S o c i a a l o nd e r ne m e r sc ha p
Verkennend onderzoek naar kenmerken van sociale ondernemers
drs. A. Bruins G. Regter Zoetermeer, november 2008
ISBN:
978-90-371-0988-7
Bestelnummer: A200813 Prijs:
€ 30,-
Dit onderzoek maakt deel uit van het programmaonderzoek MKB en Ondernemerschap, dat wordt gefinancierd door het Ministerie van Economische Zaken.
Voor alle informatie over MKB en Ondernemerschap: www.ondernemerschap.nl
De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij EIM bv. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld. Vermenigvuldigen en/of openbaarmaking in welke vorm ook, alsmede opslag in een retrieval system, is uitsluitend toegestaan na schriftelijke toestemming van EIM bv. EIM bv aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten en/of andere onvolkomenheden.
The responsibility for the contents of this report lies with EIM bv. Quoting numbers or text in papers, essays and books is permitted only when the source is clearly mentioned. No part of this publication may be copied and/or published in any form or by any means, or stored in a retrieval system, without the prior written permission of EIM bv. EIM bv does not accept responsibility for printing errors and/or other imperfections.
Inhoudsopgave
1
Inleiding
5
2
Het begrip sociaal ondernemerschap
7
2.1
Inleiding
7
2.2
Twee betekenissen van sociaal ondernemerschap
7
2.3
Verwante begrippen
9
3
Het aantal sociale ondernemers
13
4
Kenmerken van sociale ondernemers
15
4.1
Inleiding
15
4.2
Achtergrond van de ondernemer
16
4.3
Kennis, vaardigheden en taken van de ondernemer
17
4.4
Motieven van de ondernemer
18
4.5
Doelstellingen van de ondernemer
20
4.6
Ondernemerschapsgedrag
21
5
Conclusie
23
Bijlage I
Bronnen literatuurverkenning
25
3
1
Inleiding
Waar in verschillende andere landen sociaal ondernemerschap al langer een ingeburgerd begrip is, is de belangstelling voor deze vorm van ondernemen in Nederland altijd zeer beperkt geweest1. De laatste tijd lijkt hierin echter verandering te komen. Sociaal ondernemerschap wordt tegenwoordig regelmatig genoemd vanwege de bijdrage die het zou kunnen leveren aan het stimuleren van de wijkeconomie, in het bijzonder in het kader van de aandacht voor achterstandswijken. Schaalvergroting en commercialisering van de zorgsector roepen een tegenbeweging op die tot uiting komt in het oprichten van sociale ondernemingen. Sociale ondernemingen bieden namelijk werkgelegenheid aan mensen met een achterstand op de arbeidsmarkt of voorzien in zorg voor specifieke groepen zorgbehoevenden op een wijze zoals die niet door reguliere zorgaanbieders wordt geleverd. In 2007 is er in de vorm van de Sociale Ondernemerskamer (SOK) ook een brancheorganisatie van sociale ondernemingen opgericht. Al met al aanleiding om in het kader van de kennisopbouw binnen het programma MKB en Ondernemerschap aandacht te besteden aan sociaal ondernemerschap. Binnen dat programma is een veelheid van kennis over ondernemerschap opgebouwd, maar ontbrak tot nu tot kennis over sociaal ondernemerschap. Daarom heeft het onderzoek een verkennend karakter. Het onderzoek is uitgevoerd in twee stappen: een literatuurverkenning, gevolgd door interviews met een achttal sociale ondernemers. In hoofdstuk 2 staan we stil bij het begrip sociaal ondernemerschap en enkele verwante begrippen. In hoofdstuk 3 presenteren we de resultaten van onze poging te achterhalen welke omvang het sociaal ondernemerschap in Nederland heeft. In hoofdstuk 4 brengen we de sociale ondernemer in beeld. De kenmerken van ondernemers zijn samengevoegd in een aantal rubrieken: − achtergrond van de ondernemer; − kennis, vaardigheden en taken van de ondernemer; − motieven van de ondernemer; − doelstellingen van de ondernemer; − ondernemerschapsgedrag.
1
Zie voor een overzicht van sociaal ondernemerschap in 31 Europese landen: KMU Forschung Austria, 2007.
5
2
Het begrip sociaal ondernemerschap
2.1
Inleiding De studie naar sociaal ondernemerschap in Europa die in 2006/2007 onder leiding van KMU Forschung Austria is uitgevoerd, laat zien dat er in alle omschrijvingen van sociaal ondernemerschap een gemeenschappelijke kern is te vinden waarbij het sociale aspect zich op tweeërlei wijze kan manifesteren: 'Social enterprises (...) can be 'social' in different terms: concerning the input they use (the kind of workers/working conditions) and/or concerning their output (e.g. offering goods or services at non-commercial conditions to a target group in need)'. In Nederland komen we het begrip sociaal ondernemerschap tegen in twee verschillende betekenissen1: − Sociaal ondernemerschap: werk bieden aan mensen met achterstand op de arbeidsmarkt. − Sociaal ondernemerschap: maatschappelijke problemen aanpakken. Daarnaast zijn er een aantal - inhoudelijk of taalkundig - verwante begrippen: − Maatschappelijk verantwoord ondernemen: ondernemen met oog voor profit, planet en people. − Maatschappelijk ondernemers: ondernemen in maatschappelijke diensten. − Maatschappelijke onderneming: ondernemen in de semi-publieke sector. − Sociale vennootschap: bedrijven met een actieve rol van de overheid.
2.2
Twee betekenissen van sociaal ondernemerschap
2 . 2 . 1 S o c ia a l on de rn e me rs cha p: w e rk b ie d en a a n me ns en m et a c ht er sta nd o p d e a rb e id sma rk t In deze betekenis spreekt men doorgaans van sociale ondernemingen maar wordt in plaats daarvan of afwisselend met het gebruik van de aanduiding sociale ondernemingen ook wel de aanduiding sociale firma's gebruikt. Sociale ondernemingen zijn volgens de Sociale Ondernemerskamer (SOK) ondernemingen met een dubbele doelstelling. Sociale ondernemingen voeren een 'normaal bedrijf' maar doen dat met mensen die een grote tot zeer grote afstand tot de arbeidsmarkt hebben. Zij nemen arbeidsgehandicapten, langdurig werklozen en voormalig medewerkers van de sociale werkvoorziening op reguliere basis in dienst. Het merendeel van hun personeel bestaat uit mensen die moeilijk aan werk komen. De bedrijven werken op commerciële basis. (Ton de Kok van de SOK, geciteerd door Zibb, 30 mei 2007)
1
We zien hierbij af van oneigenlijk gebruik van het begrip sociaal ondernemerschap, zoals bijvoorbeeld in de titel van het Zorg + Welzijn-congres 'Kapitaal en sociaal ondernemerschap' over sponsoring en fondsenwerving in de non-profitsector, i.c. zorg- en welzijnsinstellingen (juni 2007).
