Uitvoeringsprogramma Sociaal Domein 2013-2015
Auteur: Frederique Veldman Datum: 25-04-2013
Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. Van visie naar realisatie 2.1. Uitvoeringsprogramma 2013-2015: Uitwerking in projecten en activiteiten en de samenhang daartussen 2.2. Samenhang: opgaven zijn sturend voor projecten en activiteiten in het programma 2.3. Beslispunten en projecten 2.4. Samenhang in de decentralisaties 2.5. Speerpunten voor 2013 3. Beslispunten met onderliggende projecten 4. Financiën 5. Monitoring en evaluatie
2 4 4 4 6 7 8 10 62 66
Afbeelding voorblad met dank aan gemeente Midden-Holland
1
1. Inleiding De komende jaren neemt de verantwoordelijkheid van de gemeente voor het sociale domein sterk toe. Een belangrijk deel van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en de Jeugdzorg worden de verantwoordelijkheid van de gemeente. Daarnaast is de gemeente betrokken bij de ontwikkelingen in zowel het primair als het voortgezet onderwijs, waar de Wet op Passend Onderwijs wordt ingevoerd om alle leerlingen een zorg- en onderwijsaanbod op maat te kunnen aanbieden. In het kader van de Participatiewet wordt de gemeente ook verantwoordelijk voor de onderkant van de arbeidsmarkt, waar de meest kwetsbare werknemers zich begeven. Ten tijde van het opstellen van dit uitvoeringsprogramma is het Sociaal Akkoord tussen vakbeweging en werkgevers gesloten. Dit heeft een opschortende werking voor de Participatiewet die mogelijk ook op een andere manier ingevoerd gaat worden. Niet uitgesloten moet worden dat dit in de komende jaren ook gaat gelden voor de andere decentralisaties. Omdat het niet mogelijk is te anticiperen op alle mogelijke veranderingen die nog gaan plaatsvinden, zal indien hier aanleiding voor is het uitvoeringsprogramma regelmatig worden herijkt. Een indicatie van de omvang van deze decentralisaties en stelselwijzigingen geeft het bedrag dat er mee gemoeid is: de gemeentebegroting zal in de komende jaren verdubbelen. Deze budgetverdubbeling gaat helaas ook gepaard met grote bezuinigingen. In de jeugdzorg is al een korting van 15-20% ingeboekt en dit kan nog oplopen, voor de AWBZ moet worden uitgegaan van 25% minder inkomsten. En ook voor de Participatiewet geldt dat de nieuwe taken voor een veel lager bedrag moeten worden uitgevoerd. Dit is iets lastiger in te schatten, omdat bijvoorbeeld de doelgroepen anders worden. Op basis van de informatie van 2018 t.o.v. 2013 dalen de budgetten met ongeveer 30%. De vraag naar ondersteuning bij deze wetten laat een jaarlijkse stijging zien, die reeds langere tijd is ingezet. Het valt niet te verwachten dat de behoefte aan ondersteuning de komende jaren minder zal worden. Hiervoor is een aantal redenen aan te dragen: In de eerste plaats worden Nederlanders steeds ouder, waardoor er meer mensen langdurige zorg nodig hebben die uit de AWBZ betaald wordt. In de tweede plaats wordt de samenleving als steeds complexer ervaren: aan leerlingen en werknemers worden hoge eisen gesteld. Ook zijn we als samenleving steeds meer vormen van afwijkend gedrag als problematisch, of op zijn minst als een aandoening gaan beschouwen. Het gevolg hiervan is dat er meer jongeren en werknemers afvallen, die vervolgens een beroep doen op speciaal onderwijs, jeugdzorg, inkomensondersteuning of de AWBZ. Tot slot zitten we in een langdurige economische recessie die grote gevolgen heeft voor de maatschappelijke participatie van veel mensen. Een groot deel van hen zal tijdelijk of langdurig een beroep doen op inkomensondersteuning in het kader van de Participatiewet. Specifiek voor Schiedam moet hieraan toegevoegd worden dat de Schiedamse bevolking gemiddeld lager is opgeleid en daardoor kwetsbaarder in een recessie. Traditionele vormen van eenvoudige arbeid zijn steeds minder beschikbaar, waardoor deze groep niet aan de slag komt. Dit wordt verder nog gecombineerd met een bevolking die gemiddeld als een van de meest ongezonde van het Rijnmondgebied wordt beschouwd. Dit vraagt om een integrale aanpak van de decentralisaties waarbij de samenhang tussen de decentralisaties wordt gezocht. Schiedam zal niet in staat zijn om de zorg en ondersteuning op dezelfde manier voort te zetten als daar minder middelen tegenover staan. Dat betekent dus dat de zorg opnieuw tegen het licht moet worden gehouden. Kwetsbare Schiedammers zullen hierbij vaker en meer een beroep moeten doen op hun eigen sociale netwerken. Ook vragen we meer van de sociale netwerken in de ondersteuning van hun naasten. Er zullen dus alternatieven ontwikkeld moeten worden voor kwetsbare Schiedammers die geen beroep meer kunnen doen op traditionele vormen van ondersteuning, maar die deze (deels) nog wel nodig hebben. Wij denken dat een deel van 2
de winst te behalen is in het terugdringen van de stapeling van effecten én van het aanbod. Er is een grote groep Schiedammers die te maken heeft met alle vier de regelingen die hier zijn genoemd, naast nog vele andere regelingen op andere leefgebieden. Dit heeft twee effecten: in de eerste plaats zien mensen door de bomen soms het bos niet meer, omdat zij te maken hebben met verschillende hulpverleners voor verschillende deelgebieden. In de tweede plaats zijn deze Schiedammers extra kwetsbaar voor de stapeling van bezuinigingen omdat ze van meerdere regelingen gebruik maken. Een integrale aanpak van de problemen is voor deze groep mensen onontbeerlijk. De vijf criteria die in de kadernota Sociaal Domein zijn benoemd, zijn hierbij leidend: 1. Eigen kracht en burgerkracht van Schiedammers wordt aangeboord; 2. Maatschappelijk rendement van de interventies moet worden aangetoond; 3. De aanpak is integraal en effectief; 4. Door een preventieve aanpak wordt voorkomen dat Schiedammers kwetsbaar worden 5. Voor wie het echt nodig heeft, zal er altijd een vangnet zijn.
3
2. Van visie naar realisatie Om de nieuwe ontwikkelingen het hoofd te bieden zal er een transformatie moeten plaatsvinden in het sociale domein. De Schiedamse gemeenteraad heeft een tweetal documenten vastgesteld die de richting hiervoor aangeven. Op 26 april 2012 is de ´Visienota Schiedams Maatwerk in het sociale domein´ vastgesteld. In deze visienota zijn de drie pijlers benoemd die het fundament vormen voor de ontwikkelingen van het sociale domein in Schiedam: 1. Het versterken van eigen kracht en burgerkracht. 2. Versterken van de keten van zorg voor de kwetsbare Schiedammers. 3. Sociale stijging en maatschappelijke carrière. Deze visie is vervolgens in de kadernota Sociaal Domein doorvertaald in 31 beslispunten. Bij vaststelling door de gemeenteraad op 13 december 2012 is aangegeven dat de kadernota zal worden uitgewerkt in een uitvoeringsprogramma waarin de afzonderlijke projecten en activiteiten en hun onderlinge samenhang worden benoemd. 2.1. Uitvoeringsprogramma 2013-2015: Uitwerking in projecten en activiteiten en de samenhang daartussen Het uitvoeringsprogramma Sociale infrastructuur is een samenhangend geheel van projecten en activiteiten die er voor moeten zorgen dat Schiedam voorbereid is om in 2015 de transities op adequate wijze uit te voeren. Dat betekent dat de deelprojecten zo worden opgebouwd dat ze ten dienste staan van de vraagstukken van alle decentralisaties. Er worden dus projecten geformuleerd op de brede vraagstukken die voor alle decentralisaties gelden. Voorbeelden hiervan zijn: toegang tot de zorg, de inrichting van de zorg, de afstemming van de zorg. Deze vraagstukken worden niet voor de afzonderlijke transities beschreven, maar de gemeenschappelijke kaders worden gezocht. Daarnaast zijn er ook projecten die zich specifiek op één onderwerp of één decentralisatie lijken te richten. Het gaat dan om hele specifieke vraagstukken, zoals de kwaliteit van onderwijs, of de gezondheid van Schiedammers. Bewust wordt hierbij ‘lijken te richten’ gebruikt: de samenhang die in de visienota en de kadernota wordt beschreven, komt ook hierin tot uitdrukking. Om bij het voorbeeld van onderwijskwaliteit te blijven: als Schiedammers goed zijn toegerust voor een zinvolle dagbesteding, verhoogt dat het gevoel van welbevinden en geestelijke en lichamelijke gezondheid. Een beroep op financiële ondersteuning blijft achterwege. Maar het heeft ook een positieve invloed op het geestelijk en lichamelijk welbevinden, wat weer een verlaging van de druk op zorg en ondersteuning betekent. Een belangrijk aandachtspunt bij de projecten is een andere manier van werken, zowel voor de gemeente als de maatschappelijke partners. Meer verantwoordelijkheid bij de Schiedammers neerleggen, vereist ook dat professionals meer op hun handen gaan zitten. Deze omslag in denken is een van de grotere opgaven in het sociale domein. 2.2. Samenhang: opgaven zijn sturend voor projecten en activiteiten in het programma Het programma Sociale Infrastructuur bestaat uit een groot aantal projecten en activiteiten die gezamenlijk ervoor moeten zorgen dat de gemeente Schiedam klaar is voor de nieuwe taken. Met de doorontwikkeling van de gemeente per 1 januari 2013 heeft het denken over deze taken en verantwoordelijkheden een nieuwe impuls gekregen. Met name hebben we nog eens goed doordacht welke speerpunten de komende jaren centraal staan als we vanuit de burger/samenleving naar de rol van de gemeente kijken. Dat heeft in het domein Maatschappelijke Samenwerking, waar de transitie van de AWBZ en Jeugdzorg en de Wet op het Passend Onderwijs onder vallen, geleid tot een elftal opgaven voor de komende jaren. Deze elf opgaven geven de samenhang in de vraagstukken voor de komende jaren aan. En geven focus aan de werkzaamheden binnen het sociaal domein. Binnen de opgaven passen de 31 beslispunten en de projecten en activiteiten. De elf opgaven vallen onder de pijlers van de visienota sociaal domein. 4
Eerste pijler: Versterken van de eigen kracht en burgerkracht 1. Het vergroten van het aantal Schiedammers, zowel individueel als georganiseerd, dat zich inzet voor de Schiedamse samenleving. Deze opgave is enerzijds kwantitatief (er moeten meer vrijwilligers geworven worden) anderzijds kwalitatief (de vrijwilligers moeten beter geoutilleerd zijn). Het doel hierbij is dat de professionele inzet op het gebied van zorg en welzijn beperkt kan worden. Schiedammers zullen moeten worden aangesproken op hun kwaliteiten en hun betrokkenheid bij elkaar. Dat stelt hoge eisen aan de manier waarop ze benaderd worden: Schiedammers willen niet ‘gebruikt’ worden om met vrijwilligerswerk de bezuinigingen op te vangen. (Recent is de Nota vrijwilligers door het college vastgesteld). 2. Het vergroten van de betrokkenheid en zeggenschap van Schiedammers. Een gezonde samenleving is een participatieve samenleving waarin burgerparticipatie op allerlei wijzen gestalte krijgt. We vragen veel van de Schiedammers: dat ze zich inzetten voor hun naasten die ondersteuning behoeven, dat ze zich inzetten voor de Schiedamse samenleving als geheel of dat ze een tegenprestatie leveren voor de ondersteuning die ze krijgen. Dat betekent dat de stem van de Schiedammers zelf een belangrijke plaats inneemt in de besluitvorming en het soort activiteiten waarvoor ze benaderd worden. 3. Het verbeteren van de leefomgeving, sociale cohesie en gezondheid met sport als thema. Sport en bewegen hebben op meerdere terreinen maatschappelijke waarde. Het levert een bijdrage aan een gezondere bevolking, met minder overgewicht en diabetes. Sport bindt Schiedammers ook samen: het geeft een gemeenschappelijk doel, Schiedammers ontmoeten elkaar en het verschaft plezier. De opgave is om sport en bewegen nadrukkelijk een rol te laten spelen in de sociale cohesie. Tweede pijler: Zorg en ondersteuning kwetsbare Schiedammers 4. Aard, ernst, omvang van kwetsbare Schiedammers en hun gevoeligheid op stapelingseffecten. Het is belangrijk om door middel van onderzoek meer inzicht te krijgen naar de concentratie, aard, omvang en ernst van problemen op gebiedsniveau. Met dit inzicht kan de aangeboden ondersteuning en activering beter gestroomlijnd worden: doublures in hulpverlening kunnen op deze manier worden voorkomen. Ook ontstaat hierdoor de mogelijkheid om keuzes te maken op macroniveau op basis van de beperkte financiële middelen. 5. Ontwerpen van een regiemodel voor de toegang tot voorzieningen voor hulp en ondersteuning. Dit betekent dat er een duidelijke omschrijving moet komen van de signalerende functies die Schiedam kent en de wijze waarop we deze vraag stroomlijnen. Nu komen Schiedammers met een hulpvraag op verschillende plaatsen met hun vraag, die vervolgens op verschillende manieren wordt opgepakt. Stapeling van zorg en doublures zijn hier regelmatig het gevolg van. Met een eenduidige en integrale intake die door deze verschillende aanbieders wordt gehanteerd, kan de instroom beperkt worden. Op deze manier kan het aantal voorzieningen dat wordt ingezet, worden beperkt. Voor de meest kwetsbaren zal er een vangnet moeten zijn en blijven. 6. Het (laten) ontwikkelen van nieuwe collectieve en individuele arrangementen in het kader van de Transities Jeugdzorg en AWBZ, de Participatiewet en Passend Onderwijs, samen met maatschappelijke partners. In de regelingen die nu naar de gemeente komen, zitten veel maatwerkvoorzieningen op individueel niveau. Deze voorzieningen sluiten goed aan bij de individuele behoeften van mensen, maar hebben ook een hoog prijskaartje. Het in stand houden van al deze voorzieningen op dit niveau is niet haalbaar. Daarom zal gezocht worden naar nieuwe vormen van collectieve arrangementen die een alternatief vormen. Deze zijn wellicht minder
5
