2 October 1918
N^ 254
MAANDBLAD van den
Nederlandschen Journalisten-Kring Dit blad verschijnt den eersten en derden
Redacteur: D. H A N S
Woensdag van iedere maand.
Laan van Nieuw Oost-Indië 156, 's-Gravenhage INHOUD. Officieele Mededeelingen: Agenda Buitengewone Algemeene Vergadering; Verslag Buit. Alg. Verg. van 2 9 September; Bestuursvergadering; Ledenlijst; Algemeene Vergadering. — Plaatselijke Vereenigingen: De Amsterdamsche Pers. — Binnenland: Stagnatie; DeNederlandscheDagbladpers; Het Maandbladfonds. — Buitenland: Een tehuis voor journalisten; Buitenlandsche vakbladen. — Personalia en Berichten. Ingezonden: De Roode Pet. — Correspondentie. — Advertentie.
Officieele Mededeelingen.
BUITENGEWONE ALGEMEENE VERGADERING op Zondag 27 October a.s. Agenda: ï. Notulen der Buitengewone Algemeene Vergadering van 29 September 1918. Statutenherziening. Voortzetting der behandeling van het concept-Statuten, gevoegd bij Maandblad-nummer 248, met de daarop ingediende amendementen. (De gewijzigde amendementen-HELMER-SCHOTEL zullen in het volgend nummer worden medegedeeld, of anders afzonderlijk in druk aan de leden worden toegezonden). Rondvraag. *
*
Plaats en uur van bijeenkomst zullen nader worden medegedeeld. Het Bestuur, gezien het onbevredigend bezoek van de laatste algemeene vergadering, dringt er bij de leden ernstig op aan, ditmaal in grooten getale op te komen. De Secretaris, G. G. VAN AS.
Buitengewone Algemeene Vergadering op Zondag 29 September in „Krasnapolsky" te Amsterdam. Aanwezig de leden:
D. HANS, A. SCHABEEK, J. L. NOVA,
H . TERSTEEG, H . ALKEMA, C. J. SCHOTEL, P I E R WESTERBAAN, H. VAN WIJK, M. MORESCO, P. J. APPEL, H . BERDEN, J . M . KROES, JAC. C. MEIJERINK, J O H . LUGER, J. H. ROGGE, J. GODOFROA, J. W. HELMER, A L B . J. LUIKINGA, A. VOOGD, W. N. VAN DER H O U T , EMMY j . BELINFANTE, H . A. LESTURGEON, HERMAN R U I T E R S , W. C. VAN MEURS, H . J. VAN DEN BROEK, D. KOUWENAAR, S. BOTTENHEIM, H E L E N E VAN MEEKREN, L. SCHUTTING, J. J. DE ROODE, F. LOEW, D. A. KLOMP, A. RICARDO, A. G. BIEMOND, PAUL DERJEU, J. H. BOAS,
A. C. P. SEYFFERT Jr., J. Ch. E. SAND,
en eenige
leden,
wier namen op de lijst onleesbaar zijn. De vice-voörzitter, de heer D. Hans, opent, bij afwezigheid van den voorzitter, de vergadering met de volgende rede: Waarde Collega's/ De Voorzitter van den Kring is tot zijn en ons leedwezen verhinderd, deze vergadering bij te wonen. Hoewel grootendeels hersteld, mag hij uit voorzichtigheid en op medisch advies deze bijeenkomst niet presideeren. Die taak rust nu op mij en ik doe daarbij een beroep op uw medewerking en toegevendheid. Al aanstonds rust op mij een droeve plicht. Toen wij de vorige maal bijeenkwamen, moest BERCKENHOFF worden herdacht. En nu, slechts luttel maanden daarna, zijn den Kring wederom drie mannen ontvallen: achtereenvolgens stierven ons eere-lid VAN DUYL Sr., onze donateur SCHWARZ en
ons gewoon lid RÖSSING.
Van hen had SCHWARZ sinds
lang de journalistiek voor een ander vak verwisseld, maar hij leefde nog voortdurend met ons mee en er was een tijd, dat hij in onze vereeniging een rol speelde. Met VAN DUYL ging de tweede heen van het driemanschap, dat den Kring heeft opgericht en de jonge vereeniging het eerst bestuurde. Hij behoorde tot een vorige generatie. De meesten onzer leden hebben hem niet gekend, maar op aller dankbaarheid heeft hij recht. Hij was onze eerste voorzitter en bewees ons vele goede diensten. Door RÖSSING'S verlies trof ons de gevoeligste slag. Hij was nog „in de jeugd van zijn ouderdom", in het volle bezit van zijn werklust en talent, en onbetwistbaar één der besten onzer, door wien en in wien ons vak werd ge-ëerd,. ook op ander terrein dan het onze. Hij was knap en hij kon schrijven, hij heeft nooit iemand gekwetst, nimmer misbruik gemaakt van de groote macht die den journalist is gegeven: een begaafd en voornaam vertegenwoordiger van ons beroep. De namen van deze mannen zullen in den Kring niet vergeten worden. {Teekenen van instemming?) De V o o r z i t t e r deelt mede, dat bericht is ingekomen van verhindering van den i e n secretaris, den heer G. G. VAN A S , wegens principieele bezwaren; verder van de heeren VAN DER REIS, VIENINGS
en
WOLFF.
De
heer
Dr. C. EASTON
heeft
bedankt voor zijn lidmaatschap, een besluit, waarvan het Bestuur met leedwezen kennis nam. Als lid is aangenomen de heer SURYA NINGRAT SOEWARDI.
De V o o r z i t t e r wijst er op, dat de principieele beslissing over de Statuten reeds is gevallen; daarom behoeven thans geen principieele algemeene beschouwingen te worden gevoerd, ook uit overweging dat de vergadering dan tijdig kan afloopen. De heer M. M o r e s c o heeft in het concept geen enkel woord gelezen, waaruit blijkt dat de Kring meer zal gaan in de richting van een vakvereeniging. Deze veranderingen hadden eveneens voor 20 jaar kunnen worden voorgesteld. De algemeene beschouwingen worden gesloten. Art. 1 en 2 worden goedgekeurd. Bij art. 3 worden, op voorstel van den Voorzitter, behandeld alle amendementen-HELMER en SCHOTEL (Reorganisatie in een Bond met afdeelingen). De heer S c h o t e l verdedigt dat amendement o. a. met het argument, dat de vertegenwoordiging der plaatselijke vereenigingen beter geregeld kan worden als zij hebben het recht om afgevaardigden aan te wijzen. De Kring is niet te zwak om afdeelingen te vormen. Hij heeft dat al in het Maandblad uiteengezet. De belangstelling zou in zijn systeem verplaatst worden naar de afdeelingen. De verspreide leden worden bij afdeelingen ingedeeld; willen zij dat niet, dan zouden zij volgens zijn plan het stemrecht missen. De vrees
174
M A A N D B L A D
is overdreven dat zijn amendement leden uit den Kring zou drijven; dat is een cauchemer van het bestuur, een soortgelijk argument wordt ook bij alle belasting-verhooging gebezigd. De Voorzitter antwoordt dat het bestuur op 19 Januari eenstemmig heeft afgewezen het voorstel, om den Kring uit afdeelingen met stemrecht aan afgevaardigden te doen bestaan. Intusschen heeft het dag. bestuur nog met den heer DERJEU er over geconfereerd, maar ook toen is het dag. bestuur tot de conclusie gekomen, dat het voorstel niet is aan te nemen, een standpunt tenslotte door den heer DERJEU gedeeld uit opportuniteits-overwegingen. Slechts in een sterke landelijke vereeniging is het denkbeeld te verwezenlijken, een vereeniging met krachtige plaatselijke afdeelingen. Daartoe zijn wij veel te zwak. Wij hebben 5 aangesloten véreenigingen, er bestaan 2 niet-aangesloten véreenigingen. Slechts deze plaatsen komen in aanmerking voor een afdeeling. Wij hebben verder 55 leden in 29 plaatsen, welke '/s deel van den Kring vormen. Hoe moeten wij die in afdeelingen bij elkaar vormen? De gewestelijke afdeelingen zouden soms 5 leden tellen, met uiteenloopende belangen. De gemeenschappelijke belangen hebben wij hier, in den Kring. Zulke kleine afdeelingen zouden niet over financiën beschikken. De afstanden van de meeste zouden te ver wezen om de afdeelingsvergaderingen bij te wonen. Wij zouden dan 5 of 6 plaatselijke afdeelingen krijgen met eenige kracht en de rest verspreide leden, welke zouden worden „de blinde darm van den Kring". Een ander bezwaar is, dat wij in iedere plaats leden hebben die niet lid zijn van de plaatselijke véreenigingen, maar