7
Kenmerken van sociale ondernemingen: − Zelfstandige organisaties en bedrijven met een eigen rechtspersoon. − Bedrijven die medewerkers met een 'erkende' achterstand op de arbeidsmarkt een reguliere arbeidsovereenkomst bieden. − Subsidies vormen niet het vertrekpunt maar het sluitstuk van de bedrijfsvoering. − Het ondernemen wordt georganiseerd vanuit zowel een continuïteitsstreven als een sociaal-maatschappelijke insteek. − Voorbeeldfunctie. De meerwaarde ligt in het creëren van reguliere werkgelegenheid voor mensen met een niet op korte termijn te overbruggen afstand tot de reguliere arbeidsmarkt. (SOK, z.j.) Sociale ondernemingen zijn volgens TNO particuliere bedrijven, waarbij de ondernemer voor eigen rekening en risico een bedrijf voert met als belangrijkste missie het naar vermogen inzetten van mensen met een kwetsbare arbeidsmarktpositie. Sociale ondernemingen scheppen werkgelegenheid voor mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. (Smit, Van Genabeek en Klerkx, 2008) In sociale ondernemingen werken mensen die 'te goed of te slecht' zijn voor de sociale werkvoorziening en ook regulier geen kans maken, zoals zeer langdurig werklozen, Wajong'ers en AWBZ-gerechtigden. Daarnaast werken steeds vaker ook WSW'ers op basis van begeleid werken of detachering in een sociale onderneming. (Smit en Fermin, 2006) Bij sociaal ondernemen gaat het volgens PSW om initiatieven en bedrijven die 'gaan voor dubbele winst'. Daarmee wordt bedoeld dat deze bedrijven naast bedrijfseconomische doelstellingen ook maatschappelijke doelen als corebusiness hebben. PSW geeft de bundel waarin 14 voorbeelden van degelijke bedrijven worden gepresenteerd de titel 'Ondernemen met sociaal besef'. De sociale ondernemingen (...) hebben gemeen dat zij primair de arbeidsmarktpositie van mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt willen versterken, door hen ofwel zelf in dienst te nemen of door hen werkervaring, gecombineerd met opleiding, te laten opdoen. Dat kan overigens ook samengaan met andere matschappelijke doelstellingen, zoals het toegankelijk en betaalbaar houden van allerlei voorzieningen voor buurtbewoners. (PSW, 2007) Wanneer we deze begripsomschrijvingen van sociaal ondernemerschap confronteren met de aanduiding van de kern van sociaal ondernemerschap volgens de Europese studie, dan zien we dat het sociale aspect hier - in elk geval - zit in de input. 2 . 2 . 2 S o c ia a l on de rn e me rs cha p: ma a ts cha pp e l i jk e pr o b le m en a a n pa k k e n Sociaal ondernemerschap is volgens de Stichting Sociaal Ondernemerschap (SSO) een vernieuwende manier om op krachtige en innovatieve wijze wereldwijd maatschappelijke problemen (armoedebestrijding, milieuproblematiek) aan te pakken, op bedrijfsmatige manier. Winst wordt niet alleen in financiële termen uitgedrukt, juist de maatschappelijke meerwaarde is belangrijk. Bij deze vorm van sociaal ondernemerschap is het aanpakken van een sociaal probleem het primaire doel, waarbij het maken van winst het middel is.
8
Sociaal ondernemers kunnen worden gekenmerkt als visionairs die ontwikkelen en innoveren om een noodzakelijke verandering in de samenleving te realiseren. Zij detecteren sociale onrechtvaardigheden en onjuistheden in de maatschappij en zoeken naar manieren om die op te lossen Bij sociaal ondernemerschap zijn de doelen gedefinieerd in termen van sociale verandering en rechtvaardige verdeling van schaarste, daarmee onderscheidt het zich van maatschappelijk verantwoord ondernemen. De klassieke economische theorieën blijven bij maatschappelijk verantwoord ondernemen de grondslag van de vormgeving, waarbij heel nadrukkelijk gekeken wordt of er een beter evenwicht is te verkrijgen tussen de economische grondbeginselen, de mens en de omgeving. Sociaal ondernemerschap vertaalt het economische begrip winst en groei in geslaagde sociale verandering, sociale impact en rechtvaardige verdeling van schaarste. (SSO, 2008) Wanneer we deze begripsomschrijving van sociaal ondernemerschap confronteren met de aanduiding van de kern van sociaal ondernemerschap volgens de Europese studie, dan zien we dat het sociale aspect hier niet zit in de input. Iets genuanceerder ligt het ten aanzien van het sociale in de output. Hoewel deze niet als zodanig in de begripsomschrijving van de SSO vallen te herkennen, blijkt uit de praktijkvoorbeelden op de website dat de SSO namelijk ook bepaalde zorgondernemingen tot sociale ondernemingen rekent. Het gaat daarbij om ondernemingen die voorzien in zorg voor specifieke groepen zorgbehoevenden op een wijze zoals die niet door reguliere zorgaanbieders wordt geleverd (kleinschalig, persoonlijk, toegesneden op individuele behoefte en achtergrond). Zeker bij deze en vergelijkbare ondernemingen kan sprake kan zijn van sociaal ondernemerschap waarbij het sociale aspect zit in de output. In de Europese studie wordt overigens voor Nederland niets gemeld over ondernemingen die volgens deze omschrijving als sociale ondernemingen kunnen worden aangemerkt.
2.3
Verwante begrippen
2 . 3 . 1 M a a ts cha pp e l i jk v e ra n tw oo r d on de rn e me n: ond e rn e me n m e t o og v oo r p r of i t, p la n et e n p eo p le Volgens Hoevenagel - die verschillende definities van maatschappelijk verantwoord ondernemen naast elkaar heeft gezet - zijn er vier essentiële aspecten die een belangrijke rol spelen rond maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO). − Allereerst draait het bij MVO om activiteiten die verder gaan dan door de wet verplicht wordt. Een bedrijf dat zich aan de wet houdt, doet daarmee nog niet aan maatschappelijk verantwoord ondernemen. Activiteiten die onder maatschappelijk verantwoord ondernemen vallen zijn per definitie vrijwillig. − Een tweede essentieel aspect rond MVO is dat de betreffende activiteiten bewust moeten gebeuren en structureel van aard moeten zijn. Er dient een visie achter te liggen waarom een bedrijf aan de slag gaat met maatschappelijk verantwoord ondernemen. Zo'n visie is essentieel omdat het bij MVO om een andere manier van ondernemen gaat. − Een derde aspect is dat er tegelijk waardecreatie moet plaatsvinden op de terreinen profit, planet en people. De maatschappelijke activiteiten die door het bedrijf worden ondernomen, moeten waarde opleveren voor het bedrijf (profit) én voor de maatschappij (people en/of planet). Het gaat bij MVO om on-
9
dernemen, om continuïteit, om winst en omzet maken. Wanneer er geen sprake is van een win-winsituatie, bijvoorbeeld wanneer de activiteit alleen goed is voor de maatschappij maar niet voor het bedrijf, is sprake van liefdadigheid. − Een laatste essentieel aspect rond MVO is de transparantie van de bedrijfsprestaties voor buitenstaanders. Wat men zegt te doen moet - indien gewenst - door externe partijen gestaafd kunnen worden. (Hoevenagel, 2004) De kern van maatschappelijk verantwoord ondernemen zit in het derde aspect waarmee een aanduiding wordt gegeven van de maatschappelijke activiteiten van het bedrijf. 2 . 3 . 2 M a a ts cha pp e l i jk on de rne m e r: on d e rn em en i n ma a ts cha pp e l i jk e d ie nst en Het begrip maatschappelijk ondernemer wordt door de MOgroep gebruikt om de achterban te typeren. De MOgroep is de brancheorganisatie voor welzijn en maatschappelijke dienstverlening, jeugdzorg en kinderopvang. De maatschappelijk ondernemers van de MOgroep doen precies hetzelfde als ondernemers in het algemeen. Ook zij hebben oog voor hun klanten en hun vraag, voor maatschappelijke ontwikkelingen, voor de kwaliteit van hun organisatie en hun diensten en producten, voor mede-aanbieders en samenwerkingspartners, voor resultaten. Zo leveren zij maatschappelijke dienstverlening. Ze bieden tegen een reële prijs diensten en producten, gericht op het oplossen van maatschappelijke vraagstukken en het bereiken van maatschappelijke doelen. Maatschappelijk ondernemers zorgen vooral ook voor positieve bijdragen aan de manier waarop mensen met elkaar omgaan. (MOgroep, 2008) 2 . 