Nieuwsbrief
1
Talent in Lelystad 2
3
5
Stadia betrokkenheid
Be Cool!
Signaleren onderbouw
Eerste nieuwsbrief! Voor u ligt d e eerste nieuwsbrief ‘Talent in Lelystad’. Al lange tijd h eeft Lelystad de getalenteerde leerlingen op haar netvlies staan. Een werkgroep meerbegaafdheid kwam tot de conclusie dat er een Expertisecentrum Talentontwikkeling binnen Lelystad zou moeten komen. Dit expertisecentrum moet een bundeling van expertise, materialen en mogelijkheden met betrekking tot de ontwikkeling van talenten in zich dragen. Een eerste stap in die richting is inmiddels gezet. Het samenwerkingsverband Lelystad heeft een beleidsplan getalenteerde en begaafde leerlingen geschreven waarin opgenomen is dat alle scholen een bepaalde basiszorg aan getalenteerde leerlingen moeten kunnen leveren (zie downloads www.wsnslelystad.nl). Momenteel zijn dan ook veel basisscholen in Lelystad bezig om de signalering en diagnosticering van getalenteerde kinderen meer structuur te geven en voor deze kinderen een passender aanbod te creëren. Dat kan voor elke school op een andere manier zijn. Er wordt daarbij zoveel mogelijk aangesloten bij bestaande structuren, instrumenten en afspraken. Het idee voor een nieuwsbrief is ontstaan om de ontwikkelingen in Lelystad, die op dit gebied plaatsvinden met elkaar te delen, maar ook om nieuwe informatie en ontwikkelingen met betrekking tot het onderwerp talent, excellentie en/of (hoog)begaafdheid te verspreiden. De nieuwsbrief wordt opgesteld door WSNS, m aar kan door een ieder van informatie worden voorzien door nieuws door te geven aan de redactie van de nieuwsbrief (
[email protected]). Wij wensen jullie veel leesplezier!
&
Manon Hulsbeek
Stadia van betrokkenheid Vreman (1997) heeft in opdracht van de stichting Pharos (oudervereniging van en voor ouders van hoogbegaafde kinderen) onderzocht hoe de aandacht voor (hoog)begaafdheid een plaatsje krijgt in de schoolorganisatie en in het beleid. Hij onderscheidt zes (feitelijk: zeven) stadia van betrokkenheid. Doen scholen aanvankelijk niet of nauwelijks iets voor (hoog)begaafde leerlingen, uiteindelijk wordt het onderwijs aan deze doelgroep in het beleid verankerd. Hoewel dit onderzoek gedaan is onder scholen voor voortgezet onderwijs, is de indeling ook herkenbaar voor afzonderlijke scholen in het primair onderwijs en voor groepen van scholen. Daarom wordt in de tekst hierna gesproken van ‘organisatie’ in plaats van ‘school’. De stadia zijn: 0. Geen initiatieven: De organisatie zegt niets speciaals voor (hoog)begaafden te doen. Mogelijk doen afzonderlijke leerkrachten wel iets, maar er is geen organisatiebeleid. 1. Voorbereidend: De organisatie heeft in ieder geval één teamlid dat zich officieel bezighoudt met (hoog)begaafdheid. Deze heeft bijvoorbeeld een studiedag of cursus gevolgd. Individuele leerkrachten kunnen voor informatie over het thema bij deze persoon terecht. Men verwijst naar deze collega als ouders vragen hebben over (hoog)begaafdheid. Maar het thema staat nog niet in de beleidsdocumenten. 2. Aanspreekpunt: De directie heeft iemand aangewezen voor het thema (hoog)begaafdheid en vermeldt dit ook in de beleidsdocumenten en in de informatie voor ouders. Deze persoon voorziet het team van informatie, maar de kennis in het team is nog beperkt en wordt vooral ad hoc toegepast. 3. Werkgroep: De organisatie heeft een team dat zich inspant om het thema hoger op de agenda van de school te krijgen. De werkgroep heeft een opdracht, komt met voorstellen die besproken worden in de teamvergadering en voorziet de collega’s actief van informatie, passend in het beleid dat in de teamvergadering is afgesproken. De werkgroep wordt veelal extern ondersteund of heeft contacten met andere werkgroepen of landelijke organisaties. 4. Projecten: De organisatie voert projecten uit die tot doel hebben de (hoog)begaafde leerlingen onderwijs te geven dat beter aansluit bij hun behoeften en mogelijkheden. Dit onderwijs kan variëren van losse projecten tot lessen Spaans of het opzetten van aparte afdelingen.
