Adviesraad Gemeente Kaag en Braassem
Sociaal Domein
DE LOGISCHE OPVOLGER VAN DE WMO-ADVIESRAAD NIEUWSBRIEF 118 Datum: 2016 Secretariaat: de heer D.L.Klerkx Gruttohof 24, 2371 NR Roelofarendsveen Tel.06-83114156 Emailadres:
[email protected] Website:www.wmoadviesraadkaagenbraassem.nl
Beste adviesraadleden en overige geïnteresseerden, Het afgelopen weekend zei den Mark Rutten en Diederik Samsom allebei SORRY. Ik voeg er daar nog een aan toe, waar u ook niet aan heeft: sorry dat de laatste dagen niet in deze nieuwsbrief zijn opgenomen, ik kwam daar niet meer aan toe en hij werd dan ook te lang. Ik bewaar ze voor nr.119. Omdast ik er niet aan toe kwam, ook geen lange inleiding want dan had ik ook die laatste dagen wel op kunnen nemen. Dus: veel leesplezier! Met vriendelijke groet, Fried Elstgeest, voorzitter Blz. Onderwerp: 2. Onderzoek eigen bijdrage Wmo 2. Onderzoek naar manier waarop Nederlanders kiezen voor een zorgverzekering 3. Slachtoffers van huwelijksdwang of achterlating 4. Traplift in huurwoning 5. Hospice: ‘even bij elkaar kunnen kruipen’ 5. Virtueel fietsen langs eigen levensverhaal 6. Onderzoek arbeidstoeleiding mensen met GGZ-problemen 6. Intergemeentelijke samenwerkingsverbanden een uitholling 7. Extra huishoudelijke hulp 7. Minima krijgen financieel de touwtjes niet meer aan elkaar geknoopt 8. Taakverdeling tussen gemeente en gecertificeerde instelling in het jeugdstelsel 9. Veranderingen in de Jeugdwet per 1 augustus 2016 10.Kabinet moet komen met maatregelen om koopkracht van ouderen op peil te houden 10.Leegstand kan een bedreiging voor het voortbestaan van zorginstellingen zijn 11.Inspanningsverplichting B&W voor inzet van beschut werk voor haar eigen doelgroepen 12.Betaling behandeling ‘de eigen verantwoordelijkheid’ van de verzekerde 13.Nationaal Zorgfonds schadelijk voor de zorg (zie reactie 16 augustus) 13.Maak gemeenten geheel verantwoordelijk voor het sociaal domein 14.Aantal vacatures in Nederland stijgt ‘gestaag’, de werkloosheid daalt ook gestaag 16.Vraagtekens bij juistheid banencijfers 16.Rekent overheid zich rijk? 17.Reactie op ‘Verkoulen kraakt Nationaal Zorgfonds’ d.d. 15 augustus 2016 hiervoor 18.Aanpassing Participatiewet: gemeenten verplicht beschut werk te regelen 19.Juridisch kader loopt achter op maatschappelijke ontwikkelingen 19.Nogmaals Nationaal Zorgfonds ( zie eerdere artikelen hier voor) 20.Pgb-schulden op naam van minderjarigen 21.Aanspreekpunten complexe jeugdhulp 21.Nieuwe privacyregels per 25 mei 2018 Vervolg:
Adviesraad Sociaal Domein Kaag en Braassem Nieuwsbrief 118
Pagina 1
Blz. Onderwerp: 22.Nieuwe Wet sociale werkvoorziening , maar met minder geld 22.VNG hekelt op website geplande aanpassing van Participatiewet door het kabinet 23.Odensehuis: ontmoetingsplek voor mensen met beginnende dementie
Onderzoek eigen bijdrage Wmo
Google melding Wmo 3 augustus 2016:Nationale Zorggids
CBS vertraagd in onderzoek naar zorgmijding binnen Wmo - 03 augustus '16 Het is het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) niet gelukt om op tijd een onderzoek af te ronden naar de gevolgen van de eigen bijdrage voor de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De Tweede Kamer heeft staatssecretaris Van Rijn van Volksgezondheid gevraagd om te onderzoeken of cliënten zorg mijden door de hoge eigen bijdrage die zij moeten betalen. In plaats van deze zomer, is het onderzoek van het CBS waarschijnlijk pas dit najaar afgerond. Dit meldt Binnenlands Bestuur. Ouderen en mensen met een beperking die een beroep op de Wmo willen doen, moeten daarvoor zelf een bijdrage betalen. De hoogte van deze eigen bijdrage kan in sommige gevallen aardig oplopen, waardoor een deel van de cliënten afziet van de zorg. Van Rijn stelde dit voorjaar dat de eigen bijdrage nooit reden mag zijn tot zorgmijding, maar dat gemeenten goed in de gaten moeten houden dat mensen niet zelf afhaken. Uit onderzoek van Binnenlands Bestuur en belangenorganisatie Ieder(in) blijkt dat een kwart van de cliënten afzag van zorg door de hoge bijdragen voor Wmo-voorzieningen. Het CBS doet onderzoek naar huishoudens waarvan ten minste één persoon van 18 jaar of ouder zorg krijgt via de Wmo. Echter blijkt nu tijdens een tussenrapportage dat het bureau geen rekening houdt met zorgmijding als gevolg van de eigen bijdrage, iets waar de Tweede Kamer specifiek naar gevraagd heeft. Van Rijn wilde de resultaten van het onderzoek afwachten voor hij besluit of zorgmijding een probleem van de gemeenten of van de Overheid is. Door: Redactie Nationale Zorggids
Onderzoek naar manier waarop Nederlanders kiezen voor een zorgverzekering
Zorgvisie 4 augustus 2016
Vooral ouderen vergelijken zorgverzekering Jongeren vergelijken minder vaak dan ouderen verschillende zorgverzekeringen voordat ze er een kiezen. Van alle mensen die verzekeringen wel vergelijkt, is ruim een derde 55-plus. Dat blijkt uit onderzoek van PriceWise naar de manier waarop Nederlanders kiezen voor een zorgverzekering. Hoewel ze veel vergelijken, stappen ouderen toch niet vaak over naar een andere zorgverzekeraar. Hans de Kok, directeur van Pricewise: ‘Ouderen zijn ontvankelijker en maken het meest gebruik van zorg. Tegelijkertijd stappen ze niet massaal over, veelal vanwege – chronische – aandoeningen. Dat heeft onder meer te maken met de angst dat ze misschien bepaalde vergoedingen of behandelingen verspelen bij een overstap. Maar deze angst is in veel gevallen onterecht.’ Het is volgens Pricewise belangrijk dat ouderen zorgverzekeringen vergelijken. ‘De zorgbehoefte verandert, maar de zorgverzekering verandert niet mee.’ Vooral vrouwen vergelijken Uit het onderzoek blijkt ook dat vooral mensen in de provincie Noord-Holland veel zorgverzekeringen met elkaar vergelijken voordat ze tot een keuze komen. In Zeeland wordt het minst vergeleken, van alle mensen die aangaven meerdere opties te onderzoeken kwam 1,15 procent uit die provincie. Ook komt Pricewise tot de conclusie dat mannen minder vaak zorgverzekeraars met elkaar vergelijken dan vrouwen, met 42,3 procent tegenover 57, 7 procent. Adviesraad Sociaal Domein Kaag en Braassem Nieuwsbrief 118
Pagina 2
Puck van Beurden Redacteur Care Slachtoffers van huwelijksdwang of achterlating.
Zorg+welzijn 5 augustus 2016
Wees alert op signalen van huwelijksdwang Ieder jaar blijven er na de zomervakantie plaatsen leeg in klaslokalen. Honderden jongeren zijn dan het slachtoffer geworden van huwelijksdwang of achterlating. Hilde Bakker, senior-adviseur Huiselijk en seksueel geweld & Veiligheid bij Kennisplatform Integratie & Samenleving, doet een oproep aan professionals: ‘Wees niet alleen voor, maar ook na de zomer alert.’ Van achterlating kun je spreken als ouders hun zoon of dochter tegen zijn of haar wil achterlaten in of terugsturen naar het land van herkomst. Het paspoort en/of de verblijfsvergunning worden dan afgenomen om te zorgen dat het kind niet gemakkelijk terug kan keren naar Nederland. Bakker: ‘Ouders doen dit als een kind de goede naam en eer van de familie bezoedelt in Nederland. Bijvoorbeeld als een meisje te wild is of een verkeerd vriendje heeft en er over haar geroddeld wordt, of als een jongen homoseksueel is. Een andere reden om een zoon of dochter achter te laten, is een gedwongen huwelijk, bijvoorbeeld met een neef of nicht.’ Gearrangeerd huwelijk Van huwelijksdwang spreek je als (meestal) de ouders een huwelijk arrangeren voor hun zoon of dochter en deze niet meer de vrijheid heeft of voelt om nee te zeggen tegen het huwelijk. Een gearrangeerd huwelijk hoeft niet per se een gedwongen huwelijk te zijn. Bakker: ‘In sommige culturen bepalen ouders traditioneel gezien wie de beste partner voor hun kind is. Dit doen ze onder meer op basis van iemands achtergrond, familie en vermogen omdat ze vinden dat trouwen op basis van verliefdheid niet verstandig is. Een gearrangeerd huwelijk is dus niet verkeerd, maar een kind moet het wel aan kunnen geven als hij of zij het niet ziet zitten of een ander op het oog heeft. Kan dat niet? Dan verandert een gearrangeerd huwelijk in huwelijksdwang.’ Cijfers Exacte cijfers die laten zien hoe vaak huwelijksdwang voorkomt, zijn er niet. Dat komt met name omdat veel gevallen niet bekend zijn of gemeld worden. Bakker: ‘In 2011 en 2012 werden 181 gevallen van huwelijksdwang gemeld. Op basis van een beredeneerde schatting vermoeden we dat het daadwerkelijke aantal tussen de 674 en 1914 ligt. Wat betreft achterlating schatten we dat er tussen de 364 en 1631 gevallen zijn geweest in die periode.’ Signalen Wat kunnen professionals doen tegen achterlating en huwelijksdwang? Ten eerste is voorkomen natuurlijk altijd beter dan genezen. Daarom is het vooral belangrijk dat professionals letten op signalen die kunnen wijzen op komende huwelijksdwang en achterlating. Al is dat niet altijd even makkelijk. Bakker: ‘Soms hebben jongeren een vermoeden dat ze uitgehuwelijkt of achtergelaten worden. Er kunnen dan gedragsveranderingen optreden. Een jongere kan bijvoorbeeld een andere houding krijgen, meer in zichzelf gekeerd raken of vriendschappen verbreken. Ook het feit dat jongeren ineens dagelijks van school gehaald worden door een familielid of aan banden worden gelegd door ouders kan wijzen op huwelijksdwang of komende achterlating.’ Volgens Bakker is het heel belangrijk dat professionals dergelijke signalen serieus nemen. Een jongere zal zelf namelijk vaak niet aankaarten dat er misschien iets mis is. ‘Uit loyaliteit zullen ze hun ouders niet snel aangeven. Die staan namelijk ook onder druk van de gemeenschap en familie en de jongeren willen hen dus niet in een vervelende situatie brengen. Als docent, hulpverlener of politieagent moet je dus heel zorgvuldig met zulke situaties omgaan. Maar doe het, want je krijgt vaak maar één kans.’ Handelen Lang niet altijd zijn er van tevoren duidelijke signalen dat er huwelijksdwang of achterlating aan zit te komen. Dan komen professionals er vaak pas achter als het al te laat is. Toch is het belangrijk om ook dan actie te ondernemen. Bakker: ‘Als een leerling na de zomer niet terugkeert op school, meld dit dan bij Veilig Thuis. Veilig Thuis kan dan onderzoek doen, eventueel samen met de politie. Blijkt dat een jongere inderdaad in het buitenland zit, dan kan Veilig Thuis het Landelijk Knooppunt Adviesraad Sociaal Domein Kaag en Braassem Nieuwsbrief 118
Pagina 3
Huwelijksdwang inschakelen. Deze organisatie heeft contacten met onder meer de IND, verschillende ambassades en het ministerie van Buitenlandse Zaken. Zij kunnen zich inzetten om een jongere terug te halen.’ Toch blijkt dit in de praktijk niet gemakkelijk. De Nederlandse ambassade kan bijvoorbeeld zorgen voor reisdocumenten, maar vaak zijn de jongeren achtergelaten bij een familie die ze niet zomaar zal laten gaan. ‘Voorkomen is dus altijd beter dan genezen. Daarom is er ook een noodplan voor jongeren die vooraf al bang zijn. Ze kunnen dan bijvoorbeeld zorgen dat ze kopieën van belangrijke papieren hebben en belangrijke telefoonnummers, zoals dat van de ambassade, bij zich hebben.’ Voorlichtingsbijeenkomsten Het ministerie van Sociale Zaken heeft een extra budget beschikbaar gesteld om voorlichtingsbijeenkomsten te organiseren voor de gemeenschappen waarin huwelijksdwang en achterlating voorkomen. Dit budget wordt beheerd door Kennisplatform Integratie & Samenleving. Sophie van Hogendorp Traplift in huurwoning
