Adviesraad Gemeente Kaag en Braassem DE LOGISCHE OPVOLGER VAN DE WMO-ADVIESRAAD
Sociaal Domein
NIEUWSBRIEF 111 Datum: 12 mei 2016 Secretariaat: de heer D.L.Klerkx Gruttohof 24, 2371 NR Roelofarendsveen Tel.06-83114156 Emailadres:
[email protected] Website:www.wmoadviesraadkaagenbraassem.nl
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Beste adviesraadleden en overige geïnteresseerden, Een tamelijk lange nieuwsbrief, mede veroorzaakt door het mooie weer, waardoor ik weleens afwezig was of me met andere zaken bezighield, wat dan een achterstand veroorzaakte. Nu dus toch de nieuwsbrief, nog voor het Pinksterweekend. De weersverwachtingen voor dat Pinksterweekend zijn niet bijster goed, dus wellicht lekker binnen nieuwsbrief lezen! Er staat weer het nodige aan informatie in, voor ieder iets voor zijn/haar gading. Veel leesplezier en prettige pinksterdagen. Met vriendelijke groet, Fried Elstgeest, voorzitter Blz. Onderwerp: 2. Onderzoek naar zorg thuis 3. Lage rente is problematisch voor de Nederlandse pensioenen 3. Lokale aanpak van laaggeletterdheid helpt wel degelijk 4. 65-plussers: liever persoonlijke verzorging door publiek gefinancierde hulp en verpleging 5. Veilig thuis: niet genoeg hulpverleners en er is een wachtlijst 5. Medewerkers van het failliete TSN overgenomen tegen slechtere arbeidsvoorwaarden 6. Bescherming van persoonsgegevens in de jeugdhulp 7. Onafhankelijkheid cliëntondersteuning in gemeenten onvoldoende gewaarborgd 8. Meten met maten tweespalt onze samenleving 9. Gemeenteleden ondersteunen bij het omzien naar de ander 11.Jeugdinstellingen dreigen ten onder te gaan door betalingsachterstand van gemeenten 11.Schuldhulpverlening meer dan het vinden van een oplossing voor problematische schulden 12.Van Rijn: geen, Branchevereniging Thuiszorg Nederland: wel verboden staatssteun 13.Gemeentes sturen op zorg in natura bij jeugdhulp 14.Fikse wachtlijsten ontstaan voor casemanagement dementie 15.150 miljoen euro extra van het rijk voor de eerstejaarsopvang van vluchtelingen 16.Eenmalige vergoeding €250,- Wmo-cliënten Noordoostpolder compensatie eigen bijdrage 17.Wijkverpleegkundigen doen steeds vaker thuiszorgtaken 17.Eén op de tien jongeren tot 18 jaar ontvangt in Nederland jeugdhulp 18.Gebruikmaken van integratietrajecten die in het verleden hun waarde hebben bewezen 18.Aanbod ondersteuning bereikt mantelzorgers niet altijd en sluit niet aan op wensen 19.Hoe echte kwaliteit meten? 20.Het rijk zou meer vertrouwen moeten hebben in de uitvoeringskracht van gemeenten 21.Amsterdam past beleid rondom toekenning van huishoudelijke hulp vooralsnog niet aan 22.Wel/niet oorspronkelijke doelstelling decentralisatie bij sw behouden 23.55-plussers, die vrijwilligerswerk doen of mantelzorger zijn, vrijstellen van sollicitatieplicht
1
Adviesraad Sociaal Domein Kaag en Braassem Nieuwsbrief 111
Blz. Onderwerp:
Vervolg
23.Inkoop maatschappelijke ondersteuning en wel/niet bestuurlijk aanbesteden 24.Mantelzorg is veel meer dan 'zwaar'. Het is ook verwerking van rouw en verdriet........ 26.Herverdeling re-integratiebudget 26.Geld over van Wmo-budget 27.Iedere dag via klantbeoordelingen met taxi-app kwaliteit van ritten bijhouden 29.In de Zvw moet de toegang tot een pgb een gelijkwaardige keuze zijn 29.Inkoop Wmo en jeugdzorg flink op de schop 30.Mensen met een zware zorgvraag zijn niet altijd beter af in de Wet langdurige zorg (Wlz) 31.Nieuwe maatregelen om verdringing te voorkomen voor mensen met beperking 32.In 2014 liep een op de acht minderjarige kinderen in Nederland risico op armoede 32.Omkijken naar mensen met dementie is een zaak voor ons allemaal 33.Meeste gemeenten in Nederland hebben vorig jaar geld overgehouden op het zorgbudget 33.Gemeentelijke schuldhulpverlening moet en kan een stuk beter 34.Gemeenten / overschotten Wmo / oormerken 35.Groep van 14.000 volwassenen en kinderen in 2014 bij de zorginkoop ‘vergeten’
Onderzoek naar zorg thuis
Zorgvisie 25 april 2016
SCP doet nulmeting over thuiszorg Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) doet in opdracht van het ministerie van VWS onderzoek naar zorg thuis. Het doel is om over een periode van meerdere jaren zicht te geven op hoe burgers thuis zorg ontvangen. Vandaag heeft het SCP de eerste meting gepubliceerd, die is gebaseerd op cijfers van 2014. Hieruit blijkt dat in 2014 circa 2,2 miljoen volwassen Nederlanders die zelfstandig wonen hulp krijgen bij dagelijkse handelingen, zoals het doen van het huishouden, het aan- en uitkleden of de verzorging van wonden. Zij ontvangen vooral zorg en ondersteuning van mensen uit hun sociale netwerk (ruim 10 procent van de zelfstandig wonende 18-plussers). Meestal gaat het om hulp in het huishouden. Mensen die voor langere tijd zorg en ondersteuning nodig hebben, krijgen hulp in het huishouden het liefst van naasten en gespecialiseerde zorg van professionals. Ruim een op de tien Nederlanders beschikt niet over een sociaal netwerk dat hulp en ondersteuning kan bieden als dat nodig is. Bij ouderen en mensen met beperkingen is dit een op de vijf. Enquête De publicatie is gebaseerd op het Onderzoek Zorggebruik (OZG). Dit onderzoek loopt van april 2014 tot voorjaar 2017. In die tijd werken circa 7.000 zelfstandig wonende volwassen Nederlanders mee aan de dataverzameling door een enquête in te vullen over het gebruik van zorg en ondersteuning. Het SCP voert het OZG uit in samenwerking met het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Laag inkomen Het meest ontvangen type zorg en ondersteuning is hulp in de huishouding. 14 procent van de zelfstandig wonende Nederlandse 18-plussers ontving in 2014 deze hulp. Persoonlijke verzorging (4 procent) en verpleging (ongeveer 2 procent) ontvangt men beduidend minder vaak. Het zijn vooral mantelzorgers die huishoudelijke hulp bieden, terwijl publiek gefinancierde professionals de hulp bij de persoonlijke verzorging en verpleging geven. Vooral mensen met een laag inkomen of ernstige lichamelijke beperkingen, ouderen en alleenwonenden ontvangen zorg en ondersteuning (van professionals en/of mantelzorgers). Wouter van den Elsen Redacteur care
2
Adviesraad Sociaal Domein Kaag en Braassem Nieuwsbrief 111
Lage rente is problematisch voor de Nederlandse pensioenen
Binnenlands Bestuur 25 april 2016
Kans op verlaging ambtenarenpensioen steeds groter Esther Walstra 22 apr 2016 Ambtenaren moeten er rekening mee houden dat hun pensioen vanaf volgend jaar verlaagd wordt. Volgens pensioenfonds ABP is haar financiële positie ‘zorgelijk’. Momenteel is de dekkingsgraad 90,4 procent. De kritische grens is 90 procent, wanneer dat eind dit jaar het geval is worden de pensioenen inderdaad verlaagd. Maatregelen zoals niet indexeren en de premie verhogen, heeft ABP al ingezet. Lage rentestand De pensioenfondsen riepen vorige maand al de hulp in van de overheid nu er wel heel veel korting dreigt voor de pensioenspaarders. Boosdoener is de lage rentestand die onlangs opnieuw daalde. De pensioensector vindt dat politiek Den Haag de burgers moeten compenseren omdat zij slachtoffer zijn van het agressieve rentebeleid van de Europese Centrale Bank. Gevarenzone ‘We verkeren in de gevarenzone en dat betekent dat de kans op een verlaging in 2017 nadrukkelijk aanwezig blijft,’ aldus bestuursvoorzitter van het ABP Corien Wortmann-Kool. ‘Een verlaging in 2017 zou vervelend zijn. Zeker omdat we de pensioenen de afgelopen jaren niet hebben kunnen indexeren. ABP zet zich in voor vernieuwing van het pensioenstelsel. Niet omdat het de financiële problemen oplost, maar omdat het nodig is om ook in de toekomst een goed pensioen te kunnen bieden.’ Ingrijpen overheid Eerder pleitte Gerard Riemen, directeur van de Pensioenfederatie, de koepel van pensioenfondsen er al voor dat de overheid mee moet helpen het probleem op te lossen. ‘Er moet iets gebeuren. De lage rente is problematisch voor de Nederlandse pensioenen,’ zegt hij tegen het FD. ‘De politiek moet gaan kijken hoe ze mensen op één of andere manier kunnen compenseren.’ Riemen noemt als voorbeeld het verhogen van de AOW of het verlagen van de belasting. ‘De overheid kan nu door de lage rente goedkoop aan geld komen. Laat ze daarmee op één of andere manier iets teruggeven aan de pensioenspaarder die juist de rekening van de lage rente betaalt.’
Lokale aanpak van laaggeletterdheid helpt wel degelijk
Binnenlands Bestuur 25 april 2016
Inzet sociale teams helpt bestrijding laaggeletterdheid Yvonne Jansen 23 apr 2016 Sociale teams kunnen een prominente rol spelen bij de opsporing en aanpak van laaggeletterdheid. Dat gebeurt onder meer in de Drentse gemeente Borger-Odoorn en in Breda. Volgens de Algemene Rekenkamer is het probleem van laaggeletterd- en laaggecijferdheid in Nederland bijna twee keer groter dan tot voor kort werd aangenomen. Landelijke schattingen luidden dat het om 1,3 miljoen inwoners gaat, maar volgens de Algemene Rekenkamer betreft het 2,5 miljoen mensen. Wie in een snel digitaliserende wereld niet kan omgaan moderne technologie is ook laaggeletterd, vindt de Rekenkamer. Rijk schiet tekort ‘De doelen van het kabinet zijn alleen gericht op taal, bescheiden en niet gericht op “geletterd worden”’, aldus de Rekenkamer, die vindt dat de aanpak door het rijk tekort schiet. De doelgroep groeit door nieuwkomers en meer ouderen. Minister Bussemaker van Onderwijs heeft in reactie op de publicatie van de Rekenkamer laten weten dat ze niet verwacht dat het aantal laaggeletterden snel zal dalen, ondanks de inzet van vele docenten, vrijwilligers en maatschappelijke organisaties. Maar een lokale aanpak van het vraagstuk helpt wel degelijk, zegt Merel Heimers Visser, directeur van de stichting Lezen & Schrijven. ‘Meer gemeenten zouden op grotere schaal screeningsinstrumenten moeten inzetten als de Taalmeter’, vindt zij. In Borger-Odoorn bijvoorbeeld 3
Adviesraad Sociaal Domein Kaag en Braassem Nieuwsbrief 111
zullen alle sociaal werkers verplicht en structureel in hun intakegesprekken een vraag over geletterdheid opnemen. De Taalmeter die zij al op bescheiden schaal gebruiken, geeft een indicatie of iemand mogelijk een achterstand heeft. Consultatiebureau In Breda begint de aanpak van laaggeletterdheid al op het consultatiebureau, zegt wethouder Miriam Haagh (PvdA), wethouder Zorg, Welzijn, Onderwijs en Dienstverlening. Ouders krijgen daar te horen dat ze een koffertje mogen ophalen met onder meer een voorleesboek. ‘De medewerkers daar zijn gericht op een brede gezinsaanpak’. De decentralisaties bieden volgens Haagh een uitgelezen kans om te alfabetiseren. ‘Sociale wijkteams, jeugdhulp en jeugdgezondheidszorg brengen ons dicht bij mensen.’ Professionals in de Bredase instellingen zijn volgens de wethouder getraind in het herkennen van laaggeletterdheid. Schuldhulpverlening ‘Laaggeletterdheid brengt hoge maatschappelijke kosten met zich mee en gaat bijna altijd samen met andere problemen, zoals armoede en schulden’, aldus Heimers Visser. Zij voorziet een tweedeling in de maatschappij. Haar stichting adviseert gemeenten om alfabetiseringsinspanningen te laten aansluiten bij de huidige ontwikkelingen in het sociale domein. In het bijzonder de inzet van wijkteams en inpassing bij schuldhulpverlening. 65-plussers: liever persoonlijke verzorging door publiek gefinancierde hulp en verpleging
Zorg+welzijn 25 april 2016
Een op vijf zorgvragers heeft geen sociaal netwerk Het groot deel van de hulp aan zorgvragers komt van mantelzorgers en vrijwilligers. Mensen willen het liefst dat mantelzorgers worden ingezet voor huishoudelijke zorg. Maar 20 procent van de ouderen en mensen met een beperking heeft geen informeel netwerk waar ze terecht kunnen voor hulp. Dat blijkt uit het onderzoek “Zorg en ondersteuning in Nederland: kerncijfers 2014” van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). Bijna 2,2 miljoen zelfstandig wonende Nederlanders van 18 jaar en ouder – dat is 10% van de bevolking - kregen in 2014 zorg en ondersteuning. De meeste hulp kwam van mantelzorgers, namelijk 10%. Slechts 6% van de zorg en ondersteuning werd publiek gefinancierd en 3% werd particulier betaald. Sociaal netwerk In het onderzoekjaar 2014 geeft één op de vijf oudere en beperkte zorgvragers aan dat zij geen sociaal netwerk hebben om hulp en ondersteuning te bieden als dat nodig is. Als gekeken wordt naar alle zorgvragers vanaf 18 jaar, zegt een op de 10 mensen geen informele zorg, dus zorg van familie, vrienden en buren te ontvangen. De cijfers zijn nog van vóór de decentralisatie van zorg naar de gemeenten. Het overheidsbeleid is er sinds 2015 op gericht om meer informele zorg in te zetten. Mantelzorger Het is de vraag of het aantal mantelzorgers na de decentralisatie ook verder is gestegen. In Zorg+Welzijn magazine zegt hoogleraar zorgethiek Marian Verkerk dat men er onterecht van uit gaat dat familieleden vanzelfsprekend ook ingezet kunnen worden als mantelzorger. Informele hulp Opmerkelijk is ook dat het aantal mensen dat mantelzorg kreeg (10% van de bevolking) in 2014 al groter was dan het aantal mensen dat publiek gefinancierde zorg kreeg (6%). Ook bleek dat 3% van de zorgvragers zelf de zorg financierde. Gezien het overheidsbeleid zou het percentage zorgvragers dat mantelzorg krijgt, en dus het aantal mantelzorgers dat informele hulp biedt, vanaf 2015 verder groeien. Maar willen zorgvragers dat ook? De helft van de Nederlanders vindt dat kinderen verantwoordelijk zijn voor de zorg voor hun ouders. Vooral jongeren vinden dat, terwijl zij nauwelijks zorg vragende ouders hebben. Dat blijkt uit onderzoek van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Huishoudelijke hulp
4
Adviesraad Sociaal Domein Kaag en Braassem Nieuwsbrief 111
De meeste zorgvragers kregen in 2014 huishoudelijk hulp, vooral door mantelzorgers. 14 Procent van de zelfstandig wonende volwassen zorgvragers kreeg huishoudelijke hulp. Zorgvragers gaven zelf ook aan dat zij mantelzorgers vooral wilden inzetten voor huishoudelijke hulp. De partner is in 2014 de meest gevraagde mantelzorger. Persoonlijke verzorging ontvingen zorgvragers het liefst van hun sociale netwerk. Dat gold in 2014 niet voor 65-plussers, zij vonden het prettiger om persoonlijke verzorging door publiek gefinancierde hulp en verpleging te ontvangen. Carolien Stam Veilig thuis: niet genoeg hulpverleners en er is een wachtlijst
Zorg+welzijn 25 april 2016
Veilig Thuis is een probleem Gaat het bij jou thuis niet goed? Dan kun je terecht bij Veilig Thuis, het advies en meldpunt voor huiselijk geweld. Maar helaas, bij verschillende meldpunten zijn niet genoeg hulpverleners en er is een wachtlijst. Het wijkteam moet bijspringen. Er is een achterstand ontstaan de afgelopen maanden bij het advies- en meldpunt Veilig Thuis Utrecht. Tientallen meldingen zijn in maart doorgezet naar de wijkteams: ‘Er is extra inzet in gang gezet door de gemeenten’. In Nijmegen liggen zo’n 80 zaken bij Veilig Thuis al maanden op onderzoek te wachten. Daarbij moeten nog 200 zaken ‘worden overgedragen aan de sociale wijkteams’, meldt de Gelderlander. Wachtlijsten De veiligheid van kinderen staat onder druk. Dat concludeerde kinderombudsman Marc Dullaert in maart een rapport over de gevolgen van de overgang van jeugdhulp naar de gemeenten. Hij waarschuwde dat de wachtlijsten voor jeugdhulp verder groeien. En dat de wijkteams worden ingezet hiervoor, maar niet zijn toegerust om jeugdhulp te bieden Kinderombudsman Marc Dullaert waarschuwt dat komend jaar de wachtlijsten voor jeugdhulp verder groeien. De werkdruk van de wijkteams zal door herindicaties voor jeugdhulp toenemen, wat de samenwerking tussen professionals onder druk zet. Die samenwerking is toch al niet optimaal, aldus Dullaert. Sociale wijkteams In Nijmegen hebben klokkenluiders naar buiten gebracht dat tientallen huiselijk geweldzaken zijn blijven liggen bij het meldpunt Veilig Thuis. Bovendien heeft de organisatie wel liefst 200 zaken op stapel die wachten op een overdracht aan de sociale wijkteams. Hoewel het niet mag, wordt in zaken met hoge prioriteit noodgedwongen geselecteerd, zegt een medewerker tegen de Gelderlander. ‘Bij kwetsbare kinderen van 0 tot 4 jaar wordt niet gewacht.’ Inspectie Jeugdzorg De achterstand wordt zo snel mogelijk weggewerkt, heeft de directie van de GGD Nijmegen, waar het meldpunt Veilig Thuis in Nijmegen onder valt, laten weten. Inmiddels onderzoekt de inspectie Jeugdzorg of Veilig Thuis Nijmegen heeft gewerkt met zogenoemde ‘gecamoufleerde wachtlijsten’. Onveilig Bij Veilig Thuis Utrecht waren de problemen vooral op het gebied van de triage. Binnen 5 dagen moet zijn bepaald in welke categorie van onveiligheid de melding valt. Binnen 10 weken moet een onderzoek worden ingesteld. Verder was er een achterstand ontstaan door de invoering van een nieuw registratiesysteem. Volgens de organisatie is de achterstand inmiddels ingelopen. Carolien Stam Medewerkers van het failliete TSN overgenomen tegen slechtere arbeidsvoorwaarden
Zorgvisie 26 april 2016
Rechtszaak voor FNV en Axxicom Vakbond FNV spant een kort geding aan tegen Axxicom. Het thuiszorgbedrijf heeft volgens de FNV medewerkers van het failliete TSN overgenomen tegen slechtere arbeidsvoorwaarden. 5
Adviesraad Sociaal Domein Kaag en Braassem Nieuwsbrief 111
De FNV schat dat ruim 2000 thuiszorgmedewerkers vanaf vandaag werken tegen slechtere arbeidsvoorwaarden. Dit komt doordat andere organisaties, waaronder Axxicom, medewerkers van TSN hebben overgenomen op hun eigen voorwaarden. ‘Dit betekent voor sommige thuiszorgers een verlies van een derde van hun inkomen, terwijl ze precies hetzelfde werk blijven doen’, zegt Maureen van der Pligt van de FNV. Rechtszaak Axxicom en gemeenten Volgens de vakbond werkt Axxicom in strijd met een artikel uit het cao voor Verpleeg- en Verzorgingshuizen. ‘Dit artikel bepaalt dat áls thuiszorgmedewerkers door een nieuwe aanbieder worden overgenomen, zij dan hun arbeidsvoorwaarden dienen te behouden. Een aantal aanbieders is van mening dat dit cao-artikel niet geldt in geval van faillissement, met loondump en verlies van arbeidsvoorwaarden tot gevolg.’ De FNV hoopt in een kort geding tegen een van deze organisaties duidelijk te maken dat dit niet zo werkt. Niet alleen Axxicom, maar ook gemeenten worden op korte termijn gedaagd. Zij zijn volgens de Wet aanpak schijnconstructies medeverantwoordelijk voor de gang van zaken, vindt de FNV. Oplossingen voor TSN Inmiddels zijn 7000 medewerkers van TSN weer aan de slag, 2000 van hen werken dus tegen minder goede voorwaarden dan voorheen. ‘Daarnaast is er nog een groep van ongeveer 1500 medewerkers die hun baan niet hebben behouden, terwijl het werk wel blijft bestaan’, aldus Van der Pligt. Daarom roept de vakbond de onlangs aangestelde aanjager Kees van der Burg op om zowel gemeenten als aanbieders aan te spreken op het naleven van wet en afspraken. Puck van Beurden Redacteur Care
