep schoolbesturen. De taakomvang van het directieteam omvat netto 3 dagen en zal op basis van de verhouding van het aantal leerlingen van de twee voordragende groepen schoolbesturen verdeeld worden over het directieteam. Een afvaardiging van het bestuur van het nieuwe samenwerkingsverband voert aan de hand van de vastgestelde taakbeschrijving voor deze directeursfunctie een benoemingsgesprek met beide kandidaten afzonderlijk. Het directieteam werkt collegiaal en legt een voorstel voor aan het bestuur over de portefeuilleverdeling. Eén van de directieleden zal als woordvoerder optreden naar het bestuur. Bij een mutatie in de bezetting van de directie zal het bestuur zich opnieuw beraden over de gewenste invulling en samenstelling van de directie. Wanneer de directie bestaat uit één of meerdere medewerkers van de deelnemende schoolbesturen zal gewerkt worden met een detacheringsovereenkomst. Uitgaande van een parttime invulling van de directie kunnen deze medewerkers ook worden ingezet voor de coördinatie en aansturing van werkzaamheden en voor de afzonderlijke afspraken tussen een deel van de deelnemende schoolbesturen. Bekostiging dient dan plaats te vinden door de deelnemende schoolbesturen (desgewenst met middelen die beschikbaar gesteld zijn door het samenwerkingsverband voor de invulling van de lichte ondersteuning). Het bestuur stelt na vaststelling van het ondersteuningsplan de omvang en aard vast van de in te zetten personele ondersteuning in het samenwerkingsverband. Het samenwerkingsverband heeft gedurende de eerste periode van maximaal 4 schooljaren géén eigen personeel in dienst. Er wordt uitsluitend gewerkt op basis van detachering.
29
6.1.4
Bestuurscommissie s.w.v. Oost Achterhoek
Uit het bestuur van het samenwerkingsverband is een bestuurscommissie geformeerd met als takenpakket: . het functioneren als klankbord- en adviesgroep voor de directie, . agendacommissie ter voorbereiding bestuursvergadering . het voeren van functionerings- en beoordelingsgesprekken met de directeuren. Het takenpakket is vastgelegd in het Reglement Bestuurscommissie en vastgesteld per 2-12-2013.
6.1.5
Het management van het s.w.v. Oost Achterhoek
De directie heeft als taak de doelen en de functies van het s.w.v. te realiseren in samenwerking met het bestuur van het s.w.v., de afzonderlijke besturen, de scholen en de partners. Dat doet zij binnen de kaders van de statuten en het managementstatuut. Het managementstatuut regelt de volgende taken en bevoegdheden van de directie: . heeft de dagelijkse leiding van het samenwerkingsverband . vertegenwoordigt de stichting binnen de gemandateerde taken . verzorgt de voorbereiding en uitvoering van beleid en activiteiten . het opstellen en uitvoeren van het ondersteuningsplan en het volgen van de totstandkomingsprocedure waaronder het O.O.G.O. met de gemeenten . zorgt voor het opstellen van jaarverslag en jaarrekening . geeft leiding (w.o. de gesprekkencyclus) aan personeel dat werkzaam is voor het samenwerkingsverband . voert decentraal overleg met vakbonden, OPR en O.O.G.O. met de gemeenten over het ondersteuningsplan . beheert formatieve en financiële middelen binnen vastgesteld beleid en begroting . besluit over toelaatbaarheid speciaal (basis-)onderwijs en vertegenwoordigt het samenwerkingsverband in beroepsprocedures. . is aanwezig als adviseur in de bestuursvergaderingen.
6.1.6
Relatie met begroting De kosten voor management en beheer zijn opgenomen in de meerjarenbegroting.
6.2
Medezeggenschap
Het samenwerkingsverband kent een OndersteuningsPlanRaad (O.P.R.) die vanuit de medezeggenschap mee denkt en haar medezeggenschapsfunctie heeft t.a.v. het ondersteuningsplan. Elk schoolbestuur vaardigt één lid uit of namens haar medezeggenschapsorgaan af naar de O.P.R. In het reglement van de O.P.R. staat daarvoor de procedure beschreven. In geval van meerdere kandidaten uit een schoolbestuur, regelt het schoolbestuur de verkiezingen om tot één kandidaat te komen. De O.P.R. bestaat dus uit 14 personen met de verdeling van 7 personeelsleden en 7 ouders volgens een verdeelschema over de schoolbesturen. De zittingsduur van de leden van de OPR bedraagt vier jaar. De eerste OPR is voor 50% aan het eind van het derde OPR-jaar herkiesbaar en de tweede 50% aan het eind van het 5e jaar. Daarna geldt voor beide geledingen een termijn van 4 jaren. De taakstelling voor de O.P.R. is het instemmen met het ondersteuningsplan. Daarin is zij een zelfstandig orgaan dat zonder last- en ruggespraak deze taak uitvoert. Daarnaast heeft zij ook de taak om haar achterban zorgvuldig te informeren. De O.P.R. vergadert vier keer per jaar. Het statuut en het reglement van de O.P.R. zijn geplaatst op de website van het samenwerkingsverband. Daar is ook te vinden wie de leden van de O.P.R. zijn en welke achterban zij vertegenwoordigen. 6.2.1
Relatie met begroting De kosten voor de oudergeleding binnen de O.P.R. zijn opgenomen in de jaarbegroting.
30
6.3
Personeel
Het samenwerkingsverband heeft geen personeel in dienst. De schoolbesturen zorgen voor de bemensing van het samenwerkingsverband.
6.3.1
Bemensing
De bemensing van het samenwerkingsverband heeft betrekking op de volgende onderdelen: •
Directie De dagelijkse leiding van het samenwerkingsverband is in handen van de directie. Zij is eindverantwoordelijk voor de uitvoering van het ondersteuningsplan en legt hierover verantwoording af aan het bestuur. Bij aanvang is gekozen voor een tweehoofdige directie (0,6 FTE).
•
Staf en administratie De directie wordt ondersteund door een staf en administratie. Concreet gaat het om een financieel medewerker (0,1 FTE) en administratief medewerker (0,7 FTE).
•
Toewijzingscommissie De toewijzingscommissie van het samenwerkingsverband beoordeelt de aanvragen voor een toelaatbaarheidsverklaring voor het SBO en SO. De commissie bestaat minimaal uit: − De voorzitter (0,4 FTE) − GZ-psycholoog (180 uur op jaarbasis) − Een jeugdarts (kosten gemeenten) Afhankelijk van de casus, worden extra deskundige (bijvoorbeeld vanuit SBO of SO) gevraagd om deel te nemen aan de bespreking. De kosten voor inzet van deze deskundigen komen voor rekening van het samenwerkingsverband.
Relatie met de begroting De kosten voor het management, staf en administratie zijn opgenomen in de meerjarenbegroting. De kosten voor het Zorg Advies en Toelatingsteam zijn opgenomen in de meerjarenbegroting.
6.3.2
Tripartiete akkoord
De schoolbesturen in het samenwerkingsverband houden zich aan de afspraken gemaakt in het Tripartiete akkoord. • De schoolbesturen (PO, SBO en SO) spreken af dat zij in onderling overleg vorm geven aan de inzet van de expertise. De reguliere schoolbesturen en de SO-besturen overleggen daartoe jaarlijks over de inzet van de SO-expertise met als doel om de ondersteuningsstructuur in de reguliere scholen te versterken. De inzet van deze expertise vindt vraag gestuurd plaats. • In het jaarlijkse overleg vindt er een afstemming plaats tussen de reguliere PO-besturen en de SO-besturen over de kwantitatieve en kwalitatieve SO-expertise die gewenst is voor het daaropvolgende schooljaar. Samen proberen zij tot een match van vraag en aanbod te komen. • Bij een verandering van de vraag naar kwantitatieve en kwalitatieve SO-expertise kan dit mogelijk bij de SObesturen tot formatieve boventalligheid leiden. • De reguliere PO-besturen bekijken of er binnen het reguliere onderwijs alsnog mogelijkheden zijn om de ontstane boventalligheid aan SO-expertise te plaatsen. • De SO-besturen maken een sociaal plan voor de resterende boventalligheid. • De SO-besturen gaan samen met de PO-besturen DGO voeren met de vakcentrales.
31
6.4
Geschillenregeling
Ook als ouders vroegtijdig en volledig over de ondersteuning voor hun kind zijn geïnformeerd en de communicatie tussen school en ouders met respect voor beider rollen is verlopen, kan het zijn dat ouders zich niet in het besluit van de school of samenwerkingsverband kunnen vinden. Dit verschil van mening kan ontstaan bij het nemen van de volgende besluiten: a. het besluit over de toelating of de verwijdering van een leerling b. het toelaten van een leerling tot het speciaal basisonderwijs en speciaal onderwijs c. de inhoud van het ontwikkelingsperspectief Hieronder wordt kort aangegeven waar de verantwoordelijkheid ligt en welke rol een samenwerkingsverband kan spelen in het vinden van oplossingen. a. Het besluit over de toelating of de verwijdering van een leerling Het besluit tot toelating van een leerling op een basisschool of de verwijdering van een leerling van een basisschool is een verantwoordelijkheid voor het schoolbestuur. Wanneer ouders het niet eens zijn met de beslissing van het schoolbestuur om hun kind al dan niet toe te laten of te verwijderen van school, kunnen ouders en school advies aanvragen bij het samenwerkingsverband. Leidt dat niet tot een oplossing dan kunnen ouders gebruik maken van . de klachtenregeling van de school. . de regeling voor bezwaar, die in de wet Passend Onderwijs is opgenomen. . ouders en het schoolbestuur kunnen een geschil over het al dan niet toelaten of verwijderen van een leerling voorleggen aan de (tijdelijke) geschillencommissie Toelating en Verwijdering. . als de opties die hierboven staan het geschil niet naar tevredenheid oplossen, kunnen ouders het besluit van het schoolbestuur voorleggen aan de rechter. Een verschil van inzicht over de vormgeving van de ondersteuning kan ook worden beoordeeld tegen de achtergrond van de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte. Daarbij kan het bijvoorbeeld gaan over de vraag welke aanpassingen de school moet realiseren om de leerling in staat te stellen aan het onderwijs deel te nemen. Een geschil hierover kan worden voorgelegd aan het College voor de rechten van de mens. b. Het toelaten van een leerling tot het speciaal basisonderwijs en speciaal onderwijs Het besluiten over de toelaatbaarheid van een leerling tot speciaal basisonderwijs en speciaal onderwijs is een verantwoordelijkheid van het samenwerkingsband. Passend onderwijs maakt scholen verantwoordelijk om voor elke leerling in goed overleg met de ouders een passende onderwijsplek te bieden. Wanneer hierover een verschil van inzicht tussen de school en de ouders ontstaat wordt de regeling bezwaar over het besluit toelaatbaarheid gevolgd. Het is aan het samenwerkingsverband om dit adequaat te regelen. Het samenwerkingsverband Passend Onderwijs Oost Achterhoek heeft hiervoor het volgende geregeld. Het samenwerkingsverband neemt binnen zes weken een beslissing over de toelaatbaarheid van een leerling nadat het bevoegd gezag van de school waar de leerling is ingeschreven of aangemeld, een verzoek daartoe heeft ingediend. Deze beslissing wordt schriftelijk meegedeeld, onder gelijktijdige melding van de mogelijkheid om bezwaar te maken tegen de beslissing. De ouders kunnen binnen zes weken bezwaar maken tegen de beslissing over de toelaatbaarheid door het indienen van een bezwaarschrift bij het samenwerkingsverband. Het samenwerkingsverband neemt binnen 12 weken na ontvangst van het bezwaarschrift een beslissing over het bezwaar. In eerste instantie bemiddelen de voorzitter en twee leden van het ZATT over het bezwaar. Wanneer dat niet tot een oplossing leidt, stelt het samenwerkingsverband op dat moment een adviescommissie bezwaarschrift samen. De samenwerkingsverbanden Passend Onderwijs in de regio Achterhoek en Liemers werken hiervoor samen. Wanneer de ouders niet tevreden zijn met de beslissing van de adviescommissie bezwaarschrift kunnen zij in beroep
32
gaan bij de bestuursrechter. De volledige procedure is te vinden op de website van het samenwerkingsverband. c. Een verschil van mening over de inzet van de extra ondersteuning of het ontwikkelingsperspectief Wanneer ouders en school een verschil van mening hebben over de inzet van de extra ondersteuning kunnen zij gebruik maken van de klachtenregeling van de school. Bij een geschil over het ontwikkelingsperspectief kunnen ouders dit voorleggen bij de (tijdelijke) geschillencommissie ontwikkelingsperspectief. Het kan zowel gaan om een ontwikkelingsperspectief in het regulier basisonderwijs, als in het speciaal (basis)onderwijs. Ouders en school kunnen ook gebruik maken van de landelijke onderwijsconsulenten die de bemiddeling tussen ouders en school verzorgen.
6.5
Gemeenten
Het samenwerkingsverband Oost Achterhoek valt geografisch binnen de grenzen van drie gemeenten: Aalten, Oost Gelre en Winterswijk. De samenwerking met deze drie gemeenten wat betreft de ondersteuning van kinderen en gezinnen is niet nieuw. Al langere tijd wordt er intensief overlegd over de uitlijning naar de jeugdzorg en dat heeft geresulteerd in de opzet voor een regionaal jeugdzorg adviesteam, een gezamenlijk loket voor alle aanmelding en actueel de start met het OndersteuningsTeam Jeugd. De samenwerking wordt procedureel besproken in het Op Overeenstemming Gericht Overleg. Daartoe hebben Burgemeester en Wethouders van de gemeenten en het bestuur van het samenwerkingsverband de Procedure op overeenstemming gericht overleg ondertekend. De getekende procedure is in te zien op de site van het samenwerkingsverband.
