Adviesraad Gemeente Kaag en Braassem
Sociaal Domein
DE LOGISCHE OPVOLGER VAN DE WMO-ADVIESRAAD NIEUWSBRIEF 112 Datum: 25 mei 2016 Secretariaat: de heer D.L.Klerkx Gruttohof 24, 2371 NR Roelofarendsveen Tel.06-83114156 Emailadres:
[email protected] Website:www.wmoadviesraadkaagenbraassem.nl
Beste leden adviesraad sociaal domein en overige geïnteresseerden, Weer een nieuwsbrief, want ik wil de lengte beperken. Liever wat vaker een iets kortere dan steeds ellenlange exemplaren die door de lengte niet echt gelezen worden. Al heb ik daar, gelet op de reacties die ik regelmatig krijg, niet echt over te klagen. Kennelijk is er behoefte aan een samenvatting van wat er allemaal verschijnt over het sociale domein. Maar bij een wat kortere nieuwsbrief hoort ook een korte bondige inleiding: dus ik laat het hier bij (is voor mij ook gemakkelijker). Veel leesplezier! Met vriendelijke groet, Fried Elstgeest, voorzitter Blz. Onderwerp: 1. Rapport 'Burgerperspectief op schuldhulpverlening' 2. Problemen rond daklozenopvang 3. Een op de acht Nederlanders in 2015 gebruiker van individuele voorziening sociaal domein 5. Belangrijkste conclusie uit de ‘Overall rapportage sociaal domein’ SCP 6. Vluchtelingen met een verblijfsvergunning verdringen andere woningzoekenden 6. Vier mogelijke oorzaken Wmo-overschotten 8. Centrale Raad van Beroep richtinggevende uitspraken over huishoudelijke hulp 8. Wetenschappelijk onderzoek naar geweld in de jeugdzorg sinds 1945 9. Zelfredzaamheid bij Wmo / Participatiewet / Jeugdwet 10.Mogen persoonlijke gegevens van cliënten gedeeld worden ? 11.Hoogste rechter heeft geoordeeld dat huishoudelijke hulp onder de Wmo 2015 valt 11.CRvB: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) en de huishoudelijke hulp 13.Armoede is vaak erfelijk! 14.Afbraak van chronische zorg voor met name ouderen 14.Steunbetuiging PvdA aan de actie van FNV Zorg & Welzijn opmerkelijk 15.Oorzaken van financiële problemen bij jeugdzorginstellingen in verschillende hoeken 16.Beeldcontact met eigen begeleider voor mensen met hersenletsel die zelfstandig wonen 16.Het maken van een professionele inschatting over wat nodig is voor een gezin vergt durf 18.Schulden van jongeren weg, dan serieus werk maken van toekomst 18.Adempauze voor mensen met zware schulden
Rapport 'Burgerperspectief op schuldhulpverlening'
Zorg+welzijn 18 mei 2016
‘Schuldhulpverlening schiet tekort’ De overheid gaat onterecht teveel uit van de zelfredzaamheid van burgers bij de gemeentelijke schuldhulpverlening.
Nieuwsbrief 112 Adviesraad Sociaal Domein Kaag en Braassem
1
Mensen die minder zelfredzaam zijn, lopen tegen drempels aan voor en tijdens het schuldhulpverleningstraject en vallen daardoor buiten de boot. Dit concludeert de Nationale ombudsman, Reinier van Zutphen, in zijn rapport 'Burgerperspectief op schuldhulpverlening'. Illusie van zelfredzaamheid Onvoldoende zelfredzaamheid is juist vaak één van de redenen waarom mensen in grote financiële problemen terechtkomen. Van Zutphen: 'Er is een illusie van zelfredzaamheid. Burgers die niet aan de standaard voldoen, staan buitenspel.' De ombudsman adviseert de staatssecretaris van Sociale zaken en Werkgelegenheid de ervaringen van burgers mee te nemen in de evaluatie van de Wgs en om in gesprek te gaan met gemeenten en de knelpunten weg te nemen. Knelpunten schuldhulpverlening Het onderzoek van de ombudsman maakt zichtbaar waar de knelpunten zitten die burgers ervaren als zij een beroep doen op de gemeentelijke schuldhulpverleningstraject. Zij ervaren drempels voor toelating tot het traject: is iemand zelfstandig ondernemer of in het bezit van een eigen woning, dat kan reden zijn niet toegelaten te worden. Weinig maatwerk: voldoet iemand niet aan de eisen voor een schuldregeling, dan wordt te weinig gekeken naar een passend alternatief. Onvoldoende dienstverlening: doorlooptijden zijn lang, de bereikbaarheid slecht of mensen krijgen geen formele afwijzing van hun schuldhulpaanvraag waardoor rechtsbescherming in het gedrang komt. De overheid gaat er te vanzelfsprekend uit van zelfredzaamheid van mensen: een illusie. Onvoldoende zelfredzaamheid is juist vaak één van de redenen waarom mensen in grote financiële problemen terechtkomen. Reinier van Zutphen: ‘De overheid moet zich realiseren dat de knelpunten ook een risico vormen voor de burger en een effectieve aanpak van de schuldenproblematiek in de weg staan.’ De ombudsman pleit in zijn onderzoek onder andere voor meer en eerdere ondersteuning van minder zelfredzamen voor en tijdens het schuldhulpverleningstraject, zowel voor maatwerkoplossingen en voor kortere doorlooptijden. Om dit te realiseren moeten gemeenten beschikken over voldoende wettelijke instrumenten en financiële middelen. De ombudsman roept de staatssecretaris van Sociale zaken en Werkgelegenheid op hierover in gesprek te gaan met gemeenten. De schuldhulpverlening ondersteunt mensen bij het oplossen van hun problematische schulden. Op 1 juli 2012 is de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) in werking getreden, die de zorgplicht van gemeenten op dit gebied vastlegt. Mensen kunnen aanspraak maken op schuldhulpverlening als ze voldoen aan de gestelde eisen. Binnen vier jaar na de inwerkingtreding van de Wgs moet deze worden geëvalueerd. Daarom is recent in opdracht van het ministerie van SZW een evaluatieonderzoek uitgevoerd. De Nationale ombudsman ontvangt geregeld klachten van mensen met problematische schulden, die niet weten hoe het verder moet of waar ze terecht kunnen. Deze klachten en de evaluatie van de Wgs, waren de aanleiding voor het onderzoek van de ombudsman. Hij vindt het belangrijk dat het ministerie de ervaringen van burgers -het ‘burgerperspectief’meeneemt in de evaluatie. Rhijja Jansen Problemen rond daklozenopvang
Zorgvisie 18 mei 2016
Enorme verstopping bij daklozenopvang en beschermd wonen De uitstroom van daklozen stagneert volledig door een gebrek aan betaalbare en geschikte woningen. Circa 16.000 mensen verblijven daardoor te lang in een relatief dure instelling voor crisisopvang en beschermd wonen. Dat schrijven de brancheorganisatie Federatie Opvang, GGZ Nederland, RIBW Alliantie en de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (VGN) in een brandbrief aan minister Stef Blok van Wonen en Huisvesting en staatssecretaris Martin van Rijn van VWS.