Bescherming van persoonsgegevens in de jeugdhulp
Zorgvisie 26 april 2016
Cliëntenorganisaties bezorgd over privacy jeugdzorg Zes cliënten- en ouderenorganisaties trekken aan de bel over de bescherming van persoonsgegevens in de jeugdhulp. Ze vinden dat gegevens van jongeren en ouders in deze tak nog niet voldoende worden beschermd. Ieder(in), LOC, het LPGGz, Ouderkracht voor ’t Kind, UW Ouderplatform en Zorgbelang Nederland hebben gezamenlijk een rapport gestuurd naar het ministerie van Veiligheid en Justitie en VWS. Daarin vragen ze om aandacht voor de privacy van cliënten in de jeugdhulp. Ook doen ze aanbevelingen over hoe de gegevens beter beschermd kunnen worden. Privacy sociaal domein Vorige week meldde de Autoriteit Persoonsgegevens dat veel gemeenten niet zorgvuldig omgaan met cliëntgegevens uit het sociaal domein. De zes organisaties sluiten zich daar in hun rapport ‘De jeugdzorg ontregeld’ bij aan. ‘Ik houd dit onderwerp nu al een tijdje in de gaten en de problemen blijven zich maar opstapelen’, zegt Nely Sieffers van het UW Ouderenplatform. ‘Het lijkt wel of gemeenten privacy helemaal niet meer op de agenda hebben staan.’ Regels privacy jeugdzorg De organisaties stellen in hun rapport dat er kaders moeten komen voor de aanlevering, het gebruik en de verwerking van persoonsgegevens. Om dat te bewerkstelligen stellen ze een aangepaste regelgeving voor. ‘Regels voor gemeenten op het gebied van privacy ontbreken in de Jeugdwet. De Raad van State wees hier al eerder op, maar er werd niets mee gedaan’, schrijft het LOC. De organisatie smaken zich vooral zorgen over mailverkeer waarin gegevens worden genoemd. ‘Eén verkeerde mail en persoonsgegevens liggen op straat. Dit wordt door jongeren en ouders ervaren als een vertrouwensbreuk.’ Puck van Beurden Redacteur Care
6
Adviesraad Sociaal Domein Kaag en Braassem Nieuwsbrief 111
Onafhankelijkheid cliëntondersteuning in gemeenten onvoldoende gewaarborgd
MEE Zuid-Holland Noord 26 april 2016
Zonder onafhankelijkheid geen cliëntondersteuning Datum: 08 maart 2016 Vertrouwen gaat niet samen met belangenverstrengeling In de Wmo 2015 is vastgelegd dat cliëntondersteuning net zo onafhankelijk moet zijn als onder de oude AWBZ. De minimum eis hier voor is dat de cliëntondersteuner niet betrokken is bij gemeentelijke toegangsbeslissingen. Gemeenten mogen zelf bepalen hoe ze de ondersteuning regelen en ze integreren die vaak in de sociale wijkteams. De verwevenheid van cliëntondersteuning met die sociale wijkteams veroorzaakt echter onder cliënten veel discussie over de onafhankelijkheid van cliëntondersteuning. Onafhankelijkheid cliëntondersteuning in gemeenten onvoldoende gewaarborgd Uit onderzoeken en ervaringen van cliënten en cliëntondersteuners blijkt dat de onafhankelijkheid van cliëntondersteuning op dit moment in veel gemeenten onvoldoende is geregeld. Voor cliënten is vaak onduidelijk of cliëntondersteuners wel of niet betrokken zijn bij de besluitvorming over een voorziening voor de cliënt. Dat ondermijnt het vertrouwen van de cliënt in de onafhankelijke positie van die cliëntondersteuner. Waarom cliëntondersteuning onafhankelijk moet zijn Vertrouwen van de cliënt in de ondersteuner is essentieel voor het kunnen bevorderen van eigen regie en zelfredzaamheid. De wet zegt hierover niet voor niets: ‘Het is van belang dat de cliëntondersteuner daadwerkelijk het belang van de cliënt dient en dat de cliënt het gevoel heeft dat deze persoon naast hem staat en in de positie is om diens belang te dienen.’ Cliëntondersteuning draait om leren, informeren, activeren en versterken van de cliënt, met die cliënt in de regie. Zonder onafhankelijkheid kan de ondersteuner niet meebewegen naast de cliënt. Activeren kan alleen als de cliënt de motieven van de professional vertrouwt. Bij het versterken van de positie van de cliënt moet de professional zich naast de cliënt kunnen opstellen, waarbij hij soms zelfs tegenover gemeente en andere instanties kan komen te staan. Hoe kunnen gemeenten onafhankelijke cliëntondersteuning garanderen? Om te vertrouwen dat cliëntondersteuning onafhankelijk is, moet cliëntondersteuning herkenbaar zijn als een autonome functie, die niet volledig opgaat in de totale maatschappelijke ondersteuning. In een wijkteam Bovenstaande kan binnen een sociaal wijkteam, maar dat vraagt dan wel om goede afspraken, die ook voor de cliënt transparant zijn. Hij moet cliëntondersteuning in ieder geval rechtstreeks kunnen benaderen, zonder tussenkomst van wijkteamleden met een andere rol. Voorbeelden van situaties waarbij een cliënt een beroep moet kunnen doen op onafhankelijke cliëntondersteuning : • bij de voorbereiding op een (keukentafel)gesprek, • voor ondersteuning bij een gesprek met de gemeente, • voor ondersteuning als hij of zij ontevreden is met de acties van het wijkteam. Minimaal moet aan de wettelijke eis worden voldaan dat cliëntondersteuning niet ook verantwoordelijk is voor gemeentelijke toegangsbeslissingen. Wel geeft de aansluiting op de sociale wijkteams meer mogelijkheden voor levensbrede en preventieve ondersteuning van cliënten en voor ondersteuning van andere professionals bij het omgaan met mensen met een beperking. Naast het wijkteam Cliëntondersteuning kan ook naast het sociale wijkteam ‘onafhankelijk’ worden aangeboden. Het is dan wel belangrijk dat die cliëntondersteuning ook levensbreed kan zijn en dat het versterken van de cliënt en het behartigen van zijn belangen blijven samengaan met de preventieve functie van cliëntondersteuning . 7
Adviesraad Sociaal Domein Kaag en Braassem Nieuwsbrief 111
Andere oplossingen om het vertrouwen van de cliënt in onafhankelijke cliëntondersteuning te versterken zijn: • ervoor zorgen dat cliëntondersteuners lid zijn van de Beroepsvereniging voor Cliëntondersteuners voor Mensen met een Beperking (BCMB) en zich houden aan de bijbehorende kwaliteitseisen en beroepscode; • cliënten goed informeren over onafhankelijke cliëntondersteuning en hun recht om over te stappen naar een andere ondersteuner als men daaraan twijfelt; • regelen van goed toezicht en inspraak van cliëntenorganisaties en -raden.
Meten met maten tweespalt onze samenleving
Linked in Welzijn nieuwe stijl : Peter Paul J. Doodkorte 27 april 2016
Hoe wij onze waardigheid verbruien Het meten met maten tweespalt onze samenleving Vrijheid, gelijkwaardigheid en solidariteit. Dit zijn belangrijke waarden in onze samenleving. Maar wat betekenen deze waarden? Wat merken u en ik hiervan in ons dagelijks leven? Wat verwacht de Nederlandse samenleving. van ons? En wat kunnen wij van de samenleving verwachten? Ik registreer een sterke erosie van die kernwaarden. Zie, hoor en ervaar bijna dagelijks hoe wij ons waardigheid verbruien. En daarmee onze kernwaarden. Ik ben geïrriteerd. Door een zekere Nederlandse ‘cabaretier’. Ik ben gechoqueerd. Door de vaststelling dat het ene leven er kennelijk meer toe doet dan het andere. Ik ben gedesillusioneerd. Omdat wij kernwaarden prediken, terwijl wij ze tegelijkertijd met reuzelaarzen plattrappen. Het gevolg? Ik moet de nodige moeite doen om mijn eigen waardigheid te behouden. Met redelijkheid, fatsoen en gecontroleerde passie. Eenvoudig is dat niet, moet ik erkennen. Een komiek maakt een grap. Het doelwit daarvan wordt woedend. Hij noemt het belediging. Dom! Was ik dat staatshoofd, dan zou ik die cabaretier een kast schenken. Met daarbij een welgemeend advies: Kom eruit! Waarna hij eindelijk kan toegeven aan zijn lusten. Die hij kennelijk heeft, maar die hij – in de valkuil van woede stappend die het staatshoofd groef – platvloers meent te moeten projecteren op datzelfde staatshoofd. Met zijn als opzettelijke belediging bedoelde beschuldiging voegt hij niets toe aan de onwaardige reactie van het staatshoofd. Hij ontneemt slechts zijn eigen waardigheid. Humor, satire, spot en belediging. Het hoort bij onze open en vrije samenleving. Stellen politici, commentatoren enzovoort. Met de premier voorop. Hij noemt het zelfs een kernwaarde van onze samenleving. Voor wat betreft humor, satre, spot kan ik dat van harte onderschrijven. Belediging? Dat hoort niet bij onze samenleving. Zegt ook de grondwet. Belediging is – mits vastgesteld – strafbaar. Met een apart haakje voor staatshoofden. Belediging daarvan is extra strafbaar. En dat, zo besluit onze regering in de slipstream van het oorspronkelijke akkefietje, is niet nodig of terecht. Iedereen is gelijk. Voelt hij of zij zich beledigt, dan kan de persoon in kwestie aangifte doen. Onderwijl is het op de hak nemen van dat ‘bevriende’ staatshoofd verworden tot een ordinair spelletje ‘pesten’. Ministers, politici, bestuurders, journalisten, presentatoren en commentatoren. Iedereen doet er aan mee. Niet zelden zijn dat dezelfde mensen die aan de basis staan van de – terecht – bloeiende antipestindustrie. Zij schreeuwen moord en brand over pestgedrag dat mensen – kinderen soms – zelfs tot zelfmoord brengt. Wij adviseren hen om zich er niks van aan te trekken om. Nog is dat niet gezegd, of wij keren ons om en geven een stevig lesje in pesten. Het goede voorbeeld is niet om meer respect roepen, en tegelijkertijd respectloos gedrag te tonen. Nederland is een rechtsstaat. Dat betekent dat iedereen dezelfde rechten heeft, en dat iedereen zich aan dezelfde regels moet houden. Een mooi uitgangspunt, dat ik graag onderschrijf. Het schrappen van de bijzondere positie van staatshoofden kan ik dan ook onderschrijven. Maar dit besluit roept ook een gevoel van dubbelhartigheid op.
8
Adviesraad Sociaal Domein Kaag en Braassem Nieuwsbrief 111
Ieder mens is gelijk. Zeggen wij. Zeggen ook de Universele Rechten van de Mens. Maar steeds vaker denk ik: wat we zeggen en schrijven doen we niet. Wij staan regelmatig in vuur en vlam. Of in tranen. Als er een bekendheid komt te overlijden bijvoorbeeld. Zoals bij het verscheiden van David Bowie of The Artist Formal Known As Prince (Tafkap). Daar is niks mis mee. Het heeft ook iets moois. Maar, het schuurt ook. Zeker als wij tegelijkertijd de meer dan 10.000 verdwenen vluchtelingenkinderen als meer dan een voetnoot in het nieuws voor kennisgeving aannemen. En waar is de gelijkheid van mensen wanneer er sprake is van geweld? Partners die elkaar het hoofd inslaan is erg. Maar, als ik uitspraken van bestuurders en politici mag geloven, niet zo erg als geweld tegen een agent of andere functionarissen in overheidsdienst. Onbestaanbaar zelfs is het, als het geweld de bestuurders zelf raakt. Dat vraagt de hoogste en strengste straffen. Zo moet ik begrijpen. Kennelijk, zo merk ik op, is er toch sprake van minder- en meerderwaardige mensen. Ook in onze rechtstaat. Is ieder mens gelijk? Het Kastenstelsel is verworpen. De grondrechten van alle mensen zijn vastgesteld. Wij wapperen daar lustig mee. In de richting van anderen. Terwijl wij ondertussen lustig bouwen aan een nieuw eigen kastenstelsel. Met de grondwet als dekmantel. Als wij onze kernwaarden serieus nemen, dan stelt dat ook eisen aan ons doen en laten. Dat vraagt, meer nog dan ons aan wetten en regels houden, om het zelf uitdragen daarvan. Wetten en regels mag en moet je durven overtreden. Als de situatie daarom vraagt. Voor de kernwaarden geldt het omgekeerde. Als wij daarmee gaan marchanderen – en dat doen wij – dan zaaien wij de tweespalt die wij vrezend groeien zien. En zullen wij geweld en strijd oogsten. De grens tussen humor of spot en belediging is als die tussen plagen en pesten. Zij kennen een ragfijn overgangsgebied. Juist daar is waardigheid geboden. Afsluitend herhaal ik graag in eigen woorden een uitspraak van Marcus Aurelius (121-180), Romeins keizer. Hij zei het ooit zo mooi: “Beslis van uur tot uur krachtig, gelijk een mens betaamt, om wat er gedaan moet worden te doen met een onberispelijke en natuurlijke waardigheid, met humaniteit, onafhankelijkheid en rechtvaardigheid.” Gemeenteleden ondersteunen bij het omzien naar de ander
Google melding Wmo: Reformatorisch Dagblad 27 april 2016
Het gesprek aan de keukentafel 26-04-2016 13:15 | Jan van ’t Hul Diakenen hebben een nieuwe rol: gemeenteleden ondersteunen bij het omzien naar de ander. De kerk kan ook een rol spelen tijdens het zogeheten keukentafelgesprek, het gesprek tussen de hulpvrager en de burgerlijke gemeente. Op 16 april kwam het keukentafelgesprek aan de orde op de Landelijke Diakenendag, een initiatief van de Christelijke Gereformeerde Kerken, de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt en de Nederlands Gereformeerde Kerken. Carlus Dankers leidde op de diakenendag een workshop over het keukentafelgesprek. Dankers (61) is consulent van de burgerlijke gemeente Groningen voor de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) en lid van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt. Wekelijks voert hij acht gesprekken. Aan hem enkele vragen. Wat is het keukentafelgesprek? „Het doel ervan is duidelijk te krijgen waar iemand precies behoefte aan heeft en wat de gemeente daarbij kan betekenen. Dus: hoe ziet iemands leven eruit, waar ervaart hij zijn beperkingen, wat zijn z’n moeilijkheden om op een zo normaal mogelijke manier aan het maatschappelijke leven deel te kunnen nemen? Op tafel ligt dan de vraag welke ondersteuning of welke voorzieningen hij nodig heeft, en waar die vandaan kunnen komen. Moet alle ondersteuning bij de gemeente vandaan komen, of kunnen familieleden, vrienden en mantelzorgers ook wat betekenen? En ook: kan de kerk, de diaconie, hier een bijdrage leveren? Want het bijstaan van broeders en zusters in hun nood is een taak voor de diaconie bij uitstek. De overheid begint weer de waarde van de kerk te ontdekken, als het gaat om mensen in hun kwetsbaarheid bij te staan.” Waar vindt een keukentafelgesprek plaats, niet altijd aan de keukentafel, toch? 9
Adviesraad Sociaal Domein Kaag en Braassem Nieuwsbrief 111
„Het kan overal plaatsvinden, bij iemand in de keuken, in een wijkcentrum, in de consistoriekamer van de kerk of op het gemeentehuis.” In juni vorig jaar bleek er met het keukentafelgesprek het nodige mis te zijn. Hoe dat zo? „Dat is niet zo vreemd, want het is een maatschappelijk omwenteling die hier plaatsvindt. Wie vroeger hulp nodig had, deed een beroep op de AWBZ, waar in zijn hulpvraag werd voorzien. Men had daar zelfs recht op. Dat recht op hulp is uit de WMO weggehaald. De cliënt is nu medeverantwoordelijk voor een oplossing van zijn problemen. Hij wordt er actief bij betrokken, men doet nu een appel op zijn zelfredzaamheid. In vaktaal zeggen we dan: „De cliënt wordt in zijn eigen kracht neergezet.” Dat is een positief gegeven, dat echter ook spanning kan oproepen.” Burgerlijke gemeenten vullen het keukentafelgesprek elk op hun eigen manier in, zo blijkt uit onderzoek. „Doel van dit nieuwe beleid is bezuinigen. Maar er is nog weinig uniformiteit in de manier waarop gemeenten het oppakken. De gemeente is verplicht om de zorgvraag te onderzoeken, maar mag zelf bepalen hoe zij dat doet. Waar je vervolgens tegenaan loopt, is dat een grote gemeente meer financiële armslag heeft dan een kleine gemeente. Met als gevolg dat hulpvragers hun verzoek liever neerleggen in de stad dan op het eigen dorp. Grote gemeenten krijg dus steeds meer problemen op hun bord. De landelijke overheid zou dit punt nog eens tegen het licht moet houden. Dit vraag om evaluatie.” Omzien naar kwetsbare burger Gemeenten zijn sinds begin vorig jaar verantwoordelijk voor de ondersteuning van mensen die hulp nodig hebben om thuis te kunnen blijven wonen. Het gaat vooral om senioren en mensen met een chronische ziekte, een beperking of een psychische aandoening. Vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) kunnen zij aanspraak maken op begeleiding, huishoudelijke hulp of dagbesteding. Mensen die aankloppen met een hulpvraag krijgen nu een WMO-ambtenaar op bezoek voor het zogeheten keukentafelgesprek. Dit traject verloopt niet altijd vlekkeloos, bleek afgelopen jaar uit verschillende onderzoeken. Het vaktijdschrift Binnenlands Bestuur meldde in juni na een onderzoek onder 41 gemeenten dat diverse gemeenten de wettelijke plicht in de wind sloegen om een keukentafelgesprek te voeren met hulp vragende burgers. Zo werden besluiten over het beëindigen van eenvoudige huishoudelijke hulp of het verminderen van het aantal uren in verschillende gemeenten zonder onderzoek genomen. ”Aandacht voor iedereen” (koepelorganisatie voor patiënten-, gehandicapten- en ouderenorganisaties) deed een halfjaar na de invoering van de WMO onderzoek onder 3000 mensen. Burgers bleken onvoldoende geïnformeerd te zijn over de regels. Een derde had geen idee waar men zich voor een keukentafelgesprek moest melden. Het overgrote deel van de mensen wist niet dat ze het recht hebben op het indienen van een persoonlijk plan en het meenemen van een cliëntondersteuner naar het gesprek. Ook wezen ambtenaren cliënten vaak niet op de mogelijkheid van een persoonsgebonden budget. Zo’n 46 procent van de mantelzorgers had de indruk dat gemeenten onvoldoende op de hoogte zijn. De seniorenorganisatie ANBO liet december vorig jaar weten dat gemeenten te weinig werk maken van ondersteuning bij het zelfstandig wonen. Informatie over de WMO is vaak slecht vindbaar, onduidelijk en soms ronduit misleidend, concludeerde de ouderenorganisatie na onderzoek in tachtig gemeenten. In januari stelde Ieder(in), een belangenvereniging van mensen met een beperking of chronische ziekte, dat de positie van zieke en hulpbehoevende burgers onder druk staat door de overgang van zorgtaken naar de gemeente. Volgens Ieder(in)directeur Illya Soffer hebben burgers in het samenspel tussen gemeente en zorgaanbieder „een ongelooflijk kwetsbare positie.” In een reactie zei staatsecretaris Van Rijn (Volksgezondheid) dat het „onaanvaardbaar is als in een keukentafelgesprek niet de belangen en de rechten van de cliënt centraal staan, maar de commerciële belangen van een aanbieder.”