goed afgestemd op individuele behoeften, maar dat is te verkiezen boven helemaal geen aanbod. 7. Het inzichtelijk maken van beoogd maatschappelijk rendement, van mede door de gemeente gestuurde interventies. Bij alle interventies die geheel of gedeeltelijk door de gemeente betaald worden, zal het maatschappelijk rendement voorop moeten staan. Dat betekent dat doelstellingen helder en concreet geformuleerd moeten worden. De monitoring en evaluatie van interventies moet systematisch ter hand genomen worden. Naar aanleiding van deze evaluatie zal de uitvoering geoptimaliseerd worden. 8. Sturing op inkoop/aanbesteding, juiste schaalgrootte organiseren. Juiste sturing betekent dat de gemeente de juiste prestatie-eisen stelt aan de uitvoerders van zorg, en dat ze vervolgens stuurt op outcome. Hierbij hoort een financiering- en inkoopsystematiek. Het is essentieel dit te organiseren op de schaalgrootte die past bij de verschillende onderdelen van de betreffende decentralisatie. 9. Verbetering van de gezondheid van Schiedammers. De Schiedamse bevolking kampt meer dan gemiddeld met gezondheidsproblemen. Deze belemmeren bij een goede maatschappelijke participatie. Ook legt dit een onevenredig grote druk op beperkte budgetten voor hulp en ondersteuning. Door de gezondheid van Schiedammers op een hoger plan te krijgen, kan grote winst behaald worden, zowel maatschappelijk als financieel. Derde pijler: Sociale stijging en maatschappelijke carrière 10. Verbeteren van de kwaliteit van het primair en voortgezet onderwijs. Schiedam is een stad waar veel onderwijsachterstanden voorkomen. Veel Schiedamse kinderen krijgen vanuit huis onvoldoende bagage mee om succesvol een onderwijscarrière te doorlopen. Dit stelt extra hoge eisen aan de kwaliteit van het Schiedamse onderwijs. De gemeente wil hierin graag investeren en vraagt van het onderwijsveld om actief te werken aan (nog) betere kwaliteit. 11. Een betere aansluiting van het onderwijs en de arbeidsmarkt. In deze regio is veel werkgelegenheid voorhanden, maar er is ook sprake van hoge werkloosheid. Deze wordt voor een deel veroorzaakt door een mismatch tussen onderwijs en arbeidsmarkt. In de techniek zijn er specialismen waarvoor onvoldoende jongeren worden opgeleid en waar een groot tekort aan personeel is. Het imago van deze beroepen is er debet aan dat jongeren zich hiervoor laten opleiden. In een gezamenlijke aanpak van onderwijs, werkgevers en gemeenten zal aan deze mismatch gewerkt moeten worden. Economische zaken vervult hierbij een trekkersrol. Een goede werkgeversbenadering is ook van groot belang om de participatiewet goed uit te kunnen voeren. 2.3. Beslispunten en projecten De beslispunten zijn vastgesteld door de raad. Voor de duidelijkheid geven we hieronder aan welke projecten en activiteiten een uitwerking zijn van de beslispunten. Deze zijn beschreven in projectplannen. In dit uitvoeringsprogramma zal van alle projecten een beschrijving op de volgende onderdelen volgen: - Wat willen we bereiken? - Wat moeten we daarvoor doen? - Wanneer is het doel bereikt? - Wanneer vindt uitvoering plaats? Daarnaast onderscheiden we ook activiteiten waarvoor de verantwoordelijkheid breder ligt dan het programma sociale infrastructuur, maar die wel van groot belang zijn voor de ontwikkelingen in dit programma. Dat zijn bijvoorbeeld onderwerpen die gemeentebreed moeten worden opgepakt, zoals 6
vraagstukken rond strategische regionale positionering of die in een ander programma zijn belegd, zoals de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt. De vragen die hierbij beantwoord worden zijn: - Wat moet er bereikt worden? - Wat moet er vanuit het programma sociale infrastructuur voor gedaan worden? - Wanneer is het doel bereikt? Om een duidelijk onderscheid te maken, tussen de projecten van het programma en de activiteiten waarvan de verantwoordelijkheid buiten het programma ligt, worden twee verschillende nummeringen gevoerd en hebben de beschrijvingen een eigen achtergrondkleur: Projecten 1 t/ 31
Activiteiten A t/m J
De projecten lopen sterk uiteen in abstractieniveau. De reden hiervoor is dat we op meerdere borden moeten schaken om ons voor te bereiden op de transities. Enerzijds dienen we de grote kaders vast te stellen waarbinnen we onze zorg gaan organiseren. We moeten de vraag beantwoorden hoe we toeleiden tot zorg, hoe we deze aanbieden en hoe we deze gaan inkopen. Daarnaast is er de opdracht te komen tot nieuwe vormen van aanbod en organisatie. Hiervoor zijn concrete proeftuinen ingericht of kleinere experimenten, die tezamen inzicht moeten verschaffen in de beste manier waarop de transformatie kan plaatsvinden. In dit uitvoeringsprogramma staan deze verschillende abstractieniveaus gebroederlijk naast elkaar. Beiden zijn belangrijk in het proces van transformatie, maar beiden hebben ook hun eigen bereik. 2.4. Samenhang in de decentralisaties Het programma Sociale Infrastructuur is in het leven geroepen om meer samenhang te organiseren in de decentralisaties. De notie was en is aanwezig dat de gigantische financiële opgaven waar de gemeente de komende jaren voor staat, alleen maar kan worden opgevangen als toegang, inkoop en organisatie van zorg en ondersteuning op elkaar wordt afgestemd. Dat betekent dat we niet voor alle decentralisaties afzonderlijk deze zaken moeten regelen, maar dat we op zoek zijn naar de verbinding in de decentralisaties. Het eerste beslispunt is wat ons betreft dan ook de kern van het programma sociale infrastructuur. Hier staan de opgaven centraal die over deze samenhang gaan. Het zijn de opgaven: 5. Ontwerpen van een regiemodel voor de toegang tot voorzieningen voor hulp en ondersteuning; 6. Het (laten) ontwikkelen van nieuwe collectieve en individuele arrangementen in het kader van de Transities Jeugdzorg en AWBZ, de Participatiewet en Passend Onderwijs, samen met maatschappelijke partners en 8. Sturing op inkoop/aanbesteding, juiste schaalgrootte organiseren. Dit wordt vertaald in één project gericht op de toegang tot de zorg voor zowel de AWBZ, de Jeugdzorg, de Participatiewet en Passend Onderwijs; één zelfde soort project gericht op de inkoop van de zorg en tot slot één project gericht op het ontwikkelen van goedkopere en integrale arrangementen, al dan niet collectief van aard. Het aanbrengen van de samenhang in de decentralisaties laat onverlet dat alle vier de nieuwe taken hun specifieke eigen aspecten hebben. Het gaat om verschillende wetten en hoewel er deels overlap in doelgroepen is, is er ook sprake van specifieke verschillen. Aan deze specifieke aspecten wordt recht gedaan met de projectplannen die zich richten op het onderscheidende. Ook deze projectplannen worden geplaatst onder het eerste kernbeslispunt. De andere beslispunten zijn hiermee niet minder belangrijk geworden, maar leveren op specifieke aspecten een bijdrage aan het realiseren van de centrale doelstelling: samenhang en daardoor efficiëntie in de decentralisaties. De projectplannen en activiteiten tezamen zorgen dat de noodzakelijke beweging wordt gemaakt om het Schiedamse sociale domein toekomstbestendig te 7
maken. Tot slot: de verdeling van de projecten en activiteiten over de beslispunten is niet gelijk. Er zijn beslispunten die louter een uitgangspunt formuleren of een kader stellen. Hieronder vallen geen projecten. Ook hebben we beslispunten vastgesteld die duidelijk stellen dat we iets niet meer gaan doen. Ook hierbij is het niet mogelijk een project vast te stellen: we stoppen ergens mee en daar hoeft meestal geen plan aan ten grondslag te liggen. Bij sommige beslispunten is er één project of activiteit geformuleerd en bij andere beslispunten zijn er meerdere benoemd. Getracht is zo veel mogelijk te vervatten in een beperkt aantal projecten. We ontkomen er echter niet aan dat sommige beslispunten meerdere aspecten hebben, die in afzonderlijke projectplannen worden uitgewerkt. Het omgekeerde is ook het geval: juist omdat we de projectplannen zo veel mogelijk hebben gecomprimeerd tot een hanteerbaar aantal, constateren we dat sommige projectplannen betrekking hebben op meerdere beslispunten. Onder de betreffende projectplannen zal hiernaar verwezen worden. 2.5. Te realiseren in 2013 De belangrijkste opgaven voor het programma is om voor te bereiden op de decentralisaties die – zoals het zich nu laat aanzien – op 1 januari 2015 door de gemeenten worden uitgevoerd. Dat betekent dat alle projecten die een bijdrage leveren aan de voorbereidingen op deze decentralisaties, voorrang hebben bij de uitvoering. De kadernota Sociaal Domein kent 31 beslispunten en daaruit vloeien 31 projecten en 10 activiteiten voort. Deze projecten en activiteiten zijn voor een deel al ingezet en voor een deel zullen ze in 2013 starten. Binnen al deze projecten en activiteiten wordt gefocust op tien projecten die randvoorwaardelijk van belang zijn om adequaat voorbereid te zijn op de decentralisaties. Hiervoor geldt dat deze in 2013 concrete (deel)resultaten moeten opleveren om ons tijdig voor te bereiden op de decentralisaties. 1. Uitvoeringsprogramma en bijbehorende organisatie op poten zetten Met dit uitvoeringsprogramma 2013-2015 is een eerste stap gezet in de organisatie van het uitvoeringsprogramma Sociaal Domein. Verantwoordelijkheid voor de sturing op de maatschappelijke doelen in het uitvoeringsprogramma ligt bij het programmamanagement. De bestuurlijke opdrachtgevers zijn de wethouders met de portefeuilles Jeugd, onderwijs, zorg, welzijn en sport. De ambtelijke opdrachtgever is de regiemanager Maatschappelijke samenwerking. In 2013 zal dit verder uitgewerkt worden. 2. Integrale toegang tot de zorg van de AWBZ, Jeugdzorg, Participatiewet en Passend Onderwijs (projectnummer 1) De toegang tot de zorg en de organisatie van deze toegang moet in de tweede helft van 2013 geregeld zijn. Dat betekent dat eind 2013 een model moet zijn ontwikkeld van deze toegang, zodat deze in 2014 geïmplementeerd kan worden. 3. Ontwikkelen inkoopmodellen van de zorg van de AWBZ, Jeugdzorg, Participatiewet en Passend Onderwijs (Projectnummer 2) Eind 2013 moet duidelijk zijn onder welke condities we de zorg willen verwerven. Als het noodzakelijk is subsidierelaties of inkooprelaties af te bouwen, moet dit ten minste een jaar van te voren worden aangekondigd. Dat betekent dat in het laatste kwartaal van 2013 duidelijkheid moet zijn over het al dan niet voortzetten van structurele subsidierelaties, zodat een eventuele afbouw aangekondigd kan worden in de beschikkingen voor 2014.
8
Als gekozen wordt voor aanbesteding moet we uiterlijk 1 juli 2014 starten met een aanbestedingstraject. Dat betekent dat in het eerste kwartaal van 2014 duidelijk moet zijn onder welke condities er aanbesteed wordt en welke kaders de raad hierbij meegeeft. 4. Ontwikkelen van alternatieve arrangementen voor de AWBZ, Jeugdzorg, Participatiewet en Passend Onderwijs (Projectnummer 3) In 2013 en 2014 zullen experimenten worden uitgevoerd om als alternatief te dienen voor het huidige collectieve en professionele aanbod. De experimenten die in deze jaren worden uitgevoerd zullen eind 2014 moeten leiden tot een nieuw aanbod. 5. Specifieke aspecten van de Transitie Jeugdzorg die niet aan de orde komen bij de projecten die betrekking hebben op alle vier de transities (Projectnummer 4) De hierboven genoemde eerste drie projecten richten zich op de samenhang in de decentralisaties. Alle drie de wetten hebben echter ook hun specifieke eigen eigenschappen en dynamiek. Deze specifieke eigenschappen komt aan bod in de afzonderlijke projectplannen van de nieuwe taken. Het uitgangspunt is samenhang waar mogelijk en specifiek waar nodig. 6. Specifieke aspecten van de Transitie AWBZ die niet aan de orde komen bij de projecten die betrekking hebben op alle vier de transities (Projectnummer 5) Bij dit speerpunt geldt hetzelfde als voor speerpunt 5 en 7 geldt. 7. Specifieke aspecten van Passend Onderwijs die niet aan de orde komen bij de projecten die betrekking hebben op alle vier de transities (Projectnummer 6) Bij dit speerpunt geldt hetzelfde als voor speerpunt 5 en 6 geldt. 8. Het ontwikkelen van een adequate vrijwilligersondersteuning (Project nummer10) Het vrijwilligersbeleid zal in 2013 een nieuwe impuls krijgen met het implementeren van de maatregelen die op 16 april 2013 zijn besproken in de commissie Samenleving en Bestuur. 9. Intensiveren armoedebeleid (Projectnummer 13) Vanuit het Rijk zijn vanaf 2014 extra middelen beschikbaar voor het uitvoeren van armoedebeleid. In 2013 zal een plan van aanpak worden opgesteld voor de intensivering van het armoedebeleid. 10. Doorontwikkeling Wijkondersteuningsteam (Projectnummer 17) In de eerste helft van 2013 wordt het Wot uitgebreid geëvalueerd. De belangrijke leerpunten en aanbevelingen uit de tussentijdse evaluatie zullen worden gebruikt om het Wot te verbeteren.
9
3. Beslispunten met onderliggende projecten Beslispunt 1 Schiedam zoekt actief de samenwerking in de regio om voldoende slagkracht te hebben om de decentralisaties te kunnen uitvoeren. De ondergrens in het regeerakkoord van 100.000 inwoners is hierbij leidend. Naam activiteit
Wat moet er bereikt worden?
Wat moet er vanuit het programma sociale infrastructuur voor gedaan worden?
Wanneer is het doel bereikt?
Nummer A Duurzame regionale samenwerkingsrelaties op de drie decentralisaties Op 31 mei 2013 heeft Schiedam bestuurlijk een keuze gemaakt voor de gemeentelijke samenwerkingspartners voor de drie decentralisaties. Er wordt na het aangaan van de samenwerkingsrelatie intensief bestuurlijk en ambtelijk samengewerkt met als gezamenlijke focus: (1) Tegengaan van stapelingseffecten: zowel de stapeling van regelingen en daarmee inefficiëntie, als de stapeling van kortingen bij Schiedammers die van meer regelingen afhankelijk zijn; (2) Ontwerpen en implementeren van een regiemodel voor de toegang tot voorzieningen en een vangnet; (3) Het ontwikkelen van een goedkoper, integraal aanbod in de eerste lijn van de zorg die een dempende werking heeft op de vraag naar tweedelijns zorg en ondersteuning; (4) Sturing op de inkoop en financiering van zorg en ondersteuning zodat deze meer efficiënt is en goedkoper zal zijn. Het Schiedams gemeentebestuur bepaalt de wenselijke strategische positie aan de hand van ambtelijke advisering. Het Schiedams gemeentebestuur voert verkennende gesprekken met de gemeenten waarop samengewerkt zal gaan worden. Met de gemeenten waarop uiteindelijk samengewerkt zal worden, worden afspraken gemaakt over de aard en omvang van de samenwerking. Als wij voor 31 mei 2013 de door de minister van Binnenlandse Zaken gevraagde duidelijkheid over onze samenwerkingspartners kunnen geven.
10
Naam activiteit Wat moet er bereikt worden?
Wat moet er vanuit het programma sociale infrastructuur voor gedaan worden?
Wanneer is het doel bereikt?
Nummer B Nieuwe uitvoeringsorganisatie (NUO) in NWN-verband Het gaat om realisatie van de fusie tussen de afdelingen werk en inkomen en sociale werkvoorzieningen van Maassluis en Schiedam per 1 januari 2014. Waar mogelijk wordt Vlaardingen meegenomen. Er is een gedragen visie vastgesteld die als basis dient voor de invoering van de participatiewet voor 1 juni 2013 Er is een ontwerp voor de nieuwe organisatie en een doorrekening daarvan voor 1 juli 2013 Er is plan van aanpak voor de inrichtingsvragen van de nieuwe organisatie (ICT, formatieplan, etc.) per 1 september 2013 De werving van een nieuwe directeur is voor 1 november 2013 afgerond. De toegang tot de participatiewet is geregeld. De inkoop van de ondersteuning in de participatiewet is geregeld. Het aanbod van de ondersteuning voor de participatiewet is geregeld. Zie ook activiteit F, het ontwikkelen van het TalentOntwikkelPlein (TOP) meedenken met projectgroep NUO over visie vanuit de samenhang tussen de drie decentralisaties architectuur ontwerpen van een integrale toegang voor het hele sociaal domein goed contact onderhouden en waar mogelijk samenwerking op het sociale domein intensiveren met Maassluis, Schiedam en Vlaardingen. Er is een directeur van de NUO per 1 januari 2014 Vlaardingen is goed aangehaakt en heeft besloten per 1 januari 2015 mee te doen.
11
Naam project
Wat willen we bereiken?