Google melding Wmo 6 augustus 2016: plusonline
Moet verhuurder toestemming geven voor aanbrengen traplift? Nicole Goud | Gepubliceerd: 05-08-2016 Mijn zus woont in een huurwoning, waar zij het erg naar haar zin heeft. Zij wil daar voorlopig graag blijven wonen. Omdat het lopen steeds moeilijker gaat, heeft zij waarschijnlijk binnenkort een traplift nodig. Moet de verhuurder hieraan meewerken? De verhuurder is niet de meest makkelijke. De hoofdregel is dat een huurder die veranderingen aan een gehuurde woning wil aanbrengen daar schriftelijke toestemming voor nodig heeft van de verhuurder. Hierop bestaan in elk geval twee uitzonderingen. De ene is dat deze toestemming niet vereist is voor veranderingen die zonder veel kosten ongedaan gemaakt kunnen worden. Een tweede uitzondering, die voor uw zus van groter belang is, luidt als volgt: Volgens een artikel uit de Wet maatschappelijk ondersteuning (Wmo) heeft zowel de huurder als de gemeente geen toestemming nodig van de verhuurder voor woningaanpassingen zoals een traplift of een verhoogd toilet. Er is in dat geval wel vereist dat de huurder een vergoeding voor deze aanpassingen krijgt vanuit de WMO of de Wet langdurige zorg (Wlz). De wetgever heeft daarbij bovendien bepaald dat bij het verlaten van de woning de kosten van het eventueel “weer in oude staat herstellen” van de woning voor rekening van de verhuurder komen. Als een huurder een dergelijke vergoeding (nog) niet krijgt, bijvoorbeeld omdat de klachten nog niet ernstig genoeg zijn, moet hij dus wel eerst schriftelijke toestemming vragen bij de verhuurder. De verhuurder mag deze toestemming dan echter alleen weigeren als de woning door de aanpassingen moeilijker te verhuren zou zijn of als de woning hierdoor in waarde daalt. N.B. Is de toestemming eenmaal gegeven dan hoeft de huurder bij het verlaten van deze woning deze aanpassingen niet te verwijderen. N.B. Als de verhuurder de woning zelf aanpast, kan dit tot huurverhoging leiden. Mr. Nicole Goud is fiscalist en jurist met jarenlange ervaring in onder meer de belastingadvieswereld (sinds 1987). Ook heeft zij een aantal jaren gewerkt als auteur en ontwikkelaar van lesmateriaal bij een opleidingsbedrijf voor de financiële dienstverlening. Op dit moment gebruikt zij haar kennis en ervaring bij de professionele afwikkeling van nalatenschappen en als juridisch/fiscaal adviseur binnen haar eigen bedrijf Akto, uw erfcoach en meer (www.akto.nu).
Hospice: ‘even bij elkaar kunnen kruipen’
Zorgvisie 8 augustus 2016 Adviesraad Sociaal Domein Kaag en Braassem Nieuwsbrief 118
Pagina 4
Aanhaakbed in hospice houdt mensen bij elkaar Een bed waarin cliënten in een hospice en hun partners of familie ‘even bij elkaar kunnen kruipen’. Dat moest er komen, vond verzorgende Gerina Houdijker. Daarom bedacht ze het aanhaakbed. Het aanhaakbed maakt van een eenpersoonsbed een tweepersoonsbed. Houdijker kwam op het idee doordat ze zelf als verzorgende vaak van naasten de vraag kreeg of ze konden blijven slapen. Niet alleen partners vroegen dit, maar ook kinderen van cliënten. ‘De behoefte aan intimiteit in de laatste levensfase is groot. Voorheen kropen ze dan bij hun geliefde in het eenpersoonsbed, wat er heel lief uitziet, maar dat is toch niet ideaal. Het is krap, soms zag je mensen helemaal krom liggen om erbij te passen’, zegt Houdijker tegen het Tijdschrift voor Verzorgenden. Dat is niet alleen onprettig voor de naaste, maar kan ook voor de cliënt niet fijn zijn. Het hospice waar Houdijker werkte gebruikte al wel een stretcher voor als een naaste wilde overnachten, maar die sloot niet goed aan op het bed. ‘Toen dacht ik opeens: waarom kunnen we die stretcher niet aan het verpleegbed vastmaken?’ Aanpassen aanhaakbed En zo geschiedde. Houdijker werkte het plan uit met haar echtgenoot, een lasser van beroep. Ze brachten enkele wijzigingen aan de stretchter aan, zodat hij hoger is en bovendien door de wielen kan worden rondgereden. Tot nu toe heeft één familielid van een cliënt gebruik gemaakt van het aanhaakbed. ‘Er heeft een mevrouw op geslapen die bij haar man wilde liggen. Ze was heel enthousiast. Ook mijn collega’s vinden het een vondst. Het is fijn als je je cliënten en hun naasten zo kunt bijstaan.’ Kosten aanhaakbed Houdijkers schat dat het maken van het aankhaakbed zo’n 600 euro heeft gekost. Ze is niet van plan om er een business van te maken. ‘Als er een of twee aanvragen binnenkomen, kunnen mijn man en ik best kijken wat we kunnen betekenen. Maar ik ben gewoon zuster, ik ga hier niet mijn baan van maken’, zegt ze. ‘Als andere zorginstellingen geïnspireerd zijn en advies willen voor het maken van zo’n bed, mogen ze natuurlijk contact met mij opnemen. Het zou mooi zijn als meer mensen hier plezier van kunnen hebben.’ Puck van Beurden Redacteur Care
Virtueel fietsen langs eigen levensverhaal
Zorgvisie ICT 9 augustus 2016
Virtueel fietsen langs levenspad bij Dimence Ouderen in locatie Huis aan de Dijk van ggz-aanbieder Dimence in Deventer kunnen niet alleen een virtuele fietstocht maken door steden en natuurgebieden. Als vervolg op dit initiatief kunnen ze ook langs hun eigen levensverhaal fietsen. Volgens Dimence zorgt het virtuele fietsen voor ontspanning, contact met de buitenwereld, lichaamsbeweging en de nodige gespreksonderwerpen met medepatiënten, hulpverleners of familieleden. Het fietsen van het eigen levensverhaal biedt bovendien de mogelijkheid voor deze patiëntengroep (ouderen die langerdurend in behandeling zijn voor hun psychische problemen) om terug te kijken op de betekenisvolle momenten, locaties en omgevingen in hun leven. Individuele fietsroute ‘Voor patiënten wordt een persoonlijke, individuele fietsroute ontwikkeld waarbij ze virtueel hun eigen levensverhaal kunnen fietsen. De route komt bijvoorbeeld langs het geboortehuis van de patiënt, de omgeving waarin hij is opgegroeid, naar school ging, heeft gewerkt, gewoond of andere plaatsen waar hij mooie herinneringen aan heeft. Denk hierbij aan de kerk of gemeentehuis waar de patiënt is getrouwd, speeltuinen of de dansschool. De ervaringen tijdens het fietsen van het eigen levensverhaal kunnen gebruikt worden in groepsgesprekken, familiebezoeken of gewoon wanneer Adviesraad Sociaal Domein Kaag en Braassem Nieuwsbrief 118
Pagina 5
de patiënt daar behoefte aan heeft. Verwacht wordt dat het fietsen van het eigen levensverhaal een grote meerwaarde heeft voor het welzijn van patiënten.’ Wouter van den Elsen Redacteur care Onderzoek arbeidstoeleiding mensen met GGZ-problemen
Zorgvisie 9 augustus 2016
Re-integratie loont voor mensen met ggz-problemen Mensen met een psychische aandoening die weer betaald gaan werken ervaren verbetering in hun mentale en fysieke gezondheid. En starten met betaald werk heeft een positieve invloed op zelfwaardering, ervaren controle over gebeurtenissen en geluk. Ook neemt het zorggebruik af na het starten met betaald werk. Dat blijkt uit recent onderzoek van het ErasmusMC. Uit het recent gepubliceerde onderzoek van ErasmusMC naar zes re-integratieprojecten voor mensen met psychische aandoeningen blijkt dat de re-integratie aantoonbaar positieve effecten heeft en kosteneffectief is. ErasmusMC onderzoekers Merel Schuring, Alex Burdorf en Kerstin Reeuwijk, onderzochten de arbeidstoeleiding van mensen met grote afstand tot de arbeidsmarkt en psychische gezondheidsproblemen. Ze onderzochten zes voorbeeldprojecten: ExIT Rotterdam, IPS GGZ NHN Alkmaar, De participatieladder Waalwijk, Sterker naar werk Leiden, Werken als medicijn Endschede en VIP Amsterdam. Van drie projecten maakten zij ook een economische evaluatie, VIP Amsterdam, IPS NHN en ExIT Rotterdam, waarbij de informatie over uitkeringskosten, trajectenkosten en inkomsten uit (deeltijd)werk op individueel niveau is verzameld en inzicht is verkregen in zorgkosten voor en na het starten met betaald werk uit lopen onderzoek onder werklozen. Kosten besparen De conclusie is dat de projecten zorgen voor een besparing van uitkeringskosten voor de gemeente, een besparing van zorgenkosten voor de zorgverzekeraar en een toename van inkomsten uit werk voor de cliënt. De terugverdientijd voor de gemeente is ongeveer vier jaar voor VIP Amsterdam en zeven jaar voor ExIT Rotterdam en IPS NHN en voor zorgverzekeraars 2,5 jaar voor VIP Amsterdam en vijf jaar voor IPS NHN. Hierbij is uitgegaan van conservatieve schattingen, waarbij alleen betaald werk over het eerste jaar is meegenomen. Een aantal andere positieve effecten, zoals een stijging op de participatielader of verbetering van de zelfredzaamheid zijn niet in euro’s uit te drukken. Toch zijn deze effecten wel degelijk relevant om vanuit het perspectief van cliënten en voor de maatschappij als geheel. Het is daarom, volgens de onderzoekers, van belang om naast de gekwantificeerde kosten en baten in euro’s ook de andere maatschappelijke effecten te betrekken bij de afweging om te investeren in arbeidstoelichting van mensen met psychische gezondheidsproblemen. De wetenschappers adviseren om middels co-financiering met verzekeraars re-integratieprojecten op te zetten. Wouter van den Elsen Redacteur care
Intergemeentelijke samenwerkingsverbanden een uitholling
Binnenlands Bestuur 9 augustus 2016
Bijna 1 op tien raden zien samenwerking als uitholling Eric de Kluis 08 aug 2016 8,7 procent van de gemeenten zien intergemeentelijke samenwerkingsverbanden als een uitholling. Volgens bijna een kwart van de gemeente dragen samenwerkingsverbanden niet bij aan het behalen van lokale doelen. Lokale doelen De helft van de gemeenteraden zien samenwerkingsverbanden tussen gemeenten als een aanvulling. Nog een 41,3 procent ziet de effecten van samenwerking als positief, maar vindt dat ze door de samenwerking minder invloed heeft (18,6 procent) of meent dat de samenwerking niet bijdraagt aan het behalen van lokale doelen (22,7 procent). Voor 8,7 procent van de gemeenten Adviesraad Sociaal Domein Kaag en Braassem Nieuwsbrief 118
Pagina 6
betekenen de samenwerkingsverbanden voornamelijk een uitholling. Dit schrijft waarnemend minister van Binnenlandse Zaken Stef Blok in een brief aan de Tweede Kamer als reactie op het rapport `Wisselwerking' van de Raad voor het Openbaar Bestuur. Blijvende aandacht Minister Blok schrijft in de brief aan de Kamer dat er blijvende aandacht nodig is voor de legitimiteit van samenwerkingsverbanden en dat het een zorg blijft dat er het gevoel is dat sommige raden of raadsleden te weinig betrokken zijn bij samenwerkingsverbanden.
