3 transities sociaal domein Uitvoeringsdocument
beleid
uitvoering
Regio Alblasserwaard / Vijfheerenlanden
VISIE
Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. Samenvatting 3. Toegang 4.
Sociale Teams
5. Arrangementen 6.
Persoonsgebonden Budget
7. Inkoop en contracten 8. Bedrijfsvoering 9.
Regionale samenwerking
10. 3 transities specifiek 11. Communicatie 12. Bijlagen
VISIE
beleid
uitvoering
1.
Inleiding Van beleid naar uitvoering Eind 2013 is de ‘Visie Sociaal Domein regio AV’ door de gemeenteraden en de besturen van de Regionaal Sociale Dienst (RSD) en de Avelingengroep (AG) vastgesteld. Dit betreft de visie op de Jeugdzorg, de Wmo en de participatiewet (tezamen: sociaal domein).
werk en bijstand, Wet op de sociale werkvoorziening en de Wajong vinden veranderingen plaats. De taken die hier voor de gemeenten uit voortvloeien staan niet op zichzelf, maar vormen één geheel. De wijze van organisatie van de drie transities, de visie en doelgroepen vertonen belangrijke overeenkomsten. De visie die aan alle drie de transities ten grondslag ligt gaat uit van dezelfde basisprincipes, te weten: •
De kracht van de samenleving: We gaan uit van de kracht en mogelijkheden van
Op basis van deze visie zijn begin 2014 voor de drie transities beleidsplannen gemaakt, die inmiddels ook allemaal zijn vastgesteld. Voorbereiding en bespreking van deze stukken vond plaats in overleg met de lokale Wmo-adviesraden en de Cliëntenraden. Nu - na het bepalen van de visie en het beleid- is het tijd om stil te staan bij de vraag wat er allemaal bij komt kijken om de uitvoering van de drie transities te organiseren en welke keuzes daarbij horen. In dit uitvoeringsdocument lichten wij toe hoe wij de organisatie van de drie transities ter hand zullen nemen. Belangrijk uitgangspunt bij het opstellen van dit uitvoeringsdocument is de samenhangende en integrale benadering van drie transities. Zowel op het gebied van de Wmo (een aantal taken uit de ABWZ gaat naar de gemeenten), Jeugdzorg, Wet
1. Inleiding
de samenleving •
Vertrouwen in de samenleving: Bureaucratische (verantwoordings)structuren maken plaats voor sturen op prestaties en resultaat
•
Differentiatie en maatwerk: Er is voldoende ruimte voor lokaal maatwerk
•
Samenwerken en kennis delen: Gemeenten in de regio werken samen, delen kennis en stimuleren en ontwikkelen elkaar
De gemeente staat als ‘eerste overheid’ dicht bij de burger. Dat betekent dat de gemeente als geen ander in staat is de beoogde transities gestalte te geven. Er liggen kansen. De gemeenten kunnen als ‘kenners van de eigen kernen, wijken en buurten’ lokaal maatwerk leveren. Maatwerk, dat direct aansluit op de leefgemeenschappen van de bevolking. Hierbij is het uitgangspunt dat inwoners zoveel mogelijk regie voeren over hun eigen leven, en de wijze waarop zij ondersteund worden. De
pagina 4
gemeenten moeten hun rol als netwerkpartners verder ontwikkelen en hun uitvoeringskracht binnen het eigen sociale domein versterken. De wijze waarop de organisatie van de uitvoering wordt vormgegeven start vanuit de lokale situaties. Het motto is: Lokaal doen, wat lokaal kan. Binnen de AV-regio betekent dit, dat we kiezen voor een werkwijze die dit lokale maatwerk waarborgt en waarbij we ons op inhoud van beleid, inzet van middelen en de vaststelling en verantwoording daarover richten op de eigen burgers en de afzonderlijke gemeenteraden. Het Rijk stelt regionale samenwerking tussen gemeenten verplicht. De gemeenteraden binnen de AV hebben dan ook besloten met elkaar een samenwerkingsverband te vormen. Hoe deze samenwerking er uit gaat zien wordt nog uitgewerkt.
Leeswijzer In hoofdstuk 2 treft u een samenvatting aan waarin eveneens de voorstellen en beslispunten zijn opgenomen. In de hoofdstukken 3 t/m 7 wordt ingegaan op de centrale thema’s die uitmonden in de voorstellen. In hoofdstuk 8 komen de uitvoeringsvragen aan de orde die toegespitst zijn op afzonderlijke transities. In hoofdstuk 9 en 10 wordt ingegaan op de regionale samenwerking en communicatie over de transities.
Hoofdstuk 2: samenvatting
Centrale thema’s In het vervolg van dit uitvoeringsdocument lichten we toe hoe we de uitvoering van de drie transities aanpakken aan de hand van de navolgende centrale thema’s. Deze thema’s zijn bij alle drie de transities aan de orde en organiseren we derhalve op eenzelfde wijze: Toegang Sociale Teams Arrangementen PGB beleid
Inkoop en contracten
Hoofdstuk 3 - 7: centrale thema’s
Hoofdstuk 8: uitvoeringsvragen
Hoofdstuk 9: regionale samenwerking
Bedrijfsvoering Regionale samenwerking Hoofdstuk 10: specifieke thema’s
Communicatie
per transitie
Naast deze thema’s die voor alle drie de transities van toepassing zijn, dienen zich nog enkele uitvoeringsvragen aan die specifiek betrekking hebben op afzonderlijke transities. Op deze vragen gaan we in dit uitvoeringsdocument eveneens in.
1. Inleiding
Hoofdstuk 11: communicatie
pagina 5
2.
Samenvatting Toegang Er komt geen apart(e) toegang(sloket) voor de hele AV-regio. Enkelvoudige ondersteuningsvragen van huishoudens en vragen om informatie en advies worden afgehandeld door de lokale basisvoorzieningen. Dit betreft 85% tot 90% van alle ondersteuningsvragen. De CJG-functies informatie en advies, signaleren van ondersteuningsvragen, het bieden van licht pedagogische hulp en het doorschakelen naar jeugdhulp blijven wel in stand: deze zullen worden uitgevoerd door de basisvoorzieningen. Een (digitale) toegangswijzer wordt ingezet om inwoners, maar ook hulpverleners wegwijs te maken binnen het sociaal domein. Gemeenten zorgen voor voldoende mogelijkheden om eenvoudige en enkelvoudige vragen van huishoudens digitaal te kunnen afhandelen. Werkprocessen en digitale mogelijkheden moeten hierop worden aangepast. In de verdere implementatie wordt gestreefd naar een eenduidige werkwijze en begrippenkader.
Voorstel: Instemmen met • Het uitgangspunt: ‘geen apart(e) toegang(s) loket voor de hele regio AV 2. Samenvatting
• Het uitgangspunt, dat lokale basisvoorzieningen enkelvoudige ondersteuningsvragen afhandelen • Het in stand houden van de CJG functies en deze te laten uitvoeren door basisvoorzieningen, waarbij telefoonnummers, website e.d. worden geïntegreerd • Het ontwikkelen en inzetten van een digitale toegangswijzer
Sociaal Team Het Sociaal Team opereert onder regie en coördinatie van de gemeente en wordt lokaal ingericht aan de hand van een gebiedsscan. Het Sociaal Team bestaat uit professionals die het sociaal domein (drie D’s) goed kennen. Het jeugdteam, zoals voorgesteld vanuit ZHZ, wordt ingebed in het Sociaal Team. Het Sociaal Team hanteert het principe 1 huishouden, 1 plan, 1 regisseur, waarbij oog is voor de keuzevrijheid van huishoudens. Het Sociaal Team werkt vanuit het kantelingsprincipe: Vraagverhelderingsgesprekken, Eigen Kracht en Sociale Netwerk Versterking/Strategie. Het team heeft een mandaat voor de afhandeling van ondersteuningsvragen op de diverse leefdomeinen van de Zelfredzaamheidmatrix (ZRM). Het Sociaal Team start in 2015 als ontwikkelmodel voor 2 jaar. In de implementatiefase wordt op het niveau van de AV toegewerkt naar een standaardisering van het werkproces met oog voor lokale nuances. Hierbij worden profielen van leden, schopagina 6
ling, regeling mandaat/ doorzettingsmacht, keuze voor ICT systeem verder uitgewerkt. Samenwerkingsafspraken met partners in het Sociaal Team worden gemaakt en waar nodig worden bestaande subsidie afspraken geactualiseerd. Voorstel: Instemmen met • Het uitgangspunt, dat het Sociaal Team opereert onder regie en verantwoordelijkheid van de gemeente. • Het uitgangspunt, dat de werkwijze van het Sociaal Team vertrekt vanuit de basisprincipes uit de Visie met ruimte voor lokaal maatwerk. • De basissamenstelling van het Sociaal Team (zie hoofdstuk 4). • De toevoeging van een vertegenwoordiger van het jeugdteam (ZHZ) aan het Sociaal Team. • Het starten met ‘de werkwijze Sociaal Team’ op 1 januari 2015 en dit model in de periode daarna door te ontwikkelen.
Arrangementen We willen dat inwoners gebruik maken van algemene voorzieningen. We organiseren dat deze algemene voorzieningen beter gericht en afgestemd worden op de maatwerkvoorzieningen ofwel de ondersteuning die aanbieders leveren. Dit geldt ook omgekeerd; zorg- en welzijnsaanbieders stemmen hun ondersteuning beter af op de algemene voorzieningen. We ontwikkelen een algemene lokale inloopvoorziening en gaan aan de slag met de voorbereiding van een woonvoorziening voor jeugdigen. We regelen met aanbieders de continuering van de ondersteuning (ook tijdens de overgangsperiode) en zorgen voor arrangementen, die 2. Samenvatting
aansluiten bij de nieuwe vormen en doelstellingen van ondersteuning. Vervoer naar dagopvang of groepsbegeleiding zien wij in eerste instantie als een verantwoordelijkheid van cliënten zelf, tenzij zij dit niet zelf kunnen organiseren. In voorkomende gevallen wordt het vervoer door de aanbieder van de ondersteuning geregeld. Voorstel: Instemmen met De Inhoud, doelstelling en 1. reikwijdte van het arrange ment. 2. De Vormgeving van het overgangsrecht. 3. Het Organiseren van een betere afstemming van aan bieders van algemene en maatwerkvoorzieningen. 4. Het principe dat vervoer naar begeleiding groep in eerste instantie een verant woordelijkheid is van het huishouden zelf. Het voorbereiden van de 5. (lokale) inloopvoorziening. De ontwikkeling van een 6. woonvoorziening voor jeug digen (Kamers met Kansen) Regionale samenwerking 7. en afstemming met zorg- en welzijnsaanbieders over de dekking en spreiding van faciliteiten voor begeleiding groep. pagina 7
Beleid Persoonsgebonden budget We zien het PGB als een middel om keuzevrijheid en zelfregie van inwoners te ondersteunen, we willen het PGB op een neutrale manier, dat wil zeggen als een gelijkwaardig alternatief aan zorg in natura aanbieden. Om een PGB te krijgen moeten cliënten aan voorwaarden voldoen. We willen gelijke regels voor het PGB in het kader van de Jeugdhulp en de Wmo. We stellen samen met de aanvragers een plan op, zodat oneigenlijk gebruik van het PGB voorkomen wordt. Om het PGB financieel beheersbaar te houden, stellen we een tariefdifferentiatie voor en het brede toegangsgesprek. Tevens willen we het bruto PGB-bedrag aan de SVB overmaken, en de verrekening van de eigen bijdragen via het CAK laten lopen. Voorstel: Instemmen met • Het aanbieden van het PGB als gelijkwaardig alternatief voor zorg in natura. • Uitwerking van de drie voorwaarden voor een PGB: motivatie, vermogen en kwaliteit; • Uitwerken en hanteren van tariefdifferentiatie; • Overmaken van het bruto PGB aan de SVB; 2. Samenvatting
• Uniformering regels voor wat betreft de hoogte van het PGB Jeugd en Wmo.
Inkoop en contracten Bij het inkopen van arrangementen kiezen wij voor bestuurlijk aanbesteden. Daarbij zal een keuze worden gemaakt om (geheel of gedeeltelijk) resultaatfinanciering toe te passen. We starten de onderhandelingen met zorgaanbieders op basis van de uitgangspunten in de Visie, de Beleidsplannen en dit uitvoeringsdocument en bereiden maatwerkcontracten en resultaatovereenkomsten voor via side-letters. Voorstel: Instemmen met • De voorgestelde procedure van bestuurlijk aanbesteden; • Het starten van de onderhandelingen met zorgaanbieders op basis van (en nadat) budgetten en specificaties van in te kopen arrangementen bekend zijn. • Het hanteren van de doelstellingen in de Visie/Beleidsplannen (basisprincipes/budgettair neutraal e.d.) als uitgangspunt voor deze onderhandeling en de uiteindelijk te sluiten contracten.
pagina 8
Bedrijfsvoering Voor de organisatie van de drie transities wordt uitgegaan van: •
Sociale Teams bestaande uit professionals aangevuld met een coördinator in dienst van de gemeente;
•
Jeugdhulp door de serviceorganisatie jeugd ZuidHolland Zuid;
•
Wmo door de gemeenten zelf;
•
Participatiewet door de RSD en AG.
