Uitvoeringsprogramma Sociaal Ondernemerschap Dynamisch Brabant en Sociaal Ondernemen
De krapte op de arbeidsmarkt neemt hand over hand toe. Bedrijven hebben in toenemende mate moeite om aan personeel te komen. Tegelijkertijd wordt geconstateerd dat een groep mensen een grote afstand tot de arbeidsmarkt hebben. Voor hen lijkt het onmogelijk om aan het werk te gaan. Het programmaonderdeel Dynamisch Brabant 2008 – 2011 kent een speerpunt gericht op een goed opgeleide en flexibele beroepsbevolking. Wij willen als provincie bijdragen aan een goed opgeleide en flexibele beroepsbevolking zonder onderscheid in participatiekansen. Ook kent het programma Dynamisch Brabant een speerpunt gericht op het stimuleren van (jong) ondernemerschap. Door de koppeling van deze speerpunten ontstaat de concrete actie, zoals omschreven in Dynamisch Brabant, die ondersteuning biedt (medefinanciering opstart, ondernemerschapbevordering) bij de groei van nieuwe bedrijven met een sociaal-maatschappelijke doelstelling. Bedrijven met een sociaalmaatschappelijke doelstelling, sociaal ondernemers, hebben naast het ondernemerschap het creëren van werkgelegenheid voor mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt als belangrijk doel. Op verzoek van de provincie schreef PSW de adviesnotitie “Stimulering Sociaal Ondernemerschap in Noord-Brabant” (januari 2008). Op dit advies van PSW is het voorliggende uitvoeringsprogramma Sociaal Ondernemerschap gebaseerd. Sociaal ondernemerschap
Sociaal ondernemerschap is een relatief nieuw en onbekend sociaal-economisch fenomeen, dat van onderop ontstaat, maar door gerichte acties van de provincie een stevig steuntje in de rug kan krijgen. Onder Sociale Ondernemers worden ondernemers verstaan die reguliere bedrijfsactiviteiten uitvoeren, maar die hierbij eveneens medewerkers inzetten die ver van de arbeidsmarkt staan. Om de inzet van de medewerkers met een afstand tot de arbeidsmarkt (bijvoorbeeld personen met een beperking of sociale problemen) concurrerend te maken, wordt gebruik gemaakt van reguliere subsidies om het verlies aan “productiviteit” te compenseren. Er worden op deze manier extra banen gecreëerd voor een groep personen die moeilijk toe te leiden is naar de arbeidsmarkt. Waar mogelijk stromen deze personen na het behalen van de relevante werkervaring door naar reguliere banen. Op deze manier wordt ook een deel van de oplossing voor de krapte op de arbeidsmarkt opgelost: bedrijven zitten verlegen om mensen, die op dit moment nog thuis zitten, maar met wat aanpassing en creativiteit goed hun bijdrage aan de Brabantse economie kunnen geven. Er zijn verschillende soorten sociale ondernemingen: 1. (Startende) ondernemers met als missie (arbeids)gehandicapten, mensen met een arbeidsongeschiktheidsachtergrond of met een afstand tot de arbeidsmarkt in het bedrijf zelf aan een baan te helpen en tegen een regulier loon in plaats van een uitkering of subsidie te laten werken (verlonen). 2. Bedrijven of stichtingen die alternatieve vormen van dagbesteding aanbieden aan mensen met een handicap of mensen die op de arbeidsmarkt moeilijk terecht kunnen, waarbij verlonen geen direct doel is maar doorstroom wel. Deze vormen van dagbesteding leveren producten en diensten op waarvoor consumenten betalen. Hoewel de werkzaamheden van de gehandicapten en zorgcliënten zelf meestal worden gefinancierd uit AWBZ gelden, wordt het werk georganiseerd als een bedrijf en streven deze bedrijven naar continuïteit in de dienstverlening.