6.6
Ketenpartners
Het samenwerkingsverband Oost Achterhoek is een netwerk organisatie. Verbinden en verbonden willen worden zijn doelen die leiden tot afstemming, efficiënter werken en de juiste inzet van financiële middelen. Om de ondersteuning rond kinderen en gezinnen verbonden te krijgen heeft het samenwerkingsverband veel contacten naar een breed veld van ketenpartners. Al eerder in dit plan is beschreven hoe de samenwerking met de voorschoolse instellingen in de drie gemeenten is. Organisatorisch wordt die samenwerking geborgd in een werkgroep-overleg. In de werkgroep Het Jonge Kind participeren de managers van de verschillende voorschoolse voorzieningen op het niveau van het samenwerkingsverband. Lokaal op het niveau van de gemeenten wordt gewerkt lokaal afstemmingsoverleg tussen voorschoolse instellingen, gemeenten en onderwijs. Het samenwerkingsverband sluit daar desgewenst op aan. Die intensieve samenwerking geldt ook voor de afstemming met het samenwerkingsverband Voortgezet Onderwijs (Berkel-Slinge) en de afzonderlijke scholen voor voortgezet onderwijs binnen de eigen regio. Er structureel overleg op managementniveau, er wordt gezamenlijk gewerkt aan de ontwikkelingen met de gemeenten en er wordt makkelijk aangesloten op elkaars bovenschoolse ondersteunings-overleggen. Geïnitieerd vanuit beide samenwerkingsverbanden is er een werkgroep actief die zich bezig houdt met de inhoudelijke uitlijnen van leerstofaanbod, overdracht ed. De werkgroep onderhoudt een eigen website. Zie www.hallovo.nl . In de samenwerkende lijn van het Z.A.T.T. liggen er contacten met de G.G.Z., kinderartsen, huisartsen en meerdere gezinsondersteuners vanuit verschillende organisaties. Verder is er structureel contact met de andere samenwerkingsverbanden passend onderwijs in de regio Achterhoek en wordt aangesloten op het landelijk netwerkoverleg Passend Onderwijs.
33
Hoofdstuk 7
Passend Onderwijs in relatie tot gemeentelijk beleid
In het kader van Passend onderwijs krijgen schoolbesturen de verantwoordelijkheid om alle kinderen een passende onderwijsplek aan te bieden. Tegelijkertijd worden gemeenten met de decentralisatie jeugdzorg verantwoordelijk voor alle vormen van jeugdhulp. Een goede samenwerking tussen onderwijs en gemeenten draagt bij aan het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen en het bieden van passend onderwijs. In dit hoofdstuk wordt beschreven op welke wijze de samenwerking tussen onderwijs en gemeenten in de regio Oost Achterhoek vorm krijgt. Deze nu wettelijk geregelde samenwerking kent in de Oost Achterhoek al een lange voorgeschiedenis waarin de gemeenten Aalten, Oost Gelre en Winterswijk intensief en binnen meerdere thema’s de samenwerking met de samenwerkingsverbanden WSNS inhoud hebben gegeven. De producten uit deze samenwerking zullen worden meegenomen naar het werken binnen het nieuwe samenwerkingsverband Oost Achterhoek
7.1 7.1.1
Verdeling taken en verantwoordelijkheden Wettelijke taken van gemeenten
Gemeenten voeren verschillende taken uit op het gebied van opvoeden en opgroeien, waaronder taken op het gebied van voorschoolse educatie, jeugdgezondheidszorg, preventieve opvoed- en opgroeiondersteuning, leerplicht, onderwijshuisvesting en leerlingenvervoer. Daarnaast krijgen gemeenten er drie taken bij in het sociale domein: • Decentralisatie jeugdzorg Het kabinet brengt alle vormen van jeugdzorg onder verantwoordelijkheid van gemeenten. Het betreft de overheveling van jeugd-GGZ, provinciale jeugdzorg, gesloten jeugdzorg, jeugdreclassering, jeugdbescherming en zorg voor jeugdigen met een licht verstandelijke beperking. Gemeenten krijgen hiermee de verantwoordelijkheid voor alle vormen van jeugdhulp. 1 In de Jeugdwet is opgenomen dat gemeenten er in ieder geval verantwoordelijk voor zijn dat: a. er een kwalitatief en kwantitatief toereikend aanbod is om aan de taken kunnen voldoen; b. jeugdhulp op een laagdrempelige en herkenbare manier wordt aangeboden en te allen tijde bereikbaar en beschikbaar is in situaties waar onmiddellijke uitvoering van taken is geboden; c. degenen die beroepsmatig met jeugdigen werken deskundig advies kunnen krijgen over vragen en problemen met betrekking tot opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen; d. jeugdigen kosteloos en anoniem advies kunnen krijgen over de door hen voorgelegde vragen met betrekking tot opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen; e. wordt voorzien in maatregelen om kindermishandeling te bestrijden; f. jeugdigen, ouders of pleegouders een beroep kunnen doen op een vertrouwenspersoon, en g. jeugdhulp ook toegankelijk is na verwijzing door de huisarts, de medisch specialist en de jeugdarts Over de uitvoering van deze taken dient de gemeente een beleidsplan te maken. Gemeenten krijgen de verplichting om dit beleidsplan in een op overeenstemming gericht overleg met schoolbesturen te bespreken. •
Decentralisatie AWBZ / WMO De extramurale AWBZ-functie 'Begeleiding' wordt naar gemeenten overgeheveld. Het doel van ‘begeleiding’ is het bevorderen, het behoud of het compenseren van zelfredzaamheid van burgers met een beperking. Daarnaast worden gemeenten verantwoordelijk voor het kortdurend verblijf (bijvoorbeeld logeervoorzieningen voor kinderen met een verstandelijke beperking).
1
Eerste Kamerstuk (oktober 2013). Regels over de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor preventie, ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen en ouders bij opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen (Jeugdwet).
34
Onder de doelgroep die nu begeleiding ontvangt in de AWBZ vallen ook jeugdigen met een fysieke-, verstandelijke – of een psychische of psychiatrische beperking. Een deel van die begeleiding vindt plaats in het onderwijs, via een persoonsgebonden budget of zorg in natura. Meestal betreft dit kinderen in een cluster 3-school, in mindere mate in een cluster 4-school. Het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) indiceert nu nog voor deze begeleiding. Gemeenten organiseren straks de toegang tot die begeleiding. •
Participatiewet Het kabinet wil één regeling voor alle mensen die kunnen werken, maar daarbij ondersteuning nodig hebben. Deze regeling heet de Participatiewet. In de Participatiewet worden de Wet werk en bijstand, de Wet sociale werkvoorziening en een deel van de Wajong samengevoegd. Met de Participatiewet wil het kabinet bereiken dat zoveel mogelijk mensen deelnemen (participeren) aan werk.
Decentralisatie jeugdzorg Met de decentralisatie jeugdzorg worden gemeenten verantwoordelijk voor alle vormen van jeugdhulp. Onder jeugdhulp wordt verstaan: • ondersteuning van en hulp en zorg, niet zijnde preventie, aan jeugdigen en hun ouders bij het verminderen, stabiliseren, behandelen en opheffen van of omgaan met de gevolgen van psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de jeugdige, opvoedingsproblemen van de ouders of adoptie-gerelateerde problemen; • het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijk verkeer en van het zelfstandig functioneren van jeugdigen met een somatische, verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem en die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt, en • het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van de persoonlijke verzorging gericht op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid bij jeugdigen met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking of een somatische of psychiatrische aandoening of beperking, die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt, Het gemeentelijke beleid is gericht op: a. het voorkomen en de vroege signalering van en vroege interventie bij opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen; b. het versterken van het opvoedkundige klimaat in gezinnen, wijken, buurten, scholen, kinderopvang en peuterspeelzalen; c. het bevorderen van de opvoedvaardigheden van de ouders, opdat zij in staat zijn hun verantwoordelijkheid te dragen voor de opvoeding en het opgroeien van jeugdigen; d. het inschakelen, herstellen en versterken van de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de jeugdige, zijn ouders en de personen die tot hun sociale omgeving behoren, waarbij voor zover mogelijk wordt uitgegaan van hun eigen inbreng; e. het bevorderen van de veiligheid van de jeugdige in de opvoedsituatie waarin hij opgroeit; f. integrale hulp aan de jeugdige en zijn ouders, indien sprake is van Multi-problematiek, en g. het tot stand brengen en uitvoeren van familiegroepsplannen en het verlenen van hulp op basis van familiegroepsplannen indien sprake is van vroege signalering van opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen.
35
7.1.2
Wettelijke taken van onderwijs
•
Wet op het primair onderwijs De primaire taak van scholen is het bieden van onderwijs, waarbij het onderwijs zodanig wordt ingericht dat de leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doorlopen. Het onderwijs wordt afgestemd op de voortgang in de ontwikkeling van kinderen en richt zich in elk geval op de emotionele en de verstandelijke ontwikkeling, en op het ontwikkelen van creativiteit, op het verwerven van noodzakelijke kennis en van sociale, culturele en lichamelijke vaardigheden.
•
Onderwijskwaliteit Schoolbesturen zijn verantwoordelijk voor de onderwijskwaliteit en zijn daarmee ook eigenaar van processen tot verbetering van die kwaliteit. In het bestuursakkoord Primair Onderwijs 2012 – 2015 staan afspraken met als doel om de opbrengsten van het primair onderwijs over de hele linie te verhogen.
•
Wetgeving Passend onderwijs Doel van de Wet Passend onderwijs is dat voor alle kinderen met een onderwijsbehoefte zo passend mogelijk onderwijs wordt gerealiseerd. Hoofdpunten van de wet zijn: − Schoolbestuur heeft zorgplicht − De samenwerkingsverbanden passend onderwijs worden verantwoordelijk voor de toekenning en bekostiging van lichte en zware ondersteuning aan kinderen met een extra onderwijsbehoefte. − Samenwerkingsverbanden stellen een ondersteuningsplan op. − Over het concept-ondersteuningsplan vindt ‘op overeenstemmingsgericht overleg’ (OOGO) met alle betrokken gemeenten plaats. − Ouders en leraren hebben via de ondersteuningsplanraad instemmingsrecht op het ondersteuningsplan.
Het samenwerkingsverband en de zes gemeenten hebben gezamenlijk voor het OOGO een procedure vastgelegd en ondertekend. Deze procedure kunt u vinden op www.swvoostachterhoek.nl .
7.1.3
Gedeelde verantwoordelijkheid
Naast de eigen wettelijke taken en verantwoordelijkheden is er sprake van een gedeelde verantwoordelijkheid van onderwijs en gemeenten ten aanzien van de ontwikkeling van jeugdigen. Zowel onderwijs als gemeenten hebben de verantwoordelijkheid om de ondersteuning aan kinderen af te stemmen met andere voorzieningen op het gebied van onderwijs, opvoeden en opgroeien. De gedeelde verantwoordelijkheid van onderwijs en gemeenten komt concreet naar voren in: • Het signaleren van ondersteuningsbehoeften • Het versterken van het opvoedkundige klimaat op scholen • De samenwerking met ouders • Het bieden van een samenhangend aanbod voor jeugdigen en ouders met ondersteuningsbehoeften rondom onderwijs, opvoeden en opgroeien.
7.2
Gezamenlijke missie en uitgangspunten
Samenwerking tussen onderwijs en gemeenten is van groot belang om er voor te zorgen dat jeugdigen en ouders met extra ondersteuningsbehoeften zo snel mogelijk passende, effectieve en samenhangende ondersteuning krijgen in de directe opgroeiomgeving. Onderwijs en gemeenten hebben daarbij één gezamenlijke missie: Kinderen en jongeren die opgroeien in de Oost Achterhoek worden zo lang als mogelijk in hun meest vertrouwde omgeving ondersteund: in het gezin, op school en tussen leeftijdsgenoten. In deze setting denken en werken professionals vanuit optimisme en vertrouwen in de ontwikkelingskracht van jeugdigen.
36
De uitwerking van de ontwikkelde samenwerking tot aan dit moment is vastgelegd in een door besturen van onderwijs en gemeenten gefiatteerd visiedocument Visie op Zorg in en om de school in de Oost Achterhoek (te vinden op de website van het samenwerkingsverband). Zowel het samenwerkingsverband als de gemeenten onderstrepen het belang van afstemming, elk vanuit de eigen verantwoordelijkheid, om er voor te zorgen dat alle jeugdigen passend onderwijs en passende ondersteuning krijgen. Gedeelde uitgangspunten voor de samenwerking tussen onderwijs en gemeenten zijn: • Ouders zijn primair verantwoordelijk voor het opgroeien en opvoeden van hun kind(eren). • Versterken van het gewone, positieve opgroeien en opvoeden. • We gaan uit van wat het kind nodig heeft (en niet van wat het kind heeft). • Lichte ondersteuning waar nodig, zwaarder als het moet. • De ondersteuning is gericht op het versterken van de eigen kracht en zelfredzaamheid. • Jeugdigen, ouders en professionals zijn betrokken en bepalen samen welke ondersteuning passend en haalbaar is. • De ondersteuning wordt zoveel mogelijk in de directe opgroeiomgeving geboden (thuisnabij), met zoveel mogelijk gebruik van het eigen sociale netwerk. • Er zijn geen thuiszitters. • Er is een doorgaande lijn. • Een effectieve en samenhangende aanpak (één kind/gezin, één plan, één regisseur).
7.3
De inhoudelijke samenwerking
Om de gemeenschappelijke visie verder vorm te geven, wordt samengewerkt aan de volgende thema’s: a. Samenwerking onderwijs en jeugdhulp, waaronder: - de gezamenlijke insteek op het OndersteuningsTeam Jeugd - de inzet van preventieve en lichte opvoed- en opgroeiondersteuning o.a. op scholen b. Samenwerking onderwijs en gemeenten binnen de AWBZ transitie c. Activiteiten onder de gezamenlijke koepel van de Centra voor Jeugd en Gezin d. Doorgaande lijn voorschools – PO – VO e. De samenwerking met leerplicht; de aanpak thuiszitters f. Consequenties Passend onderwijs voor leerlingenvervoer g. Consequenties Passend onderwijs voor onderwijshuisvesting h. Consequenties drie decentralisaties in sociaal domein In de volgende paragrafen worden deze agendapunten verder uitgewerkt.
7.4
Samenwerking onderwijs en jeugdhulp
Samenwerking: evident en noodzakelijk De samenwerking met jeugdhulp is al sinds jaren een vast ingrediënt van de kwaliteit van de samenwerkingsverbanden in deze regio. Een kwaliteit die geleid heeft tot goede verbindingen, erkenning en herkenning van elkaars kwaliteiten en het gevoel dat aansluiting en samenwerking leidt tot efficiënter werken. Onderliggend aan die samenwerking en afstemming ligt het volgende kader: • Leerkrachten signaleren opvoed- en opgroeibehoeften van kinderen en ondernemen de nodige stappen. • De school weet waar informatie en advies rondom opvoeden en opgroeien beschikbaar is en maakt hier indien nodig gebruik van 2 • De school beschikt over relevante beleidsstukken/ protocollen en past deze toe. 2
Het betreft: ouderbeleid, Verzuimbeleid, Klachtenprotocol, Pestprotocol, Protocol voor medische handelingen, Meldcode Huiselijk geweld en kindermishandeling, Veiligheidsplan.
