Nederlands tijdschrift voor
NVLF congres 2015 PRIL: Preventie in Logopedie
december 2015
12
Sinds wanneer werk je als logopedist? In 1988 studeerde ik af als logopedist/ akoepedist en ik werkte daarna vele jaren als akoepedist in een ziekenhuis, als logopedist in verpleeghuizen, het speciaal onderwijs (sbo en vso), het volwassenenonderwijs en het beroepsonderwijs. Ik volgde meerdere managementopleidingen en in 2007 studeerde ik af in Logopediewetenschap aan de Universiteit Utrecht met daarbij een verdieping in Onderwijskunde. Vervolgens werkte ik jarenlang als docent logopedie en audiologie bij verschillende hogescholen en vijf jaar als wetenschappelijk onderzoeker in het UMC St Radboud op het gebied van spraak, taal en gehoor. Ik promoveerde in 2013 aan de Radboud Universiteit met een onderzoek dat zich richtte op problemen op het gebied van spraak, taal en gehoor bij mensen met verstandelijke beperkingen en de mogelijkheden tot verbetering van hun communicatie. Intussen werd ik ook opgeleid tot Clinical Director Healthy Hearing bij Special Olympics en sinds 2009 organiseer ik, samen met een fantastisch team, de gehoorscreeningen bij het landelijke sportevenement voor mensen met verstandelijke beperkingen.
MARJOLEIN COPPENS FUNCTIE ONDERNEMER WERKSETTING ONDERWIJS EN WETENSCHAP REGIO NEDERLAND
Sinds vijf jaar heb ik een eigen bedrijf in kennistransfer, maar ik blijf naast mijn fulltime werk ook met veel plezier altijd studeren. Zo volgde ik dit jaar een studie Ethiek gericht op de gezondheidszorg en studeer ik komend jaar ook af als Psycholoog.
Heb je een boodschap voor de lezers van het Nederlands tijdschrift voor Logopedie? Logopedie is een ongelooflijk interessant vakgebied dat zich richt op
zeer uiteenlopende vraagstukken en daarbij in complexiteit veel vraagt, zowel in denken als in vaardigheden. Het is ook een heel belangrijk vak, omdat er eigenlijk niemand is die gedurende zijn leven niet te maken krijgt (voor zichzelf of voor zijn omgeving) met het kennisgebied van de logopedist wanneer we kijken naar de hele levensloop van de mens. Ik vind het moeilijk om te aan te geven hoe ik de toekomst zie. Dit verandert met de jaren. Maar ik geniet volop van elk moment (en dat zie je)...
v/d redactie Mijn taal
JANNEKE DE WAAL-BOGERS
Ook ik keek halverwege november naar de tv en volgde het nieuws dat binnendruppelde over de aanslagen in Parijs. In de dagen die volgden las ik de berichten en volgde de manier waarop mensen op alle ellende reageerden. Ik probeerde een mening te vormen over dit alles. Dit kost mij vaak wat tijd. Ik moet eerst mijn eerste gevoelens een plekje geven. Inmiddels heb ik wel geleerd dat mijn primaire reactie meestal niet de beste is. Hierna kan ik een stap terug nemen en mezelf schouwend opstellen. Hierdoor kwam ik tot een aantal inzichten die ik graag wil delen.
HOOFDREDACTEUR
Allereerst: volgens mij is haat iets dat is aangeleerd. Als ik naar mijn dochter kijk dan zie ik haar met nieuwsgierigheid en enthousiasme de wereld intreden. Natuurlijk is ze wel eens boos of verdrietig, maar haat kent zij niet. Hierdoor kwam ik bij de gedachte dat haat iets is dat is aangeleerd. Zouden we dan, door goede opvoeding en educatie, haat de wereld uit kunnen bannen? Een ander inzicht was dat mijn gedachten het belang van ons vak maar weer eens onderstrepen. Ik neem u even mee in mijn gedachtengang. Logopedisten helpen mensen die op een of andere manier tegen de grenzen van hun communicatieve mogelijkheden en taal aanlopen. Door deze mensen te helpen kunnen zij wat ik kan. Ik kan met mijn taal beredeneren wat er is gebeurd. Met mijn taal kan ik hier een mening over formuleren. Ik kan hierover in gesprek gaan met anderen. Met de taal waar ik over beschik kan ik mijn mening hier op papier zetten. En voor mij het belangrijkste: door mijn taal kan ik mijn dochter leren niet te haten.
02
LOGOPEDIE JAARGANG 87
december 2015
Berichten
4
NVLF congres 2015
6
Boeken en Materialen
15
Praatpaaltje
17
Proefschrift
18
PRIL: Preventie in Logopedie
20
Column Hanneke Bax
30
Xtra
31
Cursus& Congresinfo
34
Colofon
35
NUMMER 12, december 2015
Inhoud
03
Vrouwen zijn beter in taal dan mannen Vrouwen zijn beter in taal dan mannen, blijkt uit een analyse van staatsexamens Nederlands Als Tweede Taal. Omdat het geldt voor vrouwen uit de hele wereld, lijkt het alsof die genetische taalvaardigheid in de genen zit. Bij sommige eerdere kleine onderzoeken leek het zo te zijn dat mannen beter waren in taal dan vrouwen. Niets blijkt minder waar nu, na onderzoek van Frans van der Slik. De onderzoeker aan de Radboud Universiteit Nijmegen dook in de database met examenuitslagen van ruim 27.000 staatsexamens Nederlands Als Tweede Taal, van mannen en vrouwen uit 88 landen. Van der Slik: “We hebben gekeken naar spreken en schrijven, dan zie je dat vrouwen gemiddeld genomen hoger scoren dan mannen.” Dat zijn de actieve vormen van taal, legt Van der Slik uit. “Je kunt ook kijken naar de receptieve, luisteren en lezen, maar ook daar vind je die verschillen terug.” Met andere woorden: in het kader van de nature-nurture-discussie geeft dit onderzoek aan dat het leren van taal dus in de genen blijkt te zitten. “Die conclusie trekken wij wel”, zegt Van der Slik.
MAAR WACHT, ER IS MEER Ook opleiding blijkt effect te hebben. Naarmate de opleiding van vrouwen, voordat ze naar Nederland kwamen, van vergelijkbaar of hoger niveau is dan die van mannen, neemt ook hun taalvaardigheid toe. “Dat vonden we opmerkelijk. Dat geldt niet alleen voor lezen en schrijven, maar ook voor spreken en luisteren.” Dat verklaart Van der Slik genetisch: “Vrouwen hebben meer aanleg voor taal. Naarmate ze een betere opleiding hebben, vertaalt zich dat naar hogere scores.” Het onderzoek verschijnt in het wetenschappelijke taalblad PLOS ONE. Bron: www.bnr.nl
Met grote verslagenheid hebben wij kennisgenomen van het overlijden van onze zeer gewaardeerde collega
Loes Loran We hebben haar leren kennen als een betrokken en enthousiaste logopedist, altijd open voor nieuwe ontwikkelingen in de logopedie. We zullen haar positieve inbreng enorm missen. Wij wensen haar familie veel sterkte met dit grote verlies. Kwaliteitskring De Raad Ineke, Michaja, Anne, Miriam, Margot, Marion, Anne Rosien, Servanne, Ilse, Lidy, Bernadette, Marga, Anne Gitte, Cécile
04 4
GROOT NATIONAAL ONDERZOEK NAAR NEDERLANDSE ACCENTEN Vandaag gaat het eerste onderdeel van het Groot Nationaal Onderzoek naar Nederlandse accenten van start. Op de website Npo3.nl begint de wekelijkse webserie Spreekhokken, waarin mensen met verschillende accenten waardeoordelen over elkaar uitspreken zonder dat ze elkaar hebben gezien. Het Groot Nationaal Onderzoek - ‘Sprekend Nederland’ - is opgezet door onder andere de NTR en NWO (de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek). Het is het eerste onderzoek waarin de variatie in de Nederlandse spraak op zo’n grote schaal wordt onderzocht. Een belangrijk onderdeel is een nieuwe app, die op 2 december gelanceerd wordt. Hiermee kan iedereen bijdragen aan het onderzoek, door spelletjes te spelen, het eigen accent vast te leggen en te oordelen over andermans accent. Bron: www.onzetaal.nl
LOGOPEDIE JAARGANG 87
Logopedist met Dysartrie – kaah.nl Op kaah.nl beschrijft logopedist Karen Hekking haar ervaringen met dysartrie, als ervaringsdeskundige. “In 2008 at ik per ongeluk een broodje salmonella. Toen de bacterie een deel van mijn kleine hersenen had weggegeten kon ik amper praten. Ik leek geen controle meer te hebben over mijn uitspraak en volume. Over-gearticuleerd blèrde ik mijn trage vragen door het ziekenhuis. Het was een schel en akelig geluid. Totdat een verpleegkundige mij boos tot de orde riep. Ik moest ophouden met schreeuwen, de hele verpleegafdeling werd knettergek van mijn herrie. “Jij moet LOO-GOO-PEE-DIE, PRAATLES!” Zachtjes en zo goed als ik kon vertelde ik haar dat ik logopediste was, het was onverstaanbaar. Inmiddels schrijf en spreek ik over mijn eigen revalidatie. Maak je geen zorgen... ik heb de volumeknop teruggevonden én ben weer prima te verstaan. Mijn verhaal gaat over de kracht van ruis en de invloed die je op die ruis kunt uitoefenen. Over het sociale isolement dat op de loer ligt. Over het terugwinnen van de communicatie die verder gaat dan het verbeteren van de articulatie. Over lef én het creëren van je eigen Revalidatieparadijs. Alle columns kunt u vinden op kaah.nl. U kunt Karen ook uitnodigen voor een kwaliteitskring- of andere bijeenkomst (
[email protected]).
STOTTERENDE MENSEN HEBBEN DIKKER HERSENGEBIED VOOR SPRAAK Mensen die stotteren zijn op hersenscans te herkennen aan een relatief dik spraakgebied, zo blijkt uit nieuw wetenschappelijk onderzoek. Normaal gesproken wordt het weefsel in het hersengebied voor spraak wat dunner na de kindertijd, omdat het zogenoemde ‘centrum van Broca’ steeds efficiënter gaat werken. Bij stotteraars gebeurt dat echter niet: de grijze stof in het gebied slinkt niet of nauwelijks. Dat melden onderzoekers van de Universiteit van Alberta in het wetenschappelijk tijdschrift Frontiers in Human Neuroscience. Bij hun onderzoek bestudeerden de wetenschappers hersenscans van 116 proefpersonen tussen de 6 en 48 jaar, van wie ongeveer de helft stotterde. De hersenen van de stotteraars bleken alleen in het centrum van Broca af te wijken. In 29 andere regio’s van het brein werden geen verschillen gevonden met de andere proefpersonen. Toch is het nog niet zeker dat stotteren een gevolg is van de verdikte structuur in het hersengebied voor spraak. “Het is het verhaal van het kip en het ei”, verklaart hoofdonderzoeker Deryk Beal op de nieuwssite van de universiteit van Alberta. “We weten niet of de abnormaliteit die we zien een gevolg is van het stotteren, of juist de oorzaak.” De wetenschappers willen bij een vervolgstudie een groot aantal stotteraars volgen van hun kindertijd totdat ze volwassen zijn. “Dan kunnen we zien hoe het brein verandert als kinderen het stotteren afleren”, aldus Beal. Uiteindelijk hopen de wetenschappers op basis van hun hersenonderzoek nieuwe behandelingen te ontwikkelen waarmee stotteraars kunnen worden genezen.
Asjemenou! Omdat het startende thema op de school waar ik werkte het thema Piraten zou zijn en mijn tekentalent te verwaarlozen is oefende ik thuis het tekenen van piratenschepen, piraten, zeemeerminnen en schatkisten. Toen ik met één van de kleuters hierna het boek ‘Woeste Willem’ doornam bleek zij niet te weten wat een zeemeermin was. Geen probleem, ik tekende deze vlot in haar logopedieschrift en ik was best tevreden over het resultaat. “Kijk!” zei ik. Waarop de kleuter zei: “Is dat een poes?”
Janneke de Waal-Bogers, logopedist en remedial teacher
Heeft u ook een asjemenou? Schrijf deze dan in maximaal 100 woorden op en stuur hem naar
[email protected] Denkt u wel aan het anonimiseren van patiëntgegevens.
Bron: www.nu.nl
NUMMER 12, december 2015
05 5
NVLF Congres 2015 13 november 2015 Ook dit jaar organiseerde de NVLF haar jaarcongres, met ook nu weer een divers programma. Naast twee keynote speakers en meerdere parallelsessies werden ook de Branco van Dantzigprijs en de Bachelor logopedieprijs uitgereikt, en werd de Logopedische Richtlijn ’Diagnostiek en behandeling van afasie’ overhandigd.
Nouwels Logopedie @logonouwels Op weg naar #nvlfcongres2015! Zoloro @Zoloro #NVLFcongres15 Groot deel Zoloroleden vandaag in Nieuwegein #logopedie Visser-Bochane @Bochane @nvlf hoeveel mensen zijn er op het #nvlfcongres15? Is gezellig druk!
Het congres werd geopend door Theo de Koning, voorzitter NVLF.
Richtlijn Afasie
Overhandiging van de Logopedische Richtlijn ’Diagnostiek en behandeling van afasie’, door Philine Berns en Evy Visch (namens de werkgroep) aan Theo de Koning.
