m 217
21 Maart 1917
MAANDBLAD van den
Nederlandschen Journalistenkring R e d a c t e u r : D. H A N S Laan van Nieuw Oost-Indië 156, 's-Gravenhage
INHOUD. Officieele Mededeelingen: Verslag der jaarl. alg. vergadering v a n 11 Maart 1917; Ledenlijst. — Plaatselijke Vereenigingen: Haagsche Journ. Vereeniging. — Binnenland: Een woord vooraf; Schroder veroordeeld. — Rechtszaken: Schroder veroordeeld. — Personalia en Berichten. — Advertentie.
Officieele Mededeelingen. Jaarvergadering van den N. J. K. op Zondag 11 Maart 1917, des voormiddags te tien uur, in een der zalen van Loos, Hofplein, te Rotterdam. Aanwezig de leden PLEMP VAN DUIVELAND, ELOUT, A. MORESCO, BRUNA, VAN GEUNS, BRUIJSTEN, VAN MEURS, BON, M. MORESCO, PIER WESTERBAAN, PANNEKOEK, V. D. BROEK (Maasbode), VAN DER POL, J. A. WOLF, Mej. ANNIE BUINING, v. D. REIS, BEUNDER, BOCHARDT, RITMAN, V. D. HOUT, WESSELING, Mej. BELINFANTE, JONQUIÈRE, RUEMPOL, v. MANEN, VAN DIJL, HARLAER, LUIKINGA, VAN DUIJL, SMIT, CANTER, PINKHOF, V. D. VIJVER, N. H. WOLF, ALETRINO, DEKKING, KERREMANS, STUFKENS, WEIJSTERS, SWART, VOOGD, MEIJERINK, Mej. BERTHA V. D. ENDE, DE ROT, HANS, BOERSMA, BIEMOND, HOL, EASTON, SCHOTTING, HELMER, B. BLOK, HEIJMAN en MESRITZ. De Voorzitter, Mr. L. J. Plemp van Duiveland, deelt mee dat de leden BOHLMEIJER, VAN LOON en HESSELING, van de redactie van De Standaard, bericht van verhindering hebben gezonden, wijl zij nooit op Zondag vergaderen. EEN VRIJE PERSDAG.
De heer Van Loon spreekt in zijn schrijven den wensch uit dat het nog eens komen zal tot een persvacantiedag in de week en geeft in overweging te trachten daarvoor den Amerikaanschen dankdag te doen bestemmen, dan is er geen Beurs en zou kunnen worden vergaderd. De Secretaris, de heer VAN AS, is om hetzelfde principieele bezwaar niet ter vergadering aanwezig. . Naar aanleiding daarvan wordt uit de vergadering de opmerking gemaakt dat ook op Hemelvaartsdag of op tweede Paasch- of Pinksterdagen zou kunnen worden vergaderd. De Voorzitter deelt in verband met deze schriftelijk geuite bezwaren mee, dat het vergaderen op Zondag niet is te voorkomen. Het denkbeeld van een vacantiedag staat zelfs in de statuten, doch indertijd ingestelde pogingen stuitten af op de directies, vooral van de groote bladen. Op Hemelvaartsdag is het ook wel eens geprobeerd, doch de opkomst was slecht, omdat verschillende leden verheugd waren nu een dag te hebben.buiten de beslommeringen van het werk. Op de tweede Paasch- of Pinksterdagen gaat het ook niet, dan zijn er in den regel verschillende congressen, waarop een deel onzer verslaggevers tegenwoordig moet zijn. De heer Elout wijst er op, dat toen de proef met den Hemelvaartsdag werd genomen, de N. R. Ct. niet meeging. Rest alleen in deze richting stappen te doen bij de Directeurenvereeniging. Laten deze anti-revolutionaire heeren ook hunnerzijds op een vrijen persdag aandringen bij de
Dit blad verschijnt den eersten en derden Woensdag van iedere maand. directies, want de doorvoering ervan is op de directeuren afgestuit. INZAKE DE NOTULEN.
Bij afwezigheid van den l en Secretaris, den heer VAN AS worden de notulenen der vorige algemeene vergadering gelezen door den 2 Secretaris. De heer M. Moresco maakt aanmerking op het laatste gedeelte van de notulen inzake het Maandblad. Hij ontkent dat de vorige algemeene vergadering heeft goedgekeurd het voortzetten van den proef met het Maandblad door het bestuur. Op voorstel van den Voorzitter wordt deze opmerking behandeld mèt punt 11 der agenda: Het voorstel-MORESCO inzake de rekening betreffende de drukkosten en de uitgave van het Maandblad, en om die te verminderen met het hooger bedrag, veroorzaakt door het tweemaal doen verschijnen, van Juni tot Dec. 1916. De heer M. Moresco verklaart absoluut te weten, dat de in het orgaan en in het verslag vermelde dispensatie aan het bestuur voor het voortzetten van den proef met het Maandblad, door de vergadering niet is verleend. Hij wil desnoods het voorstel om een paar gulden uit de zakken der bestuurders te doen betalen, intrekken, doch voor hem is de zaak een zeer belangrijke. De Voorzitter herinnert zich het bij het einde der vergadering van 16 Dec. gebeurde niet zoo precies. Hij meent dat op aandrang van den heer BRUNA, na de uitlating van den heer MORESCO dat hij het bestuur verantwoordelijk stelde voor het voortzetten van den proef zonder machtiging van de algemeene vergadering, de aanwezigen het bestuur bij acclamatie machtigden om dien proef tot aan deze jaarvergadering voort te zetten. De heer Schotting deelt mee, dat de desbetreffende regelen in het laatste gedeelte van het verslag der algemeene vergadering van 16 Dec. j.1. in het Maandblad, hem door den eersten Secretaris zijn toegezonden, omdat hij de vergadering had verlaten; deze zijn daardoor gelijkluidend aan de desbetreffende passage in de notulen. De heer Bruijsten heeft het ook zóó opgevat, dat goedkeuring voor het tweemaal verschijnen van het Maandblad alleen was verleend voor de volgende maanden tot aan de jaarvergadering. De heer M. Moresco komt dan nog op tegen de zinsnede in het verslag der jongste algemeene vergadering in het Maandblad, als zoude hij het bestuur hoofdelijk aansprakelijk hebben willen stellen voor alle „financieele en moreele schade" door het buiten den Kring om, voortzetten van de proefneming met het orgaan. Hij acht dit een zich vermaken door den tweeden Secretaris te zijnen koste en meent dat blijkbaar tegenover hem alles is geoorloofd. De heer Schotting: Ik heb deze woorden uit uw mond opgeteekend. Besloten wordt, nu de juistheid van dit laatste g leelte der notulen niet meer is vast te stellen, het te schrappen. Punt 11 wordt nu weer op de gewone plaats der agenda gebracht. JAARVERSLAG,
BESTUURSBELEID.
