MAANDBRIEF VOOR
jaargang 11 no 6, augustus 2006
LEERHUIS & LITURGIE
RELIGIE EN GEWETEN
INHOUD
Huub Oosterhuis 1. Het is een gouden interviewformule: je vraagt die ander tegenover je ‘waar hoor je bij’, en vooral ‘bij wie’; bij welke kerk, politieke partij, bij welke stroming; hoe, helemaal of een beetje? De vragen vermenigvuldigen zich: in welke oude verhalen herken je je nog, in welke films en romans, gedichten; in welk landschap, in welke muziek? Bij welke toekomst wil je horen? Geloof je nog in een ‘bezield verband’?
RELIGIE EN GEWETEN ASE 30 JULI 2006 Huub Oosterhuis LIED ‘ONDENKBAAR GOD’ Huub Oosterhuis
2. Religio, het Latijnse woord waar het Nederlandse ‘religie’ van komt, betekent niet ‘godsdienst’ zoals in veel woordenboeken (ook in Van Dale) beweerd wordt - het betekent: verbondenheid. En ‘religieus’ betekent: erbij horend. Religieus gevoel, dat is: je voelt je opgetild, omhoog gehouden, je voelt je horen bij de aarde, laag, bij de hemel, hoog; soms op golven van muziek, soms in doodse stilte. ‘Wij en alles horen bij elkaar,’ schreef dichter Leo Vroman. Religieus gevoel is ‘het alles-gevoel’.
ZINGEND WOORD HOUDEN Kees Kok
3. Het alles-gevoel is de intuïtie: dat je een van allen bent, dat je hoort bij het heelal, bij de sterren die daar zijn bevestigd, en dat je aan dat ‘alles’ je eigen leven mag bijdragen. Het is verlangen naar verbondenheid, mededeelzaamheid, en weten van wij-mensen. Het is ontroering om alle dood en om iedere geboorte. Hoe komen we aan dat ‘alles-gevoel’ - is het ons aangeboren, ingeschapen, als erotiek? De intuïtie dat we bij alles horen, kan tot geweten worden. Het ‘alles-gevoel’ kan uitgroeien tot besef van verantwoordelijkheid, en tot inzicht voor hoeveel van ‘alles’ jij verantwoordelijk bent: voor wie, in welke mate - hoever moet je gaan, in toewijding, ontferming, solidariteit, in ‘liefde’? Het ‘alles-gevoel’ kan diep of vluchtig zijn, aanhoudend of plotseling ver weg, al naar je geaard bent. Maar hoe dan ook, het zal niet uitgroeien tot geweten en besef van verantwoordelijkheid, als het niet aangesproken wordt, wakker geroepen. Als er geen beroep gedaan wordt op ons geweten, suft het weg, vervaagt het. Geweten, verantwoordelijkheidsbesef, toewijding moeten zelfbewust worden gemaakt en steeds opnieuw uitgedaagd. In de bijbels-profetische traditie waaraan wij deelhebben, worden wij op ons geweten aangesproken in vele toonaarden, in groot verhaal en vervoerend lied. De spreuk waarin die traditie is samengevat, luidt: ‘Heb liefde tot je naaste die is zoals jij’ (Leviticus 19:19). Die woorden betekenen: doe daden van solidariteit, van recht en ontferming aan hen die binnen je bereik zijn. Het is in de geest van die bijbelsprofetische traditie dat bereik niet te onderschatten, misschien is het op bepaalde momenten wel zo wijd als heel de wereld.
MEDEDELINGEN
4. Het is door je open te stellen voor de allesomvattende woorden van die traditie dat je je zelfbewustzijn vormt. In de eerste psalm van de joodse bijbel word je gelukkig geprezen, wanneer je deze woorden dag en nacht overweegt en proeft, en zegt tot jezelf, tot je hart, in je ziel. Gelukkig ben je, als de thora over ‘de liefde’ je leermeester is die je leert doen wat ondoenlijk schijnt, en je gezellin die je leert gaan waar geen weg is. Mensen zijn niet ‘geboren’ verantwoordelijk, gewetensvol, aardig, onbaatzuchtig, op anderen gericht. Ze zijn geboren egocentrisch. Maar we kunnen leren groeien, als we 1
PAULUS AAN DE ROMEINEN 1 Inleiding op een serie artikelen over de brief van Paulus aan de Romeinen Alex van Heusden
* Projectkoor TLMplus * Agenda Westfriese Ekklesia * Agenda Amsterdamse Studentenekklesia * Concertprogramma * Zomeraanbieding CD’s * Lieddag Dominicus
COLOFON MAANDBRIEF VOOR LEERHUIS EN LITURGIE ISSN 1385 0326 Uitgave van de Stichting Leerhuis & Liturgie (sinds 1980) Eindredactie: Kees Kok Redactie en administratieadres: Postbus 17268, 1001 JG Amsterdam; tel. (020) 6256940
[email protected] www.leerhuisenliturgie.nl Abonnementsprijs: € 22,50 per jaar; Europa € 30,00; buiten Europa € 35,00. Opzeggingen vóór 1 november van het lopende jaar. Giro 395505 tnv Stg.Leerhuis en Liturgie Voor België: Postgiro 000-1699184-35
9. Er is een lied van vriend en leermeester Willem Barnard, waarin deze regel: ‘De heilige geest legt het woord van God in onze hand.’ Woord-van-God: alles wat wij moeten weten om te leven, richtingwijzend woord, thora. Het wordt ‘in onze hand’ gelegd, want het is een woord om te doen, te volbrengen. Het is niet alleen om te horen, verder te spreken, omhoog te zingen. Spreken, zingen is niet genoeg om een mens te zijn. Woorden-over-liefde zijn niet de hele liefde; zijn een begin, scheppen ruimte voor liefde. Maar dan moet liefde gedaan, ‘volbracht’ worden. Het woord ‘liefde’ wordt volbracht als mensen getroost, verwarmd, genezen, gespijzigd, gehuisvest worden, dan. Ongedane woorden over liefde spotten met het leven. Gedane liefde is leven in overvloed. Dat de heilige geest het woord van God in onze hand legt, betekent: we nemen het niet zelf, zo van ‘dat doen we wel even’. Het moet ons gegeven worden. Het is genade.