3. Organisaties, meestal stichtingen, die doorgaans in opdracht van gemeenten of woningbouwcorporaties maatschappelijk nuttige taken uitvoeren (bijvoorbeeld taken op het gebied van leefbaarheid of veiligheid in het kader van de wijkeconomie of de persoonlijke dienstverlening), waarmee tevens werk gecreëerd wordt voor mensen uit bepaalde doelgroepen. De uitdaging van deze organisaties is erin gelegen de opdrachten commercieel dekkend uit te voeren en tegelijk te werken aan doorstroom van hun personeel. 4. Reguliere bedrijven die ervoor kiezen met een substantieel aantal arbeidsgehandicapten of andere doelgroepkandidaten (minimaal circa 25%) te werken. Bijvoorbeeld door een extra productielijn op te zetten die aansluit bij de competenties van mensen met bepaalde beperkingen. Tijdens de Pact Brabant1 expertbijeenkomst rond sociaal ondernemen (13 december 2007) blijkt dat het draagvlak voor een initiatief van de provincie Noord-Brabant op dit terrein onmiskenbaar aanwezig is. Behalve de sociale partners krijgen ook gemeenten in Brabant, net als andere belanghebbenden zoals woningbouwcorporaties, steeds meer oog voor de maatschappelijke en economische meerwaarde van deze bedrijven. Sociale ondernemingen scoren namelijk niet alleen goed als het gaat om het kansen bieden aan mensen met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt, maar daarnaast hebben ze dikwijls een stimulerende werking op de economische bedrijvigheid in bepaalde buurten of wijken. Het idee dat nieuwe, onorthodoxe wegen hard nodig zijn om de vele duizenden mensen met een beperking en langdurig werklozen te laten participeren op de arbeidsmarkt wordt breed gedragen. Sociale ondernemers lijken juist, in tegenstelling tot reguliere bedrijven, deze onorthodoxe wegen te kunnen bewandelen. Sociale ondernemers hebben echter veel hindernissen te nemen. In het algemeen hebben sociale ondernemingen meer dan de gemiddelde startende ondernemer behoefte aan: Advies over de wijze waarop de activiteiten bedrijfsmatig kunnen worden opgezet: het opstellen van een business plan, marketing, enz. Financiering bij de start. Na de start: financieel advies en leningen, gekoppeld aan ondernemingsdoelstellingen. Informatie over de regelgeving en de subsidiemogelijkheden bij het in dienst nemen van arbeidsgehandicapten. Dit geldt zowel voor starters die met arbeidsgehandicapten willen werken als voor bestaande ondernemingen die dat al doen. Daarbij stelt PSW vast dat: 1. Banken terughoudend zijn waar het gaat om starters die willen werken met mensen met een (arbeids)handicap. 2. Goede doelen instellingen en maatschappelijke investeerders (zoals de Start Foundation) niet alle vormen van sociaal ondernemerschap willen of kunnen financieren. 3. Financieringsmogelijkheden niet altijd bekend zijn. 4. Overzicht ontbreekt van arrangementen om mensen met een handicap of uitkeringsgerechtigden in te schakelen. 5. Startende sociale ondernemingen onvoldoende de weg weten te vinden naar reguliere organisaties die starteradvies bieden. 1 Pact Brabant is een overlegplatform dat zich inspant om structurele knelpunten op de Brabantse arbeidsmarkt op te lossen. Deelnemers zijn de provincie Noord-Brabant, de Brabantse regio's, de gemeenten 's-Hertogenbosch, Tilburg en Uden, de sociale partners BZW, MKB-Brabant, ZLTO en FNV, de Brabantse ROC's, het CWI en SER-Brabant.
