Meerjaren formatiebeleidsplan 2014-2018 De Groeiling
Mei 2014
©De Groeiling, stichting voor katholiek en interconfessioneel primair onderwijs Gouda en omstreken
Bestuurskantoor De Groeiling Aalberseplein 5 Postbus 95 2800 AB Gouda
[email protected] www.degroeiling.nl
Meerjaren formatiebeleidsplan De Groeiling
Inhoudsopgave
Voorwoord
blz. 4
1. Inleiding
blz. 5
2. Berekening formatie 2.1 Toedeling middelen
blz. 6 blz. 8
3. Leerlingprognoses, meerjarenbegroting en formatiegegevens 3.1 Leerlingenprognoses 3.2 Meerjarenbegroting 3.3 Meerjaren formatieoverzicht organisatieniveau
blz. 10 blz. 10 blz. 11 blz. 13
4. Financiële ontwikkelingen
blz. 17
5. Personeel en formatieplanning 5.1 Personele ontwikkelingen 5.2 Formatieplanning
blz. 19 blz. 19 blz. 23
6. Beleidsvoornemens
blz. 25
7. Afrondend
blz. 28
3
Meerjaren formatiebeleidsplan De Groeiling
Voorwoord Veel schoolbesturen in Nederland hebben te maken met een daling van het aantal leerlingen doordat er minder kinderen in de gemeente/regio geboren worden (krimp). In eerdere rapportages van landelijke organisaties is becijferd dat er tussen 2009 en 2019 zo’n 100.000 kinderen minderen geboren worden. Dat dit effect daadwerkelijk optreedt is al zichtbaar geworden in de periode 20092014. Het gevolg is een afname van het aantal groepen in scholen en boventalligheid/ontslag van personeel. In de afgelopen vijf jaar hebben duizenden leraren in het primair onderwijs hun baan verloren en deze ontwikkeling zet zich in de komende jaren nog voort. Door het verschuiven van de AOW-pensioengerechtigde leeftijd stromen in de komende jaren minder personeelsleden uit dan eerder was voorzien. Daardoor blijft langer sprake van boventalligheid en gedwongen ontslag. Een ander nadeel van deze ontwikkeling is dat pas afgestudeerde leraren nauwelijks werk vinden. Als ze wel werk vinden dan is dat tijdelijk; een vast dienstverband zit er doorgaans niet in. Het gevolg is dat deze jonge mensen zich op andere arbeidssectoren richten en dat minder mensen kiezen voor een pabo-opleiding. Dit is om meerdere redenen een zorgelijke ontwikkeling. Ook De Groeiling heeft te maken met krimp in de regio Midden-Holland (Het Groene Hart) waarin haar 22 scholen voor primair onderwijs gehuisvest zijn. In de periode 2009-2014 is een jaarlijkse afname van gemiddeld 165 leerlingen (2,85%). Omdat De Groeiling de regeling werkgelegenheid (CAO PO) hanteert is van ontslag geen sprake. Door het inrichten van een vervangingspool kan werkgelegenheid worden behouden. Daarnaast worden vacatures deels niet meer ingevuld en wordt (meer) werk gemaakt van mobiliteit. Dit alles neemt niet weg dat een aantal scholen jaarlijks het aantal groepen ziet afnemen en met minder personeel toch dezelfde (of hogere) kwaliteit geboden moet worden. Daarbij ligt bij de scholen de nadruk op behoud van onderwijsgevend personeel. Onderwijsondersteunend personeel is immers niet bevoegd om les te geven. In tijden waarin nog sprake was van groei is het aantal onderwijsondersteunend personeel (met name onderwijsassistenten en lerarenondersteuners) toegenomen. Nu er sprake is (en voorlopig blijft) van terugloop in formatie is er minder formatieve ruimte beschikbaar voor de inzet van deze functionarissen. Daarnaast moet in het algemeen worden bekeken op welke wijze de formatie op organisatie- en schoolniveau in de pas kan blijven lopen met de leerlingenprognoses en daaraan gerelateerde inkomsten. Dit Meerjaren formatiebeleidsplan 2014-2018 maakt dat inzichtelijk
Harry van de Kant en Els van Elderen College van Bestuur De Groeiling
4
Meerjaren formatiebeleidsplan De Groeiling
1. Inleiding Beleidsplanning wordt als een instrument gezien waarmee de organisatie op langere termijn verantwoorde keuzes kan maken en strategische doelen kan realiseren. Keuzes die de onzekerheid reduceren en de scholen meer mogelijkheden bieden samenhangende beslissingen te nemen om de gestelde doelen te bereiken. Het (meerjaren) formatiebeleid draagt mede bij aan het realiseren van de missie van De Groeiling: vanuit een katholieke/christelijke levensovertuiging kwalitatief goed onderwijs verzorgen in de scholen die beheerd worden door de stichting. Het formatiebeleid maakt het bereiken van onderwijskundige doelstellingen mogelijk en is het fundament voor de werkgelegenheid, loopbaanontwikkelingsmogelijkheden en het welbevinden van het personeel binnen de organisatie. Het formatiebeleid kent drie niveaus: het meerjaren formatiebeleid, het jaarlijks Bestuursformatieplan en de uitwerking hiervan op schoolniveau. Het meerjaren formatiebeleid is onderdeel van zowel het integraal personeelsbeleid als het (meerjarig) financieel beleid en heeft specifiek betrekking op de formatieve ontwikkelingen in de organisatie en de afzonderlijke scholen. De meerjarenprognoses van leerlingenaantallen en de uitstroom van personeel als gevolg van het bereiken van de AOW-pensioengerechtigde leeftijd vormen daarbij belangrijke gegevensbronnen. Daarnaast hebben we te maken met landelijke regelgeving waaronder bekostigingsregelingen en bepalingen in de CAO PO. Ook deze wijzigen regelmatig (net als prognoses) waardoor altijd sprake is van enige onzekerheid. De verplichting tot het formuleren van het meerjaren formatiebeleid is opgenomen in artikel 2.7 van de CAO PO. Actualisering van dit beleid gebeurt jaarlijks in het Bestuursformatieplan. De CAO PO is afgesloten tussen de brancheorganisatie (PO-Raad) en vakcentrales in het primair onderwijs en is bindend voor de daarbij aangesloten leden (bevoegde gezagsorganen) en personeelsleden. Blijven de door elk afzonderlijk bevoegd gezag te maken beleidskeuzen binnen de kaders van de CAO PO dan voert het bevoegd gezag over zijn voornemens overleg met de Gemeenschappelijke Medezeggenschapsraad. De personeelsgeleding heeft instemmingsrecht bij de voornemens die personele gevolgen met zich meebrengen. Slechts in een beperkt aantal gevallen wordt Decentraal Georganiseerd Overleg gevoerd tussen het bevoegd gezag en de vakcentrales. Dit vindt ook plaats als het bevoegd gezag buiten de kaders van de CAO PO wil treden. Naast genoemde CAO PO zijn er ook in wet- en regelgeving (met name de Wet primair onderwijs en de algemeen verbindende voorschriften van het ministerie van OCW) bepalingen opgenomen over het te voeren formatie-(en personeels)beleid. Het meerjaren formatiebeleidsplan beschrijft in kwantitatief en kwalitatief opzicht welke functies op termijn deel (moeten gaan) uitmaken van de gewenste of noodzakelijk geachte personeelsformatie. Het beleid is gericht op het behoud van de werkgelegenheid en het realiseren van kwalitatief integraal personeelsbeleid, opdat hiermee de kwaliteit van het onderwijs binnen De Groeiling gegarandeerd blijft en waar nodig verbeterd wordt. De cijfermatige gegevens zijn van belang voor de formatieplanning van de 22 scholen voor primair onderwijs van onze stichting. De concrete uitwerking per schooljaar wordt beschreven in het jaarlijks Bestuursformatieplan dat voor 1 mei ter instemming aan de personeelsgeleding van de Gemeenschappelijke Medezeggenschapsraad wordt voorgelegd.
5
Meerjaren formatiebeleidsplan De Groeiling
2. Berekening formatie Op basis van het aantal leerlingen op 1 oktober wordt aan de scholen een bedrag in geld toegekend. Over de inzet van de gelden beslist het College van Bestuur, na advies van de GMR en goedkeuring (begroting kalenderjaar) van de Raad van Toezicht. Grondslag voor de bekostiging vormt de gemiddelde personeelslast (GPL) waarbij rekening wordt gehouden met de gemiddelde gewogen leeftijd (GGL) van het personeel in de organisatie. Oudere personeelsleden ontvangen in de regel een hoger salaris dan jongere personeelsleden. Daarnaast is het schot tussen de materiële middelen (gelden voor schoonmaak, aanschaf meubilair en inventaris, vervanging methoden e.d.) en personele middelen verdwenen, waardoor verschuivingen van gelden ten behoeve van formatie- of personeelsbeleid kunnen plaatsvinden, of omgekeerd. Vooralsnog wordt hier niet voor gekozen binnen De Groeiling. Dat betekent dat ongeveer 80-85% van de totale vergoeding op schoolniveau aan loonkosten besteed kan worden. Kijkend naar de huidige situatie binnen onze scholen dan is het gemiddelde 84%. Uitgangspunt is dat dit percentage onder de 85% ligt. Dit komt overeen met de personele rijksvergoeding, bestaande uit 70% personele lumpsum, 8% budget personeel en arbeidsmarktbeleid en een flexibel percentage uit aanvullende middelen als: de prestatiebox, het Nationaal Onderwijsakkoord, het ‘Herfstakkoord’ en Passend Onderwijs. Een deel van deze middelen is in te zetten voor personele doeleinden (bijvoorbeeld professionalisering van leraren en schoolleiders, de inzet van intern begeleiders in de school of onderwijsondersteunend personeel). Daarbij geldt dat elke directeur tenminste vier dagen in de week ambulant dient te zijn: lesgeven is een vak apart, leiding geven ook. De berekening van het lumpsumbedrag voor reguliere basisscholen verloopt via een ingewikkelde formule. Eerst wordt op landelijk niveau de gemiddelde personeelslast (GPL) bij een landelijk gemiddelde leeftijd (LGL) van de functie ‘leraar’ vastgesteld. Dit gebeurt aan de hand van de personele uitgaven in het afgelopen schooljaar (= meetjaar). Een indicatie: de GPL voor het schooljaar 2014-2015 bedraagt voor basisscholen € 57.939,91 bij een gemiddelde leeftijd van 40,63 jaar en voor speciale scholen voor basisonderwijs (De Oostvogel) € 62.992,96 bij een gemiddelde leeftijd van 41,69 jaar. De GPL bestaat uit een vast bedrag + een variabel bedrag. Dit laatste is afhankelijk van de gewogen gemiddelde leeftijd (GGL) van het onderwijsgevend personeel van een bestuur. De formatie bestaat uit verschillende componenten: aantal leerlingen 4-7 jaar op te teldatum: aantal leerlingen 8 jaar en ouder op de teldatum; kleine scholentoeslag voor scholen met minder dan 145 leerlingen; directietoeslag; toeslag nevenvestiging. Daarnaast worden nog bedragen toegekend in het kader van: aantal ‘gewichtenleerlingen’; ondersteuningsmiddelen Passend Onderwijs; groeiformatie (bestuursniveau berekend); prestatiebox; Nationaal onderwijsakkoord en ‘Herfstakkoord’; VVE/schakelklassen impulsgebieden (bestrijden van onderwijsachterstanden).