willen. En we kunnen leren willen, als er een beroep op ons wordt gedaan, als de woorden over recht en ontferming ons wakker houden. En degenen onder ons die iets meer ‘aangeboren verantwoordelijk’ zijn, kunnen dat uitstralen en proberen een barmhartiger en rechtvaardiger klimaat te scheppen, een ‘milieu’ waarin woorden over solidariteit meer gehoor kunnen vinden en daden van ontferming gestimuleerd worden; een milieu waarin wij, geboren egoïsten, op andere gedachten komen, op gedachten-aan-anderen. 5. Ga zitten. Je mobielt de wereld door, je moet nog dit en dat. Maar nu zit je. ‘Heb liefde tot je naaste die is zoals jij’ - aan wie denk je nu? Aan een twee drie mensen binnen je bereik die aandacht, vergeving en van alles nodig hebben. Van jou. Van wie anders? Noem in stilte hun namen, nu. En doe dat, van nu af, iedere dag, ’s morgens en ’s avonds. 6. Aan Franciscus van Assisi, Europa’s lievelingsheilige, wordt het volgende gebed toegeschreven: ‘Heer, maak mij tot een werktuig van uw vrede: waar vijandschap heerst, laat mij vriendschap brengen.’ In deze twee regels is een verlangen onder woorden gebracht dat door velen herkend zal worden en dat soms hoog in ons opvlamt, in dagen van oorlog, nu hier dan daar: je zou een werktuig van vrede willen zijn, je zou iets willen doen, we schamen ons voor onze machteloosheid; en misschien, als het iets zou uithalen, zouden wij zelfs tot grote offers bereid zijn. Zouden er mensen te vinden zijn, die bereid zijn eenderde van hun jaarinkomen te offeren als zij daarmee één vierkante kilometer onschendbaarheid zouden kunnen verwerven, dáár?
10. Zendt Gij uw geest, wij worden herschapen. Gij geeft de aarde een nieuw gezicht. Kom over ons met uw geest: dat het mag lukken en duren dat wij nog leven, dat het nog duurt. Zo moge het zijn. Amsterdamse Studentenekklesia, zondag 30 juli 2006
7. Wij zijn omgeven door verschrikkingen. Zover onze ogen reiken, stortten steden in, wordt er geslagen, gemoord. Maar deze bijeenkomst moge ons geven kracht: dat wij niet wanhopen aan ooit vrede op aarde. Probeer te denken aan al het goede dat gedaan wordt; de ongekende, onschatbare liefde, ontferming, onbaatzuchtigheid die mensen betonen aan elkaar, overal in deze wereld - dat gebeurt ook, tegen alle verschrikkingen in. Hoe zouden hemel en aarde anders nog bestaan, nog steeds? De tegenkracht van ‘al het goede dat gedaan wordt’? Je zou willen bijdragen aan die tegenkracht, aldoende wat je kunt, daar waar je bent, waar je moet zijn, mag zijn. Je hoopt dat het goede in jou zich voegt bij alle solidariteit en trouw die mensen elkaar betonen, overal in deze wereld, tot een tegenbeweging tegen de verschrikkingen. Het klinkt onmogelijk, maar bij God-Ik zal er zijn is niets onmogelijk - heb ik gelezen, het staat geschreven, het is gezegd, door Jezus-hebt elkander lief; Jezus Christus? Ja, Jezus Messias, dienstknecht.
LIED ‘ONDENKBAAR GOD’ Die in een ommezien van eeuwen lichtjaren van bestemde tijd met dit heelal U hebt verweven die, onvervulde heerlijkheid, uw hartsverlangen wilde delen, uw licht uitzaaide wereldwijd, indaalde tot ons broze leven en God voor ons geworden zijt. Die, ziende ons verwilderd lijden en sterven, geen ontkomen aan, uw woord spreekt: dat het ons bevrijde van voor het zwarte gat vandaan. Die stuurt uw geest, dat niet vervalle ons hart aan wanhoops woestenij ooit zult Gij alles zijn in allen, ondenkbaar God, gezegend Gij.
8. Wij hebben ooit met elkaar afgesproken, op een avond voor Kerstmis, dat wij zullen blijven verlangen naar een wereld van verzoening en vrede, en dat wij onze ‘normen en waarden’ en politieke keuzes zullen toetsen aan dit elementaire ideaal. En dat wij de kleinste, meest onooglijke gebaren van goedheid en liefde zullen verstaan als tekenen van de mogelijkheid dat zo’n wereld komen zal.
Huub Oosterhuis, Assisi-Rome, Pinksteren 2006
Nota bene Deze tekst is gedacht op de vierstemmige koorzetting van Bernard Huijbers bij de melodie van psalm 118 (zie: ‘De Heer is mij tot hulp en sterkte’, strofen uit psalm 118: Liturgische Gezangen 113). Dit lied is ook te zingen op de melodie van psalm 118, Genève 1551, (‘Komt ons in diepe nacht ter ore’, Liedboek van de Kerken 160, Liturgische Gezangen 45, Verzameld Liedboek 402, enzovoort).
2
eeuwigheid in de tijd, zij is tijdgebonden en zij is woordgebonden.
ZINGEND WOORD HOUDEN(1)
Nieuwe schakelingen Liturgie bestaat bij de gratie (genade) van het woord, het grote verhaal van de bijbelse geloofstraditie. Maar dat woord moet telkens opnieuw gevonden en geïdentificeerd en verwoord worden. En daar zijn dichters voor nodig. De joodse schrijver en criticus Bruno Schulz (1892-1942) heeft de noodzaak van die nieuwe verwoording ooit zeer precies geformuleerd: ‘In de loop van de tijd verliest het woord zijn souplesse, het consolideert zich en functioneert niet langer als geleider van nieuwe zingeving. De dichter herstelt door nieuwe schakelingen (letterlijk: kortsluitingen) het geleidingsvermogen van de woorden.’(5) Maar behalve deze noodzakelijke poëtische opwekking van het woord moet ook gevraagd worden naar wat dat woord onderscheidt van het algemeen menselijke religieuze spraakgebruik. En dat is een bijbelstheologische vraag. Het gaat in de bijbelse geloofstraditie immers niet om een willekeurige en subjectieve ‘spiritualiteit’, om een zuiver individuele emotie en gedrevenheid. De geest van de liturgie waait waarheen hij of zij wil, maar is niet zweverig en laat zich ook niet in dienst nemen van de heersende religieuze mode. Zij is profetisch van karakter en staat als zodanig kritisch ten opzichte van religie en cultus in het algemeen. Eerst gerechtigheid en verzoening, dan offers, liedjes en fluiten. Dat valt uitvoerig te illustreren, zowel met teksten van Amos, Jesaja en Jeremia, als met uitspraken van Jezus.(6) En dat heeft onmiddellijk consequenties voor de taal, de vorm en de muziek van de liturgie.
