Oan Provinsjale Steaten
Gearkomste Wurklistnûmer Beliedsprogramma Ôfdieling Behanneljend amtner Tastel Registraasjenûmer Primêr nûmer
: : : : : : : :
Ûnderwerp
: Instelling Doefonds BV
Taheakke
: Bedrijfsplan Doefonds concept statuten Doefonds begrotingswijziging concept investeringsreglement Doefonds
Oanlieding / Beliedsramt
: In onze brief d.d. 7 november 2012 (01026368) hebben we u beloofd het businessplan op hoofdlijnen uit te werken tot het nu voorliggende bedrijfsplan Doefonds. In de begroting 2013 is het voorwaardelijk besluit van PS opgenomen om €8 miljoen te reserveren voor het Doefonds.
Koarte gearfetting
: In dit statenvoorstel wordt aan de hand van het bijgevoegde bedrijfsplan, concept statuten en concept investeringsreglement aan u gevraagd of u zich kan vinden in het instellen van het Doefonds met een budget van € 8 miljoen. Uw wensen en bedenkingen conform art 158 lid 2 van de provinciewet kenbaar te maken ten aanzien van het voorgenomen besluit van GS om het Doefonds onder te brengen in een BV.
Taljochting
: Aanleiding: De voorgeschiedenis van het Doefonds start met uw motie die is verwerkt in ons, coalitie, uitvoeringsprogramma 2011-2015.
Economische beleidsvisie provincie Fryslân 2013 Kennis en Economie Steven van Stralen 5936 01061016
Het nu uitgewerkte bedrijfsplan is gebaseerd op eerdere stukken die aan u zijn verzonden: • Aan de hand van een notitie van Buck Consultancy International (BCI) heeft u in mei 2012 1
gesproken over wat revolverendheid inhoudt en in hoeverre revolverende fondsen kunnen renderen; • In juni 2012 heeft u een onderzoek van BCI ontvangen wat de vraag is in Fryslân naar een dergelijk Doefonds; • PS heeft op 19 september 2012 ingestemd met de Economische visie provincie Fryslân 2012. Het Doefonds is hierin opgenomen als één van de instrumenten om de innovatie te stimuleren; • Ter informatie heeft u in november 2012 een eerste businessplan op hoofdlijnen voor het Doefonds van ons ontvangen. De studie is uitgevoerd door BCI. In de begeleidende brief zeggen wij u toe de hoofdlijnen verder uit te werken tot een businessplan Doefonds; • In de begroting 2013 heeft u besloten om voorwaardelijk 8 miljoen euro te reserveren voor een Doefonds mits uw Staten zich kunnen vinden in een uitgewerkt businessplan van het Doefonds; • Nota Financieringsinstrumenten in PS van 24 april 2013 Welke nota aangeeft hoe de provincie wil omgaan met instrumenten die beter aansluiten op de markt; • Motie 2 van het CDA bij het agendapunt 12B Nota Wurkjen foar Fryslân van Provinciale Staten vergadering van 24 april 2013. Hierin wordt opgeroepen dat de provincie een faciliterende rol heeft en projectconstructies ontwikkelt die leiden tot gezamenlijke verantwoordelijkheid, economische structuurversterking en revolverende inzet van middelen. Dit PS-voorstel geeft toelichting op het bedrijfsplan met de daarbij behorende concept statuten en concept investeringsreglement. 1.0 Inleiding Het nu voorliggende bedrijfsplan willen we aan de hand van de volgende punten toelichten: 1. Doel van het fonds ; 2. Rol van de provincie; 3. Rolverdeling tussen PS en GS; 4. Instrumenten mix om de doelstelling van het fonds te realiseren; 5. Het extern zetten van het fonds middels een BV 6. Fondsbeheer; 7. Kosten van het fonds 8. Aansturing (governance) van het fonds; 1.1 Doel van het fonds. In het coalitieakkoord 2011-2014 wordt sterk ingezet op nieuwe energie voor de economie van Fryslân: “Doelstelling van het Doefonds is een versterking van de economische structuur en uitbouw van de werkgelegenheid in Fryslân door stimulering van innovatie bij het midden- en kleinbedrijf (MKB).” 2