Nieuwsbrief 112 Adviesraad Sociaal Domein Kaag en Braassem
2
Groot tekort aan 1-2 kamerwoningen Steeds meer mensen raken dakloos omdat ze de huur of de hypotheek niet meer kunnen betalen. De leden van de Federatie Opvang bieden jaarlijks hulp en onderdak aan 60.000 mensen. De uitstroom en doorstroom stagneert echter volledig doordat er onvoldoende geschikte woningen zijn. Instellingen voor crisisopvang moeten dan ook dagelijks mensen weigeren. ‘Het grootste deel van de daklozen betreft alleenstaanden. Zij hebben behoefte aan een woning met een of twee kamers met een huur van maximaal 450 euro. Mensen met een uitkering kunnen dan net de huur betalen’, legt Rina Beers uit van de Federatie Opvang. Die woningen zijn echter schaars. Uit een landelijke quickscan blijkt dat er de komende jaren 10.000 extra 1-2-kamerwoningen nodig zijn. Bij een versnelling van de ambulantisering, zoals de ggz-sector met de overheid heeft afgesproken, zal het aantal benodigde woningen nog fors verder toenemen. Obstakels van woningcorporaties Ook als er wel geschikte woningen zijn, werpen veel woningcorporaties volgens Beers nog meer obstakels op. ‘Ze eisen dat mensen eerst hun schuldproblemen hebben opgelost. Dat is een onmogelijke eis, want vrijwel alle daklozen hebben schulden en een minimaal inkomen. Ook weigeren ze mensen die al eerder uit huis zijn gezet. Die zijn in het verleden soms lastige huurders geweest.’ Uit de Staat van de Volkshuisvesting, dat het ministerie van Wonen in april heeft gepubliceerd, blijkt dat maar 37 procent van de woningcorporaties iets doet aan huisvesting voor daklozen en slechts 48 procent van de woningcorporaties zich bekommert om woningen voor met mensen met ggz-aandoening. Beers: ‘Woningcorporaties zijn huiverig om te investeren in een doelgroep die krap bij kas is. Ook de verhuurdersheffing lijkt een belemmering om te investeren.’ Te lang in dure instelling Door de stagnatie in de opvang verblijven 16.000 mensen te lang in een instelling. ‘Bij Limor, een grote landelijke organisatie voor crisisopvang en beschermd wonen, is de verblijfduur toegenomen van 8 naar 24 maanden’, vertelt Beers. ‘Dat is niet alleen slecht voor de mensen, het kost de samenleving ook veel geld. Een plek in een instelling voor nachtopvang kost per jaar 20.000 tot 25.000 euro, een plek in een instelling voor beschermd wonen kost circa 40.000 euro per jaar.’ Het zijn de gemeenten die deze onnodig hoge rekening moeten betalen. Gezamenlijke aanpak Gemeenten zijn wettelijk verantwoordelijk voor het vinden van geschikte woonruimte. Maar zij kunnen het volgens Beers niet alleen. Een oplossing kan alleen komen door een gezamenlijke aanpak van gemeenten, woningcorporaties en het ministerie van Wonen en Volkshuisvesting om de 10.000 1-2-kamerwoningen te realiseren. Beers vertelt dat Nederland in de periode 2006-2014, dankzij zo’n samenwerking, juist heel succesvol was in het creëren van huisvesting voor daklozen. ‘Ook andere ministeries waren daarbij betrokken. Minister Zalm van Financiën had de leiding bij het initiatief voor die aanpak.’ Wmo Van de mensen in de crisisopvang heeft circa 40 procent een ggz-aandoening, vaak een verslaving. Ongeveer 30 procent heeft een lichte verstandelijke handicap. Om deze mensen zelfstandig te laten wonen, zijn er niet alleen geschikte woningen nodig, maar ook een passend aanbod van zorg, begeleiding en dagactiviteiten. Ook hiervoor zijn gemeenten volgens de Wmo verantwoordelijk. De Tweede Kamer debatteert binnenkort over de veranderingen in de Wmo. Bart Kiers Redacteur cure
Een op de acht Nederlanders in 2015 gebruiker van individuele voorziening sociaal domein
Google melding Wmo: Binnenlands bestuur 18 mei 2016 Binnenlands Bestuur
Wmo is 'black box' Yolanda de Koster 18 mei 2016 Integraal werken volgens het adagium ‘een gezin-een plan-een regisseur’ komt in gemeenteland nog niet echt van de grond. Er zijn andere prioriteiten binnen het
Nieuwsbrief 112 Adviesraad Sociaal Domein Kaag en Braassem
3
sociaal domein, waarbij zorgcontinuïteit op één staat. Gemeenten worstelen met verantwoording en monitoring. Eerste totaalbeeld Dat blijkt uit de vandaag verschenen Overall rapportage sociaal domein. Rondom de transitie van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). Die is op verzoek van minister Plasterk van Binnenlandse Zaken, coördinerend bewindspersoon voor de drie decentralisaties, opgesteld. In het vuistdikke rapport probeert het SCP de ontwikkelingen voor en na de decentralisaties zorg, jeugd en werk te schetsen en te signaleren waar pijnpunten zitten. Een op de acht Zo’n 2,1 miljoen mensen – ongeveer een op de acht Nederlanders − maakte vorig jaar gebruik van een individuele voorziening in het sociaal domein. De helft daarvan deed een beroep op de Wmo 2015, een derde op de Participatiewet en een zesde op de Jeugdwet. Via het gemeentefonds kregen gemeenten vorig jaar 17,7 miljard euro voor de uitvoering van deze taken. Dat komt neer op zo’n 8.400 euro per zorggebruiker. Gemeenten gaven 150 miljoen euro meer uit en kwamen ruim een half miljard te kort op werk en inkomen en noteerden een overschot van 360 miljoen euro op de Wmo en jeugdzorg, zo blijkt uit voorlopige cijfers. Black box Het SCP stelt geen uitspraken te kunnen doen over het gebruik van Wmo-voorzieningen in gemeenten, verschillen in gebruik tussen gemeenten en veranderingen daarin. ‘De verscheidenheid in inrichting, zorgarrangementen en beschikbaarheid van gegevens tussen gemeenten is groot, wat het schetsen van een landelijk beeld bemoeilijkt.’ De Wmo is dus eigenlijk een black box; het is onduidelijk wat er binnen de Wmo gebeurt met de 4,8 miljard euro die het rijk daarvoor aan gemeenten beschikbaar heeft gesteld. Het beroep op individuele (maatwerk)voorzieningen kan nog in beeld worden gebracht, maar er is geen zicht op het gebruik van algemene voorzieningen. Het SCP signaleert een trend in de verschuiving van maatwerkvoorzieningen naar algemene voorzieningen; vooral huishoudelijke hulp, in mindere mate dagbesteding en individuele begeleiding. Toewijzing hulp Rondom de Jeugdwet is het in de ogen van het SCP opvallend dat gemeenten weliswaar verantwoordelijk zijn voor het budget, maar dat zij nauwelijks een vinger in de pap hebben bij de toewijzing van hulp. Slechts in 12 procent van de jeugdhulptrajecten die in de eerste zes maanden van 2015 zijn gestart, is de gemeente daarvoor direct verantwoordelijk. In zo’n 67 procent van de gevallen verwijst de arts een jongere door en in 7 procent een rechter. Beschut werk De Participatiewet kwam vorig jaar moeizaam op gang, constateert het SCP. Het plaatsen van mensen met een beperking bij reguliere werkgevers gaat niet soepel en ook het inrichten van beschut werken blijft ver achter de rijksdoelstellingen. Zoals bekend gaat verantwoordelijk staatssecretaris Jetta Klijnsma (SZW) daar actie op ondernemen: gemeenten worden verplicht per 2017 beschut werkplekken aan te bieden, als uit onderzoek van de Inspectie SZW blijkt dat het aantal gerealiseerde beschut werkplekken bij de verwachtingen achterblijft. Weerbarstig Als met een helicopterview naar de drie decentralisaties wordt gekeken, stelt het SCP dat het 3Dadagium – ‘een gezin-een plan-een regisseur’ – weliswaar met de mond wordt beleden (beleidsstukken), maar niet in de praktijk. Netjes gezegd: integrale en samenhangende dienstverlening blijkt in de praktijk weerbarstig en vooral lastig te zijn. Het behoort tot de ambities van gemeenten, maar zij zijn ook ‘kritisch over de noodzaak en de prioriteit van een integrale aanpak bij de uitvoering van de drie decentralisatiewetten’, noteert het SCP. Er zijn andere prioriteiten, waarbij zorgcontinuïteit op één staat. Weinig stapeling Daarnaast wordt gewerkt aan de integraliteit binnen de domeinen zelf en integraliteit met andere aanpalende domeinen zoals de schuldhulpverlening, de Wet langdurige zorg (Wlz), de Zorgverzekeringswet (Zvw), het (passend) onderwijs en de arbeidsmarkt. De Participatiewet leent zich ook niet erg goed voor verbinding met de Wmo en Jeugdzorg, stellen gemeenten. Last but not Nieuwsbrief 112 Adviesraad Sociaal Domein Kaag en Braassem
4
least gaat het om relatief weinig inwoners die met twee of drie wetten tegelijkertijd te maken hebben, geven gemeenten aan. Slechts bij twaalf procent van de huishoudens komen combinaties van voorzieningen voor op twee of drie terreinen. ‘De stapeling van gebruik tussen domeinen blijkt minder omvangrijk te zijn dan bij aanvang van de decentralisaties werd gedacht’, aldus het SCP. Monitoring Gemeenten worstelen met verantwoording en monitoring, zo blijkt verder uit het onderzoek. ‘Gemeenten hebben de balans tussen wat men wil weten, moet weten en kan weten nog niet altijd gevonden.’ Er is grote behoefte aan sturing op maatschappelijke effecten, maar gemeenten weten nog niet goed hoe zij die effecten moeten meten. ‘De nieuwe balans in sturing en controle moet nog groeien.’ Het meten van effecten staat dan ook nog zo goed als in de kinderschoenen. ‘Hoewel individuele gemeenten stappen zetten wat betreft het instrumentarium om effecten te meten, beperkt het ontbreken van een systematische aanpak de mogelijkheden van elkaar te leren’, stellen de onderzoekers. Versnippering Op het registreren en informeren ligt een nadrukkelijke opgave, vindt het SCP. Niet alleen bij gemeenten, maar ook de betrokken departementen moeten de koppen bij elkaar steken. Het SCP waarschuwt voor versnippering van informatie; er moet eenheid komen zodat appels met appels kunnen worden vergeleken. ‘Voor een goed werkend monitoringssysteem, dat voor zowel gemeenten als het rijk bruikbaar is, is het van belang om de informatiebehoefte te blijven afstemmen en zoveel mogelijk te komen tot een eenduidige manier van monitoren.’
Belangrijkste conclusie uit de ‘Overall rapportage sociaal domein’ SCP
Zorgvisie 19 mei 2016
Groot SCP-rapport schijnt licht op Wmo Onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) over de transitie van zorg naar de gemeenten, brengt een aantal zaken aan het licht. Zo blijkt uit het rapport dat veertig procent van de mensen niet in staat is om zelfstandig te wonen, dat inwoners in de drie noordelijke provincies en Zuid-Limburg het meeste gemeentezorg gebruiken en dat er in totaal voor 345 miljoen euro aan eigen bijdragen is betaald door burgers. Wellicht de belangrijkste conclusie uit de ‘Overall rapportage sociaal domein’ is dat veel mensen die bij de gemeente aankloppen voor hulp, niet in staat zijn om de problemen zelfstandig op te lossen. Bijna de helft (40 procent) beschikt ook niet over een eigen netwerk dat ze voor hulp kunnen inschakelen. Volgens het onderzoek zijn sommige problemen ook te ingewikkeld. Familieleden of andere bekenden kunnen hier iemand niet voldoende bij ondersteunen. De kwaliteit van leven van mensen die hulp krijgen via de gemeente, is minder goed dan mensen die dat niet hoeven te doen. Dat geldt vooral voor mensen die een combinatie van voorzieningen nodig hebben. Verschillen Inwoners van de drie noordelijke provincies en Zuid-Limburg maken relatief meer gebruik van ondersteuning door de gemeenten, zoals huishoudelijke hulp, jeugdzorg en hulp bij reïntegratie naar werk, ook als rekening wordt gehouden met bevolkingsgegevens (het aantal ouderen, mensen met een laag opleidingsniveau) in een gemeente. In de gebieden rond de provincie Utrecht, zoals Delft en Westland, Zuidwest Gelderland, Oost-Zuid Holland, Leiden-Bollenstreek, de Veluwe en Gooi- en Vechtstreek, maken de inwoners juist relatief weinig gebruik van dergelijke voorzieningen. Eigen bijdrage Volgens voorlopige cijfers van het SCP waren burgers in 2015 in totaal 345 miljoen euro kwijt aan eigen bijdragen voor bijvoorbeeld huishoudelijke hulp en dagbesteding.