Extra huishoudelijke hulp
Google melding Wmo: 10 augustus 2016: Binnenlands Bestuur
Gemeenten maken rommeltje van huishoudelijke hulptoelage Redactie 09 aug 2016 Gemeenten kunnen met extra geld van het Rijk inwoners extra huishoudelijke hulp aanbieden tegen een gering tarief. Hoe gemeenten dat doen, is één grote warboel. Bovendien is de informatie hierover moeilijk te vinden. Dit meldt de consumentenbond. Grote klok Gemeenten hangen volgens de consumentenbond niet bepaald aan de grote klok dat ze inwoners met extra huishoudelijke hulp kunnen helpen. De bond deed onderzoek onder 12 provinciehoofdsteden en 24 andere grote gemeenten, die ieder meer dan 1 miljoen euro ontvingen. De Consumentenbond zocht op de websites van gemeenten naar informatie over de huishoudelijke hulp toelage. Die is moeilijk te vinden en bij 7 gemeenten zelfs onvindbaar. Onbekend Uit het onderzoek blijkt bovendien dat de gemeenten het geld op zeer uiteenlopende manieren besteden. 'Het is goed dat dit vangnet voor huishoudelijke hulp er is, maar dan moet de regeling wél bekend zijn bij de mensen die hem kunnen gebruiken', aldus Bart Combée, directeur Consumentenbond. 'De gemeenten moeten op de websites hun inwoners beter informeren.' Wildgroei De Consumentenbond heeft de staatssecretaris en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten aangeschreven en gevraagd om samen met gemeenten tot verbetering van de informatie te komen en de 'wildgroei' in uitvoeringsregels tegen te gaan. Ook wordt de commissie VWS van de Tweede Kamer geïnformeerd over de resultaten van het onderzoek. Thuiszorgorganisaties De Huishoudelijke Hulp Toelage (HHT) moet ervoor zorgen dat werknemers van thuiszorgorganisaties aan het werk blijven. Gemeenten bezuinigden eerder zo op de huishoudelijke hulp, dat thuiszorgorganisaties omvielen of medewerkers ontsloegen. Nu bieden gemeenten met geld van de overheid bepaalde inwoners korting op huishoudelijke hulp. Die moeten ze dan wel zelf bij een thuiszorgorganisatie 'kopen'. Dit staat los van hulp via de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en de eigen bijdrage die daarvoor wordt geïnd. Combée: 'Dat is verwarrend en daarom moeten gemeenten inwoners daarover goed informeren. Dat blijkt dus niet te gebeuren.' Minima krijgen financieel de touwtjes niet meer aan elkaar geknoopt
Zorgvisie 11 augustus 2016
Zorgkosten ondraagbaar voor minima Vooral huishoudens die net meer dan 130 procent van de bijstandsnorm verdienen en hoge ziektekosten hebben, krijgen financieel de touwtjes niet meer aan elkaar geknoopt. Onderzoeker Marcel Warnaar van het Nibud ziet dat Nederlanders met een laag inkomen steeds zwaarder gebukt gaan onder hun zorgkosten. Het Nibud berekent al sinds jaar en dag de bestedingsruimte van verschillende huishoudtypen bij diverse inkomensniveaus. Warnaar: ‘We kijken bij gemeenten onder meer naar zogenoemde ‘armoedevallen’. Daarbij moet je denken aan situaties waarbij huishoudens met een hoger inkomen Adviesraad Sociaal Domein Kaag en Braassem Nieuwsbrief 118
Pagina 7
uiteindelijk minder overhouden, omdat allerlei uitkeringen en toeslagen wegvallen. Zoals bij een ziekte of een handicap. Hoe veel of hoe weinig je voor ziektekosten gecompenseerd wordt, ligt sinds de transitie aan de gemeente waar je woont en hoe hoog je inkomen is. Grosso modo kunnen we zeggen dat Nederlanders die net boven het minimum uitkomen en zware zorgkosten hebben, er sinds 2014 op achteruit zijn gegaan.’ Overheveling gemeenten In 2014 is het stelsel van tegemoetkoming in het eigen risico (CER) en de Wtcg-vergoeding voor chronisch zieken en gehandicapten afgeschaft. Toen is de ondersteuning voor chronisch zieken en gehandicapten overgeheveld naar de gemeenten. Die konden daar eigen beleid in gaan voeren. Het Nibud kijkt hoe dit financieel uitpakt bij huishoudens in verschillende profielen. Een profiel wat daar negatief uitsteekt zijn gezinnen met kinderen met een bijstandsinkomen of net iets meer. ‘Zij krijgen weliswaar veel ondersteuning van de gemeente, ook bijvoorbeeld voor sociale participatie. Maar zij hebben al grote moeite om alle noodzakelijke uitgaven te betalen. Door de extra zorgkosten wordt dat nog problematischer. Zij duiken fors de min in, en dat gaat steeds dieper.’ Geen belastingaftrek Een tweede problematische groep is de inwoner met een inkomen net boven bijstandsniveau tot aan modaal, die niet meer in aanmerking komt voor de gemeentelijke inkomensondersteuning, maar die wel hoge zorgkosten heeft. Uit berekeningen van het Nibud blijkt dat ook deze groep hard getroffen kan worden wanneer er extra uitgaven aan zorg zijn. ‘Waar zij vroeger nog ondersteuning kregen via de belastingaftrek of de wtcg-vergoedingen, krijgen ze in de meeste gemeenten geen extra bedragen meer. Veel gemeenten hebben de ondersteuning voor chronisch zieken en gehandicapten geconcentreerd bij de laagste inkomensgroepen.’ In een recent artikel in vakblad Sociaal Bestek waarschuwen Warnaar en collega-onderzoeker Corine van Gaalen gemeenten en sociale wijkteams om alert te zijn voor deze armoedevallen waardoor mensen in flinke financiële problemen terecht kunnen komen. Wouter van den Elsen Redacteur care
Taakverdeling tussen gemeente en gecertificeerde instelling in het jeugdstelsel
Schulinck Nieuwsbrief 11 augustus 2016
'Wie betaalt, bepaalt' - of toch niet? De taakverdeling tussen de gemeente en de gecertificeerde instelling in het jeugdstelsel mr. drs. Nicole Tielen , Eindredacteur Mijn naam is Nicole Tielen en ik ben juridisch eindredacteur van Grip op Jeugd. Als eindredacteur ben ik verantwoordelijk voor Grip op Jeugd, een online kennisbank waar al veel gemeenten gebruik van maken. Ik stuur het team jeugd aan en ben eindverantwoordelijk voor de inhoud en doorontwikkeling van het product.
“Het doel van dit wetsvoorstel (de Jeugdwet, red.) is om het jeugdstelsel te vereenvoudigen en het efficiënter en effectiever te maken […]”. Met deze boodschap werd de Jeugdwet in 2013 naar de Tweede Kamer gestuurd. Inmiddels is de Jeugdwet zo’n anderhalf jaar in werking. En het mooie doel van vereenvoudiging ten spijt, zien we in de praktijk nog steeds veel vragen over de taakverdeling in het nieuwe jeugdstelsel. Eén van die vragen betreft de verantwoordelijkheidsverdeling tussen de gemeente en de gecertificeerde instelling (GI). Wie beslist over de inzet van jeugdhulp? Kan de GI ook hulp indiceren tot na het 18e levensjaar? En wie beslist uiteindelijk over een persoonsgebonden budget (PGB)? Eenvoudig is het zeker niet. Laat ik in ieder geval een poging wagen het zo eenvoudig mogelijk uiteen te zetten. Op het moment dat een GI een ondertoezichtstelling uitvoert of de voogdij draagt over een kind, beslist de GI zelfstandig over de inzet van jeugdhulp. De gemeente heeft op dat moment een leveringsplicht. Die moet ervoor zorgen dat de door de GI bepaalde jeugdhulp ook daadwerkelijk wordt ingezet. De gemeente (meer specifiek: het college van B&W) mag zich dus niet mengen in een oordeel over de noodzaak van de jeugdhulp. Desondanks ontvangen wij nog soms signalen dat gemeenten eisen stellen aan de door de (gezins)voogd bepaalde hulp. Of dat het college een formele Adviesraad Sociaal Domein Kaag en Braassem Nieuwsbrief 118
Pagina 8
beschikking afgeeft. Wellicht ingegeven door het feit dat de gemeente uiteindelijk betaalt. Maar het aloude gezegde: ‘wie betaalt, bepaalt’ gaat hier niet op. De GI gaat over de inhoud en omvang van de jeugdhulp als sprake is van een kinderbeschermingsmaatregel. En wellicht ten overvloede: dit geldt ook als sprake is van jeugdreclassering die door de GI wordt uitgevoerd. Door de GI bepaalde jeugdhulp in de vorm van een PGB De door de GI bepaalde jeugdhulp zal in de praktijk veelal in natura geleverd worden. Maar soms is een PGB gewenst. Kan de GI daar ook zelf over beslissen? Nee, de bevoegdheid om een PGB toe te kennen is exclusief bij het college neer gelegd. Met andere woorden: de GI besluit over de noodzaak, inhoud en omvang van de jeugdhulp. Is een PGB gewenst, dan beslist het college of aan de voorwaarden voor een PGB wordt voldaan. Let wel: de beoordeling van het college ziet enkel op de verzilveringsvorm van de benodigde hulp. En niet op de noodzaak en inhoud van de jeugdhulp. Het college toetst dus bijvoorbeeld of de jeugdige of zijn ouders het PGB goed kunnen beheren, zelf of met behulp van de (gezins)voogd of andere betrokkenen. Ook toetst het college of de kwaliteit van de in te kopen hulp geborgd is. De beslissing over het al dan niet toekennen van een PGB, legt het college vast in een beschikking. Tegen deze beschikking staat gewoon bezwaar en beroep open. Dit in tegenstelling tot de bepaling jeugdhulp van de GI. Tegen deze bepaling staat geen bezwaar en beroep open. Kan de GI jeugdhulp indiceren tot na het 18e levensjaar? Een vraag die we ook vaak tegenkomen, is of de GI jeugdhulp kan indiceren die doorloopt tot na het 18e levensjaar. Bijvoorbeeld een jeugdige die nu in een gezinshuis of pleeggezin woont, voor wie het wenselijk is dat die daar ook na zijn 18e kan blijven wonen. Als het gaat om de uitvoering van een ondertoezichtstelling of voogdijmaatregel, is de GI daar in onze ogen niet toe bevoegd. De kinderbeschermingsmaatregel eindigt namelijk op het moment dat de jeugdige de leeftijd van 18 jaar bereikt. De (gezins)voogd is dan dus niet meer betrokken bij deze jeugdige. Bovendien gaan er andere regels gelden. De woonplaats en dus verantwoordelijke gemeente kan wijzigen bij het bereiken van de 18-jarige leeftijd. En de jeugdige mag vanaf dat moment zelf beslissen over de te verlenen jeugdhulp. Dat betekent niet dat de jeugdhulp niet door kan blijven lopen. Alleen beslist het college daarover als het gaat om hulp na het 18e levensjaar. Overigens, bij een reclasseringsmaatregel ligt dit anders. Jeugdreclassering kan namelijk doorlopen tot (maximaal) het 23e levensjaar. De betrokken reclasseringsmedewerker van de GI kan in dat kader dus ook na het 18e levensjaar jeugdhulp indiceren. Volgt u het allemaal nog? Eenvoudiger kan ik het helaas niet maken. Maar we blijven ons best doen u zo goed mogelijk te informeren.