10
Adviesraad Sociaal Domein Kaag en Braassem Nieuwsbrief 111
Jeugdinstellingen dreigen ten onder te gaan door betalingsachterstand van gemeenten
Zorg+welzijn 28 april 2016
‘Jeugdzorginstelling Intermetzo bijna failliet’ Intermetzo, een van de grootste jeugdzorginstellingen in Nederland, is bijna failliet. NRC Next werd door diverse bronnen getipt over de financiële problemen binnen Intermetzo, die een van de grootste jeugdzorginstellingen in Nederland, die hulp biedt aan zo’n 4500 kinderen en waar zo’n 2300 medewerkers werken. Volgens NRC Next dreigt de instelling ten onder te gaan aan miljoenen euro’s betalingsachterstand van de gemeente. Een woordvoerder van Intermetzo kan het bericht niet bevestigen. Volgens de krant krijgt Intermetzo van alle kanten hulp om de betalingsproblemen op te lossen. Overhevelen zorgtaken naar gemeente Steeds meer jeugdhulporganisaties in Nederland komen in ernstige financiële problemen doordat gemeenten niet of veel te laat betalen. Volgens koepelorganisatie Jeugdzorg Nederland is er sinds het overhevelen van zorgtaken van de rijksoverheid naar gemeenten begin vorig jaar, een enorme administratieve rompslomp ontstaan. ‘Daar hebben vooral gespecialiseerde jeugdhulpinstellingen last van die met verschillende gemeenten en contracten werken. Er is veel onduidelijkheid over de voorwaarden van factureren. Daardoor wordt er te laat betaald en ontstaan liquiditeitsproblemen’, legt een woordvoerster van Jeugdzorg Nederland uit. Ze adviseert de instellingen om per onderdeel te factureren. ‘Als je een overall-factuur stuurt en daarop is een onderdeel verkeerd ingevuld, dan krijg je ook de andere onderdelen niet uitbetaald.’ Instellingen die in de problemen komen kunnen ook een beroep doen op de Transitie Autoriteit Jeugdzorg die ook financiële hulp kan bieden. Rhijja Jansen
Schuldhulpverlening meer dan het vinden van een oplossing voor problematische schulden
Schulinck Nieuws 28 april 2016
Laat de gemeente kansen liggen? Schuldhulp is meer dan alleen een regeling r. Patricia Eickmans-van der Poel , Redacteur Ik ben Patricia Eickmans-van der Poel, juridisch vakredacteur bij Schulinck op het gebied van gemeentelijke schuldhulpverlening. Als vakredacteur werk ik aan het product Grip op schuldhulpverlening.
In 2012 kreeg de gemeente via de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) officieel de taak om inwoners te ondersteunen bij het vinden van een oplossing voor hun problematische schulden. In de praktijk vertalen de meeste gemeenten deze taak door (slechts) een schuldhulpverleningstraject aan te bieden als een minnelijke schuldregeling in de nabije toekomst mogelijk is. Tijdens de schuldhulpverlening wordt meestal alleen toegewerkt naar de totstandkoming van die minnelijke regeling. Hiermee laat de gemeente hulpverleningskansen liggen. Niet alleen tijdens het minnelijk traject, maar ook daarbuiten zou een extra traject dat meer gericht is op het ondersteunen van schuldenaren een goede toevoeging zijn aan de bestaande schuldhulpverlening. Ondersteuning aan mensen voor wie een schuldregeling niet mogelijk is Door in te zetten op hulpverlening die breder is dan alleen de hulp gericht op het bereiken van een minnelijke regeling, kan de gemeente een vangnet creëren. Dit vangnet is bedoeld voor schuldenaren die (nog) niet toegelaten kunnen worden tot het 'normale' schuldhulpverleningstraject en voor schuldenaren bij wie dit traject tussentijds is beëindigd. Aan deze groepen kunnen producten als budgetbeheer, budgetcoaching, cursussen en informatie en adviesgesprekken aangeboden 11
Adviesraad Sociaal Domein Kaag en Braassem Nieuwsbrief 111
worden. Daarnaast kan worden gedacht aan stabilisatie en aan het treffen van betalingsregelingen om erger te voorkomen. De toelatingseisen, verplichtingen en recidivebepalingen kunnen veel ruimhartiger opgezet worden dan de regels die gehanteerd worden in het normale schuldhulpverleningstraject. Ook kan er rekening gehouden worden met een doorstroom naar het normale schuldhulpverleningstraject. Met deze hulp is een steeds groter wordende groep schuldenaren zeer gebaat. De gemeente heeft genoeg kennis en contacten in huis om deze groep hulpvragers te ondersteunen en om een neerwaartse spiraal te voorkomen. Deze vormen van schuldhulpverlening kunnen vervolgens ook op andere terreinen ingezet worden. Daar ga ik hierna op in. Ondersteuning en nazorg bij schuldenbewind Ook schuldenaren waarvan het vermogen onder meerderjarigen(schulden)bewind staat zouden gebaat zijn bij een ondersteunend schuldhulpverleningstraject van de gemeente. Een zuiver schuldenbewind is een zwaar instrument, zeker voor de langere termijn. Schulden zijn immers niet per definitie een probleem waardoor men permanent het vermogen verliest om zelf zijn vermogensrechtelijke belangen te behartigen. Bewind is echter niet gericht op het zelfredzaam maken van de schuldenaar. Hier ligt voor de gemeente dan ook een hulpverleningskans want hoe eerder de schuldenaar weer zelf zijn vermogensrechtelijke belangen kan behartigen, hoe beter. Ook als het beschermingsbewind eindigt kan een schuldenaren via een schuldhulpverleningstraject begeleid worden om terugval in slechte gewoonten te voorkomen. Bijkomend voordeel is dat de gemeente door op dit punt te ondersteunen meer contact krijgt met de bewindvoerders. Begeleiding bij een Wsnp-traject De gemeente kan tenslotte ook een zeer waardevolle rol vervullen tijdens het Wsnp-traject. Vanaf het moment dat de schuldenaar wordt toegelaten tot de Wsnp is hij overgeleverd aan het regime van de Faillissementswet. Dit regime is erop gericht dat er in drie tot vijf jaar zoveel mogelijk gespaard wordt voor de schuldeisers. Een bewindvoerder ziet erop toe dat dit gebeurt en kan de schuldenaar ook verplichtingen opleggen om dit doel te bereiken. Het regime is echter niet opgezet om de schuldenaar adequaat te ondersteunen. De bewindvoerder is er enkel als toezichthouder. De verantwoordelijkheid voor het afdragen aan de boedel en het voldoen aan alle verplichtingen ligt bij de schuldenaar zelf. Wie tijdens en na het Wsnp-traject ondersteuning nodig heeft moet dit dus zelf signaleren en zelf regelen. Ook hier ligt een enorme kans voor de gemeente om de schuldenaar te ondersteunen bij het oplossen van zijn problematische schulden. Want uitval (en opnieuw aankloppen bij de gemeente), daar is niemand bij gebaat. Conclusie Gemeenten hebben voor de uitvoering van hun schuldhulpverlening gekozen voor een redelijk strikte uitleg van hun Wgs-opdracht. De focus ligt op het ultieme doel van de schuldhulpverlener: de finale kwijting. Dit is zeker geen verkeerde invalshoek, maar met een bredere visie op schuldhulpverlening zou de gemeenten een grotere groep schuldenaren adequate ondersteuning aan kunnen bieden.
Van Rijn: geen, Branchevereniging Thuiszorg Nederland: wel verboden staatssteun
Binnenlands Bestuur 28 april 2016
Geen sprake van verboden staatssteun bij ‘Buurtzorg-deals’ Yolanda de Koster 28 apr 2016 Bij het contracteren door gemeenten van andere thuiszorgaanbieders vanwege het faillissement van TSN Thuiszorg, is geen sprake van verboden staatssteun of van het overtreden van de Aanbestedingswet 2012. Dat schrijft staatssecretaris Martin van Rijn (VWS) in antwoord op vragen van VVD-Kamerlid Anoushka Schut-Welkzijn. Alle gemeenten hebben inmiddels afspraken gemaakt met andere aanbieders, zodat de ondersteuning van inwoners die voorheen door TSN werd geleverd, wordt gecontinueerd. De FNV maakt zich grote zorgen over een deel van de gemaakte afspraken en stapt naar de rechter. Innovatiegelden 12
Adviesraad Sociaal Domein Kaag en Braassem Nieuwsbrief 111
In ieder geval Enschede, maar ook een aantal andere gemeenten waaronder Den Haag, Purmerend, Amersfoort en Zaanstad, hangt een rechtszaak van Branchevereniging Thuiszorg Nederland (BTN) boven het hoofd. BTN stelt dat deze gemeenten bij het contracteren van Familiehulp (Buurtzorg Nederland) verboden staatssteun geven en andere aanbieders geen eerlijke kans hebben gegeven werk van TSN over te nemen. Gemeenten die met Buurtzorg in zee wilden gaan, moesten van Buurtzorg onder meer een beroep doen op de innovatiegelden die het rijk aan gemeenten beschikbaar heeft gesteld. Volgens BTN staat die regeling niet voor alle aanbieders open. Rechtszaak Van Rijn ‘zijn geen voorbeelden van het overtreden van de Aanbestedingswet 2012 of het toekennen van verboden staatssteun bekend’, zo schrijft hij aan de Kamer. ‘Als de Branchevereniging Thuiszorg Nederland van mening is dat zij hiervan wel voorbeelden kent, staat het de branchevereniging vrij om een rechtszaak te starten.’ Enschede heeft aan Van Rijn laten weten dat met Buurtzorg geen aparte afspraken zijn gemaakt over de besteding van het transformatiebudget voor thuisondersteuning. Lokale aanbieders Van de 226 gemeenten die met TSN een contract hadden, zijn er 19 in zee gegaan met Buurtzorg, zo blijkt een recente Kamerbrief van Van Rijn. 73 gemeenten hebben contracten gesloten met andere (lokale) aanbieders die in veel gevallen niet alleen de cliënten, maar ook het voormalige TSNpersoneel hebben overgenomen. In 88 gemeenten mogen cliënten zelf kiezen uit een voorgeselecteerd aanbod aan aanbieders. Het is daarmee in die gemeenten nog niet duidelijk hoeveel voormalige TSN-medewerkers aan het werk kunnen blijven. Nog eens 46 gemeenten hadden voor het faillissement om diverse redenen afscheid genomen van TSN, en van de daar 120 werkzame huishoudelijke hulpen. Per saldo komt het er volgens Van Rijn op neer dat 60 procent van de voormalige TSN-thuishulpen (zo’n 5.500 van de ruim 9.400) een nieuwe baan hebben, waarvan het overgrote deel met behoud van de oude arbeidsvoorwaarden. Kort geding Volgens de FNV is voor zo’n 7.000 oud-TSN-medewerkers een oplossing gevonden. Naar schatting ruim 2.000 voormalige TSN thuiszorgmedewerkers worden echter geconfronteerd met slechtere arbeidsvoorwaarden. De vakbond spant daarom een kort geding aan tegen Axxicom; een van de thuiszorgaanbieders die medewerkers van TSN heeft overgenomen tegen slechtere arbeidsvoorwaarden. ‘Met dit kort geding willen we voor elke zorgaanbieder en gemeente in Nederland duidelijk maken dat het niet mag om zorgmedewerkers hetzelfde werk te laten doen tegen slechtere arbeidsvoorwaarden. De zorgaanbieders moeten de cao naleven en de gemeenten moeten de zorgaanbieders voldoende betalen’, stelt de FNV. Gemeentes sturen op zorg in natura bij jeugdhulp
Binnenlands Bestuur 28 april 2016
Gemeenten ontmoedigen pgb’s bij jeugdhulp Yolanda de Koster 26 apr 2016 Het beschikbare budget en het aanbod van gecontracteerde aanbieders lijken bij de gemeentelijke toekenning van jeugdhulp leidend te zijn, in plaats van de zorgvraag. Ook ontmoedigen gemeenten de keuze voor een persoonsgebonden budget (pgb) en sturen aan om zorg in natura af te nemen. Toegang Dat blijkt uit de Monitor Transitie Jeugd (MTJ) over het eerste kwartaal van dit jaar. In die periode kreeg de Monitor 109 meldingen binnen, over vooral de jeugdhulp aan kinderen tussen de 12 en 17 jaar. De meeste daarvan gingen over de toegang tot jeugdhulp. Niet passend ‘Meer en meer melders klagen over ambtenaren en wijkteammedewerkers die keuzes maken die niet gebaseerd zijn op wat het gezin en het kind nodig heeft, maar op basis van wat er beschikbaar is’, meldt de Monitor. Het sturen op zorg in natura is een groot knelpunt in het krijgen van passende zorg, stellen de ouders die een melding hebben gemaakt. Voor sommigen ‘betekende dit dat zij naar 13
Adviesraad Sociaal Domein Kaag en Braassem Nieuwsbrief 111
een andere zorgverlener moesten of dat het aanbod niet (geheel) passend was voor hun kind’, aldus de MTJ. De Monitor brengt vanaf 2015 tot eind dit jaar elk kwartaal de onbedoelde effecten en knelpunten van de transitie jeugdhulp naar gemeenten − vanuit cliëntperspectief − in kaart. Afschuiven Het aantal meldingen over de samenwerking tussen verschillende soorten zorg is in het eerste kwartaal toegenomen ten opzichte van 2015, stelt de MTJ. Er wordt met kinderen geschoven tussen de Jeugdwet, de Wet langdurige zorg (Wlz) en de Zorgverzekeringswet (Zvw). ‘Betrokken partijen kennen hun taken, verantwoordelijkheden en procedures onvoldoende om het kind zo spoedig mogelijk van noodzakelijke hulp te voorzien’, zo stellen melders. Het integraal werken rondom een gezin komt mede hierdoor onvoldoende van de grond, met als gevolg dat ouders veel tijd kwijt zijn aan het organiseren van zorg. Het gebeurt ook dat kinderen door slechte samenwerking tussen gemeenten en organisaties onderling lang moeten wachten op hulp of zorg. Inkoop 2017 Gemeenten, beleidsmedewerkers en wijkteams worden door de MTJ onder meer geadviseerd om ouders en jongeren te betrekken bij het inkoopproces voor 2017. Dit kan bijdragen aan de beschikbaarheid van een passend aanbod van jeugdhulp.