Kees Kok Het non-verbale karakter van de liturgie Op 12 oktober 2002, tijdens een studiedag aan de Vrije Universiteit te Amsterdam bij gelegenheid van de verlening van een eredoctoraat aan Huub Oosterhuis, zei de docent Kerkmuziek Anton Vernooij: ‘Om het primaat van het woord te redden zouden we niet het gebruik van het wóórd moeten intensiveren, maar veel meer het non-verbale karakter van de liturgie.’(2) Vernooij onderstreept dus - ten overstaan van de man die om zijn bijdrage aan de ‘intensivering’ van de liturgische taal werd gelauwerd - terecht het primaat van het woord (respectievelijk Woord) in de liturgie. Maar hij wil dat primaat redden door het non-verbale karakter van de liturgie te intensiveren, en wel primair met muzikale middelen. Hij deelt de mening van de Romeinse professor Andrea Grillo ‘dat de liturgie wezenlijk non-verbaal is’. Volgens Grillo gaat de liturgie in wezen woorden en begrippen te boven. ‘Liturgische taal zoekt en tast in de richting van een betekenis. Zij is niet betekenisgevend, maar betekenis aanduidend.’(3) Nu is om te beginnen alle taal, zeker de taal van het geloof en dus ook van de liturgische poëzie een zoekende, tastende taal. Maar dat zoeken en tasten wordt wel in woorden en zinnen weergegeven, uitgedrukt, gecommuniceerd, en dat is een zeer verbale aangelegenheid. Wat kunnen Grillo, respectievelijk Vernooij dan bedoelen met dat wezenlijk non-verbale karakter van de liturgie? Het deed mij denken aan deze passage uit Der Stern der Erlösung, het meesterwerk van de joodse filosoof/theoloog/bijbelvertaler Franz Rosenzweig, waarin hij onder andere ook zijn visie op de kunsten, uiteraard ook de muziek, en op de liturgie geeft:
Geen l’art pour l’art Joseph Gelineau, een van de leermeesters van Anton Vernooij en belangrijke inspirator van componist Bernard Huijbers, schreef in zijn boek Chant et musique dans le culte chrétien over de verhouding tussen woord en muziek in de liturgie: ‘Zonder muziek is het woord niet compleet; de zang is de volheid van het woord.’(7) Daarom is de liturgie vanaf het vroegste begin ook altijd in haar geheel gezongen. Cantus was lange tijd eenvoudig een ander woord voor liturgie. Wat Gelineau betreft, mag de hele muzikale trukendoos open om die zang zo mooi mogelijk te maken, en ook volgens hem is elk muzikaal genre welkom, of zoals hij het zelf op zijn Frans zegt: ‘toute langue musical peut chanter Dieu’.(8) Maar intussen blijft liturgische muziek wel functionele muziek, het is geëngageerde kunst; zij heeft om zo te zeggen ‘een boodschap aan de boodschap’. Het is geen l’art pour l’art, geen kunst om de kunst; dat is volgens Gelineau een ‘atheïsme’. Of, zoals Walter Benjamin het al zo’n dertig jaar eerder zei, in zijn beroemde opstel over Het kunstwerk: ‘De doctrine van l’art pour l’art is een negatieve theologie van de kunst. Zij wijst elke sociale functie af, elk dictaat van een concreet thema.’(9) Zo kan de liturgische muziek, respectievelijk de kerkmusicus, zijn functie binnen het bijbelse geloofsverhaal met zijn concrete thema’s als vrede en gerechtigheid niet verloochenen om de eigen artisticiteit te verdedigen.
In de eeuwigheid lost het woord op in het zwijgen van het eendrachtig samenzijn - want één is men alleen in het zwijgen, het woord verenigt, maar de verenigden zwijgen - daarom moet de brandspiegel die de zonnestralen van de eeuwigheid verzamelt in de kleine cyclus van het jaar, de liturgie, de mensen in dit zwijgen binnenleiden. Ook in de liturgie kan het gemeenschappelijke zwijgen uiteraard pas het laatste zijn, en alles wat eraan voorafgaat, is slechts voorbereidend onderwijs op dat laatste. In een dergelijke opvoeding heerst nog het woord. Het woord zelf moet de mens er toe brengen in gemeenschap te leren zwijgen. Maar het begin van die opvoeding is dat hij leert luisteren.(4)
Ook voor Rosenzweig geldt dus het primaat van het woord in de liturgie, maar ‘slechts’ als propedeuse van het gemeenschappelijk zwijgen, het non-verbale. Geen liturgie vaart wel zonder het woord, ‘in de liturgie kan het gemeenschappelijk zwijgen pas het laatste zijn’. Het zwijgen treedt pas in na de ‘verbale’ liturgie. De liturgie zelf is geen
1 Dit artikel is een verkorte versie van de gelijknamige bijdrage in de bundel Door mensen gezongen. Liturgische muziek in portretten, eeb bundel bij gelegenheid van het afscheid van Anton Vernooij als bijzonder hoogleraar liturgische muziek aan de Theologische Faculteit van Tilburg, onder redactie van Martin Hoondert e.a. (Kampen 2005), blz. 318-328. 2 A. VERNOOIJ: Bidden is één keer zingen, in Gregoriusblad 127,1 (2003) 31-38, p. 38 (bewerkte versie van de lezing). 3 Ibidem 36v. 4 F. ROSENZWEIG: Der Stern der Erlösung. Der Mensch und sein Werk. Gesammelte Schriften II (Den Haag 19764; oorspronkelijk Frankfurt a.M. 1921). Behoudens enkele wijzigingen citeer ik uit de Nederlandse vertaling De Ster der Verlossing, van A.P.J. VAN LIGTEN (Meppel 2000) 359.