Voor de financiële uitvoering van de drie transities is het vastgestelde uitgangspunt belangrijk, te weten:, de nieuwe taken worden uitgevoerd voor het geld dat hiervoor aan de gemeenten beschikbaar wordt gesteld: dus budgettair neutraal. Vanwege het ontbreken van voldoende betrouwbare en actuele externe informatie kan nog geen totaal financieel beeld worden gegeven. In de bijlage treft u wel enkele financiële overzichten aan. Deze zijn gebaseerd op de kennis van dit moment. Het wachten is op de mei-circulaire. Het financiële beeld zal de komende maanden steeds duidelijker worden. . Mogelijk is het uitgangspunt van budgettaire neutraliteit uiteindelijk (niet direct) realiseerbaar en zijn er (tijdelijk) aanvullende middelen van de gemeenten nodig. Er liggen plannen om de transitie Jeugdhulp te organiseren in een voor de hele regio Zuid-HollandZuid in te richten serviceorganisatie. Wij stellen voor de besluitvorming over deze serviceorganisatie via een afzonderlijk voorstel te organiseren. De uitvoering van de transitie Participatiewet zal plaatsvinden bij de RSD en de AG. Het onderzoek naar een Toekomstbestendige structuur voor beide 2. Samenvatting
organisaties is klaar. Dit onderzoek zal u apart worden aangeboden. Met betrekking tot de uitvoering van de transitie Wmo/AWBZ kiezen we voor een uitvoering door de afzonderlijke gemeenten/GLZ samenwerking. We onderzoeken daarbij de opties om bepaalde onderdelen van deze uitvoering op één plek te organiseren. Ook kiezen we voorlopig voor het door VGZ laten uitvoeren van delen van de Wmo/AWBZ administratie. Voorstel: Instemmen met 1. Het standpunt om over de serviceorganisatie Jeugd- hulp ZHZ op basis van een afzonderlijk voorstel besluiten te nemen. 2. Het uitgangspunt dat uitvoering van de WMO taken door de gemeenten / GLZ-samenwerking plaats vindt met de opties: a. bepaalde onderde len op één plaats uit te voeren; b. (delen van) de admi nistratie tijdelijk door de VGZ te laten blijven uitvoeren. 3. Het uitgangspunt, dat de taken uit de Participatiewet worden uitgevoerd door de RSD/AG pagina 9
Regionale samenwerking De keuze om bij het organiseren van de transities te kiezen voor lokaal maatwerk bindt de gemeenten in de AV-regio. De in te richten regionale samenwerking moet dit lokale maatwerk faciliteren. In het effectueren van de beoogde cultuuromslag binnen het sociaal domein na 1 januari 2015 (de transformatie) zoeken de afzonderlijke gemeenten en de besturen van de RSD en de AG nadrukkelijk de samenwerking. Op dit onderdeel komt er een transformatieagenda. De toegevoegde waarde van deze samenwerking ligt op het vlak van organiseren, coördineren, faciliteren en kennis delen. Er komt (voorlopig) geen regionale organisatie. We werken met een stuur- en werkgroepenmodel, waaraan gemeenten, RSD en AG met inzet van eigen mensen meedoen. Vanuit dit model worden voorstellen in regionaal ambtelijke samenwerking voorbereid en in regionaal bestuurlijke samenwerking getoetst. Dit vindt plaats voorafgaand aan de aanbieding en besluitvorming door de afzonderlijke colleges, gemeenteraden en besturen. Voorstel: Instemmen met • Het uitgangspunt, dat regionale samenwerking het lokale maatwerk moet faciliteren • Het standpunt, dat regionale samenwerking in het realiseren van de transformatie een toegevoegde waarde heeft. • Het standpunt , dat regionale samenwerking ook op een aantal andere terreinen gewenst is, waarbij het accent van deze samenwerking moet liggen op ‘organiseren, coördineren, faciliteren en kennis delen’. • Het standpunt, dat er (voorlopig) geen regionale organisatie voor de uitvoering van de transities komt. 2. Samenvatting
• Het kiezen van een samenwerkingsmodel, waaraan alle gemeenten, de RSD en AG met inzet van eigen mensen meedoen. • Het uitwerken van dit ‘Samenwerkingsmodel Sociaal Domein’ voor 1 januari 2015.
Drie transities specifiek In een apart hoofdstuk (hoofdstuk 10) wordt per transitie ingegaan op enkele specifieke thema’s. Dit is een aanvulling op de centrale thema’s, waarop het accent van dit uitvoeringsdocument ligt. Voorstel: Kennis nemen van deze aanvulling op de hierboven behandelde centrale thema’s.
Communicatie De inzet van communicatie zal tijdens de transitieperiode aanhaken bij de verschillende fasen in het proces. Zo is in de periode tot en met juni 2014 de communicatie vooral gericht op het ontwikkelen van (participatief) beleid met de verschillende stakeholders zoals gemeenteraden, cliëntenraden, instellingen, professionals en medewerkers. Daarnaast is de communicatie naar de cliënten en opvoeders gericht op het informeren over het vastgesteld beleid, de veranderingen die daar mee samenhangen en de rol van een ieder. Dit vindt vooral plaats in samenwerking met de partners. De communicatie naar de inwoners is vooral gericht op de cultuurverandering (activeren sociale netwerk en de bereidheid iets voor een ander te doen). Bij het presenteren van de transformatieagenda (zie onderdeel regionale samenwerking) zal daar vooral veel aandacht voor zijn.
pagina 10
Voorstel: Instemmen met • De uitgangspunten en accenten in de verschillende fasen van het communicatieproces. • De communicatiekalender, die als bijlage aan dit uitvoeringsdocument is toegevoegd.
2. Samenvatting
pagina 11
3.
Toegang Het eerste thema dat bij drie transities aan de orde is, betreft de wijze waarop een ondersteuningsvraag bij de gemeente binnenkomt en in vervolgstappen terecht komt. Dit noemen we de toegang.
Wat verstaan we onder toegang? Met ‘toegang’ bedoelen we het proces van aaneenschakelingen van beslissingen, waarbij in elke stap een besluit wordt genomen (samen met de steller van de vraag) over de volgende stap. Dit proces begint op het moment waarop een huishouden zich meldt of gemeld wordt (gesignaleerd), waarna de vraag wordt verhelderd en de vervolgstappen worden bepaald. Het proces eindigt op het moment waarop passende hulp en/of ondersteuning wordt gerealiseerd.
Doelstelling toegang Het doel is om te zorgen dat eenvoudig, snel, efficiënt en dichtbij de juiste hulp of ondersteuning geboden kan worden aan een huishouden.
3. Toegang
Basismodel toegang Huishoudens moeten met hun ondersteuningsvragen in de eerste plaats uitgaan van eigen kracht en terecht kunnen bij hun eigen sociale leefomgeving (familie, vrienden, buren etc.). Voor de enkelvoudige en/of meervoudige ondersteuningsvragen (afnemende of verminderde zelfredzaamheid op één of meerdere leefgebieden te gelijk), waarbij de ondersteuning niet (geheel) door de sociale leefomgeving van een huishouden kan worden geboden, kan men terecht bij de reeds bestaande lokale basisvoorzieningen. Dit zijn voorzieningen zoals het consultatiebureau, de welzijnsinstellingen, de scholen, de (huis)artsen en de Wmo-loketten. Hier start dus de toegang. De toegang voor een aantal taken, zoals Werk en Inkomen (RSD/ Avelingen), is en blijft op regionaal AV-niveau geregeld worden. De meldpunten zoals het AMHK en de bereikbaarheidsdiensten buiten kantooruren zijn basisvoorzieningen. De CJG-functies (informatie en advies, signaleren van ondersteuningsvragen, het bieden van licht pedagogische hulp en het doorschakelen naar jeugdhulp) blijven in stand. Het telefoonummer en de website worden geïntegreerd. Ook hier kan dus het proces van de toegang starten. Kortom, er komt geen uniek loket voor de toegang tot hulp of ondersteuning in de AV-regio.
pagina 12
De sociale leefomgeving in beeld
Bij alle lokale en regionale basisvoorzieningen start het proces van de toegang op het moment dat: •
Een huishouden zich bij een van de basisvoorzieningen meldt;
•
Of een huishouden wordt gemeld door iemand uit hun sociale leefomgeving;
•
Of doordat de basisvoorzieningen zelf een problematische/zorgelijke situatie (in een vroeg stadium) bij een huishouden signaleren.
3. Toegang
Door middel van het toepassen van vraagverheldering wordt duidelijk wat voor ondersteuningsvraag het huishouden heeft en welke zwaarte de vraag heeft. Hierbij wordt het instrument de ‘zelfredzaamheidsmatrix’ benut (zie bijlage). Met deze matrix gaan de medewerkers van de basisvoorzieningen na of er bij een huishouden, naast het vraagstuk waarvoor zij zich bij de basisvoorziening hebben gemeld, signalen zijn van afnemende zelfredzaamheid op meerdere leefgebieden. pagina 13
De basisvoorzieningen leiden een huishouden vervolgens toe naar de benodigde nulde en eerste lijnszorg en in geval van de (huis)artsen ook naar de tweede lijnszorg+. De lokale en regionale basisvoorzieningen handelen naar verwachting 85% tot 90% van alle ondersteuningsvragen van het huishouden/ burger op deze wijze af. Indien er sprake is van enkelvoudige complexe, meervoudige ondersteuningsvragen (of complexe multiproblem ondersteuningsvragen schakelen de basisvoorzieningen het Sociaal Team in (zie hoofdstuk 4). Onder meervoudige ondersteuningsvragen verstaan we verminderde zelfredzaamheid van huishoudens op meerdere leefgebieden, die elkaar beïnvloeden. Bij complexe multi-problem ondersteuningsvragen is er sprake van regieverlies van problematische aard op meerdere leefgebieden, die elkaar beïnvloeden en elkaar langdurig in stand houden, al dan niet in combinatie met zorgmijding en/of het veroorzaken van maatschappelijke overlast. Dit betreft ongeveer 15 tot 20% van alle ondersteuningsvragen.
3. Toegang
Taken lokale basisvoorzieningen (bij de toegang) De lokale basisvoorzieningen zijn algemeen toegankelijk en voeren de volgende taken uit: •
Het verstrekken van informatie en advies (preventie);
•
Het (vroeg) signaleren van problemen;
•
Vraagverheldering;
•
Waar mogelijk het stimuleren van het benutten van het eigen netwerk en de 0e lijnsvoorzieningen bij vraagoplossing;
•
Het bieden van lichte ondersteuning;
•
Doorschakelen naar de benodigde ondersteuning (inschakelen Sociaal Team).
Rol gemeenten bij de toegang De gemeenten stimuleren, faciliteren en geven ruimte aan initiatieven die er voor zorgen dat de sociale leefomgeving (familie, vrienden, buren etc.) wordt ingezet. De gemeenten hebben samen met de basisvoorzieningen de taak ervoor te zorgen dat haar burgers op 1 januari 2015 weten waar zij met welke ondersteuningsvraag terecht kunnen. Een (digitale) toegangswijzer kan worden ingezet om cliënten wegwijs te maken in het sociaal domein.
pagina 14
Daarnaast faciliteren de gemeenten de lokale basisvoorzieningen, dat zij de genoemde taken kunnen uitvoeren. Ook de huisartsen zullen als toegangspoort aanhaken. Bij de lokale basisvoorzieningen zal een cultuuromslag in het werken en denken gemaakt moeten worden. Dit kost tijd. Er dient dus rekening gehouden te worden met een ontwikkelfase. De gemeenten en uitvoeringsdiensten, zoals RSD en Avelingengroep, zorgen ervoor dat de digitale procedure van dienstverlening voor de toegang op orde is en stimuleren ook dat eenvoudige vragen van huishoudens -zoveel mogelijk- digitaal worden afgehandeld. Onderzocht wordt of deze taak gezamenlijk op AV-niveau wordt opgepakt en uitgevoerd of dat dit op lokaal niveau wordt gerealiseerd.
Doorkijk op implementatie Wat: •
Streven naar een eenduidige werkwijze met ruimte voor lokale nuances
•
Regie op nieuwe werkwijze. Ook richting instellingen
•
Opstellen eenduidig begrippenkader
•
Opstellen privacyreglement voor uitwisseling noodzakelijke gegevens
•
Ontwikkelen toegangswijzer voor basisvoorzieningen met gedeelde verantwoordelijkheid in ontwikkeling en middelenKeuze ICT pakket op basis van programma van eisen, aansluitend bij bestaande systemen
•
Handhaven CJG-functies en integreren website, telefoonlijn en dergelijke
3. Toegang
pagina 15
4.
