MAANDBRIEF VOOR
jaargang 6 no 2, maart 2001
LEERHUIS & LITURGIE
LEVEN TEGEN EN MET DE DOOD
INHOUD
Huub Oosterhuis
- LEVEN TEGEN EN MET DE DOOD Over euthanasie ‘De dood weerstaan, in al zijn gedaanten, daar gaat je leven mee heen.’ Toespraak Amsterdamse Studentenekklesia 4 maart 2001 HUUB OOSTERHUIS
1 Hoe leuk is het leven? Leuk is het woord niet. We hebben soms een leuke tijd en af en toe een heerlijke tijd, maar niemand hier, denk ik, neemt genoegen met een leuk leven. Dat zou te weinig vervulling zijn. Ons leven kent vele tijden – u kent het lied van de bijbelse prediker, Kohelet, eind jaren zestig nagezongen door de Rolling Stones: ‘tijd van zoeken, tijd van verliezen – tijd van breken, tijd van bouwen – tijd van omhelzen, tijd van onthouden’. Voor velen blijven dat losse tijden, waar ze naar terugverlangen met vruchteloos heimwee, waar ze op terugzien met spijt of wrok. Sommigen lukt het om al die tijden te accepteren als één leven, om ze te laten samengroeien tot dit ene, mijn hoogst eigen enige leven – dat is een hele levenskunst, of noem het een grote genade. Het bijbelse verhaal, waarbinnen ook de stem van Prediker klinkt, gaat over een leven dat op dood en verderf bevochten moet worden; over leven tegen de dood in. Geboren om te leven ben je, uit slavernij en ballingschap bevrijd om te leven: kies dan het leven. Leven is zwaar en moeilijk omdat de dood zo’n oppermachtig opperwezen is. De maaier met de zeis, de sierlijke schikgodin, néémt kinderen, slaat geliefden uit elkaar, wint elke oorlog. Die dood weerstaan, in al zijn gedaanten, die dood de buurt uit jagen met al zijn eskaders; de wonden genezen die hij je slaat, angst bezweren, je niet gek laten maken; woestijn terugdringen, water slaan uit rotsen, daar gaat je leven mee heen. De dood het laatste woord ontzeggen, dat is leven; dat is de zin van je leven. 2 Er is een tijd van sterven. En ieder mens heeft het onvervreemdbare recht te bepalen wanneer die tijd, dat ogenblik, gekomen is. Recht op zelfbeschikking. Ieder mens: jij – geen enkel ander mens heeft het recht te bepalen dat jouw tijd gekomen is. Niemand mag jou doden. Niemand mag mij doden. Mag ik wel mijzelf doden? In de bijbel staat nergens dat ik, van God, mijzelf niet mag doden. Maar zelfdoding / zelfmoord is niet in de geest van dat verhaal – Saul wordt beschreven als een verworpene, de geest van ‘Ik zal er zijn’, Adonai, is niet op hem als hij zich in zijn zwaard stort. In de christelijke traditie is hard over zelfmoordenaars geoordeeld, zij werden in de verdoemdenhoek van het kerkhof begraven, of op een viersprong. Dat is voorbij. Ook zeer stellige christenen hebben geleerd niet te oordelen, huiverend voor het ondoorgrondelijke en toch ook bijna altijd invoelbare geheimenis: dat mensen, middelbaar of oud, of jong, niet meer verder willen, de beker is te bitter, ‘ach olijven je smaakt me niet meer, amandelbomen bloei niet voor mij’ (Prediker 12:1-7), het is op. Huiver en eerbied voor de vrije wilsbeschikking van een ander mens die jij niet bent – hoe vrij? –; maar de nog steeds gangbare overtuiging van stellige christenen is, dat ‘mensen het beschikkingsrecht over leven en dood niet in eigen hand mogen nemen’. Zij belijden ‘dat hun leven in Gods hand ligt en daar veilig is wat er ook gebeurt’ – zoals een kamerlid van de ChristenUnie het onlangs formuleerde in de discussie over de nieuwe euthanasiewet, waar hij dus tegen is. Die stellig-christelijke overtuiging wordt door steeds meer christenen niet langer gedeeld. Zij zeggen: ik heb mijzelf niet gemaakt, ik heb het leven ontvangen, ik mag het teruggeven aan de God die het mij gegeven heeft. Dat recht op zelfbeschikking hebben zij van God ontvangen, menen zij. Dat is de vrijheid die God hen ingeschapen heeft – die hen tot mensen maakt.
1
- DE TORA EN HET LEVEN Uit de Talmoed - ONZE VADER Thema’s en variaties Bespreking van het Onze Vader als persoonlijk en liturgisch gebed-bij-uitstek, naar de tekst van Mattheüs 6:6-15 en drie parafrasen door Huub Oosterhuis KEES KOK - HET ANTWOORD VAN GOD ‘Bidden is: je krachten verzamelen tegen het koninkrijk Leugen&geweld. Bidden is weten wat ieder mens, in flitsen visioen, weet-niet-weet-en-toch. Heeft Jezus het lijden gekozen? hij heeft het visioen gekozen. En nam het lijden op de koop toe.’ Toespraak Amsterdamse Studentenekklesia, Pasen 2000 HUUB OOSTERHUIS - DE MESSIAS EN HET LICHT Uit de Talmoed
- DE LIJDENSWEG VAN JEREMIA ‘Als een oproerkraaier, een ongewenste querulant wordt hij in hechtenis genomen. De hooggeplaatsten lieten hem stokslagen toedienen, en ze wierpen hem in een put.’ Uit de toespraak in de Westfriese Ekklesia, 15 maart 2001 ALEX VAN HEUSDEN
Colofon MAANDBRIEF VOOR LEERHUIS EN LITURGIE ISSN 1385 0326 Uitgave van de Stichting Leerhuis & Liturgie (sinds 1980) Eindredactie: Kees Kok Redactie en administratieadres: Postbus 17268, 1001 JG Amsterdam tel: (020) 6256940 e-mail:
[email protected] gironr abonnementen: 540443 Abonnementsprijs: fl 45,- per jaar; België: BF1100; overige landen in Europa fl 60,Giften en bijdragen aan het compositiefonds en andere activiteiten van SLL zijn fiscaal aftrekbaar en zeer welkom op giro 395505
Zend mij de engel van de laatste troost, de ogen van één mens. Onthoud mij niet één mens die zegt hier ben ik.
Recht op zelfbeschikking is niet aan leeftijd gebonden; niet voorbehouden bijvoorbeeld aan ‘alleenstaanden ouder dan 75’. Een redelijk aantal redelijke mensen is van mening dat een zelfdodings-pil (tegenstanders spreken van ‘zelfmoordpil’) voor alleenstaanden ouder dan 75 makkelijk verkrijgbaar zou moeten zijn. Er zijn er ook die zeggen: ‘Die pil zou in principe voor iedereen beschikbaar moeten zijn, ongeacht leeftijd of burgerlijke staat’. Wat vindt u daarvan?