Daarna is aan de orde de bespreking van het jaarverslag van den secretaris. De heer M. Moresco komt op tegen den passus in dat verslag „dat op voorstel van den redacteur besloten werd aan den Kring op de eenigzins ongewone wijze van
806
MAAND BLAD
publicatie in het Maandblad voor te stellen, den proeftijd nog met zes maanden te verlengen". Dit was in strijd met de reglementaire bepalingen. Geroep. U kon er tegenop komen! Dê heer M. Moresco Ja, zooals men kan opkomen tegen verordeningen van Von Bissing. (Hilariteit). Nu is wel gezegd dat niemand er tegenop is gekomen' doch ook dat blijkt onjuist, want de heer VAN MEURS kwam in het orgaan protesteeren. Het besluit om het Maandblad twee malen te doen verschijnen is bovendien genomen op een vergadering te Amsterdam met zeer kleine meerderheid, waar de minderheid o.a. zeer verstoord was om de verkiezing van den heer EASTON, deze verstoordheid alleen om politieke redenen en niet om den persoon van den gekozene. In ieder geval was, hetgeen het bestuur met het Maandblad deed onwettig, ongemotiveerd, ja eigenlijk wel brutaal. Het voorstel om het bestuur financieel aansprakelijk te stellen trekt spreker in met het oog op de slechte tijden. (Gelach) De heer Van Meurs moet nogmaals zijn protest herhalen om hetgeen met het Maandblad is gebeurd, voorts wenscht hij er op te wijzen, dat de afwezigheid van den Secretaris nu diens jaarverslag wordt besproken, ten zeerste wordt betreurd. In tegenstelling met het desbetreffend gedeelte in het jaarverslag stelt hij vast, dat de Haagsche Vereeniging zich wel degelijk in principe heeft verklaard vóór een progressieve contributieheffing. De heer Elout, alhoewel ervan overtuigd dat deze tijd ook de leden in een stemming brengt om spoedig te komen met klachten, raadt het bestuur toch aan, om meer dan het tot nu toe deed, aandacht te wijden aan die van persoonlijken aard. De klacht in het jaarverslag „dat het bestuur zich te veel moest bezighouden met zaken van persoonlijken aard", vindt spreker wel wat luchthartig. Wat bijv. ten opzichte van één klacht is gebeurd, heeft zijne aanhankelijkheid voor den Kring niet doen toenemen. De heer M. Moresco zou dit willen ondersteunen, vooral als het een bepaald persoon betreft, waarvan de naam is meegedeeld of duidelijk wordt aangegeven met een soort van nu ja, van brutaliteit, dat is het zachtste woord wat ik er voor kan vinden. De Enquête naar de arbeidsvoorwaarden is ingesteld met de toezegging, dat er alleen zal gepoogd worden de individueele positie van hen die de Enquête beantwoordden te verbeteren, als zij dit zelven v e r l a n g d e n . Er hebben slechts ruim 50 procent der leden geantwoord, toch heeft het resultaat, naar de mededeelingen van de zijde van het bestuur, de verwachting overtroffen, wat spreker niet begrijpt bij zoo geringe deelname. Dan blijft alles voor de niet-leden der Commissie strikt geheim, maar elk dezer Commissieleden kan toch weten welk salaris iemand heeft en behoeft de discretie niet te schenden als hij, mèt hetgeen hem omtrent de positie van iemand bekend is, rekent bij het aanbieden van een salaris wanneer 't er op aan komt te trachten, een collega aan een ander blad te verbinden. Zoo heeft bijv., laat ik man en paard noemen, de heer HANS iemand welke aan sprekers blad werkte, den heer LEVY, naar de Telegraaf gehaald De heer Hans. Ik, moet daar tegenop komen. Mijn hoofdredactie te Amsterdam had mij opgedragen den heer LEVY voor een komen aan de Telegraaf te polsen, ik heb dit gedaan en er mij verder niet mee bemoeid, 'k Weet nóg niet wat de man verdient! . . . De Voorzitter betreurt dat de Secretaris er niet is, want om alle zinsneden van het jaarverslag te verdedigen acht hij zich niet geroepen. Er staan enkele onjuistheden in, o.a. dat omtrent de Haagsche Vereeniging inzake de progressieve contributieheffing. Inderdaad heeft de Haagsche Vereeniging zich in principe vóór zoo'n heffing verklaard. Wat de opmerking van den heer ELOUT inzake de bij het bestuur ingekomen klachten betreft, spreker is 't er mee eens dat we thans leven in een zenuwachtigen tijd, die zich ook doet gevoelen bij onze leden. Maar recht op onderzoek van het bestuur naar een ingezonden klacht zooals de heer M. MORESCO meent, hebben de leden niet. Evenals het bestuur zijn zij door statuten en reglement gebonden. Voorts verduidelijkt de Voorzitter dat het bestuur het niet der moeite waard achtte in den zomer een vergadering te beleggen alleen voor het Maandblad. Men had daartegen kunnen opkomen, en formeel, nu ja, is het niet
heelemaal in den haak, doch daarom is het nog geen modus procedendi. Doch de daarop betrekking hebbende bestuursmededeeling in het Orgaan te vergelijken met een verordening van gouverneur Von Bissing is al te dwaas. De heer Van Meurs is door de beantwoording van de zijde van het bestuur niet bevredigd, hij blijft protesteeren tegen de wijze waarop de Maandblad-kwestie door het bestuur is behandeld. In de tweede plaats wenscht hij afkeuring uit te spreken over de afwezigheid van den Secretaris, te meer wijl aan zijn adres, ook in zijn kwaliteit van redacteur van het Orgaan, verschillende opmerkingen zijn te maken. Na de bespreking van het jaarverslag van den Secretaris en het bestuursbeleid wordt, daar de Penningmeester, door bijzondere omstandigheden nog niet ter vergadering aanwezig is, overgegaan tot de: BESTUURSVERKIEZINQ.
In de plaats van de heeren VINKESTEIJN en BOERSMA, aftredend en niet herkiesbaar werden gekozen de heeren L. VAN DE REIS, (Groningen), met 33 van de 45 en A. G. BiEMOND(Zutphen) met 35 van de 47 uitgebrachte stemmen. Bij beide stemmingen waren eenige stemmen over een aantal andere leden verdeeld. De gekozenen nemen de benoeming aan. De Voorzitter wenscht den heeren VAN DE REIS en BiEMOND geluk met hunne verkiezing. Laatstgenoemde als zijnde reeds vioeger in het bestuur, is in onzen bestuurskring geen onbekende; de heer VAN DE REIS, komende uit Groningen, waar den laatsten tijd een opgewekt vereenigingsleven te constateeren is, zal het bestuur eveneens welkom zijn. Aan de aftredende bestuursleden, den heeren BOERSMA en VINKESTEIJN, brengt de Voorzitter een woord van dank voor hetgeen zij voor den Kring in hunne kwaliteit als bestuurslid hebben gedaan. De heer BOERSMA was niet altijd in de gelegenheid uit Groningen over te komen om de bestuursvergaderingen bij te wonen, doch wanneer slechts even mogelijk gaf hij van zijn belangstelling blijk. De heer VINKESTEIJN heeft ons als 2e Secretaris gedurende enkele jaren staaltjes gegeven van zijn journalistieke verslaggeverskunst door tal van moeilijke Kringvergaderingen te verslaan. Moge de Kring nog lange jaren op hunne belangstelling mogen bogen. (Applaus). De heer Van de Reis, dankbaar voor het in hem gestelde vertrouwen, zal het gedurende dit jaar probeeren. Hij beschikt over heel weinig tijd en zal de vergaderingen minder getrouw kunnen bezoeken dan collega BOERSMA. Blijkt hem dat het niet gaat, dan zal hij de functie weer neerleggen. In verband met deze Kringvergadering zegt hij met de overige Groningers te omstreeks vier uur de vergadering te moeten verlaten. Hij hoopt dat men door zelfbeperking bij het debat het den Groningers mogelijk zal maken den gehéélen loop der vergadering bij te wonen. De Voorzitter steunt dit laatste en brengt hulde aan het vijftal Kringleden uit Groningen, dat ter bijwoning der Kringvergadering, tegen de lange en dure reis niet heeft opgezien. (Applaus). JAARVERSLAG VAN DEN PENNINGMEESTER.
Thans werden aan de orde gesteld de financieele verslagen van Kring en Ondersteuningsfonds. De heer Elout vraagt inlichtingen omtrent het verleenen van f 500 voorschot uit de kas van het Ondersteuningsfonds aan een collega. Is dat wellicht gebeurd om iemand, tijdelijk werkloos buiten zijn schuld, er door te helpen, zoodat het Fonds als weerstandskas is beschouwd? En gold het een Fondscontribuant? vraagt spr. Voorschotten worden toch slechts verleend tot een bedrag van ten hoogste f 100. De heer ELOUT veronderstelt dat het bepaalde in art. 3X van het Reglement van het Ondersteuningsfonds is toegepast, maar ook dan betwijfelt hij of men tot een voorschot van f 500 komen kan. De Voorzitter antwoordt dat die ondersteuning inderdaad is verleend, omdat een collega zonder zijn schuld werkloos is geworden; dan kwam daarbij de bijzondere omstandigheid, dat de betrokkene onmiddellijk moest worden geholpen met een belangrijke som, om hem voor een maatschappelijk onheil te behoeden.