6
Meerjaren formatiebeleidsplan De Groeiling
Voor een school voor speciaal basisonderwijs (sbo) geldt dat de bekostiging in hoofdlijnen gelijk loopt aan die van reguliere basisscholen. Er zijn echter een paar verschillen: Er is geen onderscheid in leeftijd van de leerlingen, maar in basisformatie en ondersteuningsformatie. Er is een extra vergoeding voor achterstandsleerlingen (cumi-leerlingen). Er is een maximum vastgesteld aan de rechtstreekse bekostiging van het aantal leerlingen: 2% van het aantal leerlingen in een samenwerkingsverband Passend Onderwijs. Als er meer leerlingen zijn dan 2% dan betaalt OCW over het meerdere aantal leerlingen alleen de basisformatie. Het samenwerkingsverband betaalt de ondersteuningsformatie. De GPL bevat ook een opslag voor Bapo-verlof (2%), dat personeelsleden vanaf 52 jaar kunnen opnemen. In de nieuw af te sluiten CAO PO verdwijnt de Bapo-regeling en komt er een seniorenregeling voor in de plaats. Aard en omvang (in tijd en middelen) zijn nog niet bekend. In de periode januari-februari worden door het College van Bestuur en de controller gesprekken gevoerd met alle directies van de scholen over de inzet van de formatie op schoolniveau voor het nieuwe schooljaar (en het schooljaar daarop als de prognoses daartoe aanleiding geven). Bij een aantal scholen is sprake van een zodanige terugloop van het aantal leerlingen dat vermindering van personele uitgaven aan de orde moet zijn. Ontslag is daarbij niet aan de orde omdat De Groeiling de regeling werkgelegenheid (CAO PO) hanteert. Gevolg van terugloop in formatie is dan dat personeel boventallig wordt. Als er terugloop van leerlingen is op de teldatum dan is ook bijna altijd sprake van een negatief begrotingsresultaat in het volgende kalenderjaar. Dat negatieve resultaat is de taakstelling: het verschil tussen uitgaven en inkomsten moet in dat kalenderjaar weggewerkt worden, tenzij er zwaarwegende redenen zijn om toch een negatief exploitatieresultaat te accepteren. In de begrotingsbrief die het College van Bestuur jaarlijks in november voorlegt aan de Raad van Toezicht en de Gemeenschappelijke Medezeggenschapsraad wordt dit in voorkomende situaties ook gemeld. De taakstelling van een school houdt vrijwel altijd in dat uiterlijk per 1 augustus formatie moet verdwijnen. Dit kan door het verminderen van uren, of vertrek van personeel niet in te vullen, of door personeel boventallig te plaatsen. Het beleid hiertoe is beschreven in het beleidsstuk ‘Mobiliteit en gedwongen overplaatsing’. Concreet houdt dit in dat betrokkenen dan in de vervangingspool geplaatst worden. Van daaruit kunnen zij – net als alle andere personeelsleden met een vast dienstverband – reageren op vacatures die ontstaan. In april maakt het ministerie van OCW (via de Staatscourant) de juiste bedragen voor het schooljaar bekend. Vervolgens wordt op bestuursniveau berekend wat de exacte inkomsten en uitgaven op personeelsgebied zijn. Voor wat betreft de uitgaven gaat het om de werkelijke loonkosten, waarin ook de werkgeverslasten zijn opgenomen. Een grove berekeningswijze is: bruto maandsalaris x 12 x 1,63 (waarin opgenomen vakantie-uitkering, eindejaarsuitkering, pensioenopbouw, e.d.).
2.1.
Toedeling middelen
De volgende criteria en afdrachtpercentages worden gehanteerd bij de verdeling van personele gelden bovenschools en richting de scholen:
Voorziening Bapo Prestatiebox Budget personeels- en arbeidsmarktbeleid Impulsgebied
Percentage bestuur 3,2 25,0 50,0 0,0
Percentage school n.v.t. 75,0 50,0 100,0
Basis OCW personele lumpsum OCW OCW Budget P&A OCW Overige bestemming
7
Meerjaren formatiebeleidsplan De Groeiling
Schakelklassen VVE-gelden Samenwerkingsverband Passend Onderwijs
0,0 0,0 58,0
100,0 100,0 42,0
Gemeente Gemeente OCW Passend Onderwijs
Eind oktober/begin november wordt het volume Bapo gemeten. Het bedrag wordt in mindering gebracht van de personele lumpsum en vervolgens toegekend aan de scholen (komend kalenderjaar) waar personeel van Bapo-verlof gebruik maakt. Wijzigingen in een kalenderjaar (toe- of afname van het verlof) hebben geen consequenties voor scholen. Uitgaande van een overgangssituatie en de minimale inzet van 2% van de lumpsum voor seniorenbeleid wordt in het meerjarenoverzicht (begroting en formatieplan) uitgegaan van 3,2% van de lumpsum. De inzet van de bovenschoolse middelen Prestatiebox betreffen: scholing personeel, scholing directies/management, kwaliteitszorg (o.a. digitaal leerlingvolgsysteem). Scholen besteden hun deel ook voor cultuureducatie en verbetering van taal- en rekenen/wiskunde. Het bovenschools deel van het budget personeels- en arbeidsmarktbeleid wordt ingezet voor:
loonkosten bestuursleden, bureaumedewerkers, bovenschoolse inzet ICT, centrale inkoop; huisvestingslasten en bureaukosten bestuursbureau (schoonmaak, repro, ict, telefoon,….); betaald ouderschapsverlof (55%); bedrijfsgezondheidszorg (contract ArboUnie, onderzoeken, tweede spoor, et cetera); scholing personeel en management; kosten directeurenberaad; interne mobiliteit zittende directeuren (verschil wtf/inschaling bij vacature); kosten vervanging bij minder dan 98% inzet poolers; werving en selectie leidinggevenden; kosten inhoudelijke personeelsbijeenkomsten; instandhouding lespunt De Meije; faciliteiten GMR en RvT; kosten ingehuurd personeel; Intranet/ICT; algemene activiteiten ten behoeve van het personeel (verhuiskosten, jubilea).
Bij De Groeiling ontvangen twee scholen in Gouda (St. Aloysius en De Goudakker) middelen voor impulsgebieden. De desbetreffende scholen ontvangen deze middelen volledig. Basisschool De Goudakker ontvangt van de gemeente Gouda subsidie voor twee schakelklassen. Het aantal (twee of een) wisselt jaarlijks. Ook deze middelen gaan volledig naar het schoolbudget. Jaarlijks worden in een aantal gemeenten aanvragen gedaan voor VVE-subsidie. Met deze middelen worden taalverbeteringstrajecten opgezet. De middelen gaan volledig naar de desbetreffende scholen.
De scholen van De Groeiling maken deel uit van drie samenwerkingsverbanden Passend Onderwijs: Rijnstreek (regio Alphen aan den Rijn), Passenderwijs (regio Woerden) en MiddenHolland (regio Gouda). Per samenwerkingsverband geldt een andere bestuurlijke inrichting en daaraan gekoppelde toekenning van middelen voor schoolbesturen. Rijnstreek en Passenderwijs kennen een budget van ongeveer € 85 per leerling toe en Midden-Holland ongeveer € 130 per leerling. Van elk bedrag gaat € 55 per leerling naar de scholen; van het overige deel wordt De GroeiAcademie bekostigd. 8
Meerjaren formatiebeleidsplan De Groeiling
Eerder is melding gemaakt van de middelen die beschikbaar komen vanuit de akkoorden die het Kabinet gesloten heeft. Voor 2014 gaat het om een relatief bedrag (€ 17 mln.: ongeveer € 11,50 per leerling). Niet duidelijk is of dit bedrag door de CAO-partijen ingezet wordt ter bekostiging van maatregelen in de nieuwe CAO PO, of dat het bedrag toebedeeld wordt aan de schoolbesturen. In dit laatste geval ontvangen de scholen het volledig bedrag naar rato van het aantal leerlingen (teldatum). Wat de overige middelen uit de akkoorden betreft: denkbaar is dat een deel bestemd is voor materiële zaken (met name de middelen ‘onderbesteding gemeentefonds’). Deze middelen worden in dat geval toegekend aan de voorziening gebouwenonderhoud teneinde de gebouwen aan te kunnen blijven passen aan de veranderende omstandigheden (bijvoorbeeld de toename van een digitale leeromgeving) en het noodzakelijke onderhoud (binnen- en buitenzijde van de gebouwen). Voor de overige middelen is het wachten op de regelingen/bestemmingen die via de CAO PO of Staatscourant kenbaar gemaakt worden.