5 De nieuwe euthanasiewet, die door de Tweede Kamer is goedgekeurd, en die onlangs in Brussel tot felle discussies heeft geleid en tot zeer bedenkelijke beschuldigingen aan het adres de Nederlandse Regering, – en die nog door de Eerste Kamer moet, op 10 april aanstaande –, die nieuwe wet acht euthanasie ook toelaatbaar als er geen sprake is van onontkoombaar fysiek lijden, maar de patiënt (jij en ik) ernstige psychische klachten heeft en lijdt onder depressies: niet enkel fysieke pijn, ook psychische pijn, zielepijn, kan een motief zijn voor medische hulp bij zelfdoding. Deze verruiming (‘liberalisering’) van de euthanasiepraktijk roept heftige weerstand op, van uiterst rechts én uiterst links, zoals dat heet in politiek jargon – waarom? Omdat psychisch lijden moeilijker meetbaar zou zijn dan fysiek lijden? Omdat het valt te vrezen dat er een praktijk zou kunnen ontstaan van al te makkelijk meebeschikken over het leven van een ander: vraag het maar, ik help je wel, het mag toch! Het dagblad Trouw wees er in een van zijn commentaren op, dat er een wezenlijk verschil is tussen ‘nee, tenzij’ en het gemakkelijker ‘ja, mits’ en noemde deze wet ‘een historische stap te ver’. Het nieuwe aan deze discussie is de tegenstem van ‘uiterst links’, in feite de kamerfractie van de SP, de Socialistische Partij, met bijval van bekende, terzake kundige psychiaters als Dries van Danzig en Frank Ree; ik neem aan dat velen van u die namen kennen.
Onlangs ben je 79 geworden. Die pil is er nog niet. Sinds jaren lijd je aan hevige duizelingen, gewrichtspijnen en ondraaglijke jeuk over heel je lichaam; alles doet pijn, pijnstillers helpen niet, en beter zal het nooit meer worden. En niets smaakt je meer, geen olijven, geen borreltje. Lezen gaat ook niet meer, bij voorlezen val je in slaap, van tien minuten mensen ben je al doodmoe. Je hebt niets meer te zeggen, alleen te klagen, en daar schaam je je voor – hoeft niet, nee maar zo ben je wel, je schaamt je. Je hebt tijden van geluk gekend, van zegen, hopen, liefde; maar nu is het een tijd van tranen en kruipen, zee van tijd en eenzaamheid waarin je iedere dag weer verdrinkt. Mag ik dood, denk je. Dat heb je jaren lang nooit durven denken – sinds de discussie over euthanasie (goede dood) durf je het te denken; vijf jaar geleden wist je niet eens hoe je dat schreef, euthanasie, je zocht het op in je Grote van Dale, elfde uitgave 1984, het hele woord stond er niet in; behoorde toen blijkbaar nog niet tot de Nederlandse taal. Mag ik dood? Ja ik mag, zover ben je. Maar je moet erbij geholpen worden. Je raadpleegt je huisarts, je legt haar je situatie uit, maar ze kent je al langer. Zij zal erover nadenken, ze zegt niet: o dat regel ik voor u binnen veertien dagen. 4 De nog steeds geldende wet stelt dat euthanasie toelaatbaar is als er volgens de arts én een door haar of hem te raadplegen collega sprake is van uitzichtloos en ondraaglijk fysiek lijden en de ‘patiënt’ (jij, of ik) vrijwillig, weloverwogen en ‘duurzaam’, dus niet in een opwelling, gevraagd heeft om hulp bij het sterven.
6 Wat zegt ‘uiterst links’ en zijn niet partijgebonden medestanders? Dat een verdere liberalisering van de euthanasiepraktijk de bezuinigingen in de zorgsector in de kaart dreigt te spelen. Leef je in een verpleeghuis (jij, ik), dan kan het je overkomen dat je een dag niet uit bed mag, dat je niet verschoond wordt, omdat er geen personeel is; die situatie is niet denkbeeldig, die doet zich allang voor, op steeds grotere schaal. Psychiater Dries van Dantzig vreest, zo schreef hij in De Volkskrant, ‘een pijnlijk toekomstscenario waarin mensen zullen kiezen voor de dood omdat er geen volwaardige zorg meer mogelijk is’. Kiezen… is dát dan een vrije keuze, vanuit het eigen recht op zelfbeschikking? Noemen we dat voortaan ‘vrijheid’? Ja maar, is dat niet erg kort door de bocht, te zeggen dat er een relatie bestaat/ groeit tussen het gebrek aan zorg en de vraag om euthanasie, of zelfs dat de economie erbij gebaat is dat euthanasie een ‘doodgewone zaak’ wordt? Is het verband tussen het een en het ander te bewijzen? Zodra het te bewijzen is, is het te laat.
Je hebt het getroffen met je huisarts, zij neemt de tijd voor uitvoerige gesprekken, ze durft je ook vragen te stellen. Ze praat met je over je leven, over wat je gewild hebt, wat je gedaan en niet gedaan hebt en verkeerd gedaan, over wat jou gedaan werd, wat niet gekend werd, wat ongebruikt bleef – je hebt geen kinderen, geen partner, zijn er nog mensen met wie je iets te bespreken hebt, is er nog iemand die je vergeven moet, of die jou –; heb je nog een inzicht, een boodschap voor de wereld, ja jij, lach maar, waarom niet? Het behoort tot de ervaring van hulpverleners en pastores dat er soms zoiets als een ‘laatste gesprek’ mogelijk is waarin een heel mensenleven kan worden verlicht: veel oudere mensen gaan gebukt onder de gedachte dat ze niets waard zijn geweest, te kort geschoten, maar laat je ze hun levensverhaal vertellen, dan is het niet zelden een verhaal van grote moed in barre tijden, van trouw en onbaatzuchtige liefde; iemand moet ze zeggen ‘je hebt het goed gedaan’, zo goed mogelijk. En soms komen mensen ‘op het laatst’ tot nieuwe inzichten, en tot nieuwe gelukservaringen: herkenning, begrepen worden en begrijpen. Stervensbegeleiding, verzachting van pijn.
In Roodkoper van december jl. schrijft Ton Veerkamp: ‘Alles moet zo weinig mogelijk kosten, onderwijs, vervoer, gezondheid. Een oud en ongeneeslijk ziek mens weet ook dat hij geld kost, veel geld. De openbare druk is groot en meestal onbewust. Hoe vrij zijn mensen die niet te veel geld mogen kosten? (…) In een land dat bereid zou zijn de hoge kosten voor de gezondheid van iedereen te dragen, doodzieke mensen vakkundig en toegewijd te begeleiden en dus ook met dat doel de belasting te verhogen (ligt het anders), maar wanneer men de zorgsector platbezuinigt krijgt die wet een wrange bijsmaak’. Met andere woorden: laten we eerst de zorgsector uitbouwen, het geld daarvoor afdwingen, oude waarden en normen opnieuw formuleren en veilig stellen – en pas dan
De Groningse kunstenaar Hendrik Werkman, in het voorjaar van 1945 door SS-ers vermoord, maakte een serie van twintig prenten bij de Chassidische Vertellingen van Martin Buber. De laatste van die serie toont een donkerblauwe figuur in de vage omtrek van een deur; tegenover hem staat een witte lichtgestalte. Werkman noemde deze lichtgestalte ‘de engel van de laatste troost’. 2
kunnen we verder praten over verruiming van de euthanasiepraktijk. Wat vindt u?
