Nieuwsbrief Transities sociaal domein 1.
november 2013
Status
Graag informeren wij u over de stand van zaken op dit moment (november 2013) rond de beleidsuitvoering van de drie decentralisaties in het sociale domein (Participatiewet, Transitie Jeugdzorg en de Transitie AWBZ). Daarnaast komt passend onderwijs, als vierde decentralisatie in Boxtel aan bod. We spreken in Boxtel dus over vier decentralisaties in het sociale domein.
2.
Inleiding
Onderwerpen in deze nieuwsbrief: • de stand van zaken van de uitvoering van de drie transities in het sociale domein (hoe ver is de landelijke planning/besluitvorming over de decentralisaties, wat willen we bereiken en hoe ver zijn we zijn met de uitwerking op regionaal en lokaal niveau); • Inrichting van het nieuwe stelsel en de tactische beleidskeuzes die worden voorbereid met de dilemma’s daarin; • de globale keuzes die u begin 2014 op het gebied van de transitie Jeugdzorg en transitie AWBZ krijgt voorgelegd. Voor de Participatiewet volgen de beleidskeuzes aan de raad in de loop van 2014.
3.
Inhoud
3.1
Hoe ver is de landelijke planning/besluitvorming
De laatste planning van de wetsvoorstellen is als volgt: • Jeugdwet: het Wetsontwerp is inmiddels door de Tweede Kamer vastgesteld. Planning is om de wet 1 december 2013 in de Eerste Kamer te hebben; • Participatiewet: het wetsontwerp gaat waarschijnlijk voor Kerstmis 2013 naar de Tweede Kamer; • Wmo: het wetsontwerp gaat waarschijnlijk eind 2013 naar de Tweede Kamer; De beoogde ingangsdatum voor deze drie wetten is nog steeds januari 2015. • De Wet passend onderwijs wordt op 1 augustus 2014 ingevoerd. 3.2
Wat willen we bereiken
Doel van de nieuwe Jeugdwet en Wmo is meer preventie en eerder ondersteuning bieden. Meer uitgaan van de eigen kracht, minder snel problematiseren en medicaliseren, betere samenwerking rond gezinnen en integrale hulp op maat. Ander doel is de continuïteit van zorg te verbeteren: cliënten die onder de Jeugdwet vallen en 18 jaar worden, stromen straks door naar de Wmo. Omdat beide wetten onder de verantwoordelijkheid van de gemeente vallen, is continuïteit van de ondersteuning gewaarborgd. De participatiewet is erop gericht om meer mensen (met een beperking) aan een gewone baan te helpen. Passend onderwijs moet ervoor zorgen dat alle leerlingen een plek in het onderwijs krijgen die zo goed mogelijk past bij hun individuele behoeftes. Omdat we uitgaan van het principe één gezin met één plan en één regisseur én omdat er behoorlijk wat overlap zit in de aard van de voorzieningen en ondersteuning willen wij de vier decentralisaties (4D’s) in nauwe samenhang uitvoeren.
1
Uiteindelijk is het doel van de decentralisaties dat de ondersteuning daar waar noodzakelijk effectiever en goedkoper wordt.
Twee processen: transitie en transformatie De decentralisaties vallen uiteen in twee processen die in tijd maar ook in aanpak verschillen. A. Transitie De transitie is het proces van overheveling van verantwoordelijkheden en financiering. Hierbij komen verantwoordelijkheden van de ministeries van VWS, Veiligheid en Justitie (VenJ), provincies en zorgverzekeraars/zorgkantoren naar gemeenten. Financieel betekent de transitie een bundeling van financieringsstromen, harmonisatie bekostigingssystemen, invoering brede eigen bijdrage (jeugdzorg èn Wmo) en mogelijk risicomanagement door (sub)regionale vereveningssystematiek. B. Transformatie Dit is het proces van inhoudelijke verbetering en vernieuwing in het brede sociale domein. Het gaat om de omslag (transformatie) van (complexe, verkokerde) ondersteuning veraf naar (eenvoudige, integrale en preventieve) ondersteuning dichtbij. De transformatie zal doorgaan nadat de transitie is afgerond. 3.3
Waar zijn we mee bezig op regionaal en lokaal niveau
•
Samenwerking Zowel op de schaal van de Meierij, als op de schaal van Noordoost Brabant werken we samen om de (be)sturing, de beleidsinhoudelijke ontwikkeling en de uitvoering van de decentralisatieopgaven vorm te geven. Daarin streven we naar passende schalen voor de verschillende wetten die ook passen bij de al bestaande samenwerkingsgebieden. In de bijlage zijn alle overlegvormen weergegeven.