Het midden- en kleinbedrijf vormt de stuwende kracht van de Friese economie (ruim 90% van het Friese bedrijfsleven valt onder het MKB). Maar kleine en middelgrote bedrijven missen soms de middelen om hun ideeën uit te kunnen voeren voor innovatie, aanboren van nieuwe markten of door ontwikkelen van producten. Het Doefonds is een laagdrempelig instrument, gericht op financiering van innovatieve projecten, waarmee het MKB meer kans wordt geboden op toename van omzet, winstgevendheid en/of werkgelegenheid op de lange termijn. Op deze wijze wordt de economische structuur van Fryslân in potentie versterkt Het Doefonds is een revolverend innovatiefonds. Het verstrekt geen klassieke subsidies maar bedient zich van leningen, garanties/borgstellingen en aandelenkapitaal. Deze financieringsinstrumenten maken het mogelijk dat het Doefonds de uitgezette middelen weer terugkrijgt ingeval bedrijven succesvol zijn. De middelen kunnen vervolgens opnieuw worden ingezet. Looptijd van het fonds is in eerste instantie 15 jaar waarbij de beoogde effecten o.a. worden gemeten a.d.h.v. de prestatiecoördinatoren: werkgelegenheid, kennisontwikkelingen (patenten) en maatschappelijke baten. 1.2 Rol voor de provincie? De vraag is hier of er een maatschappelijk belang is bij het instellen van een Doefonds BV en of de provincie dit ook ziet als haar publieke taak. In beide gevallen is het antwoord ja. Recente publicaties van o.a. de Nederlandsche Bank laten zien dat de vraag uit de markt niet wordt gedekt door het bestaande marktaanbod. Juist voor financiering van innovatieve (jonge) MKB bedrijven wordt het aanbod steeds kleiner terwijl deze wel belangrijk zijn voor de werkgelegenheid en economische structuur van Fryslân. Het stimuleren van de kenniseconomie en werkgelegenheid zijn belangrijke maatschappelijke doelen voor de provincie. Het Doefonds is een nieuw provinciaal instrument om dit te stimuleren. 1.3 Hoe is rolverdeling bij de provincie tussen PS en GS? Hieronder wordt aangegeven welke bevoegdheden bij PS en/of GS liggen. Provinciale Staten bepalen het beleidskader en de hoofdlijnen. Concreet zijn PS aan zet bij de volgende consultaties (tussen haakjes op welke wijze) d.m.v.: • Bepalen fondsstructuur en besluiten over opheffing (voorhangprocedure); • Vaststellen kader voor investeringsinstructies (beleidsinhoudelijke en financiële hoofdlijnen) (voorhangprocedure); • Vaststellen prestatie-indicatoren en doelen voor het Doefonds (besluitvorming); • Toevoegen van nieuwe doelen en beleidskaders of schrappen van bestaande; 3
(besluitvorming); • Toevoegen van aanvullende financiële middelen aan het Doefonds, (besluitvorming); • Jaarverslagen zullen door ons aan u worden voorgelegd en kunnen desgewenst door u geagendeerd worden. ; • Middels de normale Planning & Control cyclus van de provincie; • Bijsturing door provincie op basis van jaarverslagen en een uitgebreide tweejaarlijkse evaluatie en go no go momenten in het jaar vijf en negen van het Doefonds. Gedeputeerde Staten voeren het provinciale beleid uit en vervullen de aandeelhouderrol in het Doefonds. Concreet gaan GS over de volgende zaken: • Uitvoeren fondsstructuur; • Invoeren investeringsinstructies; • Volgen en monitoren van uitvoeringsprestaties en informeren PS hierover via jaarverslagen van het Doefonds; • Zorgdragen voor de uitvoering van de tweejaarlijkse evaluatie van het functioneren en presteren van het Doefonds en de effectiviteit en efficiency van de inzet van revolverende middelen;
