Samenvatting
Transities naar sociaal ondernemerschap Ondernemerschap wordt vaak gezien als dé motor van economische groei en daarnaast, met name voor ontwikkelingslanden, als de beste manier om de leefomstandigheden van de allerarmsten te verbeteren. Sociaal ondernemerschap richt zich bovendien expliciet op het bereiken van zowel ondernemersdoelen als sociale doelen. Sociaal ondernemerschap heeft zich de laatste jaren in een groeiende belangstelling mogen verheugen. Het aantal krantenartikelen, academische studies en conferenties over dit onderwerp stijgt. Daarnaast zijn er twee wetenschappelijke tijdschriften opgericht die zich volledig op sociaal ondernemerschap richten. Het merendeel van het bestaande onderzoek richt zich op begripsdefinities, beschrijft verschijningsvormen en analyseert karakteristieken van sociaal ondernemers aan de hand van casestudies en monografieën, zoals over de oprichtster van de Body Shop of grote NGOs die veranderingen in ontwikkelingslanden op een sociaalondernemende manier tot stand willen brengen. Ondanks de groeiende belangstelling voor sociaal ondernemerschap, is er nog weinig bekend over hoe sociaal ondernemend gedrag gestimuleerd kan worden. Ook is er nog weinig bekend over wat mensen aanzet om sociaal ondernemer te worden en welke ontwikkelingen zij doormaken. Dit proefschrift levert een bijdrage aan het invullen van deze kennislacune, met als doel om in de toekomst effectievere interventies te kunnen ontwikkelen voor het stimuleren van sociaal ondernemerschap. Het onderzoek is uitgevoerd in een omgeving waar sociaal ondernemerschap hard nodig is en tegelijkertijd moeilijk om op te starten: rurale gebieden in het Khulna district in Bangladesh. De centrale onderzoeksvraag van dit proefschrift luidt: ‘Hoe kunnen de opkomst en ontwikkeling van sociaal ondernemerschap worden gestimuleerd in een context waarin middelen zeer beperkt beschikbaar zijn?’ Sociaal ondernemerschap is een onderzoeksgebied in ontwikkeling en wordt gekenmerkt door talloze definities van het fenomeen. In dit proefschrift worden sociaal ondernemers beschouwd als ‘bricoleurs’; mensen die met de zeer beperkte middelen die tot hun beschikking staan hun doelen proberen te bereiken. Bricoleurs laten zich niet weerhouden door deze materiële of andere beperkingen, maar mobiliseren mensen in hun omgeving om in nieuw gevormde netwerken waarde te creëren. Sociaal ondernemers hebben van meet af aan twee doelen die ze gelijktijdig nastreven: het creëren van waarde en het adresseren van 155
Samenvatting
sociale problemen. Sociaal ondernemers eigenen zich een deel van de gecreëerde waarde als inkomen toe, zodat ze hun activiteiten kunnen blijven voortzetten en hun doelen kunnen blijven nastreven.
Conceptueel model en onderzoeksvragen Als conceptueel model voor de bestudering van sociaal ondernemerschap stellen we ons een persoon voor die, in een omgeving met weinig middelen, tegelijkertijd probeert een inkomen te verkrijgen en sociale problemen te adresseren. Gefaciliteerd door een externe actor gaat het individu op een bepaald moment door een transitiefase waardoor hij uiteindelijk sociaal ondernemer wordt. Hierbij beïnvloeden het individu en de omgeving elkaar continue, in een dialectisch proces. Bestaande theorie geeft aan dat drie processen in belangrijke mate bijdragen aan de verwording tot sociaal ondernemer: het creëren van netwerken, het opbouwen van vertrouwen en leren. In ons model faciliteert de externe partij deze drie processen. Dit model leidt tot de volgende studievragen: •
Hoe ontwikkelen de netwerken van de sociaal ondernemers zich en hoe beïnvloeden zij het succes van de sociaal ondernemer?
•
Hoe ontwikkelt zich het proces van vertrouwen creëren en hoe beïnvloedt dat het succes van de sociaal ondernemer?
•
Hoe ontwikkelen zich de leerprocessen en hoe beïnvloeden deze het succes van de sociaal ondernemer?
En daarnaast, omdat we ook een externe partij in het conceptueel model hebben: •
Hoe kan een externe actor de overgang naar sociaal ondernemerschap stimuleren en hoe kan deze faciliteren dat netwerken, vertrouwen en leerprocessen worden ontwikkeld?