•
Sociale wijkteams In verschillende gemeenten binnen de Meierij is gestart of wordt gewerkt aan het opstarten van sociale wijkteams. Die teams zijn allemaal verschillend qua personele invulling, focus en werkwijze. De ervaringen worden uitgewisseld. In Boxtel werken binnen Sint Ursula het Centrum voor Jeugd en Gezin, Loket WegWijs en de welzijnsdiensten van ContourdeTwern, aangevuld met externe partners al sinds juli 2012 intensief samen. Deze bewuste Boxtelse keuze bewijst inmiddels zijn meerwaarde rond de filosofie van één gezin, één plan en één regisseur. We krijgen daartoe enerzijds steeds meer verzoeken van gemeenten om te kijken hoe Boxtel dit heeft aangepakt, anderzijds zijn externe (samen)werkingspartners geïnteresseerd om aan te sluiten. We willen onderzoeken op welke wijze sociale wijkteams verder vorm moeten krijgen in de gemeente Boxtel. Het zal vooral een uitwerking zijn van de werkwijze binnen Sint Ursula en het zichtbaar zijn in de wijk. Kortom een verdere kanteling naar de wijk vanuit de samenwerking binnen Ursula.
•
Expertteam Naast en in aanvulling op de deskundigheid van de professionals in Sint Ursula, het wijkteam en netwerk gericht werken, is het nodig in sommige gevallen meer specialistische deskundigheid in te brengen en een beroep te doen op experts voor consultatie, advies of nadere diagnostiek. Het lijkt efficiënt dit expertteam te gebruiken voor zowel de transitie jeugdzorg als de transitie AWBZ. We onderzoeken hoe deze expertise het beste te organiseren. Het expertteam zou regionaal beschikbaar moeten zijn en brengt een onafhankelijk advies uit. De professionals van Sint Ursula zijn de dagelijkse aanspreekpunten voor de gezinnen die te maken hebben met complexe multiproblematiek. Maar soms moeten zij tijdelijk of permanent extra 'regie' op de casuïstiek inschakelen. Bijvoorbeeld bij onveilige situaties voor kind of volwassene of bij structurele overlast. We willen één integrale aanpak en organisatie. 2
Als gemeente willen en kunnen we (grotendeels) de belemmeringen (incl. wet en regelgeving) in de aanpak beslechten door de regie te nemen. Wij onderzoeken de mogelijkheid van het bouwen van een (sub)regionaal) Centrum voor Complexe Casuistiek (C3) waarbij gekeken wordt naar de mogelijkheden voor het betrekken van instanties als het Veiligheidshuis, het Advies en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling, het centrum voor Trajecten en Bemoeizorg(CvTB) en de beoogde Gecertificeerde instelling voor Jeugdbescherming en jeugdreclassering. Daarnaast is Boxtel een van de elf pilotgemeenten in het VISD project (Verkenning Informatiebeheer Sociaal Domein) van de VNG en KING. Van belang voor een eenduidig berichtenverkeer. •
Inkoop van specialistische ondersteuning Vanuit zowel de transities Jeugdzorg als AWBZ wordt regionaal de wijze van inkoop van de specialistische ondersteuning uitgewerkt. Omdat er een overlap zit in organisaties die de ondersteuning bieden op de verschillende terreinen èn omdat we de transities in samenhang uitwerken, wordt ook op het gebied van de inkoop gezamenlijk opgetrokken, waarbij de uitwerking, gelet op de specifieke problematiek, verschillend kan zijn. We komen daar begin 2014 via de tactische beleidskeuzes op terug.