ONZE VADER Thema’s en variaties
7 Stellige en vrijzinnige christenen, allen die zich oriënteren op het grote bijbelse verhaal, dat van ‘Mozes en de profeten en Jezus en zijn gezondenen’, vertrouwen zich toe aan ‘onbewezen woorden’. Voor ons allen geldt:
Kees Kok Ik begrijp niet dat mensen bij hun talloze gebeden de nodige innigheid kunnen opbrengen. Wie ernst maakt met bidden, zou voor één enkel gebed wekenlang moed moeten vatten. Elias Canetti (in Die Provinz des Menschen).
Gelezen heb ik wat geschreven staat, mij toevertrouwd aan onbewezen woorden: Gij laat mijn ziel niet aan het dodenrijk, niet voor de afgrond hebt Gij ons gemaakt. Geschreven staat uw Naam: Ik zal er zijn.
Gedurfde woorden Een van de belangrijkste gebeden, in persoonlijk en liturgisch opzicht, is het Onze Vader. Al sinds de vroegste tijden - de eerste bewijzen stammen uit de vierde eeuw - maakt het deel uit van de liturgie, als schakel tussen het tafelgebed (de canon) en de eucharistische maaltijd (communie). Volgens de oude Latijnse, inleidende formule op het Onze Vader, is er aansporing en moed voor nodig om dat gebed uit te spreken: '..door goddelijk onderricht geleid durven wij zeggen ...'. Men was (is) er zich van bewust dat het hier gaat om hoge, grote woorden die geen lichtzinnig gebruik verdragen. Van de tekst en kontekst waarmee het Onze Vader in het evangelie van Mattheüs (6: vers 6-15) wordt 'gepresenteerd', kunnen wij veel leren omtrent de belangrijkste thema's en de aard van het bidden, van het persoonlijke en gemeenschappelijke (liturgische) gebed in de joodse en christelijke traditie. In de hiernavolgende beschouwing over het Onze Vader, betrek ik drie variaties die Huub Oosterhuis op dit gebed heeft gemaakt, niet om de tekst te verbeteren, maar om oorspronkelijke bijbelse lading op de vaak versleten formuleringen en woorden terug te winnen.
Dat is de strekking en de lading van de joodse en van de christelijke godsdienst. Dat is ook de laatste hoop van deze liturgie, en de onmetelijke ruimte waarin wij ons met onze gebeden en liederen begeven: er is een Gij, een levende die onze namen geschreven heeft in de handen waarmee hij ons schiep – zou ik mijn geest niet in zijn handen mogen bevelen, als ik, na duurzame ervaring en overweging weet, denk te weten dat ik het leven niet meer aankan; mag ik het teruggeven aan de God die het mij gegeven heeft; die, zo staat geschreven, groter is dan ons hart en alles weet – zo moge het zijn Toespraak in de Amsterdamse Studentenekklesia, 4 maart 2001
Uit de Talmoed DE TORA EN HET LEVEN
Als je bidt, ga dan je binnenkamer in, doe de deur dicht en bidt tot jullie Vader in het verborgene; en je Vader die in het verborgene toeziet, zal het goed met jullie maken. En als je bidt, gebruik dan geen omhaal van woorden, zoals de heidenen; want zij denken dat zij door de veelheid van hun woorden verhoord te zullen worden. Wordt niet als zij, want jullie Vader weet wel wat jullie nodig hebben, al vóór je Hem bidt.
Een goede vrouw was ver gevorderd in jaren en werd door zwaar lijden bezocht. Op een dag begaf de arme vrouw zich naar een wijze en sprak tot hem: ‘Mijn meester, ik ben het leven moe, ik beleef geen vreugde meer aan de wereld, noch aan voedsel, noch aan slaap. Ik heb teveel geleefd, o als ik toch kon sterven!’ De wijze zei tot haar: ‘Vertel me, wat is jouw dagelijkse, meest geliefde gewoonte?’ ‘Van jongs af aan, antwoordde de vrouw, heb ik nooit verzuimd mij in alle vroegte naar de tempel te begeven en wat er ook gebeurt, nooit zal ik dat nalaten.’ De wijze gaf haar de raad om die gewoonte te laten vallen. Drie dagen later stierf zij.Het doen van de Tora doet leven.
Kawwana - Aandacht 'Ga je binnenkamer in en doe de deur achter je dicht'. Bidden is geen show, maar een daad van inkeer, van retraite, je terugtrekken op jezelf, alleen in een kamertje of, in de liturgie, met gelijkgezinde anderen in 'een of ander huis', een bovenzaal, een besloten ruimte. 'Gebruik geen omhaal van woorden'. Geen gebedsgebabbel, geen woordenvloed; dat doen de heidenen, de gojiem. Daar zijn we als religieuze mensen allemaal toe geneigd: veel mooie lange gebeden. Maar dat hoeft niet; het heeft geen zin om te bidden vanuit je privé-behoeften, want 'je hemelse Vader weet zo ook wel wat je nodig hebt'. Het gaat Hem er meer om dat je bidt om wat nodig is. Elke religie kent ook manieren van bidden die 'woordenloos' zijn. Of er worden weinig woorden gebruikt die dienen als voertuig, als medium voor meditatie: mantra's, formule-achtige spreuken, die het moeten hebben van de herhaling. De rozenkrans en het islamitische gebedssnoer geven ook materieel houvast aan het zich 'terugtrekken', de retraite uit het alledaagse, uit de veelheid van woorden en dingen. Deze wijze van bidden bakent een ruimte af binnen de tijd, een haven van rust waarin de biddende zich geborgen voelt en zich tegelijkertijd opgenomen weet in een groter geheel dat niet gebonden is
Jalkut blz. 272b, uit het Duits, K.K. .
