Projectdefinitie ‘ transities Sociaal Domein gemeente Drimmelen’
Inleiding Aanleiding De gemeente Drimmelen bereidt zich voor op de drie transities in het sociaal domein op basis van het Regeerakkoord: •
transitie van de jeugdzorg per 2015;
•
overheveling van de AWBZ-begeleiding en persoonlijke verzorging naar de Wmo per 2015;
•
invoering van de Participatiewet per 2014;
Een ontwikkeling die raakt aan de transities bij de gemeente is de invoering en de bezuinigingen op passend onderwijs. Passend onderwijs vraagt om meer afstemming tussen gemeenten en de samenwerkingsverbanden uit het primair, voortgezet en speciaal onderwijs. Tevens zijn er meerdere aanpalende terreinen te noemen aan de transities, zoals jeugdgezondheidszorg, het minimabeleid, welzijn en volwasseneducatie. De transities gaan gepaard met grote kortingen door het Rijk, waardoor gemeenten met minder middelen de taken anders moeten gaan vormgeven. Veranderingen die ertoe leiden dat gemeenten regie moeten gaan voeren, zodat de mogelijkheid benut wordt om zaken anders te regelen en te organiseren dan in de huidige situatie het geval is. Opdracht vanuit het college van B&W In 2012 is gestart met periodiek overleg plaats over de stand van zaken transities sociaal domein tussen de betrokken beleidsmedewerkers, het afdelingshoofd MA en de verantwoordelijk portefeuillehouders. Tijdens deze overleggen werd informatie uitgewisseld over bijvoorbeeld de wetgevingstrajecten, activiteiten in de regio, bijeenkomsten etc. Onlangs heeft het college van B&W aangegeven dat men een project ‘transities sociaal domein’ voor de gemeente Drimmelen wil als één van de grote projecten in onze gemeente. De opdracht is dus om de transities projectmatig aan te vliegen. Echter, het is nog niet duidelijk wat precies verwacht wordt en hoe het project vormgegeven zou moeten worden. Daarom is het zaak om te starten met een goede projectdefinitie, voordat een projectplan wordt opgesteld. Zo worden de verwachtingen van bestuur en organisatie op elkaar afgestemd. In dit document wordt aangegeven wat het speelveld is waarbinnen de transities vormgegeven worden. Is er een gemeenschappelijke visie te benoemen vanuit de drie transities? In welke fase bevinden de afzonderlijke transities zich? Wie zijn de spelers? Hoe vindt samenwerking plaats? Welke positie neemt de gemeente Drimmelen hierin in? Zo wordt een inschatting gemaakt van de beïnvloedingsruimte om het lokaal project transities sociaal domein vorm te geven. Pas dan wordt duidelijk wat de projectdefinitie moet zijn, welke doelen we formuleren en wat resultaten zijn. Het is vervolgens de taak aan het college om na te gaan of deze definitie voldoet aan de opdracht. Bij 1
akkoord, wordt deze projectdefinitie verder uitgewerkt in een projectplan.
Verkenning omgeving Welke taken krijgt de gemeente en per wanneer? Transitie jeugdzorg Jeugdzorg wordt per 2015 gedecentraliseerd naar gemeenten. Naast de verantwoordelijkheid voor preventieve jeugd(gezondheids)zorg en het algemene jeugdbeleid, krijgen gemeenten de bestuurlijke en financiële verantwoordelijkheid voor de uitvoering van alle vormen van jeugdzorg. Deze operatie betreft het geheel van de jeugdzorg: de jeugdzorg die nu een verantwoordelijkheid is van de provincie, de gesloten jeugdzorg onder regie van het ministerie van VWS, de jeugd-GGZ die onder de Zorgverzekeringswet valt, de zorg voor lichtverstandelijk gehandicapten jongeren op basis van de AWBZ en de jeugdbescherming en –reclassering onder regie van het ministerie van Veiligheid en Justitie. De nieuwe verantwoordelijkheden en taken van de gemeente worden vastgelegd in de Wet Zorg voor Jeugd, die naar verwachting voorjaar 2013 gereed is en ter besluitvorming aan Tweede en Eerste Kamer wordt voorgelegd. Op het macrobudget voor jeugdzorg wordt een korting toegepast van 15% (in het Bestuursakkoord betrof het een korting