37
•
• • • • • • • • • • • • • •
De school verwijst in haar schoolgids en website tenminste naar het samenwerkingsverband Oost Achterhoek, de samenwerking met jeugdhulppartners (zoals het Centrum voor Jeugd en Gezin) en de verwijsindex. De school zoekt de structurele samenwerking met ketenpartners waar noodzakelijke interventies op leerling niveau haar eigen kerntaak overschrijden (conform Inspectie 8.5) Elke school heeft een zorgteam. In het zorgteam nemen naast ouders en intern begeleider ondersteuners 3 uit het onderwijs (orthopedagoog e.a.) en de generalist (vanuit jeugdhulp ) deel. Leerkrachten en andere aanmelders weten goed waarvoor zij bij het ondersteuningsteam terecht kunnen. Ouders worden altijd actief betrokken bij een aanmelding; zij krijgen vooraf informatie over wat het zorgteam is en kan doen. Ouders zijn aanwezig bij de bespreking. In het zorgteam zijn op afroep relevante partners aanwezig. Bij elke casus staan de ondersteuningsbehoeften en mogelijkheden van kind, ouders en school centraal. De voorzitter werkt per casus volgens een vaste systematiek: verkenning – analyse- oplossingsrichtingen – plan van aanpak – evaluatie. Bij elke casus wordt bepaald of registratie in de Verwijsindex nodig is of dat er gelinkt moet worden naar de meldcode Kindermishandeling en Huiselijk geweld. Bij elke casus wordt bepaald wie als casusverantwoordelijke optreedt. De afgesproken ondersteuning wordt volgens planning geboden. De coördinator houdt actief zicht op de voortgang en afstemming van de ondersteuning aan kind, ouders en school. Elke casus wordt afgesloten met een evaluatie. Bij die evaluatie zijn ouders betrokken. Er is dossiervorming volgens wettelijke regels. Ouders hebben inzage in het dossier. De lijn van het ondersteuningsteam naar gespecialiseerde voorzieningen is voor de school helder en effectief.
Afspraken samenwerkingsverband en gemeenten Om er voor te zorgen dat jeugdigen en ouders met extra ondersteuningsbehoeften zo snel mogelijk passende, effectieve en samenhangende ondersteuning krijgen in de directe opgroeiomgeving, is het S.W.V. Oost Achterhoek het volgende met de betrokken gemeenten overeenkomen: •
3
Inzet vanuit het Ondersteuningsteam Jeugd op school a. Met de gemeenten is overeengekomen, dat er een ondersteuningsteam Jeugd is, waarbinnen generalisten de verbinding verzorgen tussen de ondersteuningsstructuur jeugd in de gemeenten en de ondersteuningsstructuur binnen het onderwijs. b. De generalist concentreert zich op de opvoed- en opgroeiomgeving van jeugdigen en het gezin en heeft in elk geval tot taak: - ondersteunt ouders en school bij het verhelderen van de ondersteuningsvraag; - is een vaste contactpersoon voor de school en desgewenst voor de ouder; - geeft handelingsadviezen rondom opvoeden en opgroeien aan ouders en school; - is beschikbaar voor en neemt op afroep deel aan het zorgteamoverleg op school; - neemt verantwoordelijkheid voor het tijdig inzetten en volgen van passende opvoed- en opgroeiondersteuning; - biedt (bij voorkeur zelf) lichte, kortdurende opvoed- en opgroeiondersteuning aan kinderen/ ouders; - zorgt daar waar meer specialistische of meer intensieve ondersteuning noodzakelijke is, voor de toeleiding naar die ondersteuning en de afstemming daarmee;
Met de term ‘generalist’ wordt bedoeld een professional vanuit de jeugdhulp afkomstig uit het Ondersteuningsteam Jeugd van de drie gemeenten.
38
c.
- communiceert over de voortgang van de ingezette opvoed- en opgroeiondersteuning naar ouders en school; - zorgt bij wachttijden voor de gespecialiseerde jeugdhulp voor wachttijdhulp aan kind, ouders en school; - verbindt de ondersteuning daar waar meer ondersteuningsarrangementen ingezet zijn en zorgt dat er onderling afstemming is (één plan enz.). Het samenwerkingsverband levert jaarlijks een rapportage met kengetallen en procesinformatie ter verantwoording aan de gemeente.
•
Participatie in Zorg Advies- en ToewijzingsTeam (Z.A.T.T.) Het bovenschools Z.A.T.T. is gepositioneerd binnen het netwerk van de Centra voor Jeugd en Gezin in de drie gemeenten. Dat houdt in dat het samenwerkingsverband hier als ketenpartner de afstemming zoekt met de gemeentelijk insteek op de jeugd. De invulling van die afstemming kent de volgende inhouden: - participatie (op afroep) van de leden van het OndersteuningsTeam Jeugd in de casuïstiekbesprekingen van het Z.A.T.T. - het uitlijnen van casuïstiek tussen de loketten in de verschillende gemeenten om dubbele casuïstiekbesprekingen te voorkomen. - de gemeenten maken het mogelijk, dat de jeugdarts participeert in het Z.A.T.T. - participatie door de voorzitter van het Z.A.T.T. in andere (inter-)gemeentelijke casuïstiekbesprekingen, daar waar dat een meerwaarde kent.
•
Inzet van preventieve en lichte ondersteuning op scholen Het samenwerkingsverband en gemeenten zien scholen als een belangrijke en natuurlijke plek voor het bieden van informatie, advies en ondersteuning bij het opvoeden en opgroeien. Zo worden op scholen al verschillende activiteiten aangeboden voor kinderen, gericht op een gezonde en veilige ontwikkeling (denk aan sociale vaardigheden, gezonde leefstijl, weerbaarheid en kinderen in echtscheidings-situaties). Daarnaast wordt op enkele scholen ook informatie en advies aan ouders geboden, om hen te ondersteunen bij hun opvoedtaak. Denk aan inloopspreekuren en themabijeenkomsten. Naast dit collectieve, preventieve aanbod worden er ook individuele arrangementen geboden aan kinderen en hun ouders met ondersteuningsbehoeften.
•
Samenwerking onderwijs en gemeenten binnen de AWBZ transitie Gelijk oplopend met de transitie jeugdzorg loopt de transitie van de AWBZ. Ook wat betreft het inzetten van de AWBZ-middelen gaan per 1-01-2015 een deel van de huidige toewijzingen en toekenning van middelen naar de gemeenten. Het definitieve kader daarvoor is nog niet bepaald. Als vervolgstap op de samenwerking tussen samenwerkingsverband en gemeenten die heeft geleid tot het inrichten van het ondersteuningsteam jeugd, is een traject gestart om te kijken naar de uitlijning van de AWBZ-transitie. Hangend onder de werkgroep ZIOS is een tweede werkgroep gestart die tot doel heeft beleid uit te zetten voor de samenwerking tussen gemeenten en onderwijs wat betreft het AWBZ-domein. Gewerkt wordt aan de invulling van de volgende aspecten: - het in beeld brengen van de huidige lijnen en de overlap tussen onderwijs en gemeenten - het aangeven van de consequenties van de transitie voor het overlappende gebied tussen onderwijs en gemeenten - het formuleren van nieuw beleid inzake het opzetten van zorgarrangementen binnen de nieuwe kaders Binnen de werkgroep is de ambitie naar de nabije toekomst geformuleerd als: het toewijzen van integrale onderwijs-, zorgarrangementen vanuit de visie: één gezin één plan. Dit impliceert automatisch de link naar leerlingenvervoer en leerplicht.
39
Deze ambitie heeft de volgende doelstellingen in zich: - het toekennen van onderwijs-, zorg-, en aanvullende arrangementen gebeurt vanuit een Z.A.T.T.bijeenkomst - de aanmeldende partij(-en) richt(en) een zorgvuldig voortraject in - deze integrale benadering leidt tot ontschotting van loketten en middelen - handelend vanuit kaders, kunnen alle partijen (desgewenst) vanuit kader doorbrekend denken komen tot maatwerk als de situatie daar om vraagt - alle op de aanmelding betrokken partijen zijn zo geïnformeerd, dat in de bespreking afgestemd en toegewezen kan worden - de zoek- en aanvraaglast voor ouders wordt teruggebracht naar één loket, één aanmelding en een integrale bespreking - de verantwoordelijkheid voor onderwijsarrangementen blijft bij het samenwerkingsverband liggen en de verantwoordelijkheid voor zorgarrangementen ligt bij de gemeenten. Komen tot het juiste totaal-arrangement is de gezamenlijke verantwoordelijkheid. In deze benadering dragen leerplicht en leerlingenvervoer integraal bij aan het totaal-arrangement. Als doelstelling in de tijd staat de optie om per 1-09-2014 bovenstaande ambitie omgezet te hebben in een realistisch plan van aanpak al dan niet met gefaseerde invoering. Afspraak met de gemeenten Leerlingen die een leerplichtontheffing krijgen worden gemeld bij het Regionaal Aanmeld Punt (R.A.P.) van het samenwerkingsverband, zodat ze kunnen worden opgenomen in de monitor van passend onderwijs.
7.5
Doorgaande lijn
Juist voor kinderen met extra ondersteuningsbehoeften is een doorgaande lijn in de ondersteuning van kind en gezin van groot belang. Dat vraagt onder meer om een effectieve overdracht van informatie over de ontwikkelingsmogelijkheden en ondersteuningsbehoeften van het kind van de voorschoolse voorziening naar de basisschool en van de basisschool naar het voorgezet onderwijs. Uitgangspunten a. Voor elke (tussentijdse) aanmelding vindt een gesprek met ouders en eventueel kind plaats. Wederzijdse verwachtingen en rollen worden gedeeld. b. Bij alle kinderen vindt overdracht plaats met de voorschoolse voorziening (of de vorige school) en bij de overgang naar een andere school. c. Kinderen met extra ondersteuningsbehoeften worden middels een gesprek overgedragen. Dit geldt zowel voor de overdracht met voorschoolse voorzieningen als bij de overgang naar een andere school. d. Alle kinderen binnen de school worden middels een gesprek overgedragen bij de overgang naar een volgende groep of een volgende leerkracht. e. Ouders worden actief betrokken bij de schoolkeuze en overgang naar een andere school. Ouders ontvangen een (digitale) kopie van het overdracht- en leerlingdossier.
7.6
Aanpak thuiszitters
Passend onderwijs heeft als een van haar doelen het ‘thuiszitten’ van kinderen te voorkomen. De zorgplicht voor schoolbesturen moet hier waarborgen voor bieden. Maar zij kunnen dit niet alleen. Het tegengaan van thuiszitten vraagt nadrukkelijk om nauwe samenwerking tussen onderwijs, gemeenten en de instellingen voor jeugdhulp en opvoedondersteuning.
40
Afspraken S.W.V. en gemeenten • Melden bij het bestuur, het samenwerkingsverband en leerplicht Alle scholen moeten samen met elkaar een dekkend netwerk vormen. Het is de taak van alle professionals om thuiszittende leerlingen, of waar thuis zitten dreigt, direct te melden. Dit moet bij zowel het bestuur, het samenwerkingsverband als bij leerplicht. Het samenwerkingsverband kan ofwel door bemiddeling ofwel door tijdelijke extra ondersteuning het thuiszitten voorkomen. Het samenwerkingsverband organiseert direct de benodigde samenwerking met specifieke onderwijsvoorzieningen, leerplicht en de eventuele zorgpartners. Het samenwerkingsverband primair onderwijs heeft momenteel, voor de invoering van passend onderwijs, slechts incidenteel en voor een korte periode te maken met thuiszittende leerlingen. Dit illustreert dat er in de regio al een dekkend onderwijscontinuüm is voor onze huidige leerling populatie. De grootste uitdaging in het dekkende netwerk is niet het creëren van nieuwe voorzieningen, maar het sneller kunnen schakelen tussen voorzieningen. •
Schorsing – Verwijdering Indien een leerling voor langer dan 1 dag wordt geschorst of verwijderd is het bevoegd gezag van de school wettelijk verplicht de leerplicht en onderwijsinspectie op de hoogte te stellen.
•
Melding bij het samenwerkingsverband Scholen melden een leerling bij het samenwerkingsverband als thuiszitter: - als er sprake is van schooluitval doordat ouders, leerling en school niet meer vanuit veiligheid en vertrouwen de onderwijsplaats van het kind kunnen garanderen - als schorsing gebeurt vanuit onmacht en niet leidt tot veranderende omstandigheden die een veilige gang naar school weer mogelijk maakt - als blijkt dat de geboden ondersteuning niet meer passend is en tot verzuim leidt In alle gevallen moet er per omgaande actie ondernomen worden. De primaire verantwoordelijkheid daarvoor ligt bij het bevoegd gezag van de school waar de leerling ingeschreven staat. Als alle mogelijkheden hiervoor verkend dan wel ingezet zijn, kan het bevoegd gezag zich richten met een ondersteuningsvraag naar het samenwerkingsverband. Via het R.A.P. wordt deze vraag opgepakt vanuit het takenpakket van de voorzitter van het Z.A.T.T. die volgens een protocol de aanmelding oppakt. Dit protocol heeft als stappen in zich: - een gesprek met school en een gesprek met ouders - ondersteuning van ouders in het zoeken van een passende onderwijsplek Een leerling die thuis komt te zitten, krijgt prioriteit in het uitzetten van een plan van aanpak. Gezien de verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag en het opgezette protocol van het samenwerkingsverband, is voor elke thuiszittende leerling binnen veertien dagen bekend welke passende onderwijsplek beschikbaar is.
•
Samenwerking met leerplicht Thuiszitters Het samenwerkingsverband heeft direct contact met de betreffende leerplichtambtenaar bij thuiszitten of bij een situatie waarin thuiszitten een reële situatie kan worden. In overleg worden de benodigde acties in werking gezet. Het samenwerkingsverband sluit desgewenst aan bij het regionale overleg van leerplichtambtenaren. Het gaat niet om casussen te overleggen, maar om de samenwerking in de afgelopen periode te bespreken en te verbeteren. Leerplicht hanteert de landelijke definitie van thuiszitters, namelijk: "een leerplichtige jongere van 5 tot 18 jaar, die ingeschreven staat op een school of instellingen en die zonder geldige reden meer dan 4 weken verzuimt en hierbij niet beschikt over een vrijstelling van leerplicht". De afspraak met leerplicht is dat er direct contact is na een melding van een thuiszitter. Voor de hele regio Achterhoek functioneert een Regionaal verzuimprotocol Achterhoek.
41
7.7
Leerlingenvervoer in relatie tot passend onderwijs
Sommige leerlingen zijn gezien hun beperking niet in staat om met begeleiding of zelfstandig naar school te komen. Deze leerlingen komen in aanmerking voor vergoeding van vervoerskosten van en naar school door de 4 gemeente . Ook leerlingen die wel zelfstandig kunnen reizen en voldoen aan het afstandscriterium kunnen in aanmerking komen voor vergoeding van de vervoerskosten. Elke gemeente heeft hiervoor een regeling vastgesteld.