Sociaal Team Het tweede centrale thema is het Sociaal Team. Ten behoeve van alle drie de transities stellen we een sociaal team in dat lokaal werkzaam is.
Wat is een Sociaal Team? Een Sociaal Team is een interdisciplinair, ambulant en proactief opererend team van professionals met een generalistische kijk en een eigen specialisme. De samenstelling van het team kan variëren al naar gelang lokale variabelen. Het team pakt op wijk/gebiedsniveau ondersteuningsvragen op van huishoudens waarbij sprake is van afnemende zelfredzaamheid op meerdere leefgebieden.
Doelstelling Sociaal Team Doelstelling van het Sociaal Team is: •
Het optimaliseren van de eigen kracht, participatie en de inzet van het sociale netwerk van een huishouden bij ondersteuningsvragen.
•
Het optimaliseren van de benutting van nuldelijns- en algemene voorzieningen bij ondersteuningsvragen.
4. Sociaal Team
•
Het optimaliseren van de eigen kracht en de inzet van het sociale netwerk van een huishouden bij ondersteuningsvragen.
•
Het optimaliseren van de benutting van nuldelijns- en algemene voorzieningen bij ondersteuningsvragen.
Basismodel Sociaal Team Het team zorgt ervoor, dat huishoudens, die een ondersteuningsvraag hebben, op een passende manier geholpen worden. De teams hebben het mandaat om hulp te bieden. Het team stimuleert dat de huishoudens zo optimaal mogelijk gebruik maken van het eigen netwerk, dat de algemene voorzieningen waar mogelijk worden benut en dat waar nodig passende ondersteuningsarrangementen worden ingezet. Het Sociaal Team legt verbindingen en stemt af met de bestaande meldpunten en netwerken (o.a. AMHK, OGGZ). Het uitgangspunt is dat er gewerkt wordt met één integraal arrangement voor alle leeftijden op basis van het principe ‘1 huishouden, 1 plan, 1 regisseur’. Het Sociaal Team richt zich (in principe) dus op enkelvoudige complexe en meervoudige complexe problematiek. Eenvoudige enkelvoudige vragen worden door de lokale en regionale basisvoorzieningen afgehandeld. De beoordeling van een huishouden vindt plaats op basis van de Zelfredzaamheidsmatrix en in de context van de lokale situatie en thuissituatie. Vervolgens zal door een goede afstemming en een integrale analyse één effectief en efficiënt arrangement opgesteld worden voor pagina 16
het huishouden. (zie bijlage opschalingsmodel). Het Sociaal Team werkt tijdens de gebruikelijke kantoortijden. Voor 24-uurs bereikbaarheid wordt een (bestaande) integrale crisisdienst gebruikt. Voor jeugd wordt deze op ZHZ- niveau opgezet.
Schaal/Gebiedsanalyse Samenstelling en werkwijze van de Sociale Teams is afhankelijk van de gebiedsanalyses. Deze analyse worden nog gemaakt. In de regel gelden de volgende criteria: •
Het aantal inwoners en bevolkingssamenstelling in het gebied.
•
De aard en zwaarte van de problematiek en leefgebieden en voor bepaalde doelgroepen. De samenstelling van het Sociaal Team en de samenwerking met partners in de schil(len) er om heen.
•
We gaan uit van een samenstelling van het aal Team, die in principe voor elke gemeente in de
basisSocigeldt regio.
Basissamenstelling: 1. Coördinator : door/namens gemeente in te vullen; 2. Professional Wmo; 3. Wijkverpleegkundige; 4. Professional Jeugdhulp (Jeugdteam); 5. Professional Cliëntondersteuning; 6. Professional maatschappelijk werk
zorgafname in een bepaald gebied op diverse
•
Samenstelling
De beschikbaarheid/ bereikbaarheid van 0de en 1ste lijnsvoorzieningen.
De gebiedsanalyses leiden per gebied tot bijstellingen van de basissamenstelling van het Sociaal Team of aanpassing van de samenwerkingspartners in de 1e schil om het Sociaal Team. Dit is afhankelijk van de lokale setting en infrastructuur.
4. Sociaal Team
inclusief Brugfunctie onderwijs; 7. Professional participatie.
Voor de professional jeugdhulp worden de bouwstenen op ZHZ- niveau uitgewerkt. Als basissamenstelling is hierbij aangegeven dat het jeugdteam bestaand uit jeugd-GGZ, jeugdLVB en jeugdhulp opvoeding en ondersteuning. Het aantal fte dat ter beschikking komt van de AV- regio en onderverdeeld wordt naar de gemeenten wordt nog uitgewerkt. Lokaal kan het Sociaal Team verder aangevuld worden met andere professionals, zoals het jongerenwerk, welzijnswerk, wijkagent, woningbouwcorporatie.
pagina 17
Korte doorkijk personele en financiële consequenties De coördinator van het Sociaal Team handelt rechtstreeks in opdracht van de gemeente. Voor de overige leden van het team geldt dat zij, in eerste instantie, in dienst blijven bij de eigen organisatie. Over de professional Jeugdhulp worden nog afspraken met de regio ZHZ gemaakt. De extra kosten voor de gemeente betreffen met name de coördinator. De andere functies lopen via de budgetten die overgaan naar de gemeente (transitiebudget Wmo/ jeugd) , via de Zorgverzekeringswet of lopende subsidies.
Rol gemeenten bij het Sociaal Team De gemeente voert de regie over het Sociaal Team. Leden van het Sociaal Team moeten, net als de achterliggende organisaties en de partners die onderdeel zijn van de toegang, een omslag in werken en denken maken. Dit kost tijd. Daarom stellen wij voor om in ieder geval tijdens de ontwikkelfase (voorlopig twee jaar) het budgetbeheer bij de
4. Sociaal Team
gemeente te leggen. Dat geldt voor de relevante budgetten van de drie decentralisaties. Tijdens deze ontwikkelfase dient het Sociaal Team wel inzicht in de kosten te krijgen om kostenbewust te worden. Voor het jeugdteam/ jeugdprofessional geldt dat deze wordt ingekocht via de serviceorganisatie jeugd ZHZ.
Doorkijk op implementatie Wat: De volgende zaken worden op AV niveau verder uitgewerkt met oog voor lokale nuances •
Standaardisering werkproces met basisprincipes visie (matrix van zelfredzaamheid) als leidraad
• Keuze ICT systeem (zie ook implementatie Toegang) •
Opstellen scholingsplan Sociaal Team
•
Maken samenwerkingsafspraken met partners in Sociaal Team
•
Maken samenwerkingsafspraken met huisartsen en zorgverzekeraars
•
Maken gebiedanalyses (minimaal per gemeente/ mogelijk per kern wijk)
•
Maken afspraken met Serviceorganisatie ZHZ over inzet jeugdteam in Sociaal Team
•
Waar nodig actualiseren bestaande subsidieafspraken voor inzet in Sociaal Team
•
Implementeren Meldcode Huiselijk Geweld
•
Regeling mandaat/ doorzettingsmacht Sociaal Team
pagina 18
•
Beschrijving functieprofiel coördinator/ leden van het Sociaal Team
•
Uitwerkingsvraag RSD/Avelingengroep: Deelname in Sociale Teams Versterken signaalfunctie Inzet mensen met uitkering in eigen omgeving (sociale activering)
4. Sociaal Team
pagina 19
5.
Arrangementen Het derde centrale thema betreft de arrangementen. Bij alle drie de transities maakt het Sociaal Team gebruik van arrangementen die bestaan uit een pakket –klein of groot- aan ondersteuning welke wordt samengesteld met de cliënt. Hierbij geldt het uitgangspunt van (zelf-) regie van inwoners/cliënten.
Wat is een arrangement? Onder een arrangement verstaan we een samenhangend pakket van ondersteuning voor de elf leefgebieden van het sociaal domein te weten participatie, taalniveau, inkomen, huisvesting, gezinsrelatie, psychische gezondheid, fysieke gezondheid, zelfzorg, justitiële contacten en verslaving (bron: ZRM Matrix GGD Amsterdam). Voortgang en resultaat in zelfredzaamheid en participatie in de samenleving is het beoogde resultaat van het arrangement.
Doelstelling arrangement Wanneer een cliënt bij de gemeente komt met een complexe en meervoudige ondersteuningsvraag op het gebied van begeleiding en/ of behoefte aan kortdurend verblijf 5. Arrangementen
wordt deze vraag in het Sociaal Team behandeld. Als een ondersteuningsplan wordt opgesteld spreken we van een arrangement. De opbouw van het arrangement volgt de uitgangspunten van de Wmo-piramide. Doelstelling is het zoeken en vinden van een goede aanpak voor de hulpvraag. Voor mensen met ernstige en/of acute beperkingen is het noodzakelijk om snel en adequaat de juiste ondersteuning in te zetten. Eerst moet professionele hulp worden ingezet / worden opgeschaald. Daarna moet worden toegewerkt naar het gebruik maken van eigen kracht en de inzet sociaal netwerk. Vervolgens kan weer worden afgeschaald. Wanneer zelfregie ontbreekt zal regie onderdeel van het arrangement moeten zijn. De ondersteuning omvat een combinatie van informele voorzieningen zoals mantelzorg, inzet van vrijwilligers, sociale steunstructuur, alsmede algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen. Uitgangspunt is dat deze voorzieningen de eigen kracht van cliënten ondersteunen en versterken. Van de aanbieders van maatwerkvoorzieningen vraagt dit dat zij werken aan het versterken van de eigen kracht van cliënten en -waar mogelijk- cliënten toeleiden naar algemene voorzieningen. Van de organisaties die algemene voorzieningen aanbieden verwachten we, dat zij hun dienstverlening meer dan voorheen afstemmen op de –individuele- wensen en behoeften van kwetsbare cliënten. Dit moet ertoe leiden dat betere ondersteuning vanuit de algemene voorzieningen wordt geboden, waardoor minder maatwerk nodig zal zijn.
pagina 20
We onderscheiden twee soorten voorzieningen. Een algemene voorziening is een aanbod van diensten en activiteiten dat zonder uitgebreid voorafgaand onderzoek naar de specifieke ondersteuningsvraag, voor gebruikers toegankelijk is en dat is gericht op het versterken van de zelfredzaamheid en participatie of opvang. Een maatwerkvoorziening is een op de behoefte, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen.
Welke arrangementen? Begeleiding groep en individueel
Vervoer Het
vervoer
arrangement.
is
onderdeel
van
een
geldt
voor
de
begeleiding
en/
Dit
maatwerkvoorziening
of kortdurend verblijf. We hanteren bij de component vervoer echter ook het uitgangspunt, dat het zoveel mogelijk door de cliënt zelf wordt georganiseerd. Wanneer zelf organiseren geen oplossing is en het belang van de begeleiding en/ of het kortdurend verblijf zo groot is dat voor vervoer moet worden gezorgd, dan wordt dit door de instelling georganiseerd. In geval er sprake is van een algemene voorziening hanteren we als uitgangspunt,
Compenseren van het regelvermogen: dit bestaat onder
dat dit onder de verantwoordelijkheid valt
andere uit het helpen plannen van activiteiten, het regelen
van de cliënt zelf. Dit geldt voor eenzelfde
van dagelijkse zaken of het structureren van de dag.
wijze voor het vervoer naar een algemene voorziening. Er kan in voorkomende
Praktische hulp bij handelingen om de zelfredzaamheid
gevallen gebruik worden gemaakt van
te vergroten: dit bestaat onder andere uit hulp bij de
een vervoersvoorziening van betrokken
administratie, oefenen met vaardigheden, hulp bij contact
instellingen of van de MolenHopper.
in de sociale omgeving, hulp bij communicatie (afasie) en overnemen van toezicht en aansturen van gedrag thuis/
18-18+
elders (op school).
We dragen in gezamenlijkheid zorg voor de overgang van jongeren die 18 worden en
Dagopvang in de regio
de Jeugdhulp verlaten. Van de betrokken
De huidige dagopvang is een maatwerkvoorziening. In de
instanties die jeugdhulp bieden, zowel
AV-regio zijn veel locaties voor dagopvang/dagbesteding.
in de algemene voorzieningen als in
Momenteel zijn deze overwegend per sector ingericht.
het maatwerk, verwachten we dat zij
Over de 6 gemeenten verdeeld zijn er ongeveer 25
de ondersteuning van een jeugdige pas
zorgboerderijen, die groepsopvang bieden en ongeveer 35
afronden als een overname is gewaarborgd
locaties voor ouderenzorg, verstandelijk gehandicapten
en een warme overdracht is gerealiseerd.
sector en geestelijke gezondheidszorg waar groepsactiviteiten
Daarnaast ontwikkelen we in de AV-regio
plaatsvinden.
voor deze jongeren een woonvoorziening inclusief begeleiding waar jeugdigen zich 5. Arrangementen
pagina 21
kunnen voorbereiden op een zelfstandig
2015 Overgangsjaar
bestaan. Door deze jongeren een thuisbasis te geven van waaruit ze aan hun problemen kunnen werken, kan worden voorkomen dat de jongere gaan rondzwerven. Vaak gaat het om jongeren die uit de (gedwongen) jeugdzorg komen.