06
LOGOPEDIE JAARGANG 87
Logopedie bij ouderen: past, present, future Keynotelezing Hanneke Kalf
De aanvang van de keynotelezing van Hanneke Kalf, die als thema ‘logopedie bij ouderen: past, present, future’ had, was spectaculair. Het publiek in de zaal werd overdonderd door filmmuziek, terwijl op het metershoge scherm een afbeelding van een vliegende auto, een Delorean DMC, te zien was. Een deel van de zaal had mogelijk het idee bij de verkeerde lezing beland te zijn, maar Hanneke vertelde in haar inleiding dat de auto en de muziek afkomstig waren uit de film Back to the Future uit 1985. In deze film wordt een tijdreis gemaakt naar de toekomst van toen, om precies te zijn 21 oktober 2015. Inmiddels is die datum verstreken, en blijken veel gadgets-uit-de-toekomst, te zien in de film, realiteit te zijn geworden. Back tot the Future stond symbool voor de keynotelezing: Hanneke presenteerde een caleidoscopisch overzicht van de ontwikkeling van de logopedie van vroeger, heden en toekomst. Als eerste stond Hanneke stil bij logopedie bij ouderen, en de vraag of je kunt spreken
NUMMER 12, december 2015
van specifieke logopedische stoornissen bij deze doelgroep. Door middel van verschillende tabellen waarin het vóórkomen van alle logopedische stoornissen afgezet was tegen de leeftijd en er een onderverdeling werd geschetst tussen de neuromusculaire-, neurodegeneratieve- hoofd- en halsziekten en beroerten, liet Hanneke zien dat specifieke stoornissen bij ouderen niet bestaan. Wel is er sprake van een grotere comorbiditeit op hogere leeftijd, waardoor de reserves minder zijn en de kwetsbaarheid groter, zogenaamde frailty. Hierdoor is de zorg voor ouderen complexer. Om het beeld van het tijdreizen vervolgens te versterken, liet Hanneke ons instappen in de Tardis, de tijdreismachine van Doctor Who. Terug in de tijd liet ze ons zien hoe dr. Emil Froeschels al in 1933 manieren vond om articuleren te verbeteren door middel van visuele en auditieve feedback. Dichter bij huis vonden we Branco van Dantzig op onze tijdreis. In het boek uit 1927 werd ech-
ter over logopedische stoornissen bij ouderen nog weinig beschreven. Minder ver terug in de tijd bleek uit de folders die de NVLF had gepubliceerd in 1992 en in 2013 meer belangstelling voor ouderen en logopedie. Vervolgens pleitte Hanneke ervoor om de vergrijzing en de grijze druk, het aantal 65 plussers, op een andere manier te definiëren, en daarmee ook ouderengeneeskunde een ander doel te geven. Ze haakte aan bij de nieuwste definitie van Health (Huber, 2012): health as the ability to adapt and to self manage, het vermogen zich aan te passen en de eigen regie te behouden bij fysieke, emotionele en sociale uitdagingen. De patiënt, dus ook de oudere patiënt, wordt daarbij gezien als partner. Nog een leuk weetje, in 2040 is 65 procent van de bevolking 65 plus. Teruggekeerd bij het heden, gaf Hanneke opnieuw een overzicht van het voorkomen van logopedische stoornissen, ditmaal afgezet tegen mogelijke door evidentie on-
07
derbouwde behandelopties. Wanneer daarbij specifiek wordt ingezoomd op de oudere populatie, worden er op dit moment verschillende onderzoeken gedaan naar effectieve behandelmogelijkheden. Hanneke noemde het uitgebreide onderzoek naar diagnostiek en behandeling van cognitieve communicatiestoornissen dat op dit moment wordt uitgevoerd in samenwerking met het Radboud UMC. Op het gebied van de spraakstoornissen liet Hanneke ons kort een kijkje nemen in het onderzoek naar normaalwaarden achter het NDO-V, door middel van spierechografie. De onderzoeken die Hanneke aanhaalde waren op het congres ook met een posterpresentatie vertegenwoordigd. Spectaculair was de presentatie op film van een app voor Parkinsonpatiënten, waarbij
08
een patiënt met parkinson visuele feedback krijgt op zijn telefoon, over de luidheid waarmee hij spreekt. Ten aanzien van slikstoornissen gaf Hanneke aan dat de huidige ontwikkelingen aanleiding geven de terminologie omtrent slikken te herzien. Mogelijk kunnen slikstoornissen, net als stemstoornissen, beter omschreven worden met termen als hyper- of hypotoon. In het kader van de slikstoornissen liet Hanneke ons het kookboek ‘Als eten moeilijker wordt...’ zien, ook te vinden op de website www.moelijkslikken.nl, en het aansprekende voorbeeld van het gemalen broodje frikandel, te vinden op www.zonhove.nl. Terwijl de zaal nog zat na te genieten van deze oplossingen en aanpassingen die op dit moment beschikbaar zijn, was Hanneke alweer verder gereisd naar de toekomst. On-
derwerpen als brain-computer-interface, transcraniële stimulatie en real time MRI kwamen voorbij, met als spectaculaire illustratie de videoclip van Sivu (better man than he, 2013), een artiest die zichzelf zingend in de MRI liet vastleggen. Toen het publiek in de zaal inmiddels sterretjes zag, presenteerde Hanneke haar onderzoeksagenda, met onderwerpen als globusgevoel, cognitieve communicatiestoornissen, dysfagie in verpleeghuizen en complexe neurodegeneratieve problematiek, met voor alle onderwerpen de boodschap dat we internationaal aan moeten sluiten om voldoende wetenschappelijke onderbouwing te verkrijgen. Op naar de toekomst! Lydeke Fransen, Esther van der Does
LOGOPEDIE JAARGANG 87
Bachelor Logopedieprijs De tiende Bachelor Logopedieprijs werd uitgereikt aan Carlijn de Hilster, Işil Düdükçü en Hélène Leijtens (Hogeschool Utrecht) voor hun afstudeerscriptie ‘Dysfagie op de intensive care: een optimale samenwerking tussen de logopedist en de verpleegkundige’. Ook wonnen zij de Bachelor Logopedie- publieksprijs die dit jaar voor het eerst uitgereikt werd.
Ellen Gerrits @Lectorlogopedie HU logopedie wint prijs beste scriptie, van jury en publiek. #NVLFcongres15 #HU Opleiding Logopedie @HGLogopedie Trots op onze student Joeri van Ormondt, nominatie BLP #nvlfcongres15 #stotteren Lizet van Ewijk @LizetvanEwijk Zo trots op Carlijn, Işil en Helene! Ba scriptie prijs! #NVLFcongres15 Alles Kids @manonvanderlist De Bachelor Logopedie Prijs Nederland is gewonnen door studenten van Hogeschool Utrecht. #NVLFcongres15
Ontwikkelingen in de zorg en onderwijs en de betekenis voor logopedie bij TOS Keynotelezing Ellen Gerrits Met een stoel in haar aankondigingsdia, refereerde Ellen Gerrits aan de leerstoel die zij bekleedt aan de Universiteit Utrecht en aan haar oratie van 7 september jl. Ze bedankte iedereen voor de aanwezigheid daarbij en alle felicitaties die zij naar aanleiding daarvan had gekregen. In haar keynote ging Ellen in op de veranderingen in de zorg en het onderwijs die de afgelopen tijd hebben plaatsgevonden. Deze veranderingen hebben invloed op de zorg voor kinderen met een taalontwikkelings-
NUMMER 12, december 2015
stoornis (TOS). Bijvoorbeeld het overbrengen van de zorg van AWBZ naar de zorgverzekeringswet, of het wegbezuinigen van preventieve logopedische taken bij de GGD’en. Hierdoor wordt op veel plaatsen
geen 4-5 jarigen screening meer uitgevoerd. Ellen noemde in dit licht de veranderingen in het 2-jarigenconsult op het consultatiebureau. Hierin komt meer aandacht voor de taalontwikkeling: het huidige Van Wiechen-
09
schema wordt waar nodig uitgebreid met het VTO-instrument om adequatere signalering en verwijzing te bewerkstelligen. Deze werkwijze staat beschreven in een handreiking van Het Nederlands Centrum Jeugdgezondheid (NCJ, 2013). Op het gebied van onderwijs zijn het vooral de Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) en Passend onderwijs die invloed hebben op de zorg voor kinderen met TOS. Ellen benoemde het risico op verlate onderkenning wanneer kinderen met TOS eerst een VVE traject volgen. Bij kinderen met TOS is een VVE traject onvoldoende om de stoornis te remediëren. Op het gebied van passend onderwijs zei Ellen dat het nog steeds mogelijk is om een kind met TOS naar het cluster 2 onderwijs te verwijzen, maar dat deze kinderen dan wel een intensief onderwijsarrangement toegewezen moeten krijgen van de Commissie van Onderzoek.
kerde zorg als er sprake is van een medische diagnose, of wordt logopedische zorg geheel in het onderwijs ingebed. Ook ziet men in Europa verschillende criteria voor het toekennen van zorg. Ellen vatte de zorg voor kinderen met TOS samen in een model dat uit drie niveaus bestond, namelijk zorg voor alle kinderen (preventie), zorg voor risicokinderen (preventie) en specialistische zorg (curatie). De faciliteiten voor kinderen met TOS werden hierin ingedeeld. Het viel Ellen op dat gerichte on-
dersteuning van kinderen op een voorschool miste in de Nederlandse situatie. Ook meende zij dat indirecte therapie (ouderondersteuning) nog onvoldoende aan bod kwam in de logopedische behandeling. Ellen presenteerde vervolgens de resultaten van een recente meta-analyse (Fukkink, Jilink & Oostdam, 2015) naar het effect van VVE. Uit deze meta-analyse bleek het effect kleiner dan klein. Ellen vroeg zich af of men zich nu moest richten op het verbeteren van het VVE of moest concluderen dat VVE ‘gewoon niet werkte’. Als kanttekening plaatste Ellen wel
Ellen gaf aan dat het model voor Evidence Based handelen eigenlijk een vierde pijler zou moeten krijgen, namelijk de zorgverzekeraar. De zorgverzekeraar heeft zeker invloed op de keuzes die de logopedist maakt, bijvoorbeeld in de therapiefrequentie. Zij presenteerde de eerste data uit een lopend Cost Action onderzoek, waarbij in Europees verband onderzocht wordt welke zorg kinderen met TOS krijgen. In sommige Europese landen valt logopedie alleen onder verze-
10
LOGOPEDIE JAARGANG 87
dat VVE in vele studies werd vergeleken met reguliere opvang, die in Nederland misschien van hoog niveau is. Tot slot hield Ellen een pleidooi voor ‘big data’. In Nederland zijn verschillende initiatieven genomen voor het registreren van behandelgegevens, maar er wordt nog onvoldoende gebruik van gemaakt. Ellen presenteerde gegevens uit een studie van het NIVEL op basis van 33 logopediepraktijken. Deze gegevens bedroegen onder andere: de frequentie van voorkomen van logopedische stoornissen, verdeling tussen
jongens en meisjes, leeftijd van aanvang voor therapie bij TOS en gemiddelde duur van behandeling. Deze studie is ook gepubliceerd in het oktobernummer van dit tijdschrift. Ellen gaf aan dat deze cijfers voor onze beroepsgroep van belang zijn en dat we niet afhankelijk moeten zijn van de zorgverzekeraar voor deze informatie. Zij spoorde de aanwezigen aan om zich aan te sluiten bij bijvoorbeeld het NIVEL om bij te dragen aan het verzamelen van data over onze behandelingen.
Hanneke Kalf @hannekekalf @Lectorlogopedie houdt pleidooi voor plaats logopedie in passend onderwijs #NVLFcongres15 Cindy Koolhaas @CindyKoolhaas VVE weinig tot geen effect aangetoond. In presentatie Ellen Gerrits op #NVLFcongres15, gebaseerd op onderzoek anderen
Esther van Niel
Branco van Dantzigprijs
Dit jaar werd de Branco van Dantzigprijs gewonnen door van Philine Berns en Sandra Wielaert voor hun boek ‘Status Afasietherapie’. Volgens de jury biedt het boek de logopedist informatie die niet gemakkelijk op een andere manier te verkrijgen is. Ook werd aangegeven dat de inhoud van het boek aansluit bij de ingeslagen weg binnen de logopedie van kijken naar de patiënt op participatieniveau.
NUMMER 12, december 2015
11
Mijn congresdag… De eerste keynote speaker van vandaag (Hanneke Kalf) nam ons in vogelvlucht mee van het verleden naar het heden. Erg interessant om te horen hoe de ontwikkelingen van de logopedie hierin een plaats innemen en wat ons nog te wachten staat. Anne van Dijk
De parallelsessie 2 DATA ‘Kwaliteitstoets en Audit HCA en KIWA’ was interessant om bij aanwezig te zijn. Het was fijn om van de auditoren informatie te krijgen over de audit. Dit is een bevestiging dat we als praktijk op de goede weg zijn. Marcella Kam
De tweede keynote speaker (Ellen Gerrits) bracht de boodschap naar boven dat meer logopediepraktijken en logopedisten moeten gaan deelnemen om gegevens te verzamelen voor onderzoek naar TOS. Logopedie moet meer in de preventie van taalproblemen bij alle kinderen komen te zitten. Nicole van der Weele-Weijgers en Michelle van Dixhoorn
De sessie over de kwaliteitstoets werd verzorgd door sprekers van KIWA en HCA. Dit vond ik een erg goede opzet omdat zo duidelijk werd dat beide organisaties dezelfde eisen stellen en ook contact hebben met elkaar. Naast een duidelijk verhaal was er ruim de tijd voor het beantwoorden van vragen. Deze sessie gaf mij erg veel rust met betrekking tot de kwaliteitstoets. Ik heb daarna meteen mezelf aangemeld voor meer informatie en ik denk er sterk aan de vrijwillige toets aan te gaan vragen volgend jaar. Marloes van de Loo-Korthout
Naar aanleiding van het bijwonen van de eerste parallelsessie gericht op TOS ‘Uniforme signalering van taalontwikkelingsstoornissen door de Jeugdgezondheidszorg’ lijkt me dat met name bruikbare evidentie voor in de praktijk belangrijk is. Linda Elshof-Luikens
Logoscientia @LogoScientia_UU Straks presenteert almumnus Logopediewetenschap @UU_KGW Margriet Wijngaarden haar onderzoek #NVLFcongres15 Willemijn @Josephine_WD Presentatie eerste resultaten #afasie #behandeling RATS-3, aansluitend #NVLFcongres15 ! NVLF@NVLF Studenten logopedie volgen workshop TOLK en werken in groepen casus uit. #NVLFcongres15 PreventieveLogopedie @vakgroep @NVLF & samenwerkende logopedieopleidingen onderzoek: naar arbeidsmarktontwikkelingen, werkgelegenheid & aansluiting opleiding #NVLFcongres15 Ruth v. Beek @RuthBeekvan Enthousiast over de master Logopediewetenschap @UU_KGW! #NVLFcongres15 Lizet van Ewijk @LizetvanEwijk Richtlijn afasie!! #NVLFcongres15 Alex Boon @stemboon Tijdens de lunch wordt #gekwetterd. Niet #getwitterd. #NVLFcongres15
12
LOGOPEDIE JAARGANG 87
wilma van es @wilmabve #NVLFcongres15 middagje TOS Visser-Bochane @Bochane TOS of geen TOS: Schlichting verhaaltest + Pseudowoorden kan antwoord geven! #nvlfcongres15 Maartje Kouwenberg @MrtjeKouwenberg Engagement ouders in taaltherapie beïnvloed door o.a. verwachtingen, gevoelens, reflectie ouders + vaardigheden logopedist #NVLFcongres15 Ellen Gerrits @Lectorlogopedie Behandelgroep TOS: evidence gebruiken bij ontwikkeling methodiek, bv interactief lezen #nvlfcongres15 PreventieveLogopedie @vakgroep 2016 Start ontwikkeling evidence based richtlijn @vakgroep denkt graag mee #NVLFcongres15 PreventieveLogopedie @vakgroep Toelichting handreiking spraaktaal signalering bij 24mnd, kinderen met 2-3score krijgen taaladviezen #NVLFcongres15 PreventieveLogopedie @vakgroep Noëlle Uilenburg, JGZ belangrijke rol in vroegtijdige opsporing spraak- taalproblemen #NVLFcongres15 NVLF @NVLF Op basis van prevalentie hebben 175.000 kinderen in Nederland TOS. #NVLFcongres15 PreventieveLogopedie @vakgroep Logopedie slechts in klein deel ingezet bij aandacht voor #TOS, doel #logopedie breder inzetten #NVLFcongres15
NUMMER 12, december 2015
13
De medewerkers van de NVLF.
Master Logopediewetenschap: geef vorm aan de logopedie van de toekomst Wil jij de logopedische zorg van de toekomst verbeteren en vormgeven door wetenschap? Er is voortdurend behoefte aan nieuwe kennis en innovatie op het gebied van diagnostiek en behandeling van stem-, spraak-, taal-, gehoor-, en slikstoornissen. Ben jij geïnteresseerd in deze stoornissen vanuit een zorg- of taalwetenschappelijk perspectief? Wil jij de verbinding maken tussen onderzoek en de praktijk? En wil je werk en studie combineren? Dan is het deeltijd masterprogramma Logopediewetenschap van Universiteit Utrecht iets voor jou!