Omdat er, voor zover bekend, geen toepasbare methode bestaat voor het stimuleren van sociaal ondernemerschap, én omdat we de dynamiek van het ontwikkelingsproces vanaf het allereerste begin wilden bestuderen, moesten we een situatie creëren waarin mensen beginnen met de transitie naar sociaal ondernemer. Dat heeft een uniek perspectief opgeleverd op het ontwikkelingsproces dat sociaal ondernemers doormaken; zelfs voordat ze de overgangsfase naar sociaal ondernemerschap bereikten, hebben we deze mensen kunnen volgen en hun activiteiten documenteren.
Methoden We hebben een specifieke vorm van actie-onderzoek toegepast, de zogenaamde ‘Interactive Learning and Action’ methode, om nieuwe manieren te vinden waarop sociaal ondernemerschap kan worden gestimuleerd. PRIDE, een lokale NGO was onze partner in dit project. Gedurende zes jaar zijn in opeenvolgende onderzoekscycli verschillende interventies ontworpen, toegepast in de praktijk, geëvalueerd, nog beter afgestemd op de
156
Samenvatting
rurale Bengaalse context en opnieuw toegepast. Uiteindelijk heeft dit proces in 2009 geresulteerd in een methode om sociaal ondernemerschap te stimuleren zonder het gebruik van financiële prikkels: de ‘Social Entrepreneurial Leadership’ (SEL) benadering. Deelnemers aan het onderzoeksprogramma worden ‘Social Entrepreneurial Leaders’ (SELs) genoemd. Het effect van de SEL benadering en haar invloed op de ontwikkeling van netwerken, vertrouwen, en leerprocessen zijn gemeten voor twee cohorten SELs, gestart in 2009 en 2010. Data zijn verzameld met een uitgebreide variëteit aan methoden: individuele en groepsinterviews met de SELs, hun families, de mensen in hun netwerken, en andere mensen in de betrokken dorpen zoals de dorpsraad; een twee-jaar durend longitudinaal monitoring systeem met maandelijkse intervallen; veld bezoek en veldobservaties; visualisaties, waaronder ‘mappings’; en questionnaires voor nulmetingen en evaluaties. Deze data en de interpretaties ervan zijn bediscussieerd met alle betrokkenen bij dit onderzoek en met externe specialisten.
Resultaten De resultaten van dit onderzoek worden weergegeven in twee delen. Deel 1 (bestaande uit Hoofdstuk 2) geeft een gedetailleerde weergave van de SEL methode en de evaluatie daarvan. Als eerste stap in de SEL benadering heeft PRIDE de lokale omgeving in kaart gebracht om problemen te bestuderen en mogelijke oplossingen te identificeren. Daarna zijn potentiële SELs geselecteerd, met aandacht voor lokale sociale gewoonten. Aangezien tijdens de ontwikkeling van de SEL benadering de mannelijke SELs zich voortdurend, en met goede redenen, terugtrokken uit het programma, wordt nu alleen nog met vrouwelijke SELs gewerkt. De SELs krijgen eerst training in ondernemende, inkomstengenererende activiteiten (IGA: ‘Income Generating Activity’) en brengen dit direct na de eerste training in de praktijk. Tegelijkertijd werken ze aan hun sociale doelen door dat wat zij zelf geleerd hebben te over te dragen aan andere mensen in hun omgeving. De SELs helpen hen zo om hun eigen situatie te verbeteren. PRIDE helpt de SELs in de praktijk bij het bijeen brengen van de buren en andere mensen in het dorp, bij het houden van (trainings)bijeenkomsten en in het leggen van contact met bijvoorbeeld zakenmensen van buiten het dorp. Het raamwerk dat is gebruikt voor de evaluatie van de SEL benadering wordt eveneens in Hoofdstuk 2 uitgelegd. Dit raamwerk is opgebouwd uit gedocumenteerde praktijkervaringen en wetenschappelijke literatuur, en wordt gebruikt als hulpmiddel om de effecten van sociaal ondernemerschap te meten. Het kijkt niet alleen naar financiële effecten, maar ook naar welzijn, de ontwikkeling van vaardigheden, toename van netwerkrelaties en toegang tot productiemiddelen. De onderzoeksdata laten zien dat de SEL benadering effect sorteerde op alle gemeten criteria. Zowel de SELs als de mensen met wie zij werken geven aan dat hun inkomen gegroeid is, hun netwerken zich hebben uitgebreid, dat ze nu toegang hebben tot landbouwgrond, dat ze nieuwe kennis en vaardigheden hebben geleerd, dat
157
Samenvatting