6. Organisaties die starters stimuleren en begeleiden of innovatie in het bedrijfsleven begeleiden, onvoldoende bekend zijn met sociaal ondernemerschap en met de mogelijkheden voor bedrijven om mensen uit doelgroepen in te schakelen. Kort samengevat adviseert PSW de provincie Noord-Brabant om sociaal ondernemerschap in de komende jaren op de volgende wijze te stimuleren: 1. Het opzetten van een (tijdelijk) Brabants expertisecentrum Sociaal Ondernemen, dat als schakelpunt in een netwerk van relevante Brabantse instellingen en personen opereert. Het centrum dient deze informatie- en makelaarsfunctie binnen een periode van 3 jaar over te dragen en onder te brengen bij reguliere instellingen voor ondernemersadvies (zoals de KvK en gemeentelijke startersadviespunten); 2. Het instellen van een garantiefonds sociaal ondernemerschap van € 500.000,-. 3. Het toekennen van een jaarlijkse Provinciale prijs Sociaal Ondernemerschap van € 10.000,voor de meest succesvolle Brabantse sociale onderneming; 4. Het verstrekken van (eenmalige) subsidies aan initiatiefnemers op dit terrein in Brabant op voorwaarde dat een bedrijfsmatige dekking van de activiteiten wordt nagestreefd; 5. Het waar mogelijk door de provincie (als klant) afnemen van producten en diensten van sociale ondernemingen; en het hanteren van het instrument Social Return bij aanbestedingen (d.w.z. in het bestek opnemen dat een deel van de te leveren producten of diensten door sociale ondernemingen dient te worden geproduceerd of geleverd). Doel provinciale activiteiten sociaal ondernemen
De activiteiten van de provincie zijn erop gericht sociaal ondernemen als bijzondere vorm van ondernemen op de kaart te zetten. (Startende) ondernemers zijn zich ervan bewust dat ze ook sociaal kunnen ondernemen. Ze kennen de loketten waartoe ze zich kunnen wenden voor advies en ondersteuning. Ondernemersloketten kunnen ook sociale ondernemers adviseren over hoe hun bedrijf op te zetten en gebruik te maken van (bestaande) financiële ondersteuningsmogelijkheden. Waar nodig verwijzen ze door naar organisaties die van dienst kunnen zijn met betrekking tot de advisering over de sociale subsidies. Sociaal ondernemen is op de kaart gezet en ingebed in reguliere organisaties. Er is een goed netwerk voor sociale ondernemers, dat zelfstandig functioneert. Sociale organisaties als het UWV (Uitvoeringsorganisatie Werknemersverzekeringen) zijn in staat om ondernemers op een creatieve manier bij staan bij het mogelijk maken van werken voor mensen met een achterstand tot de arbeidsmarkt. Betrokkenheid
Het beleidsprogramma van het kabinet richt zich er onder meer op de arbeidsparticipatie substantieel te verhogen: een forse stap richting 80% participatie in 2016 en 200.000 mensen extra aan de slag. Sectoraal zijn er door de ministeries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Economische Zaken tal van maatregelen en middelen die de werkgelegenheid voor en participatiegraad van de Nederlandse beroepsbevolking en ondernemerschap stimuleren. Op Rijksniveau worden echter geen acties uitgevoerd op het gebied van sociaal ondernemen, wat aan beide doelstellingen bijdraagt. Op landelijk niveau zijn er vanuit het project 'Iedereen doet mee' de nodige afspraken gemaakt over verbinding van arbeidsvraag en -aanbod. De beurt is nu aan de regio’s om te bepalen hoe de participatiegraad verhoogd kan worden en hoe diverse partijen de handen ineen slaan om de doelstellingen te bereiken. Hierop inspelend wil de provincie, naast bijvoorbeeld de Servicepunten Leren en Werken, op regionaal niveau aandacht geven aan sociaal ondernemen als bijdrage aan de doelstelling om de participatiegraad in Brabant te verhogen van 65% naar 80%.