9
Meerjaren formatiebeleidsplan De Groeiling
3. Leerlingprognoses, meerjarenbegroting en formatiegegevens 3.1.
Leerlingenprognoses
Het meerjaren formatiebeleidsplan 2014-2018 geeft op basis van leerlingenprognoses en de meerjarenbegroting inzicht in de budgettaire en formatieve ontwikkelingen voor de scholen en op bovenschools niveau (bestuurskantoor). Daarbij gaat het om indicaties voor de komende jaren. Ontwikkelingen zijn niet alleen afhankelijk van zaken die De Groeiling kan beïnvloeden, zoals de kwaliteit van het onderwijs en het bieden van passend onderwijs aan alle leerlingen in onze scholen, maar ook van factoren buiten onze organisatie. Hierbij kan gedacht worden aan bezuinigingen op de bekostiging door de rijksoverheid, bouwplannen van gemeenten, en premieverhogingen van fondsen (ABP, Vervangings- en Participatiefonds). De Groeiling heeft z’n 22 scholen voor primair onderwijs gevestigd in 8 gemeenten in de regio Midden-Holland/Het Groene Hart. In onderzoeken wordt voor deze regio het beeld geschetst van krimp van 20% in de periode 2009-2019. Tussen 2009-2014 is voor De Groeiling de jaarlijkse krimp gemiddeld 2,85%. Dit tempo daalt waardoor de krimp in genoemde periode voor ons ongeveer 20% bedraagt. De stand van zaken op 1 mei 2014: Brinnr.
School
03NX 03NZ 04XH 05BG 05BL 06FY 06JG 07PI 07ST 08KA 08ZK 09WM 09WS 10PG 10YZ 11KG 11MK 11VU 12FK 14ZW 22KF 22KF01 28AK
Gerardus Majella De Krullevaar De Zevensprong St. Catharina St. Michaëlschool De Bijenkorf Dorpsschool De Bron De Akker De Regenboog De Goudakker Speel en Werkhoeve Kardinaal Alfrink Pax Christischool Willibrord/Miland St. Jozef (Oudewater) De Triangel Mariaschool De Cirkel De Oostvogel* St. Jozef (Moordrecht) ‘t Carillon Voorziening hoogbegaafden* St. Aloysius Totaal
2014 108 117 202 134 196 335 171 237 356 175 182 224 181 330 233 227 172 375 86 216 424 45 406 5.132
2015 104 112 212 127 186 324 171 229 345 182 171 216 172 325 231 225 167 374 69 226 424 30 416 5.038
2016 96 113 220 118 183 303 166 221 338 181 172 216 173 315 223 218 158 371 70 226 420 20 407 4.928
2017 93 112 220 113 176 298 163 221 331 178 163 205 173 303 223 217 154 374 70 225 416 0 401 4.829
2018 93 114 220 109 173 289 165 224 330 177 163 200 165 303 222 210 155 364 70 225 419 0 406 4.796
*Uitgaande van plaatsing van leerlingen met een SBO-beschikking/-toewijzing vanaf 1-8-2014.
Op 1 oktober 2009 was het leerlingenaantal 5.923 en werkten zo’n 600 personeelsleden in de organisatie. Een afname van 30% zou in 2019 betekenen dat er ongeveer 4.100 leerlingen zijn. Uit bovenstaand overzicht blijkt dat echter niet het geval te zijn. De prognoses geven weliswaar aan dat sprake blijft van een daling in de komende jaren maar deze wordt deels afgeremd omdat een aantal scholen nu nog relatief grote bovenbouwgroepen telt en er meer leerlingen uitstromen dan er 10
Meerjaren formatiebeleidsplan De Groeiling
binnenkomen, maar met 2-3 jaar zal de uitstroom gelijk zijn aan de instroom. Er is dan sprake van een stabilisatie. Bij de meeste scholen is sprake van een lager aantal leerlingen in de leeftijd 4 t/m 7 jaar dan in de leeftijd 8 jaar en ouder. Bij een evenwichtige verdeling zou - op basis van de bekostiging – een gemiddelde van 24 leerlingen per groep aangehouden kunnen worden. Doordat er echter minder onderbouwleerlingen zijn (waarvoor de Rijksvergoeding hoger is) dient het groepsgemiddelde omhoog te gaan om de personele bekostiging meer in evenwicht te brengen met de vergoeding. Het gemiddelde dat De Groeiling dient te hanteren is minimaal 25 leerlingen per groep. Voor de scholen wordt derhalve onderstaand overzicht aangehouden als leidraad bij de bespreking van de formatie van een schooljaar: School Gerardus Majella De Krullevaar De Zevensprong St. Catharina St. Michaëlschool De Bijenkorf Dorpsschool De Bron De Akker De Regenboog De Goudakker Speel en Werkhoeve Kardinaal Alfrink Pax Christischool Willibrord/Miland St. Jozef (Oudewater) De Triangel Mariaschool De Cirkel De Oostvogel* St. Jozef (Moordrecht) ‘t Carillon/Vuurvogel St. Aloysius Totaal
20142015 111 117 196 147 200 346 161 233 364 188 176 224 196 333 231 238 182 380 100 209 485 410 5.241
GR 5 5 8 6 8 14 6 9 15 8 7 9 8 14 9 9 7 15 7 8 19 16 215
20152016 108 113 202 134 196 335 171 237 356 175 182 224 181 330 233 227 172 375 86 216 469 406 5.132
GR 4 5 8 5 8 13 7 9 14 7 7 9 7 14 9 9 7 15 6 9 18 16 206
20162017 104 112 212 127 186 324 171 229 345 182 171 216 172 325 231 225 167 374 69 226 454 416 5.038
GR 4 5 8 5 7 13 7 9 14 7 7 9 7 13 9 9 7 15 5 9 17 16 202
20172018 96 113 220 118 183 303 166 221 338 181 172 216 173 315 223 218 158 371 70 226 420 407 4.928
GR 4 5 9 5 7 12 7 9 14 7 7 9 7 13 9 9 6 15 5 9 16 16 200
20182019 93 112 220 113 176 298 163 221 331 178 163 205 173 303 223 217 154 374 70 225 416 401 4.829
GR 4 5 9 5 7 12 7 9 13 7 7 8 7 13 9 9 6 15 5 9 16 16 198
*Uitgaande van een hogere instroom op basis van het schoolondersteuningsprofiel
3.2.
Meerjarenbegroting
Door vermindering van het aantal leerlingen (en dus inkomsten) en door verhoging van de loonkosten daalt de behoefte aan personeel, temeer daar de uitstroom wegens het bereiken van de AOW-pensioengerechtigde leeftijd pas later op gang komt door de verschuiving van deze leeftijd. Een scherpe daling van de personele omvang is nodig om te komen tot een evenwicht in de (verhouding van) personele baten en lasten. Tegelijkertijd wil De Groeiling wel de beperkte mogelijkheden benutten om ook pas afgestudeerde leraren enige werkgelegenheid te kunnen bieden. Ook door het tijdelijk benoemen van personeelsleden kunnen verplichtingen ontstaan, waardoor de vermindering van de personele afgeremd kan worden. In onderstaande tabel zijn de consequenties van de leerlingenprognoses verwerkt in de meerjarenbegroting (kalenderjaren):
11
Meerjaren formatiebeleidsplan De Groeiling
2014 Leerlingen (t-1) BATEN OCW Personele lumpsum OCW P&A OCW Velo OCW Overige bijdragen Overige overheidsbijdragen Overige baten TOTAAL BATEN Formatieplaatsen in fte LASTEN Personeel Materieel TOTAAL LASTEN Financiële baten/lasten RESULTAAT
2015
2016
2017
2018
5.336
5.195
5.093
4.992
4.887
17.461.300 2.087.000 3.341.700 1.139.500 177.600 1.396.495 25.603.595
17.100.000 1.900.000 3.200.000 2.105.000 60.000 1.225.000 25.590.000
16.750.000 1.800.000 3.100.000 1.675.000 60.000 1.150.000 24.535.000
16.450.000 1.700.000 3.000.000 1.845.000 55.000 1.050.000 24.100.000
16.150.000 1.600.000 2.900.000 1.940.000 55.000 1.000.000 23.645.000
356,0
348,0
339,0
330,0
323,0
21.618.770 4.213.825 25.832.595
21.096.000 4.777.500 25.873.500
20.486.000 4.702.200 25.188.200
20.001.000 4.576.000 24.577.000
19.486.000 4.960.000 24.446.000
+75.000
+75.000
+75.000
+75.000
+75.000
-154.000
-208.500
-578.200
-402.000
-726.000
Voor een uitgebreide toelichting op de bovenstaande gegevens verwijzen we naar de meerjarenbegroting 2014 – 2018. Een paar uitgangspunten en bijzonderheden lichten we kort toe: Basis voor de meerjarenbegroting is de leerlingenprognose waarbij voor het kalenderjaar gerekend is met t-2 (7/12) en t-1 (5/12). Bij de inkomsten is rekening gehouden met de toekenning van middelen uit het Nationaal Onderwijsakkoord en Herfstakkoord voor zover deze bekend waren eind 2013. Eveneens is rekening gehouden met de toekenning van een jaarlijks bedrag inzake het buitenonderhoud dat vanaf 2015 voor rekening komt van het bestuur. De bijdrage uit de prestatiebox eindigt na het schooljaar 2014-2015 en deze zijn dan ook niet meer vanaf het kalenderjaar 2016 opgenomen in de begroting. Een jaarlijkse daling van 100-150 leerlingen is verwerkt door het aantal fte onderwijsgevend personeel jaarlijks te verminderen met 8 fte (gemiddelde loonkosten € 58.000). Daarnaast worden vacatures ‘directeur’ voor maximaal 0,8 fte ingevuld. Er is rekening gehouden met uitgaven inzake het behoud van/de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs en randvoorwaarden (bijvoorbeeld het binnenklimaat van scholen). Belangrijk bezuinigingsvoorstel is de afname van de omvang van onderwijsondersteunend personeel, met name onderwijsassistenten en lerarenondersteuners. Het is de wens om de huidige omvang, 18,2 fte op 1 augustus 2016 terug gebracht te hebben naar maximaal 5 fte. Vanwege de daling van inkomsten zal het jaarlijks nodig zijn taakstellingen op te leggen teneinde de uitgaven in de pas te laten lopen met de inkomsten. De Groeiling hanteert de regeling ‘werkgelegenheidsbeleid’ zodat boventallig personeel niet ontslagen kan worden. Er is een vervangingspool van waaruit betrokkenen hun werkzaamheden verrichten. Voor leraren in de pool is dit makkelijker te realiseren dan onderwijsondersteunend personeel (onderwijsassistenten/lerarenondersteuners). Laatstgenoemde functionarissen hebben geen lesbevoegdheid; volledige vervanging is alleen aan de orde als eenzelfde functionaris ziek is. Door de toename van onderwijsondersteunend personeel daalt de vervangingsgraad in de pool en moet het bestuur steeds meer loonkosten terugbetalen aan het Vervangingsfonds.
