Meerjaren formatiebeleidsplan 2016-2019
©Panta Rhei, stichting voor r.k., openbaar en algemeen bijzonder primair onderwijs
Bestuursbureau Panta Rhei Bezoekadres: Overgoo 13, 2266 JZ Leidschendam Postadres: Postbus 103, 2270 AC Voorburg
[email protected] www.stichtingpantarhei.nl
Meerjarenformatiebeleidsplan 2016-2019 d.d. 12-04-2016
2
Inhoudsopgave
Voorwoord
blz. 4
1. Inleiding
blz. 5
2. Berekening formatie 2.1 Toedeling middelen
blz. 6 blz. 7
3. Leerlingprognoses, meerjarenbegroting en formatiegegevens 3.1 Leerlingenprognoses 3.2 Meerjarenbegroting 3.3 Meerjaren formatieoverzicht organisatieniveau
blz. 10 blz. 10 blz. 13 blz. 14
4. Financiële ontwikkelingen
blz. 17
5. Personeel en formatieplanning 5.1 Personele ontwikkelingen 5.2 Formatieplanning
blz. 19 blz. 19 blz. 23
6. Beleidsontwikkelingen
blz. 24
Meerjarenformatiebeleidsplan 2016-2019 d.d. 12-04-2016
3
Voorwoord Veel schoolbesturen in Nederland hebben te maken met een daling van het aantal leerlingen doordat er minder kinderen in de gemeente/regio geboren worden (krimp). In eerdere rapportages van landelijke organisaties is becijferd dat er tussen 2009 en 2019 zo’n 100.000 kinderen minderen geboren worden. Het gevolg is een afname van het aantal groepen in scholen en boventalligheid/ontslag van personeel. In de afgelopen zes jaar hebben duizenden leraren in het primair onderwijs hun baan verloren en deze ontwikkeling zet zich in de komende jaren nog voort. Door het verschuiven van de AOW-pensioengerechtigde leeftijd stromen in de komende jaren minder personeelsleden uit dan eerder was voorzien. Daardoor blijft langer sprake van boventalligheid en gedwongen ontslag. Een ander nadeel van deze ontwikkeling is dat pas afgestudeerde leraren nauwelijks werk vinden. Als ze wel werk vinden dan is dat tijdelijk; een vast dienstverband zit er doorgaans niet in. Het gevolg is dat deze jonge mensen zich op andere arbeidssectoren richten en dat minder mensen kiezen voor een pabo-opleiding. Dit is om meerdere redenen een zorgelijke ontwikkeling. Panta Rhei heeft in beperkte mate te maken met krimp in de regio (Haaglanden/Leiden) waarin haar 15 scholen voor primair onderwijs gehuisvest zijn. In de periode vanaf 2010 is in de kern Voorburg een stijging van 3.549 leerlingen in het primair onderwijs naar 3.635. In Leidschendam nam het aantal leerlingen in dezelfde periode af van 2.354 naar 2.248. In Voorschoten steeg het aantal leerlingen van 2.358 naar 2.440. Bij de scholen van Panta Rhei steeg het aantal leerlingen tot 2011, daarna nam het af met gemiddeld 38 leerlingen per jaar (0,8%). Omdat de jaarlijkse uitstroom van personeel hoger is dan de krimp is er geen sprake van boventalligheid of gedwongen ontslag. De meeste scholen van Panta Rhei hebben een wachtlijst en hanteren een maximale instroom per schooljaar. Dit is ook afgesproken met de schoolbesturen en wethouder onderwijs in de gemeente Leidschendam-Voorburg. Deze afspraak is gemaakt voor de periode 2015-2018. Daarnaast zijn er ook enkele scholen die jaarlijks het aantal leerlingen ziet afnemen als gevolg van ‘vergrijzing’ van de wijk/kern (Leidschenveen en Stompwijk) of een regelmatige doorstroom vanuit de wijk naar andere wijken/gemeenten (wijk Prinsenhof in Leidschendam). Een andere ontwikkeling is de uitstroom van personeel in de komende jaren wegens het bereiken van de AOW-pensioengerechtigde leeftijd. Bij Panta Rhei vertrekt in de komende negen jaar een kwart van het personeelsbestand om die reden. In de komende jaren levert dat werkgelegenheid op voor pas afgestudeerde leraren. Omdat meer besturen in de regio hiermee geconfronteerd worden en gegeven het feit dat de instroom van studenten aan de pabo fors afneemt ontstaan op termijn zowel landelijk als regionaal tekorten aan leraren op de arbeidsmarkt. In dit meerjaren formatiebeleidsplan wordt bekeken op welke wijze de formatie op organisatie- en schoolniveau in de pas kan blijven lopen met de leerlingenprognoses en daaraan gerelateerde inkomsten. Het document heeft - in lijn met de meerjarenbegroting - betrekking op de periode 2016 - 2019 Harry van de Kant en Anja Hagedooren College van Bestuur Panta Rhei
Meerjarenformatiebeleidsplan 2016-2019 d.d. 12-04-2016
4
1. Inleiding Beleidsplanning wordt als een instrument gezien waarmee de organisatie op langere termijn verantwoorde keuzes kan maken en strategische doelen kan realiseren. Keuzes die de onzekerheid reduceren en de scholen meer mogelijkheden bieden samenhangende beslissingen te nemen om de gestelde doelen te bereiken. Het (meerjaren) formatiebeleid draagt mede bij aan het realiseren van de missie van Panta Rhei: het verzorgen van uitstekend onderwijs aan onze leerlingen. Het formatiebeleid maakt het bereiken van onderwijskundige doelstellingen mogelijk en is het fundament voor de werkgelegenheid, loopbaanontwikkelings-mogelijkheden en het welbevinden van het personeel binnen de organisatie. Het formatiebeleid kent drie niveaus: het meerjaren formatiebeleid, het jaarlijks Bestuursformatieplan en de uitwerking hiervan op schoolniveau. Het meerjaren formatiebeleid is onderdeel van zowel het integraal personeelsbeleid als het (meerjarig) financieel beleid en heeft specifiek betrekking op de formatieve ontwikkelingen in de organisatie en de afzonderlijke scholen. De meerjarenprognoses van leerlingenaantallen en de uitstroom van personeel als gevolg van het bereiken van de AOW-pensioengerechtigde leeftijd vormen daarbij belangrijke gegevensbronnen. Daarnaast hebben we te maken met landelijke regelgeving waaronder bekostigingsregelingen en bepalingen in de CAO PO. Ook deze wijzigen regelmatig (net als prognoses) waardoor altijd sprake is van enige onzekerheid. De verplichting tot het formuleren van het meerjaren formatiebeleid is opgenomen in artikel 2.7 van de CAO PO. Actualisering van dit beleid gebeurt jaarlijks in het Bestuursformatieplan. De CAO PO is afgesloten tussen de brancheorganisatie (PO-Raad) en vakcentrales in het primair onderwijs en is bindend voor de daarbij aangesloten leden (bevoegde gezagsorganen) en personeelsleden. Blijven de door elk afzonderlijk bevoegd gezag te maken beleidskeuzen binnen de kaders van de CAO PO dan voert het bevoegd gezag over zijn voornemens overleg met de Gemeenschappelijke Medezeggenschapsraad. De personeelsgeleding heeft instemmingsrecht bij de voornemens die personele gevolgen met zich meebrengen. Slechts in een beperkt aantal gevallen wordt Decentraal Georganiseerd Overleg gevoerd tussen het bevoegd gezag en de vakcentrales. Dit vindt ook plaats als het bevoegd gezag buiten de kaders van de CAO PO wil treden. Naast genoemde CAO PO zijn er ook in wet- en regelgeving (met name de Wet op het primair onderwijs en de algemeen verbindende voorschriften van het ministerie van OCW) bepalingen opgenomen over het te voeren formatie-(en personeels)beleid. Het meerjaren formatiebeleidsplan beschrijft in kwantitatief en kwalitatief opzicht welke functies op termijn deel (moeten gaan) uitmaken van de gewenste of noodzakelijk geachte personeelsformatie. Het beleid is gericht op het behoud van de werkgelegenheid en het realiseren van kwalitatief integraal personeelsbeleid, opdat hiermee de kwaliteit van het onderwijs binnen Panta Rhei gegarandeerd blijft en waar nodig verbeterd wordt. De cijfermatige gegevens zijn van belang voor de formatieplanning van de 15 scholen voor primair onderwijs van onze stichting. De concrete uitwerking per schooljaar wordt beschreven in het jaarlijks Bestuursformatieplan dat voor 1 mei ter instemming aan de personeelsgeleding van de Gemeenschappelijke Medezeggenschapsraad wordt voorgelegd.