Welke doelgroepen De arrangementen voor de Jeugdhulp worden op ZHZ-niveau ontwikkeld en georganiseerd. Als hulpmiddel voor het uitwerken van de arrangementen voor de andere doelgroepen , onderscheiden we de volgende doelgroepen: • • Ouderen met somatische of psychogeriatrische problematiek;
• Volwassenen met psychiatrische problematiek; •
Kinderen en volwassenen met een verstandelijke beperking ;
•
Kinderen en volwassenen met een lichamelijke beperking of chronische ziekte;
•
Jongeren met psychiatrische problematiek in combinatie met opvoed- en opgroeiproblemen;
•
Multiprobleemgezinnen;
•
Volwassenen met psychiatrische problematiek die beschermd wonen.
5. Arrangementen
Zowel voor de Jeugdhulp als voor de Wmo geldt een overgangsjaar. Voor de Jeugdhulp geldt specifiek dat gemeenten in 2015 de lopende zorgtrajecten moeten voortzetten. Hiervoor is een Regionaal Transitie Arrangement (RTA) opgesteld. Voor de Wmo geldt in het overgangsjaar dat cliënten die op 1 januari 2015 AWBZ-begeleiding ontvangen, gedurende een jaar (tenzij indicatie eerder afloopt) de rechten, die verbonden zijn aan het indicatiebesluit, behouden. De hulp en ondersteuning wordt onder dezelfde condities geleverd als in de AWBZ, wat betekent dat de cliënt een vergelijkbaar aanbod krijgt. Dit betekent niet per definitie dat de hulp of ondersteuning door dezelfde aanbieder of op dezelfde wijze geleverd wordt. Het overgangsrecht geldt ook voor cliënten die zorg inkopen met een persoongebonden budget (pgb). In overleg met de cliënt, kan de gemeente afspraken maken over een vervangend Wmo-ondersteuningsarrangement gedurende de overgangsperiode. Voorwaarde is dat de cliënt daarmee instemt. Met de betrokken partijen spreken wij af, dat zij vanaf 1 januari 2015 de ondersteuning kunnen leveren op basis van de nieuwe uitgangspunten. Voor de betrokken instanties is het leveren van begeleiding en kort verblijf geen nieuwe taak. De manier waarop deze ondersteuning vorm krijgt is wel nieuw. In eerste instantie zal het om een kleine groep inwoners gaan omdat alleen de nieuwe aanvragen en de herindicaties voor de nieuwe arrangementen in aanmerking komen. Voor de groep cliënten die in 2015 nog onder het overgangsregime vallen spreken we met betrokken partijen af pagina 22
dat zij cliënten toeleiden naar de nieuwe arrangementen, opdat het een geleidelijke overgang wordt voor de cliënten en organisaties.
Rol gemeente bij de arrangementen Taak voor iedere afzonderlijke gemeente in de AV-regio is het inrichten c.q. vormgeven van de informele en de algemene voorzieningen. Dit betreft onder andere het algemeen/schoolmaatschappelijk werk, mantelzorgondersteuning, jongerenwerk, welzijnsactiviteiten. Deze worden momenteel door de gemeenten individueel gesubsidieerd. Zowel voor de gemeenten als externe partijen is het een intensief proces om per gemeente het contractbeheer te verzorgen. In grote lijnen hebben de gemeenten in de AV dezelfde voorzieningen voor hun inwoners danwel willen ze dezelfde voorzieningen ontwikkelen. Het is een aanbeveling voor de toekomst om de informele en algemene voorzieningen zoveel mogelijk in AV-verband te organiseren en toe te werken naar gezamenlijk contracteren/inkopen, waarbij lokale afstemming
voorwaarde moet blijven.
Inloopvoorzieningen Specifiek te ontwikkelen in onze regio zijn de inloopvoorzieningen. Inloopvoorzieningen worden een goed alternatief geacht voor delen van de dagopvang, een vorm van begeleiding groep én individueel. De dagopvang is momenteel nog een maatwerkvoorziening. Deze voorziening staat binnen de huidige AWBZ ernstig onder druk vanwege de financiering. De huidige dagopvang is een voorziening waar veel vraag naar is en die voor veel mensen oplossingen biedt ten aanzien van de zelfredzaamheid en participatie in de samenleving.
foto: Ons ‘n zorg 2014
5. Arrangementen
pagina 23
De toekomstige inloopvoorziening moet voor meerdere doelgroepen, bijvoorbeeld door een combinatie van doelgroepen of activiteiten, toegankelijk zijn. Op deze wijze kan de omvang van de groep zodanig zijn dat de voorziening ‘dichtbij’ (lees: lokaal) georganiseerd kan worden. Hierdoor wordt de vervoerscomponent goedkoper en is het naar verwachting ook makkelijker te organiseren.
Molenwaard met het Huis van de Waard. Belangrijke ingrediënten voor deze pilot zijn het gebruik maken van het zelforganiserend vermogen van inwoners, het combineren van doelgroepen en het dichtbij organiseren. De pilot wordt in juni 2014 geëvalueerd. We wachten de uitkomsten van deze evaluatie af en gaan na de zomer 2014 aan de slag met de lokale voorbereiding van de lokale inloopvoorziening.
De ontwikkeltrend is dat deze voorzieningen zoveel mogelijk vanuit de eigen kracht, voor en door inwoners, worden georganiseerd. De gemeente kan hierin het initiatief nemen, maar ook betrokken instellingen. Voor mantelzorgers biedt het de mogelijkheid tot respijtzorg alsmede tot ondersteuning in relatie tot andere (ondersteunings-) vragen. Ook kunnen mantelzorgers, indien zij dat willen, een rol spelen in de organisatie van de inloopvoorziening. Daarnaast is van belang dat deze voorziening mogelijkheden geeft voor mensen met een uitkering om ervaring op te doen, in de vorm van vrijwilligerswerk of als leerwerktraject of voor werknemers vanuit de Avelingen Groep, als beschut werk- of detacheringplaatsen.
Wat:
In de regio wordt momenteel een pilot uitgevoerd in de gemeente
Doorkijk op implementatie
•
Voorbereiden van het overgangsrecht 2015 door inkoop en contractering van ondersteuning en regelen met aanbieders van de continuering van ondersteuning en het toeleiden naar nieuwe vormen van ondersteuning.
•
Voorbereiden van ondersteuning voor nieuwe cliënten door inkoop en contractering van ondersteuning, en het regelen van een betere afstemming van algemene- en maatwerkvoorzieningen.
•
Overleg met aanbieders van algemene voorzieningen voor het organiseren van een betere afstemming algemene en maatwerkvoorzieningen.
•
Ontwikkelen en voorbereiden van een inloopvoorziening.
•
Regionale samenwerking en afstemming met zorg- en welzijnsaanbieders voor de dekking en spreiding van faciliteiten voor begeleiding groep.
5. Arrangementen
pagina 24
6.
Persoonsgebonden Budget Wat is een PGB? Het persoonsgebonden budget (PGB) is eveneens een centraal thema. Zowel in de jeugdzorg als in de Wmo bestaat de mogelijkheid om door middel van een PGB zelf zorg in te kopen en te organiseren. Navolgend gaan we in op de keuzes die wij hierin maken. We stemmen bij de verdere uitwerking het PGBJeugd af met de uitwerking van dit onderwerp op Zuid-Holland Zuid-niveau
6. Persoonsgebonden Budget
Het PGB is een geldbedrag dat mensen krijgen om binnen bepaalde regels ondersteuning en zorg zelf in te kopen en te organiseren. Het geeft een inwoner maximale regie en sturing bij het invullen van zijn ondersteuningsvraag. Er zijn verschillende PGB’s: voor maatschappelijke ondersteuning, voor Jeugdhulp, voor (nieuwe) Wet langdurige zorg (Wlz) en voor de Zorgverzekeringswet (Zvw). We zoeken samenwerking met andere PGB-verstrekkers zoals Zorgkantoor en Zorgverzekeraar om het PGB, daar waar mogelijk, op een zelfde leest te schoeien en om oneigenlijk gebruik te voorkomen. In dit uitvoeringsdocument gaan we met name in op het PGB beleid voor de Jeugdwet en de Wmo.
pagina 25
Doelstelling
Beoordeling PGB aanvraag op drie voorwaarden
Het PGB is een instrument dat door het Rijk wettelijk wordt opgelegd aan de gemeenten. De gemeenten kunnen hieraan wel voorwaarden stellen. De gemeente hebben op verschillende punten keuzevrijheid bij de invulling van hun beleid. Het PGB biedt burgers keuzevrijheid, stimuleert eigen regie en eigen kracht. Ook kunnen er met een PGB goedkopere oplossingen worden gerealiseerd, die tevens beter aansluiten op de specifieke situatie en wensen van de zorgvrager. Om deze redenen willen wij onze inwoners vanuit de nieuwe ondersteuningsfuncties een solide PGB aanbieden.
Vormen PGB beleid
Op grond van de wetteksten van de nieuwe Wmo 2015 en de Jeugdwet moet de professional of het Sociaal Team de PGB-aanvragen inhoudelijk beoordelen op drie voorwaarden te weten: motivatie, vermogen en kwaliteit. We hebben daarbij als gemeenten de vrijheid om de beoordeling van de drie wettelijke criteria zelf in te kleden. Dit doen we als volgt:
1. Motivatie Een
cliënt
moet
onderbouwen
waarom
hij
een
maatwerkvoorziening in natura niet passend vindt. Bijvoorbeeld als sprake is van niet goed in te plannen ondersteuning, ongebruikelijke tijden, 24 uur op afroep, of
Hoe de gemeenten in AV- regio de doelstellingen willen bereiken is voor een deel afhankelijk van de wettelijke kaders vanuit het Rijk die op dit moment nog niet geheel duidelijk zijn. Wij stellen vooralsnog voor om het PGB op een neutrale manier, dat wil zeggen als gelijkwaardig alternatief aan zorg in natura, aan inwoners aan te bieden. We hebben hiervoor de volgende argumenten:
als de ondersteuning door de aard van de beperking door een vaste zorgverlener moet worden geboden. Daarbij zal hij moeten aantonen dat hij zich voldoende georiënteerd heeft op de maatwerkvoorziening ‘in natura’. Wanneer de cliënt de onderbouwing in redelijkheid heeft beargumenteerd, mag de gemeente de aanvraag niet weigeren. Daarmee is het oordeel van de cliënt uiteindelijk leidend om te bepalen of het door ons gecontracteerde aanbod voor hem passend is.
1. Een PGB past het beste binnen de visie AV-regio; keuzevrijheid, eigen kracht, eigen regie en maatwerk. 2. Gemeenten hebben ruimte om zelf invulling te geven
2. Vermogen De aanvrager moet in staat zijn om de aan het PGB verbonden
aan diverse voorwaarden bij de uitvoering voor een
taken op een verantwoorde wijze uit te voeren. Hierbij kan
solide PGB.
gedacht worden aan het sluiten van een overeenkomst,
3. Financiële beheersbaarheid door verplicht trekkingsrecht door SVB. 4. Een PGB past binnen de wettelijk kaders van Jeugdzorg en Wmo.
het aansturen en aanspreken van de hulpverlener op zijn verplichtingen en het afleggen van verantwoording over de besteding. De aanvrager mag daarbij ondersteund worden door mensen uit zijn sociale netwerk, een curator,
5. Door breed persoonlijk gesprek en controle vooraf
bewindsvoerder, mentor of gemachtigde.
wordt oneigenlijk gebruik beperkt.
6. Persoonsgebonden Budget
pagina 26
Het vermogen om de taken die aan het PGB zijn verbonden op verantwoorde wijze uit te voeren ontbreekt als de aanvrager: a. Wilsonbekwaam is; b. Geen inzicht heeft in zijn functionele beperkingen; c. Niet over voldoende organisatie-
de aanbieder op basis van een PGB in dat geval te contracteren als zorg in natura. In 2015 gaan de gemeenten met alle inwoners met een indicatie (ZIN en PGB) in gesprek over hun situatie.
Hoogte/tarieven PGB
en regelvormen en verantwoor-delijkheidsbesef beschikt; d. Niet over voldoende inzicht beschikt door dementie, een verstandelijke handicap en/of ernstige psychische problemen.
3. Kwaliteit Voor de Jeugdwet geldt een aantal algemene kwaliteitseisen. Hiermee
gelden
de
kwaliteitseisen
ook
voor
een
jeugdhulpaanbieder die zijn werkzaamheden verricht binnen een PGB. Bij de Wmo gelden deze kwaliteitseisen niet. Om de kwaliteit bij Wmo te waarborgen kiezen we ervoor om samen met de cliënt een persoonlijk plan op te stellen. Een budgetplan maakt onderdeel uit van dit persoonlijk plan. Samenvattend wordt dus in het plan opgenomen waarom, waartoe, hoe, wat en met wie het PGB gevoerd zal worden.