Nieuwsbrief 112 Adviesraad Sociaal Domein Kaag en Braassem
5
Reintegratie Ten slotte blijkt dat gemeenten ruim 500 miljoen euro tekort komen op het budget voor werk en inkomen voor trajecten voor reintegratie et cetera. Dat wordt mede veroorzaakt door het gemeentelijk kwijtscheldingsbeleid en de extra uitgaven voor de bijstand, die niet via het gemeentefonds worden vergoed. Eerder meldde vakblad Binnenlands Bestuur al dat Wouter van den Elsen Redacteur care Vluchtelingen met een verblijfsvergunning verdringen andere woningzoekenden
Binnenlands Bestuur 19 mei 2016
Een derde vrije woningen naar statushouders Saskia Buitelaar 19 mei 2016 Vluchtelingen met een verblijfsvergunning verdringen in zes van de tien gemeenten andere woningzoekenden, vooral starters en gewone woningzoekenden zonder urgentie. In sommige gemeenten wordt op dit moment de helft van alle beschikbare woningen toegewezen aan statushouders. Gemiddeld gaat het om 32 procent. Vragenlijst Dat blijkt uit een peiling van Binnenlands Bestuur en Companen, adviesbureau voor woningmarkt en leefomgeving. 43 Respondenten uit gemeenten – het merendeel wethouder - vulden anoniem een vragenlijst in over noodopvang voor vluchtelingen en het huisvesten van statushouders. De deelnemers komen vooral uit kleine en middelgrote gemeenten. Moeite met taakstelling De ondervraagden zeggen moeite te hebben om te voldoen aan de taakstelling die het rijk hun gemeente oplegt. Slechts één op de zeven zegt voldoende woningen in de gemeente beschikbaar te hebben. Ruim de helft geeft aan dat het wel lukt, maar dat ze daar de nodige extra maatregelen voor moeten treffen. Tijdelijke huisvesting Dat blijkt ook uit het antwoord op de vraag of gemeenten zelf plannen ontwikkelen om extra woonruimte voor statushouders te realiseren: negen van de tien gemeenten zijn daarmee bezig. Daarnaast zijn er initiatieven van corporaties en – in mindere mate – van inwoners. Burgers hebben vooral plannen voor tijdelijke huisvesting; corporaties en gemeenten zoeken meer permanente oplossingen. Al die goede ideeën leidt nog niet meteen tot uitvoering van plannen: veel initiatieven zitten in de idee- of planfase. De gemeentelijke plannen zijn het meest vergevorderd: daarvan zit 15 procent in de uitvoeringsfase, aldus de respondenten. Grote verschillen tussen gemeenten Wat opvalt in de antwoorden is de variatie: terwijl bijna zestig procent spreekt van verdringing, stelt 33 procent dat daarvan geen sprake is. Ook vragen over maatschappelijke onrust over de huisvesting van statushouders of de komst van noodopvang, worden zeer gevarieerd beantwoord. Verschillen tussen gemeenten en regio’s zijn kennelijk groot. Die uitkomst ondersteunt de roep die doorklinkt in de antwoorden van de wethouders om meer regie bij de gemeenten te leggen. Zij willen lokaal maatwerk kunnen leveren, bijvoorbeeld door kleinschalige opvang te bieden.
Vier mogelijke oorzaken Wmo-overschotten
Binnenlands Bestuur 19 mei 2016
Vier oorzaken Wmo-overschot gemeenten Hans Bekkers Yolanda de Koster 19 mei 2016 Negen op de tien gemeenten hebben in 2015 geld overgehouden van hun Wmo-budget. De Tweede Kamer eist een analyse van staatssecretaris Van Rijn. Om hem op weg te helpen alvast vier mogelijke oorzaken. 1. Conservatief begroten De grote mate van onzekerheid omtrent de hoogte van de rijksvergoedingen voor de gedecentraliseerde taken op het gebied van jeugd, zorg en werk hebben geleid tot extra
Nieuwsbrief 112 Adviesraad Sociaal Domein Kaag en Braassem
6
voorzichtigheid. Tot heel lang bleef onduidelijk hoeveel geld gemeenten in 2015 van het rijk mee zouden krijgen voor de uitvoering van de nieuwe taken. Daarnaast heeft de rijksoverheid een korting van circa 1 miljard euro op de budgetten toegepast voordat de taak werd overgeheveld naar de gemeenten. ‘De vrees was dan ook niet vreemd dat gemeenten bij een gelijkblijvend beleid flink tekort zouden komen’, zegt gemeentefondsspecialist Dirk Jans. ‘Ja, die onzekerheid maakt je als wethouder voorzichtig’, zegt de Groningse hoogleraar economie decentrale overheden Maarten Allers. ‘Je moet als gemeente -immers je tekorten zelf aanzuiveren. De vraag is waar je dat vandaan haalt, want vanwege het kleine eigenbelastinggebied heb je als gemeente maar weinig mogelijkheden extra inkomsten te genereren.’ 2. Onvolledige en incomplete cliëntgegevens Veel wijst er ook op dat het rijk zelf te royaal is geweest in het verstrekken van bijdragen, toen zedaar voor de decentralisaties in 2015 nog verantwoordelijk voor was. ‘Met de door het rijk overgedragen cliëntgegevens was in elk geval veel mis’, zegt projectmanager sociaal domein Henk Procé van de gemeente Zwolle. ‘Zowel wat betreft de aantallen cliënten als de aard van de aandoening op basis waarvan cliënten een zorgindicatie kregen. Er zat behoorlijk veel ruis in de informatie die we van het rijk kregen.’ Ook de gemeente Renkum wijt de plus van 4 miljoen euro op het sociaal domein aan de ondeugdelijke cliëntgegevens van het rijk. Het daadwerkelijke aantal cliënten was kleiner dan de klantgegevens die de gemeente ontving deden vermoeden. Wethouder Hermine van den Berg: ‘Onze begroting was vastgesteld op basis van het geld dat we van het rijk krijgen voor het sociaal domein. Dit was een ruwe schatting. We wisten dat de rijksbijdrage was vastgesteld op vervuilde gegevens. Maar we wisten niet met welke cliënten we te maken zouden krijgen. Zo waren er inwoners die wel een indicatie hadden, maar geen zorg ontvingen, terwijl de bestanden een ander beeld gaven. Ook vielen veel cliënten in de nieuwe wetgeving onder de Wet langdurige zorg. De Wlz is niet naar de gemeente gegaan.’ 3. Gemeenten zijn (te) zuinig geweest Veel gemeenten hebben van meet af flink de rem gezet op de uitgaven op de Wmo. Door bijvoorbeeld het stopzetten of versoberen van huishoudelijke hulp, scherp inkopen, strenge indicering en het heffen van (hoge) eigen bijdragen. ‘Gemeenten hebben op hoofdlijnen drie knoppen om aan te draaien. Twee knoppen aan de uitgavekant − prijs en volume of inzet van voorzieningen − en één aan die van de inkomsten: de hoogte van de eigen bijdrage die wordt geïnd’, verduidelijkt Niels Uenk, onderzoeker aan de PPRC. Gemeenten hebben volop aan de knoppen gedraaid. ‘Ik verwacht dat de relatieve bijdrage van elk van de drie knoppen veel zal verschillen per gemeente. De ene gemeente heeft bijvoorbeeld maar 10 tot 15 procent op tarieven gekort, in de verwachting dat meer op volume bespaard kon worden. De andere gemeente heeft fors ingezet op tariefskorting, om minder in het volume te hoeven snijden.’ Met Uenk verbaast het Hans van Oers, hoogleraar openbare gezondheidszorg (Tranzo, Tilburg University), niet dat gemeenten op hun budget hebben overgehouden. ‘Gemeenten waren vooraf bang niet uit te komen met de gekorte rijksbudgetten, hadden geen zicht op de zorgvraag binnen hun gemeenten en bij de vaststelling van hun begroting geen zekerheid over de rijksbudgetten die zouden worden overgeheveld. Gemeenten zijn daardoor terughoudend geweest met de inkoop en toekenning van zorg’, stelt Van Oers. Gemeenten hebben daarnaast heel scherp ingekocht. ‘Bij de inkooponderhandelingen hebben gemeenten de aanbieders het vel over de oren gehaald. Aan de andere kant hebben aanbieders, in de concurrentiestrijd, tegen of onder de kostprijs geoffreerd. Met als resultaat dat veel aanbieders met moeite het hoofd boven water kunnen houden.’ Of kopje onder gaan, zoals een aantal thuiszorgorganisaties. 4. Administratie een zootje Het administratief ‘inregelen’ van de nieuwe taken kwam laat en traag op gang. ‘Gemeenten hebben zich eerst gestort op de inkoop van de zorg. Het inrichten van de systemen is er achteraan gekomen’, stelt Niels Uenk. En er moest een hoop in systemen worden ‘gepropt’. Clientgegevens (wie heeft welke zorg), gegevens van al die nieuwe aanbieders en productcodes, om maar eens wat te noemen. Al die data moesten ook nog eens aan elkaar worden gekoppeld. ‘Zeker in het begin was de Nieuwsbrief 112 Adviesraad Sociaal Domein Kaag en Braassem
7
facturatie bij gemeenten nog niet op orde. Zorgaanbieders konden nog niet declareren, omdat er nog geen goede formats waren, zodat het heel lang onduidelijk was wat er nu precies werd uitgegeven.’ Regionaal én landelijk opererende zorgaanbieders klaagden ondertussen steen en been. Voor de decentralisatie deden ze zaken met een handjevol zorgkantoren, nu met honderden gemeenten. Die allemaal hun eigen eisen hebben ten aanzien van facturering en verantwoording. Diverse zorgaanbieders hebben extra administratieve krachten moeten inhuren; geld dat ze liever aan zorg besteden. onderzoek, waarbij wordt aangegeven welk werkzaamheden worden verricht in welk tijdsbestek.