Fikse wachtlijsten ontstaan voor casemanagement dementie
Zorgvisie 28 april 2016
Casemanager dementie dreigt te verdwijnen Hoewel iedereen de casemanager dementie een warm hart toedraagt, neemt langzaam maar zeker de reguliere wijkverpleegkundige zijn taken over. Op verschillende plekken in het land zijn al fikse wachtlijsten ontstaan voor casemanagement dementie. In het mei-nummer van Zorgvisie magazine, dat vrijdag 29 april verschijnt, komen cliënten en casemanagers aan het woord over de teloorgang van het vak ‘casemanager dementie’. ‘In feite zou het heel eenvoudig moeten zijn om het aanbod van casemanagement dementie in stand te houden’, zegt Julie Meerveld van belangenvereniging Alzheimer Nederland. ‘Want er is keurig een aparte, wettelijke aanspraak wijkverpleging in de Zorgverzekeringswet waar casemanagement onder valt. Met de diagnose Alzheimer heeft iedereen dus gewoon wettelijk recht op een casemanager.’ Het probleem is echter dat de casemanager als onderdeel van wijkverpleegkunde wordt ingekocht. Daardoor menen veel zorgaanbieders het werk ook bij generalistische wijkverpleegkundigen neer te kunnen leggen. Zorgverzekeringswet In reactie op de signalen van de verdwijnende casemanager steunde een ruime Kamermeerderheid eind vorig jaar nog een motie van CDA-Kamerlid Hanke Bruins Slot. Die moet ervoor gaan zorgen dat casemanagement als aparte aanspraak, los van wijkverpleegkunde, in de Zorgverzekeringswet komt. Hiermee zijn de zorgen echter niet weggenomen. Meerveld: ‘De motie ligt onder op de stapel. We horen iedere dag nog verhalen over aanbieders die casemanagement als iets generieks interpreteren en het door bijna iedereen laten doen: praktijkondersteuners, wijkverpleegkundigen en soms zelfs verzorgenden. En dat terwijl in de zorgstandaarden haarfijn is vastgelegd waar het om gaat. Dat er iemand is die voldoende deskundig is op het gebied van dementie. En nog veel belangrijker, dat er iemand is die jarenlang het vaste aanspreekpunt blijft voor de mantelzorgers.’ Wouter van den Elsen Redacteur care
14
Adviesraad Sociaal Domein Kaag en Braassem Nieuwsbrief 111
150 miljoen euro extra van het rijk voor de eerstejaarsopvang van vluchtelingen
Binnenlands Bestuur 29 april 2016
Gemeenten krijgen 150 miljoen extra voor asielzoekers Hans Bekkers 28 apr 2016 Om de verhoogde asielinstroom het hoofd te kunnen bieden, krijgen gemeenten voor de jaren 2015-2017 150 miljoen euro extra van het rijk voor de eerstejaarsopvang van vluchtelingen. Daarnaast wordt 353 miljoen van het gemeentefonds geoormerkt voor de opvang. Dat akkoord is bereikt tussen rijk en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, VNG. Het rijk realiseert zich dat inspanningen op gebieden van werk/integratie, zorg en onderwijs voor vergunninghouders tot extra kosten leiden voor gemeenten. De 500 miljoen euro kunnen door gemeenten worden gebruikt voor de dekking van de kosten op het gebied van onder andere bijstand, onderwijs, jeugdhulp en gezondheidszorg. Het onderhandelaarsakkoord zal via een ledenraadpleging aan de 390 leden van de VNG worden voorgelegd. Vrij besteedbaar De extra middelen zijn vrij besteedbaar. De afspraak is dat ‘een bedrag wordt uitgekeerd per in die gemeente geplaatste vergunninghouder’, aldus het zogeheten uitwerkingsakkoord. Dat akkoord is een vervolg op het Bestuursakkoord Verhoogde Asielinstroom van vorig jaar november. De afspraken in dit uitwerkingsakkoord betreffen primair de gevolgen van de extra toename van vergunninghouders op het gebied van integratie, onderwijs en zorg, ontstaan door de verhoogde asielinstroom. Gerekend wordt met de asielinstroom 2015 en de verwachte instroom in 2016 die doorwerking hebben in de huisvestingstaakstelling voor gemeenten in 2016 en 2017. De gedachte is dat de financiële gevolgen voor gemeenten ook voornamelijk in 2016 en 2017 tot uiting zullen komen als vergunninghouders daadwerkelijk in gemeenten geplaatst zijn. ‘De budgettaire gevolgen van dit akkoord bezien dan ook de jaren 2016 en 2017 waarbij wel geldt dat sommige zaken al in 2015 zijn gaan spelen en anderen een uitloop hebben in 2018’, aldus de toelichting. Druk op sociale voorzieningen De afspraken gaan volgens de ondertekenaars uit van ‘een gedeelde grondgedachte om de integratie en participatie van vergunninghouders te bevorderen, door in te zetten op onderwijs, werk en gezondheidsbevordering.’ Centraal in de maatregelen staat het wegnemen dan wel terugdringen van achterstanden bij vergunninghouders, ‘zodat alle inwoners van Nederland volwaardig en gezond kunnen deelnemen aan de samenleving, met alle rechten en plichten die daarbij horen.’ De afspraken zijn erop gericht dat vergunninghouders zo snel mogelijk zelfstandig en volwaardig en gezond meedoen, werken of naar school gaan en hun bijdrage leveren aan de samenleving. Doel ervan is ook een verhoogde druk op de sociale voorzieningen in de toekomst te voorkomen. Rijk en gemeenten hebben afgesproken om, als de verhoogde asielinstroom 2017 daartoe aanleiding geeft, opnieuw in bestuurlijk overleg te treden. Taalonderwijs In het uitwerkingsakkoord zijn onder andere afspraken gemaakt over het zo snel mogelijk naar werk begeleiden van vergunninghouders, waarbij reeds in de wachtperiode in asielzoekerscentra (azc) aan competentiescreening en trajectbegeleiding wordt gedaan. Voor de uitwerking hiervan wordt door rijk en gemeenten elke twee maal 2 miljoen euro beschikbaar gesteld. Om te zorgen voor een hoger taal- en integratieniveau bij instroom in de gemeente, wordt de voorinburgering in het azc uitgebreid met een intensivering van het taalonderwijs en meer aandacht voor de oriëntatie op de arbeidsmarkt. De bijdrage aan het COA wordt verhoogd van 1400 naar 2000 euro per traject. Uitkeringsgerechtigden Van de 353 miljoen euro voor 2016 en 2017 stelt het rijk in totaal 140 miljoen euro extra beschikbaar voor de integratie en participatie van vergunninghouders. Dat moet gemeenten ook de ruimte geven om de ondersteuning van de bestaande uitkeringsgerechtigden ‘volop overeind’ te houden. Ook voor de verdeling van die middelen wordt een uitkeringsvorm gekozen waarbij het uitgangspunt ‘geld volgt vergunninghouder’ wordt gehanteerd.
15
Adviesraad Sociaal Domein Kaag en Braassem Nieuwsbrief 111
Maatschappelijke begeleiding In het Bestuursakkoord van vorig jaar november was al afgesproken het budget voor maatschappelijke begeleiding te verhogen van 1000 naar 2370 euro per vergunninghouder in 2016 en 2017. Die tijdelijke verhoging van het budget wordt door het kabinet nu structureel gemaakt en zal ook gelden vanaf 2018 en verder. Het rijk maakt 16 miljoen euro vrij voor het realiseren van tijdelijke huisvesting voor de opvang van asielzoekerskinderen in het voorgezet onderwijs. Extra geld komt er ook voor het soms noodzakelijke vervoer van de leerlingen. Preventie Er komt extra geld voor de (preventieve) gezondheid van vluchtelingenkinderen- en gezinnen, voor jeugdhulp en voor screening van vreemdeling op tuberculose. Gemeenten komen tot een lokale integrale aanpak voor de preventie ten behoeve van de gezondheid van vergunninghouders. VNG en het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Spot (VWS) gaan de gemeenten daarin ondersteunen. VWS en VNG werken samen de preventieve opgave uit en komen binnen drie maanden met een ondersteuningsprogramma voor een aanpak gericht op signalering, voorlichting en preventie. Het rijk stelt in 2016 3 miljoen en in 2017 4 miljoen euro voor het project beschikbaar. Eenmalige vergoeding €250,- Wmo-cliënten Noordoostpolder compensatie eigen bijdrage
Google melding Wmo: FlevoPost 30 april 2016
Wmo-cliënten Noordoostpolder krijgen eigen bijdrage terug Geplaatst op vrijdag 29 april 2016 14:22 Emmeloord - Alle Wmo-cliënten in de Noordoostpolder die in 2015 een eigen bijdrage moesten betalen, krijgen van de gemeente een eenmalige vergoeding 250 euro. Dit stellen burgemeester en wethouders voor aan de raad. Onduidelijkheid en onrust De vergoeding is een compensatie voor de onduidelijkheid en onrust rondom de inning van de eigen bijdrage in 2015. Dit was het overgangsjaar waarin nog niet alles duidelijk was en zaken niet altijd soepel liepen. Het voorstel aan de raad sluit aan op een eerder voornemen van de raad om de eigen bijdrage te compenseren wanneer dat nodig mocht zijn. De gemeenteraad gaf op 10 november 2015 opdracht om een bedrag te reserveren van 675.000 euro voor de compensatie van de eigen bijdrage. De vergoeding wordt uit deze reserve betaald. Op 30 mei besluit de gemeenteraad over dit voorstel van het college. Stapelfacturen Wmo- cliënten die in 2015 een eigen bijdrage moesten betalen, bleven vaak lang in onzekerheid over de hoogte van hun eigen bijdrage. Daarnaast liep het innen van de eigen bijdrage in veel gevallen vertraging op doordat gegevens door aanbieders niet op tijd werden doorgegeven aan het CAK (de instantie die de inning van de eigen bijdrage verzorgt). In veel gevallen ontvingen cliënten daardoor stapelfacturen waarmee eigen bijdragen van meerdere periodes in één keer werden geïnd. Dit ging soms om hoge bedragen die cliënten niet in één keer konden betalen en waarvoor zij een betalingsregeling moesten treffen met het CAK. Het college is zich bewust van de onrust die dit opleverde bij de Wmo cliënten en wil hen daarom een financiële tegemoetkoming geven. Maatregelen voor 2016 De gemeente heeft inmiddels maatregelen genomen die moeten voorkomen dat de problemen met de stapelfacturen zich in de toekomst weer voordoen. Daarnaast gaat de gemeente de ervaringen van cliënten met de eigen bijdrage Wmo analyseren om te onderzoeken waar eventuele mogelijkheden voor verbetering liggen.
16
Adviesraad Sociaal Domein Kaag en Braassem Nieuwsbrief 111
Wijkverpleegkundigen doen steeds vaker thuiszorgtaken
Google melding Wmo 2 mei 2016: Binnenlands Bestuur
Wijkverpleegkundigen in de thuiszorg Margot Limburg 01 mei 2016 Wijkverpleegkundigen doen steeds vaker taken die eigenlijk gedaan horen te worden door thuiszorg. Dat meldt de NOS op basis van een onderzoek van hoogleraar participatie en diversiteit Tineke Abma. Mantelzorgers Door de bezuinigingen met de decentralisaties, krijgen mensen vaak minder uren thuiszorg. Daardoor blijft er werk liggen dat wijkverpleegkundigen nu oppakken, aldus Abma. De verwachting was dat deze taken opgepakt zouden worden door mantelzorgers. ‘In theorie is dat mooi, maar in de praktijk zien we dat mensen die netwerken niet hebben’, aldus Abma op de NOS. Als wijkverpleegkundigen de huishoudelijke taken opnemen, gaat dat ten koste van andere taken of andere mensen die zorg nodig hebben. Overschot Wmo-budget Onlangs bleek uit onderzoek dat driekwart van de gemeenten overhoudt op het Wmo-budget. In veel gevallen gaat het om miljoenen. Belangenvereniging van werkgevers Actiz vindt daarom dat gemeenten over de brug moeten komen met het geld dat op de plank ligt, zo schrijft de NOS.
Eén op de tien jongeren tot 18 jaar ontvangt in Nederland jeugdhulp
Zorgvisie 2 mei 2016
‘Tien procent van de kinderen krijgt jeugdhulp’ Eén op de tien jongeren tot 18 jaar ontvangt in Nederland jeugdhulp. Jongens krijgen veel vaker hulp dan meisjes. Dat blijkt uit cijfers over 2015 die het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) vandaag heeft gepubliceerd. In totaal krijgen 356 duizend jongeren jeugdhulp. Jongens hebben daarin de overhand, 210 duizend van hen krijgen jeugdhulp, tegenover 146 duizend meisjes. De meeste jeugdhulp gaat naar kinderen in de basisschoolleeftijd, van 4 tot 11 jaar. Ook in die groep zijn jongens oververtegenwoordigd. De jeugdhulp wordt vooral vaak ingeschakeld voor westerse kinderen. Van de in totaal 356 duizend jongeren die hulp ontvangen, hebben er slechts 53 duizend een niet-westerse afkomst. Jeugdhulp door het land Vooral in het noorden van het land, met name in Groningen, maken veel jongeren gebruik van jeugdhulp. In de gemeenten Eemsmond, Menterwolde, Hoogezand-Sappermeer en Veendam is het percentage jongeren dat aangemeld is bij jeugdhulp met 16 procent het hoogst. Het grootste aantal jongeren met jeugdhulp woont in Rotterdam (13 duizend), Den Haag (13 duizend) en Amsterdam (12 duizend). Hulptrajecten jeugdhulp Het aantal hulptrajecten voor jongeren is in 2015 flink toegenomen, van 241 duizend op 1 januari 2015 naar 293 duizend op 31 december. Over het hele jaar zijn er in totaal 497 hulptrajecten actief geweest, de meeste duurden minder dan een half jaar en waren puur gericht op behandeling. De meerderheid bestond uit trajecten zonder verblijf, slechts bij 52 duizend hulptrajecten hoorde een verblijf (zoals pleegzorg of een gesloten plaatsing). Van alle jongeren die hulp krijgen, krijgt negen procent ook nog te maken met jeugdbescherming. De overige kinderen ontvangen één vorm van jeugdzorg. Puck van Beurden Redacteur Care
17
Adviesraad Sociaal Domein Kaag en Braassem Nieuwsbrief 111
Gebruikmaken van integratietrajecten die in het verleden hun waarde hebben bewezen
Binnenlands Bestuur 2 mei 2016
Nieuwkomers meteen aan het vrijwilligerswerk Esther Walstra 30 apr 2016 Niet opnieuw het wiel uitvinden, maar gebruik maken van de kennis die er al is. Gemeenten kunnen al heel ver komen met integratietrajecten die in het verleden hun waarde reeds hebben bewezen. ‘Vrijwilligerswerk is hierbij het sleutelwoord,’ is de overtuiging van Annemarie van Hinsberg van kennisinstituut Movisie, ‘het liefst vanaf dag één. Doordat vluchtelingen vaardigheden en ervaring opdoen en hun sociale netwerk vergroten, maken ze meer kans op een baan.’ Leren lezen Warda is 38 jaar, geboren in Somalië. Drie jaar geleden kwam ze als vluchteling naar Nederland. Ze ging nooit naar school en kon dus niet lezen en schrijven. In Groningen volgde ze een préinburgeringstraject, met veel aandacht voor alfabetisering. Na twee jaar beheerste ze de Nederlandse taal en kon ze lezen en schrijven. Ze werkte al die als vrijwilliger bij de kinderopvang en achter de kassa bij de kringloopwinkel. Maar ze gaat verder leren om in een ziekenhuis met kinderen te gaan werken. Sociale contacten Het verhaal van deze vluchteling is een van de ervaringen waarbij de integratie met een beetje hulp van de gemeente is gelukt. Van Hinsberg gelooft dan ook heilig in de combinatie taalles en vrijwilligerswerk. ‘Het is een perfect middel tot maatschappelijke participatie en inburgering door het oefenen van de taal en het opdoen van sociale contacten.’ Beleidsterreinen Van Hinsberg roept gemeenteambtenaren op vooral ook bij elkaar over de schutting te kijken. ‘Integratie en participatie behoren tot verschillende beleidsterreinen. Het is het belangrijk om die met elkaar te verbinden en acties op elkaar af te stemmen. Zorg daarom dat je elkaar goed weet te vinden binnen uw gemeente, ‘ adviseert ze. ‘Bijvoorbeeld door koffie te gaan drinken met collega’s die gaan over volwasseneducatie, WMO of de uitvoering van de Participatiewet.‘ Overzicht Verder pleit Annemarie van Hinsberg ook voor overzichtelijkheid van het aanbod. ‘Je moet voorkomen dat de doelgroep door de bomen het bos niet meer ziet. En ook dat er geen doorstroom is, dat personen blijven hangen in een fietscursus of een fitnesslessen. Je moet het ijzer smeden als het heet is, zo snel mogelijk dus. We horen ook van veel Syrische vluchtelingen dat ze zich rot vervelen, dat ze graag iets terug willen doen.’ Maatjes Tegelijkertijd melden zich ook veel vrijwilligers aan om de nieuwkomers te begeleiden en ze kennis met de Nederlandse samenleving te laten maken. ‘Gemeenten zouden al vanaf de eerste dag de statushouders een maatje moeten toewijzen. Dan hoeven de nieuwkomers niet alles in hun eentje uit te vinden en is de kans op slagen het grootst.’ Aanbod ondersteuning bereikt mantelzorgers niet altijd en sluit niet aan op wensen
Zorg+welzijn 2 mei 2016
‘Meeste mantelzorgers geen behoefte aan ondersteuning’ De meeste mantelzorgers hebben helemaal geen behoefte aan ondersteuning. Dit bepleiten Rick Kwekkeboom en Yvette Wittenberg op Sociale Vraagstukken. Kwekkeboom en Wittenberg -beiden verbonden aan het lectoraat Community Care van de Hogeschool van Amsterdam- reageren hiermee op Liesbeth Hoogendijk, directeur van Mezzo, die stelt dat mantelzorgers meer ondersteuning door de gemeente nodig hebben. Belasting ervaren door rouw Maar het is helemaal niet zo zwart wit, vinden de twee experts. ‘Een deel van de mantelzorgers voelt zich inderdaad zwaar belast, een veel groter deel doet dat echter niet’, stellen ze in hun betoog. Volgens hen wordt de indruk gewekt dat mensen alleen zorg en ondersteuning bieden aan 18
Adviesraad Sociaal Domein Kaag en Braassem Nieuwsbrief 111
zorgbehoevenden in hun omgeving omdat de professionele zorg onder druk is gezet. Maar volgens Kwekkeboom en Wittenberg is er in de meeste gevallen sprake van een warme band tussen mantelzorger en zorgbehoevende, en zorgt de een met liefde voor de ander. ‘In dergelijke situaties geef je de zorg niet zo snel uit handen aan een professional of een ander. Je wilt die zorg zelf kunnen geven, uit liefde, uit betrokkenheid, en mogelijk zelfs als onderdeel van je rouwproces.’ De belasting die mantelzorgers ervaren, kan mogelijk voor een groot deel verklaard worden uit deze rouw. ‘Want wie er uit de familie- of vriendenkring om wat voor reden dan ook zorg nodig heeft, het is meestal aanleiding voor verdriet.’ Juist vanwege die rouw is het volgens de twee experts niet vanzelfsprekend voor de mantelzorger om zich tot de overheid te wenden voor ondersteuning, en al helemaal niet om een beroep te doen op complimenten of waardering. ‘Iemand van wie je houdt is niet gezond, lijdt mogelijk en komt misschien wel op korte termijn te overlijden. Dát is waarmee je te kampen hebt en of je nu van de gemeente een bos bloemen krijgt of een groot geldbedrag: het zal je worst wezen’, aldus de twee experts in hun betoog. Rol wijkverpleegkundige Ze benadrukken dat ze hiermee niet willen zeggen dat de mantelzorgers geen ondersteuning nodig hebben. ‘Want hier is zeker behoefte aan. In de vorm van meer informatie, meer opvang, betere samenwerking en afstemming met professionals, en soms ook in de vorm van een financiële tegemoetkoming. Er is vaak wel een aanbod, maar dat aanbod bereikt de mantelzorgers niet altijd en sluit niet aan op hun wensen. Breng losstaande initiatieven samen en zorg dat sleutelfiguren als de wijkverpleegkundige dit aanbod zo vroeg mogelijk bekend maken bij mantelzorgers.’