Jeugdwet •
Transitiearrangement jeugdzorg Voor 31 oktober moeten gemeenten een plan hebben om voor het overgangsjaar 2015 de continuïteit van zorg, borging van infrastructuur en beperking van frictiekosten in de gestelde tijdsperiode te borgen. Dit plan moet voor 31 oktober 2013 bij de minister liggen. Formeel vraagt dit om een raadsbesluit. Omdat dit besluit niet voor eind oktober door uw raad kan worden genomen, is het plan onder voorbehoud van goedkeuring door de raad naar de minister gestuurd. De raad vergadert hier op 26 november 2013 over.
•
Versnelling jeugdzorg De provincie Noord-Brabant heeft op 25 september 2012 mandaat verleend aan de colleges van burgemeester en wethouders van de 20 gemeenten in de regio Noordoost-Brabant, waaronder de gemeente 's-Hertogenbosch, tot het nemen van besluiten over de inzet van enkelvoudig ambulante jeugdzorg in de gemeenten. Enkelvoudig ambulante jeugdzorg betreft een deel van de nu door de provincie gefinancierde jeugdzorg. Hiermee wil de provincie in de vorm van een experiment vooruit lopen (“versnellen”) op de transitie van de gehele jeugdzorg naar de gemeenten met ingang van 1 januari 2015. De versnelling is gestart per 1 januari 2013 waarbij de lokale CJG’s de uitvoering van de enkelvoudige ambulante Jeugdhulpverlening voor hun rekening nemen. In 2014 gaan we verder met dat proces en zal een deel van de financiering van de lichte ambulante hulp overgaan naar een fonds onder beheer van de gemeente Oss van waaruit de inkoop van de lichte ambulante hulp voor de hele regio zal worden ingericht.
•
Functioneel ontwerp De tactische beleidskeuzes worden begin 2014 aan de raad aangeboden.
•
Organisatieontwikkeling De opgaven uit de sociale kracht van Boxtel vergen ook een stevige, interne organisatie. Sint Ursula/ Centrum voor Jeugd en Gezin moet adequaat toegerust zijn om de kracht van Boxtel te kunnen faciliteren, het principe van één gezin met één plan gestalte te geven en efficiency en effectiviteit te vergroten. Dit betekent dat we opnieuw de inzet van personeel en partners onder de loep leggen en daar waar nodig zullen moeten investeren teneinde het faciliteren en dienstverlening aan burgers te borgen.
3
Participatiewet •
Realiseren (virtueel) werkbedrijf De inrichting van een werkbedrijf Noordoost Brabant (NOB) vindt naar verwachting plaats door de stuurgroep van de 5 sterren regio NOB uit te breiden met een werknemersvertegenwoordiging.
•
Positionering van WSD in de Participatiewet De Wsw zal afgesloten worden voor nieuwe instroom. De Wsw komt daardoor in een sterfhuisconstructie. De positie van WSD, die naast de uitvoering van de Wsw ook reintegratietrajecten uitvoert in het kader van de huidige WWB, zal daarom opnieuw gepositioneerd moeten worden. Gesprekken daarover zijn gaande. Gedacht wordt aan een leerwerkbedrijf voor cliënten die niet direct, zonder ondersteuning, op de arbeidsmarkt een nieuwe baan vinden. Dat betreft een groot deel van het cliëntenbestand. Ook beschut werk kan een taak worden voor WSD maar hangt nog af hoe dit in de wet geregeld wordt.