MAANDBLAD Het bestuur van het Fonds heeft echter maatregelen getroffen, waardoor de aflossing geregeld zal moeten geschieden, afgescheiden van de mogelijkheid dat er niet is. Dan verliest zelfs de keizer zijn recht. Het gold het uitzonderingsgeval in art. 3X van het reglement van het Ondersteuningsfonds genoemd; de betrokkene was geen fondscontribuant. Voorts dient opgemerkt dat het fonds het afgeloopen jaar voor niemand anders is aangesproken. De heer Elout vindt dit hooge voorschot aan een nietcontribuant toch bedenkelijk. De heer Dekking: De man stond op het punt te verdrinken. De heer Elout meent dat zulk een groot voorschot te geven aan een niet fonds-contribuant kan veroorzaken dat een contribuant, om steun aankloppende, niets zou kunnen krijgen. Dan is het eveneens opmerkelijk dat niet vaststaat wie het beheer van 't Ondersteuningsfonds moet controleeren. Spr. heeft dat altijd zoo opgevat dat de Commissie tot nazien der rekening en verantwoording van den penningmeester, die van Art. 41 van het H.H. Reglement, ook het fondsbeheer controleert. In dit opzicht verwijst spr. naar de laatste alinea van Art. 29 van het H.H. Reglement. De Voorzitter antwoordt dat het Fondsbestuur wel degelijk binnen de grens van het reglement is gebleven. Voor zulk een voorschot kan niet alleen de Kringbijdrage doch ook de kapitaalrente worden aangesproken. Binnen dit gezamenlijk bedrag is het voorschot gebleven. De opmerking van den heer ELOUT betreffende Art. 29 H.H. Reglement in verband met de controle over het fonds, zal in de eerstvolgende bestuursvergadering worden overwogen. Het verslag van het Ondersteuningsfonds wordt hierna goedgekeurd en bepaald dat ook dit jaar weer minstens twintig procent der Kringinkomsten in de kas van het fonds zal worden gestort. Tot lid van de Commissie voor het Ondersteuningsfonds werd herkozen, met 46 van de 48 uitgebrachte stemmen, de heer J. W. HELMER. HET CORRESPONDENTEN-RAPPORT.
Bij de nu gevolgde bespreking over het bestuursvoorstel betreffende het Correspondenten-Rapport: De Algemeene Vergadering machtigt het bestuur te dezer zake een schrijven te richten tot de bladen en de medewerking te vragen van de Vereeniging „De Nederlandsche Dagbladpers", ten einde te bereiken dat de correspondentenarbeid zooveel mogelijk worde opgedragen aan beroepsjournalisten",
vraagt de heer van Meurs of 't niet mogelijk is aan het voorstel toe te voegen dat den hoofdredacteuren en den chefs „Binnenland" medewerking in de bedoelde richting wordt verzocht bij de aanstelling van journalisten. De heer Pannekoek zou de aandacht er op gevestigd willen zien dat zeer vele ongewenschte elementen zich voor journalist uitgeven; hoe gaarne men zich journalist noemt, is o.a. weer gebleken bij de oprichting van de vereeniging van sportjournalisten. De heer Westerbaan zoekt ook oorzaak van den bestaanden toestand in het feit, dat vele groote bladen op enkele plaatsen geen geschikte correspondenten kunnen krijgen. De heer Canter wenscht iets van zijn ervaringen mee te deelen uit het buitenland, doch zal dit, op verzoek van den Voorzitter, bij een andere gelegenheid ter sprake brengen, wanneer dit aan de orde is. De heer Hol zou het voorstel willen amendeeren aldus: dat daarvoor geen terugwerkende kracht worde verleend, zoodat enkel bij eventueele vacatures de aanstelling van een journalist wordt verlangd. De heeren Helmer en de Rot wenschen dit laatste niet. Het journalistenwerk blijve voor de journalisten. De heer M. Moresco zou de directies willen uitschakelen, zij hebben er niets mee te maken; wat de heer Hans, sprekende namens de Commissie, ontkent. Waarom zullen wij de directies uitschakelen? vervolgt HANS. Wat collega PANNEKOEK heeft gezegd, is volkomen juist. Bij de sportjournalistiek wordt ontzaglijk gebeunhaasd; er wordt wel goed werk geleverd, evenals door andere correspondenten niet-journalisten, doch spreker kent departementsambtenaren welke flinke sommen verdienen door het geven van voetbal- en andere verslagen.
807
Die verdiensten zouden aan de journalisten ten goede moeten komen, krachtens den regel: De journalistiek voor de journalisten! Een stem: Amerika voor de Amerikanen! (Hilariteit) De heer Hans betoogt verder dat de hoofdredacties der groote bladen invloed kunnen oefenen in de gewenschte richting, en als het schrijven gericht wordt aan de bladen komt dit bij de verschillende redacties. Spreker is tegen het amendement-HOL, al gelooft hij niet dat reeds daags na de publicatie van dit besluit de toestand zijn zal zooals het bestuur wenscht. Namens het bestuur deelt hij mee dat dit het voorstel aldus wijzigt, dat het schrijven zal worden gericht „totde hoofdredacties der bladen" en de medewerking te vragen van de Vereeniging „De Nederlandsche Dagbladpers", enz. Het amendement-HOL (het aanstellen van beroepscorrespondenten bij eventueele vacatures), wordt bij zitten en opstaan met overgroote meerderheid verworpen. Een voorstel-VAN MEURS (om het schrijven alleen te richten tot de bladen) wordt, bij een stemming als boven verworpen met algemeene stemmen op vier na. Het gewijzigde bestuursvoorstel wordt aangenomen, de heer VAN MEURS verklaart aanteekening te hebben tesen b gestemd. De vergadering wordt daarna voor drie kwartier geschorst. Na de pauze deelt de Voorzitter mee, dat de dezer dagen opgerichte Vereeniging van Sportjournalisten aanraking heeft gezocht met het Kringbestuur en dit in zijn eerstvolgende vergadering daarover van gedachten zal wisselen. De penningmeester, collega Dekking, doet de verblijdende mededeeling dat zich weer een aantal personen voor het Ondersteuningsfonds hebben aangemeld, tot een gezamenlijk contributiebedrag van f 10.—. HET MAANDBLAD.
De verschillende Maa/zdWad-voorstellen, (Maandbladen 210 en 214), komen thans aan de orde. De heer Easton dient een amendement in op de voorstellen-HANS en VAN AS-SCHOTTINQ beoogende het orgaan eenmaal per maand te doen verschijnen met ten hoogste acht pagina's. De heer Hans verdedigt zijn voorstel. De beslissing indertijd te Amsterdam genomen om het Maandblad in handen te stellen van het bestuur, besluit van een zeer slecht bezochte vergadering, acht hij verkeerd. Het is ook gebleken dat het onuitvoerbaar was want het bestuur heeft op de redactie van het Maandblad geen invloed gehad. Dit voorstel brengt ons terug tot een toestand den Kring niet onbekend, en waarmee men vrij algemeen was ingenomen. De heer Schotting verdedigt het voorstel VAN AsSCHOTTING als zijnde een voortgaan op het besluit der Algemeene Vergadering van November 1915 te Amsterdam, het besluit van een slecht bezochte Algemeene Vergadering doch in elk geval van een A 1 g e m e e n e Vergadering. Wat de Vergadering besloot was voor den Kring iets nieuws, het bestuur bleek er niet mee ingenomen en heeft het besluit, waarom 't bemanteld, min of meer gesaboteerd (Protesten). Ik bedoel 't zoo erg niet! (Vroolijkheid); ik wou alleen zeggen: zelfs een Kringbestuurder is een mensen, wat ook de heer MORESCO blijkt te beamen. Welnu, als men zich in 't hoofd heeft gezet dat een aangenomen besluit niet uitvoerbaar is, ontbreekt de lust om den proef con amore te nemen, zoodat deze niet kon slagen. Het voorstel beoogt in de eerste plaats een loyale voortzetting van dien proef en tevens dat het Maandblad onder verantwoordelijkheid van het bestuur een voorbeeld worde van wat journalistiek al of niet geoorloofd is. De heer M. Moresco, thans aan 't woord, meent dat niemand het recht heeft om iemand het uiten van zijn meening onmogelijk te maken. De zeden overal elders dan in den N. J. K. vervolgt spr., zijn op mijn hand, doch in het Maandblad is hem nooit mogelijk geweest die door te voeren. Het is in dit opzicht het meest onfatsoenlijke orgaan dat hij kent. Zoo heeft de heer HANS indertijd geweigerd om spr. in de Groene Amsterdammer te volgen; HANS bleef in het Maandblad polemiseeren.