van 10%). Transitie Awbz/Wmo De gemeenten worden per 2015 geheel verantwoordelijk voor begeleiding, ondersteuning en persoonlijke verzorging. De aanspraken worden beperkt, dienstverlening versoberd en meer gericht op waar ze het hardste nodig is. In de Wmo wordt het begrip participatie en compensatie uitgebreid zodat de gemeente voor de voormalige AWBZ-doelgroep ondersteuning moet regelen. Het AWBZbudget voor de te vervallen taken zal met een forse efficiencykorting van 25% geïntegreerd worden in het Wmo-budget (in het Bestuursakkoord was voor de decentralisatie begeleiding een korting van 5% opgenomen). Sociale Zekerheid, invoering Participatiewet Het wetsvoorstel Werken naar Vermogen wordt vervangen door een nieuwe Participatiewet. De wet wordt per 1 januari 2014 ingevoerd en betekent een samenvoeging van de Wwb, Wsw en Wajong. De Wajong is vanaf 2014 alleen nog toegankelijk voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten. De instroom in de Wsw in zijn huidige vorm wordt gestopt per 2014. Gemeenten krijgen binnen de kaders van de participatiewet de ruimte om beschut werken zelf te organiseren als voorziening. Voor deze nieuwe voorziening beschut werken komen geleidelijk minder middelen beschikbaar tot een totaal van structureel landelijk 30.000 (afbouw van 90.000 naar 30.000 plaatsen). Tegelijkertijd wordt in een periode van zes jaar een quotumregeling regeling ingevoerd voor het aannemen van arbeidsgehandicapten binnen bedrijven. Het Kabinet is voornemens om de Participatiewet voorjaar 2013, na advies van de Raad van State, bij de Tweede Kamer in te dienen. Behandeling in de Eerste Kamer staat gepland voor het vierde kwartaal van 2013. De invoering van de Participatiewet moet een forse bezuiniging opleveren. De bijdrage per sw-er wordt in 6 jaar verlaagd van € 25.700 naar € 22.700. Daarnaast wordt een korting toegepast op het reïntegratiebudget. Passend onderwijs Vanaf 1 augustus 2014 zijn scholen verplicht een passende onderwijsplek te bieden aan leerlingen
2
die extra ondersteuning nodig hebben. In het nieuwe systeem van passend onderwijs krijgen scholen die samenwerken in een samenwerkingsverband geld om het onderwijs te regelen voor leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben. Dat is het geld dat nu in rugzakjes zit, het geld dat naar ambulante begeleiders gaat, maar ook het geld voor ondersteuning op speciale scholen. De samenwerkende scholen maken een plan om er met dat geld voor te zorgen dat iedere leerling binnen het samenwerkingsverband passend onderwijs krijgt. In het ene samenwerkingsverband zullen scholen dat anders organiseren dan in andere samenwerkingsverbanden. Het idee daarbij is dat scholen binnen een samenwerkingsverband heel gericht kunnen nagaan wat er nodig is voor hun leerlingen en op maat ondersteuning kunnen organiseren. Gezamenlijke visie De drie transities vragen de komende jaren om een transformatie van het sociale domein met als uitgangspunt een integrale aanpak van werk, jeugdzorg, zorg, welzijn en onderwijs. Het werken vanuit een gezamenlijke visie is daarbij van groot belang. Een integrale aanpak is niet alleen nodig voor de burger, maar ook voor de uitvoerbaarheid, beheersing en financiering. De zorg en dienstverlening op de huidige manier voorzetten bij de drie transities is niet wenselijk maar ook niet mogelijk. De beperkte beschikbare middelen nopen om zaken anders te regelen en te organiseren. Eén perspectief op drie transities is belangrijk omdat de nieuwe taken van de gemeenten gericht zijn op de ondersteuning en dienstverlening aan kwetsbare groepen: volwassenen en kinderen die zonder hulp niet zelfstandig in en om het huis kunnen functioneren, op de arbeidsmarkt kunnen participeren of kunnen meekomen op school. In veel gevallen gaat het om gezinnen of huishoudens met meerdere ondersteuningsvragen op uiteenlopende leefgebieden. De