•
Participatie onderwerpen De projectgroep Participatie van de Meierijgemeenten heeft 12 onderwerpen benoemd die uitgewerkt worden omdat er bij die onderwerpen sprake is van gemeentelijke beleidsvrijheid, dan wel om uitwerking vragen van wettelijke bepalingen. De integrale werkgeversbenadering is daarbij het verst gevorderd. De werkgeversbenadering zoals die nu al wordt toegepast in samenwerking van de gemeenten Vught, Haaren, Boxtel samen met WSD en UWV staat daarbij als model en zal worden uitgerold binnen de Meierij met aanvulling van goed werkende aspecten van Werkplein Optimisd.
•
Tegenprestatie naar Vermogen Momenteel wordt de mogelijkheden onderzocht om de tegenprestatie uit te voeren. De tegenprestatie houdt in dat cliënten verplicht kunnen worden om in beperkte omvang en duur maatschappelijk nuttige activiteiten uit te voeren. Gemeenten zijn nu nog vrij om de tegenprestatie wel of niet toe te passen. Waarschijnlijk worden gemeenten in de Participatiewet verplicht om de tegenprestatie in het beleid op te nemen.
Transitie AWBZ •
Tactische beleidskeuzes In verschillende werkgroepen wordt gewerkt aan een voorstel met tactische beleidskeuzes voor de gemeenteraden van de Meierijgemeenten. Deze beleidskeuzes komen in de gemeenteraad van januari 2014 aan bod.
Passend onderwijs •
OOGO Passend onderwijs moet ervoor zorgen dat alle leerlingen een plek in het onderwijs krijgen die zo goed mogelijk past bij hun individuele behoeftes. De wetgeving rond passend onderwijs geeft aan welke thema’s moeten worden opgenomen in het ondersteuningsplan, dat door de samenwerkingsverbanden van het primair - en voortgezet onderwijs wordt opgesteld. Dit zijn : • Afstemming/aansluiting tussen onderwijsondersteuning en jeugdhulp • Leerplicht • Onderwijshuisvesting • Leerlingenvervoer • Onderwijsachterstandenbeleid • Aansluiting onderwijs op de arbeidsmarkt De stelselwijzigingen passend onderwijs en zorg voor jeugd verplichten gemeenten en onderwijs om gezamenlijk overleg te voeren om inhoudelijke veranderingen te kunnen realiseren.
4
In de wetgeving voor beide stelselwijzigingen is opgenomen dat de partijen op bestuurlijk niveau Op Overeenstemming Gericht Overleg (OOGO) dienen te voeren over een aantal nader benoemde onderwerpen. Op 16 januari 2014 vindt het Bestuurlijk OOGO tussen gemeenten en samenwerkingsverbanden van het primair en voortgezet onderwijs uit De Meierij plaats rondom de ondersteuningsplannen passend onderwijs. Daarnaast is in de wetgeving bepaald dat samenwerkingsverbanden van schoolbesturen en gemeenten een gezamenlijke procedure moeten opstellen voor dit overleg. Om dit overleg en het eventueel beslechten van geschillen tussen partijen, te formaliseren, dient er een gezamenlijke procedure te worden opgesteld en getekend door de vertegenwoordigers van de betrokken partijen. Het college wordt binnenkort voorgesteld om in te stemmen met de OOGO-procedure.
4.
Inrichting van het nieuwe stelsel
Ondanks verschillen tussen de wetten richten we de uitvoering van de Participatiewet, de Jeugdwet en Wmo zoveel mogelijk als één stelsel in. (De Participatiewet is een aparte transitie, deze heeft wel raakvlakken met alle transities maar is niet zodanig in te sturen op bijvoorbeeld één loket ingang). Het is immers niet uit te leggen dat een jeugdige bij dezelfde gemeente onder een ander regime zou vallen wanneer hij 19 jaar wordt. Het gaat bovendien vaak ook om dezelfde zorgaanbieders. Samen organiseren biedt de beste garantie voor het principe één gezin en één plan. Bij het uiteindelijk bepalen van de definitieve tactische beleidskeuzes gaan we vooralsnog uit van onderstaand basismodel wat is ontwikkeld door de regiogemeenten op basis van opgehaalde informatie uit het veld. De komende periode wordt dit basismodel verder uitgewerkt en aangepast voor de Boxtelse situatie.