5 B. SCHULZ: Das Mythisieren der Wirklichkeit [1936], in Die Wirklichkeit ist Schatten des Wortes (Frankurt 1994); Nederlandse vertaling Verzameld werk (Amsterdam 1995) 426. 6 Onder andere: Jesaja 1:11-17; Amos 5:21-24; Jeremia 7:1-15; Lukas 19, 46 7 J. GELINEAU: Chant et musique dans la culte chrétienne (Parijs 1962) 49-54. 8 Ibidem 167 9 W. BENJAMIN: Het kunstwerk in het tijdperk van zijn technische reproduceerbaarheid ([Parijs 1936] Nijmegen 1985) 17.
3
Hedendaags?
Aan de muziek
‘Hoe zou op echt nieuwe wijze vorm gegeven kunnen worden aan de muzikale expressie in de liturgie, die een rijkdom aan gevoelens kan bemiddelen en kanaliseren?’ vraagt Vernooij zich in in een ander artikel af. En zijn antwoord luidt: ‘Een belangrijke taak van de kerkmuziek is het actief leiden en verder ontwikkelen van de integratie van de hedendaagse muziek in de liturgie.’ Vervolgens noemt hij componisten als Arvo Pärt, John Tavener, Luigi Nono, KarlHeinz Stockhausen en John Cage. In zijn enthousiasme vindt hij zelfs dat de kerkelijke leiding de dialoog met de hedendaagse muziek moet openen, gaande houden en stimuleren.(10) Dat lijkt me voor de huidige kerkelijke leiding niet bepaald een prioriteit. Bovendien ligt de verantwoordelijkheid voor de muziek primair bij de componist; de kerkelijke leiding zou zich eerder om de teksten moeten bekommeren. Ik heb geen deskundige mening over de mogelijke waarde van de genoemde componisten voor de liturgische muziek, maar zij lijken mij in het algemeen ver af te staan van de volksliedcultuur en de populaire muziek, waarvoor Vernooij in één adem door een pleidooi houdt. Bernard Huijbers schreef in zijn nog altijd lezenswaardige boekje Door podium en zaal tegelijk over volkstaalliturgie en muzikale stijl: ‘De componist zal de pastorale en liturgische noodzaak van de volkszang moeten omzetten in een muzikale noodzaak, dat wil zeggen in volksmuziek.’ Hij zoekt die in eerste instantie in de richting van de elementaire muziek, en die is eerder van alle tijden en plaatsen dan ‘hedendaags’. En: ‘Als men zo moet componeren dat het volk de muziek moet kunnen uitvoeren, is het wel evident dat men niet mee kan gaan met al datgene wat de muziek van onze tijd tot eigentijdse muziek schijnt te maken. Al datgene wat de avantgarde doet, is immers onuitvoerbaar voor het volk.’(11) Ook Gelineau meent dat de liturgische muziek geen avantgarde hoeft te zijn. Moderne, of liever hedendaagse muziek want ‘modern’ klinkt zo naar mode - vraagt om gewenning. De liturgie verdraagt geen nieuwigheid louter omwille van de verbazing, geen ongewone muziek die alleen maar choqueert, en geen esoterisme dat slechts afstand schept, aldus Gelineau.(12 )En voor hij Chant et musique besluit met het aloude advies Ama et fac quod vis (‘Heb lief en doe verder wat je wilt’), merkt hij nog op: ‘Originaliteit is noch een criterium voor het schone, noch een artistieke kwaliteit. Integendeel: de creatieve imitatie is in de kunst een constante wet.’(13)
Muziek: adem van beelden. Misschien: stilte van schilderijen. Jij taal waar talen eindigen. Jij tijd die loodrecht staat op de richting van kwijnende harten Gevoelens voor wie? O jij, verandering van gevoelens waarin? – in hoorbaar landschap. Jij vreemdelinge: muziek. Jij ons ontgroeide hartruimte. Ons binnenste binnen dat zich, ons overstijgend, naar buiten dringt, – heilig afscheid: daar staat ons innerlijk om ons heen als best gekende verte, als andere kant van de lucht: zuiver reusachtig niet meer bewoonbaar.
In dit gedicht probeert Rilke het onmogelijke: met woorden te duiden wat muziek is. ‘Adem van beelden, stilte van schilderijen’. Beelden staan doodstil en loodzwaar in steen. Muziek wekt die dode beelden tot leven en zij verklankt de stilte van schilderijen, probeert Rilke. Misschien, zet hij er aarzelend bij. Muziek heeft iets magisch, zij kan wat versteend en verstard is, in beweging brengen. De beeldende kunst spreekt slechts een zwijgende ogentaal, een beeldtaal die zich niet kan loszingen van het beeldmateriaal. Waar het beeld in alle talen zwijgt daar begint de muziek; zij klinkt op uit haar materiaal, uit stemmen en instrumenten, en brengt beweging, bewogenheid, emotie teweeg. Muziek heeft haar eigen tijd en tijdsindeling, een geconstrueerde ‘ideale’ tijd die loodrecht staat op de werkelijke tijd die Rilke ‘de richting van kwijnende harten’ noemt; zij doet zo de werkelijke tijd met haar vergankelijkheid en lijden vergeten voor zolang het duurt. Muziek heeft met gevoelens te maken, maar voor wie, voor wat? Dat is in principe onbestemd, volkomen subjectief en toevallig. Zij is in staat gevoelens te veranderen, maar waarin? Zoekend en vragend vindt Rilke een toepasselijke, misschien de meest toepasselijke metafoor: ‘hoorbaar landschap’. Gevoelens worden omgezet in vlak of golvend landschap, pieken en dalen, woeste stromen en kabbelende beekjes, woestijnen en wildernis of aangeharkte tuinen; een landschap voor het oor. Dan volgt een andere paradox: muziek is iets buiten ons, iets vreemds, een vreemdelinge. Maar tegelijk is zij een oude bekende, want altijd is zij ook de weerklank van ons eigen innerlijk, ons binnenste binnen. Als dat niet zo was, zouden we haar niet kunnen horen of ze zou oorverdovend zijn. Muziek komt uit ons voort, niet alleen uit componisten, maar uit alle mensen; en tegelijkertijd overstijgt zij ons, als iets
An die Musik
Liturgische muziek is geen zuivere kunst. Om met Paulus (1 Korinte 13) te spreken: zij zoekt zichzelf niet; zij vindt zichzelf in de liefde voor de voorgeven woorden. Zij ontstaat in en uit dat liefdesspel. Zuivere muziek begint daar waar in alle talen wordt gezwegen; het is een ‘taal waar alle talen eindigen. Dat is een regel uit An die Musik, een gedicht van Rainer Maria Rilke. Dat gedicht zal ik voor zover mogelijk proberen te duiden. Ik geef het hier weer in een eigen vertaling(14):
Du Zeit, die senkrecht steht auf der Richtung vergehender Herzen. Gefühle zu wem? O du der Gefühle Wandlung in was? -: in hörbare Landschaft. Du Fremde: Musik. Du uns entwachsener Herzraum. Innigstes unser, das, uns übersteigend, hinausdrängt, heiliger Abschied: da uns das Innre umsteht als geübteste Ferne, als andre Seite der Luft: rein, riesig, nicht mehr bewohnbar.