12
Meerjaren formatiebeleidsplan De Groeiling
3.3
Meerjaren formatieoverzicht organisatieniveau
De meerjarenbegroting leidt tot het volgende meerjaren formatieoverzicht (fte’s) op organisatieniveau: Omschrijving Scholen Directie OP OOP Taakstelling daling leerlingen Totaal formatie (ex taakstelling) Bestuurskantoor CvB OOP kantoor OOP overig Totaal formatie
2014
2015
2016
2017
2018
25 253 57 -8 335
25 245 57 -8 327
25 237 57 -8 319
25 229 56 -8 310
24 221 59 -8 301
1,8 3,2 5,7
1,8 3,2 5,2
1,8 2,2 5,2
1,8 2,2 5,2
1,8 2,2 5,2
10,7
10,2
9,2
9,2
9,2
Algemeen Bovenstaand overzicht laat het natuurlijk verloop zien per functie. Bij het natuurlijk verloop is gekeken naar de uitstroom van personeelsleden die de AOW-pensioengerechtigde leeftijd bereiken en er wordt beperkt rekening gehouden met uitstroom/vermindering van benoemingsomvang vanwege andere redenen (vertrek, vermindering wtf, ongeschiktheid voor de functie, et cetera). Kijkend naar bovenstaande overzicht in combinatie met het jaarlijks begroot negatief resultaat (waarin de vermindering van het natuurlijk verloop is meegerekend) dan zijn aanvullende maatregelen nodig om de personele omvang te verminderen teneinde de uitgaven beter in de pas te laten lopen met de inkomsten. In Hoofdstuk 5 (Beleidsvoornemens) wordt hier nader op ingegaan.
Ad scholen Boventallig personeel Bij de ‘taakstelling daling leerlingen’ wordt minimaal 8 fte personeel jaarlijks uit de formatie van de scholen gehaald en geplaatst in de vervangingspool. Bij vacatures zal de omvang van de pool afnemen. De loonkosten van de poolers worden vergoed door het Vervangingsfonds, waarbij de werkzaamheden minimaal voor 98% moeten bestaan uit vervangingswerkzaamheden die voor vergoeding van het Vervangingsfonds in aanmerking komen. Wanneer het Vervangingsfonds verdwijnt of stopt met de vervangingspool-constructie dan komen de loonkosten van betrokkenen weer volledig voor rekening van De Groeiling. Derhalve telt het aantal fte wel mee in het totaal. Ondanks de boventalligheid van vast benoemd personeel wordt in beperkte mate aan pas afgestudeerde leraren een tijdelijk dienstverband aangeboden. Betrokkenen worden dan in de vervangingspool benoemd en verrichten van hieruit hun werkzaamheden. De stafmedewerker P&O coördineert de inzet van betrokkenen. De Groeiling wacht bij goed functioneren van tijdelijk benoemde jonge leraren niet tot de periode van 36 maanden voorbij zijn teneinde dan te besluiten of een vast dienstverband aan de orde kan zijn. Bij goed functioneren wordt het tijdelijk dienstverband na 24 maanden omgezet in een vast dienstverband. Betrokkenen kunnen dan ook – net als alle personeelsleden met een vast dienstverband – reageren op vacatures.
13
Meerjaren formatiebeleidsplan De Groeiling
Directie Bij een vacature voor de functie ‘directeur’ is de maximale omvang 0,8000 fte. Alle directeuren hebben een inschaling in minimaal schaal DB. Directeuren van scholen met meer dan 400 leerlingen zijn ingeschaald in schaal DC. Iedere school heeft een eigen directeur; in incidentele situaties kan het voor komen dat er een meerschoolse directeur is. Daarbij kan gedacht worden aan de situatie dat er een school (of beide scholen) onder de opheffingsnorm raken. In het kader van interne mobiliteit kunnen zittende directeuren met een hogere wertktijdfactor over stappen naar een vrijkomende directeursfunctie met een lagere (i.c. 0,8000) werktijdfactor; het verschil ontvangt de school ter compensatie door het budget voor personeels- en arbeidsmarktbeleid te verhogen. Rekening houdend met het vertrek van een groot aantal zittende directeuren in de komende jaren (pensioen) zal de directie-omvang derhalve verminderen. Op basis van het vastgestelde beleid is de functie adjunct-directeur niet meer in het Functieboek opgenomen. Bij vertrek van een adjunct-directeur in een school verdwijnt ook die functie (er ontstaat geen vacature meer voor die functie). Toenemende boventalligheid van bepaalde functie OOP De formatieomvang OOP bestaat uit verschillende functies: conciërge, administratief medewerker, onderwijsassistent, lerarenondersteuner, intern begeleider. In de jaren waarin sprake was van een stijging van het aantal leerlingen is - mede gestimuleerd door de toekenning van het budget personeels- en arbeidsmarktbeleid en leerlinggebonden financiering – het aantal onderwijsassistenten en lerarenondersteuners flink gegroeid (inmiddels 18,2 fte en € 770.000 loonkosten). Met de terugloop van het aantal leerlingen (sinds 2009), de afname van het aantal groepen in scholen, de afname van het aantal leerlinggebonden budgetten (dat nog verder zal afnemen met de invoering van Passend Onderwijs) en de vermindering van (personele) inkomsten neemt ook de behoefte aan inzet van deze functionarissen af en drukken de loonkosten flink op het budget van een aantal scholen. Door de regeling ‘werkgelegenheid’ is van ontslag geen sprake; als scholen deze functionarissen uit de formatie willen halen kan dat door hen boventallig te verklaren waarna ze in de vervangingspool komen. Door de beperkte inzet (er is zelden sprake van vervanging van eenzelfde functionaris) verschuiven daardoor de loonkosten van het schoolniveau naar het bovenschools niveau. Een beperkte omvang (maximaal € 50.000,-) van de terug te betalen loonkosten aan het Vervangingsfonds kan het bestuurskantoor in zijn begroting opnemen; het meerdere (en dus maximaal € 770.000) zal door de gezamenlijke scholen (solidariteit) of individuele scholen (scholen van herkomst) moeten worden vergoed. Deze situatie noopt tot overleg met de onderwijsvakbonden om deze formatieomvang middels het opstellen van een sociaal plan te verminderen.
Ad bestuurskantoor Onderscheid moet worden gemaakt tussen de bezetting van het bestuurskantoor en de totale bezetting op bovenschools niveau.
14
Meerjaren formatiebeleidsplan De Groeiling
Bestuurskantoor De formatie van het bestuurskantoor bestaat uit: Functie Voorzitter College van Bestuur Lid College van Bestuur Stafmedewerker Onderwijs & Kwaliteitszorg* Stafmedewerker Personeelszorg Stafmedewerker Personeel&Organisatie Bestuurssecretaresse
Benoemingsomvang 1,0 0,8 1,0 0,6 0,6 1,0
Inschaling B4 B3 13 10 9 8
*Eind 2015 gaat de stafmedewerker Onderwijs&Kwaliteitszorg met pensioen. De functie wordt niet herbezet.