2
5. Groei: Er blijken m eer leerlingen (hoog)begaafd te zijn dan gedacht of de organisatie trekt meer leerlingen die behoefte hebben aan extra aandacht voor hun (hoog)begaafdheid. De organisatie merkt dat de aparte projecten ook hun nadelen hebben en probeert nieuwe vormen uit. Ze verdiept zich opnieuw in de mogelijkheden. 6. Geïntegreerd beleid Het onderwijs aan de (hoog)begaafde leerlingen is als vanzelfsprekend geïntegreerd in het beleid. Ook voor deze leerlingen is er m eer keuze en een grotere variatie in aanpakken en mogelijkheden. Projecten en aparte afdelingen kunnen daar deel van uitmaken, maar deze zijn dan goed verweven met de totale organisatie. Het zijn geen min of meer losstaande elementen meer. Hoewel het onderzoek van Vreman zich daar niet over uitlaat, lijkt het logisch dat de zes fasen elkaar opvolgen. Ze zijn dus ook te zien als een routekaart voor organisaties die gaan starten met dit thema. Ook ervaringen van anderen kunnen het beste projectmatig ingebed worden. Tot geïntegreerd beleid komen de meeste scholen nog niet; daarvoor is het onderwerp nog te zeer in ontwikkeling. Uit onderzoek blijkt wel dat scholen waarbij structurele aandacht is voor deze doelgroep zich deskundiger voelen en beter in staat zijn om aan de onderwijsbehoeften van deze groep leerlingen tegemoet komen. Maar dat is natuurlijk geen verrassing.
Nieuwe website De Stichting Leerplanontwikkeling SLO heeft een nieuwe website in het leven geroepen ter vervanging van de vorige website. Jullie kennen wellicht de website www.infohoogbegaafd.nl of later http://hoogbegaafdheid.slo.nl. Deze laatste is nu omgezet naar http://www.talentstimuleren.nl. De nieuwe site bevat veel inhoudelijke informatie over (hoog)begaafdheid, leermiddelen, instanties die hulp kunnen bieden in de ondersteuning en biedt ook de mogelijkheid om deel te nemen aan netwerken. De site is gericht op het PO en het VO. Let op: Voor de nieuwe site is het noodzakelijk om een account aan te maken, anders kun je bepaalde bestanden niet downloaden!!!!
3
Het project Be Cool!
Sinds september 2011 zijn de basisscholen in Lelystad betrokken bij het project Be Cool!. In het project Be Cool! Be Cool! staat voor het Bevorderen van Excellentie door Coöperatief Onderzoekend en Ontwerpend Leren. Bij dit p roject zijn het Samenwerkingsverband Lelystad, Universiteit Twente en Expertis Onderwijsadviseurs betrokken. In het BE COOL! project wordt een leeromgeving ontwikkeld waarin leerlingen zich buigen over het vraagstuk: "Ontwerp een huis op de maan, waarin een gezin van vier kan leven en overleven?". Binnen het project wordt de effectiviteit van deze leeromgeving voor excellente leerlingen onderzocht en dan met name de effecten op de onderzoeksvaardigheden van de leerlingen. De leeromgeving richt zich op leerlingen van groep 6, 7 en 8.