Afspraken S.W.V. en gemeenten Het samenwerkingsverband Oost Achterhoek verwacht dat passend onderwijs niet direct zal leiden tot extra vervoerskosten voor gemeenten. Dit vanuit de visie dat kinderen zoveel mogelijk thuisnabij onderwijs volgen. Ook als dit betekent dat de dichtstbijzijnde voor de leerling passende school is gelegen in een ander samenwerkingsverband. Daarnaast is het de verwachting dat minder kinderen naar het speciaal (basis)onderwijs gaan en er daardoor minder leerlingenvervoer nodig is. Desalniettemin is het lastig om de daadwerkelijke consequenties van passend onderwijs (en de krimp in de regio) voor het leerlingenvervoer te overzien. Ook speelt op dit moment de discussie rond de herinrichting van de verordening rond leerlingenvervoer. Om deze redenen wordt het volgende afgesproken: • Monitor Elke gemeenten houdt de aard en omvang van het leerlingenvervoer in de betreffende gemeente per schooljaar bij (zie bijlage). Op basis van de monitorgegevens wordt in onderling overleg bekeken of nadere afspraken nodig zijn. • Gesprek Gemeenten en het samenwerkingsverband gaan in gesprek met elkaar binnen het kader van O.O.G.O. (zie 6.6) over de consequenties van passend onderwijs voor het leerlingenvervoer. Daarbij is minimaal aandacht voor drie aspecten: - de kwantitatieve ontwikkelingen in het leerlingenvervoer - het beschikbaar houden van middelen uit het leerlingenvervoer voor het onderwijs in geval van een terugloop van de kosten voor leerlingenvervoer als gevolg van passend onderwijs - aansluiting bespreken op de veranderende verordening over mobiliteit - het gebruiken van middelen op basis van (noodzakelijk) maatwerk naast de verordening, maar passend binnen een integratief onderwijs-/zorgarrangement. Zie 7.4 laatste bullit.
4
Vergoeding vindt plaats op basis van de kosten van het vervoer naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school van de s.o.ort waarop een leerling is aangewezen (op grond van zijn lichamelijke of geestelijke toestand) én van de verlangde godsdienstige richting of levensbeschouwing (een zogeheten bijzondere school), dan wel de openbare school. Gemeenten kunnen een afstandsgrens vaststellen van maximaal 6 km. Wanneer de afstand tot de school korter is kunnen ouders geen aanspraak maken op bekostiging van het vervoer. Deze afstandsgrens geldt niet wanneer de leerling gehandicapt is.
42
Monitor Leerlingenvervoer • Het afstandscriterium dat de gemeente hanteert vanuit de verordening Leerlingenvervoer, om voor vervoer in aanmerking te komen • Het aantal leerlingen dat gebruik maakt van de regeling leerlingenvervoer, uitgesplitst naar: o Schooltype Basisonderwijs Speciaal basisonderwijs Speciaal onderwijs cluster 1 Speciaal onderwijs cluster 2 Speciaal onderwijs cluster 3 Speciaal onderwijs cluster 4 o Soort vervoer Openbaar vervoer zonder begeleiding (trein, bus, tram, metro) Openbaar vervoer (trein, bus, tram, metro) met begeleiding Aangepast vervoer (taxi, taxibusje of rolstoelbus) Eigen vervoer (kilometervergoeding motorvoertuig, brommer of fiets) o Reden voor vervoer Op grond van alleen afstand (alle schooltypen) Op grond van alleen handicap (alle schooltypen) Combinatie afstand en denominatie/levensbeschouwing (alle schooltypen) Combinatie afstand en handicap (alle schooltypen) o Afstand voor vervoer: Kort vervoer: tussen 2 en 10 kilometer Middellang vervoer: tussen 10 en 20 kilometer Ver vervoer: meer dan 20 kilometer Ontleend aan: Landelijk onderzoek omvang gemeentelijk Leerlingenvervoer (oktober 2013). Uitgevoerd in opdracht van ministerie van OCW en ondersteunt door de VNG.
7.8
Onderwijshuisvesting in relatie tot passend onderwijs
Gemeenten dragen zorg voor de onderwijshuisvesting op hun grondgebied. Het is denkbaar dat het realiseren van passend onderwijs vraagt om aanpassing(en) van het schoolgebouw. Denk bijvoorbeeld aan (sanitaire) aanpassingen voor leerlingen in een rolstoel, en het inrichten van aparte ruimten voor leerlingen die extra ondersteuning/verzorging nodig hebben. Welke aanpassingen er daadwerkelijk nodig zijn, is nog niet te overzien. Dit geldt eveneens voor de mogelijke gevolgen van krimp in de regio voor onderwijshuisvesting. Afspraken S.W.V. en gemeenten • Voor de aanvraag van aanpassingen in de onderwijshuisvesting gelden de huidige verordeningen van gemeenten. • Gemeenten en het samenwerkingsverband gaan in gesprek met elkaar binnen het kader van O.O.G.O.
7.9
Relatie begrotingen
Programma … Doelstelling Benodigde formatie Beschikbaar budget Budgethouder(s)
De jeugdarts in het Z.A.T.T. Participatie van de jeugdarts in het Z.A.T.T. als één van de deskundigen 180 uur op jaarbasis Vanuit het basistakenpakket GGZ zijn middelen beschikbaar voor inzet van een verpleegkundige. Extra kosten voor inzet jeugdarts worden begroot op €22.000. De gemeenten Aalten, Oost Gelre en Winterswijk
43
Hoofdstuk 8.
Kwaliteitszorg
In dit hoofdstuk wordt verwoord op welke wijze het samenwerkingsverband Oost Achterhoek de ontwikkeling van de kwaliteitszorg vorm zal geven. Daarbij wordt onderscheidt gemaakt tussen kwaliteitsborging, kwaliteitsontwikkeling en kwaliteitsmonitoring. Tot slot wordt de wijze van verantwoording toegelicht.
8.1
Toezichtkaders
Binnen een samenwerkingsverband zijn verschillende soorten toezicht aan de orde, namelijk: • Het toezicht op het samenwerkingsverband (via het toezichtkader Passend onderwijs). • Het toezicht op de kwaliteit van het onderwijs via de deelnemende schoolbesturen (via de toezichtkaders PO en (V)SO). De beoogde resultaten staan beschreven en dienen als vertrekpunt voor de kwaliteitszorg van het samenwerkingsverband Oost Achterhoek, dat een continu verbeterproces van kwaliteit van dienstverlening beoogt.
8.2
Kwaliteitsborging
Het samenwerkingsverband wil haar werkwijze en processen zo inzichtelijk mogelijk maken, zodat voor alle betrokkenen helder is vanuit welke visie en volgens welke procedures in het samenwerkingsverband word gewerkt. Op de website van het samenwerkingsverband staan de volgende inhouden uitgewerkt: • • • • • •
Procedure Basisondersteuning Procedure Zware Ondersteuning (toelaatbaarheidsverklaring SBO/SO) Procedure Schoolondersteuningsprofiel Procedure Ontwikkelingsperspectief Procedure Ondersteuningsplan Procedure klachten
Het samenwerkingsverband streeft naar heldere, transparante procedures zonder te veel bureaucratie.
8.3
Kwaliteitsontwikkeling
Het samenwerkingsverband wil met de beschikbare middelen passende ondersteuning bieden aan kinderen in de regio. Daarvoor is het nodig zicht te hebben op het ondersteuningsaanbod en de kwaliteit daarvan. Die informatie is nodig om het kwaliteitsniveau naar een hoger plan te brengen. Het samenwerkingsverband Oost Achterhoek wil hiertoe de volgende metingen gaan ontwikkelen en uitvoeren: Kort cyclische evaluaties • Korte evaluatievragenlijst (maximaal 10 vragen) bedoeld voor ouders van kinderen die het Z.A.T.T. bezocht hebben (in te vullen na 2 tot 4 weken). • Korte evaluatievragenlijst (maximaal 10 vragen) bedoeld voor ouders van kinderen met een toelaatbaarheidsverklaring voor een lesplaats SBO of SO (in te vullen na 2 tot 4 weken). • Elke Z.A.T.T.-vergadering wordt aan het eind kort geëvalueerd. Doel van de kort cyclische evaluaties is om zicht te krijgen op zowel de positieve punten als ontwikkelpunten. Op basis van de verkregen informatie kan, zo nodig, tijdig worden geïntervenieerd door de school, het bestuur of het samenwerkingsverband.
44
8.4 Monitoring van de resultaten De monitoring van de resultaten vindt jaarlijks plaats met behulp van een Kwaliteitsmonitor. Het samenwerkingsverband verzamelt en evalueert hiervoor de onderstaande data. • • • • • • • • • • •
Aantal leerlingen (in BAO, S.B.O. en S.O.). Aantal terugplaatsingen vanuit S.O. en S.B.O. Aantal observatieplaatsen in het S.B.O. Aantal gerealiseerde terugplaatsingen. Aantal thuiszitters. Aantal meldingen bij de landelijke geschillencommissie. Aantal afgegeven toelaatbaarheidsverklaringen (type, duur, kosten en de redenen voor verwijzing die te wijten zijn aan schoolkenmerken) in relatie tot de herkomst van de leerlingen. Niveau van basisondersteuning op de scholen. Aantal scholen met een extra schoolondersteuningsprofiel. De inzet van de ondersteuningsmiddelen op de scholen en de invloed op het schoolondersteuningsprofiel (dit wordt opgenomen in de Kwaliteitsmonitor van 2015). De mate waarop belanghebbenden tevreden zijn over het functioneren van het ZATT en het samenwerkingsverband. De resultaten van deze verzamelde data en evaluaties worden jaarlijks vastgelegd in een jaarverslag. Een periodieke verantwoording van de resultaten vindt viermaal per jaar plaats in Bestuurs-rapportages (september, december, maart, juni).
Externe verantwoording • Het samenwerkingsverband maakt een publieksversie van haar jaarverslag. • Gemeenten ontvangen jaarlijks een rapportage van het samenwerkingsverband met daarin kengetallen en procesinformatie m.b.t. de samenwerking tussen onderwijs, gemeenten en jeugdhulp.
45
Hoofdstuk 9
De financiën
Eén van de punten waar Passend Onderwijs zich onderscheid t.o.v. het beleid van W.S.N.S. is het financieel perspectief van de samenwerkingsverbanden. Het samenwerkingsverband regisseerde altijd al de middelen voor de lichte ondersteuning, per 1-08-2014 komen daar de middelen voor de zware ondersteuning bij. Het gaat dan om de bekostiging van scholen en ambulante begeleiding van de clusters 3 en 4. Deze stelselverandering is op zich niet gekoppeld aan een bezuinigsopdracht. Wel wordt in een periode van 5 jaar een verevening van de middelen doorgevoerd. Dat is afgerond in 2020 en vanaf dat moment worden de middelen zware ondersteuning op basis van een bedrag per leerling aan de samenwerkingsverbanden toebedeeld. De financiële consequenties van het nieuwe stelsel worden geleidelijk doorgevoerd. Hierbij zijn drie fasen te onderscheiden: 1. Het overgangsjaar (schooljaar 2014/15) 2. De jaren waarin sprake is van verevening van gelden (schooljaren 2015/16 tot en met 2019/2020)
3. De (in financieel opzicht) eindsituatie (de periode daarna, vanaf schooljaar 2020/21). In dit hoofdstuk wordt het financieel beleid en de meerjarenbegroting van het S.W.V. beschreven. Voor de regio geldt de komende jaren een sterke krimp van leerlingenaantallen en daar is rekening mee gehouden in de meerjarenbegroting.
9.1
Het financieel beleid van het samenwerkingsverband
De belangrijkste financiële doelstelling is om met een sluitende begroting te werken. Dit houdt in dat de beschikbare baten zoveel mogelijk aan de scholen en daarmee aan de leerlingen overgedragen worden, zonder financiële reserves op te bouwen bij het samenwerkingsverband. Hiermee wordt het onnodig oppotten van financiële middelen voorkomen. Deze werkwijze is mogelijk omdat de deelnemende schoolbesturen financieel verantwoordelijk zijn. Mocht er door een onverwachte tegenvaller een financieel tekort ontstaan, zullen de deelnemende bestuurders dit tekort dienen aan te vullen. Uiteraard is het financiële beleid en de planning en control-cyclus er op gericht deze situatie te voorkomen. Daarnaast is startkapitaal (algemene reserve) aanwezig dat als werkkapitaal kan dienen en gebruikt kan worden om kleine afwijkingen van de begroting op te vangen. Dit startkapitaal bedraagt ongeveer € 150.000 en is een gevolg van de ontvangen invoeringssubsidie Passend Onderwijs minus de gemaakte aanloopkosten. De kostenstructuur van het s.w.v. is heel variabel waardoor goed ingespeeld kan worden op eventuele veranderingen. Zo heeft het s.w.v. geen personeel in dienst. De gezamenlijke schoolbesturen zorgen zelf voor de bemensing van het samenwerkingsverband. Hierdoor ontstaan geen (langdurige) verplichtingen aan personeel. Daarnaast is er geen eigen huisvesting. Ook zijn er geen langlopende verplichtingen aan leveranciers. De overdracht aan scholen en speciaal onderwijs wordt afgestemd op het betaalschema van het ministerie van OCW. Het financieel beleid kan vertaald worden naar financiële ratio’s. Analoog aan het bovenstaande is het belangrijkste kengetal de rentabiliteit. De doelstelling bedraagt 0% (baten en lasten in evenwicht). De overige financiële kengetallen zijn liquiditeit en solvabiliteit. In tabelvorm luiden de doelstellingen: Liquiditeit: (kortlopende vorderingen + liquide middelen) / kortlopende schulden groter of gelijk aan 1 Solvabiliteit: (eigen vermogen + voorzieningen)/totaal passiva groter of gelijk aan 0,30 Rentabiliteit: resultaat gewone bedrijfsvoering / totale baten uit de gewone bedrijfsvoering groter of gelijk aan 0% Planning en control-cyclus De planning en control-cyclus wordt ingericht op basis van schooljaren. Dit sluit goed aan bij het onderwijsproces. Uiterlijk in juni wordt een meerjarenbegroting vastgesteld voor het nieuwe schooljaar en de drie schooljaren daarna.
46
Per schooljaar worden vier Bestuurs-rapportages opgesteld waarin de meerjarenbegroting gemonitord wordt: 1. augustus tot en met oktober; 2. augustus tot en met januari; 3. augustus tot en met april en 4. augustus tot en met juli. De bestuursrapportages komen ongeveer vijf weken na afloop van de periode beschikbaar. Deze omvatten zowel financiële als beleidsinformatie. Mogelijk wordt de frequentie van het aantal rapportages op termijn verlaagd als de resultaten naar verwachting zijn. Daarnaast wordt na afloop van het kalenderjaar een jaarverslag opgesteld om aan de wettelijke vereisten te voldoen. Deze wordt voorzien van een controleverklaring door een daartoe bevoegde accountant.