Er bestaan landelijk en in Brabant veel organisaties die zich bezig houden met starteradvies (bv Kamer van Koophandel) en enkele organisaties die kennis hebben van het werken met en voor de doelgroep van sociale ondernemers (CWI, UWV, ...). Deze organisaties zijn bij het opstellen van het advies van PSW op enige wijze betrokken geweest. Deze organisaties werken elk vanuit uitsluitend hun eigen invalshoek aan hun doelen: de KvK aan het begeleiden van startende ondernemers, het CWI de personeelsbemiddeling en het UWV aan inkomensverstrekking aan en reïntegratie van werkzoekenden. Géén van deze partijen richt zich integraal op (startende) ondernemers die gebruik willen maken van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Ook gaat, naar ervaring van de ondernemers, de dienstverlening, ondersteuning en begeleiding niet ver genoeg om ondernemers, zeker op het gebied van sociaal ondernemen, op weg te helpen. De ideeën met betrekking tot sociaal ondernemen zijn besproken met de initiatiefnemers van het programma Groei2 dat bij het OP-Zuid is ingediend voor subsidie. Het programma Groei is een paraplu waaronder concrete projecten kunnen worden opgehangen. Sociaal ondernemerschap is één van de projecten die hieronder (kunnen) vallen. Met al deze partijen, inclusief de werkgeversverenigingen, wordt een bijeenkomst georganiseerd waarin de provinciale doelstellingen met het sociaal ondernemen worden toegelicht. Vervolgens worden deze partijen (o.a. CWI, KVK, UWV, Starterslift, Sociale Ondernemerskamer) uitgenodigd een consortium te vormen en gezamenlijk een subsidieverzoek in te dienen waarmee de doelstellingen van sociaal ondernemen verwerkelijkt kunnen worden. De subsidie die verstrekt wordt is aanvullend op de eigen bijdrage van de partijen uit het consortium en eventuele Europese subsidie uit het OPZuid. Het uitwerken van het consortium, projectplan en financiële bijdragen van de partners wordt gestart als GS hebben ingestemd met het uitvoeringsprogramma Sociaal Ondernemerschap. Bij de beoordeling van de plannen van het consortium wordt vooral ook gelet op de mate waarin het consortium vernieuwend is. Door de combinatie van verschillende expertises worden de werelden van starters en groeiers samen gebracht met de wereld van de doelgroep van sociale ondernemers. De provinciale rol bestaat uit het creëren van samenhang, aanjagen en stimuleren. De provincie beoogt drempels te verlagen, informatie te ontsluiten, actief naar (potentiële) sociale ondernemers toe te brengen en de werelden van de arbeidsparticipatie en ondernemerschap bijeen te brengen. De provincie stimuleert daarmee het benutten van landelijke maatregelen en middelen en het toepassen hiervan op maat van een onderneming, in plaats van op een individuele werknemer. Met deze activiteiten wordt via de sociale ondernemerslijn invulling gegeven aan de landelijke doelstellingen om de participatiegraad van de beroepsbevolking te verhogen naar 80%.
Deze bestuursperiode wil de provincie inzetten op het aanjagen van dit kansrijke thema. Het uiteindelijke doel van de provinciale activiteiten is dat de sociale ondernemers als zelfstandige, onafhankelijke bedrijven voortbestaan.
In het programma Groei slaan werkgeversorganisaties, Regionale ontwikkelingsmaatschappijen, Syntens en de Kamers van Koophandel de handen ineen om meer nieuwe, innovatieve bedrijven in Brabant en Zeeland te krijgen en kansen te benutten om bedrijven door te laten groeien naar een omvang van (inter-)nationale betekenis. Voor het programma Groei is een subsidie aanvraag gedaan in het OP-Zuid. 2
Beleidsuitvoering