3 . 3 M a a ts cha pp e l i jk e o nd e rn em i ng : on de r ne me n in d e se m i- pu b l ie k e s ec tor Maatschappelijke ondernemingen zijn volgens het Platform Maatschappelijke Ondernemingen private organisaties met een publieke doelstelling die naar maatschappelijk rendement streven. Maatschappelijke ondernemingen zijn actief in de sectoren onderwijs, zorg, welzijn en huisvesting. Maatschappelijke organisaties opereren in de markt en hebben tegelijk een intensieve betrekking met de overheid. Zij zijn niet uit op winst maar op maatschappelijk rendement. De koers van de maatschappelijke onderneming wordt bepaald in een continue dialoog met maatschappelijke belanghebbenden (overheden, de politiek en afnemers als patienten en bewoners), aan wie zij zich ook publiekelijk wil verantwoorden. (Platform Maatschappelijke Ondernemingen, 2008) Het Platform Maatschappelijke Ondernemingen is in juni 2008 door VNO-NCW en MKB-Nederland opgericht voor de sectoren onderwijs, zorg, welzijn en volkshuisvesting. De twee ondernemersorganisaties zeggen daarmee het belang van maatschappelijke ondernemingen te onderkennen. Het Platform Maatschappelijke Ondernemingen komt voort uit het Netwerk Toekomst Maatschappelijke Onderneming dat al eerder een gedragscode opstelde voor maatschappelijke ondernemingen. In de wens van het kabinet de maatschappelijke onderneming op te nemen in het Burgerlijk Wetboek vindt het PMO een eerste uitdaging. De betrokken brancheorganisaties zijn er namelijk fel op tegen dat dit zal gebeuren via een aparte rechtsvorm, zoals dat volgens het coalitieakkoord van het huidige kabinet moet gebeuren. (VNO-NCW en MKB-Nederland, 2008) Op dit moment is er een discussie gaande over het ontwikkelen van de rechtsvorm van de maatschappelijke onderneming. Dit zou volgens het Ministerie van Justitie een rechtsvorm moeten worden voor instellingen in de semi-publieke sector. Er is hiervoor een proeve van een wetsvoorstel gemaakt die door de Mi-
10
nister van Justitie voor consultatie gezonden is aan onder meer vertegenwoordigers van sectoren waarin de rechtsvorm van de maatschappelijke onderneming gebruikt zou kunnen worden. Voorgesteld wordt een rechtsvorm te introduceren die geschikt is om vorm te geven aan het bestuur van scholen, zorginstellingen, woningcorporaties en andere instellingen in de semi-publieke sfeer, op een wijze die hen in staat stelt zich ondernemend op te stellen en die tevens garanties bevat voor kwalitatief hoogwaardig bestuur en voor verantwoording aan belangenhouders. De maatschappelijke onderneming wordt opgericht met het doel maatschappelijke diensten te verrichten. De aard van de diensten is onbepaald, maar zij mogen niet bestaan uit het doen van uitkeringen aan oprichters, bestuurders, kapitaalverschaffers of andere belanghebbenden. De maatschappelijke onderneming moet een of meer ondernemingen of instellingen in stand houden. Blijkens de statuten worden door die ondernemingen of instellingen diensten aangeboden of werkzaamheden verricht die specifiek en uitsluitend zijn gericht op het daarmee gediende maatschappelijke belang. De maatschappelijke onderneming onderscheidt zich van de commerciële onderneming, doordat zij een externe, op de belangen van de afnemers van de aangeboden diensten gerichte doelstelling heeft. Eventueel rendement ('winst') wordt niet aan de kapitaalverschaffers uitgekeerd, maar komt geheel en al ten goede aan het maatschappelijke belang dat volgens de statutaire doelstelling wordt gediend. (Ministerie van Justitie, 2007) 2 . 3 . 4 S o c ia le v en no ots cha p: b e d r i jv en me t e en a ct i ev e r o l va n de o ve rh e i d Volgens de begeleidende brief van het Ministerie van Justitie bij de proeve van een wetsontwerp voor de rechtsvorm maatschappelijke onderneming, moet de proeve worden onderscheiden van voorstellen die bekendstaan onder de naam 'sociale vennootschap'. Daarbij gaat het om ondernemingen met de structuur van een kapitaalvennootschap, die wordt gekenmerkt door aandeelhouderskapitaal en bevoegdheden van aandeelhouders en een actieve rol van de overheid als aandeelhouder. Op dit punt zal de Minister van Financiën met nadere voorstellen komen. (Ministerie van Justitie, 2007).
11
3
Het aantal sociale ondernemers
Wat betreft het aantal sociale ondernemers of sociale ondernemingen in Nederland, is de informatie enigszins gedateerd of beperkt tot enkele aanduidingen van de orde van grootte. In de registratie van de Kamer van Koophandel of in de statistiek van het CBS zijn zij niet als zodanig opgenomen. Voor zover we in andere bronnen cijfers hebben gevonden, betreft het sociaal ondernemerschap volgens de eerste begripsomschrijving ('werk bieden aan mensen met een achterstand op de arbeidsmarkt'), dus ondernemingen waar het sociale aspect - in elk geval - zit in de input. Sommige sociale ondernemingen werken volgens TNO met een specifieke doelgroep, zoals verstandelijk gehandicapten, WSW'ers, mensen met een fysieke beperking of langdurig werklozen. Andere bieden werk aan een combinatie van doelgroepen. (Smit c.s., 2007) Hoeveel zorgondernemingen er zijn waar het sociale aspect niet zit in de input maar wel in de output hebben we niet kunnen achterhalen. Toen Bosch en Van der Dungen tien jaar geleden hun verkenning van sociaal ondernemerschap begonnen, was hun verwachting dat er in de zorgsector in Nederland 20 tot 30 sociale firma's (in wording) zouden zijn. Na interviews bleek echter dat er slechts 1 sociale firma overbleef. Onder de zorginstellingen zou wel een potentieel aan sociale firma's zijn van ongeveer 40 werkprojecten. (Bosch en Van der Dungen; geciteerd in Smit en Minderhoud, 2003) Voor het onderzoek dat TNO vijf jaar later uitvoerde, zochten Smit en Minderhoud niet alleen in de zorgsector naar sociale firma's, maar ook naar initiatieven vanuit het bedrijfsleven, de sociale werkvoorziening en de welzijnssector. Op basis van hun zoektocht verkregen zij een lijst met 41 mogelijke sociale firma's (al dan niet in wording) en vergelijkbare bijzondere bedrijven. Het resultaat van een telefonische quickscan onder deze bedrijven was dat er 24 namen op de lijst bleven staan. (Smit en Minderhoud, 2003) Recenter heeft de Sociale Ondernemerskamer (SOK) enkele cijfers over sociaal ondernemerschap in de publiciteit gebracht. Volgens de SOK zijn er in Nederland circa 150 sociale ondernemers/bedrijven. Hiertoe behoren 15 lunchrooms die werken met (verstandelijk) gehandicapten, 25 buurtbeheerbedrijven die op lokaal niveau bijvoorbeeld voor de groenvoorziening zorgen, verder onder meer kringloopbedrijven en koeriersdiensten. (Ton de Kok van de SOK, geciteerd door Zibb, 2007 en door Sprout, 2008) Wat betreft het aantal buurtbeheerbedrijven is er nog een andere bron. Volgens een overzicht van de Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting (SEV) waren er in 2007 24 buurtbeheerbedrijven, verspreid over 15 steden1. (Beukema en Cambio Kennis, 2007) Ook TNO wijst erop dat het scala van activiteiten van sociale ondernemingen beperkt is. Sociale ondernemers kiezen hun diensten en producten op basis van de
1
Het aantal van 24 buurtbeheerbedrijven is gebaseerd op het overzicht van de populatie van buurtbeheerbedrijven in het rapport. In de tekst van het rapport wordt gemeld dat er 22 buurtbeheerbedrijven actief zijn.