Meer informatie via www.uu.nl/masters/logopediewetenschap
14
LOGOPEDIE JAARGANG 87
BOEKEN&
MATERIALEN SPREEKBETER APP VOOR IPHONE EN ANDROID
MARGREET VERBOOG EN LIESKE ADÈR, BOOM 2015, VERSIE 1.6.0, TOTALE PRIJS €42,99, LOSSE DELEN €1,99 SpreekBeter is een app voor anderstaligen die hun verstaanbaarheid van het Nederlands willen verbeteren. De meeste tweedetaalleerders hebben een hoorbaar accent als ze Nederlands spreken. Vaak is de verstaanbaarheid sterk afhankelijk van de hoeveelheid aspecten die anders zijn in de eigen taal ten opzichte van het Nederlands: hoe meer verschil in klanken, klemtoon en melodie, hoe slechter de verstaanbaarheid. Kenmerkend voor het leren van de uitspraak in een vreemde taal is dat de klank- en klemtoonverschillen voor de taalleerder in eerste instantie geen betekenis hebben. De taalleerder die verstaanbaarder wil gaan spreken moet dus bewust gaan horen wat belangrijk is voor het Nederlands en dit vervolgens op een vergelijkbare manier leren uitspreken. Dit is een intensief proces van luisteren, je eigen spraak opnemen, vergelijken en vaak herhalen, kortom: alles waar een app heel erg handig voor is. De app SpreekBeter bestaat uit 25 hoofdstukken met oefeningen voor woordaccent, zinsaccent, vraagintonatie spreektaal, medeklinkers, medeklinkercombinaties en klinkers. Elk hoofdstuk is weer verdeeld in luister- en spreekoefeningen: auditieve discriminatie en identificatie op woord- en zinsniveau en spreekoefeningen voor korte en lange woorden en zinnen. De cursist kan zijn eigen uitspraak opnemen en de opname kan direct worden vergeleken met het voorbeeld. Het zal voor een individuele gebruiker niet makkelijk zijn om te kiezen welke hoofdstuk-
NUMMER 12, december 2015
ken hij nodig heeft. Daarom staat op de bijbehorende website www.spreekbeter.nl een handleiding voor gebruik, een beslisschema, een vergelijking met een aantal andere talen en een beschrijving van de lastigste Nederlandse klanken, ook bedoeld voor docenten NT2 en andere ondersteuners. Want hoe mooi de techniek ook is, feedback wordt door de app niet gegeven. De opzet van de SpreekBeter app is heel eenduidig door de vaste indeling. Ik mis echter een paar punten die de app nog beter zouden kunnen maken: 1. Er wordt bij de klankoefening geen klanktekenkoppeling gemaakt: de woorden worden alleen auditief aangeboden en niet op schrift. 2. Er zitten geen afbeeldingen in. Ook bij de uitleg op de website zijn geen kapstokwoorden of mondbeelden gebruikt. 3. In de app zelf wordt geen instructie gegeven, niet voor het gebruik en niet over het vormen van de klank of de klemtoon. 4. Ik hoor van cursisten dat ze snel door de oefeningen heen zijn. Hopelijk kunnen die worden aangevuld. Tijdens uitspraaktraining in mijn lespraktijk blijkt de SpreekBeter app goed bruikbaar door de opdeling in losse elementen. De meeste cursisten vinden het prettig om op hun smartphone te oefenen, want die hebben ze altijd bij zich. Daardoor is de drempel om te oefenen lager en dit vergroot de kans op succes. De opname- en afspeelfunctie werkt goed en de kosten zijn te overzien. Een inhoudelijk pluspunt van de app vind ik dat er ruim aandacht is voor de uitspraak van eindmedeklinkers, een belangrijk aspect van de Nederlandse uitspraak en een struikelblok voor cursisten die dat in hun eigen taal niet kennen waardoor zij vaak erg slecht verstaanbaar zijn. Voor zover ik weet is de SpreekBeter app de
SAMENSTELLING: ESTHER VAN DER DOES, MAAIKE DE KLEIJN
eerste Nederlandstalige app met dit soort oefeningen. Er bestaat ook een website van dezelfde uitgever, Uitspraaktrainer online. Een andere recente uitspraakmethode in boekvorm met bijbehorende website is ‘Nu versta ik je’ van Acco. Maar een app is vele malen handiger dan een programma op de laptop en dus is dit een welkome aanvulling op het bestaande aanbod. Marieke Goedegebure, Logopedist en toegepast Taalkundige
EVEN DENKEN, DENKGESPREKKEN MET KINDEREN
M. VAN BOKKEM EN I. VAN DER VELDEN. HERZIENE VERSIE 2014 G. SCHREINER EN N. VAN DE KREEKEALFRINK, HERZIENE VERSIE 2014, CED GROEP, € 23.50, AANTAL BLADZIJDE 72, ISBN: 978-90-5819-162-5. Het boek Even denken is de herziene versie van het boek DGM in de praktijk, een handboek voor Denkstimulerende Gespreksme-
15
thodiek. De activiteiten uit het boeken sluiten aan bij kinderen in groep 1 t/m 3 in het basisonderwijs en speciaal onderwijs. De denkgesprekken zijn gebaseerd op de Denkstimulerende Gesprekmethodiek van Marion Blank. In het boek staan leuke activiteiten die je met kinderen kunt uitvoeren. Er zijn zowel oude als nieuwe onderwerpen aanwezig in het boek. Enkele voorbeelden zijn een masker maken, fruitsalade maken, boodschappen doen, kikker in de kou en cadeautjes inpakken. Het boek is opgebouwd uit 5 invalshoeken, namelijk constructie van materiaal, verandering van materiaal, spel, boeken en overig. In elke invalshoek zit een opbouw van de 4 denkniveaus die in de taal-denkontwikkeling van kinderen voorkomen. Marcella Kamp, Logopedist
EEN FOUTJE IN MIJN HOOFD. ZEVEN MAANDEN ZWANGER EN EEN HERSENBLOEDING
S. VAN GENNIP, 2014, UITGEVERIJ CARGO, € 17,90, 208 PAG., ISBN 978-90-234-8923-8
Dit persoonlijke verhaal gaat over een vrouw met arterioveneuze malformatie (AVM) die getroffen wordt door een hersenbloeding, terwijl ze zeven maanden zwanger is. Van
16
een gedreven en ambitieuze journalist met een druk bestaan, wordt Simonne een afhankelijke vrouw met onder andere een hemiparese rechts, afasie en amnestische problemen.
onderwerp, kan het lezen. Het is herkenbaar voor mensen die in hun omgeving of op hun werk te maken hebben met deze patiëntengroep. Anke Bulsink, logopedist
Het verhaal begint op het moment dat Simonne bijkomt in het ziekenhuis. Beetje bij beetje ontdekt ze wat er gebeurd is. In het revalidatiecentrum leert ze omgaan met haar beperkingen, hetgeen gepaard gaat met teleurstellingen en frustraties. De kracht om door te zetten haalt ze vooral uit het feit dat ze een goede moeder wil zijn voor haar nog ongeboren kind. Wanneer haar dochter geboren is, leert ze zorgen voor haar kind. Met steun van haar familie, vrienden en hulpverleners doorstaat Simonne een lang revalidatietraject en probeert ze weer zo zelfstandig mogelijk te leven, ondanks alle zorgen voor de toekomst. Het boek is opgedeeld in drie delen, die bestaan uit korte hoofdstukken. Het eerste deel gaat over de eerste maanden na de hersenbloeding. In het tweede deel wordt onderzocht middels een angiografie of de eerdere bestraling van de AVM gelukt is, dit onderzoek vindt twee jaar later plaats. Het derde deel is een terugblik op de gehele periode, vijf jaar later. In eenvoudige bewoordingen legt Simonne haar gevoelens, ervaringen en gedachten bloot. ‘De dochters van Peter staan aan mijn voeteneinde. Ik wil iets tegen hen zeggen, ik wil aan hen vragen hoe het gaat, ik wil hen aan het lachen maken. Maar het gaat niet. Ik doe het niet. Ik doe mijn ogen even dicht. Dan zeg ik na lang nadenken toch nog iets. “Hallo”. Ik vind het een aangrijpend en ontroerend boek, er wordt een helder beeld geschetst van de impact die een hersenbloeding heeft op een patiënt en haar omgeving en de wilskracht om verder te leven. In het boek wordt een vergelijking gemaakt met de film ‘Diving Bell and the Butterfly’ over de Franse journalist Jean-Dominique Bauby. Simonne schrijft hierover: ‘Er zijn gradaties van erg. Ik heb mijn eigen erg. De ruimte tussen de spijlen mag verschillen, maar slachtoffers van een hersenbloeding belanden ieder in hun eigen kooi.’ Het boek is toegankelijk voor een breed publiek. Iedereen die geïnteresseerd is in het
TOS EN IK. VERHALEN OVER EEN TAALONTWIKKELINGSSTOORNIS EN HOE DAT VOELT.
D. KAMPHUIS & L. HERMSEN, ILLUSTRATIES M. VAN OPSTAL. 2014, DE SPREEKHOORN, €15,00, 86 PAG., ISBN 978-90-334-9795-7
Om maar met de deur in huis te vallen… een múst have op elke school die te maken heeft met passend onderwijs. In 30 hoofdstukken wordt in verhaalvorm een situatieschets gegeven en uitleg gegeven over wat die situatie voor een kind met TOS betekent. Ook worden er concrete tips gegeven over hoe het kind met TOS op zo’n moment het best begeleid kan worden. Elk hoofdstuk bestaat uit twee bladzijden (de linker en rechterpagina). De voorvallen zijn gebeurtenissen waar een kind met TOS in het dagelijks leven mee te maken kan krijgen, zowel op school ( bijvoorbeeld letters en woorden, of samenwerken) als in de privésituatie (bijvoorbeeld in de Efteling of uit school). De situatieschets wordt in verhaalvorm gegeven, soms in een enkele zin, waarin een kleine probleemstelling rondom een kind met TOS naar voren komt. Deze verhaalvorm is eenvoudig geschreven, geeft duidelijk de geschetste situatie weer en hoe de problematiek voelt voor het kind met TOS. Dit voelen komt naar voren in zowel lichamelijke vorm als in gedachten in het hoofd van het personage (innerlijke spraak) met TOS. Elk voorval is geschreven met een andere hoofdpersoon in de hoofdrol. Onder de situatieschets volgt in een andere kleur en in een ander lettertype uitleg over het voorval en wat die situatie voor een kind met TOS betekent. In de uitleg wordt achterliggende informatie gegeven over TOS en worden vaktermen gebruikt en uitgelegd. Voorbeelden van vaktermen die hierbij aan bod ko-
LOGOPEDIE JAARGANG 87
men zijn on-command en auditieve verwerkingsproblematiek. Tenslotte is er een apart blauw kader met daarin genummerde adviezen die betrekking hebben op het voorval. Hierin worden duidelijk de do and don’ts aangegeven in zo’n situatie. Aan het eind van het boek wordt een literatuurlijst gegeven met links naar websites waar meer informatie gevonden kan worden. Het boek is op elke bladzijde rijkelijk geïllustreerd met een (strip)tekening waarin het gevoel van het kind met TOS goed naar voren komt. De afbeeldingen zijn zeker ook voor oudere kinderen te gebruiken en begrijpen, omdat er ook geschreven tekst in voorkomt. Persoonlijk moest ik even wennen aan de manier van illustreren en vooral vormgeven van het boek. Het komt visueel wat druk over. Als je eenmaal de structuur van de
NUMMER 12, december 2015
bladzijdes doorhebt, blijkt het een verrijking voor het boek te zijn. Het boek kan gezien worden als informatieboek voor ouders, leerkrachten, begeleiders, familie, belangstellenden van een kind met TOS. Het boek kan met het kind met TOS gelezen worden, en zo een ingang vormen om de situatie te bespreken en na te gaan hoe het bij dit specifieke kind met TOS is. Voel jij dit ook zo? Vind jij dit ook? Hoe kunnen we jou in zo’n situatie het beste begeleiden? Kort samengevat: TOS en Ik is een boek over taalontwikkelingsstoornissen en hoe dat voelt, met veel nuttige achtergrondinformatie, tips en adviezen. Een múst have voor elke school die te maken heeft met passend onderwijs. Adriënne Vriens-Bol, Logopedist/ praktijkhouder Logopediepraktijk Halderberge
PRAATPAALTJE ZWANGERSCHAPSWAARNEMING VRIJE VESTIGING DELFT VAN JANUARI TOT JUNI 2016
Locatie: Delft Inlichten:
[email protected] Gezocht: een zelfstandige logopedist voor zwangerschapswaarneming van half januari tot ongeveer half juni 2016 in een allround praktijk. Werkdagen: maandag, woensdag en zo mogelijk donderdagmiddag. Ervaring met OMFT is gewenst. Voor meer informatie over de praktijk, zie www.delftcentrumlogopedie.nl. Uw CV met motivatie kunt u e-mailen
17
Proefschrift Caroline de Sonneville
The impact and treatment of developmental stuttering Ongeveer 5 tot 11% van alle jonge kinderen stottert een bepaalde periode. Stotteren ontstaat meestal tussen het derde en vijfde levensjaar. Spontaan herstel in de kindertijd komt frequent voor, maar is niet voorspelbaar. Behandeling wordt veelal gestart voor de leeftijd van zes jaar. Het proefschrift van Caroline de Sonneville richt zich op het onderzoeken van de impact van ontwikkelingsstotteren en op de uitkomsten van behandeling van jonge kinderen.
Hiertoe is allereerst de gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven (KVL) van kinderen en volwassenen die stotteren onderzocht met behulp van vragenlijsten. De resultaten van de studie onder volwassenen met blijvend stotteren laten zien dat stotterernst gerelateerd is aan KVL. Met name bij volwassenen met ernstig stotteren was de KVL duidelijk verlaagd. Deelnemers in behandeling voor stotteren gaven een hogere stotterernst aan en scoorden lager op een van de KVL-maten dan deelnemers die niet in behandeling waren. Coping, dat wil zeggen de wijze van omgaan met stressvolle situaties, was van invloed op de relatie tussen stotterernst en KVL. De resultaten van de studie onder jonge kinderen die stotteren liet geen verschil zien in de KVL van deze kinderen en die van kinderen uit de algemene bevolking. Ook werd geen invloed gevonden van de duur van het stotteren en de stotterernst op KVL. De bevinding dat ernstig stotteren op volwassen leeftijd samenhangt met een grotere impact
Geconcludeerd kan worden dat het Lidcombe Programma een effectief en kosteneffectief alternatief is voor behandeling volgens de RESTART-DCM methode. Een aanpak waarbij de logopedist samen met de ouders een keuze voor een behandeling maakt is aan te raden.