Veranderingen in de Jeugdwet per 1 augustus 2016
Schulinck Nieuwsbrief 11 augustus 2016
Verzamelwet VWS 2016 in werking: Jeugdwet wijzigt ook Op 1 augustus 2016 traden de meeste bepalingen van de Verzamelwet VWS 2016 in werking, waardoor ook de Jeugdwet is gewijzigd. In dit bericht leest u meer over de veranderingen. In artikel III van de Verzamelwet VWS 2016 wordt de Jeugdwet gewijzigd. Het gaat om de volgende inhoudelijke wijzigingen: •Mandateren bevoegdheid tot het nemen van jeugdhulpbesluiten •Regels Jeugdwet van toepassing bij geneeskundige behandeling •Verwerken gegevens •Verstrekken informatie aan ouder met gezag of voogd Artikel 7.4.0: persoonsgegevens verstrekken
Adviesraad Sociaal Domein Kaag en Braassem Nieuwsbrief 118
Pagina 9
De Verzamelwet VWS 2016 heeft gevolgen voor de regels die jeugdhulpaanbieders bij het verstrekken van persoonsgegevens aan gemeenten in acht moeten nemen. De uitwisseling van persoonsgegevens krijgt een expliciete wettelijke grondslag. Het nieuwe artikel 7.4.0 in de Jeugdwet: •maakt het voor jeugdhulpaanbieders mogelijk aan het college gegevens te verstrekken, die voor de gemeente noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de werkzaamheden zoals bekostiging van jeugdhulp en preventie. •maakt het mogelijk dat jeugdhulpaanbieders gegevens verstrekken aan de gemeente over controle en fraude-onderzoek. Ministeriële regeling In het nieuwe artikel 7.4.0 in de Jeugdwet wordt verwezen naar een ministeriële regeling waarin wordt bepaald tot welke gegevens de verplichting zich ten hoogste uitstrekt en op welke wijze deze gegevens worden verwerkt. Op dit moment is een tijdelijke ministeriële regeling van kracht. Deze wordt binnenkort vervangen door een definitieve ministeriële regeling. Artikel 7.3.1: Spreekplicht Ook artikel 7.3.1 wijzigt. Aan het slot van het derde lid wordt toegevoegd: ‘behoudens artikel 7.3.11, vierde en vijfde lid. Artikel 7.3.11, vierde lid, van de Jeugdwet geeft de gezinsvoogd een eigenstandig recht op informatie. Dit betekent dat artsen, en elke andere derde met een beroepsgeheim, desgevraagd en zonder toestemming van de betrokkenen een gezinsvoogd informatie moeten verstrekken (spreekplicht). Bron: VNG Kabinet moet komen met maatregelen om koopkracht van ouderen op peil te houden
Schulinck Nieuwsbrief 11 augustus 2016
Koopkracht ouderen op peil houden Partijen in de Tweede Kamer willen dat het kabinet maatregelen neemt om met name de koopkracht van ouderen op peil te houden. Volgens ramingen van het CPB gaan uitkeringsgerechtigden (0,1 procent) gepensioneerden (0,7 procent) er volgend jaar waarschijnlijk op achteruit. Fractieleider Diederik Samsom van de PvdA: ,,Wat de PvdA betreft kunnen deze koopkrachtcijfers niet de uitkomst zijn op Prinsjesdag. Het kabinet zal maatregelen moeten nemen om met name ouderen en mensen met lage inkomens extra tegemoet te komen.'' Ook D66 wil ook maatregelen voor een evenwichtiger koopkrachtverdeling. ,,Ouderen worden nu onevenredig hard getroffen'', aldus Kamerlid Steven van Weyenberg: VVD-Tweede Kamerlid Mark Harbers laat weten: ,,De VVD vindt dat er nu binnen de mogelijkheden een goede begroting voor 2017 moet komen met een evenwichtige koopkrachtontwikkeling, ook voor ouderen." Fractievoorzitter Gert-Jan Segers van de ChristenUnie wil dat iedereen kan meeprofiteren van de economische groei: ,,De CPB-cijfers laten zien dat vooral werkende tweeverdieners er het komende jaar op vooruit gaan, terwijl ouderen en mensen met een laag inkomen er juist op achteruit gaan.'' Bron: ANP Leegstand kan een bedreiging voor het voortbestaan van zorginstellingen zijn
Zorgvisie 11 augustus 2016
Zorginstellingen lozen massaal vastgoed Het aantal instellingen dat toestemming vraagt om panden te verhuren of verkopen is de afgelopen zes jaar verviervoudigd, schrijft het Financieel Dagblad vanmorgen. De groeiprognoses van de instellingen kloppen vaak niet en ook gaan de kosten niet snel genoeg naar beneden, meent Dennis Christmas, directeur Zorg bij adviesbureau Twynstra Gudde.
Adviesraad Sociaal Domein Kaag en Braassem Nieuwsbrief 118
Pagina 10
Door de veranderingen in de zorg dreigen miljoenen vierkante meters aan vastgoed leeg te komen staan, aldus het FD. Dat is een kostenpost die veel instellingen niet kunnen behappen. Vrolijk bouwen Door alle wijzigingen in de systemen hebben veel instellingen te maken met teruglopende cliëntenaantallen, met name in de langdurige zorg, zegt Christmas. 'Het grootste probleem is dat de vierkante meters niet op één plek beschikbaar komen. Daardoor is het moeilijker om die panden weer op een andere manier in te zetten.' Er is volgens hem tot op bepaalde hoogte sprake van overmacht, omdat vrij plotseling op een nieuwe manier naar zorg moest worden gekeken. Maar, meent hij, er zijn ook heel wat zorginstellingen die niet adequaat op recente maatregelen in de zorg hebben geanticipeerd en vrolijk zijn blijven bouwen. Vastgoedfinanciering De leegstand kan een bedreiging voor het voortbestaan van de instellingen zijn, omdat de kosten van de vastgoedfinanciering gewoon blijven staan. En die kunnen oplopen tot 12 procent van de totale kosten. De oplossing? Die heeft Christmas ook niet zomaar voor handen. Maar het minste wat je kunt doen is nog eens nauwgezet naar je vastgoedportefeuille kijken. 'Cliënten verplaatsen is niet makkelijk, maar wel nodig, om te zorgen dat je al je leegstand in één gebouw concentreert. Dan kun je de lege panden afstoten.' Wouter Van den Elsen
Inspanningsverplichting B&W voor inzet van beschut werk voor haar eigen doelgroepen
[email protected] Nieuwsflits: 15 augustus 2016
Informatiebrief Beschut Werk – Participatiewet 2015 In de Participatiewet 2015 is opgenomen dat de gemeente het beleid voor invulling en vormgeving van beschut werk bepaalt; bijvoorbeeld hoe en waar beschut werk wordt georganiseerd. Elke gemeente legt dit vast in een verordening. In deze informatiebrief geven wij weer hoe het instrument kan worden ingezet en voor wie. Waarom Beschut Werk Beschut Werk is werk in een beschutte omgeving met aangepaste omstandigheden. Als onderdeel van de Participatiewet is Beschut Werk als expliciet instrument opgenomen om mensen met een lichamelijke, verstandelijke en/of psychische beperking die niet zonder een hoge mate van aanpassingen of begeleiding werkzaam kunnen zijn, naar werk toe te leiden. Het betreft een groep mensen die weliswaar loonwaarde heeft, maar die deze alleen kan uitvoeren binnen een beschermende setting. In deze setting is sprake van dusdanige aanpassingen binnen het werk en/of van begeleiding die van werkgevers in het algemeen niet kan worden verwacht. Bij Beschut Werk is altijd sprake van een dienstverband. Er moeten vóór 2048 ca. 30.000 beschutte werkplekken worden gerealiseerd. Er is per gemeente geraamd om hoeveel werkplekken het gaat. Wettelijke verplichtingen gemeente Het College van B&W heeft een inspanningsverplichting voor de inzet van het instrument voor haar eigen doelgroepen. Er is sprake van Beschut Werk als 0 Het College op basis van een eigen selectie mensen voordraagt ter advisering door het UWV 0 Het UWV per persoon een positief advies afgeeft voor beschut werk 0 Het College daarna besluit dat de persoon uitsluitend beschut kan werken 0 Het College zorgt dat deze persoon op een beschutte werkplek wordt geplaatst waar een dienstverband wordt afgesloten. Wat staat er in de Participatiewet 2015 Artikel 10.b in de Participatiewet 2015 In een daartoe opgestelde gemeentelijke verordening staat: 1. hoe wordt bepaald welke personen worden geselecteerd; de voorselectie; 2. welke voorzieningen de gemeente aanbiedt in het kader van beschut werk; Adviesraad Sociaal Domein Kaag en Braassem Nieuwsbrief 118
Pagina 11
3. hoe de omvang van het beschut werk (het totaal aantal plekken) wordt vastgesteld. Voorafgaand aan de besluitvorming in de gemeenteraad moet de gemeente de verordening hebben besproken met vertegenwoordigers van de gemeentelijke doelgroep. Wat gebeurt er in de praktijk? De sociale werkplaats was tot voor kort de plek waar mensen met een lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking terecht konden voor werk. Bij de invoering van de Participatiewet en de financiering van het Participatiebudget is uitgangspunt: een geleidelijke opbouw van het aantal beschutte werkplekken en - door natuurlijk verloop – afname van het aantal Wsw dienstbetrekkingen. De gemeenten worden geacht gelijktijdig de voorziening Beschut Werk in te richten zodat steeds meer mensen via de nieuwe voorziening gaan werken. In zijn verkenning van juni 2016 naar de stand van zaken heeft de SER vastgesteld dat deze voorziening nauwelijks van de grond komt. Er worden veel te weinig aanvragen voor 'beschutte' werkplekken goedgekeurd en de afbouw van de sociale werkplaatsen gaat sneller dan de opbouw van nieuwe alternatieven. De VNG signaleert in juni 2016 dat gemeenten te maken hebben met afwijzingen van door hen geselecteerde kandidaten door het UWV op basis van de strenge eisen die worden gesteld. Ook signaleert de VNG dat er op de lange termijn onvoldoende geld is voor de werkplekken. Welke vragen kunt u stellen aan uw gemeente Uitgaande van de gemeentelijke verordening waarin staat hoe de gemeente beleid rond werkplekken Beschut Werk heeft ontwikkeld en ingericht, kunnen de volgende vragen worden gesteld:
Beschutte Werkplek? t UWV voorgelegd? En hebben deze gemeentelijke kandidaten positief advies van het UWV gekregen?