13
mogelijkheden van de mensen die dat werk moeten gaan doen. Niet alle soorten werk lenen zich daarvoor. In de praktijk zien we volgens TNO dat sociale ondernemers vooral actief zijn op het gebied van buurtbeheer, persoonlijke dienstverlening, kringloop, horeca, buurtsupers, ambachtelijk werk en de verkoop van (soms zelf gemaakte) producten. (Smit c.s., 2007)
14
4
Kenmerken van sociale ondernemers
4.1
Inleiding In de internationale literatuur heeft Janine de Vocht bij de term sociaal ondernemerschap de volgende woorden gevonden: probleemoplosser, risiconemer, sociale impact, vindingrijkheid, kansen, economische activiteit, innovatie, transformatie, non-profit, commercieel, publiek, privaat, proactiviteit, duurzaam, sociale waarde, ontwikkeling, integratie en dubbele doelstelling. De auteur sluit de opsomming af met de conclusie dat veel van deze kenmerken overeenkomen met kenmerken van 'gewone' ondernemers. Het grootste verschil ligt volgens haar in het creëren van sociale waarde. (De Vocht, 2007) Bij de literatuur die Janine de Vocht heeft geraadpleegd, treffen we geen enkele Nederlandse studie aan. Over sociale ondernemers in Nederland is dan ook weinig bekend. De meeste informatie geeft de rapportage van TNO (Smit en Minderhout, 2003) over de ervaringen van vijftien sociale firma's. Hierin komen we verspreid ook informatie tegen over de ondernemers. Daarnaast staat er ook enige informatie over de ondernemers in de beknopte analyse waarmee de bundel met voorbeelden van sociale ondernemingen van PSW (PSW, 2007) wordt afgesloten. Met die informatie als startpunt hebben we om meer inzicht te krijgen in de kenmerken van sociale ondernemers een achttal interviews gehouden met sociale ondernemers. Wij hebben vijf interviews gehouden met ondernemers van sociale ondernemingen waar het sociale aspect in de eerste plaats zit in de input. Deze ondernemingen bieden werk aan mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Slechts een van deze ondernemingen biedt ook bij de uitvoerende functies werk aan reguliere arbeidskrachten. Voor alle vijf ondernemingen geldt dat het bij de bijzondere arbeidsplaatsen alleen gaat om uitvoerende functies. Bij twee ondernemingen zit het sociale aspect in de output, namelijk zorg bieden aan zorgbehoevenden die door reguliere zorginstellingen niet (op deze wijze) wordt geboden. Bij één onderneming zit het sociale aspect zowel in de input als in de output: de onderneming biedt werk aan mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt en de onderneming wil, met een deel van de activiteiten, voorzien in de behoeften van mensen met beperkte financiële middelen. Ook voor deze onderneming geldt dat het bij de bijzondere arbeidsplaatsen alleen gaat om uitvoerende functies. Wat activiteiten betreft gaat het om: − personenvervoerbedrijf; − kledingbedrijf; − lunchroom; − buurtbeheerbedrijf (2 interviews). − huis voor verstandelijk gehandicapten; − hospice; − onderneming met diverse activiteiten. We hebben met evenveel vrouwelijke als mannelijke ondernemers gesproken.
15
In de interviews is ingegaan op: − de achtergrond van de ondernemer; − de kennis, vaardigheden en taken van de ondernemer; − de motieven van de ondernemer; − de doelstellingen van de ondernemer; − het ondernemerschapsgedrag. De reeds bekende informatie uit de hiervoor genoemde bronnen hebben we eveneens volgens deze rubrieken geordend.
4.2
Achtergrond van de ondernemer We wisten reeds dat veel sociale ondernemers afkomstig zijn uit de zorgsector. Acht van de vijftien ondernemers uit de rapportage van TNO zijn afkomstig uit het bedrijfsleven en/of hadden vroeger een eigen bedrijf, de overigen zijn afkomstig uit een zorg- of welzijnsinstelling. Sommige ondernemers zijn zelf arbeidsgehandicapt. Ook PSW vermeldt dat het aantal sociale ondernemers dat een achtergrond in de hulpverlening heeft opvallend is. De interviews laten nog eens zien dat de zorg- en welzijnssector een belangrijke leverancier van sociale ondernemers is. Dat is gezien de achtergrond van de personeelsleden en de aard van de activiteiten van veel sociale ondernemingen misschien niet verrassend, maar de belangrijkste factor die hier achter zit blijkt niet een pullfactor maar een pushfactor te zijn, namelijk onvrede met het functioneren van de zorgsector. In deze gevallen is er dus ook sprake van een zekere bekendheid met de branche van de bedrijfsactiviteiten, soms vanuit een managementpositie, maar ook wel vanuit een uitvoerende functie. Enkele andere ondernemers vervulden voordien ook een managementfunctie, maar dan niet in de branche van de bedrijfsactiviteiten. Eén ondernemer beschikt over ervaringsdeskundigheid ten aanzien van de doelgroep van het personeel omdat de ondernemer zelf buiten het arbeidsproces was terechtgekomen. Geen van de ondernemers combineert het ondernemerschap met een andere werkkring. Wij zijn geen ondernemers tegengekomen die al eens eerder een onderneming hebben gehad. Van bekendheid met het ondernemerschap uit eigen ervaring was dus bij geen van de ondernemers sprake. Enkele ondernemers waren wel van huis uit bekend met het ondernemerschap, maar zij geven te kennen dat dat weinig verband heeft met hun eigen ondernemerschap. Geen van de ondernemers leidt nu ook nog een andere (reguliere) onderneming. Wel voert een van de ondernemers de directie over een groep van aan elkaar verwante sociale bedrijven. In een geval heeft de partner van de ondernemer een eigen bedrijf. Bij enkele ondernemingen is sprake van meer dan één ondernemer. Bij de andere ondernemingen worden de overige managementfuncties naast die van de ondernemer vervuld door stafmedewerkers. Hiermee is ook direct aangegeven dat er meestal sprake is van omvangrijke ondernemingen; de meeste ondernemingen zijn geen klein- maar middenbedrijf.