Meerjarenformatiebeleidsplan 2016-2019 d.d. 12-04-2016
5
2. Berekening formatie Op basis van het aantal leerlingen op 1 oktober wordt aan de scholen een bedrag in geld toegekend. Over de inzet van de gelden beslist het College van Bestuur (CvB), na advies van de Gemeenschappelijke Medezeggenschapsraad (GMR) en goedkeuring (begroting kalenderjaar) van de Raad van Toezicht (RvT). Grondslag voor de bekostiging vormt de gemiddelde personeelslast (GPL) waarbij rekening wordt gehouden met de gemiddelde gewogen leeftijd (GGL) van het personeel in de organisatie. Oudere personeelsleden ontvangen in de regel een hoger salaris dan jongere personeelsleden. Daarnaast is het schot tussen de materiële middelen (gelden voor schoonmaak, aanschaf meubilair en inventaris, vervanging methoden e.d.) en personele middelen verdwenen, waardoor verschuivingen van gelden ten behoeve van formatie- of personeelsbeleid kunnen plaatsvinden, of omgekeerd. Vooralsnog wordt hier niet voor gekozen binnen Panta Rhei. Ongeveer 80-84% van de totale vergoeding kan op schoolniveau aan loonkosten besteed worden. Kijkend naar de huidige situatie binnen onze scholen dan is het gemiddelde 83%. Uitgangspunt is dat dit percentage onder de 84% ligt. Dit komt overeen met de personele rijksvergoeding, bestaande uit 70% personele lumpsum, 8% budget personeel en arbeidsmarktbeleid en een flexibel percentage uit aanvullende middelen als: de prestatiebox, het Nationaal Onderwijsakkoord, het ‘Herfstakkoord’ en Passend Onderwijs. Een deel van deze middelen is in te zetten voor personele doeleinden (bijvoorbeeld professionalisering van leraren en schoolleiders, de inzet van intern begeleiders in de school of onderwijsondersteunend personeel). Daarbij geldt dat elke directeur ambulant dient te zijn: lesgeven is een vak apart, leiding geven ook. De berekening van het lumpsumbedrag voor reguliere basisscholen verloopt via een ingewikkelde formule. Eerst wordt op landelijk niveau de gemiddelde personeelslast (GPL) bij een landelijk gemiddelde leeftijd (LGL) van de functie ‘leraar’ vastgesteld. Dit gebeurt aan de hand van de personele uitgaven in het afgelopen schooljaar (= meetjaar). Een indicatie: de GPL voor het schooljaar 2015-2016 bedraagt voor basisscholen € 60.780,35 bij een gemiddelde leeftijd van 40,57 jaar. De GPL bestaat uit een vast bedrag + een variabel bedrag. Dit laatste is afhankelijk van de gewogen gemiddelde leeftijd (GGL) van het onderwijsgevend personeel van een bestuur (op schoolniveau). De formatie bestaat uit verschillende componenten: aantal leerlingen 4-7 jaar op te teldatum: aantal leerlingen 8 jaar en ouder op de teldatum; aantal ‘gewichtenleerlingen’; kleine scholentoeslag voor scholen met minder dan 145 leerlingen; directietoeslag; vast bedrag van de gemiddelde personeelslast en bedrag per leeftijdsjaar; gemiddeld gewogen leeftijd van het personeel van de school. Daarnaast worden nog bedragen toegekend in het kader van: ondersteuningsmiddelen Passend Onderwijs; groeiformatie (op bestuursniveau berekend); prestatiebox;
Meerjarenformatiebeleidsplan 2016-2019 d.d. 12-04-2016
6
Nationaal Onderwijsakkoord en ‘Herfstakkoord’; opvangklassen Instroom asielzoekers; (andere) subsidies van bijvoorbeeld gemeenten voor personele doeleinde; impulsgebieden (bestrijden van onderwijsachterstanden).
De GPL bevat ook een opslag voor BAPO-verlof (2%), dat personeelsleden vanaf 52 jaar konden opnemen. Vanaf 1 oktober 2014 is de BAPO-regeling verdwenen en zijn er duurzame inzetbaarheidsuren voor alle personeelsleden (40 uur per jaar bij een voltijdbetrekking en 130 uur extra vanaf 57 jaar bij een voltijdbetrekking; deeltijders naar rato). De 40 uur wordt uit de formatiemiddelen bekostigd door elke school. Het overgangsrecht van BAPO (nog maximaal 3 jaar) wordt uit de totale lumpsum vergoed, evenals de verlofuren die personeelsleden vanaf 57 jaar opnemen en waarbij voor elk uur een eigen bijdrage van 50% wordt betaald. In maart worden door het CvB, de medewerker Financiën en de medewerker Personeelszaken gesprekken gevoerd met alle directies van de scholen over de inzet van de formatie op schoolniveau voor het nieuwe schooljaar. Bij enkele scholen is sprake van een zodanige terugloop van het aantal leerlingen dat vermindering van personele uitgaven aan de orde moet zijn. Ontslag is daarbij niet aan de orde omdat Panta Rhei de regeling werkgelegenheid (CAO PO) hanteert. Gevolg van terugloop in formatie is dat personeel boventallig kan worden. Als er terugloop van leerlingen is op de teldatum dan kan sprake zijn van een negatief begrotingsresultaat in het volgende kalenderjaar. Dat negatieve resultaat is de taakstelling: het verschil tussen uitgaven en inkomsten moet in dat kalenderjaar weggewerkt worden, tenzij er zwaarwegende redenen zijn om toch een negatief exploitatieresultaat te accepteren. In de begrotingsbrief die het CvB jaarlijks in oktober-november voorlegt aan de RvT en de GMR wordt dit in voorkomende situaties ook gemeld. De taakstelling van een school houdt vrijwel altijd in dat uiterlijk per 1 augustus minder formatie beschikbaar is. Dit kan door het verminderen van uren, of vertrek van personeel niet in te vullen, of door personeel boventallig te plaatsen. Eind maart/begin april maakt het ministerie van OCW (via de Staatscourant) de juiste bedragen voor het schooljaar bekend. Vervolgens wordt op bestuursniveau berekend wat de exacte inkomsten en uitgaven op personeelsgebied zijn. Voor wat betreft de uitgaven gaat het om de werkelijke loonkosten, waarin ook de werkgeverslasten zijn opgenomen. Een grove berekeningswijze is: bruto maandsalaris x 14 x 1,53 (waarin opgenomen vakantie-/eindejaarsuitkering, pensioenopbouw, e.d.).
2.1.
Toedeling middelen
De volgende criteria en afdrachtpercentages worden in 2016 gehanteerd bij de verdeling van personele gelden bovenschools en richting de scholen:
Voorziening BAPO Lumpsum Prestatiebox Budget personeels- en arbeidsmarktbeleid Impulsgebied Instroom asielzoekerskinderen Samenwerkingsverband Passend Onderwijs
Meerjarenformatiebeleidsplan 2016-2019 d.d. 12-04-2016
% Bestuur 2,85 10,75 53,50 3,5 0,0 0,0 3,5
% School naar rato 89,25 46,50 96,50 100,0 100,0 96,5
Basis OCW personele lumpsum OCW personele lumpsum OCW OCW Budget P&A OCW Overige bestemming Gemeente OCW Passend Onderwijs
7
In de loop van het kalenderjaar 2016 wordt door het CvB en in overleg met de directies bekeken of aanpassing van bovenstaande percentages mogelijk zijn. Indien dit het geval is (besluitvorming CvB) dan worden de effecten zichtbaar per 1 januari 2017. Aanpassingen worden vermeld in het bestuursformatieplan dat jaarlijks in april verschijnt. Eind oktober/begin november wordt het volume bapo-overgangsrecht en verlofomvang van personeel dat 57 jaar en ouder is gemeten. Het bedrag wordt in mindering gebracht van de personele lumpsum en vervolgens toegekend aan de scholen (komend kalenderjaar) waar personeel van verlof gebruik maakt. Wijzigingen in een kalenderjaar (toe- of afname van het verlof) hebben geen consequenties voor scholen. In het meerjarenoverzicht (begroting en formatieplan) wordt uitgegaan van 2,8% van de lumpsum. Dit percentage is gebaseerd op de werkelijke uitgaven in 2015 en wordt als kengetal gehanteerd in zowel de meerjarenbegroting als in dit meerjaren formatiebeleidsplan.. De inzet van de middelen prestatiebox betreffen: scholing personeel, scholing directies, kwaliteitszorg (o.a. digitaal leerlingvolgsysteem). Scholen besteden hun deel ook voor cultuureducatie en verbetering van taal- en rekenen/wiskunde. De middelen op bestuursniveau worden ingezet voor:
loonkosten bestuursleden, bureaumedewerkers, bovenschoolse inzet ICT; huisvestingslasten en bureaukosten bestuursbureau (schoonmaak, repro, ict, telefoon,….); betaald ouderschapsverlof (55%); bedrijfsgezondheidszorg (contract Metaplanning, onderzoeken, tweede spoor, et cetera); scholing personeel en management; kosten directieoverleg; interimkosten; werving en selectie directeuren en bestuursbureau; personeelslasten bovenschoolse projecten (excellente leerlingen, netwerken e.d.); activiteiten personeel (kerstpakketten, personeelsdag); deelname regionale vervangingspool; bestuur, beheer en administratie (OHM, contributies, verzekeringen, contracten); kosten inhoudelijke personeelsbijeenkomsten; faciliteiten GMR en RvT; kosten ingehuurd personeel (advocaat, ict, schoolbegeleidingsdiensten); algemene activiteiten ten behoeve van het personeel (verhuiskosten, jubilea, e.d.).