9.2
Toelichting bij de meerjarenbegroting
De meerjarenbegroting is, op basis van bestaande kengetallen en doorrekening waarin de leerlingendaling is meegenomen, opgesteld. Hiervoor zijn de leerlingprognoses van Mooz gebruikt. 9.2.1 Baten Bij de inkomsten zijn de leerlingenaantallen van de teldatum 1 oktober 2013 verwerkt. Het budget dat het S.W.V. van de rijksoverheid ontvangt wordt onderscheiden in: • Een budget voor lichte extra ondersteuning (de gelden die thans door de WSNS verbanden ontvangen worden) € 156,77 per leerling. • Een budget voor zware ondersteuning € 324,80 per leerling. 9.2.2 Lasten Het S.W.V. heeft te maken met verplichte uitgaven. Deze betreffen: • De SO overdracht. De ondersteuningsbekostiging van leerlingen in het S.O., woonachtig in het S.W.V. In het schooljaar 2014-2015 wordt de bekostiging zware ondersteuning nog rechtstreeks aan het SO vergoed. • De compensatiemiddelen AWBZ. Het SO kent al enkele jaren de compensatie pakketmaatregel AWBZ. Dit budget wordt per 1 augustus 2014 toegekend aan het samenwerkingsverband. Het samenwerkingsverband bekijkt welke ondersteuning er per 01-08-2014 op de scholen nodig is. Dit betekent dat de SO-school, die aanspraak maakte op de compensatieregeling AWBZ, afspraken maakt met het samenwerkingsverband waar deze leerlingen onder vallen om aanvullende financiering te ontvangen. Het betreft met name scholen met MG-leerlingen. • Expertise Trekkingsrecht per leerling. In het schooljaar 2014-2015 gaan de middelen voor ambulante begeleiding(aantal rugzakleerlingen per 01-10-2013x € 4754) rechtstreeks naar het S.O.. Het S.O. dient deze middelen in te zetten voor begeleiding in het (speciaal) basisonderwijs. In de begroting is uitgegaan van 116 rugzakken per 01-10-2013 en van 101 per 1-08-2015. • Herbestedingsverplichting ambulante deel rugzakken. In het schooljaar 2015-2016 gaan de middelen voor ambulante begeleiding naar het samenwerkingsverband. Deze middelen dienen te worden herbesteed bij het S.O. • Inzet expertise/arrangementen. De expertise van het PO en SO wordt benut. De realisatie hiervan is beschreven in paragraaf 6.3.2. Tripartiete akkoord. • Middelen ondersteuning basisscholen. Deze middelen kunnen door de schoolbesturen ingezet worden voor: -de inhuur van b.v. de s.o.-expertise; -passende ondersteuning op de basisscholen; -vergoeding als gevolg van hogere verwijzing naar S.O. en S.B.O.. Een hogere deelname aan het S.O. en S.B.O. leidt tot een verlaging van de middelen ondersteuning basisscholen.
47
•
• •
•
9.3
Overgangsregeling lgf. Voor de schooljaren 2014-2015 en 2015-2016 is een budget van resp. € 261.000 en € 228.375 beschikbaar. Dit budget wordt verdeeld over de op 1 augustus van betreffend schooljaar aanwezige lgf-leerlingen. S.B.O. boven de 2%. Er wordt uitgegaan van een lichte daling van het leerlingenaantal op het S.B.O. SBAO en SO tussentijdse groei en grensverkeer. De middelen voor tussentijdse groei en grensverkeer zijn gebaseerd op de ontwikkelingen in het S.O. en S.B.O. en laten een geleidelijke daling zien. Voor het schooljaar 2014-2015 worden de tussentijdse groeimiddelen voor het SO rechtstreek aan het SO toegekend. Als peildatum wordt voor het SBO 1 april gehanteerd. Voor het S.O. is de peildatum 1 februari. Het betreft hier de overdracht van de basisbekostiging en de zorgbekostiging. De SBO-scholen kunnen na 1 oktober eventueel een beroep doen op de bekostiging ½ N in geval van onverwacht grote groei. Een schriftelijke beredenering van de oorzaak van dit beroep en een plan van inzet dienen aan de directie van het samenwerkingsverband overlegd te worden. Voor de begroting van 2016-2017 gaan we na of de managementuren en de uren voor het ZATT teruggebracht kunnen worden. De kosten van het ZATT zouden dan in het schooljaar 2016-2017 met 25% verminderd kunnen worden. Vanaf het schooljaar 2017-2018 zal nogmaals onderzocht worden of deze kosten opnieuw met 25% van het bedrag in 2014-2015 verminderd kunnen worden.
De meerjarenbegroting SWV Oost-Achterhoek
Teldatum 01-10
1 Aantal leerlingen BAO 2 Aantal leerlingen SBAO 3 Aantal leerlingen SO 4 Aantal rugzakjes
Baten
2013
5 Lichte ondersteuning 6 Zware ondersteuning 7 Verevening 8
Totale baten (excl. grensverkeer) Lasten
2017
2018
2019
1.174.678 2.533.115 450.718
1.139.718 2.457.437 375.599
1.112.910 2.398.648 300.479
1.091.119 2.350.253 150.239
1.139.718 2.302.832 -
2.322.953
4.365.269
4.158.511
3.972.753
3.812.037
3.591.611
3.442.550
2015-2016 2016-2017 2017-2018 2018-2019 2019-2020 2020-2021 761.228 32.500
687.692 31.196
640.989 30.264
599.933 29.540
640.989 28.944
618.444 28.360
675.939
648.901
622.945
598.027
574.106
704.103 704.103
€ €
898.555 1.535.158 1.690.854 1.639.910 1.590.010 1.395.584 1.339.640 111 € 196 € 226 € 226 € 224 € 201 € 196 898.555 2.239.261 2.366.792 2.288.811 2.212.955 1.993.611 1.913.746 111 € 286 € 316 € 315 € 312 € 286 € 280 261.000 228.375
19 SBAO boven 2 % 20 SBAO en SO tussentijdse groei 21 Grensverkeer (negatief = voordelig)
816.390 131.504 -34.151
22 Management, beheer en ZATT 23 Management, beheer en ZATT (maximaal 5%) Totale lasten 24
216.105
Resultaat
2016
1.225.471 2.639.000 500.798
33.552
Expertise (Ambulante deel van LGF = € 4754 per rugzak) 11 Trekkingsrechten per leerling Naar SO 12 Herbestedingsverplichting ambulante deel rugzakken 13 Inzet expertise/arrangementen
25
2015
1.264.350 1.058.603 -
2014-2015
9 SO overdracht 10 Compensatiemiddelen AWBZ (€ 4 per leerling)
14 Overdracht t.b.v. Reguliere scholen (exclusief expertise SO) 15 Overdracht per leerling (exclusief expertise SO) 16 Overdracht t.b.v. Reguliere scholen (inclusief expertise SO) 17 Overdracht (inclusief expertise SO) per leerling bao 18 Overgangsregeling LGF-gelden gelden(€ (2250,2.500 per rugzak rugzak) zak)
2014
8.065 7.817 7.493 7.270 7.099 6.960 6.824 323 308 306 296 286 276 266 69 65 60 57 55 53 51 147 x x x x x x 2014-2015 2015-2016 2016-2017 2017-2018 2018-2019 2019-2020 2020-2021
2.322.953 -0
766.273 151.410 -29.883
745.697 136.798 -25.614
709.923 129.493 -25.614
671.417 122.187 -21.345
632.655 114.881 -21.345
216.105 181.578 155.807 5,0% 4,4% 3,9% 4.365.269 4.158.511 3.972.753
155.807 4,1% 3.812.037
155.807 4,3% 3.591.611
155.807 4,5% 3.442.550
-0
0
0
0
777.031 144.104 -29.883
-0
0
48
Bijlage 10.1
De aangesloten schoolbesturen en scholen
Stichting ter bevordering van basisonderwijs, speciaal onderwijs, (voortgezet) speciaal en voortgezet onderwijs aan leerlingen met een beperking (ook genoemd):
De Onderwijsspecialisten Koningstraat 27 6811 DG ARNHEM
Postbus 821 6800 AV ARNHEM
026-3537480
[email protected]
Hamalandschool Van Ostadestraat 17 7131 VB Lichtenvoorde Tel: 0544 - 37 17 38
[email protected]
Mariëndael Locatie Doetinchem Oude Rozengaardseweg 144 7009 ND Doetinchem T 0314 - 33 12 66
[email protected]
Deelnemende scholen: Het Aladon Magnoliaplein 11 7121 AM Aalten Tel: 0543 - 47 32 81
[email protected]
Stichting Delta, stichting voor Katholiek en Protestants-Christelijk primair onderwijs Koningstraat 27 6811 DG ARNHEM
Postbus 821 6800 AV ARNHEM
026-389 02 91
[email protected]
St. Willibrordus Karel Doormanstraat 66 7141WH Groenlo Tel: 0544 462538
[email protected]
De Watermolen Adm. Helfrichplein 2 7141VN GROENLO Tel: 0544-462580
[email protected]
Deelnemende scholen: St. Ludgerusschool Zwolle Meddoseweg 21 7142 HA GROENLO Tel: 0544-461044
[email protected]
De Ni-je Veste Wheme Wheme 30 7141BV Groenlo Tel: 0544 - 461 961
[email protected]
De Ni-je Veste Buitenschans Buitenschans 7 7141EK Groenlo Tel: 0544 - 462 332
[email protected]
Stichting Openbaar Primair Onderwijs Noordoost Achterhoek Korenbree 23 7271 LH Borculo
Postbus 16 7270 AA BORCULO
0545-275166
[email protected]
Postubus 391 7100 AJ WINTERSWIJK
0543-512214
[email protected]
Deelnemende scholen: ’t Palet Nolensstraat 14, 7141 VG Groenlo Tel: 0544-463135
[email protected]
Stichting De Korenburg Morsestraat 21a 7101 JA Winterswijk Deelnemende scholen: SBO De Korenburg Morsestraat 21a 7101 JA Winterswijk 0543-512214
[email protected]
49
Stichting Openbaar Primair Onderwijs Winterswijk Beatrixpark 22 7101 BN WINTERSWIJK
0543 533887
[email protected]
Deelnemende scholen: obs Bargerpaske Voorninklaan 1 7103 AW Winterswijk Tel: 0543 - 516 539
[email protected]
obs De Schakel Violenstraat 1a 7102 CN Winterswijk Tel: 0543 - 514 687
[email protected]
obs De Kolibrie Hakkelerkampstraat 33 7101 VG Winterswijk Tel: 0543 - 514 019
[email protected]
obs Kotten Meester Meinenweg 14 7107 AN Winterswijk-Kotten Tel; 0543 - 563 532
[email protected]
Ribeslaan 2 7101 XZ Winterswijk Tel: 0543 - 514 446 Olmenstraat 41 7101 TE Winterswijk Tel: 0543 - 514 294 obs Miste/Corle Brinkeweg 15 7109 BN Winterswijk-Miste Tel: 0543 - 565 206
[email protected]
obs Stegeman Pronsweg 5 7101 CE Winterswijk Tel: 0543 - 514 155
[email protected]
obs ’t Waliën Waliënseweg 8 7105 CD Winterswijk-Huppel Tel: 0543 - 514 228
[email protected]
obs Woold Schoolweg 13 7108 BM Winterswijk Tel: 0543 - 564 427
[email protected]
Reflexis Openbaar Basisonderwijs Middelgraaf 46 7071 WT ULFT
Postbus 107 7060 AC TERBORG
0315 - 64 15 63
[email protected]
OBS De Wegwijzer Molenhof 54 7091 CW Dinxperlo Tel: 0315 - 65 18 84
[email protected]
OBS Het Hof ’t Hof 2 7131 DR Lichtenvoorde Tel: 0544 - 37 34 75
[email protected]
Postbus 253 7120 AG AALTEN
0543 - 47 84 44
[email protected]
Deelnemende scholen: De Slinger Wehmerstraat 21 7121 DP Aalten Tel: 0543 - 47 23 17
[email protected]
Stichting Accent Plein Zuid 6 7121 EX AALTEN Deelnemende scholen: CBS Barlo Markerinkdijk 18 7122 RK Aalten Tel: 0543-451236
CBS De Bosmark Europastraat 10 7091 XC Dinxperlo Tel: 0315-820213
CBS De Broekhof Vondelstraat 11a 7121 VB Aalten Tel: 0543 471197
CBS Groen van Prinsterer Ludgerstraat 86 7121 EM Aalten Tel: 0543 472256
[email protected]
[email protected]
[email protected]
[email protected]
CBS De Höve Keizerweg 2 7095 AX De Heurne Tel: 0315-651115
CBS de Klimop Schooldijk 21 7122 LX Aalten Tel: 0543-461226
CBS ’t Möllenveld Haartseweg 12a 7121 KZ Aalten Tel: 0543 - 565438
Speciale basisschool nieuwHessen Hessenweg 4 7121 MG Aalten Tel: 0543-473214
[email protected]
[email protected]
[email protected]
[email protected]
CBS De Triangel * Locatie Laag: Dalweg 18 7122 BC Aalten Tel: 0543-473838 * Locatie Hoog: Berkenhovestraat 35 7122 ZX Aalten Tel: 0543-474183
CBS ’t Warmelinck Kruisdijk 17 7122 JX Aalten Tel: 0543-466213
BS De Hoeksteen Bisschop Philip Roveniusstraat 8 7141 KS Groenlo Tel: 0544-461336
Julianaschool Corleseweg 4 7102 EV Winterswijk Tel: 0543-512937
[email protected]
[email protected]
[email protected]
[email protected]
50
CBS Emmaschool Vredenseweg 170 7113 AE Winterswijk Tel: 0543 562436
Koningin Wilhelminaschool Burg. van Nispenstraat 36 7103WJ Winterswijk Tel: 0543-514236
Prins Willem Alexander School Laan van Hilbelink 73 7101 WK Winterswijk Tel: 0543-514744
[email protected]
[email protected]
[email protected]
Stichting voor Katholiek Basisonderwijs Gelderland Martinusweg 19 7391 AC TWELLO
Postbus 194 7390 AD TWELLO
0571-26 11 09
[email protected]
De Vlier Vredenseweg 84 7101 LR Winterswijk Tel: 0543-51 55 85
[email protected]
Katholieke basisschool St. Jozef Dijkstraat 6 7121 ET Aalten Tel: 0543-472928
[email protected]
Deelnemende scholen: St. Jozefschool Schoolstraat 1 7101 GB Winterswijk Tel: 0543-532747
[email protected]
Stichting Lima voor Katholiek Primair Onderwijs in Oost Gelre Varsseveldseweg 47 7131BH Lichtenvoorde
Postbus 95 7130 AB LICHTENVOORDE
0544-372952
[email protected]
Bs. Pastoor van Ars Oude Aaltenseweg 28 7131 NZ Lichtenvoorde Postbus 151 7130 AD Lichtenvoorde Tel: 0544 – 371908
[email protected]
Bs. Frans ten Bosch De Rode van Heeckerenstraat 26 7131 ER Lichtenvoorde Postbus 130 7130 AC Lichtenvoorde Tel: 0544 – 372326
[email protected]
Bs. St. Joris Waterhoen 1 7132 DK Lichtenvoorde Tel: 0544 – 373567
[email protected]
Bs. St. Jozef Schatbergstraat 81 7131 GK Lichtenvoorde Tel: 0544 – 371704
[email protected]
BS. De Regenboog Planetenstraat 45 7131 HB Lichtenvoorde Postbus 148 7130 AC Lichtenvoorde Tel: 0544 – 373805
[email protected]
SBO St. Ludgerus Varsseveldseweg 47 7131 BH Lichtenvoorde Postbus 92 7130 AB Lichtenvoorde Tel. 0544 371202
[email protected]
Bs. St. Canisius Kerkstraat 44 7135 JM Harreveld Tel: 0544 – 371099
[email protected]
Bs. St. Jozef Dorpsstraat 66 7136 LN Zieuwent Tel: 0544 – 351577
[email protected]
Bs. St. Antonius Winterswijkseweg 20 7134 NE Vragender Tel: 0544 – 372429
[email protected]
Bs. St. Antonius Vicariestraat 2 7137 MN Lievelde Tel: 0544 – 372635
[email protected]
Bs. St. Theresia Waalderweg 20 7263 RW Mariënvelde Tel: 0544 – 351689
[email protected]
Postbus 23 7060 AA TERBORG
0315-617013
[email protected]
Deelnemende scholen:
Stichting Essentius St. Lidwinastraat 1 Etten ingang aan Loo 7075 AK ETTEN Deelnemende scholen: Bs. St. Liborius Maurits Prinsstraat 25 7091 CV Dinxperlo Tel: 0315-655667
[email protected]
51
Stichting Interconfessioneel (P.C./R.K.) Onderwijs te Bredevoort Pater Jan de Vriesstraat 17 7126 BL BREDEVOORT
0543-451529
Deelnemende scholen: School ’t Bastion Pater Jan de Vries straat 17 7126 BL Bredevoort Tel: 0543-451529
[email protected]
Stichting Vrijescholen Athea Hofstraat 8 7411 PD DEVENTER
Postbus 749 7400 AS DEVENTER
0570 612 459
[email protected]
Deelnemende scholen: Vrije Basisschool De Esch Rusthuisstraat 28 7101 JH Winterswijk Tel. 0543 532 704
[email protected]
Stichting Interconfessionele Samenwerkingsschool Meddo Beuksveld 6 7104 BD WINTERSWIJK –Meddo
0543 569 406
Deelnemende scholen: Basisschool 't Kempken Beuksveld 6 7104 BD Winterswijk -Meddo Tel: 0543 569 406
[email protected]
Stichting Speciaal Onderwijs Twente en Oost Gelderland Schoollaan 3 7271 NS BORCULO
Postbus 58 7270 AB BORCULO
0545 272 259
[email protected]
Deelnemende scholen: S.O. Klein Borculo Schoollaan 1 7271 NS Borculo Postbus 58 7270 AB Borculo Tel: 0545-273944
[email protected]
S.O. De Isselborgh Slotlaan 35 7006 HA Doetinchem Postbus 466 7000 AL Doetinchem Tel: 0314-392537
[email protected]
52
Bijlage 10.2
Lijst met afkortingen
LGF OPR MR PO SBO SO SWV VO VSO OT
Leerlinggebonden financiering Ondersteuningsplanraad Medezeggenschapsraad (van scholen) Primair onderwijs Speciaal basisonderwijs Speciaal onderwijs Samenwerkingsverband Voorgezet onderwijs Voortgezet speciaal onderwijs OndersteuningsTeam Jeugd en Gezin.