10 VERNOOIJ: Liturgische muziek en beleving, Gregoriusblad jg. 128, nr. 1, maart 2004, 13. 11 B. HUIJBERS: Door podium en zaal tegelijk. Volkstaalliturgie en muzikale stijl. Vijf en een half essay over muzikale functionaliteit (Hilversum 1969, 19942) met name 9-26, 55-70. 12 GELINEAU: Chant et musique 56-62. 13 Ibidem 278v. 14 Duitse tekst: An die Musik Musik: Atem der Statuen. Vielleicht: Stille der Bilder. Du Sprache wo Sprachen enden.
4
heeft aangericht. Zijn naam is nagenoeg synoniem geworden voor alles wat het christendom in pakweg twintig eeuwen te zien heeft gegeven aan vrouwenverachting, wantrouwen jegens seksualiteit, jodenvervolging en onverteerbare dogma’s over erfzonde en verzoening - verzoening door ‘het bloed van Jezus’. Daar is nog iets bij gekomen. Een jonge historicus, Thijs Voskuilen, studeerde in 2002 af aan de Universiteit van Groningen met een opzienbarende scriptie over Paulus. Die scriptie (beoordeling: 9) is datzelfde jaar in boekvorm verschenen onder de titel Alias Paulus, met als ondertitel, hoe intrigerend, De grondlegger van het christendom als geheim agent van Rome. Want dat wordt in het boek met veel aplomb beweerd: de ‘apostel der heidenen’ was in werkelijkheid een geheim agent in dienst van het Romeinse leger, belast met de opgave om te infiltreren in de geheime gemeenschappen van de Jezus-beweging, die beschouwd werd als een joodse sekte. Door het oorspronkelijke onderricht van Jezus te verdraaien en zo het christendom te creëren, te ‘stichten’, zaaide Paulus verdeeldheid onder de joden, sloeg hij een bres in de joodse religie en zagen de Romeinen een potentieel gevaar voor het imperium succesvol gekeerd. Jezus was een joodse revolutionair, maar Paulus haalde de politieke angel uit diens onderricht en transformeerde hem tot een spiritueel fenomeen, een messias die geweest is, die bovendien opriep tot belasting betalen aan de keizer en de vijand de andere wang toekeren. Het boek van Voskuilen heeft deels de vorm van een talkshow onder leiding van David Letterman, met als gesprekspartners de verdediger van de nieuwe these en een deskundige van de oude stempel, in wie men Cees den Heyer kan herkennen. Niets van wat in dit boek wordt beweerd, wordt ook maar in de verte aannemelijk gemaakt. Eveneens in 2202 verscheen er een ander geruchtmakend boek, geschreven door de Italiaans-Duitse fantast Francesco Carotta, onder de titel Was Jezus Caesar? En eerder kwamen er boeken op de markt vol geruchten over een samenzwering van het Vaticaan en de staat Israël om de veronderstelde waarheid van de Dode-Zeerollen te verdoezelen. Allemaal bommen onder het christendom, zo wordt er gekraaid in de media, maar geen enkele bom wil maar ontploffen, zo kunnen we vaststellen.
goddelijks, even ver weg als vertrouwd: ‘best gekende verte’. Dat doet denken aan de omschrijving van het goddelijke van Augustinus: intimior intimo meo, superior summo meo - ‘dieper in mij dan mijn diepste zelf, hoger dan mijn hoogste hoogte’. Rilke denkt ook aan iets heiligs: het naar buiten treden van het innerlijk brengt een scheiding teweeg, als bij een geboorte. Vandaar: ‘heilig afscheid’. Heilig in bijbelse zin betekent: apart gezet, onaanraakbaar, ‘als andere kant van de lucht’. Van zichzelf heeft de lucht geen kanten en zij kan alle kanten op, maar de muziek creëert met haar trillingen als het ware een achterkant, een overkant, een ‘gene zijde’ (Jenseits) van de lucht. Daar klinkt zij ongenaakbaar zuiver, zichzelf genoeg, l’art pour l’art. Zij is onaards mooi, hemels, engelachtig, niet meer van deze wereld. En ze is reusachtig, overweldigend soeverein. Men zegt ook van muziek wel: dat staat als een huis. Maar muziek staat niet, zij trekt voorbij, men kan erbij verwijlen zolang zij duurt. Dan verwaait zij. Je kunt er niet in wonen, muziek is, als zij eenmaal verklonken is, ‘niet meer bewoonbaar’. Tenslotte nog een citaat van Franz Rosenzweig uit zijn Stern der Erlösung, omdat dat zo wonderbaarlijk mooi aansluit bij het gedicht van Rilke (dat overigens in dezelfde jaren geschreven is) en bij al het hierboven gezegde; het gaat over het verwerpelijke aan de muziek, let wel: niet over de verwerpelijkheid van muziek!:(15) Het verwerpelijke aan de muziek zijn de ideale tijden waarmee zij de werkelijke tijd ontwricht. Wil ze gezuiverd worden van de wil om zuiver te zijn, dan moet de muziek zich uit haar ‘gene zijde’ (Jenseits) laten uitleiden naar deze kant van de tijd en haar ideale tijd invoegen in de werkelijke. Dat nu zou voor haar de overgang betekenen van de concertzaal naar de kerk.
Liturgische muziek is geen concertmuziek met een eigen agenda. Zij voegt haar tijd, haar ritme, melodie en harmonie in in het grote verhaal van de liturgie. Zij is de dienares - niet de slavin! - van het woord. Zo houdt de ekklesia zingend woord.