3
aan die paar jaren tussen geboorte en dood, waarvan 'het meeste moeite en verdriet is' (Psalm 90). 'Gemeenschap der heiligen' heet dat grotere geheel in de roomskatholieke traditie. Het woord 'katholiek' (van het griekse katholos, algemeen) wijst zelf al op dat geheel, dat wereldomvattende. En voor meer 'geseculariseerde' hedendaagse gelovigen kan dat geheel het 'Al' zijn, het heelal of de kosmos, dat 'holistisch' wordt ervaren. Deze algemeen-religieuze vorm van bidden is niet gebonden aan een bepaalde inhoud en lijkt zelfs beter te gedijen zonder. De 'techniek' van dat bidden (meditatietechniek) concentreert zich niet zozeer op teksten alswel op lichaamshouding, knielen of wijzen van zitten en ademhaling, 'leeg worden' en overgave. Het gaat daarbij dus meer om de gebedshouding, om de voorwaarde voor alle bidden. In de joodse traditie wordt die houding kawwana genoemd, 'gerichtheid des harten'. Wij kennen het woord 'eerbied', maar minder afstandelijk en veelzeggender is 'aandacht'. Een oudere betekenis van dit woord leeft nog voort in het Duitse Andacht, dat godsdienstoefening betekent. Zonder kawwana, zonder aandacht wordt elk gebed zinledige routine. Aandacht heeft te maken met 'aandenken' en 'in gedachten houden'. Waar richt zich dit ‘aandenken’, deze ‘gedachtenis’ op in die specifieke vorm van bidden die liturgie heet? Met die vraag komen wij terecht bij de weinige, maar veelzeggende woorden van het Onze Vader, en het vervolg van de tekst van Mattheüs.
VARIATIES Huub Oosterhuis ONZE VADER IN DE HEMEL Onze Vader in de hemel uw naam geheiligd uw koninkrijk komend uw wil geschiedend zo moge het zijn op aarde en in de hemel. Geef ons brood van genade, morgen, vandaag nog. Kwijt onze schulden. Leer ons vergeven. Moedig ons aan dat wij voortgaan op de weg van het leven. ONZE VADER VERBORGEN Onze vader verborgen uw naam worde zichtbaar in ons uw koninkrijk kome op aarde uw wil geschiede, een wereld met bomen tot in de hemel, waar water schoonheid, en brood gerechtigheid is, en genade –
Gebed van David Bidt dan als volgt: Onze Vader die in de hemel(en) zijt, uw Naam worde geheiligd, uw koninkrijk kome, uw wil geschiede, op aarde zoals in de hemel. Geef ons heden ons dagelijks brood en vergeef ons onze schuld, zoals ook wij aan anderen hun schuld vergeven, en leidt ons niet in bekoring (verzoeking), maar verlos ons van het kwade (de boze). [Want van U is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid, in eeuwigheid. Amen]
waar vrede niet hoeft bevochten waar troost en vergeving is en mensen spreken als mensen waar kinderen helder en jong zijn, dieren niet worden gepijnigd nooit één mens meer gemarteld, niet één mens meer geknecht. Doof de hel in ons hoofd leg uw woord op ons hart breek het ijzer met handen breek de macht van het kwaad.
Want als je de mensen hun fouten vergeeft, zal je Vader in de hemel ook jou vergeven; maar als je de mensen niet vergeeft, zal je Vader ook jouw fouten niet vergeven.
Van U is de toekomst kome wat komt. ONZE VADER IN HET VERBORGENE
Volgens Mattheüs heeft Jezus ons dit gebed zelf geleerd. We vinden het in een kortere versie ook bij Lukas; bij Marcus en Johannes komt het als zodanig niet voor. Maar de grote thema's die in dit kleine gebed zijn samengebracht, staan in alle vier de evangeliën centraal, zoals in héél de Schrift. Het Onze Vader is een door en door joods gebed over de Naam van God, zijn koninkrijk en zijn wil. In de liturgie van de synagoge wordt God veelvuldig aangesproken met avinoe - 'onze Vader', vaak in combinatie met malkenoe - 'onze Koning'. De inhoud van het gebed vertoont sterke gelijkenis met belangrijke joodse gebedsteksten als het kaddisj en het Achttiengebed.
Onze vader in het verborgene uw naam moet worden gekend en volbracht uw rijk van vrede zal worden gevestigd uw wil geschiede: hemel op aarde. Geef ons vandaag ons brood en morgen scheld kwijt onze schulden zoals wij kwijtschelden een ander zijn schuld. En beproef ons niet boven onze kracht En bevrijd ons uit de macht van onrecht. Want van u is de toekomst en alle kracht in ons is van U en alle heerlijkheid komt U toe in eeuwigheid.
4
nadelen. Hierbij gebruikt men bij voorkeur zinsneden als 'vrouwen en mannen' in plaats van 'mensen' en spreekt men het liefst tot God met behulp van symmetrische beelden'. Dus: 'vader én moeder', bijvoorbeeld. Maar, zo merkt zij terecht op, daarmee verander je nog niets aan de bestaande machtsverhoudingen. En daar gaat het uiteindelijk om. Misschien moeten we de oplossing van het probleem dan ook niet zozeer zoeken in een verandering van de taal van Schrift en traditie, door in de bijbelvertalingen ‘een seksloze wereld op te roepen’, zoals in de Verenigde Staten gebeurt. Alle woorden en beelden voor God zijn uiteraard voorlopig en ontoereikend. Het gaat er om hoe we met die voorlopige namen omgaan: rolbevestigend of roldoorbrekend. Daarom is het van belang de kritische lading van de verhalen waarin God met mannelijke adjectieven wordt opgesierd bloot te leggen. Maar de meest wezenlijke en bijbels-theologisch meest voor de hand liggende oplossing voor deze problematiek, biedt de bijbel zelf. 'Vader' en 'koning' zijn daarin immers niet de belangrijkste 'namen' voor God, dat is de Naam zelf, de Naam die moet worden geheiligd. En die onttrekt zich, zoals we nog zullen zien, aan elk onderscheid tussen mannelijk en vrouwelijk.