53
Bijlage 10.3
Basisondersteuning in het samenwerkingsverband Oost Achterhoek.
De basisondersteuning in het samenwerkingsverband Oost Achterhoek is gedurende het najaar van 2013 in overleg met de schooldirecteuren tot stand gekomen. De basisondersteuning wordt in dit document gedefinieerd en het onderwijsconcept van de school met basisondersteuning wordt vervolgens beschreven.
Definiëring basisondersteuning voor de scholen in het samenwerkingsverband Oost Achterhoek (25-02) Inleiding In deze notitie wordt de basisondersteuning van de basisscholen in het samenwerkingsverband Oost Achterhoek beschreven. Met basisondersteuning in het onderwijs wordt de ondersteuning bedoeld die elke school minimaal biedt. De basisondersteuning is gebaseerd op de volgende bronnen. •
De afspraken die de PO-raad heeft vastgelegd in het Referentiekader of uitwerkingsdocumenten daarvan.
•
Het toezichtskader van de inspectie van het onderwijs.
In het Referentiekader wordt onder basisondersteuning het volgende verstaan: de door het samenwerkingsverband afgesproken geheel van preventieve en licht curatieve interventies die binnen de ondersteuningstructuur van de school planmatig en op een overeengekomen kwaliteitsniveau worden uitgevoerd. De basisondersteuning beschrijft mede op basis van het toezichtskader van de onderwijsinspectie de preventieve en lichte curatieve interventies, de ondersteuningsstructuur, het planmatig werken en de kwaliteit van de basisondersteuning.
Om de basisondersteuning te definiëren is in deze notitie het onderwijsconcept van de school met basisondersteuning beschreven. Daarbij worden de volgende standaarden genoemd: -ondersteuningsstructuur; -pedagogisch klimaat; -omgaan met verschillen; -extra aandacht en tijd; -onderwijsmaterialen; -ruimtelijke omgeving; -expertise en -samenwerking met externen. Deze standaarden dragen bij aan een sterke basisondersteuning.
54
Elke standaard wordt uitgewerkt in een aantal indicatoren. Deze indicatoren beschrijven de concrete kwaliteitseisen van de basisondersteuning. De beschrijving van de basisondersteuning is gekoppeld aan de Zorgroute. Deze is als bijlage toegevoegd. Bij de uitvoering van de Zorgroute zijn de ouders vanaf stap 1 betrokken.
De basisondersteuning Ondersteuningsstructuur: 1. Alle leerkrachten binnen de school kennen de leerlingen voor wie ze in en rond het gebouw verantwoordelijkheid dragen bij naam. 2. Iedere medewerker is in staat om speciale onderwijsbehoeften van leerlingen te signaleren. Er wordt op signalen gereageerd door zelf actie te ondernemen of signalen door te spelen naar degene die bevoegd en/of het best in staat is om actie te ondernemen (zie bijlage: zorgroute stap 1). 3. Onderwijsbehoeften worden in kaart gebracht en vastgelegd op basis van schriftelijke informatie bij de aanmelding, (warme) overdracht door de toeleverende instelling/school en informatie uit het gesprek met de ouders. 4. Er is sprake van pedagogisch en educatief partnerschap met ouders. Het uitgangspunt hiervan is dat er sprake is van een gelijkwaardige relatie tussen ouders en school met waardering voor en benutting van ieders deskundigheid (zorgroute stap 1). 5. De school gebruikt een samenhangend systeem van genormeerde instrumenten en procedures voor het volgen van de prestaties en de ontwikkeling van de leerlingen (zie: Analyse en waardering van opbrengsten PO). 6. Leerkrachten volgen systematisch de voortgang en de ontwikkeling van de leerlingen (zorgroute stap 1). 7. Overdrachtsgegevens zijn voor de betrokken medewerkers beschikbaar in een digitaal beveiligd systeem. 8. Het digitale leerlingvolgsysteem wordt door alle medewerkers gedurende de schoolloopbaan effectief benut: • Leerkrachten leggen bij incidenten gegevens vast in het beschikbare leerlingvolgsysteem. • Leerkrachten leggen toetsgegevens over basisvakken, referentieniveaus, sociaal-emotionele ontwikkeling, geboden ondersteuning, samenwerking met externe partners en samenwerking met ouders vast in het leerlingvolgsysteem. • Leerkrachten raadplegen het leerlingvolgsysteem en zijn in staat de gegevens te analyseren waardoor signalen opgepikt worden en tot actie overgegaan wordt (zorgroute stap 1). 9. Er vinden regelmatig besprekingen plaats over alle leerlingen, maar frequenter en diepgaander over leerlingen met speciale onderwijsbehoeften (zorgroute stap 2,3 en 4). In alle gesprekken waar een leerling centraal staat, wordt de verkregen informatie van ouders meegenomen (zorgroute stap 1 tot en met 6). 10. N.a.v. die besprekingen werkt de leerkracht handelingsgericht op basis van een analyse van gegevens uit het leerlingvolgsysteem en observaties. (zorgroute stap 2 en 3). 11. Bij een groepsbespreking is minimaal de leerkracht en de interne begeleider aanwezig (zorgroute stap 2). 12. De directie waarborgt de continuïteit van de dialoog over leerlingen met speciale onderwijsbehoeften door leerling- en of groepsbesprekingen te laten plaatsvinden (zorgroute stap 2 en 3).
55
13. De school zorgt er op een actieve manier voor dat informatie over onderwijsbehoeften en een handelingsgerichte aanpak beschikbaar komt voor alle betrokken professionals in de school. De betrokken professionals spannen zich maximaal in om op de hoogte te blijven van onderwijsbehoeften en de aanpak (zorgroute stap 1). 14. De leerkracht bespreekt pedagogische en/of didactische onderwijsbehoeften met zowel de leerling als de ouders. Indien noodzakelijk wordt ook de groep geïnformeerd (zorgroute stap 1). 15. De school zorgt ervoor dat diagnostische expertise beschikbaar is voor leerlingen waarover signalen van speciale onderwijsbehoeften zijn opgepikt (zorgroute stap 2 en 3). 16. Een intern begeleider (of andere deskundige) biedt (bijvoorbeeld vanuit een coachende rol) ondersteuning aan leerkrachten voor het omgaan met speciale onderwijsbehoeften (zorgroute stap 2). 17. Specifieke expertise wordt onder verantwoordelijkheid van de directie ingezet voor de ondersteuning van leerkrachten (zorgroute stap 4). 18. Voor ondersteuning bedoelde (financiële) middelen worden ook daartoe ingezet. De schooldirecteur legt verantwoording af door de inzet van deze middelen zichtbaar te maken in de begroting en het jaarplan. Pedagogisch klimaat 1. De school waarborgt actief een sociaal en veilig klimaat. Dit wordt gewaarborgd door de aanwezigheid en toepassing van een pestprotocol, vertrouwenspersoon en meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld. 2. Er zijn gemeenschappelijke afspraken over hoe volwassenen in de school met elkaar omgaan, hoe volwassenen met leerlingen omgaan en hoe leerlingen onderling met elkaar om behoren te gaan (gedragscode, waarin wettelijke voorschriften zijn meegenomen). 3. De school maakt gebruik van (ortho)pedagogische en (ortho)didactische programma’s en methodieken die gericht zijn op sociale veiligheid en het voorkomen van gedragsproblemen. Omgaan met verschillen 1. Leerkrachten stemmen aangeboden leerinhouden, instructie, onderwijstijd en verwerkingsopdrachten af op verschillen in ontwikkeling bij leerlingen en hebben dit planmatig vastgelegd. (zorgroute stap 1). 2. Leerkrachten passen op een zodanige wijze differentiatievormen binnen de lessen toe dat tegemoet gekomen wordt aan speciale onderwijsbehoeften (zorgroute stap 1). 3. Differentiatie wordt toegepast m.b.t.: • speciale didactische-, psychologische- of sociaal-emotionele kenmerken; • een meer of minder dan gemiddelde intelligentie; • verschillende leerstijlen (aanpakgedrag b.v. de wijze waarop een kind de instructie oppakt). 4. Voor leerlingen die extra ondersteuning boven de basisondersteuning krijgen wordt een plan voor de inzet van de ondersteuning opgesteld en schriftelijk vastgelegd (ontwikkelingsperspectief). 5. Voor leerlingen die door de speciale onderwijsbehoeften het eindniveau van het basisonderwijs naar verwachting niet halen, wordt een ontwikkelingsperspectief opgesteld. 6. De school evalueert regelmatig de effecten en het rendement van de geboden ondersteuning aan leerlingen met speciale onderwijsbehoeften (zorgroute stap 2,3 en 4). 7. Er zijn onderwijsprogramma’s die waar nodig afgestemd zijn op leerlingen met fysieke beperkingen, bv. aangepaste roosters, passend ingerichte elektronische leeromgeving en ruimte voor het verrichten van medische handelingen door daartoe bevoegden. Het kan ook gaan om personen aan wie de bevoegdheid is overgedragen.
56
8. De school heeft een werkend protocol voor medische handelingen. 9. De school heeft schriftelijk vastgelegd werkend beleid voor het omgaan met dyslexie en dyscalculie. 10. De school heeft een beleid vastgelegd voor het omgaan met leerlingen met een minder of meer dan gemiddelde intelligentie.
De vijf velden Extra aandacht/tijd 1. Er is minimaal één paar bevoegde handen in de klas. 2. De groepsgrootte moet gerelateerd zijn aan de mogelijkheden tot het bieden van voldoende ondersteuning in de groep. 3. De leerkrachten weten d.m.v. het toepassen van differentiatievormen, zelfstandig werken, samenwerkende leeractiviteiten en goed klassenmanagement tijd vrij te spelen om extra aandacht te besteden aan leerlingen met speciale onderwijsbehoeften (zorgroute stap 1). 4. Extra handen van onderwijsassistenten en andere beroepskrachten worden zodanig ingezet dat tijd beschikbaar komt om extra ondersteuning te bieden aan leerlingen met speciale onderwijsbehoeften. Dit kan zowel individueel als in een subgroep zijn (zorgroute stap 1). 5. Leerlingen met speciale onderwijsbehoeften ontvangen de ondersteuning zoveel mogelijk binnen de groep. 6. Speciale expertise wordt onder verantwoordelijkheid van de directie ingezet voor directe ondersteuning van leerlingen (zorgroute stap 4). Onderwijsmaterialen 1. Er wordt gebruik gemaakt van lesmethoden, waarbij de mogelijkheid bestaat voor niveau- en tempodifferentiatie (zorgroute stap 1). 2. Er wordt gebruik gemaakt van remediërend materiaal behorend bij gebruikte lesmethoden. (zorgroute stap 1). 3. Er is een programma of aanpak in gebruik voor een veilig klimaat, o.a. ten behoeve van het ontwikkelen van sociale vaardigheden, het voorkomen van gedragsproblemen en preventie van pestgedrag (zorgroute stap 1). 4. Er zijn onderwijsmaterialen beschikbaar die tegemoet komen aan specifieke didactische kenmerken en speciale pedagogisch/psychologische kenmerken (zorgroute stap 1). 5. Er zijn passende materialen voor leerlingen met dyslexie, dyscalculie en een meer of minder dan gemiddelde intelligentie beschikbaar. (zorgroute stap 1). Ruimtelijke omgeving 1. Er is binnen de klas fysieke ruimte om aan leerlingen met speciale onderwijsbehoeften één-op-één ondersteuning te geven (zorgroute stap 1). 2. Er is binnen de school ruimte om één-op-één begeleiding of begeleiding van een (sub)groepje leerlingen met speciale onderwijsbehoeften te geven (zorgroute stap 3).