1.4 Welke financieringsinstrumenten zijn beschikbaar in het Doefonds? In de provinciale nota Financieringsinstrumenten wordt al een overzicht gegeven van de verschillende instrumenten die de provincie kan gebruiken om haar doelstellingen te bereiken. In het geval van het Doefonds zijn drie financieringsvormen mogelijk: • (achtergestelde) leningen; Het Doefonds verstrekt een geldsom aan een bedrijf tegen een afgesproken vergoeding en moment van afbetaling. Risico van de lening is vrij hoog en daarmee vrij duur voor het bedrijf. Het risico voor het Doefonds is dat een deel van de lening niet wordt terugbetaald. Achtergesteld betekent dat andere partijen met een vordering op het bedrijf voorrang hebben. Voor achtergesteld wordt gekozen om zogenaamd het eigen vermogen van het bedrijf te versterken. • garanties/borgstellingen; Er zijn hierbij drie partijen betrokken namelijk schuldenaar (het bedrijf), schuldeiser (vaak een bank) en in dit geval het Doefonds als verstrekker van de garantie. Het Doefonds verstrekt geen geldsom maar een garantie. Als de schuldenaar niet kan voldoen aan de betalingsverplichting aan de schuldeiser wordt de garantie ingeroepen bij het Doefonds. Het Doefonds ontvang voor de duur van de garantie een vergoeding. • aandelen (participatie); Het Doefonds kan tegen een bepaalde prijs aandelen kopen in een bedrijf. Hiermee wordt het mede-eigenaar, krijgt het meestal stemrecht en recht op winstuitkeringen (dividend). Er staat dus niet van te voren vast wat de vergoeding is voor een participatie. Het Doefonds 4
participeert alleen in die gevallen waarin ook andere private partijen gelijktijdig en onder dezelfde voorwaarden een aandeel in het bedrijf nemen. Juist bij jonge bedrijven is de winst in het begin niet zo hoog en daarmee zijn de jaarlijkse kosten van dit instrument laag tot dat het bedrijf winst maakt. Maar daar staat tegenover dat bij winst er recht is op dividend maar ook een fors hogere opbrengst bij de verkoop van de aandelen (exit). Alle drie vormen zijn bedoeld om de markt ook mee te laten financieren in het Friese MKB doordat de risico’s worden gedeeld. Op voorhand wordt geen van bovenstaande financieringswijzen uitgesloten. In de beheerovereenkomst met het Doefonds worden enerzijds afspraken gemaakt hoe de fondsbeheerder omgaat met de wens van de ondernemers en anderzijds de revolverendheid van het Doefonds. Hierbij wordt er vanuit gegaan dat het Doefonds zo optimaal mogelijk marktconform handelt. BCI had ook een voorstel voor een financial matchmaker. De matchmaker heeft de taak het MKB te helpen bij het schrijven van investeringsvoorstellen zodat deze een grotere kans maakt op financiering uit de markt. Het argument om dit niet in het Doefonds op te pakken is dat daarmee de fondsbeheerder van het Doefonds het werk van zijn collega financial matchmaker moet beoordelen. Dat achten wij niet wenselijk. De opdracht voor het Doefonds wordt daarmee minder transparant en minder stuurbaar. De rol van een financial matchmaker is ook eerder een rol voor marktpartijen en intermediairs als de KvK, Syntens en NOM. 1.5 De provincie is 100% aandeelhouder in Doefonds BV. Het Doefonds is een nieuwe aanpak waarbij de provincie bereid is om samen met de markt risico’s te nemen bij investeringen. Deze wijze van participatie vergt een andere aanpak dan bij subsidies. Een belangrijke opdracht aan het Doefonds is om voor elke euro uit het Doefonds minimaal één euro financiering uit de markt te halen. Dit vraagt een bedrijfsmatige aanpak die aansluit bij de markt. Een BV sluit qua rechtsvorm beter aan bij de markt dan de omgeving van de provinciale organisatie. Daarnaast kan een BV met een kleine bezetting en een duidelijke opdracht slagvaardiger besluiten. Door het Doefonds als omschreven in het bedrijfsplan zien we een goede mix waarin er vrijheid van handelen is door het fonds(beheer) en sturing vanuit PS en GS.