Het slot van het Onze Vader, dat in de tekst van Mattheüs tussen vierkante haken is geplaatst omdat het vermoedelijk later aan de tekst is toegevoegd, is rechtstreeks ontleend aan Tenach. Aan het eind van het eerste boek der Kronieken spreekt (zingt) koning David, ten overstaan van heel de gemeente van Israël, een zegenspreuk over de God van Israël, die hij bovendien aanspreekt met 'Onze Vader' (Althans volgens Buber/Rosenzweig. Andere, ook Nederlandse vertalingen, laten ‘onze vader’ in deze tekst terugslaan op Israël.) Toen zegende David Adonai ten overstaan van heel de gemeente, David sprak: Gezegend zijt Gij, Adonai, God van Israël, onze Vader tot in eeuwigheid. Van U is de grootheid, de kracht en de heerlijkheid, de roem en de majesteit, alles wat is in de hemel en op aarde; van U is het Koninkrijk... 1 Kron 29: vers 10 en 11 Vader/Moeder? Zo moet je dus bidden: Onze Vader. Niet (hier in elk geval niet): Eeuwige, of Almachtige God, Heer of HERE, maar 'Vader', een woord uit het alledaagse leven, van dichtbij. In het schriftverhaal van Israël wordt God een 'barmhartige Vader' genoemd, een vader die 'als een moeder zorgt voor kinderen haar toevertrouwd' (Oosterhuis). Een vader dus als een goede moeder, tegenbeeld van alle onbarmhartige vaders. Zoals hij als koning ook het tegenbeeld is van de koningen (bijna altijd mannen) die optreden als Baäls, als nietsontziende machthebbers. Hij wordt, onder andere in het hierboven geciteerde gebed van David, voorgesteld als een koning die alle macht en majesteit op aarde en in de hemel in zijn hand houdt, aan wie alle koningen verantwoording verschuldigd zijn. Hij veroordeelt de onder koningen gangbare praktijken van onderdrukking, uitbuiting en maagdenroof. Zelfs de grote koning David, Gods lieveling, moest zwaar boeten voor zijn affaire met Batseba. De boeken Samuël en Koningen staan geheel in het teken van een fundamentele analyse van en kritiek op het koningschap in Israël. Deze God kan binnen het geloofsverhaal van Israël in elk geval ook niet samenvallen met 'moeder natuur', met vruchtbaarheids- en maangodinnen, net zomin als met de zonnegod en andere natuurgoden, of met bezittersgoden als de Mammon en de Baäl. Want: ‘Van God is de aarde en die haar bewonen’ (Psalm 24), hij heeft het allemaal zelf gemaakt. En omdat de mens volgens het verhaal geschapen is naar Gods beeld en gelijkenis: mannelijk én vrouwelijk, kan die Hij niet onzijdig, ofwel Zij niet onhijdig zijn. De Tien Woorden schrijven voor: 'Eert uw vader én uw moeder'. Dat God in het spoor van de bijbelse geloofstraditie meer wordt aangesproken met Vader, betekent in elk geval niet dat 'hij' met de aardse vaders en hun mannenmacht wordt geïdentificeerd. God is geen patriarch. In zekere zin - tot op zekere, 'hemelse' hoogte worden de aardse vaders daarmee collectief uit hun ouderlijke macht gezet. En misschien hebben de aardse vaders in de tot op vandaag gangbare verhoudingen meer behoefte aan een hemels model dan de moeders.
In de hemel Onze Vader die in de hemel zijt. Waar is de hemel? De hemel is de aarde zoals die zou moeten zijn, zoals die worden zal: op aarde zoals in de hemel. Waar hangt dat van af? Als de wil van God geschiedt op aarde zoals in de hemel, als zijn Naam wordt geheiligd, dan komt zijn koninkrijk, koninkrijk der hemelen, hemel op aarde. Dat is de rode draad, de grote lijn van 'Gods verlangen', van waaruit het Onze Vader gebeden wordt. De hemel is het verborgene, van waaruit God verlangend en bezorgd toeziet (Psalm 14), zoals een moeder uit het raam op haar kinderen let. De Naam De roomskatholieke liturgie begint doorgaans met het kruisteken: 'In de Naam van de Vader...'; in reformatorische gemeenten wordt vaak begonnen met de bede 'Onze hulp is de Naam van de Heer'. Heel de liturgie staat zo in het teken van de Naam. Uw Naam worde geheiligd, dat wil zeggen: 'gekend en volbracht'. Ofwel: uw Naam worde zichtbaar in ons. Want de Naam van God is een program voor de mens, kort samengevat in de Tien Woorden: geen andere goden, niet doden, niet stelen, eer je vader en je moeder, om er enkele te noemen. Het is uitvoerig uitgewerkt in de 'geboden en inzettingen' van de Tora, de schriftelijke en de mondelinge; want het moet door iedere generatie opnieuw worden gehoord, in elke tijd aan elke nieuwe situatie worden aangepast, en op ieders eigen situatie toegepast. Hoe luidt die Naam? In Exodus 3 wordt hij aangeduid met de vier letters, het 'tetragram' JHWH (spreek: Adonai), dat geïnterpreteerd is als een vorm van het hebreeuwse werkwoord zijn en vertaald als 'Ik ben', of beter 'Ik zal er zijn'. De Naam is dus een belofte van aanwezigheid. En de aard van die aanwezigheid wordt nader omschreven in Exodus 34, vers 6 en 7, waar God zijn Naam uitroept als Hij aan Mozes voorbijgaat: JHWH is JHWH godheid erbarmend en genadig, lankmoedig en overvloeiend van vriendschap en trouw, vriendschap tot het duizendste geslacht bewarend, misdaad, ontrouw, zonde dragend, maar die de schuldige niet verontschuldigt, maar die de misdaad van de vaders op de kinderen verhaalt, tot in het derde en vierde geslacht.
Voor een aantal vrouwen blijft intussen het gebruik van mannelijke beelden voor God een probleem. Eén van hen schreef, in een artikel over vrouwen, taal en liturgie: 'Nietseksistische taal houdt het vermijden in van iedere sekse-specifieke term. God wordt hierbij uitsluitend aangesproken als een Gij of een Jij. (...) Nadeel daarvan is dat een seksloze wereld wordt opgeroepen, die niet beantwoordt aan de realiteit. (...) Inclusief taalgebruik wil een oplossing bieden voor genoemde 5
bede om brood in de christelijke traditie altijd verbonden is met de eucharistie. In een boekje over het Onze Vader schreef de hervormde theoloog Bert ter Schegget dat het hier gaat om de verantwoordelijkheid van de mens voor de verdeling van het brood: 'Niet de "broodvermenigvuldiging" is het wonder - dat hebben we inmiddels al aardig onder de (technische) knie, maar de brood-deling; de eerlijke verdeling van het voedsel dat op wereldschaal voldoende aanwezig is: dat zou pas een wonder zijn'. Het meebrengen en delen van voedsel was in de eerste eeuwen een wezenlijk element van de liturgie. Er had dus ook kunnen staan: 'Geef ons heden ons dagelijks brood, zoals ook wij aan anderen hun dagelijks brood geven'. Daarin liggen onze mogelijkheden om de Naam te heiligen, het koninkrijk naderbij te brengen, deze wereld in overeenkomst te brengen met Gods verlangen.
De Naam loopt dus over van liefde en trouw, genade en vergeving, maar kan de directe gevolgen van het onrecht niet uitwissen; dat woekert door, wordt 'verhaald' op het derde en vierde geslacht. Maar zijn vriendschap en trouw duren het langst: tot het duizendste geslacht. Over deze 'eigenschappen' van de Naam is nog oneindig veel meer te zeggen. Zij spelen in heel de Schrift, ook in de 'nieuwtestamentische' geschriften, een overheersende, maar in de christelijke exegese en theologie vaak verwaarloosde - rol. Met name in het evangelie van Johannes is de Naam een terugkerend 'thema'; het levenswerk van Jezus wordt erin omschreven als de 'heiliging ('verheerlijking') van de Naam'. In de liturgie wordt de Naam gespeld aan de hand van Tora en evangelie. Zo wordt de 'heerlijkheid', het ‘overwicht’, de grootheid en de macht van die Naam hooggehouden tegen de alledaagse realiteit -–de ontheiliging van de Naam - in. Met de woorden van psalm 8: 'Heer onze Heer, hoe machtig is uw Naam, allerwegen op aarde (...) Gij opent de mond van weerloze kinderen, en dan klinkt een lied dat uw vijand beschaamt.' De realiteit waar dit lied tegenin zingt, is dat Gods Naam allerwegen op aarde wordt ontheiligd. In de Talmoed lezen we het volgende: ‘Adonai is de Heer van de oorlog; zijn Naam is Adonai. Als Heer van de oorlog verscheen hij aan Israël bij de (Rode) zee, als een held omgord met degen, pantser en schild, en gewapend met lans en speer. Had hij die wapens dan nodig? Nee, Adonai is zijn Naam. Het is zijn Naam die strijdt en overwint (Jalkut, blz.171b).