Bij Panta Rhei ontvangen twee scholen in Leidschendam (De Margriet en De Springplank) middelen voor impulsgebieden. Een deel van de middelen kan worden toegekend aan De Wegwijzer (Leidschendam) en De Parachute (Voorburg). Basisschool De Wegwijzer en De Springplank ontvangen van de gemeente Leidschendam-Voorburg jaarlijks subsidie voor onderwijs aan vluchtelingen met taalachterstand. Deze middelen gaan volledig naar het schoolbudget van de betreffende scholen.
De scholen van Panta Rhei maken deel uit van twee samenwerkingsverbanden Passend Onderwijs: Samenwerkingsverband Passend Primair Onderwijs Haaglanden (SPPOH), waar 13 van onze scholen zijn aangesloten, en Samenwerkingsverband Passend Primair Onderwijs regio
Meerjarenformatiebeleidsplan 2016-2019 d.d. 12-04-2016
8
Leiden (PPO Leiden), waar twee scholen van ons zijn aangesloten. Per samenwerkingsverband geldt een andere bestuurlijke inrichting en daaraan gekoppelde toekenning van middelen voor schoolbesturen. SPPOH kent een bedrag per school (€ 7.000) en een bedrag per leerling (€ 68,44) toe en SPPO een bedrag van € 100 per leerling. Het budget gaat naar de scholen. Scholen kunnen ook aanspraak maken op aanvullende ondersteuningsmiddelen. Bij toekenning gaat het budget rechtstreeks naar de scholen. Boven de reguliere middelen (lumpsum en bovengenoemde subsidies) zijn vanaf 2013 extra middelen beschikbaar gesteld vanuit de akkoorden die het Kabinet gesloten heeft. Deze middelen worden toegevoegd aan de lumpsum. In hoofdstuk 4 staat een overzicht van deze middelen.
Meerjarenformatiebeleidsplan 2016-2019 d.d. 12-04-2016
9
3. Leerlingprognoses, meerjarenbegroting en formatiegegevens 3.1.
Leerlingenprognoses
Het meerjaren formatiebeleidsplan 2016-2019 geeft op basis van leerlingenprognoses en de meerjarenbegroting inzicht in de budgettaire en formatieve ontwikkelingen voor de scholen en op bovenschools niveau (bestuurskantoor). Daarbij gaat het om indicaties voor de komende jaren. Ontwikkelingen zijn niet alleen afhankelijk van zaken die Panta Rhei kan beïnvloeden, zoals de kwaliteit van het onderwijs en het bieden van passend onderwijs aan alle leerlingen in onze scholen, maar ook van factoren buiten onze organisatie. Hierbij kan gedacht worden aan bezuinigingen op de bekostiging door de rijksoverheid, bouwplannen van gemeenten, en premieverhogingen van fondsen (ABP, Vervangings- en Participatiefonds). Panta Rhei heeft z’n 15 scholen voor primair onderwijs gevestigd in 3 gemeenten in de regio Haaglanden-Leiden. In onderzoeken wordt voor deze regio het beeld geschetst van krimp van 2% in de periode 2009-2019. Een overzicht naar marktaandelen in percentages van de besturen in de kernen van de drie gemeenten (waarbij Stompwijk tot de kern Leidschendam gerekend is) geeft het volgende overzicht (peildatum: 1 oktober, de rode weergave is de ‘marktleider’ in dit gebied): Voorburg Bestuur Panta Rhei Lucas Onderwijs Nieuw Vreugd en Rust Totaal leerlingen Voorburg
2015 58,10% 30,84% 11,06% 3.635
Bestuur Panta Rhei Lucas Onderwijs Totaal leerlingen Leidschendam
2015 55,07% 44,93% 2.248
2014 57,40% 31,27% 11,33% 3.690
2013 57,59% 31,30% 11,11% 3.690
2012 57,89% 31,23% 10,88% 3.650
2011 58,38% 30,78% 10,83% 3.554
2010 59,20% 29,92% 10,88% 3.549
2012 58,12% 41,88% 2.316
2011 58,27% 41,73% 2.351
2010 58,41% 41,59% 2.354
2012 25,86% 33,90% 19,85% 10,40% 9,99% 2.413
2011 26,05% 34,36% 19,04% 10,44% 10,10% 2.395
2010 26,38% 34,86% 18,11% 10,60% 10,05% 2.358
2012 23,08% 26,22% 17,53% 33,18% 2.613
2011 n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t.
2010 n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t.
Leidschendam 2014 55,44% 44,56% 2.242
2013 56,15% 43,85% 2.262
Voorschoten Bestuur Panta Rhei PCSV (pc) VOS (openbaar) St. Nutsschool (alg. bijz,) SKOON (r.k-openbaar) Totaal leerlingen Voorschoten
2015 26,60% 34,67% 19,80% 10,16% 8,77% 2.440
School Panta Rhei Lucas Nieuw Vreugd en Rust Haagse Scholen Totaal leerlingen Leidschenveen
2015 20,78% 26,90% 18,54% 33,78% 2.546
2014 26,20% 34,65% 19,63% 10,37% 9,14% 2.450
2013 25,55% 34,21% 20,10% 10,33% 9,80% 2.458
Leidschenveen (wijk Ypenburg)
Meerjarenformatiebeleidsplan 2016-2019 d.d. 12-04-2016
2014 20,76% 26,09% 18,72% 34,43% 2.591
2013 21,17% 25,67% 18,37% 34,78% 2.645
10
Op basis van prognoses op schoolniveau is in de komende jaren sprake van een beperkte afname. De stand van zaken op 1 maart 2016: Brinnr.
School
03NT 03TQ 05DM 06LU 08NI 09KZ 09MH 10VD 11JD 12NO 12UO 13AR 20UO 20UU 26PX
De Regenboog Essesteijn Maerten van den Velde Pius X De Lusthof Emmaus St. Maarten De Margriet De Wegwijzer De Tandem Professor Casimir De Parachute De Springplank Maria Bernadette De Walvis Totaal
2015 328 499 183 331 514 321 335 92 304 249 255 178 157 253 525 4.524
2016 338 503 180 340 514 327 334 105 304 247 255 182 149 253 517 4.548
2017 344 507 170 345 516 327 335 100 304 240 255 185 133 253 515 4.529
2018 354 509 170 345 520 327 335 100 304 240 255 188 125 253 495 4.520
Bij de meerderheid van de scholen is sprake van een wachtlijst. Er zijn op gemeentelijk niveau afspraken gemaakt over de maximale omvang van instroom van leerlingen. Op deze wijze wordt voorkomen dat extra huisvesting bij de ene school nodig is terwijl er leegstand bij een andere school kan ontstaan. Bij vijf scholen is ruimte om te groeien: Maerten van den Velde, De Margriet, De Parachute, De Springplank en De Walvis. Gezien de samenstelling van de wijken/kern is aanwas van leerlingen uit de directe omgeving niet te verwachten. Voor leerlingen die in andere wijken op de wachtlijst staan bieden deze scholen wel mogelijkheden. Bij de meeste scholen is sprake van een evenwichtig aantal leerlingen in de leeftijd 4 t/m 7 jaar en in de leeftijd 8 jaar en ouder. Op basis van de bekostiging zou een gemiddelde van 24 leerlingen per groep aangehouden kunnen worden. Als er echter minder onderbouwleerlingen zijn (waarvoor de Rijksvergoeding hoger is) dient het groepsgemiddelde omhoog te gaan om de personele bekostiging meer in evenwicht te brengen met de vergoeding. Dit is ook het geval als een deel van de formatie niet ingezet wordt voor lesgevende taken (interne begeleiding, ambulante tijd, administratie, conciërge e.d.). Daarnaast heeft elke school te maken met het feit dat de Rijksvergoeding voor materiële zaken (huisvestingszaken, leermiddelen, ict e.d.) achter blijft bij de werkelijke kosten. Hierdoor zullen personele middelen aangewend moeten worden om de noodzakelijke uitgaven te kunnen (blijven) doen. Een gemiddeld aantal leerlingen van minimaal 26 per groep is dan meer in overeenstemming met de bekostiging dan 24 leerlingen per groep. Voor de scholen wordt derhalve onderstaand overzicht aangehouden als leidraad bij de bespreking van de formatie van een schooljaar:
Meerjarenformatiebeleidsplan 2016-2019 d.d. 12-04-2016
11
School De Regenboog Essesteijn Maerten van den Velde Pius X De Lusthof Emmaus St. Maarten De Margriet De Wegwijzer De Tandem Professor Casimir De Parachute De Springplank Maria Bernadette De Walvis Totaal
20162017 328 499 183 331 514 321 335 92 304 249 255 178 157 253 525 4.524
GR 13 19 7 13 20 13 13 *5 12 9 10 8 6 10 20 178
20172018 338 503 180 340 514 327 334 105 304 247 255 182 149 253 517 4.548
GR 13 19 7 13 20 13 13 4 12 9 10 8 6 10 20 177
20182019 344 507 170 345 516 327 335 100 304 240 255 185 133 253 515 4.529
GR 13 19 7 13 20 13 13 4 12 9 10 8 6 10 19 176
20192020 354 509 170 345 520 327 335 100 304 240 255 188 125 253 495 4.520
GR 13 19 7 13 20 13 13 4 12 9 10 8 5 10 19 175
*De Margriet start in 2016-2017 met 30 leerlingen in groep 1/2; gezien dit aantal worden 2 groepen 1/2 gevormd.