transities, versterkt vanuit één perspectief op de transities, biedt kansen om deze kwetsbare inwoners beter te ondersteunen dan voorheen. De gemeente is immers verantwoordelijk voor het totaal aan regelingen. Eén gezin, één plan, één regisseur vormt het uitgangspunt bij de transities in het sociale domein. Hoe bereidt de gemeente zich op dit moment voor op deze transities? Per transitie is er binnen de gemeente één beleidsmedewerker die desbetreffende transitie voorbereidt. Er is voor gekozen om de transities in regionaal verband op te pakken. In de praktijk betekent dit dat de beleidsmedewerkers deelnemen aan regionale overleggen/projectgroepen en in samenwerking met de collega’s in de regio taken oppakken. Er is verschil in de regio-indeling, de werkwijze en de fase waarin de regionale projecten zich bevinden: Transitie jeugdzorg De transitie van de jeugdzorg wordt opgepakt in samenwerking met de 18 gemeenten in WestBrabant. Eind 2011 is hiertoe een regionale visie opgesteld. Een aantal onderdelen wordt met de 18 gemeenten opgepakt. Andere activiteiten vinden plaats in 2 subregio’s met ieder 9 gemeenten, te weten West-Brabant-West en West-Brabant-Oost. Drimmelen hoort bij de subregio West-Brabant-Oost, die bestaat uit de gemeenten Breda, AlphenChaam, Baarle-Nassau, Oosterhout, Geertruidenberg, Drimmelen, Aalburg, Werkendam en Woudrichem. Op 10 januari 2013 is het regionaal uitvoeringsprogramma vastgesteld. De subregio’s geven hun
3
eigen plannen nader vorm. Daartoe wordt in West-Brabant-Oost in januari een visie/plan van aanpak gepresenteerd aan de 9 wethouders , wat zal leiden tot een subregionaal werkplan. Regionaal wordt bijvoorbeeld ingezet op een verkenning naar de schaalgrootte waarop de vormen van jeugdzorg georganiseerd zouden moeten worden en is er een gezamenlijke proeftuin voor wat betreft de integratie steunpunten huiselijk geweld en het advies- en meldpunt kindermishandeling. Subregionaal is in 2012 in West-Brabant-West ingezet op een toekomstbeeld van hoe jeugdzorg nieuwe stijl eruit kan komen te zien waar men diverse partners in de jeugdzorg bij betrokken heeft. In West-Brabant-Oost is een bijeenkomst met aanbieders, ouders en jongeren georganiseerd om samen ervaringen uit te wisselen over hoe men jeugdzorg nu ervaart en wat men in de toekomst graag wil. Verder zijn thema’s benoemd die nader uitgewerkt worden, zoals doorontwikkeling CJG in het licht van de transitie, relatie met Passend Onderwijs en aansluiting Veiligheidshuis. Hier gaan we in 2013 mee verder. De regionale samenwerking transitie jeugdzorg wordt vanuit de Regio West Brabant (RWB) bestuurlijk geleid door de bestuurscommissie Zorg, Welzijn, Onderwijs (ZWO). De transitie jeugdzorg is een onderdeel van de beleidsterreinen ZWO. Een ambtelijke themagroep transitie jeugdzorg bereidt de agenda voor de bestuurscommissie voor. De themagroep bestaat uit beleidsmedewerkers jeugd van de gemeenten Bergen op Zoom, Roosendaal, Etten-Leur, Geertruidenberg, een beleidsmedewerker van de provincie, van K2 en de beleidsmedewerker RWB. Subregionaal zijn kartrekkers benoemd die contacten onderhouden met de regionale themagroep, zodat daar de onderlinge afstemming plaatsvindt. Transitie Awbz/Wmo Al bij de plannen in het Bestuursakkoord rondom de decentralisatie begeleiding is regionale samenwerking gestart met de Dongemondgemeenten. De projectleiders van de 6 gemeenten vormen de projectgroep en worden aangestuurd door de stuurgroep bestaande uit de portefeuillehouders Wmo. De voorbereiding wordt opgepakt vanuit het uitgangspunt: samen waar het kan en lokaal waar het moet. De belangrijkste doelstelling is dat de Dongemond-gemeenten vanaf 2015 hun inwoners met beperkingen kunnen ondersteunen bij hun dagelijkse levensverrichtingen en bij het structureren en regisseren van hun leven. Er moet goede ondersteuning zijn voor de mensen die het echt