Verzoening En vergeef ons onze schuld, zoals ook wij aan anderen hun schuld vergeven. Het grote belang van deze bede wordt in de tekst van Mattheüs nog eens extra benadrukt: als je anderen niet vergeeft, hoe zou God jou dan vergeven (vers 15). Zonder wederzijdse verzoening op aarde geen verzoening in de hemel, staat er. En Mattheüs heeft het niet van een vreemde. Van Jezus? Ja, én van Jezus Sirach, die zo’n twee eeuwen eerder leefde: Vergeef je naaste zijn onrecht, dan worden, wanneer je erom bidt, ook jouw eigen zonden kwijtgescholden. Kan een mens die tegenover zijn medemens in zijn gramschap volhardt bij God zijn heil komen zoeken? Kan hij die onverbiddelijk is voor zijn medemens om vergeving bidden voor zijn eigen zonden? Als iemand die zelf ook maar een mens is, volhardt in zijn wrok, wie zal dan verzoening bewerken voor zijn zonden? (Jezus Sirach 28: 2-5).
Ook gezien de eenzijdige mannelijke interpretatie van de veelkleurige Naam, is het te betreuren dat men voor de nieuwe Nederlandse bijbelvertaling onlangs gekozen heeft voor de ‘vertaling’ van JHWH met ‘HEER’. Uw koninkrijk kome, uw wil geschiede Koninkrijk van God, of koninkrijk der hemelen, dat is: ‘hemel op aarde’, ‘rijk van vrede’ dat is: zijn Naam geheiligd, zijn wil geschiedend. Ofwel: ‘een wereld met bomen tot in de hemel ... waar vrede niet hoeft bevochten’. Abraham Joshua Heschel schreef (in In het licht van zijn aangezicht) dat het eigenlijke bidden niet voortkomt uit de behoefte van de mens, maar uit het 'verlangen van God'. (Elias Canetti: 'Bidden is oefening van verlangen'.) Bidden is: je hart richten op, je oriënteren naar dat verlangen; is Gods verlangen (wil, woord, Tora) tot het jouwe maken. Maar dat sluit een confrontatie met onze eigen situatie en 'behoeften' niet uit. En die confrontatie hoeft niet altijd uit te lopen op harmonische overeenstemming. De bijbel zelf biedt vooral in de Psalmen en in de boeken Job en Prediker - voorbeelden te over van onopgeloste 'conflicten' tussen het 'woord Gods' en de eigen levenservaring. Het ontbreken of uitstel van oplossingen duidt niet zozeer een tekort van het 'Oude Testament' dat vervolgens in het 'Nieuwe Testament' christologisch in de 'verlossing' zou zijn opgeheven, maar is eerder een tegoed (K.H.Miskotte) van die Joodse Schrift; een tegoed dat wij in onze gebeden vaak tekort komen.
Brood geven en schuld vergeven, kwijtschelden. Dat zijn de belangrijkste opgaven die horen bij de Naam van God als program voor de mens. Dat is niet iets vanzelfsprekends, dat moet geleerd worden. Dat vraagt om een andere levenshouding, om een wereld ‘waar mensen spreken als mensen’ – niet als slangen, waar ‘kinderen helder en jong zijn’ - niet verdoofd en vroeg oud, waar ‘dieren niet worden gepijnigd’ – of om economische redenen massaal afgeslacht, zoals in onze dagen’; waar ‘niet één mens meer geknecht’ wordt – uitgebuit, misbruikt Het (weg)dragen, het 'uit de wereld helpen' van misdaad, ontrouw, zonde is, zoals we zagen, een wezenlijke eigenschap van de Naam en dus van de heiliging van de Naam door de mens. Daarom wordt in het evangelie van Johannes over Jezus gezegd: 'Zie het lam (of ook: de dienstknecht) van God, dat de zonden van de wereld wegdraagt’, een tekst die een vast, maar helaas tot cliché geworden onderdeel is van de (katholieke) liturgie (agnus dei). Want liturgie is ten diepste 'dienst der verzoening', verzoening van persoonlijk en maatschappelijk onrecht. Dat is de zwaarste, de gewichtigste taak die de gemeente in navolging van de Naam en van Jezus kan verrichten. De dienst der verzoening is wezenlijk voor de heiliging van de Naam. De gemeente treedt met de liturgie als dienst der verzoening in het voetspoor van Israël. Jom Kippoer, Grote Verzoendag, is de belangrijkste joodse feestdag. Het begrip avoda, hebreeuwse woord voor 'dienst' in het algemeen en liturgie in het bijzonder, wordt zelfs exclusief gebruikt om de liturgie van deze dag mee aan te duiden. De dienst der verzoening is de avoda-bij-uitstek.
Het dagelijks brood Geef ons heden ons dagelijks brood. Zoals het dagelijkse manna, het brood uit de hemel, aan de kinderen van Israël in de woestijn. Brood is hier, in het Onze Vader, maar ook in dat woestijnverhaal, het symbool van alles wat de mens nodig heeft om te overleven: ‘water schoonheid en brood, gerechtigheid en genade’. En dat alles dagelijks. ‘Geef ons brood van genade, morgen, vandaag nog’. Dat is nodig om er in te blijven geloven, om overeind te blijven. Het manna is in de joodse traditie het symbool van Gods woord van de Tora (Deut 8), een beeld dat in het evangelie van Johannes (hoofdstuk 6) wordt toegepast op Jezus als het vleesgeworden woord, als 'brood uit de hemel'. Het is dus niet verwonderlijk dat deze 6
Welk woord? Dat ze hem zouden doden? dat hij zou opstaan? Dat het niet anders kàn als je een visioen van bevrijding hebt. dat je met die bereidheid om tot het uiterste te gaan, gevaarlijk bent voor het heersende regime, staatsgevaarlijk. Maar dat het systeem je toch niet overmeesteren kan, wel je lichaam doden, maar niet je licht. Dat de geschiedenis, de echte, die van bevrijding en menswording, doorgaat uit kracht van zulke doden. Dat ze zullen leven, die doden, in God, in het hart en aan de oorspring van de schepping en hem zullen bemoedigen het vol te houden met deze wereld en zijn woord van trouw niet terug te nemen.