18
op KVL onderschrijft de noodzaak van vroege interventie, om blijvend stotteren te voorkomen. Echter, mede gezien de resultaten in de studie onder kinderen, behandeling kan voorafgegaan worden door een periode waarin het stotteren van het kind gemonitord wordt, zoals ook in de huidige richtlijn voor stotteren wordt geadviseerd. Een deel van het proefschrift is gewijd aan de RESTART-studie. In deze 18 maanden durende studie werden 199 kinderen in de leeftijd van 3 tot 6 jaar die minstens 6 maanden stotterden op basis van loting toegewezen aan een van twee behandelingen: (1) het uit Australië afkomstige Lidcombe Programma(LP); of (2) de Nederlandse standaardbehandeling, die gebaseerd is op het Verwachtingen en Mogelijkheden model (RESTART-DCM behandeling). Het Lidcombe Programma is een directe benadering die gebruik maakt van operante gedragstherapeutische principes om de vloeiendheid van het spreken van het kind te beïnvloeden. RESTART-DCM behandeling is een indirecte benadering, wat wil zeggen dat behandeling gericht is op het werken aan kind- en omgevingsgerelateerde factoren waarvan verondersteld wordt dat ze de spraakvloeiendheid van het kind beïnvloeden. In totaal deden 24 logopedisten mee aan de RESTART-studie, werkzaam in vrijgevestigde praktijken verspreid over Nederland. Diverse gezondheidsuitkomsten en kosten werden geëvalueerd voorafgaand en 3, 6, 12 en 18 maanden na aanvang van de behandeling. Afgezien van een snellere daling van het stotterpercentage in de eerste drie maanden na behandeling met het Lidcombe Programma, waren de verdere resultaten op alle uitkomstmaten voor beide behandelgroepen gelijk. Na 18 maanden was er geen significant verschil in het percentage kinderen dat niet meer stotterde: 76.5% in de LP groep en 71.4% in de RESTART-DCM groep. De totale kosten in 18 maanden waren slechts iets hoger voor de LP groep. Geconcludeerd kan worden dat het Lidcombe Programma een effectief en kosteneffectief alternatief is voor behandeling volgens
LOGOPEDIE JAARGANG 87
Promotoren: prof. dr. C.A. Uyl-de Groot, Prof. dr. R.J. Baatenburg de Jong Copromotoren: Dr. E.A. Stolk, Dr M.C. Franken In het openbaar verdedigd op donderdag 29 oktober 2015 te Rotterdam
de RESTART-DCM methode. Een aanpak waarbij de logopedist samen met de ouders een keuze voor een behandeling maakt is aan te raden. Mogelijkheden tot het verbeteren van de kosteneffectiviteit van behandeling van stotteren worden ook besproken in het proefschrift. De nadruk ligt hierbij op het verder onderzoeken en formuleren van duidelijke start- en stopcriteria voor behandeling. Het volledige proefschrift is te downloaden via: repub.eur.nl/ pub/78589/Proefschrift-CdeS.pdf
De onderzochte DCM-behandeling betreft de RESTART-DCM werkwijze; de resultaten gelden dus niet voor élke vorm van DCM-behandeling. Logopedisten die deelnamen aan de R ESTART-studie gaven in een evaluatie aan dat een cursus in de RESTART-DCM werkwijze (en dan vooral in het gestructureerd leren werken volgens deze benadering zoals in het onderzoek is gedaan) hen nuttig lijkt voor logopedisten die werken met jonge kinderen die stotteren. Belangstellenden voor een RESTART-DCM workshop kunnen zich aanmelden via:
[email protected].
Uw cliënt geen last meer van stotteren. U niet van de administratie. Gebruik Intramed, de gebruiksvriendelijke software voor de logopedist voor een efficiënt, zorgvuldig en zorgeloos beheer van uw dossiers.
Probeer Intramed nu 3 maanden gratis en vrijblijvend op proef: bel 0182 – 621 107 of mail naar
[email protected] betrouwbaar en compleet software voor de zorg
Kijk voor meer informatie op intramed.nl/logopedie Intramed is een product van Convenient Software
NUMMER 12, december 2015
19
PRIL: Preventie in Logopedie Producten en wensen voor de preventieve logopedie in Nederland
auteurs
mieke beers KLINISCH LINGUÏST, DOCENT HOGESCHOOL UTRECHT, SENIOR ONDERZOEKER LECTORAAT LOGOPEDIE
esther van niel LOGOPEDIST, LINGUÏST, DOCENT HOGESCHOOL UTRECHT, JUNIOR ONDERZOEKER LECTORAAT LOGOPEDIE
ellen gerrits HOOGLERAAR LOGOPEDIEWETENSCHAP U NIVERSITEIT UTRECHT, LECTOR LOGOPEDIE HOGESCHOOL UTRECHT
20
Door recente bezuinigingen bij Gemeenschappelijke of Gemeentelijke Gezondheids Diensten (GGD’en) is in veel gemeenten preventieve logopedie geheel of gedeeltelijk wegbezuinigd. Sommige GGD’en kiezen er juist voor om níet op preventief logopedische taken te bezuinigen en soms worden andere financieringsvormen gevonden voor het continueren van preventieve logopedie.
Preventieve logopedie omvat de taken die een logopedist uitvoert ter voorkoming en tijdige onderkenning van logopedische stoornissen. De focus in dit artikel ligt op het voorkomen en tijdig signaleren van spraak-/ taalontwikkelingsstoornissen bij kinderen. Een taalontwikkelingsstoornis is één van de meest voorkomende aandoeningen bij kinderen (Tomblin et al., 1997), die op lange termijn kan leiden tot verminderde schoolresultaten, sociaal-emotionele en/of gedragsproblemen (o.a. Conti-Ramsden & Botting, 2004; Young et al., 2002). Vroege signalering en interventie dragen bij aan een verkorting van de behandelduur en leiden daarmee tot vermindering van zorgkosten en ziektelast. Juist dit maakt de berichten over bezuinigingen in de preventieve logopedie zorgwekkend. De NVLF zocht een antwoord op de vraag of preventieve logopedie als kwalitatief volwaardige zorg beschikbaar kan blijven en welke alternatieve financieringsbronnen hiervoor aangewend kunnen worden. Het lectoraat Logopedie van de Hogeschool Utrecht heeft deze vraag in een onderzoek beantwoord (PriL; Beers, Van Niel & Gerrits, 2012). Er is gekeken naar aspecten als uit-
voering, financiering, wensen uit de beroepspraktijk en mogelijkheden van preventieve logopedie. Deze vraag uit de beroepspraktijk is omgezet naar onderstaande onderzoeksvragen: 1. Wat is het doel van preventieve logopedie? 2. Welke preventieve logopedieproducten zijn er en hoe worden die gefinancierd? 3. Wat is het effect van preventieve logopedie volgens beleidsmakers van gemeenten en volgens de professional? 4. Is er een landelijke aanpak in preventieve logopedie? 5. Hoe kan preventieve logopedie aansluiten bij ontwikkelingen waarin de huidige regering wil investeren zoals de Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE)?
Literatuuroverzicht preventieve logopedie
In het eerste deel van het onderzoek is een literatuurstudie uitgevoerd naar de manier waarop spraak-/taalontwikkelingsstoornissen worden gesignaleerd. In de literatuur worden de termen signalering en screening door elkaar gebruikt. Toch bestaan er duidelijke
LOGOPEDIE JAARGANG 87
verschillen tussen de begrippen: bij signalering wordt zonder gericht onderzoek een nietpluis signaal waargenomen en wordt overgegaan tot actie. Bij screening wordt uitgegaan van een kortdurend onderzoek in de gehele populatie (alle tweejarigen) of subpopulatie (alle tweejarigen uit achterstandswijken) om niet-pluis gevallen te identificeren.
Taalscreening bij jonge kinderen In Nederland worden tweejarigen op het consultatiebureau door de consultatiebureauarts of de jeugdverpleegkundige gescreend op mogelijke spraak-/taalproblemen. Soms wordt in tweede instantie een logopedist geraadpleegd. Het Van Wiechenonderzoek (Laurent de Angulo et al., 2006) en de Groninger Minimum Spreeknormen (Goorhuis-Brouwer & Van der Lucht, 1995) worden het meest gebruikt bij deze screening. Uit een inventarisatie van de testeigenschappen van alle gebruikte screeningsinstrumenten door Van de Ploeg et al. (2007), komt naar voren dat géén van de bestaande instrumenten in aanmerking komt voor landelijke implementatie. De sensitiviteit en specificiteit (zie kader 1) van de meetinstrumenten zijn niet onderzocht of als kwalitatief onvoldoende bevonden.
IN HET KORT In dit artikel wordt een samenvatting gegeven van een onderzoek naar de stand van zaken en de wensen en mogelijkheden voor de toekomst van de preventieve logopedie. Het onderzoek is uitgevoerd door het Lectoraat Logopedie van Hogeschool Utrecht in opdracht van de NVLF. Uit een literatuurstudie en semigestructureerde interviews met logopedisten en managers/beleidsmedewerkers bij negen GGD’en verspreid over Nederland, blijkt dat een focus op vroege signalering/ screening (0-4 jaar) van spraak-taalproblemen de voorkeur geniet, maar dat ook een mogelijkheid tot signaleren op latere leeftijd noodzakelijk blijft. Uniformiteit en transparantie vormen twee sleutelwoorden in het voorgestelde toekomstige beleid: een landelijke, uniforme aanpak is van belang om zo min mogelijk kinderen met een risico op spraak-/taalproblemen te missen. Hierbij is een betrouwbaar en valide screeningsinstrument met voldoende sensitiviteit en specificiteit noodzakelijk. De logopedist moet duidelijk herkenbaar zijn als uitvoerder. Daarnaast dient de logopedist een grotere rol te krijgen als expert op het gebied van spraak-/taalontwikkeling. Deze rol kan zij uitdragen in de primair preventieve taken als het geven van voorlichting en training aan ouders en professionals. De NVLF heeft naar aanleiding van deze resultaten een brochure ontwikkeld met preventieve logopedische producten. Door de preventieve logopedische zorg transparant te maken wordt de waarde van de preventieve logopedie voor verschillende partijen, zoals Jeugdgezondheidszorg en de (gemeentelijke) overheid helder. Daarnaast is het van belang om de effecten van de preventieve logopedie in kaart te brengen. Hiermee kan de waarde van de preventieve logopedie worden aangetoond.
Internationaal is het beeld gelijk: Nelson, Nygren, Walker en Panoscha (2006) geven in hun review aan dat er geen instrument of
leeftijd aangewezen kan worden dat ideaal is voor spraak-/taalscreening. De reden voor de afwijzing van alle internationaal beschik-
Een test wordt op waarde geschat middels een aantal eigenschappen van de test. De volgende termen zijn belangrijk bij het beschrijven van deze eigenschappen: Betrouwbaarheid: bij de betrouwbaarheid gaat het erom dat bij herhaalde testafname onder dezelfde omstandigheden, dezelfde uitslag verkregen wordt. Dit houdt ook in dat er bij verschillende testleiders vergelijkbare scores behaald worden op een test. Validiteit: bij validiteit gaat het erom of de test meet wat hij geacht wordt te meten. Bijvoorbeeld of de items op de taalscreening wel daadwerkelijk iets zeggen over de taalontwikkeling van een kind. Sensitiviteit & Specificiteit: in een populatie zitten altijd gevallen die pluis (‘geen bijzonderheden’) zijn en gevallen die niet-pluis zijn. Een test is bedoeld om de niet-pluis gevallen te identificeren. Wanneer een test in staat is om de meeste niet-pluis gevallen terecht te identificeren is er sprake van een hoge sensitiviteit. En wanneer een test in staat is om de meeste pluis gevallen als terecht pluis aan te wijzen, dan is er sprake van een hoge specificiteit. Werkelijkheid
Testuitslag
Niet-Pluis
Pluis
Niet- Pluis
Echt Positief (terecht alarm)
Fout positief (loos alarm)
Pluis
Fout negatief (gemiste gevallen)
Echt negatief (terecht verworpen)
De sensitiviteit wordt bepaald door de verhouding tussen het aantal gevallen van terecht alarm en de gemiste gevallen. De specificiteit wordt bepaald door de verhouding tussen het aantal gevallen van terechte verwerping en de gevallen waarbij loos alarm was. Deze twee waarden worden uitgedrukt in percentages. Een hoog percentage betekent een hoge mate van sensitiviteit en/of specificiteit. KADER 1.
NUMMER 12, december 2015
21
Instrument
Sensitiviteit
Specificiteit
Taalscreening bij kleuters
Groninger Minimum Spreeknormen
100%
86%
Lexilijst Nederlands
?
?
Lexiconlijsten Turks-Nederlands, Tarifit-Berbers en MarokkaansArabisch
?
?
Lexilijst Begrip
?
?
N-CDI Lijsten (korte vorm)
?
?
Spraak en taal Normen Eerste Lijn (SNEL)
94%
93%
Van Wiechenonderzoek
?
?
VTO- taalsignaleringsinstrument 2-jarigen
24-52%
97-98%
Taalstandaard
88%
84%
De vijfjarigenscreening op de basisschool is een kerntaak van de preventief werkende logopedist. In een screening met het LSI (Logopedisch Screenings Instrument) loopt de logopedist in 20 minuten alle logopedische gebieden langs. Bij vastgestelde problemen wordt er doorverwezen. Het onderdeel taal wordt onderzocht met het taalscreeningsinstrument (TSI). Het TSI valt daarmee onder het LSI. Het percentage niet-pluis kinderen op de vijfjarigen screening ligt tussen de 37 en 55% (Van der Ploeg, Lanting & Verkerk, 2005). Voor het signaleren van problemen in de taalontwikkeling is een screening op vijfjarige leeftijd laat: Kleberg en Van Stam (2008) geven aan dat dit moment vooral gunstig is voor signalering van fonetische spraakproblemen, zoals slissen, en problemen in de leesvoorwaarden/auditieve verwerking.
TABEL 1. Sensitiviteit en specificiteit van verschillende signaleringsinstrumenten.
bare instrumenten is de grote variatie in beoordeling van sensitiviteit en specificiteit. De Koning et al. (2004) en Van Agt et al. (2007) toonden aan dat screening met het VTO-taalscreeningsinstrument (De Ridder, 2006) op korte en lange termijn effectief was. Van der Ploeg et al. (2007) achtten de sensitiviteit van het instrument desondanks te laag voor landelijke implementatie: er worden teveel kinderen met problematiek gemist. In het daarop opgestelde ‘Standpunt signaleren van taalachterstanden’ (RIVM, Postma, 2009) wordt het Van Wiechenonderzoek aanbevolen als screeningsinstrument, zolang er geen betrouwbaarder instrument voorhanden is. Bij twijfel over de spraak-/taalontwikkeling moet een extra contactmoment worden ingebouwd, bijvoorbeeld in een logopedisch spreekuur (Konst et al., 2011; Van Bambost en Dieleman, 2011). Bij ernstige twijfels moet het kind worden doorverwezen naar het Audiologisch Centrum voor multidisciplinair onderzoek. Het ontbreken van een duidelijk criterium voor doorverwijzing in het Van Wiechenonderzoek kan ervoor zorgen dat artsen minder snel doorverwijzen (Van Schie et al., 2011; Klasing & Van der Jagt, 2003). Bij de SNEL (Luinge, 2005) en het VTO taal-signaleringsinstrument (De Ridder, Van der Steege, Van Agt, De Koning, Verhoeven, 2006) zijn deze criteria wel vastgesteld. In een recent verschenen pilotstudie van het Nederlands Centrum Jeugdgezondheid (Pijpers et al., 2013) is het Van Wiechenonderzoek verrijkt met het VTO taalsignaleringsinstrument, waardoor heldere criteria voor verwijzing worden toegevoegd. Dit leidde tot een toename in het aantal verwij-
22
zingen bij twee van de vier deelnemende instellingen. De onderzoekers concluderen dat deze werkwijze makkelijk is in te passen in de huidige manier van werken. Op basis van de werkwijze uit deze pilot is de Handreiking Uniforme Signalering van Taalachterstanden bij jonge kinderen (Carmiggelt, Uilenburg, Romeijn, Stam-van den Doel, Pijpers, 2013) opgesteld om betere signalering en uniformiteit in het handelen van de Jeugd Gezondheidszorg (JGZ)- professionals te bewerkstelligen. Volgens deze nieuwe werkwijze wordt na een onvoldoende uitkomst van de screening doorverwezen naar het Audiologisch Centrum. Bij een twijfelachtige score wordt een extra JGZconsult op 2;6 jarige leeftijd ingepland en begeleiding van een logopedist of jeugdverpleegkundige aangeboden.