nodig hebben en het zelf niet kunnen organiseren. Bij de Wmo wordt vanuit het principe van Kanteling gewerkt waarin de cliënt en zijn eigen kracht centraal staan. Ook bij de nieuwe taakvelden van de Wmo wordt de eigen kracht van de vrager centraal gesteld. Tevens wordt onderzocht of de omgeving van de cliënt (familie, kennissen, buurtgenoten) een rol kan spelen in de ondersteuning en wordt de inzet van mogelijke vrijwilligers betrokken. De Dongemondgemeenten hebben ervoor gekozen om op basis van een interactieve werkwijze samen met cliënten, platforms, aanbieders, en andere betrokken partijen het proces vorm te geven. Zo hebben in 2012 diverse werkbijeenkomsten met alle betrokkenen plaatsgevonden. Eind 2012 is het procesplan Decentralisatie AWBZ Dongemond-gemeenten opgesteld, dat de basis is voor de voorbereiding de komende jaren. Zo worden de uitgangspunten geformuleerd, wordt een 4
communicatieplan opgesteld, wordt de toegang tot zorg uitgewerkt, wordt het aanbestedingsproces bepaald en doorlopen en wordt de vereiste regelgeving opgesteld. Tevens zal bij de contractvorming van Hulp bij het huishouden rekening gehouden worden met de transitie van de AWBZ-taken. Het budget voor Hulp bij het huishouden wordt per 2015 met 75% gekort, maar de compensatieplicht wordt waarschijnlijk niet gewijzigd. Het beleid met betrekking tot Hulp bij het huishouden moet aansluiten op het beleid transitie AWBZ-taken. April 2013 start een experiment in de Gemeente Drimmelen in het kader van regelarme zorg. Het ministerie faciliteit experimenten die de transitie regelarm vormgeven. In Drimmelen richten aanbieders van zorg en welzijn en de gemeente zich op het regelen van de toegang en het aanbieden van een multidisciplinair ondersteuningsarrangement. Sociale zekerheid/Participatiewet De Dongemondgemeenten pakken de voorbereiding gezamenlijk op, zoals ook bij de Wwnv. Voor de voorbereiding van de Participatiewet is een projectstructuur weggezet. Het project wordt aangestuurd door een stuurgroep bestaande uit de portefeuillehouders Sociale Zaken. De projectgroep bestaat uit de projectleiders per gemeente en wordt aangestuurd door de projectleider van Werkendam (plaatsvervanger projectleider Oosterhout). De projectgroep draagt zorg voor het opstellen en uitvoeren van het nog op te stellen projectplan. Wava/Go wordt op afroep uitgenodigd voor bijeenkomsten van projectgroep en stuurgroep. Het quick-scan onderzoek naar Wava/Go wordt januari 2013 gepresenteerd, vervolgens zullen toekomstscenario’s opgesteld worden voor Wava/Go. Voorjaar 2013 moeten de gemeenten een besluit nemen over de toekomst van Wava/Go in relatie tot de Participatiewet. Passend onderwijs Onze basisscholen zijn verdeeld over twee samenwerkingsverbanden: PO 3002 (Drimmelen (gedeeltelijk, alleen de scholen in Lage en Hooge Zwaluwe, dus van Stichting De Waarden), Halderberge, Moerdijk, Roosendaal, Rucphen) PO 3003 (Drimmelen (gedeeltelijk, alle OBO WBR en SKOD scholen), Alphen-Chaam (gedeeltelijk), Baarle-Nassau, Breda, Dongen, Etten-Leur, Geertruidenberg, Gilze en Rijen, Oosterhout, Zundert) Het Voortgezet onderwijs zit in: VO 3003 (Drimmelen, Alphen-Chaam (gedeeltelijk), Baarle-Nassau, Breda, EttenLeur, Geertruidenberg, Gilze en Rijen, Oosterhout, Rucphen, Zundert). Per 1 november 2013 moeten de nieuwe regionale samenwerkingsverbanden door het onderwijs zijn ingericht. Vervolgens dient elk samenwerkingsverband per mei 2014 een ondersteuningsplan voor te leggen aan de Inspectie van het Onderwijs. Dit plan moet afgestemd zijn met de gemeenten die in het samenwerkingsverband liggen (OGO), vanwege de consequenties voor leerlingenvervoer, onderwijshuisvesting en leerplicht. Het onderwijs heeft per 1 augustus 2014 de “zorgplicht” voor alle leerlingen. Afstemming tussen samenwerkingsverbanden en gemeenten in verband met de transities Jeugdzorg en Awbz/Wmo is van belang.