Het bestuur van Panta Rhei vindt het in stand houden van scholen met minder dan vier groepen (minder dan 80 leerlingen) alleen onder voorwaarden gewenst is: als de school binnen de woonkern de enige (openbare) school is en de kwaliteit van het onderwijs op peil is. Op basis van de teldatum 1 oktober 2015 zit De Margriet en De Springplank onder de opheffingsnorm (171) van de gemeente Leidschendam-Voorburg. Als een school drie jaar onder de opheffingsnorm van de gemeente zit stopt de bekostiging vanuit het Rijk. Om dit te voorkomen wordt gebruik gemaakt van ontheffing vanwege de gemiddelde schoolgrootte van onze scholen, die ruim boven de opheffingsnorm ligt. De ontheffing wordt jaarlijks verleend. In het Integraal Huisvestingsplan Primair onderwijs 2015-2018 van de gemeente wordt aandacht geschonken aan de situatie van beide scholen. De wijk waarin de scholen staan wijzigt voortdurend van samenstelling. De Margriet is de enige openbare basisschool in de wijk. Het leerlingenaantal schommelt op basis van eerdere prognoses in de komende jaren rond de 100. Een betrouwbare prognose maken voor de school is - gezien de regelmatige instroom en uitstroom van bewoners/kinderen in de wijk - lastig. Elders in de wijk is basisschool Maria Bernadette gehuisvest. De gemeente heeft het voornemen om op termijn (na 2018) in de wijk nieuwbouw te realiseren, waardoor beide scholen mogelijk in hetzelfde gebouw gehuisvest kunnen worden. In de komende periode wordt bekeken of ook andere opties na 2018 mogelijk zijn. De Springplank is gehuisvest in een brede school (nieuwbouw); nogal wat participanten zijn vertrokken en in de nabijheid (300 meter) wordt op termijn een integraal kindcentrum gebouwd in opdracht van Lucas Onderwijs. Dit zal de instroom bij De Springplank nog verder onder druk zetten. Ook voor deze school is het lastig om een betrouwbare prognose te maken; een reële verwachting is dat de school het aantal leerlingen in de komende jaren sterk ziet afnemen, ondanks de goede kwaliteit van het onderwijs dat gegeven wordt en diverse initiatieven om de school te profileren in de wijk. Bij de afname van leerlingen zullen combinatiegroepen gevormd moeten worden maar gezien de leerlingenpopulatie legt dit een onevenredige druk op het personeel. Het bestuur is met de
Meerjarenformatiebeleidsplan 2016-2019 d.d. 12-04-2016
12
gemeente in gesprek om te bezien of en zo ja welke initiatieven nog mogelijk zijn om de instroom van leerlingen te vergroten. In ieder geval kan de school per 1 mei 2016 een extra instroomgroep asielzoekers starten voor kinderen in de onderbouw (groep 1 t/m 4).
3.2.
Meerjarenbegroting
In onderstaande tabel zijn de consequenties van de leerlingenprognoses verwerkt in de meerjarenbegroting (kalenderjaren): 2016 Leerlingen BATEN OCW Personele lumpsum OCW P&A OCW Velo OCW Overige bijdragen Overige overheidsbijdragen Overige baten TOTAAL BATEN
2018
2019
4.539
4.523
4.519
14.694.400 2.342.800 3.196.800 1.116.826 268.830 394.886 22.014.542
14.708.300 2.343.000 3.220.300 1.102.400 254.000 395.000 22.023.000
14.728.600 2.341.000 3.205.900 991.400 244.000 370.000 21.880.900
14.681.000 2.330.500 3.196.600 981.400 239.000 350.000 21.778.500
271
267
265
264
18.271.397 3.829.145 22.100.542
18.087.900 3.912.500 22.000.400
17.835.900 4.000.000 21.835.900
17.611.900 4.082.500 21.694.400
+30.000 -56.000
+30.000 52.600
+30.000 75.000
+30.000 114.100
Formatieplaatsen in fte LASTEN Personeel Materieel TOTAAL LASTEN
2017
4.534
Financiële baten/lasten RESULTAAT
Voor een uitgebreide toelichting op de bovenstaande gegevens verwijzen we naar de meerjarenbegroting 2016 – 2019. Een paar uitgangspunten en bijzonderheden lichten we kort toe: Basis voor de meerjarenbegroting is de leerlingenprognose waarbij voor het kalenderjaar gerekend is met t-2 (7/12) en t-1 (5/12). Bij de inkomsten is rekening gehouden met de toekenning van middelen uit het Nationaal Onderwijsakkoord en Herfstakkoord voor zover deze bekend waren eind 2015. Eveneens is rekening gehouden met de toekenning van een jaarlijks bedrag inzake het buitenonderhoud dat vanaf 2015 voor rekening is van het bestuur. De leerlingenprognoses en uitstroom van personeel wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd zijn verwerkt en houden rekening met een zeer geringe afname van het aantal fte personeel. Het is denkbaar dat bij het vertrek van een adjunct-directeur de vacature anders wordt ingevuld (bijvoorbeeld door onderwijsgevend personeel te benoemen). Er is rekening gehouden met uitgaven inzake het behoud van/de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs en randvoorwaarden (bijvoorbeeld de verplichte registratie van leraren en schoolleiding, de minimale omvang van scholingsmiddelen conform de CAO PO). Bij de daling van loonkosten is uitgegaan van externe werving (er is geen boventalligheid van personeel) en instroom van pas afgestudeerden in vacatures. De loonkosten van startende leraren zijn lager dan die van degenen die met pensioen gaan. Het aantal fte blijft dan vrijwel
Meerjarenformatiebeleidsplan 2016-2019 d.d. 12-04-2016
13
gelijk, maar de loonkosten dalen jaarlijks door het verschil tussen jonge instromers en ouder personeel dat vertrekt.
3.3
Meerjaren formatieoverzicht organisatieniveau
De meerjarenbegroting leidt tot het volgende meerjaren formatieoverzicht (fte’s) op organisatieniveau: Omschrijving Scholen Directie OP OOP Totaal formatie Bestuurskantoor CvB OOP kantoor Totaal formatie
2016
2017
2018
2019
29 208 11 260
28 208 11 259
27 208 11 258
26 208 11 257
2 5 7
2 5 7
2 5 7
2 5 7
Algemeen Bovenstaand overzicht laat het mogelijke verloop zien per functie. Op basis van de leerlingenprognoses blijft het aantal leerlingen vrijwel gelijk. Kijkend naar bovenstaande overzicht in combinatie met het jaarlijks begroot resultaat (waarin de vermindering van het natuurlijk verloop is meegerekend) dan zijn er geen aanvullende maatregelen nodig om de personele omvang te verminderen teneinde de uitgaven beter in de pas te laten lopen met de inkomsten. In Hoofdstuk 5 (Beleidsvoornemens) wordt hier nader op ingegaan. Ad scholen Onderwijsgevend personeel (OP) Omdat er in beperkte mate sprake zal zijn van boventalligheid van personeel zullen vacatures ook open gesteld kunnen worden voor personeelsleden met een tijdelijk dienstverband en pas afgestudeerden. Weliswaar vindt – in het kader van mobiliteit – eerst interne werving plaatst onder personeelsleden met een vast dienstverband, maar ook dan ontstaat op enig moment ergens een vacature die opengesteld kan worden voor belangstellenden die nog geen vast dienstverband hebben bij Panta Rhei. In eerste instantie krijgen nieuwe personeelsleden een tijdelijk dienstverband met uitzicht op een vast dienstverband. Bij goed functioneren (blijkens twee functioneringsgesprekken en een beoordelingsgesprek) wordt het tijdelijk dienstverband na uiterlijk 12 maanden omgezet in een vast dienstverband. Is er twijfel dan kan het tijdelijk dienstverband verlengd worden voor maximaal 12 maanden. Vervolgens wordt het tijdelijk dienstverband of omgezet in een vast dienstverband, of beëindigd. Alle scholen maken gebruik van een vakleraar; het betreft dan het vak ‘lichamelijke oefening’ (gymnastiek). Daarnaast maken enkele scholen gebruik van andere vakleraren (w.o. muziek).