Van der Ploeg et al. (2005) onderzochten de beschikbare instrumenten voor deze leeftijdsgroep. Zij concludeerden dat het gebruik van geen van de screeningsinstrumenten voldoende onderbouwd kan worden. Zij suggereerden om de vijfjarigenscreening op te nemen in het vijfjarigen PGO (Periodiek Geneeskundig Onderzoek) dat wordt uitgevoerd door de jeugdarts. Dit zou het meest (kosten)effectief zijn. Logopedisten kunnen volgens Van der Ploeg et al (2005) een rol spelen in de deskundigheidsbevordering van de jeugdartsen.
Preventieve logopedie omvat de taken die een logopedist uitvoert ter voorkoming en tijdige onderkenning van logopedische stoornissen Deelnemer
Spreiding
Bezuinigingen
Geïnterviewde(n)
GGD Amsterdam
gemeentelijk
geen
logopedist, manager
GGD Drenthe
regio
geen
logopedist, manager
GGD Flevoland- Almere
regio
gedeeltelijk
logopedist, manager
GGD Hart van Brabant
regio
gedeeltelijk
logopedist, manager
GGD Zeeland
regio
gedeeltelijk
logopedist, manager
GGD Utrecht Stad
gemeentelijk
gedeeltelijk
logopedist, beleidsmedewerker
GGD Limburg Zuid
regio
volledig
logopedist
GGD Midden Nederland
regio
volledig
logopedist, manager, beleidsmedewerker
Logopedisch Centrum West-Friesland
regio
gedeeltelijk
logopedist/manager
TABEL 2. Deelnemende GGD’en per selectiecriterium.
LOGOPEDIE JAARGANG 87
Interviews
In het tweede deel van de studie zijn interviews gehouden met logopedisten en managers van GGD’en, en soms ook met beleidsmedewerkers van de gemeente. De huidige stand van zaken ten aanzien van preventieve logopedie is in beeld gebracht: welke preventieve taken heeft de logopedist, welke instrumenten worden gebruikt, hoe was de situatie in het verleden, welk effect hebben de bezuinigingen en welke wensen zijn er voor de toekomst?
Methode Deelnemers Voor dit project zijn acht GGD’en benaderd van de dertig GGD’en die in Nederland actief zijn. Deze acht GGD’en zijn door de onderzoekers geselecteerd op basis van: > spreiding in de mate van bezuinigingen op preventieve logopedie (niet- gedeeltelijkvolledig) > landelijke spreiding (gemeentelijke GGD - regio GGD, verspreid over Nederland). Alle benaderde GGD’en hebben toegestemd in deelname. Daarnaast is een interview afgenomen bij de logopedist, tevens manager, van het Logopedisch Centrum West-Friesland. In samenwerking met de GGD en de Onderwijsbegeleidingsdienst verzorgt dit centrum de preventieve logopedie in de regio Noord-Holland Noord. In Tabel 2 wordt een overzicht gegeven van de deelnemende GGD’en aan dit onderzoek en de criteria op basis waarvan zij zijn geselecteerd. Negen logopedisten, zeven managers van deze GGD’en en twee beleidsmedewerkers van de gemeente werkten mee aan de telefonische interviews. Van iedere GGD is een logopedist geïnterviewd. Van één GGD is noch een manager noch een beleidsmedewerker geïnterviewd en van een andere GGD is zowel de manager als de beleidsmedewerker geïnterviewd. In het laatste geval zijn de antwoorden van de manager en de beleidsmedewerker meegenomen in de resultaten.
Procedure Bij de logopedisten, managers en beleidsmedewerkers zijn telefonisch semi-ge-
NUMMER 12, december 2015
structureerde interviews afgenomen. De interviews zijn verdeeld over twee onderzoekers afgenomen en er zijn digitale audio-opnames van gemaakt. De audio-opnames zijn gebruikt als controle bij de dataverwerking. De interviewvragen zijn opgesteld op basis van de opdracht, het Position Statement van de NVLF en het literatuuroverzicht. Deze vragen zijn in een eerste ronde voorgelegd aan experts op het gebied van de preventieve logopedie en op basis van hun feedback aangepast. In het onderzoeksrapport Pril staan de vragen die in de interviews met de logopedisten, managers en beleidsmedewerkers zijn gesteld (Beers, Van Niel & Gerrits, 2012). In de interviews met de logope-
disten werden deels andere vragen gesteld dan in de interviews met de managers/ beleidsmedewerkers: met de logopedisten werd vooral ingegaan op de uitvoering van de producten, met de managers/beleidsmedewerkers op de financiële achtergrond. Bij beiden is doorgevraagd naar de effecten die zij zien van preventieve logopedie en de toekomstige ontwikkelingen op het gebied van de preventieve logopedie. In het Position Statement Preventieve Logopedie van de NVLF (Cox et al. 2011) zijn acht preventieve logopedische werkzaamheden beschreven. Voor dit onderzoek zijn deze werkzaamheden als uitgangspunt genomen voor de definiëring van de volgende preventieve logopedische producten: Logopedisch
EN DAN Helder beschreven aanbod van producten maakt de taken en expertise van de logopedist duidelijk voor opdrachtgevers zoals de gemeente, Centra voor Jeugd en Gezin, consultatiebureaus, peuterspeelzalen, kinderdagverblijven en basisscholen. Uniformiteit in het aanbod van preventieve producten is van belang voor herkenbaarheid en transparantie. Hiervoor kan de logopedist gebruik maken van de brochure Signalering Spraak-en taalproblemen (NVLF, 2014) en de Handreiking Uniforme signalering taalachterstanden (Carmiggelt et al., 2013). De NVLF heeft relevante documenten gebundeld in het dossier Preventie/VVE op www.ikbenlogopedist.nl. Concreet kunnen logopedisten het initiatief nemen tot het aanbieden van: > taalscreening met de SNEL (Luinge, 2005) of LSI voor de doelgroep kinderen van 2-6 jaar. Deze screeningsdiensten kunnen worden aangeboden aan de gemeente of aan (voor)scholen, (VVE)peuterspeelzalen en kinderdagverblijven. > een vervolgtraject na een niet-pluis score op de tweejarigenscreening, zoals eerstefasediagnostiek met de Taalstandaard. > voorbereiding van ouders op het diagnostisch traject en mogelijkheden voor behandeling. > een diagnostisch traject en/of adviestraject na de eerstefasediagnostiek. > indirecte interventie (bijvoorbeeld taalstimuleringsadviezen) aan ouders en/of andere bij het kind betrokken professionals. > voorlichtingen/trainingen over de normale en afwijkende taalontwikkeling, signalering van taalontwikkelingsstoornissen en/of taalstimulatie aan ouders en professionals. Naast het aanbieden van preventieve producten is ook evaluatie van de gegeven zorg belangrijk zodat effecten van logopedische preventie zichtbaar worden. De evaluatie kan worden vormgegeven door bijvoorbeeld: > een klanttevredenheidsonderzoek (enquête) uit te voeren onder afnemers van voorlichting/training (ouders, jeugdartsen, leerkrachten, peuterspeelzaalleidsters). > in kaart te brengen hoeveel kinderen er worden gesignaleerd voor- en nadat professionals hierin getraind zijn door een logopedist . > monitoren hoeveel niet-pluis kinderen ook uitvallen in eerste –en tweedefasediagnostiek en het verwijstraject vastleggen.
23
Logopedisten, N=9
Managers (N=7)/beleidsmedewerkers (N=2) (aantal GGD’en, N=8)*
Product
NU in pakket
VERLEDEN in pakket
NU in pakket
VERLEDEN in pakket
Logopedisch spreekuur
7
5
8 (7)
7 (6)
Beleidsadvisering
7
4
7 (7)
5 (5)
Screening 5-jarigen
8
8
9 (8)
8 (7)
Obs/Ondz op indicatie
6
5
7 (6)
6 (5)
Collectieve voorlichting
7
7
8 (7)
7 (6)
Vroegtijdige interventie
5
4
6 (5)
5 (4)
Signalering 2-jarigen
2
3
2 (2)
2 (2)
* Inclusief het Logopedisch Centrum West-Friesland, exclusief GGD Limburg Zuid TABEL 3. Aantal geïnterviewden dat een product aanbiedt in de huidige situatie (NU) en/of in het VERLEDEN. Bij Managers/beleidsmedewerkers tussen haakjes het aantal GGD’en waarvoor zij werkzaam zijn. ´Samenwerking´ ontbreekt in deze tabel, omdat de geïnterviewden dit niet als afzonderlijk product beschouwden.
spreekuur, Signalering tweejarigen, Screening vijfjarigen, Observatie/onderzoek op indicatie, Vroegtijdige interventie, Collectieve voorlichting, Beleidsadvisering en Samenwerking. De geïnterviewden zijn bevraagd op de mate waarin de producten in het verleden werden aangeboden en de mate waarin dit nu nog gebeurt. Het onderscheid heden/verleden is gemaakt op basis van een periode voor de bezuinigingen en de periode hierna.
Analyse De antwoorden op de interviewvragen zijn verwerkt in Microsoft Excel. De antwoorden van de logopedisten en van de managers/ beleidsmedewerkers zijn apart verwerkt. De interviews bestaan uit open vragen en meerkeuzevragen. Bij de meerkeuzevragen is het aantal geïnterviewden geteld dat voor een antwoordmogelijkheid koos. Bijvoorbeeld in de vraag over de aangeboden producten (zie
tabel 3) hebben zeven geïnterviewde logopedisten aangegeven dat zij een Logopedisch spreekuur aanbieden. Bij open vragen zijn de antwoorden van iedere geïnterviewde samengevat in de Excel-sheet.
Resultaten Aangeboden producten In de aangeboden producten is op het eerste gezicht weinig verschuiving zichtbaar tussen aanbod in het verleden en op dit moment. Uit de interviews blijkt echter dat de producten nog wel worden aangeboden, maar dat de inhoud vaak is veranderd. Tabel 3 laat zien dat de logopedisten en managers/beleidsmedewerkers in grote mate overeenstemmen in hun visie op de verschuivingen. In tabel 3 is te zien dat twee logopedisten aangeven dat het Logopedisch spreekuur
Hoge prioriteit Product
Logopedisten (N=8)
Managers/beleids-medewerkers (N=7) (aantal GGD’en N=7)
Logopedisch Spreekuur
7
7 (6)
Screening 5-jarigen
5
2 (2)
Obs/Ondz op indicatie
4
2 (2)
Collectieve voorlichting
4
3 (3)
Signalering 2-jarigen
2
4 (3)
Samenwerking
1
3
Vroegtijdige interventie
3
0
Beleidsadvisering
0
3 (3)
TABEL 4. Aantal logopedisten en managers dat een hoge prioritering gaf voor de aangeboden producten. Bij Managers/beleidsmedewerkers tussen haakjes het aantal GGD’en waarvoor zij werkzaam zijn.
24
nu wel wordt aangeboden, maar voor de bezuinigingen niet. De inhoud van het Logopedisch spreekuur vertoont grote verschillen, variërend van een telefonisch consult tot en met het protocollair verrichten van eerste fase diagnostiek. Drie GGD’en zijn in een opzetfase van het Logopedisch spreekuur met eerste fase diagnostiek of bieden het Logopedisch spreekuur nog niet op alle locaties aan. Beleidsadvisering van preventieve logopedie vormt volgens zowel managers/beleidsmedewerkers als logopedisten tegenwoordig vaker onderdeel van de GGDwerkzaamheden dan voorheen. De logopedische vijfjarigen screening wordt door acht van de negen logopedisten genoemd. Daarnaast worden observatie/onderzoek op indicatie en ondersteuning in de vorm van collectieve voorlichting en vroegtijdige interventie het meest uitgevoerd. Van al deze producten is de logopedist de uitvoerder. Het product ‘tweejarigen signalering’ wordt weinig genoemd als preventief logopedisch product, omdat deze wordt uitgevoerd door de consultatiebureauarts of de jeugdverpleegkundige. Aanvullend hierop worden door logopedisten andere producten genoemd die veelal gefinancierd worden door gelden vanuit de Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE). Deze projecten zijn vooral gericht op primaire preventie: coaching of begeleiding van leerkrachten/leidsters en cursussen aan professionals en/of ouders. De logopedisten en managers is gevraagd een prioritering aan te geven in het belang van de producten. De geïnterviewden vonden dit een moeilijk te beantwoorden vraag. Acht logopedisten konden wel aangeven
LOGOPEDIE JAARGANG 87
waar zij de hoogste prioritering leggen. Bij de managers was dit aantal zeven. Geteld is hoe vaak producten de hoogste prioriteit hebben gekregen. Tabel 4 laat zien dat het Logopedisch spreekuur door alle managers en bijna alle logopedisten een hoge prioriteit krijgt. Veel logopedisten geven een hoge prioriteit aan de vijfjarigen screening (5 van de 8), Observatie/onderzoek op indicatie (4 van de 8) en Collectieve voorlichting (4 van de 8). Managers geven eerder een hoge prioriteit aan producten waarbij logopedisten geen direct kindcontact hebben, zoals Collectieve voorlichting, Beleidsadvisering en Samenwerking (allen door 3 van de 7 managers).
Gebruikte instrumenten In het interview met de logopedisten is gevraagd naar de gebruikte instrumenten per product. Er worden veel verschillende instrumenten genoemd. Hoewel logopedisten niet direct betrokken zijn bij de tweejarigen screening kunnen zij wel aangeven dat hiervoor meestal het Van Wiechenonderzoek en de SNEL worden gebruikt.. Tijdens Logopedische spreekuren wordt niet uitsluitend gescreend, maar wordt met uitgebreidere instrumenten ook overgegaan tot diagnostiek, zoals de Taalstandaard of taaltests. Bij Observatie/onderzoek op indicatie wordt gebruik gemaakt van de gebruikelijke, genormeerde taaltestinstrumenten. Daarnaast gebruiken veel instellingen vragenlijsten en/ of checklijsten die zij zelf hebben ontwikkeld en die niet gevalideerd, gestandaardiseerd of genormeerd zijn. Dit is voornamelijk het geval bij de vijfjarigenscreening.