Wat moeten we daarvoor doen?
Wanneer is het doel bereikt?
Wanneer vindt uitvoering plaats?
Nummer 1 Integrale toegang tot de zorg van de AWBZ, Jeugdzorg, Participatiewet en Passend Onderwijs We willen dat Schiedammers die problemen op meerdere leefgebieden hebben, hun verhaal maar één keer hoeven te doen. We willen dat Schiedammers die hulp of ondersteuning nodig hebben een integraal aanbod krijgen volgens de principes van één gezin, één plan, één casemanager. We willen kosten besparen in de zorg door stapelingseffecten en gebrekkige afstemming uit te bannen. Er wordt verbinding gemaakt met de eigen kracht en burgerkracht van Schiedammers, waardoor eenvoudige vragen minder bij de professionele zorg neergelegd worden. Er moet een integrale intake ontwikkeld worden die betrekking heeft op meerdere leefgebieden. Deze integrale intake wordt op een beperkt aantal plaatsen afgenomen, zodat shopgedrag voorkomen wordt. De medewerkers die de integrale intake afnemen, moeten voldoende zicht hebben op de veelheid aan problemen en mogelijke oplossingen. Er is een vangnet ontwikkeld dat aansluit op eigen kracht en burgerkracht. Nota bene: gezien de ontwikkelingen rond de oprichting van de Nieuwe Uitvoerings Organisatie (NUO) voor Werk & Inkomen in NWN-verband, vraagt de toegang tot de NUO specifieke aandacht omdat er ook afstemming moet zijn met de partnergemeenten hieromtrent. Dit is een belangrijk aandachtspunt bij de uitwerking van de NUO. De kosten voor de gespecialiseerde zorg nemen dusdanig af dat deze binnen de beschikbare budgetten uitgevoerd kunnen worden, omdat er minder overlap is en minder afstemming noodzakelijk. (Nota bene: het exacte budget dat inclusief korting naar de gemeente gaat, is nog niet bekend en daarom kan hier nog geen bedrag of percentage genoemd worden.) Het totaal aan hulpverleners per gezin wordt significant teruggedrongen: in beginsel is er één coördinerend hulpverlener. In bijzondere gevallen kunnen meerdere hulpverleners betrokken zijn bij een gezin, maar daarover wordt dan wel duidelijk onderling afgestemd. Dit meten we met behulp van periodiek onderzoek onder de doelgroep. In NWN-verband is dit onderzoek naar een gezamenlijke toegang tot de zorg eind 2012 uitgevoerd. Op 17 april 2013 zijn de gezamenlijke gemeenteraden hierover geïnformeerd. In 2014 zal de integrale toegang worden geïmplementeerd.
12
Naam Project
Wat willen we bereiken?
Wat moeten we daarvoor doen?
Wanneer is het doel bereikt?
Wanneer vindt uitvoering plaats?
Nummer 2 Ontwikkelen van inkoopmodellen van zorg van de AWBZ, Jeugdzorg, Participatiewet en Passend Onderwijs Wij willen de meest optimale modellen van inkoop, aanbesteding, subsidiëring, maatschappelijke aanbesteding en wat er verder nog mogelijk is, in beeld hebben en toepassen. Hierbij kan per inkoopvraagstuk maatwerk zijn in het inkoopmodel. We willen samenhang hebben in de ingekochte zorg aan kwetsbare Schiedammers zodat er sprake is van één gezin, één plan, één casemanager in plaats van verschillende losse zorgpakketten. We willen een financiële efficiency inboeken in de zorg aan kwetsbare Schiedammers van een dusdanig niveau dat de decentralisaties binnen de beschikbare budgetten kunnen worden uitgevoerd. (Nota bene: het exacte budget dat inclusief korting naar de gemeente gaat, is nog niet bekend en daarom kan hier nog geen bedrag of percentage genoemd worden.) We willen gebruik maken van schaalvoordelen die de regio NWN biedt bij de inkoop. Nota bene: gezien de ontwikkelingen rond de oprichting van de Nieuwe Uitvoerings Organisatie (NUO) voor Werk & Inkomen in NWN-verband, vraagt de inkoop van de zorg NUO specifieke aandacht omdat er ook afstemming moet zijn met de partnergemeenten hieromtrent. Dit is een belangrijk aandachtspunt bij de uitwerking van de NUO. In NWN-verband zullen modellen van inkoop van zorg ontwikkeld worden. De zogenaamde exclusieve (dus zware hulp, buiten het gezin) zal op regionaal niveau zal worden ingekocht. De verschillende modellen worden ter besluitvorming voorgelegd. De verschillende modellen worden gehanteerd bij de inkoop van de zorg. Naar gelang de gekozen modellen worden tijdig acties ondernomen zoals het beëindigen van eventuele subsidierelaties en het opstellen van een aanbestedingsprotocol. Bij de (maatschappelijke) aanbesteding, inkoop van de zorg voor de AWBZ, Jeugdzorg en Participatiewet en Passend Onderwijs wordt financieel voordeel behaald. Het aantal trajecten is lager, omdat we meer integrale projecten hebben ingekocht. Eind 2013 wordt gestart met ontwikkelen van de modellen. In het eerste kwartaal van 2014 moeten deze modellen gereed zijn omdat bij aanbesteding een minimale termijn van 26 weken in acht moet worden genomen. Bij invoering per 1 januari 2015 betekent dit dat op zijn laatst op 1 juli 2014 een aanbestedingstraject uitgevoerd kan worden.
13
Naam project
Wat willen we bereiken?
Wat moeten we daarvoor doen?
Wanneer is het doel bereikt?
Wanneer vindt uitvoering plaats?
Nummer 3 Het ontwikkelen van alternatieve arrangementen voor de AWBZ, Jeugdzorg, Participatiewet en Passend Onderwijs Het gebruik van individuele voorzieningen neemt af ten behoeve van alternatieve arrangementen op de volgende terreinen: o Dagbesteding o Vervoer o Vrijetijdsbesteding o Mantelzorg o Therapie en ondersteuning o Hulp in de huishouding o Sport en bewegen o enzovoorts Het voorzieningenaanbod is adequaat maar sober: Schiedammers krijgen wat ze nodig hebben om te participeren binnen hun beperkingen. Het aanbod is zo licht en goedkoop mogelijk en wordt begrensd door de financiële kaders. Er is een vangnet voor die Schiedammers die dat nodig hebben. Het ontwikkelen van pilots in NWN-verband op de verschillende leefgebieden waarbij nieuwe samenwerkingspartners worden uitgedaagd elkaar te versterken. Bijvoorbeeld de zorgorganisaties in samenwerking met de welzijnsorganisaties zodat de dagopvang voor kwetsbare Schiedammers op een andere manier geregeld kan worden. Uitvoeren pilots maatschappelijk aanbesteden in NWN-verband. Het ontwikkelen c.q. in stand houden van een vangnet voor die Schiedammers die aangewezen blijven op de duurdere, individuele voorzieningen. Nota bene: gezien de ontwikkelingen rond de oprichting van de Nieuwe Uitvoerings Organisatie (NUO) voor Werk & Inkomen in NWN-verband, vraagt het ontwikkelen van alternatieve arrangementen specifieke aandacht omdat er ook afstemming moet zijn met de partnergemeenten hieromtrent. Dit is een belangrijk aandachtspunt bij de uitwerking van de NUO. Er is een verschuiving in de vraag naar goedkopere zorg ten koste van de duurdere zorg en ondersteuning. In het kader van de Wmo worden Schiedammers doorverwezen naar de collectieve arrangementen als voorliggende voorziening voor individuele voorzieningen. In de tweede helft van 2013 zal gestart worden met het ontwikkelen van deze arrangementen. Op 1 januari 2014 worden de eerste alternatieven aangeboden zodat in 2014 bekeken kan worden of de vraag hiermee voldoende wordt opgevangen voor de decentralisaties op 1 januari 2015
14
Naam Project
Wat willen we bereiken?
Nummer 4 Specifieke aspecten van de Transitie Jeugdzorg die niet aan de orde komen in de projecten die betrekking hebben op alle vier de transities Per 1 januari 2015 is de gemeente Schiedam gereed om de gedecentraliseerde taken conform de dan geldende nieuwe wetgeving en in samenhang met de andere decentralisaties en het passend onderwijs adequaat uit te voeren binnen de beschikbare budgetten. Beoogd resultaat van de transitie (het overdragen van de wet): De decentralisatie is binnen de gestelde termijn volledig en zorgvuldig doorgevoerd, met behoud van kwaliteit van zorg en met betrokkenheid van alle partijen.
Wat moeten we daarvoor doen?
Wanneer is het doel bereikt?
Beoogde resultaten transformatie (de nieuwe manier van werken): Er wordt minder geproblematiseerd en meer door de burgers zelf opgelost. Aan kinderen, jongeren en gezinnen wordt zo snel mogelijk de juiste hulp/zorg/ondersteuning geboden. De hulp/zorg/ondersteuning vindt zoveel als mogelijk plaats in de eigen leefomgeving: het gezin, de wijk, de school, de kinderopvang. Kinderen/jongeren/gezinnen komen zo min mogelijk in de 2e en 3e lijn terecht Er wordt kostenefficiënt gewerkt. Het CJG moet in samenhang met de andere loketten voor zorg en ondersteuning worden doorontwikkeld voor de nieuwe positie als frontofficie en voor uitvoering van de nieuwe taken. (Zie voor de samenhang in de toegang ook project 1.) De samenhang met Passend Onderwijs moet zijn geborgd. Het ontwikkelen en implementeren van een integrale aanpak van Multi-probleemgezinnen waardoor er geen gezinnen meer buiten de boot vallen. Het uiteindelijke effect zal moeten zijn, dat de stelling ‘Zelfredzaam waar het kan, ondersteunen waar het hoort, doorpakken waar het moet’ werkelijkheid is geworden. Daarbij worden twee pijlers onderscheiden: 1. De directe opvoedcontext (een verbeterde kwaliteit van de leefomgeving van kinderen en jeugdigen door op peil brengen en houden van algemene voorzieningen als kinderopvang, buurthuizen, sportclubs e.d.) en investeringen in de pedagogische basisinfrastructuur van de civil society dragen bij aan gezond en veilig opgroeien en aan een steviger vangnet voor kinderen en gezinnen met problemen. Daarmee worden ‘aan de voorkant’ problemen voorkomen en/of vroegtijdig opgelost. 2. Een samenhangende zorgstructuur, waarin drie componenten kunnen worden onderscheiden: opvoeding versterken (licht), versterking ondersteunen (intensiever) en als ultimum remedium opvoeding overnemen. Het is de vraag, wanneer de effecten duidelijk aantoonbaar zullen zijn. De jeugd, die op dit moment in de dure jeugdzorg zit, zal immers daarin blijven, zoals zich ook altijd zware gevallen zullen blijven voordoen. De verschuiving naar de preventieve voorkant zal bovendien vanwege de 15
Wanneer vindt uitvoering plaats?
verbeterde signalering aanvankelijk meerdere gevallen aan het licht brengen. Op termijn zal het beroep op de 2e en 3e lijnvoorzieningen zeker terug kunnen lopen en daarmee ook een gunstig financieel effect sorteren, maar het is een illusie te verwachten, dat dat vanaf de datum van de transitie het geval zal zijn. In 2013 voorbereidende werkzaamheden (zie projecten 1, 2 en 3) In 2013 zal het CJG doorontwikkeld worden binnen de kaders van de toegang tot de zorg. In NWN-verband wordt onder regie van de Stadsregio Rotterdam de proeftuin Jeugdzorg uitgevoerd (zie ook activiteit D onder beslispunt 13) 1 juli 2014: start inkooptrajecten 1 oktober 2014: indicatiestelling voor 2015 1 januari 2015: invoering decentralisatie
16
Naam project
Wat willen we bereiken?
Nummer 5 Specifieke aspecten van de Transitie AWBZ die niet aan de orde komen in de projecten die betrekking hebben op alle vier de transities Per 1 januari 2015 is de gemeente Schiedam gereed om de gedecentraliseerde taken conform de dan geldende nieuwe wetgeving en in samenhang met de andere decentralisaties en het passend onderwijs adequaat uit te voeren binnen de beschikbare budgetten. Beoogd resultaat transitie (het overdragen van de wet): De decentralisatie is binnen de gestelde termijn volledig en zorgvuldig doorgevoerd, met behoud van kwaliteit van zorg en met betrokkenheid van alle partijen.
Wat moeten we daarvoor doen?
Wanneer is het doel bereikt?
Wanneer vindt uitvoering plaats?
Beoogde resultaten transformatie (de nieuwe manier van werken): Er wordt minder geproblematiseerd en meer door de burgers zelf opgelost. Aan Schiedammers die een beroep doen op de AWBZ wordt zo snel mogelijk de juiste hulp/zorg/ondersteuning geboden. De hulp/zorg/ondersteuning vindt zoveel als mogelijk plaats in de eigen leefomgeving: het gezin, de wijk, de school, de kinderopvang. Schiedammers komen zo min mogelijk in de 2e en 3e lijn terecht Er wordt kostenefficiënt gewerkt. Gezamenlijk beleid formuleren en concrete invoeringsprojecten formuleren en uitvoeren ten aanzien van: o verstrekkingen en vorm van verstrekkingen: in natura / PGB’s; o administratie – ICT – kwaliteitsbewaking; o organisatie van de zorg: gemeenschappelijke regeling ROGplus wijzigen + verordening individuele Wmo-voorzieningen. Het uiteindelijke effect zal moeten zijn, dat de stelling ‘Zelfredzaam waar het kan, ondersteunen waar het hoort, doorpakken waar het moet’ werkelijkheid is geworden. Daarbij worden twee pijlers onderscheiden: 1. In de Schiedamse samenleving ondersteunen bewoners elkaar en maken gebruik van hun eigen kracht. Daarmee worden ‘aan de voorkant’ problemen voorkomen en/of vroegtijdig opgelost. 2. Een samenhangende zorgstructuur, waarin drie componenten kunnen worden onderscheiden: zelfredzaamheid versterken (licht), versterking ondersteunen (intensiever) en als ultimum remedium intensieve zorg bieden. Op termijn zal het beroep op de 2e en 3e lijnvoorzieningen zeker terug kunnen lopen en daarmee ook een gunstig financieel effect sorteren. Dit vraagt echter een omslag in denken in de samenleving en het besef moet aanwezig zijn dat de effecten hiervan pas op langere termijn zichtbaar zullen zijn. In 2013 voorbereidende werkzaamheden (zie projecten 1, 2 en 3) 1 juli 2014: start inkooptrajecten 1 oktober 2014: indicatiestelling voor 2015 1 januari 2015: invoering decentralisatie
17
Naam project
Wat willen we bereiken?
Wat moeten we daarvoor doen?
Wanneer is het doel bereikt?
Wanneer vindt uitvoering plaats?