alleen van den Kring en die thans misschien den Kring zouden verlaten. Bood het systeem-ScHOTEL een groot voordeel voor den Kring, dan zou men die bezwaren kunnen veronachtzamen. Nu dit niet zoo is, mogen wij die bezwaren laten gelden: de dwang tot aansluiting bij de plaatselijke véreenigingen zou leiden tot verzwakking van den Kring. Men zie naar Utrecht: daar is de heele redactie van een bepaald blad gebleven buiten de plaatselijke véreenigingen. De heer K o u w e n a a r : Dat is een ziekte-verschijnsel. De V o o r z i t t e r : Precies, en daaram mogen wij dit argument voegen bij de practische bezwaren. De discussie op de algemeene vergadering zou bovendien een geheel ander karakter krijgen, wanneer zij bestond uit afgevaardigden, misschien met een bindend mandaat. Spr. heeft over dit stel amendementen geconfereerd met den voorzitter en beiden zijn tot de conclusie gekomen dat de amendementen niet dienen te worden aangenomen. De voorstellers hebben verzuimd voor te stellen te schrappen de bepaling in art. 4 van het concept, dat gewone leden stemgerechtigd zijn. De amendementen stellen bovendien de geldmiddelen op losse schroeven. De voorstellers zwijgen van de progressie der contributie. De algemeene vergadering kan op die manier het eene jaar besluiten' tot heffing eener progressieve heffing en het volgend jaar niet. Wij moeten volgens 't bestuursvoorstel stabiliteit krijgen in de financiën en het plan-HELMER stelt de financiën daarentegen op geheel losse basis. Ook over de wijze van stemmen door de verspreide leden zwijgt het voorstel. Daarvan spreekt alleen de toelichting van den heer SCHOTEL. Maar ook die toelichting is niet afdoende. Hoe zou het gaan moeten met het deelen door 5 van de door verspreide leden uitgebrachte stemmen? Hoe wil men die deeling toepassen bij het schriftelijk stemmen, b. v. het kiezen van bestuursleden? Deze regeling is onuitvoerbaar. Wil men zulk een hervorming, dan moeten de moeilijke punten worden opgelost in het voorstel zelf. Is er geen afdeeling in de plaats der inwoning, tot welke afdeeling moet zoo'n verspreid lid dan behooren? Ook dat wordt niet gezegd. Hoe moet het voor de buitenlandsche, de Indische, dé eere-leden? In het Bestuur-concept is dat alles wel geregeld. Hoe moet het met de forensen, de Hilversummers die hun werk in Amsterdam hebben, de Rijswijkers, die in den Haag hun arbeid verrichten? Men kan zeggen: dat schikt zich wel in de practijk, maar spr. zegt: dat moet geregeld worden. En nu • de plaatselijke véreenigingen. De Amsterdamsche Pers heeft bij motie verklaard, dat het concept de verhouding tot den Kring onvoldoende regelt. Maar verscheidene regelingen, in het bestuurs-concept geregeld, worden door de heeren SCHOTEL C S . geschrapt. Zij stellen daarvoor geen andere bepalingen. Meii kan volgens hun voorstel dezen toestand krijgen, dat de plaatselijke afdeelingen leden krijgen die niet-lid zijn van den Kring en helpen meestemmen over Kringzaken. De plaatselijke afdeeling en haar bestuur kan uit niet-Kringleden bestaan. De voorstellers mogen dit niet zoo bedoeld hebben, maar dan hadden zij het in het voorstel
moeten regelen. Bovendien wordt in het laatste deel van hun IVe amendement alleen geregeld het aantal afgevaardigden, maar niet het aantal stemmen dat deze op de algemeene vergadering kunnen uitbrengen. Met alle kracht ontraadt het bestuur daarom de amendementen van de heeren HELMER en SCHOTEL. Principieel heeft het bestuur geen bezwaar tegen de richting van de amendementen. Zij passen evenzeer als het voorstel van het bestuur in de op 10 Mei genomen beslissing. Maar er pleiten te veel practische bezwaren tegen het voorstel. De heer K o u w e n a a r wil, ondanks deze afwijzende houding, toch nog pleiten voor de amendementen. Hij kent nergens zulk een zotten organisatievorm als in den Kring. Groote, krachtige afdeelingen hebben geen stemrecht. Hun afgevaardigden mogen alleen met adviseerende stem de bestuursvergadering bijwonen. Dat maakt ook het Kringleven slap, ook het leven der plaatselijke véreenigingen is slap, en dat komt door de organisatie van den Kring. De leden moesten den plicht hebben de vergaderingen der plaatselijke afdeelingen bij te wonen; nu missen zij de zekerheid dat de daar genomen beslissingen invloed hebben op de algemeene vergaderingen. Er zouden te weinig leden zijn in de provincies om afdeelingen te vormen, maar als er slechts een betere organisatievorm kwam, zouden ook de verspreide leden wel in grooter getale komen als zij maar wisten te komen in een afdeeling welke afgevaardigden kan aanwijzen met stemrecht. Het beginsel van de progressie is nu al zoek: de leden van de Amsterdamsche Pers betalen buiten hun contributie ook al f 5.—. Van verrijking der plaatselijke afdeelingen verwacht hij verrijking van het Kringleven. De heer S c h o t e l verklaart dat de amendementen wat haastig zijn opgesteld; den Maandag vóór den Woensdag waarop het Maandblad zou verschijnen werden de amendementen geredigeerd. De voorstellers beschouwen hun amendementen als het middel om het Kringleven rijker te maken. De kosten van de afdeelingen behoeven niet zoo groot te wezeri, als men b.v. bij Arnhem maar de in den omtrek wonende leden voegde. Hij geeft toe dat het een vergissing is dat in het amendement de positie der verspreide leden ongeregeld is en dat het stemrecht der gewone leden bestaan; dat kwam ook al door de haast. De financiën zouden door het amendement op losse schroeven komen te staan, maar de algemeene vergadering kan toch telkens die contributieregeling veranderen. De vrees behoeft niet te bestaan dat niet-leden van den Kring lid der plaatselijke afdeeling zullen worden. Bij schriftelijke stemming en bij een klein aantal stemmen voor of tegen een voorstel is toch ook wel een regeling te vinden. Een lid in Bussum wonend en in Amsterdam werkend kan lid worden- van de A. P. Is er geen afdeeling dan wordt een Kringlid algemeen lid. De heer H e l m e r erkent de onvoldoende uitwerking van het beginsel van de amendementen, maar dat kwam door den spoed. Immers, het amendement sub I krijgt meer een uitwerking in het „huishoudelijk reglement". Daarin kunnen dus alle bezwaren worden ondervangen. In het bestuursconcept staat eigenlijk een dwaasheid, waar gesproken wordt van het recht der aangesloten véreenigingen om zelfstandig voorstellen in te zenden ter behandeling op de algemeene vergadering van den Kring. Wat hebben zij daaraan? De V o o r z i t t e r : Ik hecht daaraan ook geen groote beteekenis, maar deze bepaling is in het concept opgenomen op verlangen van leden uit Amsterdam. De heer Helmer vervolgt dat het recht toch niets beduidt. De inning der contributie behoeft in het amendement niet te worden geregeld; het amendement maakt ook geen inbreuk op de verplichtingen der afdeelingskas. De bestrijding door den voorzitter van de amendementen houdt weinig steek. Onze vereeniging zou zoo zwak wezen, maar als dat zoo ware, zouden wij geen knip voor den neus waard zijn. Wij zouden strerker worden als wij het Kringleven versterken in onze plaatselijke véreenigingen. Die hebben nu niets te zeggen ; blijft de toestand zoo als die nu is, dan hebben wij meer gevallen te wachten als te Utrecht zijn voorgevallen. Dan komen er nog minder leden op de algemeene vergadering. De heer W e s t e r b a a n staat geheel aan de zijde van het bestuur, al deelt hij niet alle argumenten van den voorzitter. Het amendement komt uit een der groote steden, met een afdeeling die zich het meest met het Kringleven heeft bemoeid. Is er wel ooit een plaatselijke vereeniging gevormd met het doel invloed te krijgen op het Kringleven? Neen, zij alle beoogen de plaatselijke belangen der journalisten te behartigen. Dan alleen hebben zij trouwens beteekenis. In Amsterdam, Den Haag en Rotterdam zit men niet met het bezwaar der correspondenten; in de provincie moet men ze in de
