Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC/M/1516/0030 van 26 november 2015
In de zaak van
de bvba 10POND, met maatschappelijke zetel te 9770 Kruishoutem, Duifhuisstraat 21, voor en namens wie optreedt mr. Koen VANDENBERGHE, advocaat, met kantoor te 8800 Roeselare, Henri Horriestraat 44-46, hierna de verzoekende partij te noemen,
tegen
het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, voor wie optreedt mevrouw Sigrid RAEDSCHELDERS, afdelingshoofd van de afdeling Milieuhandhaving, Milieuschade en Crisisbeheer van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid, hierna de verwerende partij te noemen,
ingeschreven in het register van de beroepen op 20 mei 2015 onder nummer MHHC/1415/0046/M/0038,
MHHC/M/1516/0030
26 november 2015
1
heeft de voorzitter het volgende overwogen:
1. Voorwerp van het beroep
Het beroep is ingesteld met een aangetekende brief van 30 april 2015 en is gericht tegen de beslissing 12/AMMC/1139-M/DW van 12 maart 2015 waarbij aan de verzoekende partij een alternatieve bestuurlijke geldboete van 941 euro, vermeerderd met de opdeciemen die ten tijde van het plegen van de feiten van toepassing waren voor de strafrechtelijke geldboeten, aldus gebracht op 5646 euro wordt opgelegd.
2. Verloop van de rechtspleging
Met een beschikking van 29 juni 2015 heeft de voorzitter van het College vastgesteld dat het beroep op het eerste gezicht laattijdig en bijgevolg klaarblijkelijk onontvankelijk is. De verzoekende partij heeft geen verantwoordingsnota ingediend.
3. Ontvankelijkheid Artikel 4 van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014 houdende de rechtspleging voor sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges (hierna Procedurebesluit) bepaalt dat de verzoekschriften op straffe van niet-ontvankelijkheid worden ingediend binnen de termijnen vermeld in het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid (hierna DABM). Luidens artikel 16.4.39 DABM kan degene aan wie de alternatieve bestuurlijke geldboete werd opgelegd binnen een termijn van dertig dagen na de kennisgeving van de bestreden beslissing beroep indienen bij het Milieuhandhavingscollege. Uit het administratief dossier blijkt dat de kennisgeving van de bestreden beslissing dateert van 26 maart 2015. De termijn voor de verzoekende partij om tegen deze beslissing beroep in te dienen, verstreek derhalve op 29 april 2015, met toepassing van artikel 16.1.3 DABM. De verzoekende partij heeft haar beroep ingediend met een aangetekende brief van 30 april 2015. Het verzoekschrift werd bijgevolg laattijdig ingediend. De verzoekende partij heeft geen verantwoordingsnota ingediend en wordt derhalve geacht de vaststellingen van de voorzitter van het college niet langer te betwisten. De aangetekende brief van 1 juli 2015 waarmee aan de verzoekende partij de mogelijkheid werd geboden om een verantwoordingsnota en bijbehorende overtuigingsstukken in te dienen werd door de postdiensten teruggestuurd wegens “niet afgehaald”. De griffier verricht alle betekeningen rechtsgeldig op de gekozen woonplaats, met toepassing van artikel 7, §2 Procedurebesluit. Er werd aan de griffier geen wijziging van de woonplaatskeuze ter kennis gebracht, zoals nochtans uitdrukkelijk vereist door artikel 7, §3 Procedurebesluit. De verzoekende partij stelt echter in haar initiële verzoekschrift het volgende: “… Speciaal verzoek inzake de tijdigheid van dit verzoekschrift: Op 23 april 2015 werd onderstaand schrijven overgemaakt
MHHC/M/1516/0030
26 november 2015
2
-
per email aan
[email protected] met aangetekende zending naar het adres als volgt:
(zie bijlage 1)
Dienst van de bestuursrechtscolleges Milieuhandhavingscollege Koning Albert II laan 35/bus 81 1000 Brussel
(zie bijlage 2)
Op heden ontving ik bericht van de postdiensten dat zij de brief niet konden afleveren, omwille van het feit dat zij het adres onjuist achten. Het spreekt nochtans voor zich dat de post, indien zij diligent tewerk was gegaan, de brief wel degelijk makkelijk op zijn bestemming had kunnen afleveren… Het betaamt niet dat de recht van mijn cliënten beknot zouden worden omdat de post haar zorgvuldigheidspverplichting niet nakomt. Ik verzoek u op heden in casu te willen aanvaarden dat er sprake is van overmacht, gezien de post haar zorgvuldigheidsverplichting niet is nagekomen en dit mij of mijn cliënte niet toerekenbaar is. Voor zover nodig duid ik aan dat dit wel degelijk een wettige rechtsgrond is ter motivatie van de vrijstelling. Immers het Hof van Beroep te Antwerpenheeft in een arrest van 19 maart 2013 (nr. 2011/AR/1812, 19 maart 2013 LRB 2013 (samenvatting DE JONCKHEERE, M.), afl. 2, 66) uiteengezet dat de rechtsfiguur overmacht omwille van het gelijkheidsbeginsel in alle aangelegenheden toepassing kan vinden en concludeert: “Overmacht kan derhalve, zelfs als dit niet uitdrukkelijk als uitsluitingsgrond is voorzien in het reglement, bevrijdend werken.” Aldus verzoek ik u om dit verzoekschrift als tijdig te aanvaarden.”