Nummer 6 Specifieke aspecten van de Wet op Passend Onderwijs die niet aan de orde komen in de projecten die betrekking hebben op alle vier de transities De positieve uitkomsten van passend onderwijs voor alle kinderen/ jongeren moeten zichtbaar worden in de volgende maatschappelijke resultaten: De Schiedamse scholen bieden alle jongeren een passende onderwijsplaats aan Het verwijzingspercentage naar speciaal onderwijs is 2% Meer jongeren behalen een startkwalificatie. Meer jongeren verwerven duurzaam een inkomen uit arbeid Meer jongeren participeren actief in de samenleving Oprichting nieuwe samenwerkingsverbanden/ statuten. Instellen ondersteuningsplanraden. Vaststellen ondersteuningsprofielen van de scholen. Vaststellen ondersteuningsplannen van de samenwerkingsverbanden/ op overeenstemming gericht overleg (Oogo) met de gemeenten/ REA. Indienen ondersteuningsplan bij de onderwijsinspectie. Invoering zorgplicht per 01.08.2014. Maximaal 2% van de Schiedamse leerlingen worden doorverwezen naar het Speciaal Onderwijs. Landelijk is dit op dit moment 2,68%. In de NWN-regio is dit 2,08% Meer jongeren behalen hun startkwalificatie: het aantal voortijdig schoolverlaters was in het schooljaar 2011/2012 rond de 270. Het streefcijfer is dat we in het schooljaar 2013/2014 200 voortijdig schoolverlaters hebben. Fase 1: 2012 tot 01.08.2014- Voorbereiding invoeringstraject. Fase 2: 01.08.2014- Invoering zorgplicht
18
Beslispunt 2 Bij de invulling van de drie pijlers zijn vijf criteria leidend: 1. Eigen kracht en burgerkracht 2. Maatschappelijk rendement 3. Integraal en effectief 4. Preventie 5. Het bieden van een vangnet Dit beslispunt geeft de criteria aan waaraan alle projecten in het uitvoeringsprogramma worden getoetst. Er zullen onder dit beslispunt dan ook geen aparte projecten worden geformuleerd.
19
Beslispunt 3 Wij gaan meer investeren in de eerste pijler om tot besparingen te kunnen komen in de tweede en derde pijler. Dit moet in samenhang worden gezien met beslispunt 30: ‘Sport zal planmatig worden ingezet als middel voor het bereiken van de Schiedamse doelen op het gebied van participatie, versterken van burgerkracht, het realiseren van een betere leefomgeving en het verbeteren van de gezondheid.’ Naam project Wat willen we bereiken?
Wat moeten we daarvoor doen?
Wanneer is het doel bereikt?
Wanneer vindt uitvoering plaats?
Nummer 7 Doorontwikkeling Buurtkracht Oost Uitbreiding van aantal deelnemers naar een team Buurtkracht van minimaal 50 personen in 2013, voor ongeveer 50% ingevuld door mensen met een uitkering en voor ongeveer 50% door vrijwilligers. Uitbreiding van Buurtkracht naar de wijk Nieuwland en het maken van een verbinding met het wijkondersteuningsteam. Minimaal 5% minder aanvragen huishoudelijke hulp in Oost ten opzichte van referentiewijken in Schiedam. Minimaal 10% uitstroom van deelnemers met een uitkering naar regulier werk. Aantrekken van projectcoördinator. Werven en selecteren van vrijwilligers die actief willen worden in Buurtkracht. Afspraken maken met organisaties (waaronder ROGplus) over doorverwijzing naar Buurtkracht. Aangaan en versterken van netwerkcontacten met organisaties in de stad en in de regio. Als uit de registratie van de deelnemers blijkt dat zij uit de twee onderscheiden doelgroepen komen (uitkeringsgerechtigden en vrijwilligers). Als er in 2013 een verbinding gemaakt wordt met de werkzaamheden van het Wot. Als er 5% minder aanvragen huishoudelijke hulp in Oost wordt verstrekt. Als er een uitstroom van 10% is naar regulier werk. Het project start in het tweede kwartaal van 2013. In het tweede kwartaal van 2014 start het tweede buurtkrachtteam.
20
Naam project Wat willen we bereiken?
Wat moeten we daarvoor doen?
Wanneer is het doel bereikt?
Wanneer vindt uitvoering plaats?
Nummer 8 Bevorderen maatschappelijk ondernemen 1. Er zijn nieuwe manieren gevonden van het verbinden van welzijn en ondernemerschap. 2. Eind 2013: twee in Schiedam actieve Knitclubs met ieder 15 tot 20 deelnemers, opgestart met eenmalig verstrekte waarderingssubsidies. In een knitclub breien bewoonsters van het verzorgingstehuis kleding van jonge modeontwerpers. De bewoonsters zetten hun kennis van technieken in, er is waardering voor hun werk en het voldoet aan de behoefte aan ontwmoeten. Als de kleding verkocht wordt, hangt er een label aan met de naam van de breister in kwestie en de mogelijkheid tot haar op te zoeken. 3. Eind 2013: rapportage over een eerste verkenning van de mogelijkheden om maatschappelijk georiënteerde bedrijven een bijdrage te laten leveren aan het oplossen van maatschappelijke vraagstukken. 1. Opstarten van een tweede Knitclub door Granny’s Finest in Zorgcentrum DrieMaasStede in 2013. Evaluatie van deze 2 initiatieven eind 2013. 2. Verdere verkenning van de mogelijkheden om sociale vraagstukken mede op te lossen via organisaties die maatschappelijk ondernemen in het vaandel hebben staan. 1. De tweede Knitclub is van start gegaan. 2. De ervaringen van de Knitclub kunnen worden gebruikt voor soortgelijke activiteiten. 3. Schiedam weet vaker maatschappelijk betrokken ondernemers te interesseren voor activiteiten in Schiedam waardoor het aanbod groter en meer gevarieerd wordt. 1. Besprekingen en subsidieverstrekking 2e Knitclub opstarten: 1e helft 2013. 2. Start 2e knitclub – september 2013 3. Evaluatie 1e knitclub: eind 2013
21
Naam project
Wat willen we bereiken?
Wat moeten we daarvoor doen?
Wanneer is het doel bereikt?
Wanneer vindt uitvoering plaats?
Nummer 9 Versterken van de maatschappelijke cohesie met projecten op het gebied van leefomgeving en veiligheid Schiedammers ervaren hun stad als een veilige en prettige leefomgeving. Schiedammers leveren hieraan zelf een actieve bijdrage. Schiedammers ervaren de openbare ruimte als veilig en aantrekkelijk genoeg om te sporten en te recreëren. Het ondersteunen van (kleinschalige) projecten op wijkniveau die gericht zijn op het verhogen van het veiligheidsgevoel. o Buurt Bestuurt o Buurtpreventie o Buurtvaders o Burgernet o DNA-kits o Lampenactie o Beweegvriendelijke omgeving (project buurtsport) o Veilige School o Veilig Ondernemen (winkelstraten en bedrijventerreinen) o Kwaliteitsmeter Veilig Uitgaan De cijfers in de veiligheidsindex laten een hoger beleefd gevoel van veiligheid zien. De cijfers in de leefbaarheidindex laten een hoger beleefd gevoel van leefbaarheid zien. Er wordt meer gebruik gemaakt van de openbare ruimte om te sporten en te recreëren. Dit is een doorlopende activiteit en vindt plaats gedurende heel 2013, 2014 en 2015
22
Beslispunt 4 In het eerste kwartaal van 2013 zal de gemeentelijke visie op vrijwilligerswerk worden aangeboden. Dit beslispunt heeft een sterke relatie met beslispunt 8: We gaan nieuwe groepen vrijwilligers stimuleren om zich actief in te zetten voor de eigen omgeving vanuit het principe dat iedereen een bijdrage levert aan de eigen leefomgeving. Naam project Wat willen we bereiken?
Wat moeten we daarvoor doen?
Wanneer is het doel bereikt?
Wanneer vindt uitvoering plaats?
Nummer 10 Uitwerking en implementatie Vrijwilligerssteunpunt (Potentiële) vrijwilligers in Schiedam worden ondersteund op hun specifieke vragen die maken dat zij in staat zijn om vrijwilligerswerk te doen in Schiedam Vrijwilligerswerk levert een concrete bijdrage aan het realiseren van de doelen van de kadernota. Met name waar het gaat om een verschuiving van formele zorg naar informele zorg. Werkzoekenden in de gemeente Schiedam worden actief gestimuleerd om vrijwilligerswerk uit te voeren en zo meer maatschappelijk te participeren. Vrijwilligers in de sport worden ondersteund om zo een betere invulling aan sport als middel in het sociale domein te geven. Doorstart vrijwilligerssteunpunt nieuwe stijl met daarbij de volgende onderdelen: o matching vrijwilligers o vrijwilligersacademie o website o netwerken en ontmoeteng Voldoende middelen beschikbaar stellen voor het doorontwikkelen van het steunpunt. Het aantal vrijwilligers in Schiedam neemt toe. Vrijwilligers voelen zich adequaat ondersteund bij specifieke vragen waarmee zij te maken hebben op het gebied van werving, scholing en professionalisering. Er zijn meer vrijwilligers actief in de zorg en ondersteuning van kwetsbare Schiedammers, zodat er een kleiner beroep gedaan kan worden op de professionele zorg. Meer werkzoekenden zijn maatschappelijk actief als vrijwilliger en zijn daardoor beter in staat maatschappelijk te participeren. Vrijwilligers in de sport zijn beter in staat om invulling te geven aan sport als middel in het sociale domein. De notitie ‘ stimuleren en faciliteren vrijwilligers’ wordt aangevuld naar aanleiding van de commissiebehandeling in april 2013 en de raad gestuurd. In deze notitie wordt dit project beschreven, alsmede het project voor subsidies aan vrijwilligers (nummer 12)
23
Naam Project Wat willen we bereiken?
Wat moeten we daarvoor doen? Wanneer is het doel bereikt? Wanneer vindt uitvoering plaats?
Nummer 11 Ontwikkelen en implementeren Toolkit burgerparticipatie Participatieprojecten met Schiedammers verlopen op een goede wijze: Schiedammers weten zich voldoende gehoord en de betrokken ambtenaren kunnen met de resultaten van de inspraaktrajecten beter inspelen op de vraag van de Schiedammers. Ontwikkelen instrumentarium, door medewerkers van de gemeente Schiedam te benutten bij participatietrajecten Toetsing of de manier van de manier van werken aansluit bij de wensen van de Schiedammers. Beter inzicht in de wensen van de Schiedammers. Na vaststelling door B&W kan de toolkit in de inspraak worden gebracht. Vervolgens wordt voor de raad een werkatelier georganiseerd over de wijze waarop de toolkit gehanteerd wordt.
24
Beslispunt 5 We gaan met ingang van 2013 meer middelen ter beschikking stellen voor initiatieven van Schiedammers op de volgende terreinen: Het ondersteunen van kwetsbare Schiedammers; Het vergroten van de leefbaarheid en de veiligheid in de eigen woonomgeving. Het aanvragen van deze middelen wordt zo laagdrempelig mogelijk. Naam project Wat willen we bereiken?
Wat moeten we daarvoor doen?
Wanneer is het doel bereikt?
Wanneer vindt uitvoering plaats?
Nummer 12 Doorontwikkeling pilot vrijwillige initiatieven Meer Schiedamse vrijwilligers zijn actief in de stad op de doelstellingen van het sociaal domein Er worden vrijwillige projecten activiteiten, al dan niet structureel van aard, ontwikkeld die een aanvulling of een alternatief vormen op de professionele en collectieve zorg en het welzijnsaanbod. (zie ook project 3 onder beslispunt 1) Het pilot die is uitgevoerd voor het subsidiejaar 2013 wordt geëvalueerd. De ervaringen met de pilot voor het subsidiejaar 2013, worden gebruikt voor de doorontwikkeling naar het subsidiejaar 2014. Actieve bewoners worden weer betrokken bij het verdelen van deze subsidies. Er zijn meer vrijwillige activiteiten die door Schiedammers zelf worden uitgevoerd, structureel of op projectmatige basis. De activiteiten sluiten aan bij de doelstellingen in de kadernota sociaal domein en zijn gericht op aanvullingen of alternatieven voor professionele zorg en welzijnsactiviteiten. Er is een actieve groep bewoners de betrokken is bij de toekenning van deze subsidies waardoor het iets van bewoners zelf is. Momenteel wordt gewerkt aan een korte evaluatie van het 'traject 2013', deze zal medio april gereed zijn. Mede gebaseerd op de aandacht- en leerpunten daaruit, gaan we het traject voor 2014 vorm geven. De uitkomsten willen we in de stad communiceren vóór 1 juni 2013, zodat aanvragen gedaan kunnen worden tot 1 september 2013.
25
Naam project Wat willen we bereiken?
Wat moeten we daarvoor doen?
Wanneer is het doel bereikt?
Wanneer vindt uitvoering plaats?
Nummer 13 Intensivering armoedebeleid Intensiveren van het armoedebeleid met (collectieve en maatwerk) voorzieningen die zijn gericht op activering en inkomensondersteuning van mensen met een laag inkomen, met bijzondere aandacht voor gezinnen met kinderen, chronisch zieken en gehandicapten, ouderen met een klein pensioen en werkenden met een laag inkomen. We willen meer huishoudens bereiken met activerend armoedebeleid. Resultaat is dat het bereik over de periode 2014 - 2017 toeneemt met jaarlijks 5% (nulmeting 2012: 50%). Opstellen beleidsnota activerend armoedebeleid (2013). Opstellen maatwerkvoorziening chronisch zieken en gehandicapten (2014). Implementeren nieuw beleid in de uitvoeringsorganisatie. Er is een monitor beschikbaar voor het meten van het bereik van de voorzieningen armoedebeleid. Uit deze monitor moet naar voren komen dat minder Schiedammers te kampen hebben met de negatieve gevolgen van chronische armoede. In het laatste kwartaal van 2013 wordt nieuw, activerend, armoedebeleid ter besluitvorming aangeboden. Invoering is per 1 januari 2014. In het laatste kwartaal van 2014 wordt de maatwerkvoorziening voor chronisch zieken en gehandicapten aangeboden. Invoering is per 1 januari 2015.
26
Beslispunt 6 Er wordt extra geïnvesteerd in de ondersteuning van mantelzorgers zodat zij beter en langer in staat zijn hun taak uit te voeren. Naam project
Wat willen we bereiken?
Wat moeten we daarvoor doen?
Wanneer is het doel bereikt?
Wanneer vindt uitvoering plaats?
Nummer 14 Het stimuleren van Schiedammers om mantelzorg te verlenen en het ondersteunen van deze mantelzorgers, vooral in en rond de verzorgingstehuizen Mantelzorg nieuwe stijl: op weg naar een professioneel uitgevoerde ondersteuning van mantelzorgers waarbij het bereik en ondersteuning van overbelaste mantelzorgers centraal staat. Het streefcijfer voor het bereik van de mantelzorgondersteuning wordt nader bepaald op basis van landelijke cijfers over aard en omvang. Mantelzorgers worden beter ondersteund, zodat zij hun taak langer volhouden. Specifieke aandacht gaat hierbij uit naar de mantelzorgers in en rond de verzorgingstehuizen. Er worden meer vrijwilligers gekoppeld aan mantelzorgers om mantelzorgers zo te ontlasten. Streefcijfers worden in samenspraak met de verzorgingstehuizen nader geformuleerd. Opdracht geven aan maatschappelijke partner om te komen tot een adequate ondersteuningstructuur mantelzorgers in relatie tot faciliteren vrijwilligers Professionaliseren van de mantelzorgondersteuning. Ontwikkelen van regionale visie op ondersteuning mantelzorg. Methodiekontwikkeling in het kader van professionalisering om zo een groter bereik van de doelgroep te realiseren. Netwerk beter in beeld bij professionals. Afspraken maken over het beter ondersteunen van mantelzorgers in verzorgingscentra. Er zijn meer mantelzorgers ingeschreven bij het centrale ondersteuningspunt. Mantelzorgers geven in metingen / evaluaties van het maatschappelijk werk en in de WMO-benchmark minder vaak aan dat de belasting te veel is. Het aantal mantelzorgers in en rond de verzorgingstehuizen is toegenomen. In 2013 is de stichting Mantelzorg bezig met de eigen doorontwikkeling na de fusie met MDNW. In 2014 zal er een projectplan worden opgesteld in samenspraak met externe partijen en interne afdelingen.