De GroeiAcademie Per 1 augustus 2014 komt het personeel dat in dienst is van Samenwerkingsverband WSNS Het Groene Hart/De Groeiacademie in dienst van De Groeiling. Het betreft de volgende formatie: Functie Coördinator Orthopedagoog (3) Preventief ambulant begeleider (3) Speltherapeut Administratief medewerker (2)
Benoemingsomvang 0,7 1,0/0,5/0,5 0,8/0,7/0,5 0,5 0,2
Inschaling 11 11 10 8 6
Het samenwerkingsverband viel al bijna volledig samen met De Groeiling. Naast het bieden van leerlingenzorg wordt ook een cursusaanbod door De GroeiAcademie (advies-, kennis- en expertisecentrum van het Samenwerkingsverband en daarbij aangesloten scholen) verzorgd. Deze – en andere – werkzaamheden blijven verricht worden voor de scholen van De Groeiling en tot 1 augustus 2016 ook voor de drie eenpitters van andere besturen die deel uitmaken van WSNS. Zowel De Groeiling als de drie eenpitters dragen daartoe middelen bij vanuit het budget dat de besturen ontvangen vanuit de nieuwe samenwerkingsverbanden Passend Onderwijs. De bekostiging van de orthopedagogen loopt al enkele jaren via het budget ‘personeels- en arbeidsmarktbeleid’ dat de scholen ontvangen. Zij dragen uit dit budget € 32 per leerling af en krijgen hiervoor inzet van uren orthopedagoog terug. De omvang preventief ambulante begeleiding zal per 1 augustus 2015 verminderd worden met 0,5 fte (uitgaande van vermindering van de vraag naar inzet van ambulante begeleiding in het kader van Passend Onderwijs). Preventief ambulante begeleiding wordt ingezet om het schoolondersteuningsprofiel van elke school waar te kunnen (blijven) maken. Scholen ontvangen een aantal te besteden uren aan begeleiding. De personeelsleden die werkzaam zijn bij De GroeiAcademie worden administratief geplaatst onder het bestuurskantoor. De coördinator maakt deel uit van het stafoverleg dat periodiek in het bestuurskantoor plaats vindt. Zij geeft leiding aan de overige medewerkers van De GroeiAcademie. Directe aanspreekpersoon voor de coördinator is het lid College van Bestuur die belast is met de portefeuille Onderwijs en Kwaliteitszorg. Overig Een van de directeuren van een school is een dag in de week bovenschools werkzaam (centrale inkoop); betrokken school ontvangt hier een vergoeding voor. Het betreft een tijdelijke situatie die jaarlijks beoordeeld wordt. Bekostiging vindt plaats uit het bovenschools budget ‘personeels- en arbeidsmarktbeleid’. 15
Meerjaren formatiebeleidsplan De Groeiling
Via het administratiekantoor is een controller een dag in de week werkzaam op het bestuurskantoor (contractbasis). Bekostiging vindt plaats uit het bovenschools budget ‘personeels- en arbeidsmarktbeleid’. Een van de school-ICT’ers is een dag in de week bovenschools werkzaam; betrokken school ontvangt hier een vergoeding voor (uit het bovenschools budget ‘personeels- en arbeidsmarktbeleid’. Bovenstaande kan in een meerjarig overzicht als volgt inzichtelijk worden gemaakt: Omschrijving Bestuurskantoor CvB Stafmedewerker O&K Stafmedewerker P&O Stafmedewerker Personeelszorg Bestuurssecretaresse Totaal bestuurskantoor
2014
2015
2016
2017
2018
1,8 1,0 0,6 0,6 1,0 5,0
1,8 1,0 0,6 0,6 1,0 5,0
1,8 0,0 0,6 0,6 1,0 4,0
1,8 0,0 0,6 0,6 1,0 4,0
1,8 0,0 0,6 0,6 1,0 4,0
De GroeiAcademie Coördinator Preventief ambulante begeleiding Orthopedagogen Administratieve ondersteuning Totaal De GroeiAcademie
0,7 2,0 2,0 0,4 5,1
0,7 1,5 2,0 0,4 4,6
0,7 1,5 2,0 0,4 4,6
0,7 1,5 2,0 0,4 4,6
0,7 1,5 2,0 0,4 4,6
Overig Controller ICT-er bovenschools Centrale inkoop* Totaal Overig
0,2 0,2 0,2 0,6
0,2 0,2 0,2 0,6
0,2 0,2 0,2 0,6
0,2 0,2 0,2 0,6
0,2 0,2 0,2 0,6
*Wordt jaarlijks beoordeeld; in ieder geval wel in 2014 en 2015.
Zaken als personeels- en financiële administratie, schoolgebouwenonderhoud en ICT-netwerkbeheer worden door een externe organisatie verzorgd. Eind 2014 eindigt het contract met WPS Scholenbeheer (schoolgebouwenonderhoud). Het College van Bestuur wil een beleidsmedewerker huisvesting benoemen (0,5 fte) die deze werkzaamheden uit gaat voeren (goedkoper en kortere lijnen).
16
Meerjaren formatiebeleidsplan De Groeiling
4. Financiële ontwikkelingen en aandachtspunten Een aantal onzekerheden maakt de voorspellende waarde van een meerjarig bestuursformatieplan beperkt: onduidelijkheid over de toekomstige rijksbekostiging; onduidelijkheid over de inzet van de akkoorden die het kabinet gesloten heeft; bij een sterke(re) leerlingendaling: lagere inkomsten; de gevolgen van afspraken in de CAO PO; stille bezuinigingen (bijvoorbeeld premieverhogingen van fondsen, werkgeversdeel loonkosten die niet of nauwelijks gecompenseerd worden). Toekomstige rijksbekostiging Een aantal componenten van de rijksvergoeding is niet structureel, bijvoorbeeld: de prestatiebox (eindigt na het schooljaar 2014-2015) en de vergoeding impulsgebieden (wordt verlengd maar kan eindigen). Daarnaast is de kleine scholentoeslag ook nog onderwerp van gesprek. Jaarlijks wordt ook de hoogte van de lumpsum tussentijds bijgesteld. Dit kan een meevaller opleveren, maar ook (vaker) een tegenvaller. Nationaal Onderwijsakkoord en Herfstakkoord In september 2013 is door de Stichting van het Onderwijs (waarin vertegenwoordigers van werkgevers- en werknemersorganisaties van alle onderwijssectoren zitting hebben) en het Kabinet een akkoord gesloten (Nationaal Onderwijsakkoord) waarmee extra middelen naar de onderwijssectoren gaan. Daarnaast is ook een akkoord gesloten tussen het Kabinet en drie oppositiepartijen (Herfstakkoord) waardoor eveneens extra middelen naar de onderwijssectoren gaan. Voor het primair onderwijs betekenen de akkoorden in grote lijnen het volgende:
In de loop van 2014 worden nadere uitwerkingen van bovenstaande (2015 en verder: wanneer, op welke wijze en met welk doel ontvangen besturen de middelen) bekend gemaakt.
17
Meerjaren formatiebeleidsplan De Groeiling
Voor 2014 gaat het om een relatief bedrag (€ 17 mln.: ongeveer € 11,50 per leerling). Niet duidelijk is of dit bedrag door de CAO-partijen ingezet wordt ter bekostiging van maatregelen in de nieuwe CAO PO, of dat het bedrag toebedeeld wordt aan de schoolbesturen. In dit laatste geval ontvangen de scholen het volledig bedrag naar rato van het aantal leerlingen (teldatum). Wat de overige middelen uit de akkoorden betreft: denkbaar is dat een deel bestemd is voor materiële zaken (met name de middelen ‘onderbesteding gemeentefonds’). Deze middelen worden in dat geval toegekend aan de voorziening gebouwenonderhoud teneinde de gebouwen aan te kunnen blijven passen aan de veranderende omstandigheden (bijvoorbeeld de toename van een digitale leeromgeving) en het noodzakelijke onderhoud (binnen- en buitenzijde van de gebouwen). Voor de overige middelen is het wachten op de regelingen/bestemmingen die via de CAO PO of Staatscourant kenbaar gemaakt worden. Stille bezuinigingen Schoolbesturen krijgen in beperkte mate compensatie voor een stijging van de arbeidskosten. In 2013 bedroeg de compensatie 0,17% voor de gestegen pensioenpremies en sociale lasten (verhoging van de GPL voor het schooljaar 2013-2014), terwijl de PO-Raad becijferde dat de daadwerkelijke toename van de werkgeverslasten 1% bedroeg. Er is dus sprake van een gat van ongeveer 0,8%; dat komt overeen met een structurele korting van € 120 miljoen of 2.100 fte leraren. Daarnaast verhoogt het Vervangingsfonds en het Participatiefonds ook jaarlijks/twee keer per jaar de premie; hier staat ook geen compensatie tegenover. Wat de nabije toekomst van de fondsen betreft: al langer is sprake van het beëindigen van de verplichte aansluiting. Voor schoolbesturen bestaat de mogelijkheid om eigen risicodrager te zijn voor de eerste 52 weken bij ziekteverzuim. Inmiddels heeft staatssecretaris Dekker de Tweede Kamer laten weten dat hij voor het einde van het jaar met voorstellen wil komen om de volledig verplichte aansluiting te beëindigen, waarbij een vangnet gecreëerd moet worden (verzekering) om geen onevenredige risico’s bij kleine schoolbesturen te laten ontstaan. Wanneer verplichte deelname beëindigt wordt ontvangen de besturen een bedrag (premie) waaruit de vervanging bekostigd moet worden. In de meerjarenbegroting is nog geen rekening gehouden met een dergelijke inkomstenbron. Voor de beëindiging van verplichte aansluiting bij het Participatiefonds zijn nog geen concrete toezeggingen gedaan. Denkbaar is dat deze aansluiting op termijn eveneens verdwijnt en ook hier een vangnet komt voor de kleine schoolbesturen. Wat de materiële vergoeding van het Rijk betreft: deze wordt weliswaar periodiek aangepast (in 2014: 1,41% boven de vergoeding van 2013) maar is nog steeds niet kostenvolgend; iets dat wel aan het Velo-stelsel ten grondslag ligt. Bovendien is uit recent landelijk onderzoek (PO-Raad) gebleken dat scholen gemiddeld € 23.000 tekort komen op hun exploitatie. Er zijn geen schotten tussen de personele lumpsum en materiële lumpsum; een tekort bij de een zou wellicht gecompenseerd kunnen worden door de ander, maar gezien bovengenoemd gemiddeld tekort en eerder genoemde ontwikkelingen (krimp, minder inkomsten en boventallig personeel) is van compenseren geen sprake: zowel op de personele als materiële uitgaven is sprake van overschrijdingen.
18
Meerjaren formatiebeleidsplan De Groeiling
5. Personeel en formatieplanning 5.1.
Personele ontwikkelingen
Enkele kengetallen Op 1 augustus 2014 is er de volgende leeftijdsopbouw: Totaal Aantal personen
516
Mannen vrouwen Totaal
Parttime 26 408 434
Wtf Aantal
<0,2 18
Leeftijdsgroepen <25 12 Fulltime 32 50 82 0,2 – 0,4 50
% 11 89 100
25 t/m 34 112 Directies 10 17 27 0,4 – 0,6 139
35 t/m 44 98 % 37 63 100
OP 37 382 419
0,6 – 0,8 145
45 t/m 54 163 % 9 91 100
55 t/m 65 131
OOP 11 59 70
0,8 – 1,0 82
% 16 84 100 1,0 82
Functiemix Vanaf 2010 wordt er vanuit het Rijk meer geïnvesteerd in de leraren door middel van het ‘actieplan leerkracht’. Naast een schaalverkorting wordt er ook een functiemix ingevoerd. Het doel hiervan is om de loopbaanontwikkeling van de leraar te verbeteren. Het actieplan houdt een inspanningsverplichting voor besturen in om op 1 augustus 2014 40% van de leraren LA ingeschaald te hebben in LB. Wat betreft de bekostiging wordt 75% gefinancierd vanuit het rijk. De resterende 25% wordt bekostigd uit eigen middelen. Uitgaande van de situatie per 1 augustus 2014 is de situatie voor De Groeiling de volgende: Scholen/Bestuur LB CAO PO 1-8-2014 LB 1-8-2014 Basisscholen (21) 56,5 fte 47,0 fte Speciale basisschool (1) Het aantal van 56,5 fte komt overeen met 40%; het aantal van 47,0 is dan 33%.