Uit het advies van PSW blijkt dat de werelden van ondernemerschap en de sociale sector nog niet (optimaal) op elkaar aangesloten zijn. Dit is wel belangrijk in het volledig benutten van het Brabantse arbeidspotentieel en zo het draaiend houden van de Brabantse economie. Daarom ondersteunt de Provincie de aanbeveling om middels het expertisecentrum ter ondersteuning van ondernemers deze werelden tot elkaar te brengen (advies 1). Het uiteindelijke doel hierbij is om de Brabantse bevolking optimaal toe te leiden tot arbeidsmarkt, en iedereen naar vermogen in te zetten op de arbeidsmarkt. De noodzaak tot het oprichten van een garantiefonds voor sociale ondernemers (advies 2) is tot op heden onvoldoende aangetoond. Wat uit het onderzoek vooral blijkt is dat het lastig is de juiste wegen te vinden om de financiering van hun onderneming rond te krijgen, niet dat het onmogelijk is. Er is behoefte aan aanvullend onderzoek waarin uitgebreid de bestaande financiële ondersteuningsmogelijkheden in kaart gebracht worden en de gaten expliciet worden benoemd. Aan de hand hiervan kan worden vastgesteld aan welke instrumenten behoefte is en welke organisatie de uitvoering van deze instrumenten het beste op kan pakken. Het instellen van een jaarlijkse prijs voor de sociale ondernemer (advies 3) is een goede manier om ruchtbaarheid aan het thema sociaal ondernemerschap te geven. De provincie geeft daarmee aan dat Sociaal Ondernemen een belangrijk thema is en noodzaak is om “alle hens aan dek” te krijgen. Rondom het uitzetten van het nomineren van kandidaten kan bijvoorbeeld het expertisecentrum onder de aandacht gebracht worden. Ook kan aandacht worden besteedt aan nut en noodzaak van sociaal ondernemen om de Brabantse economie op peil te houden. Op deze manier maakt de provincie haar inzet voor kansarmen in de maatschappij zichtbaar. In eerste instantie wordt er geen subsidieregel voor sociale ondernemers opgezet (advies 4). Reden hiervoor is dat nog niet duidelijk is in hoeverre er daadwerkelijke financieringsproblemen spelen voor sociale ondernemers of dat de problemen vooral betrekking hebben op het gebruik maken van bestaande financiële instrumenten. Daarnaast zijn er veel subsidies beschikbaar vanuit het Rijk en dient het aanbeveling daar optimaal gebruik van te maken en waar opportuun te streven naar een aanpassing in de maatregelen waardoor ze beter op de praktijk zijn toegesneden. Advies 5 wordt aan de hand van een aantal scenario’s voor het inkoopbeleid uitgewerkt, omdat een voorbeeldrol van de provincie belangrijk is. Hoe kan de provincie ondernemers ervan overtuigen dat sociaal ondernemen belangrijk is als de provincie er zelf geen aandacht voor heeft in het inkoopbeleid? Er worden een aantal scenario’s voorgesteld waaraan leveranciers die via een raamcontract diensten leveren aan de provincie moeten voldoen. Afhankelijk van de te leveren dienst wordt het scenario waaraan de leverancier moet voldoen bepaald. Aanpak 2008-2011
Het bovenstaande in overweging nemende is voor een gefaseerde aanpak gekozen, waarbij de aanbevelingen onder voorbehoud worden overgenomen. Hierbij wordt voortvarend van start gegaan zonder overhaast te zijn. Bestaande netwerken en organisaties worden ingezet om het gewenste effect te bereiken. Vervolgstappen worden op basis van gedegen onderzoek en concrete en onderbouwde aanbevelingen uitgewerkt. Er wordt bewust een beperkte periode geïnvesteerd in het stimuleren en aanjagen van sociaal ondernemerschap als bijzondere vorm van ondernemen, om het daarna vanuit reguliere organisaties te kunnen ondersteunen.