In het project zal de effectiviteit van de leeromgeving onderzocht worden. Dit gebeurt door een groep leerlingen m et de leeromgeving te laten werken en een groep leerlingen op een traditionele manier les te geven. Vervolgens zullen de resultaten die de leerlingen bereiken gemeten worden en met elkaar vergeleken worden.
De opdrachten in het project Be Cool! zijn aangepast aan het niveau en de denkwijze van de leerling. Leerlingen van hetzelfde Een uitgewerkt onderwerp resulteert in een lessenserie van 7 niveau hebben dezelfde deelonderwerpen waardoor ze in deze weken. Tijdens de eerste week zullen de ontwerpgroepjes fase in expertgroepen kunnen overleggen met andere leerlingen samengesteld worden, die worden gevormd door leerlingen van van hetzelfde niveau. Hierdoor kunnen met name de verschillende niveaus binnen de klas of de school. In de hoogbegaafde leerlingen nog dieper op de stof in gaan. Dat ontwerpgroepjes oriënteren de leerlingen zich op het betekent dat er drie niveaus worden onderscheiden bij het onderwerp. werken met de leeromgeving net als in de huidige groepsplannen. In het project Be Cool wordt de De drie weken die volgen staan in het teken van onderzoekend bovengemiddelde groep echter op een iets andere wijze leren. Elke leerling heeft een deelonderwerp gekregen waarover samengesteld. Deze groep leerlingen m oet namelijk informatie verzameld moet worden. De leerling wordt daarbij gesignaleerd worden met behulp van het Digitaal ondersteund door de leeromgeving door middel van 'op-‐maat-‐ Handelingsprotocol (Hoog)begaafdheid (DHH). gemaakte' opdrachten. Dit kunnen opdrachten op de computer zijn, maar dit kunnen ook opdrachten zijn die in de klas of zelfs Het volstaat dus niet om alleen uit te gaan van de goedscorende buiten de klas uitgevoerd moeten worden. leerlingen. Juist ook de leerlingen die wel de mogelijkheden hebben, maar die niet bovengemiddeld scoren willen we in deze Tijdens en na het verzamelen van informatie rapporteren de groep hebben. Vanwege het onderzoek, maar ook vanwege de leerlingen aan de medeleerlingen in hun ontwerpgroepje. De meerwaarde die het gebruik van een specifiek laatste drie weken zijn vervolgens bestemd voor het signaleringsinstrument voor deze groep leerlingen is er door het ontwerpend leren. De informatie die gevonden en geïntegreerd samenwerkingsverband voor gekozen om alle basisscholen het is, kan nu gebruikt worden voor een ontwerp. Als er nog DHH te leren gebruiken om (hoog)begaafde leerlingen te informatie mist, kan hier alsnog naar gekeken worden. Het signaleren. eindontwerp zal aan de gehele klas worden gepresenteerd.
Agenda/studiedagen 10 april 2013 Lunteren: Conferentie ‘De Kansen van Inclusie: Begaafde leerlingen in de Basisschool’. Organisatie Slim Educatief (www.slimeducatief.nl) 10 april 2013 Utrecht: Middag over Klassenmanagement Organisatie Novilo (www.novilo.nl) 29 mei en 12 juni 2013 Amsterdam: Twee middagen over Mindmappen in de klas Organisatie Onderwijsmaakjesamen (www.onderwijsmaakjesamen.nl)
4
Signalering onderbouw
•
Het is belangrijk om getalenteerde kinderen zo vroeg mogelijk te signaleren om onderpresteren tegen te gaan. Het invullen van de Quickscan van het DHH zo’n zes weken na binnenkomst helpt je als leerkracht om na te denken over welke kinderen mogelijk begaafd kunnen zijn. Maar soms heb je nog onvoldoende beeld van een leerling om de Quickscan goed in te vullen. Hieronder volgt een aantal tips/activiteiten die je in de onderbouw zou kunnen uitvoeren om tot signalering van kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong te komen.