PAULUS AAN DE ROMEINEN
Volgens het boek Handelingen der Apostelen was Paulus afkomstig uit Tarsus in Klein-Azië (Handelingen 9:11), ontving hij zijn opleiding in Jeruzalem ‘aan de voeten van Gamli’el’ (Handelingen 22:3) en was hij tentenmaker van beroep (Handelingen 18:2). Deze biografische notities hebben we evenwel uit de tweede hand. In zijn brieven rept Paulus er met geen woord over. Daar benadrukt hij vooral zijn joodzijn (vgl. Romeinen 11:1; 2 Korintiërs 11:22; Galaten 1:11-24; Filippenzen 3:5-9). Nergens noemt hij zich een christen. Paulus is dan ook altijd jood gebleven, nooit christen geworden, ook niet toen hij zich bekende tot Jezus Messias. Van christendom in onze zin van het woord was toen nog helemaal geen sprake. Hij heeft de gang gemaakt van Saulus naar Paulus, wordt wel gezegd. Hij heeft zich ‘bekeerd’: hij begon als vervolger van aanhangers van ‘de weg’ en is zelf aanhanger van ‘de weg’ geworden. Zijn rol als gezondene (Grieks: apostolos) is altijd omstreden geweest. Zijn criticasters hebben hem ongetwijfeld onder de neus gewreven dat hij op de titel ‘gezondene’ geen aanspraak kan maken, bijvoorbeeld omdat hij geen ooggetuige van Jezus’ werkzaamheid is geweest. Mogelijk hebben zij hem ook nooit helemaal vertrouwd, gelet op zijn verleden als vervolger van de gemeente. Vooral in de brief aan de Galaten
1 (Inleiding)
Alex van Heusden Dit is het eerste van een serie artikelen in de Maandbrief over de brief van Paulus aan de Romeinen. In het boek Handelingen der Apostelen, hoofdstuk 20, wordt verteld dat Paulus zeven dagen in Troas verbleef, een havenstadje aan de westkust van Klein-Azië, het huidige Turkije. Op de eerste dag na sjabbat spreekt hij de mensen toe die van ‘de weg’ zijn, zoals het heet in Handelingen, in de bovenkamer van een of ander huis. Er staat: ‘Omdat hij de volgende morgen wilde vertrekken, verlengde hij het woord, tot middernacht’ (Handelingen 20:7). Voor tenminste een van de toehoorders was dat te veel van het goede: jongeman Eutuchos, wat betekent ‘Die heeft geluk’, werd door slaap overmand en viel uit het open venster van de derde verdieping naar beneden. Dit voorval zou symbool kunnen staan voor al het desastreuze dat Paulus volgens velen, en niet de minsten, 15 ROSENZWEIG: Der Stern/De Ster 419.
5
bijt Paulus flink van zich af. Hij doet geen beroep op enige menselijke autoriteit om zijn functie als gezondene naar de ‘onbesnedenen’ (Galaten 2:7), dus naar de niet-joden, de gojiem, te rechtvaardigen. Jezus Messias is zijn rechtvaardiging.
winter 54/55
In het boek Handelingen der Apostelen, hoofdstuk 18, komt Paulus aan in Korinte, na een kort en weinig succesvol verblijf in Athene. Hij treft er Aquila en Priscilla, een joods echtpaar, tentenmakers net als hij, bovendien volgelingen van Jezus Messias. Eerder waren zij gedwongen Rome te verlaten op bevel van keizer Claudius (41-54). Over deze maatregel schreef de Romeinse geschiedschrijver Suetonius (75-150): ‘Hij verjoeg de joden uit Rome, omdat ze op aandrang van Chrestus voortdurend onrust veroorzaakten’ (Iudaeos impulsore Chresto assidue tumultuantis Roma expulit; zie Levens van de keizers V, XXV, 4). Met Chrestus wordt Christus bedoeld, zo wordt vrij algemeen aangenomen. Het scheelt maar één letter en een schrijffout is snel gemaakt, zeker als niet bekend is over wie het gaat. Bovendien was Chrestus - vertaald: ‘de goede’ - een populaire slavennaam. Het zullen wel conflicten tussen joden onderling zijn geweest die voor het nodige tumult - lees: politieke onrust - in Rome hebben gezorgd. Een joodse sekte met messiaanse aspiraties was per definitie verdacht in Romeinse ogen. Achter het woord ‘messias’ (Hebreeuws: masji’ach, ‘gezalfde’) ging het woord ‘opstand’ schuil en dat was het laatste wat de keizer van Rome gebruiken kon. Het besluit van Claudius werd naar alle waarschijnlijkheid uitgevaardigd in het jaar 49. Niet zeker is of deze maatregel alle joden in Rome betrof. Mogelijk werden alleen de joodse volgelingen van Jezus gedwongen de stad te verlaten. Aquila en Priscilla vertrekken uit Rome en vestigen zich met hun nering in Korinte. Niet lang daarna, begin 50, trekt Paulus bij hen in. We kunnen hier met betrekkelijke zekerheid een jaartal noemen, omdat we weten uit een inscriptie gevonden in Delfi - de stad van het beroemde orakel -, dat Junius Annaeus Gallio van mei 51 tot mei 52 proconsul in Korinte was. Volgens de tekst uit Handelingen (18:12) ‘keerden de joden zich als één man tegen Paulus’, toen Gallio naar Korinte kwam, omstreeks mei 51. Volgens de joden van Korinte zou Paulus de mensen overreden om God te dienen tegen de thora, de joodse manier van leven, in. Ergens in de zomer van datzelfde jaar verlaat Paulus dan Korinte, na een verblijf van anderhalf jaar. Nu het toch over jaartallen gaat: om de lezer enig houvast te geven volgt hier een overzicht van Paulus’ levensloop - alles bij benadering. omstreeks 15 30 32 34 34-37 37 37-42 42-44 45-48 48/49 49-52 52-54
55-56 56-58 winter 58/59 59-61 ?
briefwisseling met de ekklesia van Korinte en die van Filippi brief aan Filemon vervolg derde reis - Macedonië afronding briefwisseling met Korinte en Filippi drie maanden in Korinte brief aan de Galaten brief aan de Romeinen reis naar Jeruzalem gevangenschap in Caesarea reis naar Rome gevangenschap in Rome gestorven - vermoedelijk in Rome terechtgesteld onder keizer Nero
Paulus schreef - of beter: dicteerde (zie Romeinen 16:22) - de brief aan de Romeinen in de tweede helft van de jaren vijftig van de gangbare jaartelling. Hij deed dat in Korinte; vermoedelijk in de winter van 55 of in het voorjaar van 56. Keizer Claudius is inmiddels de dood door vergiftiging gestorven en opgevolgd door Nero. De joden die eerder gedwongen waren Rome te verlaten, mogen weer terug. Onder hen Priscilla en Aquila: in de Romeinenbrief worden zij met name genoemd en door Paulus begroet (Romeinen 16:3). Als Paulus zijn brief aan de Romeinen schrijft, meent hij klaar te zijn met zijn werk in Klein-Azië en Griekenland. hij wil, via Rome als uitvalsbasis, naar Spanje (Romeinen 15:23v.28): Nu heb ik in deze streken geen plaats meer en al vele jaren heb ik het verlangen naar jullie te komen om vervolgens naar Spanje te kunnen reizen.