Toelichting op het basismodel 1a. Informele sociale basisstructuur Dit gaat over verbindingen tussen mensen en netwerken. Inwoners zorgen voor zichzelf en elkaar. Als vrijwilliger, mantelzorger of ervaringsdeskundige. De rol van de gemeente is initiatieven van inwoners te zien en mogelijk te maken en zelforganisatie van bewoners te stimuleren. 5
1b. Formele sociale basisinfrastructuur De sociale basisvoorzieningen in Boxtel: scholen, gezondheidscentra, sportverenigingen, bibliotheken, buurthuizen, openbare ruimte etc. Voor iedere inwoner van Boxtel met of zonder beperkingen. 2a. Generalistische frontlijn/Sint Ursula In het schema staat nog ‘sociaal wijkteam’, echter Sint Ursula is voor de Boxtelse werkwijze een betere term. Voor Boxtel geldt dat de generalistische frontlinie in Sint Ursula gevormd wordt, maar dat we daarnaast wel wijk- en netwerkgericht werken. In Sint Ursula zit Centrum voor Jeugd en Gezin en Loket WegWijs als gemeentelijke loketten gehuisvest. ContourdeTwern is bovendien hun organisatie wijkgericht (op de Boxtelse schaal) aan het transformeren. Denk daarbij aan vaste mensen vanuit het Algemeen Maatschappelijk Werk in de wijken. Daarnaast blijven de netwerkoverleggen in tact, zoals het Hometeam maar ook de Zorgteams op de voorschoolse, basisschool, het voortgezet onderwijs en de MBO voorzieningen alsmede het ambulant zorgteam. Vandaar wijk- en netwerkgericht, maar met Sint Ursula als generiek frontoffice. Vanuit Sint Ursula en de wijk- en netwerkteams werken generalistische professionals samen met vrijwilligers. De belangrijkste doelstellingen zijn: • faciliteren van buurtinitiatieven en zelforganisatie van bewoners; • verbeteren van de maatschappelijke positie van kwetsbare huishoudens; • terugdringen van de maatschappelijke kosten voor zorg, maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp. Zoals eerder aangegeven beraden we ons in Boxtel op de samenstelling van sociale wijkteams in relatie tot de werkwijze binnen Sint Ursula. Sociale wijkteams dienen het ogen en orennetwerk van de wijk te zijn. We zien hierbij nadrukkelijk een rol weggelegd voor professionals en vrijwilligers. In samenwerkingspartner ContourdeTwern zien wij een belangrijke schakel om de verbinding in de wijk tussen vrijwilligers en professionals en Sint Ursula te realiseren. Het stimuleren van buurtinitiatieven en zelforganisaties wordt hierbij belangrijk. 2b. Specialistische expertise Soms is specialistische expertise nodig. De expertise van bijvoorbeeld psychiaters, kinderpsychiaters, orthopedagogen, geriaters, verslavingsartsen, verpleeghuisartsen kan komen van instellingen die ook zelf de interventies in huishoudens doen, maar kan ook onafhankelijk van het aanbod worden georganiseerd. Die expertise kan worden gekoppeld aan de GGD Hart voor Brabant of georganiseerd worden in een nieuw te vormen Centrum voor Complexe Casuïstiek/ C3 (vanuit Veiligheidshuis, Centrum Voor Trajecten en Bemoeizorg, Nazorg ex-gedetineerden, Algemeen meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling). 3a, 3b, 4a en 4b. Individuele en collectieve ondersteuning, algemeen toegankelijk en specialistisch 3a, 3b, 4a en 4b. Individuele en collectieve ondersteuning, algemeen toegankelijk en specialistisch In de generalistische frontlijn bepaalt het huishouden samen met de (generalistische) professional wat er nodig is om de problemen op te lossen. Waar het gaat om professionele interventies, zijn er algemeen toegankelijke vormen van individuele ondersteuning (3a, bijvoorbeeld enkele sessies maatschappelijk werk), algemeen toegankelijke vormen van collectieve ondersteuning (3b, bijvoorbeeld een inloopvoorziening voor psychisch kwetsbaren), niet-algemeen toegankelijke vormen van individuele ondersteuning (4a, bijvoorbeeld gespecialiseerde vormen van jeugdzorg) of nietalgemeen toegankelijke vormen van collectieve ondersteuning (4b, bijvoorbeeld dagbesteding voor ernstig dementerende ouderen).