de gemeente voldoende financiële middelen voor de voorziening Beschut Werk en hoe ziet het er qua budget uit voor de toekomst? Verdere informatie over Beschut Werk lik vanuit cliëntenperspectief
vragen en antwoorden) Geen beschut Werk, wel aan het werk. 9 augustus 2016
Betaling behandeling ‘de eigen verantwoordelijkheid’ van de verzekerde
Zorgvisie 15 augustus 2016
Patiëntenfederatie boos over arrest gerechtshof Patiëntenfederatie Nederland is ‘verbaasd en onaangenaam getroffen’ door een arrest van het Gerechtshof in Den Haag. Dat bepaalde deze maand dat een patiënt altijd zelf moet controleren of zijn zorgverzekeraar een behandeling vergoedt of niet. Het Hof noemt dat ‘de eigen verantwoordelijkheid’ van de verzekerde. Directeur Dianda Veldman van Patiëntenfederatie Nederland is niet blij met het arrest van het Gerechtshof in Den Haag. Dat bepaalde dat een patiënt een rekening van een specialist moest betalen. De specialist was niet gecontracteerd door de verzekeraar van de patiënt. ‘Uitgangspunt is volgens de rechter dat de patiënt zelf nagaat of de zorgverzekeraar een behandeling vergoedt. Ik had verwacht dat het Hof op zijn minst ook een deel van de verantwoordelijkheid bij de zorgverlener zou Adviesraad Sociaal Domein Kaag en Braassem Nieuwsbrief 118
Pagina 12
leggen. Noem het een morele plicht om je aankomende patiënt te vragen of hij contact heeft gehad met zijn zorgverzekeraar.’ Onbegrijpelijk Veldman wijst er verder op dat het wettelijk tot de algemene verplichtingen hoort van zorgaanbieders om hun patiënten ‘tijdig en zorgvuldig’ te informeren over de kosten. ‘De vraag of iemand is verzekerd, lijkt me daar zeker onder vallen. Onbegrijpelijk dat de rechter daaraan is voorbijgegaan en de patiënt in de kou laat staan.’ Gedoe over de rekening Volgens de Patiëntenfederatie bestaat zeker bij mensen in vrijgevestigde beroepen de kans dat zij geen contract hebben. ‘Dan is het ook in het belang van de specialist, fysiotherapeut of psycholoog dat hij vooraf met de patiënt bekijkt of de zorg wel wordt betaald’. Veldman concludeert: ‘Natuurlijk moet de patiënt ook zelf moeite doen om te weten of een zorgverlener wordt vergoed. Maar dat ontslaat een zorgaanbieder toch niet van de morele plicht om even te vragen of het is geregeld? Ik ken ziekenhuizen waar ze een bandje draaien met de mededeling dat je eerst moet vragen bij je zorgverzekeraar of het ziekenhuis wel is gecontracteerd. Waarom kunnen andere zorgaanbieders dat niet ook doen? Het is toch in beider belang dat je geen gedoe krijgt over de rekening.’ Wouter van den Elsen Redacteur care
Nationaal Zorgfonds schadelijk voor de zorg
Zorgvisie 15 augustus 2016
Verkoulen kraakt Nationaal Zorgfonds Michiel Verkoulen, zorgeconoom bij Zorgvuldig Advies, kraakt in de NRC het Nationaal Zorgfonds. Volgens Verkoulen is dit idee van onder andere vakbond FNV Zorg & Welzijn en Omroep MAX schadelijk voor de zorg. De auteurs van het stuk ‘Schaf de zorgverzekeraars af en stel een nationaal zorgfonds in’, hebben een ondeugdelijke analyse gemaakt. Dat betoogt Michiel Verkoelen in de NRC. ‘Dat komt omdat ze de belangrijkste reden voor de hoge zorguitgaven buiten beschouwing laten: we hebben in Nederland meer zorg dan in de meeste andere landen. Frankrijk geeft de helft uit van wat wij besteden aan langdurige zorg, Duitsland nauwelijks de helft aan geestelijke gezondheidszorg. En het publieke zorgstelsel in Engeland vergoedt veel dure kankermedicijnen niet.' Opinie In landen met een publiek zorgfonds zoals het Nationaal Zorgfonds, blijken dat volgens Verkoulen logge en machtige bureaucratieën te zijn die nauwelijks door publiek, politiek of zorgaanbieders te beteugelen zijn. Wouter van den Redacteur care
Maak gemeenten geheel verantwoordelijk voor het sociaal domein
Binnenlands Bestuur 15 augustus 2016
'Verdere decentralisatie is onontkoombaar' Hans Bekkers 14 aug 2016 Het binnenlandse bestuur is beter af bij verdere decentralisatie. Maak gemeenten geheel verantwoordelijk voor het sociaal domein en geef ze ook een grotere vinger in de pap op economisch terrein. Dat betoogt voormalig WRR-lid Peter van Lieshout in een essay in Binnenlands Bestuur van deze week. Volgens hem zet het proces van decentralisatie zich het komend decennium in versneld tempo door. De overheveling van taken van rijk richting gemeenten is een goede, noodzakelijke stap geweest, maar daarmee zijn we er nog niet. Vervolgstappen zijn nodig. Adviesraad Sociaal Domein Kaag en Braassem Nieuwsbrief 118
Pagina 13
Eén systeem ‘Wie zijn baan verliest, moet eerst bij het (landelijk georganiseerde) UWV langs en wordt daar gedurende enige tijd begeleid, om dan door te worden verwezen naar de gemeentelijke sociale dienst voor de bijstand die volgt op de ww-uitkering’, aldus Van Lieshout. ‘Wie langdurig zorg thuis nodig heeft, krijgt die van het wijkteam dat op basis van de Wmo door de gemeente wordt bekostigd, en dat wordt weer gecoördineerd door een wijkverpleegkundige die gefinancierd wordt op basis van de Zorgverzekeringswet, terwijl het voor beide instanties gunstig is als de betreffende persoon opgenomen wordt in een verpleeghuis, dat wordt betaald op basis van de Wet langdurige zorg (WLZ).’ Nederland is volgens Van Lieshout beter af als er bijvoorbeeld één kader zou zijn waarbinnen mensen zonder baan worden begeleid en één systeem voor langdurige zorg waar gemeenten en WLZ elkaar niet bestoken met beoordelingen van cliënten om aan te tonen dat iemand juist wel of juist niet moet worden opgenomen. Gemeentelijke belastingen De huidige verdeling binnen onderdelen van het sociale domein tussen gemeenten en rijk zou beter kunnen worden vervangen door een samenhangend systeem. ‘Dat zal ertoe leiden dat op overzienbare termijn het hele sociale domein gemeentelijk domein wordt’, verwacht hij. ‘Het zal ook de opstap zijn naar een legitieme claim om gemeentelijke belasting te mogen heffen. Het is burgers immers dan ook duidelijk welke prestaties daarbij horen – nu is het voor burgers onvoldoende helder waar gemeenten eigenlijk op aanspreekbaar zijn.’ Schaalvergroting Verder verwacht Van Lieshout dat de volledige decentralisatie van het sociale domein naar gemeenten gepaard zal gaan met een vergroting van de schaal tot een regionaal niveau met het oog op de benodigde professionaliteit in de uitvoering, maar ook met het gegroeide schaalniveau van de meest relevante voorzieningen in het sociale domein. Hotspots Voor die regionale ordening is volgens Van Lieshout nog een argument: de behoefte aan gericht groeibeleid. Lang lag het accent bij economisch stimuleringsbeleid bij subsidie-instrumenten voor kleine bedrijven en ruimtelijk ordeningsbeleid. ‘Inmiddels is duidelijk dat dit vooral instrumenten zijn die passen bij klassieke bedrijven uit de maakindustrie. De meeste nieuwe bedrijvigheid ontstaat in hotspots waar kennisinstellingen, ondernemers en overheden samenkomen’, stelt hij. ‘Regio’s zijn de motor van het groeibeleid geworden omdat de meeste kennisinstellingen op dat niveau zijn georganiseerd, omdat het op dat schaalniveau lukt om partijen nog om de tafel te krijgen, en omdat het een schaalniveau is dat voldoende omvangrijk is om daadwerkelijk verschil te kunnen maken.’ Sociaal beleid Dat regionale economische beleid zal uiteindelijk verknoopt raken met regionaal sociaal beleid. Vasthouden aan dat onderscheid is volgens hem in toenemende mate problematisch: goed sociaal en economisch beleid gaan hand in hand – wie werkgelegenheid wil scheppen, wil daar ook sociale doelstellingen mee realiseren. En wie sociaal beleid wil voeren, kan maar beter investeren in werkgelegenheid. Het ligt voor de hand om de regio als uitgangspunt van beleid te nemen van samenhangend sociaaleconomisch beleid. Van Lieshout verwacht dat in 2023 het hele sociale domein gedecentraliseerd is naar gemeentelijk niveau, terwijl tegen die tijd het economische beleid in een twintigtal regio’s zal worden vormgegeven. Daarna zullen die niveaus verder naar elkaar worden gebracht. ‘De vraag is of een komende regering het aandurft om dit proces in goede banen te leiden.’ Aantal vacatures in Nederland stijgt ‘gestaag’, de werkloosheid daalt ook gestaag
Zorg+welzijn 15 augustus 2016
Meer banen, maar niet in zorg en welzijn Het aantal banen in de zorg- en welzijnssector is het afgelopen kwartaal met 5% gedaald. Terwijl de werkgelegenheid in Nederland groeit. Adviesraad Sociaal Domein Kaag en Braassem Nieuwsbrief 118
Pagina 14
Vanaf 2014 zijn er in totaal bijna 230.000 banen in Nederland bijgekomen. Dat blijkt uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek, CBS. In de zorg en welzijnssector is het aantal banen afgenomen met 6000 arbeidsplaatsen. De stijging van banen is vooral te vinden bij uitzendbureaus: + 30.000 ten opzichte van de eerste 3 maanden van 2016. En in de sector handel, vervoer en horeca: + 16.000 banen extra. Vacatures Het aantal vacatures in Nederland stijgt ‘gestaag’, aldus het CBS. Overigens is de stijging van het aantal vacatures al 3 jaar aan de gang. Het aantal openstaande vacatures is sinds de periode 20062008 niet zo hoog geweest. In de bedrijfstak handel zijn op dit moment de meeste vacatures: 29.400 banen. Maar ook in de zorg- en welzijnssectoren is het aantal vacatures 20.700. In het onderwijs zijn de minste vacatures: 4800 openstaande banen.