Overgangsperiode Het is van belang dat voor de mensen van onze gemeenten de continuïteit van ondersteuning en zorg gewaarborgd blijft. Voor mensen die nu over een PGB (AWBZ of Jeugd) beschikken, geldt daarom dat hun huidige zorg of ondersteuning maximaal tot 31-12-2015 wordt voortgezet (voor kinderen in pleegzorg geldt een langere periode). In het kader van de Jeugdwet geldt dat de huidige zorgaanbieder in deze periode de zorg mag blijven leveren. Gemeenten kunnen er echter wel voor kiezen om 6. Persoonsgebonden Budget
Uitgangspunt voor de bepaling van de hoogte van het PGB is, dat het PGB een afgeleide is van de gecontracteerde prijzen voor zorg in natura. Voor de Jeugdwet geldt dat gemeenten een PGB moeten weigeren voor dat deel dat het budget hoger is dan de zorg in natura voor een vergelijkbare hulpvraag. Op grond van de Jeugdwet bestaat de mogelijkheid dat de budgethouder het verschil bijbetaalt. In de huidige versie van het wetsvoorstel Wmo 2015 mogen we in dat geval een PGB in zijn geheel weigeren. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen als een gemeente vanwege inkoopvoordelen deze voorzieningen in natura goedkoper kan leveren. Wij willen voorstellen om de regels aan te passen aan die van de Jeugdwet, zodat er gelijkheid in regels komt. Tevens vergroot dit de keuzevrijheid. We stellen voor om, indien juridisch houdbaar, verschillende tarieven in te voeren voor inwonende mantelzorgers, informele zorg , ZZP-ers en professionele zorg. Met een PGB pagina 27
worden geen mensen uit het sociaal netwerk gefinancierd, tenzij dit (beargumenteerd) tot betere en effectievere ondersteuning leidt.
Eigen bijdrage en bruto PGB We willen voor de inzet van een PGB een eigen bijdrage van de inwoner vragen. Voor mensen met een minimaal inkomenal inkomen, moet de mogelijkheid blijven bestaan van een tegemoetkoming in de kosten. Het voorstel is om het bruto PGBbudget over te maken op de SVB en de verrekening aan de PGB- houder via CAK te laten lopen. Op deze wijze kunnen er mogelijk besparingen komen, doordat mensen minder zorg gaan inkopen zodat ze minder eigen bijdrage hoeven te betalen.
Korte doorkijk op financiële consequenties De financiële beheersbaarheid van het PGB vraagt aandacht. Het PGB wordt namelijk veelal in verband gebracht met de toename van zorgkosten. In de AWBZ is mede door het grote beroep op een PGB de zorg onbeheersbaar en onbetaalbaar gebleken. Wij zien dit risico. Door de toegang tot het PGB goed 6. Persoonsgebonden Budget
te organiseren en het hanteren van een tariefdifferentiatie, denken wij dit risico te beperken. Van belang is als vertrekpunt het ‘breed persoonlijk toegangsgesprek’ te nemen en niet ‘het recht op PGB’. Dit vertrekpunt, aangevuld met niet teveel maar wel de juiste randvoorwaarden, moet bijdragen aan een efficiënt en effectief PGB-systeem.
Doorkijk op implementatie •
Verder uitwerken en voorbereiding van de implementatie van de drie voorwaarden motivatie, vermogen en kwaliteit;
•
Uitwerken van (een voorstel voor) tariefdifferentiatie;
•
In verordening opnemen van de drie voorwaarden om voor een PGB in aanmerking te komen;
•
Organiseren van informatie- en communicatie over het nieuwe PGB;
•
Voorbereiden van uitvoering nieuw PGB: werkprocessen en afstemming met SVB, CAK et cetera;
•
Uitwerken van randvoorwaarden voor PGB-verstrekking;
pagina 28
7.
Inkoop en contracten Het volgende thema betreft de inkoop van zorg en het afsluiten van contracten. De inkoopactiviteiten beperken zich vooralsnog tot de nieuwe Wmo. Volgens de huidige inzichten zullen de lokale subsidierelaties in stand blijven en zal de overige jeugdhulp worden ingekocht door de serviceorganisatie Zuid Holland Zuid. We gaan proberen mogelijke dwarsverbanden te leggen tussen het Wmo inkooptraject en de inkoop van jeugdhulp door de serviceorganisatie ZHZ. De uitvoering van de participatiewet wordt bij RSD en Avelingengroep ondergebracht. In dit hoofdstuk wordt in hoofdlijnen aangegeven hoe de inkoop in het kader van de nieuwe Wmo zal worden uitgevoerd.
Doelstelling van inkoop en contracten Het doel is het tijdig contracteren van zorgaanbieders in het kader van de nieuwe Wmo zodat: •
Continuïteit in de ondersteuning aan inwoners met een indicatie is gegarandeerd;
•
Inwoners die per 1 januari 2015 in aanmerking komen voor ondersteuning deze ook kunnen ontvangen;
•
Rekening wordt gehouden met een kleiner budget;
•
Recht wordt gedaan aan eisen en wensen van de deelnemende gemeenten.
De inkoop van hulp bij het huishouding (HH) is een Wmo-taak die al langer bij gemeenten is ondergebracht. Dit traject is (op AV-niveau) al eerder gestart en hierbij wordt momenteel onderzocht in hoeverre resultaatfinanciering (niet indiceren op uren maar op resultaat) kan bijdragen aan het bereiken van doelstellingen van zowel opdrachtgever (kostenreductie) als opdrachtnemer (meer keuzevrijheid ten aanzien van de eigen bedrijfsvoering). Deze manier van contracteren is wellicht ook toepasbaar voor de inkoop van de nieuwe Wmo. Veel aandacht wordt besteed aan het definiëren van ‘resultaat’. Als dit traject interessante resultaten oplevert, willen we deze - waar mogelijk- ook toepassen. Tevens kan worden bezien of er synergievoordelen zijn te behalen door de inkooptrajecten HH en Wmo (geheel of gedeeltelijk) samen te voegen. Daarbij zal worden bewaakt dat dit niet gaat ten koste van kleine lokale zorgaanbieders.
7. Inkoop en Contracten
pagina 29
Relevante kaders visie en beleidsplannen Voor de Inkoop en Contracten dient het vastgestelde (regionale) beleidsplan Wmo als uitgangspunt. De samen te stellen Wmo-arrangementen vormen (deels) de input voor de projectgroep Inkoop. Dit geldt ook voor Hulp bij het huishouden. Tot slot houden we rekening met de Relevante inkoop- en aanbestedingswetgeving voor inkopende overheidsorganisaties (de Aanbestedingswet).
Belangrijkste inkooptaken per transitie Voor het inkopen van nieuwe Wmo diensten wordt onderscheid gemaakt naar: •
Inkoop van diensten voor cliënten die reeds zijn geïndiceerd; Voor hen geldt een overgangsrecht voor het jaar 2015. Naar verwachting betreft dit 80% van de in te kopen dienstverlening in 2015. De projectgroep zal in overleg treden met de huidige zorgaanbieders om deze overgang zo soepel mogelijk te laten verlopen, rekening houdend met minder budget;
•
Inkoop van diensten voor nieuwe cliënten; Naar verwachting betreft dit 20% van de in te kopen dienstver-
Inkoopmodellen Gangbare, gemeentelijke inkoopprocedures zijn: •
Enkelvoudig Onderhands aanbesteden (één op één);
•
Meervoudig Onderhands aanbesteden (2 of meer offertes vragen);
•
Nationaal Openbaar aanbesteden (landelijke aanbieders kunnen inschrijven na publicatie)
•
Europees (al dan niet) Openbaar aanbesteden (Europese aanbieders kunnen inschrijven na publicatie).
De toe te passen procedure wordt bepaald door een combinatie van de opdrachtwaarde (financiële omvang van de opdracht) en de aard (Levering, dienst of werk) van de opdracht. Europese aanbestedingen (voor diensten en leveringen > 207.000 euro) zijn wettelijk verplicht en kennen een strak regime met voorgeschreven vaste doorlooptijden van ruim een half jaar.
lening in 2015. Om met minder middelen een maximaal resultaat te bereiken zullen innovatieve oplossingen gevonden moeten worden. 7. Inkoop en Contracten
pagina 30
Door de totale opdrachtwaarde zou een Europese aanbesteding hier voor de hand liggen, maar de aard van de opdracht rechtvaardigt een uitzondering: de zogenaamde 2B-diensten. Voor deze categorie diensten geldt een zogeheten verlicht regime. Ten aanzien van de te volgen Europese procedure geldt een grotere mate van vrijheid. Enige verplichting is een publicatie achteraf. Er is op dit moment nog onduidelijkheid over budgettaire kortingen, complexiteit, aard en aantallen van de in te kopen diensten/arrangementen etc. voor zowel opdrachtgevers als opdrachtnemers. Duidelijk is dat meer kwaliteit voor minder geld een belangrijk uitgangspunt is. Dit uitgangspunt vraagt om een andere manier van werken en om andersoortige diensten. Dit vraagt om een nieuwe manier van werken door zorgaanbieders. Wij vinden in dit geval dan ook ‘bestuurlijk aanbesteden’ de beste weg om te bewandelen als aanbestedingsprocedure. Bij bestuurlijk aanbesteden wordt,
7. Inkoop en Contracten
weliswaar in samenspraak met alle geïnteresseerde aanbieders, vorm gegeven aan het proces en de inhoud, maar blijft de opdrachtgever ‘in control’. Het is een werkwijze die op dit moment door veel gemeenten wordt toegepast in het kader van de drie transities. Een combinatie van bestuurlijk aanbesteden en resultaatgericht financieren is een interessante optie om nader te onderzoeken. Eind mei vindt een eerste bijeenkomst plaats met huidige en potentiële aanbieders. Bij die gelegenheid wordt uitleg gegeven over het inkooptraject. Er zullen meerdere overeenkomsten worden voorbereid op verschillende detailniveaus. De kapstok wordt gevormd door een COB-overeenkomst. Hiermee committeren alle partijen zich vooral aan het te volgen proces (wijze van communiceren, overleggen en besluitvorming). Deze overeenkomst biedt alle partijen de mogelijkheid om tussentijds in- dan wel uit te treden. In een resultaatovereenkomst voor het leveren van Maatwerkbegeleiding wordt vooral het resultaatgebied nader omschreven. De belangrijkste afspraken worden uiteindelijk vastgelegd in een Sideletter. Deze overeenkomst wordt door elke gemeente met individuele aanbieders afgesloten en hierin worden specificaties en tarieven vastgelegd met betrekking tot het te leveren Maatwerk. Hiertoe zullen in augustus en september onderhandelingen plaats vinden met de aanbieders. Cruciaal hierbij is dat de beschikbare budgetten bekend zijn alsmede de specificaties van de in te kopen arrangementen.
pagina 31
Het is belangrijk dat de projectgroep
Doorkijk op implementatie
Inkoop en Contracten vanaf medio juli mandaat heeft om, op basis van de vastgestelde overeenkomsten, onderhandelingen te gaan voeren met de aanbie-
Wat:
ders. Opstellen concept aanbestedingsdocumenten (april/ Deze die moeten leiden tot uitgewerkte
mei) •
Intentieverklaring bestuurlijk
overeenkomsten per aanbieder (side-
•
aanbesteden; Conceptovereenkomst
letters). Door het grote aantal aanbieders
communicatie-, overleg- en
zal het voeren van contractbesprekingen
besluitvormingsstructuur;
een tijdrovende aangelegenheid zijn.
•
Concept resultaatovereenkomst;
•
Concept side-letter;
Op 1 oktober moeten de contracten zijn
•
Sjabloon vragenformulier Nota van Inlichtingen.
gesloten. Dit is per Algemene Maatregel van Bestuur vastgelegd.
Plenaire bijeenkomst (27 mei) opdrachtgever en (potentiële) aanbieders: aftrapbijeenkomst waarbij alle geïnteresseerde aanbieders: •
een toelichting krijgen op het traject van bestuurlijk aanbesteden en opgeroepen worden zich hieraan te committeren;
•
worden opgeroepen zich aan te melden bij TenderNed (inkoopplatform voor uitwisseling documenten)
Aanbieders kunnen reageren op de documenten ; Contractdocumenten aanpassen en aanbieden ter bestuurlijke vaststelling. Voeren van één op één gesprekken met alle aanbieders/ onderhandelen over maatwerkcontracten (side-letters). Dit is gepland voor september of zoveel eerder als mogelijk is. Het is belangrijk dat de COB- en resultaatovereenkomst medio juni bestuurlijk worden vastgesteld;
7. Inkoop en Contracten
pagina 32
8.
Bedrijfsvoering Dit hoofdstuk heeft het doel op basis van de thans beschikbare informatie een eerste beeld te schetsen over de bedrijfsvoering rondom de drie transities. De hiervoor noodzakelijke externe informatie is op veel onderdelen nog maar beperkt of globaal beschikbaar. Het gevolg hiervan is dat dit hoofdstuk dan ook een globaal karakter heeft en gezien moet worden als een momentopname. De bedrijfsvoering zal de komende tijd op basis van de beschikbaar komende externe informatie verder worden uitgewerkt en duidelijker worden.