Paulus is nog niet in Rome geweest (Romeinen 1:13). De ekklesia aldaar is dan ook niet door hem begonnen. Door wie wel, weten we niet. Zeker niet door Petrus. Het is hoogst onwaarschijnlijk dat de ‘eerste der apostelen’ ooit voet in Rome heeft gezet. Intussen kende Paulus wel allerlei mensen die behoorden tot de ekklesia van Rome, joden en niet-joden (Romeinen 16:316). Paulus veroorlooft zich enige brutaliteit (Romeinen 15:15): hij schrijft een stevige brief. Hij beschouwt zich immers als ‘gezondene van de gojiem’ (Romeinen 1:5; 11:13) en Rome maakt deel uit van de wereld der gojiem (Romeinen 1:6.13), is er zelfs het centrum van. Daaruit volgt overigens niet dat de ekklesia uitsluitend niet-joden telde. Er waren ook joden in de gemeente, zoals Priscilla en Aquila. In zijn brief heeft Paulus heeft eerst en vooral hen op het oog, zijn volksgenoten. In de hoofdstukken 1-11 - grote thema: ‘thora’, ‘zonde’, ‘rechtvaardiging’ en ‘vertrouwen’ - voert hij ten overstaan van de joden een pleidooi voor de gojiem. Terecht is de Romeinenbrief meer dan eens getypeerd als ‘dialoog met de joden’. Maar laten we heel precies zijn. Het is niet een christen die een dialoog aangaat met de joden van Rome. Het is een jood, Paulus, die het gesprek aangaat met andere joden. Op twee plaatsen in zijn brief spreekt Paulus uitdrukkelijk de joden aan. In 2:17; ‘Als jij je dan jood laat noemen…’; en in 7:1: ‘Of weten jullie niet, broeders, - want ik spreek tot hen die de thora kennen…’ Pas in Romeinen 11:13 richt Paulus zich uitdrukkelijk tot de niet-joden in de ekklesia: ‘Jullie, gojiem, zeg ik…’
geboren in Tarsus? of in Jeruzalem en daar opgegroeid? kruisdood van Jezus steniging van Stefanus. Paulus als jongeman in Jeruzalem visioen van Paulus nabij Damascus Paulus in Arabia (de woestijn) en Damascus eerste bezoek aan de gezondenen in Jeruzalem Paulus in Tarsus Paulus in Antiochië eerste reis met Barnabas vergadering in Jeruzalem tweede reis - verblijf van anderhalf jaar in Korinte eerste brief aan ekklesia van Tessalonika derde reis - verblijf van tweeëneenhalf jaar in Efese
Wordt vervolgd
6
PROJECTKOOR TLMplus
AMSTERDAMSE STUDENTENEKKLESIA
Plannen zijn er om te maken, Dromen om te verwezenlijken
Overzicht van de thema’s en sprekers van 10 september tot en met november 2006
Op initiatief van Tom Löwenthal en Petra Kerssies gaat het Projectkoor TLMplus Het lied van de woorden uitvoeren met orkest en professionele solisten. Dit leerdicht is de derde in een serie leerdichten. De teksten zijn van Huub Oosterhuis, het geheel is door Tom Löwenthal op muziek gezet.
Komend seizoen staan in de prediking van de Amsterdamse Studentenekklesia de boeken 1 en 2 Samuël centraal als parabel van politieke machtsstrijd en corruptie. Jong geleerd is een serie van zeven diensten, telkens op de eerste zondag van de maand. In deze diensten wordt gepoogd een aantal elementaire geloofsvragen op ook voor jongere, minder in kerk en ekklesia ingevoerde, zielen toegankelijke wijze aan de orde te stellen. In de eerste drie diensten wordt ingegaan op de vragen met betrekking tot de prediking en de liturgie, die aan het eind van het vorige seizoen uit een kleine ekklesia-enquête naar voren kwamen
Het eerste leerdicht, Het lied van de aarde, is in 1989 in Nederland uitgevoerd, maar later ook in België en Duitsland. Het tweede leerdicht, Het lied van de eeuw, is uitgevoerd in 1999. Het derde leerdicht, Het lied van de woorden, is in het Duits in Osnabrück in 2004 uitgevoerd. De première van de Nederlandse uitvoering van Het lied van de woorden staat gepland in het voorjaar van 2007. Daarvoor is een groot koor nodig en wij zijn nog op zoek naar ervaren koorzangers die affiniteit met het repertoire van Huub Oosterhuis en Tom Löwenthal hebben.
De diensten worden gehouden in De Rode Hoed, Keizersgracht 102, Amsterdam. Aanvang 11.00 uur. Er is een crèche voor de hele kleintjes en een kinderkring tijdens de toespraak voor de oudere kinderen. September 10 De werking van het woord - Alex van Ligten 17 Viering van eucharistie - Huub Oosterhuis 24 De spiritualiteit van de bijbel - Alex van Heusden
Lijkt het je leuk om aan dit project mee te doen, geef je dan snel op. De repetities in 2006 zijn op de volgende zaterdagen: 30 september, 28 oktober en 25 november. Locatie is nog niet bekend.
Oktober 1 Jong geleerd 1 - Geeske Hovingh/Kees Kok 8 Jong geroepen - 1 Samuël 1-3 - Alex van Ligten 15 Naar de Filistijnen - 1 Samuël 4-7 - Ranfar Kouwijzer 22 Wij willen een koning - 1 Samuël 8-10 - Kees Kok 29 Koning Saul verworpen - 1 Samuël 11-15 - Huub Oosterhuis
Opgave en informatie bij: Tineke Teunen Dongestraat 10 1078 JW Amsterdam email: telefonisch:
[email protected] 06 18 13 50 28.