Hoe echte kwaliteit meten?
Zorg+welzijn 2 mei 2016
Blog: Kwaliteitsonzin Ik race op mijn fiets naar de buitenschoolse opvang om mijn twee zoontjes op te halen. Dinsdag is altijd een megadrukke dag. Gelukkig kan ik terugvallen op een kanjer van een sociaal werker: Mark. Hij heeft een passie voor kinderen en sport. In mijn ogen maakt hij de buitenschoolse opvang. Maar deze dinsdag word ik onaangenaam verrast. Mark vertrekt, hij heeft een andere baan. Ik gun het hem van harte, maar waarom gaat hij weg? Omdat hij te veel tijd aan de administratie kwijt is, vertelt hij mij. ‘Ik ben liever met de kinderen aan het sporten.’ Bam! Die reden hoor ik vaker. Sociaal werkers in wijkteams die de druk bijna niet aankunnen en verzuipen in het werk. Die zich beklagen over alle administratie waardoor ze het koffiedrinken met wijkbewoners moeten laten schieten. Het hart van sociaal werk Het maakt me verdrietig. Het sociaal werk vraagt Mark om van alles in te vullen om de kwaliteit te meten. Daar is niets mis mee. Maar wel als de lijstjes voor de mens gaan. Want wat is het hart van het sociaal werk? Dat het mensenwerk is. Sociaal werkers zoals Mark maken het verschil in het leven van kinderen. Dat zijn onmeetbare kwaliteiten. Noem het liefde, intuïtie, de ziel of een gouden hart. Dit alles is voelbaar maar niet grijpbaar en zeker niet meetbaar. Waarom accepteren we dat niet gewoon? Onzinlijstjes Een dag na Mark’s vertrek krijg ik een klantevaluatieformulier van de buitenschoolse opvang. Keurig wordt mijn mening gevraagd over alle geformaliseerde kwaliteitsindicatoren: inrichting van de ruimte, hygiëne, spelaanbod. Allemaal belangrijk, maar de “echte kwaliteit” is vertrokken, met dank aan deze onzinlijstjes. Ik weet heel goed waarom Mark kwaliteit levert. Mijn zoontjes stralen als ik ze ophaal, terwijl ze druk in de weer zijn om een nieuwe sport te leren. Dat is pas kwaliteit, maar daar wordt niet naar gevraagd op het klantevaluatieformulier. 19
Adviesraad Sociaal Domein Kaag en Braassem Nieuwsbrief 111
Stoppen met die onzin Kunnen we stoppen met die kwaliteitsonzin? Ik wil dat kanjers zoals Mark niet hoeven te vluchten maar kunnen doen waar ze goed in zijn. Kunnen we stoppen met die onzin, en weer naar Kwaliteit met een hoofdletter gaan? Petra van Leeuwen is adviseur en onderzoeker bij Movisie.
Het rijk zou meer vertrouwen moeten hebben in de uitvoeringskracht van gemeenten
Zorgvisie 3 mei 2016
VNG: ‘AMvB Wmo-inkoop onnodig’ De vernieuwde conceptversie van de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) over de inkoop van Wmo roept nog steeds vragen op bij Nederlandse gemeenten. Dat schrijft de VNG in een reactie op het concept. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) is het vooral oneens met het deel van de AMvB waarin wordt gesproken over ‘realistische tarieven’. De vereniging vindt de maatregel eigenlijk überhaupt onnodig. ‘We blijven van mening dat gemeenten deze AMvB niet nodig hebben. Veel gemeenten zijn in staat om een goede afweging te maken tussen prijs en kwaliteit en bieden aanbieders een reële vergoeding’, schrijft de VNG in een reactie. Als voorbeeld van een goede samenwerking tussen gemeenten en aanbieders noemt de vereniging de afhandeling van het faillissement van TSN. ‘Het rijk zou meer vertrouwen moeten hebben in de uitvoeringskracht van gemeenten en niet in de risico-regelreflex schieten.’ Relatie in AMvB Als de AMvB er dan toch komt, vraagt de VNG het rijk wel om rekening te houden met een aantal zaken. Zo wil de vereniging dat er gelet wordt op de continuïteit van de relatie tussen cliënten en hulpverleners. 'De AMvB en de toelichting wekken de indruk dat de gemeente te allen tijde de relatie tussen de hulpverlener en cliënt in stand moet houden en dat het tarief daaraan moet bijdragen’, schrijft de VNG. Volgens de vereniging zou dit kunnen worden gezien als een verplichting voor gemeenten om een hoger tarief te betalen als de relatie anders niet in stand kan worden gehouden. ‘Als dit zo is, welke prikkel hebben aanbieders dan nog om een efficiënte bedrijfsvoering te realiseren?' Realistische Wmo-inkoop Ook over de ‘realistische prijs’ heerst nog onduidelijkheid bij de gemeenten, blijkt uit de reactie van de VNG. In de AMvB heeft het rijk het over ‘een college dat een reële prijs vaststelt voor het leveren van een dienst’. Met die formulering heeft de VNG moeite, omdat het college niet altijd degene is die het tarief vaststelt. Daarnaast vraagt de vereniging van gemeenten om te letten op de kostprijselementen, het overgangsrecht en de invoeringstermijn van de AMvB. Ten slotte vraagt de VNG aandacht voor de reikwijdte van de AMvB. Die zou gaan gelden voor dienstverlening. Dat wil zeggen: thuisondersteuning, begeleiding, dagbesteding, beschermd wonen, kortduren verblijf en vervoer. ‘Wij vinden dat een te grote uitbreiding van de reikwijdte ten opzichte van de code verantwoord marktgedrag die alleen betrekking heeft op huishoudelijke hulp.’ Verbetering AMvB Het vernieuwde concept van de AMvB is de tweede versie die gemaakt is. Eind 2015 stemde de Tweede Kamer ervoor dat er een AMvB moest komen die de Wmo op een aantal punten wijzigt. De VNG hoopt dat dit tweede concept nog verder kan worden verbeterd voordat het naar de Tweede Kamer wordt gestuurd. Puck van Beurden Redacteur Care
20
Adviesraad Sociaal Domein Kaag en Braassem Nieuwsbrief 111
Amsterdam past beleid rondom toekenning van huishoudelijke hulp vooralsnog niet aan
Binnenlands Bestuur 3 mei 2016
Amsterdam negeert uitspraak rechter thuiszorg Yolanda de Koster 03 mei 2016 Amsterdam gaat haar beleid rondom toekenning van huishoudelijke hulp vooralsnog niet aanpassen. De gemeente is weliswaar in een eerste proefproces door de rechter op haar vingers getikt, maar wethouder Van der Burg (Wmo, VVD) vindt het nog te vroeg om maatregelen te nemen. Richtinggevend Later deze maand doet de hoogste beroepsrechter (de Centrale Raad van Beroep) een eerste uitspraak over de Wmo 2015. Die zal ook ‘richtinggevend’ zijn voor Amsterdam, verwacht Van der Burg. Tijdens de zitting van de CRvB bleken de rechters onder meer moeite te hebben de normstelling door gemeenten voor het te bereiken resultaat ‘schoon en leefbaar’. Daarnaast overweegt de gemeente tegen de uitspraak van de rechtbank van Amsterdam in beroep te gaan. Strijdig met Wmo Die Amsterdamse rechtbank oordeelde vorige maand dat de wijze waarop Amsterdam de huishoudelijke hulp uitvoert, strijdig is met de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015). De gemeente oordeelt sinds januari 2015 of iemand recht heeft op huishoudelijke ondersteuning, waarbij niet meer in uren wordt geïndiceerd, maar in resultaat zoals een ‘schoon en leefbaar huis’. Voor de precieze invulling van dat resultaat, moet de hulpbehoevende in overleg met de zorgaanbieder. Als de hulpbehoevende er niet met de zorgverlener uitkomt, kan daartegen geen bezwaar bij de gemeente worden ingediend. Gestructureerd huishouden Kan niet en in strijd met de Wmo 2015, stelde Cliëntenbelang Amsterdam die samen met Wmoadvocaat Matthijs Vermaat (van der Woude De Graaf advocaten) in februari naar de rechtsbank stapte. ‘In de Wmo 2015 staat dat de gemeente moet bepalen hoeveel hulp iemand nodig heeft om een gestructureerd huishouden te kunnen voeren. Amsterdam legt deze verplichting bij de zorgaanbieders neer’, stelde juridisch adviseur Christiaan Dol van Cliëntenbelang Amsterdam destijds in een interview met Binnenlands Bestuur. De rechter is het daarmee eens. Kerntaak bestuursorgaan Het ‘behoort tot de kerntaak van het bestuursorgaan om de rechten (en plichten) van de cliënt vast te stellen’, aldus de rechter in zijn uitspraak. ‘Wat er voor nodig is om het resultaat ‘schoon en leefbaar huis’ te bereiken is afhankelijk van de feiten en omstandigheden van het individuele geval en kan per geval verschillen. Het is aan het bestuursorgaan om vast te stellen wat het recht inhoudt. Dat is hier ten onrechte niet gebeurd.’ Ook heeft de gemeente nergens zwart-op-wit staan hoe zo’n ‘schoon en leefbaar’ huis bereikt wordt. Indicatieadvies Amsterdam stelt dat de zogeheten indicatieadvies deel uitmaakt van de beschikking. In dat advies wordt aangegeven wat de hulpvrager nog wel en niet kan en voor welke taken ondersteuning nodig is. ‘De gemeente was van oordeel dat dit afdoende was om aan de eisen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te voldoen, waarbij ook de wens van dejuridisering een rol speelde. Immers, een juridische discussie over of een cliënt recht heeft op 1,9 uur dan wel 2,5 uur is een papieren discussie en heeft weinig te maken met de praktijk in huis’, schrijft de wethouder in een brief aan de gemeenteraad. ‘De gemeente Amsterdam heeft de rechtbank echter niet weten te overtuigen dat met de indicatiestelling en beschikking voor “schoon en leefbaar” de rechtspositie van de cliënt voldoende is geborgd.’ Langer en duurder Als Amsterdam geen hoger beroep instelt, wordt een impactanalyse gemaakt van de gevolgen van de aanpassing van de toegangsprocedure tot de huishoudelijke hulp. Van der Burg waarschuwt op voorhand: ‘Die zal langer duren en daarmee kostbaarder worden.’
21
Adviesraad Sociaal Domein Kaag en Braassem Nieuwsbrief 111
Wel/niet oorspronkelijke doelstelling van decentralisatie bij sw behouden
Binnenlands Bestuur 3 mei 2016
Utrechtse wethouder kapittelt sw-verplichting Klijnsma Yolanda de Koster 02 mei 2016 De Utrechtse wethouder Victor Everhardt (werk en inkomen, D66) heeft geen goed woord over voor de aanscherping van de Participatiewet die staatssecretaris Klijnsma heeft aangekondigd. Everhardt roept de Tweede Kamer op om de oorspronkelijke doelstelling van de decentralisatie en de beleidsvrijheid voor vernieuwing door gemeenten te behouden. Verplichting Gemeenten worden verplicht per 2017 beschut werkplekken aan te bieden, als uit onderzoek van de Inspectie SZW blijkt dat het aantal gerealiseerde beschut werkplekken bij de verwachtingen achterblijft. Dat heeft Klijnsma vrijdagmiddag in een Kamerbrief laten weten. Het onderzoek van de inspectie wordt voor de zomer verwacht. ‘Het voornemen van de staatssecretaris om beschut werk af te dwingen door verankering in wetgeving druist in tegen het uitgangspunt van de decentralisaties waarover in de Tweede Kamer democratisch is besloten’, stelt Everhardt in een reactie. De Kamer moet hier wat hem betreft een stokje voor steken. Beleidsvrijheid De wethouder stelt dat door de aangekondigde wetswijziging lokale ontwikkelingen onmogelijk worden gemaakt. In Utrecht gaat het om OpMaat, maar ook andere steden geven een eigen invulling aan het beleid om de allerzwaksten op de arbeidsmarkt perspectief te bieden. Tilburg doet dat bijvoorbeeld met het Tilburgs Alternatief. ‘We zetten mensen niet zoals voorheen vast in regelingen’, aldus de Utrechtse wethouder Everhardt. ‘We bieden kwetsbare mensen de kans om zich maximaal te ontwikkelen en zo mogelijk door te stromen naar een reguliere baan. Bij beleidsvrijheid hoort ook dat het tijdelijke extra geld van het rijk op eigen wijze door de gemeente kan worden besteed. In Utrecht hebben wij gekozen om met dit tijdelijke geld in aanvulling op OpMaat beschutte werkplekken te realiseren voor Utrechters ouder dan 60 jaar.’ Stoppen met vernieuwing De decentralisaties in het sociale domein met de daarbij behorende beleidsvrijheid voor gemeenten zijn bedoeld voor vernieuwing en lokaal maatwerk, brengt Everhardt in herinnering. ‘De aangekondigde wetswijziging maakt de beleidsvrijheid in de toekomst onmogelijk. In Utrecht moeten wij dus stoppen met de vernieuwing die door partijen in de stad en de gemeenteraad wordt gedragen.’ Aanscherping Klijnsma dreigt al geruime tijd beschut werk verplicht te stellen. Ze vindt dat gemeenten hier onvoldoende hun best voor doen. Gemeenten moeten zo’n 30.000 beschutte banen scheppen voor mensen die ook met begeleiding niet in staat zijn bij een reguliere werkgever aan de slag te gaan. In de Kamerbrief die vrijdag laat in de middag is verstuurd, kondigt ze de aanscherping aan. Detachering In diezelfde brief kondigt ze een aantal vereenvoudigingen van de Participatiewet en de Wet banenafspraak aan. Alle extra banen die bedrijven via Wsw-detacheringen hebben ingericht voor mensen met een arbeidsbeperking tellen mee voor de banenafspraak. Tot nu toe telden alleen Wswdetacheringen mee als gemeenten hier een nieuwe beschut werkplek voor in de plaats stelden. Praktijkroute De zogeheten ‘praktijkroute’ moet de uitvoering van de Participatiewet eveneens makkelijker maken, schrijft Klijnsma verder. Als op de werkplek wordt vastgesteld dat iemand niet het wettelijk minimumloon kan verdienen, zou dat ook toegang moeten geven tot het doelgroepregister. Om de effecten van deze praktijkroute in beeld te krijgen, worden via proeftuinen in drie arbeidsmarktregio’s meer gegevens verzameld. In het najaar zijn deze gegevens beschikbaar. De wetswijziging wordt echter al weg in gang gezet; om tijdverlies te voorkomen, aldus de staatssecretaris. 22
Adviesraad Sociaal Domein Kaag en Braassem Nieuwsbrief 111
55-plussers, die vrijwilligerswerk doen of mantelzorger zijn, vrijstellen van sollicitatieplicht
'Schrap sollicitatieplicht oudere werkloze' Schulinck Nieuwsbrief 4 mei 2016 Vr 29 apr 2016 De sollicitatieplicht voor oudere werklozen moet verdwijnen. Daarvoor pleit arbeidssocioloog Jan Cremers van de Universiteit Tilburg vrijdag in Trouw. ,,Haal de frustratie weg van het steeds maar weer moeten solliciteren zonder resultaat door aan mensen de mogelijkheid te geven niet langer beschikbaar te zijn", aldus Cremers. Werkloze ouderen komen maar moeilijk aan de bak, onder meer doordat ze duurder zouden zijn dan jongeren. Regelingen voor werkgevers om het aannemen van ouderen aantrekkelijk te maken lijken niet te werken. Cremers vindt dat voor ouderen die tijdens de crisis zonder werk kwamen te zitten de IOW zou moeten worden versoepeld, een regeling voor werkloze zestigplussers die geen recht meer hebben op WW. Dan ontvangen ze 70 procent van het minimumloon. De arbeidssocioloog krijgt bijval van CNV Vakmensen. Voorzitter Piet Fortuin van die vakbond vindt dat er een regeling zou moeten komen voor werkloze 55-plussers, omdat vanaf die leeftijd het perspectief op werk minder wordt. ,,Daarom vinden wij dat 55-plussers die vrijwilligerswerk doen of mantelzorger zijn, vrijstelling van de sollicitatieplicht moeten kunnen krijgen." Bron: ANP
Inkoop maatschappelijke ondersteuning en wel/niet bestuurlijk aanbesteden
Google melding Wmo: Binnenlands Bestuur 4 mei 2016
Ook nieuwe afspraken Wmo liggen zwaar op maag Yolanda de Koster 04 mei 2016 2 reacties De nieuwe (concept) Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) inkoop maatschappelijke ondersteuning gaat gemeenten geld kosten en is mogelijk in strijd met de nieuwe aanbestedingsregels. Dat stelt gemeentekoepel VNG in een reactie op de herziene AMvB. De VNG benadrukt nogmaals deze overbodig te vinden. Risico-regelreflex Via de AMvB wil verantwoordelijk staatssecretaris Van Rijn (VWS) onder meer regelen dat gemeenten reële (cao-conforme) tarieven voor huishoudelijke hulp, begeleiding, dagbesteding, beschermd wonen, kortdurend verblijf en vervoer gaan betalen. ‘Veel gemeenten zijn in staat een goede afweging te maken tussen prijs en kwaliteit en bieden ook een reële vergoeding’, stelt de VNG in een reactie op de ‘tweede’ versie van de AMvB. ‘Het rijk zou meer vertrouwen moeten hebben in de uitvoeringskracht van gemeenten en niet in de risico-regelreflex schieten. We zien meer in het aanspreken (indien nodig) van een individuele gemeente op de keuzes die ze maakt’, stelt de VNG in een schriftelijke reactie. Vernieuwing De eerste versie was voor gemeenten onverteerbaar. Na bestuurlijk overleg tussen de VNG en Van Rijn (VWS) werd toegezegd dat het ministerie met een aangepaste versie zou komen. Die is er nu, maar ook daar hikken gemeenten tegenaan. Een van de bezwaren is dat het rijk in de (concept) AMvB spreekt van ‘een college dat een reële prijs vaststelt voor het leveren van een dienst’. Hiermee wordt voorbij gegaan aan het feit dat colleges lang niet altijd een tarief vaststellen, aldus de VNG. Dat doen colleges alleen als op basis van geleverde zorguren wordt afgerekend (en ingekocht: ‘p x q’financiering). ‘Met het oog op de transformatie experimenteren gemeenten met andere vormen van bekostiging zoals resultaatfinanciering of populatiegebonden bekostiging. Het rijk is geïnteresseerd in nieuwe vormen van bekostiging maar in de AMvB zien we dat niet terug’, stelt de VNG. Te verstrekkend De reikwijdte van de AMvB is wel erg (te) groot, vindt de VNG verder. De ‘voorloper’ van de AMvB – de (vrijwillige) Code Verantwoordelijk Marktgedrag Thuisondersteuning – had alleen betrekking op 23
Adviesraad Sociaal Domein Kaag en Braassem Nieuwsbrief 111
de huishoudelijke hulp. De AMvB wil ook reële tarieven afdwingen voor begeleiding, dagbesteding, beschermd wonen, kortdurend verblijf en vervoer. Bestuurlijk aanbesteden De AMvB gaat uit van de mogelijkheid tot bestuurlijk aanbesteden. Dat strookt in de ogen van de gemeentekoepel niet met de nieuwe Aanbestedingswet, die stelt dat diensten boven 750.000 euro Europees moeten worden aanbesteed. De VNG wil weten of gemeenten niet meer bestuurlijk mogen aanbesteden, of dat bestuurlijke aanbestedingen buiten de werking van de AMvB vallen. Reacties op dit bericht: -Door de jong op 4 mei 2016 23:30 De AMvB beoogt te regelen dat er een redelijke prijs te betaald wordt. En dat houdt in dat o.a. conform de CAO betaald kan worden. In wat voor bananenrepubliek leven wij dat kennelijk de ene overheid de andere wettelijk wil dwingen om de naleving te verzekeren van een door diezelfde overheid algemeen verbindend verklaarde overeenkomst. Bizar. =Door Tim Robbe (Advocaat) op 4 mei 2016 11:01 Dit is wel een bijzondere reactie van de VNG. Ten eerste moeten gemeenten ALTIJD een redelijke prijs betalen voor ingekochte diensten en dus ook ALTIJD kunnen beargumenteren waarom een bepaalde prijs redelijk is. Dit was zo en zal zo blijven. In alle vormen van bekostiging is sprake van prijs x hoeveelheid. Waarbij dus die prijs (en ook de hoeveelheid waarmee moet worden gerekend) redelijk dient te zijn. Het model in de AmvB is een prima model om mee te rekenen. De VNG moet zich er drukker om maken dat uit de berekeningen wellicht prijzen komen die niet te betalen zijn op basis van het geld dat het Rijk verstrekt. Maar dat is een andere discussie die ik de VNG niet of maar mondjesmaat zie voeren. Ten tweede draait de VNG op het punt van bestuurlijk aanbesteden. In de discussie rondom Buurtzorg/TSN was er niets aan de hand. En vorig jaar nog publiceerde de VNG samen met Europa Decentraal een document waarin duidelijk stond dat bestuurlijk aanbesteden ook onder de Aanbestedingswet mogelijk is. Als ontwikkelaar van het model moet ik dan ook op dit punt wel reageren. Ook onder de nieuwe wet is bestuurlijk aanbesteden gewoon mogelijk en voor een reactie op die punt "in fine" verwijs ik graag naar mijn publicatie: http://aradvocaten.nl/publicatiebericht03.html. Wat zijn nu de (politieke) belangen van de VNG om zo bijzonder te reageren?