16
Verschillende ondernemers zijn niet de oprichter van de sociale onderneming; zij zetten een reeds bestaande activiteit voort. Afgezien van een ondernemer die het bedrijf heeft overgenomen, zijn de andere ondernemers die niet de oprichter zijn in een bestaande onderneming met als rechtspersoon een stichting gestapt. Geen van deze 'instappers' was voordien al in de onderneming werkzaam. Slechts een van deze ondernemers werkte voordien in de sector waarin de sociale onderneming actief is. De overigen vervulden een managementfunctie bij een regulier bedrijf.
4.3
Kennis, vaardigheden en taken van de ondernemer We zagen in de vorige paragraaf al dat verschillende ondernemers voordien werkzaam waren in dezelfde sector als die waarin de sociale onderneming actief is. Van deze ondernemers kunnen we dus zeggen dat zij over kennis en ervaring beschikken die aansluit op de activiteiten van de onderneming. De huidige rol van de ondernemer brengt volgens de ondernemers evenwel met zich mee dat managementkennis en -vaardigheden belangrijker zijn voor het functioneren dan kennis en ervaring op het vlak van de bedrijfsactiviteiten. Ondernemers zonder ervaring in de branche van de bedrijfsactiviteiten zeggen dan ook dat hun kennis en ervaring met bedrijfsfinanciering, personeelsmanagement, communicatie of commerciële kanten van de bedrijfsvoering goed van pas komen bij de huidige werkzaamheden. Evenals blijkt uit de rapportage van TNO hebben de ondernemers geen ervaring met het opzetten van een bedrijf of met bedrijfsmatige projecten voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. In het bijzonder de ondernemers die nu actief zijn in de zorgsector hebben wel zelf ervaring met zorgverlening. Uit de rapportage van TNO wisten we al dat niet alle ondernemers de diverse taken hebben ondergebracht in één persoon. Bij zeven bedrijven uit die rapportage is een onderscheid aangebracht in het aansturen van de commerciële kant van het bedrijf en het leidinggeven aan, en begeleiden van de werknemers. Het blijkt dat de ondernemers veel aandacht hebben voor de arbeidsomstandigheden en de begeleiding of coaching van werknemers. Voor de ontwikkeling van personeelsbeleid hebben de ondernemers minder aandacht. Personeelsbeleid is in de meeste gevallen niet hun deskundigheid. Uit onze interviews komt ook naar voren dat de ondernemer vaak niet alle managementtaken zelf uitvoert. We zagen al dat enkele ondernemingen worden geleid door twee ondernemers samen. In die gevallen is er altijd sprake van een taakverdeling. Grofweg worden onderscheiden: financiën en administratie, personeelsbeleid, aansturing personeel, communicatie/externe contacten. Een enkele ondernemer voegt daar nog marketing aan toe, maar het lijkt erop dat dit voor sociale ondernemers geen belangrijk aandachtsgebied is. Waar geen sprake is van gezamenlijk ondernemerschap worden in de meeste gevallen een of meer van de managementtaken uitgevoerd door stafmedewerkers. Er is geen duidelijk patroon in de verdeling van de taken tussen ondernemer en mede-ondernemer of stafmedewerker. Het hangt af van de kennis en ervaring van de ondernemer wat deze zelf doet dan wel door een ander laat doen. Enkele ondernemers hebben de lopende administratie en financiële zaken extern uitbesteed.
17
Alle ondernemers geven aan dat zij op een of andere manier betrokken zijn bij uitvoering van de dagelijkse werkzaamheden door de medewerkers, hoewel sommigen te kennen geven dat daarvan in de loop van de tijd wel minder sprake is en dat de aansturing van de medewerkers wordt gedaan door een stafmedewerker. In tegenstelling tot de door TNO geïnterviewde ondernemers, zijn de door ons geïnterviewde ondernemers allemaal ten minste betrokken bij het personeelsbeleid als dat al niet in het takenpakket van de ondernemer zelf zit. In verschillende ondernemingen werken ook vrijwilligers en/of stagiairs. Dit stelt bijzondere eisen zowel op het vlak van het personeelsbeleid als wat betreft de aansturing. Bij een van de ondernemingen is het aantal vrijwilligers zelfs vele malen groter dan het aantal vaste medewerkers. Enkele ondernemingen hebben nadrukkelijk als doel de medewerkers te scholen of uit te laten stromen naar reguliere arbeid. De desbetreffende ondernemers moeten dan ook over kennis en vaardigheden beschikken op het terrein van opleiding en coaching. Omdat veel van de te reïntegreren medewerkers een andere sociaal-culturele achtergrond hebben moeten zij ook dit soort verschillen kunnen overbruggen, echter zonder daarbij uit het oog te verliezen dat de medewerkers moeten reïntegreren in 'normale' werksituaties. Als bijzonder aspect van sociale ondernemers komt naar voren de vaardigheid om fondsen te werven en daarvoor de juiste externe contacten te onderhouden. Alle ondernemers zijn daarmee zelf bezig, hoewel - in het geval de onderneming een stichting is, hetgeen juist met het oog op fondsenwerving en de eisen van subsidiegevers een veel voorkomende rechtsvorm voor sociale ondernemingen is - ook bestuursleden zich hiervoor inzetten. Een bijzondere groep van externe relaties wordt gevormd door de instanties die medewerkers aanleveren of het budget voor de zorgverlening verstrekken. Kunnen communiceren met deze instanties is een kwalificatie waar sociale ondernemers zonder meer over moeten beschikken. Kunnen netwerken, in het bijzonder met gemeenten en fondsenverschaffers, wordt als een absoluut noodzakelijke kwaliteit van sociale ondernemers gezien. Als ondernemers wordt gevraagd hoe zij aan de nodige kennis en vaardigheden zijn gekomen, wordt verwezen naar de managementfunctie die men voordien vervulde in een andere onderneming, maar ook de praktijk blijkt een belangrijke leerschool te zijn. Verschillende ondernemers zeggen dat het in sociale ondernemingen veel meer dan bij een reguliere onderneming aankomt op het kunnen omgaan met mensen en dan wel met mensen met een probleem, dan op vakmatige kennis. Het 'werken met mensen' is dan ook een veel genoemde drijfveer om de stap te zetten naar sociaal ondernemerschap. In één geval is er sprake van ondersteuning door de franchiseorganisatie waarbij de onderneming is aangesloten.