De verzoekende partij houdt voor dat een eerder beroepsschrift bij aangetekende brief van 23 april 2015 aan het College werd verzonden. De briefomslag (stuk 3), afgestempeld door de postdiensten op 24 april 2015 vermeldt als adres: ‘Dienst Bestuursrechtscolleges, Milieuhandhavingscollege, Koning Albert II laan 35 bus 81, 1000 Brussel’ en werd door de postdiensten teruggestuurd naar afzender wegens ‘adres onvolledig/onjuist’. Het college stelt vast dat de aangetekende brief foutief geadresseerd is doordat het de postcode “1000” vermeldde in plaats van “1030”. De verkeerd geadresseerde brief is door de postdiensten teruggezonden aan de verzoekende partij en met een aangetekende brief van 30 april 2014 heeft de verzoekende partij opnieuw een beroep verzonden, ditmaal aan het correcte adres. Het college merkt op dat het beroep, ingediend met een aangetekende brief van 30 april 2015, gedateerd werd op 29 april 2015. De verzoekende partij beroept zich op overmacht. Zij stelt dat de post haar zorgvuldigheidsplicht niet heeft nageleefd en dat indien de postdienst diligent te werk was gegaan, de brief wel degelijk makkelijk op zijn bestemming had kunnen afgeleverd worden. Het College is van oordeel dat er in hoofde van de verzoekende partij geen sprake kan zijn van enige overmachtssituatie. Overmacht kan immers enkel voortvloeien uit een gebeurtenis buiten de wil van degene die zich erop beroept en die door deze niet kon worden voorzien noch vermeden, en die niet het gevolg is van nalatigheid of een gebrek aan voorzorg van zijnentwege.
MHHC/M/1516/0030
26 november 2015
3
Het vermelden van een verkeerde postcode is louter en alleen toe te rekenen aan een vergissing in hoofde van de verzoekende partij. Een zorgvuldige en vooruitziende verzoekende partij doet het nodige, niet enkel om tijdig het verzoekschrift per beveiligde zending aan de postdiensten te bezorgen, maar tevens – en dit behoort eveneens tot haar zorgvuldigheidsplicht – om de zending zodanig op te stellen dat deze aan het College kan besteld worden. Met andere woorden, de plicht tot controle van het adres en de vermelding van het juiste adres rust op de verzoekende partij. De verzoekende partij toont ook niet aan dat het onmogelijk was om het correcte adres van het College te achterhalen. Dit geldt des te meer nu ten einde de bestreden beslissing “Belangrijke mededelingen – 2. Mogelijkheid tot beroep tegen de boetebeslissing” is opgenomen, met volgend adres voor het Milieuhandhavingscollege: “Dienst van de Bestuursrechtscolleges, Milieuhandhavingscollege, Koning Albert II-laan 35, bus 81, 1030 Brussel”. Verzoekende partij merkt daarnaast op dat het initiële beroep op 23 april 2015 eveneens per e-mail werd overgemaakt aan
[email protected]. Met toepassing van artikel 8, §1 Procedurebesluit bezorgen de partijen alle verzoekschriften en processtukken met een beveiligde zending aan het College op straffe van onontvankelijkheid. Artikel 2, 8° van het decreet van 4 april 2014 betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges beschouwt een e-mail niet als een beveiligde zending. Gelet op artikel 26, §4 Procedurebesluit.
MHHC/M/1516/0030
26 november 2015
4
Om deze redenen beslist de voorzitter van het Milieuhandhavingscollege 1. dat de zaak zonder verdere rechtspleging in beraad wordt genomen. 2. dat het beroep klaarblijkelijk onontvankelijk is.
Dit arrest is uitgesproken in Brussel op de openbare zitting van 26 november 2015 door het Milieuhandhavingscollege, dat samengesteld is uit: Marc VAN ASCH
voorzitter.
bijgestaan door Xavier VERCAEMER
griffier.
De griffier,
De voorzitter,
Xavier VERCAEMER
Marc VAN ASCH
MHHC/M/1516/0030
26 november 2015
5