Mantelzorg is veel meer dan 'zwaar'. Het is ook verwerking van rouw en verdriet........
Linked in:Welzijn nieuwe stijl: 4 mei 2016
Leef niet om te zorgen, maar zorg om te leven! zaterdag 30 april 2016 Door Cora Postema: Mantelzorg als waardevolle levensloopontwikkeling Mantelzorger is een rol die iemand speelt in het leven van een dierbare. Die dierbare is voor lange of kortere tijd niet meer in staat om (volledig) voor zichzelf te zorgen en daarom helpen familieleden, buren of vrienden een handje. Wat ze doen varieert van boodschappen, helpen met wassen en aankleden, de tuin verzorgen en medicijnen halen tot dag- en nacht waken, sondevoeding geven en injecties toedienen. Een heel waardevolle bezigheid. Mensen groeien in hun rol als mantelzorger en kunnen gaandeweg steeds meer. Dit zorgen voor een dierbare is vaak een dankbare taak. Wie wil niet graag iets betekenen in het leven van een ander? Het is onderdeel van de relatie die je met iemand hebt. Iedereen zorgt voor zijn dierbare als die het moeilijk heeft. De volgende keer wordt er zo vast ook voor jou gezorgd. Althans dat hoop je.... Maar..... Waarom dan al die ophef over mantelzorg? Waarom die roep om hen te ondersteunen omdat ze overbelast zouden raken? Waarom moeten gemeenten mantelzorgers waarderen maar kunnen ze die mantelzorgers niet vinden? 24
Adviesraad Sociaal Domein Kaag en Braassem Nieuwsbrief 111
Ik las net een mooi artikel in Sociale Vraagstukken: 'Mantelzorgers zitten niet te wachten op een compliment of respijtzorg'. Daarin wordt iets heel wezenlijks benoemd, namelijk dat er sprake is van rouw en verdriet: Citaat: De belasting die de mantelzorgers ervaren, kan mogelijk voor een groot deel verklaard worden uit deze rouw Want wie er uit de familie- of vriendenkring om wat voor reden dan ook zorg nodig heeft, het is meestal aanleiding voor verdriet. Verdriet om een voortijdig einde aan een leven, verdriet om het psychische lijden dat iemand die jou na staat moet doorstaan, verdriet misschien omdat jouw kind door zijn verstandelijke beperking niet het leven kan gaan leiden dat je hem zo verschrikkelijk gunt, verdriet omdat je een andere invulling aan je partnerrol moet gaan geven dan je had gehoopt. Juist vanwege die rouw is het voor veel mensen helemaal niet vanzelfsprekend om zich tot een gemeente te wenden voor ondersteuning en al helemaal niet om beroep te doen op complimenten of waardering. Iemand van wie je houdt, is niet gezond, lijdt mogelijk en komt misschien wel op korte termijn te overlijden. Dát is waarmee je te kampen hebt en of je nu van de gemeente een bos bloemen krijgt of een groot geldbedrag; het zal je worst wezen. Verwerking van rouw en verlies Hoe ga je om met dit verlies en de rouw om wat nooit meer zo zal zijn? Wat heb je daar bij nodig? Is rouw en verlies niet iets wat hoort bij het leven? Is het niet de kunst van het leven daarmee om te leren gaan? Ik denk dat het probleem 'mantelzorg' niet een individueel probleem is maar een maatschappelijk probleem. Het leven moet 'maakbaar' zijn en als het niet lukt heb je niet hard genoeg je best gedaan, heb je niet genoeg gestreden om te krijgen waar je recht op hebt. Maar hoe reëel is een dergelijke houding als het gaat om 'het leven'. Ziektes komen, ziektes gaan. Mensen raken gehandicapt zonder daar om te vragen. Ouderdom komt met gebreken. Hoezo maakbaar, planbaar of te controleren? Dus krijgen we gedurende ons leven allerlei vervelende situaties op ons pad om al doende te leren er steeds beter mee te kunnen omgaan. Soms lijkt het niet eerlijk en ongelijk verdeeld, maar we kunnen er niets aan veranderen. Ja, wel de manier waarop we er mee omgaan. En daarvoor heb je soms wat tijd nodig. Tijd om verdrietig te zijn, tijd om te wennen aan een nieuwe situatie, tijd om heel andere dingen te (leren) doen. Tijd en geld Als ik kijk naar mijn eigen carrière als mantelzorger dan waren de eerste 2-3 jaren het heftigst. Baan opgezegd om te kunnen zorgen. Na een half jaar kwam er ontlasting van financiële zorgen toen Wim een PGB kreeg waar hij mij uit kon betalen. Dat was een bevrijding, Ik keeg de ruimte om te wennen aan onze nieuwe situatie, aan een nieuw leven waarin heel veel van wat we samen deden en van plan waren, niet meer kon. Er kwam verzet, verdriet, nog meer verdriet, machteloosheid, boosheid, Er kwam nog meer boosheid toen men wilde besluiten het PGB af te schaffen, of in ieder geval mantelzorgers daar niet meer uit te laten betalen. Die mix van emoties maakten dat ik aan het eind van mijn Latijn raakte. Toen er meer rust kwam op het PGB-front, kreeg ik weer ruimte om om me heen te kijken. Langzaamaan kreeg ik niet alleen vrede met een totaal andere levenssituatie, maar ook met een nieuwe maatschappelijke positie. Levensloopontwikkeling Nu ben ik dankbaar dat ik dankzij een PGB de tijd en financiële ruimte heb gekregen om het verlies van het leven wat we hadden te verwerken en een nieuwe weg te vinden om me verder te ontwikkelen. Het is een waardevolle ontwikkeling in mijn levensloop geworden. Dit gun ik iedereen.
25
Adviesraad Sociaal Domein Kaag en Braassem Nieuwsbrief 111
Herverdeling re-integratiebudget
Binnenlands Bestuur 4 mei 2016
Toch akkoord over re-integratiebudget 47 gemeenten Margot Limburg 04 mei 2016 Er gloort hoop voor de 47 gemeenten die vanaf 2018 nul euro dreigden te hebben voor de re-integratie van mensen in de bijstand. De VNG is, vlak voor de meicirculaire, akkoord gegaan met een voorstel van de 47. De bal ligt nu bij het ministerie van Sociale Zaken. 3,7 miljoen Het akkoord tussen de 47 en de VNG komt erop neer dat de gemeenten die in de nieuwe verdeling geen budget zouden krijgen, nu samen 3,7 miljoen euro kunnen verdelen, wat neer komt op een budget van een kleine 500 euro per bijstandsgerechtigde. In totaal gaat het om een herverdeling van 6,2 miljoen euro, want ook gemeenten die een heel klein budget per bijstandsgerechtigde kregen, krijgen nu iets meer. Instemming VNG bleef uit De 47 gemeenten dreigden een geen budget meer krijgen als gevolg van de nieuwe verdeelsystematiek van het Participatiebudget. Voor dit jaar bepaalt dat systeem voor de helft de hoogte van het budget, volgend jaar voor driekwart en in 2018 moet het helemaal ingevoerd zijn. Vanaf dat jaar zouden de 47 niets meer ontvangen. Sommige, vooral grote, gemeenten zien hun budget stijgen. Nadat de gedupeerde gemeenten aan de bel trokken bij het ministerie, werd er een voorstel gedaan om één en ander te repareren, maar daarvoor was instemming van de VNG nodig en die bleef uit. Geen besluit ‘De commissie heeft geoordeeld dat er geen wezenlijk verschil zit tussen een gemeente met kosten van 2 ton die slechts 1 ton krijgen tegenover een gemeente met 1 ton kosten die niets krijgt. In beide gevallen krijg je als gevolg van het verdeelmodel een ton te weinig’, verklaarde Martijn Leisink, lid van de VNG-commissie Financiën het standpunt. De commissie liet een besluit daarom over aan het bestuur, maar dat stelde het nemen van een besluit uit. Meicirculaire Voor de betrokken gemeenten begon de tijd te dringen. Als in de meicirculaire het kabinet niets opneemt over een verandering in het verdeelsysteem, moeten gemeenten hun begrotingen gaan opstellen zonder op dit extra geld te kunnen rekenen. De gemeenten deden daarom een extra oproep aan de VNG om snel tot een besluit te komen en zijn opgelucht dat het toch gelukt is. Geen extra geld Het gaat om een herverdeling van 1,2 procent van het macrobudget voor re-integratie. Er komt dus geen extra geld beschikbaar. Het geld zal vooral moeten komen van gemeenten met een groot reintegratiebudget, vaak grote steden. Daar is het budget voor re-integratie van een bijstandsgerechtigde met ongeveer 1400 euro nog altijd veel hoger dan in de 47 gemeenten die nu zo’n 500 euro per persoon per jaar krijgen. Het ministerie van Sociale Zaken zal, als het akkoord gaat met het voorstel van de 47 gemeenten en de VNG, dit waarschijnlijk in de tweede week van mei laten weten.
Geld over van Wmo-budget
Binnenlands Bestuur 5 mei 2016
Gemeenten houden 310 miljoen over van Wmo-budget Hans Bekkers 05 mei 2016 Bijna negen op de tien gemeenten hebben in 2015 geld overgehouden op het budget voor dagbesteding, begeleiding en ondersteuning. Zes op de tien gemeenten hadden eind vorig jaar nog geld op de plank liggen voor huishoudelijke hulp. In totaal gaat het naar schatting om een overschot van minimaal 310 miljoen euro. Dat blijkt uit een onderzoek van Frontin Pauw in opdracht van Binnenlands Bestuur. Aan de enquête deed bijna een derde van de gemeenten – 126 van de 390 – mee. Het totale budget dat gemeenten 26
Adviesraad Sociaal Domein Kaag en Braassem Nieuwsbrief 111
in 2015 van het rijk kregen voor zorg, ondersteuning en huishoudelijke hulp vanuit de Wmo was 4,8 miljard euro. Huishoudelijke hulp Wat de budgetten voor de nieuwe Wmo-taken (zoals begeleiding en dagbesteding) betreft, heeft ruim de helft van de gemeenten aan het eind van de rit zelfs een overschot van 15 procent of meer ten opzichte van de begroting. De gemeentelijke uitgaven voor huishoudelijke hulp blijken redelijk tot fors binnen de perken te blijven. Na de rijkskorting van 32 procent houden twee op de drie gemeenten geld over op die post. Iets meer dan een op de tien gemeenten redt het niet met het budget dat er in de begroting 2015 voor was opgenomen. De rest speelt quitte. Op basis van een analyse van Binnenlands Bestuur in samenwerking met de NOS bedraagt het overschot voor die taken voor alle gemeenten samen 310 miljoen euro. Dat is een conservatieve schatting. Jeugdzorg De uitvoering van de jeugdzorg blijkt financieel gezien iets minder voordelig uit te vallen, maar 44 procent van de gemeenten boekt nog altijd positieve saldi op deze post. Bijna een kwart van de gemeenten komt precies uit, een op de drie gemeenten schiet in de rode cijfers. De analyse wat er per saldo aan euro’s is overgebleven voor de jeugdzorg, moet nog worden gemaakt. Strenger indiceren In het onderzoek is ook expliciet gevraagd naar de aard van de maatregelen waarop door de gemeenten is ingezet om binnen het budget te blijven. Voor zowel de Wmo als de Jeugdzorg blijkt dat er een mix van middelen is toegepast, variërend van strenger indiceren, innovatief inkopen, keukentafelgesprekken tot een beroep doen op eigen kracht van de hulpvragers. Gemiddeld genomen blijkt er iets meer te zijn gekoerst op een strengere indicatie en een beroep doen op eigen kracht dan op de andere maatregelen. Vooruitblik 2016 De respondenten werd verder gevraagd vooruit te blikken naar het jaar 2016 wat betreft de financiële saldo’s voor Wmo en de Jeugdzorg. Daaruit blijkt dat ruim de helft van de gemeenten opnieuw overschotten verwacht op de Wmo-uitgaven. Met betrekking tot de uitgaven voor de Jeugdzorg is de stemming opvallend minder optimistisch: ruim vier op de tien gemeenten vrezen dat er meer geld wordt uitgegeven dan er in de begroting voor is bestemd. Slechts een kleine minderheid durft rekening te houden met een bescheiden plusje. Roze bril Dat er over het geheel bezien zo door een roze bril naar de financiële ontwikkelingen van dit jaar wordt gekeken, is wel te verklaren. De meeste gemeenten hebben vorig jaar maatregelen genomen om op de diverse posten in het sociale domein binnen de budgetten te blijven. Genoemd werden al het strenger indiceren, het innovatief inkopen, de keukentafelgesprekken en het doen van een beroep op de eigen kracht. Daar kunnen ook nog de afspraken met huisartsen over verwijzing bij worden vermeld en de inzet van wijkteams met betrekking tot ongewenste stapeling. De verwachting is dat die hele set van maatregelen dit jaar pas echt zijn vruchten gaat afwerpen. Of het moet zijn dat de zorg verlenende instanties de komende maanden nog zo veel rekeningen nasturen richting gemeentehuis, dat het optimisme ijlings neerwaarts moet worden bijgesteld. Maar als die schade meevalt, koersen veel gemeenten af op nieuwe overschotten.