M A A N D B L A D plaatselijke afdeelingen opnemen, en buiten hen kan men ook niet. Men moet die correspondenten dus niet uitsluiten. De V o o r z i t t e r merkt ook dat dit bezwaar blijft bestaan bij aanneming van het bestuursvoorstel. De heer W e s t e r b a a n zegt dat, kwam dit amendement uit een der verafgelegen plaatsen, er iets voor 'te zeggen zou zijn. De Amsterdammers zijn het best in de gelegenheid een' Kringvergadering bij te wonen, veel beter dan zij uit de provincie, de verspreide leden zouden evenmin naar een afdeelingsvergadering gaan als naar. een Kringvergadering. Willen de plaatselijke leden hier opkomen, dan kunnen zij een grooten invloed op de zaken uitoefenen. De heer T e r s t e e g zal niet op de practische bezwaren ingaan; hij is te weinig in de gelegenheid geweest om die te bestrijden. Hij is echter tegen het principe van het amendement; dat gaat in tegen de vroegere organisatie. Deze is zot genoemd, maar meermalen hebben wij daarmee successen kunnen boeken welke allicht bij een sterke organisatie onbereikbaar zouden geweest zijn. Op de bekende Utrechtsche vergadering waar de motie-ScHWARZ werd aangenomen, is gewezen op het groote verschil van de leden en hun belangen; vandaar de drang tot oprichting van plaatselijke afdeelingen, welke belangen konden regelen die niet gemeenschappelijk kunnen genoemd worden. Meermalen is op de plaatselijke vereenigingen opgekomen tegen beslissingen in den Kring, welke tegen de plaatselijke belangen ingingen; dan werd een modus vivendi genomen, maar het zelfbeschikkingsrecht der plaatselijke vereenigingen bleef onaangetast. En dat recht gaat bij het amendement teloor, waarbij zij krijgen rechten in de algemeene vergadering. Dat acht hij geen verbetering, integendeel. De plaatselijke afdeelingen hebben wel degelijk invloed in den Kring; dr. KUYPER, onze oud-voorzitter, heeft juist indertijd gewezen naar de noodzaak om hun meening te vragen. Het systeem dat de heer SCHOTF.L wil brengt de verspreide leden in verdrukking. Tien jaar is spr. voorzitter geweest van de A. P., maar nooit heeft hij de noodzakelijkheid gevoeld namens die vereeniging zelfstandige voorstellen bij de algemeene vergadering in te dienen. Spr. vreest van de amendementen verzwakking van de plaatselijke vereenigingen en geen versterking van den Kring. De spoorslag der plaatselijke vereenigingen tot arbeid zal minder worden gevoeld. Tot nog toe hebben de laatste de middelpuntvliedende kracht toegepast; nemen wij het amendement-ScHOTEL aan, dan wordt de middelpuntzoekende kracht in, de algemeene vergadering verwaarloosd. En dat zou leiden tot verzwakking van den Kring. Daarom ontraadt hij het voorstel. De adviseerende stemmen der gedelegeerden ' van de plaatselijke vereenigingen hebben in de bestuursvergaderingen vaak zwaar gewogen. De V o o r z i t t e r betuigt zijn vreugde dat de heer TERSTEEG weer in ons midden is. Wij hebben zijn lotgevallen in Indië met belangstelling gevolgd en spr. hoopt dat de heer TERSTEEG, voor hij naar Indië terugkeert, eenige aangename jaren in ons midden zal doorbrengen. (Instemming}) De heer D e R o o d e brengt in herinnering wat op dit amendement van toepassing is: surtout pas de zèle. Aanneming of verwerping zal niet veel verandering brengen in den Kring. Hij is principieel voor het stemrecht in den Kring van de plaatselijke afdeelingen, maar wij zijn daaraan nog niet toe. Het gaat niet. Wij spelen dan vereenigingetje, wij trekken een te groote jas aan, wij worden dan een kleine jongen met een generaalsjas en maken ons belachelijk. Het streven van het amendement is het verschaffen van grooter invloed van de plaatselijke vereenigingen. Maar wij moeten rekening houden met den bestaanden toestand. Worden de voorstellen aangenomen, dan zullen de leden die niet in de groote steden wonen, de leden van het platteland, gaan probeeren de andere leden te bekorten in hun stemrecht. Dat streven om te zorgen dat niet de groote steden alles te zeggen hebben ziet men overal. Wordt het amendement aangenomen, dan krijgen de plaatselijke afdeelingen geen versterking maar vermindering van hun invloed. De beslissing op de algemeene vergadering van de groote steden is te gering, wordt gezegd: bij aanneming van het amendement krijgen Amsterdam en Den Haag bij elkaar 30 stemmen, en dan kan de rest wel thuis blijven. De leden die het amendement willen doorzetten, koopen zich een kat in den zak. Duurt dat een paar jaar, dan gaat het net anders om. De belangstelling in de algemeene vergadering zal niet stijgen. Er zou voor het amendement iets te zeggen zijn als de Kring het heele land bestrijkt. Om dat te bereiken zou een bezoldigd propagandist moeten komen. De heer T e r s t e e g : Daarvoor zijt gij geknipt. De heer D e R o o d e : Ik weet niet of ik daarvoor een
175
Indisch salaris zou krijgen. Bovendien: hoe zou men een behoorlijk vereenigingsleven krijgen in afdeelingen benoorden en bezuiden het IJ in Noordholland? Het amendement mist een breeder ondergrond, vandaar spr.'s verzet. Bovendien, een plaatselijke vereeniging .blijft autonoom in de regeling harer plaatselijke belangen, maar in de algemeene belangen is zij niet zelfstandig; daarin weerspiegelen zich aller gemeenschappelijke belangen. De plaatselijke organisaties hebben nu wel degelijk invloed: hun resten gedelegeerden in het Kringbestuur, welke dadelijk de oppositie in de plaatselijke vereeniging kan organiseeren. De nieuwe bepaling in art. 10 is geenszins zinledig. Dat geeft de gelegenheid om het Kringbestuur te waarschuwen. Het plaatselijk Kringleven is allerminst zwak. Waar dit zoo moge wezen, ligt dat niet aan de organisatie. In Den Haag is dat leven zeer opgewekt, in Amsterdam zeer zwak, maar daarin kan het amendement geen verandering brengen. Spr. meent dat het bestuursvoorstel het best is. De heer Derjeu heeft zijn aanvankelijk voorstel ingetrokken door opportunistische overwegingen geleid, en geenszins door de conclusie van het bestuur in art. 10. Een leemte in het amendement-ScHOTEL is ook dat het referendum niet is opgenomen, als correctief voor de beslissingen op de algemeene vergaderingen. De heer Van M e u r s voelt veel voor het voorstel van Amsterdam. Het amendement zit onvoldoende in elkaar. Amsterdam had van Juli af den tijd en het had zeker overleg kunnen plegen. Verschillende bezwaren, die tegen het amendement aangevoerd werden, onderschrijft hij. Hadden wij een goed uitgewerkt systeem, dan zouden wij het hebben kunnen aandurven; nu dat ontbreekt, lijkt het hem beter het niet aan te nemen en bepaalt hij zich tot een platonische instemming met het gronddenkbeeld van de heeren HELMER en
SCHOTEL.