Werkloosheid De werkloosheid daalt ook gestaag. In het tweede kwartaal van 2016 waren er 16.000 werklozen minder dan begin dit jaar. De afname van het werkloosheidspercentage is overigens onder alle leeftijdsgroepen. Onder jongeren tot 25 jaar daalde de werkloosheid van 11,3 naar 11,1 procent, onder 25- tot 45-jarigen van 4,9 naar4,7 procent en onder 45-plussers van 6,2 naar 6,0 procent. Arbeidsmarkt Ook de langdurige werkloosheid is gedaald met 35.000 mensen ten opzichte van begin dit jaar. Het werkloosheidscijfer komt nu op 235.000. Sinds begin 2016 is de werkloosheid onder 55-plussers lager dan vorig jaar. Onder de 55-plussers is de langdurige werkloosheid het hoogst: zeven op de tien 55plussers is langer dan … werkloos. Jonge sociaal professionals vinden met vallen en opstaan hun weg op de arbeidsmarkt. Veel van hen zetten een eigen bedrijf op of starten een burgerinitiatief, zegt Kitty de Laat van Verdiwel in Adviesraad Sociaal Domein Kaag en Braassem Nieuwsbrief 118
Pagina 15
Zorg+Welzijn magazine. ‘Het is immers maar de vraag in welke vorm bestaande organisaties blijven bestaan.’ Nieuwe baan Jonge werklozen vinden over het algemeen het snelst een baan. Van de 164 duizend werkloze jongeren tot 25 jaar had 57 duizend (35 procent) betaald werk in het tweede kwartaal van 2016. De groep 25- tot 45-jarigen – 184.000 werklozen – kreeg 27% een nieuwe baan. Van de 256 duizend werkloze 45-plussers hadden er 32 duizend (12,5 procent) in dezelfde periode een baan. Voor meer info over de arbeidsmarkt in het tweede kwartaal van 2016, kijk op de website van het CBS. Carolien Stam Vraagtekens bij juistheid banencijfers
CR @ttenderingsbericht 15 augustus 2016
Meting banenafspraak rooskleuriger dan de werkelijkheid Volgens de één-meting van de banenafspraak zijn er 21.057 banen bijgekomen. Dat cijfer lijkt mooi, maar volgens gegevens van Cedris (landelijke vereniging voor sociale werkgelegenheid) klopt hier niets van. Onderaan de streep komt de organisatie tot 1500 extra banen voor mensen met een handicap. De LCR vraagt de Tweede Kamer om kritische vragen te stellen over de officiële cijfers. Wat is een extra baan? Door allerlei verschillende manieren van tellen en tussentijdse afspraken over wat nu wel of niet een extra baan is, blijft het onduidelijk hoeveel banen er nu werkelijk zijn gecreëerd. Wsw-detacheringen zijn bijvoorbeeld geen extra banen vindt de LCR, maar worden wel meegeteld. De LCR wil dan ook weten hoeveel ‘nieuwe’ mensen met een beperking aan het werk zijn gegaan en hoeveel mensen extra uren zijn gaan werken. Daarnaast vraagt de LCR of de staatssecretaris kan verklaren dat de overheid alleen extra banen heeft gerealiseerd door middel van inlenen. Als de herbezettingsvoorwaarde niet was geschrapt is er geen sprake van meer mensen met een beperking aan het werk. Duurzaam De LCR vindt dat bij het realiseren van de banenafspraak het moet gaan om duurzame banen. De LCR wil bij een volgende meting dan ook graag weten hoeveel van de mensen met een beperking die nu al werken in een baan dan nog steeds in het kader van de banenafspraak werkzaam zijn. Ook wil de LCR weten, als dit niet het geval is, of de baan wel is blijven bestaan en dus opnieuw is ingevuld. De LCR begrijpt dat dit pas bij de volgende meting kan worden gemeten maar vindt het wel het zeer wenselijk dat het dan wordt meegenomen. Inmiddels heeft de LCR ook de staatssecretaris aangeschreven over de één-meting.
Rekent overheid zich rijk?
CR @ttenderingsbericht 15 augustus 2016
‘Staatssecretaris Klijnsma, rekent u zich rijk met de één-meting banenafspraak?’ De mooie cijfers die het kabinet presenteert rondom de banenafspraak liggen boven het streefgetal. De LCR vraagt zich af of de overheid zich rijk rekent. De LCR vraagt dan ook om een ambtelijk overleg. Om echt te zien of er meer mensen met een beperking aan het werk zijn gegaan moeten de CBScijfers en de cijfers uit de één-meting banenafspraak naast elkaar worden gelegd. Echt nieuwe banen? De LCR heeft ook een brief aan de Tweede Kamer gestuurd over de één-meting. Daarin en in deze brief aan de staatssecretaris vraagt de LCR zich af hoeveel echt nieuwe banen erbij zijn gekomen en hoeveel echt ‘nieuwe mensen’ aan het werk zijn gekomen. Veel banen worden gerealiseerd door Wsw-detacheringen en uitzendbanen. De LCR vindt dat de mensen die al voor de Wsw werkten en Adviesraad Sociaal Domein Kaag en Braassem Nieuwsbrief 118
Pagina 16
gedetacheerd zijn, niet mee zouden moeten tellen omdat zij al aan de slag waren. Het gaat niet om meer mensen met een beperking aan het werk. Voorbeeld Bij de overheid zijn alleen maar nieuwe banen gerealiseerd door ‘inleenverbanden’. Dit steekt extra omdat de overheid inmiddels het VN-verdrag heeft bekrachtigd. De overheid zou een voorbeeld moeten zijn door meer mensen met een beperking in dienst te nemen. De LCR vraagt de staatssecretaris om opheldering.
Reactie op ‘Verkoulen kraakt Nationaal Zorgfonds’ d.d. 15 augustus 2016 hiervoor
Zorgvisie 16 augustus 2016
‘Hou op met geldverspillende zorgverzekeraars’ Cobie Groenendijk, psychiater te Amsterdam, Bart Bruijn, huisarts te Streefkerk en Bob van Ravensberg, fysiotherapeut te Amersfoort reageren op een opinie van Michiel Verkoulen van vorige week. Afgelopen mei is de beweging voor een Nationaal ZorgFonds zonder eigen risico van start gegaan. Samen met ons hebben veel zorgverleners en patiënten een heldere eis: hou op met de geldverspillende zorgverzekeraars en hun labyrint aan ondoorgrondelijke polissen. Zij leiden niet alleen tot veel onzekerheid bij verzekerden over wat wel en niet vergoed wordt, maar ook nog eens tot oneindige bureaucratie in onze praktijken. Het huidige stelsel had een hoop beloften, maar maakt ze niet waar. Dat betoogde een aantal bij het Nationaal ZorgFonds aangesloten mensen in NRC van 4 augustus. Daarop reageerde consultant Michel Verkoulen afgelopen vrijdag venijnig. En dat is begrijpelijk, wij vallen namelijk zijn werk aan. Ondoorzichtiger Wij stellen vast dat het huidige zorgstelsel de beloften niet waarmaakt. Het is niet transparanter maar ondoorzichtiger geworden. Het is niet effectiever maar juist enorm bureaucratisch geworden. Het is niet goedkoper maar heel veel duurder geworden; de groei van de ziekenhuiszorg nam toe met 50 procent (OESO). Maar het is ook ontoegankelijker geworden en dat is ons een doorn in het oog. Het eigen risico werpt levensgevaarlijke drempels op voor mensen om zorg te krijgen. Meer dan 800.000 mensen vroegen in 2014 een betalingsregeling aan en het mijden van zorg om financiële redenen neemt ernstig toe. Door het stelsel eenvoudiger te maken, besparen we dat wat mensen nu moeten inleggen als ze ziek zijn of ziek worden. Zelfgenoegzaam In Nederland wordt goede zorg geleverd. Dat komt vooral door de uitstekende kwaliteit van de zorgverleners. Maar sinds wanneer zijn we in Nederland zelfgenoegzaam? Volgens gerenommeerd onderzoek van de OESO zijn stelsels met private verzekeraars (daarvan zijn er maar drie in de wereld: Zwitserland, VS en Nederland) duurder dan de publieke stelsels. Dat komt onder andere door transactiekosten. Ga maar na: 9 hoofdondernemingen, 25 zorgverzekeringmerken en 61 polissen. Dat labyrint aan verzekeraars en polissen ontwikkelen, onderhouden en aan de man brengen kost een berg geld. Maak er één van, en we besparen. Van vele hoofdkantoren naar één. Zodat dat geld naar de zorg kan in plaats van naar verzekeraars en hun bureaucratie. Verkoulen bagatelliseert de kosten die hiermee samenhangen en dat is jammer. We weten dat de uitvoering door de zorgverzekeraars 1,5 procent hoger liggen dan ten tijde van het ziekenfonds. Even voor de goede orde: 1,5 procent is bijna 700 miljoen euro. Per jaar. Tijdverspilling Met Verkoulens suggestie dat we de huidige zorgverzekeraars op één hoop gooien waardoor een logge organisatie ontstaat, slaat hij de plank mis. Met een einde aan het private zorgverzekeringsstelsel willen we namelijk ook een einde aan de enorme overhead die daar in zit. We willen af van de vrachtwagens aan formulieren en regels van wantrouwen waaraan huisartsen, Adviesraad Sociaal Domein Kaag en Braassem Nieuwsbrief 118
Pagina 17
psychiaters, fysiotherapeuten, logopedisten, verloskundigen en al die andere zorgverleners elke dag hun waardevolle tijd verspillen. Nationaal Zorgfonds Verslaglegging is prima, maar een zorgverzekeraar die beslist hoeveel je mag behandelen en welke behandeling, is een miskenning van onze professionaliteit. Maar bovenal is het een miskenning van de patiënt. Die komt niet voor een nieuw paar schoenen of een winterjas, maar voor lijf en geest. Die moet erop kunnen vertrouwen dat zijn of haar zorgverlener in zijn of haar belang handelt en niet in het belang van de zorgverzekeraar. Maar die moet ook kunnen vertrouwen op een duurzame behandelrelatie en niet moeten wisselen door inkoopgrillen van de zorgverzekeraar. Dit en alle bureaucratie lossen we op met een Nationaal ZorgFonds. En ja, er zijn risico’s: het fonds moet niet leiden tot nieuwe bureaucratie en managementlagen. Het moet dienstbaar zijn aan de patiënt, professional en samenleving. Er moet namelijk zo min mogelijk geld blijven hangen bij het fonds. Mensen betalen geen premie voor het systeem, maar voor zorg en dat moet de kern worden van het Nationaal ZorgFonds. Consultant Meneer Verkoulen heeft – onder andere als consultant van een zorgverzekeraars – de afgelopen jaren veel gezien van het huidige zorgstelsel. Het verbaast ons dat hij na al die studie en adviezen geen blijk geeft van een kritische blik op het huidige stelsel. Heel veel zorgverleners, patiënten, onderzoekers en andere Nederlanders constateren namelijk dagelijks dat ons huidige stelsel van dure en elkaar bestrijdende zorgverzekeraars hopeloos faalt. Niettemin kunnen wij naast onze praktijkervaring ook mensen als Verkoulen gebruiken bij het uitkristalliseren van de beste manier om het Nationaal ZorgFonds in te voeren. We nodigen hem dus ook van harte uit om mee te denken. Al bijna 100.000 mensen gingen hem voor. Cobie Groenendijk, psychiater te Amsterdam, Bart Bruijn, huisarts te Streefkerk, Bob van Ravensberg, fysiotherapeut te Amersfoort Wouter van den Elsen Redacteur care
Aanpassing Participatiewet: gemeenten verplicht beschut werk te regelen
LCR @ttenderingsbericht 16 augustus 2016
Verplichten beschut werk goed: zet puntjes op de i bij de uitvoering Het plan is om de Participatiewet zo te veranderen dat gemeenten worden verplicht beschut werken te regelen. Staatssecretaris Klijnsma heeft de LCR om advies gevraagd over dit wetsvoorstel. De LCR is overwegend positief, maar vindt wel dat er bij de verdeling van het budget aandacht moet zijn aan de behoefte aan beschut werkplekken in de gemeente. Om te voorkomen dat de gemeente een ontmoedigingsbeleid voeren, stelt de LCR voor het budget pas uit te keren als de beschut werkplek is gerealiseerd. Transparantie In 2048 moeten er structureel 30.000 beschut werkplekken zijn geregeld. Het lijkt de LCR verstandig om jaarlijks het aantal te realiseren plekken vast te leggen in een ministriële regeling, zodat duidelijk wordt of gemeenten aan hun verplichting hebben voldaan. Het voeren van een gemeentelijke transparante administratie is hierbij een voorwaarde. Bij de verdeling van het budget voor beschut werkplekken moet volgens de LCR gekeken worden naar de behoefte. Als in een gemeente minder behoefte bestaat dan in de andere, dan moet de ene gemeente ook minder budget krijgen dan de andere. Bezwaar en beroep Andere belangrijke punten zijn de mogelijkheden voor bezwaar en beroep, (na elk UWV-advies moet de gemeente een beslissing afgeven zodat er bezwaar en beroep mogelijk wordt) verrekening van inkomsten uit werk met de uitkering én vooral goede voorlichting. De LCR stelt dat mensen informatie moeten krijgen over mogelijkheden van beschut werken, de mogelijkheid om zelf een indicatie aan te vragen, maar ook over de gevolgen voor hun uitkering. De voorlichting moet samen Adviesraad Sociaal Domein Kaag en Braassem Nieuwsbrief 118