relaties met familie en buren verbeterd zijn, dat ze zich beter voelen en dat hun kinderen nu beter presteren op school. Ook bleek de motivatie van de SEL om haar inkomen te vergroten als vliegwiel te fungeren voor het behalen van de sociale doelen: des te beter en des te meer mensen de SEL hielp, des te groter werden haar aanzien en inkomen. Deel 2 (bestaande uit de Hoofdstukken 3 tot en met 6) focust zich op de drie specifieke processen die volgens de literatuur (en volgens de uitkomsten van ons onderzoek) belangrijk bleken voor ondernemerschap: het opbouwen van netwerken, het opbouwen van vertrouwen, en leren. De SEL cohorten van 2009 en 2010 zijn gebruikt om deze drie processen in detail te bestuderen. In de hoofdstukken 3 tot en met 5 wordt elk van deze processen geanalyseerd vanuit een specifiek toegesneden theoretisch kader. Hoofdstuk 6 bekijkt vervolgens in hoeverre bestaande theorieën genoeg handvatten bieden om de opkomst en ontwikkeling van sociaal ondernemerschap te verklaren. Gebruik makend van twee jaar aan longitudinale data, beschrijft Hoofdstuk 3 de patronen in netwerkontwikkeling. Ook worden verschillende strategieën voor het opbouwen van netwerken geïdentificeerd, zowel voor PRIDE als voor de SELs. In eerste instantie bouwen de SELs hun netwerk met name op als sociaal netwerk voor persoonlijke interactie en communicatie. PRIDE speelde een belangrijke rol door de SELs aan te leren hoe zij deze persoonlijke contacten ook zakelijk konden gebruiken, en door de SELs in contact te brengen met mensen buiten hun persoonlijke netwerken, zoals tussenverkopers en de dorpsraad. Na het eerste ondernemerssucces van de SEL groeit het netwerk sneller en worden meer en sterkere relaties gevormd. Dat gebeurt zowel tussen de SEL en mensen in haar netwerk, als tussen de netwerkleden onderling. De grotere hoeveelheid aan hechtere relaties leidt ertoe dat steeds meer middelen beschikbaar komen die kunnen worden ingezet om nieuwe kansen binnen het netwerk van de SEL te benutten. De netwerken leiden ook tot een reductie van de sociale ongelijkheid, omdat het netwerk als collectief van zich kan laten horen en zo een invloed heeft die de individuele leden niet hebben. Naast nieuwe manieren om sociaal ondernemerschap te stimuleren, levert dit hoofdstuk ook twee inzichten op die haaks lijken te staan op bestaande theorie. Ten eerde levert voor de SEL een netwerk van hechte, overlappende relaties een meerwaarde op, terwijl in zakelijke Westerse omgevingen een netwerk het meeste oplevert als de relaties daarin uniek zijn en via de ondernemer lopen. Ten tweede hebben we, tegen de verwachting in, geen sociale uitsluitingsmechanismen kunnen ontdekken in de SEL netwerken. De eerste contradictie zou nog verklaard kunnen worden uit het verschil in onderzoeksomgeving, maar de tweede bevinding is niet direct uit te leggen – zij biedt wel een interessant onderwerp voor vervolgonderzoek.
158
Samenvatting
Hoofdstuk 4 bestudeert de ontwikkeling van vertrouwen binnen de netwerken van de SEL en hoe dit vertrouwen de sociaal ondernemers en hun succes beïnvloedt. In ruraal Bangladesh, een omgeving die voor de armste hoogst onzeker en weinig betrouwbaar is, bouwen de SELs gestaag vertrouwen op door steeds weer een cyclus te doorlopen die vier verschillende typen van vertrouwen bestrijkt. Voor elke nieuwe activiteit die de SEL ontplooit en elk nieuw product dat ze wil verkopen, moet ze bewijzen dat zij (1) een integer persoon is, (2) dat ze de benodigde kennis en capaciteiten heeft om een product te maken dat (3) werkt in de praktijk en (4) ook voordeel oplevert voor de afnemer. PRIDE’s rol was in het bijzonder van belang voor het vergroten van de geloofwaardigheid in de nieuwverworven kennis en capaciteiten van de SEL. De eerste cyclus door de vier typen vertrouwen verliep het traagst; voor elk volgend product van de SEL wordt de doorlooptijd korter. Met het uitbreiden van de netwerken worden de vertrouwensrelaties complexer en ontstaat er een fragiel maar groeiend wederkerig vertrouwen tussen de SEL en haar netwerk, de SEL en andere personen zoals verkopers, en ook tussen leden van het SEL netwerk onderling. Dit vertrouwen volgt andere patronen dan in bijvoorbeeld meer gereguleerde, Westerse omgevingen het geval is. Waar in die laatste omgevingen relaties veelal woorden aangegaan op basis van vertrouwen in een systeem met achterliggende reguleringen, moeten de SELs vrijwel elk contact initiëren op een persoonlijk, affectief niveau. Pas als de netwerken veel groter worden, kan er langzaam een vorm van vertrouwen in een systeem (het netwerk) ontstaan. We leggen de stelling voor dat het onderzoek naar vertrouwen in gereguleerde omgevingen weliswaar opgaat voor contacten binnen en tussen bedrijven, maar niet bij het bestuderen van sociaal ondernemerschap. De sociaal ondernemer verandert zijn omgeving namelijk en creëert daarmee onzekerheid. Wij stellen daarom dat in die onzekere situaties het