Relevante beleidsplannen en kaders De in het voorjaar 2014 vastgestelde beleidsplannen rondom de drie transities en de voorgaande hoofdstukken van dit uitvoeringsdocument zijn voor de bedrijfvoering van belang. Daarnaast is specifiek voor de bedrijfsvoering van de jeugdhulp de brief van 18 februari 2014 van de Stuurgroep Samenwerking in Participatie (SIP) aan de Stuurgroep Jeugd Zuid-Holland Zuid van belang. Deze brief gaat in op de serviceorganisatie jeugdhulp Zuid-Holland Zuid. Voor de financiële uitvoering van de drie transities is het vastgestelde 8. Bedrijfsvoering
uitgangspunt belangrijk, te weten:, de nieuwe taken worden uitgevoerd voor het geld dat hiervoor aan de gemeenten beschikbaar wordt gesteld: dus budgettair neutraal.
Uitgangspunten bedrijfsvoering (per heden, mei 2014) Voor de organisatie van de drie transities wordt op dit moment van het volgende uitgegaan:
Sociale Teams Voor de toegang naar de meervoudige zorg wordt er gewerkt met één of meer Sociale Teams per gemeente. Deze teams worden op lokaal niveau per gemeente georganiseerd.
Jeugdhulp Voor de organisatie van de jeugdhulp wordt de mogelijkheid van een serviceorganisatie op het niveau van ZuidHolland Zuid uitgewerkt. Over de serviceorganisatie kan medio 2014 een afzonderlijk voorstel worden behandeld, waarin wordt ingegaan op het al dan niet voldoen aan de randvoorwaarden die vanuit de AV zijn gesteld. Er wordt van uitgegaan, dat het toezicht op de serviceorganisatie door de gemeenten gezamenlijk wordt uitgevoerd.
Wmo De gemeenten voeren reeds zelf of in de GLZ-samenwerking een aantal taken in het kader van de Wmo uit. Er wordt van uitgegaan, dat de taken die van de AWBZ overgeheveld worden naar de Wmo ook door de gemeenten of in de GLZ-samenwerking worden uitgevoerd. De bestaande organisaties en faciliteiten kunnen hiervoor, na een noodzakelijke uitbreiding, worden ingezet. Hierdoor worden de taken voor de Wmo voor een gemeente op één plaats belegd, hetgeen praktisch is voor het beoordelen
pagina 33
van de samenhang binnen de Wmo. Er zal nog worden
verwachting- verwerkt in de raming van
gekeken naar de optie die de VGZ aanbiedt om voor een
de organisatiekosten.
overgangsfase delen van de organisatie van de Wmo uit te
Wmo
voeren.
Er wordt van uitgegaan dat de bestaande
Participatiewet
informatisering en automatisering, met
De uitvoering van de participatiewet is bij de Regionale
een noodzakelijke uitbreiding, kunnen
Sociale Dienst (RSD) en Avelingengroep (AG) ondergebracht.
worden ingezet. De kosten hiervan zijn –
Er loopt op dit moment een onderzoek naar de inhoudelijke
naar verwachting- verwerkt in de raming
en organisatorische samenwerking tussen de RSD en AG.
van de organisatiekosten.
Daarover vindt vanuit de besturen van de RSD en AG afzonderlijk rapportage plaats. Overigens wordt er van
Participatiewet
uitgegaan het toezicht op de RSD en AG door de gemeenten
Er wordt gebruik gemaakt van de
gezamenlijk wordt uitgevoerd, zoals ook nu het geval is.
informatisering en automatisering van de RSD en AG. De kosten hiervan zijn
Informatisering en automatisering
opgenomen in hun begrotingen.
Voor de informatisering en automatisering van de drie transities wordt van het volgende uitgegaan:
Sociale teams Er worden pilots met Sociale Teams uitgevoerd. Uit die pilots zal blijken welke informatisering, automatisering
Kosten bedrijfsvoering Voor de kosten van de bedrijfsvoering van de drie transities wordt op dit moment van het volgende uitgegaan.
en beveiliging van gegevens noodzakelijk is. Er wordt vooralsnog van uitgegaan dat de Sociale Teams de
Sociale Teams
beschikking willen hebben over een af te schermen deel
De kosten van de deelname aan de
van de zaaksystemen die momenteel al bij de gemeenten
sociale teams worden als volgt gedekt:
aanwezig zijn. Dit moet nog worden ingericht. Daarnaast
•
Zorgpartijen: in prijzen zorgverlening.
wordt er van uitgegaan dat een klantcontactsysteem
•
Jeugdhulp:
Jeugdhulp serviceorganisatie
begroting
serviceorganisatie.
noodzakelijk is.
De
in
moet
de
informatisering
en
•
Wmo: in begroting gemeenten.
•
Participatiewet: in begroting RSD en AG.
automatisering nog uitwerken, inclusief de verbinding met de sociale teams. De kosten hiervan zijn –naar
8. Bedrijfsvoering
pagina 34
Er wordt voor de eerste 2 jaar, tijdens de
end. In dit hoofdstuk wordt daarom, evenals bij jeugdhulp,
ontwikkeling van deze teams, rekening
uitgegaan van organisatiekosten ter grootte van 5% van het
gehouden met € 75.000 extra organisa-
zorgbudget dat naar de gemeenten wordt overgeheveld.
tiekosten per team voor een coördinator, de inzet vanuit de Wmo, de administratie
Participatiewet
ondersteuning e.d. Deze kosten komen
De organisatiekosten zijn opgenomen in de begrotingen
ten laste van de gemeenten Daarna zullen
van de RSD en AG.
de noodzakelijke kosten opnieuw worden
Doorkijk/aandachtspunten bedrijfsvoering
bezien. De kosten van de informatisering en automatisering worden op €20.000 per sociaal team geraamd.
Voor de financiële uitvoering van de drie transities is
Jeugdhulp
het vastgestelde uitgangspunt belangrijk, te weten:,
Er is nog geen begroting van de
de nieuwe taken worden uitgevoerd voor het geld dat
kosten van de serviceorganisatie. De
hiervoor aan de gemeenten beschikbaar wordt gesteld:
serviceorganisatie houdt tot nu toe
dus budgettair neutraal. In de bijlage is een eerste doorkijk
rekening
ter
op de financiën,de bedrijfsvoering en een aantal relevante
grootte van 3% tot 4% van het zorgbudget
aandachtpunten van de drie transities opgenomen. Hierin
en een aantal pm-posten. In dit hoofdstuk
zijn alleen ramingen opgenomen voor de posten waarover
gaan we voorlopig uit van 5% van het
voldoende betrouwbare informatie wordt beschikt.
zorgbudget als organisatiekosten. Hierin
Omdat een aantal essentiële posten nog niet kan worden
worden dan geacht de pm-posten van
geraamd geeft deze doorkijk wel inzicht, maar is het nog
de serviceorganisatie te worden gedekt,
niet mogelijk een conclusie over de financiën te trekken.
alsmede de door de gemeenten te maken
De bijlage betreft het jaar 2015. De komende maanden
kosten zoals de beoordeling van gegevens
zullen de ramingen op basis van de externe informatie,
voor de eigen gemeente en toezicht op
die beschikbaar komt, steeds verder worden verbeterd en
serviceorganisatie.
uitgebreid. Mogelijk is het uitgangspunt van budgettaire
met
organisatiekosten
neutraliteit uiteindelijk (niet direct) realiseerbaar en zijn er
Wmo
(tijdelijk) aanvullende middelen van de gemeenten nodig.
Vanwege het ontbreken van actuele externe informatie over het aantal en het type zorgaanvragen, waarmee de gemeenten rekening moeten houden en onduidelijkheid over taakverdelingen en processen is de informatisering en automatisering nog niet uitgetekend en uitgerek-
8. Bedrijfsvoering
pagina 35
Doorkijk op implementatie Wat: •
Bemensen en faciliteren van de sociale teams.
•
Voorstel over de serviceorganisatie jeugdhulp Zuid-Holland Zuid.
•
Inregelen van de Wmo-uitvoering.
•
Voorstel over de inhoudelijke en organisatorische samenwerking tussen de RSD en AG.
•
Financiële overzichten periodiek actualiseren.
•
Aandachtspunten uitwerken.
8. Bedrijfsvoering
pagina 36
9.
Regionale samenwerking Het laatste centrale thema betreft de regionale samenwerking. De keuze van alle zes de gemeenteraden om bij de uitvoering van de transities te kiezen voor lokaal maatwerk bindt de zes gemeenten in de AV-regio. De vraag is of en zo ja hoe we dit concept van lokaal maatwerk kunnen versterken met regionale samenwerking. Anders gezegd: ‘Kunnen we het uitgangspunt ‘lokaal doen, wat lokaal kan’ versterken met regionale samenwerking op maat”? Sociaal/maatschappelijke vraagstukken houden niet op bij de gemeentegrens. Mede daarom hebben de gemeenteraden besloten om samen te werken. Bij deze samenwerking gaat het in hoofdzaak om gezamenlijk organiseren, coördineren, faciliteren en kennis delen. In feite sluit dit uitgangspunt aan bij de afspraken, die regionaal zijn gemaakt over het voorbereiden van de drie transities.
Transformatie De drie transities brengen veel nieuwe taken met zich mee. Op dit moment werken we hard aan de organisatie daarvan. De bedoelingen van de transities gaan echter veel verder dan alleen de overheveling 9. Regionale Samenwerking
van taken. Uiteindelijk mikken we op een echte cultuuromslag binnen het Sociaal Domein. In de visie formuleren we -met name gericht op deze ‘transformatie’- een aantal basisprincipes, die richtinggevend zijn voor aanpak en werkwijze binnen de hele regio. Deze basisprincipes vormen de blauwdruk van de transformatie en verdienen dus een prominente plaats in het te organiseren lokale maatwerk. Met name in het organiseren van dit transformatieproces zien wij een grote toegevoegde waarde voor regionale samenwerking en het leggen van verbindingen tussen de drie transities. Op 1 januari 2015 staan we klaar voor mensen met een ondersteuningsvraag. In de aanloop naar deze datum presenteren wij een ‘transformatieagenda’ voor de periode daarna. Een meer inhoudelijke doorkijk op regionale samenwerking levert het volgende beeld op: •
Transformatieproces; Presenteren, organiseren en coördineren van de regionale transformatieagenda.
•
Verbinding en ondersteuning van Sociale Teams;Afspraken maken over basistaken en werkwijze. Denk bijv. aan basisprincipes, visie, matrix van zelfredzaamheid, wijze van op- en afschalen (zie ook bijlagen).
pagina 37
•
Kennis delen en gezamenlijke beleidsvoorbereiding (niet zes keer het wiel uitvinden);
•
Governance, Monitoring, Evaluatie, Risicobeheersing, Financiële vraagstukken; Gezamenlijk organiseren en ontwikkelen van systemen en werkwijzen, met inachtneming van bevoegd- en verantwoordelijkheden van de afzonderlijke gemeenten/besturen.
•
Inkoop en contracten; Voorbereiden van aanbestedingsprocedures en inkoop. Het ontwerpen van een model. Centrale voorbereiding van inkoop waardoor voordelen worden behaald in volumes en/of bij complexiteit (kennis delen). Uitgangspunt blijft, dat elke gemeente het eigen contract tekent.
Welk samenwerkingsmodel In de zoektocht naar een adequaat samenwerkingsmodel starten we niet (gelijk) met het denken in organisatiestructuren. Vanuit het principe ‘vorm volgt inhoud’ beginnen we met het regionaal organiseren van die taken, die het lokale maatwerk van de afzonderlijke gemeenten zullen ondersteunen. We kiezen voor een samenwerkingsmodel binnen de AV die we inrichten rondom de bovenstaande samenwerkingsthema’s. We denken daarbij aan een compact regionaal bestuur- en werkgroepenmodel, waaraan alle afzonderlijke gemeenten, de RSD en de AG met inzet van eigen capaciteit meedoen. Vanuit dit model worden voorstellen in regionaal ambtelijke samenwerking voorbereid en in regionaal bestuurlijke samenwerking getoetst. Daarna volgt de aanbieding van de voorstellen 9. Regionale Samenwerking
aan afzonderlijke colleges en gemeenteraden. We organiseren de aansturing, de coördinatie en de samenwerking binnen dit samenwerkingsmodel goed en starten daarmee op 1 januari 2015. In de aanloop naar deze datum werken we dit model verder uit. Op termijn en op basis van regelmatige tussenevaluaties kijken we of dit samenwerkingsmodel werkt en of er aanleiding is om deze bij te stellen danwel door te ontwikkelen naar een specifieke regionale organisatie.