Meerjarenformatiebeleidsplan 2016-2019 d.d. 12-04-2016
14
Directie Bij een vacature voor de functie ‘directeur’ is de maximale omvang 1 fte. Alle directeuren hebben een inschaling in minimaal schaal DB. Directeuren van scholen met meer dan 400 leerlingen zijn ingeschaald in schaal DC. Van een kleinere omvang dan 1 fte is sprake wanneer er een vacature ontstaat en de school onder de opheffingsnorm van de gemeente zit. De minimale omvang voor de functie is 0,6 (24 uur per week). Veertien van de vijftien scholen hebben op dit moment (begin maart 2016) naast een directeur ook een adjunct-directeur. De adjunct neemt bij afwezigheid van de directeur alle directietaken waar (is dan de directeur). Er kan een interim-directeur worden ingezet als de school geen directeur, adjunctdirecteur en geen plaatsvervangend directeur heeft. Onder ‘plaatsvervangend directeur’ wordt in eerste instantie een directielid van een andere school verstaan. Als de situatie zich voordoet waarbij de directie van de school afwezig is wordt eerst aan de zittende directieleden van de overige scholen gevraagd wie tijdelijk het directeurschap van de school op zich kan/wil nemen. Een duoverband is daarbij ook mogelijk. Als dit geen resultaat heeft en er ook geen andere interne oplossing mogelijk is dan kan een externe interim-directeur wellicht nodig zijn. Wanneer een adjunct-directeur vertrekt is het aan de school om te bepalen of de functie opnieuw vervuld zal worden (en in welke omvang) of dat gekozen wordt voor de vacature in een andere functie. Veel scholen maken gebruik van een managementteam (directie, bouwcoördinatoren en eventueel intern begeleiders) waarbinnen de directiewerkzaamheden verdeeld zijn. Wanneer de school geen adjunct-directeur zou hebben dan wordt door de directeur een plaatsvervanger aangewezen die bij afwezigheid van de directeur de directie vertegenwoordigt. Functies onderwijsondersteunend personeel (OOP) De formatieomvang OOP op schoolniveau bestaat uit de functies: conciërge (4), administratief medewerker (13), onderwijsassistent (18), lerarenondersteuner (1), schoolassistent (1) en combinatiefunctionaris (1). Vrijwel alle scholen hebben een administratief medewerker en onderwijsassistent. De overig genoemde functies zijn bij een beperkt aantal scholen opgenomen in de formatie. Zij maken geen deel uit van het functieboek. In de jaren waarin sprake was van een stijging van het aantal leerlingen is - mede gestimuleerd door de toekenning van het budget personeels- en arbeidsmarktbeleid en leerlinggebonden financiering het aantal onderwijsassistenten en lerarenondersteuners op landelijk niveau flink gegroeid. Bij een daling van het aantal leerlingen neemt ook de behoefte aan extra ondersteuning af. Omdat Panta Rhei de regeling ‘werkgelegenheidsbeleid’ hanteert kan in zo’n situatie niet van afvloeiing sprake zijn. Dat kan knellen, omdat betrokkenen niet bevoegd zijn om les te geven, terwijl er wel behoefte blijkt te zijn aan lesgevend personeel. Om deze situatie te voorkomen doen scholen die op termijn kleiner worden er verstandig aan om de functie ‘onderwijsassistent’ en/of ‘lerarenondersteuner’ in beperkte mate in de formatie op te nemen. Ad bestuursbureau Bestuurskantoor De formatie van het bestuurskantoor bestaat uit:
Meerjarenformatiebeleidsplan 2016-2019 d.d. 12-04-2016
15
Functie Voorzitter College van Bestuur Lid College van Bestuur Beleidsadviseur Onderwijs & Kwaliteitszorg Beleidsmedewerker P&O Medewerker Personeelszaken Beleidsmedewerker Huisvesting en ICT Financieel administratief medewerker Managementassistent Administratief medewerker
Benoemingsomvang 1,0 1,0 0,8 0,8 0,6 0,8 0,6 0,8 0,7
Inschaling B4 B4 11 10 9 10 10 7 5
Overig Twee leraren zijn op projectbasis (in ieder geval tot 1 augustus 2018) werkzaam voor de bovenschoolse plusklas (excellente leerlingen). De kosten worden uit bovenschoolse middelen betaald. Voor de ondersteuning van ict-ers wordt gebruik gemaakt van de inzet van een externe deskundig (factuurbasis). De kosten worden bovenschools gedragen. Zaken als personeels- en financiële administratie, schoolgebouwenonderhoud en ict-netwerkbeheer worden door externe organisaties verzorgd. De kosten worden betaald uit bovenschoolse middelen (percentages inhoudingen op lumpsum, budget personeels- en arbeidsmarktbeleid, prestatiebox).
Meerjarenformatiebeleidsplan 2016-2019 d.d. 12-04-2016
16
4. Financiële ontwikkelingen Een aantal onzekerheden maakt de voorspellende waarde van een meerjarig formatiebeleidsplan beperkt: onduidelijkheid over de toekomstige rijksbekostiging; de opheffing van het Vervangingsfonds en Participatiefonds; de gevolgen van afspraken in de CAO PO; stille bezuinigingen (bijvoorbeeld premieverhogingen van fondsen zonder compensatie). Toekomstige rijksbekostiging Een aantal componenten van de rijksvergoeding is niet structureel, bijvoorbeeld de vergoeding impulsgebieden (is verlengd tot 2017-2018 maar kan eindigen). Daarnaast is de kleine scholentoeslag ook nog onderwerp van gesprek. Jaarlijks wordt ook de hoogte van de lumpsum tussentijds bijgesteld. Dit kan een meevaller opleveren, maar ook een tegenvaller. Nationaal Onderwijsakkoord en Herfstakkoord In september 2013 is door de Stichting van het Onderwijs (waarin vertegenwoordigers van werkgevers- en werknemersorganisaties van alle onderwijssectoren zitting hebben) en het Kabinet een akkoord gesloten (Nationaal Onderwijsakkoord) waarmee extra middelen naar de onderwijssectoren gaan. Daarnaast is ook een akkoord gesloten tussen het Kabinet en drie oppositiepartijen (Herfstakkoord) waardoor eveneens extra middelen naar de onderwijssectoren gaan. Voor het primair onderwijs betekenen de akkoorden in grote lijnen het volgende:
Meerjarenformatiebeleidsplan 2016-2019 d.d. 12-04-2016
17
Stille bezuinigingen Schoolbesturen krijgen in beperkte mate compensatie voor een stijging van de arbeidskosten. In 2015 was het verschil tussen de feitelijke werkgeverskosten en de kabinetsbijdrage 0,8% negatief. Dat komt overeen met een structurele korting van € 120 miljoen (=de loonkosten van 2.100 fte leraren). De verwachting is dat dit tekort ook in de komende jaren zal blijven. Daarnaast verhoogt het Vervangingsfonds en het Participatiefonds ook jaarlijks/twee keer per jaar de premie; hier staat ook geen compensatie tegenover. Wat de nabije toekomst van de fondsen betreft: al langer is sprake van het beëindigen van de verplichte aansluiting. Voor schoolbesturen bestaat al enkele jaren de mogelijkheid om bij het Vervangingsfonds eigen risicodrager te zijn voor de eerste 52 weken bij ziekteverzuim. Inmiddels heeft staatssecretaris Dekker de Tweede Kamer laten weten dat hij de volledig verplichte aansluiting wil beëindigen per 1 januari 2018, waarbij een vangnet gecreëerd moet worden (verzekering) om geen onevenredige risico’s bij kleine schoolbesturen te laten ontstaan. Wanneer verplichte deelname beëindigd wordt ontvangen de besturen een bedrag (premie) waaruit de vervanging wordt bekostigd. Als het bedrag niet toereikend is dan zullen scholen uit eigen middelen vervanging moeten bekostigen. In de meerjarenbegroting is nog geen rekening gehouden met een dergelijke inkomstenbron. Wel wordt in 2016-2017 in overleg met de directeuren en de GMR een constructie gemaakt waarin geregeld wordt hoe de middelen (premie) per 1 januari 2018 ingezet zullen worden om vervanging te bekostigen. Voor de beëindiging van verplichte aansluiting bij het Participatiefonds (wachtgelduitkeringen) zijn nog geen concrete toezeggingen gedaan. Denkbaar is dat deze aansluiting op termijn eveneens verdwijnt en ook hier een vangnet komt voor de kleine schoolbesturen. Wat de materiële vergoeding van het Rijk betreft: deze wordt weliswaar periodiek aangepast maar is nog steeds niet kostenvolgend; iets dat wel aan het Velo-stelsel ten grondslag ligt. Bovendien is uit recent landelijk onderzoek (PO-Raad) gebleken dat scholen gemiddeld € 23.000 tekort komen op hun exploitatie. Er zijn geen schotten tussen de personele lumpsum en materiële lumpsum; een tekort bij de een zou wellicht gecompenseerd kunnen worden door de ander, maar gezien bovengenoemd gemiddeld tekort en eerder genoemde ontwikkelingen (krimp, minder inkomsten en boventallig personeel) is van compenseren geen sprake: zowel op de personele als materiële uitgaven is sprake van overschrijdingen.