Centrale Raad van Beroep richtinggevende uitspraken over huishoudelijke hulp
Per Saldo 19 mei 20167:
Uitspraak hoogste rechter over huishoudelijk hulp heeft belangrijke gevolgen De Centrale Raad van Beroep heeft op 18 mei 2016 richtinggevende uitspraken gedaan over huishoudelijke hulp onder de nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. De uitspraak werd door veel gemeenten afgewacht, voordat zij aanpassingen aanbrengen in hun eigen Wmo-beleid. Goed nieuws voor budgethouders die zich tekortgedaan voelen. U kunt opnieuw een aanvraag indienen bij uw gemeente. Advocaat Matthijs Vermaat: "Hiermee hebben we duidelijkheid. Iedereen die nog in procedure is, kan zijn voordeel hiermee doen. En voor diegenen die de bezwaartermijn hebben laten verlopen is er ook een oplossing: opnieuw melden. De gemeente zal dan met inachtneming van de uitspraak van de CRvB serieus onderzoek moeten gaan doen." Wat vindt Per Saldo? Verschillende gemeenten vonden dat huishoudelijke hulp niet onder de Wmo2015 viel. Zij zijn in het ongelijk gesteld en dat is goed nieuws. Verder is het voor budgethouders positief dat zij met deze uitspraak meer rechtszekerheid hebben gekregen. Een algemene voorziening toekennen mag, maar wel aan de hand van een objectief Dat betekent dat hulp op grond van een 'schoon en leefbaar huis' niet meer mag. De gemeente moet dit onderbouwen, zodat u kunt bekijken of u daar genoeg aan heeft of vanwege uw beperking meer hulp nodig hebt. Als dat zo is, zo stelt de Centrale Raad, dan moet de gemeente altijd in de individuele situatie onderzoeken en motiveren of een maatwerkvoorziening al dan niet moet worden toegekend. Advies Als u denkt dat u op grond van deze uitspraak tekort bent gedaan, kunt u alsnog een nieuwe aanvraag gaan doen bij uw gemeente.
Wetenschappelijk onderzoek naar geweld in de jeugdzorg sinds 1945
Zorg+welzijn 19 mei 2016
Onderzoek naar geweld binnen de jeugdzorg Prof. dr. Micha de Winter, hoogleraar maatschappelijke opvoedingsvraagstukken en voorzitter van de Commissie Onderzoek naar Geweld in de Jeugdzorg, start een wetenschappelijk onderzoek naar geweld in de jeugdzorg sinds 1945. De Winter leidt het onderzoek zelf en wordt bijgestaan door een multidisciplinaire commissie van wetenschappers. Het onderzoek is een vervolg van een vooronderzoek dat De Winter afgelopen jaar heeft gehouden in opdracht van het kabinet. Doel is om na te gaan of er vanaf 1945 tot nu geweld is gepleegd tegen minderjarige kinderen en jongeren die in de jeugdzorg of in een pleeggezin zijn geplaatst. Gewelddadige bejegening 'Het vooronderzoek moest antwoord moeten geven op de vraag of het eigenlijk wel mogelijk is om over zo'n lange periode betrouwbare uitspraken te doen. Het vooronderzoek heeft uitgewezen dat je
Nieuwsbrief 112 Adviesraad Sociaal Domein Kaag en Braassem
8
zulk soort onderzoek kan doen. Je kan veel inzicht krijgen en er zijn heel veel archieven. In die archieven heb ik allerlei sporen aangetroffen die kunnen wijzen op gewelddadige bejegening van een jeugdige’, licht De Winter toe. Hij presenteerde zijn vooronderzoek op 17 mei aan minister Van der Steur en staatssecretaris Van Rijn en concludeerde tijdens deze presentatie dat een vervolgonderzoek zinvol en haalbaar is. Het kabinet bevestigt deze conclusie. Jeugd- en pleegzorg Volgens De Winter is een vervolgonderzoek belangrijk om twee redenen. 'Ten eerste is het belangrijk om goed te kijken naar wat er in het verleden is gebeurd. Als er zwarte bladzijden in de geschiedenis van onze jeugdzorg zijn geweest dan is het heel belangrijk om daar goed inzicht in te krijgen. Ten tweede willen we natuurlijk ook goed in kaart brengen wat er in het heden gebeurt. Met natuurlijk als doel om te zorgen dat de veiligheid van kinderen in jeugd- en pleegzorg voor de toekomst gewaarborgd is.’ Sophie van Hogendorp
Zelfredzaamheid bij Wmo / Participatiewet / Jeugdwet
Zorg+welzijn 19 mei 2016
Zelfredzaamheid onder hulpvragers is laag Mensen die gebruik maken van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en de Participatiewet zijn vaak niet in staat zelf problemen op te lossen. Uit onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) blijkt dat 93 procent van de gebruikers van de Wmo en 62 procent van de gebruikers van de Participatiewet hun problemen niet zelfstandig kunnen verhelpen. Het rapport van het SCP is opgesteld om een eerste beeld te geven van het verloop van de sociale transities, waarmee op 1 januari 2015 zorgtaken van het Rijk naar gemeenten zijn gegaan. Het beleid dat als gevolg van de transities is ontstaan, is erop gericht dat mensen in eerste instantie proberen problemen zelf op te lossen of anders met behulp van hun sociale netwerk. Wmo Onder de mensen die een Wmo-voorziening gebruiken, is het aandeel dat alles zelf kan oplossen klein, slechts 10 procent. In totaal kan 8 procent van de gebruikers van de Wmo problemen oplossen met behulp van het eigen netwerk. Daarom heeft 22 procent een beroepskracht ingeschakeld. Opvallend is dat Wmo-gebruikers ook niet altijd hulp krijgen bij het oplossen van problemen: 38 procent kan 3 of meer problemen niet oplossen en krijgt daarbij ook geen hulp. Participatiewet Gebruikers van de Participatiewet zijn zelfredzamer dan mensen die gebruik maken van de Wmo. Toch kan ook in dit geval meer dan de helft van de mensen niet alle eigen problemen oplossen, 38 procent van hen is hiertoe in staat. Met hulp van het eigen netwerk kan 17 procent alsnog zorgen voor een oplossing van de problemen. Slechts 4 procent van de gebruikers van deze wet schakelde een beroepskracht in voor hulp. In het geval van gebruikers van de Participatiewet krijgt 11 procent met drie of meer problemen geen hulp bij het vinden van een oplossing. Jeugdwet De zelfredzaamheid onder gebruikers van de Jeugdwet is aanzienlijk hoger. Ongeveer twee derde (68 procent) van de mensen die een kind in de Jeugdwetvoorziening hebben, is zelfstandig in staat problemen op te lossen en 11 procent van hen kan rekenen op hulp uit het eigen netwerk. In het geval van gebruikers van de Jeugdwet worden problemen uiteindelijk vaak opgelost, voor 2 procent van hen geldt dat ze drie of meer problemen hebben en geen hulp krijgen. Problemen Het type problemen dat al deze groepen ervaren verschilt. Geconcludeerd kan worden dat het invullen van formulieren de minste problemen oplevert en ook problemen bij het opvoeden worden relatief vaak opgelost. Bij het doen van het huishouden en het onderhouden van sociale contacten
Nieuwsbrief 112 Adviesraad Sociaal Domein Kaag en Braassem
9
zegt een relatief grote groep dat het onvoldoende lukt: soms ook nadat hulp is ingeschakeld. Bij mensen in de Wmo speelt dit meer dan bij de andere groepen. Sophie van Hogendorp Mogen persoonlijke gegevens van cliënten gedeeld worden ?