1.6 Fondsbeheer? Gelet op de maatschappelijke opdracht van het Doefonds moet het fondsbeheer optimaal worden uitgevoerd. Een fondsbeheerder moet namelijk in eerste instantie de normale taken van een fondsbeheerder goed beheersen. In dit geval zal de fondsbeheerder, vanwege de maatschappelijke opdracht, extra aandacht moeten hebben voor de instroom van investeringsaanvragen en 5
het vergroten van de financieringsmogelijkheden. Expertise op deze vlakken dient aantoonbaar aanwezig te zijn. Het toekennen van leningen, garanties of participatiekapitaal is anders dan subsidies. Het is daarom goed om stil te staan bij de werving van een fondsbeheerder. De fondsbeheerder werkt in opdracht van het Doefonds BV. Het beheren van een Doefonds kan intern worden uitgevoerd door medewerkers van de provincie. Ook kan er gekozen worden om een opdracht te verlenen aan een externe fondsbeheerder. De kennis en vaardigheden van fondsbeheer heeft de provincie nu niet in huis. In het bedrijfsplan is er voor gekozen om de opdracht te verlenen aan externe fondsbeheerder. Zodat de beoordeling van aanvragen en het beheer van de totale fonds portfolio onafhankelijk en professioneel geschiedt. Bij het extern plaatsen van de opdracht zijn er twee opties: 1. Beheer door een marktpartij via openbare aanbesteding; 2. Beheer door de NOM via quasi inbesteden. Belangrijk verschil is dat een contract afsluiten met de NOM naar verwachting 3 maanden sneller gaat dan bij een aanbestedingsprocedure. Bijkomend voordeel is dat een keus voor de NOM goed past bij de gewenste intensievere samenwerking tussen NOM en de provincie. Wij kiezen ervoor om in eerste instantie te onderhandelen met de NOM. Mocht daar geen bevredigend contract uit voortkomen dan volgt alsnog een aanbesteding. In het contract met de fondsbeheerder staat o.a. wat de beoogde effecten zijn van het Doefonds waarop het fonds vervolgens wordt geëvalueerd.
1.7 Kosten Doefonds BV. Ten aanzien van de kosten is er sprake van eenmalige oprichting- en inrichtingskosten van het Doefonds. Deze komen voor een groot deel ten laste van de provincie. Het overige deel van oprichting- en inrichtingskosten zijn voor de BV en komen ten laste van de gereserveerde €8 miljoen zoals het opstellen van concept financieringscontracten. Het fondsbeheer is een jaarlijkse terugkerende kostenpost. De kwaliteit van de fondsbeheerder is van groot belang in hoeverre het Doefonds de kosten kan financieren uit de opbrengsten van de investeringen en zo het fonds revolverend te houden. De werkzaamheden van de fondsbeheerder bevatten een aantal onderdelen die a-typisch zijn voor normaal privaat fondsmanagement: • Er zijn lage investeringsdrempels; • De investeringen moeten verbonden zijn aan de regio, de fondsbeheerder moet zich vestigen in Fryslân; • Er moet een aantoonbaar publiek 6
belang zijn; • Aan de ‘voorkant’ van het proces worden extra inspanningen van de fondsbeheerder verwacht om een stroom aan participaties op gang te brengen, de doelondernemingen moeten worden tegemoet getreden; • Waar mogelijk dient de beheerder met raad en daad de koppeling te maken met overige publieke en private financiers; • De totale fondsomvang is beperkt; • Verantwoording geldt niet zozeer voor de financiële als wel voor de maatschappelijke impact van het fonds. Deze a-typische onderdelen maken het fondsbeheer duurder dan gebruikelijk. Vervolgens worden kosten gemaakt voor de vergoedingen voor de leden van de Raad van Commissarissen (RvC) en investeringscommissie (IC). Een naar verhouding zware bezetting voor een relatief klein fonds. Maar het gaat hier om voor de provincie nieuwe instrumenten