808
M A A N D B L AD
Geroep, zeer juist! De heer M. Moresco voortgaande, zegt dat in zijn voorstellen twee beginselen zitten, in de eerste plaats wenscht hij het orgaan voor alle leden in werkelijkheid open te stellen, behooren de uitzonderingen te worden vastgesteld, behoudens appèl op een commissie van beroep e. d.g. Het moet een r e c h t zijn dat ieder in het blad kan schrijven over journalistiek en journalistieke belangen. Ziedaar het tweede punt. In den breede zet spr. zijne denkbeelden ten opzichte van het Maandblad uiteen daarbij als zijne opinie uitende dat tot heden nooit is getracht personen van minderheids-richtingen in de redactie-commissie of in die van beroep te doen zitting nemen. Volgens hem moeten de rechten der leden wel degelijk schriftelijk worden vastgelegd, want hij heeft ervaring op dit gebied. Meer dan twintig stukken heeft hij aan de redactie gestuurd, zonder dat ze werden opgenomen. Datzelfde gebeurde den heer CANTER die toch nooit misbruik maakt van de Maandblad-ruimte, inzake het geschrevene door Mr. KELLER. Ook de heer BRUSSE wilde, naar aanleiding van dat geschrevene schriftelijk daartegen opkomen. Doch de redactie verklaarde dat die polemiek gesloten was. Achtereenvolgens gaat spr. thans de strekking na der door hem ter plaatsing aangeboden stukken. De Voorzitter. Bent U van plan ze alle twintig te behandelen ? De heer M. Moresco: Neen, slechts een drietal en daarbij moet ik constateeren dat de alleerste beginselen van eer en fatsoen in het Maandblad met voeten worden getreden. Geroep: „Ga gerust uw gang. Weer een kwartier!" Hij is vandaag reeds 70 minuten aan 't woord! . . ." De heer M. Moresco vervolgt: Een Kringlid te Amsterdam heeft een artikel aangeboden, tegen de opinie ingaande van den redacteur waarin deze verklaarde dat een directeur er voor moet waken dat in de uitgaven onder zijne directie geen tegen elkaar indruischende meeningen tot uiting komen. En een directeur heeft, kolen stapelende op ons hoofd, in ons orgaan onze belangen, die der werknemers, verdedigd. Dat spreekt boekdeelen. De heer Easton verdedigt zijn amendement om het Maandblad, met het oog op bezuiniging voorloopig m a a n d b l a d te doen zijn. Beperking is noodig, ook door de journalisten. De heer B. Blok heeft bezwaar tegen de rubriek kleinigheden. Laat men opmerkingen als daarin worden gegeven, aan Charivarius overlaten. 3 De heer Van Meurs betreurt andermaal dat de secretaris er niet is, nu zijn we immers niet zoo vrij in het bespieken der redactie. Dan is hij belangstellend te vernemen in hoeverre er wordt voldaan aan het besluit der algemeene vergadering om het Maandblad meer economisch in te richten, bedoeld in dien zin dat het orgaan tweemaal per maand blijft verschijnen. Het voorstel-VAN AsSCKOTTINQ wil een voortzetting der proefneming door het bestuur, wat niet noodig is; het bestuur had alle gelegenheid om zelve die proef zoo goed mogelijk te nemen. Tegen het voorstel-HANS heeft spr. niets, alleen zou hij de tweede alinea zoo willen zien aangevuld, dat de redactie, z o o mogelijk, wordt gevoerd door een der leden. Is dit onmogelijk, dan neme men méér leden. De heer Bruna gelooft niet en hoopt niet, dat het voorstel-MORESCO wordt aangenomen, want dan zou het Maandblad even onleesbaar worden, als thans de algemeene vergaderingen onverkwikkelijk zijn, waar een enkel lid van geen zelfbeperking weet. In elk geval zou het orgaan dan moeten worden uitgebreid. De heer M. Moresco komt daartegen op, alsook dat op smalende wijze over zijn voorstel wordt gesproken. Hij wil het Maandblad niet vergrooten, hij wil het f a t s o e n lijk maken. De Voorzitter deelt thans mee, dat de meeningen in het bestuur zoozeer uiteenliepen, dat dit niet met een advies kon komen. Toch moeten enkele dingen even worden aangestipt. Zoo is onjuist dat het bestuur het genomen besluit van de jongste Amsterdamsche algemeene vergadering heeft gesaboteerd, zooals de heer SCHOTTING zei, al nemen wij die uitdrukking niet kwaad op. Wij hebben tot redacteur benoemd den heer VAN As, warm voorstander van het destijds genomen besluit; als voorzitter heeft spr. advies
gegeven over de al of niet plaatsing van stukken die hem werden voorgelegd, aan den redacteur de eindbeslissing overlatende. Dat was alles overeenkomstig het besluit. De heer Schotting: Neen, in gevallen waarop 't aankwam, moest het bestuur de eindbeslissing hebben over plaatsing of niet. De heer Hans: Dat dit ooit gebeurd is, herinner ik mij niet. De Voorzitter, de beantwoording van gemaakte opmerkingen vervolgende, zegt dat de technische bezuiniging van het Maandblad ter hand zal worden genomen na het beëindigen van den proeftijd. DE
STEMMING.
In stemming komt thans het principe van het voorstel VAN AS-SCHOTTING (de redactie latende aan het bestuur). Het wordt verworpen met algemeene stemmen op vier na. Daarna werd gestemd over het principe van het voorstelHANS, neergelegd in punt II van dat voorstel, geamendeerd door den heer VAN MEURS, met de invoeging: „zoo mogelijk". (De redactie wordt zoo mogelijk gevoerd door een der leden enz.) Het wordt aangenomen met 28 tegen 17 stemmen. Het voorstel MORESCO is hiermee vervallen. Hierna heeft een interpretatieve stemming plaats over punt II, door te beslissen over een amendement „dat de redactie wordt gevoerd, zoo mogelijk door een der leden, bulten het bestuur". Het wordt verworpen met 30 tegen 15 stemmen, zoodat de redacteur nu ook kan zetelen in het bestuur. Het voorstel-EASTON (om het Maandblad, maandblad te doen worden) in stemming gebracht, wordt verworpen met 24 tegen 17 stemmen. Bij een voorstel van den Penningmeester, om te bepalen dat in den regel het Maandblad verschijnen zal met een nummer van vier bladzijden, staken de stemmen, 21 tegen 21. In de volgende algemeene vergadering zal andermaal over dit voorstel worden gestemd. Punt IV, voorstel-HANS, (de Commissie van Advies fungeert als Commissie van Beroep voor de plaatsing van artikelen) wordt aangenomen met vijf stemmen tegen. Punt V, voorstel-HANS, geamendeerd door den heer M. MORESCO, wordt aangenomen, zoodat het bestuur in overleg met de Redactie een redactie-reglement zal ontwerpen dat aan de eerstvolgende algemeene vergadering moet worden voorgelegd. De heer M. Moresco deelt mee, nu dat redactie-reglement eerst later aan de orde komt, tot aan de totstandkoming daarvan voor zich de vrijheid te zullen nemen over den Kring ook te schrijven in andere organen. Voor notificatie aangenomen. REDACTEURSVERKIEZING.
Bij de nu aan de orde komende verkiezing van een redacteur worden verschillende candidaten genoemd: de heeren ELOUT, v. D. HOUT, HANS, M. MORESCO, MESRITZ en VAN MEURS.
De Voorzitter deelt mee, schriftelijk van den heer VAN AS de mededeeling te hebben ontvangen dat deze, mocht het ontwerp-redactie-reglement-SCHOTTiNG-VAN As worden verworpen, geen candidatuur voor het redacteurschap te kunnen aanvaarden. De heeren MESRITZ en ELOUT bedanken. De heer Hans zou bereid zijn de consequentie van het door hem aangenomen voorstel te aanvaarden door een candidatuur te accepteeren, indien er geen anderen waren welke zich beschikbaar stelden. De eerste stemming heeft dit resultaat: uitgebracht 37 stemmen, aldus verdeeld: HANS 13, M. MORESCO 8, VAN DER HOUT 8, VAN MEURS
5 en 3 in blanco uitgebracht. De tweede vrije stemming had dit gevolg: uitgebracht 38 stemmen, waarvan HANS 14, M. MORESCO 10, V. D. HOUT 7, VAN MEURS 7, drie stemmen in blanco zoodat herstemming moest plaats hebben tusschen deheeren: HANS en
MORESCO.
Het resultaat van deze stemming was, dat werden uitgebracht 38 stemmen, waarvan HANS 20, M. MORESCO lo stemmen verkregen, twee blanco briefjes. De heer HANS is dus tot redacteur gekozen. Desgevraagd verklaart hij de benoeming aan te nemen. COMMISSIE VAN ADVIES.