Schaalniveau samenwerking De gemeenteraden besloten de samenwerking voor Jeugdhulp voor een deel op het schaalniveau van de regio AV (6 gemeenten) en voor een deel op het schaalniveau van de regio Zuid-Holland-Zuid (19 gemeenten) te organiseren. Zie daarvoor ook de eerdere visie en de beleidsplannen. Voor de transities Wmo/AWBZ en de Participatiewet kozen de gemeenteraden er voor om deze samenwerking op het schaalniveau van de AV-regio te organiseren. Voor de uitvoering van de Participatiewet doet de gemeente Lingewaal met ons mee. pagina 38
Toekomstbestendige structuur Regionale Sociale Dienst en Avelingengroep De ontwikkelingen, die voortvloeien uit de nieuwe Participatiewet hebben de nodige consequenties voor de aanpak en werkwijze van de RSD en de AG. Op het moment van het schrijven van dit uitvoeringsdocument is een onderzoek naar het effect van deze consequenties op de toekomstige taken en structuur van de RSD en de AG zojuist met een rapportage afgerond. Wij komen op de resultaten van dit onderzoek terug en zullen met voorstellen over een toekomstbestendige structuur voor beide organisaties komen. Hoewel wij inzetten op besluitvorming op deze voorstellen voor de zomervakantie verwachten wij, dat de implementatie van de mogelijke effecten daarvan zal doorlopen tot na 1 januari 2015 (als deadline voor de beide andere transities). Het hierboven voorgestelde samenwerkingsmodel houdt op termijn de mogelijkheid open om flexibel te kunnen inspelen en meer specifieke combinaties te leggen met de door de RSD/AG nog te nemen stappen.
Schutte Het presenteren van het rapport Schutte en de bespreking daarvan in de regio en de afzonderlijke gemeenten zorgt in de regio voor een nieuwe dynamiek. De vraag wat de gevolgen van deze dynamiek zijn voor de uitkomsten van het transitieproces wordt regelmatig gesteld. Feit blijft, dat de inwoners van onze regio op 1 januari 2015 met vragen om hulp of ondersteuning aan de deur van de afzonderlijke gemeenten zullen kloppen. In het tempo van organiseren en de besluiten die nodig zijn om op 1 januari 2015 klaar te staan, speelt deze nieuwe dynamiek naar onze mening dan ook geen enkele rol. Wel is het zo, dat wij in het organiseren van met name de regionale samenwerking mogelijkheden moeten inbouwen om in de toekomst flexibel op deze ontwikkelingen te kunnen inspelen. Het samenwerkingsmodel, dat wij u hierboven presenteren, heeft deze flexibiliteit in zich.
Financiële analyse Het ondersteunen en faciliteren van Sociale Teams zal mogelijk op de onderdelen ICT en administratie kosten meebrengen. In de implementatiefase komen deze als onderdeel van de bedrijfsvoering nog terug.
Doorkijk op implementatie Wat: Uitwerking Samenwerkingsmodel Sociaal Domein (start 1 januari 2015) Presenteren Transformatieagenda 2015 e.v.
9. Regionale Samenwerking
pagina 39
10. Specifieke thema’s per transitie Naast de centrale thema’s zijn er enkele onderwerpen die alleen betrekking hebben op de uitvoering van een van de transitites. In dit hoofdstuk volgteen kort overzicht van enkele thema’s, voor elke afzonderlijke transitie spelen.
Jeugdhulp In oktober 2013 is door de Tweede Kamer ingestemd met de concept-Jeugdwet. Het doel van deze conceptwet is het jeugdstelsel te vereenvoudigen en het efficiënter en effectiever te maken. In de 17 regiogemeenten is eenzelfde beleidsplan voorgelegd aan de gemeenteraden. Ieder beleidsplan heeft eigen lokale en subregionale elementen. De gemeenteraden in de AV-regio hebben het beleidsplan vastgesteld. In het beleidsplan jeugdhulp staan de volgende zaken die nog verder moeten worden uitgewerkt in 2014:
10. Specifieke thema’s per transitie
• In september bieden wij de gemeenteraad uitgewerkte beleidskaders (beleidsrijk transitiearrangement) aan ter vaststelling. Deze kaders bestaan uit het beleidsrijke transitiearrangement en het inrichtingsplan voor de serviceorganisatie. • In het derde kwartaal van 2014 bieden we aan de gemeenteraad de gemeentelijke verordening Jeugdhulp aan ter vaststelling en aanvullende beleidsregels ter informatie. • In het vierde kwartaal van 2014 ontvangt de gemeenteraad vervolgens het uitvoeringsprogramma 2015 ter informatie. In het beleidsrijke transitiearrangement wordt een verdeling voorgesteld van het budget over de verschillende typen jeugdhulp en aanbieders, voor bestaande, wachtende en nieuwe cliënten. Daarnaast bevat het beleidsrijke transitiearrangement uitgewerkte doelstellingen, voorstellen voor sturing en solidariteit, een uitgewerkte risico-inventarisatie en een voorstel voor inkoop en bekostiging. Tevens vindt er een verdere uitwerking plaats van het ontwerp jeugd op de onderdelen jeugdteam, DAN en PGB.
pagina 40
Het inrichtingsplan voor de serviceorganisatie zal de concrete doelen, taken en inrichting van de serviceorganisatie bevatten. Het plan bevat daarnaast de budgettaire kaders voor de serviceorganisatie.
Hulp bij huishouden Het Rijk bezuinigt in 2015 substantieel op de hulp bij het huishouden. Verder is er onduidelijkheid over de (wettelijke) mogelijkheden voor de Alfacheque en
In de gemeentelijke verordening Jeugdhulp en de aanvullende beleidsregels worden kaders uitgewerkt voor toegang, toewijzing, kwaliteitscriteria en toekenning van voorzieningen en budgetten. Ook worden hierin bepalingen opgenomen om toezicht en handhaving mogelijk te maken. Bovendien worden de mogelijkheden van bezwaar- en beroep verder uitgewerkt. Daarnaast moeten gemeenten onder andere kwaliteit, inspraak en vertrouwenswerk regelen. In het vierde kwartaal van 2014 wordt het uitvoeringsprogramma 2015 aangeboden aan de gemeenteraad. In dit uitvoeringsprogramma, dat jaarlijks wordt geactualiseerd, wordt u geïnformeerd over de uitvoering van het beleid in het komende jaar. Het beleidsplan en de uitgewerkte beleidskaders worden na drie jaar geëvalueerd. Deze termijn sluit aan bij de afgesproken termijn van evaluatie van de concept-Jeugdwet. Bovendien geeft een evaluatie na drie jaar input voor het volgende beleidsplan. De evaluatie maakt onderdeel uit van een permanent leerproces. Daarbij is het belangrijk dat ook gemeenten van elkaars ervaringen leren door dit met elkaar te delen.
Wmo/AWBZ De komende periode moet nog een aantal onderwerpen verder uitgewerkt worden. Het gaat daarbij om het volgende: 10. Specifieke thema’s per transitie
is de (arbeidsrechtelijke) positie van de alfahulpen gewijzigd. We ontwikkelen een aantal scenario’s om deze bezuinigingen op te vangen, waarbij we tevens zoeken naar de meest (wettelijke) zekere en houdbare vorm. Doel is om de hulp bij het huishouden, met beperktere middelen, voor diegene die het nodig hebben beschikbaar te houden. Het voorstel tot aanpassing en wijziging van de hulp bij het huishouden wordt in juli-augustus 2014 aan de gemeenteraden voorgelegd.
Financiële maatwerkvoorziening Het Kabinet wil de bestaande Wet tegemoetkoming
chronisch
zieken
en
gehandicapten (Wtcg) en de Compensatie Eigen Risico (CER) met terugwerkende kracht per 2014 afschaffen. Gemeenten ontvangen per 2014 aanvullende financiële middelen om gericht maatwerk te bieden aan mensen met een chronische ziekte en/of beperking. De uitvoering van deze financiële
maatwerkvoorziening
moet
met substantieel minder geld uitgevoerd worden, te weten circa 20% van het oorspronkelijke budget. We verwachten het voorstel en de uitwerking van de financiële maatwerkvoorziening in het najaar 2014 aan de gemeenteraden voor te leggen.
pagina 41
Cliëntondersteuning
tondersteuning te ontwikkelen. Het nieuwe voorstel voor
Op basis van de nieuwe Wmo-wet worden
cliëntondersteuning per 2016 wordt in 2015 aan de raden
de gemeenten per 2015 verantwoordelijk
voorgelegd.
voor de cliëntondersteuning. De cliënop ondersteuning met informatie, advies
Mantelzorg- en vrijwilligersbeleid
en andere vormen van kortdurende onder-
In het Wmo-beleidsplan is opgenomen dat de AV-gemeenten
steuning die bijdraagt aan het versterken
in samenspraak met haar vrijwillige en professionele
van de zelfredzaamheid en participatie en
organisaties en direct belanghebbenden een gezamenlijke
het krijgen van een zo integraal mogelijke
visie en samenhangende aanpak opstellen. In de visie en
dienstverlening. De cliëntondersteuning
de aanpak komen de in het Wmo-beleidsplan opgestelde
richt zich op het totale sociale domein. Dit
speerpunten terug. Tot het vaststellen van de nieuwe visie
betekent dat we in het najaar 2014 aan de
en aanpak, dat gepland staat in het vierde kwartaal van
slag gaan om een nieuwe vorm van cliën-
2014 geldt het huidige mantelzorg- en vrijwilligersbeleid.
tondersteuning richt zich in de toekomst
10. Specifieke thema’s per transitie
pagina 42
Inspraak en medezeggenschap In het Wmo-beleidsplan staat dat partijen (cliënten, inwoners, zorg- en welzijn) in een zo vroeg mogelijk stadium betrokken worden bij het beleid, uitvoering, monitoring en evaluatie. Er is vastgesteld dat er een regionale ombudsman/ vertrouwenspersoon moet komen om op individueel niveau via mediation oplossingen aan te dragen. Voor de ontwikkeling van dit onderdeel is een plan van aanpak opgesteld. Volgens planning wordt dit beleidsonderdeel in het vierde kwartaal 2014 aan de raden voorgelegd.
Eigen Bijdrage beleid De eigen bijdrage is een middel om mensen zelf (financiële) verantwoordelijk te laten nemen en past in de lijn van eigen verantwoordelijkheid. De eigen bijdrage is ook wenselijk vanuit het oogpunt van betaalbaarheid van de Wmo. We werken het beleid rondom het toepassen van eigen bijdragen verder uit en hebben oog voor de effecten van eigen bijdragen. De uitwerking wordt in de zomer van 2014 aan de raden voorgelegd en krijgt zijn vertaling in de verordening.
Verordening Naar verwachting wordt in april 2014 door de VNG de nieuwe concept Wmo-verordening gepubliceerd. Deze concept -verordening gebruiken we als handleiding voor de op te stellen Wmo-verordening. In het najaar, naar verwachting in oktober 2014, wordt de verordening aan de gemeenteraden voorgelegd.
Participatiewet Samenhangend beleid Werk en Inkomen Avelingen Groep, RSD en de zeven deelnemende gemeenten hebben de gezamenlijke ambitie om zoveel mogelijk mensen die nu -om wat voor reden dan ook- aan de kant staan een plek te geven op de arbeidsmarkt. We gaan daarbij uit van de mogelijkheden op de markt. Deze ambitie sluit aan bij de doelstellingen van de Participatiewet, die op 1 januari 2015 ingevoerd wordt. Op dit moment zijn de taken geregeld via twee gemeenschappelijke regelingen: RSD AV en Avelingen Groep. De beleidsvoorbereiding en uitvoering worden daarmee op regionaal niveau opgepakt, waarbij ruimte is voor lokaal maatwerk, afhankelijk van de behoefte en problematiek in een gemeente. De volgende uitgangspunten zijn door de gemeenteraden en de beide Algemeen Besturen vastgesteld1:
Beleidsregels Op basis van de Wmo-verordening worden de beleidsregels Wmo opgesteld. Deze beleidsregels worden uiterlijk in december 2014 door de colleges vastgesteld.
10. Specifieke thema’s per transitie
pagina 43
Ondersteuning naar werk alleen voor wie dat nodig is
belang dat er een toekomstbestendige infrastructuur staat,
Mensen die een beroep op een uitkering
voortgebouwd op wat er al is, waarbij continu gezocht wordt
doen,
naar innovatie.
hebben
allereerst
verantwoordelijkheid
om
een
eigen
terug
te
keren naar de arbeidsmarkt of om de arbeidsmarkt voor het eerst te betreden.
De (relatief) kortste weg naar werk Een succesfactor voor de uitvoering van de Participatiewet is wanneer de duur in de uitkering zo kort mogelijk is. De ‘kortste weg naar werk’ is een relatief begrip. Maatwerk is hier het uitgangspunt.
Maximaliseren van arbeidsmarktwaarde In de Participatiewet gaat het om het verdienvermogen van een persoon op een specifieke werkplek. Het uitgangspunt is dat iemand ‘naar vermogen’ meedoet op
de
arbeidsmarkt.