6
5.
Tactische keuzes
Het hiervoor geschetste basismodel staat er nog niet. Het vormt het basisidee en vertrekpunt voor de keuzes die we nog moeten maken over de decentralisaties. Die keuzes moeten een kader vormen voor de verdere inrichting van de regionale samenwerking, de vorm waarin we dat doen, het voorzieningenaanbod, het beleid, de inkoop en het lokale uitvoeringsproces. Hierna schetsen we alvast de politieke keuzes en dilemma's die in de besluitvorming (tactisch kader Jeugdwet en Wmo) begin 2014 in de raad aan de orde komen. 5.1
Toegang en toeleiding
Sociale wijkteams De Meierijgemeenten willen dat onze inwoners met een vraag op het gebied van jeugdhulp en/of maatschappelijke ondersteuning die professionele vormen van ondersteuning krijgt die: • bijdragen aan de ondersteuning van onze inwoners bij het meedoen aan de samenleving • passen bij de individuele context (maatwerk) • voldoende kwaliteit hebben naar de maatstaven van huishoudens en professionele standaarden, en • passen binnen de beschikbare budgetten voor jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning. Het vertrekpunt bij toegang en toeleiding is dat onze inwoners op een zo klantvriendelijke en efficiënt mogelijke manier tot een passend arrangement onder gemeentelijke verantwoordelijkheid komen. Het gezamenlijk gedeelde eindplaatje is dat er informatie, advies, hulp en toegang tot zorg wordt geboden voor alle mensen van jong tot oud en op alle levensdomeinen. Dat doen we via een groeimodel. Binnen het jeugddomein is het eerst nodig om interventies op het gebied van opgroeien en opvoeden te bundelen in basisteams jeugd. De sociale teams en basisteams vormen zo veel mogelijk één geheel of werken heel nauw samen. Daarnaast dienen de professionals in het sociaal team goed samen te werken met de casemanagers rondom werk en inkomen. Werkloosheid is niet zelden een (belangrijk) deel van een complexere problematiek en zodoende is een integrale afgestemde aanpak noodzakelijk om tot goede oplossingen te komen. Basis jeugdteams De professionals van St. Ursula voor opvoed- en opgroeihulp werken tevens op plaatsen waar veel ouders en kinderen komen en hun vragen stellen, zoals op scholen, voorschoolse voorzieningen en netwerken. Binnen Ursula vindt overleg, samenwerking, afstemming en plaats. Doel is dat zij ‘brede jeugd-professionals’ worden met kennis over preventieve jeugdgezondheidszorg, opvoed- en opgroeiondersteuning, jeugd GGZ en jeugd (L)VB. Verder hebben zij oog voor eventuele problemen van gezinnen op andere leefgebieden, zoals financiële problemen, verslavingsproblematiek of psychische problemen van volwassenen. Zij schakelen dan zo nodig andere disciplines in. Zodra er meer aan de hand is (meerdere leden van een huishouden betrokken en meerdere leefgebieden betrokken) vindt er intern overleg in Ursula plaats met de betrokken partners. De professionals werken in ieder geval zeer nauw samen met het onderwijs en met de huisartsen in de gemeente. De Jeugdbescherming en Jeugdreclassering en de (al dan niet gedwongen) plaatsing van jeugdigen in een gesloten instelling vereist bijzondere competenties en veel kennis van regelgeving en rechtswaarborgen. In de Jeugdwet heeft het college bevoegdheden gekregen om invloed te kunnen uitoefenen op deze werksoorten. De uitdaging voor ons is om enerzijds recht te doen aan de bijzondere positie van de hulp in een juridisch kader, maar om anderzijds ook te werken aan het ‘normaliseren’ daarvan in die zin dat er een goede samenwerking en afstemming ontstaat met de generalistische sociale wijkteams en de specialistische CJG-teams.