27
Beslispunt 7 Vrijwilligersorganisaties die met professionele krachten werken zullen actief ondersteund worden in hun ontwikkeling om het later met minder of zonder professionals te kunnen. Dit beslispunt moet in samenhang worden gezien met beslispunt 9: Bij de subsidiëring van instellingen zal de nadruk liggen op het ondersteunen van vrijwilligers in plaats van het zelf uitvoeren van activiteiten. en met beslispunt 27 Schiedam zal actief belemmeringen wegnemen om vrijwilligerswerk uit te voeren naast een uitkering. De samenhangende visie achter deze beslispunten komt naar voren in de eerste geformuleerde maatschappelijke opgave: Het vergroten van het aantal Schiedammers, zowel individueel als georganiseerd, dat zich inzet voor de Schiedamse samenleving. Dat vraagt dat Schiedammers meer zelf gaan doen, maar het vraagt ook dat Schiedammers daartoe goed worden gefaciliteerd. Schiedammers moeten daartoe de ruimte krijgen van de gemeente en van de gesubsidieerde instellingen om het op een eigen manier te doen. Naam project Wat willen we bereiken?
Wat moeten we daarvoor doen?
Wanneer is het doel bereikt?
Wanneer vindt uitvoering plaats?
Nummer 15 Het stimuleren van zelfbeheer van wijkaccommodaties door bewoners. Een of meerdere wijkaccommodaties worden beheerd door bewoners zonder tussenkomst van professionele organisaties. Het beheer van wijkaccommodaties door vrijwilligers is significant goedkoper dan door professionele organisaties. Er is een methodiek beschreven die toepasbaar is op meerdere locaties in de stad. Als pilot zal bij De Erker worden geëxperimenteerd met het zelfbeheer door vrijwilligers. De uitkomsten van dit pilot zullen worden gebruikt voor andere locaties. De ervaringen van Speeleiland zullen worden beschreven om daaruit een methodiek te destilleren voor andere vormen van zelfbeheer. De ervaringen met de Beethovenflat zullen gebruikt worden voor de doorontwikkeling van zelfbeheer. De ervaringen met De Erker dienen als businesscase voor andere vormen van maatschappelijk ondernemen op accommodatiegebied. Er worden concreet een of meerdere welzijnslocaties beheerd door bewoners in plaats van door een professionele organisatie. Na vaststelling van het bedrijfsplan neemt het college een besluit over een proeftuin met de Erker met ingang van 1 juli 2013. Als er gewerkt gaat worden met een proeftuin kan de volgende projectperiode worden bepaald: 1 juli 2013 -1 januari 2016.
28
Beslispunt 8 We gaan nieuwe groepen vrijwilligers stimuleren om zich actief in te zetten voor de eigen omgeving vanuit het principe dat iedereen een bijdrage levert aan de eigen leefomgeving. Dit beslispunt geeft meer de attitude weer waaronder gewerkt moet worden. De concrete uitwerking van dit beslispunt is terug te vinden onder beslispunt 4: In het eerste kwartaal van 2013 zal de gemeentelijke visie op vrijwilligerswerk worden aangeboden. en met beslispunt 10 In 2013 zullen we een plan uitwerken voor een steunpunt vrijwilligers ‘nieuwe stijl’ dat gericht is op het mobiliseren, activeren en scholen van vrijwilligers en vrijwilligersorganisaties. en met beslispunt 27 Schiedam zal actief belemmeringen wegnemen om vrijwilligerswerk uit te voeren naast een uitkering. Bij dit beslispunt worden geen afzonderlijke projectplannen geformuleerd, maar wordt verwezen naar de opzet van de vrijwilligersondersteuning zoals beschreven onder beslispunt 4.
29
Beslispunt 9 Bij de subsidiëring van instellingen zal de nadruk liggen op het ondersteunen van vrijwilligers in plaats van het zelf uitvoeren van activiteiten. Dit beslispunt moet in samenhang worden gezien met beslispunt 7: Vrijwilligersorganisaties die met professionele krachten werken zullen actief ondersteund worden in hun ontwikkeling om het later met minder of zonder professionals te kunnen. en met beslispunt 19: De gemeente Schiedam zal steeds meer taken door maatschappelijke instellingen laten uitvoeren en een steeds minder grote rol spelen in de uitvoering van de zorg. Dit vraagt een andere attitude bij gesubsidieerde instellingen en bij de gemeentelijke accounthouders die de subsidies verstrekken aan deze instellingen. Naam activiteit
Wat moet er bereikt worden?
Wat moet er vanuit het programma sociale infrastructuur voor gedaan worden? Wanneer is het doel bereikt?
Nummer C Het stimuleren van meer inzet van vrijwilligers bij gesubsidieerde instellingen Gesubsidieerde instellingen maken meer gebruik van vrijwilligers. Vrijwilligers voelen zich serieus genomen bij het uitoefenen van deze taken bij gesubsidieerde instellingen. Er zijn meer werkzoekenden actief als vrijwilliger bij gesubsidieerde instellingen. In de beschikkingen aan de gesubsidieerde instellingen wordt gevraagd meer vrijwilligers te betrekken. De inzet van vrijwilligers en de ondersteuning van vrijwilligers is een vast onderwerp op het ambtelijke en bestuurlijke overleg met gesubsidieerde instellingen. In de beschikkingen voor 2014 zal dit punt worden opgenomen.
30
Beslispunt 10 In 2013 zullen we een plan uitwerken voor een steunpunt vrijwilligers ‘nieuwe stijl’ dat gericht is op het mobiliseren, activeren en scholen van vrijwilligers en vrijwilligersorganisaties. De activiteiten en projecten op dit beslispunt zijn in samenhang met de acties onder beslispunt 8. We gaan nieuwe groepen vrijwilligers stimuleren om zich actief in te zetten voor de eigen omgeving vanuit het principe dat iedereen een bijdrage levert aan de eigen leefomgeving. Dit beslispunt geeft meer de attitude weer waaronder gewerkt moet worden. De concrete uitwerking van dit beslispunt is terug te vinden onder beslispunt 4: In het eerste kwartaal van 2013 zal de gemeentelijke visie op vrijwilligerswerk worden aangeboden. Bij dit beslispunt worden geen afzonderlijke projectplannen geformuleerd, maar wordt verwezen naar de opzet van de vrijwilligersondersteuning zoals beschreven onder beslispunt 4.
31
Beslispunt 11 We gaan meer samenhang aanbrengen in het aanbod per wijk door inwoners, instellingen en de gemeente een gezamenlijk werkplan te laten maken. Dit beslispunt moet in samenhang worden gezien met beslispunt 12: We gaan minder aanbodgericht en meer vraaggericht werken. Deze vraag wordt ook zo neergelegd bij professionele organisaties. Naam project
Wat willen we bereiken?
Wat moeten we daarvoor doen?
Wanneer is het doel bereikt?
Wanneer vindt uitvoering plaats?
Nummer 16 Doorontwikkelen experiment van vraag ophalen bij de bewoners en aanbrengen van samenhang in activiteiten van professionele organisaties in de wijk. Het aanbod van professionele instellingen is afgestemd op de wensen en behoeften van bewoners in een wijk. Bewoners voelen zich meer betrokken bij het aanbod in hun wijk. Er is geen sprake meer van overlap in het aanbod van professionele instellingen. In 2013 wederom de vraag naar activiteiten op wijkniveau ophalen bij de bewoners. Samenhang aanbrengen in het aanbod van de verschillende organisaties die in de wijk actief zijn. De verschillende organisaties stellen gezamenlijk werkplannen op. Dit is in 2012 in een experimenttraject gedaan voor de werkplannen 2013, per wijk (in Noord zijn enkele wijken gecombineerd): o eerst een ronde 'vraag ophalen', bij bewoners, professionals, collega's en op basis van monitorgegevens. o vervolgens een ronde met het mogelijke aanbod van de verschillende welzijnsinstellingen o gevolgd door aanvraag subsidie door de instellingen en verlenen van de beschikkingen door de gemeente Onderhouden van duurzame communicatiestructuur in de wijken: dit is een lopende taak die gefaciliteerd wordt vanuit het team Wijkontwikkeling. Bewoners leveren een actieve bijdrage aan de overleggen waarin gesproken wordt over het aanbod. Bewoners zijn tevreden over het aanbod dat in hun wijk gedaan wordt. Er is geen sprake van overlap in activiteiten in een wijk. Het ophalen van de vraag bij bewoners is een continu proces dat in de wijkoverleggen plaatsvindt.
32
Beslispunt 12 We gaan minder aanbodgericht en meer vraaggericht werken. Deze vraag wordt ook zo neergelegd bij professionele organisaties. Bij dit beslispunt wordt geen aparte projecten geformuleerd: verwezen wordt naar de projectplannen die bij beslispunt 11 zijn benoemd.
33
Beslispunt 13 In 2013 zal het Wot Nieuwland worden geëvalueerd. Bij gebleken succes en voldoende beschikbare middelen zullen drie Wot’s heel Schiedam bedienen. Naam project Wat willen we bereiken?
Wat moeten we daarvoor doen?
Wanneer is het doel bereikt?
Wanneer vindt uitvoering plaats?
Nummer 17 Doorontwikkeling WOT Nieuwland Toegang tot ondersteuning en activering in samenhang tussen CJG, KCC, Huisartsen en Werk & Inkomen tot een uniform proces. Een integraal aanbod voor de Schiedammers die ondersteuning of activering nodig hebben volgens de principes van één gezin, één plan, één casemanager. Schiedammers kunnen zo veel mogelijk zelf oplossingen vinden voor hun vragen, gebruik makend van bestaande mogelijkheden in hun omgeving, eigen netwerk of vrijwilligers. Bij het eerste contact wordt onderscheid gemaakt tussen eenvoudige en complexe vragen waardoor professionele inzet zo veel mogelijk vermeden kan worden. Het vraagverhelderinggesprek bij complexe vragen uitgevoerd volgens criteria van eigen verantwoordelijkheid en wederkerigheid kan leiden tot de conclusie of iemand ondersteuning nodig heeft. Voorkomen van stapelingseffecten en gebrekkige afstemming tussen hulpverleners. Inzichtelijk maken van de maatschappelijke kosten en baten en de potentiële besparingen in de eerste en tweede lijn. Een visie op de rol van de GOSA-regisseur en de regisseur Maatschappelijke Opvang in relatie tot het Wot en eerste en tweede lijnvoorzieningen. Het borgen van het gedachtegoed van de Kanteling bij gemeente, professionals en bewoners. Het evalueren van het Wot op basis van de bereikte effecten Het ontwikkelen en implementeren van een methodiek om meer vrijwilligers te betrekken bij de zorg voor kwetsbare Schiedammers. Verbindingen maken tussen het Wot en de vrijwilligersvacaturebank. Het uitwerken van en besluiten over de Schiedamse zorgstructuur. Afspraken maken met de huisartsen over hun inzet in het WOT. Met de effectenarena wordt onderzocht wat de opbrengsten zijn van het WOT. Met de sociale index van de afdeling Onderzoek en Statistiek wordt gemeten in welke mate Schiedammers sociale binding ervaren. In de eerste helft van 2013 wordt het Wot geëvalueerd Vanaf het tweede kwartaal 2013 wordt de doorontwikkeling van het Wot uitgewerkt. Op 1 oktober 2013 moet er een projectplan liggen voor de doorontwikkeling. Op 1 januari 2014 moet het Wot een methodiek ontwikkeld hebben waarbij alle Schiedammers die hier aankloppen voor ondersteuning geholpen worden met de analyse van de mogelijkheden in het eigen netwerk.
34
Naam Project
Wat moet er bereikt worden?
Wat moet er vanuit het programma sociale infrastructuur voor gedaan worden?
Wanneer is het doel bereikt?
Nummer D NWN-proeftuin in het kader Transitie Jeugdzorg (in opdracht van de Stadsregio) We willen bereiken dat het gezin de regie heeft in het aangaan van de uitdagingen en het oplossingen van de problemen, ondersteund door de juiste professional (eigen kracht en de juiste hulp). We richten ons daarbij op kwetsbare gezinnen, die één of meerdere hulpvragen hebben rondom opgroeien en opvoeden. Om een dergelijke ambitie te kunnen realiseren is het noodzakelijk om de proeftuin in verschillende deelprojecten onder te verdelen. Hierbij denken we aan deelprojecten als: o Gezinsregie op eigen kracht o Toegang o Regelopruimdienst 2012: op stadsregionaal niveau is samengewerkt aan de doorontwikkeling jeugdzorg. Eind 2012: stadsregionaal wordt positief gereageerd op het aanbod om op NWN-niveau het nieuwe jeugdzorgstelsel in de praktijk te testen als model voor de stadsregio. Het Portefeuillehouderoverleg Jeugdzorg heeft in juni 2013 toestemming gegeven voor de proeftuin. Begin 2013: start ontwikkeling Proeftuin NWN Jeugdzorg door de gemeenten Maassluis, Schiedam en Vlaardingen.
35
Beslispunt 14 Schiedam zal digitale hulpmiddelen meer inzetten om een betere informatievoorziening te bieden; vraag en aanbod beter op elkaar af te stemmen; zorg meer effectief en efficiënt te laten zijn en meer de eigenkracht te stimuleren. Naam Activiteit Wat moet er bereikt worden?
Wat moet er vanuit het programma sociale infrastructuur voor gedaan worden? Wanneer is het doel bereikt?
Nummer E Projecten in het kader Convenant Smarter Cities Technologische innovaties zorgen ervoor dat het aanbod van zorg door de gemeente slimmer, efficiënter en effectiever kan. ICT-oplossingen moeten beter worden toegepast om kwetsbare Schiedammers te ondersteunen In het kader van het convenant worden best practices uitgewisseld met andere gemeenten. In het bijzonder Almere is al erg ver in het doorvoeren van domotica en het inzetten van vormen van sociale media om eenzaamheid te bestrijden (digitaal koor, digitaal koffie-uurtje) en het oefenen van de fysiotherapie via een webcamverbinding. Schiedam het convenant voor Smarter Cities getekend waarin icttoepassingen in de Zorgende Stad worden uitgewerkt. Het doel is bereikt als er kosten worden bespaard door het slimmer inzetten van digitale hulpmiddelen.
36
Beslispunt 15 We gaan sterk inzetten op de gezondheid van Schiedammers, te beginnen bij de gezondheidszorg voor de ongeborenen. Bij dit beslispunt horen ook de activiteiten die in het kader van de sport worden ontwikkeld bij de projecten 30 en 31. Naam project
Wat willen we bereiken?
Wat moeten we daarvoor doen?
Wanneer is het doel bereikt?
Wanneer vindt uitvoering plaats?
Nummer 18 Projectplan Healthy Pregnancy for all (HP4All) ter bestrijding van babysterfte en gezondheidsrisico’s bij jonge kinderen in Schiedam. Het verlagen van het babysterftecijfer door inzet van twee zorgexperimenten: 1. Inzet voorlichters perinatale gezondheid die zelf uit de doelgroep komen en vrouwen aanspreken op het verminderen van gezondheidsrisico’s voorafgaand, tijdens en na de zwangerschap. 2. Start van het kinderwensspreekuur, waar vrouwen met een kinderwens preventieve voorlichting krijgen over het aangaan van een gezonde zwangerschap. Deze twee zorgexperimenten moeten onderdeel worden van de sluitende ketenaanpak en dus na de projectfase geïmplementeerd worden in het reguliere gezondheidsbeleid. De voorlichters perinatale gezondheid moeten geworven, getraind en begeleid worden. Samen met de huisartsen, verloskundigen, het CJG en andere aanbieders van eerstelijnsgezondheidszorg moet een kinderwensspreekuur worden opgezet. De cijfers voor morbiditeit (babysterfte) en mortaliteit (ernstige gezondheidsproblemen als gevolg van problemen rond de zwangerschap) worden landelijk gemeten via de verloskundigen, huisartsen en ziekenhuizen. De gemeente heeft geen rechtstreekse toegang tot deze cijfers, maar wordt wel door de landelijke projectgroep geïnformeerd over de ontwikkelingen. Er zijn afspraken gemaakt met de zorgverzekeraars over de verdeling van de kosten (zie ook project 24) In 2012 zijn de voorlichters perinatale gezondheid gestart In 2013 start het kinderwensspreekuur
37
Naam project Wat willen we bereiken?