Iedere dag via klantbeoordelingen met taxi-app kwaliteit van ritten bijhouden
Google melding Wmo: TaxiPro.nl 5 mei 2016
‘Beoordeling via taxi-app in doelgroepenvervoer is beter dan klanttevredenheidsonderzoek’ Gepubliceerd op 04-05-2016 om 09:00 In de straattaxibranche is het gebruik van een taxi-app om een rit te bestellen en beoordelen al redelijk ingeburgerd, vooral in de grote steden. Maar ook in het contractvervoer zijn dergelijke apps in opkomst bij diverse regio’s in Nederland. Ook PZN lanceerde onlangs een klanten-app voor de Deeltaxi West-Brabant. “Het grootste voordeel is dat 27
Adviesraad Sociaal Domein Kaag en Braassem Nieuwsbrief 111
we zo iedere dag via de klantbeoordelingen de kwaliteit van ritten kunnen bijhouden. Dat werkt veel beter dan een jaarlijks klanttevredenheidsonderzoek”, vertelt Lucien Brouwers, directeur van PZN. Passagiers die de MijnTaxiApp gebruiken hebben na afloop van de rit de mogelijkheid om zowel de rit als de chauffeur te beoordelen. De schaal loopt van 1 tot 5 sterren. Beoordeling “Op het moment dat iemand een slechte beoordeling geeft, dus 1 of 2 sterren, worden ze binnen 24 uur door onze klantenservice terug gebeld om te vragen wat we kunnen verbeteren in de dienstverlening. Soms ontstaan klachten omdat mensen de spelregels niet kennen, bijvoorbeeld als er tijdens de rit andere mensen opgehaald zijn. Of als de chauffeur 14 minuten na de afgesproken tijd arriveerde. Die spelregels kunnen we dan meteen uitleggen. Dan krijgt de klacht nuance. Als mensen de spelregels weten, voorkomen we dat ze een volgende keer opnieuw ontevreden zijn”, legt Brouwers uit. Ook is via de app te zien wat de verwachte ophaaltijd is en waar de auto zich nu bevindt. Daardoor kunnen mensen zich beter voorbereiden in verband de kwartier eerder- of later-regel. Dat is fijn voor PZN, de kans is groter dat de klant klaar staat. Maar ook de passagier is erbij gebaat. Die hoeft niet meer een half uur uit het raam te kijken. En kan zich op tijd klaar maken voor vertrek, zonder een half uur met de jas aan te zitten. Kwaliteit Volgens PZN kan de app goed gebruikt worden om de chauffeurs meer te betrekken om kwaliteit aan te tonen aan de opdrachtgevers. “Maar liefst 90 procent van de chauffeurs functioneert uitstekend. Ze zorgen voor hoge klanttevredenheid. Als er klachten zijn, wordt dat vaak veroorzaakt door een kleine groep. Dat is nu inzichtelijk, zodat we er actief chauffeurs op kunnen begeleiden. Want zij zijn de visitekaartjes van een taxibedrijf. Die rol is wel eens onderbelicht.” Normaliter krijgen goede chauffeurs zelden schouderklopjes. Er is immers alleen contact met klanten die ontevreden zijn en een klacht indienen. Complimenten van klanten bereiken zelden de directie. Brouwers: “Daarom houden we de scores bij. Elke maand wordt de chauffeur met de hoogst gemiddelde beoordeling uitgeroepen tot chauffeur van de maand. Hij krijgt een bos bloemen en een tegoedbon van 50 euro. Zo stimuleren we chauffeurs tot een positieve klantbenadering.” Web-app Waar de meeste smartphone-apps in de Google Play Store of Apple App Store staan, heeft PZN voor een web-app gekozen. “Daardoor zijn we niet gebonden aan de ballotage-commissie van Google en Apple als we een update willen doorvoeren”, legt Brouwers uit. “We drukken hier op een knop en overal is de update doorgevoerd.” Een ander voordeel hiervan is dat gebruikers alleen een browser nodig hebben om de app te gebruiken; hij werkt dus altijd op dezelfde manier, ongeacht het apparaat dat mensen gebruiken. Dat kan een smartphone, tablet of zelfs een reguliere PC zijn. Brouwers: “Per account zijn meerdere passen te koppelen. Daardoor kan bijvoorbeeld een begeleider van een groep wmo-gerechtigden de ritten voor hen boeken. En zelfs namens hen een beoordeling doen, als ze bijvoorbeeld van hun cliënten horen of de rit goed, dan wel minder goed is gegaan. Ook is via de app van tevoren via een foto te zien welke chauffeur hen komt ophalen. Dat maakt de rit veel persoonlijker.” Deeltaxi-bestellingen Op dit moment wordt ongeveer 1% van de Deeltaxi-ritten digitaal besteld. Maar Brouwers verwacht dat dit aantal de komende tijd zal toenemen, naarmate de app steeds bekender wordt. “We hebben iedereen een folder gestuurd en het staat op de website. Ook rijdt er nu een aantal voertuigen met speciale bestickering rond. We denken na of we eventueel het belscript aanpassen, om mensen die telefonisch bestellen te wijzen op de app-mogelijkheid.” De app wordt op dit moment alleen gebruikt voor de Deeltaxi West-Brabant, maar PZN verwacht de service binnenkort ook bij andere contracten aan te bieden. “Voor de Regiotaxi Den Bosch gaan we hem ook gebruiken. Het heeft heel veel tijd en geld gekost om dit te ontwikkelen. Maar nu hij eenmaal klaar is, kunnen we hem relatief eenvoudig aanpassen per contract. Dus in plaats van de kleuren en logo’s van de Deeltaxi West-Brabant, gebruiken we die van de Regiotaxi Den Bosch.” 28
Adviesraad Sociaal Domein Kaag en Braassem Nieuwsbrief 111
Wmo-vervoer Op dit moment valt alleen het wmo-vervoer onder de Deeltaxi West-Brabant. Maar zowel opdrachtgever als -nemer kijken naar de mogelijkheden om ook andere vervoersvormen in te laten stromen, zoals het awbz-vervoer. Brouwers is naast directeur Taxi bij Veolia, waar onder meer PZN, Peutax en TCMB onder vallen, ook vice-voorzitter bij KNV. Hij pleit voor het weghalen van de financiële schotten tussen de verschillende contracten. “Er moet een integraal mobiliteitsbudget vastgesteld worden door de overheid en dat naar behoefte van de klant uitgeven. Het is toch ongelooflijk dat er nu soms geen vervoer is voor een awbz-klant, omdat het budget op is. Terwijl er nog wel budget is voor de wmo, zodat een wmo’er die soms ook met de bus kan dagelijks met de taxi gaat. En dat bezuinigingen op de ene dienst niet terecht komen bij de passagiers die het écht nodig hebben.” Reiziger De opdrachtgevers moeten de focus weer meer op de reiziger richten en twee dingen vaststellen: waar heeft de cliënt behoefte aan en welk budget kan ik voor deze behoefte beschikbaar stellen? Zo zorg je ervoor dat het mobiliteitsbudget goed wordt besteed aan zaken die echt nodig zijn. Dat levert voor iedereen winst op, ook de taxibranche. Vervolgens is het aan ons om de dienst zo goed mogelijk uit te voeren, zodat de passagiers tevreden zijn. De expertise die de taxibranche hier kan inbrengen is van een enorm belang.” Bart Pals
In de Zvw moet de toegang tot een pgb een gelijkwaardige keuze zijn
Per Saldo 6 mei 2016
AMvB die toegang tot pgb in Zvw regelt, voor de zomer klaar Op 20 april was het debat over de Zorgverzekeringswet in de Tweede Kamer. Minister Schippers beantwoordde vele vragen rond de zorgverzekeringswet en ging kort in op de punten die Per Saldo met een brief aan de Kamerleden onder de aandacht bracht. De minister gaf aan dat de AMvB voor het Zvw-pgb zoals afgesproken vóór de zomer naar de Tweede Kamer wordt gestuurd. Er kan op dit moment alleen worden aangegeven dat er hard aan wordt gewerkt. Normaal kost het maken van een AMvB 9 maanden, in dit geval is de tijd daartoe veel korter. Indicatiestelling Ook gaf de minister aan dat er knelpunten bestaan bij de indicatiestelling wijkverpleging en pgb. Daarover wordt al overleg gevoerd met betrokken partijen. Wordt vervolgd! Wat vindt Per Saldo? Met de verankering van het pgb in de Zvw moet de toegang tot een pgb een gelijkwaardige keuze zijn. Zorginhoudelijke criteria, zoals planbaarheid van de zorg, horen niet als weigeringsgrond gebruikt te worden. Per Saldo zal het AMvB daarop goed bestuderen. De knelpunten over de indicatiestelling door wijkverpleegkundigen en kinderverpleegkundigen is meermalen aangekaart door Per Saldo. Maar oplossingen zijn er nog niet. Per Saldo blijft de knelpunten aankaarten en aandringen op een onafhankelijke indicatiestelling die kwalitatief en op tijd kan worden gesteld.
Inkoop Wmo en jeugdzorg flink op de schop
Google melding Wmo: Binnenlands Bestuur 8 mei 2016
Lef loont bij inkoop zorg Yolanda de Koster 07 mei 2016 Zaltbommel heeft de inkoop Wmo en jeugdzorg flink op de schop genomen. De gemeente heeft met 52 lokale aanbieders vijfjarige contracten gesloten. Er is landelijke interesse voor de bijzondere aanpak. 29
Adviesraad Sociaal Domein Kaag en Braassem Nieuwsbrief 111
Vraaggericht Vraaggericht werken; hoe krijg je dat voor elkaar? Dat was de centrale vraag bij de gemeente Zaltbommel om de -inkoop van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en de jeugdzorg per 2016 op een andere leest te schoeien. In het eerste transitiejaar (2015) was de inkoop regionaal geregeld, maar per 2016 wilde Zaltbommel het echt anders doen. Tenminste, voor 80 procent van het totale zorgvolume; eenvijfde is regionaal ingekocht. Inhoud centraal ‘We wilden niet meer met bestekken werken waar bij wijze van spreken de aanbieders een handtekening bij het kruisje konden zetten’, aldus wethouder Simon Buwalda (Wmo, Jeugdzorg, CDA). ‘We wilden echt de cliënt centraal stellen, maar hoe doe je dat? Omdat de zorgaanbieders al die mensen kennen, wilden we hun talent benutten.’ En dus werden 52 lokale zorgaanbieders uitgenodigd om samen met de gemeente na te denken hoe de zorg en ondersteuning kon worden vormgegeven. En dan op een manier waarbij echt sprake is van maatwerk, van vraaggericht werken en van innovatie. De inhoud stond daarbij centraal, niet de prijs. Overlegtafels ‘We hebben fysieke overlegtafels georganiseerd. Met alle aanbieders zijn we de gezamenlijke dialoog aangegaan. In korte tijd is heel veel kennis verzameld en leerden wij de aanbieders beter kennen, maar ook de aanbieders elkaar’, vertelt Esther de Ruiter, het ambtelijk brein achter de niet alledaagse aanpak. In september was de eerste overlegtafel een feit, eind november de vierde en laatste van 2015. Daar werden de contracten getekend. ‘Per aanbieder hadden we een gesprek van anderhalf uur om de inhoudelijke afspraken, vastgelegd in deelovereenkomsten, nog eens goed door te spreken. Slechts in het laatste kwartier ging het over de prijs’, stelt De Ruiter. Niet dat de prijs er niet toe deed; de raad had de financiële kaders gesteld. ‘Het is gelukt om daar binnen te blijven’, voegt Buwalda toe. Bestuurlijk aanbesteden De contracten gelden voor maar liefst vijf jaar; vrij uitzonderlijk in het land waar, zeker bij de jeugdhulp, veelal nog steeds eenjarige contracten worden gesloten. Buwalda: ‘Vertrouwen en ruimte zijn de basis voor de contracten. Door deze manier van bestuurlijk aanbesteden nemen we als gemeente en aanbieders gezamenlijk de verantwoordelijkheid. Natuurlijk zijn wij als gemeente eindverantwoordelijk, maar wij hebben niet de wijsheid in pacht.’ Landelijke belangstelling Uit het hele land is belangstelling voor de Zaltbommelse aanpak om in dialoog lokale aanbieders langdurig te contracteren. Waarom? ‘Het lef om als kleine gemeente, zonder inhuur van externen, een dergelijk traject te doorlopen’, weet De Ruiter uit reacties van collega’s van andere gemeenten. ‘Iedereen verklaarde me voor gek.’ Mensen met een zware zorgvraag zijn niet altijd beter af in de Wet langdurige zorg (Wlz)
Zorg+welzijn 9 mei 2016
‘Cliënt in langdurige zorg kan niet terug naar Wmo’ Mensen met een zware zorgvraag zijn niet altijd beter af in de Wet langdurige zorg (Wlz). Dat zegt Marcel de Krosse van het Centrum Indicatiestelling Zorg. Een zware indicatie voor zorg betekent ook een hogere eigen bijdrage. Zit je eenmaal in de Wet langdurige zorg, kun je niet terug naar de Zorgverzekeringswet of naar de Wmo. Wlz is levenslang. Aldus Marcel de Krosse, strategisch adviseur van het CIZ, op de website van Zorgvisie. De Krosse heeft een analyse gemaakt van de jaarcijfers van het Centrum Indicatiestelling Zorg over 2015. Vaak willen mensen die veel zorg nodig hebben liever onder de Wlz vallen, omdat ze denken dat het minder administratieve rompslomp met zich meebrengt. Niets is minder waar, volgens De Krosse. Langdurige zorg Het CIZ stelt de indicaties bij mensen die langdurig zorg nodig hebben. Niet iedereen die zware zorg nodig heeft, hoort in de Wlz thuis, zegt De Krosse. Er zijn mensen die met wijkverpleging en 30
Adviesraad Sociaal Domein Kaag en Braassem Nieuwsbrief 111
begeleiding via de Wmo goede zorg kunnen krijgen. Bijvoorbeeld mensen met een lichamelijk beperking, die cognitief prima kunnen functioneren. Zij vallen dan onder de Zorgverzekeringswet (wijkverpleging) en onder de Wmo (begeleiding). ‘Wij horen terug van cliënten dat ze ertegenop kijken om elk jaar opnieuw geïndiceerd moeten worden voor wijkverpleging. Vroeger hadden de zorg goed geregeld met een pgb of via de “oude” AWBZ. Indicatiestelling Om deze reden proberen mensen dan in de Wlz te komen: ‘Ze willen af van de onzekerheid en de bureaucratische rompslomp om elk jaar opnieuw te worden geïndiceerd. En er is een groep mensen die ongewild in de Wlz terecht komen, omdat ze onterecht voor zware zorg worden geïndiceerd. ‘Bijvoorbeeld een echtpaar waarvan een partner dementeert’, zegt De Krosse. ‘Zijn echtgenote kan hem nog goed verzorgen. Eigenlijk heeft hij vooral enkele uren dagbesteding nodig om de vrouw te ontlasten. Maar het CIZ doet een indicatiestelling die losstaat van de sociale context, zoals de wet dat voorschrijft. Dus rolt daar een zware indicatiestelling uit voor de man, met een hoge eigen bijdrage.’ Gemeenten ‘Mensen ontdekken dan achteraf dat ze slechter af zijn’, zegt De Krosse, ‘maar als je eenmaal toegang hebt tot de Wlz, geldt dat levenslang. Je kan niet terug naar de ZVW en de Wmo.’ Dat mensen desondanks een Wlz-aanvraag doen, wijt De Krosse deels aan onwetendheid over deze levenslange binding aan de Wlz. Een andere verklaring is dat een deel van de gemeenten van burgers eist dat ze eerst een aanvraag voor de Wlz doen, voordat ze een aanvraag voor de Wmo kunnen doen. Carolien Stam
Nieuwe maatregelen om verdringing te voorkomen voor mensen met beperking Zorg+welzijn 9 mei 2016
Verdringing op arbeidsmarkt voor mensen met beperking Mensen met een beperking die niet zijn opgenomen in het doelgroepenregister, komen nu moeilijker aan een baan. Dit blijkt uit een enquête van het KRO-NCRV-programma De Monitor en brancheorganisatie OVAL onder honderd reïntegratiebedrijven. Alleen mensen met een beperking die niet zelfstandig het wettelijk minimumloon kunnen verdienen, komen in aanmerking voor het doelgroepenregister. Uit de enquête blijkt dat 62 procent van de reïntegratiebedrijven concludeert dat mensen die niet zijn opgenomen in de het doelgroepenregister, moeilijker aan een baan komen dan mensen die wel in het register staan. Participatiewet Volgens de Participatiewet moeten werkgevers voor 2026 stapsgewijs 125.000 extra banen creëren voor mensen die vanwege een beperking niet in staat zijn om zelf het wettelijk minimumloon te verdienen (banenafspraak). Mensen die in aanmerking komen voor deze 'garantiebanen' zijn geregistreerd in het doelgroepenregister. Als voor 2017 het aantal banen niet is gerealiseerd, treedt de quotumregeling in werking en riskeren werkgevers een boete. In een brief aan de Tweede Kamer kondigt staatssecretaris Klijnsma nieuwe maatregelen aan om deze verdringing te voorkomen. De Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (VGN) hoopt dat deze maatregelen snel worden ingevoerd zodat alle mensen met een beperking gelijke kansen hebben op de arbeidsmarkt. Rhijja Jansen
31
Adviesraad Sociaal Domein Kaag en Braassem Nieuwsbrief 111
In 2014 liep een op de acht minderjarige kinderen in Nederland risico op armoede
Binnenlands Bestuur 10 mei 2016
Zuid-Holland heeft meeste arme kinderen 09 mei 2016 In 2014 liep een op de acht minderjarige kinderen in Nederland risico op armoede. De provincie met het hoogste aandeel was Zuid-Holland, met een op zeven. Dat meldt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) maandag. Rotterdam Die positie voor Zuid-Holland komt grotendeels door Rotterdam, waar een op de vier kinderen opgroeit in een gezin met een laag inkomen. Utrecht is de provincie met de laagste score. Daar loopt iets minder dan een op de tien kinderen risico op armoede. Gezinssituatie Totaal groeiden in 2014 421.000 minderjarige kinderen op in een huishouden met een laag inkomen. Dat komt neer op 12 procent. Voor 131.000 kinderen gold dat ze al vier jaar of langer in die situatie leefden. Bij een inkomen beneden de lage-inkomensgrens spreekt het CBS van risico op armoede. Die grens hangt af van de gezinssituatie. Voor een paar met twee kinderen bijvoorbeeld lag de lageinkomensgrens in 2014 op 1920 euro per maand. Activiteiten Kinderen uit gezinnen met een laag inkomen kunnen minder vaak meedoen aan activiteiten. Dan gaat het bijvoorbeeld om meegaan op een schoolreisje, of het beoefenen van een sport of andere hobby (muziekles). Voor meer dan de helft van de kinderen in huishoudens met een laag inkomen is er te weinig geld om regelmatig nieuwe kleren te kopen of om één keer per jaar een week op vakantie te gaan. Allochtone kinderen Het aantal kinderen met risico op armoede was in 2014 even groot als tien jaar geleden. Tussen 2005 en 2010 was sprake van een daling. Daarna steeg het weer. Van de niet-westerse minderjarige kinderen in Nederland groeide in 2014 een derde op in een gezin met een laag inkomen. Dat is vier keer zo hoog als onder autochtone kinderen. (ANP) Omkijken naar mensen met dementie is een zaak voor ons allemaal