Nieuwsbrief Schulinck 19 mei 2016
Wijkteams worstelen met beroepsgeheim en privacyregels Gisteren. Veel gemeenten zetten sociale wijkteams in voor de organisatie van passende zorg en maatschappelijke ondersteuning. In deze wijkteams werken hulpverleners met verschillende beroepsachtergronden samen en doen zij een beroep op de hulp van vrijwilligers en mantelzorgers. Deze nieuwe manier van samen zorgen in de wijk roept een aantal ethische kwesties op die aandacht verdienen, concludeert het Centrum voor Ethiek en Gezondheid (CEG). Sinds 1 januari 2015 zijn gemeenten verantwoordelijk voor zorg en ondersteuning dichtbij huis in de eigen wijk. De wijkteams, die daaraan uitvoering geven, kunnen bestaan uit een breed gezelschap van maatschappelijk werkers, jeugd-zorgwerkers, wijkverpleegkundigen, pedagogen, wijkagenten, schuldhulpverleners, huisartsen en andere professionals. Daarnaast zoeken de professionals in de wijk meer en meer samenwerking met vrijwilligers en mantelzorgers. Ethische kwesties bij samenwerking in de wijk Het CEG onderzocht de ethische aspecten van deze nieuwe samenwerkingsrelaties, onder meer door leden van wijkteams in drie gemeenten te interviewen. Daaruit kwam naar voren dat de ethische dimensie van die samenwerking vaak onderbelicht blijft en dat de nadruk op professionele samenwerking ten koste kan gaan van andere waarden zoals het zorgvuldig omgaan met het beroepsgeheim en de bescherming van privacy van cliënten. Samenwerking met hulpverleners of met vrijwilligers en mantelzorgers die niet aan een beroepsgeheim gebonden zijn, levert soms problemen op. Want mogen persoonlijke gegevens van cliënten gedeeld worden tussen hulpverleners als het beroepsgeheim van hulpverleners verschillend is of ontbreekt? Vaak kwam naar voren dat er te weinig tijd is om deze en andere ethische kwesties goed te doordenken en te bespreken. Aanbevelingen Volgens het CEG is een aantal waarden en normen leidend om goede maatschappelijke ondersteuning en passende zorg voor kwetsbare wijkbewoners door samenwerking te realiseren. Onderling vertrouwen is de belangrijkste waarde naast vrijheid, gelijkwaardigheid en solidariteit. Meer algemeen is het raadzaam dat hulpverleners in de wijkteams vanaf de start ook ethische aspecten bij hun afwegingen betrekken en bespreken. Meer maatwerk en minder protocolleren vraagt om praktische wijsheid en moreel oordeelsvermogen. Het signalement roept op tot de volgende actiepunten: - Ga zorgvuldig om met persoonlijke cliëntgegevens, deel deze niet zonder toestemming van de cliënt; - Neem moreel beraad op in het wijkteam; - Geef professionals in wijkteams voldoende ruimte om naar eigen (moreel) oordeelsvermogen te kunnen handelen; - Onderzoek hoe in wijkteams met privacy van cliëntgegevens wordt omgegaan en welke verbeteringen daarbij mogelijk zijn; -Onderzoek de ethische aspecten ook vanuit het perspectief van cliënten en mantelzorgers. Bron: ANP
Nieuwsbrief 112 Adviesraad Sociaal Domein Kaag en Braassem
10
Hoogste rechter heeft geoordeeld dat huishoudelijke hulp onder de Wmo 2015 valt
Binnenlands Bestuur 20 mei 2016
Van Rijn gaat ingrijpen bij 'foute' gemeenten Yolanda de Koster 20 mei 2016 Staatssecretaris Van Rijn (VWS, PvdA) gaat ingrijpen bij gemeenten die hun huishoudelijke hulpbeleid niet in lijn brengen met de Wmo 2015. Dat heeft de staatssecretaris gisteren toegezegd tijdens een debat met de Tweede Kamer. Concrete actie De voltallige Kamer eiste concrete actie van Van Rijn, nu de hoogste rechter heeft geoordeeld dat huishoudelijke hulp wel degelijk onder de Wmo 2015 valt en daarmee een taak van gemeenten is. Vooral SP, CDA, D66, GroenLinks en PVV drongen daar stevig op aan, omdat de staatssecretaris in hun ogen tot nu toe veel te afwachtend is geweest. ‘Gemeenten moeten hun beleid aanpassen; een gang naar de rechter mag niet meer gebeuren. De staatssecretaris moet de regie nemen’, stelde Vera Bergkamp (D66). ‘Ik wil weten welke gemeenten in strijd met de wet handelen en welke concrete actie Van Rijn gaat ondernemen’, eiste Mona Keijzer (CDA). ‘Van Rijn moet nu eens eindelijk ingrijpen bij gemeenten die een loopje met de wet nemen’, fulmineerde Fleur Agema (PVV). Ingrijpen Gemeenten die de huishoudelijke hulp hebben geschrapt of dit alleen via een algemene, generieke voorziening aanbieden moeten hun beleid wijzigen en in overeenstemming met de Wmo 2015 brengen, benadrukte Van Rijn. Indien nodig moeten gemeenten maatwerk leveren en er moet altijd een onafhankelijk en gedegen onderzoek plaatsvinden als er een hulpvraag komt. Gemeenten die hun beleid niet volgens deze wettelijke verplichtingen hebben ingericht, moeten dat alsnog doen. Een brief van die strekking gaat op korte termijn naar colleges en gemeenteraden, aldus de staatssecretaris. ‘Als gemeenten hun beleid niet aanpassen, neem ik verdere maatregelen conform de escalatieladder.’ De brief aan colleges en raden is de eerste stap op die zogeheten escalatieladder, die eindigt bij ingrijpen door het rijk. In een motie eist het CDA dat Van Rijn de beleidsaanpassingen van de gemeenten nauwgezet volgt. Voor het zomerreces moet hij de Kamer informeren. Oormerken Het geld dat gemeenten voor de de uitvoering van de Wmo krijgen, moet worden geoormerkt, vinden SP en GroenLinks. Dit om te voorkomen dat de overschotten op de Wmo-budgetten – zoals uit onderzoeken van Binnenlands Bestuur en het Sociaal en Cultureel Planbureau naar voren kwam – in de algemene reserves van gemeenten verdwijnen. De SP vindt dat Van Rijn hiervoor met een noodwet moet komen. ‘Geld voor de zorg moet voor de zorg beschikbaar blijven’, bepleitte Linda Voortman (GroenLinks). Beide Kamerleden dienden hiertoe een motie in, maar die gaan het naar alle waarschijnlijkheid niet redden. Er is geen Kamermeerderheid voor het oormerken van geld voor het sociaal domein. Ook Van Rijn is daar op tegen. Hij vindt het sowieso te vroeg om een oordeel te vellen over de Wmo-overschotten bij gemeenten. ‘Er is nog geen compleet beeld; nog lang niet alle jaarcijfers van gemeenten zijn bekend. Daarnaast gaan we toe van een historisch naar een objectief verdeelmodel.’
CRvB: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) en de huishoudelijke hulp
Google melding Wmo: Binnenlands Bestuur 20 mei 2016
Gemeenten blijven verantwoordelijk voor huishoudelijke hulp onder de Wmo 2015 19 mei 2016 mr. M. Bekooy (Maaike), mr. M.R. Kruisselbrink (Matthias) CRvB 18 mei 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:1402 t/m 1404 De Centrale Raad van Beroep (Centrale Raad) heeft vandaag in drie zaken de lang verwachte uitspraken gedaan over de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) en de huishoudelijke hulp. Deze uitspraken bieden de nodige duidelijkheid voor de praktijk. Het
Nieuwsbrief 112 Adviesraad Sociaal Domein Kaag en Braassem
11
belangrijkste oordeel van de Centrale Raad is dat de huishoudelijke hulp niet categoriaal mag worden uitgesloten onder de Wmo 2015. Daarnaast oordeelt de Centrale Raad over de vraag of gemeenten een hulpbehoevende die om huishoudelijke hulp vraagt, mogen verwijzen naar een algemene voorziening, of dat gemeenten daarvoor een individuele maatwerkvoorziening aan de hulpbehoevende moeten bieden. Tot slot geeft de Centrale Raad eisen waaraan een maatwerkvoorziening in de vorm van een ‘schoon en leefbaar huis’ moet voldoen. Huishoudelijke hulp kan een voorziening zijn ingevolge de Wmo 2015 Over de eerste vraag is de Centrale Raad duidelijk. Het voeren van een gestructureerd huishouden omvat in het kader van de maatschappelijke ondersteuning mede de zorg voor het schoon en op orde houden van het huis. Hiermee wordt beoogd om een hulpbehoevende zolang mogelijk in zijn eigen omgeving te laten wonen. Ook meent de Centrale Raad dat er geen aanknopingspunt is dat de wetgever op dit punt heeft willen breken met de oude Wmo. De huishoudelijke hulp is daarom een voorziening die valt onder de Wmo 2015. De burger die behoefte heeft aan huishoudelijke hulp kan zich met deze zorgvraag dus richten tot de gemeente op grond van de Wmo 2015. Gemeente blijven in beginsel dus verantwoordelijk voor deze zorg. Hierbij wel staat voorop dat mensen zelf verantwoordelijk zijn voor hun leven en dus ook voor hun zelfredzaamheid. Gemeenten hoeven dus pas ondersteuning te bieden als dat nodig is. Huishoudelijke hulp in de vorm van een algemene voorziening toegestaan De tweede vraag die de Centrale Raad beantwoordt, is hoe de gemeenten invulling kunnen geven aan het bieden van de nodige huishoudelijke hulp. Kunnen zij volstaan met een algemene voorziening voor de huishoudelijke hulp die voor iedere cliënt gelijk en toegankelijk is, of dienen zij per individueel geval een maatwerkvoorziening te treffen? De Centrale Raad oordeelt onder verwijzing naar de parlementaire geschiedenis dat gemeenten ervoor kunnen kiezen om huishoudelijke hulp aan te bieden in de vorm van een algemene voorziening. Aanvullend hierop moet wel een individuele maatwerkvoorziening aan de cliënt worden aangeboden indien dat nodig is voor diens zelfredzaamheid en de algemene voorziening daarin niet kan voorzien. De Centrale Raad vindt overigens dat de algemene voorziening ‘schoonmaken huis’ van de gemeente Aa en Hunze in deze zaak geen algemene voorziening is. Hieraan staat in de weg dat het schoonmaakbedrijf met de hulpbehoevende contracteert over het verrichten van de schoonmaak hulp tegen het volle tarief zonder tussenkomst van de gemeente. Eisen aan maatwerkvoorziening ‘schoon en leefbaar’ huis Tot slot gaat de Centrale Raad in op de vraag of het acceptabel is om aan cliënten een collectieve maatwerkvoorziening te bieden in de vorm van een ‘schoon en leefbaar huis’. Voor dit resultaat had de gemeente Utrecht een basismodule van 78 uur aan schoonmaakhulp per jaar toegekend aan een hulpbehoevende. De Centrale Raad stelt voorop dat deze basismodule als een maatwerkvoorziening kan worden aangemerkt. Vervolgens concludeert de Centrale Raad dat het vastgestelde aantal uren van 78 niet berust op objectief en onafhankelijk onderzoek naar de noodzakelijke handelingen en werkzaamheden. Daarvoor is volgens haar vereist: - dat inzicht bestaat in de vraag welk niveau van schoon voor een huishouden verantwoord is; - welke concrete activiteiten daarvoor nodig zijn; - hoeveel tijd dat kost; en - met welke frequentie deze activiteiten moeten worden verricht om te kunnen spreken van een schone en leefbare woning. Gemeenten dienen daarom deze aspecten te onderzoeken, zodat zij daarmee inzichtelijk kunnen maken dat met een (collectieve) maatwerkvoorziening kan worden voorzien in het resultaat ‘schoon en leefbaar huis’.