De V o o r z i t t e r wijst er op, dat de voorstellers hebben erkend, dat hun voorstel niet goed is voorbereid. Er ontbreekt veel aan. Het gaat echter niet op dat zij daarvoor geen tijd hebben gehad; bijna 3 maanden hadden zij om een concept te ontwerpen. Bij huishoudelijk reglement alles regelen gaat niet aan: dat is een verschuiving van de moeilijkheden. Dan komen wij voor dezelfde bezwaren te staan, dan moeten wij ons toch houden aan de statuten. Staan daarin nu onhoudbare opdrachten, dan kunnen wij niet volstaan met „met goeden wil", „goede bedoeling", en „dat hebben wij niet bedoeld". In onze grondwet mogen geen bepalingen voorkomen welke niet uit te voeren zijn. De voorstellers schijnen hun amendement niet te willen wijzigen, ook niet na het hooren der practische bezwaren. Zij zijn echter voor aanneming niet vatbaar. De heer B o t t e n h e i m wil bij aanneming van het amendement het voorstel terugzenden naar- het bestuur. De V o o r z i t t e r zegt dat dat niet gaat. Het bestuur is er tegen en er kan niet van het bestuur gevergd worden, deze onvoldoende regeling uit te werken. De heer B o t t e n h e i m wil dan het voorstel terugzenden naar de voorstellers, als 't wordt aangenomen. De V o o r z i t t e r : Dat is heel wat anders. De heer S c h o t t i n g merkt op, dat het bestuur meegaat met het gronddenkbeeld van het amendement, maar practisch stuit het af op de groote bezwaren. Men zou echter aan de plaatselijke afdeelingen meer invloed kunnen toekennen door een midden-voorstel luidende aldus: „Het huishoudelijk reglement bepaalt op welke wijze het Kringbestuur in alle belangrijke zaken, den Kring betreffende, overleg pleegt met de besturen der aangesloten vereenigingen". Zoo schept men naast het Kringbestuur een adviseerend college. De heer Helmer beantwoordt het verwijt van onvoldoende uitwerking van het amendement met een verwijzing naar art. 10 sub 3 van het bestuursvoorstel, waarbij de regeling der verhouding tusschen de aangesloten vereenigingen en den Kring wordt verwezen naar het huishoudelijk reglement of naar een besluit der algemeene vergadering. Precies hetzelfde stelt spr. met den heer SCHOTEL voor. De V o o r z i t t e r stelt nogmaals de uitdrukkelijke vraag, of de voorstellers, na de vele vernomen bezwaren, hun amendementen ongewijzigd laten. De heer S c h o t e l zou daarover wenschen te overleggen. De V o o r z i t t e r : Dan zal ik thans pauzeeren. Hierna wordt de vergadering geschorst tot 2 uur. Na de heropening zegt de heer S c h o t e l , dat bij aanneming van zijn amendement gedelegeerden overbodig zijn. Voorts bestrijdt hij nog eenige bezwaren tegen het voorstel aangevoerd. Op de cijfers van den heer D E ROODE maakt hij captie: in het huidige systeem bestaat precies dezelfde ver-
176
M A A N D B L A D
houding wat het stemmental betreft als bij zijn amendement. Van overleg tusschen de plaatselijke vereenigingen verwacht hij weinig; het midden-voorstel van den heer SCHOTTING acht hij absoluut onvoldoende. Mede namens den heer HELMER trekt hij de amendementen in. Zij stellen in plaats daarvan, mede namens den heer ALKEMA, de volgende motie voor: „De vergadering, van oordeel dat de Kring dient te worden hervormd tot een bond met afdeelingen, besluit aan een commissie op te dragen een daartoe strekkend ontwerpstatuten vóór i Januari 1919 bij het bestuur in te dienen, en besluit tevens het aanhangige ontwerp-statuten aan te houden." De V o o r z i t t e r verklaart, dat het bestuur deze motie niet kan aanvaarden. Op dit moment kan over de amendementen geen beslissing worden genomen. Maar het bestuur moet zich ten krachtigste verzetten tegen deze motie; de beslissing hangt te nauw samen met de uitwerking en eerst dan kan men zeggen of men er voor of er tegen is. Met een kort uitstel kan het bestuur zich vereenigen, opdat de voorstellers hun denkbeeld kunnen uitwerken, maar niet met een principieele beslissing op dit moment los van de uitwerking. De heer Luikinga wil een commissie henoemen tot onderzoek van het denkbeeld der voorstellers. De V o o r z i t t e r ontraadt ook deze oplossing. Reeds 6 jaar hebben wij aan de statutenherziening gewerkt. Op de manier van de heeren SCHOTEL C S . en LUIKINGA wordt de zaak weer een jaar vertraagd. De heer Luikinga zegt dat men toch inmiddels de overige punten der statutenwijzigingen kan afdoen. De V o o r z i t t e r antwoordt, dat de beslissing over de uitwerking van het plan-ScHOTEL verband houdt met de redactie van andere artikelen. Eenige punten zou men kunnen afdoen. De heer H e l m e r heeft geen bezwaar tegen uitvoering van het denkbeeld van het bestuur, maar deze vergadering, bijeengeroepen voor de statutenherziening, is toch behoorlijk competent om uit te maken of wij met de voorgestelde artikelen kunnen meegaan of niet. Verwerpt de vergadering deze motie, dan behoeven de voorstellers niets verder meer uitte werken. De V o o r z i t t e r antwoordt dat het concept, dat later zal worden voorgelegd, over alles beslist. De heer H e l m e r zegt dat hier een zekere vrees is geuit voor de groote afdeelingen. Spr. wil echter niet haar invloed vergrootten. De groote grief is echter, dat in den Kring steeds besluiten worden genomen door zeer weinig leden, die beslissen ook voor talrijke afwezigen. Alle Kringleden komen echter tot hun recht als het denkbeeld van spr. wordt verwezenlijkt. De Kring komt nooit in zijn geheel bijeen. Dat is het voornaamste argument. Voor de „te groote jas" van den heer D E ROODE is spr. niet bevreesd; er zitten echter in de voorgestelde herziening nog andere punten waarmee de jas gemoeid is. De heer Luikinga stelt een motie voor de debatten te schorsen, tot een commissie het denkdeeld heeft onderzocht. De V o o r z i t t e r stelt voor, de zaak in handen van de beide voorstellers te stellen, opdat zij het voorstel kunnen herzien, om het later weer bij het bestuur in te dienen. Tegen een principieele beslissing reeds in deze vergadering, los van de uitwerking, blijft het bestuur zich krachtig verzetten. Op dit voorstel dient de heer N o v a een amendement in om aan de voorstellers een lid van 't bestuur toe te voegen. De V o o r z i t t e r zegt, dat als een bestuurslid de voorstellers op hun verzoek wil helpen bij de redactie, niemand daartegen bezwaar zal hebben. De voorstellers zullen zich trouwens ook andere leden kunnen assumeeren. De heer D e R o o d e zegt, dat bij aanneming van de motieHELMER de Kring net zoover is als toen hij begon met het uitwerken van het denkbeeld. Het gaat niet. Wij halen ons de nonsens van onvoldoend samengestelde vergaderingen op den hals. Laten wij de quaesties onbeslist laten tot een practisch voorstel is ontworpen. Laten de heeren HELMER en SCHOTEL volmacht krijgen met Den Haag te overleggen. De heeren S c h o t e l c s . trekken hunne motie in ten gunste van het bestuursvoorstel. Het voorstel van den Voorzitter, om de zaak opnieuw in handen van de voorstellers te leggen, en de gewijzigde amendementen dan op een spoedig te beleggen nieuwe vergadering te behandelen, wordt aangenomen met 19 tegen 11 stemmen. Tegen stemden de heeren VAN MEURS, mej. BELINFANTE, VAN DER H O U T , LUIKINGA, BOAS, ROGGE, LUGER, MEIJERINK, SEYFFERT, TERSTEEG, DERJEU.,
Overwogen wordt voort te gaan met de behandeling van eenige andere artikelen.