LC 1-8-2014 0,0 fte
Bovenstaande situatie is geen ‘eindfase’: ook na 1 augustus 2014 worden personeelsleden die voldoen aan de functie-eisen benoemd als leraar LB. Wel is gebleken dat de belangstelling van leraren om benoemd te willen worden in een LB-schaal niet zo groot is. Desgevraagd geven veel leraren aan dat zij de functie-eisen niet in verhouding vinden staan tot de geringe verhoging (zeker in een deeltijdbetrekking) van het salaris. Lerarenbeurs Sinds de invoering in 2008 hebben ruim 40.000 leraren een beurs gekregen. Onder deze lerarenbeurs zijn vooral de masteropleiding Special Educational Needs en de bacheloropleiding Nederlands in trek. Het budget voor het schooljaar 2013-2014 bedraagt in totaal € 75 miljoen. Daarnaast is met de sociale partners afgesproken dat de beurs vanaf 2012 alleen nog maar mag worden ingezet voor de verhoging van het kwalificatieniveau. Bij de Groeiling heeft inmiddels meer dan 10% van de huidige leraren een beurs toegekend gekregen. Lerarenregister Volgens de afspraken uit het Regeerakkoord is het lerarenregister, dat leraren moet stimuleren hun bekwaamheid op niveau te houden en te verbeteren, vanaf eind 2011 operationeel. In het Nationaal 19
Meerjaren formatiebeleidsplan De Groeiling
Onderwijsakkoord (2013) is vastgelegd dat in 2015 tenminste 40% van de leraren en in 2017 alle leraren in het register zijn opgenomen. Vervolgens vindt herregistratie plaats binnen vier jaar. Het Ministerie van OCW stelt inschrijving in het register als voorwaarde voor de toekenning van de lerarenbeurs. In het themanummer van het personeelsblad Groeilink, maart 2014, is uitgebreid aandacht besteed aan het nut en de noodzaak van registratie. Berichtgeving hieromtrent wordt ook in de komende jaren periodiek verspreid, teneinde alle leraren zich te laten registreren voor 1 januari 2017. Professionele ontwikkeling Een van de kenmerken van goed presterende onderwijslanden is het belang dat zij hechten aan continue professionele ontwikkeling. Het kabinet investeert vanaf 2012 extra in de professionalisering van leraren (prestatiebox en het Nationaal Onderwijsakkoord). Ook is opbrengstgericht werken een belangrijk ontwikkelingspunt. In 2015 moet 60% van de scholen in het primair onderwijs opbrengstgericht werken, in 2018 is het streven 90%. We verwachten van al onze medewerkers dat zij zich blijvend inzetten om hun vakbekwaamheid op peil te houden en waar nodig of wenselijk te verbreden of te verdiepen. Dit wordt ook versterkt door de verplichte registratie van schoolleiders (vanaf 2013) en leraren (vanaf 2017). Een stimulans gaat uit van de Lerarenbeurs, de promotiebeurs en het vaste bedrag voor deskundigheidsbevordering dat schoolleiders conform de CAO PO mogen inzetten. De Groeiling faciliteert daarnaast door een jaarlijks aanbod van scholing te doen. Daarnaast zijn er netwerken ingericht, cursusdagen, studiedagen maar wordt ook ingezet op een brede inzetbaarheid, flexibiliteit, mobiliteit en loopbaanbeleid. Jaarlijks wordt ongeveer € 200.000 ingezet. Professioneel HRM beleid Het Actieplan Leraar 2020, alsmede het Bestuursakkoord Leraren 2012-2015 en het Nationaal Onderwijsakkoord koppelt verdergaande professionalisering van leraren aan een professioneel HRMbeleid. Schoolleiders en leidinggevenden spelen een rol in het creëren van een resultaatgerichte, ambitieuze leercultuur. In het primair onderwijs zijn daarom de bekwaamheidseisen voor schoolleiders geactualiseerd (beroepsstandaard). De Groeiling kent een uitgebreid HRM-beleid waarin ook de stafmedewerkers een duidelijke rol vervullen. Daarnaast maakt De Groeiling gebruik van externe expertise (regio-adviseurs van het Vervangingsfonds, de ArboUnie, deelname aan netwerken HRM). Werkgelegenheid Ongeveer 6% van het totaal aantal banen in Nederland is te vinden in het onderwijs. Het aantal banen in het primair onderwijs daalde in 2013 licht van 181.000 in het eerste kwartaal van 2013 naar 178.000 in het vierde kwartaal. De onderwijssector kent daarbij een relatief lage arbeidsmobiliteit. In het primair onderwijs werkt ruim 67% van het personeel in deeltijd, met een gemiddelde betrekkingsomvang van 0,73 werktijdfactor (26 uur in andere sectoren). Daarnaast kent deze sector vooral vrouwelijke leraren: in voltijdbanen uitgedrukt is 83% van de leraren vrouw. Wel neemt het aandeel vrouwelijke schoolleiders en het aantal vrouwen in hogere functies gestaag toe. Bij De Groeiling is 91% van de leraren vrouw; van de directeuren zijn er 13 vrouw (59%) en 9 man (41%). De Groeiling hanteert de regeling ‘werkgelegenheidsbeleid’ zoals in de CAO PO beschreven staat. Van de werkgever worden de nodige inspanningen verwacht teneinde afvloeiing te voorkomen. Een belangrijk instrument is de vervangingspool zoals het Vervangingsfonds deze in haar reglement heeft opgenomen. Er kan gekozen worden om 4% of 6% van het aantal fte personeel in de pool te plaatsten; de loonkosten van betrokkenen worden vergoed door het Vervangingsfonds. Daarbij geldt
20
Meerjaren formatiebeleidsplan De Groeiling
wel de verplichting dat 98% of 100% van de werkzaamheden uit vervanging van afwezig (en bij het Vervangingsfonds te declareren) personeel bestaan. Op deze wijze (en door het vertrek van personeelsleden niet altijd in te vullen) is de omvang van het personeel in de afgelopen jaren afgenomen: van 408 fte eind 2009 tot 356 fte eind 2013. In de komende jaren zal dit aantal verder dalen naar 323 (zie ook eerder onder paragraaf 3.3.). De functiecategorie die in omvang fors teruggebracht moet worden (i.c. onderwijsondersteunend personeel en specifiek de functies onderwijsassistent en lerarenondersteuners) is in de overzichten nog niet verminderd. Vacatures en mobiliteit Het aantal openstaande vacatures in het primair onderwijs daalt. Ook zijn er per regio verschillen. In de regio Het Groene Hart, waar De Groeiling zijn scholen heeft, is nauwelijks of geen sprake van openstaande vacatures. De krimp in deze regio is groot. Ook De Groeiling heeft jaarlijks te maken met een beperkt aantal vacatures die in eerste instantie open staan voor alle personeelsleden met een vast dienstverband. Wanneer er geen beschikbare kandidaten zijn dan kunnen ook personeelsleden met een tijdelijk dienstverband reageren. De procedure ‘Werving en selectie’ van De Groeiling beschrijft hoe bij vacatures (zowel op bovenschools niveau als schoolniveau) gehandeld wordt. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de verschillende functiecategorieën. Het mobiliteitsbeleid is beschreven in het document ‘Mobiliteit en gedwongen overplaatsing’. In dit beleid is onder andere de mogelijkheid geboden dat personeelsleden ook kunnen ruilen van werkplek. Daarnaast geldt voor directeuren een maximale duur van 8 (en in uitzonderlijke situaties 9) jaar bij een school; daarna hebben zij de keuze uit andere scholen binnen De Groeiling. Wanneer personeelsleden aangeven graag elders (buiten De Groeiling/het onderwijs) te willen werken dan maakt het aanbod van een outplacementtraject deel uit van dit traject. Ziekteverzuim Het ziekteverzuim in het primair onderwijs blijft redelijk stabiel (rond de 6,2%). In het verleden is dit percentage lager geweest maar na een periode van daling werd weer sprake van een stijging. Op bestuursniveau zijn de verschillen groot. Het verzuimpercentage van De Groeiling is jaarlijks onder het landelijk gemiddelde; in 2013 was het 5,04%. Om het ziekteverzuim zo laag mogelijk te laten zijn is preventief verzuimbeleid belangrijk. Een goede belastbaarheid en toedeling van taken/werkzaamheden is noodzakelijk. Daarbij vervullen zowel de directeuren als de stafmedewerker Personeelszorg een belangrijke rol. Maar ook van elk personeelslid wordt gevraagd dat hij/zij het nodige doet (of nalaat) om verzuim te voorkomen. De ontwikkeling van het ziekteverzuim in de periode 2012-2013 en de ambities voor 2014-2018 zijn: Directies Realisatie 2012 Realisatie 2013 Begroting 2014 Ambitie 2015 Ambitie 2016 Ambitie 2017 Ambitie 2018
3,81 5,86
Onderwijzend personeel 6,29 5,18
Onderwijsondersteunend personeel 3,89 3,70
Bovenschools/ Bestuurlijk 11,76 5,84
Totaal 5,76 5,04 4,80 4,60 4,40 4,20 4,00
Na een aantal jaren van stijgend ziekteverzuim is er sinds 2012 sprake van een dalende trend. Voor de periode 2014 t/m 2018 heeft De Groeiling de ambitie om het ziekteverzuim geleidelijk te 21
Meerjaren formatiebeleidsplan De Groeiling
verminderen tot uiteindelijk 4% in 2018. Gezien de positie van De Groeiling als een groot onderwijsbestuur in de regio Midden-Holland en de daarbij behorende complexiteit en problematiek is dit een ambitieuze doelstelling. Om deze ambitie waar te maken zal De Groeiling in deze periode ondermeer € 25.000 per jaar extra inzetten voor de preventie van het ziekteverzuim. Het contract met de ArboUnie is al aangescherpt. Daarnaast speelt de stafmedewerker Personeelszorg een nadrukkelijke rol tijdens de eerste zes weken van het ziekteverzuim. Ook zal het consequent voeren van verzuimgesprekken, de regelmatige gesprekkencyclus voor alle medewerkers en de invoering van het eigen risicodragerschap voor ziekteverzuim korter dan één jaar, waarbij een laag ziekteverzuim tot een financieel voordeel bij de scholen leidt, bijdragen aan de realisatie van deze doelstelling. Uitstroom en arbeidsperspectief Landelijk gezien ontstaat er vanaf 2016 weer vacatureruimte doordat een grote groep AOWpensioengerechtigden het onderwijs zal verlaten. Ook hier zijn echter grote regionale en bestuurlijke verschillen. Voor De Groeiling geldt onderstaand overzicht:
Uitgaande van een jaarlijkse boventalligheid van 8 fte door daling van het aantal leerlingen ontstaat er pas vacatureruimte in 2022! Een ongewenste situatie, kijkend naar de onevenwichtige leeftijdsopbouw van het personeel en gezien het feit dat pas afgestudeerden van de pabo nauwelijks werk vinden. Ondanks de wens van het kabinet om langer doorwerken te stimuleren is het voor De Groeiling van belang om maatregelen te treffen om het voor oudere personeelsleden aantrekkelijk te maken om eerder te stoppen met werken waardoor jonge mensen aan het werk kunnen bij onze organisatie. Een betere voorlichting over de mogelijkheden van keuzepensioen en ‘groen voor grijs’ (waarbij een jonge leraar benoemd wordt bij vertrek van een oudere leraar en eenmalig het verschil in loonkosten betaald wordt) bieden daartoe wellicht mogelijkheden.