Nieuwsbrief 112 Adviesraad Sociaal Domein Kaag en Braassem
12
Armoede is vaak erfelijk!
LCR @ttenderingsbericht 20 mei 2016
Column LCR-voorzitter Gerrit van der Meer: armoede Gerrit van der Meer, voorzitter van de Landelijke Cliëntenraad, schrijft elke maand een column waarin hij reflecteert op actuele gebeurtenissen. Dit keer zijn dat er twee. Het feit dat in Rotterdam één op de vier kinderen in armoede opgroeit. In heel Nederland hebben we het over één op de tien kinderen. En dat is schandelijk voor een van de rijkste landen van de wereld. Vooral als gekeken wordt naar artikel 27 van het Verdrag inzake de Rechten van het Kind van de VN: 'Elk kind heeft recht op een levensstandaard die toereikend is voor zijn lichamelijke, geestelijke, intellectuele, morele en maatschappelijke ontwikkeling.' Die bepaling geldt niet alleen voor arme landen, maar ook voor ons!
Eén op de tien kinderen groeit op in armoede in Nederland. In Rotterdam is dat zelfs één op de vier! In artikel 27 van het Verdrag inzake de Rechten van het Kind van de VN staat: ‘Elk kind heeft recht op een levensstandaard die toereikend is voor zijn lichamelijke, geestelijke, intellectuele, morele en maatschappelijke ontwikkeling.’ Denken we nou, dat die bepaling vooral nodig is voor kinderen in arme landen? Nederland behoort tot de vijf rijkste landen van de wereld, maar voor heel veel kinderen voldoen wij dus niet aan dat verdrag. We moeten ons daar voor schamen. Kinderen die op school komen zonder te hebben ontbeten. Kinderen die het op weg naar school koud krijgen omdat ze geen winterjas hebben. Kinderen die nooit vriendjes en vriendinnetjes mee naar huis durven te nemen om te spelen. Kinderen die altijd ‘ziek’ zijn als ze worden uitgenodigd voor een verjaardagspartijtje: uit schaamte omdat er geen cadeautje kan worden gekocht. En kinderen die niet aan sport kunnen doen of muziekles kunnen krijgen. Op alle punten worden deze kinderen achtergesteld ten opzichte van andere kinderen. Kinderen die in armoede opgroeien hebben een grote kans om als volwassene die armoede niet te ontstijgen. Armoede is vaak erfelijk! Een vicieuze cirkel die zich over meerdere generaties uitstrekt. Heel cynisch gezegd: armoede is duurzaam. Vorige week was er door het rapport van het CBS veel aandacht in de media voor kinderen in armoede. Als je die berichten ziet, zou je bijna denken dat armoede een verschijnsel is dat mensen overkomt. Net als slecht weer: niets aan te doen. Dat beeld klopt natuurlijk niet. De mediaberichten dan ook over pogingen van het kabinet en gemeenten om hier iets aan te veranderen. Het kabinet maakte honderd miljoen extra vrij voor armoedebestrijding en veel gemeenten hebben maatregelen getroffen. Zoals het betalen van de sportcontributie door de gemeente. Allemaal met de beste bedoelingen. Ik ben dan ook de laatste om te zeggen dat zulk beleid niet goed is. Maar een structurele duurzame oplossing zou beter zijn. Onze samenleving is gebaseerd op uitgangspunten die armoede veroorzaken en in stand houden. Ik noem er een paar: Zelfverrijking: als je een toppositie hebt met een heel goed salaris kun je zelf bepalen dat je nog veel meer gaat verdienen. Werken met je hoofd verdient vaak veel beter dan werken met je handen. Betaalde arbeid is heilig: veel belangrijke bijdragen aan de samenleving (bijvoorbeeld mantelzorg) worden wel gewaardeerd maar niet betaald. De arbeidsmarkt stelt steeds hogere eisen, de race wordt zwaarder en dus zijn er meer afvallers. Voor die afvallers geldt: we maken de uitkering zo laag mogelijk, anders word je maar lui. De grote ongelijkheid: vrouwen verdienen minder dan mannen, mensen met een beperking verdienen (veel) minder dan gezonde mensen, allochtonen verdienen minder dan autochtonen en hebben sowieso al minder kans op een betaalde baan. Tot slot: wie niet mee kan betalen, mag ook niet meedoen en al helemaal niet meebeslissen. Armoede betekent: (sociaal) isolement en houdt zo zichzelf in stand. En daardoor is de laatste jaren de kloof tussen rijken en armen in Nederland steeds groter geworden en zal hij in de komende jaren nog groter worden. Pas als we deze principes op de helling zetten, kunnen we echt wat aan armoede doen. En kunnen we kinderen in ons land geven waar ze volgens het verdrag dat we zelf steunen recht op hebben.
Nieuwsbrief 112 Adviesraad Sociaal Domein Kaag en Braassem
13
Afbraak van chronische zorg voor met name ouderen
Zorgvisie 24 mei 2016
SEH slibt dicht met kwetsbare ouderen Ziekenhuizen kunnen de forse toename van het aantal kwetsbare ouderen op de spoedzorg niet aan. Ziekenhuizen in Noord-Holland en Flevoland roepen het ministerie van VWS op te stoppen met bezuinigingen op verzorgingshuizen en gemeenten om voldoende thuiszorg in te kopen. Ziekenhuizen in Noord-Holland en Flevoland moeten steeds vaker een stop op de spoedeisende hulp (SEH) afkondigen, schrijven de ziekenhuizen in een openbare brandbrief. Uit analyses van het Acuut Zorgportaal, waar alle ziekenhuizen in Noord-Holland en Flevoland bij zijn aangesloten, blijkt dat het aantal stops sinds 2013 ieder jaar is verdubbeld. Het komt zelfs voor dat alle ziekenhuizen in Amsterdam tegelijkertijd een stop voor de SEH afkondigen. Sluiting verzorgingshuizen Als oorzaak wijzen de ziekenhuizen op ‘de afbraak van chronische zorg voor met name ouderen’. Ouderen die tot voor kort nog terechtkonden in verzorgings- en verpleeghuizen, moeten nu thuis blijven wonen. De zorg aan deze hulpbehoevende ouderen is echter niet goed geregeld. Gemeenten hebben veel te weinig thuiszorg ingekocht. ‘Hierdoor kan niet vroegtijdig eenvoudige medische hulp of verpleging worden gevonden, waardoor de hulpvraag snel escaleert in een spoedzorgvraag en onvermijdelijk ziekenhuisbezoek. Huisartsen worden soms radeloos van machteloosheid omdat ze een zieke oudere patiënt thuis niet meer kunnen managen; de enige oplossing is dan het ziekenhuis’, aldus de brief. Verkeerde bedden De kwetsbare ouderen vragen binnen het ziekenhuis relatief veel tijd. Ze hebben vaak meerdere aandoeningen, waardoor er verschillende artsen betrokken zijn bij de behandeling en er veel aanvullend onderzoek nodig is. Bovendien zijn ze vaak zieker dan de gemiddelde SEH-patiënt. Een bijkomend probleem is dat als de acute klachten zijn verholpen, de conditie van deze patiënten vaak te slecht is om direct naar huis te gaan. Het beste zouden ze kunnen revalideren of tijdelijk verblijven in een verzorgings- of verpleeghuis, maar door het kabinetsbeleid zijn die plekken zeer schaars. Het gevolg is dat de ouderen al die tijd op de SEH wachten op een oplossing, een relatief dure verblijfplaats. Probleem verschuift naar ziekenhuizen Ziekenhuizen kunnen zelf de doorstroom op de SEH verbeteren door een aparte afdeling voor acute opname in te richten. Hier kunnen artsen diagnoses stellen, behandelplannen maken en patiënten kortdurend observeren, zonder de SEH te belasten. Ook is het efficiënter als medisch specialisten zelf op de SEH patiënten zien in plaats van dit over te laten aan assistenten-in-opleiding. Maar om het tij werkelijk te keren zeggen de brievenschrijvers dat er hulp nodig is van landelijke spelers. Ze doen een beroep op het ministerie van VWS om een einde te maken aan de sluiting van verzorgingshuizen. Gemeenten moeten voldoende thuiszorg inkopen. ‘Door dit slecht uitgevoerde kabinetsbeleid treedt een verschuiving op van het probleem naar de ziekenhuizen die extra belast worden met de groep kwetsbare ouderen en bovendien duurder zijn’, schrijven de ziekenhuizen. Bart Kiers Redacteur cure
Steunbetuiging PvdA aan de actie van FNV Zorg & Welzijn opmerkelijk
Zorgvisie 25 mei 2016
Blog: Beste PvdA De PvdA, de achterban van de staatssecretaris, heeft zich aangesloten bij de actie van FNV Zorg & Welzijn die mensen oproept om thuishulp te claimen als de gemeente hen heeft gekort. Om meerdere redenen is deze steunbetuiging opmerkelijk. De partij is dé pleitbezorger van het overhevelen van zorgtaken van het Rijk naar de gemeenten. Er is geen andere partij die zich zo sterk heeft gemaakt voor deze beleidskeuze. Bij de overheveling is bewust ervoor gekozen om inwoners van gemeenten geen recht op zorg te geven zoals vroeger in de
Nieuwsbrief 112 Adviesraad Sociaal Domein Kaag en Braassem
14