Op een vraag van den heer T e r s t e e g of dan nu de volgende artikelen voorloopig zullen worden vastgesteld, geeft de Voorzitter een bevestigend antwoord. Het bestuur kan dan bij quaestieuze punten later met een nieuwe redactie komen. De heer V o o g d stelt voor eenvoudig de geheele behandeling uit te stellen. Hij vindt het ook een daad van hoffelijkheid jegens den Voorzitter, van wien ook een amendement behandeld moet worden. Hij voelt er niets voor voorloopige beslissingen te nemen. Het voorstel-VOOGD wordt met groote meerderheid aangenomen. Aan de orde. is het voorstel van het bestuur, om voor 1919 de contributie der gewone leden met 50 pet. te verhoogen. De heer V o o g d zegt dat het voorstel slechts een lapmiddel is; men zal er de financiën van den Kring niets verder mee brengen. De kas van den Kring heeft echter dringend meer geld noodig. Spr. vervolgt: In Mei heb ik van mijn ambtsvoorganger de boeken en bescheiden, mitsgaders de geldmiddelen overgenomen. Daaruit bleek dat hij van Januari tot Mei had ontvangen f 2067.80 5 uitgegeven „ 795.62 zoodat f 1272.18 5 aan mij werd overgedragen. Ik merk daarbij op dat de contributies over 1918 nog door hem waren geind, voor zoover deze te innen waren. In het bedrag der ontvangsten was begrepen een cijfer van f 478.60 s als batig saldo van het vorig jaar, een saldo dat hieruit was ontstaan, dat medio 1916 was verkocht een stuk van f 1000 Nederl. leening, hetwelk f 1050 had opgebracht. De dienst van 1917 begon hierdoor met een „batig" saldo van f 642.S3 5 . Vergelijking van dit cijfer met het saldo van 1918, doet zien, dat wij, toen de dienst van 1918 begon waren ingeteerd. Sinds door mij de kas werd overgenomen tot half September werd door mij ontvangen f 687.26, waaronder een bedrag van f 300 dat ons door de Regeering is vergoed voor namens haar aan de pers in de achter ons liggende jaren gedane mededeelingen. Uitgegeven f 1555.125, waaronder alleen als van buitengewonen aard kan worden aangemerkt een bedrag van f 200, door ons renteloos ter leen verstrekt aan de Haagsche Journalistenvereeniging voor het inrichten harer tentoonstelling. Tusschen mijn ontvangsten en uitgaven was dus een nadeelig verschil van f 867.86 s . Neem ik de cijfers van mijn voorganger en mij tezamen, dan kom ik op een ontvangst (met inbegrip van het saldo vorigen dienst f 478.60 5 uit verkoop van effecten ontstaan) van f2755.06 5 , op een uitgaaf van f2350.74 5 , resteert f404.32. Men zal zien uit de vergelijking van dat restant met het batig saldo waarmee de dienst begon, dat daarvan reeds f 73.28 s is verteerd. Zooals gezegd betreft dit de cijfers tot half September, zoodat voor den dienst 1918, dus 3V2 maand, nog in kas beschikbaar is een bedrag van f 404.32. Welke de uitgaven in deze 3V2 maand zullen zijn kan ik uiteraard alleen schatten. Ik trek van het totaal door mij genoemd af, de 20 % afdracht aan het Ondersteuningsfonds, de f 200 voorschot aan Den Haag en f 50 subsidie aan het Persmuseum, omdat deze uitgaven niet meer terugkomen en houd dan over een bedrag van f 1724.55 dat in 8'/ 2 maand is uitgegeven, hetgeen neerkomt op gemiddeld van f 202.65 per maand. Voor (ie overschietende 3I/2 maand van den dienst zal dus een bedrag van f 708.27 s benoodigd zijn, en dat als minimum, wijl de kosten van het Maandblad slechts om de maand worden verrekend en dus de geheele maand September eerst in October wordt afgedaan. Dit cijfer getrokken bij de reeds gedane uitgaven kom ik op een totaal van f 305902, waartegenover tot dusver aan ontvangsten staat f 2755.06. Aan meerdere ontvangsten heb ik nog alleen te vorderen niet betaalde contributie en hetgeen ik straks van den redacteur van het Maandblad uit het Maandbladfonds zal krijgen. (Tot goed begrip diene toch dat in bovengenoemde ontvangstcijfers de opbrengst der advertenties im het Maandblad, als wordende door mij geïncasseerd, reeds begrepen is, een opbrengst die tot nu toe nog slechts ongeveer de helft van 1917 bedraagt). De kas zal dus op het einde des jaars sluiten met een tekort van circa f 200, een cijfer dat alleen hierom zoo gering is, dat wij als bovengezegd een buitengewone ontvangst van f 300 van de Regeering hebben gehad. Het eigenlijke tekort op den dienst van 1918 is dus f 500, hetgeen dus zeggen wil dat wij van Juli 1916 tot September
177
M A A N D B L A D
1918 f1050 + f500 = f 1550 tekort zijn gekomen, hetgeen ons dus wijst op een jaarlijksch tekort van + f 750. Verdere cijfers zal ik de vergadering maar sparen. De som van het tekort wijst uit dat naar de rekening 300 leden a f 2.50 verhooging, de gevraagde f 750 geeft, waarmede als voorloopige maatregel in den dienst 1919 kan worden voorzien. Tot dekking van het tekort van het jaar 1918 kunnen de effecten dienen, welke nog in kas zijn. De gewone middelen zijn onvoldoende. Het leggen van 50 pet. op de contributies helpt alleen om het tekort te dekken. De V o o r z i t t e r wijst er op, dat het voorstel uitgaat van de meerderheid van het bestuur. Een definitieve contributieregeling moet wachten tot na de statutenherziening. Men kan ook een effect verkoopen, maar ten slotte is dit voorstel door het bestuur noodig geacht. Spr. vermoedt dat de leden er zich zonder debat mee zullen vereenigen, omdat het slechts een maatregel is voor één jaar. De heer Derjeu had reeds nu een voorstel verwacht tot het heffen van een progressieve contributieheffing, waartoe in de vorige vergadering werd besloten. Hij stelt voor, nu een definitieve regeling te ontwerpen. De heer T e r s t e e g maakt zich geen illussie van een progressieve contributieregeling die reeds voor 1919 zal werken. Wij hebben dus f 1500 noodig, daarom wil hij het voorstel van het bestuur ook voor IQI8 laten werken. Dan maken wij schoon schip. De heer N o v a stelt voor de verhooging voor i 9 i 8 e n 1919 te brengen op 75 pet. De heer V o o g d is voor de beide laatste voorstellen dankbaar. Om administratieve bezwaren tegen te gaan, vindt hij het echter beter, te beginnen met 50 pet. over 1919. De contributie voor 1918 is eigenlijk al geïnd. De V o o r z i t t e r zegt, dat men het bestuur met meer fondsen behoeft te geven dan het zelf vraagt. Daarom is hij tegen de beide voorstellen TERSTEEG en NOVA.
De heeren T e r s t e e g en N o v a trekken hun voorstel in. Het voorstel van het bestuur wordt z. h. st. aangenomen. De V o o r z i t t e r deelt nog mee, dat de penningmeester bij het bestuur een uitgewerkt plan voor een progressieve contributieheffmg heeft ingediend. Het bestuur meende echter het nog niet aan de orde te moeten stellen voor er nader over gesproken is. Daarna is er Rondvraag. De heer D a S i l v a vraagt aan den redacteur van het Maandblad inlichting over den vorm van het overlijdensbericht van den heer S. VAS DIAS, die 20 jaar lid van den Kring is geweest; ook heeft de voorzitter met geen enkel woord in zijn openingsrede diens overlijden gememoreerd. De V o o r z i t t e r antwoordt dat daarbij geen enkele bedoeling heeft voorgezeten. De heer VAS DIAS maakte al sinds jaren geen deel meer uit van den Kring. Dergelijke gevallen komen meer voor. Er zit absoluut niets achter, ook niet bij het verzwijgen van den naam in zijn openingsrede. De heer T e r s t e e g heeft nu 7 jaar lang door zijn verblijf in Indië geen vergadering van den Kring bijgewoond. Hij was heden hier weer met groot genoegen. Hij heeft in Indië den collegialen omgang gemist en hoopt dat volgende vergaderingen beter bezocht zullen zijn. ' De heer B o a s bespreekt het lijstje van wanbetalers inliet jongste Maandblad. Hij- staat daarop ook. De schuld van zijn niet-betalen ligt niet bij hem maar bij den secretaris, wien hij bericht van zijn verhuizing zond, waarvan geen nota werd genomen. De kwitantie zal echter betaald worden. Ook als hij er hij niet op gestaan had, zou hij aanmerking gemaakt hebben, vooral om de bedreiging aan het slot dat het lijstje zal herhaald worden. Hij hoopt dat het niet meer zal geschieden. Het is een ongeoorloofde pressie. Ons reglement biedt andere middelen om wanbetalers te straffen. Zoolang het lijstje verschijnt zal hij niet betalen. De V o o r z i t t e r zegt dat het lijstje in het volgend nummer zeer waarschijnlijk niet zal verschijnen. De heer V o o g d zegt dat de opmerking van den heer BOAS hem herinnert aan de stelling in verschillende kranten, dat de moraliteit van ons volk toeneemt. In plaats dat de heer BOAS zijn excuus aanbiedt, maakt hij een verwijt aan den penningmeester. Laten de heeren betalen, dan komt het lijstje niet meer in het Maandblad voor. De heer V a n d e n B e r g heeft ook bezwaren tegen deze methode van „de roode pet". De V o o r z i t t e r wijst er nog op, dat de penningmeester aan de gesignaleerden herhaaldelijk heeft geschreven, zonder dat hij antwoord kreeg.