5
Beïnvloedingsruimte Redeneren vanuit ambities Ambities zijn voor een groot deel terug te vinden in de regionale en lokale visies op de verschillende transities: Regionale visie West-Brabant transitie jeugdzorg 2011, Beleidsplan Jeugd Drimmelen 2012, Visie decentralisatie begeleiding Dongemondgemeenten 2013, projectplan implementatie participatiewet 2013. Zo is in alle visies het belang terug te vinden dat inwoners zelf verantwoordelijk zijn, dat zij hun eigen keuzes kunnen maken. Eigen kracht heet dat. Deze ambitie moet doorklinken in de feitelijke inrichting van het hele sociaal domein. Dit principe moet bijvoorbeeld tot uiting komen in de wijze waarop afspraken gemaakt worden met aanbieders, hoe inwoners betrokken worden bij het beleid. Uiteindelijk moeten ook de inwoners anders gaan denken. Zij moeten weten dat de gemeente eerst onderzoekt wat ze zelf kunnen of kunnen regelen in hun omgeving of met vrijwilligers. Zij moeten weten dat een ondersteuningsvraag niet altijd een individuele voorziening oplevert. Dit geldt vanzelfsprekend ook voor andere partners, zoals aanbieders van zorg en welzijn, cliëntenplatforms en gemeenteraad. Deze partijen moeten ook meegenomen worden in dit veranderingsproces. Zo is er ook de ambitie om ondersteuning zo dicht mogelijk bij je inwoners te organiseren. Dit betekent ook het een en ander voor de inrichting van de ondersteuning: naar de mensen toe gaan in plaats van de mensen naar een organisatie laten gaan. Ook een wijkgerichte aanpak is een mogelijkheid om zo ook de sociale cohesie in buurten te versterken waardoor mensen elkaar meer gaan ondersteunen. Redeneren vanuit belangen De transities zijn omvangrijk wat betreft doelgroepen, betrokken partijen, de nieuwe problematiek/zorgvragen en de financiën. De gemeente heeft er daarom alle belang bij om samen te werken. Samenwerking biedt efficiencyvoordelen, zo worden kennis en middelen gebundeld en hoeven we het wiel niet zelf uit te vinden. Daarnaast is samenwerking noodzakelijk gelet op de kortingen op de budgetten. De gemeente blijft verantwoordelijk voor het eigen financieel gemeentelijk kader. De gemeente heeft daarom het belang om zorgvuldige afwegingen te maken in relatie tot de ambities, zeggenschap en invloed. Redeneren vanuit zeggenschap en invloed De gemeente Drimmelen is deelnemer in (sub)regionale projecten rondom de transities. Dit betekent dat er voornamelijk vanuit (sub) regionale stuurgroepen richting wordt gegeven aan de invulling van het beleid. De stuurgroepen hebben echter geen besluitvormingsmandaat, want dit is voorbehouden aan de individuele colleges en gemeenteraden. In de praktijk ontwikkelen stuur- en projectgroepen een gezamenlijk beleid, dat in college- en raadsvoorstel wordt neergelegd. Indien college of raad anders beslist, kan dit resulteren in gemeentelijk individueel beleid en uitvoering. Gezien de omvang van de transities is individuele beleidsvorming en –uitvoering echter niet wenselijk. Beïnvloeding van het regionale beleid is niet eenvoudig, daar Drimmelen één van de 18, respectievelijk 9, dan wel 6 gemeenten is die participeren in de transities. Daarbij zijn we tevens afhankelijk van de voorschriften vanuit het Rijk (hoe ziet de wet er straks uit en welke vrijheid heeft de gemeente om lokale keuzes te maken), de financiering vanuit het Rijk (hoeveel middelen krijgen we), het juridisch kader (in hoeverre worden gemeenten beperkt door jurisprudentie). In die zin is de beïnvloedingsruimte beperkt. Daarentegen moet opgemerkt worden dat binnen de regionale samenwerkingsverbanden goed naar elkaar geluisterd wordt en de verschillen tussen de kleine en grotere gemeenten beperkt zijn. Tevens levert het voorzitterschap van de commissie ZWO West6
Brabant en de pilot Regelarme Zorg Drimmelen een grotere zeggenschap op.