AWBZ. Doel was de gemeenten zo veel mogelijk beleidsvrijheid geven om algemene voorzieningen aan te bieden. Bijvoorbeeld door sociale wijkteams in te zetten die zorg en ondersteuning aanbieden en activiteiten ontplooien om mensen te activeren en vrijwilligersnetwerken te stimuleren. De Wmo moest geen verzekeringspolis worden met allerlei aanspraken. Kaders voor de thuishulp Inmiddels weten we dat de seh’s van ziekenhuizen vol liggen met ouderen die niet meer in aanmerking komen voor een plaats in een verzorgingshuis. Zouden zij te weinig ondersteuning thuis krijgen? Zou zomaar kunnen. En we weten ook dat een deel van de gemeenten van mening is dat huishoudelijke hulp helemaal geen zorg is. En dat er gemeenten zijn die enkel contracten afsluiten met de goedkoopste aanbieders. Maar tot dusver heeft dat niet geleid tot een krachtig ingrijpen van de staatssecretaris. Die is uiterst terughoudend bij het slaan van piketpaaltjes. Daarom komt er ook geen minimumtarief in de aangekondigde Algemene Maatregel van Bestuur over de tarieven in de thuiszorg. En niet de wetgever maar de rechter heeft nu de kaders voor de thuishulp bepaald. De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat mensen die huishoudelijke hulp ontvingen onder de oude Wmo, niet mogen worden gekort onder de nieuwe Wmo. Dat had anderhalf jaar geleden gewoon kunnen worden opgeschreven in de wet. Verantwoordelijkheid voor langdurige zorg De invoering van de nieuwe Wmo is twee jaar geleden aangenomen door een Kamermeerderheid van VVD, PvdA, D66, ChristenUnie en de SGP. Met hun ja-stem namen ze de verantwoordelijkheid voor het moderniseren en betaalbaar maken van de langdurige zorg. Maar die verantwoordelijkheid houdt daarna natuurlijk niet op. Daarna moet actief worden bijgestuurd als zaken ontsporen. Beste PvdA, je aansluiten bij een FNV-actie suggereert dat je dit zo niet hebt gewild. Nou, doe er dan wat aan. Eric Bassant Hoofdredacteur Oorzaken van financiële problemen bij jeugdzorginstellingen in verschillende hoeken
Zorgvisie 25 mei 2016
Acht jeugdzorginstellingen wilden financiële steun In 2015 en 2016 hebben acht jeugdzorginstellingen een verzoek om financiële steun gedaan. Dat schrijft staatssecretaris Van Rijn in een brief aan de Tweede Kamer. De Branches Gespecialiseerde Zorg voor Jeugd (BGZJ) hield een enquête onder 144 instellingen, waarvan 36 procent reageerde. Daarvan gaf 40 procent aan dat er een betalingsachterstand van gemeenten van ten minste 10 procent is. Sinds begin 2015 hebben acht jeugdzorginstellingen financiële steun aangevraagd, drie organisaties kregen die ook daadwerkelijk, zo geeft Van Rijn aan in zijn brief. In Nederland krijgt 1 op de 10 jongeren jeugdhulp, meldde het CBS eind april. Financiële problemen De staatssecretaris zoekt de oorzaken van de financiële problemen bij jeugdzorginstellingen in verschillende hoeken. ‘Soms liggen de oorzaken bij aanbieders, soms bij gemeenten en soms bij beiden. Onvolledige facturering, het woonplaatsbeginsel en de combinatie van bevoorschotting en betaling zijn een aantal veel voorkomende verklaringen’, schrijft Van Rijn. Het komt volgens hem ook voor dat jeugdzorginstellingen kosten mislopen, omdat gemeenten andere keuzes maken bij de inkoop van jeugdhulp. Intermetzo Eind april dit jaar werd bekend dat jeugdzorginstelling Intermetzo op het randje van faillissement staat. Dat komt volgens de organisatie zelf vooral door de verschillende factureringsystemen die gemeenten hanteren. In zijn brief geeft Van Rijn aan dat hij hier dit jaar verandering in verwacht. ‘Vanaf 2016 krijgt de transformatie steeds meer vorm en kiezen gemeenten er steeds meer voor om de verschillende vormen van aanbod te integreren en wordt zodoende ook vormgegeven aan een meer uniforme wijze van betaling.’ Ook naar de hoeveelheid administratieve lasten wordt gekeken, staat in de Kamerbrief te lezen. Puck van Beurden Redacteur Care
Nieuwsbrief 112 Adviesraad Sociaal Domein Kaag en Braassem
15
Beeldcontact met eigen begeleider voor mensen met hersenletsel die zelfstandig wonen
Zorgvisie 25 mei 2016
Facetime vergroot zelfredzaamheid mensen met hersenletsel Mensen met hersenletsel die zelfstandig wonen, kunnen naast begeleidingsgesprekken thuis, gepland en ongepland beeldcontact hebben met hun eigen begeleider, bijvoorbeeld via Facetime op de iPad. Het concept is eind 2015 getest en inmiddels succesvol uitgerold in alle ambulante teams van InteraktContour. Uit een evaluatie van InteraktContour en Beeldzorgadvies blijkt dat 91 procent van de cliënten vindt dat het gebruik van beeldzorg meerwaarde heeft . Cliënten die gebruikmaken van beeldzorg krijgen kosteloos een iPad in bruikleen van InteraktContour. Zij zorgen zelf voor een internetverbinding. Restricties voor het gebruik van de iPad zijn er niet. Manager Marianne Velthuis: 'Het resultaat is dat 89 procent van de mensen met hersenletsel die gebruikmaakt van beeldzorg van InteraktContour, de iPad ook gebruikt om te internetten of om beeldcontact te hebben met familie. We zien regelmatig bij mensen met hersenletsel dat het contact met vrienden en familie verloren is gegaan. Een iPad maakt hun wereld ineens weer een stuk groter. Zo draagt beeldzorg rechtstreeks bij aan het realiseren van een sterker netwerk.' Meerwaarde Uit een evaluatie van InteraktContour en Beeldzorgadvies onder tweehonderd cliënten blijkt dat 91 procent vindt dat het gebruik van beeldzorg meerwaarde heeft. Het gebruiksgemak wordt als zeer hoog ervaren en de kwaliteit van het contact ten opzichte van gewoon bellen is beter. Mensen met afasie (taalstoornis) zijn met beeld makkelijker te verstaan. Groot voordeel van beeldzorg is dat de begeleider een cliënt kan zien. Vaak is een blik in de ogen al voldoende om te beoordelen of iemand lekker in zijn vel zit. Vragen van cliënten worden zo sneller beantwoord. Zij hoeven niet meer te wachten tot een volgende bezoekafspraak. Wat ook fijn is: een partner of mantelzorger kan eenvoudig meedoen met het gesprek. Zelfstandiger 83 procent van de ondervraagde cliënten ervaart meer rust, veiligheid en zelfredzaamheid doordat er vaker contact is met de begeleider. Gemiddeld is er een tot twee keer per week beeldcontact naast de afspraak thuis. Begeleiders geven in het onderzoek van InteraktContour en Beeldzorgadvies aan dat ze efficiënter en effectiever kunnen werken: 90 procent bespaart op reistijd, 82 procent ervaart meer flexibiliteit en 64 procent vindt dat de kwaliteit van de geboden begeleiding door beeldzorg is verbeterd. Ewald Aberink, individueel begeleider bij InteraktContour: 'Veel mensen met hersenletsel hebben problemen met hun geheugen. De kracht van beeldzorg is dat er dagelijks even beeldcontact kan zijn als dat nodig is, bijvoorbeeld om iemand aan zijn medicatie te herinneren. Of om ‘s ochtends de afspraken voor die dag door te nemen. Dat die mogelijkheid er is werkt preventief, we voorkomen dat mensen vastlopen en dat we ad hoc langs moeten gaan. Ook bij complexere vragen of afwezigheid van een collega kun je met beeldzorg gemakkelijker en sneller de benodigde zorg leveren.' Wouter van den Elsen Redacteur care Het maken van een professionele inschatting over wat nodig is voor een gezin vergt durf
Binnenlands Bestuur 25 mei 2016
Terughoudendheid nodig bij ondersteuning kind Margot Limburg 24 mei 2016 Gemeenten moeten terughoudend zijn met het maken van regels rondom de zorg en ondersteuning van ouders en kinderen. En als ze hun opdracht echt serieus willen nemen, zorgen ze dat er in hun inkoopbeleid ruimte is voor innovatie, leren en reflecteren. Dat schrijft de Raad voor de Volksgezondheid en Samenleving (RVS) in een vandaag verschenen advies. Werkbare omgeving In het rapport ‘Een gedurfde ambitie, veelzijdig samenwerken met kind en gezin’ bekeek de RVS hoe er effectievere vormen van samenwerking kunnen ontstaan in de zorg en ondersteuning aan
Nieuwsbrief 112 Adviesraad Sociaal Domein Kaag en Braassem
16