Beproeving En leid ons niet in verzoeking (bekoring), maar verlos ons van het kwade (de boze). Om de Naam te heiligen, om brood en recht te kunnen delen, moeten wij ‘beproevingen’ doorstaan, een lange moeilijke weg gaan. Het lijkt een onmogelijke opdracht, ‘ijzer met handen breken’. Daarom deze bede. Opdat wij niet ‘boven onze kracht’ beproefd worden, maar bemoedigd en aangemoedigd worden om ‘voort te gaan op de weg van het leven’. Daartoe moeten wij bevrijd worden uit de greep van het kwaad, de ‘macht van onrecht’. Wij moeten niet bevangen worden in de hel om ons heen. En ‘de hel in ons hoofd’, onze wanhoop en verwarring, moet gedoofd worden, opdat wij weer helder kunnen zien en weten wat ons, ieder naar vermogen, te doen staat.
Heeft Jezus het lijden gekozen? Hij heeft het visioen gekozen – hij wist zich uitverkoren door het visioen. Hij zàg het, en was verkocht. En nam het lijden op de koop toe. Zo gaat het als je een visioen hebt, een grote liefde, dan moet je lijden. Je zal wel moeten. Dat wil je niet. Maar je laat het er ook niet om. En dus heeft hij geleden. Het meest toen hij inzag, dat hij niet de laatste zou zijn die zo lijden moet; dat hij niet dé verlosser van de wereld was; dat het misschien wel niets uithaalde. Zou hij dat voorvoeld hebben in de Hof der Olijven – dat het een vergeefs offer was? Een weggeschonken leven dat nergens blijft? Dat is de Hof der Olijven, dat het zo voelt. Toen hij, gehangen, de duisternis zag vallen, midden op de dag, moet hij gedacht hebben dat de duisternis voorgoed het licht had overmeesterd. Het oudste verhaal over hem, het evangelie van Markus, legt hem de woorden ‘God mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten’’ in de kond – en getuigt dat hij stierf met een schreeuw van ellende, schreeuwen uit de diepte.
Kracht Heden ten dage wordt de apotheose van het Onze Vader, die tekst uit Kronieken die bij Mattheüs tussen haakjes staat, meestal meegebeden. Als wij hebben gedaan wat wij kunnen, dan is het dankzij de ‘eeuwige’ kracht en het ‘overwicht’ van onze God niet vergeefs geweest. Ook alle kracht in ons is uiteidelijk van hem afkomstig, deelt in de zijne. Van U is het koninkrijk, de toekomst, de toekomende wereld, wat er ook gebeurt, kome wat komt.
HET ANTWOORD VAN GOD Huub Oosterhuis 1. Hij ging de Berg op, om daar te bidden. ‘Voor uw Aangezicht deze wereld’, bad hij – ‘zie de kinderen der mensen in zo grote menigte’, bad hij – ‘wie heeft brood genoeg voor zo grote hongerende menigte? Hongerdood genoeg voor zo grote godverlaten menigte – zijt Gij God genoeg?’- zo bad hij ‘uw koninkrijk kome’. Bidden is: je geweten aanscherpen, je krachten verzamelen tegen het koninkrijk Leugen& geweld; je sterk maken om niet te zwichten voor het heersende regime van geld = god, of welk bewind dan ook. Bidden is weten van een ander bestel, een omgekeerde wereld. Wat ieder mens in flitsen visioen, hoop tegen wanhoop, weet-niet-weet-en-toch.
3. Nooit in de traditie is het bittere levenseinde van deze mens weggeschreven, het klink tot op vandaag en is opgeladen met twintig eeuwen kreten van vertwijfeling. maar zij die hem gekend hebben als een profeet van het Koninkrijk van God, in zijn trouw aan dat visioen, hebben hem na deze kreet van vertwijfeling nog andere woorden in de mond gelegd. ‘Vader, in jouw handen beveel ik mijn geest’, laat Lukas hem roepen in zijn evangelie, en zegt daarmee dat het lijden, de martelingen, zijn geestkracht en zijn hoop niet hebben vernietigd. De strekking van juist deze woorden is: dat Jezus volhard heeft in de ‘dingen’, in de woorden, in het huis en heelal van zijn vader waarin hij als jongen al ‘zijn’ moest.
Bidden is radicaliseren, tot het uiterste gaan. Bidden om vrede is jezelf beschikbaar maken voor vrede: maak mij desnoods tot de prijs die voor vrede betaald moet worden... Er moet iets gebeuren, hier en nu. Zo kan het niet blijven: deze hardheid tussen mensen, deze vervreemding. Er moet een stap gezet. Er moet een weg gegaan. Maar er is geen weg; er is een muur. Ik zal gaan, ik zal een weg maken, die muur neerhalen, of eroverheen klimmen – als enige, als eerste, dat weet je niet, zal je misschien nooit weten. Bidden is weten: ik – in vertwijfeling en eenzaam; en soms even in vervoering, oplichtend; wetend dat je tot het doen van dit bent uitverkoren; dat je geen dupe bent maar een bestemde – zoals geschreven staat over het verhaal van Jezus biddend op de Berg: zie twee mannen spraken met hem, Mozes en Elia, over zijn uittocht, over zijn weg te gaan; en het geschiedde dat een stem sprak, in liefdestaal: deze is mijn uitverkorene.
Jij die mij verlaten hebt, ik verlaat jou niet. Dat is de meest volstrekte liefde en trouw die Mozes en Elia, heel de traditie van Israël, zich kon denken. En in hun geest en met hun verbeeldingskracht hebben de evangeliën de gedachte aangedurfd: dat die volstrekte trouw beantwoord moest worden door het volstrekt ondenkbare, opstanding uit de dood. Deze mens heeft de god van Israël uitgedaagd tot het onmogelijke, en het zijn Mozes en Elia, twee mannen in schitterend wit gekleed, die op de eerste dag der week, het was nog vroeg in de morgen, dit verkondigd hebben aan de drie vrouwen uit Galilea en in hen aan heel de wereld, aan alle volkeren tot op vandaag: dat mochten wij niet voorgoed bezwijken voor de beproeving van het cynisme – mochten wij ten einde toe vasthouden aan het toekomstvisioen van deze zwijgende verborgen God, aan zíjn wereldbeeld, aan zíjn mens-beeld, dat wij dan in de dood hem zullen ontmoeten als onze schepper en vader, zoals Jezus van Nazareth en al die anderen, die ons zijn voorgegaan, heel die menigte die niemand tellen kan.