Financiële achtergrond Aan de managers is gevraagd naar het beschikbare budget voor activiteiten op het gebied van preventieve logopedie en naar de beschikbare formatie voor logopedie. Er zit variatie in het budget dat beschikbaar is voor
De managers en logopedisten geven aan dat de vijfjarigenscreening een belangrijk product van de preventieve logopedie is preventieve logopedie: bedragen variëren sterk van circa € 55.000 tot € 500.000. De budgetten zijn onafhankelijk van het aantal inwoners in de gemeente/regio. De beschikbare formatie voor logopedie is afhankelijk van het beschikbare budget en varieert bij de meeste GGD’en van 1- 5 fte. Bij de GGD’en waar bezuinigingen worden doorgevoerd, neemt het aantal fte’s in de komende jaren af tot 0-0,39 fte. In sommige gemeenten/regio’s is het budget aangevuld met externe financiering van projecten, meestal in samenwerking met onderwijs en daarom gefinancierd vanuit het gemeentelijk onderwijsbudget (bijvoorbeeld VVE-gelden). Alle managers geven aan dat de gemaakte kosten het budget niet overschrijden. Beide groepen geïnterviewden geven aan dat de bezuinigingen waar zij mee te maken hebben het gevolg zijn van beslissingen vanuit de gemeente. De bezuinigingen maken volgens de managers deel uit van een breder pakket aan bezuinigingen. In veel gevallen heeft de gemeente met de GGD overlegd over de taken waarop bezuinigd kon worden. Zowel logopedisten als managers geven aan dat preventieve logopedie gezien wordt als additionele zorg (en daarmee als kandidaat voor bezuiniging), aangezien de logopedist niet wordt genoemd als uitvoerder van signalering van taal-spraakproblemen in het basistakenpakket (BTP) van de GGD. Bij één GGD is de gehele preventieve logopedische zorg wegbezuinigd. De andere partijen geven aan dat zij de producten verminderd aanbieden (dit verschilt vaak per gemeente of stadsdeel) en/of in een ‘uitgeklede vorm’ aanbieden. Zo worden bijvoorbeeld niet alle vijfjarigen gescreend, maar
Door de preventieve logopedische zorg transparant te maken wordt de waarde van de preventieve logopedie voor verschillende partijen, zoals de Jeugdgezondheidszorg of de (gemeentelijke) Overheid, helder NUMMER 12, december 2015
wordt op basis van ouder- en leerkrachtvragenlijsten een voorselectie gemaakt van kinderen die gescreend moeten worden.
Effect van preventieve logopedie Logopedisten en managers/beleidsmedewerkers geven beiden aan dat deskundigheidsbevordering van andere professionals leidt tot een betere signalering van kinderen met mogelijke spraak-/taalontwikkelingsproblemen. Ook zien zij dat een goede screening op jonge leeftijd minder verwijzingen op de vijfjarigenscreening oplevert. Genoemd worden bijvoorbeeld de bevindingen van een interne pilot bij de GGD in Amsterdam: als er wordt gesignaleerd op de voorschool zijn er minder verwijzingen naar de vijfjarigenscreening.
Toekomst Voor de toekomst wensen de managers en logopedisten het volgende: > de logopedist is betrokken in de ketenzorg van de vroegsignalering. Zij ziet een kind wanneer het uitvalt op de tweejarigenscreening op het consultatiebureau; > preventieve logopedie wordt gezien als filter voor doorstroom naar de vrije vestiging; > de taken van de logopedist worden duidelijk verankerd in het Basistakenpakket van de GGD; > de logopedist wordt als deskundige op gebied van de (normale en afwijkende) taalontwikkeling gezien en, eventueel op consultbasis, opgenomen in het JGZ 0-4 jaar team; > de logopedist wordt ingezet voor deskundigheidsbevordering, coaching en voorlichting op gebied van spraak- en taalontwikkeling door verschillende instellingen (het consultatiebureau, de peuterspeelzaal, de basisschool, binnen het Centrum voor Jeugd en Gezin en in VVE-verband); > er wordt een keuze gemaakt voor een landelijk uniform en genormeerd instrument voor taalsignalering/screening bij jonge en oudere kinderen; > er is een uniform, landelijk aanbod van producten voor preventieve logopedie.
25
Conclusie
Dit project is opgezet naar aanleiding van de wens van de NVLF om inzicht te krijgen in de praktijk van de preventieve logopedie in Nederland, zoals uitgevoerd door logopedisten bij GGD’en. Het project beoogde inzicht te geven in het doel, de producten en hun financiering, de aanpak en het effect van preventieve logopedie. Ook is gekeken naar de kansen van de preventieve logopedie om aan te sluiten bij andere initiatieven van de overheid. Het doel van preventieve logopedie is volgens logopedisten en managers het opsporen van spraak-/taalproblemen op zowel jonge leeftijd als op de basisschool, teneinde deze zo snel mogelijk te onderkennen en adequaat te kunnen behandelen. Hierbij moet de focus liggen op vroege signalering/ screening. Daarnaast heeft de logopedist een ondersteunende rol als deskundigheidsbevorderaar/coach van andere professionals bij de signalering van spraak-/taalproblemen. Als preventieve logopedische producten werden de door de logopedist uitgevoerde taken gekozen, zoals beschreven in het Position Statement Preventieve Logopedie (Cox et al., 2011). De onderzoekers merkten dat de producten tot verwarring hebben geleid bij het afnemen van de interviews. Zo werd het logopedisch spreekuur door GGD’en verschillend ingevuld en lijkt dit meer een werkvorm dan een product. Ook is bij de tweejarigenscreening de logopedist niet als eerste betrokken, waardoor dit in feite geen product van preventieve logopedie is. De logopedist is steeds vaker betrokken bij het vervolgtraject bij uitval op de tweejarigenscreening. Zij heeft ook vaak de taak van deskundigheidsbevorderaar, aangezien voorlichting een vaak aangeboden product van preventieve logopedie is. De managers en logopedisten geven aan dat de vijfjarigenscreening een belangrijk product
van de preventieve logopedie is. Het doel van de vijfjarige screening is om kinderen te identificeren die in de twee jarige screening gemist zijn of bij wie de taalproblemen zich later openbaren. Daarnaast is de vijfjarigenscreening van belang bij het onderkennen van problemen in de leesvoorwaarden. Door de bezuinigingen wordt deze screening steeds vaker aangeboden in een minder arbeidsintensieve vorm. Er wordt gekozen voor een (kort) onderzoek van de logopedist na signalering van bijvoorbeeld ouder of leerkracht. Als gevolg van de bezuinigingen hebben GGD’en andere keuzes in hun aanbod gemaakt. Mede hierdoor is er geen landelijke aanpak van preventieve logopedie. Gemeentegelden voor activiteiten op het gebied van preventieve logopedie worden ingezet voor financiering van de producten. Ook wordt financiering vanuit het gemeentelijk onderwijsbudget (bijvoorbeeld VVEgelden of het achterstandenbeleid ) gehaald voor projecten waarin samengewerkt wordt met het onderwijs. Financiering vanuit projectgelden wordt steeds belangrijker om de preventieve logopedie in stand te houden. Naar het effect van preventieve logopedie is weinig onderzoek verricht. In ongepubliceerde studies en rapporten komt naar voren dat de aanwezigheid van de logopedist op de voorschool of peuterspeelzaal een positieve invloed heeft op het aantal verwijzingen op vijfjarige leeftijd. Het ontbreken van studies, notities of evaluaties werd als belemmerend ervaren bij de onderhandelingen over de bezuinigingen.
Aanbevelingen
Door het ontbreken van een landelijke, transparante aanpak is preventieve logopedie kwetsbaar voor de bezuinigingen bij de GGD’en. Een landelijke richtlijn ontbreekt, omdat van geen van de gebruikte instrumenten voor screening op taalproblemen is bewezen dat de testeigenschappen voldoende zijn om effectief te signaleren (Post-
Logopedisten en managers geven beiden aan dat deskundigheidsbevordering van andere professionals leidt tot een betere signalering van kinderen met mogelijke spraak-/taalontwikkelingsproblemen
26
ma 2009). Hierdoor is bij iedere GGD een eigen werkwijze ontstaan voor de uitvoering van preventieve logopedie. Bij de NVLF en de GGD’en bestaat echter een duidelijke wens om te komen tot een uniforme werkwijze om zo herkenbaar te zijn en zich te kunnen profileren. Bovenstaande bevindingen leiden tot de volgende aanbevelingen om te komen tot transparantie en herkenbaarheid:
Ontwikkel landelijk uniform beleid voor preventieve logopedie De producten voor preventieve logopedie worden duidelijk gedefinieerd en er worden werkvormen aan gekoppeld. Het ontwikkelen van uniforme screeningsinstrumenten voor verschillende leeftijden en deze landelijk implementeren, zorgt er mede voor dat de preventieve logopedie in Nederland op uniforme wijze wordt vormgegeven. Ook wordt de rol van de logopedist duidelijk beschreven. Een rol die zeker voor de logopedist is weggelegd is die van deskundigheidsbevorderaar. De logopedist kan trainingen verzorgen aan andere professionals en ouders. Deze trainingen kunnen landelijk worden ontwikkeld en geïmplementeerd. Dit draagt bij aan de bekendheid van de logopedist als deskundige op het gebied van de spraak-/taalontwikkeling. Een voorbeeld kan zijn het product ‘nazorg taalscreening tweejarigen’ met als werkvormen observatie/onderzoek op indicatie, voorlichting aan ouders en betrokken professionals, toeleiding nadere diagnostiek en behandeling.
Voer zorgevaluaties uit Het uitvoeren van evaluatiestudies is noodzakelijk om gegevens over de effectiviteit van preventieve logopedie te verzamelen. De resultaten van deze projecten moeten worden gepubliceerd. Er kan nu al gestart worden met het verzamelen van de huidige gegevens om daar een factsheet over te publiceren. Een landelijke studie naar het lange termijn effect van preventieve logopedie/ taalscreening geeft inzicht in de opbrengsten van preventieve logopedie.
Financier projecten uit VVE-gelden Logopedisten kunnen projecten opzetten, voor bijvoorbeeld het geven van voorlichting, coaching en training in het onderwijs, waarbij beschikbare VVE-gelden worden aange-
LOGOPEDIE JAARGANG 87
sproken. Hiervoor is een goede samenwerking met de onderwijsinstellingen noodzakelijk. De onderwijsinstelling moet een duidelijk beeld hebben van de kennis en kunde van de logopedist en weten welke taken zij op zich kan nemen. Landelijk beleid op het gebied van samenwerking tussen GGD’en en onderwijs draagt bij aan landelijke uniforme werkwijze en een duidelijke profilering van de logopedist. Naar aanleiding van deze aanbevelingen heeft de NVLF onlangs aan gemeenten de brochure Signalering Spraaken taalproblemen (NVLF, 2014) toegestuurd. Hierin worden de preventief logopedische producten, hun werkvormen met een duidelijk omschreven rol voor de logopedist en de prestatie-indicatoren gepresenteerd. Deze brochure is een startpunt voor landelijk beleid in de preventieve logopedie.
Dankwoord
Onze dank gaat uit naar alle professionals die een bijdrage hebben geleverd aan het PRIL-onderzoek: de medewerkers van de NVLF voor hun waardevolle feedback en ondersteuning ten tijde van het project, de logopedisten uit de werkgroep preventieve logopedie voor hun kritische blik op de interviewvragen en de logopedisten, managers en beleidsmedewerkers van de deelnemende GGD’en voor hun waardevolle informatie.
Auteurs
Mieke Beers is klinisch linguïst en werkt sinds 2012 bij de Hogeschool Utrecht als hogeschooldocent bij de Opleiding Logopedie en als senior onderzoeker bij het Lectoraat Logopedie – Participatie door Communicatie. Bij het lectoraat is zij verantwoordelijk voor projecten binnen het onderzoeksthema ‘Fonologische Interventie’ en was zij betrokken als onderzoeker bij het PRIL-project. Zij heeft hiervoor gewerkt als klinisch linguïst bij het Audiologisch Centrum en het CI-team van het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) in Leiden en promotieonderzoek gedaan bij AlgemeneTaalwetenchap aan de Universiteit van Amsterdam. Esther van Niel (MA) is logopedist en linguïst. Zij werkte een aantal jaar als logopedist in de vrije vestiging en volgde daarnaast een master Algemene Taal wetenschap. Sinds 2012 is zij werkzaam
NUMMER 12, december 2015
Naar het effect van preventieve logopedie is weinig onderzoek verricht
LITERATUURLIJST > Agt, H.M.E. van, Steege, H.A. van der, Ridder-Sluiter, H. de, Verhoeven, T.W., Koning, H. de (2007). A clusterrandomized trial of screening for language delay in toddlers: effects on school performance and language development at age 8, Pediatrics, 120, 1317-1325. > Bambost, G., van, Dieleman, L. (2011). Evaluatie logopedisch spreekuur Zeeuws Vlaanderen, JGZ, GGD Zeeland. Verkregen op 25 juni 2012 via http://www.logopedie.nl/bestanden/ikbenlogopedist/ documentatiecentrum/Dossiers/Dossier_Preventieve_logopedie/evaluatie_logopedisch_spreekuur_zeeuws_ vlaanderen.pdf > Beers, M., Niel, E. van, Gerrits, E. (2012) PRIL: Preventie in Logopedie. Utrecht: Hogeschool Utrecht Lectoraat Logopedie - Participatie door Communicatie > Carmiggelt, E.C., Uilenburg, N.N., Romeijn, J.E., Stam-van den Doel, H.H., Pijpers, F.I.M. (2013) Handreiking Uniforme signalering van taalachterstanden bij jonge kinderen, NCJ, Utrecht. Verkregen op 24 maart 2015 via https://www.ncj.nl/programmalijn-kennis/ontwikkelingsonderzoek/signalering-taalachterstanden/handreiking > Conti-Ramsden, G., Botting, N. (2004). Social Difficulties and Victimization in Children with SLI at 11 Years of Age. Journal of Speech, Language, and Hearing Research, 47, 145-161. > Cox, E., Nannes, R., Schutte, M., Vakgroep Logopedie GGD Nederland (2011). Position Statement Preventieve Logopedie. Woerden: Nederlandse Vereniging voor Logopedie en Foniatrie. > Goorhuis-Brouwer, S.M. & Lucht, F. van der (1995). Signaleren van taalontwikkelingsstoornissen, Tijdschrift Jeuggezondheidszorg, 27, 79-82. > Klasing, M., Jagt, M., van der (2003). Onderzoek vroegsignalering spraak-taalstoornissen, retrospectief c.b. dossieronderzoek bij kinderen verwezen door de GGD-logopedist op 5-jarige leeftijd. Alkmaar: GGD NoordKennermerland. > Kleberg, N., Stam, W., van (2008). Schoollogopedie: vanzelfsprekend? Scriptie over de bezuinigingen van schoollogopedie binnen het regulier basisonderwijs, Afstudeerscriptie Opleiding Logopedie Hogeschool Rotterdam, Rotterdam. > Koning, H.J. de, Ridder, J. de, Agt, H.M.E. van, Reep-van den Bergh, C.M.M., Stege, H.A, van der, Korfage, I.J., et al.(2004). A cluster-randomised trial of screening for language disorders in toddlers, Journal of Medical Screening, 11, 109-116. > Konst, E., Vermeulen, L., Brackel, M., Lamers, L., Tüfekci, A. (2011). Het spraak-en taalspreekuur op het consultatiebureau: laagdrempelig, snel, effectief, Van Horen Zeggen, 52-2. > Laurent de Angulo, M.S., Brouwers – de Jong, E.A., Bulk-Bunschoten, A.N.W., Pauwels, J.H., Steinbuch-Linstra, I. (red.) (2006). Ontwikkelingsonderzoek in de Jeugdgezondheidszorg. Het van Wiechenonderzoek, de Baecke-Fassaert Motoriektest. Assen: Koninklijke Van Gorcum BV. > Luinge, M. (2005). The language-screeninginstrument SNEL. Proefschrift Rijksuniversiteit Groningen. > Nelson, H.D., Nygren, P., Walker, M. & R. Panoscha (2006). Screening for speech and language delay in preschool children: systematic evidence for the US Preventive Service Task Force. Pediatrics, 117, 298-319. > Ploeg C.P.B., van der, Lanting, C.I., Verkerk, P.H. (2005). Signalering van spraak-/taalontwikkelingsstoornissen bij kleuters. Leiden: TNO Kwaliteit van Leven. > Ploeg, C.P.B., van der, Lanting, C.I., Galindo Garre, F., Verkerk, P.H. (2007). Screening op taalachterstanden en spraakstoornissen bij kinderen van 1 tot 6 jaar door de jeugdgezondheidszorg Deelrapport 1: inventarisatie van instrumenten. Leiden: TNO Kwaliteit van Leven. > Pijpers, F., Uilenburg, N., Carmiggelt, B., Romeijn, H., Spoor, D., Stam, E. (2013) Uniforme signalering taalachterstanden bij jonge kinderen. Verslag van de pilot. Utrecht: Nederlands Centrum Jeugdgezondheid > Postma, S. (2009) Standpunt signaleren van taalachterstanden door de jeugdgezondheidszorg. Bilthoven: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). > Ridder, J.G. de, H.A. van der Steege, H.M.E. van Agt, H.J. de Koning, L.T.J. Verhoeven (2006). VTO Taal 2-jarigen. Handleiding. Amsterdam: Harcourt Test Publishers. > Schie, C. van, R. Rip, M. van Denderen, K. Wiefferink, N. Uilenburg (2011). Tijdig signaleren van spraaktaalproblemen bij JGZ Kennermerland. JGZ tijdschrift voor jeugdgezondheidszorg, 43-3, 50-54 > Tomblin, J.B., Records, N.L., Buckwalter, P., Zhang, X., Smith, E., O’Brien, M. (1997). Prevalence of specific language impairment in kindergarten children. Journal of Speech, Language, and Hearing Research, 40, 124560. > Young, A.R., Beitchman, J.H., Johnson, C., Douglas, L., Atkinson, L., Escobar, M., Wilson, B. (2002) Young adult academic outcomes in a longitudinal sample of early identified language impaired and control children. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 43, 744-760.