kinderen en gezinnen. Professionals in de zorg en ondersteuning moeten zich hiervoor ontwikkelen, maar ze werken niet in een vacuüm. En dus zullen bestuurders van gemeenten, samenwerkingsverbanden en zorgaanbieders moeten zorgen voor een werkbare omgeving. Er moet tijd en ruimte zijn voor het ontplooien van praktijken. Ook de mogelijkheden voor bij- en nascholing worden vaak bepaald door afspraken met bestuurlijke partijen, aldus José Manshanden, lid van de RVS en commissievoorzitter van dit advies Durf ‘Het maken van een professionele inschatting over wat nodig is voor een gezin vergt durf’, benadrukt Manshanden. 'Professionals moeten de durf hebben om te allen tijde met ouders en kinderen in gesprek te blijven, ook bij dwangmaatregelen. Ze moeten ook de durf hebben om andere instanties naar voren te schuiven als dat in het belang van kind en gezin is. Maar dit vraagt dus ook durf van bestuurders.’ Bestuurlijke knoppen ‘Bestuurders staan voor de uitdaging om in de zorg en ondersteuning voor kinderen en gezinnen een balans te vinden tussen uiteenlopende belangen, financiële mogelijkheden, politieke opvattingen en maatschappelijke opgaven’, schrijft de RVS. De vraag is hoe ze professionals die samenwerken met kinderen en gezinnen in hun bestuurlijke afwegingen in dit domein kunnen ondersteunen en stimuleren. De RVS ziet drie soorten ‘bestuurlijke knoppen’ waar al dan niet aan gedraaid kan worden. Ondergeschikt maken Zo waarschuwt de raad voor de gevaren van concurrentie. Professionals uit verschillende organisaties moeten met elkaar samenwerken en dat vergt vertrouwen in zowel kennis en kunde van de ander als in andermans werkwijze. Concurrentie kan ertoe leiden dat dit proces van afstemmen moeilijker verloopt en het wederzijds vertrouwen ondermijnd raakt. José Manhanden: ‘Professionals moeten zichzelf en hun organisatie ondergeschikt maken aan de belangen van het kind en de ouders. Concurrentie kan dit verstoren, omdat met het oog op de concurrentiepositie de eigen organisatie juist gebaat is bij instroom en behoud van zo veel mogelijk cliënten. Aanbestedingen Een ander punt is dat als aanbieders telkens wisselen als gevolg van soms kortdurende aanbestedingen, de gevolgen zullen zijn dat er geen goede relaties opgebouwd kunnen worden. ‘Dat heeft niet alleen gevolgen voor de samenwerkingsopgave, maar brengt uiteindelijk ook de continuïteit van zorg voor kind en gezin in gevaar’, zegt Manshanden. ‘Concurrentie kan ook positief werken, bijvoorbeeld als hierdoor de eigen positie van een professional of organisatie minder vastomlijnd wordt en dit ruimte geeft voor innovaties. De kunst is om een balans te vinden tussen deze twee kanten van concurrentie.’ Keuzevrijheid Gemeenten moeten er ook voor zorgen dat kinderen en ouders voldoende keuzevrijheid hebben, schrijft de RVS. Als er met te weinig partijen contracten afgesloten worden, komt deze keuzevrijheid in het geding. Tegelijkertijd kan een grote hoeveelheid verschillende zorgaanbieders samenwerking in de zorg voor kinderen en gezinnen ook bemoeilijken. Bijvoorbeeld als een huisarts door de grote hoeveelheid aanbieders niet meer kan overzien naar wie het beste te verwijzen. De RVS pleit daarom voor een systeem waarbij ouders en kinderen feedback geven en kritiek uiten als er iets niet goed gaat. Hier kunnen organisaties van leren en zich verbeteren en is de oplossing niet altijd weer een nieuwe aanbieder erbij. Belangrijk hierbij is dat gezinnen mee kunnen beslissen over de ondersteuning die zij krijgen. ‘Te vaak wordt er over gezinnen, in plaats van met de gezinnen gepraat’, zegt Manshanden. Kijk naar de praktijk Ook nu de financiering van alle jeugdhulp in handen van één partij – de gemeente – is gebracht, blijven financiële schotten bestaan, bij voorbeeld met ondersteuning in een onderwijscontext of het medische domein, ziet de RVS. Op papier is wel vastgelegd hoe er in samenwerkingsverbanden afspraken moeten worden gemaakt hierover, maar toch levert het in de praktijk vaak wrijving en vertraging op. ‘Bestuurders en beleidsmakers moeten zich realiseren, dat het vooraf nog niet altijd Nieuwsbrief 112 Adviesraad Sociaal Domein Kaag en Braassem
17
lukt dit hard af te spreken. Juist door goed naar de praktijk te kijken zal duidelijkheid ontstaan over het inrichten van financieringsstromen, meent Manshanden.
Schulden van jongeren weg, dan serieus werk maken van toekomst
Binnenlands Bestuur 25 mei 2016
Gemeente koopt schulden van jongeren op 24 mei 2016 De gemeente Den Haag gaat schulden van jongeren opkopen. In ruil daarvoor moeten die serieus werk maken van hun toekomst, dus bijvoorbeeld een opleiding gaan volgen, een baan zoeken, in combinatie met vrijwilligerswerk. De gemeente zegt daarmee de eerste in Nederland te zijn. 18.000 jongeren Het geld ervoor zit in een Jongeren Perspectief Fonds, dat weer onderdeel is van het Schuldenlab waarmee de gemeente de schuldenproblematiek gaat aanpakken. In dat 'lab' bedenken gemeente en maatschappelijke partners nieuwe plannen om er iets aan te doen. In Den Haag zijn er 18.000 jongeren met een gemiddelde schuld van 11.000 euro, zegt PvdA-wethouder Rabin Baldewsingh. Maatwerk Schuldeisers van een jongere krijgen een aflossingsvoorstel, in ruil voor kwijtschelding van een deel van de schuld. De restschuld neemt de gemeente Den Haag via het Jongeren Perspectief Fonds over. De jongere betaalt die terug door concreet aan de slag te gaan, met school of werk en ook vrijwilligerswerk te doen. Het is maatwerk, zegt wethouder Baldewsingh. Hij maakt zich zorgen over het toenemend aantal inwoners met schulden. Vanuit het Schuldenlab moeten allerlei nieuwe innovatieve ideeën opborrelen voor oplossingen. (ANP) Adempauze voor mensen met zware schulden
Binnenlands Bestuur 25 mei 2016
Zes maanden rust voor mensen met zware schulden 24 mei 2016 Mensen met zware schulden krijgen een adempauze om orde op zaken te stellen. Ze ontvangen dan tijdelijk, maximaal zes maanden, geen brieven van deurwaarders, aanmaningen van de belastingdienst of telefoontjes van bedrijven die vragen waar hun geld blijft. Staatssecretaris Jetta Klijnsma (Sociale Zaken) en minister Ard van der Steur (Justitie) kondigen dat dinsdag aan. Afspraken Gemeentelijke schuldhulpverleners kunnen nu al met schuldeisers afspreken om even geen rekeningen te incasseren, maar zo´n pauze afdwingen kan nog niet. Het kabinet gaat dat nu mogelijk maken. In de periode dat de aanmaningen niet worden verstuurd, moeten met de schuldhulpverlening afspraken worden gemaakt hoe de financiële problemen worden aangepakt. Ontwerpbesluit Klijnsma en Van der Steur overlegden over de maatregel met belangbehartigers van schuldhulpverleners (NVVK), gerechtsdeurwaarders (KBvG), de vier grote steden en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Ook andere organisaties kunnen vanaf dinsdag reageren op dit ontwerpbesluit. Het kabinet wil de maatregel op 1 januari komend jaar laten ingaan. De Tweede Kamer dringt al langer aan op een adempauze voor mensen die in de schuldhulpverlening zitten. (ANP) Reactie: Door Miriam (gezinscoach) op 25 mei 2016 08:06 Wat ik mis in de berichtgeving, is de noodzaak dat de overheid verstandig omgaat met haar preferentie. Veel schulden ontstaan door een stapeling van boetes en strafkortingen, hetgeen een oplossing van de schulden niet dichterbij brengt. Het rigide beleid van onder meer het Justitieel Incassobureau, maar ook van andere overheidsinstanties, is de oorzaak van veel schulden. Voorts is er in het verleden teveel vanuit gegaan dat mensen zelf verantwoordelijk zijn voor hun narigheid. De basis van deze denkfout is de moderne mantra: "als succes een keuze is, is falen dat
Nieuwsbrief 112 Adviesraad Sociaal Domein Kaag en Braassem
18
ook". Daarbij wordt gemakshalve eraan voorbij gegaan dat lang niet iedereen even verstandig met geld kan omgaan en dit vaak ook niet kan leren. De begeleiding die daar vroeger via Sociale Diensten werd geboden moest - hoe effectief deze ook was - overboord omdat het betuttelend zou zijn. Vaste lasten werden door de GSD rechtstreeks aan verhuurders en nutsinstellingen overgemaakt en ook premies werden betaald, zodat betrokkenen slecht huishoudgeld kregen; daarmee waren zij en hun kinderen wel veilig en was er een bestaansminimum. Dat kind is met het badwater weggegooid. Dan nu de vraag: hoe maken we met elkaar een veilig vangnet voor sociaal zwakke mensen, zodat ze kwaliteit van leven hebben maar ook geen schulden opbouwen. Neo-liberaal denken heeft ons de afgelopen 25 jaar geen voordeel opgeleverd, alleen maar veel verdriet en achteruitgang. De zogenaamde participatiemaatschappij creëert immers heel veel uitvallers.
Nieuwsbrief 112 Adviesraad Sociaal Domein Kaag en Braassem
19