Met de kralenplank kun je ook mooie opdrachten geven. Laat een leerling bijvoorbeeld een motief of afbeelding bedenken die past bij het thema waar je mee bezig bent. Het kan bijvoorbeeld passen door de kleuren, door de vormen of door een specifiek onderwerp. Geef wel restricties mee: de plank moet helemaal gevuld worden en je mag bijvoorbeeld maar drie kleuren gebruiken.
•
Een gesprek met een leerling naar aanleiding van een praatplaat. Let daarbij specifiek op de woordenschat, zinsbouw en associaties die het kind laat horen. Kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong hebben een grote woordenschat, een zinsbouw die bij oudere leerlingen past en maken associaties die niet direct voor de hand liggen (creatieve sprongen).
Legpuzzels: leg twee puzzels door elkaar, leg de puzzel op de kop, kijk hoe de leerling de puzzel in elkaar legt (Welke structuur brengt de leerling aan? Hoe werkt de leerling?). Trap niet in de valkuil door gelijk aan te geven dat het handiger is om eerst de kantjes te leggen. Geef ruimte! Je kunt ook de afbeelding op de puzzel kopiëren en maar een stuk van deze afbeelding geven.
•
Maak tweetallen en laat de ene leerling de ander in een bepaalde positie zetten op een stoel. Is de leerling in staat om de positie van de ander in te schatten en geeft hij de juiste aanwijzingen (communicatie/begrippentaal).
•
Stimuleer de fantasie: Lees een verhaal voor, maar maak het verhaal niet af. Wat zou er kunnen gebeuren? Of geef een prentenboek met alleen maar prenten (Monkie) of in een vreemde taal. Waar zou het over kunnen gaan?
•
Met de kralenplank kun je ook mooie opdrachten geven. Laat een leerling bijvoorbeeld een motief of afbeelding bedenken die past bij het thema waar je mee bezig bent. Het kan bijvoorbeeld passen door de kleuren, door de vormen of door een specifiek onderwerp. Geef wel restricties mee: de plank moet helemaal gevuld worden en je mag bijvoorbeeld maar drie kleuren gebruiken.
•
•
Zet constructiemateriaal in. Laat de leerling bijvoorbeeld een garage bouwen van blokken. In die garage moeten bijvoorbeeld zes auto’s passen. Hoe gaat de leerling te werk? Welke vragen stelt hij jou? Let hij erop dat de auto ook ruimte nodig heeft om in te k unnen parkeren etc.
•
Laat de leerling iets bouwen (bijv. wat past in het thema of wat de leerling onlangs heeft gezien) en laat hem of haar daar vervolgens een bouwtekening van maken zodat andere kinderen het bouwwerk ook kunnen bouwen. Wees alert: omdat de leerling vindt dat hij het nooit zo mooi kan tekenen als dat het in het echt is, kan het zijn dat hij weigert te tekenen.
Interessant om te lezen… Passend onderwijs voor begaafde leerlingen -‐ Sylvia Drent en Eleonoor van Gerven. Een prima basisboek dat elke school zou moeten hebben. Veel informatie over begaafdheid en hoe je de begeleiding en het onderwijs voor hoogbegaafde leerlingen kunt vormgeven. Uitgeverij van Gorcum, ISBN: 9789023249665
Plusgroep -‐ Passend onderwijs voor hoogbegaafde kinderen o p de basisschool. -‐ Anouk Mulder Brochure waarin onderwijsaanpassingen voor begaafde kinderen besproken worden inclusief de praktische implicaties. Te bestellen via www.onderwijsmaakjesamen.nl. ISBN: 9789079336135
IQ te koop – Jan, Janneke en Ellen Sinot. De hoogbegaafde Ellen Sinot (17 jaar) schreef, net als haar ouders een deel van dit boek. Ze sluit af met een hoofdstuk over het -‐ in haar ogen -‐ ideale s choolsysteem. Uitgeverij Terra. ISBN: 9789089892683