Meerjarenformatiebeleidsplan 2016-2019 d.d. 12-04-2016
18
5. Personeel en formatieplanning 5.1.
Personele ontwikkelingen
Enkele kengetallen Op 1 augustus 2016 is er de volgende leeftijdsopbouw: Totaal Aantal personen
Leeftijdsgroepen <25 2
347 Parttime
Fulltime
%
25 t/m 34 74 Directies
%
35 t/m 44 78 OP
45 t/m 54 83 %
OOP
55 t/m 65 110 %
Mannen
20
24
13%
14
44%
25
8%
4
18%
Vrouwen
253
50
87%
18
56%
268
92%
18
82%
Totaal
273
74
100%
32
100%
293
100%
22
100%
Wtf Aantal
<0,2 4
0,2 – 0,4 25
0,4 – 0,6 109
0,6 – 0,8 76
0,8 – 1,0 59
1,0 74
Functiemix Vanaf 2010 wordt er vanuit het Rijk meer geïnvesteerd in de leraren door middel van het ‘Actieplan Leerkracht’. Naast een snellere opbouw naar het maximum salaris in de schalen is er ook een functiemix ingevoerd. Het doel hiervan is om de loopbaanontwikkeling van de leraar te verbeteren. Het actieplan houdt een inspanningsverplichting voor besturen in om 40% van de leraren ingeschaald te hebben in LB. Wat betreft de bekostiging wordt 75% gefinancierd vanuit het rijk. De resterende 25% wordt bekostigd uit eigen middelen. In de CAO PO is de procentuele berekening opgenomen die leidraad is op school- en bestuursniveau. Het gaat hierbij om een inspanningsverplichting, geen resultaatverplichting. Uiteraard moeten leraren voldoen aan het functieprofiel dat landelijk voor de leraar LB is vastgesteld en mag benoeming niet ten koste gaan van de werkgelegenheid in de (school)organisatie. Uitgaande van de situatie per 1 augustus 2016 is de situatie voor Panta Rhei de volgende: Scholen/Bestuur LB norm cao PO 1-8-2016 LB scholen 1-8-2016 LC 1-8-2016 Scholen (15) 83 43 0 fte Het aantal van 83 fte komt overeen met 21%; dit is vrijwel gelijk aan het landelijk gemiddelde (23%).
Bovenstaande situatie is geen ‘eindfase’: wanneer de school middelen beschikbaar heeft en leraren voldoen aan de functie-eisen dan kan een verdere opbouw plaats vinden. Wel is gebleken dat de belangstelling van leraren om benoemd te willen worden in een LB-schaal niet zo groot is. Desgevraagd geven veel leraren aan dat zij de functie-eisen niet in verhouding vinden staan tot de geringe verhoging (zeker in een deeltijdbetrekking) van het salaris. Lerarenbeurs Sinds de invoering in 2008 hebben ruim 50.000 leraren een beurs gekregen. Onder deze lerarenbeurs zijn vooral de masteropleiding Special Educational Needs en de bacheloropleiding Nederlands in trek.
Meerjarenformatiebeleidsplan 2016-2019 d.d. 12-04-2016
19
Het budget voor het schooljaar 2015-2016 bedraagt in totaal € 75 miljoen. Daarnaast is met de sociale partners afgesproken dat de beurs vanaf 2012 alleen nog maar mag worden ingezet voor de verhoging van het kwalificatieniveau. Bij Panta Rhei heeft inmiddels meer dan 5% van de huidige leraren een beurs toegekend gekregen. Lerarenregister Volgens de afspraken uit het Regeerakkoord is het lerarenregister, dat leraren moet stimuleren hun bekwaamheid op niveau te houden en te verbeteren, vanaf eind 2011 operationeel. In het Nationaal Onderwijsakkoord (2013) is vastgelegd dat per 1 januari 2017 alle leraren in het register zijn opgenomen. Herregistratie dient binnen vier jaar plaats te vinden. Het Ministerie van OCW stelt inschrijving in het register als voorwaarde voor de toekenning van de lerarenbeurs. Het wetgevingstraject is inmiddels gestart om invoering per 1 januari 2017 mogelijk te maken. Het is echter de vraag of dit ook gaat lukken. Daarnaast hebben werkgeversorganisaties gewezen op het probleem dat ontstaat wanneer leraren die nog niet geregistreerd zijn niet langer les mogen geven. Uit een tussentijdse peiling (maart 2016) blijkt dat 89 leraren van scholen van Panta Rhei inmiddels ingeschreven zijn in het register. Schoolleidersregister In de CAO PO (art. 9.12) is bepaald dat schoolleiders uiterlijk 1 januari 2018 geregistreerd moeten zijn in het schoolleidersregister. Onder ‘schoolleiding’ vallen zowel directeuren als adjunct-directeuren. Het ontbreken van (her)registratie is zelfs een ontslagrond. Uit een tussentijdse peiling (maart 2016) blijkt dat 15 directeuren en 11 adjunct-directeuren inmiddels aangemeld zijn. Van hen zijn er 15 geregistreerd. Professionele ontwikkeling Een van de kenmerken van goed presterende onderwijslanden is het belang dat zij hechten aan continue professionele ontwikkeling. Het kabinet investeert vanaf 2012 extra in de professionalisering van leraren (prestatiebox en het Nationaal Onderwijsakkoord). Ook is opbrengsten handelingsgericht werken een belangrijk ontwikkelingspunt. Het streven van betrokken partijen in het onderwijs is dat in 2018 90% van de scholen in het primair onderwijs opbrengstgericht werkt. Panta Rhei heeft in de periode 2011-2015 extra geïnvesteerd in opbrengst- en handelingsgericht werken van leraren in de scholen. In de periode 2015-2019 is de borging en het onderhouden van deze werkwijzen een belangrijk speerpunt van het beleid. We verwachten van al onze medewerkers dat zij zich blijvend inzetten om hun vakbekwaamheid op peil te houden en waar nodig of wenselijk te verbreden of te verdiepen. Dit wordt ook versterkt door de verplichte registratie van schoolleiders (vanaf 2018) en leraren (vanaf 2017). Een stimulans gaat uit van de Lerarenbeurs, de promotiebeurs en het vaste bedrag voor deskundigheidsbevordering dat schoolleiders conform de CAO PO mogen inzetten. Panta Rhei faciliteert daarnaast door het inrichten van netwerken, contacten te onderhouden met opleidingsinstellingen, het (doen) organiseren van cursusdagen, en studiedagen. Vanuit het personeelsbeleid (school- en bovenschools niveau) wordt ook ingezet op de ontwikkeling van een brede inzetbaarheid van het personeel, flexibiliteit, mobiliteit en loopbaanbeleid. Jaarlijks (Meerjarenbegroting 2016-2019) wordt ongeveer € 320.000 ingezet voor de professionele ontwikkeling.