Zorgvisie 10 mei 2016
Start campagne dementievriendelijk Nederland Staatssecretaris Martin van Rijn (VWS) roept alle Nederlanders op zich te bekommeren om mensen met dementie. ‘Omkijken naar mensen met dementie is een zaak voor ons allemaal’, zei hij maandag bij het begin van de campagne 'Samen dementievriendelijk' tijdens een EU-conferentie over dit onderwerp in Amsterdam. Via een onlinetraining op de website www.samendementievriendelijk.nl kan iedereen vanaf nu leren om te gaan met dementie. Dat is volgens Van Rijn nodig want in ons land woont 70 procent van de mensen met deze ziekte thuis. ‘Ze wonen in ons dorp, in onze buurt, in onze straat. Soms hebben ze even iemand nodig die doorheeft wat er aan de hand is als ze het bijvoorbeeld even niet meer weten bij de kapper of zonder bestemming de bus instappen. En die mensen, die helpende hand, dat zijn wij allemaal.’ Casemanager dementie Zorgvisie meldde eerder deze maand dat er juist problemen zijn rondom de ondersteuning van mantelzorgers voor mensen met dementie. Campagne De campagne 'Samen maken we Nederland dementievriendelijk' is een initiatief van Alzheimer Nederland, PGGM, het Ministerie van VWS en het Deltaplan Dementie. De campagne wil alle dementievriendelijke mensen, organisaties en gemeenten in Nederland bedanken en steunen. Voor de campagne is 10 miljoen euro uitgetrokken. Mantelzorgers Het doel is dat vóór 2020 iedereen in Nederland meer weet van dementie én mensen met dementie 32
Adviesraad Sociaal Domein Kaag en Braassem Nieuwsbrief 111
en hun mantelzorgers kan helpen. Met meer oog voor wat iemand met dementie nog wel kan in plaats van te letten op wat hij of zij niet meer kan. Het is ook de bedoeling mantelzorgers meer waardering en steun te geven. Wouter van den Elsen Redacteur care Meeste gemeenten in Nederland hebben vorig jaar geld overgehouden op het zorgbudget
Zorvgisie 10 mei 2016
Boze reacties op overschotten op Wmo-budget De meeste gemeenten in Nederland hebben vorig jaar geld overgehouden op het zorgbudget. Het gaat naar schatting om 310 miljoen euro in totaal. Dat blijkt uit een onderzoek naar de uitgaven voor de jeugdzorg- en Wmo-taken door de NOS en het vakblad Binnenlands Bestuur. Negen op de tien gemeenten hielden geld over op het gebied van dagbesteding, begeleiding en ondersteuning. En zes op de tien gemeenten hadden eind vorig jaar nog geld op de plank liggen voor huishoudelijke hulp. Een derde Aan de enquête deed bijna een derde van alle gemeenten mee. Ruim de helft daarvan had op de post Wmo (Wet maatschappelijke ondersteuning) zelfs een overschot van 15 procent of meer. Voor alle gemeenten samen zou dat neerkomen op een bedrag van minstens 310 miljoen euro. ANBO Verschillende betrokken organisaties zijn boos over de overschotten. Ze noemden het 'ongehoord' (ouderenbond ANBO), 'ongekend' (patiëntenfederatie NPCF), 'onterechte borstklopperij' (belangenorganisatie Ieder(in)) en 'onacceptabel' (FNV). Volgens de organisaties is het geld over omdat gemeenten te weinig besteden aan hulp, niet omdat het minder nodig zou zijn. FNV ‘Mensen komen hulp en hulpmiddelen tekort en maatwerk ontbreekt. De gevolgen werken met een domino-effect door in het leven van mensen. Dan kan het niet zo zijn dat er tegelijk miljoenen zorgeuro’s op de plank blijven liggen’, zegt Dianda Veldman van NPCF. 'Het is onbegrijpelijk dat zorggeld niet wordt uitgegeven terwijl tienduizenden thuiszorgmedewerkers worden ontslagen of worden gedwongen om loon in te leveren en nog veel meer kwetsbare mensen hun zorg verliezen', aldus Sarah Dobbe van de FNV. Van Rijn Staatssecretaris Martin van Rijn reageerde voorzichtig. Gemeenten moeten bij zichzelf te rade gaan of ze zuinig zijn of te zuinig, zei hij. Maar hij wees erop dat gemeenten uit hun budget meer moeten betalen dan alleen de Wmo en dat ze zelf mogen bepalen hoe ze dat budget verdelen. Kamerlid Joram van Klaveren (VNL) wil van de staatssecretaris tekst en uitleg over het miljoenenoverschot op het zorgbudget. Hij vindt dat gemeenten die bezuinigen op thuiszorg en te weinig uren huishuidelijke hulp toekennen, hulpbehoevenden duperen. (ANP) Wouter van den Elsen Redacteur care Gemeentelijke schuldhulpverlening moet en kan een stuk beter
Binnenlands Bestuur 12 mei 2016
Harde kritiek Ombudsman over schuldhulpverlening Margot Limburg 11 mei 2016 De gemeentelijke schuldhulpverlening moet en kan een stuk beter. Dat concludeert de Nationale Ombudsman in een kritisch rapport. Gemeenten zorgen onvoldoende voor steun en begeleiding, er wordt geen maatwerk geleverd en de toegangseisen zijn vaak te streng. Meer met minder De Ombudsman erkent dat schuldhulpverlening geen eenvoudige taak is voor gemeenten. Het aantal mensen met problematische schulden groeit de laatste jaren fors en ook de aard van de schulden veranderd. Lag de oorzaak van het hebben van problematische schulden tot voor kort vaak aan het uitgavepatroon van de schuldenaar, nu is het vaak een kwestie van niet kúnnen betalen. En dat 33
Adviesraad Sociaal Domein Kaag en Braassem Nieuwsbrief 111
maakt het lastiger om tot een oplossing te komen. Ook zijn de budgetten niet gelijk op gegaan met het aantal mensen in de schulden en dus moet er meer gedaan worden met minder geld. Burgers niet zo zelfredzaam Maar dat gezegd hebbende, kraakt hij toch behoorlijk wat kritische noten. Zo wordt er bij gemeenten veel uitgegaan van de zelfredzaamheid van burgers terwijl die lang niet altijd zo zelfredzaam zijn. De Nationale ombudsman pleit ervoor burgers die niet (voldoende) zelfredzaam zijn meer en eerder ondersteuning en begeleiding te bieden gedurende het schuldhulpverleningstraject. Dat kan een vrijwilliger zijn, of een case-manager van de gemeente. Gemeenten moeten ook meer proactief zijn en meer inzetten op preventie en vroegsignalering. Te streng Gemeenten zijn ook te streng in de selectie wie wel of niet in aanmerking komt voor een schuldhulpverleningstraject. Gemeenten gebruiken het hebben van een eigen huis, bedrijf of een onduidelijke schuldenpositie als reden om geen trajecten aan te bieden. Heeft de burger bijvoorbeeld een fraudeschuld, dan sluiten veel gemeenten de weg naar schuldhulpverlening af, wat indruist tegen het idee dat zoveel mogelijk schuldenaren via het minnelijk traject geholpen moeten worden. Drempels te hoog Gemeentelijke schuldhulpverlening moet voor een zo breed mogelijk publiek toegankelijk zijn, aldus de Ombudsman. Burgers met problematische schulden mogen van de overheid verwachten dat de drempels niet zo hoog zijn dat uiteindelijk slechts een klein deel van de aanvragers hulp krijgt. Ook vindt de Ombudsman dat het aangaan van een nieuwe schuld of het niet of niet geheel nakomen van een verplichting niet op voorhand een reden mag zijn om het traject te beëindigen. Lang wachten Andere kritische punten van de Ombudsman zijn dat er veelal ‘aanbodgestuurd’ gewerkt wordt en niet ‘ vraaggestuurd’. In de praktijk komt het vaak voor dat de aanvrager die niet voldoet aan de voorwaarden van de minnelijke schuldregeling, geen enkele vorm van schuldhulpverlening krijgt aangeboden. Daarnaast moeten mensen vaak erg lang wachten voordat ze hulp krijgen. Het aanmeldingsgesprek vindt weliswaar binnen de wettelijk gestelde termijn plaats, maar daarna duurt het veel te lang voordat er een beoordeling is, laat staan een hulpverleningstraject gestart wordt. Maatschappelijke kosten Voor de gemeenten is het belangrijk zich te realiseren dat mensen met schulden niet alleen zelf een vervelende ervaring hebben, maar dat er ook een reëel risico is dat de schuldenproblematiek niet effectief en duurzaam wordt aangepakt. En als dat het geval is, nemen ook de maatschappelijke kosten toe. Hij hoopt dat staatssecretaris met het rapport in de hand de Wet gemeentelijke schuldhulp zal evalueren en met de gemeenten over deze punten in gesprek zal gaan.
Gemeenten / overschotten Wmo / oormerken
Binnenlands Bestuur 12 mei 2016
Kritiek op gemeenten op overschot Wmo ‘te makkelijk’ Yolanda de Koster 12 mei 2016 De kritiek die er de laatste week over gemeenten is uitgestort vanwege de overschotten op het Wmo-budget is ‘onterecht’ en ‘te makkelijk’. ‘Het is te prijzen dat gemeenten binnen budget zijn gebleven.’ Voorzichtig begroten Dat stelt Mariëtte van Leeuwen, bestuurslid VNG en wethouder in Zoetermeer. ‘De spelregels zijn telkens veranderd, ook nog tijdens het eerste jaar van de decentralisatie. De populatie waarvoor gemeenten verantwoordelijk zouden worden en het budget dat wij daarvoor zouden krijgen, waren bovendien pas heel laat duidelijk.’ Van Leeuwen reageert hiermee namens de gemeentekoepel op het onderzoek van Binnenlands Bestuur, waaruit blijkt dat gemeenten – conservatief geschat – vorig jaar 310 miljoen euro hebben overgehouden op hun Wmo-budget. De Tweede Kamer debatteert
34
Adviesraad Sociaal Domein Kaag en Braassem Nieuwsbrief 111
volgende week donderdag, in een algemeen overleg met verantwoordelijk staatssecretaris Van Rijn, over de gemeentelijke overschotten. Stabiliteit Gemeenten hebben goed begroot, vindt Van Leeuwen. ‘In dichte mist ga je niet gasgeven’, stelde hoogleraar Maarten Allers onlangs treffend. In zo’n situatie moet je op de rem staan, voeg ik daar dan aan toe. Gemeenten moeten zorgen voor een sluitende begroting. Gemeenten konden niet anders dan voorzichtig begroten.’ Daarbij tekent ze aan dat gemeenten de komende jaren opnieuw op het Wmo-budget worden gekort en dat zij daarop moeten anticiperen. Oftewel: een overschot nu, kan makkelijk omslaan in een tekort over 2016 of 2017. ‘Gemeenten hebben meerjarig beleid vastgesteld. Voor de stabiliteit naar je burger toe, moet het beleid niet telkens worden aangepast; dan weet de burger ook niet meer waar hij aan toe is.’ Zorgbehoefte Van Leeuwen vindt het overigens achterhaald om vanuit een budget te redeneren en niet vanuit de zorgbehoefte. Op de vraag of gemeenten vorig jaar wel voldoende naar de zorgbehoefte van hun burgers hebben gekeken – gezien de vele bezwaarschiften en rechtszaken van burgers die geen of veel minder ondersteuning krijgen ? stelt Van Leeuwen dat er ‘niet veel mis is gegaan. Ik snap wel dat het confronterend en beangstigend is als mensen opeens minder hulp krijgen, maar voor zover ik kan overzien is er niemand tussen de wal en het schip gevallen.’ Als aan inwoners zorg wordt onthouden terwijl die echt nodig is, moeten gemeenten daarop wel acteren, vindt Van Leeuwen. Niet oormerken Het VNG-bestuurslid vindt overigens dat niet sec naar het Wmo-budget moet worden gekeken, maar breed, integraal. ‘Het gaat er om wat gemeenten doen om de burgers te laten participeren ? de basisgedachte achter de decentralisaties ? en dan moet je dus ook kijken naar wat ze doen binnen het hele sociale domein, zoals bijvoorbeeld sport en cultuur.’ De roep vanuit (een deel) van de Kamer en belangenbehartigers om het geld te oormerken, wijst ze resoluut van de hand. ‘Dat is een heel slecht idee. Als je dat doet, neem je afscheid van de gedachte achter de decentralisatie.’ Groep van 14.000 volwassenen en kinderen in 2014 bij de zorginkoop ‘vergeten’
Zorgvisie 12 mei 2016
‘Vergeten groep’ valt toch deels buiten Wlz Een deel van de ‘vergeten groep’ van 14.000 mensen krijgt vanaf 2017 geen toegang meer tot de Wet langdurige zorg (Wlz). Cliëntenorganisatie Ieder(in) schat dat het om circa 3.000 mensen met een lichamelijke beperking gaat die intensieve zorg nodig hebben. De groep van 14.000 volwassenen en kinderen die thuis of in een kleinschalige woonvorm intensieve zorg krijgen, was in 2014 bij de zorginkoop ‘vergeten’ doordat onduidelijk was op welk stelsel ze een beroep konden doen: Wlz, Zorgverzekeringswet (ZVW), Wmo of de Jeugdwet. Nadat Ieder(in) en de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland aan de bel hadden getrokken, heeft staatssecretaris Martin van Rijn de ‘vergeten groep’ voor 2015 en 2016 tijdelijk toegang verleend tot de Wlz. Voor 2017 bepaalt het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) wie definitief toegang krijgt. Het CIZ moet voor juli daarmee klaar zijn. Eigen regie? Dan niet in Wlz ‘Niet iedereen die zware zorg nodig heeft, komt per definitie in de Wlz’, verklaarde Marcel de Krosse, strategisch adviseur van het CIZ, eerder deze week in Zorgvisie. Mensen met een zware lichamelijk handicap, die intensieve zorg nodig hebben, maar cognitief prima functioneren horen volgens het CIZ niet thuis in de Wlz omdat zij in staat om de eigen regie te voeren. Daarnaast vallen jonge kinderen met een complexe problematiek buiten de boot, omdat niet duidelijk is of hun beperkingen levenslang zijn. Ieder(in) schat, op basis van de afwijzingscijfers van april, dat in totaal circa 3.000 van de 14.000 niet zullen worden toegelaten tot de Wlz. Zij zullen voortaan een beroep moeten doen op de ZVW. ZVW is onzeker regime Het ZVW-regime geeft gehandicapten volgens Ieder(in) veel onzekerheid, omdat indicaties variëren 35
Adviesraad Sociaal Domein Kaag en Braassem Nieuwsbrief 111
in looptijd van 1 tot 5 jaar. Bovendien is het lastiger om in de ZVW een pgb aan te vragen en kan het pgb vaak minder flexibel worden ingezet. Regelingen verschillen vaak per verzekeraar en verzekeraars mogen elk jaar de regelingen en de tarieven veranderen. Daarnaast krijgen ze vaak met een extra loket te maken, omdat ze voor begeleiding en huishoudelijke hulp bij de gemeenten moet zijn. Tegenover de nadelen staan weliswaar voordelen. Zo zijn er in de ZVW, anders dan in de Wlz, geen eigen bijdragen en geldt er geen plafond voor het aantal uren zorg. Maar die wegen volgens Illya Soffer, directeur Ieder(in), niet op tegen de nadelen. ‘Bij de invoering van de Wlz is het nooit de bedoeling geweest, dat mensen die levenslang intensieve zorg nodig hebben – maar zelf regie kunnen voeren – erbuiten vallen. Dat gebeurt nu wel en daar moet zo snel mogelijk een oplossing voor komen.’ Alsnog toegang tot Wlz Als het aan Ieder(in) ligt, dan krijgen deze mensen alsnog toegang te geven tot de Wlz. Soffer: ‘De Wlz is een stabielere omgeving, waarbij mensen niet afhankelijk zijn van allerlei private partijen, zoals verzekeraars, of verschillen tussen gemeenten. Je hebt een langlopende indicatie en je hebt slechts met één loket te maken. Voor mensen die meer dan 25 uur zorg per week nodig hebben, is dit uitermate belangrijk. Mocht de politiek ervoor kiezen om de huidige strenge toegangscriteria voor de Wlz te handhaven, dan moeten – zo snel mogelijk – de regelingen waar deze groep dan terecht komt, voor hen passend worden gemaakt. De ZVW zal veel meer zekerheid en mogelijkheden voor eigen regie moeten gaan bieden. Dat betekent onder meer langlopende indicaties van ten minste vijf jaar, het pgb als recht voor niet-planbare en planbare zorg en geen tussentijdse wijzigingen van tarieven en voorwaarden. Verder zal ook de Wmo passend gemaakt moeten worden. Het mag bijvoorbeeld niet afhankelijk zijn van de gemeente waar je woont of je wel of niet een pgb kunt krijgen.’ ZN: grijs gebied tussen Wlz en ZVW Zorgverzekeraars Nederland laat in een reactie weten dat het onderscheid tussen de ZVW en de Wlz bijzonder klein is als het gaat om de zorgzwaarte, organisatie en levering van de zorg voor mensen die thuis wonen. ‘Het is de vraag of dit onderscheid in de praktijk altijd helder is voor iedereen. En of het logisch is om bijna vergelijkbare zorg zowel in de Wlz als in de ZVW onder te brengen’, zegt een ZN-woordvoerder. Verder wijst ZN op het verschijnsel dat mensen op grond van financiële overwegingen, en niet op zorginhoudelijke gronden, kiest voor de ZVW. ‘De wetgever heeft de keuze gemaakt om een eigen bijdrage te vragen binnen de Wlz. De wetgever heeft ook de keuze gemaakt om de wijkverpleging uit te zonderen van het eigen risico. Ook op dit punt hebben wij al eerder aangegeven dat als gevolg van dit soms forse onderscheid mensen vanwege financiële overwegingen mogelijk een andere keuze maken. De vraag is of dit altijd wenselijk is.’ Bart Kiers Redacteur cure
36
Adviesraad Sociaal Domein Kaag en Braassem Nieuwsbrief 111