Bij de na behandeling van het Maandblad plaats heb-
M A A N D B L A D
bende stemming voor de nieuwe samenstelling der Commissie van Advies bedoeld bij art. 14 der Statuten werd bij eerste stemming met 20 van de 32 uitgebrachte stemmen gekozen de heer VAN DER HOUT, en bij de tweede vrije stemming mej. BELIFANTE en de heeren VOOQD VAN MEURS en BON met respectievelijk 17, 18, 17 en 17 stemmen van de 30 in totaal uitgebracht. Daarna was aan de orde het rapport der Commissie van Advies betreffende weigering van het gewone lidmaatschap aan het buitengewoon lid, den heer J. J. DA SILVA. Aan het rapport namens het afwezige Commissielid D. KOUWENAAR door den heer BRUIJSTEN uitgebracht ontleenen we: „dat er geen redenen zijn te betwijfelen of het Persbureau VAZ DIAS is een journalistieke instelling, dat de heer DA SILVA als directeur gelijk is te stellen met de directeuren van het Bureau BELIFANTE in den Haag welke ook gewone leden zijn; dat niet is uit te maken of de betrokkene zijn hoofdbezigheid heeft in de journalistiek en 't hier betreft een grensgeval; dat de Commissie adviseert, in afwijking van het besluit van „A.P.-" en Kringbesturen tot toelating van appellant tot het gewone lidmaatschap. Ten slotte stelt de Commissie uitdrukkelijk vast, dat ze met dit advies niets wil praejudicieeren voor de toekomst. Overeenkomstig het advies der Commissie wordt besloten. HET
REFERENDUM.
De Voorzitter brengt de Commissie hulde voor de zorg aan deze zaak besteed. Inzake punt 12 der agenda: voorstel van collega ELOUT om de invoering van het referendum te bewerkstelligen, wordt door den Voorzitter meegedeeld, dat dit is ingetrokken in afwachting van de gedane toezegging dat het bestuur met een desbetreffend voorstel komen zou. Die toezegging kan door het bestuur niet worden ge8 handhaafd. In de bestuursvergadering stond het drie tegen drie, het kwart 'dozijn, waarbij de Voorzitter, gaf den doorslag. Sedert is gebleken dat de heer EASTON tegen de invoering is en weten we nog niet hoe de nieuwgekozen bestuursleden er over denken, zoodat de mogelijkheid bestaat dat bij voorbereiding van het voorstel dit in onze volgende bestuursvergadering wordt verworpen. Dan zou het bestuur een belofte moeten inlossen, waartegen de meerderheid van het bestuur gekant kan zijn. Aan die belofte, dat het bestuur zelve met een voorstel zal komen, kunnen we dus niet vastzitten; bovendien heeft Dr. EASTON in het Maandblad een voorstel gedaan, dat wellicht op andere wijze zou kunnen voorzien in het wekken van meer belangstelling voor het werk van den Kring. De heer ELOUT is met de gewijzigde omstandigheden in het bestuur op de hoogte; hij trekt zijn voorstel in, omdat ook hij ervan overtuigd is, dat het referendum niet kan worden ingevoerd door re^/eme«rswijziging. Als het bestuur blijkt, niet aan zijn belofte te kunnen voldoen, zal hij weer met een voorstel komen, om door middel van wijziging der Statuten het referendum in te voeren. In elk geval, daarop legde de Voorzitter den nadruk, zal men onder de gegeven omstandigheden het bestuur niet in gebreke kunnen stellen, als dat niet met het voorstel komt. RONDVRAAG.
Bij de rondvraag verklaart de heer M. Moresco, nu blijkens het verslag der jongste algemeene vergadering geen objectieve doch subjectieve verslagen worden gegeven, het recht op te eisenen, dat ieder lid in de eigen gekozen organen verslag van deze algemeene vergadering maakt. De Voorzitter antwoordt dat het de gewoonte is een zeer beknopt verslag aan de bladen van bestuurszijde te verstrekken. Voorts komt een uitvoerig verslag in het Maandblad, bedoeld om de leden, welke de vergadering niet konden bezoeken, op de hoogte te stellen. Tot heden achtten onze Kringleden het fatsoenlijk en behoorende tot de goede gewoonte, zich aan dezen stelregel te houden. Wanneer iemand van de goede zeden van den Kring, waartoe hij behoort, wenscht af te wijken, moet hij dit voor zichzelf verantwoorden. Daar geen der leden verder het woord verlangt, wordt de vergadering kwartier over vijven door den Voorzitter, in dank voor de betoonde belangstelling, gesloten.
809
Ledenlijst. Verhuisd: _ G. Kramer, van Hofstraat 8, naar Oldenzaalsche straat 63, Enschedé. H. Levie, van den Haag, naar Amsterdam: O. Z. Achterburgwal 139. — In de laatste weken ontving de secretaris verschillende klachten over het niet ontvangen van het Maandblad. Men gelieve zich in zulke gevallen te wenden tot de Drukkerij A. de la Mar Azn. te Amsterdam, die met de verzending van het blad belast is.
Meiedeelimeji uit ie Plaatselijke Yereeiiippii. Haagsche Journalisten Vereeniging. Jaarverslag
over
1 c»'i 6.
Hoewel het leven onzer Vereeniging in 1916 een vrijwel onbewogen en rustig verloop had, toch was het afgeloopen jaar in menig opzicht niet onbelangrijk voor de H. J. V. De bestuursbemoeiingen in zake het regelend optreden waren niet van dien aard, dat er hier uitvoerig melding van gemaakt behoeft te worden, ook al mag met voldoening worden geconstateerd, dat autoriteiten en particulieren, dikwijls op aanwijzing van leden onzer vereeniging, de H . ' j . V. meer en meer leeren beschouwen als de organisatie tot welke men zich te wenden heeft voor aangelegenheden, waar journalistieke- en publiciteitsbelangen bij betrokken zijn. Afzonderlijk vermeld dient de ontvangst van de meerendeels Amehkaansche journalisten, die met de Ford-expeditie naar ons land kwamen. Voor den welgeslaagden avond dooiden Nederlandschen Journalistenkring op 14 Januari in „de Twee Steden" georganiseerd, verleende het bestuur der H. J.'V. haar medewerking bij de voorbereiding en op den avond zelf, terwijl eenige leden bereid gevonden werden hun gewaardeerde diensten te bewijzen bij den ontvangst der buitenlandsche journalisten. Een woord van erkentelijkheid past voorts aan de directie van het Ned. Correspondentiebureau te VGravenhage voor de bereidwilligheid welke zij steeds betoond wanneer door het bestuur haar medewerking ingeroepen wordt voor de verspreiding van communique's aan de bladen. In zake de toekenning van perspenningen bleef de Hoofdcommissaris van Politie steeds het advies van het bestuur inroepen. Tegen het einde van het jaar ontvangen wij een lijst van de houders van perspenningen. Gunstig geadviseerd werd op 6 aanvragen; door mutaties en teruggave bleef het aantal perspenningen in 1916 op 60. Ditmaal werd ook aan een vertegenwoordiger van een Amerikaansch Nieuwsbureau een politiepenning toegekend. Bij haar gunstig advies aan den H. C. veroorloofde het bestuur zich op te merken, „dat ofschoon het thans de vertegenwoordiger van een buitenlandsche instelling, i. c. een nieuwsbureau, betreft, dit toch niet in zich sluit dat wij in den vervolge'steeds op dergelijke aanvragen zouden meenen gunstig te moeten adviseeren. Elk geval zal op zich zelf beschouwd behooren te worden. De kwestie of het gewenscht is dat buitenlanders een persinsigne ontvangen — aangenomen dat U casu quo hieromtrent onze meening zou wenschen te kennen — bleef 111 dit geval trouwens ter zijde, waar de aanvrager Nederlander is. Mede op grond hiervan en om dat de betrokkene een bekend bureau vertegenwoordigt heeft het bestuur geen bezwaar gemaakt tegen de verleening van een perspenning. Aan het Archief der gemeente 's-Gravenhage werd, ten behoeve der Gemeente-Bibliotheek, op verzoek toegezonden Jaarverslag, Financieel Verslag en Verslag der Jaarvergadering van de H. J. V. (als verschenen in het Maandblad van den Kring); hetgeen ook in den vervolge geregeld zal geschieden. Het meest vermeldenswaardige uit 1916 laat zich verder terug vinden in de verslagen der ledenvergaderingen, met de jaarvergadering medegerekend vijf in getal. Op de vergadering van 16 Februari vormde de behandeling van rapport en voorstellen der gezelligheidscommissie het hoofdpunt der agenda. Ter vergadering van 12 October werden de verslagen der Gezelligheidscommissie uitgebracht, tevens werd toen een Societeitscommissie ingesteld. Verwijzende naar de bedoelde verslagen kunnen wij ons
M A A N D B L A D
810
hier ontslagen achten van een verder overzicht der gezelhgheidsavonden. Ter aanvulling zij alleen medegedeeld, dat na de vier avonden in de eerste maanden van 1916 gehouden, op het einde van dat jaar nog twee gezellige bijeenkomsten plaats hadden. . Zonder vooruit te loopen op het eindoordeel over de winterperiode 1916—1917, moet toch opgemerkt worden, dat de belangstelling voor de gezelligheidsavonden geenszins schijnt toe te nemen. Blijkbaar is de gelegenheid tot gezellig samenzijn alleen met eenig spel ter tijdpasseering — behoudens den' aangenamen kout natuurlijk — niet genoeg attractie. Wenscheliik is 't dus, dat de avondjes eemg ander amusement blijven bieden, al dient erkend, dat hiervoor met altijd op de zelfde personen, i. c. eenige leden der societeitscommissie een beroep kan worden gedaan. Het bestuur meent dus alle leden der H . J . V . te mogen opwekken om voortaan de societeitscommissie met kracht en naar kunnen te steunen. Bemoedigend was voor de sociteitscommissie ongetwijfeld het besluit der vergadering van 11 December, waarbij de commissie een nader crediet, op / 4°-— gesteld, werd toegekend. Haar desbetreffend verzoek was gemotiveerd met het verlangen om, gezien de afnemende belangstelling in de gezelligheidsavonden, een uitspraak der vereeniging te verkrijgen, waardoor de societeitscommissie zich verantwoord zou achten om voort te gaan met het organiseeren van gezelligheidsavonden. De ledenvergadering van 25 Februari was, evenals die van 11 December, in hoofdzaak voorvergadering ter bespreking van de agenda voor een Kringvergadering. Ook toen weer deed het bestuur de teleurstellende ervaring op, dat de belangstelling voor dergelijke vergaderingen bijster gering is, zoodat het ernstig overweegt geen voorvergaderingen meer te houden. De jaarvergadering had op 18 April plaats, waarbij het bestuur eenige wijzigingen onderging, doordat in de plaats van
Thr.