Fase 1: eind 2008- eind 2009 Voor de eerste fase wordt een aantal relevante partijen samengebracht en uitgenodigd een projectvoorstel in te dienen. De partijen worden eveneens gevraagd de mogelijkheid grondig te onderzoeken om een projectvoorstel voor het expertisecentrum in te dienen bij het OP-Zuid. Als relevante partijen worden onder meer PSW, Starterslift, Start Foundation, Sociale Ondernemerskamer en de IBN-groep beschouwd. De doelen van het expertisecentrum zijn: Initiatiefnemers en sociale ondernemers wegwijs te maken in de regelgeving m.b.t. het starten van een onderneming en de regelgeving en subsidiemogelijkheden voor doelgroepen. Sociale ondernemers ondersteuning te bieden bij de verdere professionalisering. Sociale ondernemers te stimuleren gebruik te maken van bestaande organisaties en structuren op gebied van ondernemersadvies. Sociaal ondernemerschap verder uit te dragen en reguliere ondernemersadviesorganisaties toe te rusten voor de advisering aan sociale ondernemers. Sociale ondernemers worden erop voorbereid als een zelfstandig en onafhankelijk bedrijf te kunnen voortbestaan. De taken van het expertisecentrum zijn als volgt: Een sociale kaart van organisaties in Noord-Brabant, die een rol kunnen spelen bij de advisering van sociale ondernemers, met daarbij het type informatie waarvoor men terecht kan en de voorwaarden; Een overzicht van financieringsregelingen en arrangementen, op te stellen in samenspraak met gespecialiseerde adviesorganisatie voor starters, In kaart brengen van de subsidiemogelijkheden voor sociale ondernemers via het UWV, het CWI en een gemeente; Via een eigen website informatie verstrekken over sociaal ondernemerschap, voorbeeldprojecten, relevante regelingen en adviesorganisaties op het gebied van ondernemerschap, informatie over financieringsmogelijkheden, subsidieregelingen, enz. De website wordt idealiter zoveel mogelijk gekoppeld aan websites van belangrijke actoren op het gebied van ondernemersadvies, subsidieregelingen en maatschappelijke investeerders. In samenwerking met de Kamer van Koophandel en/of andere adviesorganisaties zoals de BOM informatieve workshops opzetten voor het starten van een onderneming (bijvoorbeeld in aansluiting bij het Programma Groei 2008-2011) Opzetten van prijs voor Sociale Ondernemer van het jaar. De resultaten uit de eerste fase bepalen in belangrijke mate welke activiteiten/maatregelen opgezet moeten worden om in de behoeften van de sociale ondernemers te voorzien en zo de arbeidsmarktdoelstellingen van de provincie te verwerkelijken. Fase 2: eind 2009- eind 2010 Aan de hand van de resultaten van het onderzoek dat het expertisecentrum uitvoert wordt vervolgens bekeken waar aanvullende behoeften van sociale ondernemers liggen. Dit kunnen bijvoorbeeld de volgende activiteiten/maatregelen zijn: Financiële ondersteuning; op basis van in kaart gebrachte aanbod wordt gekeken naar vorm van financiële ondersteuning Financiële advisering; financiële ondersteuning is aanwezig, maar moeilijk te vinden/ krijgen Starters/ ondernemersadvies
In deze fase heeft de provincie mogelijk een grotere rol in verband met het opzetten en/of financieren van aanvullende activiteiten/maatregelen voor sociale ondernemers die ondergebracht worden in het expertisecentrum. In het Programma Dynamisch Brabant zijn nog geen middelen gereserveerd voor de activiteiten/maatregelen die het expertisecentrum onderneemt om in de behoeften van sociale ondernemers te voorzien. Deze zullen te zijner tijd expliciet door de Staten beschikbaar gesteld moeten worden. Fase 3- eind 2010- 2011 In de derde en laatste fase wordt de expertise en het netwerk dat is opgebouwd ingebed in reguliere organisaties die zich richten op de betrokken doelgroepen. Op deze manier heeft de investering die de provincie in sociaal ondernemerschap doet ook een duurzaam effect. Randvoorwaarden
De organisaties en medewerkers van de organisaties die de activiteiten van het Expertisecentrum gaan uitvoeren zijn vernieuwend en denken buiten de bestaande kaders. Zij zijn zich bewust van de kansen van het sociale ondernemerschap en treden graag buiten bestaande wegen om nieuwe mogelijkheden te ontdekken. Sturen en bijstellen
De beleidsuitvoering wordt gefaseerd aangepakt. Aan het einde van iedere fase wordt een keuze gemaakt met betrekking tot de volgende fase. Aan het einde van iedere fase wordt ook de kwaliteit van de uitgevoerde activiteiten beoordeeld. Verantwoording
GS rapporteren via de bestuursrapportage halverwege de looptijd van het expertisecentrum aan de commissie EMG. Ook na beëindiging van het expertisecentrum voor Sociaal Ondernemen worden de resultaten aan de commissie EMG gerapporteerd via de bestuursrapportage.