Wat moeten we daarvoor doen?
Wanneer is het doel bereikt?
Wanneer vindt uitvoering plaats?
Nummer 19 Plan van aanpak alcoholbestrijding Jongeren onder de 18 jaar zijn zich bewust van de risico’s van alcoholgebruik. Jongeren onder de achttien jaar gebruiken geen alcohol in openbare gelegenheden (horeca, schoolfeesten, sportevenementen). Vrouwen gebruiken geen alcohol tijdens de zwangerschap en de borstvoedingsperiode. Nota bene: deze doelstelling is gelieerd aan de doelstellingen van HP4All (zie project nummer 18) Het geven van voorlichting over de risico’s van alcoholgebruik op jonge leeftijd door middel van: o Schriftelijke informatiematerialen o Organiseren van activiteiten zoals het Lekker Fris Festival om daarmee voor te lichten Afspraken maken met de horecaondernemers, sportkantines en de scholen over alcoholgebruik onder jeugdigen. Het strikt handhaven van de leeftijdsnormen ten aanzien van alcoholgebruik in de horeca door de Voedsel- en Warenautoriteit (VWA) en de Lichtblauwe Brigade (LBB). Het geven van voorlichting in het kader van het project HP4All (zie aldaar) Het aantal deelnemers aan het Lekker Fris Festival wordt gemeten en is hoger dan bij de eerste editie (ongeveer 60 jongeren). Het gebruik van de voorlichtingsmaterialen op de scholen wordt gemeten: de materialen worden op alle scholen gebruikt. Het aantal maatregelen, boetes en aanwijzingen van de VWA en LBB wordt gemeten. Nota bene: de VWA rapporteert niet aan de gemeente. Het aantal deelnemers aan het zwangerschapsspreekuur in het kader van HP4All wordt gemeten (Zie projectplan 18) De Gezondheidsmonitor van de GGD die vierjaarlijks uitkomt, geeft inzicht in het alcoholgebruik onder Schiedammers. Het eerste Lekker Fris Festival is in 2011 gehouden en dit werd positief ontvangen. Door gebrek aan middelen is het organiseren van een tweede festival achterwege gebleven. In 2012 is er een informatiekrant gemaakt voor het onderwijs die zeer positief ontvangen is. In 2013 en verder willen we deze activiteiten herhalen.
38
Naam project Wat willen we bereiken?
Wat moeten we daarvoor doen?
Wanneer is het doel bereikt?
Wanneer vindt uitvoering plaats?
Nummer 20 Project zichtbare Schakel, wijkverpleegkundigen in de buurt De wijkverpleegkundige ‘voor een gezonde buurt' verbetert de samenhangende zorg in wijken en richt zich voornamelijk op kwetsbare groepen. Het programma zet extra wijkverpleegkundigen in zodat preventie en zorg, wonen en welzijn op wijkniveau beter met elkaar worden verbonden. De wijkverpleegkundigen kunnen bijvoorbeeld verslechtering van de gezondheid tijdig signaleren en tijdig verwijzen om erger te voorkomen. Het programma stimuleert samenwerking met relevante organisaties en partijen. In Schiedam is een wijkverpleegkundige verbonden aan de Centrum Huisartsen. De samenwerking tussen verschillende (gezondheid)organisaties verbetert waardoor de zorg aan patiënten beter is geregeld. Er vinden meer vroegtijdige doorverwijzingen plaats voordat de gezondheidsproblemen echt groot worden. Het project wordt gefinancierd door ZonMW en heeft een looptijd van 2009 tot en met 2013. Eind 2013 wordt het project geëvalueerd om te bezien of voorzetting gewenst is en waaruit voortzetting bekostigd kan worden.
39
Beslispunt 16 Bij voorlichting aan Schiedammers gaan we meer gebruik maken van mondelinge informatieoverdracht, waarbij we ook ervaringsdeskundigen inzetten die hun ervaringen willen delen. Naam project
Wat willen we bereiken? Wat moeten we daarvoor doen?
Wanneer is het doel bereikt? Wanneer vindt uitvoering plaats?
Nummer 21 Ontwikkeling van peer-education op het gebied van de AWBZ in samenwerking met Stichting Incentive Realiseren dat de activiteiten van Stichting Incentive in 2014 worden voortgezet en zo mogelijk uitgebreid. In overleg met Stichting Incentive, Pameijer, GGZ Delfland en eventueel nog andere organisaties en personen, wordt onderzocht of de activiteiten van de stichting voortgezet kunnen worden en zo mogelijk uitgebreid. De activiteiten van Stichting Incentive worden met ingang van 2014 voortgezet door een andere organisatie of door andere vrijwilligers. Eind 2013 moet duidelijk zijn of Incentive kan blijven bestaan onder andere condities of dat de activiteiten door andere partners worden opgepakt. 1 januari 2014 zijn de activiteiten van Incentive duurzaam elders ondergebracht.
Bovenstaand project is zeer concreet en gericht op een specifieke groep. Het stimuleren van peereducation zal ook op andere doelgroepen worden uitgewerkt als daartoe aanleiding is.
40
Naam project Wat willen we bereiken?
Wat moeten we daarvoor doen?
Wanneer is het doel bereikt?
Wanneer vindt uitvoering plaats?
Nummer 22 Doorontwikkeling Formulierenbrigade Centrale vraag is of en op welke wijze de Formulierenbrigade na 2013 voortgezet kan worden. Bij een keuze voor voortzetting zal de Formulierenbrigade ‘toekomstbestendig’ moeten worden ingericht, rekening houdend met de verschillende gemeentelijke opgaven die er liggen. De Formulierenbrigade wordt in 2013 geëvalueerd. Op basis van deze evaluatie wordt een voorstel gedaan over wel of niet voortzetten, en bij voortzetting, de wijze waarop dit zal plaatsvinden. In het voorstel zal meegenomen worden hoe de Formulierenbrigade kan aansluiten op de gemeentelijke opgaven die er liggen met betrekking tot (bijvoorbeeld) het wijkondersteuningsteam, het activerend armoedebeleid, kanteling WMO, schuldhulpverlening, inzet van vrijwilligers, etc. Het bereik van de Formulierenbrigade wordt geregistreerd (waaronder aantal hulpvragen, vormen van hulp, etc.) Het doel is bereikt als: het bereik groter is geworden er een verbinding is gelegd met het Wot er doorstroming plaatsvindt van de brigadiers naar regulier werk. De evaluatie zal plaatsvinden in het derde kwartaal van 2013. Op basis van de evaluatie wordt een voorstel gemaakt dat voor besluitvorming wordt aangeboden aan het college B&W.
41
Beslispunt 17 We starten in 2013 met een pilot van maatschappelijk aanbesteden waarbij de gemeente het doel schetst en instellingen en verenigingen bepalen hoe ze dat doel gaan bereiken. De bestrijding van eenzaamheid bij ouderen (zie ook beslispunt 15) zal als pilot worden gebruikt om te werken met de methodiek van maatschappelijk aanbesteden. Naam project
Wat willen we bereiken? Wat moeten we daarvoor doen? Wanneer is het doel bereikt? Wanneer vindt uitvoering plaats?
Nummer 23 Bestrijding eenzaamheid bij ouderen als pilot voor de werkwijze ‘maatschappelijk aanbesteden’. Afname van het percentage van eenzame ouderen in 2017 van 39 % naar 35 %. Uittesten van de bruikbaarheid van de werkwijze maatschappelijk aanbesteden op een maatschappelijk vraagstuk. De eenzaamheid onder ouderen wordt gemeten door de GGD-RR. Deze monitor wordt vierjaarlijks uitgevoerd. Het doel is bereikt als de eenzaamheid onder ouderen is gedaald met 4%. Van 1 maart 2013 tot 1 september 2013 wordt de werkwijze van maatschappelijk aanbesteden ingezet om te komen tot vernieuwende aanpakken voor het te bereiken resultaat. Na 1 september wordt de werkwijze maatschappelijk aanbesteden tussentijds geëvalueerd. Van 1 september 2013 tot 1 september 2014 vindt de uitvoering van de goedgekeurde aanpakken plaats. Na 1 september 2014 vindt een evaluatie plaats van de uitgevoerde aanpakken in relatie tot het te bereiken resultaat. Op basis van de uitkomst hiervan wordt besloten of de werkwijze van maatschappelijk aanbesteden wordt voortgezet en oude en nieuwe aanpakken worden voortgezet in 2015 en verder.
42
Beslispunt 18 De gemeente zal minder losse producten in de zorg financieren, maar overgaan tot inkoop van een integraal aanbod van samenwerkende instellingen. Dit beslispunt is terug te vinden in projectnummer 3, onder beslispunt 1.
43
Beslispunt 19 De gemeente Schiedam zal steeds meer taken door maatschappelijke instellingen laten uitvoeren en een steeds minder grote rol spelen in de uitvoering van de zorg. Naam project Wat willen we bereiken?
Wat moeten we daarvoor doen?
Wanneer is het doel bereikt?
Wanneer vindt uitvoering plaats?
Nummer 24 Andere manieren van financieren realiseren Nieuwe financieringsbronnen aanboren, bijvoorbeeld bij zorgverzekeraars zodat zij meebetalen aan preventieve projecten. Concrete afspraken met de lokale zorgverzekeraar over de verdeling van kosten tussen gemeente en zorgverzekeraar. Innovatieve projecten ontwikkelen op het gebied van volksgezondheid en AWBZ. Deelnemen aan masterclass ‘ Aan de slag met zorgverzekeraars’ waarbij gemeenten tezamen met de lokale zorgverzekeraar gedurende drie dagen op zoek gaan naar nieuwe samenwerkingsverbanden. Benoemen van projecten die in aanmerking komen voor cofinanciering door zorgverzekeraars. Uitvoeren van effectenarena’s en andere methodieken om in beeld te brengen wat de maatschappelijke effecten zijn en wie er van profiteert. Met de effectenarena, en mogelijk ook andere methodieken, kunnen we bepalen wie betaalt voor bepaalde activiteiten en wie er financieel belang bij heeft. Het doel is bereikt als er concrete afspraken gemaakt zijn met de zorgverzekeraars over de verdeling van kosten. In het najaar van 2013 vinden de drie dagen van de masterclass plaats. Aan de hand van de masterclasses vinden vervolgafspraken plaats.
44
Beslispunt 20 Schiedam gaat meer inzetten op projecten gericht op activering naar vrijwilligerswerk van mensen als tegenprestatie voor een uitkering. We zoeken hierbij bij voorkeur de verbinding met de behoeften in de tweede pijler. Dit punt wordt verder uitgewerkt in het implementatieplan voor de participatiewet. Zie hiervoor Activiteit B. Daarnaast wordt hierbij verwezen naar project 7: Doorontwikkeling Buurtkracht Oost
45
Beslispunt 21 Schiedam gaat actief sturen op de kwaliteit van het onderwijs en andere aanbieders in de eerste lijn zoals peuterspeelzalen en kinderopvang zodat het rendement omhoog gaat. Naam project Wat willen we bereiken?
Wat moeten we daarvoor doen?
Wanneer is het doel bereikt?
Wanneer vindt uitvoering plaats?
Nummer 25 Verhogen effectiviteit Voor- en Vroegschoolse Educatie Versterking van de kwaliteit van de vve en uitbreiding van het aanbod in overeenstemming met de afspraken met het Rijk. In 2012 zijn bestuursafspraken met het Rijk overeen gekomen, gericht op het versterken van de kwaliteit van de vve en de uitbreiding van het aanbod. Schiedam gaat actief sturen op de kwaliteit van het onderwijs en andere aanbieders in de eerste lijn zoals peuterspeelzalen en kinderopvang zodat het rendement omhoog gaat. 25% van de gesubsidieerde peuterspeelzalen met voorschoolse educatie (VE) heeft een pedagogisch medewerker (pm-er) met minimaal een HBO opleiding op AD niveau. 50 pm-ers en onderwijsassistenten van de VVE die niet het vereiste taalniveau Nederlands beheersen, volgen scholing. Alle locaties voor VVE werken met een gericht ouderbeleidsplan, waarin minimaal uiteen is gezet hoe de ouderbetrokkenheid wordt vergroot. De inspectie van het Onderwijs beoordeelt de ouderbetrokkenheid van alle locaties op alle onderdelen als voldoende. VE locaties en de groepen 1-2 van de basisscholen werken opbrengstgericht en hebben hun interne kwaliteitszorg zo verbeterd, dat 50% op deze onderdelen als voldoende wordt beoordeeld door de inspectie van het Onderwijs. Alle locaties bieden 5 dagdelen VE aan voor de als doelgroep geïndiceerde peuters. Het bereik meten we aan de hand van het aantal deelnemende doelgroeppeuters. Dat zetten we af tegen het berekende/ingeschatte aantal doelgroeppeuters in Schiedam. Over de vraag hoe we de effecten en de outcome het beste kunnen meten zijn we nog op zoek naar een goede methode. Overeenkomst Rijk 2012 Evaluatiemoment in 2013
46
Naam project Wat willen we bereiken?
Wat moeten we daarvoor doen?
Wanneer is het doel bereikt? Wanneer vindt uitvoering plaats?
Nummer 26 Kwaliteitsverbetering basisonderwijs Met ingang van 2015 kent Schiedam, volgens de metingen van de onderwijsinspectie, structureel geen zwakke scholen meer in het basisonderwijs We starten hiertoe met de eerste vier scholen: Aanmelding scholen door de schoolbesturen, uiterlijk mei 2013 Beoordeling situatie per school juni 2013 Kwaliteitsanalyse, opstellen en uitvoeren Plan van Aanpak, schooljaar 2013/2014 De tweede groep van vier scholen worden begeleid met ingang van schooljaar 2014/2015 De onderwijsinspectie controleert de kwaliteit van de scholen. Uit de evaluaties van de onderwijsinspectie moet blijken dat er geen zwakke scholen meer in Schiedam aanwezig zijn. De uitvoering vindt plaats in de jaren 2013 en 2014.
47
Beslispunt 22 In het eerste kwartaal van 2013 zal de gemeentelijke visie op Brede Scholen worden uitgewerkt, waarin de sociale stijging van Schiedamse jongeren vorm zal krijgen. Naam project Wat willen we bereiken?
Wat moeten we daarvoor doen?
Wanneer is het doel bereikt?
Wanneer vindt uitvoering plaats?
Nummer 27 Project doorontwikkeling Brede Scholen Alle Brede scholen ontwikkelen zich verder tot integrale kindcentra voor kinderen van 0-12 jaar. Dit betekent dat er minimaal een integraal aanbod is van voor- en vroegschoolse educatie, onderwijs, zorg en opvang voor kinderen en ouders. Er is een eenduidige aansturing en er wordt gewerkt vanuit een gezamenlijke pedagogische grondslag. De integrale aanpak levert een bijdrage aan de verbetering van de onderwijskwaliteit. In overleg met het onderwijs een visie op het lokaal onderwijs en de IKC’s opstellen Een subsidiekader opstellen. De ontwikkeling en op locatie en in de wijken stimuleren door overleg te voeren en samenwerking te faciliteren We maken gebruik van de kwaliteitskaart brede school &Integrale Kindcentra voor de nulmeting en de effectmeting. Hierin wordt de startsituatie, het proces en het rendement gemonitord. Op deze wijze meten we of de Brede scholen zich tot de integrale kindcentra hebben ontwikkeld. Met ingang van 01-01-2014. Daarna doorlopend
48
Beslispunt 23 Schiedam zet in op het versterken van de keten in onderwijs en arbeidsmarkt door op alle schakelmomenten de risico’s op uitval te verminderen. Naam project Wat willen we bereiken?
Wat moeten we daarvoor doen?
Wanneer is het doel bereikt? Wanneer vindt uitvoering plaats?