Meerjarenformatiebeleidsplan 2016-2019 d.d. 12-04-2016
20
Professioneel HRM beleid Het Actieplan Leraar 2020, alsmede het Nationaal Onderwijsakkoord koppelt verdergaande professionalisering van leraren aan een professioneel HRM-beleid. Schoolleiders en leidinggevenden spelen een rol in het creëren van een resultaatgerichte, ambitieuze leercultuur. In het primair onderwijs zijn daarom de bekwaamheidseisen voor schoolleiders geactualiseerd (beroepsstandaard). Panta Rhei kent een uitgebreid HRM-beleid waarin ook de medewerkers van het bestuursbureau een duidelijke rol vervullen. Daarnaast maakt Panta Rhei gebruik van externe expertise (regio-adviseurs van het Vervangingsfonds, arbodienst Metaplanning, deelname aan netwerken HRM). Werkgelegenheid Ongeveer 6% van het totaal aantal banen in Nederland is te vinden in het onderwijs. Het aantal banen in het primair onderwijs daalde in 2015 licht van 168.000 in het eerste kwartaal van 2015 naar 166.000 in het vierde kwartaal. De verwachting is dat de daling zich zal voortzetten tot 2019. De onderwijssector kent daarbij een relatief lage arbeidsmobiliteit. In het primair onderwijs werkt ruim 68% van het personeel in deeltijd, met een gemiddelde betrekkingsomvang van 0,73 werktijdfactor (26 uur in andere sectoren). Daarnaast kent deze sector vooral vrouwelijke leraren: in voltijdbanen uitgedrukt is 83% van de leraren vrouw. Wel neemt het aandeel vrouwelijke schoolleiders en het aantal vrouwen in hogere functies gestaag toe. Bij Panta Rhei is 92% van de leraren vrouw; van de directieleden is 56% vrouw en 44% man. Panta Rhei hanteert de regeling ‘werkgelegenheidsbeleid’ zoals in de CAO PO beschreven staat. Van de werkgever worden de nodige inspanningen verwacht teneinde afvloeiing te voorkomen. Vacatures en mobiliteit Het aantal openstaande vacatures in het primair onderwijs daalt. Ook zijn er per regio verschillen. In de regio Haaglanden-Leiden waar Panta Rhei zijn scholen heeft, is nauwelijks of geen sprake van openstaande vacatures. Panta Rhei heeft jaarlijks te maken met een aantal vacatures vanwege het vertrek van personeel (met name vanwege pensioen). De procedure ‘Werving en selectie’ beschrijft hoe bij vacatures (zowel op bovenschools niveau als schoolniveau) gehandeld wordt. In het recente verleden werd jaarlijks vanuit het bestuursbureau geïnventariseerd of personeelsleden mobiliteitswensen hadden en vervolgens werd gekeken of aan die wensen tegemoet kon worden gekomen. Omdat dit maar in zeer beperkte mate het geval is (de organisatie is afhankelijk van het ontstaan van vacatures; een ruil tussen personeelsleden van verschillende scholen is mogelijk maar hier is nauwelijks/geen behoefte aan) en van personeelsleden verwacht mag worden dat zij zelf proactief zijn als het gaat om hun loopbaanontwikkeling, is dit systeem losgelaten. Vacatures worden door de directeuren gemeld bij de medewerkers P&O van het bestuursbureau. Die verspreidt de vacature over alle directies met het verzoek de vacature onder de aandacht te brengen van hun personeelsleden en plaatst de vacature op extranet. In de komende periode zal vanuit het directieoverleg een werkgroep gevormd worden om te kijken of en zo ja op welke wijze de mobiliteit van het personeel vergroot kan worden.
Meerjarenformatiebeleidsplan 2016-2019 d.d. 12-04-2016
21
Ziekteverzuim Het ziekteverzuim in het primair onderwijs blijft redelijk stabiel (rond de 6,4%). Op bestuursniveau zijn de verschillen groot. Het verzuimpercentage van Panta Rhei was in de periode 2010 t/m 2013 op of boven het landelijk gemiddelde. Vanaf 2014 is het onder het landelijk gemiddelde (4% in 2014 en 5,5% in 2015) maar het streven is om dit percentage verder te laten dalen onder de 4% (dit komt overeen met de premiegrondslag van het Vervangingsfonds en maakt het mogelijk om het eigen risicodragerschap budgettair neutraal te laten zijn). Dit vraagt in de komende periode extra inzet in zowel de preventieve sfeer, de begeleiding (waaronder ook de inzet van de bedrijfsarts als re-integratiedeskundige) en het arbeidsomstandighedenbeleid.
Realisatie 2015 Ambitie 2016 Ambitie 2017 Ambitie 2018 Ambitie 2019
Totaal % jaarlijks 5,5 5,0 4,7 4,4 4,0
Voor de periode 2016 t/m 2019 heeft Panta Rhei de ambitie om het ziekteverzuim geleidelijk te verminderen tot uiteindelijk 4,0% in 2019. Gezien de grootte van de organisatie is dit een ambitieuze doelstelling. Om deze ambitie waar te maken wordt in deze periode onder meer € 11.000 per jaar extra ingezet voor de preventie van het ziekteverzuim. Ook zal het consequent voeren van verzuimgesprekken, de regelmatige gesprekkencyclus voor alle medewerkers, het arbeidsomstandighedenbeleid en de invoering van het eigen risicodragerschap voor ziekteverzuim kunnen bijdragen aan het realiseren van bovenstaande ambities. Uitstroom en arbeidsperspectief Landelijk gezien ontstaat er vanaf 2016 weer vacatureruimte doordat een grote groep AOWpensioengerechtigden het onderwijs zal verlaten. Ook hier zijn echter grote regionale en bestuurlijke verschillen. Voor Panta Rhei geldt onderstaand overzicht:
Meerjarenformatiebeleidsplan 2016-2019 d.d. 12-04-2016
22
Het beleid van Panta Rhei is dat bij het bereiken van de AOW-leeftijd het dienstverband ook beëindigd wordt. Langer doorwerken is met de huidige arbeidsmarktsituatie geen optie. Eerder stoppen of minder werken kan door gebruik te maken van keuzepensioen. Er zijn nog relatief weinig personeelsleden van 60 jaar en ouder die gebruik maken van keuzepensioen. Onbekendheid met de mogelijkheden is wellicht een van de oorzaken. Het bestuursbureau zal in samenwerking met de regio-adviseur van ABP jaarlijks een voorlichtingsbijeenkomst organiseren voor personeelsleden.
5.2.
Formatieplanning
Functies Scholen van Panta Rhei maken voor de inrichting van hun formatie gebruik van het Functieboek. In dit document zijn de diverse functies beschreven die binnen de formatie voor kunnen komen. Iedere school heeft een eigen directie. Daarnaast zijn er onderwijsgevende personeelsleden en onderwijsondersteunende personeelsleden. Tot de laatste functiecategorie horen functies als: conciërge, administratief medewerker, onderwijsassistent. ‘Intern begeleider’ is bij de scholen een taak, evenals ‘bouwcoördinator’. Binnen alle scholen zijn deze taken toebedeeld aan personeelsleden. Buiten de functies om die in het Functieboek beschreven staan kunnen geen andere functies worden ingevoerd. Bij het vertrek van eerder genoemde functionaris ‘lerarenondersteuner’, ‘combinatiefunctionaris sport’ en ‘schoolassistent’ wordt deze functie niet meer ingevuld. Meerjarenplanning formatie In onderstaand overzicht is de situatie beschreven op 1 augustus 2016 en de verwachte situatie op 1 augustus 2019:
Meerjarenformatiebeleidsplan 2016-2019 d.d. 12-04-2016
23
1-8-2016 School/Bestuursbureau
De Regenboog Essesteijn Maerten van den Velde Pius X De Lusthof Emmaus St. Maarten De Margriet De Wegwijzer De Tandem Professor Casimir De Parachute De Springplank Maria Bernadette De Walvis Bestuursbureau TOTAAL
Directie (fte) 1,80 1,85 1,95 2,00 1,85 1,89 1,93 0,80 1,85 2,00 2,00 1,60 1,85 2,00 1,85 0 29,22
Meerjarenformatiebeleidsplan 2016-2019 d.d. 12-04-2016
OP (fte) 16,00 21,54 8,89 14,41 22,42 14,58 13,85 6,40 14,66 11,09 11,42 8,88 10,04 10,63 22,78 0 207,59
1-8-2019 OOP (fte) 0,47 1,94 0,34 0,77 0,57 0,13 0,80 0,73 1,65 0,66 0,32 0,55 0,40 0,81 0,94 5,10 16,18
Directie (fte) 1,80 1,85 1,80 1,00 1,85 1,89 1,93 0,80 1,85 2,00 2,00 1,60 1,85 2,00 1,85 0 28,07
OP (fte) 16,00 21,00 8,00 14,00 22,00 14,00 14,00 6,00 14,00 11,00 11,00 8,00 8,00 10,00 20,00 0 197,00
OOP (fte) 0,47 1,94 0,34 0,77 0,57 0,13 0,80 0,73 1,65 0,66 0,32 0,55 0,40 0,81 0,94 5,10 16,18
24
6. Beleidsontwikkelingen Op basis van de leerlingenprognoses en het vrijwel ontbreken van boventalligheid zullen er weinig veranderingen optreden in de totale omvang van de formatie in de organisatie. Door de uitstroom van personeel dat met pensioen gaat zullen wel vacatures ontstaan waarbij externe werving nodig zal zijn. Weliswaar worden vacatures eerst intern aangeboden, maar interne kandidaten laten bij vertrek weer een vacature open. Op enig moment zijn er geen interne kandidaten meer maar nog wel vacatures. Door de omslag van het fpe-systeem naar het fte-(werkelijke loonkostenberekening) systeem is voor elke school inzichtelijk geworden wat de personele lasten zijn en wat de beschikbare financiële ruimte is die bij een vacature ontstaat. Die ruimte en het functieboek vormen de kaders waarbinnen gehandeld wordt. In de periode 2016-2019 is sprake van de volgende beleidsontwikkelingen. Samenstelling schoolleiding De schoolleiding bestaat uit de functies ‘directeur’ en ‘adjunct-directeur’. In het recente verleden is op alle scholen een tweehoofdige directie benoemd. De functie ‘directeur’ moet op basis van de Wet op het primair onderwijs (WPO) verbonden zijn aan een school, invoering van de functie ‘adjunctdirecteur’ is een keuze van de school zelf. Het is denkbaar dat scholen bij vertrek van een adjunct-directeur er voor kiezen om het management anders in te richten en de vacature aan een andere functie te koppelen. De inschatting is dat dit zeker bij kleinere scholen - het geval zal zijn. Het is aan de school zelf om hier keuzes in te maken. Evenwichtiger leeftijdsopbouw/Instroom pas afgestudeerd personeel In de komende jaren vertrekt een deel van het huidige personeel met pensioen. Doordat er nauwelijks of geen boventalligheid is biedt dit de mogelijkheid om pas afgestudeerde leraren een tijdelijk dienstverband aan te bieden met uitzicht op een vast dienstverband. Op deze wijze wordt zowel werkgelegenheid geboden aan jonge mensen en ook een evenwichtiger leeftijdsopbouw van het personeel gerealiseerd. Het is belangrijk voor Panta Rhei om hier pro actief te handelen. Bij meerdere besturen in de omgeving zullen immers medewerkers vertrekken met pensioen. Tegelijkertijd zien we dat de instroom van studenten bij de pabo’s jaarlijks afneemt (in het afgelopen jaar met zelfs 30% ten opzichte van het vorige studiejaar), waardoor op termijn krapte op de arbeidsmarkt ontstaat. Met de Hogeschool (pabo) Leiden is een goede samenwerking en een aantal studenten loopt stage op de scholen van Panta Rhei. De samenwerking met de pabo kan intensiever worden wanneer scholen ‘opleidingsschool’ worden. Vanaf het eerste jaar van de opleiding lopen studenten dan meerdere dagen per week stage in de basisschool en worden door een mentor begeleid. Het voordeel is dat studenten al vroeg kennis maken met de organisatie en scholen de ontwikkeling van studenten goed kunnen volgen, waardoor aan studenten na afronding van hun studie een tijdelijk dienstverband met uitzicht op benoeming in een vast dienstverband na 12 maanden kan worden aangeboden.