Pagina 18
met belangenorganisaties van mensen met een beperking worden ontwikkeld, zodat de informatie goed aansluit bij de doelgroep. Juridisch kader loopt achter op maatschappelijke ontwikkelingen
Zorgvisie 17 augustus 2016
Participatie binnen Wmo in de kiem gesmoord De nieuwe Wmo 2015 biedt burgers de mogelijkheid om te participeren door hun gemeente uit te dagen zorgtaken door hen zelf te laten uitvoeren. Dit zogenoemde ‘Right to Challenge’ wordt echter door uiterst complexe aanbestedingsregels in de kiem gesmoord. Het Right to Challenge is een van de vernieuwingen in de Wmo 2015. Bij gemeentelijke verordening kunnen burgers zelf publieke taken uitvoeren die tot dan toe door gecontacteerde zorgaanbieders werden uitgevoerd. In plaats van dat het Wmo-budget automatisch naar een professionele thuiszorgorganisatie gaat, kan een door burgers zelf opgerichte zorgcoöperatie bijvoorbeeld ook aanspraak maken op dat zorggeld en meedingen met Wmo-aanbestedingen. Dit uit Groot-Brittannië overgewaaide concept 'Right to Challenge' hoort bij het streven van het kabinet naar een participatiemaatschappij waarbij burgers zelf meer verantwoordelijkheid nemen voor het leveren van zorg- en ondersteuningstaken. Te gecompliceerd De Verenging van Nederlandse Gemeente (VNG) publiceerde onlangs de masterscriptie van rechtsgeleerde Quinten Lainert aan de VU Amsterdam ‘Het Right to Challenge: van inspiratie naar burgerparticipatie tot frustratie?’. Dit onderzoek laat zien dat het Right to Challenge het staats-, bestuurs- en civielrecht doorkruist. Vooral de aanbestedingsregels zijn complex en werken belemmerend voor burgerinitiatieven die willen meedingen in een Wmo-aanbesteding. Daarnaast blijven burgers ondanks de bedoeling van de wet onvoldoende betrokken bij het gemeentelijke beleid. Toegankelijke overheidsinformatie op lokaal niveau over aanbestedingen is nauwelijks voorhanden en ten slotte werkt het bestuursprocesrecht te gecompliceerd. Wederzijds vertrouwen Lainert schrijft: ‘Indien burgers geïnspireerd worden om lokale publieke taken over te nemen en daardoor overgaan tot participatie, behoort frustratie te worden voorkomen. Het huidige juridische kader biedt burgers desalniettemin te weinig ondersteuning en rechtsbescherming. Er wordt veel van de maatschappij verwacht, maar het juridisch kader loopt vooralsnog achter op de maatschappelijke ontwikkelingen. Wederzijds vertrouwen is belangrijk voor participatie, dit vertrouwen kan door het veelvoud aan uiterst complexe regels het Right to Challenge in de kiem smoren.’ Wouter van den Elsen Redacteur care Nogmaals Nationaal Zorgfonds
Zorgvisie 17 augustus 2016
Marcel Canoy mengt zich in debat Nationaal Zorgfonds Ook zorgeconoom en voorzitter van Longkanker Nederland, Marcel Canoy, mengt zich in het debat over het Nationaal Zorgfonds. In vakblad Medisch Contact schaart hij zich aan de zijde van een eerdere opinie van Michiel Verkoulen, tegenover de voorstanders van de oprichting van een Nationaal Zorgfonds. Canoy reageert in Medisch Contact op eerdere opiniestukken van Michiel Verkoulen en voostanders van het Nationale Zorgfonds: ‘Het lijkt wel een trend. Of het nu Wilders is, Trump, Brexiteers of eurosceptici: je krijgt tegenwoordig de handen pas op elkaar door ergens flink tegen te zijn. Het recept is telkens hetzelfde. De elite of het establishment deugt niet, maar hoe het wel moet verklappen we stiekem niet. En als het later toch duidelijk wordt, valt het als een pudding in elkaar. Tactiek Ook het bonte gezelschap dat recentelijk in NRC voor het afschaffen van zorgverzekeraars pleitte (NRC 5 augustus) gebruikt deze beproefde tactiek. Zorgverzekeraars deugen niet, drijven de kosten Adviesraad Sociaal Domein Kaag en Braassem Nieuwsbrief 118
Pagina 19
op, denken alleen aan winst en de minister sjoemelt met lijstjes. In gelikte huis-aan-huisfolders worden zorgverzekeraars zelfs parasieten genoemd. De leden stromen binnen! Huidige stelsel Er is ruime discussie mogelijk over het functioneren van het huidige zorgstelsel. Zorgverzekeraars kunnen hun rol niet waarmaken bij sectoren als huisartsen en wijkverpleegkundigen en het inkopen op kwaliteit staat pas in de kinderschoenen. In internationaal opzicht doen we het goed op het gebied van toegankelijkheid, vooral omdat onze basisvoorzieningen van curatieve en langdurige zorg zeer ruim zijn en voor iedereen toegankelijk. Maar de kwaliteit van zorg is hier niet beter dan in de ons omringende landen en er hoeft geen reden te zijn om ons voortdurend op de borst te kloppen. Protagonisten Maar het afschaffen van zorgverzekeraars? Wat gaat dat ons brengen? De protagonisten van het nationale zorgfonds verwijten de minister gegoochel met cijfers bij internationale vergelijkingen, maar bedrijven zelf zwarte magie. Dat Nederland niet hoger scoort in internationale ranglijstjes ligt vooral aan de (publiek gefinancierde) langdurige zorg, waar de peperdure AWBZ jarenlang als afvoerputje voor de gezondheidszorg fungeerde. Om dat zorgverzekeraars in de schoenen te schuiven is hoogst opmerkelijk, want op het gebied van de curatieve zorg scoort Nederland heel redelijk. Mickey Mouse Nog bonter maken de nationalezorgfondsfans het als ze de mickeymouselijst van Numbeo erbij halen als bewijs dat ons stelsel niet deugt. Zoals al terecht opgemerkt door zorgeconoom Michiel Verkoulen is deze *kuch* ‘alom gerespecteerde’ lijst te lachwekkend voor woorden. Een amateuristisch opgezette houtje-touwtjelijst die door maar liefst 111 mensen is ingevuld. Nederland zou minder goede zorg hebben dan Jordanië en Sri Lanka. Gaat lekker daar bij dat Nationale Zorgfonds. Dat een serieuze huisarts als Herman Suichies (een van de ondertekenaars) zich voor het karretjes van de SP laat spannen met dit soort kul geeft te denken. Wouter van den Elsen Redacteur care Pgb-schulden op naam van minderjarigen
Zorgvisie 18 augustus 2016
‘Kinderen opgezadeld met pgb-schuld van ouders’ Zilveren Kruis en het ministerie van VWS zijn in gesprek over pgb-schulden op naam van minderjarigen. Dat meldt actualiteitenrubriek De Monitor. Kinderen worden volgens de verslaggevers van het tv-programma geregeld opgezadeld met grote pgb-schulden, omdat hun ouders of instanties het geld onterecht op hun naam hebben verkregen. Volgens De Monitor gaat het soms om met tienduizenden euro's schuld. Kinderen hebben deze schuld tegen wil en dank gekregen doordat een ouder of zorginstelling een pgb voor het betreffende kind aanvroeg, maar dit naderhand niet kon verantwoorden. Soms wordt het pgb bewust of onbewust op oneigenlijke gronden aangevraagd. Schuldeisers Dit betekent dat minderjarige kinderen na hun achttiende worden geconfronteerd met schuldeisers die het geld terugvorderen, aangezien ze hoofdelijk aansprakelijk zijn. Uitvoerende instanties laten De Monitor weten dat er juridisch gezien geen onderscheid gemaakt wordt tussen minderjarige of meerderjarige budgethouders. Zorgkantoor Zilveren Kruis erkent via een woordvoerder het probleem maar zegt gebonden te zijn aan de wet. Zilveren Kruis is in gesprek met het ministerie van VWS over een oplossing voor deze problematiek. Pgb-geld Bij de redactie van De Monitor zijn meerdere gevallen bekend van kinderen met grote pgb-schulden. Zoals die van twee kinderen uit één gezin die een schuld van respectievelijk 77.000 en 34.000 euro hebben. De moeder heeft jarenlang op naam van de kinderen onterecht pgb-geld ontvangen, zonder dat de kinderen ziek waren. Ze maakte de kinderen bewust ziek en gaf het geld voor zichzelf uit. Adviesraad Sociaal Domein Kaag en Braassem Nieuwsbrief 118
Pagina 20
Schuldsanering Een andere moeder zegt jarenlang onterecht pgb-geld te hebben ontvangen op naam van haar kind zonder dat ze zich daar bewust van was. Haar zoon van 17 krijgt binnenkort, als hij meerderjarig is, de rekening gepresenteerd. De moeder zelf zit al in een schuldsaneringstraject. ‘Er wordt juridisch gezien geen onderscheid gemaakt tussen minderjarige of meerderjarige budgethouders,’ zegt Femke Theunissen van het zorgkantoor van Zilveren Kruis. ‘onterecht verkregen pgb-geld verhaald op minderjarige kinderen’. Wouter van den Elsen Redacteur care Aanspreekpunten complexe jeugdhulp
L(in)k Lokaal 18 augustus 2016
’Doorbraakambtenaar’ tegen vastlopen jeugdhulp Te vaak lopen kinderen die zware zorg of begeleiding nodig hebben en hun ouders vast in de jeugdhulp. Begin juli spoorde staatssecretaris Van Rijn (zorg) de gemeenten aan om ‘aanspreekpunten complexe jeugdhulp’ in te richten die oplossingen kunnen forceren. Die aanspreekpunten moeten op 1 januari 2017 lokaal beschikbaar zijn. Veel kinderen worden onvoldoende geholpen omdat het aanbod door gemeenten te algemeen wordt ingeschat. Vaak hebben zij dringend specialistische zorg nodig, terwijl tegelijkertijd zowel bij de gemeente als bij de zorginstellingen lange wachtlijsten zijn. Schade Voor sommige kinderen geldt dat iedere dag zonder adequate hulp schade veroorzaakt. Ook is vaak niet meer duidelijk waar ouders kunnen aankloppen als ze zijn vastgelopen met het regelen van adequate zorg voor hun kind. Afspraak met de gemeenten De staatssecretaris heeft begin juli met de VNG (koepel van gemeenten) afgesproken dat er lokale ‘aanspreekpunten’ worden ingericht. Die aanspreekpunten moeten dwars door de bureaucratie en procedures snelle oplossingen zien te bereiken voor dringende jeugdhulpzaken. Daarnaast wordt van de aanspreekpunten verwacht dat ze zorgen voor heldere, bruikbare informatie vanuit de gemeente. Doorbraakambtenaar Hoe die aanspreekpunten er precies moeten uitzien, is nog onduidelijk. Dat mogen gemeenten zelf bepalen van de staatssecretaris. Het kan bijvoorbeeld gaan om een ambtenaar die waar nodig een doorbraak kan forceren (‘met doorzettingsmacht’), een speciale taskforce of een lokale ombudsman die dat als taak heeft. Bij ernstige problemen moeten ouders of verzorgenden direct bij bijvoorbeeld die doorbraakambtenaar terecht kunnen. Vaart erin houden De staatssecretaris wil dat gemeenten met ouders, cliëntondersteuners en belangenbehartigers in gesprek gaan over het inrichten van de aanspreekpunten. Zij moeten dan ook in de gaten houden of er voldoende vaart in zit. Ieder(in) heeft samen met andere organisaties zoals de LPGGz gelobbyd voor een oplossing wanneer kinderen en ouders onvoldoende geholpen worden via de gemeente. We zijn benieuwd of gemeenten al aanstalten maken met de aanspreekpunten en hoe die dan vorm krijgen.