Nummer 28 Regionalisering leerplicht Het Regionaal Bureau Leerplicht en RMC Nieuwe Waterweg Noord start op 1 januari 2014 haar uitvoering van regionale taken op het gebied van leer – en kwalificatieplicht inclusief de uitvoering van de RMC wetgeving door het Steunpunt Jongeren. Jongeren worden beter begeleid in hun schoolloopbaan en het behalen van de startkwalificatie. Deze startkwalificatie is van belang voor de aansluiting van hun opleiding op de arbeidsmarkt. 1. Haalbaarheidsonderzoek 2. Ontwikkeling van het bedrijfsplan 3. Voorbereiden politieke besluitvorming 4. Besluitvorming college/raad 5. Uitvoering implementatieplan 6. Start Regionaal Bureau Leerplicht op 1 januari 2014 Als op 1 januari 2014 het Regionaal Leerplichtbureau een feit is. In 2013 wordt de regionalisering voorbereid en deze moet op 1 januari 2014 zijn beslag hebben gekregen.
49
Beslispunt 24 In het TalentOntwikkelPlein zullen vraag en aanbod van onderwijs, werkgevers en werknemers beter op elkaar worden afgestemd, zodat meer Schiedammers aan een baan komen. Dit beslispunt moet in samenhang worden gezien met beslispunt 26: Vanuit het programma economie worden actief bedrijven geworven die de werkgelegenheid in de stad kunnen verhogen. Daarnaast zetten we in op het behoud van bestaande bedrijven en werkgelegenheid. Naam activiteit Wat moet er bereikt worden?
Wat moet er vanuit het programma sociale infrastructuur voor gedaan worden?
Nummer F Het ontwikkelen van het TalentOntwikkelPlein De gemeente verwacht van haar inwoners actief burgerschap en van maatschappelijke partners, onderwijsinstellingen en werkgevers effectievere en efficiëntere samenwerking. De gemeente voert regie om dit op gang te brengen en te coördineren. Het TalentOntwikkelPlein (TOP) kan dit proces ondersteunen. Door de toeleiding via één centraal loket (signalering, intake en diagnose). En door de verbindingen die TOP legt tussen arbeidsmarkt, onderwijs en maatschappelijke zorg. Binnen het nieuwe dienstverleningsconcept ligt de regie bij de participatiecoach. Hij gebruikt zijn kwaliteiten om cliënten te bewegen richting participatie, waar mogelijk richting betaalt werk. Indien noodzakelijk zet hij het ‘(verander)instrument’ geld in. Voor de zelfredzame cliënten verschuift de dienstverlening van ‘zorgen voor’ naar ‘zorgen dat’. Met hulp van digitale dienstverlening en TOP vinden zij zelf hun weg (terug) naar werk. Ondersteund door kortdurende (groep)interventies. Dat betekent dat de toegang tot de zorg goed geregeld moet zijn (zie ook project 1) Voor de niet of minder zelfredzame cliënten blijft Werk & Inkomen, naast TOP, persoonlijke ondersteuning bieden. Die is gebaseerd op kennis van de cliënten en hun directe omgeving: welke problemen spelen er en welke instanties zijn betrokken? In nauwe samenwerking met de cliënt, diens (wijk)netwerk en de betrokken instanties bepaalt de participatiecoach de route op weg naar werk. Het TalentOntwikkelPlein maakt het nieuwe dienstverleningsconcept mogelijk, want: Het verbindt verschillende partijen en organisaties rondom werk, scholing, zorg en welzijn (win-win), waarbij Werk & Inkomen als vliegwiel fungeert Het is een ‘instrumentenboek’ te gebruiken door de cliënten, de maatschappelijke partners en door de participatiecoach van Werk & Inkomen. In eerste instantie bestaat TOP uit al bestaande voorzieningen met alternatieve financiering Het is bij de start geen fysiek plein; de verschillende instrumenten worden digitaal aangeboden. Wel ontmoeten de samenwerkingspartners elkaar op TOP om afspraken te maken over het begeleiden van de cliënten. TOP kan zich op termijn ook voor 50
cliënten ontwikkelen tot een echte ontmoetingsplaat Het is een instrument dat invulling geeft aan de werkzaamheden van de afdeling Werk & Inkomen
Wanneer is het doel bereikt?
TOP is nooit af, het blijft in ontwikkeling. En wie weet, ook gemeentebreed. Als de cliënten van de afdeling Werk & Inkomen zich ontwikkelen tot zelfredzame, (financieel) onafhankelijke burgers die zelf regie nemen op hun eigen leven.
51
Beslispunt 25 De gemeente zal als werkgever en stageverlener zijn verantwoordelijkheid nemen naar de Schiedammers die een kwetsbare plaats op de arbeidsmarkt innemen. Naam activiteit
Wat moet er bereikt worden?
Wat moet er vanuit het programma sociale infrastructuur voor gedaan worden? Wanneer is het doel bereikt?
Nummer G Het borgen van concrete afspraken door de afdeling P&O: 1. Bij stages hebben Schiedammers voorrang 2. Bij vacatures hebben Schiedammers voorrang De gemeente Schiedam zal als werkgever en stageverlener zijn verantwoordelijkheid nemen naar de Schiedammers die een kwetsbare plaats op de arbeidsmarkt innemen. Dat betekent dat inwoners van Schiedam voorrang hebben om bij de gemeente te werken en/of stage te lopen. Deze activiteit ligt buiten de verantwoordelijkheid van het programma Sociale Infrastructuur.
Het doel is bereikt als er meer kwetsbare Schiedammers een baan bij de gemeente Schiedam hebben in plaats van afhankelijk te zijn van een uitkering van dezelfde gemeente.
52
Beslispunt 26 Vanuit het programma economie worden actief bedrijven geworven die de werkgelegenheid in de stad kunnen verhogen. Daarnaast zetten we in op het behoud van bestaande bedrijven en werkgelegenheid. Schiedam zet sterk in op aanbestedingen met Social Return on Investment als voorwaarde. Op deze manier komen meer Schiedammers aan het werk. Vanuit het programma economie wordt bedrijven geworven voor een sterke stedelijke economie. In het kader van dit programma zal hierover ook worden gerapporteerd. Een deel van deze activiteiten en projecten die plaatsvinden op het gebied van het verbeteren van de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt wordt uitgevoerd in het kader van het programma economie. Naam Activiteit Wat moet er bereikt worden?
Wat moet er vanuit het programma sociale infrastructuur voor gedaan worden? Wanneer is het doel bereikt?
Nummer H Sociale winst (social return on investment) Het opstellen van een gezamenlijk protocol in de regio (Maassluis, Schiedam en Vlaardingen) voor de aanbesteding van diensten en werken. Opdrachtnemers zijn op basis van dit protocol verplicht om minimaal 5% van de aanneemsom te besteden aan betaald werk en/of werkervaringplekken voor werkzoekenden. Dit zijn banen voor minimaal zes maanden. Sociale winst vergroot de kansen op arbeidsparticipatie en maakt werkgevers betrokken bij het oplossen van een maatschappelijk probleem. Het protocol wordt inmiddels toegepast door het inkoopbureau. In verschillende projecten (bijvoorbeeld aanleg A4) worden mensen met een uitkering via sociale winst aan werk geholpen. Vanuit het programma Sociale Infrastructuur zijn verder geen activiteiten noodzakelijk. Sociale winst is inmiddels succesvol ingevoerd in de gemeente Schiedam.
53
Beslispunt 27 Schiedam zal actief belemmeringen wegnemen om vrijwilligerswerk uit te voeren naast een uitkering. Naam activiteit Wat moet er bereikt worden?
Wat moet er vanuit het programma sociale infrastructuur voor gedaan worden?
Wanneer is het doel bereikt?
Nummer I Vrijwilligerswerk naast een uitkering Door mensen met een uitkering tijdelijk in te zetten voor maatschappelijk nuttig werk worden meerdere doelen gerealiseerd. Het kan een belangrijke stap zijn voor mensen om weer maatschappelijk actief en betrokken te zijn en kan tegelijkertijd de sociale infrastructuur op buurt- en wijkniveau versterken. In een actieplan voor vrijwillige inzet zal opgenomen worden op welke wijze mensen met een uitkering kunnen worden ingezet om vrijwillig actief te worden in de stad. Bekeken wordt of hiervoor de (wettelijke) mogelijkheid van de tegenprestatie kan worden ingezet en welke mogelijkheden er zijn voor een vrijwilligerspremie en/of onkostenvergoeding. De inzet van vrijwilligers met een uitkering zal onderdeel zijn van het actieplan voor vrijwillige inzet dat in 2013 wordt opgesteld. Ook komt het vrijwilligerswerk terug in een aantal activiteiten in dit programma waaronder Buurtkracht. Vanuit het programma Sociale Infrastructuur moet er gezorgd worden voor een goede infrastructuur om vrijwilligerswerk in de stad te doen. Hiertoe is een aantal projectplannen geformuleerd. Vrijwilligerswerk en mantelzorgondersteuning komen naar voren bij de projectplannen 9, 10, 11, 12, 14, 15 en 17 en 30. Ook in het TalentOntwikkelPlein (Activiteit F) komt vrijwilligerswerk nadrukkelijk naar voren. Als Schiedammers met een uitkering die (nog) niet naar regulier werk kunnen een aanbod krijgen om vrijwillig actief te worden in de stad waardoor ze een volgende stap kunnen zetten op de participatieladder en de kansen op betaald werk toenemen.
54
Beslispunt 28 In 2013 starten we in het kader van de voorloperaanpak met de doorontwikkeling van de zorgadviesteams in de scholen. Naam project
Nummer 29 Het doorontwikkelen van de zorgadviesteams op de scholen Wat willen we bereiken? Effectieve samenwerking tussen onderwijs en hulpverlening (integrale leerlingenzorg: 1 kind, 1 gezin, 1 plan). Ondersteuning wordt zo snel mogelijk in de directe nabijheid van leerling en gezin aangeboden (80% van de vraagstukken van leerlingen en hun ouders wordt opgelost op het niveau van de school). Ouders zijn in een vroegtijdig stadium betrokken (preventief). Door meer uren te besteden in de lichte ondersteuning zijn minder uren nodig voor de zware ondersteuning nodig. Escalatie van problemen in het onderwijs neemt af. Hierdoor minder gebruik van speciaal onderwijs. Aparte indicatietrajecten zijn vervangen door multidisciplinaire arrangementen. Wat moeten we daarvoor 1. De expertise van zorg en onderwijs zo dicht mogelijk bij de school doen? organiseren (in schoolgebonden ondersteuningsteams). 2. Integrale ondersteuningstoewijzing zo veel als mogelijk op het niveau van de school laten plaatsvinden (zo dicht mogelijk bij het kind/gezin). 3. Realiseren opbrengst stelselwijzigingen. Dit betekent voor NWN aandacht voor: o van indiceren naar arrangeren; o zo min mogelijk labelen; o financiële haalbaarheid. Wanneer is het doel Het aantal doorverwijzingen naar het speciaal onderwijs is niet meer bereikt? dan 2% Wanneer vindt uitvoering 1.Ontwikkelingsfase: 2012-2013. plaats? 2.Pilotfase: 2013-2014. 3.Invoering NWN op alle scholen: 2014-2015.
55
Beslispunt 29 In het kader van de woonvisie is tot een samenhangend pakket aan maatregelen besloten om Schiedam een meer aantrekkelijk woonklimaat te laten hebben. Naam Activiteit Wat moet er bereikt worden?
Wat moet er vanuit het programma sociale infrastructuur voor gedaan worden?
Wanneer is het doel bereikt?
Nummer J Levensloopbestendige wijken De Schiedamse woningvoorraad moet geschikt gemaakt worden voor ouderen en andere Schiedammers die aangewezen zijn op goed toegankelijke woningen. In het kader van de levensloopvriendelijke stad wordt gestart met een woonservicezone in Nieuwland, waarbij wordt aangesloten op het Wijkondersteuningsteam in Nieuwland. De mogelijkheden voor een woonservicezone in Oost worden in beeld gebracht. Dit beslispunt valt onder de verantwoordelijkheid van de programmamanager Wonen. Samen met de programmamanager Sociale Infrastructuur stemt deze af over de inhoudelijke uitwerking van de woonservicezones. Schiedam neemt deel aan de leerkring ‘wonen en zorg’ vanuit de VNG waarbij een ambtelijke vertegenwoordiging uit de hoek van wonen samen met en vertegenwoordiger uit de zorghoek. Als schiedammers langer in staat zijn zelfstandig te wonen, bij voorkeur in hun eigen buurt. Als het beroep op intramurale voorzieningen afneemt.
56
Beslispunt 30 Sport zal planmatig worden ingezet als middel voor het bereiken van de Schiedamse doelen op het gebied van participatie, versterken van burgerkracht, het realiseren van een betere leefomgeving en het verbeteren van de gezondheid. Naam project
Nummer 30 Vitale sportverenigingen Wat willen we bereiken? We willen in Schiedam vitale sportverenigingen die een belangrijke rol spelen bij de inzet van sport en bewegen bij het realiseren van doelstellingen op het gebied van sociale cohesie, gezondheid, leefbaarheid etc. en optimaal bijdragen aan een gezonde duurzame exploitatie van sportvoorzieningen (Schiedam in Beweging). Wat moeten we daarvoor We sluiten aan bij en activeren sportverenigingen in het vervullen van doen? hun maatschappelijke functie door: Begeleiding op maat aan sportverenigingen en/of cluster van verenigingen (vitaal en basis) met name op het gebied van - (Verbreden) maatschappelijke rol - Samenwerking (fusie) - Gezonde exploitatie sportvoorzieningen Beschikbaar stellen handvaten en tools (Alle verenigingen) op verenigingsonderwerpen als - Vrijwilligers - Ledenwerving - Financiën - Etc. Wanneer is het doel Sportverenigingen in Schiedam in staat zijn om door organisatorische en bereikt? financiële gezondheid duurzaam voort te bestaan, waarbij de vereniging vanuit haar maatschappelijke functie een optimale bijdrage levert aan de diverse maatschappelijke doelstellingen van de stad en aan gezonde duurzame exploitatie van sportvoorzieningen. Wanneer vindt uitvoering Vanaf 2013. Daarna doorlopend. plaats?
57
Naam project
Nummer 31 Beweegvriendelijke omgeving Wat willen we bereiken? Een leefomgeving die mensen faciliteert en stimuleert om te bewegen waardoor een bijdrage wordt geleverd aan het verbeteren van de gezondheid, leefbaarheid in de wijk en sociale cohesie. Wat moeten we daarvoor Een omgeving (plekken) creëren c.q. de openbare ruimte doen? (her)inrichten zodat (al dan niet met voorzieningen) mensen uitgedaagd (en zonodig gestimuleerd) worden te spelen, bewegen, sporten, ontmoeten en zich verplaatsen Bijvoorbeeld herinrichting Beatrixpark, Park A4 Aan voorzieningen een activiteiten aanbod koppelen, ten behoeve van actieve stimulatie en duurzaam gebruik van de voorziening - Bijvoorbeeld Project buurtsport, buurtsportlocaties, sportcoaches Wanneer is het doel Verbetering leefbaarheid in de wijk (Tevredenheidsonderzoek bereikt? burgers) Stijging van het aantal burgers dat voldoet aan de NNGB, Nationale Norm Gezond Bewegen (Sport- en beweegdeelname onderzoek) Wanneer vindt uitvoering 2013 en verder plaats? O.a. Project Buurtsport: vanaf 1 mei 2013
58
Naam project
Nummer 32 Optimaal sport- en beweegaanbod in Schiedam Wat willen we bereiken? Door een optimaal sport- en beweegaanbod zoveel mogelijk burgers structureel te gaan laten sporten en bewegen, waarmee een optimale bijdrage wordt geleverd aan de maatschappelijke doelstellingen Wat moeten we daarvoor Regie voeren op sport- en beweeginterventies en activiteiten in de stad doen? Duurzaam borgen van bestaande en nieuw te ontwikkelen en in te passen (succesvolle) sport en beweeg interventies en activiteiten Door het ontsluiten en verbinden van kennis, tijd en middelen bij lokale (maatschappelijke) organisaties Bijvoorbeeld Wijksportvereniging, schoolsportvereniging, sportpas Wanneer is het doel Wanneer door sport en bewegen maatschappelijke doelstellingen op bereikt? het gebied van participatie, versterken van burgerkracht, het realiseren van een betere leefomgeving en het verbeteren van de gezondheid worden bereikt Wanneer vindt uitvoering Doorlopend plaats?