J.
W.
VAN
NISPEN TOT SEVENAER, die als bestuurs-
lid bedankt had, gekozen werd den heer S. BRUIJSTEN; Jhr. O. VAN BERESTEYN werd als bestuurslid herkozen. In de vergadering van 11 October is het aantal bestuursleden van vijf op zeven gebracht en naar aanleiding daarvan zijn in het bestuur gekozen de heeren G. POLAK DANIELS en
H.
T.
LIJSEN.
,
Verder werd op deze vergadering een uitvoerige bespreking gevoerd over een motie-HANS betreffende de vrijkaarten, welke motie, na amendeering door den heer ELOUT, werd aangenomen. Bij de publicatie overeenkomstig het besluit der vergadering bleek de motie, welke ter vergadering door sommigen reeds niet al te duidelijk werd geacht (reden waarom het bestuur, daartoe gemachtigd, de motie van een toelichting voorzag) tot eenige verkeerde opvattingen aanleiding te geven. Het gevolg daarvan was een correspondentie met den heer E D . VERKADE, opgenomen in Maandblad No. 212. De vergadering van 11 December was voornamelijk gewijd aan de bespreking van de agenda voor de Kringvergadering, op 16 December alhier gehouden. Vooraf werd besloten aan de Stichting „het Nederlandsche Persmuseum" een jaarlijksche bijdrage toe te kennen, voor 1916 op f i e gesteld. Met voldoening kan de H. J. V. op deze voorvergadering terug zien, waar haar motie betreffende de contributieregeling en het finantieel beleid van den N. J. K. door de Kringvergadering, op een enkel punt na, met groote meerderheid werd aanvaard. Collega BELIFANTE bleef onze gedelegeerde bij het Kringbestuur. Het afgetreden bestuurslid Jhr. VAN NISPEN werd in de ledenvergadering van 12 October op voorstel van het bestuur tot eerelid benoemd, hetgeen door hem op hoogen prijs is gesteld, blijkens het schrijven dat hij naar aanleiding daarvan aan het bestuur zond en waaruit nog eens bleek zijn warme belangstelling voor de journalistiek en voor onze vereeniging. Helaas is in den aanvang van het nieuwe jaar Thr. VAN NISPEN ook ons ontvallen. Ten volle stemt het bestuur in met het zoo sympathiek gestemde artikel door den voorzitter in het Maandblad geschreven. Met hem en met het bestuur zal het ongetwijfeld de geheele vereeniging een voldoening zijn, „dat wij dezen man (die aan een kleine vriendelijkheid zoo groote beteekenis hechtte, die steeds zoo erkentelijk was voor gebleken waardeering) kort vóór zijn verscheiden het eerelidmaatschap der H. J. V. hebben kunnen aanbieden". Zijn nagedachtenis zal bij allen m eere en waardeering blijven om zijn eigenschappen als mensch en als journalist.
Het ledental onzer vereeniging onderging in 1916 belangrijke wijzigingen, maar bleef desalniettemin tenslotte vrij wel stationnair. Bij den aanvang van het jaar telde de H. J. V. 67 leden; in den loop van 1916 verloor zij door bedanken vijf leden, door vertrek naar elders drie leden en een lid door overlijden. Daartegenover stond een aanwinst van 10 nieuwe leden, zoodat het jaar besloot met 68 leden. Het lid dat de vereeniging door den dood ontviel was de heer S. M. N. CALISCH. Hoewel hij reeds eenige jaren geleden zich uit de journalistiek teruggetrokken had, om gezondheidsredenen daartoe genoodzaakt, bleef zijn naam in de journalistiek toch voortleven en menig oudere collega onder ons herinnert zich hem uit zijn besten actieven tijd in Amsterdam en den Haag. De regeering erkende destijds zijn verdiensten door hem tot ridder in de Orde van Oranje Nassau te benoemen. Het bestuur zond de weduwe en haar dochter een schrijven van rouwbeklag. Bij het jubileum van collega van LESSEN te Utrecht getuigde het bestuur, namens de H. J. V., van sympathie door het zenden van een schrijven van gelukwensching. Toen de president van de Eerste Kamer, baron van Voorst tot Voorst zijn 7o ste " verjaardag vierde, werd hem een telegrafische gelukwensen gezonden, een gelijke felicitatie werd later aan Minister GORT VAN DER LINDEN toegezonden. Het bestuur wil dit verslag niet besluiten zonder een enkele opmerking gemaakt te hebben over het bedanken voor het lidmaatschap door eenige leden. Volkomen eerbiedigend ieders opvatting en vrijheid, meent het bestuur toch, dat verschil van inzicht ten aanzien van een of andere aangelegenheid en de daaromtrent genomen beslissing, noch eemg misnoegen hierover aanleiding behoort te zijn, om maar dadelijk het lidmaatschap op te zeggen. Ernstig dringt het bestuur er op aan 111 zulk een geval de enkele afwijking van het persoonlijk inzicht tegenover het vele, waarover ongetwijfeld meer eenstemmigheid heerschen kan, toch niet zoo zwaar te laten wegen, dat daarom alleen de vereeniging de rug toegekeerd moet worden. Moge een dergelijke overweging anderen voortaan weerhouden al te spoedig de H. j . V. vaarwel te zeggen en afvalligen weder tot haar doen terugkeeren. W. C. VAN MEURS, Secretaris-Penningmeester.
Maart 1917. Financieel
Verslag.
Op den nnancieelen toestand was van grooten invloed het besluit der jaarvergadering om de contributie op f 2.50 te stellen. Naar zich begrijpen laat had dit een belangrijke stijging der ontvangsten tengevolge, waartegenover echter staat een eveneens grooter bedrag aan uitgaven, voornamelijk als gevolg der tijdsomstandigheden, n.1. door het duurder worden van het drukwerk, en door de gezelligheidsavonden, waarvoor echter ook eenige bijdragen en ontvangsten geboekt mochten worden. Het saldo, waarmede het jaar begonnen werd, bedroeg f 50.86 5 . Aan nagekomeu contributie over 1915 werd nog ƒ• t . _ ontvangen, aan contributies over 1916 f 179.55. Vier leden bleven nalatig in de betaling van hun contributie, een daarvan vertrok naar elders, twee anderen hielden op lid te zijn der H. J. V. De penningmeester meent te mogen opmerken, dat geen hunner zich ontslagen kan rekenen van zijn verplichtingen ten deze; echter vreest hij, dat die contributiegelden als oninbaar afgeschreven moeten worden. Wat de uitgaven betreft, de vergaderingen vorderden aan zaalhuur f 20.45; de ontvangst der Amerikaansche journalisten van de Ford-expeditie kostte de H. J. V. ƒ 8 ; voor drukwerk werd f 19.05 uitgegeven. De kosten der gezelligheidsavonden — zes m getal — bedroegen, na verrekening van een bedrag van f 18.05, aan ontvangsten op de avonden zelf, netto f 61.885. Hier tegenover stond, behalve het crediet door d e . H . j . V. verleend, een ontvangst van giften (van één zelfde vrijgevig lid) groot f 35-—• De totale ontvangsten der H. J. V. bedroegen f 277.81 s , de uitgaven 150.61, zoodat 1916 sloot met een voordeelig saldo van f 127.205. VAN MEURS.