interpersoonlijke vertrouwen een belangrijke rol speelt bij het aangaan van nieuwe relaties. Hoofdstuk 5 volgt de premisse dat ondernemend gedrag kan worden aangeleerd. Het ziet ondernemerschap als een leerproces en bestudeert welke interventies ingezet kunnen worden om ‘ondernemend leren’ te bevorderen. In dit hoofdstuk laten we zien dat het leereffect groot is wanneer formele training gecombineerd wordt met meer praktische begeleiding in de praktijk (‘training on the job’). We tonen aan dat leren optreedt in twee dimensies: een cognitieve dimensie (denk bijvoorbeeld aan het verwerven van nieuwe kennis en vaardigheden) en een affectieve dimensie (denk bijvoorbeeld aan een verandering in het zelfbeeld of persoonlijke waarden en doelen). Aanvankelijk waren de leerprocessen met name ‘single-loop’: nieuwe kennis werd op één specifieke manier toegepast. Dit was bijvoorbeeld te zien aan een door PRIDE aangeleerde IGA die de SELs in de praktijk toepasten (cognitief), of doordat de SELs zich beter voelden over zich zelf (affectief). Later in het programma zijn ook uitingen te zien van ‘double-loop’ 159
Samenvatting
leren: het herkennen van de onderliggende patronen en waarden van een probleem, en daarvoor oplossingen zoeken. In de cognitieve dimensie blijkt dit bijvoorbeeld uit het zoeken naar nieuwe kansen en het ontwikkelen van volledig nieuwe IGAs. In de affectieve dimensie rapporteren de SELs een versterkt zelfbewustzijn en een beter inzicht in hun rol ten opzichte van anderen, wat hen in staat stelt om hun persoonlijke situatie te zien als iets dat kan worden veranderd in plaats van als een statisch feit. Daarnaast initiëren SELs collectieve leerprocessen in hun netwerken door de nieuw aangeleerde competenties ook te doceren aan de mensen in hun netwerken. De meest zelfverzekerde en extraverte SELs hadden over het algemeen grotere netwerken en lieten de grootste verscheidenheid aan IGAs zien. Net als in de voorgaande hoofdstukken, is de rol van een externe actor ook vanuit het perspectief van leren essentieel, met name voor het starten van ‘double loop’ leerprocessen die het creëren van nieuwe ondernemerskansen versnellen. Voortbouwend op inzichten uit de vorige hoofdstukken verkent Hoofdstuk 6 in hoeverre bestaande theorie gebruikt kan worden om de opkomst van sociaal ondernemerschap te verklaren. Een verklarende theorie zou zowel toekomstig onderzoek als de ontwikkeling van effectieve interventies vergemakkelijken. Omdat sociaal ondernemers gezien worden als veranderaars (‘change agents’) van hun omgeving, test ik in hoeverre ‘Strong Structuration Theory’ (SST) de opkomst van deze veranderaar kan verklaren. SST geeft namelijk de mogelijkheid om het gedrag van de SEL te bestuderen in een omgeving van sociale structuren. Deze theorie bestudeert hoe beperkende en stimulerende invloeden uit de omgeving een actor beïnvloeden, en hoe deze actoren op hun beurt die omgeving beïnvloeden. SST blijkt goed in staat te verklaren waarom sociaal ondernemers op een gegeven moment starten, waarom netwerken en nieuwe ondernemersactiviteiten ontstaan, en hoe door wederzijdse beïnvloeding het gedrag van de SEL en haar omgeving langzaam veranderen. Het biedt ook een verklaring voor de moeilijkheden die mensen ervaren in hun transitiefase naar sociaal ondernemerschap en hoe een externe actor kan helpen bij het adresseren en oplossen van deze problemen. SST kan echter niet verklaren waarom er verschillen zijn in het succes van de SELs. SST claimt aandacht te besteden aan het individu, maar in deze studie blijkt het nog steeds een theorie te zijn die zich met name richt op systemische processen (structuur), en die veel minder aandacht besteedt aan individuele motieven voor gedragsverandering. Omdat we zien dat met name de eerste successen van de SELs leiden tot (a) een sterke toename in het vertrouwen in eigen kunnen (‘self-efficacy’) bij de SELs en (b) een toename in netwerkgroei en het aantal IGAs, stellen we dat als SST aandacht zou besteden aan self-efficacy, het ook verschillen in succes zou kunnen verklaren en zelfs de opkomst van sociaal entrepreneurs
160
Samenvatting
zou kunnen voorspellen. SST verklaart in zijn huidige vorm wel dat interventies op grote schaal, zoals het implementeren van beleid of regelgeving, bestaande sociaal ondernemers kunnen helpen, maar niet kunnen zorgen voor de opkomst van nieuwe ondernemers. Voor het faciliteren van nieuwe sociaal ondernemers zijn in Bangladesh kleinschalige, lokale interventies van een externe actor nodig.