57
3.
4.
5.
De school zorgt voor algemene fysieke toegankelijkheid van gebouw(en) voor leerlingen met fysieke beperkingen (rolstoeltoegankelijk, invalidentoilet, lift naar een verdieping, voldoende brede en opgeruimde verkeersruimten). De school is bereid om i.v.m. fysieke beperkingen, waar nodig, verdere individueel afgestemde aanpassingen te realiseren (bv. het vrijmaken van verkeersruimtes, aanpassen van inrichting van lokalen, realiseren van een verzorgingsruimte, rustruimte of ruimte voor therapie). Leerlingen met speciale onderwijsbehoeften kunnen in beperkte mate gebruik maken van een eigen plek die is toegerust voor de speciale onderwijsbehoeften.
Expertise 1. Er heerst binnen de school een cultuur waar kennis en vaardigheden met elkaar gedeeld worden (bv. collegiale consultaties binnen en buiten de school) (zorgroute stap 1). 2. Alle leerkrachten laten tijdens hun lessen zien dat zij kunnen differentiëren in de groep. Zij passen (convergente) niveau- en tempodifferentiatie toe, bevorderen samenwerkend leren van leerlingen en houden rekening met leerstijlen (zorgroute stap 1). 3. Alle leerkrachten zijn in staat om speciale onderwijsbehoeften die om extra ondersteuning vragen te signaleren (zorgroute stap 1). 4. Aanvullend daarop is binnen het intern zorgteam expertise beschikbaar m.b.t. handelingsgericht werken, het individueel ontwikkelingsperspectief en het werken met individuele leerlijnen (zorgroute stap 2 en 3). 5. Er is sprake van een teamaanpak voor gedrag in de klassensituatie en de vrije situatie. 6. Leerkrachten zijn in staat om binnen de teamaanpak voor gedrag maatwerk voor individuele leerlingen te leveren (zorgroute stap 1). 7. Alle leerkrachten beschikken over competenties om de ouders als educatief en pedagogisch partner te betrekken bij de onderwijsondersteuning en daarbij de didactische en pedagogische ondersteuningsbehoeften bespreekbaar te maken. Er wordt daarbij ook ruimte gemaakt voor de eigen deskundige inbreng van ouders (zorgroute stap 1). 8. 9.
10. 11. 12.
13.
Binnen de school is kennis beschikbaar van de onderwijsondersteunings-voorzieningen (SBO en SO) in de regio. De school houdt voor het hele team de bekwaamheid op peil t.a.v. de volgende aandachtsgebieden: • het signaleren van speciale onderwijsbehoeften m.b.t. leren en gedrag; • kennis en aanpak dyslexie; • kennis en aanpak dyscalculie; • kennis en aanpak AD(H)D; • kennis en aanpak ASS. De directie zorgt voor het monitoren van de competenties van leerkrachten op het gebied van speciale onderwijsbehoeften. Experts m.b.t. voorkomende beperkingen en stoornissen zijn snel beschikbaar (zorgroute stap 4). De school heeft waar nodig een korte lijn met experts voor leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond. Waar nodig wordt deze expertise gezocht bij het schoolbestuur. (zorgroute stap 4). Elke school heeft een internbegeleider die als functionaris verantwoordelijk is voor de leerlingenzorg (zorgroute stap 4).
58
Samenwerking met externen 1. De school heeft een intern begeleider en/of gespecialiseerde leerkrachten die de verbinding vormt met ketenpartners (zorgroute stap 4). 2. De leerkrachten onderhouden contacten met de intern begeleider of gespecialiseerde leerkracht en stellen zich met of via deze persoon in voorkomende gevallen met ketenpartners in verbinding (zorgroute stap 4). 3. Leerkrachten werken samen met professionals van ketenpartners (zorgroute stap 4). 4. De school geeft samen met ketenpartners inhoud aan preventieve en curatieve ondersteuning d.m.v.: • interventies m.b.v. het Ondersteuningsteam (Zios); • inschakelen van de jeugdarts; • afstemming met het Centrum voor Jeugd en Gezin en lokale zorgnetwerken; • inschakelen van het Bureau Jeugdzorg en de geïndiceerde zorg; • inschakelen van GGZ; • adequate communicatie met de leerplichtambtenaar en uitvoering van het regionaal verzuimprotocol Achterhoek. (zorgroute stap 4) 5.
6.
De school neemt deel aan een met de ketenpartners gevormd multidisciplinair overleg, bv. het eigen zorgteam of het bovenschools ZAT (zorgroute stap 4). Er is structurele samenwerking en afstemming met professionals uit het speciaal onderwijs en zorginstellingen (zorgroute stap 4)
59
Zorgroute. Schema routing voor ondersteuning (januari 2014) Basisondersteuning op en door de school
Stap 1Leerkracht in de groep observeert, signaleert, voert kindgesprek en werkt handelingsgericht.Leerkracht overlegt met collega’s/ collegiale consultatie.
Leerkracht in gesprek met ouders over de ontwikkeling van hun zoon of dochter. Leerkracht informeert ouders over HGW en wisselt ervaringen uit. De expertise van de ouders wordt gebruikt.
Stap 2Leerkracht overlegt met internbegeleider tijdens groepsbespreking. Twee keer per jaar worden kinderen met sociaal emotionele vraagstellingen besproken (conform verplichting meldcode en ZorgOog).
Leerkracht in gesprek met ouders, delen zorgen, uitwisselen ervaringen, afstemmen aanpak.
Aanvraagformulier ondersteuning OPD invullen.
Stap 3Leerkracht overlegt in zorgteam (leerkracht, internbegeleider en orthopedagoog).HGW formulier invullen:wat of wie is er nodig binnen de school?- wat of wie is er nodig buiten de school?
EXTRA ONDERSTEUNING OP SCHOOL DOOR SCHOOLBESTUUR
Stap 4 - Internbegeleider, leerkracht, directeur en orthopedagoog bespreken in zorgteamoverleg het inschakelen van expertise op school en/ of thuis (expertise SO, smw, cio, svib).-Toeleiding naar de jeugdhulpverlening (Ondersteuningsteam Zios). -Evalueren/ rapporteren van de inzet van de expertise. -Verwijzing naar een andere basisschool onderzoeken.
Waar mogelijk de leerling betrekken.
Ouders als partner in ondersteuning betrekken bij gesprek en toestemming regelen. Waar mogelijk de leerling betrekken. Vraaggestuurde ondersteuning realiseren.
BOVENSCHOOLSE ONDERSTEUNING
Stap 5 Inbrengen bij het ZAT t.b.v.:toelaatbaarheidsverklaring SBO, SO en observatieplaats.
Toestemming ouders regelen. Ouders worden altijd voor een bespreking in het ZAT uitgenodigd.
VERVOLG: ONDERWIJS- EN ZORG ‘OP MAAT
Stap 6 - Ondersteuning/aanpassingen in reguliere school realiseren. - Aangepaste onderwijsvorm buiten reguliere school, zoals SBO, SO of observatieplaats realiseren. -Terugplaatsing naar Bao of SBO op basis van het ontwikkelingsperspectief van de leerling realiseren. - Aangepaste voorzieningen voor jeugdzorg tijdens en na schooltijd realiseren. - Afstemming school- en behandeling jeugdhulpverlening realiseren.
School steunt ouders bij keuze: -
eigen school kind Bao – Bao observatieplaats SBO SO
SO en SBO handelen conform het ontwikkelingsperspectief van de leerling en plaatsen in overleg met ouders en de ontvangende school de leerling terug naar Bao of SBO. Het ZAT wordt hiervan op de hoogte gesteld.
60
Bijlage 10.4
Toelaatbaarheidscriteria SBO
Er is sprake van specifieke onderwijsbehoeften met betrekking tot werkhouding, sociaalemotionele ontwikkeling/gedrag en cognitie.
Algemeen: De specifieke onderwijsbehoeften liggen hoofdzakelijk op het gebied van werkhouding, op sociaal-emotioneel gebied/gedrag en/of een cognitieve beperking. In veel gevallen is sprake van een combinatie van specifieke onderwijsbehoeften. Bij het afgeven van een toelaatbaarheidsverklaring voor het SBO is doorslaggevend de constatering dat de huidige basisschool of een andere basisschool uit het samenwerkingsverband niet in staat is aan de onderwijs- en ondersteuningsbehoeften van het kind te voldoen, ook niet met inzet van specifieke arrangementen.
Werkhouding: -
Er is sprake van een onvoldoende, bij de leeftijd passende taakhouding en zelfstandigheid. Het kind komt (bijna) alleen tot werken bij 1:1 begeleiding en/of bekende, eenvoudige leertaken.
Sociaal-emotionele ontwikkeling en gedrag op school: -
-
Uit observaties van de leerkracht, IB-er en extern deskundige (vanuit het ondersteuningsteam, maar mogelijk ook vanuit de jeugdhulpverlening) blijkt dat Het kind zich niet leeftijdsadequaat ontwikkelt. Voorbeelden van sociaal-emotionele problematiek zijn: faalangst, angst in het algemeen of specifiek voor.., onvoldoende impulscontrole, onvoldoende regulatie van emoties, onvermogen in sociale situaties (m.n. met leeftijdsgenoten), onvermogen in het aangaan van vertrouwensrelaties met volwassenen, somberheid, weinig zelfvertrouwen enz. In uitzonderlijke gevallen is sprake van gedragsproblemen thuis en geen gedragsproblemen op school. Deze gedragsproblemen thuis moeten door extern deskundigen als “reactief” op de schoolsituatie worden beoordeeld.
Cognitie: -
-
De verwachting is dat het kind voor meerdere vakken een tweede leerlijn zal moeten volgen, met daarbij aangepaste instructie. Bij leerlingen met een IQ tussen 55 en 70 geldt dat zij voldoende zelfredzaam en voldoende weerbaar moeten zijn voor het onderwijsaanbod in en de specifieke setting van de speciale basisschool. Zij moeten kunnen profiteren van sociale vaardigheidstraining die wordt geboden en aansluiting vinden bij groepsgenoten. Uit individueel afgenomen psychodiagnostisch onderzoek blijkt dat er geen sprake is van een algehele cognitieve beperking, maar wel sprake is van een specifieke intelligentieopbouw, waardoor leerachterstanden kunnen worden verklaard. Voorbeelden hiervan zijn: neuropsychologische problematiek (aandacht, concentratie en geheugen), specifieke leerstoornissen (ernstige dyslexie), taalstoornissen of ontwikkelingsstoornissen (bijvoorbeeld ASS).
61
Algemene onderwijsbehoeften op basis van kindkenmerken: Het kind heeft bij meerdere vakken het volgende nodig: - Dat eisen en verwachtingen ten aanzien van de leerontwikkeling worden aangepast aan het tempo en niveau van de leerling. - Verlengde instructie en pre-teaching - Enkelvoudige opdrachten - Opdrachten, waarbij niet meer dan één strategie centraal staat en waar mogelijk met visuele en/of auditieve ondersteuning. - Activiteiten waarmee hij geleerde vaardigheden zelfstandig kan herhalen (inslijpen/automatiseren) en waarbij hij direct feedback krijgt (zelfcorrigerend materiaal of een zeer nabije leerkracht). - Kleine leerstofstappen, korte taken en veelvuldige directe feedback - Meer tijd - Een specifieke instructie en training om zich didactische, sociale en persoonlijke vaardigheden eigen te maken.
Samenvatting: Er is sprake van: - Leerachterstanden: De leervorderingen vertonen een aanmerkelijke achterstand ten opzichte van klasgenoten bij alle elementaire schoolse vaardigheden en/of in relatie tot de eigen intellectuele capaciteiten. EN/OF - Pedagogische en didactische beperkingen: Het kind heeft een onderwijsbehoefte welke binnen de basisondersteuning niet in voldoende mate kan worden beantwoord, ook niet met inzet van extra ondersteuning of ingezette arrangementen. EN/OF - Reactief gedrag van de leerling: Het kind heeft aanzienlijke reactieve emotionele problemen door gevoelens van tekort schieten, die zich uiten in een negatief zelfbeeld, een negatieve competentiebeleving ten aanzien van het leren (duidelijk last van de problemen) en een negatief gevoel van welbevinden.
-
waarbij: De reguliere basisschool niet in voldoende mate in staat is aan de onderwijsbehoeften van het kind te voldoen. Inzet van specifieke arrangementen of ondersteuning niet hebben geleid tot of niet leiden tot een positieve ontwikkeling ten aanzien van bovenstaande. Het kind niet de specifieke omgeving van het SO nodig heeft, maar past binnen het aanbod van de speciale basisschool.
62
Bijlage 10.5
• •
Toelaatbaarheidscriteria SO Cluster 3: ZMLK
Speciaal onderwijs voor zeer moeilijk lerende kinderen (categorie SO 1). Er is sprake van zeer specifieke onderwijsbehoeften met betrekking tot cognitie, zelfredzaamheid en reactieve problemen in het sociaal-emotionele gebied.
Algemeen: Bij het afgeven van een toelaatbaarheidsverklaring voor het speciaal onderwijs voor zeer moeilijk lerende kinderen is doorslaggevend de constatering dat de huidige basisschool of een andere basisschool uit het samenwerkingsverband niet in staat is aan de onderwijs- en ondersteuningsbehoeften van het kind te voldoen en dat dit ook geldt voor de speciale school voor basisonderwijs. Er is zeer specifieke expertise en een specifiek schoolklimaat noodzakelijk om het kind te kunnen bieden wat hij nodig heeft.
Cognitie: -
-
-
Uit individueel afgenomen psychodiagnostisch onderzoek blijkt dat er sprake is van een cognitieve beperking. Bij een IQ < 55: Het kind heeft voortdurend de begeleiding en ondersteuning van de leerkracht nodig bij het volledige schoolprogramma. Bij een IQ 55-70, samengaand met een beperking in de onderwijsparticipatie, die blijkt uit leer/ontwikkelingsachterstand of het ontbreken van algemene leervoorwaarden en een zeer geringe sociale redzaamheid. Dit betekent dat de onderwijsbehoefte bestaat uit voortdurende ondersteuning bij het uitvoeren van (leer)taken. Het kind heeft de voortdurende ondersteuning van de leerkracht nodig om geleerde vaardigheden toe te kunnen passen in een andere, c.q. nieuwe situatie. Syndroom van Down: medische verklaring én een individueel psychodiagnostisch onderzoek, waarbij boven- en onderstaande criteria gelden.