4.4
Motieven van de ondernemer Uit zowel de rapportage van TNO als van PSW komt een beeld naar voren dat persoonlijke betrokkenheid bij de problematiek van arbeidsgehandicapten en andere mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt voor de meeste ondernemers
18
een belangrijke reden was om de onderneming te beginnen. Ook PSW meldt dat de belangrijkste drijfveer van de sociale ondernemers is het creëren van werkgelegenheid of (leer)werkervaring voor groepen die op de reguliere arbeidsmarkt onvoldoende aan bod komen. Initiatiefnemers zijn dikwijls maatschappelijk bewogen ondernemers die zelf (aan den lijve of in hun omgeving) ervaren hebben hoe moeilijk het is om vanuit bijvoorbeeld een WAO-situatie opnieuw aan het werk te komen. Opvallend is volgens PSW ook het aantal sociale ondernemers dat een achtergrond in de hulpverlening heeft. Zij beseffen vaak meer dan wie ook dat verstandelijk of psychisch gehandicapten een zinvolle bijdrage kunnen leveren aan de samenleving. Dit beeld hebben wij in onze interviews niet zo overheersend waargenomen. Weliswaar was voor enkele ondernemers het motief om een sociale onderneming te gaan leiden de betrokkenheid bij de doelgroep van medewerkers of van de mensen aan wie hun onderneming zorg verleent, maar een minstens zo belangrijk motief om een onderneming te beginnen is de wens zelf direct betrokken te zijn bij het primaire proces van de onderneming. De grote afstand tot het dagelijkse werk in de vorige werkkring bevredigde niet en was een pushfactor voor het huidige ondernemerschap. Nauw hieraan gelieerd is de behoefte 'zinvol bezig te zijn'. Voor enkele ondernemers was (mede) een motief dat de onderneming een betere mogelijkheid biedt om werk en privé met elkaar te combineren dan bij het werk in loondienst het geval was. Evenals TNO zien wij dat persoonlijke ervaring met een uitkeringssituatie en de hoge drempel om van daaruit in het arbeidsproces te reïntegreren of persoonlijke ervaring met zorgbehoevenden een motief kan zijn om een sociale onderneming te beginnen. Deze ondernemers willen laten zien 'dat het anders kan'. In tegenstelling tot TNO hebben wij geen ondernemers gesproken die hun onderneming hebben opgezet vanuit en met steun van een zorginstelling of sociale werkplaats. Sommige van die ondernemers geven aan dat zij het bedrijf hebben opgezet omdat ze een alternatief willen bieden voor de sociale werkvoorziening: kleinschaliger, meer geïntegreerd in de maatschappij. Wij zien bij de door ons geïnterviewde ondernemers ook dat het willen creëren van een kleinschalige werk- of zorgomgeving een belangrijk motief is om een sociale onderneming te beginnen. De drijfveer hiervoor ligt dan even zo goed in de wens zelf in een kleinschalige setting te willen functioneren als in het willen bieden van een kleinschalige werk- of zorgomgeving aan anderen. Wat betreft externe steun, geven de door ons geïnterviewde ondernemers te kennen dat een of andere vorm van subsidie of budgettaire bijdrage van medewerkers of cliënten onontbeerlijk is voor het laten functioneren van de onderneming. De meest genoemde financier is de gemeente. In enkele gevallen ging het initiatief voor de activiteiten ook uit van de gemeente. Een van de ondernemers die is ingestapt in een bestaande onderneming is er min of meer vanzelf ingerold omdat zich de mogelijkheid voordeed de onderneming over te nemen. Het sociale karakter van deze onderneming komt evenwel geheel voor rekening van deze 'instapper'. Andere ondernemers die zijn ingestapt in een reeds bestaande onderneming hebben hiernaar bij de stichting gesolliciteerd omdat zij 'toe waren aan wat an-
19
ders'. Dat andere zit hem in werkzaamheden die men als zinvoller kwalificeert, een kleinschaliger werkomgeving voor zichzelf of het bieden van een kleinschalige zorgomgeving aan zorgbehoevenden. Alle ondernemers noemen 'werken met mensen' en/of 'werken voor mensen' een belangrijk motief om speciaal de stap te zetten naar sociaal ondernemerschap. Sociale ondernemers zijn dan ook geen zzp'ers.
4.5
Doelstellingen van de ondernemer De ondernemers vinden het moeilijk om aan te geven waar zij met hun onderneming in de toekomst naartoe willen. Dit heeft bij enkele ondernemers te maken met het feit dat veel zal afhangen van het beleid van subsidiegevers, in het bijzonder gemeenten. Subsidie moet telkens weer worden zekergesteld en voortzetting van de activiteiten en zeker uitbreiding van activiteiten is altijd afhankelijk van beleidsmatige prioriteiten. De band met subsidiegevers, uitkeringsinstanties e.d. lijkt men als een vast gegeven te aanvaarden. Geen van deze ondernemers wil de onderneming meer of geheel onafhankelijk maken van subsidies. Bij enkele ondernemingen is groei uitgesloten omdat door de subsidiegevers het werkgebied is beperkt. Meer algemeen willen veel ondernemers het - kleinschalige - karakter van de onderneming handhaven. Betekent dat dan per definitie niet of nauwelijks groeien? Vooralsnog kiezen de meeste ondernemers in elk geval voor het bestendigen van de onderneming zoals deze op dit moment is. Toch zijn er ook ondernemers die wel de ambitie hebben de onderneming te laten groeien en wel vanuit de drijfveer om anderen ook te laten profiteren van wat de onderneming te bieden heeft. Een enkele ondernemer ziet mogelijkheden om de ontwikkelde aanpak of bedrijfsformule uit te dragen zodat andere geïnteresseerden ermee aan de slag kunnen. Geen van de door ons geïnterviewde ondernemers denkt op dit moment aan het afbouwen of stoppen van de onderneming. Een ondernemer ambieert eventueel wel een adviesfunctie elders. Deze ondernemer is een echte uitzondering, want geen van de andere ondernemers denkt erover om er zelf mee te stoppen. Een van de ondernemers plaatst daarbij echter wel een kanttekening: 'Als directeur ben je de motor van motivatie van een idealistisch bedrijf. Als het vuur er niet meer is, moet je ophouden.' In onze interviews signaleren wij minder groeiambitie dan naar voren komt in de rapportage van TNO. Daarin wordt gemeld dat zeven bedrijven serieuze plannen hebben voor groei van het bedrijf, uitbreiding met meer vestigingen door het land, of verbreding van diensten, waartegenover vijf bedrijven staan waar de toekomstplannen kunnen worden samengevat met pas op de plaats, inkrimping of mogelijke opheffing van het bedrijf. Als doelstelling voor zichzelf geven enkele ondernemers te kennen meer betrokken te willen zijn bij de kerntaken van de onderneming. Maar op basis van de ervaring zijn zij realist genoeg om in te zien dat hiervan waarschijnlijk niet veel terecht zal komen.
20
Alle ondernemers vinden dat zij succesvol sociale doelstellingen hebben gerealiseerd en zij willen daarmee in elk geval doorgaan.