Conclusie en discussies Hoofdstuk 7 reflecteert op de volledige onderzoeksperiode en presenteert overkoepelende conclusies, in aanvulling op de conclusies en discussies van de voorgaande hoofdstukken. Een overkoepelende methodologische conclusie betreft de vragenlijsten die in dit onderzoek zijn gebruikt. Een deel daarvan bleek in onze onderzoeksomgeving geen betrouwbaar resultaat op te leveren, ondanks dat deze vragenlijsten reeds in ander onderzoek in Bangladesh en andere landen gevalideerd waren. Mogelijke redenen hiervoor worden in dit hoofdstuk besproken. Met betrekking tot de analyse van het proces dat leidt tot sociaal ondernemerschap bleek dat de longitudinale data die we deels verzamelden nog voordat de uiteindelijke SELs hun eerste activiteiten als ondernemer ontplooiden, van uitzonderlijke waarde waren. De begripsvorming van dit ontwikkelingsproces wordt verbeterd door het in te delen in drie fasen: (1) nog voordat iemand actie onderneemt om sociaal ondernemer te worden, (2) een transitiefase, en (3) het zijn van sociaal ondernemer, na het eerste ondernemerssucces. In elk van deze fasen hebben het leerproces en de processen van ontwikkelen van vertrouwen en netwerken andere kenmerken. Om sociaal entrepreneurs zo goed mogelijk in hun ontwikkeling te helpen, is het van belang dat de externe facilitator een diepgaande kennis van de context heeft en kan onderscheiden in welke fase de sociaal ondernemers zich bevinden en wat hun behoeften zijn. In de eerste twee fasen helpen alleen lokale, persoonsgerichte interventies, vooral als ze voortbouwen op bestaande kennis en structuren. Pas in de derde fase worden grootschaliger interventies zoals regelgeving effectief. In elk van de hoofdstukken werden twee ‘domeinen’ geïdentificeerd waarop de SEL benadering effect sorteerde: een cognitief domein (dat onder andere bestaat uit vertrouwen in een systeem, de zakelijke netwerkrelaties en het leren van vaardigheden) en een affectief domein (bestaande uit onder andere vertrouwen in een persoon, persoonlijke netwerkrelaties en een sterker zelfbewustzijn). Dit suggereert dat programma’s voor het stimuleren van sociaal ondernemerschap effectiever zullen zijn als ze beide domeinen adresseren; niet alleen in ruraal Bangladesh maar ook in de meer gereguleerde westerse samenlevingen. Het is weliswaar snel en doeltreffend om zakelijke relaties aan te gaan op basis van vertrouwen in een bestaand systeem; het is soms zelfs efficiënter om niet te veel affectief persoonlijk contact te hebben. Echter, sociaal ondernemerschap creëert per
161
Samenvatting
definitie verandering en daarmee onzekerheid; twee elementen waarvoor geen enkel systeem eenduidige regels heeft. Wij stellen dat juist in deze onzekere situaties de affectieve, interpersoonlijke dimensie belangrijker wordt. Daarbij stellen we dat het onderliggende gedachtegoed van de SEL benadering kan worden toegepast om juist in die gereguleerde, westerse, commerciële omgevingen meer sociaal ondernemerschap in te brengen en waardecreatie te bevorderen voor zowel de bedrijven en hun aandeelhouders als voor de samenleving waarin zij opereren.
162