Projectdefinitie Uit bovenstaande beschrijving van de taken die op ons afkomen, de omgeving waarin we opereren en de beïnvloedingsruimte die er is, kan aangegeven worden wat belangrijk is om ons de komende tijd op te richten vanuit een lokaal perspectief. De gemeente blijft verantwoordelijk voor het financieel kader en een goede organisatie van de zorg voor onze inwoners. Op basis van die verantwoordelijkheid is het noodzakelijk om lokaal een aantal zaken te borgen. Zo houdt de gemeente de regie, rekening houdend met het speelveld en de beïnvloedingsruimte. In deze fase van de transities is het niet meer genoeg om elkaar ‘bij te praten’ over ontwikkelingen. We naderen het moment waarop besluiten genomen moeten worden en dit betekent dat er behoefte is aan gestructureerde informatievoorziening richting college en raad over de transities en duidelijke adviezen op grond waarvan keuzes voor de drie transities in samenhang gemaakt kunnen worden. De projectdefinitie van het project ‘transities sociaal domein gemeente Drimmelen’ is als volgt: 1. het uitgangspunt bij de transities in het sociale domein “één gezin, één plan, één regisseur” te vertalen in een gezamenlijke visie. Hiermee wordt de samenhang tussen de transities aangebracht en geborgd; 2. lokaal sturing te geven aan de transities zodat ze tijdig en in samenhang worden ingevoerd binnen de wettelijke en financiële kaders; 3. tijdig en helder te communiceren met diverse betrokken partijen zoals inwoners, gemeenteraad, instellingen en betrokken medewerkers zodat duidelijk is hoe de gemeente vorm geeft aan de transities en wat de consequenties zijn. Bij uitwerking van deze zaken vormen de regionale en lokale visies, uitgangspunten en planningen het vertrekpunt. Projectorganisatie Het project wordt aangestuurd door een stuurgroep en uitgevoerd door een projectgroep. De stuurgroep vergadert maandelijks en bestaat uit: • • •
Wethouder van Oosterhout: portefeuillehouder Wmo, Welzijn en Financiën Wethouder Vos: portefeuillehouder Sociale Zaken Rianne Oomen: hoofd afdeling Maatschappelijke Aangelegenheden
De projectgroep draagt zorg voor uitvoering het opstellen en uitvoeren van het projectplan. De projectgroep vergadert eveneens maandelijks en bestaat uit: • • • •
Rianne Oomen: hoofd afdeling Maatschappelijke Aangelegenheden Judith van den Hoogen: beleidsmedewerker transitie Jeugdzorg Stella Terlouw: beleidsmedewerker transitie Awbz/Wmo Maarten Suijkerbuijk (tot juli 2013)/Jan Razenberg (vanaf juli 2013): beleidsmedewerker Sociale Zekerheid 7
•
Wouter van Mourik: concerncontroller
Op ad hoc basis wordt de projectgroep uitgebreid met Jeroen Schortemeijer, beleidsmedewerker onderwijs/passend onderwijs, medewerker communicatie, medewerker Inkoopbureau en mogelijke andere collega’s. De eerste taak van de stuurgroep is om deze projectdefinitie en beschrijving van de projectorganisatie ter vaststelling aan te bieden aan het college van B&W. Vervolg: het projectplan Na vaststelling van de projectdefinitie wordt een projectplan opgesteld, eveneens vast te stellen door het college van B&W. Het projectplan beschrijft de doelen die voortkomen uit de projectdefinitie met daarbij het beoogd resultaat, activiteiten, beslismomenten en beheer aspecten. Hierbij is het van belang om eerst te starten met het in kaart brengen van wat landelijk en (sub) regionaal vaststaat, wanneer wetgeving verwacht wordt, welke activiteiten in 2013 binnen de (sub) regio’s gepland zijn, wat van de gemeenten in deze trajecten verwacht wordt. Dan kan ook aangegeven worden welke mogelijkheden en knelpunten er voor de gemeente zijn, waar we zelf extra op in moeten zetten, waarop vooral niet op (om dubbel werk te voorkomen). In het projectplan worden de volgende onderdelen uitgewerkt: Tijd: per transitie wordt aangegeven wat de planning van de verschillende onderdelen is en op welke momenten besluitvorming vereist is; Organisatie: de projectstructuur wordt nader benoemd; Geld: op basis van het Regeerakkoord en aanvullende informatie wordt de financiële paragraaf uitgewerkt; Informatie: de communicatie met alle betrokken partijen wordt nader uitgewerkt Kwaliteit: ook de kwaliteit en kwantiteit van de diverse onderdelen komen aan de orde Het streven is om het projectplan op 1 maart 2013 vastgesteld te hebben.
8