59
Beslispunt 31 De gemeente Schiedam zal kwaliteitsaspecten en rendement bepalend laten zijn voor de verdeling van onderwijsmiddelen. Dit beslispunt moet in samenhang worden gezien met de beslispunten 21 en 22 en de projectplannen 26, 27, 28 en 29 die hier onder vallen.
60
4. Financiën en risico’s programma: ontwikkelingen bezuinigingen De financiële opgaven in het sociale domein zijn groot: het rijk draagt een aantal taken over naar de gemeenten met grote efficiencykortingen. Om deze kortingen op te kunnen vangen, betekent dit dat de zorg op een andere manier moet worden vormgegeven: de transformatie van het sociale domein. De opgave voor de komende jaren is om een verschuiving van de zwaardere zorg naar de minder zware zorg te bewerkstelligen. Dat betekent dat er geïnvesteerd moet worden in de nulde lijn, dus de ondersteuning die mensen in hun eigen omgeving kunnen krijgen. In onderstaand schema dat gepresenteerd is in het bestuurlijk overleg van de G32 Sociale Pijler, is dat de kolom van de burgerkracht. Ook investeringen in de eerste lijn, dus de laagdrempelige zorg, dragen er aan bij dat de druk op de zwaardere voorzieningen daalt. Op deze manier kunnen uiteindelijk besparingen gerealiseerd worden: zo’n 15% ten opzichte van de huidige budgetten wordt als realistisch beschouwd.
Het gewone leven (zo lang mogelijk) Inzet Burgerkracht
•Eigen kracht •Sterke leefomgeving
Eigen kracht versterken
De bijzondere setting (zo kort mogelijk) Actief helpen
•Lichte kortdurende
•Signaleren en
ondersteuning •Vroegtijdige herkenning •Informele steun •Klein = klein •Financiële ondersteuning
aanpakken •1 gezin, 1 plan •Liefst ambulant •Behoud regie •Ruimte professional
ca. 13%
ca. 85% 1/2e oude budget
Regie (deels) overnemen
•Veiligheid •Opname
instellingen Deels gedwongen •Onder Toezicht (OTS) •Jeugdzorg+
ca. 2% 1/3e oude budget
Op dit moment dreigt echter het omgekeerde te gebeuren: er wordt stevig bezuinigd in de nulde lijn en de eerste lijn. Deze activiteiten sneuvelen het eerst als er gezocht wordt naar bezuinigingen, want het treft over het algemeen niet de meest kwetsbare Schiedammers. Bij de bezuinigingen wordt de tweede en derde lijn zoveel mogelijk ontzien, vanuit de logica dat de groepen die hierop een beroep doen, de meest kwetsbaren in onze stad zijn. Bezuinigingen op kwetsbare Schiedammers leiden tot grote maatschappelijke weerstand en de bezuinigingen worden daarom gezocht bij minder kwetsbare groepen. Aan deze wijze van bezuinigen kleeft een groot nadeel, en dat is dat de versterking van de nulde en de eerste lijn achterwege blijft. Deze kunnen zich daardoor niet ontwikkelen tot volwaardige alternatieven voor duurdere zorg. De druk op de tweede en derde lijn blijft daarmee onverminderd hoog. Er is dus sprake van het effect van een tube waarin geknepen wordt: daar waar de druk het hoogst wordt, komen de problemen naar buiten. In onderstaand schema is dit grafisch uitgewerkt, waarbij er een opwaartse druk ontstaat naar duurdere voorzieningen.
61
Het gewone leven Inzet Burgerkracht
•Eigen kracht •Sterke leefomgeving
Eigen kracht versterken
•Lichte kortdurende ondersteuning
•Vroegtijdige herkenning
•Informele steun •Klein = klein •Financiële
De bijzondere setting Actief helpen
•Signaleren en
Regie (deels) overnemen
•Veiligheid •Opname
•1 gezin, 1 plan •Liefst ambulant •Behoud regie •Ruimte professional
instellingen Deels gedwongen •Onder Toezicht (OTS) •Jeugdzorg+
ca. 13%
ca. 2%
aanpakken
ondersteuning
ca. 85% Veel minder budget?
????
Het dilemma waar de gemeente de komende jaren voor staat is om te investeren in de nulde en eerste lijn om op de langere termijn de hoge kosten in de tweede en derde lijn te voorkomen. De middelen die de komende jaren beschikbaar zijn voor het sociale domein, zijn hiervoor niet toereikend. De bezuinigingen vanuit het Rijk zijn van een dusdanige omvang dat deze transformatie niet op een geleidelijke wijze kan plaatsvinden. De transformatie moet op een andere manier bekostigd worden, waarbij de kosten voor de baten uitgaan. Bij het opstellen van de begroting 2013 is hier al rekening mee gehouden: er is bewust gekozen om de sociale infrastructuur zo veel mogelijk in tact te laten en bij de bezuinigingen de vrijwilligers te ontzien. Om de druk op de nulde en eerste lijn te kunnen opvangen zal er nog verder geïnvesteerd moeten worden in de nulde en eerste lijn. Op termijn moeten op deze manier besparingen gerealiseerd worden. Deze besparingen zijn hard nodig om de grote kortingen die met de decentralisaties gepaard gaan op te vangen. De kosten gaan echter voor de baten uit. Dat betekent dat er de komende jaren middelen op een andere wijze moeten worden ingezet. Hierbij zijn de volgende middelen in beeld: 1. Er zijn reguliere middelen in de programmabegroting die worden aangewend voor de doelstellingen in de kadernota. Dat betekent dat deze middelen nog wel besteed worden aan hetzelfde doel, maar dat de opdracht voor deze middelen anders is. Zo worden middelen ingezet voor projecten, die wel door dezelfde opdrachtnemer uitgevoerd mogen worden, maar tegen andere condities. Een voorbeeld hiervan is de inzet van middelen voor de mantelzorg bij project 14. 2. De uitgaven op de ROGplus dalen de komende jaren structureel met ongeveer € 1,7 miljoen. Deze daling in kosten is het gevolg van de ingezette Kanteling, waarbij een minder groot beroep gedaan wordt op voorzieningen en Schiedammers meer op zoek gaan naar alternatieven en eigen inzet. Deze Kanteling is in 2011 ingezet en blijkt nu zijn vruchten af te werpen. In 2012 waren daar de eerste voorbodes van, en in 2013 blijkt dat we dit als structureel succes mogen beschouwen. De Kanteling die in de WMO heeft plaatsgevonden, moet nu ook in het brede sociale domein plaatsvinden. De investeringen die hiermee gemoeid zijn, zullen zich op termijn uitbetalen. De effecten van de Kanteling bij de ROGplus zijn hierbij het voorbeeld. Voorgesteld wordt 62
deze middelen in te zetten voor de noodzakelijke investeringen voor de omvorming van het sociale domein. 3. Meevallers op de verschillende budgetten in het sociale domein zullen stelselmatig gebruikt gaan worden om de projecten en experimenten uit te financieren. In deze begroting is dit niet opgenomen, omdat niet op voorhand te zeggen is waar er meevallers zullen zijn en wat de omvang hiervan is. 4. De reserve sociaal domein die is ingericht als experimenteerpot. Hier gaat een bedrag van € 1.203.553 in om en zal ingezet worden om eenmalige activiteiten te stimuleren. Structurele uitgaven zullen op een andere wijze gefinancierd moeten worden. Hangende het proces voor het opstellen van dit uitvoeringsprogramma is ook gekeken naar een integrale benadering van het sociale en het fysieke domein. Hierover zal besloten worden bij de zomernota 2014. Omdat deze besluitvorming nog niet is afgerond bij het opstellen van dit uitvoeringsprogramma, wordt de begroting voor de jaren 2014 en verder open gelaten. Dat betekent dat alleen de reguliere dekking in meerjarenperspectief is gegeven en niet vooruit wordt gelopen op de besluiten in de zomernota. 2013 Begroting Dekking PIJLER 1 Begroot Regulier beschikbaar Reserve sociaal domein Kanteling WMO: ROGplus Totaal Pijler 1 PIJLER 2 Begroot Regulier beschikbaar Reserve sociaal domein Kanteling WMO: ROGplus Totaal pijler 2 PIJLER 3 Begroot Regulier beschikbaar Reserve sociaal domein Kanteling WMO: ROGplus Totaal Pijler 3
€ 293.500
2014 Begroting Dekking € 653.500
€ 115.000 € 178.500 € 293.500
€ 293.500
€1.292.615
2015 Begroting Dekking € 923.500
€ 230.000 423.500 € 653.500
€ 653.000
€1.798.500
€ 500.000 € € 923.500
€ 923.500
€2.283.500
€ 464.000 € 581.000 € 213.715 € 614.900 € 1.217.500 €1.292.615 €1.292.615 €1.798.500 €1.798.500 €2.283.500
€1.372.408
423.500
€1.629.000
€ 1.291.000 €1.129.000
€1.679.000
€1.479.000 € 1.529.000 € 91.940 € 273.408 € 58.060 €1.372.408 €1.372.408 €1.629.000 €1.629.000 €1.679.000 €1.529.000
Buiten programma sturing t.b.v. de pijlers Begroot € 300.000 Regulier Reserve sociaal Domein Kanteling WMO: ROGplus Totaal buiten programma € 300.000
€1.099.000
€ 250.000
-
€ 219.508 € 80.492
€ 250.000
€ 300.000 € 250.000
€ 250.000
-
-
63
2013 Begroting Dekking
2014 Begroting Dekking
2015 Begroting Dekking
Totaal Totaal uitgaven €4.331.000 €3.258.523 €4.886.000 Reguliere dekking €1.678.000 €2.290.000 € 3.320.000 Reserve sociaal domein € 433.223 € 341.940 Kanteling WMO: ROGplus €1.147.300 € 1.699.060 €1.566.000 €3.258.523 €3.258.523 €4.331.000 €4.331.000 €4.886.000 € 4.886.000
Alle projecten die in dit uitvoeringsprogramma zijn opgenomen, zijn toebedeeld aan een van de drie pijlers, waar een meer fijnmazige begroting per project onder ligt. In deze begroting is de systematiek te zien dat de extra investeringen vooral ten goede komen aan de eerste en de derde pijler: daar gaan relatief en absoluut de meeste investeringsgelden naar toe. In de tweede pijler wordt minder geïnvesteerd en op termijn moet hier juist een daling van budgetten worden gerealiseerd. In het verloop van de budgetten is het volgende op te merken: Eerste pijler: Het oplopende budget in de eerste pijler komt door het jaarlijks toenemende budget voor initiatieven van kleinschalige subsidies. Bij de begroting voor 2013 is afgesproken dat de helft van het bedrag dat bezuinigd wordt op welzijnssubsidies ten goede komt aan kleinschalige projecten voor en door vrijwilligers. Dit budget loopt tot 2015 jaarlijks op, omdat de subsidiekortingen getemporiseerd zijn. Tweede pijler: De sterke stijging in de tweede pijler vanaf 2014 komt door de toename van de budgetten voor armoedebestrijding. De operatie staat budgetneutraal in deze begroting, maar er is erg veel geld mee gemoeid. Derde pijler: In de derde pijler is een groot deel van de opgaven gedekt door reguliere middelen. Dit zijn de middelen voor de kwaliteitsverbetering van het onderwijs en de voor- en vroegschoolse educatie. Deze beslaan een substantieel deel van de middelen in de derde pijler.
64
5. Monitoring en evaluatie De voortgang in het programma zal twee keer per jaar geëvalueerd en aan de raad worden gerapporteerd. Dit zal in april en oktober plaatsvinden, waarbij de peildata 1 maart en 1 september zijn. Aan de hand van deze halfjaarlijkse monitoring wordt waar nodig, het programma bijgestuurd. Een belangrijk onderdeel van deze halfjaarlijkse monitoring zijn de ontwikkelingen op rijksbeleid. De invoering van de decentralisaties hebben een geheel eigen dynamiek: de invoerdatum van zowel de AWBZ, de Jeugdwet als de Participatiewet is meermaals uitgesteld. Ook zijn de plannen, ideeën en wetsvoorstellen regelmatig aan verandering onderhevig. Zo is ten tijde van het opstellen van dit uitvoeringsprogramma de Participatiewet aangepast en is er een nieuw akkoord over de zorg gesloten. Voor de gemeente is het daarom lastig om koersvast voor te bereiden op de transities: beleid wordt snel aangepast en dit vraagt continue anticipatie door de gemeente. Anderzijds zijn de voorstellen in dit uitvoeringsprogramma ook wenselijk als de nieuwe taken niet naar de gemeenten zouden komen. Ook dan zouden wij ons voor de taak gesteld zien om meer eigen kracht en burgerkracht te genereren bij onze inwoners. Ook dan zouden wij ons buigen over de vraag hoe de toegang tot de zorg beter, efficiënter en effectiever kan. Ook dan zouden wij een impuls willen geven aan de sociale stijging in onze stad. Kortom, de hoofdopgave blijft overeind staan. De evaluatie van de projecten in dit uitvoeringsprogramma zal op verschillende wijzen plaatsvinden: 1. De reguliere monitoringinstrumenten, indexen en benchmarks zijn een basis voor het meten van de effecten in het sociale domein. Hierbij moet gedacht worden aan: o Veiligheidsindex o Sociale index o Benchmark WMO o Gezondheidsmonitor van de GGD-RR o Onderzoek van de onderwijsinspectie o Cito-scores o Enzovoorts 2. Eigen metingen in klantenbestanden zoals de cijfers van de NUO, de Rogplus en andere uitvoerende instellingen. 3. Het uitvoeren van effectenarena’s, om te beginnen bij het Wot. De praktijk leert dat het regelmatig lastig is te bepalen wat de effecten zijn van een ingezette maatregel in het sociale domein, omdat niet altijd duidelijk is om de effecten een op een toe te schrijven zijn. De reden hiervoor is dat om echt causale verbanden aan te tonen, er een dubbelblind onderzoek nodig is waarbij een maatregel in het ene gebied wel en in het andere gebied niet wordt ingezet. Ook is het niet altijd mogelijk om aan te wijzen welke specifieke activiteit een bijdrage leverde aan de resultaten. Effectenarena’s zijn een methodiek waarbij dit verband onderzocht kan worden en aan de hand waarvan uitspraken gedaan kunnen worden over de aannemelijkheid van een effect. Deze evaluaties zullen er toe leiden dat het programma regelmatig herijkt wordt. Het programma zal meebewegen met de maatschappelijke ontwikkelingen en de maatschappelijke inzichten. Zo wordt ook steeds meer bekend over de effecten van sociale interventies. Er zijn landelijke databanken in ontwikkeling van evidence-based methoden in het sociale domein die geraadpleegd worden bij het opstellen van projectplannen. Ook in de literatuur komt steeds meer aandacht voor de effectiviteit van de interventies. De inzichten uit recente publicaties zoals ‘Wat werkt nu werkelijk? Politiek en praktijk van sociale interventies’ van Justus Uitermark e.a. (december 2012) en ‘Schoon, heel en werkzaam? Een 65
wetenschappelijke beoordeling van interventies op het terrein van buurtleefbaarheid’ van Vasco Lub (april 2013). De inzichten uit deze publicaties zullen worden gebruikt in de ontwikkeling van het programma.
66