Nieuwe privacyregels per 25 mei 2018
Schulinck nieuwsbrief 18 augustus 2016
Extra kosten gemeenten door Europese privacyverordening Eind mei trad de Europese privacyverordening (Algemene Verordening Gegevensbescherming, AVG) in werking. De AVG is binnen twee jaar de basis van nationale wetgeving. Gemeenten moeten op 25 mei 2018 aan de nieuwe regels voldoen en dat brengt extra kosten met zich mee.
Adviesraad Sociaal Domein Kaag en Braassem Nieuwsbrief 118
Pagina 21
De VNG heeft minister Plasterk gevraagd een onderzoek in te stellen naar de financiële gevolgen van de wijzigingen in de uitoefening van gemeentelijke taken. Verplicht Gemeenten zijn straks verplicht om een functionaris gegevensbescherming aan te stellen. Daarnaast moeten zij actief beleid voeren op privacy en maatregelen treffen om inwoners te informeren over hoe wordt omgegaan met de bescherming van persoonsgegevens. Impactanalyse Minister Van der Steur (V&J) heeft toegezegd een impactanalyse te laten maken over de uitvoeringsconsequenties van de AVG voor gemeenten, Mogelijk kan dat gebeuren in samenhang met het onderzoek naar de financiële gevolgen. Bron: VNG
Nieuwe Wet sociale werkvoorziening , maar met minder geld
Binnenlands Bestuur 19 augustus 2016
'Verplicht beschut werk is nieuwe Wsw met minder budget' Margot Limburg 19 aug 2016 Het kabinet tuigt een nieuwe Wet sociale werkvoorziening op, maar met minder geld. Die kritiek levert de VNG op het voornemen van staatssecretaris Jetta Klijnsma om gemeenten te verplichten beschut werk in te voeren. In een brief vraagt de vereniging meer invloed van gemeenten. 100 plaatsen Het kabinet wil de Participatiewet aanpassen om gemeenten zo te verplichten beschut werk in te richten voor mensen die ook met ondersteuning niet bij reguliere werkgevers aan de bak komen. In de Participatiewet staat nu wel dat gemeenten verantwoordelijk zijn voor deze groep, maar is de verplichting nog niet opgenomen. En het gaat niet goed met het realiseren van beschutte plekken. Uit een onderzoek van de Inspectie SZW bleek dat er tot nu toe nog maar een slordige 100 plekken gerealiseerd zijn, terwijl op ruim 3000 plekken gerekend was. Een kwart van de gemeenten zegt helemaal geen plannen voor beschut werk te hebben. Toch weer schotten Maar de VNG vindt de verplichting geen goed idee: ‘Met het voorstel voor verplicht beschut werk gaat het kabinet lijnrecht in tegen de eigen uitgangspunten van de Participatiewet. De Participatiewet is bedoeld om mensen een stap te laten maken naar zo regulier mogelijk werk. Beschut werk is geen regulier werk’, aldus de vereniging. Bovendien vindt de VNG dat de wet zoals Klijnsma die nu voorstelt niet strookt met de bestuurlijke afspraken om tot een ‘samenhangend pakket aan aanpassingen te komen’. Ook worden nu weer schotten geplaatst terwijl de Participatiewet juist bedoeld was om tot één regeling te komen. Praktijkroute In een brief vraagt de VNG aan Klijnsma om gemeenten zelf met een alternatief te laten komen. Om toch meer mensen sneller aan werk te helpen, pleiten gemeenten voor de ‘praktijkroute’: Als op de werkplek de loonwaarde van een werknemer lager blijkt dan het minimumloon, komt de werknemer automatisch in het doelgroepenregister. Aan zo’n systeem – dat minder bureaucratisch is dan het huidige - is meer behoefte aan dan aan een hernieuwde wsw, aldus de VNG. VNG hekelt op website geplande aanpassing van Participatiewet door het kabinet
Zorgvisie 22 augustus 2016
Gemeenten fel gekant tegen aanpassing Participatiewet De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) hekelt op haar website de geplande aanpassing van de Participatiewet door het kabinet. Door de aanpassingen worden gemeenten volgens de VNG verplicht om beschut werk in te voeren.
Adviesraad Sociaal Domein Kaag en Braassem Nieuwsbrief 118
Pagina 22
Volgens de VNG bekent de aanpassing van de Participatiewet feitelijk dat het kabinet de bekritiseerde regeling Wet sociale werkvoorziening (Wsw) weer opnieuw invoert. ‘Met het voorstel voor verplicht beschut werk gaat het kabinet lijnrecht in tegen de eigen uitgangspunten van de Participatiewet. De Participatiewet is bedoeld om mensen een stap te laten maken naar zo regulier mogelijk werk. Beschut werk is geen regulier werk.’ Schotten Het conceptwetsvoorstel strookt volgens de gemeenten ook niet met de bestuurlijke afspraak tussen staatssecretaris Jetta Klijnsma van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en gemeenten om met een samenhangend pakket aan aanpassingen te komen. ‘Met de invoering van de Participatiewet hebben werkzoekenden en werkgevers te maken met één regeling voor de onderkant van de arbeidsmarkt. Maar met de voorgestelde wetswijziging worden er weer schotten gezet die leiden tot verschillende subregelingen. Allemaal met eigen voorwaarden, condities en concurrentie tussen verschillende doelgroepen. En feitelijk wordt ook de Wsw, versie 2.0, weer ingevoerd. Gemeenten zijn vanaf de start van de Participatiewet op zoek gegaan naar manieren om mensen zo gericht mogelijk te activeren. Onder andere met loonkostensubsidies en werkplekaanpassing. Pas als dat allemaal niet mogelijk is gaan gemeenten op zoek naar plekken waar veel begeleiding is of een aangepaste omgeving.’ Praktijkroute Om toch meer mensen sneller aan werk te helpen, stelt de VNG de 'praktijkroute' voor als een betere optie. ‘Daar is meer behoefte aan dan aan een hernieuwde wsw’, schrijft de VNG. ‘Er zijn nu veel bureaucratische barrières die ertoe leiden dat de matching van kandidaten langzamer gaat dan gehoopt. Als op de werkplek (via een gecertificeerde methodiek) de loonwaarde van een werknemer wordt vastgesteld en die blijkt lager te zijn dan het minimumloon, dan is er sprake van een werknemer met een arbeidsbeperking en zou deze in het doelgroepenregister moeten worden opgenomen. De zogenoemde praktijkroute stelt werkgevers in staat om mensen met een arbeidsbeperking aan te nemen, omdat hij de garantie heeft dat ze worden opgenomen in het doelgroepenregister. Een simpel en concreet systeem dat uitgaat van de mogelijkheden van de werknemer op de werkplek.’ Wouter van den Elsen Redacteur care Odensehuis: ontmoetingsplek voor mensen met beginnende dementie
Zorg+welzijn 22 augustus 2016
Odensehuizen geven dementerenden vrijheid Het Odensehuis, vernoemd naar de Deense plaats waar deze huizen opgericht zijn, is een ontmoetingsplek voor mensen met beginnende dementie. In Nederland komen steeds meer van deze Odensehuizen. Wat vinden ze daar wat ze ergens anders niet kunnen vinden? In 2009 werd in Amsterdam het eerste Odensehuis in Nederland geopend. Inmiddels zijn er ook huizen in Vlissingen, Wageningen, Groningen en de Hoeksche Waard. Onderscheidend is dat mensen zonder afspraak en/of indicatie bij een Odensehuis naar binnen mogen lopen. Er is altijd een vast programma, maar mensen mogen er ook alleen even langskomen voor een kopje koffie. Autonomie ‘Voor mensen met dementie is het heel waardevol dat ze kunnen binnenlopen wanneer ze willen’, vertelt Margo Langedijk in vaktijdschrift Activiteitensector. Zij is programmamanager van het Odensehuis. ‘Mensen kunnen midden op de dag behoefte krijgen aan contact, aan antwoorden op een lastige vraag of aan een activiteit.’ Flexibiliteit is een belangrijke rode draad in de Odensehuizen. Maar ook: het geven van autonomie aan mensen. Activiteiten Louisa Bosker, coördinator van het Odensehuis in Wageningen: ‘We geven mensen zo veel mogelijk vrijheid om binnen onze structuur te bepalen wat ze willen.’ Als voorbeeld noemt ze de aanleg van een moestuin achter het Odensehuis. Niet iedereen was meteen enthousiast, maar door mensen mee te laten denken over de indeling, de keuze voor de planten en door hen een schets te laten Adviesraad Sociaal Domein Kaag en Braassem Nieuwsbrief 118
Pagina 23
maken, werd de betrokkenheid vergroot. Ook dan zijn er mensen die de activiteit niet blijft aanspreken, vertelt Bosker. ‘Zij lezen liever de krant en dat is ook goed.’ Mantelzorgers Odensehuizen staan niet alleen open voor dementerenden, maar ook voor naasten. Er zijn gespreksgroepen voor beide groepen. Mensen met een dementie praten met elkaar over hun leven: over de mooie momenten, maar ook over de achteruitgang, over hoe het voelt als je moet stoppen met autorijden en over verhuizen naar een andere woonplek. Margo Langedijk vertelt dat ze ook wel eens mantelzorgers ontvangt die zonder hun partner komen om over vergelijkbare onderwerpen met lotgenoten te praten. Praatgroep Het is gebruikelijk dat bezoekers van het Odensehuis meehelpen in de organisatie. Langedijk vertelt over een vrouw die niet vaak komt, maar wel graag wil helpen met het bereiden van de lunch. ‘Dan bellen we haar als het zover is. Dat doet haar zichtbaar goed.’ Verder zijn er werkgroepen waar mensen over hun passies kunnen praten. Bijvoorbeeld over geschiedenis van de stad. In de GedachtenKamer, ook een praatgroep, kunnen mensen hun kennis en verhalen delen. Andere locaties bieden bijzondere workshops aan zoals Qiging, een Chinese bewegingsleer in het Odensehuis in Wageningen. Dementievriendelijke wijken De betrokkenheid van de Odensehuizen reiken ook buiten de muren. Zo denken de besuurders en vrijwilligers mee over het dementievriendelijk maken van wijken. In Groningen leidde dat tot een pad bestaande uit witte stoeptegels die naar de supermarkt leiden. Mensen met een beginnende vrom van dementie raken daardoor minder snel de weg kwijt. Alzheimer Nederland wil een betere kwaliteit en toegankelijkheid van dagbesteding. Juist nu er steeds meer mensen met dementie langer thuis wonen, is dagbesteding belangrijk. Maar die staat sinds de transitie in de zorg onder druk. Jeroen Wapenaar / Marianne Velsink
Adviesraad Sociaal Domein Kaag en Braassem Nieuwsbrief 118
Pagina 24