die met publiek geld wordt gefinancierd. Daarom kiezen we op kwaliteit en goede service aan de doelgroep, het MKB in Fryslân. Dit in het kader van ” wol op ‘e sinten sitte, mar de bankjes fleane litte.” De maximale kosten voor het fonds mogen volgens de Europese kaders voor dergelijke fondsen maximaal 5% van het ingelegd vermogen op jaarbasis zijn. Echter de inzet van de provincie is dat er een partij wordt aangetrokken voor het beheer die dusdanig bekend is met de onderliggende materie, dat deze kosten uiteindelijk lager komen te liggen. 1.8 Hoe is de sturing vanuit de provincie geregeld bij Doefonds BV? De provincie heeft een 100% aandeel in de BV. Sturing is mogelijk via twee sporen. • Het eigenaarschap, de aandeelhoudersrol, deze is vastgelegd in de statuten van de BV. De statuten zijn grondregels waaraan de BV zich heeft te houden. In de statuten worden afspraken gemaakt over de rol van het bestuur, Raad van commissarissen, verslaglegging en investeringscommissie. • Het opdrachtgeverschap wordt vastgelegd in een beheerovereenkomst. Deze is tussen de fondsbeheerder en de provincie. In de beheerovereenkomst staan nadere afspraken over het beheer naast de afspraken in de statuten. Het kan hierbij gaan over maatschappelijke doelen, afspraken over de wijze van rapporteren (jaarplan en verslag, tussentijdse rapportages), toepassen investeringsreglement, de wijze van het fondsmanagement, termijnen en de beheervergoeding. Bij 1.3 is al gewezen op evaluaties en de go no go momenten. Ook worden zaken rond schadeloosstelling, financiële voeding en treasury geregeld. 7
De details van de statuten en investeringsreglement staan in de bijlagen van dit PS-voorstel. Voor de formulering van de details hebben we gebruik gemaakt van de van o.a. inhuur externe adviseurs en ervaringen andere provincies. Daarnaast zijn uiteraard de bekende kaders en wetten van toepassing zoals: • het Burgerlijk Wetboek. • De Nederlandse Corporate governance code (‘Code Tabaksblat’),de code bevat beginselen van deugdelijk ondernemingsbestuur. Bij de opstelling van de nu voorliggende statuten zijn we van deze beginselen uitgegaan. In geval van good governance en de aandeelhouder dient er sprake te zijn van onafhankelijk toezicht en professioneel fondsbeheer; • Wet normering Topinkomens; • De wettelijke eisen en kaders in het bijzonder met betrekking tot staatssteun en aanbesteding.
1.9 risicomaatregelen? Een risico is een kans op een niet te voorspellen gebeurtenis die positieve of negatieve gevolgen (niet beoogde gevolgen) kan hebben op de organisatie, haar doelen of financiële positie. Het is bij voorbaat duidelijk dat met het Doefonds forse risico’s worden gelopen. Dit kunnen bijvoorbeeld financiële, juridische, politieke risico’s zijn. De risico’s zijn zo veel mogelijk in kaart gebracht met de daarbij op voorhand genoemde beheersmaatregelen (opgenomen in de bijlage; bedrijfsplan Doefonds) Hiermee willen we proberen de risico’s te voorkomen, risico’s bewust te nemen of voorbereid te zijn om de gevolgen van de risico’s die optreden te verkleinen voor de provincie. Gezien de doelgroep en de zaken die gefinancierd worden is de verwachting van BCI dat op fondsniveau het budget onvoldoende rendeert om het in stand te houden. Een ander voorbeeld is dat in het geval dat ondanks alle inspanningen om de juiste fondsbeheerder tegen de juiste kosten te werven, om wat voor reden, in de praktijk toch tegenvalt heeft de provincie een zwaarwegende stem in het beëindigen van het contract. Het contract voor de fondsbeheerder is ook voor bepaalde tijd. Deze zaken zijn vastgelegd in de beheersovereenkomst en statuten.