Zelfredzaamheid: Om het niveau van de zelfredzaamheid te bepalen wordt gebruik gemaakt van de SRZ (of de Vineland Screener voor jongere kinderen of laag functionerenden). - Het kind vertoont in vergelijking met leeftijdgenoten een (zeer) zwakke zelfredzaamheid ten aanzien van algemene dagelijkse levensverrichtingen, zoals het zichzelf kunnen aan- en uitkleden, een gebrekkige zindelijkheid, eten met mes en vork, tafel dekken, bed opmaken e.d.. - Het kind vertoont in vergelijking met leeftijdgenoten een (zeer) zwakke zelfredzaamheid ten aanzien van de communicatie, zoals het verstaanbaar kunnen praten in meerwoordzinnen, vragen beantwoorden, contact zoeken en onderhouden, een boodschap kunnen overbrengen. - Het kind vertoont in vergelijking met leeftijdgenoten een (zeer) zwakke zelfredzaamheid ten aanzien van taak- en werkhouding, zoals taakgerichtheid, langere tijd aan een opdracht kunnen werken, doorwerken, werk afmaken zonder ondersteuning, hulp vragen, afleidbaarheid, samen kunnen werken. - Het kind vertoont in vergelijking met leeftijdgenoten een (zeer) zwakke zelfredzaamheid ten aanzien van sociaal functioneren, zoals gerichtheid op contact maken, zich staande houden in een sociale situatie, kunnen omgaan met conflicten, sociale situaties kunnen inschatten en oorzaak-gevolgrelaties.
63
Reactieve problemen/sociaal-emotioneel: -
Het kind heeft meerdere keren per week voorbereiding nodig op het speelkwartier (met wie ga je spelen, wat ga je doen). Het kind heeft meer dan gemiddeld positieve feedback nodig. Het kind heeft meer dan gemiddeld communicatie nodig tussen school en ouders over de beleving op school. De leerkracht moet meer dan gemiddeld zijn best doen om contact te krijgen met de leerling. Het kind heeft langdurig last van gevoelens van somberheid, lusteloosheid, (sociale) angst en onzekerheid welke niet in de huidige onderwijssetting positief kunnen worden beïnvloed. Het kind zit een langere periode thuis, omdat hij/zij niet kan meedraaien op de huidige school.
Algemene onderwijsbehoeften op basis van bovengenoemde kindkenmerken: -
Het kind is aangewezen op een specifiek aan zijn beperkte verstandelijke vermogens afgestemd lesaanbod en aanspreekniveau. Het kind heeft een leeromgeving nodig die zeer prikkelarm en rustig is. Het kind heeft een instructie nodig in zeer kleine stappen met een vast stappenplan en met zeer veel voortdurende en blijvende herhaling. De leerkracht functioneert als model en geeft altijd les volgens het model voordoen, samendoen, zelf doen. Het kind heeft een aanpak nodig waarbij nieuwe vaardigheden moeten worden aangeleerd vanuit concrete ervaring en moeten aansluiten bij de belevingswereld van de leerling. Het kind heeft opdrachten nodig waarin één enkele vaardigheid wordt geoefend, welke wordt ondersteund met een visueel eindvoorbeeld en waarbij het kind gebruik maakt van concrete materialen. Het kind heeft activiteiten nodig die structuur bieden met een stap voor stap plan en die zelfcorrigerend zijn met directe feedback. Het kind heeft een zeer geduldige en empathische leerkracht nodig die hem de tijd geeft om informatie te verwerken en hem beloont voor zijn inzet. Het kind heeft een leerkracht nodig die leerstof in hoeveelheid beperkt en structureert. Het kind heeft altijd voor- en verlengde instructie nodig. Het kind heeft een leerkracht nodig die voortdurend ordening en structuur van buitenaf aanbiedt.
Samenvatting: Er is sprake van: - Leerachterstanden: - Het kind heeft aanzienlijke en brede leerachterstanden ten gevolge van (ernstige) cognitieve beperkingen. EN: - Beperkte zelfredzaamheid: - Het kind heeft een beperkte zelfredzaamheid. EN - Intensieve sociaal-emotionele problematiek: - Het kind heeft een zodanige sociaal-emotionele hulpvraag, dat binnen de school langdurig en intensief ondersteuning en training moet worden geboden.
-
waarbij: De reguliere basisschool én de SBO-school niet in voldoende mate in staat zijn aan de onderwijsbehoeften van het kind te voldoen. Inzet van specifieke arrangementen of ondersteuning niet hebben geleid tot of niet leiden tot een positieve ontwikkeling ten aanzien van bovenstaande. Het kind de specifieke omgeving van het SO nodig heeft.
64
Bijlage 10.6
• • • •
Toelaatbaarheidscriteria SO Cluster 3: LZK, LG en MG
Speciaal onderwijs voor langdurig zieke kinderen (categorie SO 1) Kinderen met een ernstige (senso-) motorische beperking (categorie SO 2) Kinderen met een meervoudige beperking (cognitief en lichamelijk, categorie SO 3). Er is sprake van zeer specifieke onderwijsbehoeften met betrekking tot cognitie, zelfredzaamheid, reactieve problemen in het sociaal-emotionele gebied, motoriek, revalidatie en medische verzorging.
Algemeen: Bij het afgeven van een toelaatbaarheidsverklaring tot het speciaal onderwijs is doorslaggevend de constatering dat de huidige basisschool of een andere basisschool uit het samenwerkingsverband niet in staat is aan de onderwijs- en ondersteuningsbehoeften van het kind te voldoen en dat dit ook geldt voor de speciale school voor basisonderwijs. Er is zeer specifieke expertise en een specifiek schoolomgeving noodzakelijk om het kind te kunnen bieden wat hij nodig heeft.
Algemene onderwijsbehoeften op basis van kindkenmerken: -
Het kind heeft een gediagnosticeerd ziektebeeld of een lichamelijke beperking. Het kind is afhankelijk van gespecialiseerde (medische) zorg, continu of meerdere keren per dag (ook onder schooltijd). Het kind heeft een aangepaste leeromgeving nodig wat betreft ruimte, bed, verschoningsruimte, hygiëne, veiligheid en/of medicatiegebruik. Het kind maakt gebruik van (technische) aanpassingen. Zonder deze aanpassingen is het volgen van onderwijs niet mogelijk. Het kind heeft met grote frequentie therapie nodig voor voldoende ontwikkeling. Te denken valt aan fysio-, ergotherapie of logopedie. Het kind is onvoldoende zelfredzaam en is hierbij afhankelijk van volwassenen. Hierbij moet gedacht worden aan: o Fysieke ondersteuning: hulp bij de dagelijkse verzorging. o Educatieve ondersteuning: hulp bij organisatie- en planningsvaardigheden, t.g.v. van ziektebeeld/lichamelijke beperking. o Medische ondersteuning met betrekking tot het toedienen van medicatie e.d.
Aanvullende onderwijsbehoeften op basis van cognitieve kindkenmerken: -
Het kind is aangewezen op een specifiek aan zijn beperkte verstandelijke vermogens afgestemd lesaanbod en aanspreekniveau. Het kind heeft een leeromgeving nodig die zeer prikkelarm en rustig is. Het kind heeft een instructie nodig in zeer kleine stappen met een vast stappenplan en met zeer veel voortdurende en blijvende herhaling. De leerkracht functioneert als model en geeft altijd les volgens het model voordoen, samendoen, zelf doen. Het kind heeft een aanpak nodig waarbij nieuwe vaardigheden moeten worden aangeleerd vanuit concrete ervaring en moeten aansluiten bij de belevingswereld van de leerling. Het kind heeft opdrachten nodig waarin één enkele vaardigheid wordt geoefend, welke wordt ondersteund met een visueel eindvoorbeeld en waarbij het kind gebruik maakt van concrete materialen. Het kind heeft activiteiten nodig die structuur bieden met een stap voor stap plan en die zelfcorrigerend zijn met directe feedback.
65
-
Het kind heeft een zeer geduldige en empathische leerkracht nodig die hem de tijd geeft om informatie te verwerken en hem beloont voor zijn inzet. Het kind heeft een leerkracht nodig die leerstof in hoeveelheid beperkt en structureert. Het kind heeft altijd voor- en verlengde instructie nodig. Het kind heeft een leerkracht nodig die voortdurend ordening en structuur van buitenaf aanbiedt.
Specifiek voor MG: − Een ernstige stoornis in de intellectuele ontwikkeling, of − Een ernstige stoornis in de intellectuele ontwikkeling met bijbehorende behoeften aan fysiek medische ondersteuning en/of gedragsondersteuning, of − Een motorische stoornis in combinatie met een IQ < 70. − Bij een IQ tussen 20 en circa 35: een zeer beperkt gedragsrepertoire en bijkomende behoefte aan fysiek medische ondersteuning of gedragsondersteuning. − Bij een IQ tussen 35 en 70: een motorisch beperking.
Samenvatting: Er is sprake van: - Leerachterstanden: - Het kind heeft aanzienlijke en brede leerachterstanden ten gevolge van ernstige fysieke en of neurologische/neuropsychologische beperkingen. EN/OF - Het kind heeft aanzienlijke en brede leerachterstanden ten gevolge van (ernstige) cognitieve beperkingen. EN - Beperkte zelfredzaamheid: - Het kind heeft een beperkte zelfredzaamheid. EN - Intensieve sociaal-emotionele problematiek: - Het kind heeft een zodanige sociaal-emotionele hulpvraag, dat binnen de school langdurig en intensief ondersteuning en training moet worden geboden.
-
waarbij: De reguliere basisschool én de SBO-school niet in voldoende mate in staat zijn aan de onderwijsbehoeften van het kind te voldoen. Inzet van specifieke arrangementen of ondersteuning niet hebben geleid tot of niet leiden tot een positieve ontwikkeling ten aanzien van bovenstaande. Het kind de specifieke omgeving van het SO nodig heeft.
66
Bijlage 10.7
• •
Toelaatbaarheidscriteria SO Cluster 4
Speciaal onderwijs voor zeer moeilijk opvoedbare leerlingen al dan niet met een licht verstandelijke beperking (categorie SO 1) Er is sprake van zeer specifieke onderwijsbehoeften met betrekking tot werkhouding, gedrag en leerachterstanden.
Algemeen: Bij het afgeven van een toelaatbaarheidsverklaring voor het speciaal onderwijs voor zeer moeilijk opvoedbare leerlingen is doorslaggevend de constatering dat de huidige basisschool of een andere basisschool uit het samenwerkingsverband niet in staat is aan de onderwijs- en ondersteuningsbehoeften van het kind te voldoen en dat dit ook geldt voor de speciale school voor basisonderwijs. Er is zeer specifieke expertise en een specifiek schoolomgeving noodzakelijk om het kind te kunnen bieden wat hij nodig heeft.
Werkhouding: -
Het kind heeft onevenredig vaker en intensiever dan de andere leerlingen in de groep aandacht/aansturing/aanmoediging nodig in de taakcyclus. Het kind heeft onevenredig vaker dan andere kinderen voor- en verlengde- instructie, pre-teaching of remedial teaching nodig, waarbij andere factoren dan een zwakke cognitie een rol spelen. Het kind heeft erg veel structuur nodig.
Gedrag: -
Het kind laat meerdere keren per week fysiek of verbaal ongewenst gedrag zien richting andere kinderen of volwassenen. Het gedrag van het kind is bedreigend voor de leerkracht, de (mede)leerlingen en overig personeel. Het kind is een gevaar voor zichzelf of zijn omgeving. Het kind zit (een langere periode) thuis, omdat hij/zij niet kan meedraaien op de huidige school. Het kind heeft meerdere keren per week extra toezicht nodig in vrije situaties. Het kind heeft meerdere keren per dag bijsturing nodig op storend gedrag in de klas. Het kind heeft meerdere keren per week (of per dag) extra stimulans nodig om mee te doen in de groep (samenwerken, contacten leggen) Het kind heeft meer dan gemiddeld communicatie nodig tussen school en ouders over het gedrag op school. Het gedrag doet zich zowel op school als thuis of in de vrije tijd voor. Dit kan blijken uit: o De aard van de stoornis o De rapportage waarin de diagnose wordt gesteld o Een specifiek onderzoeksverslag o Een ingevulde gedragsvragenlijst o Actuele behandeling gericht op dat gedrag o Een document waaruit blijkt dat het kind op een wachtlijst staat voor gespecialiseerde (jeugdhulp)ondersteuning op dat gedrag.
Leerachterstanden: -
Als gevolg van sociaal-emotionele problematiek en/of gedragsstoornissen komt het kind onvoldoende tot leren, waardoor leerachterstanden ontstaan.
67
Algemene onderwijsbehoeften op basis van bovengenoemde kindkenmerken: -
-
Het kind heeft een leerkracht nodig die systematisch, planmatig en met veel oog voor de onderwijsbehoeften van het kind stap voor stap kan werken aan het (herstel van) schools functioneren van de leerling. Het kind heeft een schoolomgeving nodig waarin de veiligheid van een ieder is gegarandeerd, o.a. door de aanwezigheid van een time-out regeling, extra sociaal-emotionele ondersteuning, gedragsspecialisten, ruimte voor fysieke activiteiten, maar ook door fysieke grenzen van het gebouw en de schoolomgeving.
Samenvatting: Er is sprake van: - Pedagogische beperkingen: Het kind heeft een onderwijsbehoefte welke in de huidige optimale reguliere onderwijsleersituatie en/of de huidige of beschikbare optimale SBO-setting niet in voldoende mate kan worden beantwoord, ook niet met inzet van extra ondersteuning of ingezette arrangementen. EN: - Reactief gedrag van de leerling: Het kind heeft aanzienlijke (reactieve) emotionele problemen door gevoelens van boosheid, onmacht, angst, tekort schieten, die zich uiten in een negatief zelfbeeld en een negatieve competentiebeleving ten aanzien van het totale functioneren op school: in de omgang met volwassenen, medeleerlingen en ten aanzien van de lesstof. EN VAAK OOK: - Leerachterstanden: De leervorderingen vertonen een achterstand ten opzichte van klasgenoten, ten gevolge van de sociaalemotionele problematiek.
-
waarbij: De reguliere basisschool én de SBO-school niet in voldoende mate in staat zijn aan de onderwijsbehoeften van het kind te voldoen. Inzet van specifieke arrangementen of ondersteuning niet hebben geleid tot of niet leiden tot een positieve ontwikkeling ten aanzien van bovenstaande. Het kind de specifieke omgeving van het SO nodig heeft.
68