De heer N o v a vraagt op welken voet het bestuur zich de progressieve contributieheffing heeft gedacht? De Voorzitter antwoordt dat het bestuur daaromtrent nog geen beslissing genomen heeft. De contributie opjuisten inkomens-aanslag berust alleen op de goede trouw van de leden. Om kwart over drie sluit de V o o r z i t t e r de vergadering.
Bestuursvergadering. Het Kringbestuur hield op Zondag 29 September, vóór den aanvang der algemeene vergadering, een korte bijeenkomst te Amsterdam. Aanwezig de bestuursleden D. HANS, w.n.-voorzitter, A. VOOGD,
A. G. BIEMOND,
J. J. DE ROODE en L.
SCHOTTING.
Besloten werd het amendement-PLEMP op art. 6 (Weerstandskas) van het concept-Statuten over te nemen. Ingekomen was een schrijven van den heer dr. C. EASTON, houdende bericht van ontslagname als Kringlid, „wegens het groote verschil in opvatting omtrent het karakter en het streven van den Ned. Journalistenkring, tusschen het overgroote deel der leden en mij." Het Bestuur nam hiervan met leedwezen kennis. Aangenomen werd als gewoon lid de heer SURYA NINGRAT SOEWARDI te 's Gravenhage.
Hierna werd de vergadering gesloten.
Ledenlijst. Aangenomen SURYA
als gewoon lid:
NINGRAT
SOEWARDI,
Nieuwe Amsterdammer, Den Haag.
verbonden
De Indiër
aan Het
Volk,
De
enz., Fahrenheitstr. 4 7 3 , -
Beda?ikt: Dr. C. EASTON, Amsterdam.
Adresverandering: R. J. GODDARD, Secr. Handelsvereeniging, Semarang. Verhuisd: H. H. J. VAN DE POL, van Van Lumeystraat Kerkstraat 19, 's Gravenhage, G.
Overleden : KRAMER, Enschedé.
redacteur
Twentsch
Dagblad
94, naar
Tubantia
te
Algemeene Vergadering. Het Dagelijksch Bestuur, van oordeel dat, met het oog op de invoering der nieuwe Statuten, spoedige afdoening gewenscht is, heeft bepaald, dat de algemeene vergadering, waarin de behandeling der Statuten-herziening zal worden voortgezet, zal gehouden worden op Zondag 27 October a.s. Plaats en uur van aanvang zullen nader worden medegedeeld.
leMeelinp uit ie Plaats» Tereeniwa. De Amsterdamsehe Pers. Voor het lidmaatschap heeft zich aangemeld de heer H . TERSTEEG, redacteur in Nederland van het Soerabajasch Handelsblod, N. Z. Voorburgwal 234, Amsterdam. De leden kunnen, ingevolge art. 1 van het Huishoudelijk Reglement, binnen 'acht dagen op art. 5 der Statuten gegronde bezwaren tegen de toelating bij het bestuur indienen. De Secretaris, SCHOTEL.
178
M A A N D B L A D
Binnenland. Stagnatie. De Statutenherziening is Zondag in Amsterdam helaas weer niet kunnen afloopen. Dit is het gevolg geweest van de indiening der amendementen-HELMER-ScHOTEL, om van den Kring een Bond met afdeelmgen te maken. Niet van die indiening zelve. Het was natuurlijk het goed recht van die collega's, evenals van wie ook, om amendementen in te dienen. Maar de voorstellen van de beide heeren waren onvoldoende voorbereid. Zooals ze daar lagen, konden ze onmogelijk worden aangenomen, en er ontbrak zooveel aan, dat wijziging en aanvulling tijdens de vergadering een onbegonnen werk was. Laat ons drie staaltjes noemen van de vele, waarop wij in het debat hebben gewezen. Volgens deze amendementen kregen de afgevaardigden stemrecht, maar tevens de gewone leden. Het was niet de bedoeling, maar het stond er. En ze bepaalden wèl, dat ieder Kringlid tevens lid van zijn plaatselijke vereeniging moest zijn. maar ze bepaalden niet het omgekeerde: dat ieder lid van een plaatselijke vereeniging ook Kringlid diende te wezen. Volgens deze amendementen kon dus een plaatselijke vereeniging geheel bestaan uit nietKringleden, en kreeg zij toch voor al haar leden stemmen op de Kring-vergadering. En ten derde: de amendementen regelden het aantal afgevaardigden, terwijl zij bedoelden te regelen: het stemrecht. Wat heel iets anders is. En om deze bezwaren groepeerden zich vele andere. De voorstellers zagen dan ook zelf wel in, dat èen beslissing over de zaak thans onmogelijk was. Wel trachtten zij eerst nog een principieele beslissing ten gunste van hun denkbeeld te krijgen, waarna de uitwerking aan een commissie zou worden opgedragen, maar dit ging natuurlijk niet. En zoo kon en mocht het Bestuur niet anders doen, dan voorstellen de amendementen ter herziening naar de voorstellers terug te zenden en dan spoedig weer te vergaderen. Het was verdrietig, vooral na de moeite en de inspanning, die aan de revisie is besteed, maar het kon niet anders. Anderzijds echter is er aan dit uitstel weer een goede kant. De vergadering namelijk was schandelijk slecht bezocht, 's Middags, bij de stemming, waren er 30 leden, het bestuur inbegrepen. Trek daar dan bovendien nog de van elders gekomenen af, en men ziet hoe vooral de Amsterdamsche leden in verzuim zijn geweest. Wij spraken dan ook Amsterdamsche collega's, die over deze slechte opkomst ronduit hun onbewimpelde afkeuring te kennen gaven. Zoo is er dan stagnatie ontstaan. Maar zij moet van korten duur zijn, wil de heele revisie niet op de lange baan geraken. Aan de voorstellers is verzocht, hun gewijzigde amendementen zóó tijdig in te zenden, dat in het eind van October de algemeene vergadering kan worden gehouden. Dan moet het afloopen.
In verband met het tekort op de rekening werd een nieuwe regeling getroffen voor de coniributie volgens een progressief stelsel. Tijdens de bespreking van den Onderlingen Verkiezingsberichtendienst, die bij de jongste verkiezingen voor de Tweede Kamer de couranten in staat gesteld heeft, spoedig den uitslag bekend te maken, werd dank en hulde gebracht aan de journalistieke en zakelijke leiding van den Dienst, de bestuursleden, die er veel tijd en moeite voor opofferden en de leden van „De Ned. Dagbladpers" en de zustervereeniging „De Ned. Periodieke Pers" over het geheele land, welke door hun ijverige medewerking den Dienst mogelijk gemaakt hadden. Over de bestemming van een vermoedelijk overschot en de aanwijzing eener gemengde commissie tot het nazien der rekening van den Dienst zal overleg gepleegd worden met het Bestuuur van „De Ned. Periodieke Pers". De onderneming, op touw gezet om het publiek door vlugge berichtgeving te gerieven, heeft de couranten gezamenlijk ruim f 18.000.— gekost. Het courantpapier is sedert het vorige jaar weder onrustwekkend in prijs gestegen en er bestaat voorloopig geen uitzicht op beterschap. De grondstoffen blijven schaarsch en duur en ook de kolennood oefent een zwaren druk. Met rotatie-inkt is het niet beter gesteld. Hij is duur en over het algemeen slecht van kwaliteit, gezwegen van den onaangenamen reuk, dien ieder lezer' met tegenzin constateert. Deze factoren, gevoegd bij de dezer dagen in te voeren verhoogde arbeidsloonen, deden vele stemmen opgaan om de noodzakelijkheid te betoogen van verhooging der abonnementsen advertentie-prijzen. De vergadering nam, na uitvoerige besprekingen, met algemeene stemmen het volgende besluit: „De Vereeniging „De Nederlandsche Dagbladpers", in haar „Jaarvergadering van den 2Ósten September 1918 overwegende, „dat de voordurende stijging van alle eerste benoodigdheden „voor het bedrijf en de verwachte belangrijke verhooging „der arbeidsloonen, in het begin van October a.s. een vers t e r k i n g der inkomsten noodzakelijk maken, besluit, dat tot „een nieuwe, matige verhooging der abonnementsgelden en „der advertentie-tarieven moet worden overgegaan." Hierna werd aan de bestaande commissie voor den verkiezingsdienst opgedragen, om te onderzoeken of het wenschelijk is, bij de verkiezingen voor de Provinciale Staten in het volgende jaar weder een Onderlingen Dienst in het leven te roepen en 2e een nieuwe commissie gevormd om de mogelijkheid eener stichting van een blijvend coöperatief algemeen berichten-bureau voor het binnen- en buitenland te bestudeeren. Aan het slot der bijeenkomst werden, onder warme instemming van alle aanwezigen, de voorzitter en de secretaris door een der oudste leden gehuldigd voor hun onverdroten, moeitevollen arbeid, sedert de oprichting der Vereeniging, nu tien jaar geleden, in dezer belang verricht. Van eenige feestelijke herdenking was, met het oog op de tijdsomstandigheden, afgezien, maar tijdens den gewonen gemeenschappelijken maaltijd in „Trianon", die de vergadering besloot, kwam de erkentelijkheid der leden voor degenen, die de Vereeniging in de eerste plaats tot bloei hadden gebracht, nogmaals op de hartelijkste wijze tot uiting.