22
Meerjaren formatiebeleidsplan De Groeiling
5.2.
Formatieplanning
Functies Scholen van De Groeiling maken voor de inrichting van hun formatie gebruik van het Functieboek van De Groeiling. In dit document zijn de diverse functies beschreven die binnen de formatie voor kunnen komen. Naast deze functies zijn er ook functies die nog in de organisatie voorkomen maar niet meer worden ingevoerd bij vertrek van betrokken functionarissen. Het gaat hierbij met name om de functies ‘adjunct-directeur’ (2), ‘onderwijsassistent’ (25) en ‘lerarenondersteuner’ (12). Iedere school heeft een eigen directeur; bij een school (De Goudakker) is sprake van een duodirecteurschap. Daarnaast zijn er onderwijsgevende personeelsleden en onderwijsondersteunende personeelsleden. Tot de laatste functiecategorie horen functies als: conciërge, administratief medewerker, intern begeleider, onderwijsassistent en lerarenondersteuner. ‘Intern begeleider’ kan zowel een functie zijn (bij iets meer dan de helft van de scholen het geval) als een taak. Bijna alle scholen beschikken over een administratief medewerker en bij tweederde van het aantal scholen is een conciërge werkzaam. Buiten de functies om die in het Functieboek beschreven staan kunnen geen andere functies ingevoerd worden. Meerjarenplanning formatie In onderstaand overzicht is de situatie beschreven op 1 augustus 2014 en de gewenste situatie op 1 augustus 2018: 1-8-2014 School/Bovenschools
Gerardus Majellaschool De Krullevaar* De Zevensprong St. Catharina St. Michaëlschool De Bijenkorf Dorpsschool De Bron De Akker De Regenboog De Goudakker Speel en Werkhoeve Kardinaal Alfrinkschool Pax Christischool Willibrord/Miland St. Jozefschool Oudewater De Triangel Mariaschool De Cirkel De Oostvogel St. Jozefschool Moordrecht ’t Carillon De Vuurvogel St. Aloysius Vervangingspool
Directie (fte) 1,0000 0,6000 1,0000 1,0000 1,0000 1,0000 1,0000 2,0000 2,0000 1,4204 0,8000 1,0000 1,0000 1,6640 1,0000 1,0000 1,0000 0,8600 0,5258 1,0000 1,0000 0,8531 1,0000 0 24,7233
OP (fte) 5,4096 5,6788 8,2201 5,2782 7,2366 14,9918 7,9160 10,1612 15,6532 10,2466 8,4732 10,3879 7,6115 12,8403 9,0824 11,6824 7,8164 17,9801 10,4643 9,7423 19,8941 3,4764 20,4844 12,5000 253,2278
1-8-2018 OOP (fte) 0,8785 1,4036 1,9787 2,0369 3,9775 2,8024 0,8898 1,4402 3,2950 2,9027 1,1056 0,9052 3,1110 4,0155 1,2306 0,9553 0,1326 1,3269 3,2456 1,7541 2,6094 0 2,2612 4,3751 48,6334
Directie (fte) 0,8000 0,6000 1,0000 0,8000 0,8000 0,8000 1,0000 2,0000 2,0000 1,4204 0,8000 1,0000 0,8000 1,6640 1,0000 1,0000 0,8000 0,8600 0,5258 1,0000 1,0000 0 0,8000 0 23,4702
OP (fte) 3,7000 4,5000 8,8000 4,5000 7,0000 11,9000 6,5000 8,8000 13,2000 7,1000 6,5000 8,2000 6,9000 12,1000 8,9000 8,6000 6,1000 14,9000 5,0000 9,0000 16,6000 0 16,0000 8,0000 202,8000
OOP (fte) 0,8785 0,8767 1,0000 0 1,5690 1,8562 0,8898 1,4402 1,8079 1,3129 0,9056 0,5252 1,0000 2,2079 0,2306 0,9553 0,1326 1,0738 3,2456 1,0903 1,6660 0 0,9457 0 25,6098
23
Meerjaren formatiebeleidsplan De Groeiling
Ten aanzien van bovenstaand overzicht merken we het volgende op: Waar de directie een omvang van 2 fte heeft betreft het een directeur en adjunct-directeur. In het overzicht ‘DIR 2018’ is bij directies verwerkt dat de komende vier jaar zittende directeuren vertrekken (AOW-pensioengerechtigde leeftijd) en de herbezetting 0,8 fte is. Bij de omvang ‘OP 2014’ is uitgegaan van de werkelijke werktijdfactoren; de basis voor de omvang ‘OP 2018’ is de prognose van het aantal leerlingen (teldatum 1 oktober 2017) gedeeld door het groepsgemiddelde (25) op basis van de bekostiging (minder leerlingen 4 t/m 7 dan 8 jaar en ouder). In de categorie ‘OOP 2014’ zijn ook de lerarenondersteuners en onderwijsassistenten opgenomen; deze zijn niet meer opgenomen in de kolom ‘OOP 2018’. De ondersteunende functies in de kolom ‘OOP 2018’ betreffen: conciërge (14), administratief medewerker (16), intern begeleider (15) en overblijfcoördinator (3). SBO De Oostvogel heeft daarnaast nog een functionaris orthopedagoog/psycholoog en een logopedist. Het aantal fte in ‘OOP 2018’ is 23 fte lager dan in 2014. Naast 18,5 fte onderwijsassistenten en lerarenondersteuners is er natuurlijk verloop (pensioen) van intern begeleiders en conciërges. Niet zeker is of deze functies ook voor dezelfde benoemingsomvang worden ingevuld. De vermindering van de personele omvang zal groter moeten zijn dan de natuurlijke uitstroom (waarbij jaarlijks uitgegaan wordt van een vermindering van 8 fte).