27
De NVLF zocht een antwoord op de vraag of preventieve logopedie als kwalitatief volwaardige zorg beschikbaar kan blijven en welke alternatieve financieringsbronnen hiervoor aangewend kunnen worden bij de Hogeschool Utrecht. Als junior onderzoeker voert zij binnen het Lectoraat Logopedie - Participatie door Communicatie - onderzoek uit op het gebied van effectiviteit van logopedie bij kinderen met taalontwikkelingsstoornissen. Ook geeft
zij les in het vakgebied taal- en spraakontwikkelingsstoornissen aan de Opleiding Logopedie. Zij was onderzoeker binnen het PRIL-project waar dit artikel op is gebaseerd.
Prof dr. Ellen Gerrits is hoogleraar Logopediewetenschap aan Universiteit Utrecht en lector Logopedie aan Hogeschool Utrecht. Haar onderzoek richt zich op de effectiviteit van interventies bij kinderen en volwassenen met taalstoornissen.
Activiteiten NVLF preventieve logopedie in 2013, 2014, 2015 Sinds de publicatie van het PRIL-onderzoek heeft de NVLF op het gebied van de preventieve logopedie en de signalering van spraak- en taalproblemen diverse activiteiten ontplooid. Ook was de vereniging betrokken bij een aantal ontwikkelingen.
2013 Naar aanleiding van de reactie van staatssecretaris Sander Dekker (OCW) over de evaluatie van de VVE stuurde de NVLF een brief aan de staatssecretaris met aanbevelingen over de inzet van logopedie om de gesignaleerde knelpunten te verbeteren. Ter voorbereiding op de gemeenteraadsverkiezingen ontvingen de lokale politieke partijen informatie over de signalering van taalachterstanden. Een productenboek preventieve logopedie werd samen met de vakgroep logopedie van GGD Nederland en het lectoraat logopedie van de hogeschool in Utrecht ontwikkeld. De NVLF nam deel aan een expertmeeting over de signalering van spraak- en taalproblemen. De knelpunten in de signalering zijn beschreven en de minister van VWS werd geïnformeerd over hoe deze knelpunten op te lossen. Uitgave Screeningslijst voor Leerkrachten. Siméa is opdracht gever in dit project. Zij hebben hierbij o.a. Margreet Luinge en Ellen Gerrits betrokken. Kringproduct van het jaar: Screeningslijsten, ontwikkeld door de Kwaliteitskring Helmond. Themabijeenkomst over de Logopedische Standaarden Preventieve Logopedie. De NVLF stuurde aan alle gemeenten een brief over het belang van signaleren van kinderen met TOS in het kader van onderwijsondersteuning en JGZ.
Persbericht: Laat kinderen met taalachterstanden niet sprakeloos achter. Gesprekken met Kamerleden.
2014 De NVLF nam deel aan de Toekomstagenda spraak- taalontwikkeling. Het lectoraat Logopedie in Utrecht is gevraagd onderzoek te doen naar logopedische screeningsinstrumenten. Publicatie: Signalering spraak en taalproblemen: producten binnen de preventieve logopedie. De NVLF stuurde aan gemeenten een overzicht van producten preventieve logopedie om in te zetten in het kader van het basistakenpakket JGZ en het onderwijsachterstandenbeleid. Persbericht: Taalontwikkelingsstoornis is onzichtbare handicap.
2015 Persbericht: Logopedist is specialist in de signalering en aanpak van spraak- en taalstoornissen Gesprekken met Kamerleden.
Dit kader is door de NVLF opgesteld als aanvulling op het artikel ‘PRIL: Preventie in Logopedie(Beers, van Niel en Gerrits, 2015).
28
LOGOPEDIE JAARGANG 87
APHASIA CLINICS 2016: EFFECTIEVE BEHANDELMETHODEN AFASIE Van groot belang voor de afasietherapie zijn de behandeladviezen in de richtlijnen voor neurologen, logopedisten en de conclusies van de Cochrane reviews, de hoogste internationale standaard van evidence-based onderzoek.
PROGRAMMA Richtlijn Beroerte (NVN) Lonneke de Lau, Slotervaart Ziekenhuis Amsterdam, Erasmus MC Richtlijn Diagnostiek en behandeling van afasie bij volwassenen (NVLF) Werkgroep richtlijn afasietherapie: Philine Berns, Hogeschool Rotterdam Recente ontwikkelingen Cochrane review ‘Aphasia’ Marian Brady, Glasgow Caledonian University
Een inventarisatie van gepubliceerde (en lopende) RCTs en multiple case-studies waarin twee therapiecondities vergeleken worden, geeft inzicht in de wijze waarop de verschillende aanbevelingen tot stand gekomen zijn. Het leervermogen is een belangrijke voorwaarde voor het succes van de behandeling.
Richtlijnen in de logopedische praktijk: discussie Mieke van de Sandt-Koenderman, Rijndam Revalidatiecentrum, Erasmus MC Afasiebehandeling en leervermogen Matthew Lambon Ralph, University of Manchester Inventarisatie effectiviteitsstudies afasiebehandeling (Collaboration Aphasia Trialists) Evy Visch-Brink, Erasmus MC
DATUM 18 MAART 2016
TIJD 10.00 – 17.00
PLAATS ERASMUS MC ROTTERDAM Inschrijving voor 15 februari 2016 via
[email protected] ovv naam, KP-nummer,
‘Take home’: een update van de in Nederland frequent gehanteerde therapiemethoden.
mailadres en tel.nummer. Kosten 135 € (lunch inbegrepen). Reknr. ING 8038666 tnv Stichting IHGR Schiedam. IBAN NL 0008038666 BIC: INGBNL2A o.v.v. uw naam WWW.APHASIACLINICS.NL
Dynamic SoundField GRATIS op proef
De spraakversterker speciaal voor leerkrachten Lesgeven is topsport voor een stem. Niet iedere stem is hier van nature geschikt voor. Voorkom langdurig uitval met deze digitale spraakversterker met losse speaker die speciaal voor het onderwijs is ontwikkeld. Vergoeding UWV is mogelijk. Vraag het informatiepakket aan via www.dynamicsoundfield.nl of bel 088-6008850
NUMMER 12, december 2015
29
Column Hanneke Bax
Mijn idool Sinds 2012 is Hanneke eigenaar van Bestemming Bereikt Trainingen en Logopedie in Utrecht. In het werk in haar stemgeoriënteerde praktijk vindt ze het holistische aspect heel belangrijk. Niet alleen kijken naar de stoornis maar ook naar mensen, gedragingen en naar de rol van de psyche en het lijf. In deze column beschrijft Hanneke Bax haar visie op het vak Logopedie.
“Moeten we niet gewoon in een supermarkt gaan werken?” vroeg een vriendin en collega-logopedist aan me. Ik moest lachen, want ook bij mij komt deze gedachte zo nu en dan stiekem in me op. Vorige week zat ik na een zware werkdag met haar aan de telefoon. Heerlijk om samen lastige zaken door te spreken. Ik weet nog dat ik, toen ik haar leerde kennen, een beetje tegen haar opkeek. Zij had net de stappen gezet die ik eigenlijk ook wel wilde zetten, maar nog niet durfde. Sinds we beiden onze eigen praktijk gestart zijn voeren we regelmatig dit soort gesprekken en het tegen haar opkijken is in de loop der tijd verdwenen. Toch betekent dit niet dat ik haar nu een fractie minder bewonder. Deze gedachtegang bracht mij bij het woord ‘idool’. Ik zocht het woord op en vond verschillende definities waarvan ik er ter illustratie een aantal opsom: aanbedene, voorbeeld, afgodsbeeld, persoon waar men tegenop kijkt, ideaal, ster, sportheld, persoon die bewonderd wordt. Veel wijzer werd ik er niet van en het bracht me juist in de war. Want is ‘aanbidden’ of ‘tegen iemand opkijken’ niet iets heel anders dan ‘iemand bewonderen’? Eigenlijk is tegen iemand opkijken sowieso een raar verschijnsel. Voor het bewonderen van iemand is het echt niet nodig om tegen hem of haar op te kijken. Zo’n gevoel betekent dat je je vergelijkt met de ander en dat die persoon bijvoorbeeld eigenschappen heeft die je zelf ook zou willen bezitten. Terugkomend bij de verschillende definities van het woord ‘idool’ is voor mij een idool iemand die je bewondert of als voorbeeld ziet. En nu betekent ‘voorbeeld’ niet meteen dat je het nadoet, maar uiteraard kan diegene je wel inspireren.
30
Een groot voorbeeld voor mij is Clasien. Clasien is een vrouw van rond de zeventig. Ze heeft negen keer per week een groep van gemiddeld tien mensen bij haar thuis om samen te mediteren. Een paar jaar geleden kwam ik voor het eerst bij haar en sindsdien kom ik graag. Soms één keer per week en soms een paar maanden niet. Op de vraag die ze vaak gesteld krijgt of het niet zwaar is om steeds zoveel mensen thuis te hebben, antwoordt ze: “Ik ga toch wel een uur in stilte zitten, dus dan kan ik net zo goed mensen over de vloer hebben. Bovendien is het met jullie niet hetzelfde als alleen.” Ze vraagt me iedere keer “Hanneke, wil jij een glaasje water?” Zo spreekt ze iedereen met evenveel aandacht in de pauze aan. Ik bewonder het geheugen van Clasien. Ze weet bijvoorbeeld altijd van iedereen wie wanneer met vakantie is, hoe het met hun relatie of werk gaat, op welke plek je het liefst mediteert of andere kleine dingen. Een van de belangrijkste dingen die ze aan mensen leert is om jezelf een knuffel te geven. Clasien ziet overal moois in en ze laat jou overal moois in zien. Ze maakt kopieën wanneer ze een mooi gedicht of een interessant artikel heeft gelezen en deelt deze uit. Ze maakt dan het liefst zoveel mogelijk kopietjes op één A4-tje om niks te verspillen. Die kopietjes belanden dan weer bij mij op mijn prikbord. Ik zie deze dagelijks hangen en word steeds weer door een andere tekst geïnspireerd. Clasien als voorbeeld, mijn idool. Regelmatig hoor ik mezelf tijdens mijn werk uitspraken herhalen die ik ooit van haar heb gehoord en dan denk ik ook weer even aan haar. Toch is ze voor mij absoluut geen afgodsbeeld of goeroe. Het is gewoon Clasien. Ik kijk niet tegen haar op, maar, oh, wat bewonder ik haar en wat zou ik graag een paar eigenschappen van haar willen bezitten.
LOGOPEDIE JAARGANG 87
Studenten Hogeschool Utrecht winnen Bachelor Logopedieprijs 2015 Tijdens het NVLF-congres (13 november) zijn Carlijn de Hilster, Işil Düdükçü en Hélène Leijtens uitgeroepen tot winnaars van de tiende Bachelor Logopedieprijs. Uit handen van juryvoorzitter Dr. Kurt Eggers ontvingen de o ud-studenten van Hogeschool Utrecht een cheque voor hun afstudeerscriptie Dysfagie op de intensive care: een optimale samenwerking tussen de logopedist en de verpleegkundige. De voormalig logopediestudenten van Hogeschool Arnhem Nijmegen, Monika Förster, Elisabeth Hasler, Rike Lindemeyer en Stephanie Moog, kregen een eervolle vermelding voor hun scriptie over de invloed van therapiefrequentie op de effectiviteit van woordvindingstherapie bij chronische afasie.
De winnende onderzoekers hebben voor de intensive care van het Diakonessenhuis in Utrecht een evidence-based beslisboom ontwikkeld die goed aansluit bij de eisen en wensen van de verpleegkundigen. Deze beslisboom is een toevoeging op de huidige kennis omtrent dysfagie. Uit de literatuur is gebleken dat een dergelijk instrument niet beschikbaar was. Volgens het juryrapport is de beslisboom een waardevolle toevoeging voor de praktijk, aangezien het bijdraagt aan een eenduidiger beleid. “Het thema is een prachtig voorbeeld van een onderzoek waarbij interdisciplinair handelen centraal staat. De kennis van de logopedist wordt toegepast in een handzaam instrument dat het handelen van de
NUMMER 12, december 2015
IC-verpleegkundige vergemakkelijkt en de kwaliteit van zorg voor de cliënt vergroot.” Verder roemde de jury dat het instrument is uitgezet in de praktijk. “Er is veel aandacht voor het slagen van de implementatie, door zelfs het instrument in te bouwen in het elektronische patiënten dossier.”
Publieksprijs
In aanloop naar het NVLF-congres konden de ruim 5.000 leden van de NVLF hun stem uitbrengen op basis van filmpjes van alle genomineerde kandidaten over hun scriptieonderwerp. Met 24% van de stemmen ging de Bachelor Logopedie-publieksprijs eveneens naar de ex-logopediestudenten van Hogeschool Utrecht.
Eervolle vermelding studenten HAN
Vanwege de hoge kwaliteit van hun scriptie werden de vier door HAN genomineerde Duitse logopediestudenten apart genoemd. Het juryrapport noemt hun werk een gedegen onderzoek naar effectiviteit van therapiefrequentie uitmondend in een concrete brief aan de (Duitse) zorgverzekeraars. De Bachelor Logopedieprijs is in 2006 in het leven geroepen door de gezamenlijke logopedieopleidingen (SRO) en de NVLF om een brug te slaan tussen opleiding en het werkveld van de logopedie.