November 5 Jong geleerd 2 - Geeske Hovingh/Kees Kok 12 Antikoning David - 1 Samuël 16-19 - Alex van Ligten 19 David op de vlucht - 1 Samuël 19-23 - Rinse Reeling Brouwer 26 David en Jonathan, Sauls dood - 1 Samuël 24-31 - Huub Oosterhuis
WESTFRIESE EKKLESIA Elke derde zondag van de maand om 11.00 uur is er een bijeenkomst van de Westfriese Ekklesia, een loot aan de stam van de Amsterdamse Studentenekklesia, in de Hervormde Kerk van Wognum. Het thema van dit jaar is: verhalen van de profeten Elia en Elisa, lezingen uit 1 en 2 Koningen. Dit jaar zullen de toespraken worden gehouden door: 17 september 15 oktober 19 november 17 december 21 januari 18 februari 18 maart 15 april 20 mei 17 juni
Alex van Heusden De profeet Elia Lex Koot De profeten van de Baäl Alex van Heusden Elia op de Horeb Hester Smits Oorlog met Aram Lex Koot Hemelvaart van Elia Kees Kok Elisa en de vrouw uit Sunem Cees Tromp De genezing van Naäman Alex van Ligten Weer oorlog met Aram Bettine Siertsema Zalving van Jehu / dood van Izebel Alex van Heusden De vernietiging van de Baä
EEN MENS TE ZIJN OP AARDE Het Koor voor nieuwe Nederlandse religieuze muziek brengt in het voorjaar van 2007 onder directie van componist Antoine Oomen en met pianobegeleiding van Roland Aalbers een nieuw liturgisch concertprogramma onder de titel Een mens te zijn op aarde. Het programma bevat zestien merendeels recente composities van Antoine Oomen op teksten van Huub Oosterhuis en biedt veel gelegenheid tot deelname van het publiek. Voor inlichtingen en boekingen: 020 625 63 84
[email protected]
7
ZOMERAANBIEDING: KORTINGEN tot 50% op CD’s met liederen van Huub Oosterhuis
Muziek: Bernard Huijbers, Tom Löwenthal, Antoine Oomen 1 CD: 5%; 2 CD’s: 10% ; 3 CD’s: 15%; 4 CD’s: 20% ; 5 CD’s: 25% ; 6 CD’s: 30% ; 6 CD’s: 35% ; 8 CD’s: 40% ; 9 CD’s: 45%; 10 of meer CD’s: 50% korting Nota bene: deze aanbieding geldt tot 21 september 2006 en alleen voor bestellingen via Stichting Leerhuis & Liturgie, postbus 17268, 1001 JG Amsterdam, tel 020-6256940; www. leerhuisenliturgie.nl; bij voorkeur via email:
[email protected]
Keuze uit de volgende titels (zie voor een overzicht van alle liedtitels: www.leerhuisenliturgie.nl; nota bene: prijzen zijn exclusief verzendkosten): - van Bernard Huijbers: Zo zong dat volk, dubbel-CD Gij die weet Hoe is uw naam Alles is nog maar woord
18,50 18,50 18,50 15,00
- van Antoine Oomen: Dankzij de woorden, dubbel-CD (2003) 22,50 Om leven dat doorgaat, een psalmensymfonie (2005) 20,00 Om de tafel, gezongen dienst van woord en tafel (2003) 18,50 De steppe zal bloeien, verzamel-CD 1 18,50 Groter dan ons hart, verzamel-CD 2 18,50 Een schoot van ontferming, verzamel-CD 3 18,50 Eerste en Laatste, requiemgezangen 18,50 Lukaspassie, ‘Jezus, zoon van de Thora’ (bij Lukas 1 en 2); zeven liederen en het passieverhaal volgens Lukas (1998) 18,50 Een uur genade en waarheid, Kerstcyclus (1992) 18,50 Gij en ik, 22 nieuwere liederen (1996) 18,50 Niemand anders, 17 nieuwere liederen (1999) 18,50 Woord dat ruimte schept, 15 liederen (2001) 18,50 - van Tom Löwenthal: Wees hier aanwezig (LP 1981/CD 1992) 12,50 Aanhef, 13 liederen, met o.a. Onze vader verborgen (1990) 18,50 Missa solemnis, met solisten en klein orkest (1991) 18,50 Die mij droeg, 19 gezangen, o.a. bekende titellied (2001) 18,50 Lied van de aarde, oratorium met solisten en orkest (2003)15,00 - van verschillende componisten: Deze woorden, met o.a Missa Brevis van T. Löwenthal (1996) 18,50 Om vrede, heruitgave van eerste LP van L&L (1981/1989) 12,50 Hoor je mij?, verzamel-CD 1974-2004 (2005) 10,00 - van Huub Oosterhuis, gesproken tekst: Ieder woord, 19 meditaties (2001) 12,50 Ieder mens, 16 overwegingen 12,50
8
‘De vreemdeling in ons midden’
LIEDDAG DOMINICUS Amsterdam, 14 oktober Op zaterdag 14 oktober wordt in de Dominicuskerk te Amsterdam (ingang achterzijde, Korte Korsjespoortsteeg) weer een lieddag gehouden met als hoofdthema: De vreemdeling in ons midden Voorlopig programma: Goed is dat je niet doet wat slecht is (Psalm 1); Uit staat en stand (Huijbers/Oomen); Dichtstbijzijnde (Oomen); Psalm 82, In de vergaderzaal der goden (Löwenthal/Oomen); Gij die niemand naar de ogen ziet (Huijbers/Oomen) Lied van Ismaël (mel. Psalm 23; Heuvelmans); Hoever te gaan; Ooit in schaduw van rozen; Verberg uw aangezicht niet; Wonen overal; Komen ooit voeten; Groter dan ons hart Nieuwste liederen De lieddag staat onder leiding van Tom Löwenthal; begeleiding: Henri Heuvelmans. Ten geleides en toelichtingen: Kees Kok Tijden: aanvang 10.30 uur; kerk open 10.00 uur; pauze 12.3013.30 en 15.30-16.00 uur; afsluiting 16.15-16.45 uur. Deelname: €15,- per persoon, inclusief koorpartijen. Betaling liefst gepast - aan de ingang van de kerk. Opgave: voor 7 oktober noodzakelijk, liefst per e-mail. (Bij verhindering graag annuleren!) e-mail:
[email protected] telefoon: 020 6256940