2.0 Verdere aandachtspunten zijn: 2.1 Schatkistbankieren; In februari 2013 heeft het kabinet het voorstel ‘Wijziging van de Wet financiering decentrale overheden (Fido) in verband met het rentedragend aanhouden van liquide middelen in ‘s Rijks schatkist’ bij de Tweede Kamer ingediend. Het wetsvoorstel verplicht alle decentrale overheden om hun overtollige (liquide) middelen aan te houden in de schatkist. Het woord ‘overtollig’ verwijst naar alle middelen die decentrale overheden niet onmiddellijk nodig hebben voor de publieke taak. Een decentrale overheid behoudt, op basis van de wet Fido, de 8
mogelijkheid om leningen te verstrekken en uitzettingen te verrichten uit hoofde van de publieke taak. De deelname aan schatkistbankieren verandert daar niets aan. Voor decentrale overheden betekent schatkistbankieren dat zij al hun overtollige middelen aanhouden in de schatkist bij het ministerie van Financiën. Dit houdt in dat geld en vermogen niet langer bij bijvoorbeeld banken buiten de schatkist mogen worden aangehouden. Overtollige middelen mogen alleen in rekening-courant en via deposito’s bij de schatkist worden aangehouden of onderling worden uitgeleend aan andere decentrale overheden. Vanzelfsprekend blijven decentrale overheden volledig vrij in de besteding van hun middelen. Vanzelfsprekend blijven ook na deelname aan schatkistbankieren uitzettingen mogelijk die een decentrale overheid doet uit hoofde van de publieke taak. Zo kan een decentrale overheid nog steeds leningen verstrekken aan derden of eigen vermogen verstrekken aan verbonden partijen. Alle middelen die decentrale overheden in de schatkist aanhouden, blijven vanzelfsprekend te allen tijde beschikbaar voor de uitoefening van haar publieke taak. De bestedingsautonomie van decentrale overheden is volledig gewaarborgd. Op basis van de toelichting op schatkistbankieren is er geen probleem voor wat betreft uitzettingen in het kader van het “Doefonds”. Deze uitzettingen motiveren wij zelf namelijk ook vanuit de publieke taak van de provincie. 2.2 Wet Hof De Wet Hof zoals deze in concept naar buiten gekomen is, wordt na signalen bij behandeling in de 2e kamer op dit moment niet als zodanig tot uitvoer gebracht. De minister heeft toegezegd dat de provincies gewoon door kunnen gaan met investeren. Naar aanleiding van bovenstaande gaan wij voor wat betreft het Doefonds niet nader in op de genoemde Wet. Over de wet Hof hebben wij u begin juni 2013 per brief (1060852) geïnformeerd. 2.3 Ervaringen andere provincies: Bij het ontwikkelen van het Doefonds zijn ook regelmatig ervaringen gedeeld met andere provincies die een innovatiefonds hebben of dat nog gaan doen. Er is contact geweest met Drenthe, Groningen, Overijssel , Gelderland, Limburg en Noord-Brabant. Voor zover er al concrete plannen liggen, kiezen de provincies voor het op afstand zetten van het fonds. Verder valt op dat er grote verschillen zijn in de hoogte van de fondsbudgetten. Voor een deel wordt dit verklaard doordat provincies, zoals Gelderland, kiezen voor een dakfondsconstructie. In dat geval kunnen alleen andere fondsen een aanvraag indienen en individuele bedrijven niet. Noord Brabant kiest voor een fonds dat aanvragen behandelt van zowel andere fondsen als individuele bedrijven. 2.4 Budget; Het Doefonds stuurt aan op een maximaal maatschappelijk rendement binnen de grenzen van het fonds. Als uit de praktijk blijkt dat het budget van €8 9