4.6
Ondernemerschapsgedrag Het meest kenmerkend voor hun gedrag als ondernemer vinden alle geïnterviewden dat voor hen de mens centraal staat, hetzij als medewerker hetzij als zorgbehoevende dan wel beide. Geld, 'het financiële', staat niet centraal. Dat wil niet zeggen dat geld geen rol speelt, want zonder opbrengst is er geen toekomst. Een economisch gezonde onderneming is voorwaarde om het sociale karakter van de onderneming waar te kunnen maken. Daarbij is het realiseren van een zo hoog mogelijke winst geen doel op zich; vooropstaat de continuïteit van de onderneming. Aan de financiële kant van de ondernemingen zit echter wel een bijzonder aspect; de ondernemingen zijn voor hun financiering in belangrijke mate afhankelijk van uitkeringsinstanties, reïntegratie-instellingen, zorgbijdragen en subsidies. Dergelijke geldstromen zijn echter minder vanzelfsprekend dan we zouden verwachten. Veel ondernemers zeggen dan ook dat zij een grote mate van onzekerheid kennen ten aanzien van de financiering. Het is niet de onzekerheid van de markt maar van de financiële bijdragen waarmee zij moeten weten om te gaan. Dit zien zij als hun ondernemerschapsrisico. Overigens zijn de ondernemers van mening dat de afhankelijkheid van de genoemde financiële bijdragen onvermijdelijk verbonden is met het sociale karakter van hun onderneming. Verschillende ondernemers melden dat zij wat betreft de mix van de zakelijke en sociale insteek worden geconfronteerd met een imagoprobleem: zij zouden 'geld verdienen met sociale ondersteuning', of 'gemakkelijk praten hebben omdat zij bestaan van subsidie'. Zoals al aan de orde kwam bij de kennis en vaardigheden van de ondernemer, vergt het verwerven van fondsen speciale vaardigheden, met name op het vlak van het onderhouden van contacten. Het netwerken van de ondernemers of van de mede-ondernemers staat dan ook in belangrijke mate in het teken van het mobiliseren van middelen. Bij stichtingen leveren bestuursleden hieraan ook hun bijdrage. Daarnaast gaat veel tijd en energie zitten in het afleggen van verantwoording. Een van de door ons geïnterviewde ondernemers noemt de strakke regelgeving bij de toekenning van financiële bijdragen door uitkeringsinstanties een knelpunt. Maar het mobiliseren van middelen wordt in de door ons gevoerde interviews minder als knelpunt genoemd dan we op basis van de rapportages van TNO en PSW hadden verwacht. In de rapportages van TNO en PSW wordt nadrukkelijk melding gemaakt van het feit dat de relatie met geldverstrekkers knelpunten oplevert. De meeste door TNO geïnterviewde ondernemers zijn van mening dat de verstrekking van subsidies en dienstverlening door instanties zoals het UWV, reïntegratiebedrijven en sociale diensten een knelpunt is. En PSW schrijft dat sociale ondernemers bij de start van hun onderneming, maar ook gaandeweg tegen verschillende knelpunten oplopen die samenhangen met hun sociale doelstelling zoals de wet- en regelgeving met betrekking tot het inschakelen van mensen met een arbeidshandicap en de toegankelijkheid van de uitvoeringsinstellingen.
21
Zowel in de rapportage van TNO als in die van PSW komt daarnaast in het bijzonder aan de orde dat sociale ondernemingen moeilijk aan startkapitaal kunnen komen via de reguliere weg van de banken. Sociale ondernemingen zijn daarvoor in hoge mate afhankelijk van startsubsidies van overheden of van specifieke fondsen. Onze interviews hebben evenwel geen voorbeelden opgeleverd van ondernemingen die met subsidies zijn gestart en daarna met reguliere financiering zijn voortgezet. Wel is een van de ondernemingen met financiering van de bank door de ondernemer overgenomen, maar ten tijde van de overname was het nog geen sociale onderneming. De door ons geïnterviewde ondernemers maken weinig melding van samenwerking met andere ondernemingen. De enkele keer dat dit wel aan de orde is, gaat het om samenwerking met gelijksoortige andere sociale ondernemingen. In een van die gevallen betreft het een franchiseorganisatie. Op een of andere manier bieden vrijwel alle ondernemingen iets wat reguliere ondernemingen of zorginstellingen niet bieden. In die zin zou men kunnen zeggen dat de ondernemers 'kansen zien'. Sommige ondernemers spreken dat ook zo uit, anderen spreken van 'mogelijkheden zien' of 'voorzien in een behoefte', want voor allemaal geldt: er moeten wel afnemers zijn, al valt wel op dat marketing geen hoge prioriteit heeft bij het management van de onderneming. Het lijkt erop dat heel veel afnemers zelf de weg naar de ondernemingen weten te vinden. Marketing beperkt zich hierbij veelal tot het zoeken van publiciteit. Ten slotte: Het sociale aspect van de ondernemingen ligt natuurlijk in de eerste plaats in de specifieke groep van medewerkers of in het voorzien in specifieke zorgbehoeften. Maar het sociale aspect gaat bij veel ondernemingen verder, waarbij met name 'bijdragen aan duurzaamheid' worden genoemd. Daarnaast zien verschillende ondernemers het werken met vrijwilligers en/of het bieden van opleidingsmogelijkheden aan stagiairs als een sociale bijdrage.
22
5
Conclusie
Ter afsluiting van het onderzoek hebben we de verkregen inzichten over sociaal ondernemerschap gespiegeld aan onze kennis van regulier ondernemerschap. Daaruit komt naar voren dat sociale ondernemers op een aantal punten weliswaar overeenkomsten hebben met reguliere ondernemers, maar dat er ten aanzien van diverse punten sprake is van duidelijke verschillen tussen beide groepen. Sociale ondernemingen onderscheiden zich met name op de volgende punten van reguliere ondernemingen: − maatschappelijke doelen behoren tot de corebusiness van sociale ondernemingen; − winst is geen doel maar een voorwaarde voor het functioneren en voortbestaan van sociale ondernemingen; − waar bij reguliere ondernemingen sprake is van marktrisico is het risico van sociale ondernemingen gelegen in de onzekerheid over (de voortzetting van) de financiering. Sociale ondernemers onderscheiden zich van reguliere ondernemers met name op de volgende punten: − sociale ondernemers hebben specifieke betrokkenheid bij een doelgroep van medewerkers of cliënten; − sociale ondernemers leggen veel meer dan reguliere ondernemers nadruk op 'werken met mensen'; − sociale ondernemers werken veel met vrijwilligers naast vaste medewerkers; − sociale ondernemers doen minder dan reguliere ondernemers aan marketing; − voor sociale ondernemers is communicatie met instanties een levensvoorwaarde. Er zijn ook punten van overeenkomst tussen sociale ondernemers en reguliere ondernemers: − 'onvrede met het werk in loondienst' is onder beide groepen een veel genoemd motief om als ondernemer te beginnen; − beide groepen ondernemers hebben vaak eerder opgedane kennis en ervaring in de branche waarin men actief is en/of op het gebied van management; − netwerken zijn voor beide groepen ondernemers van grote betekenis.
23
BIJLAGE I
Bronnen literatuurverkenning
Beukema, Nico, Cambio Kennis, SEV, 2007 Een kennisnetwerk voor buurtbeheerbedrijven; Bruggen bouwen in een eilandenrijk Hoevenagel, R., EIM, 2004 Maatschappelijk verantwoord ondernemen in het midden- en kleinbedrijf KMU Forschung Austria, juni 2007 Study on Practices and Policies in the Social Enterprise Sector in Europe - Final Report Ministerie van Justitie, 2007 Memorie van toelichting bij de proeve van een wetsvoorstel voor de rechtsvorm maatschappelijke onderneming; met begeleidende brief d.d. 12 juli 2007 MOgroep, website, april 2008 Platform Maatschappelijke Ondernemingen, website, juni 2008 PSW, 2007 Ondernemen met sociaal besef; 14 sprekende voorbeelden Smit, Aukje, Ko Minderhout, m.m.v. Martin Hubers, TNO, 2003 Bedrijven met een dubbel doel; Ervaringen van sociale firma's en vergelijkbare bedrijven Smit, Aukje, Martin Penninga (Sherpas Proyects), Bruno Fermin, Saskia Andriessen, TNO, 2007 Sociale economie en de lokale overheid; Samenwerken met sociale ondernemers als strategie bij werkgelegenheidsbeleid Smit, Aukje, Joost van Genabeek, Mike Klerkx, TNO, 2008 Europese ervaringen met sociale economie; Werk voor gehandicapten en langdurig werklozen in sociale ondernemingen Smit, Aukje, Bruno Fermin, in: Sociaal Bestek 2/2006 Gemeente moet durven ondernemen; Sociale economie biedt gemeente kansen SOK, presentatie, z.j. Sprout, 27 januari 2008 5 stellingen over de stand van de wereld SSO, website, april 2008 VNO-NCW en MKB-Nederland, 4 juni 2008 Persbericht Oprichting Platform Maatschappelijke Ondernemingen
25
Vocht, Janine de, 2007 Sociaal Ondernemerschap; Work Integration Social Enterprises (Wises); scriptie UvA Zibb, 30 mei 2007 Sociale ondernemers bundelen krachten
26
De resultaten van het Programma MKB en Ondernemerschap worden in twee reeksen gepubliceerd, te weten: Research Reports en Publieksrapportages. De meest recente rapporten staan (downloadable) op: www.ondernemerschap.nl.