Wanneer
het
met de bijbehorende kennis en expertise. Daarbij wordt
Uitwerking beleidsvoornemens/keuzes inzet participatiewet2 Vanaf 2015 is er één ontschot budget voor de gemeentelijke instrumenten voor het toeleiden naar werk. Concreet betekent dit een samenvoeging van het re-integratiebudget van de Wwb en de subsidie Wsw. Daarnaast kan het Inkomensdeel van de Wwb, bestemd voor de betaling van uitkeringen, gedeeltelijk worden ingezet voor de verstrekking van loonkostensubsidies.
Doelgroep /Instrument
oplossingen om mensen uit de uitkering te
Doelgroep: Zittend bestand Wsw. Instrument: aangepast werk (binnen beschut of bij reguliere werkgevers georganiseerd)
krijgen en te houden.
Per 1 januari 2015 is er geen nieuwe instroom in de Wsw meer.
verdienvermogen van mensen volledig wordt
benut,
ontstaan
duurzame
Toekomstbestendige infrastructuur Om de taken op het terrein van werk & ink-
Het zittende bestand Wsw blijft gewoon onder het huidige wettelijke Wsw-regime vallen; zij behouden hun rechten conform de cao Wsw. De inzet daarbij zal blijven om voor de
omen goed te blijven uitvoeren, is het van 2
1
Voor de hoofdlijnen van de Participatiewet en de vastgestelde beleidsvoornemens: zie beleidsvoornemens Participatiewet, d.d. 28 februari 2014
10. Specifieke thema’s per transitie
De beleidsvoornemens en de onderstaande uitwerking krijgen een verdere vertaling in de reguliere beleidsplannen en begrotingen van Avelingen Groep en RSD. Deze worden zoals gebruikelijk rond juni vastgesteld door de Algemeen Besturen, waarbij de gemeenteraden hun zienswijzen kunnen indienen. Onderstaande tekst is een verkorte weergave van grote delen van de inhoud daarvan.
pagina 44
werknemers aangepaste werkzaamheden te organiseren, bij reguliere werkgevers of binnen de beschutte werkomgeving. Mensen die niet meer in de Wsw kunnen instromen, kunnen een beroep doen op de Participatiewet voor begeleiding naar werk.
Doelgroep: Mensen met een arbeidsmarktwaarde van 20% tot 40 %. Instrument: beschut werk Met de invoering van de Participatiewet en
Doelgroep: Nieuwe instroom. Instrument: Screening aan de poort om vervolgstappen te bepalen, duur in de uitkering te beperken of beperkt te houden.
de afbouw van de Wsw wordt tegelijkertijd
Elke aanmelding voor een bijstandsuitkering wordt aan de
organiseren van werk onder aangepaste
poort getoetst op zowel rechtmatigheid als doeltreffendheid.
omstandigheden voor mensen die alleen
Eerst wordt bepaald of betrokkene aanspraak maakt op een
onder die omstandigheden productieve
bijstandsuitkering. Wanneer de aanvraag rechtmatig is, is er
arbeid kunnen verrichten. UWV blijft,
een intake om de arbeidsmogelijkheden te bepalen en wordt
net als nu bij de Wsw, de indicatie
er een keuze gemaakt voor de meest passende aanpak en
verzorgen. De gemeenten krijgen onder
bijbehorend traject.
de Participatiewet middelen om deze
Doelgroep: Bovenkant/regulier. Instrument: Directe plaatsing, arbeidsmarktprojecten. Voor de mensen met een arbeidsmarktwaarde van 80% tot 100% wordt er van uit gegaan dat ze al dan niet met geringe ondersteuning, maar zonder al te veel langdurige inspanningen, aan het werk kunnen worden geholpen.
Doelgroep: Mensen met een arbeidsmarktwaarde van 40% tot 80%. Instrument: ondersteuning naar werk; trajecten en trainingen. Bij deze groep wordt er van uit gegaan dat ze wel kunnen werken. Omdat ze (nog) niet geheel arbeidsproductief zijn. zal daar echter een intensiever traject aan vooraf moet gaan dan bij de reguliere doelgroep of is bij plaatsing een vorm van ondersteuning noodzakelijk. Door de inzet van trajecten of ondersteuning zijn er voor mensen uit deze groep mogelijkheden om hen (op termijn) concreet aan het werk te krijgen.
het instrument beschut werk integraal onderdeel van de Participatiewet. Net als bij de huidige Wsw gaat het om het
beschutte werkplekken in te richten. De precieze afbakening van deze groep hangt mede af van de indicatiestelling die UWV gaat verrichten. De criteria zijn nog niet bekend.
Doelgroep: Mensen met een arbeidsmarktwaarde van 0 tot 20 %. Instrument: Activering en zorg. Hierbij gaat het om mensen die wel recht op een uitkering hebben, maar niet in staat zijn om aan het werk te komen, of (op korte termijn) stappen te zetten op de participatieladder. De oorzaken hiervan zijn over het algemeen complex en uiten zich vaak in multiproblematiek. Daar waar sprake is van multiproblematiek, ligt een duidelijke verbinding richting Sociale Teams. Ook kan er vanuit deze doelgroep een verbinding worden gelegd naar ondersteuning en
10. Specifieke thema’s per transitie
pagina 45
welzijn, omdat een deel van de groep is aangewezen op dagbesteding en/of begeleiding. Omdat deze groep niet gericht is op deelname op de arbeidsmarkt, zullen de mogelijkheden voor hen vooral liggen op het terrein van activering. Ook kan gekeken worden of bijvoorbeeld vrijwilligerswerk bijdraagt aan een volgens stap op de participatieladder.
Werkgeversdienstverlening Voor een succesvolle uitvoering van de Participatiewet is de rol van werkgevers essentieel. Immers, zij zorgen voor werkgelegenheid en banen. Bij de benadering van werkgevers is het dan ook niet meer dan vanzelfsprekend dat de vraag van de werkgevers centraal staat. Met het oog op de toekomstige werkgeversdienstverlening gaan we partnerships aan met werkgevers. Dit doen we door werkgevers vanaf het begin te betrekken bij de (door) ontwikkeling en uitvoering van de werkgeversdienstverlening, vanuit de gedachte dat werkgevers en gemeenten op dit thema een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben. We proberen werkgevers zoveel mogelijk te ‘ontzorgen’. Dat doen we onder andere door hen één aan10. Specifieke thema’s per transitie
spreekpunt te bieden, de cliënt op de werkvloer te begeleiden (jobcoaching), flexibele inzet van personen (bijvoorbeeld detachering) en zo min mogelijk administratieve rompslomp. Avelingen Groep, RSD en het UWV doen dit zoveel mogelijk gezamenlijk via een samenwerkingsverband ‘WerkWaard’, waarbij iedere organisatie vanuit zijn eigen rol bijdraagt aan een goede werkgeversdienstverlening.
Loonwaardemeting De loonwaardemeting wordt een belangrijk instrument binnen de Participatiewet. Deze moet regelmatig worden vastgesteld om de loonkostensubsidie voor de werkgever te bepalen. Het UWV bepaalt wie er in aanmerking komt voor loonkostensubsidie en in de praktijk wordt de daadwerkelijke loonwaarde op de werkplek bepaald. De loonwaardemeting kan ook breder ingezet worden dan alleen voor de loonkostensubsidie, bijvoorbeeld om de inleenvergoeding bij een detachering vast te stellen. Naar verwachting zal de staatssecretaris van sociale zaken en werkgelegenheid nog bekend maken aan welke voorwaarden een instrument moet voldoen. Op het moment van schrijven is dit nog niet bekend. Dit zal dan ook een punt van uitwerking worden.
Cliëntenparticipatie De cliëntenparticipatie is op dit moment al geregeld in zowel de Wsw als de WWB. In de Wsw wordt de cliëntenparticipatie vormgegeven door de Wsw-raad. De wettelijke taken en bevoegdhepagina 46
den van de Wsw-raad beperken zich tot de wachtlijst en het PGB-Wsw (dat met de komst van de Participatiewet verdwijnt). De invulling van de cliëntenparticipatie binnen de WWB is ruimer van aard. In de huidige verordening op de cliëntenraad is geregeld dat de cliëntenraad gevraagd en ongevraagd advies mag geven over alle door de RSD uitgevoerde wetten, regelingen en diensten. Ook in de Participatiewet wordt de cliëntenparticipatie geregeld, maar wordt ruimer ingevuld. Het gevraagd en het ongevraagd adviseren, en het uitgangspunt dat uitkeringsgerechtigden of hun vertegenwoordigers bij de uitoefening van hun rol in het kader van cliëntenparticipatie ondersteuning ontvangen, worden in de nieuwe wet verankerd. Voor de nieuwe verordening is het uitgangspunt dat de Wsw-raad en de cliëntenraad RSD worden samengevoegd tot één nieuwe advies- c.q cliëntenraad. Dit zal uiteraard gebeuren in overleg en samenspraak met de huidige twee raden. Overigens is het van belang, dat voor cliëntenparticipatie de samenhang wordt opgezocht, zowel binnen het sociale domein als tussen de gemeenten onderling (motie van Weijenberg).
over nog plaatsvinden. Dit organisatorische vraagstuk is een parallel traject naast de verdere uitwerking van beleid. Ook bij dit traject is een zorgvuldig besluitvormingsproces afgesproken via onder andere de Algemeen Besturen van Avelingen Groep en RSD, de stuurgroep SIP en de gemeenteraden.
Toekomstige uitvoering taken werk en inkomen Omdat Avelingen Groep en RSD beiden taken uitvoeren in het kader van de Participatiewet, is onderzoek gedaan naar de mogelijkheden om de uitvoering efficiënt neer te zetten. Er wordt toegewerkt naar een verdere samenwerking van Avelingen Groep en RSD, mogelijk leidend naar een verdere integratie van beide organisaties. Op het moment van schrijven moet besluitvorming daar-
10. Specifieke thema’s per transitie
pagina 47
10. Specifieke thema’s per transitie
pagina 48
11. Communicatie De overgang van de taken binnen het sociaal domein van Rijksoverheid naar gemeenten vraagt om een ingrijpend verandertraject. Voor een succesvolle transitie moeten doelgroepen tijdig worden betrokken en zo goed mogelijk worden geïnformeerd over de op handen zijnde veranderingen. We richten ons in de communicatie niet alleen op de doelgroepen waar daadwerkelijk wat voor verandert, maar zeker ook op degenen die daaromheen staan (het netwerk en de professionals).
Communicatie-inzet De inzet van communicatie zal tijdens het transitie aanhaken bij de verschillende fasen in het proces: Zo is in de fasen 1 t/m 3 (tot en met juni 2014) de communicatie vooral gericht op het ontwikkelen van (participatief) beleid met de verschillende stakeholders zoals gemeenteraden, cliëntenraden, instellingen, professionals en medewerkers. Daarnaast is de communicatie naar de cliënten en opvoeders gericht op het informeren over het vastgesteld beleid, de veranderingen die daar mee samenhangen en de rol van een ieder. Dit vindt vooral plaats in fase 4 en gebeurt deels in samenwerking met de partners. De communicatie
11. Communicatie
naar de inwoners is vooral gericht op de cultuurverandering; activeren van het sociale netwerk en de bereidheid iets voor een ander te doen. Deze communicatie wordt vanaf fase 2 geïntensiveerd en zal daarna door blijven gaan. Vanaf Fase 4 (van juni 2014 tot en met november 2014) wordt communicatie overal ingezet om het vastgestelde beleid, de veranderingen die daar mee samenhangen en de rol van een ieder goed voor het voetlicht te brengen. De gemeenten blijven de afzenders van de informatie. Regionaal worden boodschappen en middelen voorbereid zodat de gemeenten deze zelf kunnen uitdragen.
Communicatiemiddelen Enkele voorbeelden van communicatiemiddelen die worden ingezet zijn: •
Regiobrede transitiewebsite voor inwoners: www.samensterkinderegio.nl.
•
Deze website is een algemeen platform waar informatie vanuit de regio op genomen is. Voor concrete zorgvragen wordt naar de websites van de lokale gemeenten verwezen.
•
Publicaties op de gemeentepagina’s.
•
Free publicity in lokale en regionale bladen o.a. via persberichten/interviews.
•
Gratis huis-aan-huiskrant.
•
Sociale media gemeenten, zoals twitter en facebook.
•
Bijeenkomsten/kenniscafés.
•
Folders en ander drukwerk.
•
Intranetten/Pleio (voor interne informatieoverdracht).
pagina 49
Toolkit Voor de communicatie rondom de drie transities wordt een toolkit gemaakt. Deze bestaat bijvoorbeeld uit standaard (web)teksten, beeldmateriaal, formats voor posters en drukwerk et cetera. De inhoud van de toolkit wordt ook steeds aangepast aan de fases van het proces. Deze middelen worden beschikbaar gesteld aan de gemeenten en partners.
Communicatiekalender In bijlage is de communicatiekalender opgenomen. In deze kalender staan de communicatieacties voor de verschillende interne en externe doelgroepen.
foto: Ons ‘n zorg 2014
11. Communicatie
pagina 50