2. Hij nam zijn leerlingen dicht om zich heen en zei: ik zal in de handen vallen van ‘de volkeren’ (hij bedoelde de Romeinen, de bezetters van Israëls grond, de handhavers van de gevestigde chaos), en ze zullen me slaan met zwepen, en doden, maar ik zal opstaan. Maar ze begrepen er niets van, en dat woord was voor hen volkomen duister. 7
4. Dit is het Paasverhaal. Dit is wat er nooit is als een voorhanden waarheid, noem het een dogma – maar altijd opnieuw gegeven moet worden, in de verhulling van beeldspraak, in de ontlediging van stameltaal – dit is wat ik niet kan begrijpen, niet denken; dit gaat mij te boven, en toch vervult het wat ik niet op eigen kracht durfde hopen, maar toch hoop, soms even. Dit is wat ons doorgegeven is, tegen bíjna alle feiten in – kijk uit je ogen, geloof je ogen, soms zie je in mensen wat je niet voor mogelijk hield.
Nee, Jeremia wordt niet 'bevrijd' uit de macht van hen die hij uit naam van JHWH bestrijden moet. Hij gaat de straat op, begeeft zich naar muren en poorten, verschijnt op de markt, op zoek naar één die recht doet, die oog en hart heeft voor zijn naaste in nood. Hij schreeuwt het uit als die ene niet wordt gevonden. Als een oproerkraaier, een ongewenste querulant wordt hij in hechtenis genomen: 'De hooggeplaatsten [de politiek en economisch aanzienlijken] waren woedend op Jeremia. Zij lieten hem stokslagen toedienen en opsluiten. Zo kwam Jeremia in de ondergrondse kerker terecht waar hij geruime tijd zou blijven' Jer 35:15v). En later wordt hij aangeklaagd: 'Die man moet sterven. Door zijn spreken tast hij het moreel van heel het volk aan. En ze wierpen hem in een put, in het bewakerskwartier. Aan touwen lieten ze hem neer. In de put stond geen water, maar Jeremia zakte weg in de modder' (Jer 38:4-6). En in de herfst van zijn leven, als Jeruzalem onder het geweld van de legers uit Babylon is gevallen, stad en tempel verwoest; als een deel van het volk naar Egypte wil, weg uit het rampgebied, wordt Jeremia gedwongen mee te gaan op hun vlucht een vlucht die hij op voorhand had veroordeeld: 'Als gij uw aangezicht richt om te gaan naar Egypte, dan zal het zwaard, waarvoor gij angst hebt, u in Egypte achterhalen en daar zult gij sterven. (...) En deze plaats zult gij nooit meer terugzien' (Jer 42:15-22). Daar in Egypte, terug bij af, eindigt het verhaal van Jeremia, voorzover dat ons is overgeleverd in het boek dat zijn naam draagt. Hij verdwijnt in de mist van de geschiedenis. Volgens een joodse legende zou hij in Egypte zijn vermoord. Tot zover het lijdensverhaal van Jeremia. Ruim vijf eeuwen later zal er andermaal een lijdensverhaal worden opgetekend, in viervoud, weer dat van een profeet die 'was zoals wij zouden willen zijn: een mens van God, een vriend, een licht, een herder, die niet ten eigen bate heeft geleefd, en niet vergeefs, onvruchtbaar is gestorven' (uit het tafelgebed Die naar menselijke gewoonte van Huub Oosterhuis)
Amsterdamse Studentenekklesia, Pasen 2000
Uit de Talmoed DE MESSIAS EN HET LICHT ‘God zag het licht, dat het goed was’ (Genesis 1, vers 4). Vanaf de eerste dagen van de schepping drong de goddelijke geest door in de diepten van de verste toekomst en in de volheid van de messiaanse tijden. En hij verborg het op de eerste dag geschapen licht onder zijn onsterfelijke troon en met hem de Messias en zijn tijd. De engel van het kwaad werd daardoor vervuld met schrik en argwaan en vroeg aan God: ‘Waarom bewaart Gij, o Heer, dat licht daar onder uw onsterfelijke troon?’ ‘Ik bewaar het, antwoordde God, voor degene die jou met schande beladen de afgrond in zal slingeren.’ ‘Mag ik hem zien?’, vroeg de Satan. ‘Zie en sidder!’, antwoordde God. En nauwelijks had de Satan een glimp van hem opgevangen of hij vluchtte geschrokken, met de staart tussen de benen. Toen de Heer de Messias had geschapen, sloot hij een verschrikkelijk verbond met hem. ‘De geslachten die zullen opstaan, zei hij hem, zullen jou een treurig lot bereiden; je zult voor hen zijn als een lam, naar de slachtbank geleid. Neem jij dat lot aan? En de Messias antwoordde: ‘Moge door mij heel Israël gered worden; mogen door mij alle levenden gered worden; mogen zelfs de doodgeborenen gered worden; mogen ook de wezens gered worden die Gij in gedachten hebt geschapen, maar die nooit geboren zijn. Dan neem ik dat lot met vreugde op mij.’ En toen werd dat verschrikkelijke verbond gesloten. Jalkut Jesaja, blz 56b, naar het Duits. K.K.
Uit de toespraak in de Westfriese Ekklesia, zondag 25 maart 2001
Aankondiging OM DE TAFEL
Zondag 6 mei, Wassenaar Op zondagavond 6 mei a.s. zal in de Messiaskerk in Wassenaar een geheel gezongen eucharistieviering plaatsvinden, waarbij voor de tweede maal Om de tafel van Huub Oosterhuis en Antoine Oomen zal worden uitgevoerd, een werk dat in première ging op 10 september 2000 in de Rode Hoed in Amsterdam, ter gelegenheid van het 40-jarig jubileum van de Amsterdamse Studentenekklesia. U luistert naar en zingt mee met het Koor voor nieuwe Nederlandse religieuze muziek onder leiding van Antoine Oomen, bas Michiel Meijer, fluitiste Francien Post en pianist Henri Heuvelmans.
DE LIJDENSWEG VAN JEREMIA Alex van Heusden Hij moet spreken, Jeremia, maar wordt niet gehoord; en dat verscheurt hem innerlijk, splijt hem in tweeën, brengt hem tot een levenslange jeremiade tegen de God die hem voor zich heeft opgeëist: 'Jij, JHWH, jij hebt mij verleid en ik heb mij laten verleiden; gegrepen heb jij mij [je kunt ook lezen: 'verkracht'], jij hebt mij overmeesterd' (Jer 20:7). Zelfs gaat hij in zijn zielenklacht zo ver dat hij de dag van zijn geboorte vervloekt, en ook zijn moeder en de man die zijn vader de vreugdetijding bracht: 'Een zoon is jou geboren' (Jer 20:14v). Deze klacht, uiting van zielenstrijd, volgt op het tafereel waarin Jeremia demonstratief een kruik aan stukken breekt, heel toepasselijk bij de Schervenpoort, ten teken hiervan dat volk en stad ten onder zullen gaan. Met zo'n gebaar win je natuurlijk niet de populariteitsprijs.
Aanvang 19 uur. Adres: Messiaskerk, Zijllaan 57, Wassenaar.
8