7
Verder is bij de uitvoering van de Jeugdwet de afstemming met het onderwijs cruciaal en ook als verplichting opgenomen in de wet, zowel op beleids- als op casusniveau. De beweging richting "Passend Onderwijs" impliceert dat nog zorgvuldiger dan nu gebeurt wordt bezien op welke manier kinderen het onderwijs kunnen genieten waar zij recht op hebben, ondanks hun beperkingen en (gedrags)problemen. Ondersteuning vanuit de Jeugdwet, in de thuissituatie of in de school en in de klas, is daar onlosmakelijk mee verbonden. In het integrale plan dat voor een gezin wordt gemaakt zal dus bijna altijd ook de schoolsituatie meegenomen moeten worden.
5.2
Cliënt en kwaliteit
Het persoonsgebonden budget (pgb) Onder Rutte I leken gemeenten zelf te mogen kiezen: behouden we het pgb wel of niet en als we het behouden, hoe gaan we het dan vormgeven? Na de val van Rutte I ontstond veel onduidelijkheid over het voortbestaan van het pgb. Inmiddels worden de contouren van het pgb in de nieuwe Wmo en in de Jeugdwet zichtbaar. In beide (concept) wetten is nu het 'recht op het pgb onder stringente voorwaarden' opgenomen. Dit heeft gevolgen voor de invulling: er is geen vrijheid meer om een pgb geheel op eigen wijze in te richten. Slechts op enkele punten zullen in de verordening nog keuzes gemaakt kunnen worden. Wij leggen deze keuzes aan u voor in het raadsvoorstel begin 2014. Daarbij werken wij samen met partijen uit het veld. Overig Onderwerpen die we verder in de tactische kaders uitwerken zijn: • • • • • 5.3
In hoeverre geven we inwoners keuzevrijheid in aanbieders in natura? Hoe gaan we beleidsparticipatie, burgerparticipatie invullen? De borging bestaande rechten tijdens overgangsjaar. Borging van kwaliteit. Hoe gaan we om met eigen bijdragen? Aanbod
We willen het aanbod als volgt inrichten • informele hulp door vrijwilligers of sociaal netwerk • algemene voorzieningen (scholen, kindcentra, buurthuizen, kerken, verenigingen) • een dekkend netwerk in het sociaal domein met een sociaal wijkteam, Centrum voor Jeugd en Gezin en Loket WegWijs • een flexibel aanbod van lichte of tijdelijke ondersteuning • gespecialiseerde voorzieningen • toegevoegde regie (dementie, onder toezichtstelling, enz.) 5.4
Inkoop
In het visiedocument over de Jeugdzorg hebben we afgesproken om het model van het bestuurlijk aanbesteden te hanteren als financieringsmodel voor de Transitie Jeugdzorg. Ook voor de transitie van de AWBZ lijkt dit een geschikte vorm. Dit model doet recht aan het complexe karakter en de netwerkstructuur van het sociaal domein. Door de complexiteit van de problemen, is het heel moeilijk om te 'voorspellen' waaraan we over drie jaar of zelfs eerder nog behoefte hebben. Met de huidige manier van financieren maken we vaak aanbodgerichte afspraken over langere periodes (4 jaar). Daardoor kunnen we erg moeilijk inspelen op veranderingen. We willen vanaf 2015 alleen aanbieders van begeleiding in natura contracteren die onze filosofie en werkwijze onderschrijven en die samen met ons de gewenste vernieuwing willen en kunnen vormgeven.