De Nederlandsche Dagbladpers. De vereeniging van uitgevers van dagbladen „De Nederlandsche Dagbladpers" hield Donderdag 26 September haar tiende jaarlijksche algemeene vergadering in het gebouw der Vereeniging v. d. Effectenhandel te Amsterdam, waar 36 van de 76 leden tegenwoordig waren. Het jaarlijksche overzicht van den secretaris, — waarin vooral de moeilijkheden der papiervoorziening uitvoerig behandeld zijn, — was tevoren in het vereenigingsorgaan afgedrukt en werd, onder dankzegging der vergadering goedgekeurd. Hetzelfde geschiedde met de rekening en verantwoording van den penningmeester, welke tevoren door een commissie van drie leden was nagezien en in orde bevonden. In het bestuur werd gekozen de heer R. HAZEWINKEL Jzn. in de plaats van den heer CHR. A. VIEWEG, die aftrad en niet dadelijk herkiesbaar was. De Voorzitter en de Secretaris werden met groote meerderheid opnieuw gekozen. Het bestuur wordt nu gevormd door de heeren A. G. BOISSEVAIN, Alg.
Handelsblad,
voorzitter, FERD.
Tijd, secretaris, J. W. REESE, Standaard, W. J. SCHILLEMANS,
Zutphetische
WIERDELS,
penningmeester,
Courant, A. W. SIJTHOFF,
Haagsche Courant, Mr. J. H. M. v. ROOSMALEN, Prov. N. Br. en 's-Hertogenb. Crt. en R. HAZEWINKEL Jzn., Nieuwsblad v. h. Noorden.
Het Maandbladfonds. Ontvangen voor het meester: van R. J.- G. dr. M. v. B. te Berlijn bovendien verrast met (nr. 42). Bravo!
Maandblad-fonds door den penningte Semarang f 5.— (nr. 40) en van f 2.50 (nr. 41). De redacteur werd een gift van f 25.— van collega T.
Buitenland. Een tehuis voor journalisten. Na het overlijden van James Gordon Bennett betoonde de pers — zoo schrijft de New-Yorksche correspondent van de N R. Crt., dato 25 Juli — zich vooral nieuwsgierig omtrent de door hem getroffen beschikkingen met betrekking töt zijn dagbladen. Nu eens heette het, dat zijn weduwe deze gelegateerd zou krijgen, dan weder zijn journalistieke medewerkers, of ook wel, dat zij zouden zijn toegewezen aan een enkele naamlooze vennootschap of maatschappij voor de verdere uitgave van het drietal. Inderdaad bleek het een welkome verrassing voor de meesten dier nieuwsgierigen, toen enkele
179
M A A N D B L A D
dagen geleden bekend werd, dat zijn testament op ruime wijze heeft voozien in de stichting van een tehuis voor bejaarde, invalide en minder welgestelde journalisten dezer metropool. Het werk zal worden toevertrouwd aan een raad van bestuurders, aan te wijzen door de testamentuitvoerders. Ten behoeve van dat tehuis — gewijd aan de nagedachtenis zijns vaders, James Gordon Bennett, welke The New-York Herald oprichtte met een kapitaal van % 500— heeft hij derhalve nagelaten dit hier uitgegeven dagblad, de mede hier (als avondblad) verschijnende Evening Telegram en de Parijsche uitgave van The N. Y, Herald. Voorts heeft hij bepaald, dat „de bestuurders van het tehuis de drie bladen zullen beheeren overeenkomstig dezelfde beginselen en gebruiken en volgens dezelfde politiek en handelwijze, voorzoover mogelijk, als van toepassing zullen wezen op het tijdstip van mijn dood." Zoowel de bestuurders als de executeurs hebben zich verder te houden aan de testamentsopdracht om noch van de N. Y. Herald Co. l), noch van de Parts Herald Co. aandeden te verkoopen, tenzij het volstrekt noodzakelijk mocht blijken. Wanneer het besturen der bladen moet worden voortgezet, zooals tot dusver geschiedde, dan zal die opdracht niet zoo licht vallen na te komen. Immers was het al lang een publiek geheim, dat althans de New-Yorksche uitgaven gedurende de laatste jaren geen winst meer opleverden, d.w.z. de Herald werkte met aanzienlijke verliezen, terwijl de Telegram deze alleen vermocht goed te maken. Indien de tegenwoordige, grootsche praktijken — i.h.b. met betrekking tot de Herald — worden instandgehouden overeenkomstig de letterlijke bepalingen van den erflater, dan valt het moeilijk te begrijpen, hoe daarenboven James Bennett's nadere bepalingen kunnen worden nageleefd om surplus inkomsten te bestemmen voor verbeteringen dezer nalatenschap. Ontegenzeggelijk levert het veld van uitgave der Bennettbladen ruimschoots gelegenheid tot het invoeren van verbeteringen. Indien de bestuurders en de testamentuitvoerders beschikken over een helderen blik, zullen zij in staat wezen om, zooals velen erkennen, de grootste dagbladen der wereld voort te brengen. Als voorwaarden voor zulk een welslagen wordt van meer dan één zijde aanbevolen voor den eersten tijd het vraagstuk aangaande dividenden terzijde te stellen, redacteuren aan te stellen, die in staat zijn door te dringen tot de kern van allerlei grondbeginselen, waaromtrent licht dient verspreid, en bovenal zulken leiders de hand vrij te laten. Aldus komt men hier te staan voor het geval van een gelegateerd dagblad, een nieuwe proefneming hier te lande. Dit, beheerd door een zichzelf aanvullenden raad van toezicht, welke vermoedelijk ruimschoots over fondsen beschikt. Niet alleen in de perswereld maar ook daarbuiten zal met groote belangstelling deze proefneming worden gevolgd. Slaagt deze, dan zal in menig opzicht twijfel omtrent een deugdelijke toekomst der dagbladpers worden opgelost. Belooft deze proefneming welslagen? Als men in aanmerking neemt, hoe commissarissen van toezicht van door particulieren begiftigde hoogescholen meermalen hebben gefaald om de gelegenheid aan te grijpen waarborgen te treffen tot uiting der vrije meening? Laat zich de, volgens velen, steeds wijder gapende kloof tusschen de Amerikaansche pers en het publiek derwijze overbruggen? Wellicht blijkt een der komende raden van beheer zich bij uitstek te beijveren tot het verlangen van dividenden ten behoeve van het journalisten-tehuis. Een volgende raad, die mogelijk niet zulke financieele oogmerken in acht heeft te nemen, schiet misschien te kort op het gebied van het instandhouden van ware kracht en levensgeest aan de redactie. Hoe valt er zekerheid te verwerven betreffende het behartigen van die vooruitziende politiek, die bij uitstek een groot dagblad behoort te kenmerken, of.althans zulk een optreden als in staat is om op krachtige wijze de openbare meening des tijds te modelleeren? . . . . Kan een gelegateerd dagblad zich vrij en onbewimpeld uiten en zijn ziel behouden? Feitelijk is laatstgemeld vraagstuk de spil, waarom de gansche zaak draait. Opmerkelijk genoeg treft met het bekend worden van het Bennett-testament samen het openbaren van den inhoud van een vraaggesprek met Adolph Ochs aangaande zijn denkbeelden tot het voortzetten van de leiding der veelgelezen New York Times als deze hoofdredacteur zal zijn overleden. Deze Israëlietische opwerker van de Times opperde een eigenaardig voorstel, n.1. tot het aanwijzen van een duurzaam redactioneel kabinet, welks leden om beurten zullen voorzitten, hetzij gedurende een vooraf bepaalden tijd of wel zoolang ') Deze maatschappij verzorgt ook de uitgave der N.-Y. Evening Telegram.