24
Meerjaren formatiebeleidsplan De Groeiling
6. Beleidsvoornemens In de vorige hoofdstukken is duidelijk gemaakt dat de omvang van het personeelsbestand verder af moet nemen als gevolg van krimp, minder inkomsten en te hoge personeelslasten. Daartoe worden al verschillende maatregelen genomen, maar er is meer nodig. Vanwege het feit dat De Groeiling de regeling werkgelegenheidsbeleid hanteert dient de werkgelegenheid ook zo goed (en lang) mogelijk gegarandeerd te blijven. Desondanks bestaat er de behoefte om de omvang van bepaalde functies in de categorie ‘onderwijsondersteunend personeel’ drastisch terug te brengen. Het betreft met name de functies onderwijsassistent en lerarenondersteuner. Vermindering omvang functies onderwijsassistent en lerarenondersteuners Bij steeds meer scholen ontstaat minder behoefte aan onderwijsassistenten en/of lerarenondersteuners. Scholen worden kleiner, kunnen minder groepen formeren, onderwijsgevend personeel vertrekt wegens boventalligheid en kan elders worden ingezet (via de vervangingspool of als er vacatures zijn). Dat geldt niet voor onderwijsassistenten en lerarenondersteuners. Bij een kleiner wordende school drukken de loonkosten van deze functionarissen zwaarder, terwijl er geen behoefte meer is aan hun inzet. Scholen willen in die situatie liever zo lang mogelijk leraren in de formatie houden om de groepen te kunnen bemensen. Ontslag van deze functionarissen kan niet, omdat de regeling werkgelegenheid geldt. Hen boventallig maken en in de vervangingspool plaatsen helpt ook niet. Betrokkenen zijn immers niet bevoegd om les te geven; zij kunnen alleen kortdurend worden ingezet (onder verantwoordelijkheid en aanwezigheid van een leraar) of vervangen bij afwezigheid van een andere onderwijsassistent of lerarenondersteuner. Dit laatste is in de afgelopen vijf jaar nauwelijks voorgekomen. In het schooljaar 2013-2014 zijn 4 onderwijsassistenten desondanks in de vervangingspool geplaatst om de druk op de exploitatie voor de desbetreffende school te verminderen. Per 1 augustus 2014 komen hier 2 lerarenondersteuners bij. Dit aantal zal de komende schooljaren alleen maar groter worden. Gevolg is dat de omvang van het aantal leraren in de pool steeds kleiner zal worden en de pool meer en meer zal bestaan uit personeelsleden die niet voor vervanging kunnen worden ingezet. De maximale omvang van de vervangingspool mag 6% van de totale formatie zijn. Per 1 augustus a.s. is dat maximum 20 fte. Daarvan wordt komend schooljaar al 5 fte bezet door personeelsleden die geen vervangingswerkzaamheden kunnen verrichten. Over een paar jaar zal de pool bij ongewijzigd beleid volledig uit onderwijsassistenten en lerarenondersteuners bestaan en is de vervangingsgraad (in percentage) van de pool fors praktisch nihil. Dat betekent dat de volledige loonkosten (ongeveer € 770.000) terugbetaald moeten worden aan het Vervangingsfonds. Deze kosten worden uiteindelijk betaald door alle scholen doordat ze in mindering worden gebracht van het budget voor personeelsen arbeidsmarktbeleid dat de scholen ontvangen (nu 50%). Daardoor krijgen de scholen minder inkomsten, ontstaat er meer boventalligheid, kunnen minder groepen gevormd worden (met meer leerlingen per groep). Kortom: er ontstaat een neerwaartse spiraal met forse negatieve gevolgen. Per 1 augustus 2014 zijn er 22 onderwijsassistenten (totaal 11,5 fte) en 12 lerarenondersteuners (totaal 6,7 fte) in dienst van De Groeiling. De loonkosten van de totale groep bedraagt € 770.000. Er zal in de komende zes jaar een natuurlijk verloop (pensioen) van slechts 1 fte zijn. De Groeiling heeft genoemde functies uit het Functieboek gehaald. Dit houdt in dat er geen onderwijsassistenten en/of lerarenondersteuners meer benoemd kunnen worden. Bij vertrek of vermindering van uren wordt de ruimte niet herbezet. In het schooljaar 2013-2014 zijn alle onderwijsassistenten en lerarenondersteuners benaderd met de vraag of zij via een EVC-traject een bevoegdheid tot lesgeven willen halen. Er is schriftelijke en 25
Meerjaren formatiebeleidsplan De Groeiling
mondelinge informatie verstrekt over het EVC-traject. De kosten van dit traject worden volledig door De Groeiling vergoed, evenals een deeltijdopleiding aan de pabo. Wanneer deze opleiding gevolgd wordt dan worden ook studiematerialen en reiskosten vergoed. Betrokkenen worden vrijgesteld van werkzaamheden als ze overdag studie moeten volgen en als deze in de avond plaats vindt dan wordt deze tijd gecompenseerd in werktijd. Op deze wijze wordt het aantrekkelijk genoeg om een lesbevoegdheid te behalen. Desondanks hebben slechts 3 personeelsleden van de 36 gebruik gemaakt van het EVC-traject, dat inmiddels loopt. De Groeiling wil de huidige omvang van in totaal 18,2 fte terugbrengen naar 5 fte per 1 augustus 2016. De gewenste omvang is gebaseerd op het aantal uren begeleiding dat aan leerlingen met een ‘rugzak’ (momenteel 121 uur wekelijks) wordt geboden. Uitgaande van eenzelfde aantal uren per 1 augustus 2016 komt dit neer op 5 fte aan begeleiding. Omdat een dergelijke vermindering niet via natuurlijke weg gerealiseerd kan worden is gedwongen ontslag noodzakelijk. Daartoe dient De Groeiling, conform het bepaalde in artikel 10.2 CAO PO, Decentraal Georganiseerd Overleg te voeren met de vakbonden. De groep assistenten met een omvang van 5 fte begeleiding wordt bovenschools geplaats, gekoppeld aan De GroeiAcademie. Scholen die behoefte hebben aan uren inzet (langere of kortere duur) van een onderwijsassistent laten dit aan de coördinator van De GroeiAcademie weten. Voor de inzet van deze ondersteuners dragen de betrokken scholen middelen af. Dit kunnen middelen zijn die toegekend worden door het samenwerkingsverband Passend Onderwijs inzake de extra ondersteuning - voorheen: de rugzak – die de school kan aanvragen, maar ook andere personele middelen (bijvoorbeeld vanuit het budget voor personeels- of arbeidsmarktbeleid, de vaste bijdrage per leerling vanuit het samenwerkingsverband Passend Onderwijs, lumpsum, of de middelen van de seniorenregeling als oudere personeelsleden liever extra handen in de klas willen dan verlofdagen). Bovenstaande houdt in dat huidige onderwijsassistenten en lerarenondersteuners kunnen solliciteren voor een functie in de nieuwe opzet. Voor degenen die niet benoemd worden volgt dan ontslag per 1 augustus 2016. Gedurende de periode 1 augustus 2014 tot 1 augustus 2016 wordt in het Decentraal Georganiseerd Overleg nadere invulling gegeven aan het sociaal plan, waarvan de kaders beschreven zijn in artikel 10.3 CAO PO. Vermindering omvang onderwijsgevend personeel Ook in de komende jaren zal sprake zijn van boventalligheid van personeel. Deels kan voorzien worden in vacatures die ontstaan bij scholen waar geen/nauwelijks sprake is van terugloop van leerlingen, en deels zal de vervangingspool nodig zijn om werkgelegenheid te kunnen blijven bieden aan personeelsleden met een vast dienstverband. Zolang het Vervangingsfonds het mogelijk maakt om een vervangingspool in te richten en de loonkosten voor rekening komen van het fonds, blijft De Groeiling ook gebruik maken van deze constructie. Wanneer het Vervangingsfonds verdwijnt dan komen de loonkosten van het boventallig personeel met een vast dienstverband voor rekening van De Groeiling. De Groeiling ontvangt dan ook middelen (wat nu de premie Vervangingsfonds is) om deze loonkosten te kunnen betalen. Wel blijft het raadzaam om de omvang van de vervangingspool beperkt te houden, teneinde voldoende middelen toe te kunnen delen aan de scholen om in de vervanging te kunnen voorzien wanneer de pool leeg is. Vermindering omvang leidinggevend personeel Eerder is aangegeven dat een functie ‘adjunct-directeur’ niet meer ingevuld wordt bij vertrek van de huidige functionarissen. Daarnaast wordt bij een vacature ‘directeur’ de maximale benoemings-
26
Meerjaren formatiebeleidsplan De Groeiling
omvang 0,8 fte. Inschaling is conform de geldende schalen (dus DB tot 400 leerlingen en DC bij 400 leerlingen of meer). In incidentele gevallen kan sprake zijn van een meerschoolse directeur. Daarbij gaat het dan om een school/beide scholen die onder de opheffingsnorm zijn/raken. Een dergelijke meerschoolse constructie heeft in eerste instantie een tijdelijk karakter van een schooljaar. Tijdens het schooljaar vindt een evaluatie plaats met betrokken directeur, de betrokken teams en Medezeggenschapsraden. Op basis van de ervaringen en resultaten neemt het bestuur een besluit, waarbij - indien van toepassing - het medezeggenschapstraject gevolgd wordt (adviesrecht). Evenwichtiger leeftijdsopbouw/Instroom pas afgestudeerd personeel Bij een geringe omvang van de vervangingspool is het mogelijk om pas afgestudeerde leraren een tijdelijk dienstverband aan te bieden. Dit is in de afgelopen jaren ook steeds gedaan. Betrokkenen werken dan in de vervanging van (langdurig) afwezigen en doen zo de nodige ervaring op. Doordat vier scholen van De Groeiling in samenwerking met de pabo’s in Utrecht/Amersfoort en Rotterdam het traject ‘opleiden in school’ volgen (en geaccrediteerd zijn/worden als opleidingsschool) kunnen stagiaires vanaf het eerste jaar kennis maken met de verschillende scholen van De Groeiling, en de scholen met hen. Op deze wijze kunnen potentiële toekomstige werknemers gevolgd worden en na afronding van hun studie kan een tijdelijk dienstverband worden aangeboden aan een beperkt aantal van hen. Als zij na twee jaar in aanmerking komen voor een vast dienstverband kunnen ze vervolgens ook reageren op vacatures in de scholen. Tegelijkertijd moet gekeken worden of oudere personeelsleden die minder willen werken of eigenlijk eerder zouden willen stoppen dan de AOW-pensioengerechtigde leeftijd hiertoe overgehaald kunnen worden. Ondanks de insteek van landelijke organisaties die het doorwerken tot 67 jaar van belang achten blijken veel oudere personeelsleden graag eerder te willen stoppen. Naast het verstrekken van informatie over keuzepensioen vanaf 60 jaar kan worden bekeken of een ruil mogelijk is: minder werken of stoppen en tegelijkertijd een pas afgestudeerde leraar benoemen in de vrijgekomen ruimte. Deze regeling, intern ‘groen voor grijs’ genaamd, houdt in dat personeelsleden van 60 jaar en ouder kiezen voor keuzepensioen. De vrijgekomen ruimte bij volledig vertrek wordt ingevuld door een pas afgestudeerde leraar. Degene die vertrekt krijgt bij een eindafrekening eenmalig het verschil in loonkosten mee. Wellicht biedt dit een mogelijkheid om toch doorstroming te bevorderen. Het vrijwillig vertrek levert immers een baan op voor een starter.
27
Meerjaren formatiebeleidsplan De Groeiling
6. Afrondend Op grond van het voorgaande nodigt het bestuur van De Groeiling de vakbonden uit om wordt in de periode voor de zomervakantie van 2014 het Decentraal Georganiseerd Overleg te starten conform het gestelde in Hoofdstuk 10 van de CAO PO, teneinde een sociaal plan op te stellen waarmee de huidige omvang van onderwijsassistenten en lerarenondersteuners teruggebracht kan worden van 18,2 fte nu naar 5 fte per 1 augustus 2016. De wijze waarop gecommuniceerd wordt naar betrokkenen (personeelsleden en geledingen) maakt deel uit van dit overleg.
28