8
Mogelijke criteria bij de selectie zijn: • onderschrijven van de gemeentelijke visie en uitgangspunten Wmo; • resultaatgerichtheid; • kwaliteit; • samenwerkingsbereidheid; • innovatiekracht; • lokale / regionale binding; • financiële stabiliteit. 5.5
Sturing en financiering
De Jeugdwet en Wmo bieden een redelijke mate van beleidsvrijheid voor gemeenten. En dus ook aan de wijze waarop we (financiële) sturing en verantwoording vormgeven. Dat betekent dat we keuzes moeten maken ten aanzien van de te hanteren bekostigingssystematiek en de manier waarop we financiële solidariteit tussen gemeenten wel of niet willen regelen. Daarnaast gaat het ook over beleidsinhoudelijke sturing. Welke effecten willen we bereiken en hoe monitoren we de voortgang, hoe borgen we de kwaliteit van de geleverde voorzieningen door instellingen? Hoe kijken we aan tegen de wijze waarop flexibel aanbod ingezet kan worden versus de sturing op de inzet van (duur) gespecialiseerd aanbod? Andere vraagstukken zijn: • ontschotting van budgetten tussen de vier decentralisaties; e e e • al dan niet ontschotten van budgetten binnen een transitie (dus tussen 2 naar de 1 of 0 lijn); • prioriteren van doelgroepen bij schaarse middelen; • hoe houden we regionaal of bovenregionaal zeer specialistische voorzieningen in stand; • hoe vangen we tussen gemeenten fluctuaties op bij in te zetten dure zorg? Bijvoorbeeld. verevening waarbij afzonderlijk gemeenten in een tijdsbestek van bijvoorbeeld 5 jaar uiteindelijk voor de "eigen" kosten worden aangeslagen. Consequenties overgangsrecht Net als in de Jeugdwet wordt voor transitie AWBZ naar de Wmo een overgangsrecht van kracht. Door het verplichte karakter daarvan voorzien we nu al dat de kortingen in 2015 en 2016 voor een groot deel niet gerealiseerd kunnen worden. Bestaande klanten behouden naar verwachting in 2015 nog de oude rechten op begeleiding van de huidige aanbieder. In het regeerakkoord is vanaf 2015 echter wel een landelijke korting opgenomen van 1,5 miljard. Onduidelijk is nog wat dit voor de gemeente Boxtel betekent omdat verdeling plaats vindt op historische grondslag. Duidelijk is dat het om een miljoenenbezuiniging gaat. We hopen daar vóór 2014 meer duidelijkheid over te krijgen van het rijk. 5.6
Regionale samenwerking
Een goede implementatie en uitvoering van de decentralisaties vraagt om voldoende bestuurskracht. De redenen hiervoor zijn: behoud van opgebouwde expertise, financiële risicospreiding bij de inkoop van zorg, borging van de keuzevrijheid van cliënten en de beperking van administratieve lasten. In de nieuwe Jeugdwet wordt overigens een verplichtende regionale samenwerking voorgeschreven voor bepaalde jeugdzorgvormen namelijk voor jeugdbescherming, jeugdreclassering en Advies en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) en Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG). Dat betekent dat we keuzes moeten maken over de goede schaal voor de verschillende onderdelen van de decentralisaties, het niveau van samenwerking (beleid, inkoop, uitvoering). Wat organiseren we lokaal, subregionaal (De Meierij), regionaal (Noordoost Brabant) en bovenregionaal? Dit onderzoeken we momenteel evenals de juridische vorm waarin we de samenwerking willen vormgeven.
9
Tot slot De wetgevingstrajecten van de decentralisaties maar ook de besprekingen in en met de regio en de instellingen zijn in volle gang. Dat betekent dat er veel is uit te werken en accenten kunnen verschuiven. Met dit voorbehoud hopen we u toch voldoende beeld te hebben gegeven van de afwegingen die uw raad de komende periode moet maken.
10