's mans leiding de instemming verwerft en behoudt der overige leden. Ochs verlangt geen redactieartikel (editorial) gedrukt te zien, dat niet den bijval verwerft van ten minste twee leden (behalve van den steller). Hij vermeent, dat de macht over een groot dagblad niet aan één persoon moet worden overgelaten, al is deze nog zoo bekwaam, want elkeen heeft eigenaardigheden en vooroordeelen. Hij wil vermijden, wat voorkomt in zoo menigen raad van beheer van banken, hoogescholen, maatschappijen, ondernemingen, enz., die reactionair, of erger, werkt. Daar Ochs erkent, dat de Times zulk een raad heeft, leiden sommigen daaruit af, dat dan ook de editorials van dat blad tot het minder welgeslaagde deel behooren, Maar kan zoo'n afwisselend hoofdredacteurschap dan waarborgen wat Ochs voorstaat? Is niet het winnen van nieuw bloed met nieuwe, frissche denkbeelden hier vaak van meer nut? Zijn groote dagbladen inderdaad te groot om onder één man's hoofdleiding te staan? Ochs laat terzijde, wie de koorden der beurs zal houden. Zoo de redactiestaf daarmede wordt belast, zal die verantwoordelijkheid dezen gewis gaan drukken. Zorgt een andere raad van beheer daarvoor, dan zullen beide lichamen vaak in botsing geraken. Zou zulk een wisselstaf hoofdredacteuren van groote beteekenis kunnen opleveren? In elk geval is het te hopen voor de begunstigden, dat het Bennett-journalistenfonds moge welvaren.
Buitenlandsche Vakbladen. Het Augustusnummer van The Institute Joicmal bevat de agenda voor de jaarvergadering van The Institute of Journalists, die 12, 13 en 14 September te Leeds wordt gehouden. Behalve de goedkeuring van jaarverslagen en financieele verslagen, is aan de orde de bespreking van resultaten der salaris-actie. Reeds is met 300 bladen tot overeenkomst geraakt ten .aanzien van de indeeling gelijk wij die reeds vroeger hebben aangegeven. De eerste klasse bevat 44 bladen, natuurlijk de groote. In dit nummer zijn de jaarverslagen en financieele verslagen afgedrukt. Ze geven ons een kijk op de vereeniging. Het aantal leden van The Institute bedroeg op 30 Juni j.1. 2085, tegen 2033 op 31 Augustus van het vorige jaar. De oorlog ontnam vele leden ; 140 nieuwe werden ingeschreven. Uit het financieel verslag leeren wij dat aan contributie werd ontvangen een bedrag van ƒ 18.500. De contributie bedraagt dus ongeveer negen gulden. Er bestaan tal van fondsen: een ondersteuningsfonds voor „werkloozen", een weduwen- en weezenfonds, een speciaal oorlogssteunfonds, een fonds voor steun aan ouden van dagen en invaliden. Al deze fondsen ontvingen meer of minder belangrijken steun van de leden. De gewone uitgaven bedragen in totaal 33,500 gulden, terwijl de rekening en verantwoording sluit met een batig saldo van ongeveer 1000 gulden. De kosten van het „Orgaan" bedroegen rond 3000 gld., de advertentiën brachten 600 gld. op. Overigens vermelden de verslagen niets dat mij kan interesseeren; natuurlijk doet de oorlog zich zeer ernstig gevoelen en het optreden naar buiten bepaalde zich voornamelijk tot het voeren van een actie voor verbetering der salarissen. Enkele berichtjes wil ik hier overnemen omdat zij allicht belangstelling vinden. The Associated Press of New York heeft 100.000 dollar gegeven voor de vorming van een pensioenfonds voor zijn personeel. Op 60-jarigen leeftijd kan een lid daarvan, indien hij ten minste 20 dienstjaren heeft, door de directie op pensioen worden gesteld of kan hij zelf pensioen aanvragen. Als voorbeeld van het bedrag daarvan wordt meegedeeld, dat iemand die 300 pond 'sjaars verdient en 25 dienstjaren heeft, een pensioen krijgt van 150 pond. Ook in geval van ziekte en invaliditeit wordt steun verleend. "Voor hen die belangstellen in het technische gedeelte van de krant zij meegedeeld, dat een boekje daarover verschenen is. De titel luidt: „Principles and Practice of Newspaper Make-up"; het is geschreven door T. E. NAILOR en uitgegeven bij Raithby, Lawrence and Co. Het kost 2 s, 6 d. In dit nummer van The Institute Journal wordt het warm aanbevolen. v. D. H.
MA A N D B L A D
180
— Onlangs zijn journalisten uit de Britsche koloniën te Windsor 'de gasten geweest van de Engelsche koninklijke familie. Onder hen was ook de bekende Zuid-afrikaansche
Personalia en Berichten.
journalist
Binnenland: G. Kramer, f Met leedwezen ontvingen wij van den Kring-secretaris het bericht, dat te Enschedé overleden is ons medelid G. KRAMER, redacteur van het Twentsch Dagblad Tubantia. De Kring ziet in dit jaar zich wel verscheidene leden door den dood ontvallen! — A.s. Zondag 6 October wordt de Kring-voorzitter 50 jaar. — T e 's-Gravenhage is overleden de heer H. DOEFF, koloniale medewerker van de N. R. Crt., vroeger ambtenaar en daarna redacteur-buitenland van de Nieuwe Courant. — De waarneming van de directie van de N. V. De Nieuive Courant is opgedragen aan den heer J. J. BRUNA, secretaris der hoofdredactie. — Naar verschillende bladen vernemen, heeft zich een combinatie van kapitaalkrachtige personen gevormd, om te Arnhem een groot dagblad op te richten. De bedoeling is tevens daarvan te maken een provinciaal dagblad, dat tegen een billijken prijs zijn lezers zal recruteeren uit alle kringen.
Dr. ENGELENBURG, een oud-Nederlander.
Hij was
ook in 1909 bij koning GEORGE op bezoek geweest, op Marlborough-House. De Koning wist dat nog goed en haalde van die ontmoeting herinneringen op.
De roode pet. Geachte Redacteur. Mag ik om een paar regels plaatsruimte verzoeken? 't Betreft een opmerking over de mededeeling van den Penningmeester in 't laatst verschenen Maandblad onder 't hoofdje: Contributie. Ik heb me er een beetje aan geërgerd, dat genoemde functionaris zijn toevlucht heeft genomen tot een aanmaning van deze soort en vooral dat laatste dreigement van herhaalde publicatie lijkt me 't orgaan van een Vereeniging, die zichzelf respecteert, toch wel wat onwaardig. Waarom niet gehandeld, zooals overal elders gehandeld wordt? Aanschrijven, nogeens aanschrijven en dan royeeren ? D a t zal ieder billijken, terwijl deze roode petmanieren niets dan verbittering zullen veroorzaken, Niemand zal de gesignaleerde wanbetalers verschoonen, zij behooren hunne verplichtingen na te komen, maar er zijn andere manieren om hun dat aan 't verstand te brengen, dan ze als stoute jongens voor de braven ten toon te stellen.' F . C. D .
Correspondentie.
— Op verzoek van de commissie voor den Stadsschouwburg te Haarlem hebben de erven RÖSSING een door THÉRÈSE VAN
DUYL-SCHWARTZE geschilderd portret van wijlen den heer J. H. RÖSSING ten geschenke aangeboden, om geplaatst teworden in den nieuwen schouwburg.
— De verschijning van dit nummer is vertraagd opneming van het Verslag der Kringvergadering September.
Advertentiën.
I p l DIÉ OÉfÈÊf 5 % Duitsche Rijksleening. Koers van Uitgifte 9 8 pCt. Het Rijk mag de obligaties op zijn vroegst tegen den 1 sten October 1924 opzeggen en kan, in verband daarmede, ook den rentevoet daarvan niet van te voren verlagen. Mocht het Rijk na dien datum voornemens zijn, den rentevoet te verlagen, dan moet het de obligaties opzeggen en de houders de terugbetaling daarvan tegen de volle nominale waarde aanbieden.
4Y2 % Duitsche Schatkistbiljetten Koers van Uitgifte 9 8 pCt. Uitlootbaar tegen 110 pCt. tot 120 pCt. Wendt U voor verdere inlichtingen tot Uwen Bankier. De termijn van inschrijving sluit op W o e n s d a g
den 23en October 1918, des nam. ten 1 ure.
door de van 2g