Recente Publieksrapportages A200812
8-12-2008
A200811
28-10-2008
Ondernemen in de Sectoren
A200810
23-9-2008
A200809
8-9-2008
Internationale benchmark ondernemerschap
A200808
3-9-2008
Nalevingskosten van wetgeving voor startende
Ondernemerschap in de zorg In- en uitstroom in de detailhandel
bedrijven A200807
september 2008
Stimulering van ondernemerschap in middelgrote
A200806
18-9-2008
A200805
8-7-2008
A200804
14-7-2008
Kleinschalig Ondernemen 2008
A200803
26-6-2008
Ondernemerschap in de regio
A200802
27-3-2008
Herstructurering van winkelgebieden
A200801
25-2-2008
Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid
A200714
21-12-2007
Technologiebedrijven in het MKB
A200713
19-12-2007
MKB in regionaal perspectief
A200712
15-11-2007
Voor het gewin of voor het gezin?
gemeenten HRM-beleid in het MKB Global Entrepreneurship Monitor 2007 the Netherlands
A200711
7-11-2007
A200710
25-10-2007
A200709
13-9-2007
Van onbemind tot onmisbaar Ondernemen in de Sectoren Ondernemerschap in het primair en voortgezet onderwijs
A200708
21-6-2007
Kleinschalig Ondernemen 2007
A200707
21-6-2007
Global Entrepreneurship Monitor 2006 Nederland
A200706
13-6-2007
Een eigen bedrijf: loon naar werken?
A200705
10-5-2007
Internationale benchmark ondernemerschap
A200704
5-4-2007
Dat loont!
A200703
5-3-2007
Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid
A200702
1-3-2007
Flexibele arbeid in het MKB
A200701
8-1-2007
Entrepreneurship in the Netherlands; High growth enterprises; Running fast but still keeping control
A200613
8-1-2007
A200612
januari 2007
A200611
22-9-2006
Ondernemen in de Sectoren
A200610
18-9-2006
Met ervaring aan de start
A200609
20-7-2006
Global Entrepreneurship Monitor 2005 Nederland
A200608
18-9-2006
Pensioen voor ondernemers
A200607
24-7-2006
MKB regionaal bekeken
A200606
19-7-2006
MKB in regionaal perspectief 2006
A200605
29-6-2006
De externe adviseur bij bedrijfsoverdrachten in
Geef richting, geen regels! Bedrijfsgroei in Nederland
het MKB A200604
19-6-2006
Kleinschalig Ondernemen 2006
A200603
17-5-2006
Internationale Benchmark 2005
A200602
12-4-2006
Bedrijfsopleidingen geen weggegooid geld
27
A200601
20-3-2006
Een blik op MKB en Ondernemerschap in 2015
A200516
14-2-2006
Small Business Governance
A200515
16-1-2006
Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid;
A200514
9-1-2006
A200513
14-12-2005
A200512
31-1-2006
Periode 1987-2005 Kritisch kopen in het MKB Financiering van bedrijfsinvesteringen problematisch, of niet? Entrepreneurship in the Netherlands, Business transfer A200511
8-11-2005
A200510
3-11-2005
Internationale Benchmark Ondernemerschap 2004 Transsectorale innovatie door diffusie van technologie
A200509
6-10-2005
Creatieve bedrijvigheid in Nederland
A200508
20-9-2005
Ondernemen in de Sectoren
A200507
1-9-2005
Meer MKB-bedrijven in openbare aanbestedingen?
A200506
19-7-2005
A200505
6-10-2005
Het Nederlandse MKB en de uitbreiding van de EU Entrepreneurship in the Netherlands; SMEs and International co-operation
A200504
27-6-2005
Kleinschalig Ondernemen 2005
A200503
15-6-2005
Aandacht voor ondernemerschap in het HAVO- en
A200502
17-5-2005
A200501
26-4-2005
Spin-offs van grote bedrijven in Nederland
A200417
11-4-2005
Voorbeeldig ondernemen bij bedrijfsoverdracht in
VWO-onderwijs Nieuw ondernemerschap in herstel: Global Entrepreneurship Monitor 2004
het MKB A200416
12-4-2005
MKB-locaties
A200415
29-3-2005
Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid
A200414
24-3-2005
Internationalisering in het Nederlandse MKB
A200413
21-3-2005
MKB in een periode van deflatie; risico's en stra-
A200412
9-3-2005
A200411
17-2-2005
De bron van vernieuwing
A200410
25-4-2005
Oudere versus jongere starters
tegieën Ondernemen in de zorg
A200409
5-1-2005
A200408
18-11-2004
Succesvol op weg op de elektronische snelweg!!
A200407
14-3-2005
Toetredingsbarrières in de praktijk: Veranderin-
De kracht van de organisatie
gen in de hoogte van toetredingsbarrières in het notariaat en de makelaardij A200406
12-10-2004
Ga direct naar een standaard reïntegratietraject,
A200405
14-9-2004
Ondernemen in de Sectoren
A200404
11-8-2004
Innovatief ondernemerschap en de rol van de
A200403
11-8-2004
A200402
5-7-2004
A200401
22-6-2004
Monitor Administratieve Lasten Bedrijven 2003
A200318
15-6-2004
Maatschappelijk verantwoord ondernemen in het
ga niet langs start
brancheorganisaties: Een exploratieve toets Starten in de recessie Kleinschalig Ondernemen 2004
midden- en kleinbedrijf
28
A200317
28-5-2004
Wordt de spoeling dun?
A200316
22-4-2004
Entrepreneurial Attitudes Versus Entrepreneurial
A200315
10-3-2004
Rechtsvormkeuze in het MKB
A200314
12-3-2004
Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid - periode
A200313
18-2-2004
Het Eureka-gevoel van ICT-gebruik
A200312
12-2-2004
Ondernemen in het Ambacht 2004
A200311
10-2-2004
Ondernemen in de Industrie 2004
A200310
5-2-2004
Ondernemen in de Diensten 2004
A200309
22-1-2004
A200308
20-1-2004
Activities (GEM)
1987-2002
Onevenredig belast! Administratieve lasten in het kleinbedrijf 2002 Ondernemen in de Detailhandel 2004
29