M A A N D B L A D
Binnenland. Een woord vooraf. Nu ik voor de derde maal — voor den tweeden keer als „ éénhoofdig redacteur", zooals een geacht collega zich op de vergadering liet ontvallen — in de redactie van het vereenigingsorgaan treedt, zij het mij veroorloofd eenige opmerkingen te maken. Ik bepaal mij tot twee. In de eerste plaats deze: ik heb de functie thans gezocht noch begeerd. Op de laatste vergadering gaf ik het ernstige advies collega VAN AS te herbenoemen, ook al had hij verklaard zulk een benoeming, wanneer mijn voorstellen zouden worden aangenomen, niet te zullen aanvaarden. De vergadering bleek echter van oordeel, dat collega VAN As toch zou bedanken en stelde er prijs op daarom liever aanstonds een ander te benoemen. Op de vraag of ik mij beschikbaar stelde heb ik geantwoord, dat ik zulks alleen deed, indien niemand anders de functie wilde aanvaarden. De vergadering wist dus dat ik er prijs op stelde niet te worden benoemd en mij is bekend dat er leden zijn die zich naar mijn wenk hebben gedragen. Ik verwachtte dan ook dan de benoeming niet, en nog bij de eerste stemming was mijn voornemen om, indien ik in weerwil van mijn mededeeling toch gekozen mocht worden, te bedanken. Ik ben echter door het ietwat-verrassend verloop van de stemmingen (een goed verstaander . . . enz.) op mijn besluit teruggekomen en heb gemeend in het belang van den Kring te handelen door in de gegeven omstandigheden de benoeming niet te weigeren. Maar ik wil klaren wijn schenken: ik behoud mij het recht voor reeds op de eerstvolgende algemeene vergadering te verzoeken een ander in mijn plaats te benoemen. Mijn tweede opmerking is de volgende. Ik voel mij verplicht in de gegeven omstandigheden zooveel mogelijk te bezuinigen op het orgaan. De manier, waarop ik vroeger gemeend heb het Maandblad te moeten redigeeren en die ik nog eens heb toegelicht in mijn „Afscheidswoord" (No. 165, Januari 1914) heeft bij velen instemming gevonden (niets heeft mij, zoolang ik in den Kring werk, meer voldoening gegeven dan het „Briefje", dat collega ZOETHOUT in No. 166, na mijn afscheid, schreef) maar bij anderen bestrijding. Ik houd haar nog steeds voor de beste, maar in de gegeven omstandigheden kan en mag ik er niet aan denken de redactie van het orgaan opnieuw zoo te voeren. Daarom zal ik bezuinigen. Zooveel mogelijk. Ik zal geen artikelen, waarvan ik de opneming gewenscht acht, weigeren, alleen omdat er bezuinigd moet worden. Maar naar een goedkoopere uitgave zal ik, in verband met de op 16 December aangenomen Haagsche motie, ernstig streven. Ook naar beperking. Mij zelf althans zal ik voorloopig, wat het schrijven van artikelen aangaat, de grootst mogelijke reserve opleggen. Ik laat het woord voornamelijk aan de leden, en hoop dat zij mij met korte, zakelijke artikelen zullen steunen. Kortheid beveel ik ook den secretarissen van de plaatselijke organisaties aan, wanneer zij mij iets zenden. Maar nog eens: de beteekenis van ons orgaan aan de zuinigheid opofferen, doe ik niet. Intusschen is het beste, hieromtrent de ervaring af te wachten. Evenmin als vroeger toen ik redacteur was, zal ik de artikelen die ik schrijf, onderteekenen. De ongeteekende bijdragen kunnen geacht worden van mij afkomstig te zijn, ik ben dus ook voor den inhoud daarvan verantwoordelijk. Tenslotte sta hier een woord van hartelijken dank namens den Kring aan mijn voorganger. Tegen iedere methode van redigeeren zijn bezwaren aan te voeren, dus ook tegen de zijne. Collega VAN AS komt onze oprechte waardeering
811
toe voor het feit, dat hij, naast zijn vele beslommeringen als secretaris, ook nog het redacteurschap heeft willen waarnemen. D. HANS. Schroder veroordeeld. „Men zal ons niet verdenken van lïlegraaf-vereering. Daarom te meer rust op ons de plicht om te getuigen, dat wij dit vonnis, dat in normale omstandigheden als een eindvonnis moet worden beschouwd, gevoelen als een klap in het gezicht voor ieder, wiens rechtsbewustzijn niet geheel vertroebeld is door politieken hartstocht". Aldus Het Volk. Wij wenschen ons op deze plaats bij de afkeuring welke in die woorden gelegen is aan te sluiten. De redacteur van het Maandblad is zich bewust, dat hem — vooral hèm — op deze plaats matiging in zijn oordeel past over het bedroevende vonnis, dat zich zoo waardig aansluit bij de gansche vervolging van het betrokken dagblad. Maar naar zijn innige overtuiging moet toch ook hier een woord van protest staan tegen deze schandelijk-zware straf voor een artikeltje waaraan, naar : s Hof's eigen sprekend getuigenis, „niet alle beteekenis kan worden ontzegd." Anderhalf jaar na het stukje geschreven werd, en terwijl absoluut vast staat dat het èn naar de feiten uitwijzen èn naar het getuigenis van de Regeering zelf geen gevaar voor onze onzijdigheid tot gevolg heeft gehad, wordt de journalist die het schreef met drie maanden gevangenisstraf getroffen. Men moge de uitlatingen van Schroder nog zoo hard afkeuren, is er iemand onder ons die dit vonnis in verdediging zal nemen? Het werd waardig ingeleid door een requisitoir, waartegen de Haagsche journalisten reeds hun protest hebben doen hooren. Men kan zeggen: het requisitoir is het arrest niet, goed, maar het vormt toch een phase in de zaak, en de politieke strafrede welke de procureur-generaal hield, was voor ons, die haar hebben aangehoord, een bedroevend bewijs van de begrips-verwarring, waartoe het in de rechtzaal komen kan als het gaat tegen een journalist, tegen een persartikel. Schroder is geen Kringlid, Schroder heeft sommigen onzer wel eens bittere — soms onrechtvaardige — dingen gezegd, maar wie zich journalist voelt' moet hier, afgezien van eigen oordeel over het geschrevene, aan zijn zijde staan. Dit vonnis is onrecht. En in een orgaan van en voor journalisten moest dit, meenen wij, worden getuigd.