31
VB-lid Manon van der List:
uitdragen wat leden belangrijk vinden Sinds 2013 is Manon van der List actief bestuurslid van de NVLF en vanaf januari 2014 vicevoorzitter. In een eerdere periode was ze lid van de NVLF-commissie Dyslexie. Toen deze commissie haar taak had beëindigd, kwam voor haar de mogelijkheid om in een andere rol actief voor de vereniging te blijven. “Meedenken op vakinhoudelijk grond ligt me, omdat ik niet op de schouders van anderen wil leunen en er kwam een mogelijkheid binnen commissie Vakinhoud. Tevens kwam vanuit het verenigingsbestuur de vraag of ik een bestuurlijke bijdrage zou willen leveren. Deze vraag heeft ertoe geleid dat ik heb gesolliciteerd op een vacature binnen het verenigingsbestuur.”
Als de communicatie laagdrempelig is en je als organisatie toegankelijk bent, draagt dat bij aan de onderlinge afstemming van verwachtingen
32
Ten tijde van de contracteerronde in 2013 (over de contracten van 2014) gingen er veel negatieve geluiden de ronde, ook over de vereniging. Terugkijkend op die beginperiode van haar bestuurswerk vergelijkt Manon dat jaar met ‘in het diepe gegooid te worden’. “Van binnenuit kreeg ik steeds beter zicht op wat er bestuurlijk in de vereniging gebeurt. Tegelijkertijd zijn leden niet altijd goed op de hoogte van wat de NVLF mag en kan. De verwachtingen lagen, zeker in 2014, niet altijd op een realistisch niveau. Dan is het nog steeds zaak om aan verwachtingen tegemoet te komen door uit te voeren wat leden willen. Op sommige dossiers levert dat een spanningsveld op waarover de NVLF goed moet communiceren. Leden moeten makkelijk en snel kunnen terugvinden wat er binnen een onderwerp dat voor hen zwaar weegt gebeurt. Een voorbeeld hiervan is dat de NVLF een juridische dienst laat meelezen in de contracten van zorgverzekeraars.”
Verwachtingen afstemmen
Manon van der List noemt de beperkte bekendheid weliswaar lastig, maar leden hebben in haar ogen ook een eigen verantwoordelijkheid om zich te informeren. “Je moet er zelf
LOGOPEDIE JAARGANG 87
voor zorgen dat je de informatie, en die is er, tot je neemt. Je bent de laatste stap in je eigen ‘infoketen’. Als leden opmerken dat wij het niet goed doen is er vaak sprake van onwetendheid.” De kentering kwam in 2015. Toen voltrok zich merkbaar een verandering onder de leden, klonken er meer positieve geluiden. Manon van der List: “Leden ontdekten vaker wat ze bij de NVLF kunnen vinden. Ze zijn zich bewuster geworden van de mogelijkheden die de vereniging te bieden heeft. Daarbij geldt ook: kritiek is niet slecht voor een bestuur omdat je ervan kan leren. Als de communicatie laagdrempelig is en je als organisatie toegankelijk bent, draagt dat bij aan de onderlinge afstemming van verwachtingen. Blijven vertellen wat je doet, dus”. Voor Manon bestaat de bestuurlijke koers van de NVLF eruit dat het beleidsniveau aansluit op de behoefte van leden. Plannen moeten zich aanpassen aan wat de leden willen, expertise zul je moeten inwinnen bij de leden en als bestuur draag je uit wat de leden belangrijk vinden. “Voorop staat dat je moet blijven vertellen wat je doet”. Een recente ontwikkeling is het landelijk promoten van richtlijnen waarbij de NVLF betrokken is, of het initiatief heeft genomen. “Als er meer informatie is die voor de beroepsgroep is bestemd, dan moet dat direct worden teruggekoppeld aan leden. We moeten niet te lang over een besluitfase doen. Er was bijvoorbeeld geen rekening gehouden met het ontwikkelen van een patiëntenversie van de richtlijn stotteren. Dit is bij toekomstige richtlijnen gelijk als onderdeel van een ontwikkeltraject meegenomen.”
Data verzamelen
Een van de speerpunten van het beleid voor de komende jaren is het verzamelen van data. “We gaan daar, na de introductie van de kwaliteitstoets en het meten van de klantervaring mee door en bouwen dit verder uit. Het aanleggen en koppelen van databestanden staat voor het feit dat de vereniging zich hard wil maken waar we voor staan. Verslaglegging is hierin onmisbaar. Ziektekostenver-
NUMMER 12, december 2015
zekeraars spelen nu een te grote rol: dat moet minder. Over de inhoud van de zorg moet de zorgverlener het voor het zeggen hebben. Maar de spiegelinformatie die zorgverzekeraars ons voorhouden laten beperkte aspecten van de zorg zien die nergens over gaan. Via datavorming, waar de NVLF nu mee bezig is, kunnen we beschikken over argumenten die de werkelijkheid van de zorg vanuit de praktijk aantonen. Een vastgesteld aantal behandelingen per declaratiecode werkt niet. Binnen de meeste behandelprocessen draai ik andere trajecten dan op basis van het gemiddelde toegestaan zou zijn. Zorgverzekeraars kijken naar een ‘afgevlakte’ variant van het behandelproces en eigenlijk willen ze het systeem niet veranderen. Dat is kostentechnisch een te grote operatie. Qua ontwikkeling is het slecht als de maatstaf van goede zorg bepaalt of je boven of onder een gemiddeld cijfer scoort.” Volgens Manon zouden logopedisten hun ‘eigen graf graven’ door hun expertise niet op de eerste plaats te stellen. “Collega’s moeten laten zien dat de zorgverzekeraars er naast zitten. Te vaak ervaar ik nog dat er onder collega’s angst heerst voor een financiële afrekening. Maar het alternatief voor de eerstelijn is de duurdere tweedelijnszorg. Dus moeten we goed kunnen verantwoorden waarom de eerstelijn onmisbaar is.”
Een van de speerpunten van het beleid voor de komende jaren is het verzamelen van data Kwaliteitstoets
Over de kwaliteitstoets is Manon uitgesproken. Onbetwist en vanzelfsprekend beveelt ze die aan. “Door de zelfcheck te doen weet je
hoe je ervoor staat als de kwaliteitstoets in jouw praktijk zou worden uitgevoerd. Ook al ga je niet het officiële traject beginnen, het geeft je wel een goed beeld over de basiskwaliteit van de behandelingen. Als je het certificatietraject door een bureau laat doen speelt uiteraard de kosten-batenafweging mee. Je moet er de financiële ruimte voor hebben. Maar los van de financiële kant is het de verantwoordelijkheid van elke logopediepraktijk om te weten of je goed werk verricht.” Manon voegt er aan toe dat er kleine bureaus in opkomst zijn die beloven dat je tegen betaling de toets zal halen. Veel logopedisten laten zich door deze beloften beïnvloeden. Maar als je de zelfcheck van de NVLF doet heb je die bedrijven niet nodig.
Brede vereniging
‘Hoe doet de NVLF het op dit moment’, is de slotvraag die we Manon van der List voorleggen. De NVLF is nog altijd de beroepsvereniging voor alle leden, uit alle werkvelden, voor logopedisten die in groot of klein verband het vak uitoefenen. En sinds 2015 ook voor alle studenten logopedie. Uiteraard liggen er een aantal bestuurlijke uitdagingen die ook niet aan de logopedie voorbij zullen gaan. “Dat we een vereniging van groot en klein zijn betekent dat we dicht op de maatschappelijke ontwikkelingen moeten zitten, die voor de een anders kan uitpakken dan voor de ander. Preventie is een voorbeeld van een taakgebied binnen de zorg, waar steeds vaker laagdrempelige of lichte logopedie wordt aangeboden ter voorkoming van complexe zorg. De afweging of je bij bepaalde stoornissen specialistische zorg nodig hebt zal in de eerstelijnszorg meer aan de orde zijn. Deze discussie moeten we met elkaar voeren, inclusief de vraag of de generalist een vorm van specialisatie is. De samenwerking tussen de specialist en de generalist zal toenemen. Daarbij is ICF het gedachtengoed dat voor die discussie de basis heeft gelegd. De huidige visie op wat gezondheid is sluit daar op aan. De NVLF zal duidelijk moeten uitdragen hoezeer het communiceren functioneel is aan gezondheid en een gezonde leefstijl. Hier kunnen logopedisten aan bijdragen”.
33
CURSUS VOLLEDIGE INFORMATIE STAAT OP WWW.IKBENLOGOPEDIST.NL > CURSUS & CONGRES
18 januari, 9 maart, 13 april, 30 mei, 6 juli 2016 Evidence based diagnostiek en behandeling van Afasie HU: 088-4815214 of www.cps.hu.nl
14 en 21 april 2016 Psychogene Stem- en Spraak stoornissen Einders Educatie,
[email protected], www.einders.nl
21 en 22 januari 2016 Stemtherapie bij beroepssprekers: van klacht naar oplossing www.jopiekuiper.nl,
[email protected], 033 494 46 06
17, 23 mei en 2 juni 2016 Dysartrie HAN VDO, E
[email protected], T 024 - 353 05 67, I www.han.nl/vdo
9, 23 maart en 5 april 2016 Afasie HAN VDO, E
[email protected], T 024 - 353 05 67, I www.han.nl/vdo 10, 17 en 24 maart 2016 Méér dan larynxmanipulatie! HU: 088-4815214 of www.cps.hu.nl 15, 16 maart, 12, 13 april en 7 juni 2016 Slik- en voedingsproblemen bij jonge kinderen Hanzehogeschool Groningen, Vera van der Haar of Evelien Mooibroek 050 – 595 7788 / 3070,
[email protected], Aanmelden via http://professionals.hanze. nl/alle-opleidingen/zorg-en-welzijn/cureparamedisch/post-hbo-cursus-slik-en-voedingsproblemen-bij-jonge-kinderen/
NVLF Academy 11 maart 2016 Symposium Zorg en behandeling voor de Professionele Stem KNO – OLVG in samenwerking met de NVLF,
[email protected],
[email protected]
8, 15, 22 september 2016 Méér dan Larynxmanipulatie Einders Educatie,
[email protected], www.einders.nl 3 november 2016 Biofeedback en Triggerpoints Einders Educatie,
[email protected], www.einders.nl 17 november 2016 Cranio Mandibulaire Dysfunctie Einders Educatie,
[email protected], www.einders.nl 1 en 8 december 2016 Coachend naar Gedragsverandering, communicatie met Affectie! Einders Educatie,
[email protected], www.einders.nl
23 maart 2016 Stagebegeleiding HU: 088-4815214/5705 of www.cursussen.hu.nl Wilt u uw cursus of congres onder de aandacht brengen van 4500 logopedisten? Dat kost u slechts € 75,-. Op de website van de NVLF wordt uw c ursus of congres nog eens uitgebreid t oegelicht. Meer weten, bel met Jilke H ageman van de NVLF: 0348-457077 of kijk op op www.nvlf.nl. Inzendingen voor het januarinummer mailt u voor 7 januari 2016 naar
[email protected].
34
LOGOPEDIE JAARGANG 87
COLOFON Maandblad van de Nederlandse Vereniging voor Logopedie en Foniatrie - opgericht in 1927 Nederlands tijdschrift voor Logopedie is een uitgave van de Nederlandse Vereniging voor Logopedie en Foniatrie en verschijnt 10 keer per jaar. Logopedisch materiaal en boeken ter recensie zenden aan het redactiesecretariaat. Overname van artikelen is alleen toegestaan na schriftelijke toestemming van de redactie. SECRETARIAAT NVLF EN REDACTIESECRETARIAAT postadres Postbus 75, 3440 AB Woerden telefoon 0348 457070 fax 0348 418290 e-mail
[email protected] websites www.logopedie.nl www.nvlf.nl | www.ikbenlogopedist.nl | www.kindentaal.nl postbank NL85ING0002814400 | KvK Rotterdam 40464115
REDACTIERAAD Mw. dr. C. Blankenstijn | Mw. Drs. M. Blumenthal | Mw. Dr. M. Coppens | Mw. Dr. L. van den Engel-Hoek | Mw. dr. M.Ch. Franken | Mw. Prof. dr. E. Gerrits | Mw. dr. J.G. Kalf | Mw. J. Overbosch | Dhr. dr. M. Stollman | Mw. Dr. K. Wiefferink | Mw. A. van Wijk | Dhr. C. Winkelman | Dhr. Dr. R. Zwitserlood
VERENIGINGSBUREAU NVLF B. de Ridder, vestigingsmanager
UITGEVER Performis BV Postbus 2396 5202 CJ ’s-Hertogenbosch tel. 073-6895889
VERENIGINGSBESTUUR Dhr. T. de Koning, voorzitter | Mw. M.M.H. Drinkenburg-Roosendaal, penningmeester | Mw. D.J.A. te Kaat-van den Os, MSc., secretaris | Mw. A.A.M.M. van Kollenburg | Mw. Drs. M.E. van der List, vice voorzitter | Mw. G. Donkerbroek
FOTOGRAFIE Cover: Nout Steenkamp
ERELEDEN prof. dr. P.H. Damsté | prof. dr. P.H. DeJonckere | drs. J.H.A. Leenders B.J.E. Mondelaers | drs. ing. A.M.A. van Overbeek PUBLICATIERECHT Publicatie van een tekst houdt in dat de auteur zijn volledige rechten over de gepubliceerde tekst afstaat aan de NVLF. REDACTIE Janneke de Waal-Bogers (hoofdredacteur) | Marloes Korthout | Esther van der Does | Lydeke Fransen | Esther van Niel | Maaike de Kleijn | Anneriet Nubé | Nienke Verhoog e-mail:
[email protected]
NUMMER 12, december 2015
ONTWERP EN VORMGEVING Oranje Vormgevers ADVERTENTIES Performis BV, Geert Janus 073-6895889
[email protected] ABONNEMENTSPRIJZEN 2015 - € 95,- voor instellingen zonder logopedisten in dienst - € 190,- voor instellingen waar (een) logopedist(en) werkzaam zijn (is) - Buitenland € 114,-. Abonnementen kunnen schriftelijk tot 1 maand voor de vervaldatum worden -opgezegd. - Losse nummers voor leden € 5,- en voor niet-leden € 12,50. NVLF, de uitgever en de redactie aanvaarden geen aansprakelijkheid voor -mogelijkegevolgen die kunnen voortvloeien uit het gebruik van de informatie uit het tijdschrift.
35
Aangepaste consistentie ALS OPLOSSING BIJ DYSFAGIE
Maakt veilig en eenvoudig verdikken haalbaar Resource® ThickenUp Clear is verkrijgbaar in: 900 g en 125 g blikken en portieverpakkingen van 1,2 g (verpakt per 24 stuks). Resource® ThickenUp Clear is: amylase-resistent, veilig1 en dikt niet na lost helder op Leonard R, Pryor J, White C, McRay M, McKenzie S, Mehdizadeh OB, Belafsky PC. Nestlé HealthCare Nutrition 2011 data on file. Clinical Trial Report for the 09.18.CLI Study.
1
Nestlé Health Science, Hoevestein 36G, 4903 SC Oosterhout Tel. : 020 569 95 88 • www.NestleHealthScience.nl Dieetvoeding voor medisch gebruik - Gebruiken onder medisch toezicht. Dit document is uitsluitend voorbehouden aan de health care professional.
klontert niet En makkelijk mee te nemen!
geur- en smaakloos eenvoudig te doseren: 1,2,3,… nectar, honing, pudding. Altijd de juiste consistentie