miljoen onvoldoende is, komen we hier bij u, Staten op terug. Logischerwijs zal dit plaats vinden bij de vaste rapportage momenten die al eerder zijn genoemd in dit PS- voorstel. Een belangrijk uitgangspunt is dat elke financiering van een bedrijf revolveert en rendeert en in potentie de mogelijkheid heeft om de financiering terug te betalen. 2.5 Accountmanagement: De provincie is opdrachtgever van het Doefonds. Voor een goede opvolging vanuit de provincie is ervoor gekozen om een accountmanager aan te stellen die regulier contact heeft met de fondsbeheerder. Dit is een belangrijke oplossing voor het beheersen van de risico’s met een dergelijk nieuw fonds. Bovendien levert dit kennis op binnen de provinciale organisatie t.a.v. financieringen , anders dan de klassieke subsidies. De dekking van de kosten van een accountmanager wordt gezocht binnen de huidige provinciale begroting. In het geval er meer fondsen zijn en of als uit ervaring blijkt dat dit om forse bedragen gaat kan dit een reden zijn dat we hier in overleg met u zoeken naar aanvullende financiering om het accountmanagement kwalitatief goed in te vullen. 2.6 Relatie FSFE en Doefonds; Uit een eerdere behandeling van het FSFE is duidelijk geworden dat FSFE en Doefonds elkaar aanvullen in de innovatieketen. Het FSFE wordt meer ingezet op bewezen technologie in de uitrol en expansiefase. Bij het Doefonds gaat het om nieuwe technieken en marktontwikkelingen die moeten leiden tot proven technology. Ieder op zich vereist zijn eigen instrument maar dat er een grijs gebied is tussen deze heeft u in eerder behandeling van het FSFE in de Staten al aangestipt (PS aangenomen Motie 3 en 4 d.d. 27 februari 2013). Hierin wordt GS opgeroepen om energie innovaties niet uit te sluiten van de reikwijdte van het provinciaal instrumentarium. Bij het voorstel van FSFE zal hier nader aandacht aan worden besteed. Helder is dat het Doefonds er ook is voor innovaties uit de energiesector. 2.7 Planning: In vervolg op dit PS-voorstel is er de doorlooptijd van het goedkeuringstraject bij ministerie van Binnenlandse Zaken (BZK) van 2 maanden. In het geval parallel hieraan de voorbereidingen voor het operationaliseren BV en samenstelling beheersovereenkomst met de NOM voor het fondsbeheer wordt opgepakt is de verwachting dat het fonds in december 2013 operationeel kan zijn. Dit is ambitieus maar te realiseren. Alles natuurlijk onder voorbehoud goedkeuring BZK en dat er een realistische beheersovereenkomst met de NOM kan worden afgesloten. Is het laatste niet het geval, dan wordt overgegaan op het aanbesteden in de markt. Het operationeel zijn van het fonds zal dan later zijn dan december 2013, verwachting is dat in iedere geval drie maanden later wordt. 10
Ljouwert, Deputearre Steaten fan Fryslân,
J.A. Jorritsma
, foarsitter
drs. A.J. van den Berg
, sekretaris
11
BESLÚT NR.
:
PROVINSJALE STEATEN fan FRYSLÂN
Nei it lêzen fan it útstel fan Deputearre Steaten fan Fryslân fan 18 juny 2013, nr. 01061016
Oerwagende dat
:
en gelet op artikel 158 lid 2 Provinciewet, - u op 7 november per brief een bedrijfsplan Doefonds is toegezegd; - in de begroting 2013 voorwaardelijk een budget voor het Doefonds is vastgelegd.
Beslute
: - Geen wensen en bedenkingen te hebben met betrekking tot de instelling van de rechtspersoon Doefonds BV; - Het voorwaardelijk budget voor het Doefonds ad €8.000.000,- definitief beschikbaar te stellen; - De begrotingswijziging vast te stellen.
Sa feststeld troch Provinsjale Steaten Fan Fryslan yn harren iepenbiere gearkomstefan ,
, foarsitter
, griffier
12