Rechtszaken. Schroder veroordeeld. Het gerechtshof te 's-Gravenhage, uitspraak doende in de zaak van den heer J. C. Schroder, hoofdredacte" 1 " van De Telegraaf, betreffende een onderschrift onder e^n ingezonden stuk in De Telegraaf, in welk onderschrift voorkwamen de woorden: „in het centrum van Europa bevindt zich een groep gewetenlooze schurken die dezen oorlog veroorzaakt hebben", heeft den heer Schroder schuldig verklaard aan het opzettelijk verrichten van een handeling waardoor de onzijdigheid van den Staat in gevaar wordt gebracht, tijdens den oorlog waarin Nederland niet betrokken is en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor den tijd van j maanden. In arrest heeft het gerechtshof beslist, dat ten onrechte door beklaagde is betoogd en voor hem is gepleit dat hij door het doen opnemen van het onderschrift onder het bewuste ingezonden stuk in het door hem geredigeerde dagblad geen handeling heeft verricht, waardoor de onzijdigheid van den Nederlandschen Staat werd in gevaar gebracht, en dat in elk geval hij met het doen opnemen van het onderschrift niet het opzet heeft gehad die onzijdigheid in gevaar te brengen. „Overwegende toch" — zoo gaat het arrest van het Hof voort — dat het als redactioneele aanteekenmg in een der organen van de groote dagblidpers publiceeren van het onderschrift, waarin blijkens den inhoud daarvan zoowel als blijkens beklaagde s(boven aangehaalde) erkentenis, de hoogste militaire autoriteiten van het Duitsche Rijk „gewetenlooze schurken" worden genoemd en misdadigers", die „onschadelijk gemaakt" moeten worden, in tijdsomstandigheden, als
M A A N D B Lf A D
812
door beklaagde hierboven erkend, in Duitschland gereedehjk verklaarbare ergenis en wrevel kon wekken, niet alleen om den beleedigenden toon, waarop aldus werd geschreven over hen op wie die woorden betrekking hadden, maar ook om den tegen dit land bij het Nederlandsche publiek stemming makenden invloed, die van zulke taal in zulk een blad verwacht kon worden uit te gaan. „Overwegende dat daarom zeker nog wel met als gevolg enkel en alleen reeds hiervan, ook destijds niet, van de zijde van het genoemde land op redelijke gronden eenige oorlogsdaad tegen Nederland te wachten was, maar dat bij de onzekerheid, ook toen, omtrent den verderen loop van den oorlog en omtrent de ontwikkeling van de volkenrechtelijke opvattingen der oorlogvoerende mogendheden, aan het opwekken van zoodanigen wrevel in dit opzicht toch niet alle beteekenis kon worden ontzegd en de kans dat dit, zij het niet alleen en op zichzelf, dan toch in verband met andere omstandigheden of gebeurtenissen, had kunnen medewerken tot het ontstaan van diplomatieke moeilijkheden voor een klein land als Nederland in tijdsomstandigheden als voornoemd allicht spoedig van den meest ernstigen aard, naar 's hofs oordeel, ook ten tijde, geenzins denkbeeldig was tc 3.chtcn" „Overwegende, dat schending van de onzijdigheid van den Nederlandschen Staat of eenige andere die onzijdigheid met eerbiedigende handeling eener vreemde mogendheid dus is geweest een zoo ook niet rechtstreeks daarvan te verwachten niettemin toch mogelijk niet alleen, maar ook voorzienbaar gevolg van het doen opnemen van beklaagde's onderschrift in meergenoemd avondblad van De Telegraaf en waar, dit onderschrift eenmaal opgenomen zijnde, het keeren van het gevolg niet, of althans niet zeker, meer stond in de macht van beklaagde, beklaagde door het doen opnemen van dat onderschrift ook moet gezegd worden voor die onzijdigheid zoo niet een dreigend dan toch eenig gevaar te hebben doen ontstaan; „Overwegende verder dat het door beklaagdes aangehaalde erkentenis bewezen feit, dat hij is hoofdredacteur van voornaamd dagblad, voldoende aanwijzing oplevert voor de gevolgtrekking, dat ook hij dit alles wel heeft begrepen, en daarom door voormelde bewijsmiddelen mede is bewezen, dat beklaagde het doen opnemen van dat onderschrift, ook met het bij de inleidende dagvaarding gestelde opzet, heeft verricht. . . „Overwegende dat beklaagde alzoo, met vernietiging van het hem vrijsprekend vonnis, waarvan hooger beroep, aan het hem te laste gelegde feit, met dien verstande als hierboven overwogen, alsnog moet worden schuldig verklaard". Na het uitspreken van het vonnis riep van de publieke tribune een juffrouw: „Nooit! troep gewetenlooze schurken".
Tegen het vonnis is cassatie aangeteekend Hoogen Raad.
lettertype betreft — neme men ditmaal nog voor lief: in volgende nummers zulien zij niet meer voorkomen. Voor opmerkingen en raadgevingen van dezen aard houdt de redacteur zich volgaarne aanbevolen. — Collega P. van 't Veer, van 't Haagsch Correspondentiebureau, is benoemd aan het Dagblad van Zuid-Holland en 's-Gravenhage. — De Haagsch e Journalisten-vereeniging heeft op Vrijdag 13 April a.s. weer een gezelligheids-avond.
Buitenland. — Overleden: Albert Bonnard, hoofdredacteur van het Journal de Geneve. Albert Bonnard werd in 1858 te Beginns geboren. Hij studeerde te Lausanne, later in Duitschland en Parijs, in de rechten en werd advocaat. Doch reeds vroeg voelde hij neiging tot de journalistiek. Op 18-jarigen leeftijd redigeerde hij in verloren oogenblikken een klein blaadje, DEstafette. In 1882 trad hij toe tot de redactie-binnenland van de Gazette de Lausanne,. Hij bleef daar 28 jaren, doch kwam op het laatst bij de redactie-buitenland, waartoe hij zich aangetrokken voelde. In 1910 werd hij benoemd tot hoofdredacteur van het Journal de Geneve. Hij richtte in 1906 de „Association de la presse vaudoise" op, waarvan hij voorzitter werd. — In Zurich verscheen het eerste nummer van The Great Anti-Northclijje Mail, die onder de leuze Northcliffe must go, positie kiest tegen „the greatest war-monger" in de heele wereld. — Het oppositioneele Parijsche blad Bonnet Rouge is in beslag genomen en de uitgave wordt voor onbepaalden tijd verboden. — De journalisten, die te Christiansund getracht hebben graaf Bernstorff aldaar te interviewen, hebben (zegt de N. Crt.) wel pech gehad. De Frederik VIII, het schip, waarop Bernstorff zich bevindt, kon wegens een hevigen sneeuwstorm Christiansund niet aandoen en zette direct koers naar Christiania. De enkele journalisten, die ondanks geweldige moeilijkheden, wind en weder trotseerende, te Christiansund zijn aangekomen, moeten nu maar zien hoe zij weer uit het volkomen ingesneeuwde plaatsje geraken. Een vertegenwoorniger van de Associated Press heeft het niet eens tot Cristiansund kunnen brengen, maar is onderweg in de sneeuw blijven steken.
Advertentie.
bij den
— Mr. E. van Lanschot, oud-burgemeester van Breda, lid van het Rijkskolendistributiebureau, heeft bij de justitie te Breda een klacht ingediend tegen de redactie van De Tijd, wegens het opnemen van een artikel, getiteld: „Rijkskolendistributiebureau", door welk artikel de heer Van Lanschot zich in eer en goeden naam acht aangetast. — Te Semarang heeft het Comité voor persvrijheid, onder leiding van den heer Sneevliet, in een circulaire protest aangeteekend tegen de arrestatie en veroordeeling van den journalist Mas Marco.
Personalia en Berichten. Binnenland. Het Maandblad. — In de laatste maanden is ons orgaan zeer ongeregeld verschenen. De redacteur zal trachten hierin verandering te brengen en stipt op tijd uit te komen. Technische redenen maken het noodzakelijk de verschijning een dag te verschuiven: het Maandblad zal voortaan den eersten en den derden Woensdag van iedere maand worden verzonden. In zeer bijzondere gevallen kan het natuurlijk wel eens een dag verschillen. Voorts zal men reeds aan dit nummer bespeuren, dat er eenige technische veranderingen — bezuiniging! — zijn die vermoedelijk door nog enkele andere zullen worden gevolgd. Zonder het uiterlijk van ons orgaan te schenden kan de opzet meer economisch zijn. Daarnaar zal worden gestreefd. Enkele technische tegenstrijdigheden — wat het •••ftbIT
1U
A. 1>« LA MA
H.H. Journalisten. „Ten einde het schrijven van korte, pittige hoofdartikelen te bevorderen (zie van Dag tot Dag in het Alg. Hbl. dd. 14 dezer) en ten einde mede te werken tot hoogere bezoldiging van goeden journalistieken arbeid, verklaart de Haagsche Post zich bereid elke week, tegen een honorarium van f 50— per opstel, twee korte hoofdartikelen, elk van hoogstens 500 woorden, te accepteeren. Deze opstellen moeten h. i., wat onderwerp, inhoud en vorm betreft, voldoen aan de hoogste eischen, en zich voorts aanpassen aan de redactioneele gedragslijn der Haagsche Post, zooals die in elk harer nummers op pagina 3 boven aan de eerste kolom wordt uiteengezet. Voor het overige zijn de schrijvers geheel vrij in de keuze en wijze van behandeling hunner onderwerpen. De bijdragen mogen desgewenscht onder een schuilnaam worden ingezonden, en zullen zonder onderteekening worden geplaatst; het is om goed werk te doen, niet om namen. De Redactie behoudt zich uit den aard der zaak het recht voor in den tekst elke wijziging aan te brengen, welke haar dienstig lijkt; de copie moet de Hoofdredactie uiterlijk met de vroegpost van Woensdag bereiken; maar de kans tot plaatsing zal (behalve bij urgente onderwerpen, die late behandeling eischen) het grootst zijn voor copie, die reeds des Maandags of des Dinsdags aankomt Niet geaccepteerde bijdragen worden alleen teruggezonden indien vergezeld van een geadresseerden en gefrankeerden briefomslag".
Redactie „Haagsche Post". AEB.,
AHIMMAW