Meerjarenformatiebeleidsplan 2016-2019 d.d. 12-04-2016
25
Ondervangen van de effecten Wet werk en zekerheid (WWZ) De omvang van de formatie van een school is gerelateerd aan de inkomsten die de school krijgt op basis van het aantal leerlingen. De loonkosten moeten passen binnen het totale budget. In de WWZ is een nieuwe ketenregeling opgenomen die in kan houden dat scholen vervangers een vast dienstverband (minimaal 8 uur, 0,2 wtf) moeten bieden terwijl ze hier geen extra budget voor ontvangen. Het gevolg kan zijn dat personeel dat langer aan de school verbonden is gedwongen wordt geheel of gedeeltelijk te vertrekken. In 2015 is door 15 besturen in de regio besloten om gezamenlijk een vervangingspool in te richten. Door gerichte inzet van vervangers kan worden voorkomen dat bovenstaande situatie zich voor doet. Voor Panta Rhei bestaat de mogelijkheid om per 1 juli 2016 deel uit te maken van deze vervangingspool. Een ander alternatief is gebruik te maken van vervangers via een uitzendbureau. Twee uitzendbureaus in de regio, Randstad en Excellentflex bieden deze diensten aan. Met laatstgenoemde organisatie zijn inmiddels gesprekken gevoerd om te kijken of het voor Panta Rhei aantrekkelijk is om van de diensten van deze organisatie gebruik te maken. Panta Rhei kan ook besluiten tot de inrichting van een eigen vervangingspool door een aantal pas afgestudeerden een tijdelijk dienstverband voor 12 maanden met uitzicht op een vast dienstverband na deze periode aan te bieden. Met een vast dienstverband kunnen betrokkenen reageren op vacatures die ontstaan op de scholen. Vervolgens kunnen weer nieuwe pas afgestudeerden een tijdelijk dienstverband krijgen. De loonkosten van deze tijdelijk benoemden worden gedeclareerd bij het Vervangingsfonds als het om ziekteverlof gaat. Andere vormen van verlof kunnen sinds 2015 niet meer gedeclareerd worden bij het fonds en moeten uit eigen middelen betaald worden. Bij vormen als ouderschapsverlof en zwangerschaps-/bevallingsverlof staan hier ook inkomsten tegenover. Voor de zomervakantie van 2016 zal bovenstaande nader uitgewerkt worden, waarbij nog niet duidelijk is of er dan een nieuwe CAO PO is die wellicht de nadelige effecten van de WWZ zoals de ketenregeling ondervangt. Uitwerking CAO PO-bepalingen De huidige CAO PO bevat een aantal bepalingen die van invloed zijn op de omvang en inzet van de formatie. Redelijk nieuw voor de scholen is de duurzame inzetbaarheid. Elk personeelslid heeft recht op maximaal 40 uur per jaar (deeltijders naar rato van hun wtf). Startende leraren hebben de eerste drie jaar 40 uur extra (deeltijders naar rato) voor begeleiding/coaching, en personeelsleden van 57 jaar en ouder krijgen maximaal 130 uur (deeltijders naar rato) boven op de 40 uur die ieder personeelslid heeft. De wijze waarop deze uren ingezet worden verschilt; de cao noemt een aantal mogelijkheden, waarbij sprake kan zijn van de noodzaak om betrokkene te vervangen. Die vervanging moet uit de reguliere formatie van de school worden gehaald. De ervaringen van de verschillende scholen met de inzet van duurzame inzetbaarheid en de wijze waarop dit formatief geregeld wordt kunnen regelmatig uitgewisseld worden. Op dit moment , april 2016, is er nog geen nieuwe cao. De huidige (verlengde) cao loopt tot 1 juli 2016. Als er voor 1 juli a.s. een nieuwe cao komt waarin nieuwe bepalingen staan die van invloed zijn
Meerjarenformatiebeleidsplan 2016-2019 d.d. 12-04-2016
26
op de wijze van inzet van de formatie dan worden deze nader uitgewerkt in het schooljaar 2016-2017 waarbij het reguliere medezeggenschapstraject wordt gevolgd. Nieuw systeem vervanging bij einde verplichte aansluiting Vervangingsfonds De verplichte aansluiting bij het Vervangingsfonds stopt per 1 januari 2018. Ruim voor die tijd moet duidelijk zijn hoe we binnen Panta Rhei omgaan met de inzet van middelen (de premie die nu nog betaald wordt aan het fonds). Uitgangspunt hierbij - en in lijn met het subsidiariteitsbeginsel - is dat ook hier de middelen laag in de organisatie (op schoolniveau) gelegd worden. Op deze wijze beschikken de directies van de scholen over de middelen om vervanging naar eigen inzicht te regelen. Het risicodragerschap ligt dan ook op schoolniveau: is er weinig vervanging nodig dan heeft de school meer budget om andere gewenste zaken te kunnen bekostigen; is er veel vervanging nodig dan zal de school ook andere middelen moeten inzetten en is er minder ruimte om andere gewenste zaken te kunnen bekostigen. Naast dit uitgangspunt moet gekeken worden of in bijzondere omstandigheden (langdurig ziekteverlof) een vorm van solidariteit wenselijk/nodig is. Het eigen risicodragerschap betekent ook dat kritisch gekeken moet worden naar personele aspecten als preventie ziekteverzuim, arbeidsomstandighedenbeleid, taakbeleid en formatiebeleid. De uitwerking van het nieuwe systeem wordt in het Bestuursformatieplan 2017-2018 beschreven. Bovengenoemde aspecten van het personeelsbeleid worden nader uitgewerkt in het schooljaar 2016-2017. Onderwijs aan asielzoekers/statushouders Begin 2016 heeft de gemeente Leidschendam-Voorburg met het COA een afspraak gemaakt omtrent de opvang van asielzoekers in de gemeente. Na een eerste plaatsing van 200 asielzoekers begin 2016 wordt dit aantal uitgebreid tot maximaal 400. De opvanglocatie in Schakenbosch (Leidschendam) zal maximaal vijf jaar in stand worden gehouden. Met de gemeente en de twee andere onderwijsbesturen in de gemeente zijn gesprekken gestart over het bieden van onderwijs aan asielzoekers. Tegelijkertijd heeft een aantal vluchtelingen die in de gemeente wonen inmiddels een (tijdelijke) verblijfsvergunning (statushouder). De kinderen, die tenminste een jaar onderwijs in de Nederlandse taal gehad hebben worden dan geplaatst op een van de basisscholen in de gemeente. Twee scholen van Panta Rhei, De Wegwijzer en De Springplank, hebben in de afgelopen twee jaar onderwijs aan kinderen van asielzoekers verzorgd en zullen hun kennis/expertise ook in de komende jaren blijven inzetten. Beide scholen ontvangen van het Rijk en de gemeente extra financiën om dit onderwijs ook te kunnen bieden. De Springplank gaat het onderwijsaanbod verruimen; naast taalonderwijs aan oudere kinderen wordt ook taalonderwijs aan jonge kinderen aangeboden. Op deze wijze kan de school zich profileren in de gemeente en biedt dit wellicht nog mogelijkheden voor een langer voortbestaan dan op basis van de leerlingenprognoses voorzien wordt.
Meerjarenformatiebeleidsplan 2016-2019 d.d. 12-04-2016
27